AFDELING FINANCIËN documentatie- en kennisbeheer
Tel.: (02)790 93 43-44-45 04.01.2011 e-post:
[email protected] Webstek: http://www.g-o.be/sites/portaal_nieuw/subsites/Onderwijsinfotheek/InfotheekGO/Onzedienstverlening/Pages/default.aspx of http://tinyurl.com/docugo
Attendering van onderwijskundige en pedagogische tijdschriften
Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid, jg. 2010-2011 nr. 1-2, sep.- dec. 2010 Themanummer: Recht, religie en onderwijs Titel
Auteur
Pag.
Reflecties op de omgang met religieus en levensbeschouwelijk verschil in het onderwijs in Vlaanderen en Nederland.
De Groof Jan, Van 3-35 De Donk Wim, Lauwers Gracienne, De Goede Peter & Verhappen Tim
Op 28 april 2010 werd in Tilburg een breed symposium gehouden waarin werd gezocht naar een andere manier van omgaan met religieuze en levensbeschouwelijke verschillen in het onderwijs in Vlaanderen en Nederland. Om het debat te stofferen werd daarom een manifest opgesteld dat in dit openingsartikel wordt weergegeven. Deze reflectietekst bevat een aantal algemene overwegingen over de relatie tussen religie en het publieke domein; in een tweede en derde deel worden religie en levensbeschouwing gerelateerd aan het Vlaamse en Nederlandse onderwijsbestel. Ten slotte worden in het vierde deel een aantal alternatieven voor een toekomstige omgang met religie en levensbeschouwing in het onderwijs gepresenteerd.
Versluierende taal? Spreken over onderwijs en levensbeschouwing, en over de juridische vormgeving daarvan.
Adams Maurice
Aan de hand van verschillende voorbeelden toont de auteur aan dat er met betrekking tot onderwijs en levensbeschouwing nood is aan coördinatie en structuur van het vocabularium dat men hanteert. Om een debat te voeren over de relatie tussen religie, levensbeschouwing en overheid, meent hij daarom dat men niet langer moet spreken over de scheiding tussen kerk en staat, vermits dit tot verwarring leidt. Het begrippenpaar „actief versus passief pluralisme‟ vindt hij beter geschikt: passief pluralisme wordt dan gebruikt voor een overheid die levensbeschouwing reduceert tot een zo privaat mogelijke aangelegenheid, terwijl actief pluralisme verwijst naar een overheid die alle religies ondersteunt, maar wel neutraal blijft. Het debat dat moet gevoerd worden gaat dan over het soort pluralisme dat we wensen.
36-41
Abstract
1
Constitutioneel erfgoed in vraag gesteld in naam van mensenrechten. Welk kader voor religie en religieuze spanningen?
De Hert Paul & Somers Stefan
42-50
Door de toenemende religieuze diversiteit in onze maatschappij, neemt de kans op religieuze spanningen steeds meer toe. In deze bijdrage gaat de auteur dieper in op de vraag hoe men vanuit een constitutionalistisch standpunt kan omgaan met deze spanningen. Dit constitutionalisme kan immers een kader bieden om conflicten op te lossen binnen een vreedzame juridische context. Vele landen zoeken naar instrumenten om de opkomende invloed van de religie maatschappelijk te kanaliseren en volgen dan ook verschillende hervormingstrajecten. De resultaten van deze hervormingen zijn vaak teleurstellend omdat ze gebaseerd zijn op de mensenrechten en niet op constitutionele standpunten. Volgens de auteur missen deze mensenrechten de principes van neutraliteit en van scheiding tussen kerk en staat; deze principes zijn wel terug te vinden in het constitutionalisme.
Levensbeschouwing, religie en onderwijs: enkele beschouwingen bij de reflectietekst.
Boeve Lieven
51-58
Reactie op de reflectietekst over levensbeschouwing, religie en onderwijs, die als discussietekst in dit nummer werd voorgesteld. De auteur geeft daarbij zijn bedenkingen over de analyse die van de huidige levensbeschouwelijke context in het onderwijs werd gemaakt. Tevens uit hij kritiek op het voorstel van de reflectietekst dat religieus onderwijs enkel door confessionele instituten mag georganiseerd worden en dat niet-religieuzen enkel het vak „education about religion‟ dienen aangeboden te krijgen. Volgens de auteur is dit voorstel te geladen en nietneutraal en tevens te veel vanuit de katholieke school bedacht. Hij doet dan ook een voorstel waarin zowel de wijzigende levensbeschouwelijke contexten als de vrijheid van onderwijs hun plaats krijgen.
Ruimte voor monoreligieuze vorming.
De Kock Jos
59-66
De auteur analyseert in deze bijdrage de culturele, theologische en pedagogische standpunten van de voorstanders van monoreligieuze vorming (i.c. de christelijke school). Naast het vrijheidsrecht om levensbeschouwelijk gefundeerd onderwijs te verzorgen (bv. christelijk onderwijs door en voor christenen), kan ook gestalte gegeven worden aan monoreligieuze vorming door de christelijke school als dienst aan de identiteitsontwikkeling te beschouwen. Dit heeft volgens de auteur vele voordelen. De auteur pleit dan ook voor meer alternatieve academische reflecties op de monoreligieuze vorming, in tegenstelling tot de huidige multi- en interreligieuze reflecties.
Onderwijs en religie - Welke islam en welk onderwijs?
Platti Emilio
67-71
Door de opkomst van de islam zijn de westerse referentiekaders “kerk en staat” en “geseculariseerde maatschappij” in West-Europa grondig gewijzigd. Om één en ander beter te begrijpen maakt de auteur een grondige analyse van de verschillende verschijningsvormen van de islam. Daarvoor gaat hij in op de verschillende ideologische strekkingen binnen de Arabische wereld: het Arabisch Walhabisme, het rationalistisch reformisme en het seculiere nationalisme. Ondanks deze verschillende strekkingen kent de islam een universalistisch-humanistische visie, die goed kan ingepast worden in het West-Europese wereldbeeld. Vooral in de toekomst zullen in de Islamgemeenschap nieuwe denkmodellen ontwikkeld worden die de vorige verstarde versies van de islam totaal zullen ondergraven.
Religie als bron van vorming, over de vormende waarde van godsdienstig/ levensbeschouwelijk onderwijs.
De Wolff Anneke
72-76
Volgens de auteur is er in het huidige onderwijs geen vormingscultuur meer. Na het beschrijven van de achterliggende oorzaken daarvan, definieert ze de begrippen „vorming‟ en „persoonsontwikkeling‟ en geeft ze de meerwaarde van vorming aan. Deze meerwaarde ligt volgens haar in oriëntatie, binding en betekenisverlening. Vooral het godsdienstig of levensbeschouwelijk onderwijs bieden mogelijkheden om aan vorming en persoonsontwikkeling te doen, niet alleen door de inhoud van het vak maar ook doordat de leraar zelf op godsdienstig of levensbeschouwelijk vlak een bewust ontwikkelingsproces heeft doorgemaakt.
Noodzaak tot recontextualisering van onderwijsvrijheid vanuit (godsdienst)pedagogisch perspectief.
Ter Avest Ina & Miedema Siebren
77-88
Volgens de auteurs is de verzuiling van het onderwijs in het multiculturele en multireligieuze Nederland voorbijgestreefd. Ze pleiten dan ook voor een recontextualisering (herinterpretatie) van artikel 23 van de Grondwet, dat handelt over de onderwijsvrijheid. Deze herinterpretatie is volgens hen noodzakelijk door de veranderde eisen van de samenleving en de gewijzigde opvattingen t.o.v. de rol van de burger. Na een historische bespreking van het hoe en waarom van artikel 23, wordt aangegeven dat de problemen zich nu stellen in een (soms conflicterend) pluralisme en in nieuwe vormen van religiositeit. Volgens de auteurs kan dit enkel opgelost worden als de overheid haar politiek-pedagogische verantwoordelijkheid opneemt door levensbeschouwelijk samenleven van alle culturen en religies te stimuleren.
Doordat religieuze en levensbeschouwelijke diversiteit zo complex is om mee om te gaan en doordat religie voor velen een ongrijpbaar en problematisch fenomeen blijkt te zijn, stelt zich de vraag of er een constructieve manier is om met deze moeilijkheden in het onderwijs om te gaan. Volgens de auteur is dit mogelijk door anders te leren denken over levensbeschouwelijke diversiteit in het onderwijs. Na een analyse van de problematiek van deze diversiteit in het (godsdienst)onderwijs, toont hij aan dat diversiteit in samenhang met het individualisme dient begrepen te worden. Vervolgens opent hij een participatief perspectief om scheiding te overwinnen en past hij de implicaties van dit perspectief toe op het (godsdienst)onderwijs. Het artikel wordt afgesloten met enkele aanbevelingen voor verder onderzoek.
Het huis dat we samen bouwen. Godsdienstpedagogische reflecties om scheiding in het onderwijs te overwinnen.
Van Der Zee Theo
89-98
Over dagscholen, bijscholen, cheiders en jesjivot - Een historiek van joods onderwijs in België.
Vanden Daelen Veerle
99-107 In dit artikel geeft de auteur een overzicht van de geschiedenis van het joods onderwijs in België van 1830 tot nu. Na een beschrijving van de verschillende vormen van joods onderwijs in België, wordt ingegaan op de geschiedenis van het joods onderwijs, waarbij de tweede wereldoorlog een breuklijn vormt. Vóór WO II volgden Joodse scholieren joods onderwijs in bijscholen, terwijl na de tweede wereldoorlog het joods dagonderwijs in erkende en niet-erkende onderwijsinstellingen floreerde. De snelle ontwikkeling van het joods onderwijs werd mogelijk gemaakt door het liberale karakter van de Belgische onderwijswetgeving.
De verplichte segregatie van Joodse leerlingen in België (1941-1943).
Dickschen Barbara
108114
In dit artikel wordt ingegaan op de uitsluiting van duizenden Joodse kinderen en tieners tijdens de nazibezetting. In het bijzonder wordt de praktische implementatie van deze segregatie in het onderwijs besproken. Ook wordt aangegeven wie precies betrokken was bij het uitvoeren van deze verordening en wat de gevolgen daarvan op lange termijn waren. Om de impact van deze verordening te accentueren schetsen de auteurs eerst het joodse leven in België tijdens het interbellum.
Van voorrecht tot recht. Joods onderwijs in de schaduw van de Nederlandse wet.
Rietveld-van Wingerden Marjoke
115123
Overzicht van de geschiedenis van het joodse onderwijs in Nederland. Vóór 1800 konden joodse scholen vrij worden opgericht in gebieden waar redelijk grote joodse geloofsgemeenschappen aanwezig waren. De eerste nationale onderwijswetgeving van 1801 verbood scholen gebaseerd op een bepaalde godsdienst, maar maakte een positieve uitzondering voor joodse scholen. Bovendien werd het joods onderwijs gesubsidieerd. In het midden van de 19e eeuw kregen alle religies de vrijheid om op levensbeschouwing gebaseerde scholen op te richten, echter zonder overheidssteun. Deze overheidssteun viel ook weg voor de joodse scholen, waardoor velen ervan werden gesloten. Door de gelijkstelling van openbare en bijzondere scholen in 1917, werden er opnieuw meer joodse scholen opgericht. Toch volgt de meerderheid van de Joodse leerlingen het openbaar onderwijs.
Religie in de openbare ruimte.
Lernout Geert
124133
In dit artikel geeft de auteur zijn persoonlijke bedenkingen weer over de plaats van de religie in de huidige maatschappij. In zijn essay raakt hij onder meer volgende thema‟s aan: de relatie tussen gelovigen en atheïsten, de sociologische en psychologische aspecten van het geloof, de macht van de religie in het onderwijs, het falen van het godsdienstonderricht in het (katholiek) onderwijs en de huidige trend tot actief pluralisme.
Van competenties naar authenticiteit. De rol van de christelijke levensbeschouwing in vorming en onderwijs.
Verstraeten Johan
134137
Hoewel het competentiedenken in het onderwijs veel voordelen biedt, is het niet in staat de levensbeschouwelijke component van het (hoger) onderwijs ten volle te integreren. Voor de auteur is het dan ook belangrijk om in dit artikel een aantal kritische standpunten t.o.v. het competentiedenken te formuleren. Zo wordt het competentiedenken te eng gedefinieerd om daarop het hoger onderwijs uit te bouwen. Verder is er te weinig aandacht voor de vorming van menselijke competenties en - breder - voor de sociale dimensie van het leven. Het gevaar van louter technisch competentiedenken is bovendien dat het kan leiden tot beperkte verantwoordelijkheidszin. De auteur stelt dan ook dat het competentiedenken moet uitgebreid worden tot een integrale persoonsvorming.
Persoonlijke ontplooiing en maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef in de academie.
Van Wieringen Fons
138150
In het Nederlandse onderwijs wordt de maatschappelijke vraag naar een zedelijke, christelijke en normatieve opvoeding niet alleen ingevuld door godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs. In de wetgeving worden daarenboven twee andere vormen geformuleerd: enerzijds het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef bij studenten hoger onderwijs bevorderen en in het primair en voortgezet onderwijs datzelfde doen ten aanzien van het burgerschap. In deze bijdrage gaat de auteur in op de manier hoe aan dat burgerschap en - meer uitgebreid – aan het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef vorm is gegeven in het onderwijs. De twee historische begrippen: studium generale (studie van de samenhang der wetenschappen) en de academische gemeenschap (waarbij burgerschapsvorming gebeurt door deelname aan het studentenleven) blijven daarbij nog steeds actueel. Het artikel wordt afgesloten met het aangeven van een aantal criteria waaraan zowel docenten als studenten moeten voldoen om aan deze taakcomponent van het hoger onderwijs te voldoen.
Godsdienstonderwijs in Duitsland.
De Wildt Kim
151153
Bespreking van de manier waarop godsdienstonderwijs in Duitsland wordt ingericht. Twee invloeden zijn daarbij van belang: de invloed van de Tweede Wereldoorlog, waardoor er daarna sterke nadruk op christelijke waarden werd gelegd en de voormalige splitsing tussen West- en Oost-Duitsland. Oost-Duitsland had immers een overgroot deel nietgelovigen. Samen met de toenemende diversiteit in WestDuitsland leidde dit in de jaren zestig tot een crisis en een herziening van het godsdienstonderricht. In Duitsland zijn de meeste scholen georganiseerd door de overheid en is het godsdienstonderwijs confessioneel vormgegeven (op basis van het geloof van leerkrachten en leerlingen). Dit betekent dat tijdens het godsdienstonderricht de klas wordt opgedeeld in religieuze subgroepen. Deze scheiding wordt nog versterkt door de teleurstellende PISA-resultaten, waardoor er nu veel meer nadruk komt te liggen op economische doelen en minder op menselijke waarden, wat de dialoog tussen de geloofsgemeenschappen niet bevordert.