BEGRAZINGSPLAN ELSPEETSCHE EN WESTEINDSCHE HEIDE
BEGRAZINGSPLAN ELSPEETSCHE EN WESTEINDSCHE HEIDE
Opdrachtgever:
Gemeente Nunspeet
Titel:
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindsche Heide
Status:
Definitief
Datum:
juli 2013
Auteur(s):
M.A.P. Horsthuis
Kaartmateriaal:
Copyright © 2013, Dienst voor het kadaster en openbare registers, Apeldoorn
© Coöperatie Bosgroep Midden Nederland u.a., juli 2013 Postbus 8135 6710 AC EDE t (0318) 67 26 26 f (0318) 67 26 27 www.bosgroepen.nl
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Streefbeeld 1.3 Doelstellingen 1.4 Resultaat 1.5 Leeswijzer
5
2
Plan 2.1 2.2 2.3
8
3
Doelstellingen en beheer 3.1 Inleiding 3.2 Beschrijving van terreinen 3.3 Gevoerd beheer 3.4 Beheerdoelstellingen voor de komende tien jaar 3.5 Beheermaatregelen voor de komende tien jaar
10
4
Begrazingsvormen 4.1 Inleiding 4.2 Toelichting op de begrazingsvormen 4.3 Keuze voor begrazingsvorm
16
5
Ontwikkelingen in de schaapskudde 5.1 Inleiding 5.2 Huidige situatie schaapskudde 5.3 Toekomstige ontwikkeling schaapskudde
20
6
Begrazingsplan 6.1 Inleiding 6.2 Begrazingsdoelen per deelgebied 6.3 Prioritering aan de hand van huidige kuddegrootte
24
7
Monitoren en evalueren 7.1 Inleiding 7.2 Monitoren van natuurkwaliteiten 7.3 Vastleggen het gevoerde beheer en evaluatie
30
van aanpak Inleiding Projectorganisatie Vervolg
Bijlage 1 Begrazingsovereenkomst
34
Literatuur
35
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
3
Bosgroep Midden Nederland
4
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
De Gemeente Nunspeet heeft Bosgroep Midden Nederland verzocht een begrazingsplan op te stellen voor de Elspeetsche en Westeindsche Heide op basis van de beheervisie en het beheerplan (Horsthuis 2011a; 2011b). Hierin wordt een streefbeeld met beheermaatregelen beschreven voor de heideterreinen voor de komende tien jaar. Daarin wordt onder andere gepleit voor behoud en ontwikkeling van een grotere variatie in soorten en structuur van de heide en voor de inzet van begrazing als beheerinstrument. In dit begrazingsplan wordt het uit te voeren begrazingsbeheer verder uitgewerkt, rekening houdend met de schaal en intensiteit waarop verschillende terreindelen beheerd/begraasd gaan worden. Voorliggend plan is een praktische leidraad voor de begrazing van 851 ha droge en vochtige heide. Het initiatief voor het opstellen van dit begrazingsplan is genomen door de Gemeente Nunspeet. De Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet heeft echter ook een belangrijke rol gekregen bij het opstellen van dit plan. Deze stichting draagt zorg voor het begrazen van de genoemde heideterreinen met een gescheperde schaapskudde. Het begrazingsplan wordt opgesteld door de Bosgroep in directe samenspraak met de beheerder van de Gemeente Nunspeet en vertegenwoordigers van de Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet.
Foto 1. Oude ingekleurde ansichtkaart met een beeld van gevarieerde droge heide met een Struikheivegetatie, open zand en grazige vegetatie (collectie M. Horsthuis).
1.2
Streefbeeld
De Gemeente Nunspeet is in een nieuwe fase van het heidebeheer gekomen. Het grootschalige heidebeheer is afgerond; de (sterke) vergrassing is dankzij een intensief beheerprogramma teruggedrongen. Een nieuwe fase van kleinschalig ingrijpen om de variatie en kwaliteit te handhaven dan wel te vergroten breekt aan.
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
5
Bosgroep Midden Nederland
Het algemene streefbeeld voor de heideterreinen in de Gemeente Nunspeet is behoud en ontwikkeling van een soortenrijk heidelandschap waarbij de landschappelijke en recreatieve kwaliteiten gehandhaafd blijven, dan wel versterkt worden. Een van de sleutelfactoren voor vergroting van de diversiteit ligt in de vergroting van de structuur.
1.3
Doelstellingen
De Elspeetsche en Westeindsche Heide maken onderdeel uit van Natura 2000 gebied Veluwe. De begrazing met de schaapskudde levert een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de Europese en nationale doelen voor dit gebied, in de vorm van instandhouding en vergroten van de kwaliteit van de doeltypen waarvoor de Veluwe is aangewezen. Ook wordt met de begrazing voldaan aan de voorwaarden voor instandhouding van de natuurdoeltypen in het kader van de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL). Begrazing levert een bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen uit het hierboven beschreven streefbeeld en visie: Behouden en streven naar verdere ontwikkeling van soortenrijke Droge heidevegetatie met daarbij ook aandacht voor de Bosbesrijke en Kraaiheiderijke vegetaties. Door de begrazing ontstaan een grote afwisseling in vegetatiestructuur en variatie in vegetatietypen. Uit de SNL-kartering komt naar voren dat de hoge flora- en faunawaarden in het gebied gerelateerd kunnen worden aan de grote variatie in de vegetatietypen en –structuur.
1.4
Resultaat
Het resultaat van de opdracht bestaat uit het leveren van een begrazingsplan. De basis voor het begrazingsplan wordt gevormd door de vegetatiekartering die in het kader van SNL is uitgevoerd. Aan de hand van de vegetatiekaart wordt het plan opgesteld met aandacht voor de werkwijze, schaal en intensiteit waarop verschillende terreindelen beheerd/begraasd moeten gaan worden. Daarnaast wordt in de rapportage een samenvatting gegeven van de algemene beheerdoelstellingen van de verschillende heideterreinen. Verder worden verschillende begrazingsvormen besproken en wordt een uiteindelijke keuze gemaakt. Deze wordt vast gelegd in een overeenkomst. In de overeenkomst worden afspraken gemaakt over begrazingsdichtheid, zonering en intensiteit van begrazing. De wijze van begrazen, met een gescheperde schaapskudde vanuit de schaapskooi, staat niet ter discussie.
1.5
Leeswijzer
In de inleiding (hoofdstuk 1) worden de aanleiding, streefbeeld en doelstellingen toegelicht. Hoofdstuk 2 geeft het plan van aanpak met een toelichting op de werkwijze. In hoofdstuk 3 worden de heideterreinen beschreven met de doelstellingen voor het beheer. In hoofdstuk 4 zijn de begrazingsvormen beschreven en wordt een toelichting gegeven op de gekozen begrazingsvorm. Hoofdstuk 5 geeft een beeld van de ontwikkelingen in de schaapskudde en hoofdstuk 6 geeft het uiteindelijke begrazingsplan met de begrazingsdoelen per deelgebied. In hoofdstuk 7 wordt beschreven hoe de evaluatie van
6
het begrazingsbeheer gaat plaatsvinden. En tenslotte geeft hoofdstuk 8 de begrazingsovereenkomst.
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
7
Bosgroep Midden Nederland
2
Plan van aanpak
2.1
Inleiding Voor het maken van het begrazingsplan zijn de onderstaande stappen genomen: Tijdens het startoverleg zijn met de leden van de werkgroep afspraken gemaakt over de inbreng van een ieder en de overlegmomenten. De actuele inzichten in effecten van begrazing door schapen op droge heide zijn verzameld door een literatuuronderzoek. Aan de hand van de algemene beheerdoelstellingen, flora-, vegetatie- en faunakaarten en achtergrondinformatie is een gebiedsuitwerking gemaakt met een kwetsbare gebiedenkaart en een zoneringskaart begrazing. Daarbij is ook uitwerking gegeven aan de wijze waarop de begrazingsintensiteit wordt gevolgd in het terrein (in de tijd) en wat de veranderingen daarvan kunnen zijn op de vegetatie. Het begrazingsplan is besproken met de beheerder van de Gemeente Nunspeet en de Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet. Daarnaast is het begrazingsplan besproken met de leden van de klankbordgroep.
2.2
Projectorganisatie
Voor de totstandkoming van het begrazingsplan en de inhoudelijke toetsing is de volgende projectorganisatie opgezet. Deze bestaat naast de medewerkers van Bosgroep Midden Nederland uit medewerkers van de Gemeente Nunspeet en de Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet (werkgroep). Daarnaast is een klankbordgroep ingesteld waarin naast de leden van de werkgroep, deskundigen uit de beheerpraktijk en praktische wetenschap zitting hebben. - Werkgroep dhr. G. Frens dhr. M. Horsthuis dhr. M. Karsemeijer dhr. G. Koopmans dhr. W. Rozenboom dhr. G. van der Steeg dhr. J. Thielemans
Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet (bestuurslid) Bosgroep Midden Nederland (ecoloog en auteur) Gemeente Nunspeet (beheerder) Bosgroep Midden Nederland (projectleider) Gemeente Nunspeet (bosopzichter) Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet (herder) Bosgroep Midden Nederland (GIS-ondersteuning)
- Klankbordgroep dhr. G. van Beek dhr. J. Bouwman dhr. B. Wouters
Stichting De Wassum (klankbordgroep; deskundige) Unie van Bosgroepen (klankbordgroep; faunadeskundige) Stichting Bargerveen (klankbordgroep; onderzoeker)
2.3
Vervolg
In het eerste jaar na de vaststelling van het begrazingsplan wordt aan de Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet begeleiding aangeboden door een externe begrazingsdeskundige. Daarnaast wil de Gemeente voor de schaapsherder de mogelijkheid faciliteren om een opleidingstraject te volgen.
8
Verder worden de ontwikkelingen in de vegetatie gevolgd door middel van de SNLmonitoring.
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
9
Bosgroep Midden Nederland
3
Doelstellingen en beheer
3.1
Inleiding
Zonder beheer gaat heide over in bos als gevolg van successie. Het reguliere beheer of instandhoudingsbeheer wordt in droge heiden toegepast om de successie naar bos of naar grazige vegetaties tegen te houden of van tijd tot tijd terug te zetten. Om te voorkomen dat heide overgaat in bos zullen steeds delen van de heide in successie teruggezet moeten worden. Het reguliere beheer van droge heiden komt vooral neer op een voortzetting van het traditionele heidegebruik: extensieve begrazing, kleinschalig plaggen, maaien en eventueel branden. Deze maatregelen worden in alle heidelandschappen toegepast. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de Elspeetsche en Westeindsche Heide met het gevoerde beheer en de algemene beheerdoelstellingen (figuur 1).
Figuur 1. Ligging van de Elspeetsche en Westeindsche Heide
3.2
Beschrijving van terreinen
De Elspeetsche Heide ligt aan beide zijden van de provinciale weg die van Elspeet naar Nunspeet loopt. Het heideterrein wordt aan de noordzijde begrenst door een boscomplex en aan de westzijde door de Stakenbergweg. Verder loopt ten oosten van het heideterrein de Vierhouterweg/Elspeterbosweg. Het heideterrein wordt ook wel opgedeeld in drie deelgebieden namelijk de Stakenberger Heide en de Schotkamp die ten westen van de provinciale weg ligt en de Elspeetsche Heide die aan de oostzijde van de provinciale weg ligt. Als in de rapportage over Elspeetsche Heide wordt gesproken, wordt het totale
10
onderzoeksgebied bedoeld. Wordt over het deelgebied Elspeetsche Heide gesproken dan gaat het om het heideterrein ten oosten van de provinciale weg. De Elspeetsche Heide vormt met haar 768 ha het grootste heideterrein dat in bezit is van de Gemeente Nunspeet. Het gebied bestaat uit een afwisseling van Droge en Vochtige heide met daarin op een aantal locaties nog Jeneverbesstruiken, (voormalige) wildweiden, Eikenstrubbenbos en Grove dennenbos. Daarnaast komt in het gebied een aantal vennetjes voor. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen vennen (met open water) en veenachtig verlande vennen. De Westeindsche Heide ligt ten noordwesten van de Stakenbergweg en grenst daar aan de Elspeetsche Heide. Ten oosten van het heideterrein ligt het voormalige terrein van de Generaal Winkelman kazerne. De Westeindsche Heide heeft een oppervlak van 92 ha. Het gebied bestaat uit een afwisseling van Droge en Vochtige heide met op een aantal locaties nog Jeneverbesstruiken, een aangelegd ven, het Gat van Jan van Beek en wordt aan de westzijde begrensd door een Grove dennenbos (foto 2).
3.3
Gevoerd beheer
Omstreeks de jaren ’70 is in het westelijk deel van de Elspeetsche Heide de begrazing door schapen opnieuw opgestart. Daarnaast zijn in die tijd delen van de heide gebrand; het gaat hier zowel om calamiteiten als om een bewuste beheeringreep. Bij de inventarisatie uit 1987 blijkt dat 12% van het heideoppervlak van de Elspeetsche Heide vergrast was (Horsthuis 2011a). Uit studies blijkt dat de vergrassing van de heide sindsdien verder is toegenomen. Aan de hand van deze ontwikkelingen is door de beheerder (grootschalig) ingegrepen. Vanaf de jaren ’80 is begonnen met het machinaal plaggen van de heide. Na 1989 kwam het chopperen als beheermaatregel meer in zwang. Een deel van de uitvoeringskosten zijn gefinancierd vanuit de subsidieregeling EGM van het ministerie van LNV. Een aantal van de voormalige tankbanen worden nog steeds open gehouden door deze (regelmatig) te woelen. Naast de hierboven besproken (extra) beheermaatregelen wordt het gebied begraasd door een schaapskudde. Tot 2000 zijn dit twee kuddes geweest met in totaal 650 schapen (250 stuks in Elspeet en 400 in Vierhouten). De schaapskudde die in Vierhouten was gestationeerd is in 2000 opgeheven. In de schaapskooi te Elspeet bevonden zich in 2010 in totaal 160 schapen (met een maximale voorjaarstand van 250). Deze kudde begraasd met name de deelgebieden Stakenberg en Schotkamp op de Elspeetsche heide. Met de aanleg van het herpetoduct onder de provinciale weg N310 door (in 2010), is er (ook) voor de schaapskudde een veilige doorgang gemaakt naar het oostelijke deel van de Elspeetsche Heide. Bij de inventarisatie uit 1987 blijkt dat op Westeindsche Heide 4,5 ha van het heideoppervlak matig vergrast is. Na deze inventarisatie is de vergrassing van de heide echter doorgegaan. Vanaf de jaren ’80 is begonnen met het (opnieuw) plaggen en maaien van de heide. Na 1989 kwam het chopperen als beheermaatregel meer in zwang. Op naar schatting 40% van het oppervlak zijn beheermaatregelen uitgevoerd. Door de uitgevoerde maatregelen is een structuurrijke heide ontstaan in een open parkachtig landschap met een kleinschalige variatie in vegetatiestructuur. Bovendien is in de afgelopen jaren aan de westzijde op de overgang met het bos een zoomvegetatie ontwikkeld. Rondom het Gat van Jan van Beek is een gedeelte van het naaldhout verwijderd. Op de Westeindsche Heide heeft in de afgelopen decennia geen begrazing met schapen plaatsgevonden.
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
11
Bosgroep Midden Nederland
Foto 2. Historisch bosbeeld met Grove dennen in de Gemeente Nunspeet (ansichtkaart gestempeld in 1912; Collectie M. Horsthuis).
3.4
Beheerdoelstellingen voor de komende tien jaar
Voor behoud op de lange termijn en variatie in de vegetatiestructuur is het nodig dat op de droge heiden van de Elspeetsche en Westeindsche Heide zowel de pioniersfase van de ontwikkelingsreeks, als de oudere stadia in voldoende mate aanwezig zijn. Een groot deel van de variatie in de structuur van de droge heide heeft te maken met verschillen in leeftijd van Gewone Struikhei. Deze structuurvariatie in het vegetatiedek is belangrijk voor de kenmerkende fauna van heideterreinen, maar ook voor bijvoorbeeld korstmossen. Elk successiestadium van de heide herbergt een andere groep van planten- en diersoorten. Op de heiden worden verschillende vormen van (kleinschalig) beheer uitgevoerd (zie ook verderop). Daarbij vormt begrazing een beheervorm die kan worden gecombineerd met andere beheermaatregelen. Elementen die bijdragen aan een grote diversiteit van plantenen diersoorten op de heideterreinen zijn: Verschillende standplaatstypen die karakteristiek zijn voor het heidelandschap (droog/nat, zuur/gebufferd, voedselarm/voedselrijk). Grote leeftijd- en hoogteverschillen in de vegetatie alle groeistadia van heidestruiken. De ideale verhouding is Pionierfase (5%) – Opbouwfase (15%) – Volwassen fase (60%) – Aftakelingsfase (20%). Met deze vier fasen in het terrein ontstaan vanzelf compartimenten. Korstmosrijke heide komt met name voor in Opbouw- en Aftakelingsfase en minder in Volwassen fase. Variatie van open en dicht begroeide plekken. Plekken met kaal zand in het horizontale, hellende (noord- en zuidhellingen) en verticale vlak (steilwandjes), vooral in droge heide. Veel reliëf in de bodem op micro-, meso- en macroschaal. Een grote diversiteit in de dikte van organische lagen. Aanwezigheid van oude gras- en mospollen. Er komen bijvoorbeeld hogere dichtheden reptielensoorten voor in Pijpenstrootje dan in Struikheide. Er moet gezorgd worden voor een substantieel aandeel Pijpenstrootje. 12
Verspreide opslag van struiken, bomen en boomgroepen, afgewisseld met terreindelen zonder opslag. Rommelhoekjes met ruderale, vaak bloemrijke vegetatie. Hier heeft vaak verrijking plaatsgevonden door bijvoorbeeld het verbranden van snoeiafval of het (tijdelijk) opslaan van plaggen. Een groot en divers bloemaanbod. In het verleden grensden heideterreinen aan extensieve akkers en relatief voedselrijke bloemrijke terreintjes. Deze “randgebieden” zijn zeldzaam geworden en zijn belangrijk voor heidefauna, bijvoorbeeld voor bloem bezoekende insecten. Aanwezigheid van dood hout. Aanwezigheid van rustzones waarin de recreatieve druk laag of helemaal afwezig is. Aanwezigheid van zones waarin evenmin begrazing plaatsvindt in verband met de aanwezigheid van kwetsbare natuurwaarden. Het verbinden van de heideterreinen.
3.5
Beheermaatregelen voor de komende tien jaar
In de beheervisie en het beheerplan worden de onderstaande beheermaatregelen voorgesteld. Daarbij zijn de oppervlaktes voor de Elspeetsche en Westeindsche Heide bij elkaar opgeteld. Het heidebeheer is niet meer alleen gericht op het terugdringen van de vergrassing maar (ook) op de vergroting van de structuur. Eén van de belangrijkste parameters voor realisatie van de doelstellingen is het vergroten van de variatie in structuur door kleinschalig in te grijpen in het bestaande patroon van grootschalige maai-, plag- en chopperstroken. Daarbij moet altijd gefaseerd worden gewerkt (in ruimte en tijd), maar ook kleinschalig en ‘slordig’ waardoor overhoekjes en geleidelijke overgangen ontstaan. Daarbij kan pleksgewijs dood hout worden ontwikkeld of door dit in te brengen. Een mengingsaandeel van 15% grasachtigen is een verrijking voor het leefgebied heide. Op de grote heiden moeten solitaire bomen of pleksgewijs opslag gehandhaafd blijven. Voor een aantal heideterreinen moet een aansluiting met andere heideterreinen worden ontwikkeld om de uitwisseling van soorten mogelijk te maken ter versterking van de aanwezige biodiversiteit. Door (kleine) heideterreinen met elkaar te verbinden kan die uitwisseling plaatsvinden. Voorgestelde ingrepen zijn maaien, plaggen, chopperen en branden gecombineerd met begrazen van de heide. In het beheerplan wordt ook nadrukkelijk aangegeven dat er delen zijn waar helemaal geen beheermaatregelen worden uitgevoerd. Ervaringen van de Elspeetsche Heide en andere heideterreinen laten zien dat door Heidehaantje aangetaste plekken zonder beheeringrepen (ook) een gevarieerde kruidenrijke heidevegetatie ontstaat. Hieronder worden branden en begrazen nader besproken. Verder wordt kort ingegaan op de ontwikkeling van verbindingszones en de rol die een schaapskudde kan vervullen. Te nemen beheermaatregelen op Elspeetsch en Westeindsch Heide (periode 2011-2021) Kleinschalig chopperen
9 ha
Kleinschalig maaien
25 ha
Kleinschalig plaggen
8 ha
- Branden
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
13
Bosgroep Midden Nederland
Tot in de jaren tachtig werden de heideterreinen van Nunspeet gecontroleerd gebrand. Dit was in die tijd eenvoudig uit te voeren door de ruime hoeveelheid tankbanen (die als brandgang functioneerden). De laatste jaren wordt op andere natuurterreinen het gecontroleerd branden weer als beheermaatregel ingezet omdat dit de meest efficiënte manier is om stikstof kwijt te raken. In de beheervisie wordt voorgesteld om delen van de heide kleinschalig te branden. Het branden zorgt voor extra variatie in het terrein. Onder andere voor de ontwikkeling van bloemrijke vegetaties. Het is daarbij noodzakelijk dat het terrein na branden wordt begraasd. Er ontstaat een ‘green flush’ na het branden; de as jaagt het ecosysteem aan en er ontwikkelt zich door mineralisatie een grazige vegetatie met hoge voedingswaarden. Het voordeel is dat sommige zaden beter kiemen na brand. Te nemen beheermaatregelen op Elspeetsch en Westeindsch Heide (periode 2011-2021) Kleinschalig branden
17 ha
- Begrazen Op de heideterreinen die worden beweid met schapen ontstaat een gradiënt van sterk begraasde delen (bijvoorbeeld in de omgeving van de schaapskooi) naar extensief begraasde terreindelen (foto 3). De begrazing is gericht op de ontwikkeling van een gevarieerd structuurrijke heidevegetatie. Daarbij moet worden overwogen om pleksgewijs (bewust) overbegrazing toe te passen. Daarvoor kan het inrasteren van rammen een goede wijze van drukbegrazing zijn. Ook is begrazing na maaien of branden een goede maatregel; na de begrazing sluit de vegetatie zich weer snel waardoor minder tot geen mineralisatie optreedt. Voor de Elspeetsche en Westeindsche Heide liggen er mogelijkheden om een groter areaal heide te begrazen. Door de aanleg van het herpetoduct is het oostelijke gedeelte van de Elspeetsche Heide ook veilig bereikbaar geworden voor de schaapskudde. Een herder laat zich tegenwoordig óók leiden door recreatie; bezoekers verwachten een kudde met een herder aan te treffen. Deze recreatieve functie is vanzelfsprekend maar mag de realisatie van de gestelde natuurdoelen niet in de weg staan. Te nemen beheermaatregelen op Elspeetsch en Westeindsch Heide (periode 2011-2021) Begrazen
850 ha
- Ontwikkeling verbindingszone Voor de Westeindsche Heide zijn er plannen om een verbindingszone te ontwikkelen tussen deze heide en het Hulsthorster Zand (dat in bezit is van Natuurmonumenten). Daarvoor is de intentie om aan de noordzijde via de Middelkant een zone van 50 meter bos te kappen en om te vormen naar heide en heischraal grasland. Een tweede verbindingszone is gepland tussen de Westeindsche Heide en een geïsoleerd liggend heideterrein gelegen in het aanliggende natuurbos dat hier 50 meter ten westen van ligt. Met de realisatie van deze verbindingszones ontstaan er mogelijkheden om schaapskuddes uit te wisselen met de terreinen van Natuurmonumenten.
14
Foto 3. Beeld van een heidebegrazing op de uitstrekte heide (Collectie M. Horsthuis).
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
15
Bosgroep Midden Nederland
4
Begrazingsvormen
4.1
Inleiding
Begrazing kan een bijdrage leveren aan het beheer van de heide. Daarbij kan begrazing meer variatie brengen op grote afgeplagde stukken of monotone heide. De doelstelling, het type heide met de daarbij behorende waarden en de grootte van het perceel bepalen of begrazing gewenst is en zo ja welke vorm wordt ingezet. Begrazing heeft gedurende een langere periode effect op het bestrijden van opslag doordat daarmee structureel de hoeveelheid gewas vermindert. Ook de concurrentiekracht en kieming van het zaad van boomvormers wordt beperkt. Begrazing met de juiste soort en het juiste aantal stuks vee levert meer variatie in structuur in de heide op dan grootschalig maaien en plaggen. Begrazing kan plaatsvinden op heiden waar grassen en of Struikhei domineren. Vee eet alleen in uitzonderlijke gevallen Dopheide. Wel vreet het de aanwezige opslag aan. Afhankelijk van het soort terrein en het doel kan vee in vaste rasters, flexibele rasters, of zonder raster maar met herder worden ingezet. Dat betekent dat ieder terrein op zijn eigen wijze beheerd kan worden. Er kunnen accenten in de begrazing worden gelegd zoals dat door de beheerder wordt gewenst.
4.2
Toelichting op de begrazingsvormen
De begrazingsintensiteit is een maat voor de impact van begrazing op een gebied en meer specifiek op de vegetatiestructuur en bijgevolg op het voorkomen van de kenmerkende flora en fauna. De impact van begrazing hangt grotendeels af van de begrazingsdichtheid, het begrazingstype (jaarrondbegrazing, seizoensbegrazing, drukbegrazing of gescheperde begrazing), de soort(en) ingezette begrazers en de voedselbeschikbaarheid in het graasgebied. De voedselbeschikbaarheid is in essentie gerelateerd aan de ecologische draagkracht van het gebied (Elbersen et al. 2003). - Standbeweiding Hierbij worden dieren binnen een afgerasterd deel van het terrein losgelaten, de zogenaamde raster- of standbeweiding. Bij dit beweidingsregime bepalen de dieren zelf waar ze wel of niet grazen en wat de favoriete schuil- en rustplaatsen zijn. Indien de dieren continu op het terrein verblijven, is er geen afvoer, wel een verplaatsing van nutriënten. Op sterk begraasde plaatsen is er een netto afname. Op plaatsen waar veel wordt gemest, is een netto toename. Hierdoor ontstaan gradiënten in het heidelandschap. De afvoer kan vergroot worden door een vaste nachtverblijfplaats buiten het terrein. Als gevolg hiervan ontstaan binnen een terrein graasgradiënten waarbij bepaalde plaatsen worden verschraald en andere worden verrijkt. Een bijzondere vorm van standbeweiding is het systeem van omweiden, waarbij terreinen of terreindelen periodiek worden beweid binnen een vast of verplaatsbaar raster. Dit wordt ook wel wisselbeweiding genoemd. - Gescheperde begrazing Gescheperde of gestuurde begrazing, vooral toegepast op heidevelden en dijkhellingen, moet vooral worden beschouwd als voortzetting van het traditionele landgebruik. Bij gescheperde begrazing vertrekt de kudde iedere dag vanuit een schaapskooi of -kraal en keert daar aan het eind van de middag weer terug of trekt door van het ene terrein naar het
16
volgende. De herder bepaalt welke graasgronden in welk deel van het jaar worden beweid en met welke intensiteit. De herder stuurt dus in belangrijke mate in het ontstaan en de ontwikkeling van graasgradiënten. Zowel onder- als overbegrazing kan door de herder worden bepaald. Er vindt sturing plaats in ruimte en tijd (periodieke beweiding). Van groot belang bij gescheperde beweiding zijn de rustpozen tussen de verschillende beweidingsrondes zodat veel plantensoorten tot bloei en zaadzetting kunnen komen. - Drukbegrazing Een speciale vorm van gestuurde begrazing is druk-, piek- of stootbegrazing. Sterk verruigde of vergraste begroeiingen worden gedurende korte tijd intensief begraasd. Deze behandeling moet soms meerdere jaren achtereen of om de zoveel jaren worden herhaald. Er wordt een kortgrazige vegetatie gecreëerd, waardoor gunstige omstandigheden ontstaan voor de kieming en vestiging van veel plantensoorten. Bij deze methode wordt vaak gebruik gemaakt van verplaatsbare rasters (flexienetten). Drukbegrazing kan leiden tot het volledig weg grazen en vertrappen van de kruidlaag. In natte heideterreinen, bij drinkpoelen en vennen ontstaat dit effect nog eerder en sterker door de (venige) vochtige tot natte omstandigheden. Bij overbegrazing verdwijnt de structuurvariatie en kunnen vennen (over)bemest raken. Het is dus belangrijk om voldoende aandacht te besteden aan de locatie voor drukbegrazing en de keuze van de drinkplaatsen. Begrazing met herder en rotatiesystemen (periodiek omweiden) kunnen beschouwd worden als vormen van drukbegrazing. Begrazing met herder laat toe om gericht bepaalde terreingedeelten (met een hoge intensiteit) te begrazen. Door middel van drukbegrazing kan een gesloten vegetatie worden opengebroken en vergraste heide worden omgevormd naar een droge heide of heischrale vegetatie. - Zomerbegrazing Bij zomerbeweiding wordt de vegetatie gedurende het groeiseizoen begraasd, meestal zo intensief dat de vegetatie kort afgegraasd de winter ingaat. Het louter in de zomerperiode begrazen kan het gevolg zijn van het feit dat in natuurgebieden onvoldoende voer voor de grazers in de winterperiode aanwezig is. In natuurgebieden is het gewenst om schapen bij voedselgebrek uit te scharen in plaats van bij te voederen. Het ter plaatse bijvoederen leidt immers tot aanvoer van nutriënten in het gebied en is vaak niet verenigbaar met de vooropgestelde natuurdoelen. Voederplaatsen zijn bovendien sterk onderhevig aan vertreding en bodemverdichting. - Winterbegrazing Bij winterbeweiding krijgt de vegetatie gedurende de groeiperiode de ruimte om tot bloei en zaadzetting te komen en wordt pas afgegraasd nadat de zaadzetting is voltooid. In de winter heeft begrazing effect op soorten die dan beschikbaar zijn voor de schapen. Planten zoals Pijpenstrootje overwinteren door reservestoffen op te slaan in de ondergrondse delen. Door in de winter te begrazen worden concurrenten van Pijpenstrootje getroffen en kan deze soort juist expanderen. - Jaarrondbegrazing Bij jaarrondbeweiding blijven de grazers het hele jaar in het terrein en wordt gedurende het groeiseizoen de vegetatie extensief begraasd, waarbij niet alle biomassa wordt weggevreten. Er ontstaat een mozaïek van verschillende vegetatietypen. Grassen met een grote concurrentiekracht kunnen beter door jaarrondbegrazing dan met seizoenbegrazing
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
17
Bosgroep Midden Nederland
worden teruggedrongen. Er moet voor de dieren voldoende voedsel overblijven om de winter door te komen. Vanwege de geringe kwaliteit van het wintervoedsel (hoog vezelgehalte, lage nutriëntengehalte en geringe verteerbaarheid), worden door de dieren meestal ook knoppen en twijgen van struweelsoorten en bosverjonging opgenomen. Eetgedrag van schapen Op heidevelden eten schapen bij voorkeur de jonge loten van Gewone struikhei en de grassen tussen de heidepollen. Ook worden veel kruidachtigen gegeten. Het dieet bestaat voor minimaal 50% uit grassen. De meest favoriete graasplekken bestaan uit kortgrazige, kruidenrijke vegetatie. Daarnaast eten ze wel bladeren, topscheuten en opslag van bomen en struiken. Van Pijpenstrootje en Bochtige smele eten ze liefst alleen de jonge scheuten, niet de lange bloeiende of uitgebloeide groeiwijzen. In de winterperiode (oktober tot en met april) levert Pijpenstrootje te weinig voeding voor de schapen; Pijpenstrootje is daarom alleen te beweiden in de periode van mei tot september. Bochtige smele- en struikheidevegetaties kunnen ook in de winter worden begraasd. Beide vegetatietypen zorgen voor een goede aanvulling op het gangbare dieet. Bochtige smele is goed bestand tegen begrazing en vormt een dichte zode. Oudere heidestruiken zijn onaantrekkelijk, evenals Gewone dophei en Kraaihei. In de herfst en winter worden de bladeren en topscheuten van Braam en takjes van Brem gegeten. Met schapenbeweiding kan de opslag van Ruwe berk binnen de perken gehouden worden. Op een pure struikheivegetatie kunnen schapen niet overleven, omdat de verteerbaarheid te gering is. Het voedsel moet een verteerbaarheid van minimaal 40 % en een eiwitgehalte van minimaal 3 % hebben. Vooral in de periode dat ooien lammeren hebben ze behoefte aan kwalitatief goed voedsel. Schapen hebben een selectief graasgedrag, het zijn “plukkers”. Onaantrekkelijke planten (met stekels of doornen of sterk geurend) worden gemeden, zoals Stekelbrem, Jeneverbes en harde grassen zoals Borstelgras. Door dit selectieve graasgedrag dragen schapen sterk bij aan mozaïekvorming in de vegetatie. (Elbersen et al, 2003; Buro Bakker, 2008; Piek, 2000).
4.3
Keuze voor begrazingsvorm
Herbivoren hebben door het betreden, bemesten en bevreten van de vegetatie effect op de structuurvariatie, soortensamenstelling en de ontwikkeling van de vegetatie en op de ruimtelijke verdeling van nutriënten. Begrazing heeft invloed op bodemverdichting en variatie in structuur, creëert micromilieus (zoals veepaadjes of opengetrapte plekken) en beïnvloed de concurrentiepositie tussen soorten. De grazers zorgen voor het transport van zaden en vruchten (via vacht, hoeven en mest) (Elbersen et al. 2003). Zoals hierboven beschreven zijn er verschillende manieren van begrazen mogelijk. Voor de Elspeetsche en Westeindsche heide wordt in de eerste plaats gekozen voor de begrazing met schapen in de vorm van een gescheperde kudde. Daarbij wordt het voorstel gedaan om een aantal landgeiten aan de schaapskudde toe te voegen om hiermee met name de houtige gewassen aan te kunnen pakken. Daarnaast wordt op kleinschalige wijze drukbegrazing ingezet in de sterk vergraste delen van de heide. Door deze vorm van begrazing wordt de dominantie van Bochtige smele en de Pijpenstrootje teruggedrongen en ontstaan kiemmogelijkheden voor andere (heide)soorten. Door pleksgewijs en op kleine schaal drukbegrazing toe te passen kan de dominantie van Pijpenstrootje worden teruggedrongen. Het is overigens niet de bedoeling dat Pijpenstrootje geheel wordt weg beheerd uit het heideterrein. Hiervoor kunnen bijvoorbeeld de rammen in een flexinet worden geplaatst. De begrazingsdichtheid moet proefondervindelijk worden vastgesteld. Deze flexinetten kunnen ook gebruikt worden om de kudde in zogenaamde nachtvakken de nacht op de heide te laten doorbrengen. Hierdoor is het voor de schapen mogelijk om ook ’s nachts nog nuttig te begrazen in bijvoorbeeld 18
vergraste of verboste delen van de heide (Van Beek, 2012). Door het vak voor elke nacht te verplaatsen wordt vermesting voorkomen en worden geen veterinaire risico’s gelopen omdat ze iedere keer op een schone grond grazen. Vaste nachtweides hebben een slechte reputatie voor wat wormen en leverbot betreft. Door telkens nieuwe nachtvakken te kiezen is ontwormen in het terrein niet nodig. De keuze voor begrazing door middel van een gescheperde kudde is in de eerste plaats een praktische; er is al een schaapskudde en -kooi aanwezig. Maar daarnaast zijn er echter ook andere overwegingen om voor de inzet een gescheperde schaapskudde te kiezen. Deze worden hieronder samengevat: In het beheer van de heide neemt het schaap historisch gezien een sleutelrol in. Het landgebruik uit het verleden wordt met deze vorm van beheer gekoesterd (foto 4). Met een door een herder geleide schaapskudde kan gericht gestuurd worden en kunnen terreindelen extra worden begraasd maar kunnen ook delen worden gemeden vanwege hun kwaliteiten en kwetsbaarheid. Met een gescheperde beweiding worden betere resultaten geboekt doordat verruigde en sterk vergraste begroeiingen in een kort tijdsbestek kort kunnen worden gegraasd. Daarnaast wordt door betreding de vervilte strooisellaag versneld afgebroken. De inzet van een aantal landgeiten zorgt voor het terugdringen de opslag van houtige gewassen. Met de inzet van een schaapskudde die overnacht in een schaapskooi of kraal vindt (enige) afvoer van voedingstoffen plaats. Daarnaast worden met deze vorm van begrazing zaden verspreid en vindt er genetische uitwisseling van faunasoorten plaats. Tot slot heeft een schaapskudde een recreatief doel.
Foto 4. Beeld van Willem Mouw met zijn schaapskudde bij Elspeet (ansichtkaart gestempeld in 1946; Collectie M. Horsthuis).
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
19
Bosgroep Midden Nederland
5
Ontwikkelingen in de schaapskudde
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de ontwikkelingen van de schaapskudde en doelstellingen van de Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet in beeld gebracht.
5.2
Huidige situatie schaapskudde
De schaapskudde van de Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet telt momenteel circa 160 ooien in de winterperiode waarvan een klein deel bestaat uit Zwartkopschaap en het grootste gedeelte uit het Veluws heideschaap. De dektijd is in de maand september. In principe kunnen alle ooien worden gedekt. De lammertijd is in de maand februari. In november worden de lammeren verkocht, zodat de kudde in november weer het aantal van 160 ooien heeft bereikt. De kudde verblijft circa 90 dagen in de schaapskooi. Dit betekent dat er zo’n 275 graasdagen per jaar beschikbaar zijn. De schaapskudde verblijft vier tot vijf uur op de hei en brengt de nacht door in de schaapskooi aan de Stakenbergweg te Elspeet of in één van de kralen. De kudde is alle dagen van de week op pad. In figuur 2 wordt de huidige begrazingsintensiteit voor het onderzoeksgebied aangegeven (In hoofdstuk 6 wordt een nadere toelichting gegeven op de mate van begrazing). Uit dit kaartje blijkt dat de begrazingsintensiteit in op de Schotkamp het hoogst is en dat de intensiteit op de Westeindsche Heide en het zuidoostelijke deel van de Elspeetsche Heide laag is, maar ook dat het heidedeel ten oosten van de Liesberg (deelgebied 5) matig extensief begraasd wordt (zie ook tabel 1). Op dit moment worden de schapen in de winterperiode bijgevoerd met kuilvoer en krachtvoer. De mest uit de schaapskooi wordt één keer per jaar uitgereden. Er zijn op de heide drie kralen aanwezig. De kraal bij Vierhouten wordt een aantal keer per jaar gebruikt voor een overnachting. Daarnaast bevindt zich het Donderweitje aan de zuidzijde van de Elspeetsche heide en ligt de Schapenweide aan de Schotskampweg. Bij deze kraal bestaat de mogelijkheid voor recreanten om de kudde te bezoeken. Hier is ook een schuilhut aanwezig. De schaapskudde levert eveneens een educatieve/recreatieve bijdrage. In de winterperiode zijn er weinig aanvragen maar de zomer wordt een aantal keer per week aanspraak gemaakt op de schaapskudde. De herder geeft in verband met de inzetbaarheid aan dat de kudde ongeveer 10 kilometer per dag kan afleggen als er halverwege een (mobiele) drinklocatie aanwezig is.
20
Figuur 2. Overzicht van de deelgebieden met de huidige begrazingsintensiteit. De pijl geeft de ligging van het herpetoduct aan.
5.3
Toekomstige ontwikkeling schaapskudde
De Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet heeft zich een aantal doelen gesteld. Allereerst heeft de Stichting zich als doel gesteld om een schaapskudde te ontwikkelen waarin het Veluws heideschaap de kenmerkende soort wordt. Verder heeft zij het voornemen een nieuwe schaapskooi te realiseren. Deze moet worden ontwikkeld aan de Schapendrift aan de rand van het boscomplex Schotkamp. Ten slotte wil de Stichting in samenwerking met de Gemeente Nunspeet de mogelijkheid verkennen voor de realisatie van een kraal in het westelijke deel van het projectgebied. Tevens wordt daarbij de watervoorziening op de heideterreinen in ogenschouw genomen. De door de Stichting benoemde speerpunten worden hieronder nader uitgewerkt. - Omvorming van de schaapskudde In het recente verleden bestond de schaapskudde uit de (Veluws) Zwartkopschaap. Dit schaap is voor een belangrijk deel een kruising tussen het Engelse Suffolk-ras en het Veluws heideschaap, vandaar de karakteristieke zwarte koppen. Op 11 juli 2011 heeft de schaapskudde in het Donderweitje tijdens een hevige onweersnacht door blikseminslag 54 Zwartkopschapen verloren. In 2012 is besloten om de kudde om te vormen naar het Veluws heideschaap. De keuze van de Stichting past in het historische beeld van de kudde (zie foto 4). De oorsprong van het Veluws Heideschaap ligt op de Veluwe, tussen Apeldoorn en Harderwijk, rond Ede Barneveld en in Utrecht, Noord-Brabant en Overijssel waar het schaap in kudden van zo’n 70 tot 100 ooien werd gehouden. De keuze is ook bedrijfsmatig ingegeven omdat dit Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
21
Bosgroep Midden Nederland
schapenras minder eisen stelt. Met het omvormen van de kudde hoopt de Stichting te kunnen besparen op de aankoop van krachtvoer en kuilvoer. Daarnaast verwacht de Stichting dat de lammertijd minder intensief zal zijn omdat de zelfredzaamheid van het Veluws heideschaap groter is dan die van de Zwartkop. Om de omvorming in gang te zetten zijn in de afgelopen jaren al een aantal exemplaren van het Veluws heideschaap aangeschaft. Het is de bedoeling dat de kudde in 2015 volledig uit het Veluws heideschaap zal bestaan. Daarnaast geeft de herder aan dat de schaapskudde wordt uitgebreid met een aantal landgeiten om de boomopslag op de heide te bestrijden. - Vergroting van de kudde De Stichting heeft de wens om de kudde te vergroten tot 275 ooien. - Nieuwbouw van de schaapskooi De huidige capaciteit van de schaapskooi bedraagt 150 schapen. Al hoewel er (als dat nodig is) maximaal 170 schapen gehouden kunnen worden. Met de nieuwbouw wil de Stichting de capaciteit van de Schaapskooi vergroten naar een grootte van de hierboven genoemde 275 ooien. - Aanleg van een nieuwe kraal Om het mogelijk te maken dat het westelijke deel van het projectgebied kan worden begraasd, wordt de mogelijkheid verkend om in de omgeving van de Westeindsche heide een nieuwe kraal te ontwikkelen. Daarnaast wordt in samenwerking met de Gemeente Nunspeet de watervoorziening op de heideterreinen in ogenschouw genomen; deze heeft hoge prioriteit. Het kan hier gaan om het slaan van een put maar ook wordt de mogelijkheid verkend om water door middel van mobiele tanks naar de kudde te brengen. Daarvoor kan het bestaande netwerk van beheerwegen worden gebruikt. Tot slot wordt de veiligheidssituatie aan de Stakenbergerweg in beeld gebracht; in hoeverre is het verantwoord om deze weg met de schaapskudde over te steken.
22
Kuddegroottes in verschillende heideterreinen Voor reguliere begrazing van heide kan volgens Elbersen et al. (2003) als richtlijn een dichtheid van 1–1,5 schaap per ha worden aangehouden in het zomerhalfjaar. Op basis van historische gegevens wordt eveneens een dichtheid van circa 1 heideschaap per ha aangegeven (Piek, 2000). Voor terugdringen van vergrassing is dit echter niet genoeg. Op droge heideterreinen is dit te intensief voor met name reptielen en insecten. Vooral in de oudere fasen van de successiestadia van de heide is een zeer geringe graasdruk van belang om een structuurrijke heide te verkrijgen. De voorkeur heeft het afwisselen van een tijdelijk intensievere begrazing met een periode van geen of slechts zeer extensieve begrazing (Piek, 2000, Oosterbaan et al, 2006). De Elspeetsche Heide werd tot 2000 begraasd door twee kuddes met in totaal 650 schapen (250 stuks in Elspeet en 400 in Vierhouten) (oppervlak 763 ha, exclusief Westeindsche Heide). In het overzicht van Van Os (2013) wordt de begrazingsintensiteit in een aantal heideterreinen in Nederland weergegeven. Het Goois Natuurreservaat heeft een schaapskudde van circa 260–300 ooien (Drents heideschaap), aangevuld met circa 160 lammeren in het lammerseizoen. Hiermee trekt de herder van het ene heideterrein naar het andere, gedurende het jaar volgens een vastgelegd schema. Het betreft onder andere de terreinen Zuiderheide, Westerveld, Franse kamp, Zanderij en Postiljon heide. De dichtheid is hier circa 1 schaap per ha. Alle terreinen worden enkele malen per jaar gedurende een paar weken bezocht. De Edese Hei en Ginkelse Hei zijn in veel opzichten vergelijkbaar met de Westeindsche en Elspeetsche Heide; het zijn heides met een groot oppervlak (samen circa 700 ha), de vegetatie is vergelijkbaar en bestaat hoofdzakelijk uit droge heide en er is in het verleden veel geplagd. De twee kuddes bestaan uit Veluwse Heideschapen. In 2000 is een begrazingsplan opgesteld op basis van de vegetatiekaart, met een zeer gedetailleerde indeling in aantallen graasdagen per vegetatievlak. Dit bleek onwerkbaar vanwege het hoge detailniveau. Tegenwoordig wordt gewerkt met een indeling in 12 deelgebieden (over 700 ha) en een set van algemene richtlijnen voor de begrazing. De dichtheid aan schapen was tot voor kort circa 1 schaap per 2 ha en is recent in 2012 verdubbeld. Dit komt neer op ongeveer 1 schaap per ha. Op de Ermelose heide, een vergelijkbaar terrein als de heiden in het onderzoeksgebied wordt met Veluws heideschaap begraasd met een dichtheid van 1 schaap per ha gehanteerd (Van Os, 2013). In Havelte Oost (Buro bakker, 2008) wordt voor intensieve begrazing een dichtheid van 1 schaap per ha aangehouden en voor extensieve begrazing 1 schaap per 2 ha. Hier is ook uitgegaan van 300 graasdagen per jaar voor de hele kudde. Er kan dan ook gesteld worden dat in Nederland op de zandgronden een (maximale) dichtheid van 1 schaap per hectare wordt gehanteerd voor het reguliere begrazingsbeheer op de droge heiden, maar dat in heideterreinen met een groot oppervlak van de oudere ontwikkelingsfasen een lagere dichtheid gewenst is.
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
23
Bosgroep Midden Nederland
6
Begrazingsplan
6.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de beheerdoelstellingen een concrete uitwerking op gebiedsniveau gegeven van het begrazingsplan. Daarnaast wordt in beeld gebracht op welke wijze de ontwikkelingen in de vegetatie worden gevolgd.
6.2
Begrazingsdoelen per deelgebied
De Elspeetsche en Westeindsche Heide heeft een oppervlakte van 851ha. Hiervan bestaat het grootste deel uit een droge heidevegetatie waarvan een klein gedeelte kwetsbaar is voor begrazing (figuur 5). Verder komen vegetaties voor waarin Pijpenstrootje domineert en bestaat een klein oppervlak uit vochtige tot natte heide en vennen (Horsthuis & Bouwman, 2013). Daarnaast zijn in het oostelijke deel van de Elspeetsche Heide nog een aantal strubbenbossen aanwezig. Aan de hand van de doelstellingen uit de beleidsvisie en het beheerplan die in hoofdstuk 3 zijn samengevat, en de in 2012 uitgevoerde natuurinventarisatie, worden de beheerdoelen voor de dertien deelgebieden uitgewerkt en wordt per deelgebied een begrazingsintensiteit voorgesteld. Benadrukt moet worden dat het beheer op de heideterreinen bestaat uit een pakket van beheermaatregelen waarvan begrazing een onderdeel uitmaakt. Tabel 1. Uitwerking van beheerdoelen en de rol van de begrazing Heideterrein
Deelgebied*
Beheerdoelen en aandachtspunten
Westeindsche heide
Gebied 1
Vergroten van de structuur in de heide. Daarbij moeten de natte delen in het terrein worden ontzien
Gebied 2
Deze overgangszone heeft al een structuurrijk karakter. In dit deelgebied moet de begrazing zich buiten het broedseizoen (vanwege de Nachtzwaluw!) richten op de gekapte inhammen in de bosrand.
Gebied 3
Dit deelgebied bestaat voor een belangrijk deel uit een vochtige tot natte heide en maakt het terrein kwetsbaar voor begrazing.
Stakenberger heide
Gebied 4
Dit deelgebied heeft een structuurrijk karakter. De begrazing moet zich in dit deelgebied richten op de eenvormige structuurarme heide- en Pijpenstrootje-vegetatie. In het broedseizoen moet dit deelgebied worden ontzien.
Gebied 5
Dit deelgebied is plaatselijk sterk vergrast met Pijpenstrootje. De begrazing moet zich dan ook richten op deze delen. Daarbij kan de begrazing volgend zijn op de aanvullende beheermaatregelen zoals maaien en branden. Let wel! Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om de Pijpenstrootje geheel weg te beheren; het doel is het vergroten van de variatie en structuur in de heide.
Schotkamp
Gebied 6
In dit deelgebied kan de huidige begrazingsintensiteit worden gehandhaafd. Daarbij worden de in dit deelgebied aanwezige vennen ontzien.
Gebied 7
In dit deelgebied wordt de huidige begrazingsintensiteit voortgezet waarbij ook rekening gehouden wordt met de huidige
24
begrazingsgradiënt. Elspeetsche heide
Gebied 8
Dit deelgebied heeft een structuurrijk karakter. Begrazing kan alleen plaatsvinden buiten het broedseizoen (vanwege de Nachtzwaluw!) en zich richten op de eenvormige heidedelen.
Gebied 9
In dit deelgebied moet de begrazing gericht zijn op de instandhouding van de grazige delen die langs de oostelijke randen van het gebied liggen.
Gebied 10
In dit deelgebied komen plaatselijk nog grote delen voor die door Pijpenstrootje worden gedomineerd. Hier moet door middel van een intensieve begrazing meer structuur worden ontwikkeld. De natte lage delen moeten bij de schapenbegrazing worden ontzien
Gebied 11
In dit deelgebied komt in oude tankbanen een bijzondere korstmosrijke heide voor die moeten worden ontzien. Daarnaast hebben delen een vochtig karakter met veel Gewone dophei.
Gebied 12
In dit terreingedeelte komen relatief grote delen voor met heide van dezelfde leeftijd. Door middel van begrazing wordt hier de structuur vergroot.
Gebied 13
In dit deelgebied komen relatief grote arealen vochtige heide voor (met veel Veenbies). Bovendien broedt rondom de aanwezige strubbenbossen Nachtzwaluw. Hoewel het niet de intentie is (strubben)bossen te begrazen worden deze (gemakshalve) wel in de oppervlakteberekening opgenomen.
*zie voor ligging deelgebieden figuur 2 en 3.
Figuur 3. Zoneringskaart met deelgebieden en de voorgestelde begrazingsintensiteit. De pijlen geven de “oversteekplekken” aan.
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
25
Bosgroep Midden Nederland
In tabel 2 en figuur 2 en 3 wordt per deelgebied het oppervlak, de huidige en toekomstige begrazingsintensiteit weergegeven. Daarbij wordt er in deze rapportage vanuit gegaan dat de “reguliere” begrazingsdichtheid op één schaap per ha wordt vastgesteld (zie kadertekst Kuddegroottes in verschillende heideterreinen). Hieronder wordt de begrazingsintensiteit nader toegelicht. Overigens moet hierbij worden opgemerkt dat begrazing onderdeel uitmaakt van een totaalpakket van beheermaatregelen (zoals maaien, plaggen en branden). Daarom hoeft de begrazingsdruk ook niet opgevoerd tot worden naar drie of zelfs vier graasdagen per ha/jaar. Als begrazing de enige vorm van beheer is moet daarop de begrazingsintensiteit worden aangepast. Tabel 2. De deelgebieden met oppervlakte en begrazingsintensiteit Heideterrein
Westeindsche heide
Stakenberger heide
Schotkamp
Elspeetsche heide
Deelgebied
Oppervlak (in ha)
Begrazingsintensiteit Huidig
Toekomst
Gebied 1
47
Extensief
Matig intensief
Gebied 2
23
Extensief
Matig extensief
Gebied 3
18
Extensief
Extensief
Gebied 4
148
Matig extensief
Matig extensief
Gebied 5
94
Matig extensief
Zeer intensief
Gebied 6
60
Matig intensief
Matig intensief
Gebied 7
34
Zeer intensief
Zeer intensief
Gebied 8
23
Matig extensief
Matig extensief
Gebied 9
110
Matig intensief
Matig intensief
Gebied 10
70
Matig extensief
Zeer intensief
Gebied 11
11
Matig extensief
Extensief
Gebied 12
46
Extensief
Zeer intensief
Gebied 13
167
Extensief
Matig extensief
Totaal
851
Zeer intensief: 2 graasdagen per ha/jaar (met een kuddegrootte van 275 ooien)
Deelgebieden 5, 7 10 en 12. Totaal oppervlak: 244 ha. Er is ervoor gekozen om deze deelgebieden intensiever te begrazen omdat terreindelen sterk vergrast zijn met Pijpenstrootje, omdat de heide een structuurarm karakter heeft, of omdat dit nu ook plaatsvindt en heeft geleid tot bijzondere natuurkwaliteiten. Verder blijkt uit de verschillende onderzoeken dat in deze deelgebieden de natuurwaarden relatief laag zijn (Deuzeman, 2008; Horsthuis & Bouwman 2013). Daarbij moet worden aangetekend dat van Adder en Levendbarende hagedis een onvolledig beeld is. Juist deze soorten zijn gevoelig voor (over)begrazing. Matig intensief: 0,75 graasdag per ha/jaar (met een kuddegrootte van 275 ooien)
Deelgebieden 1, 6 en 9. Totaal oppervlak: 217 ha. Deze deelgebieden hebben een eenvormig structuurarm karakter die door middel van begrazing (en aanvullende beheermaatregelen) kan worden doorbroken. Tijdens het broedseizoen moeten de overgangszones met het bos zoveel mogelijk worden gemeden. Matig extensief: 0,25 graasdag per ha/jaar (met een kuddegrootte van 275 ooien)
Deelgebieden 2, 4, 8 en 13. Totaal oppervlak: 351 ha. Deze deelgebieden zijn van belang voor broedvogels en mogen alleen worden begraasd buiten het broedseizoen (in de periode augustus – februari). 26
Extensief: 0,1 graasdag per ha/jaar (met een kuddegrootte van 275 ooien)
Deelgebieden 3 en 11. Totaal oppervlak: 29 ha. In deze deelgebieden is de bestaande variatie in structuur en soortenrijkdom groot. Daarom wordt een heel extensieve vorm van begrazing voorgesteld die in ieder geval buiten het broedseizoen plaats vindt. Het aantal graasdagen is niet absoluut, maar bedoeld als indicatie. 6.3
Prioritering aan de hand van huidige kuddegrootte
De huidige kudde bestaat momenteel uit 160 ooien (telling januari 2013). De Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet geeft aan dat de kudde wordt uitgebreid naar 275 ooien. Op basis van deze aantallen kan de inzet van de kudde worden bepaald. Uit de berekeningen komt naar voren dat de schaapskudde niet groot genoeg is om het hele begrazingsplan uit te voeren. Daarvoor zijn er in totaal 730 graasdagen nodig om de 851 ha op de gewenste wijze te begrazen. Dit gaat met een kudde van 275 schapen niet lukken. Daarom worden er voor de begrazing een aantal speerpuntgebieden benoemd. Hierbij wordt ingezet op het behoud van bestaande natuurkwaliteiten waar de begrazing een belangrijke rol speelt en de inzet van de kudde in deelgebieden waar door middel van begrazing (en andere beheermaatregelen) de natuurkwaliteit kan worden vergroot. Er is ervoor gekozen om het begrazingsbeheer in de deelgebieden 6 en 7 voort te zetten en de schaapskudde daarnaast in te zetten in deelgebied 5. Dit deelgebied zal intensiever begraasd moeten worden om de variatie in structuur te vergroten en de dominantie van Pijpenstrootje terug te dringen. Een praktisch punt is dat van deelgebieden die zeer intensief zouden worden begraasd deelgebied 5 het dichtst bij de schaapskooi ligt. Aan deze deelgebieden wordt dan ook de prioriteit gegeven en worden in totaal 216 graasdagen besteed. De overige 60 dagen zijn te besteden in de deelgebieden 4, 9, 10, 12 en 13. Bij de begrazing worden de onderstaande randvoorwaarden gehanteerd: Een kuddegrootte van 275 ooien. Het aantal graasdagen bedraagt 275 per jaar. Het bepalen van de dichtheid op grond van voedselaanbod of natuurkwaliteit is altijd een momentopname. Er moet een mogelijkheid blijven om het aantal schapen bij te stellen op basis van veranderingen in het terrein. Dit kan worden besproken bij de jaarlijkse evaluatie. Figuur 4 geeft een beeld van de begrazingsintensiteit zoals deze voor de komende zes jaar wordt ingezet. In tabel 3 staat per deelgebied aangegeven in welke periode met welke intensiteit begraasd kan worden. De deelgebieden op de Westeindsche heide worden op dit moment buiten beschouwing gelaten. Dit begrazingsschema wordt voor de komende zes jaar ingezet. Aan de hand van SNL-florakartering die in weer in 2018 gaat plaats vinden kunnen de resultaten van de begrazing worden geëvalueerd en kan aan de hand hiervan de begrazing worden aangepast.
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
27
Bosgroep Midden Nederland
Figuur 4. De voorgestelde begrazingsintensiteit voor de komende zes jaar. Tabel 3. Beweidingsschema voor de deelgebieden (met per maand het aantal graasdagen)
0
Dec.
Gebied 3
Nov.
0
Okt.
Gebied 2
Sept.
0
Aug.
Jul.
Jun.
Mei
Apr.
Mrt.
Feb.
Jan.
Gebied 1
Gebied 4
0
0
0
0
0
0
3
3
3
3
0
0
Gebied 5
10
10
10
13
13
13
13
13
13
13
10
10
Gebied 6
0
0
0
5
5
5
5
5
5
0
0
0
30
Gebied 7
2
2
2
5
5
5
5
5
5
5
2
2
45
Gebied 9
0
0
0
0
2
2
2
2
0
0
0
0
8
Gebied 10
0
0
1
1
3
3
3
3
2
1
0
0
17
17
Gebied 8
12 141
0
Gebied 11
0
Gebied 12
0
0
1
1
3
3
3
3
2
1
0
0
Gebied 13
0
0
0
0
1
2
2
0
0
0
0
0 Totaal
5 275
- Accenten bij begrazing en verzorging van de kudde Doel van de begrazing in de deelgebieden is ontwikkeling van een vegetatie waarin alle groeistadia van heidestruiken en een variatie van open en dicht begroeide plekken aanwezig zijn. Deze variatie geeft de grootste diversiteit. De herder kan de schaapskudde 28
sturen en zodoende een bijdrage leveren aan de genoemde variatie. Het is daarbij beslist ongewenst dat alle Pijpenstrootjesvegetaties worden weg begraasd. Om het effect van de begrazing door een gescheperde kudde te vergroten wordt voorgesteld om aanvullende beheermaatregelen uit te voeren: Kleinschalig maaien of chopperen van vergraste delen (in de winterperiode). Het gaat hier om vlakken van 50 x 50 meter. Deze kunnen in het eerste groeiseizoen na het maaien of chopperen worden begraasd. Kleinschalig branden van vergraste delen (in de winterperiode). Het gaat hier om vlakken van 100 x 100 meter. Deze kunnen in het eerste groeiseizoen na het branden worden begraasd. Afzetten van bosopslag. Opslag van Sporkenhout, Amerikaanse vogelkers of Ruwe berk moet ongeveer 6 tot 8 weken voor dat de begrazing plaatsvindt worden afgeknipt of gezaagd. Hierdoor is het begrazingseffect op deze houtige gewassen het meest efficiënt. Bij de begrazing moeten de aanwezige vennen zoveel mogelijk ontzien om vertreding en vermesting van het ven milieu te voorkomen. Om dit te kunnen doen wordt er de watervoorziening geoptimaliseerd. Het kan daarbij gaan om (mobiele) watertanks die de kudde van water kunnen voorzien. Daarnaast wordt ook verkend in hoeverre het mogelijk is om op de heide een put te slaan. Verder vindt het bijvoeren alleen in de schaapskooi plaats. Voorstel is om zo weinig mogelijk bij te voeren, zonder dat de gezondheid van de schapen in het geding is. Vooral drachtige en zogende ooien hebben voldoende kwalitatief goed voedsel nodig, dus vooral in de winterperiode kan bijvoeren nodig zijn. Het bijvoeren mag niet tot gevolg hebben dat onderbegrazing optreedt. Verder worden alleen de verplichte entingen aan de schapen worden toegediend.
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
29
Bosgroep Midden Nederland
7
Monitoren en evalueren
7.1
Inleiding
Om een goed beeld te krijgen van de ontwikkelingen in het gebied zijn er een aantal parameters gemonitord om in beeld te brengen wat de effecten zijn van de begrazing op de vegetatie. Het gaat daarbij om de bestaande vegetatietypen en aanwezigheid van aandachtsoorten (flora en fauna). Daarnaast wordt het gevoerde begrazingsbeheer en de uitgevoerde beheeringrepen vastgelegd.
Figuur 5. Vegetatiekaart van de Elspeetsche en Westeindsche Heide
7.2
Monitoren van natuurkwaliteiten
Dit onderdeel wordt door de beheerder verzorgd. In 2012 heeft een SNL-monitoring plaatsgevonden (Horsthuis & Bouwman 2013). Dit onderzoek vormt de basis voor het volgen van de ontwikkelingen in de heideterreinen. Daarbij zijn de volgende onderdelen geïnventariseerd: Vegetatietypen Kenmerkende flora Kenmerkende fauna Voor de vegetatiekartering zijn in het terrein (met behulp van de luchtfoto) vegetatiegrenzen aangegeven, waarbij aan elk vlak een vegetatietype is gegeven. Er is 30
gewerkt met de indeling van Staatbosbeheer. Aan de hand van dit onderzoek zijn eenvoudig hoofdgroepen van vegetatietypen te maken met een onderling vergelijkbare structuur zoals in figuur 5 is aangegeven. Als hoofdgroepen zijn onderscheiden droge heide, natte heide, heischraal grasland, stuifzand en droog grasland, pijpenstrootjevegetatie. De mozaïeken van meerdere terreintypen zijn gearceerd weergegeven. Verder zijn bij de flora-inventarisatie op alle heideterreinen van de Gemeente Nunspeet zo’n 115 aandachtsoorten waargenomen (hogere planten en mossen). Tot slot heeft in 2012 een inventarisatie plaatsgevonden van aanwezige vlinder-, sprinkhanen- en libellensoorten. Van de kenmerkende flora en fauna zijn verspreidingskaarten beschikbaar in de rapportage van Horsthuis & Bouwman (2013). De volgende SNL-monitoring vindt plaats in 2018 (flora en fauna) en 2024 (vegetatie). Door verzamelde gegevens te vergelijken wordt een goed beeld verkregen van de ontwikkelingen in het terrein. In de SNL-monitoring is geen inventarisatie van reptielen opgenomen. Hier zou nog een inspanning geleverd kunnen worden en zou met name deelgebied 4, 5 en 6 moeten worden onderzocht; deelgebied 4 is een referentiegebied waar nagenoeg geen begrazingsbeheer plaats vindt, deelgebied 5 zal relatief intensief worden begraasd en deelgebied 6 wordt matig intensief begraasd. In beeld moet worden gebracht wat de huidige kwaliteiten zijn (als het om reptielen gaat), en hoe deze in de tijd met het aangepaste begrazingsbeheer veranderen.
7.3
Vastleggen het gevoerde beheer en evaluatie
Om een goed beeld te krijgen van de werkelijke begrazingsinspanning, wordt door de herder een logboek bijgehouden. Hierin wordt het aantal graasuren per dag per deelgebied weergegeven; tabel 4 geeft een voorbeeld van de opzet. Ook kunnen recreatieve activiteiten worden bijgehouden en kunnen bijzonderheden in het logboek worden vermeld (waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt en tegen welke problemen hij aanliep) zodat deze kunnen worden meegenomen in de evaluatie met de beheerder. In welke vorm dit logboek wordt uitgewerkt (digitaal of op papier) moet worden overlegd met de Stichting. Om de inzet van de kudde op de verschillende deelgebieden te monitoren kan het leidschaap worden uitgerust met een GPS tracker. De gegevens van de tracker worden maandelijks uitgelezen door de herder en aan de beheerder verstrekt. De tracker wordt door de beheerder aan de Stichting ter beschikking gesteld, maar blijft eigendom van de beheerder. De kaarten en andere gegevens van de tracker worden aan de Stichting ter beschikking gesteld. Tabel 4. Voorbeeldtabel van monitoring van de begrazingsactiviteit. Deelgebied 13
Deelgebied 12
Deelgebied 11
Deelgebied 10
Deelgebied 9
Deelgebied 8
Deelgebied 7
Deelgebied 6
Deelgebied 5
Deelgebied 4
Deelgebied 3
Deelgebied 2
Deelgebied 1
Datum 15/05 16/07 18/07
Opmerking 2* 2
4 2
2
2
2
2
2
2
*Aantal uren dat er per dag in een deelgebied is gegraasd. Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
31
Bosgroep Midden Nederland
- Vastleggen van het gevoerde beheer Om de resultaten van het gevoerde begrazingsbeheer goed te kunnen beoordelen is het belangrijk dat de beheermaatregelen branden, maaien, chopperen en/of plaggen op perceelniveau worden vastgelegd om de interactie met de begrazing in beeld te brengen. Dit onderdeel wordt door de beheerder verzorgd. - Evaluatie De Stichting en de Gemeente komen minimaal één keer per jaar samen om het beheer te bespreken en te evalueren. Een hulpmiddel hierbij is onderstaande checklist. Omdat niet jaarlijks gegevens beschikbaar zijn over veranderingen in vegetatie, flora en fauna, is deze evaluatie een inschatting op basis van ervaring en eigen kennis van het terrein. Minimaal één keer per zes jaar (gelijk met de SNL-monitoring, of als andere nieuwe inventarisatiegegevens hiertoe aanleiding geven) kan de evaluatie worden gebaseerd op concrete gegevens over veranderingen in vegetatie, flora en fauna. Op basis van zowel de jaarlijkse evaluatie en de SNL-monitoring worden afspraken gemaakt. - Wie doet wat De beheerder van de Gemeente: Regelt de monitoring van de heideterreinen; legt de uitgevoerde beheermaatregelen vast; verzorgt de GPS-tracker om de begrazingsactiviteiten vast te leggen; faciliteert een begrazingscursus voor de herder; regelt dat er twee keer per jaar ecologische ondersteuning wordt geleverd om het begrazingsplan te implementeren; De herder van de Stichting: Houdt het logboek bij met begrazingsinspanning, activiteiten ten aanzien van recreatie en ander bijzonderheden; leest de GPS-tracker maandelijks uit en stuurt de gegevens naar de Gemeente Nunspeet. De beheerder van de Gemeente en de herder van de Stichting: Komen minimaal drie keer per jaar samen om het beheer te bespreken en te evalueren.
32
Checklist evaluatie ∙ Ten aanzien van de schaapskudde - Is de conditie van de schapen goed
Aandachtspunten - Aantal ooien - Aantal lammeren - Omvormen van de schaapskudde naar Veluws heideschaap - Is er noodzaak tot bijvoeren van de schapen
Aandachtspunten - Is hoeverre is er behoefte aan meer weidegrond - Zijn er voldoende drinklocaties aanwezig - Zijn de kralen in goed onderhouden
∙ Ten aanzien van het beheer van de heideterreinen - Hebben er veranderingen plaats gevonden in oppervlakte en ligging van deelgebieden
Aandachtspunten bij het beheer: - Minder scherpe grenzen gewenst - Meer mozaïekvorming in eenvormige stukken gewenst - Oppervlakte met dominantie van Pijpenstrootje: moet in de deelgebieden afnemen - Leeftijdsklassen heide
Aandachtspunten: - Meer mozaïekvorming en minder scherpe grenzen - Volwassen en oude heide niet overbegrazen - Korstmosrijke vegetaties ontzien - Open zandplekken: ontzien in mei- aug. - Voorkomen van reptielen (Zandhagedis, Levendbarende hagedis, Gladde slang en Adder) - Voorkomen van Nachtzwaluw, Veldleeuwerik, Boomleeuwerik, Geelgors en Roodborsttapuit - Signalen van onder- of overbegrazing (voor zover nog niet benoemd)
Indicatoren voor mogelijke onderbegrazing: - Sterke toename van Pijpenstrootje en Bochtige smele - Sterke afname van heischrale vegetatie - Sterke toename van opslag van bomen en struiken
Indicatoren voor mogelijke overbegrazing: - Als de heidestruiken overal afgeschoren worden. Er moeten slechts hier en daar de uitlopers van af gegeten worden - Sterke afname van de plekken met Pijpenstrootje - Sterke toename van kort afgegraasde heischrale vegetatie - Afname van Zandhagedis, Levendbarende hagedis, Gladde slang en Adder - Afname van grondbroeders als Nachtzwaluw, Veldleeuwerik, Boomleeuwerik en Roodborsttapuit
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
33
Bosgroep Midden Nederland
Bijlage 1 Begrazingsovereenkomst De Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet ( de stichting ) en de Gemeente Nunspeet (de beheerder) komen overeen dat de stichting zorg draagt voor de begrazing van de Elspeetsche en Westeindsche heide. De kudde van de Stichting zal, naast de recreatieve functie, ingezet worden voor de ontwikkeling en verbetering van de vegetaties in de heideterreinen. De overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 5 jaar met een stilzwijgende verlenging van wederom 5 jaar na afloop van de periode. De begrazing zal op basis van een jaarplan worden uitgevoerd. Het jaarplan wordt in overleg tussen de beheerder en de schaapsherder vastgesteld. Het jaarplan is bepalend voor de locaties waar begraasd wordt in het betreffende jaar. De Stichting mag zelf binnen de richtlijnen van het jaarplan bepalen op welk moment een begrazing op een locatie wordt uitgevoerd. Voor het begin van een nieuw beheerjaar worden het aantal dagen vastgelegd waarin de kudde ingezet zal worden voor recreatieve doelen. De beheerder draagt zorg voor ecologische ondersteuning van de Stichting. De Stichting en de beheerder hebben regelmatig overleg over het uitgevoerde en geplande beheer. Dit overleg zal minimaal 3 x per jaar worden gehouden; een keer om het beheer voor het komende jaar te bespreken, één keer om halverwege het jaar om knelpunten te bespreken en één aan het eind van het jaar om het jaar te evalueren. Indien de Stichting niet slaagt om binnen de periode uit het jaarplan de gewenste begrazing uit te voeren dan dient dit direct gemeld te worden. Zo nodig worden in samenspraak met de Stichting aanvullende maatregelen genomen, door bijvoorbeeld extra inzet van een andere kudde of mechanische maatregelen. Het al dan niet realiseren van beheerdoelen maakt geen deel uit van deze overeenkomst. Uitsluitend de inzet van de kudde van de Stichting op basis van het jaarplan is bepalend voor deze overeenkomst.
Ir. D.H.A. van Hemmen
Drs. H.A.R. Kok
De burgemeester van Nunspeet
Voorzitter van de Stichting Schaapskudde Gemeente Nunspeet
34
Literatuur Beek, G.H.T. van, 2012. Begrazingsplan Hulshorster Zand. Opgesteld door Landschapsbeheer De Wassum in opdracht van de Vereniging Natuurmonumenten in het kader van het Life-project Wuthering Heaths. 11 pp. Buro Bakker, 2008. Begrazingsplan Havelte-Oost 2008 – 2018. Buro Bakker, Assen, in opdracht van Stichting Holtinger Schaapskudde, namens Dienst vastgoed defensie, Directie Noord, Dienstkring Havelte en Provincie Drenthe. Elbersen, B.S., A.T. Kuiters, W.J.H. Meulenkamp & P.A. Slim, 2003. Schaapskuddes in het natuurbeheer. Economische rentabiliteit en ecologische meerwaarde. Alterrarapport 735. Alterra, Wageningen. Deuzeman, S., 2008. Broedvogels van de heideterreinen van de Gemeente Nunspeet. SOVON-inventarisatierapport 2008-34. In opdracht van de Gemeente Nunspeet. Horsthuis, M.A.P., 2011a. Beheerevaluatie en visie heideterreinen Gemeente Nunspeet. Bosgroep Midden Nederland in opdracht van de Gemeente Nunspeet. 89 pp. + bijlagen. Horsthuis, M.A.P., 2011b. Beheerplan Heideterreinen Gemeente Nunspeet 20112021. Bosgroep Midden Nederland in opdracht van de Gemeente Nunspeet. 25 pp. + bijlagen. Horsthuis, M.A.P. & J. Bouwman, 2013. Flora, vegetatie en fauna van de heidevelden Gemeente Nunspeet. Bosgroep Midden Nederland in opdracht van de Gemeente Nunspeet. 32 pp. + bijlagen. Jong, J.J. de & A. Oosterbaan, 2007. Kosteneffectiviteit van beheermaatregelpakketten voor de Gorsselse Heide. Alterra-rapport 2322. Alterra, Wageningen. Oosterbaan, A., J.J. de Jong & J.K. van Raffe, 2006. Kosteneffectiviteit van beheer van bos- en natuurterreinen. Een onderzoek naar de verhouding tussen kosten en effecten van verschillende maatregelpakketten voor het beheer van droge heide. Alterra-rapport 1401. Alterra, Wageningen. Os, M. van, 2013. Overeenkomst begrazing Ermelosche Heide (eindconcept). Bosgroep Midden Nederland in opdracht van Gemeente Ermelo. 29 pp. Piek, H., 2000. 30 jaar begrazing bij Natuurmonumenten. Natuurmonumenten. Wallis de Vries, M.F., J. Noordijk, H. Sierdsema, R. Zollinger, J.T. Smit, & M. Nijssen, 2013. Begrazing in Brabantse heidegebieden – Effecten op de fauna. Rapport VS2012.017, De Vlinderstichting, Wageningen / EIS-Nederland, Leiden / SOVON Vogelonderzoek, Stichting RAVON en Stichting Bargerveen, Nijmegen.
Begrazingsplan Elspeetsche en Westeindse heide Definitief
35