ASBEST Wijzigingen in de asbestwetgeving in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
INLEIDING Vanaf 1 juli 2008 treedt een nieuw besluit in werking betreffende de werven voor de verwijdering en de inkapseling van asbest in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit besluit (Art. 45) heeft eveneens de inwerkingtreding tot gevolg van de ordonnantie van 19/07/07 (BS van 24/07/07) tot wijziging van de Ordonnantie van 5 juni 1997 inzake milieuvergunningen en de ordonnantie van 25 maart 1999 inzake het onderzoek, de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu. In onderstaande tekst, gebruiken wij de volgende termen: - “Ordonnantie” of “OMV”: de ordonnantie betreffende de milieuvergunningen van 5 juni 1997 en de wijzigingen ervan; - “Besluit”: het besluit betreffende de werven voor de verwijdering en de inkapseling van asbest in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
WIJZIGINGEN IN DE TEKSTEN I.1 BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN INGEVOERD VIA DE WIJZIGING VAN DE ORDONNANTIE VAN 5 JUNI 1997 EN VAN DE ORDONNANTIE VAN 25 MAART 1999 Artikel 52 van de OMV voorziet dat Leefmilieu Brussel - BIM de bevoegde overheid wordt voor de aflevering van tijdelijke vergunningen van klasse 1B of 1A. Bovendien wordt een nieuwe klasse gecreëerd via de wijziging van de OMV: klasse 1C. Deze klasse 1C geeft aanleiding tot “aangiften van klasse 1C” die door Leefmilieu Brussel - BIM worden behandeld (art. 66 van de OMV). Tot slot wordt de definitie van tijdelijke inrichting (art 3.2° van de OMV) gewijzigd in: “elke inrichting die niet langer uitgebaat wordt dan: a) drie jaar, wanneer het gaat over een inrichting die nodig is voor een asbestverwijderingswerf; b) drie maanden, in de andere gevallen; en waarvan de gevaren, de hinder of de nadelen beperkt zijn tot de duur van de vergunning”. De “bouwwerven” (rubriek 28) blijven inrichtingen van klasse 3 en moeten dus nog steeds worden gemeld aan de gemeente via een aangifte.
PAGINA 1 VAN 6 - IF_WIJZIGINGEN WETGEVING ASBEST.DOC - 10/10/06 INFO-FICHE PROFFESIONELEN
I.2 BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN VAN HET NIEUWE BESLUIT Opheffen van het besluit van de BHR van 23 mei 2001 Het bestaande besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 mei 2001 betreffende de voorwaarden die van toepassing zijn op de werven voor de verwijdering van asbest in gebouwen en kunstwerken en op de werven voor de isolatie van asbest (BS 12/07/2001), wordt opgeheven. Rubriek 27 van de lijst van de geklasseerde inrichtingen Artikel 41 van het besluit wijzigt de inhoud van rubriek 27 betreffende de “werven voor het saneren van asbesthoudende gebouwen of kunstwerken met inbegrip van de aanhorige inrichtingen (uitgezonderd inrichtingen die asbestafval thermisch of chemisch behandelen)”. Met het oog op een administratieve vereenvoudiging werd de inhoud van rubriek 27 herzien om de verwijdering of de inkapseling (die vaak niet meer inhoudt dan een eenvoudige fixatie met een bindmiddel) van bepaalde asbesttoepassingen te declasseren, of de classificatiedrempel van de interventies voor bepaalde andere asbesttoepassingen te verhogen. De indeling is gebaseerd op het feit dat de saneringswerken die niet zijn ingedeeld of die behoren tot klasse 1C kunnen worden uitgevoerd in een afgebakende zone (soms met behulp van een couveusezak), terwijl de saneringswerken die zijn ingedeeld in klasse 1B in het algemeen strenger beveiligde technieken vereisen.
verwijderen van asbest met behulp van de couveusezakmethode
Rubriek 27 is onderverdeeld in vijf subrubrieken. Subrubrieken 27 1°A en 2°A behoren tot klasse 1C, terwijl subrubrieken 27 1°B , 2°B en 3 installaties van klasse 1B definiëren. Voor eenzelfde werf worden alle asbesttoepassingen die op de site aanwezig zijn bij elkaar opgeteld volgens het principe van de technische en geografische eenheid (overeenkomstig artikel 11 van de OMV). Indien sommige van de te verwijderen asbesttoepassingen van klasse 1B zijn, dan moet een tijdelijke vergunning van klasse 1B worden aangevraagd voor alle asbesttoepassingen, ook als sommige van deze toepassingen van klasse 1C zijn.
PAG 2 VAN 6 - IF_WIJZIGINGEN WETGEVING ASBEST.DOC – 28/04/07 INFOFICHE PROFESSIONELEN
De niet-ingedeelde werken moeten worden uitgevoerd in naleving van bepaalde algemene principes (zie artikel 2 van het besluit). Verplichting tot verwijdering Artikel 2 §3 van het besluit bepaalt dat ingeval van afbraak alle asbest in het gebouw moet verwijderd worden in overeenstemming met de voorschriften in het besluit. Hetzelfde geldt voor de asbesthoudende toepassingen waaraan men moet raken in het geval van een verbouwing. Asbestinventaris Volgens artikel 3 van het Besluit moet elke aanvraag van een milieuvergunning voor een werf voor de verwijdering of de inkapseling van asbest vergezeld zijn van een asbestinventaris overeenkomstig bijlage 1 van het besluit Deze bijlage bevat een standaardformulier “Asbestinventaris’’ (dat de vorm van de inventaris vastlegt) en een verklarende nota die vastlegt op welke manier een inventaris moet worden uitgevoerd en het formulier moet worden ingevuld. Om te voldoen aan de verplichting tot verwijdering zoals vastgelegd in artikel 2 van het besluit, legt artikel 4 van het besluit eveneens de uitvoering van een asbestinventaris op, voor de volgende gevallen: - sloop van een gebouw of een kunstwerk met een bruto-oppervlakte van 500 m² - verbouwing van een oppervlakte van meer dan 500 m² van een gebouw of een kunstwerk. Het doel van deze laatste verplichting is te garanderen dat geen grote verbouwings- of sloopwerken worden aangevat zonder dat eerst een asbestinventaris van de betrokken site werd uitgevoerd. Dankzij deze verplichting kan vooral het aantal stilleggingen van werken door onvoorziene ontdekkingen van asbesttoepassingen aanzienlijk worden verminderd. Deze inventaris moet echter niet worden uitgevoerd voor gebouwen waarvan de stedenbouwkundige vergunning die de bouw toelaat, werd afgeleverd na 30 september 1998, aangezien deze gebouwen werden opgetrokken na het totale verbod op het gebruik van asbesthoudende materialen in de bouwsector. Bovendien voorziet artikel 46 van het besluit een termijn van een jaar, vanaf de publicatie van het besluit, met betrekking tot de overeenstemming van de asbestinventaris met het model dat is opgenomen in bijlage 1 van het Besluit. Met andere woorden, de vergunningsaanvragers hebben een jaar de tijd om hun inventaris aan te passen aan het opgelegde model. Na deze termijn kan hun aangifte of hun aanvraag van een vergunning voor asbestverwijdering als onvolledig worden verklaard indien de bijhorende asbestinventaris niet overeenkomt met de modelinventaris. Rubriek 28 van de lijst van de geklasseerde inrichtingen De inhoud van rubriek 28 is gewijzigd (cf. artikel 42 van het besluit) om er de volgende werven in op te nemen: - de sloop van een gebouw of een kunstwerk met een bruto-oppervlakte van meer dan 500 m²; - de verbouwing van een oppervlakte van meer dan 500 m² van een gebouw of een kunstwerk. De ingedeelde inrichtingen die vallen onder rubriek 28 zijn van klasse 3 en zijn dan ook gebonden aan een aangifte bij de gemeenten. De aangiften betreffende de bovenvermelde werven moeten verplicht vergezeld zijn van een asbestinventaris zoals wordt opgelegd in artikel 4 van het besluit.
PAG 3 VAN 6 - IF_WIJZIGINGEN WETGEVING ASBEST.DOC – 28/04/07 INFOFICHE PROFESSIONELEN
BELANGRIJKSTE PRAKTISCHE GEVOLGEN Alle vergunningsaanvragen en aangiften betreffende asbestverwijderingswerven zullen in de toekomst worden behandeld door Leefmilieu-Brussel - BIM. De dossiers moeten door de aanvrager rechtstreeks worden ingediend bij Leefmilieu Brussel - BIM, en het Instituut levert ook alle toelatingen (vergunningen en bijzondere uitbatingsvoorwaarden) af. De gemeenten zullen dit type van dossiers dus niet langer behandelen. De gemeente op wier grondgebied een asbestverwijderingswerf van een zekere omvang zal plaatsvinden, kan echter wel haar advies geven aan het BIM. Het Instituut zal voor deze werven een aanvraag tot raadpleging (Artikel 13 van de ordonnantie) richten tot de betrokken gemeente (artikel 52, §1bis van de ordonnantie). Deze raadpleging is verplicht in het geval van tijdelijke werven van meer dan 3 maanden. Wanneer een renovatie van een oppervlakte van meer dan 500 m² van een gebouw of een sloop van een gebouw met een bruto-oppervlakte van meer dan 500 m² wordt overwogen, zal de verantwoordelijke voor het asbestbeheer verplicht zijn een aangifte van klasse 3 in te dienen bij zijn gemeentebestuur. Bij deze aangifte moet een asbestinventaris gevoegd worden die overeenstemt met de modelinventaris in bijlage 1 van het besluit. Deze asbestinventaris dekt minstens de zone(s) waarop de werken betrekking hebben (art.3 van het besluit). De gemeentelijke administratie zal controleren of deze inventaris wel mee wordt ingediend met elke aangifte van klasse 3 voor rubriek 28. Ze zal eveneens aandacht besteden aan de algemene conclusie van het rapport waarbij wordt nagegaan of “er geen materialen of producten werden aangetroffen die asbest zouden kunnen bevatten”, of “er materialen of producten werden aangetroffen die asbest zouden kunnen bevatten”. Op die manier kan de aangever geïnformeerd worden over de noodzaak van de uitvoering van asbestverwijderingswerken volgens de geldende regels, en of hij al dan niet (afhankelijk van de hoeveelheden en de types van asbest die moeten worden verwijderd) een toelating moet verkrijgen die de exploitatievoorwaarden voor deze asbestverwijdering vastlegt.
CONCLUSIES Deze wijzigingen zijn in het belang van de vergunningsaanvragers die homogenere vergunningen krijgen dan in het verleden, en dit binnen kortere termijnen. De aanvrager van een vergunning voor asbestverwijdering is immers vaak de verantwoordelijke voor een asbestverwijderingsbedrijf, en in het verleden werd hij vaak geconfronteerd met uiteenlopende beslissingen, afhankelijk van de afleverende gemeente. Door de aflevering van vergunningen voor asbestverwijdering te beperken tot één administratie, kan de nieuwe wetgeving leiden tot een eenvormigheid van de beslissingen, zoals werd gevraagd door de ondernemingen uit de sector. Het doel van de verschillende wijzigingen is ook de administratieve stappen die de aanvragers en aangevers moeten zetten, te beperken of te vergemakkelijken. Zo werden bijvoorbeeld nieuwe formulieren in het leven geroepen voor een werf voor verwijdering of inkapseling van asbest: een vereenvoudigd formulier voor de aangiften van klasse 1C en een formulier dat bij de aanvragen van klasse 1B moet worden gevoegd. PAG 4 VAN 6 - IF_WIJZIGINGEN WETGEVING ASBEST.DOC – 28/04/07 INFOFICHE PROFESSIONELEN
De procedures voor aflevering van de vergunningen werden herzien met het doel de afleveringstermijn te beperken, wat bijzonder belangrijk is in de context van dringende werken, wat vaak het geval is voor asbestverwijderingswerken. Hoewel de asbestverwijderingswerven begeleid moeten worden om een hoge beschermingsgraad van de bevolking te waarborgen, moet een snelle afhandeling van de aanvragen worden gegarandeerd, zonder onnodige administratieve rompslomp voor de ondernemingen. De kwestie van de termijnen is vooral belangrijk omdat asbest vaak wordt ontdekt tijdens de uitvoering van een werf. Een werf die moet worden stilgelegd kost geld, en te lange termijnen kunnen aanleiding geven tot een “ongecontroleerde” asbestverwijdering, zonder regels en zonder voorzorgsmaatregelen. De garantie van een snelle afhandeling van de dossiers is dan ook een gunstige factor voor de volksgezondheid en voor het leefmilieu. De inhoud van rubriek 27 is eveneens zodanig geëvolueerd dat de verwijdering of de inkapseling (die vaak niet meer inhoudt dan een eenvoudige fixatie met een bindmiddel) van bepaalde asbesttoepassingen kon worden gedeclasseerd, of dat de classificatiedrempel van de interventies voor bepaalde andere toepassingen kon worden verhoogd. De termijnen voor een procedure van klasse 1C zijn identiek dezelfde als de termijnen voor een aangifte van klasse 3. Op het vlak van dit criterium verandert er dus niets voor de aangever. Volgens art. 68 van de OMV kan het BIM bepaalde bijzondere uitbatingvoorwaarden opleggen aan de indiener van een aangifte van klasse 1C. De wijziging van rubriek 28 en de betrokkenheid van de gemeente bij de controle van het bestaan van een inventaris hebben tot gevolg dat de eigenaar of de beheerder van de betrokken site wordt geïnformeerd en op zijn verantwoordelijkheden gewezen, met betrekking tot de asbesttoepassingen die eventueel aanwezig zijn. Dit kan voor de opdrachtgever het voordeel hebben dat het aantal stilleggingen van bouwplaatsen door onverwachte ontdekkingen van asbesttoepassingen aanzienlijk wordt verminderd.
NOG VRAGEN ? Contacteer Leefmilieu-Brussel - BIM Team asbest Vergunningen : Marie-Noëlle ADNET (FR) (tel.: 02/775.79.20 – e-mail:
[email protected]) Marleen GEVERS (NL) (tel.: 02/775.77.96 – e-mail:
[email protected]) Maïté LEBLICQ (FR) (tel.:02/775.75.35 – e-mail:
[email protected]) Evy TROGH (NL) (tel.: 02/775.77.16 – e-mail:
[email protected]) Jean-Luc PEETERS (FR) (tel.: 02/775.75.41 – e-mail:
[email protected])
PAG 5 VAN 6 - IF_WIJZIGINGEN WETGEVING ASBEST.DOC – 28/04/07 INFOFICHE PROFESSIONELEN
Team asbest Inspectie : Emmanuel HELLIN (FR) (tel.: 02/775.75.64 – e-mail:
[email protected]) Nico WITTEVRONGEL (NL) (tel.: 02/775.78.79 – e-mail:
[email protected]) Jonathan CAVENAILE (FR) (dossiers asbestcement) (tel.: 02/775.78.41 – e-mail:
[email protected])
PAG 6 VAN 6 - IF_WIJZIGINGEN WETGEVING ASBEST.DOC – 28/04/07 INFOFICHE PROFESSIONELEN