/:
*5*1
A\ >
<
^
HEID. PROEFONDERVINDELIJKE ONDERZOEKINGEN OMTRENT:
DE AFSTAMMING VAN DEN MENSCH.
' - /
K M. BERNELOT MOENS.
•A
VAN DER HEIDE & LEIJDENROTH UTRECHT
A. OWEN & Co.
A. MALOINE
A, OWEN & Co,
t-ONDON.
PARIS.
(CARL VON TABORSKY) UEIPZIQ.
1908.
^
ƒ - * 4
^
Il
I- V .^'t^^n^u'.
T—T-j
m.wm^
f 5=
it ^ . J '-^ fc-
Proefondervindelyke onderzoekingen omtrent de afstamming van den Mensch
__^
WAARHEID PROEFONDERVINDELIJKE ONDERZOEKINGEN OMTRENT
DE AFSTAMMING VAN DEN MENSCH
H. M. BERNELOT MOENS EX-DOCENT IN DE ZOÖLOGIE EN BOTANIE BIJ HET MIDDELBAAR- EN HOOGER ONDERWIJS.
VAN DER HEIDE & LEIJDENROTH UTRECHT
A. OWEN & Co.
A. MALOINE
A. OWEN & Co.
LONDON
PARIS
(CARL VON TABORSKY)
LEIPZIG
1908
Het is algemeen bekend, dat de mensch te allen tijde getracht heeft de verklaring van zijn ontstaan te vinden. Daarom behoeft het geene verwondering te baren, dat er tal van geschriften en werken het licht gezien hebben, waarin de resultaten van het denken en vorschen van geleerden en niet-geleerden neergelegd zijn. Ondanks de massa literatuur, die op dit gebied verscheen, is men na het lezen van boeken getiteld „De Afstamming van den Mensch" vaak nog even onwetend als te voren. Iets beters dan meer of minder speculatieve verklaringen omtrent de wijze, waarop de eerste mensch op onze planeet gekomen is, werd er tot nu toe niet gegeven.
6 De reden, waarom het niet mogelijk was om tot een positief en onomstootelijk bewijs van de l ¥ a a r h e i d te komen, is uitermate eenvoudig. Zij berust namelijk op het feit, dat men in plaats van te trachten op proefondervindelijke wijze de afstamming van den mensch vast te stellen, tevreden is geweest met het maken van gevolgtrekkingen, die wel is waar aan den boven vooroordeel en blind geloof verheven mensch de zekerheid geven, dat hij een hoogere ontwikkelingsvorm der dieren, met name van de zoogdieren en in het bijzonder der op den mensch gelijkende of anthropomorphe apen is, maar waarvan het experimenteele bewijs tot heden ten eenenmale ontbreekt. Mijn doel is nu om te trachten dit bewijs te leveren. Hiertoe is het noodzakelijk, dat ik mij naar den Kongo begeef, waar ik zal kunnen beschikken over een voldoend aantal anthropomorphe apen, die daar onder de meest gunstige omstandigheden gehouden kunnen worden. Van de vier anthropomorphe apensoorten, die bestaan, komen de gorilla en de chimpanzee in den Kongo zelf voor, terwijl ik mij de beide andere soorten, de orang-oetan en de gibbon, uit Indië zal laten toezenden.
7 In Europa zijn mijne onderzoekingen onmogelijk uit te voeren, omdat de anthropomorphe apen, die men hier brengt, bijna zonder uitzondering aan longtering, bronchitis en longontsteking sterven, voor zij den volwassen leeftijd bereikt hebben. Van de Fransche Regeering en van het Instituut Pasteur te Parijs ontving ik reeds de uitgebreidste aanbevelingen aan den Gouverneur Generaal van den Franschen Kongo om mij mijne wetenschappelijke taak zooveel mogelijk te vergemakkelijken.
8
Mijne experimenteele onderzoekingen zullen omvatten:
A. K u n s t m a t i g e bevruchting van de geslaelitsrijpe wijfjes der anthropomorphe apen met het sperma *) van mensehen (gorilla en chimpanzee zullen voornamelijk bevrucht worden met het sperma van negers.)
B . Het kruisen van de anthropomorphe apen onderling door natuurlijlce of kunstmatige bevruchting.
C. Het bestudeeren van bij den mensch voorkomende ziekten, voornamelijk de syphilis, op de anthropomorphe apen.
*) Sperma of zaad is het afscheidingsprodukt der mannelijke teelkheren.
9 Op grond van de nauwe en onbetwistbare verwantschap tusschen de anthropomorphe apen en de menschen (vooral de vertegenwoordigers der lagere menschenrassen) en de gunstige resultaten, die ik door middel der kunstmatige bevruchting bij hoogere zoogdieren *) verkreeg, zijn de onder A. genoemde experim^enten aangewezen en vormen zij eenen directen weg om tot zekerheid te komen. De afstand tusschen alle dieren (zelfs de lagere apen) en de anthropomorphe apen is grooter dan tusschen deze en den mensch. Getroffen door de groote uiterlijke overeenkomst tusschen de menschen en de apen, voornamelijk de ons bezighoudende anthropomorphe apen, komt bij iedereen de gedachte op, dat het onderscheid tusschen deze dieren en den mensch niet groot kan zijn; in alle geval, dat in het geheele
*) Bij de vrouw is de kunstmatige bevruchting met sperma van den man reeds herhaaldelijk gelukt; de beschrijving der techniek vindt men in bijna ieder modern werk over gynaekologie. Wanneer men in plaats van menschensperma het sperma van een der anthropomorphe apen nam, zou men tot hetzelfde resultaat kunnen komen, dat ik mij voorstel met de sub A. genoemde proeven te bereiken.
10
dierenrijk geen enkel wezen leeft, dat zoo sterk op den mensch gelijkt. Bij nadere beschouwing van een wetenschappelijk standpunt blijkt, dat alle deelen en onderdeden van het lichaam, zoowel de uit- als inwendige, welke men bij den mensch vindt, ook bij de anthropomorphe apen aanwezig zijn. Het geraamte bestaat uit hetzelfde aantal beenderen (ongeveer 200), die bij beiden door evenveel spieren (circa 300) bewogen worden. Het gebit van den mensch omvat zooals bekend is 32 tanden en kiezen; bij de anthropomorphe apen zijn aantal en plaatsing der tanden en kiezen in de kaak identisch. Men vindt bij beiden dezelfde zenuwelementen, die bij den bouw van het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggemerg) de hoofdzaak uitmaken. De organen voor de voortplanting zijn in bouw en functie gelijk; de geslachtsrijpe wijfjes der anthropomorphe apen bezitten eene regelmatige bloedafscheiding uit de baarmoeder, in analogie met de menstruatie der vrouw. Ook de melksecretie en het zoogen geschieden bij hen precies zooals bij de vrouw. Tusschen het embryo *) van de anthropo-
*)
Embryo noemt men het ongeboren dier.
II
morphe apen en dat van den mensch bestaat de meeste overeenkomst. De manier, waarop de vrucht in het moederhjke lichaam gevoed wordt, is bij anthropomorphe apen en menschen dezelfde. Beiden bezitten n.l. ééne schijfvormige placenta *), die op dezelfde opvallend eigenaardige wijze gevormd wordt, in tegenstelling met alle overige apen en verdere dieren. Uit de nieuwere bloedonderzoekingen volgt, dat menschen en anthropomorphe apen in letterlijken zin bloedverwanten zijn. Hiermede wil ik zeggen, dat bloed van dezelfde samenstelling door beider bloedvaatstelsel stroomt. Geen enkel ander dier bezit dergelijk bloed. Diersoorten, die niet verwant zijn, bezitten verschillend bloed, d. w. z. het bloed van de eene soort werkt meer of minder deletair (schadelijk) op het bloed der andere. In enkele minuten sterven b.v. de kat en het konijn onder verschijnselen van kramp, wanneer men door het verbinden der groote halsslagaders de bloedstroomen dezer beide dieren in elkander laat vloeien, omdat de roode bloed-
*) De placenta is het orgaan, waarin in hoofdzaak de overgang der voedingsstoffen van het bloed der moeder naar het Hchaam van de vrucht plaats grijpt-
12
lichaampjes van de eene bloedsoort door het serum (de bloedwel) der andere bloedsoort vernietigd worden. Met twee katten of twee konijnen kan men daarentegen bovengenoemde proef zonder nadeel nemen, daar zij dezelfde bloedsoort bezitten. Ook zeer naverwante diersoorten hebben in dit opzicht hetzelfde bloed. Zoo hebben bijv. paard en ezel, hond en wolf, enz., bloed, dat wederzijds geen invloed op elkander uitoefent; de respectieve roode bloedKchaampjes worden niet vernietigd. Het bloedserum van den mensch vernietigt de roode bloedlichaampjes van alle proeidieren, zooals de kikvorsch, de paling, de ringslang, de adder, de duif, het hoen, de reiger, het paard, het varken, het rund, het konijn, het Guineesch biggetje, de hond, de kat, de egel, halfapen (Lemur), apen van de nieuwe wereld (Ateles en Pithesciurus) en apen van de oude wereld (Cynocephalus, Macacus,Rhesus), met uitzondering van de bloedlichaampjes der anthropomorphe apen. Van de zeer naverwante diersoorten, die hetzelfde bloed hebben: paard en ezel, paard en zebra, luipaard en poema, leeuw en tijger, hond en wolf, haas en konijn, baardaap en bruinzwarte makaak, bestaan nakomelingen (bastaarden of hybriden).
13
Menschen en anthropomorphe apen bezitten eveneens hetzelfde bloed, dus:
Na afloop mijner werkzaamheden in den Kongo zal ik dit vraagteeken door het resultaat van mijne proeven vervangen.
Of er reeds tusschenvormen van anthropomorphe apen en menschen bestaan hebben, kan bewezen worden door de overblijfselen. Daar er evenwel van alles wat geleefd heeft en leeft slechts in bijzondere omstandigheden wat bewaard blijft, is de kans om hiervan iets te vinden gering. En toch zijn er reeds drie schedels gevonden, die aan wezens behoord hebben, aan welke eene plaats tusschen de anthropomorphe apen en menschen toekomt. De beide eerste, de een in 1856 in het Neanderdal bij Dusseldorf gevonden en nu in het museum te Bonn te zien, en de andere gevonden in 1887 in een der holen van Spy bij Namen en bewaard in het palaeontologisch museum der Uni-
14 versiteit van Luik, vertoonen opvallend vooruitspringende beenplooien boven de oogkassen en beschouw ik als behoord te hebben aan lager staande menschensoorten dan de nu levende mensch. De kostbaarste vondst geschiedde evenwel in 1891 te Trinil op het eiland Java waar de derde schedel, een linker dijbeen en twee kiezen gevonden werden door onzen landgenoot Professor E. DUBOIS, die, daar hij de skeletdeelen te zijnen huize had, zoo vriendelijk was mij deze in handen te geven. Mijns inziens is het even goed mogelijk, dat het wezen, aan hetwelk de skeletdeelen toebehoord hebben en waaraan de vinder den naam van Pithecanthropus erectus (rechtopgaande aapmensch) gegeven heeft, een bastaard van anthropomorphe apen en menschen, als een overgangsvorm tusschen beiden was. In elk geval, een feit is het, dat deze overblijfselen het bewijs leveren, dat er vroeger wezens op aarde leefden, die tusschen menschen en anthropomorphe apen in stonden.
Nu zal ik anthropomorphe apen met sperma van menschen kunstmatig bevruchten. De meeste menschen hebben gewoonHjk geene juiste voorsteUing van de wijze^ waarop zijzelf in het moederlichaam ontstaan zijn. Men weet meestal niet, dat ieder menschelijk wezen, evenals alle andere dieren en planten, één enkele cel geweest is, het ei, dat bij den mensch in doorsnede ± Vs m.M. groot is. De vorming dezer eieren heeft bij de vrouw plaats in afzonderlijke klieren, eierstokken of ovaria geheeten; zal uit dit ei een nieuw individu ontstaan, dan is bevruchting noodig. De bevruchting vindt plaats, wanneer een spermatozo *) in het ei binnendringt, waarna dit de veranderingen begint te ondergaan, die ten slotte voeren tot het samengestelde organisme der voldragen vrucht. Het is voor het tot stand komen der bevruchting volstrekt niet noodzakelijk, dat het hoogste punt van het geslachtsgenot bij man en vrouw
*) Spermatozoën of zaaddiertjes, zijn in het sperma voorkomende, zich bewegende cellen, die bij den mensch ± 0,055 m.M. lang zijn.
i6 samenvalt, zooals velen meenen. Zwangerschap kan volgen op geslachtsgemeenschap, waarbij het wellustgevoel bij de vrouw ten eenenmale ontbreekt. Zelfs is geslachtelijke omgang in het geheel niet noodig, zooals het succes der kunstmatige bevruchting*) bewijst. Deze kunstbewerking is bij eene normale vrouw steeds mogelijk en niet nadeelig. Niet alleen dat mij de ktmsimatige bevruchting van zoogdieren, zooals eekhoorn, konijn en hond gelukt is, zelfs verkreeg ik langs dezen weg een bastaard tusschen haas en konijn. Hieruit volgt, dat het mogelijk is om bij alle dieren van dezelfde soort of bij naverwante soorten, zooals anthropomorphe apen en menschen, de kunstmatige bevruchting te verrichten. Men moet daartoe den anatomischen bouw en de physiologische functies van het geslachtsapparaat der anthropomorphe apen kennen en daarenboven de speciale, op deze kennis gebaseerde en toe te passen, techniek volkomen beheerschen.
t,
"^
;
*) De juiste beteekenis van „kunstmatige bevruchting" is het in onmiddellijk contact brengen van de spermatozo met het rijpe ei; men gebruikt dezen term ook voor het kunstmatig vergemakkelijken van de bijeenkomst dezer beide cellen (d. w. z. niet langs den weg der geslachtsgemeenschap).
^ ' - ^ - ^ ] -
t,
*i
Wat de onder B. genoemde proefnemingen betreft, het kruisen van de anthropomorphe apen onderling, zoo zal men bastaarden kunnen verkrijgen tusschen gorilla en chimpanzee, gorilla en orangoetan, gorilla en gibbon, chimpanzee en orang-oetan, chimpanzee en gibbon, orang-oetan en gibbon. Boven werden reeds verscheidene zoogdieren van verschillende soort genoemd o.a. paard en ezel, paard en zebra, luipaard en poema, leeuw en tijger, hond en wolf, haas en konijn, baardaap en bruinzwarte makaak, die gepaard hebben en bastaarden gaven. Men ziet, zooals bij den zich in den dierentuin te Berlijn be vindenden bastaard van den Indischen luipaard cf en de poema Q uit Argentinië, dat de ouders zeer verschillen, en uit ver van elkaar verwijderde streken afkomstig zijn. Zouden enkele der genoemde combinaties van anthropomorphe apen niet paren, dan zal ik ook hier de kunstmatige bevruchting toepassen.
Ten slotte zal punt C , het bestudeeren van bij den mensch voorkomende ziekten, voornamelijk de syphilis, op de anthropomorphe apen uitgevoerd worden, waarmede de mij assisteerende geneeskundige, Doctor BosHOUWERS, zich in het bijzonder zal bezighouden. De natuurlijke en dus uiterst gunstige levensomstandigheden, waarin de anthropomorphe apen zullen verkeeren, zijn van het grootste gewicht voor het slagen van dergelijke onderzoekingen. De anthropomorphe apen moeten, behalve goed ingerichte hokken, afgegrensde boschgedeelten te hunner beschikking hebben. Dit is te verkrijgen door die gedeelten met uitgravingen te omgeven, die diep en breed genoeg zijn om het ontvluchten te beletten. Voor proefnemingen op het gebied der menschelijke pathologie leenen de anthropomorphe apen zich het beste. Theoretisch volgt dit reeds uit bovenstaande beschrijving hunner nauwe verwantschap met de menschen; ook practisch is dit reeds aangetoond, zooals vooral het positieve resultaat van entingen met het gif der syphilis bewijst.
19 Deze op de geheele aarde voorkomende ziekte breidt zich voortdurend uit, hetgeen uit de statistieken bhjkt. Daar de syphilis *) tot de specifiek erfeUjke ziekten behoort en hare buitengewoon nadeehge gevolgen zich dus tot in de toekomstige geslachten uitstrekken, is het van het grootste belang voor de geheele menschheid, dat van eene buitengewoon gunstige gelegenheid, als bovenbeschreven, ook in dit opzicht gebruik gemaakt wordt.
*\ ")
Voor niet deskundigen, die van de syphilis iets meer wenschen te weten, noem, ik het door Dr, BOSHOUWERS in het Nederlandsch vertaalde werk van den bekenden Parijschen syphilidoloog Professor A. FOURNIER: „Syphilis et Mariage".
De reden, waarom ik in de voorafgaande bladzijden (in ook voor den niet deskundige gemakkelijk te begrijpen vorm) de uiteenzetting mijner voorgenomen onderzoekingen gepubliceerd heb, is, dat ik meen door het in wijderen kring bekend maken mijner gedachten den stoot te geven tot nauwere aaneensluiting van die personen, die de Waarheid boven alles stellen en elk eeriijk pogen om tot waarheid te geraken krachtig willen steunen. Het is voor mij van groot gewicht en ik moet mij ten zeerste gelukkig prijzen, dat de Heer H. M. J. BOSHOUWERS, docteur en médecine, chirurgie et accouchements, en sedert 1902 arts te Haarlem, zich te mijner beschikking gesteld heeft om mij bij mijne onderzoekingen te assisteeren. In zijn persoon vind ik al die eigenschappen vereenigd, die onmisbaar zijn om eene dergelijke onderneming tot een goed einde te brengen. Hiervoor heb ik iemand noodig die niet alleen vele bekwaamheden, ruimen bhk en energie bezit, maar die zich — met opoffering van alle voordeelen zijner tegenwoordige positie onder moeilijke omstandigheden en in een ongunstig klimaat geheel wil wijden aan den voorgenomen arbeid.
22
Naast de volkomen toewijding van twee natuuronderzoekers in de beste periode van hun leven is er voor mijne onderneming een kapitaal *) noodig en daar de onderzoekingen van het grootste belang zijn voor de wetenschap en voor de menschheid, vertrouw ik, dat ik van de lezeressen en lezers, die sympathie voelen voor mijn streven, ook in die richting medewerking zal ondervinden. 1908. HAARLEM,
H. M. BERNELOT MOENS. Leeghwaterstraat 6.
*) Dankbaar vermeld ik, dat ik reeds den 24en October 1907 eene bijdrage van Hare Majesteit, de Koningin der Nederlanden, den 28en October 1907 eene bijdrage van Zijne KoninkHjke Hoogheid, den Prins der Nederlanden, Hertog van Mecklenburg en den 2en November 1907 eene bijdrage van Hare Majesteit, de Koningin Moeder ontvangen heb.
r|
..» ••^-faifthiMi^^.Air.^,
.-^ii
-J J
é