Artikelenreeks: “Aurelis-visie”
Wij genezen allemaal van ‘kanker’ In 2005 werden in Nederland ruim 81.000 nieuwe gevallen van kanker vastgesteld [28]. Op 12 jaar is dat dus +/- 1 miljoen. Kanker is een probleem dat ieder van ons kan overkomen. Eén van de ergste dingen die men volgens de reguliere geneeskunde kan doen, is iemand met kanker ertoe brengen niet van haar diensten gebruik te maken. Dan, ja, wordt er moord en brand geroepen! En dat is heel terecht. Maar het is slechts één kant van de medaille. Aan de andere kant staat de reguliere geneeskunde zelf, die dikwijls haar best doet mensen ertoe te brengen niet van ‘zichzelf’ gebruik te maken. Kras. Men leest/hoort soms grote verontwaardiging om kanker te durven in verband brengen met de psyche, terwijl we eigenlijk HEEL WEINIG weten hierover. Binnen 50 jaar (misschien reeds binnen 10 jaar) kan evengoed het omgekeerde met veel verontwaardiging gesteld worden. Dat is best mogelijk! Intussen worden, voor het gemak, alle heksen op dezelfde brandstapel geplaatst. Wie roept dan moord en brand aan deze kant? Pas op. ‘Niet weten’ wil niet zeggen dat je zomaar mag projecteren natuurlijk. Wat in dit artikel staat, dien je met de grootste omzichtigheid te benaderen. Ook onderzoek kan fout zijn. Ook redelijk redeneren kan redelijk mislopen. Mijn besluit van dit artikel zal ik al prijsgeven: we weten er zo goed als niks van. En toch… Voor de meeste mensen is kanker nog altijd vooral een ziekte van cellen die zich veel te snel vermenigvuldigen. Zoiets als één cel die een afwijking krijgt in een gen, waardoor deze cel snel vermenigvuldigt tot 2, dan 4, 8, 16 ,… en een paar jaar later 1010 of zoiets. Dat hierin iets psychisch zou schuilen, lijkt dan even onwaarschijnlijk als ronduit hekserij. Maar natuurlijk is het echte leven veel complexer dan een wiskundige vermenigvuldiging. Een weetje: dagelijks ontstaan in het lichaam van eender wie - dus ook, beste lezer, van jou enkele honderden kankercellen. In principe kan elk hiervan uitgroeien tot een dodelijke kanker. Dat dezen niet verder delen, komt omdat ze op tijd opgeruimd worden door het immuunsysteem (zo genezen wij dus allemaal elke dag van kanker). Een slecht werkend immuunsysteem zal hierin al eerder fouten maken. Dit is een reden om verder onderzoek en denkwerk te verrichten naar de invloed van het immuunsysteem op kanker. Kanker is vanuit dit standpunt vooral een ziekte van een slecht werkend immuunsysteem. Welnu, zoals wetenschappelijk onderzoek meer en meer aantoont, immuunsysteem en psyche staan héél dicht bij elkaar, met wederzijdse complexe invloeden [21][22]. Er is in veel onderzoek ook een duidelijke invloed van allerhande psychosociale factoren (vooral onderzocht als ‘stress’ en ‘depressie’) aangetoond op kanker-gereleerde immuunfactoren, zoals op
verminderd herstel van DNA-schade, chromosoom afwijkingen, lymfocyten proliferatie en respons, ‘Natural Killer Cell’ activiteit, cytotoxische T-cellen, etc. [13][14][15][16][17][18][19]. De invloed van de psyche op allerhande elementen van het immuunsysteem, hoe vervlochten dit ook is met ontstaan en progressie van kanker, is echter nog geen bewijs van de directe invloed van de psyche op kanker. Het is vooral op dit domein dat er van wetenschappelijke hoek uit bij de mens nog veel onduidelijkheid bestaat. We ‘missen iets’. In elk geval, direct onderzoek naar de invloed van de psyche op kanker heeft tot nu vooral veel tegenstrijdigheden opgeleverd [12]. Wat men echter al lang weet: experimenten met ratten hebben al sedert de jaren ‘70 heel duidelijk gemaakt dat psychische stress bij deze diertjes een grote invloed heeft op de evolutie van kanker. [10] Dat, in elk geval, staat als een paal boven water. Recenter onderzoek bevestigt dit keer op keer en toont ook de cellulaire basis hiervan [2][11]. Nu is mijn devies: wat een rat kan (ik bedoel: geestelijk), kan ik ook min of meer. En jij ook. Mensen zijn natuurlijk geen ratten. Mensen hebben psychisch een enorm veel grotere complexiteit dan ratten. Dus ook enorm veel meer mogelijkheden. Dat is onze kracht, maar ook heel waarschijnlijk het grootste ‘probleem’ in dit geval. Wij hebben continu, zowel bewust als onbewust, enorm veel gedachten (of onbewuste patronen) die door elkaar dwarrelen. De resultante van deze dwarreling is zelden eenduidig. Als onze psyche een invloed heeft voor of tegen de progressie van kanker, dan moet er op een of andere manier een heel eenduidige richting binnen die psyche aanwezig zijn. Bij een ‘eenvoudige’ psyche zoals die van een rat, is dit gemakkelijker… maar, en hier wil ik de nadruk op leggen, niet principieel effectiever! Het is niet zomaar duidelijk welke gedachten (en gevolgen van gevolgen van gevolgen daarvan) bevorderlijk kunnen zijn en welke net niet. Eén ding is zeker, vind ik, en dat is dat de invloed bij ratten via het onbewuste verloopt, en de mogelijke invloed bij mensen ook. Het onbewuste staat veel dichter bij het lichaam. Het onbewuste regelt ademhaling, beïnvloedt spijsvertering, bloeddoorstroming etc. de hele dag door. Het onbewuste is ook wat bij placebo in werking treedt. Maar ‘het onbewuste’ is tegelijk ook het minst gemakkelijk wetenschappelijk te benaderen. Bvb: men gaat de invloed na van de dood van een partner. Dus: rouwproces. Maar ‘rouw’ kan enorm verschillende zaken betekenen voor verschillende mensen. De ene richt zich betekenisvol op zelfmedelijden en zelfbeklag. Een andere richt zich betekenisvol op de mooie zaken die samen met de partner zijn beleefd en voelt het ook nu eigenlijk nog steeds aan als een samen-leven.
En zo verder, beste, het gaat steeds verder, zonder reden om te zeggen: “Dit gaat té ver.” Integendeel! Welnu, in dit alles staat betekenis centraal, niet in de zin van een woordenboekbetekenis, maar van een “dit raakt mij diep”, heel diep, in de diepere lagen van de psyche, het ‘diepere zelf’, het ‘onbewuste’. Men gaat tot nu toe de invloed na van zaken als ‘stress’, ‘depressie’ of ‘rouw’, ‘hulpeloosheid’, ‘ontkenning’, ‘verdrukking van negatieve emoties’, etc. maar dit zijn heel
OSIRIS
www.aurelis.org
OK. Neem nu dit laatste: het ‘gevoel van samen-leven’. Voor de ene betekent dit dat de overledene nog steeds op heel levendige manier ‘aanwezig’ is binnenin het leven zelf. Voor een andere betekent dit dat het echte ‘leven’ zich eigenlijk afspeelt bij de overledene, dus in de dood.
2
ruime categorieën waarin telkens heel verschillende dingen vallen, waarvan sommigen positief kunnen inwerken op kanker en anderen negatief. Het is logisch dat men hierdoor (naast ook andere onderzoeksgebonden elementen, zoals het zelden onderzoeken van combinaties van factoren [12]) véél minder invloeden ziet dan in realiteit het geval kan zijn. Des te complexer het betekenisleven, des te minder gemakkelijk de invloed ervan wetenschappelijk te onderkennen valt als men de zaak benadert van de buitenkant. Mij schijnt dit een heel logische verklaring te zijn waarom men bij ratten heel duidelijke invloeden ziet en bij mensen veel minder. Wellicht moet bij mensen veel meer begonnen worden met sterk doorgedreven analyses van heel gevoelige gevalsstudies. Dan pas kunnen diepe inzichten hieruit zinvol gebruikt worden als materiaal voor grotere studies. Dan pas kunnen we écht serieus beginnen met onderzoek naar de invloed van de psyche op kanker. En het moge duidelijk gesteld worden: dit soort onderzoek staat nog maar pas in de kinderschoenen. Bij ‘kanker’ valt men nogal eens in zwart-wit denken. Kanker of geen kanker, alles of niets. We dienen hier meer te denken aan geleidelijke overgangen, risico op ontstaan, mate van progressie, verdere evolutie na behandeling… [24][25][26][27]. Hierin kan de psyche weleens een belangrijke factor zijn. De invloed van de psyche kan des te belangrijker worden indien we er gebruik van maken samen met andere behandelingsvormen. Rekening houden met de invloed van de psyche op kanker kan ook zinvol zijn als factor in het verminderen van de prevalentie van bepaalde veel voorkomende kankers. Ik denk hier bvb aan borstkanker, waarvan onderzoek uitwijst dat het gevoelig is aan een combinatie van stress, persoonlijkheid en sociale ondersteuning [7], alsook aan ernstig stresserende gebeurtenissen [8][9] en andere psychosociale factoren [23]. De invloed van de menselijke psyche op het lichaam wordt alvast héél sterk geïllustreerd in een fenomeen dat zich afspeelt rond het kankergebeuren, namelijk de misselijkheid die optreedt vóór herhaalde toedieningen van chemotherapie (én dus heel waarschijnlijk ook die van erna). Dit is in wetenschappelijke studies keer op keer aangetoond [3][4][5][6]. Praktisch: er is natuurlijk een groot verschil tussen een redelijke invloed van de psyche en een redelijke beïnvloeding van die invloed. Dus zelfs al zou men uit alle onderzoek en evidentie besluiten dat het eerste reëel is, dan is natuurlijk nog niet duidelijk hoe juist hiervan gebruik te maken. Ik gaf al aan dat volgens mij de invloed via het onbewuste ‘diepere zelf’ verloopt. Het is dan ook logisch bij een poging tot beïnvloeding hiervan deze richting uit te kijken. Hier volgen enkele algemene raadgevingen. De toepassing hiervan veronderstelt veel diepgang. Het weze duidelijk dat dit allerminst evident is. Hoe dikwijls je het volgende ook leest of denkt te kennen, lees het met ‘beginner’s mind’ (als de eerste keer). Dat is de enige manier die jou kan helpen. Een serieuze behandeling stoelend op rationele en experimenteel-wetenschappelijke grond is hierbij uiteraard ook altijd belangrijk.
•
Vermijd schuldgevoelens. Er is ook geen enkele reden toe. Daartegenover: neem je verantwoordelijkheid volledig ter harte.
•
Ga in op wat de kanker betekent voor jou: diepe betekenis. Hiervoor bestaan specifieke technieken (*).
OSIRIS
www.aurelis.org
Raadgevingen:
3
•
Richt je niet agressief tegen de tumor. Zorg eerder voor een algemeen jezelf-sterk voelen. Akkoord. De tumor is de slechterik. Maar de tumor… is ook jij! Zoals gezegd: beginner’s mind. Anders lukt dit absoluut niet.
•
Doe regelmatig een korte visualisatie rond het oplossen van kankerweefsel. Probeer dit krachtig en intens te doen. Let wel: dit is géén louter oppervlakkig positief denken!
•
Laat chronische woede overgaan in diepe vergiffenis. Vermijd zo veel mogelijk frustratie.
•
Aanvaarden. Dit is niet ‘zich onderwerpen’, maar wel: zich open geven aan de situatie zoals ze zich voordoet, met alles erop en eraan. ‘Aanvaarden’ dus met de bedoeling op een serieuze manier van daaruit verder te gaan.
•
Doe ondanks alles ook dingen die je héél graag doet. Het leven-op-zich is een bron van veel schoonheid, geluk en diepgang. In kanker kan een nooit opgeloste maar heel diep aanwezige vraag zitten tot verbinding met je diepere zelf of tot een zich realiseren van je diepere zelf dat hiertoe geen andere mogelijkheid meer ziet.
•
Beoefen vriendelijkheid met je omgeving (mensen, dieren, planten, stenen…) indien mogelijk in combinatie met een gevoel van éénheid tussen jou en je omgeving. Reden: op deze manier ben je heel vriendelijk voor jezelf (je diepere zelf).
•
Ga ook de spirituele kant niet uit de weg. Zoek hierin een pad dat jou op geen enkele wijze agressief of dwingend overkomt. Spiritualiteit kent geen eindpunt.
Dr. J.L.Mommaerts
(*) bvb ‘Aurelis 7-steps’ -> zelfexploratie op : http://www.aurelis.org/Aurelis_7_steps/entry_7_steps.php?lang=D
BIBLIOGRAFIE [1] Fife A, Beasley PJ, Fertig DL. Psychoneuroimmunology and cancer: historical perspectives and current research. Adv Neuroimmunol. 1996;6(2):179-90.
[3] Grunberg SM. Chemotherapy-induced nausea and vomiting: prevention, detection, and treatment--how are we doing? J Support Oncol. 2004 Jan-Feb;2(1 Suppl 1):1-10 [4] Stockhorst U, Steingrueber HJ, Enck P, Klosterhalfen S. Pavlovian conditioning of nausea and vomiting. Auton Neurosci. 2006 Oct 30;129(1-2):50-7. Epub 2006 Sep 1.
OSIRIS
www.aurelis.org
[2] Nishio N, Fujioka Y, Midorikawa T, Ishizaki K, Machida K. [The effect of chronic stress on neutrophil function in tumor-inoculated rats] Nippon Eiseigaku Zasshi. 2003 Jan;57(4):655-60.
4
[5] Bovbjerg DH. The continuing problem of post chemotherapy nausea and vomiting: contributions of classical conditioning. Auton Neurosci. 2006 Oct 30;129(1-2):92-8. Epub 2006 Aug 14. [6] Montgomery GH, Bovbjerg DH. The development of anticipatory nausea in patients receiving adjuvant chemotherapy for breast cancer. Physiol Behav. 1997 May;61(5):737-41. [7] Hilakivi-Clarke L; Rowland J; Clarke R; Lippman ME Psychosocial factors in the development and progression of breast cancer. Breast Cancer Res Treat. 1994 Feb. 29(2). P 141-60. [8] Kruk J, Aboul-Enein HY. Psychological stress and the risk of breast cancer: a case-control study. Cancer Detect Prev. 2004;28(6):399-408. [9] Cooper CL; Faragher EB Psychosocial stress and breast cancer: the inter-relationship between stress events, coping strategies and personality. Psychol Med. 1993 Aug. 23(3). P 653-62. [10] Ader R; Cohen N. Behaviorally conditioned immunosuppression Psychosomatic medicine. 1975(37). P 333-40 [11] Visintainer M et al. Tumor rejection in rats after inescapable or escapable shock. Science 1982(216) P 437-9 [12] Garssen B Psychological factors and cancer development: evidence after 30 years of research Clin. Psychol Rev 2004;24:315-38 [13] Fischman HK, Kelly DD. Chromosomes and stress. Int J Neurosci. 1999 Aug;99(1-4):201-19. [14] Gidron Y, Ronson A. Psychosocial factors, biological mediators, and cancer prognosis: a new look at an old story. Curr Opin Oncol. 2008 Jul;20(4):386-92. [15] Von Ah D, Kang DH, Carpenter JS. Stress, optimism, and social support: impact on immune responses in breast cancer. Res Nurs Health. 2007 Feb;30(1):72-83. [16] Reiche EM, Morimoto HK, Nunes SM. Stress and depression-induced immune dysfunction: implications for the development and progression of cancer. Int Rev Psychiatry. 2005 Dec;17(6):51527. [17] Irwin, 1994. M. Irwin, Stress-induced immune suppression: role of brain corticotropin releasing hormone and autonomic nervous system mechanisms. Adv. Neuroimmunol. 4 (1994), pp. 29–47. [18] Herbert and Cohen, 1993. T.B. Herbert and S. Cohen, Stress and immunity in humans: a metaanalytic review. Psychosomat. Med. 55 (1993), pp. 364–379.
[21] Robert Ader and Keith W. Kelley A global view of twenty years of Brain, Behavior, and Immunity Brain Behav Immun. 2007 January ; 21(1): 20–22.
www.aurelis.org
[19] Kiecolt-Glaser et al., 1984. J.K. Kiecolt-Glaser, W. Garner, C. Speicher, G.M. Penn and R. Glaser, Psychosocial modifiers of immunocompetence in medical students. Psychosomat. Med. 46 (1984), pp. 7–14.
OSIRIS
5
[20] Kiecolt-Glaser et al., 1985. J.K. Kiecolt-Glaser, R.E. Stephens, P.D. Lipetz, C.E. Speicher and R. Glaser, Distress and DNA repair in human lymphocytes. J. Behav. Med. 8 (1985), pp. 311–319.
[22] Michael R. Irwin Human psychoneuroimmunology: 20 Years of discovery Brain Behav Immun. 2008 Feb;22(2):129-39. Epub 2007 Oct 29 [23] Mogens R. Jensen Psychobiological factors predicting the course of breast cancer Journal of Personality 55 2, June 1987 [24] H. Faller and M. Schmidt. Prognostic value of depressive coping and depression in survival of lung cancer patients. Advances in Mind -- Body Medicine; Fall2004, Vol. 20 Issue 3, p34, 1/4p [25] Dean C; Surtees PG Do psychological factors predict survival in breast cancer? J. Psychosom. Res. 1989(33). P 561-9 [26] M Watson, J S Haviland, S Greer, J Davidson, J M B l i s s Influence of psychological response on survival in breast cancer: a population-based cohort study L a n c e t 1999; 3 5 4 : 1 3 3 1 – 3 6 [27] Angen, Maureen J.1 Simpson, Steven A.2 MacRae, Helen3 Hundleby, Marilyn4 Impact of a Residential Psychosocial Program for Cancer Patients: A Focus Group Investigation. Advances in Mind -- Body Medicine; Fall/Winter2003, Vol. 19 Issue 3/4, p24, 11p
www.aurelis.org
[28] KENNISNETWERK Integrale Kankercentra Nederland (www.ikcnet.nl)
OSIRIS
6