In Brabant
Zonder het enthousiaste werk van de vele onderzoekers die zich met het Brabantse erfgoed bezighouden, zou de bron waaruit ook In Brabant put weldra leeg raken. In Brabant biedt daarom iedere editie een gastauteur uitgebreid de ruimte om zijn of haar verhaal te doen, om te tonen hoe diep hij of zij in het Brabantse verleden is gedoken.
Iris Dracht
Barometer van het streekgevoel
Streekmusea verkennen hun toekomst Auteur Iris Dracht (Nijmegen, 1993) is student van de master Actuele Geschiedenis te Nijmegen. Voor Museum Kasteel Wijchen schreef zij samen met historicus R. Stoots het artikel ‘Oorlogsleed in Wijchen?’ Als stagiaire bij Erfgoed Brabant voerde zij een onderzoek uit naar de toekomst van streekmusea, waarvan dit artikel een samenvatting is. Haar masterscriptie zal gaan over de boekencultuur in de vijftiende eeuw.
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
En zo ja , hoe ziet deze er dan uit? Een gesprek met een tiental streekmusea in Noord Brabant , en enkele daarbuiten . 1
Hoe brengen we het streekmuseum naar de eenentwintigste eeuw? Deze vraag werd in de zomer van 2013 door Heemkundig Streekmuseum Jan Uten Houte in Etten-Leur aan Erfgoed Brabant gesteld. Jan Uten Houte vroeg Erfgoed Brabant om hulp en advies bij het herijken en vernieuwen van het museum. Het doel: het museum toekomstbestendig maken door meer draagvlak te creëren en meer bezoekers te trekken. Deze essentiële vraag leeft bij veel meer streekmusea. Erfgoed Brabant is daarom samen met Jan Uten Houte aan de slag gegaan met die herijking, maar ook andere musea en heemkundekringen worden bij dit proces betrokken. Hieruit is het project ‘Het streekmuseum in de 21e eeuw. Begeleidingstraject streekmusea’ ontstaan, dat de Brabantse streekmusea ondersteuning biedt in hun zoektocht naar een nieuw en breder draagvlak. Dit alles gebeurt in het kader van de Erfgoed Academie Brabant, het deskundigheidsprogramma van Erfgoed Brabant dat tot doel heeft om erfgoedbeoefening in Brabant te versterken. 2 Met en van elkaar leren staat daarbij centraal. Onderdeel van het project ‘Het streekmuseum in de 21e eeuw’ is daarom het in beeld brengen van de manieren waarop streekmusea in Brabant op dit moment functioneren, wat hun toekomstvisies zijn en welke wensen en behoeften ze hebben met betrekking tot netwerkvorming en samenwerking. 3
“Een plaats waar lokaal gebonden cultuurhistorie getoond en geaccentueerd wordt aan de (lokale) bevolking. De onderwerpen die getoond worden hebben lokaal impact.”
Musea en hun ontwikkeling Onder invloed van het overheidsbeleid zijn sinds de jaren zestig van de vorige eeuw de verwachtingen van het publiek steeds meer van belang geworden voor musea. Het draait in de huidige
Het bestuur van De Weeghreyse bracht hierbij later wel enige nuancering aan: “Er zijn meerdere typen streekmusea, maar het hangt ook af van het niveau waarop je het bekijkt. Als je kijkt naar de definitie is er maar één type: een museum waar de streek
tijd vooral om de wensen en interesses van het publiek, terwijl voorheen de bewaarfunctie het hoofddoel van (streek)musea was. Tegenwoordig worden musea afgerekend op hun bezoekersaantallen; de bewaarfunctie is naar de achtergrond verdrongen en de beleeffunctie staat voorop. Dit zet het bestaan van musea onder druk. Van oudsher hebben zij immers een grote hoeveelheid objecten verzameld, maar deze verzamelingen staan nu niet meer centraal. 4 Hoe denken de personen die direct betrokken zijn bij streekmusea eigenlijk over dat publiek? Hoe beschouwen ze hun collecties? En hoe bezien zij de toekomst? Hun standpunten komen uitgebreid aan bod in dit artikel, middels ter plekke afgenomen interviews. Om deze vragen goed te kunnen beantwoorden, moet echter eerst bekeken worden wat een streekmuseum nu eigenlijk is. Wat is de definitie van een streekmuseum? Is er één type streekmuseum of zijn er meerdere varianten mogelijk? De bestuursleden van Cultuurhistorisch Centrum De Weeghreyse in Rijsbergen kwamen gezamenlijk tot de volgende definitie van een streekmuseum:
inbrabant
N U M M E R 3 S E P T E M B E R 2 0 1 5
4 i n b r a b a n t
Een tentoonstellingszaal in Kempenmuseum De Acht Zaligheden. (Foto: Mees van den Ekart)
Hoe is het gesteld met het Noord - Brabantse streekmuseum? Heef t het een toekomst?
5
foto rechts: De vaste tentoonstelling van het Heemkundig Streekmuseum Jan Uten Houte. (Foto: Mees van den Ekart) foto onder: De strijkijzercollectie van De Acht Zaligheden. (Foto: Mees van den Ekart)
De nagebouwde winkel in het Heemkundig Streekmuseum Jan Uten Houte. (Foto: Mees van den Ekart)
behandeld wordt. Bij al deze musea is de focus hetzelfde, maar wat ze tonen kan heel verschillend zijn en ook de wijze van tentoonstellen kan verschillen. Dus de objecten en concepten variëren, zoals er ook kleine verschillen zitten in de lokale gebruiken, bijvoorbeeld wanneer het aankomt op zoiets als de Brabantse mutsen. Wat ‘de streek’ in streekmuseum is, daar kun je over twisten. Het is wel breed, want je kunt het ook linken aan het nationale of internationale, zoals wanneer Van Gogh behandeld wordt of de Eerste Wereldoorlog in relatie tot de streek. Maar de mensen van de streek moeten zich er wel in kunnen herkennen, het vertrekpunt blijft altijd: de streek.” 5 Dit antwoord is typerend: in alle interviews wordt benadrukt dat niet alleen de streek centraal staat, maar ook dat de inwoners van die streek zich erin moeten kunnen herkennen en dat er draagvlak moet zijn. Bovendien wordt aangegeven dat alle streekmusea in principe over hetzelfde onderwerp gaan, namelijk de streek, maar dat er verschillende typen musea zijn: gekozen 6 i n b r a b a n t
onderwerpen en manieren van tentoonstellen kunnen erg verschillen. Daarnaast wordt de link met het heden aangehaald. Zo vertelde Karst Vaartjes, bestuursvoorzitter van het Heemkundig streekmuseum Jan Uten Houte in Etten-Leur: “Een streekmuseum moet de geschiedenis laten zien, maar ook de ontwikkeling naar hoe het zo geworden is als het nu is. Een streekmuseum moet de neerslag zijn van wat er nu te zien is in de regio.” Voorwerpen uit de streek, het eigene van de streek, draagvlak binnen de streek, de link met het heden van de streek. Het moge duidelijk zijn dat de streek en haar inwoners in ieder geval centraal moeten staan. Functie in de regio De streek en haar bewoners zijn het vertrekpunt, maar wat is dan de rol van het museum in die streek en voor die bewoners? Welke functie heeft het streekmuseum in de regio? Ook ten aanzien van dit onderwerp kwamen in de interviews meerdere facetten naar voren, al kan bij vergelijking grofweg een tweedeling gemaakt worden.
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Enerzijds werd de nadruk gelegd op wat je wellicht de ‘traditionele waarden’ van een museum zou kunnen noemen: de educatieve, culturele, recreatieve, cultiverende en onderzoekende rol. Rylana Seelen, directeur van Museum Kasteel Wijchen, vatte het als volgt samen: “Een streekmuseum maakt het cultureel erfgoed van de regio voor het publiek toegankelijk. (…) Dat is ook de rol van het museum in de samenleving, die identiteitsvorming. Die unieke geschiedenis benadrukken, vertellen waarom mensen trots zijn om ergens te wonen.” Aan de andere kant was er een groep die meer de functie van het museum als een ontmoetingsplaats of culturele pleisterplaats benadrukte. Hierbij werd aangehaald dat mensen elkaar zo kunnen vinden in hetzelfde onderwerp, kritisch kunnen kijken en elkaar kunnen aanvullen. Bij beide standpunten speelt educatie een zeer grote rol. Hans van Sleuwen, bestuursvoorzitter van de Meierijsche Museumboerderij (HeeswijkDinther), legt dit treffend uit: “Dus het gaat erom de jeugd te leren dat het anders was door het ze te laten doen en ervaren. Voor ouderen zijn we juist een reminder. We brengen hen terug naar het verleden. Dus een zeer belangrijke rol heeft educatie in deze doelen. Educatie is de kracht en de sleutel voor de toekomst. Niet alleen het cultureel erfgoed behouden, maar het ook uitbouwen. Zo hebben we bijvoorbeeld een project voor de tweede klas van de plaatselijke middelbare school, dus voor dertien- en veertienjarigen. Dit zijn niet de makkelijkste kinderen en die proberen we begrippen als duurzaamheid uit te leggen. Dit doen we door ze het te laten ervaren en beleven. De leraar kan nog de blaren op zijn tong lullen, maar dan komt het niet binnen. Door ze het te laten beleven
wel.” Schoolklassen van zowel basisscholen als middelbare scholen vormen hierbij een belangrijke doelgroep in de regio van het streekmuseum. Als doelgroep hebben de musea over het algemeen genomen de plaatselijke bewoners voor ogen. Daarbij zijn de musea zich ook zeer bewust
inbrabant
N U M M E R 3 S E P T E M B E R 2 0 1 5
7
foto boven: De woonkamer van de Meierijsche Museumboerderij. (Foto: Mees van den Ekart) foto onder: De linnenkast van de Meierijsche Museumboerderij. (Foto: Mees van den Ekart)
van het feit dat het hebben van draagvlak binnen de gemeente zeer belangrijk is. Dit is ook wat andere professionals binnen de sector signaleren. Dat draagvlak wordt gezien als noodzakelijk, niet in de laatste plaats vanwege het feit dat musea zich telkens weer moeten legitimeren om te blijven voortbestaan. Zo vertelde Berrie Raaijmakers, manager van Museum de Vier Quartieren in Oirschot: “Wij zijn een museum voor de inwoners en de toeristen, maar we hebben nu de neiging om in te zetten op de inwoners. Om een draagvlak te krijgen, zodat mensen naar ons verwijzen als ‘ons’ museum. Op de toerist kun je geen peil trekken, maar als het museum gaat leven in de gemeente, krijg je draagvlak en een relevantie.” De grote vraag is daarbij natuurlijk hoe dat draagvlak te creëren.
8 i n b r a b a n t
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
foto links: In De Looierij wordt elke stap van het leerlooien uitgelegd. (Foto: Mees van den Ekart) foto rechts: Een tentoonstellingszaal in De Looierij. (Foto: Mees van den Ekart)
“Je moet een minimale kennis hebben van wat hier gebeurd is en je moet erin geïnteresseerd zijn. Maar het blijft lastig, want je bent afhankelijk van vrijwilligers en van wat zij weten. Dus het is met vallen en opstaan leren over bijvoorbeeld zoiets als het bewaren van de collectie. We zijn nu een registratiesysteem aan het zoeken, maar ook dit is gaandeweg leren. Er is geen conservator, dus dat is soms best een probleem. Je bent beperkt tot de mensen die je hebt en de kennis die zij hebben.” Om die reden is het voor veel van de streekmusea ook moeilijk om te bepalen wat wel en niet bewaard moet worden. Er werd echter niet altijd geconstateerd dat er te weinig kennis in huis was op het gebied van de collectie. Zo werd door Bea Schoenmakers en Willem van Vossen, bestuursleden van Museum Boxtel, opgemerkt dat zij een museoloog hebben die hen vrijwillig adviseert. Ook andere streekmusea gaven aan dat zij over mensen kunnen beschikken inbrabant
N U M M E R 3 S E P T E M B E R 2 0 1 5
De collectie: behoud en beheer Het creëren van draagvlak kan onder meer door middel van het betrekken van het publiek bij het samenstellen van collecties. Dit ‘participerend verzamelen’ is een populaire trend in de huidige
museumcultuur. De onderzochte streekmusea bleken hierin zeer eenduidig te handelen. Bij wisseltentoonstellingen wordt, mits het onderwerp zich ervoor leent, regelmatig aan het publiek gevraagd om objecten aan te leveren. Dit kan variëren van oude foto’s tot kerststalletjes. Bij het beheer van de vaste collectie vindt er echter geen wisselwerking tussen het publiek en het museum plaats. Er worden wel experimenten gedaan op dit gebied, waarbij bijvoorbeeld ‘pop-up-musea’ (kortlopende exposities of musea in de buitenlucht) zijn samengesteld door jongeren en experts. Geen enkel van de betrokken musea bij dit onderzoek heeft een dergelijk project op het oog, maar bij de wisseltentoonstellingen wordt, overeenkomend met de trend, wel vanwege doordachte redenen het publiek om inbreng gevraagd. 6 Rylana Seelen (Wijchen) verwoordde deze redenen als volgt: “We proberen een win-win-situatie te creëren: om materiaal te krijgen, om bezoekers te krijgen én om mensen betrokken te maken.” Soms ontbreekt de historische kennis over de collectie om deze überhaupt kundig te kunnen exploiteren. Maar ook als er wel voldoende kennis is, dan nog blijkt het beheer van de collectie zeer moeilijk.7 Zo vertelde het bestuur van Cultuurhistorisch Centrum De Weeghreyse (Rijsbergen):
9
Een wisseltentoonstelling over de betekenis van de bijl van preshistorie tot hedendaags consumentisme in Museum ’t Oude Slot. (Foto: Mees van den Ekart)
Museum ’t Oude Slot. (Foto: Mees van den Ekart)
met voldoende kennis. In deze gevallen bleek dan dat er juist behoefte was aan meer informatie op het gebied van marketing, digitalisering, ICT of bijvoorbeeld subsidies en fondswerving. Door hun afhankelijkheid van vrijwilligers is het dus moeilijk voor de streekmusea om alle benodigde kennis en vaardigheden in huis te halen. Vandaar dat het per museum sterk uiteen kan lopen welke problemen worden ondervonden vanwege gebrek aan kennis. Zelfs de best toegeruste musea gaven aan dat het altijd nog beter kan en dat er kennislacunes zijn.
10 inbrabant
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Er wordt op veel plaatsen steeds nauwer samengewerkt. Soms als gevolg van bezuinigingen en soms als bewuste keuze. Er werd in de interviews aangegeven dat er zoveel bijeenkomsten worden georganiseerd dat het niet haalbaar is om deze allemaal bij te wonen. Daarvoor ontbreekt de tijd en het geld. Het is zodoende van groot belang om de juiste gesprekspartners te kiezen en de te bespreken thema’s te communiceren. Uit de interviews kwamen verschillende opties voor samenwerking naar voren. Enerzijds werd aangegeven dat het moet gaan om ‘gelijksoortige’ en ‘vergelijkbare’ musea. Klein en regionaal beginnen om het gevoel te hebben van saamhorigheid en dat er samen iets bereikt wordt. Anderzijds werd daar ook weer aan toegevoegd dat er veel te leren is van grotere musea; zij werken immers met professionals. Bovendien kunnen grote musea op hun beurt ook weer leren van de kleinere musea, bijvoorbeeld over hoe de bezoeker zo persoonlijk mogelijk kan worden ontvangen. Daarnaast werd als alternatief soms grensoverschrijdend gedacht, bijvoorbeeld in samenwerking met Duit-
se of Vlaamse partijen. Bovenal moet het netwerk volgens de betrokkenen gevormd worden door gelijkgestemden, waarbij iedereen haalt en brengt, zodat het een doeltreffende uitwisseling wordt. Een aandachtspunt hierbij is de consolidatie van het netwerk. De ervaring is namelijk dat dergelijke netwerken door één persoon gedragen worden en dat als deze wegvalt het netwerk als het ware ineenstort. Hierin kan wellicht een grote rol zijn weggelegd voor de Erfgoed Academie Brabant. In dat kader merkte Hans van Sleuwen treffend op: “Een netwerk is zeer belangrijk, want we hebben structureel geen geld om experts in te huren. Dus we moeten zelf het wiel uitvinden, maar dit is veel gemakkelijker als je van elkaar kunt leren en tips kunt krijgen.” De streekmusea zijn ook gevraagd of zij zelf in de eigen regio al samenwerkingsverbanden zijn aangegaan. Hierin zijn twee groepen te onderscheiden. Aan de ene kant zijn er degenen die hierin zelf zeer actief zijn en veel partners hebben. In dat geval worden er al arrangementen aangeboden met andere plaatselijke musea of culturele instellininbrabant
N U M M E R 3 S E P T E M B E R 2 0 1 5
Netwerk en samenwerking Musea kunnen elkaar inspireren en van elkaar leren, onder andere over de wijze waarop zij de geschiedenis van de streek aan het publiek overbrengen. Alle geïnterviewden waren het er dan ook over eens dat netwerken noodzakelijk zijn. De meningen waren echter verdeeld over de vraag wie in een dergelijk netwerk zouden moeten participeren en in welke vorm het gegoten zou moeten worden.
Bij het opbouwen en in stand houden van een netwerk zijn communicatie en marketing van belang. Ook Hans van Sleuwen (Heeswijk-Dinther) benadrukte dit punt: “Communicatie is zeer belangrijk. Hoe communiceer je goed naar iedereen? Hoe betrek je jongeren? We hebben veel kennis nodig, want we moeten de slag naar de toekomst maken. De toekomst is museumvijandig: tegenwoordig haalt iedereen zijn kennis in huis via een apparaat en mensen zijn minder geneigd erop uit te gaan om te beleven. Je ziet dan ook vooral senioren in de musea. Dus communicatie is een zeer belangrijk onderwerp.” Bij elk museum draait het toch uiteindelijk om de vraag: Hoe krijg je de bezoekers binnen? Hoe spreken we jongeren op een goede manier aan? Dit hangt regelmatig ook samen met het feit dat de vrijwilligers van de musea zelf al wat ouder zijn en zodoende nog niet altijd de social media ten volle weten te benutten. Het tweede zwaartepunt betreft de netwerkpartners. Behoefte aan het uitwisselen van informatie is er namelijk bij iedereen, maar er zijn heden ten dage zeer veel netwerkbijeenkomsten.
11
De Leidse stijlkamer in het Kaasmuseum. (Foto: Kaasmuseum Bodegraven)
gen, wordt er gezocht naar een goede relatie met de plaatselijke middenstand en wordt op deze manier ook gepoogd een spil te zijn in de regio. Aan de andere kant zijn er de musea die aangaven dat hierin nog erg weinig werd ondernomen, maar dat daar in de toekomst wel meer aandacht aan besteed zou gaan worden of dat er al wel plannen waren. Deze laatste categorie gaf daarbij aan dat dit ook een interessant thema zou zijn om op een netwerkbijeenkomst te bespreken om zo eveneens arrangementen te kunnen opzetten.
12 inbrabant
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
De kaasopslag in het Kaasmuseum. (Foto: Kaasmuseum Bodegraven)
Gerrit Wim van Veelen, vicevoorzitter van het Kaasmuseum in Bodegraven, maakt de relatie tussen de verschillende thema’s treffend duidelijk als hij de toekomst van het Kaasmuseum bespreekt: “Drie zaken zijn zeer belangrijk: voldoende vrijwilligers, voldoende financiën om het hele spul overeind te houden en het up to date/aantrekkelijk houden van het museum. Dit zijn essentiële zaken. De bottleneck is echter dat 90% van de financiën uit subsidie van de gemeente bestaat. De huur wordt steeds duurder en dus is er een steeds groter gat met de subsidie. En dit kun je niet los zien van het museum aantrekkelijk houden. Want dit doe je door bijvoorbeeld meer films te integreren, het interactiever te maken, een nieuwe manier van kijken te introduceren. Maar dit is een beetje ‘het kip-of-het-ei-verhaal’, want hiervoor heb je juist een grote zak met geld nodig.” Gerrit Wim van Veelen laat zo de wisselwerking inbrabant
N U M M E R 3 S E P T E M B E R 2 0 1 5
De toekomst Tegenwoordig ligt de focus op het publiek en zijn voorkeuren. Het is ook een tijd waarin al veel bezuinigingsrondes gepasseerd zijn en de musea hun relevantie moeten bewijzen. Bovendien hebben streekmusea vaak last van het feit dat ze een oubollig imago hebben. Het is dan ook niet verrassend dat al deze facetten terug te vinden zijn
in de verschillende pogingen te anticiperen op de toekomst. Als eerste moet hierbij de relevantie van het streekmuseum in de toekomst benoemd worden. Hierover werd door de geïnterviewden hetzelfde gedacht. Hans van Sleuwen (Heeswijk-Dinther) vatte dit vrij stellig samen: “‘Een land dat niets doet met zijn cultuur is een barbaars land.’ Een land moet samenhang hebben, dit was altijd de kracht van Nederland. Het is heel belangrijk om mensen te laten zien waar ze vandaan komen.” Hier werd door het bestuur van Cultuurhistorisch Centrum De Weeghreyse (Rijsbergen) een belangrijk punt aan toegevoegd: “Een museum toont tastbare driedimensionale objecten, iets dat niet kan op tv.” De blijvende relevantie van streekmusea werd ook nog wegens een andere reden aangehaald. Zo werd vaak de ambitie uitgesproken in de toekomst meer binding met de regio te creëren, een
ontmoetingsplaats te zijn of een culturele pleisterplaats. Annette Redegeld van Museum ’t Oude Slot (Veldhoven) stelde: “Het streekmuseum zal in de toekomst een culturele pleisterplaats worden die betekenis geeft aan de eigen plek. Het museum moet de herinneringen van de mensen plaatsen op de plek en in de tijd waar ze wonen.” Rylana Seelen van Museum Kasteel Wijchen laat zien dat daar een doordachte reden achter zit: “We willen een cultureel centrum zijn, los van een museum, dat een onmisbare functie in de samenleving vervult. (…) Verankeren in de regio en dus meer zijn dan een museum.” De uitdaging daarbij is alleen hoe die onmisbare positie te verkrijgen en te behouden. De altijd terugkerende vraag staat daarbij centraal: hoe krijg je de mensen binnen? Meerdere zaken werden hiervoor aangedragen. Allereerst werd aangegeven dat het draait om keuzes: durven te kiezen en niet álles willen. Er moet goed worden nagedacht over waar het museum staat en wat het museum wil uitdragen. Het museum moet onderscheidend zijn en er moet een duidelijke positie gekozen worden. Het tweede thema dat regelmatig naar voren werd gebracht met betrekking tot de toekomst was digitalisering en jeugd. De manier van het presenteren van de geschiedenis is aan het veranderen. Dit sluit aan bij de opkomst van de beleveniseconomie. De huidige trend in de museumwereld is het bieden van een unieke belevenis en ervaring die leerzaam en memorabel is. Het belang van de jeugd en verjonging kwam ook nog op een ander gebied naar voren. Niet alleen in relatie tot het aanboren van nieuwe bezoekers, maar ook met betrekking tot het binnenhalen van nieuwe medewerkers worden jongeren genoemd. Bij de musea waar al wel een aantal jongere vrijwilligers meewerken is te zien dat zij meer en betere kennis meebrengen van de zo belangrijke digitale media, maar ook dat zij weer eigen netwerken meebrengen en zodoende ook meer en nieuwe bezoekers kunnen aanspreken. Zo kan het museum tegelijkertijd nieuwe kennis en bezoekers binnenhalen.
13
Museum Kasteel Wijchen. (Foto: Iris Dracht)
zien tussen de noodzakelijke fondsen en het toekomstbestendig maken van het museum. Tijd en geld zullen twee bepalende factoren worden voor de toekomst van het streekmuseum. De hulp van onder andere vrijwilligers is dus essentieel. Desalniettemin benadrukt Paula dos Santos, docent Erfgoedtheorie en Sociomuseologie aan de Reinwardt Academie, dat dat niet alles is. Volgens haar dient er ook een verandering plaats te vinden in de gedachtegang: “Musea moeten hun werkwijze veranderen om al die doelen te bereiken. Er moet een dialoog zijn met de gemeenschap, het moet open zijn en flexibel. Daarvoor moet echt heel veel veranderen: verzekeringen, regels, gedachten, de inrichtingen, wat als waar wordt geaccepteerd, de instelling van de mensen. Er moet een ‘breaking down of rules’ komen. Maar dat is nog niet gebeurd en dus hebben er nog geen veran14 i n b r a b a n t
deringen plaatsgevonden.” De bestaande regels en afspraken zijn er natuurlijk om de kwaliteit te waarborgen, maar kunnen als nadeel hebben dat ze belemmerend werken, waardoor musea minder flexibel zijn. Hierdoor kan de positie van het museum binnen de gemeenschap of de sociale functie onder de vele vrijwilligers aangetast worden. Misschien wordt de aanzet tot de ‘breaking down of rules’ wel geleverd door Kempenmuseum De Acht Zaligheden uit Eersel. Opmerkelijk aan dit streekmuseum is namelijk dat het zelf aangeeft over een kleine collectie te beschikken en onvoldoende kennis van die collectie te hebben, terwijl het museum wel een dusdanige populariteit geniet dat het zo goed als zelfvoorzienend is. Zo vertelt Sies Vonk, de conservator: “Wij houden de eigen broek op. Dat doen we door heel veel arrangementen aan te bieden, zoals busreizen. (…) Daarnaast hebben wij als voordeel dat er twee grote en zeer goede campings in de buurt zijn. Daarnaast zijn er ook nog minicampings en groepsaccommodaties. Dus daar hebben we veel profijt van, en van het feit dat er ook weinig concurrentie is in de regio. (…) Het gaat er dus ook om wat je met je collectie doet. Je moet mensen handvatten geven en de juiste sfeer creëren. In ons geval maakt ook de combinatie met de museumtuin, waar ook veel te spelen is, het aantrekkelijk voor de kinderen en gezinnen, en de campinggasten. Maar je moet wel je best doen om de mensen enthousiast te houden en de plaatselijke bezoekers te laten terugkomen.” Deze voorbeelden schetsen samen een goed beeld van de uitdagingen waar de streekmusea voor staan in de toekomst. Waarschijnlijk vat Cees Breugelmans, directeur van museum De Looierij in Dongen, al deze zaken het beste samen: “Het streekmuseum kun je in stand houden door de keuzes die je maakt. Daar hangt het vanaf: wat je doelen zijn en of je de middelen hebt om die te bereiken.” Of zoals Henk Kemperman, directeur van Museum De Locht te Melderslo, zei: “Het gaat om een goed totaalbeleid.”
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Conclusie De vraag die aan dit onderzoek naar de streekmusea in Noord-Brabant ten grondslag lag was: wat is de huidige plaats van streekmusea in de samenleving, hoe is die ontstaan, en hoe kan vernieuwing tot stand komen? Het antwoord op deze vragen van de geïnterviewde medewerkers van streekmusea leverde een veelheid aan interessante feiten en meningen op. In de analyse is gepoogd deze te groeperen in een aantal denkrichtingen. In antwoord op de hoofdvraag hoe die vernieuwing tot stand kan worden gebracht, wordt de blik vooral gericht op de nieuwe digitale middelen, verjonging en specialisatie. De praktijk wijst uit dat dit inderdaad een positieve invloed heeft. De musea die al jongeren betrokken hebben, hebben inderdaad eveneens een groter aantal vernieuwende ideeën op het gebied van bestuur, methodiek, communicatie en het bereiken van een groter publiek. Uit een vergelijking van de verschillende bezochte musea blijkt ook dat het werken vanuit een duidelijke visie een grote rol kan spelen in die verandering en lijn naar de toekomst. Dit zorgt voor een duidelijke samenhang in beleid. Hiermee hangt dan weer de genoemde factor van het ‘durven maken van keuzes’ samen. Bovendien zorgt dit voor uniciteit, waarmee duidelijk wordt waarom bezoekers naar dát specifieke museum moeten komen. Er moet niet gedacht worden vanuit de vragen ‘wat willen we?’ en ‘hoe willen we dat?’, maar vanuit het ‘waarom?’. Die laatste vraag moet de basis zijn voor het wat en het hoe, want de praktijk wijst uit dat dat voor een duidelijker en pakkender verhaal zorgt bij het publiek. Het doel van die vernieuwingen is het tot stand brengen van draagvlak om op die manier de doelen van het museum te kunnen verwezenlijken. Uit de analyse van de interviews blijkt dat dit draagvlak vooral bereikt wordt door het uitbouwen van de maatschappelijke functie van het museum. Dit wordt gedaan door het spelen van een grote en actieve rol in de regio. Door het zoeken naar
Meer informatie over ‘Het streekmuseum in de 21e eeuw. Begeleidingstraject streekmusea’ is te vinden onder ‘Erfgoed Academie Brabant’ op www.erfgoedbrabant.nl.
samenwerking met de plaatselijke horeca, het aanbieden van arrangementen samen met lokale bedrijven, onderdeel worden van regionale fietstochten of wandelroutes of door het exposeren in een restaurant. Dit soort voorbeelden vergt een proactieve aanpak van de streekmusea in het zoeken en vinden van die contacten. Essentieel is dus elke keer terug te keren naar de vraag: waarom doe je het? En daarbij middels een initiatiefrijke en ondernemende aanpak zorgen voor het uitbouwen van de maatschappelijke functie. Misschien blijkt hieruit wel dat het belangrijkste is dat er een zienswijze moet komen, zoals voorgesteld door Paula dos Santos: een nieuwe flexibele manier van denken, een ‘breaking down of rules’. De samenleving is voortdurend in verandering en vraagt om snelle vernieuwingen. Vandaar dat streekmusea misschien wel op een hele andere manier moeten gaan denken. Het traditionele denken in producten zal dan moeten worden losgelaten, ten faveure van het denken in het proces en de evolutie. De hoofdzaak wordt dan om die evolutie voortdurend op te zoeken, om altijd te proberen de blik breder te richten. Doordat de positie van het streekmuseum dan continu bevraagd blijft, zal die ontwikkeling in het oog worden gehouden en zal die verandering tot stand gebracht worden. Om zo het uiteindelijke doel van het bieden van een leerzame en leuke dag aan zoveel mogelijk mensen elke keer weer opnieuw te blijven bereiken.
inbrabant
Info Een volledig geannoteerde versie van dit artikel is te vinden op de website www. thuisinbrabant.nl.
N U M M E R 3 S E P T E M B E R 2 0 1 5
15
Noten
1
2
3
4
De volgende partijen en personen zijn voor dit onderzoek geïnterviewd: Toon Timmermans, voorzitter Oudheidkundig Streekmuseum, Alphen; Paula Assuncão dos Santos, managing director van het Master programma in Museologie, Reinwardt Academie, Amsterdam; Piet de Blaaij, voorzitter Het warenhuis. Museum land van Axel, Axel; Gerrit Wim van Veelen, vicevoorzitter Kaasmuseum, Bodegraven; Bea Schoenmakers, algemeen bestuurslid, en Willem van Vossen, secretaris MUBO, Boxtel; Cees Breugelmans, directeur, en (een gedeelte van het gesprek) Ellie Oerlemans, secretaris De Looierij, Dongen; Sies Vonk, conservator Kempenmuseum De Acht Zaligheden, Eersel; Karst Vaartjes, bestuursvoorzitter Streekmuseum Jan Uten Houte, Etten-Leur; Hans van Sleuwen, voorzitter Meierijsche Museumboerderij, Heeswijk-Dinther; Henk Kemperman, directeur Museum de Locht, Melderslo; Berrie Raaijmakers, manager Museum De Vier Quartieren, Oirschot; Annie GraumansChristianen, voorzitter, Teun van Dam, penningmeester, Pieter van Nes, conservator, Gerard Kuypers, bestuurslid, Paul Vangeel, secretaris en (een gedeelte van het gesprek) Betty Baurdoux-Alink, bestuurslid en waarnemend penningmeester Cultuurhistorisch Centrum De Weeghreyse, Rijsbergen; Kees Leijten, conservator Museum Paulus van Daesdonck, Ulvenhout; Annette Redegeld, directeur Museum ’t Oude Slot, Veldhoven; Rylana Seelen, directeur Museum Kasteel Wijchen, Wijchen. Het project is te volgen op: http://www. erfgoedbrabant.nl/erfgoedacademiebrabant/ het-streekmuseum-in-de-21ste-eeuw/. Dit artikel is een bewerking van het onderzoeksverslag I. Dracht, Het museum bereikt nooit zijn finale punt. Streekmusea verkennen hun toekomst (Nijmegen, 2015). Het volledige document zal binnenkort te vinden zijn op de website van Erfgoed Brabant. Verdere informatie over de ontwikkelingen die in de museumsector hebben plaatsgevonden is te vinden in het onderzoeksverslag I. Dracht, Het museum bereikt nooit zijn finale punt. Streekmusea verkennen hun toekomst (Nijmegen,
16 inbrabant
5
6 7
2015) en de literatuurstudies die als basis voor dit onderzoeksverslag hebben gediend: W. Frijhoff, Dynamisch Erfgoed (Amsterdam, 2007); W. Frijhoff, Ordelijk vergeten. Het museum als geheugen van de gemeenschap (Den Haag, 1992); A. Gaalman, ‘Streekmusea in beweging’, in: In Brabant 4 (2014), 64-67, alhier 65-67: M. Halbertsma en M. Kuipers, Het Erfgoeduniversum. Een inleiding in de theorie en praktijk van cultureel erfgoed (Bussum, 2014). Alle citaten en parafraseringen zijn afkomstig uit mijn transcripties van de interviews met de betreffende bestuurders van de streekmusea. De bronverwijzingen naar deze transcripties zijn alle te vinden in de bibliografie. R. Kistenmaker (ed.), Barometer van het stadsgevoel. Werkdocument (Alkmaar, 2011), 33. Gaalman, ‘Streekmusea in beweging’, 65.
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Bibliografie Literatuur Gaalman, A., ‘Streekmusea in beweging’, in: In Brabant 4 (2014), 64-67. Kistenmaker, R., (ed.), Barometer van het stadsgevoel. Werkdocument (Alkmaar, 2011). Bronnen Dracht, I., Transcriptie interview met Annette Redegeld (Veldhoven, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met Bea Schoen- makers en Willem van Vossen (Boxtel, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met Berrie Raaijmakers (Oirschot, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met het bestuur van Cultuurhistorisch Centrum de Weegh- reyse (Rijsbergen, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met Cees Breugelmans en Ellie Oerlemans (Dongen, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met Gerrit Wim van Veelen (Bodegraven, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met Hans van Sleuwen (Heeswijk-Dinther, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met Henk Kemperman (Melderslo, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met Karst Vaartjes (’s-Hertogenbosch, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met Kees Leijten (Ulvenhout, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met Paula Dos Santos (Amsterdam, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met Piet de Blaaij (Axel, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met Rylana Seelen (Wijchen, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met Sies Vonk (Eersel, 2015). Dracht, I., Transcriptie interview met Toon Timmermans (Alphen, 2015).
inbrabant
N U M M E R 3 S E P T E M B E R 2 0 1 5
17