Jury de l’Enseignement secondaire supérieur général 1, rue Adolphe Lavallée B-1080 MOLENBEEK-SAINT-JEAN http://www.jurys.cfwb.be
Langue moderne I : Néerlandais
(1er groupe d’épreuves – 2ème session 2016)
Articles servant de base à l’évaluation de la compétence orale
1
Articles en néerlandais : NB : les cinq articles doivent être lus. Deux seront tirés au sort lors de l’examen oral.
1) Generatie Z staat klaar om de werkvloer in te nemen + "Loon is niet het belangrijkste: ik werk voor mijn plezier"
p. 5
2) Spelenderwijs
p. 8
3) Zo veel sporters, zo weinig clubleden
P. 11
4) Emmeline Pankhurst en de suffragettebeweging
p. 15
5) Geluk kun je niet kopen. Of wel?
p. 17
3
1. Generatie Z staat klaar om de werkvloer in te nemen Bedrijven zorgen maar beter voor een goede sfeer op de werkvloer want die is voor de volgende generatie werkzoekenden even belangrijk als het salaris. Maak kennis met de aanstormende Generatie Z. Generatie Z worden ze genoemd door trendwatchers. Ze zijn niet ouder dan 21 jaar, barsten van ambitie en beseffen - in tegenstelling tot hun voorgangers uit Generatie Y (21 tot 35 jaar) - heel goed dat ze zullen moeten knokken om zich te handhaven op de arbeidsmarkt. Geen probleem, want ze hebben er zin in om er keihard tegen aan te gaan. Als ze zich ook maar even hard mogen ontspannen. Trendwatchbureau Trendwolves en rekruteringsspecialist Accent Jobs ondervroegen 1000 Belgen tussen 16 en 64 jaar over hun carrièreverwachtingen en zagen dat die voor de aanstormende Generatie Z heel anders zijn dan voor hun oudere collega’s. Generatie Z getypeerd in 7 trends: Trend 1: Ondernemen schrikt hen niet af Gen Z zijn de kinderen van Gen X (37 tot 51 jaar). Ze kregen mee van hun hardwerkende, vaak afwezige ouders dat ze alles kunnen bereiken zolang ze er hard voor werken. De moeilijke economische periode waarin ze zijn opgegroeid heeft dit idee nog versterkt. Deze realistische kijk op werk staat in schril contrast met de leden van Gen Y die altijd te horen kregen dat het geluk voor het rapen ligt. 1 op 2 Gen Z’ers heeft zelfs plannen om ooit een eigen bedrijf te beginnen. Ondernemerschap is voor hen niet zozeer een carrièrekeuze als een manier van zijn. Zij zijn de jonge wolven die klaarstaan om massaal start-ups uit de grond te stampen. Niet op hun eentje maar liefst in teamverband. Ambitie zien zij dan ook als hun belangrijkste troef. Trend 2: De toekomst is phygital Phygital is het versmelten van physical en digital, offline en online. Generatie Z heeft nooit een wereld zonder internet en digitale media gekend. Zij gaan dan ook vlotjes sociale media of Google gebruiken om een job te zoeken en vinden het geen enkel probleem om een curriculum vitae te maken met bijgeleverde video. “Maar verrassend is dat zij toch ook veel belang hechten aan fysieke menselijke interactie op de werkvloer en face to face contact bij het solliciteren”, zegt Amélie Rombauts van Trendwolves. Trend 3: Fun op de werkvloer Werk en privé lopen voor Gen Z op een natuurlijke manier door elkaar, meer dan voor hun oudere collega’s. Vakantie is voor hen geen heilig huisje. Zij zien er geen graten in desnoods drie dagen aan een stuk door te werken om en deadline te halen, als ze daarna de rest van de week even hard kunnen ontspannen. “Een goede werksfeer is voor hen zeker even belangrijk als de hoogte van het loon”, aldus trendwatcher Amélie Rombauts. “Gen Z werkt het liefst in een leuke omgeving. Zij verwachten op de werkplek ruimte om bij een namiddagdipje even te
5
kunnen ontspannen of uit de bol te gaan”. Dat kan door van een glijbaan te schuiven, een partijtje te pingpongen of een race doorheen het kantoor te maken met een cart. Trend 4: De reputatie van het bedrijf is belangrijk Niet het salaris, niet de sector, niet de persoon van de CEO maar de reputatie van het bedrijf speelt een grote rol in de jobkeuze van de leden van Gen Z. Hoe jonger, hoe meer belang wordt gehecht aan het ecologisch en sociaal beleid van het bedrijf. Zij houden, meer dan oudere generaties, rekening met de impact van hun consumentengedrag op hun omgeving en de planeet. Zij verlangen dat ook van het bedrijf waarin ze zullen werken. Een duurzaam beleid van het bedrijf is voor hen even belangrijk als transparante communicatie. Trend 5: Ze zijn teamspelers Gen Z hecht veel belang aan de collega’s. “Ze werken dolgraag in kleine groepjes, die hun creativiteit stimuleren”, zegt Amélie Rombauts. “Voor de nieuwste generatie geen bazen die hen opdrachten geven, maar oudere mentoren die hen begeleiden naar het succes”. Ze zijn bijzonder leergierig maar niet noodzakelijk op een schoolse manier. Via de world wide web of
wisdom stillen ze hun honger naar kennis. Trend 6: Weg van de kerktoren Een van de levensmotto’s van Gen Z is: “Ik reis, dus ik ben”. “Ze zijn niet bang om naar het buitenland te trekken voor een job”, zegt Rombauts. “Slechts 8 % van hen sluit dit uit. Oudere generaties willen dit veel minder. Hun digitale kennis en de vele Erasmus-ervaringen spelen daar uiteraard een rol in. Zij weten dat een laptop, smartphone en opgeslagen informatie in de cloud volstaan om overal ter wereld aan het werk te gaan.
"Loon is niet het belangrijkste: ik werk voor mijn plezier" Wat vinden de jongeren van generatie Z belangrijk in hun jobzoektocht? Getuigenis van Hassan Al Hilou (17), scholier en ondernemer. "Generatie Z? Ik kan mij daar wel in vinden, hoor. We werken hard en we proberen echt iets te verwezenlijken. We beginnen ook steeds jonger te ondernemen, zo valt me op. Tieners en jonge twintigers hebben door de sociale media al eerder in hun leven een breed wereldbeeld gekregen. Wij hebben al vanaf ons twaalfde een eigen Facebook-profiel en zagen het nieuws binnenkomen. Het zorgt ervoor dat wij ook sneller een bijdrage willen leveren aan de samenleving." "We willen onze passie volgen én plezier maken. Maar denk nu niet dat bij mij alles perfect geregeld is. Ik kan niet altijd spelen en moet soms ook 'gewoon' werken. Vandaag vroegen vrienden mij bijvoorbeeld of ik met hen meeging naar het strand, maar dat moest ik toch afslaan." "Heel erg vind ik het nu ook weer niet, omdat ik al van jongs af een bijdrage wil leveren. Als individu kan ik de wereld niet veranderen, dat besef ik ook wel. Maar ik kan wel samen met
6
anderen een steen verleggen. Met YouthTalks, een onlinediscussieforum voor jongeren, proberen we dat te doen." "'Be a leader, don't be boss', zeg ik altijd. Ik werk met jongeren die ouder zijn, maar op ons kantoor op Kunst-Wet zijn wij gelijken. We proberen samen oplossingen te vinden. Je kunt alleen met teams iets verwezenlijken. Bij andere bedrijven telt het personeel de uren. Bij ons werken IT'ers overuren, maar hebben ze het nauwelijks door, omdat ze in de groep geloven." "Wij werken daar ook veel aan. Zo ziet ons kantoor er zo jong mogelijk uit. We zitten allemaal aan dezelfde tafel en er kan binnen cricket en voetbal worden gespeeld. Iedereen kan zo genieten van het werk. En als we net een drukke vergadering hebben gehad, kunnen we zo samen als team ontspannen. En zo kunnen we het groepsgevoel zo sterk mogelijk maken."
Neyt, G. (2016). Generatie Z staat klaar om de werkvloer in te nemen. Nieuwsblad. Geraadpleegd op 12/05/2016 via: http://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20160510_02282187 RW/RA (2016). Loon is niet het belangrijkste, ik werk voor mijn plezier. De Morgen. Geraadpleegd op 12./05/2016 via :http://www.demorgen.be/economie/-loon-is-niet-het-belangrijkste-ik-werk-voor-mijnplezier-b66f1986/
7
2. Spelenderwijs Je kunt spelelementen gebruiken om mensen in heel andere contexten (onbewust) te motiveren. Zaak is dat oordeelkundig te doen, anders loop je het risico dat je mensen net gaat demotiveren. “ We spreken van gamification als je gebruikmaakt van elementen uit spelletjes in een totaal andere context”, zegt Rob van Roy, die bij het Centrum voor User Experience Onderzoek (CUO) van de KU Leuven en iMinds onderzoek doet naar gamification en motivatie. “Vaak gaat dat om het verzamelen van badges, rangschikkingen, uitdagingen... Het zijn vooral
In de Efteling zorgt Holle Bolle Gijs ervoor dat de bezoekers het park proper houden. © Efteling
de beloningselementen en de competitie van spelletjes die worden overgenomen, omdat die makkelijk op te nemen zijn in een andere context. Veel spelletjes hebben ook een duidelijke verhaallijn. Je karakter groeit bijvoorbeeld tijdens het spel door de ontwikkelingen die het meemaakt. Dat is veel moeilijker in een andere context te realiseren.” Gamification is niet nieuw – denk aan de sticker-kaart om kleuters te belonen, de klantenkaart die je stimuleert om zoveel mogelijk punten te behalen (en dus producten te kopen), de likes, favorites en retweets die je op Facebook en Twitter kunt verzamelen. Dat ‘spelletjes’ onze aandacht weten vast te houden en ons moeilijke of soms zelfs bizarre dingen kunnen laten doen, weten we al langer. Het gegeven krijgt de laatste jaren wel veel aandacht omdat de toegenomen digitalisatie het veel makkelijker maakt om spelelementen ook in andere contexten te integreren. Holle Bolle Gijs Als je spelelementen zoals structuur, beloning en experimenteren verstandig inzet om mensen te belonen voor hun aanpak, kennis, gedrag..., kun je gamification succesvol gebruiken om mensen te betrekken, te sensibiliseren en te motiveren, en dat in allerlei contexten, van het onderwijs over de werkvloer tot in de winkel. Zoals Holle Bolle Gijs in de Efteling, die maakt dat de pretparkgebruikers grotendeels zelf het park netjes houden. Of de speed camera lottery, een Deens testproject waarbij een flitspaal de snelheid van alle bestuurders registreert. Onder de ‘goede’ chauffeurs wordt een prijzenpot verloot die gespijsd wordt met de boetes van de overtreders. Uiteraard leent de ene context zich makkelijker tot het invoegen van spelelementen dan de andere. Thuis is het makkelijker om spelelementen in te zetten, daar is de sfeer immers gemoedelijker. Gamification gebruiken om bijvoorbeeld mensen op de bus te doen doorschuiven en indien nodig hun plaats af te staan, is een heel ander verhaal. Afhankelijk van de context kunnen dezelfde spelelementen heel anders overkomen en dus ook heel anders ingezet worden. Het doel blijft wel altijd hetzelfde: mensen motiveren om een bepaalde activiteit te doen. Waarbij de dunne grens tussen motiveren en manipuleren zorgvuldig moet worden bewaakt.
8
Want soms wil het ook weleens verkeerd gaan. Sommige Disneylandparken voerden een efficiëntiecompetitie tussen hun personeelsleden in. Het toevoegen van spelelementen werkte hier echter vooral stresserend, in de mate dat mensen zelfs toiletpauzes gingen overslaan om toch maar geen slechte score te krijgen. Psychologische nood Gamification staat niet onterecht in de belangstelling. Motivatie is de meest succesvolle manier om mensen aan te zetten tot vrijwillig gewenst gedrag. Daarbij is er een onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Bij intrinsieke motivatie worden mensen van binnenuit geprikkeld tot handelen: ze doen iets omdat ze het willen, omdat ze het oprecht leuk vinden. Bij extrinsieke motivatie komt die prikkel van buitenaf: je krijgt een ijsje als je die sommen maakt, je mag van jezelf dure wijn kopen als je je takenlijstje hebt afgewerkt... Gamification gebruikt nu vooral extrinsieke motivatie, met beloningen voor gewenst gedrag. Bijvoorbeeld: als je deze tevredenheidsenquête invult, krijg je een korting. Die vorm van motiveren werkt maar tijdelijk: hij speelt niet in op een diepere behoefte of bevrediging en is daardoor ook niet effectief op langere termijn. “Bovendien kan extrinsieke motivatie ook net demotiveren”, waarschuwt Rob van Roy. “Als je iemand bijna gaat verplichten iets te doen. Of hem zo fel met beloningen om de oren slaat dat hij afhaakt. Extrinsieke motivatie vermindert ook de aanwezige intrinsieke motivatie. Je gaat niet meer voor jezelf studeren, maar voor dat ijsje. Ik pleit dan ook voor veel meer intrinsieke motivatie.” Gamification gebaseerd op intrinsieke motivatie werkt veel krachtiger en ook voor een langere periode. Om intrinsiek te motiveren, moeten spelelementen gebruikt worden die aan drie verschillende psychologische noden voldoen. Ze moeten niet allemaal in dezelfde mate aan bod komen, maar ze moeten wel alle drie aanwezig zijn. De eerste is autonomie: mensen moeten het gevoel hebben dat ze een keuze kunnen maken en dat die keuze het verloop van het proces ook beïnvloedt. Een tweede is het groepsgevoel: je moet het idee hebben dat je verbonden bent met de anderen, dat je erbij hoort. Ook het gevoel van competentie is belangrijk: je krijgt feedback die toont dat je hebt wat nodig is om te geraken waar je moet zijn. Wie met gamification grondig intrinsiek wil motiveren, moet een doordachte context creëren voor een ervaring die mensen aanmoedigt, uitdaagt, intrigeert... Geen vanzelfsprekende klus. En ook dan: hoe iemand het echt ervaart, blijft toch altijd heel persoonlijk. Verraderlijk simpel Belangrijk is dat je bij gamification niet uit het oog verliest wie je precies wilt bereiken. De ene persoon is de andere niet. Zo zijn er mensen die een playful mind hebben: ze spelen voor het plezier van het spelen, het plezier van het samenzijn bij een bordspel. Anderen hebben meer een gameful mind: ze spelen spelletjes omdat ze willen winnen. Dat zijn de ‘strevers’. Ze gaan voor de top en niet voor minder.
9
Ook al ben je je van dit alles bewust, dan nog kun je je doel voorbijschieten. Onderzoek naar educatieve spelletjes toonde dat sommige ouders hun kind alleen educatieve spelletjes laten spelen omdat ze daar ten minste iets van leren. Terwijl sommige kinderen in kwestie het educatieve van het spel helemaal negeerden. Ze speelden het spel omdat ze het van hun ouders mochten spelen. Je moet dus goed voor ogen houden wie je wilt bereiken, maar ook wat. Foursquare, een app waarbij mensen virtueel kunnen ‘inchecken’ om anderen te laten weten waar ze zijn, werd razend populair door zijn gebruik van gamification. Mensen checkten massaal in omdat ze punten en badges wilden vergaren en burgemeester wilden worden. Toen het bedrijf in 2014 de elementen van gamification eruit haalde – men veronderstelde dat mensen nu wel doorhadden waar Foursquare echt om ging – zakte de belangstelling voor de app fors. Als er geen badges meer te halen vielen, waren mensen ook niet meer geïnteresseerd. De elementen van gamification wogen hier zwaarder dan de eigenlijke app, wat uiteraard ook niet de bedoeling is. Gamification lijkt simpel. Maar je maakt een niet-relevant proces of product niet plotseling relevant door spelelementen toe te voegen. Spelletjes worden vrijwillig gespeeld, terwijl gamification probeert gedrag te bewerkstelligen dat niet noodzakelijk fijn, natuurlijk of vanzelfsprekend is. Bergen, T. (2016). Spelenderwijs. Bodytalk. Geraadpleegd op 12.05/2016 via: http://magazine.knack.be/makr/voor-abonnees/knack/printarticle/4384558/article
10
3. Zo veel sporters, zo weinig clubleden Hoe komt het toch dat zo veel gedreven sporters de weg naar de sportclub niet vinden? Een vraag voor professor Jeroen Scheerder, die één en ander in kaart bracht. Wenend was hij thuisgekomen. De trainer had gezegd dat hij voortaan mocht wegblijven. Omdat hij niet goed genoeg was. De trainer zocht alleen spelers die hij kon opstellen in de ploeg. De rest, daar hield hij zich niet mee bezig. Het is een bekend verhaal. Zijn onze sportclubs en -federaties te fel geconcentreerd op competitie, punten pakken, kampioen worden? Missen zij zo aansluiting met de grote sportieve massa? Het lijkt erop. In 2009 (de volgende cijfers zijn pas beschikbaar in 2019) deed meer dan 60 % van alle Vlamingen aan sport, maar slechts 29 % was aangesloten bij een officiële sportclub en een federatie. Sterker nog, in de voorbije 25 jaar was het aantal recreatieve sporters, dat al vrij groot was, nog eens met bijna 25 % gestegen en de clubsport slechts met iets meer dan 6 %. Jeroen Scheerder, professor sportsociologie aan de Katholieke Universiteit Leuven kent de cijfers maar al te goed, want ze waren het resultaat van zijn eigen onderzoek met de onderzoeksgroep Sport- en Bewegingsbeleid. Toch is de realiteit niet zo negatief als je op basis van de cijfers zou denken. Scheerder ziet hoe meerdere federaties dapper pogingen doen om meer aansluiting te vinden bij het huidige sportpubliek, dat heel andere eisen stelt aan clubs en federaties dan enkele tientallen jaren geleden. Wildlopers Scheerder, zelf een actieve sporter, haalt als voorbeeld de Vlaamse Atletiekliga aan. Niet omdat hij de liga iets verwijt, wel omdat de evolutie van de loopsport goed illustreert wat hij duidelijk wil maken. Lopen is momenteel een van de meest beoefende sporten, en toch kon de Vlaamse Atletiekliga van die populariteit slechts een klein graantje meepikken. Aanvankelijk was de sfeer tegenover joggers binnen de organisatie zelfs ronduit vijandig. Scheerder: “Bij de eerste loopgolf in de jaren 1970 en 1980 begreep de liga niet waarom die ‘wildlopers’ zich niet bij de clubs aansloten. Let op, het waren andere tijden. Toplopers zoals Vincent Rousseau kregen in de jaren 1980 zelfs een boete als ze meededen aan een stratenloop. Nu vinden we dat waanzin, maar toen was het volle ernst. Pas halverwege de jaren 1990 begonnen de clubs recreanten als volwaardige leden in te schrijven. Momenteel zijn die recreanten goed voor ongeveer de helft van het ledenbestand van de clubs, wat een aanzienlijke groei betekende voor de liga. De andere helft is competitief georiënteerd. Samen maken ze echter slechts een kleine fractie uit van de gigantische massa lopers in ons land. (…) Denk maar aan de deelnemers aan de 20 Kilometer van Brussel. Hoeveel van die lopers zouden de liga kennen en een aansluiting bij een loopclub overwegen, denk je?”
11
Beter worden De focus van federaties en clubs op competitie heeft belangrijke gevolgen, want slechts 5 % van alle sporters is geïnteresseerd in harde competitie, scoren en winnen. De rest maak je daar niet gelukkig mee. Ongeveer 20 % wil best flink trainen om een aanvaardbaar niveau te bereiken, vaak met gezondheidsredenen in het achterhoofd en zonder al te veel fanatisme. De resterende 75 % wil gezond actief zijn, licht sportief, en daarbij vooral contact hebben en plezier maken met vrienden. Dat betekent niet dat die mensen geen prestaties willen neerzetten. Velen streven ernaar beter te worden, maar niet binnen een reguliere competitie. Ze strijden in de eerste plaats tegen zichzelf. Clubs en federaties die dat niet begrijpen, jagen potentiële leden weg. Er dienen zich nochtans heel wat kansen aan. Denk maar aan al die overenthousiaste start-to-runners die geblesseerd raken omdat ze alleen afgaan op wat instructies op een muziekspeler als vorm van trainingsbegeleiding. Vele beginnende sporters schreeuwen om omkadering en begeleiding, en wie kan hen die geven? Sportclubs en federaties in de eerste plaats. Vernieuwen De Gymfed, de Vlaamse sportbond voor gymnastiek, is een voorbeeld van een federatie die al op die trein gesprongen is. De federatie maakte zich zorgen over het schrompelende ledenaantal en het systematisch wegsmeltende enthousiasme voor competitief turnen. Scheerder wees hen op de jongeren in steden die bijna hetzelfde deden als zij in hun turnhallen: acrobatische oefeningen uitvoeren. Niet in een turnhal, maar buiten op muurtjes, trappen, balustrades, straatmeubilair en alles wat geschikt is om te lopen, klimmen, springen en tuimelen. Scheerder: “Freerunning of parkouren is een prachtige eigentijdse variant op turnen. De Gymfed besliste om daarop in te spelen, en bekijk hun huidige website maar eens: freerunning is een van hun trekkers geworden. De overgang was niet vanzelfsprekend, want freerunning is een subcultuur die weinig op heeft met regeltjes en reglementen. Maar zij vonden elkaar omdat de Gymfed de kennis en ervaring van haar trainers en haar infrastructuur openstelde voor jongeren die daar nood aan hadden.” (…) Nog een voorbeeld is het handbal, dat het recreatieve fithandbal met conditietrainingen voor 30-plussers promoot. Rond die leeftijd haken veel competitiespelers af omdat hun lichaam de zware fysieke belasting minder goed aankan en de tijdsinvestering in trainingen en wedstrijden te zwaar wordt. De Vlaamse Judofederatie richt zich al enkele jaren op een nog oudere groep met Judo 55+, een programma dat zelfs openstaat voor starters van die leeftijd. (…)
12
Festivalisering De sportfederaties en -clubs moeten volgens Scheerder beseffen dat de tijd dringt. Hij verwijst onder meer naar de color-, electric- en funruns en zo veel andere evenementen die de wereld veroveren met meer dan beweging alleen. Ze spreken een nieuw publiek aan dat uit is op extra beleving en emoties. (…) Maar vernieuwing moet niet alleen komen van de federaties. Een aantal van hen wil maar wat graag nieuwe initiatieven ontwikkelen, maar is aan handen en voeten gebonden door de huidige reglementering en dreigt bijvoorbeeld subsidies mis te lopen wanneer ze buiten hun strikt reglementair kader komen. Gelukkig werkt de overheid aan een nieuw decreet dat hopelijk meer inzet op dynamiek, creativiteit en duurzaamheid. (…) Uitdagingen Volgens de laatste gegevens doet overigens meer dan een derde van alle Vlamingen, namelijk 37,7 % , niet aan sport, terwijl de Vlaamse overheid al jaren expliciet in haar doelstellingen vermeldt dat ze zoveel mogelijk Vlamingen aan sport wil laten doen. Scheerder wijst op nog andere trends en uitdagingen waarop de federaties nog geen antwoord geformuleerd hebben, zoals de vergrijzing van hun publiek, de afname van het aantal sportende jongeren, de toestroom van mensen met een andere culturele achtergrond, de toestroom van vrouwen, de verarming van grote delen van de bevolking, enzovoort. Subsidies zijn in de ogen van Scheerder een handig middel voor de overheid om de federaties die sociale rol te doen opnemen. “Want wie subsidies vangt, moet daar iets tegenover stellen”, luidt zijn mening. Hij zou het ook mooi vinden dat alle federaties eenzelfde subsidie zouden ontvangen voor elke sporter die ze bereiken. Vrij naar : Etienne J., (2015, 16 september). Zo veel sporters, zo weinig clubleden. Bodytalk. Geraadpleegd op 02/10/2015 via http://magazine.knack.be/makr/voor-abonnees/knack/printarticle/4179269/article
13
4. Emmeline Pankhurst en de suffragettebeweging Emmeline Goulden Pankhurst, geboren op 15 juli 1858, richtte de Women’s Social and
Political Union (WSPU) op in 1903. De WSPU streed voor vrouwenstemrecht in Engeland en ging soms over tot militante acties, zoals brandstichting. Pankhurst kwam zelf meerdere keren in de gevangenis terecht en ging daar in hongerstaking. Ze staat bekend als een van de meest radicale feministen van de Eerste Feministische golf. Emmeline Pankhurst werd geboren in Manchester als de dochter van Robert Goulden en Sophia Crane. Ze kwam voort uit een familie met radicale politieke visies. Haar vader nam deel aan campagnes tegen slavernij en haar moeder was een fanatieke feminist. Pankhurst werd al vroeg door haar moeder meegenomen naar bijeenkomsten voor vrouwenstemrecht. Haar ouders stuurde haar in 1873 naar Parijs om te studeren aan de École Normale
Supérieure, een van de meest prestigieuze onderwijsinstellingen van Frankrijk. Na het behalen van haar diploma keerde ze terug naar Manchester waar ze de advocaat en socialist Richard Marsden Pankhurst (1834-1898) leerde kennen. Haar toekomstige echtgenoot was, net als zij, een sterk medestander van de strijd voor stemrecht voor vrouwen en hij stimuleerde en steunde haar politieke activiteiten. Eerste Feministische golf In 1879 kwamen in Engeland verscheidene lokale initiatieven bijeen die zich inzetten voor vrouwenstemrecht en samen de National Union of Women’s Suffrage Societies (NUWSS) vormden. De NUWSS werd geleid door Millicent Fawcett en vocht voor een reeks feministische eisen, zoals: stemrecht (suffrage) en gelijk loon. In 1889 werd de Women’s
Franchise Leage (WLF) opgericht, met Emmeline Pankhurst als een van de meest prominente leden. De WFL werd opgericht, omdat de suffragettes getrouwde vrouwen niet meenamen in hun strijd voor stemrecht. De WLF sprong hierop in en had als doel stemrecht te bemachtigen voor vrouwen in lokale verkiezingen. Vrouwenstemrecht In 1894 werd Pankhurst een Poor Law Guardian, een functie waarmee ze erop moest toezien dat de armenwet van 1834 werd nageleefd. Door deze functie bezocht ze regelmatig armenhuizen en raakte ze begaan met de erbarmelijke omstandigheden van vrouwen. Deze ervaring sterkte haar in haar geloof dat de enige oplossing voor de positie van vrouwen te vinden was in vrouwenstemrecht. Women’s Social and Political Union (WSPU) Veranderingen op het gebied van vrouwenstemrecht waren echter nog ver te zoeken. Pankhurst raakte gedesillusioneerd en gefrustreerd door de National Union of Women’s
Suffrage Societies, omdat ze volgens haar te weinig bereikten. Om deze reden richtte ze in 1903, samen met haar dochters Christabel, Sylvia en Adela, de Women’s Social and Political Union (WSPU) op met als enig agendapunt vrouwenstemrecht.
15
Militante acties van de WSPU Met de WSPU hield Emmeline Pankhurst openbare bijeenkomsten in Londen en leidde ze protestmarsen naar het Lagerhuis. Een gebrek aan verandering in de wetgeving leidde ertoe dat de WSPU steeds militanter werd. Zo braken ze ramen en staken leegstaande panden in brand. Ook verstoorden de WSPU- leden politieke vergaderingen en ketenden ze zich vast aan hekken. De radicale acties kregen veel aandacht van de Britse media. Suffragettes in de gevangenis In 1905 werden haar dochter Christabel Pankhurst en Annie Kenney gearresteerd voor het verstoren van een politieke bijeenkomst, waarbij de Britse minister Sir Edward Grey een toespraak hield. De twee vrouwen werden vervolgens veroordeeld voor de mishandeling van de politieagent die hen op wilde pakken en kregen een boete opgelegd. Toen zij deze weigerden te betalen, moesten ze de gevangenis in. De publiciteit van de gevangenisstraf zorgde voor een toename in steun voor de WSPU. Christabel Pankhurst en Annie Kenney waren de eersten van ongeveer 1800 suffragettes die een gevangenisstraf opgelegd kregen voor bijvoorbeeld vernieling, mishandeling, ordeverstoring en zelfs bomaanslagen. Cat and Mouse Act Zelf werd Emmeline Pankhurst in de periode tussen 1908 en 1912 zes keer gearresteerd voor onder meer de beraming van een bomaanslag op het huis van de toekomstige ministerpresident David Lloyd George. Daar ging ze net als vele andere WSPU-leden in hongerstaking en dit bleek een effectief middel. Dit resulteerde in gewelddadige dwangvoeding en na een golf van hongerstakingen in 1913 tot de Cat and Mouse Act. Deze wet hield in dat de gearresteerde vrouwen werden vrijgelaten zodat zij weer gezond konden worden, om vervolgens weer te worden opgepakt. De Eerste Wereldoorlog De uitbraak van de Eerste Wereldoorlog in 1914 maakte een einde aan de militante acties van de WSPU. De gearresteerde suffragettes werden vrijgelaten, als zij zich in dienst stelden van de oorlogsinspanning. Na financiële steun van de regering organiseerde de WSPU demonstraties om vrouwen te mobiliseren voor het arbeidsproces. De WSPU en Pankhurst zagen dit als een positieve ontwikkeling, omdat vrouwen konden tonen dat ze net zo geschikt waren om werk te doen dat voorheen door mannen gedaan werd. Het motto werd: ‘Mannen vechten, vrouwen werken’. Invoering stemrecht voor mannen en vrouwen Met de invoering van de Representation of the People Act in 1918 kregen vrouwen vanaf dertigjarige leeftijd stemrecht, een grote overwinning voor Pankhurst. De grote bijdrage van de vrouwen aan de oorlogsinspanning en de angst voor een terugkeer van het geweld van de suffragettes zijn hiervoor belangrijke oorzaken. Vlak voor haar overlijden op 14 juni 1928 werd stemrecht voor mannen en vrouwen geheel gelijkgesteld. Noot, M. (2013). Emmeline Pankhurst en de suffragettebeweging. Geraadpleegd op 12/05/2016 via : http://www.isgeschiedenis.nl/sterke-vrouwen/emmeline-pankhurst-en-de-suffragettebeweging
16
5. Geluk kun je niet kopen. Of wel? Geld maakt niet gelukkig, zeggen ze. Maar gelooft ú het? Waarom steken we dan zo veel tijd in het vergaren van geld? De wetenschap begint een klein beetje greep op het vraagstuk te krijgen. Verduidelijking aan de hand van 8 stellingen. 1. Geld maakt niet gelukkig, zeggen ze. Maar rijke mensen zijn gemiddeld gelukkiger dan arme. Hoe zit dat dan? In rijke landen zijn mensen gemiddeld gelukkiger dan in arme landen. En binnen rijke landen zijn rijke mensen door de bank genomen iets gelukkiger dan arme. Maar uit alle studies blijkt ook hoe verrassend klein het effect is van een gevulde bankrekening op ons welbevinden, met name in het rijke Westen. Zodra je eerste levensbehoeften grondig zijn vervuld maakt extra geld niet extra blij, zo concludeerde de Israëlische psycholoog en Nobelprijswinnaar Daniël Kahneman op basis van telefonische interviews met 450.000 Amerikanen tijdens de crisisjaren 2008-2009. Het verzadigingspunt ligt net boven het gemiddelde gezinsinkomen. (…) Dat verklaart meteen waarom het humeur in rijke landen vrij stabiel is, ongeacht crises of perioden van snelle inkomensgroei. 2. Wie in een tv-quiz een massa geld wint, ziet er nochtans nooit echt ongelukkig uit. Extra geld maakt wel blij, maar zeer tijdelijk. Van een leuke loonsverhoging genieten we ongeveer een jaar, schat de Tilburgse econoom en geluksonderzoeker Ruud Muffels op basis van het bestaande onderzoek. De kick van een miljoenenklapper duurt ongeveer een jaar of twee. "Dan treedt er gewenning op. Meestal is dan ook het uitgavenpatroon aangepast aan de nieuwe inkomsten." Dat de mens zijn levenshouding aanpast heet 'hedonistische adaptatie'. "Veranderingen, vooral als ze ingrijpend zijn, brengen ons uit balans. De mens probeert altijd het evenwicht te herstellen door terug te keren naar het basisgevoel van voorheen. Of het nu om positieve ervaringen gaat of om nare gebeurtenissen, zoals het verlies van een partner. (…)" 3. Maakt het nog uit voor het geluksgevoel wat je met het geld doet? Ja. Weggeven werkt het best. Lees het boek Gelukkig Geld. De nieuwe wetenschap over
slimmer spenderen van de Amerikaanse psychologe Elizabeth Dunn. Ze analyseerde de uitgaven van een representatieve groep van ruim zeshonderd Amerikanen. De mensen die het meeste geld aan anderen uitgeven (van cadeautjes tot en met goede doelen) bleken zich op een schaal van 1 tot 5 gelukkiger te voelen dan de deelnemers die het geld vooral aan zichzelf spenderen. Dat is geen spijkerhard bewijs dat geld weggeven gelukkig maakt, want het is bekend dat blije mensen eerder hun portemonnee trekken voor anderen. Waarschijnlijk werkt het in twee richtingen, volgens Dunn. (…).
17
Wat ook uitmaakt, is of je spullen van het geld koopt of ervaringen. "Het geluksgevoel na de aanschaf van nieuwe spullen duurt maar kort", aldus de Nederlandse econoom Muffels. "Het plezier dat een reis oplevert, ebt veel minder snel weg. Vooral als je met anderen op stap gaat." 4. Misschien is de relatie geld en geluk wel omgekeerd en hebben opgewekte types domweg meer kans om later rijk te worden. Twee dwarse onderzoekers, de Belg Jan-Emmanuel De Neve en de Amerikaan Andrew Oswald, denken inderdaad het laatste. Hoe gelukkiger Amerikanen zich als tiener of jonge twintiger voelen, des te hoger hun inkomen tien jaar later. Diep ongelukkige tieners verdienen zeven jaar later 30 procent onder het gemiddelde, terwijl de gelukkigste teenagers 10 procent boven het gemiddelde zaten. De Neve en Oswald - die de gegevens van 15.000 Amerikanen bestudeerden - controleerden of dit geen kwestie was van genen of wellicht de invloed van een rijk gezin. Dat was niet het geval. Ook als broers en zussen met elkaar vergeleken worden, weet de blijmoedigste broer of zus later de meeste centen te vangen. Een verklaring hebben De Neve en Oswald ook, denken ze. Opgewekte mensen vinden sneller een baan, maken eerder promotie, hebben meer energie en doorzettingsvermogen enzovoort. (…) 6. Dus een mooi inkomen geeft het prettige gevoel geslaagd te zijn, maar maakt niet echt blij? Daar lijkt het op. Rijke mensen hebben niet meer positieve emoties dan armere mensen - ook al doen ze doorgaans meer leuke dingen. Dat blijkt uit een studie van begin dit jaar van de Canadese psycholoog Kostadin Kushlev, die 13.000 mensen in verschillende inkomenscategorieën van uur tot uur liet opschrijven wat ze deden en hoe ze zich daarbij voelden. Kushlev concludeerde dat rijke mensen niet meer positieve emoties doormaken, maar wel minder droevige, pijnlijke en stressvolle emoties rapporteren. Geld fungeert blijkbaar als een buffer tegen negatieve sentimenten. Dat lijkt een open deur. Het is allang bekend dat geldgebrek tot stress leidt, maar ook in de inkomenscategorieën waar geldgebrek geen rol speelt, lijkt geld te beschermen tegen negatieve emoties. (…) 7. Een ander spreekwoord luidt: overdaad schaadt. Hebben rijkaards daar geen last van? Er zijn aanwijzingen dat rijkdom mensen berooft van het vermogen te genieten van alledaagse dingen. Op de conferentie Happy Money in California, vorige maand, werden studies gepresenteerd als 'De prijs van overvloed' en 'Geld geeft en geld neemt'. De experimenten in die studies laten zien dat als mensen alleen aan het eind van de week een stuk chocola mogen eten, ze daar veel meer van genieten dan mensen die de hele week net zo veel chocola mogen eten als ze willen. (…)
18
Het zijn maar laboratoriumstudies, maar volgens econoom Muffels zeggen ze wel degelijk iets over het effect dat overvloed kan hebben. Net zoals schaarste ons handelen beïnvloedt. Proefpersonen die tijdens een schietspelletje weinig kogels krijgen, doen veel meer moeite om goed te richten dan de proefpersonen die veel meer kogels kregen. Terug naar het echte leven. Ook daar blijkt rijkdom verborgen kosten met zich mee te dragen. Dat meent de Amerikaanse psycholoog Robert Kenny en adviseur bij het Centrum voor Rijkdom en Filantropie in Boston. Kenny ondervroeg in 2012 165 huishoudens met een nettovermogen van 25 miljoen dollar of meer. Hij wilde weten wat ze als hun grootste probleem zagen. Het antwoord was: sociaal isolement. Hoe hoger de bankrekening, hoe moeizamer het contact met de buitenwereld. Daarnaast maakten de rijkaards zich zorgen over hun kinderen, omdat die het risico zouden lopen niet gewaardeerd te worden om wie ze zijn, maar om hun portemonnee. Niet dat die multimiljonairs zich beklaagden over hun vermogen, zo erg was het niet. Maar aan een grote berg geld kleven wel degelijk nadelen. 8. Waarom steken we in hemelsnaam zoveel tijd en energie in het vergaren van geld als het zo weinig invloed heeft op ons welbevinden? Omdat we het gelukseffect van geld, vooral aan de onderkant van de inkomensladder, massaal overschatten. Dat blijkt uit een aantal enquêtes, onder meer die van de psychologen Elizabeth Dunn en Michael Norton in 2010. (…) De onderzoekers schrokken een beetje van de resultaten. "Amerikanen associëren een inkomen dat onder het nationale gemiddelde ligt met een ernstige verslechtering van het geluksgevoel", zegt Norton. "Een vals idee." Het is díé angst die mensen volgens hem drijft om veel tijd en energie te steken in het verdienen van geld en die ertoe leidt dat Amerikanen niet naar een kortere werkweek of meer vakantie streven, maar naar promotie. Niet om er rijker en gelukkiger van te worden. Maar om te voorkomen dat men ongelukkig wordt.
Vrij naar: MARGREET VERMEULEN M. (2015). Geluk kun je niet kopen. Of wel? De Morgen. Geraadpleegd op 13/05/2016 via : http://www.demorgen.be/nieuws/geluk-kun-je-niet-kopen-of-wel-b4929142/
19