art. 23
DRIEMAANDELIJKS DOSSIER VAN DE BBROW – AFZENDER: BBROW, HENEGOUWENKAAI 29, 1080 BRUSSEL BELGIË PB 1000 BRUSSEL 1 AFGIFTEKANTOOR : 1000 BRUSSEL 1 N° 1/1837
“Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden. Dit recht omvat het recht op een behoorlijke huisvesting.”
# 43
04-05-06 2011
SLAAGT BRUSSEL ERIN DE ENERGIEARMOEDE TE BESTRIJDEN?
Kent u… Samenlevingsopbouw Brussel / Buurthuis Bonnevie / Coordination Gaz-Électricité-Eau ?
BBRoW Ilham Bensaïd, Marie Didier, Carole Dumont, Laurence Evrard, Werner Van Mieghem Tel.: 02/502.84.63 Mail:
[email protected] Website: www.rbdh-bbrow.be
Inhoud
Hebben meegewerkt aan de redactie en het herlezen van dit nummer: Claude Adriaenssens, Ilham Bensaïd, Pierre Denis, Geert De Pauw, Marie Didier, Carole Dumont, Isabelle Jennes, Stéphanie Lemmens, André Lumpuvika, Werner Van Mieghem
Inleiding
3_
Voorwoord
4_ 5_
Dossier Slaagt Brussel erin de energiearmoede te bestrijden?
Foto’s Mariette Michaud uitgezonderd p 27: Michèle Turbin, p 32: DDV_AOS, 2010, p40: Atelier Architecture & Développement Durable, p46: Buurthuis Bonnevie, p 47: Élise Debouny Druk J. Dieu-Brichart Verzending in samenwerking met ETIKET, deelwerking van ATELIER GROOT EILAND. Gespecialiseerd in mailings en verzendwerk. 02 511 72 10 Verantwoordelijk uitgever Werner Van Mieghem, Henegouwenkaai 29, 1080 Molenbeek
Deze publicatie wordt uitgegeven met subsidies van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, Integratie via de huisvesting en van de Franse Gemeenschap. De leden van RBDH/BBRoW ontvangen Art.23 gratis. U kan zich abonneren op Art. 23 via betaling van 20 Euro per jaar op ons rekeningnummer BE740682 2988 8007 en met de mededeling ‘Abonnement Art. 23’. N° ISSN 1376-9170
2 _ art. 23 # 43
43_
Bijlagen
44_
11_
45_
De energieprestatie van gebouwen
13_
Het energieprestatiecertificaat treedt in werking in Brussel Onze twijfels over de kwaliteit en zorgen over de effecten ervan
15_
De overheidssteun voor energiebesparende investeringen: milieuvriendelijk en sociaal?
23_
De mogelijkheden van voorfinanciering in Brussel
27_
Een goed voorbeeld uit het buitenland. Twee financieringsmechanismes in Frankrijk van dichtbij bekeken
29_
Een mogelijk systeem van voorfinanciering: de derde betaler
32_
De begeleiding van gezinnen bij de verbetering van de energieprestatie van hun woning
37_ Rassemblement Bruxellois pour le Droit à l’Habitat Brusselse Bond voor het Recht op Wonen
Conclusie
6_
Over energiearmoede Lay-out Élise Debouny
41_
Energiebesparende werken zonder stijging van de huurkost
04-05-06 2011
Kent-u… ? Samenlevingsopbouw Brussel
46_
Buurthuis Bonnevie
47_
Coordination Gaz-Électricité-Eau Bruxelles (CGEE)
Voorwoord
Responsabilisering van de eignenaars eerst Na de huishuur is energie vaak de tweede belangrijkste post in het budget van de huurder. Alle klimatologische overwegingen te spijt, is het meestal heel slecht gesteld met de energieprestatie van huurwoningen, vooral in het segment van de “betaalbare huurwoningen”. Als aanloop voor deze artikel 23 over energieprestatie van gebouwen wou ik enkele bedenkingen formuleren uit de praktijk. Enige tijd geleden vertelde een collega over een vorming over energiebesparing die ze moest gaan geven aan huurders van een bepaald gebouw: “In deze situatie heeft vorming geen zin, want in zulke woningen kán energieverbruik gewoon niet rationeel zijn”. Vorming om energie te besparen mag dan op zich wel belang hebben, ze zal ook sterk moeten vertrekken vanuit de situatie waarin de mensen wonen en de mogelijkheden en beperkingen die dat met zich meebrengt. Er is immers vaak geen dubbele beglazing, dakisolatie, thermostatische kraan… Onze lidorganisaties die een energiepermanentie hebben, schrikken vaak van de energiefacturen die ze onder ogen krijgen. Maar als ze dan de tijd hebben om ter plaatse te gaan kijken, wordt hen meestal duidelijk waar die hoge kosten vandaan komen: koude, tochtige woningen met veel vocht waar stoken vaak de enige manier is om nog een beetje een aangenaam leefklimaat te bekomen… In veel gevallen zou een responsabilisering van de eigenaar-verhuurder wellicht pertinenter zijn dan vorming van huurders. De werken die nodig zijn om de energieprestatie van een woning fundamenteel te verbeteren zijn immers vaak de bevoegdheid van de eigenaar. Hulp en premies bestaan, maar zijn niet altijd even toegankelijk. En wat met eigenaars die het belang niet inzien van een goed geïsoleerd huurhuis? Wat met eigenaars die wel verbeteringswerken doen, hiervoor premies ontvangen en toch de verbetering doorrekenen in de huurprijs? h TINEKE VAN HEESVELDE
Co-voorzitster BBRoW
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_3
Inleiding
Het is moeilijk, of zelfs onmogelijk om precies in te schatten hoeveel Brusselaars er zijn waarvan het grondwettelijke recht op een degelijke woning wordt geschonden. Duizenden wonen in oude, niet gerenoveerde, vochtige woningen, vele duizenden betalen hun blauw aan energiefacturen, vele duizenden doen het zonder verwarming, elektriciteit omwille van de hoge prijzen. Precieze cijfers over die problemen zijn er niet, maar het is geen geheim: de slachtoffers van energiearmoede zijn steeds talrijker. De beste manier om hen te helpen is de energieprestatie van hun woning te verbeteren en zo hun energieverbruik te verminderen. Daarom behandelt de Brusselse Bond voor het Recht op Wonen in dit thematisch dossier de sociale aspecten van de energieprestatie van woningen. De voornaamste vraag die de verschillende auteurs in het achterhoofd hadden: spelen de diverse milieumaatregelen in het voordeel of nadeel van de gezinnen met een laag inkomen? En hoe kan het belang van de gezinnen die in energiearmoede leven doorwegen op het beleid? Verschillende maanden heeft een werkgroep met leden-verenigingen van de BBRoW zich over deze kwestie gebogen en voorstellen geformuleerd, die vandaag worden opgenomen in deze publicatie. We hebben er bewust voor gekozen om de energieprestatie van de private woningen onder de loep te nemen en dan in het bijzonder de woningen bewoond door gezinnen met een laag inkomen. In het merendeel van de gevallen zijn zij het die met energiearmoede worden geconfronteerd. Daarbij gaat onze aandacht naar de huurders, die in Brussel toch bijna 60% van de bevolking uitmaken. De energieprestatie van de woningen verbeteren is ook een Europese doelstelling, die Brussel moet zien waar te maken. We bekijken in dit dossier daarom de Europese verplichtingen en de manier waarop Brussel ze toepast. We hebben het over het nut en de gevolgen van het energieprestatiecertificaat op ondermeer de huurprijzen en het gedrag van de verhuurder. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de verhuurder werken uitvoert, zonder de huurprijs te sterk te laten stijgen? Er bestaat ook verschillende ondersteuningsystemen voor de uitvoering van energiebesparende werken. Wie geniet van deze subsidies en hoe kan hier een meer sociale dimensie aan gegeven worden? Wat moeten we denken van de verschillende systemen van voorfinanciering? En moet er niet worden overgegaan tot het systeem van ‘derde betaler’? Een belangrijk aspect is de informatie en ondersteunen van verhuurders en huurders die hun energieverbruik willen verminderen en werken willen uitvoeren. We bekijken wat er bestaat aan begeleiding voor die personen. Tenslotte stellen drie leden-verenigingen van de BBRoW hun acties voor inzake strijd tegen energiearmoede: Buurthuis Bonnevie, Samenlevingsopbouw Brussel en de Coordination GazElectricité-Eau Bruxelles. h
4 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
Teveel energievretende woningen in slechte staat, sterk gestegen energieprijzen en veel gezinnen met een laag inkomen. Resultaat: meer en meer Brusselaars zijn het slachtoffer van energiearmoede. Hoe kunnen we hieraan verhelpen?
Dossier
SLAAGT N I R E L E S S U BR E I G R E N E DE ARMOEDE ? N E D J I R T S TE BE
De energiearmoede bestrijden /
Over energiearmoede CAROLE DUMONT
Je woning verwarmen kost geld. Sommige Brusselse gezinnen kunnen het zich niet veroorloven om hun woning correct te verwarmen: een beperkt inkomen dat al onderuit gehaald wordt door andere levensnoodzakelijke uitgaven, een slecht geïsoleerde, energieverslindende woning die een financiële aderlating vormt en de levenskwaliteit van de bewoners aanzienlijk aantast. De prijsstijgingen van energieproducten hakten de voorbije jaren nog harder in op de kwetsbaarste gezinnen en zij zagen zich ertoe verplicht om een groter deel van hun maandbudget aan energie te besteden. De energiearmoede waarover wij het in dit artikel zullen hebben, stelt de sociale dimensie van het (op economische en leefmilieukundige bekommernissen gebaseerde) energiebeleid in vraag. De energiearmoede haalt het in artikel 23 van de Grondwet bepaalde recht op huisvesting onderuit, want je kan onmogelijk van behoorlijke huisvesting spreken als er geen sprake is van verwarming, water of elektriciteit.
1. Waarover gaat het eigenlijk? Momenteel bestaat er in België noch op Europees niveau een officiële definitie van het begrip energiearmoede. Tot hiertoe poogden slechts twee landen, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, om die meervoudige realiteit te omschrijven en de kenmerken, de inzetten en het betrokken publiek ervan te omschrijven om wettelijke kaders te bepalen om het verschijnsel tegen te gaan. Het spreekt voor zich dat andere Europese landen, zoals België trouwens, gevoelig zijn1 voor die problematiek en met name maatregelen namen ter bescherming van de consumenten (sociale tarieven, stookoliefonds…).
6 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
De energiearmoede bestrijden / Over energiearmoede
In een slecht geïsoleerde woning met een verouderde of onaangepaste verwarmingsinstallatie, dreigen de facturen bijzonder gepeperd te zijn. Wij vinden echter dat de erkenning van energiearmoede als een maatschappelijk probleem op zich, de definitie en de objectivering ervan en de bepaling van de oorzaken en de gevolgen ervan, de samenhang van de beleidsinitiatieven zou moeten versterken. In Groot-Brittannië wordt een gezin met energiearmoede of ‘‘fuel poverty” geconfronteerd als het ten minste 10% van het inkomen moet besteden aan de verwarming van de gezinswoning met een standaardwarmte2. Volgens die definitie werd ongeveer 25% van de bevolking in 2009 met dergelijke armoede geconfronteerd, of een stijging met 100% in vergelijking met 20053. Aan de hand van een cijfermatige indicator zijn de Britten er in geslaagd om de energiearmoede objectief te meten, hoewel er hierbij enkel sprake is van het aspect verwarming4 en niet van andere vormen van energiegebruik zoals elektriciteit waar natuurlijk ook een prijskaartje aan vast hangt. In Frankrijk zijn de overwegingen met betrekking tot energiearmoede recenter. Deze werden gesteund door de Franse Regering die een uit vertegenwoordigers van de overheid en de verenigingen5 bestaande werkgroep opdracht gaf om een diepgaand onderzoek over de kwestie te voeren. De werkgroep deed een aantal aanbevelingen waaronder de invoeging van het begrip energiearmoede in de wet en de oprichting van een Frans observatiecentrum6 van de energiearmoede (opgericht in maart 2011). In mei 2010 werd in de wet Besson (1990) het begrip energiearmoede ingevoegd dat wordt opgevat als de situatie van een ‘‘persoon die in zijn woning als gevolg van onaangepaste middelen of onaangepaste woonomstandigheden mogelijkheden ondervindt om over energie te beschikken die nodig is om te voldoen aan zijn elementaire behoeften’’. Het is een kaderdefinitie zonder cijfers die ruimer is dan de definitie van de Britten en die de problematiek vanuit de volledige complexiteit ervan benadert. In Frankrijk besteedt 13% van de gezinnen meer dan 1/10 van hun inkomen aan energie-uitgaven voor hun woning7. Achter die cijfers gaat een andere zorgwekkende realiteit schuil: het feit dat sommige consumenten zich van energie onthouden om al te hoge energiefacturen te vermijden.
2. De elementen die aanleiding geven tot energiearmoede Uit alle studies over de problematiek blijkt dat energiearmoede voortvloeit uit de interactie van drie factoren: – een laag inkomen; – een slechte energieprestatie van de woning (verwarming en isolatie van slechte kwaliteit); – een hoge energiekost.
De sociaal-economische situatie van de gezinnen is uiteraard een factor die de toegang tot energie bijzonder sterk beïnvloedt. In een context waarin de prijzen van energieproducten- en diensten duur zijn, vormt het gebrek aan financiële middelen een soms onoverkomelijk obstakel dat kan leiden tot een schuldenlast ten opzichte van een energieleverancier, de onaanvaardbare beperking van het verbruik (vrijwillige of opgelegde beperking) of het systematisch gebruik van losse verwarmingstoestellen (vooral op gas en petroleum) die aanleiding kunnen geven tot risico’s van vervuiling en/of vochtigheid in de woning … De woning speelt een hoofdrol inzake energieverbruik.
In een slecht geïsoleerde woning met een verouderde of onaangepaste verwarmingsinstallatie, dreigen de facturen bijzonder gepeperd te zijn. Het is geweten dat de woningen met de zwakste energieprestaties, waarvan ten minste een deel ongezond is, bewoond worden door gezinnen met een laag inkomen en met beperkte financiële middelen. Ook de woningcrisis die wordt gekenmerkt door een gebrek aan kwaliteitsvolle en betaalbare woningen en die gepaard gaat met een aanzienlijk onevenwicht tussen vraag en aanbod ligt aan de basis van energiearmoede. Woningen van slechte (of bijzonder slechte) kwaliteit komen op de privé huurwoningenmarkt terecht en vinden toch snel een huurder die geen andere oplossingen heeft. De energiearmoede illustreert duidelijk de ‘‘dubbele straf ’’ waarvan de arme gezinnen het slachtoffer zijn. Zij moeten zich tevreden stellen met slechte woningen en moeten daarenboven de extra energiekost hiervoor ophoesten. Het derde element is niet het minste en heeft betrekking op de Europese context van de vrijmaking van de gasen elektriciteitsmarkten die in tegenstelling tot de verwachtingen niet zorgde voor een daling, maar aanleiding gaf tot een stijging van de energieprijzen. Bovendien R
1. Energiearmoede was één van de sleuteldossiers van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie. 2. Bepaald op 21°C in de woonkamer en op 18°c in de andere bewoonde vertrekken. 3. Les Cahiers de la Solidarité, n°19, september 2009, Observatoire européen du logement durable, p.16. 4. Die benadering is ongetwijfeld niet verrassend, als wij weten dat het land in de winter één van de hoogste sterftecijfers van Europa vertoont en dat de gezondheidsproblematiek centraal staat in de strijd tegen de energiearmoede. 5. Gecoördineerd door het strategisch comité “Plan bâtiment Grenelle” en tevens ondersteund door de Stichting Abbé Pierre voor de huisvesting van kansarmen en het Agence nationale de l’habitat (ANAH). Het Plan Bâtiment Grenelle moet de toepassing en de ontwikkeling van de maatregelen van het programma ter vermindering van het energieverbruik en van de uitstoot van broeikasgassen van gebouwen in goede banen leiden. 6. De oprichting van het observatiecentrum van de energiearmoede moet het mogelijk maken de verschijnselen van energiearmoede beter in kaart te brengen en de opvolging van openbare en private financiële hulp aan kansarme gezinnen en van acties en lokale of nationale initiatieven te waarborgen om de impact ervan te kunnen nagaan en ervaringen te kunnen uitwisselen. 7. Rapport van de werkgroep ‘‘energiearmoede’’ Plan Bâtiment Grenelle, 15 december 2009, pp.7-9
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_7
De energiearmoede bestrijden / Over energiearmoede
ging de vrijmaking van de markten gepaard met een gebrek aan algemene transparantie wat de tariefinformatie betreft: niet genormaliseerde, moeilijk leesbare en onvergelijkbare facturen, extra kosten, dubbele facturen, moeilijke betwistingen … Dit ging zelfs zo ver dat op het niveau van de Europese volksvertegenwoordigers er werd erkend dat “het probleem van de energiearmoede in Europa toeneemt en verband houdt met de vrijmaking van de energiemarkt waarbij grote energiemaatschappijen hun machtspositie hebben misbruikt om de kwetsbaarste consumenten uit te buiten.”8 Energiearmoede is een ingewikkeld verschijnsel dat voortvloeit uit de interactie van drie factoren (inkomen, woning en energie) die met elkaar verstrengeld zijn, elkaar versterken en cumulatieve gevolgen hebben voor personen en woningen (een te weinig verwarmde woning kan aanzienlijke vochtigheidsproblemen vertonen en sneller in verval raken). Het gaat hierbij om een zorgwekkend maatschappelijk probleem met uiteenlopende gevolgen op materieel, sociaal, psychologisch en sanitair vlak.
3. Het Europese standpunt Het is wachten tot 20089 alvorens er voor het eerst in een Europese tekst wordt verwezen naar energiearmoede. Nochtans is energie niet alleen omwille van milieukundige, maar ook en vooral omwille van economische overwegingen een centraal thema in de Europese bekommernissen. Het gaat hierbij dan hoofdzakelijk om de stijgende Europese afhankelijkheid inzake energiebevoorrading. Verscheidene Europese richtlijnen hebben een min of meer aanzienlijke impact op de energiearmoede. Wij denken daarbij aan de richtlijn die de vrijmaking van de energiemarkten regelt10, alsook de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen11 die met name gericht is op de vermindering van het energieverbruik in woningen. Zoals eerder aangegeven, zorgde de vrijmaking van de gas- en elektriciteitsmarkten niet voor de verhoopte positieve gevolgen. Erger, de vrijmaking gaf aanleiding tot een verzwakking van de gezinnen met een laag inkomen en versterkte bijgevolg zowat overal in Europa de energiearmoede. In 2009 nam het Europees Parlement een aantal maatregelen om de vrijmaking van de energiemarkten aan te vullen (het zijn de richtlijnen uit 2009). Hierin wordt verwezen naar energiearmoede, maar er wordt geen definitie gegeven. In de preambule van de richtlijnen wordt uitdrukkelijk verwezen naar de verantwoordelijkheid van de Lidstaten om de problematiek te erkennen, ook al werden er dwingende maatregelen genomen om de bescherming van consumenten te verbeteren. Ook de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen houdt geen enkele sociale dimensie in en legt geen enkel verband met energiearmoede. Dat is een gebrek, gezien het nauwe verband tussen de kwaliteit van
8 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
de woningen en het energieverbruik. Als er niet wordt opgepast, dreigt de verbetering van de energiekwaliteit van woningen enkel weggelegd te zullen zijn voor bepaalde gezinnen die over de nodige middelen beschikken om te renoveren of om zichzelf toegang te verschaffen tot woningen met goede energieprestaties. Het milieustreefdoel (het verbruik verminderen van één van de meest energieverslindende sectoren) zou heel wat aan geloofwaardigheid inboeten als het zelf tot sociale ongelijkheden zou leiden …
Conclusie Energiearmoede doet vragen rijzen en verontrust. Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat energiearmoede gedeeltelijk het gevolg is van een weinig sociaal energiebeleid. Zonder tegemoetkoming van de overheid zullen er evenwel geen oplossingen mogelijk zijn. Hiervoor moet het evenwel duidelijk zijn waarover het eigenlijk gaat, moet de problematiek vanuit alle hoeken worden beschouwd en moeten alle aspecten ervan worden geanalyseerd. In België werden zowel op federaal als op gewestelijk niveau ‘herstellende’ sociale maatregelen genomen om de gevolgen van de vrijmaking van de markten en de opeenvolgende prijsstijgingen van de fossiele brandstoffen tegen te gaan. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft zopas de omzetting voltooid van de Europese richtlijn betreffende energieprestatie van de gebouwen (een richtlijn uit 2003!). En ondertussen raken onze gewestelijke beleidsmakers niet uitgepraat over die grote energie-uitdaging die de Brusselse gebouwen grondig zal veranderen! Wij delen het enthousiasme van de politici, maar een bepaalde kwestie laat ons niet los en het is niet één van de minste … Hoe zullen de kwetsbaarste Brusselse gezinnen geholpen worden om hun woning minder energieverslindend te maken? Hoe zullen deze gezinnen geholpen worden om aan een woning te geraken waarmee hun energiefactuur eindelijk zal smelten als sneeuw voor de zon? Dat zullen wij in de hierna volgende pagina’s proberen na te gaan… h
8. Verklaring van Eluned Morgan, Europees Volksvertegenwoordiger, woordvoerder van de werkgroep die aanbevelingen formuleerde voor de aanneming van de richtlijnen uit 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne aardgas- en elektriciteitsmarkt (tot intrekking van de richtlijnen uit 2003). Geciteerd door Les Cahiers de la Solidarité, n°19, september 2009, Observatoire européen du logement durable, p.19 9. Schriftelijke verklaring over de strijd tegen de energiearmoede in de Europese Unie, 7 juli 2008, 0063/2008 10. Richtlijnen van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne elektriciteits- en aardgasmarkt en tot intrekking van de richtlijnen van 2003. 11. Richtlijn van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herwerking).
De energiearmoede bestrijden / Over energiearmoede
Het statuut van beschermde klant in het Brusselse Gewest
Goed om weten
De Brusselse wetgeving2 voorziet beschermende maatregelen voor de klanten die betalingsmoeilijkheden hebben bij hun energieleverancier. Ofwel zijn dit de gezinnen die genieten van de sociale maximumprijs (federale maatregel), ofwel de gezinnen die aan schuldbemiddeling doen.
Info De sociale maximumprijzen voor gas en elektriciteit De federale overheid1 voorziet sociale maximumprijzen voor de levering van gas en elektriciteit aan sommige gezinnen met een laag inkomen of in een kwetsbare situatie. De sociale maximumprijzen zorgen voor een lagere factuur. De sociale maximumprijs wordt om de zes maand vastgelegd door de federale energieregulator CREG op basis van het laagste commerciële tarief op de leveranciersmarkt van elektriciteit en aardgas. Alle energieleveranciers zijn verplicht om de sociale maximumprijs te gebruiken. Wie heeft er recht op de sociale maximumprijzen? De sociale maximumprijzen gelden onder andere voor de gezinnen waarvan een gezinslid: – een leefloon heeft; – het gewaarborgde inkomen voor bejaarden ontvangt of een tegemoetkoming voor gehandicapten, een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden – de huurder van een sociale woning (appartementsgebouw) die wordt verwarmd door een collectieve gasverwarmingsinstallatie. Voor meer informatie: www.economie.fgov.be www.creg.be www.inforgazelec.be 1. Ministerieel besluit van 30 maart 2007 houdende vaststelling van sociale maximumprijzen voor de levering van aardgas aan de beschermde residentiële klanten met een laag inkomen of in een kwetsbare situatie.
Het statuur van beschermde klant houdt in dat het commerciële leveringscontract tijdelijk wordt opgeschort en dat Sibelga de sociale energieleverancier wordt. De beschermde klanten genieten allen dan van de sociale maximumprijs. Die periode moet aan de gezinnen de tijd en gelegenheid geven om hun schulden aan te zuiveren. De bescherming gaat ook samen met de installatie van een elektrische vermogensbegrenzer van 1380w (6 ampere). Wanneer de gezinssituatie dat vraagt, dan kan op vraag van het OCMW het vermogen worden verhoogd tot maximum 4600w. De voordelen voor de beschermde klant zijn: – dat de commerciële leverancier tijdens de periode van beschermding het contract niet kan opzeggen of geen aanvraag tot het afsnijden van de energie kan doen; – dat de klant altijd van de sociale minimumprijs geniet; – dat wanneer hij beschermd is voor een energievorm, hij het automatisch ook is voor de andere energievorm (wanneer hij bij dezelde leverancier hiervoor een contract heeft); – dat wanneer de klant de helft van zijn schuld heeft terugbetaald, hij mag vragen om de vermogensbegrenzer weg te halen, maar toch zijn statuut van beschermde klant behoudt. Meer informatie vindt u hierover bij: www.brugel.be 2. Ordonnantie van 14 december 2006 tot wijziging van de ordonnanties van 19 juli 2001 en van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot opheffing van de ordonnantie van 11 juli 1991 met betrekking tot het recht op een minimumlevering van elektriciteit en de ordonnantie van 11 maart 1999 tot vaststelling van de maatregelen ter voorkoming van de schorsingen van de gaslevering voor huishoudelijk gebruik. Deze ordonnantie wordt momenteel gewijzigd.
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_9
De energiearmoede bestrijden / Over energiearmoede
Cijfers
Enkele begrippen met betrekking tot energiearmoede te Brussel Er zijn weinig cijfers voorhanden waarmee het verschijnsel duidelijk omlijnd kan worden. Wij hebben evenwel geprobeerd om gegevens in te zamelen die betrekking hebben op de verschillende dimensies van energiearmoede. HUISVESTING – 42% van de Brusselse woningen werd vóór 1945 opgetrokken (2001); – 54,5% van de woningen beschikt over dubbele beglazing en 53% heeft dakisolatie (2008); – Grote woningen (individueel huis en appartement met 3 of meer slaapkamers) zijn het best uitgerust met instrumenten om het energieverbruik te regelen: centrale verwarming, thermostaat en thermostatische kranen (2008) DE SOCIAAL-ECONOMISCHE SITUATIE VAN DE GEZINNEN Ongeveer 25% van de Brusselse bevolking leeft onder de armoederisicogrens (899 €/maand voor een alleenstaande in 2008); In 2008 besteedden gezinnen met een laag inkomen12 te Brussel gemiddeld 7,5% (6,6% in 2000) van hun budget aan hun energiefactuur, terwijl de hoogste Brusselse inkomens hieraan minder dan 4% besteedden (zelfde cijfer als in 2000). Hieruit blijkt dat de energiekost een stijgend aandeel vertegenwoordigt in het budget van de armste gezinnen, terwijl hun verbruikspeil weinig evolueert in de tijd. Sinds het openstellen van de energiemarkten te Brussel in 2007 stijgt het aantal beschermde afnemers onophoudelijk. In 2008 zijn er voor de elektriciteitslevering ongeveer 750 beschermde afnemers. Het jaar daarop waren dat er al bijna 2000. Ook de cijfers voor 2010 gaan in stijgende lijn. Voor de aardgasleveringen worden ongeveer dezelfde tendensen opgetekend (cfr. kader ‘‘beschermde afnemer’’). DE ENERGIEKOST Tussen 2007 en 2008 merken wij een stijging met 22% van het aantal vermogensbegrenzers (van 11127 naar 13540 geplaatste toestellen). Die beperking heeft enkel
10 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
betrekking op de elektriciteit. Dergelijk systeem wordt geplaatst als een verbruiker niet betaalt nadat hij door een leverancier in gebreke werd gesteld. In Brussel vertegenwoordigt elektriciteit ongeveer 15% van het totale energieverbruik, maar meer dan 30% van het totale bedrag van de energiefactuur. In België steeg de totale aan de residentiële klant gefactureerde prijs voor elektriciteit tussen 2007 en 2010 gemiddeld met 16% en met ongeveer 20% voor aardgas. De (federale) commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas (CREG) ziet hierin een rechtstreeks verband met de volledige vrijmaking van de energiemarkt. De commissie wijst ook op de sterk gestegen prijzen van fossiele brandstoffen met een stijging van alle prijzen tot gevolg. Volgens de CREG zijn de tarieven voor de levering van energie ook degressief. Dat betekent dat hoe meer energie de klant verbruikt, hoe minder hij per verbruikte KW zal betalen. De reguleringscommissie werd door de federale minister voor klimaat en energie ook gemachtigd om een advies te verstrekken over de haalbaarheid van de invoering van een progressief elektriciteitstarief. Het gewestelijk regeerakkoord verwijst hier ook naar. De doeltreffendheid van dergelijke tarifering hangt uiteraard ook af van de energiekwaliteit van de woningen. De opsplitsing van de energieberoepen (productie, transport, distributie, levering) geeft aanleiding tot coördinatiekosten die op hun beurt weer sneller uitmonden in prijsstijgingen.Volgens het OIVO ‘‘vertegen-
woordigt de elektriciteitsprijs excl. BTW en excl. verbruik (!) voor een gezin met 4 kinderen dat zich met aardgas verwarmt, 35% van de elektriciteitsfactuur en voor gas loopt dat zelfs op tot 52%’’. h 12. 1er inkomenskwartiel, zegge 25% van de Brusselse gezinnen die over het laagste inkomen beschikken. Bronnen: Observatiecentrum van de Huurprijzen 2008, Algemene Directie Statistiek en economische informatie (socio-economische enquête 2001 en huishoudbudgetenquête 2008, Brussel gas elektriciteit – Brugel (statistieken 2007-2010), Brussels Instituut voor Leefmilieu (energiebalans 2008), OIVO (onderzoeks- en informatiecentrum van de verbruikersorganisaties), commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas -CREG (haalbaarheidsstudie voor de invoering van een progressief elektriciteitstarief in België, jaar 2010).
De energiearmoede bestrijden /
De energieprestatie van gebouwen De energieprestatie van een gebouw (EPB) is de hoeveelheid energie die daadwerkelijk wordt verbruikt of die nodig wordt geacht voor de verschillende behoeften die verband houden met een gestandaardiseerd gebruik van een gebouw, waaronder verwarming, warmwatervoorziening, koeling, ventilatie en verlichting1. MARIE DIDIER
De energieprestatie vloeit voort uit een berekening die rekening houdt met verschillende kenmerken van het gebouw die de energievraag beïnvloeden: isolatie, ontwerp, ligging van het gebouw, zonne-inval, invloed van naburige structuren, klimatologische parameters, enz… De regels inzake Energieprestatie: vereisten van de Europese Unie worden omgezet in Brusselse wetgeving Om de uitstoot van CO2 te verminderen (milieustreefdoel) en de energieafhankelijkheid te beperken (economisch streefdoel), nam de Europese Unie maatregelen om het energieverbruik van gebouwen te beperken. Gebouwen vertegenwoordigen 40% van het totale energieverbruik van de Unie en worden samen met transport beschouwd als de twee sectoren waarin Europa potentieel het meest energie kan besparen. R 1. Art. 2 van de Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 12 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen.
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 11
De energiearmoede bestrijden /
Gezien het huidige beleid binnen de Europese Unie, is het Brussel dat sociale maatregelen moet invoeren zodat gezinnen met een laag inkomen de trein van de energiebesparing niet missen. De Europese richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen van 2002 bepaalt dat de Lidstaten tegen 2006 een kader moesten bepalen voor de berekening van de energieprestatie (waarbij de Lidstaten evenwel de berekeningsmethode zelf mogen kiezen), dat zij de energiecertificering moeten opleggen, dat zij minimumeisen voor de energieprestatie van nieuwe gebouwen en voor ingrijpende renovaties moeten bepalen en tot slot dat zij systemen moeten invoeren voor de keuring van verwarmingsinstallaties. Aangezien leefmilieu een gewestelijke bevoegdheid is, heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de omzetting van die Europese regels in 2008 aangevat. Dit gebeurde vooreerst door de bepaling van minimumprestatie-eisen waaraan nieuwe gebouwen en ingrijpende renovaties moeten voldoen (sedertdien omvatten alle vergunningsaanvragen een deel ‘EPB’). In 2010 zette het Gewest de omzetting voort door de keuring van stookketels verplicht te maken en tot slot werd op 1 maart 2011 ook de verplichting inzake de energiecertificering omgezet. Ondertussen werd de Europese richtlijn betreffende de energieprestatie in juni 2010 herwerkt en werden er nieuwe verplichtingen aan de Lidstaten opgelegd. Zo moeten er onder andere minimumenergieprestatie-eisen voor gebouwen worden bepaald om te komen tot optimale niveaus inzake kosten en werd 2020 als jaar bepaald waarin alle nieuwe gebouwen moeten voldoen aan een energieverbruik dat bijna nul bedraagt. In Brussel nemen gebouwen 75% van het energieverbruik en 70% van de CO2-uitstoot2 voor hun rekening. In het kader van het Burgemeestersconvenant in 2009 heeft het Gewest zich ertoe verbonden zijn CO2-uitstoot tegen 2025 met 30% te verminderen en daarbij verder te gaan dan het Europese streefdoel om de uitstoot tegen 2020 met 20% te verminderen. Het is een mooi doel dat evenwel alleen maar gerealiseerd kan worden door een gedragswijziging op het vlak van vervoer en huisvesting. Die streefdoelen kunnen pas echt gerealiseerd worden als de kwaliteit van de gebouwen verbetert. De Brusselse gebouwen zijn er immers slecht aan toe. Het kostenplaatje dat aan de verbetering van de prestaties van de gebouwen hangt, staat uiteraard centraal. In 2. “Brussel, van ecogebouw tot duurzame stad”, BIM, 2011.
12 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
de tekst van de richtlijn 2010 betreffende de energieprestatie schenkt de Europese Unie hier wat meer aandacht aan. Terwijl dergelijke beschouwingen in de versie 2002 nog helemaal ontbraken, vinden we deze in de versie 2010 wel terug. Hierin is er immers sprake van een verband tussen de optimalisatie van de energieprestatieeisen en de investeringskost. De richtlijn bepaalt ook dat de Lidstaten de gepaste maatregelen nemen inzake financiële stimulansen en handelsbelemmeringen ter verbetering van de energieprestatie. Het nieuwe energie-efficiëntieplan (EEP) dat op 8 maart 2011 door de Europese Commissie werd aangenomen, erkent uitdrukkelijk dat de verdeling van de investeringslasten (met name tussen verhuurders en huurders, maar ook tussen mede-eigenaars en in het geval van gemengd gebruik) een hindernis is in de verbetering van de EP van gebouwen en zet de Lidstaten ertoe aan om die hindernissen uit de weg te ruimen. De kwestie van de kostprijs die gepaard gaat met de verbetering van de energieprestatie is een bekommernis van de Brusselse Regering, aangezien het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verschillende financiële stimuli in het leven heeft geroepen en het Gewestelijke Regeerakkoord 2009-2014 een aantal maatregelen bepaalt om de Brusselse gezinnen in staat te stellen energie-investeringen in hun woningen uit te voeren: In dat Regeerakkoord vinden we ondermeer het opzetten van een partnership tussen de overheid en de gezinnen (POG) voor de voorfinanciering van de energierenovatie van de woning, toegankelijk voor eigenaars-verhuurders en huurders, op voorwaarde dat de kosten voor het gebruik van de woning (huur + energiefactuur) niet stijgen. Maar ook het idee om de energiepremies te verhogen, de sociale groene lening te versterken, en de onroerende voorheffing te gebruiken als stimulans voor woningen met een hoge energiekwaliteit. Op die projecten gaan we nader in op de volgende bladzijden. h
De energiearmoede bestrijden /
Het energieprestatiecertificaat treedt in werking in Brussel Onze twijfels over de kwaliteit en zorgen over de effecten ervan Vanaf 1 mei 2011 moeten alle woningen die te koop worden gesteld en vanaf 1 november 2011 alle woningen die te huur worden aangeboden, beschikken over een energieprestatiecertificaat.
De Brusselse gezinnen zullen zich een idee kunnen
MARIE DIDIER
1. Oorsprong Het energieprestatiecertificaat (EPC) wordt opgelegd door de Europese richtlijn van 2002 over de energieprestatie van gebouwen. De verplichte certificering van gebouwen maakt deel uit van een geheel van maatregelen die als doel hebben om de energieprestatie van gebouwen te verbeteren, om objectieve informatie te geven over de energiekwaliteit van een gebouw en om aanzetten te geven om energiebesparende werken uit te voeren. De verplichte certificering is een goede maatregel, want voor particulieren is het niet eenvoudig om de energiekwaliteit van een woning in te schatten.1 Het certificaat moet toelaten om op een objectieve en precieze manier de energiekwaliteit van een woning vast te leggen. Eigenaars, kandidaat-kopers en kandidaathuurders zullen hun toekomstige woning kunnen situeren op een schaal tussen ‘energiezuinig’ en ‘energieverkwistend’.
vormen over de energiekwaliteit van hun toekomstige woning, maar de BBRoW twijfelt aan de kwaliteit van de certificaten en is ongerust omdat de invoering van het certificaat niet gepaard gaat met een mechanisme om een te sterke stijging van de huurprijzen te vermijden.
2. Brusselse besluiten zonder overleg met de huisvestingsactoren Het Brusselse Gewest heeft in februari 2011 twee besluiten goedgekeurd over een systeem van energiecertificiaat voor woningen: een over de inwerkingtreding van het systeem en een over de erkenning van de ‘certificateur’ die het certificaat moeten afleveren. De voorbereiding van het energieprestatiecertificaat is in alle discretie verlopen en we betreuren dat Minister Evelyne Huytebroeck ervoor heeft gekozen om de teksten goed te keuren zonder de huisvestingsactoren of de Adviesraad voor Huisvesting R 1. Op het eerste zicht is dubbel glas goed voor de energieprestatie van een woning, maar veel hangt af van de ouderdom van de ramen.
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 13
De energiearmoede bestrijden / Het energieprestatiecertificaat
te raadplegen, onder het voorwendsel dat de teksten over leefmilieu gingen en niet over huisvesting.2 We hebben slechts eind december 2010 de ontwerpbesluiten kunnen inkijken, op een moment dat de teksten reeds in tweede lectuur voor de regering lagen en er geen ruimte meer was voor belangrijke wijzigingen. We hebben de ontwerpbesluit grondig geanalyseerd en die analyse overgemaakt aan de leden van de Regering en de parlementleden.3 Uiteindelijke werden slechts een paar kleine wijzigingen aangebracht.
Verschillende elementen doen ons twijfelen aan de kwaliteit van de certificaten 3. De zwakke punten van het Brusselse certificaat Iedere persoon die een woning wil verkopen of verhuren moet beroep doen op een certificateur die voor een prijs tussen 150 à 400 € het energieprestatiecertificaat van de woning aflevert. Verschillende elementen doen ons twijfelen aan de kwaliteit van de certificaten: De opleiding van de certificateurs
De Brusselse regering heeft ervoor gekozen om de kostprijs van het certificaat te beperken door ook aan personen zonder technisch vooropleiding toegang te geven tot de vorming tot certificateur. De vorming wordt georganiseerd door instellingen die daarvoor erkend zijn door Leefmilieu Brussel en bestaat in twee formules: de ‘lange’ vorming van 5 dagen en de korte vorming van 3 dagen. Zal een persoon zonder technische vooropleiding na een vorming van 5 dagen werkelijk alle elementen die in aanmerking komen voor de energieprestatie van een woning kunnen evalueren? Zal hij in staat zijn om de dikte van een muur te meten, de invloed van de ligging van de wning, de ouderdom van dubbel glas? We hebben onze twijfels. De complexiteit van de elementen die in rekening moeten worden gebracht voor het energieprestiecertificaat vraagt om een meer doorgedreven vorming voor niettechnici zodat de kwaliteit van het certificaat verzekerd is. De elementen die de energieprestatie bepalen
Verschillende elementen beïnvloeden de energieprestatie van een gebouw: isolatie, nabijgelegen gebouwen, ligging en oriëntatie van de woning, dikte van de muren… De wetteksten over het certificaat bepalen echter niet welke elementen in rekening moeten worden gebracht voor het energieprestatiecertificaat, zodat hier onduidelijkheid over bestaat. Die elementen zijn waarschijnlijk opgenomen in de software die zal gebruikt worden door de certificateurs. Alle elementen van het gebouw en omgeving die de energieprestatie beïnvloeden zouden moeten gedefini-
14 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
eerd worden in de wetteksten en niet overgelaten worden aan een softwareprogramma. De onafhankelijkheid van de certificateurs
Het besluit over de erkenning van de certificateurs gaat uit van de onafhankelijkheid van deze personen. Vreemd genoeg zegt het besluit niet over familiebanden of zelfs beroepsmatige banden tussen de certificateur en de eigenaar van de woning. Op de eerste vormingen waren veel kandidaten-certificateurs afkomstig van immokantoren, die op termijn zowel rechter als partij kunnen zijn. De BBRoW had graag meer garanties gezien voor een echte onafhankelijkheid van de certificateurs. De sancties bij gebrek aan certificaatIls
Wanneer een eigenaar geen certificaat overhandigd bij de verkoop of verhuur van een woning, dan kan hij ‘strafrechtelijk’ worden vervolgd en loopt hij het risico op een gevangenisstraf van 8 dagen tot 12 maand en/of een boete van 25 tot 25.000 €. Een strafrechtelijke sanctie voor het ontbreken van een energiecertificaat lijkt ons wel heel erg ongepast, zeker gezien de werkoverlast van het Brusselse parket. Een administratieve boete, opgelegd door Leefmilieu Brussel zou hier beter geweest zijn.
4. De effecten van het certificaat De mogelijke effecten van het energieprestatiecertificaat op de huur- of koopmarkt zijn nog niet duidelijk. In Vlaanderen verklaarde de administratie Leefmilieu een jaar na de invoering van het certificaat dat huizen met een slechte energiescore langer te koop stonden dan betere woningen. Over de effecten op de huurmarkt hebben we geen gegevens gevonden. We kunnen echter wel vermoeden dat de energiekwaliteit van een woning een invloed heeft op de prijs en we kunnen hopen dat verhuurders waarvan de woning een slechte score haalt, de nodige werken zal uitvoeren om de energiekwaliteit te verbeteren. De vraag is wie dat zal betalen. We zouden graag gezien hebben dat de Brusselse regering samen met de invoering van het energieprestatiecertificaat ook maatregelen zou ingevoerd hebben om de investeringkost te verdelen tussen verhuurder en huurder.4 We kunnen dus concluderen dat we momenteel geen garantie hebben over de kwaliteit van de energieprestatiecertificaten en over het feit dat de invoering ervan geen invloed zal hebben op de huurprijzen. h 2. De Adviesraad voor Huisvesting moet worden geraadpleegd voor ontwerpteksten die ‘hoofdzakelijk’ over huisvesting gaan. Dit is uiteraard voor interpretatie vatbaar. De raad van state heeft zich in zijn advies niet uitgesproken over het feit dat de Adviesraad voor Huisvesting niet werd geraadpleegd. 3. De volledige analyse vindt u op onze website: www.bbrow.be 4. Over de invoering van mechanismen van huurprijsbeperking, verdeling van kosten tussen verhuurder en huurder vindt u meer informatie in het artikel op pagina 37
De energiearmoede bestrijden /
De overheidssteun voor energiebesparende investeringen: milieuvriendelijk en sociaal? Overwegingen bij de overheidssteun in Brussel voor energiebesparende maatregelen. Hoe staat het met de toegang voor gezinnen met een laag inkomen? In onze zoektocht naar oplossingen voor energiearmoede hebben wij de financiële steun onderzocht die de overheid verstrekt aan de Brusselse gezinnen om hen in staat te stellen te investeren in de energieverbetering van hun woning. De overheid heeft verschillende financieringssystemen ingevoerd om gezinnen te helpen bij hun investeringen. Het gaat onder andere om energiepremies, renovatiepremies en de belastingvermindering voor energiebesparende werken. Daarnaast zijn er ook voorfinancieringssystemen zoals de sociale groene lening en de groene lening van de federale regering. In dit artikel bespreken wij de steun die voor de financiering van energiebesparende investeringen wordt ver-
MARIE DIDIER
strekt aan gezinnen met een laag inkomen. Deze analyse kwam tot stand dankzij de steun van een werkgroep bestaande uit leden-verenigingen van de BBRoW1.
1. De energiepremies De energiepremies bestaan in Brussel sinds 2004. Die gewestelijke steun is specifiek bestemd om gezinnen tot energiebesparende investeringen aan te zetten. De steun heeft zowel betrekking op grote investeringen (fotovoltaïsche panelen, dakisolatie, stookketels, dubbele beglazing, …) als op de aankoop van sommige energiezuinige huishoudtoestellen2. Minister van Leefmilieu Evelyne Huytebroeck onderstreept dat de energiepremies in de eerste plaats de meerprijs van een energiezuinige investering financiert.3 R 1. De volgende verenigingen hebben aan de werkzaamheden over de energieprestatie deelgenomen: Bonnevie, Samenleven, Habitat et Rénovation, Rénovassistance en Samenlevingsopbouw. 2. Koel- of ijskast A++ of gasgestookte droogtrommel. 3. Met name in het verslag van de commissie Leefmilieu van 01/02/2011, Zitting 2010-2011, p. 16.
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 15
De energiearmoede bestrijden / De overheidssteun
1.1. Wat waren de belangrijkste voordelen van de energiepremies vóór 2011? Er is relatief weinig informatie beschikbaar over het sociaaleconomische profiel van de begunstigden van de energiepremies vóór 2011. Toen zij hierover in november 2010 werd geïnterpelleerd, antwoordde Evelyne Huytebroeck dat in de aanvraagformulieren geen informatie wordt gevraagd over het gezinsinkomen, de gezinssamenstelling, de burgerlijke stand, de eigendomstitel, enz… Bijgevolg zijn die inlichtingen onbekend. De gemeente waar de aanvrager woont, is de enige beschikbare informatie. De Minister preciseert dat dit gegeven moet worden gekoppeld aan het aantal eigenaars per gemeente. De woonplaats van de premieaanvragers valt samen met een sterke aanwezigheid van eigenaars in die gemeenten. De begunstigden van de energiepremie Omwille van de aard van de zijn vooral eigenaars. investeringen waarop de energiepremies betrekking hebben, Bij wijze van voorbeeld gaat het dus om een financiële zijn de begunstigden dus vooral eigenaars. Het gaat steun die erop gericht is particulieren ertoe aan te zetten immers vooral om vrij grote investeringen zoals dakisoeen koelkast A++ in plaats van een gewone koelkast te latie, dubbele beglazing, plaatsing van verwarmingsinkopen. Het is geen steun die bedoeld is om iemand ertoe stallaties. aan te zetten zijn tien jaar oude koelkast te vervangen Weinig huurders zijn geneigd om energiebesparende door een recente standaardkoelkast4. investeringen te doen in een woning waar zij niet met Energieleverancier Sibelga spijst, in het kader van zijn zekerheid zullen blijven wonen. Bovendien zijn de energieopenbare dienstverplichtingen, het energiepremiefonds besparende investeringen pas na een bepaalde tijd rendabel. aan de hand van een heffing op de energiefactuur van de Het kan gaan om eigenaars-bewoners of eigenaars-verBrusselaars. Het budget voor de energiepremies is gestehuurders, aangezien iedereen aanspraak kan maken op de gen van 1,1 miljoen € in 2004 naar een begroting van energiepremies, maar de Minister bevestigt ons vermoeongeveer 12 miljoen € voor 2011. Dat stemt overeen met den: “De gemeenten waar meer mensen in een eigen een gemiddelde deelname van 17 € per jaar per gezin5. woning wonen en waar het inkomen wat hoger ligt, krijHet stelsel van de energiepremies wordt jaarlijks gen logischerwijs meer premies”7 gewijzigd als gevolg van de evolutie van de technieken, de De begunstigden van de energiepremies zijn tot in marktsituatie en de sterke stijging van deze of gene post. 2011 dus hoofdzakelijk eigenaars-bewoners. Het nieuwe energiepremiesysteem 2011 werd in decemEnkele energiepremies worden ook rechtstreeks door ber 2010 goedgekeurd. De belangrijkste wijziging in verhuurders gebruikt. Het betreft over het algemeen investegelijking met de voorgaande jaren is het feit dat het premiebedrag afhangt van het inkomen van de aanvrager. 4. De prijs van een standaardkoelkast bedrag rond de 300 €, terwijl een grote koelkast A++ ongeveer 600 € kost. De energiepremie hangt af Volgens Minister Evelyne Huytebroeck is het nieuwe van het gezinsinkomen, van 50 € tot 200 € en 300 € voor gezinnen met 6 systeem van 2011 billijker en doeltreffender . Wij hebeen laag inkomen en bestaande uit ten minste vier personen. 5. Voor een detaillering van de bijdrage zie Bulletin van Vragen ben gepoogd de tendensen van de voorgaande stelsels te en Antwoorden van 15 december 2010 p. 73 vergelijken met de evoluties die van het nieuwe systeem 6. Evelyne Huytebroeck, 23 december 2010. 7. Commissie Leefmilieu 02/03/2010, p. 27. verwacht kunnen worden.
16 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
De energiearmoede bestrijden / De overheidssteun
ringen die met kleine sommen gepaard gaan. In de 1 Voorheen was het bedrag van de Energiepremies voor praktijk blijft het aantal energiepremies die vaker door alle gezinnen gelijk. Sinds januari 2011 hangt het bedrag de huurders worden aangewend, vrij beperkt. Het van de premies af van de inkomenscategorie waartoe de gaat onder andere om koelkasten A++, gasgestookte aanvrager behoort. droogkasten, de installatie van thermostaten of thermostatische kranen De inkomenscategorieën voor het energiepremiesysteem: en zonneweringssystemen. Alleenstaande Koppel Het bedrag van de premies die Inkomenscategorie A Alle inkomens van meer Alle inkomens hoger zowel door de huurders als door de Basispremie dan 60.000 € dan 75.000 € eigenaars worden gebruikt, is miniInkomenscategorie B Inkomens tussen Inkomens tussen maal in vergelijking met het totale ‘gemiddeld inkomen’ 30.000 € en 60.000 € 45.000 € en 75.000 € budget ‘energiepremies’. Zo werden er Inkomenscategorie C Inkomens lager dan Inkomens lager dan voor 2009 iets meer dan 6.000 pre‘laag inkomen’ of gelijk aan 30.000 € of gelijk aan 45.000 € mies voor huishoudtoestellen toege– Verhoging van het inkomensmaximum met 5.000 € als de aanvrager(s) jonger is of zijn kend, maar het totaal van de uitgave dan 35 jaar beloopt niet meer dan 767.465 €, – Verhoging van het inkomensmaximum met 5.000 € per persoon ten laste zegge minder dan 4% van de begroting van de energiepremies8. Uit een vergelijking met andere premieposten die Volgens het nieuwe systeem geniet een alleenstaande enkel en alleen door eigenaars worden gebruikt, blijkt er met een inkomen dat lager ligt dan 30.000 € de meest een groot verschil te bestaan tussen het bedrag van de voordelige premie. Een koppel dat ouder is dan 35 jaar en premie die een eigenaar ontvangt als hij bepaalde investedat over twee inkomens beschikt en twee kinderen ringen doet9 en de kleine bedragen die huurders kunnen ten laste heeft, kan aanspraak maken op de premie voor ontvangen in het kader van het energiepremiesysteem. ‘lage inkomens’, als het gezinsinkomen lager ligt dan Nochtans is er geen verschil in de manier waarop zij alle50.000€10. bei het premiebudget financieren. Dat systeem waarbij tegemoet wordt gekomen in Er is nog een ander sociaal-economisch kenmerk van functie van het inkomen is gebaseerd op het systeem dat het profiel van de begunstigden van de energiepremies. voor de renovatiepremie wordt gehanteerd. Bij nader inzicht blijkt dat de diverse soorten werkzaamUit de cijfers over de Brusselse gezinsinkomens blijkt dat heden die voor een energiepremie in aanmerking komen, ongeveer 80% van de Brusselse gezinnen over een inkomen hoofdzakelijk betrekking hebben op investeringen in vrij beschikt dat lager ligt dan die inkomensmaxima11. De wijziging die voor 2011 aan het energiepremiegespecialiseerde en dure technieken: buitenisolatie van muren, groendaken, krachtige mechanische ventilatie, systeem werd aangebracht, gaat in de richting van een fotovoltaïsche zonnepanelen, droogmachines op aardsocialer aanpak. Toch werd het systeem niet echt toegas, enz… Het gaat dus om investeringen voor een bijgespitst op de bevolkingscategorie met een laag inkozonder goed voorgelicht publiek. Die investeringen valmen. De “sociale” dimensie van het nieuwe energieprelen bovendien duurder uit dan standaardinvesteringen. miesysteem is dus bijzonder relatief. R De verenigingen die op het terrein actief zijn, bevestigen dat het sociaal-economisch kwetsbare publiek niet meteen geïnteresseerd is in energiepremies die betrekking hebben op hoogtechnologische technieken. Zij heb8. Het totale budget van de energiepremies 2009 beliep 32 miljoen €. Dat is veel meer dan wat oorspronkelijk was gepland. ben immers andere prioriteiten. De energiepremies hebDie begrotingsoverschrijding van 12 miljoen € vloeit voort uit een bijzonder ben betrekking op dure investeringen waarmee weinig voordelige premie die werd toegekend voor de plaatsing van fotovoltaïsche systemen. Wij hebben ons dus gebaseerd op het budget 2009 zonder de mensen echt begaan zijn. fotovoltaïsche uitgave, zegge ongeveer 19.300.000 €. Cijfers uit het Bulletin
1.2. Zullen de wijzigingen die voor 2011 aan het stelsel van de Energiepremies werden aangebracht, het profiel van de begunstigden wijzigen? Toen Evelyne Huytebroeck het nieuwe systeem van de Energiepremies voor 2011 voorstelde, zei zij dat “de premies billijker en socialer zijn” 1 , dat “er een inspanning ten behoeve van de huurders werd gedaan” 2 en dat “de bedragen van de inkomensmaxima gelijkgeschakeld werden” 3 , zodat het voor de aanvragers duidelijker wordt en makkelijker te begrijpen valt.
van Vragen en Antwoorden BHP van 15 november 2010 (nr. 12), p 103. 9. De genieter van de premie ‘passief of lage-energie’ heeft voor 2009 bijvoorbeeld een gemiddelde premie van 36.241 € per aanvrager genoten (60 begunstigden voor een totaal bedrag van 2.174.492 €). 10. Netto jaarlijks gezamenlijk belastbaar inkomen (netto GBI) 11. Dat cijfer is gebaseerd op de belastingaangiften 2009 voor de inkomsten van 2008 waaruit voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het volgende blijkt: 80% van de (fiscaal) alleenstaanden beschikt over een inkomen onder de 27.183 € en 80% van de fiscale gezinnen heeft een inkomen van minder dan 44.301 €. Let wel, een belangrijke nuance ligt in het feit dat de categorie ‘premies’ opgevat wordt in functie van alle inkomsten van de personen die deel uitmaken van het gezin en dat samenwonenden feitelijk beschouwd kunnen worden als fiscaal alleenstaanden. Dat cijfer van 80% is dus enkel richtinggevend. Over het aantal Brusselaars dat tot de categorie ‘laag inkomen’ van de energiepremies behoort, zijn er dus geen gegevens beschikbaar.
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 17
De energiearmoede bestrijden / De overheidssteun
2 Een tweede element van het systeem 2011, waarop door de Minister van Leefmilieu wordt gewezen, is dat er een inspanning ten behoeve van de huurders werd geleverd, aangezien het systeem zowel voor de door de huurders gevraagde premies als voor de door de eigenaars gevraagde energiepremies voor meer variatie van het premiebedrag tussen de verschillende inkomenscategorieën zorgt12. In de versie 2011 van de energiepremies varieert het bedrag van meestal door de eigenaars aangevraagde premies tussen de categorieën A en C, gemiddeld 60% 13 terwijl het bedrag van de ook door de huurders aangevraagde premies gemiddeld 150% schommelt tussen de verschillende inkomenscategorieën (premie voor koelkast A++: Categorie A: 50 €, Categorie B: 100 €, Categorie C: 200 €). Het is nochtans niet zeer duidelijk hoe die maatregel nu eigenlijk gunstiger uitvalt voor de huurders. Het grotere verschil van het premiebedrag tussen de hoge inkomens en de lage inkomens voor sommige investeringen lijkt slechts te zorgen voor een verbetering van de sociale rechtvaardigheid en de vraag rijst of het niet normaal zou zijn om dat principe op alle premies toe te passen. De inspanning die zogenaamd in 2011 ten voordele van de huurders werd gedaan, is dus maar pover en lijkt niet in staat om voor een ommezwaai te zorgen van de tendens waarbij de huurders, die zo’n 60% vertegenwoordigen te Brussel, in ruime mate verstoken blijven van het energiepremiebudget terwijl zij er net zo goed toe bijdragen als de gezinnen die eigenaar zijn van de woning die zij betrekken.
Vanuit een louter milieuvriendelijk standpunt is het verdedigbaar dat alle energieconsumenten bijdragen tot de financiering van maatregelen om dat energieverbruik te verminderen, maar het lijkt ons normaal dat er meer maatregelen worden genomen om de sociaal-economische zwakke huurders en eigenaars in staat te stellen om van het premiesysteem gebruik te maken. Dat vragen wij dan ook voor het volgende energiepremiesysteem 201214.
1.3. Mogelijke manieren om de energiepremies socialer te maken De toegang van de sociaal-economisch kwetsbare gezinnen tot de energiepremies kan worden verbeterd aan de hand van een betere persoonlijke begeleiding om hen ervan te overtuigen investeringen te doen die pas op middellange en lange termijn rendabel zijn en om hen bij de nodige stappen te helpen. Een mogelijkheid zou erin bestaan de voor de energiepremies bestemde “Sibelga-heffing” ook te gebruiken voor de opdracht inzake de gezinsbegeleiding opdat de sociaal-economisch kwetsbare gezinnen vaker een beroep zouden doen op de energiepremies. Ook voor de toegang van de huurders tot de energiepremies zijn er mogelijke oplossingen. Zo kunnen de premies voor huishoudtoestellen voor sommige gezinnen worden opgetrokken. In 2005 bestond de energiepremie
18 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
voor energiezuinige wasmachines nog in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De premie werd waarschijnlijk geschrapt omdat er steeds meer voor krachtiger machines werd geopteerd, maar voor gezinnen met een laag inkomen is de investering in een ‘energievriendelijk’ toestel allesbehalve evident15. Thans bestaan er enkel nog subsidies voor droogkasten en koel- en ijskasten A++. Er zou beslist kunnen worden om bepaalde premies voor huishoudtoestellen voor te behouden voor huurders of ten minste voor de zwakste huurders.
De verhuurders moeten er dus van overtuigd worden energiebesparende werken uit te voeren De terugverdientijd van sommige energiebesparende werken is zodanig kort dat de huurders hiervan ook gebruik zouden moeten maken. Denken wij bijvoorbeeld aan de isolatie van de vloer van een onbewoonde zolder of het plafond van een onverwarmde kelder. Dergelijke investeringen zijn op één of twee jaar terug verdiend, maar worden vaak pas uitgevoerd als de huurder heeft ingezien dat het voor hem ook echt een verschil uitmaakt. Ook hier moet er dus voor een begeleiding en een bewustwording worden gezorgd. Anders gebeuren de investeringen niet. Huurders zouden de energiepremies ook onrechtstreeks kunnen genieten als de eigenaars-verhuurders meer energiebesparende investeringen zouden doen in de verhuurde woningen. De verhuurders moeten er dus van overtuigd worden energiebesparende werken uit te voeren, ook al komt die investering in de eerste plaats aan de huurder ten goede. Het energieprestatiecertificaat van de verhuurde woningen zal de verhuurders waarschijnlijk wel aanmoedigen, aangezien de energieprestatie van een woning erdoor geobjectiveerd wordt. De huurders kunnen er evenwel enkel en alleen hun voordeel bij doen als de kostprijs voor de bewoning (huurprijs + lasten) niet stijgt. Het is van primordiaal belang dat er een mechanisme voor de verdeling van de investeringskosten tussen de verhuurder en de huurder op punt wordt gesteld en wordt meegedeeld. De invoering van financiële enveloppen per premiepost lijkt ons ook een manier om de energiepremies soci-
aler te maken. Enkele posten die zich onder de premies bevinden, gaan met grote budgetten lopen. Wij gaan hier 12. Verslag van de Commissie Leefmilieu van het Brussels Parlement van 01/02/2011 p. 17. 13. De premie voor een condensatiestookketel beloopt bijvoorbeeld: Cat. A: 300 €, Cat. B: 450 €, Cat. C: 600 €. 14. Het budget 2011 voor de energiepremies bedraagt 12 miljoen € tegenover een budget van 8 miljoen € voor de renovatiepremies. 15. Een wasmachine eerste prijscategorie A, kost ongeveer 250 €, een wasmachine eerste prijscategorie A++ gaat voor ongeveer 400 € over de toonbank.
De energiearmoede bestrijden / De overheidssteun
Het hoofddoel van de energiepremies is milieuvriendelijkheid, maar het energiebeleid moet ook rekening houden met de toenemende energiearmoede van gezinnen niet verder meer in op de ‘aderlating’ van de zonnepanelen in 2009, waarvoor Evelyne Huytebroeck trouwens reeds heel wat kritiek kreeg. Ook andere posten doen vragen rijzen: 1.974.599 € werd besteed voor 314 premies voor zonneboilers (6.288 € per premie), terwijl ongeveer hetzelfde bedrag, 1.912.524 €, werd bestemd voor 1.080 dakisolaties (1.770 € per begunstigde)16. In beide gevallen gaat het om bijna 10% van het totale budget voor energiepremies17. Op milieuvlak noch op sociaal vlak is het nut van beide tegemoetkomingen nochtans vergelijkbaar. Het nut van premies voor vernieuwende technieken om particulieren hiervoor warm te maken, is duidelijk, maar dergelijke investering voor zonneboilers is volgens ons onverantwoord. Dakisolatie zorgt immers voor een grotere energiebesparing en meer, wellicht kansarmere, gezinnen hadden hiermee energie kunnen besparen. Vandaar de idee om begrotingsenveloppen vast te stellen per premietype en om een groter deel van het budget te besteden aan premies die sociaal doeltreffender zijn. Het systeem van de renovatiepremies voor 2010 bepaalde reeds een stijging met 10% van het premiebedrag als het gebouw zich in een RVOHR bevindt. Het nieuwe systeem voor 2011 wijzigt hieraan niets. Voor de renovatiepremies valt die extra premie in de RVOHR’s te verantwoorden. Een RVOHR is immers een herwaarderingszone. Dat is minder waar voor de energiepremies, want de vraag rijst steeds meer of de armste gezinnen nog wel in die RVOHR’s wonen. Die extra premie valt dus beter te verantwoorden in functie van het inkomen van het gezin dat de premie geniet, dan wel op basis van de ligging van het gebouw. Het hoofddoel van de energiepremies is milieuvriendelijkheid, maar het energiebeleid moet ook rekening houden met de toenemende energiearmoede van gezinnen als specifiek probleem dat hand over hand toeneemt. Kortom, de sociale dimensie van de energiepremies moet onderstreept worden.
2. De andere steunmechanismen: de renovatiepremie en de belastingvermindering Sommige energiebesparende werken geven niet alleen recht op een energiepremie, maar ook op een renovatie-
premie en een belastingvermindering. Voor de verschillende financiële tegemoetkomingen bestaat er dus binnen de werken die voor premies in aanmerking komen een gemeenschappelijk deel. Voor de gezinnen is het geen sinecure om het bos nog door de bomen te zien, vooral omdat de na te leven technische voorwaarden, inkomensvoorwaarden en procedures uiteenlopen.
2.1. De renovatiepremies Naast het systeem van de energiepremies bestaan er ook de gewestelijke renovatiepremies. Deze premies werden in 1998 in het leven geroepen om de verloedering van het Brusselse woningenbestand tegen te gaan. Het hoofddoel is de particulieren er in de eerste plaats toe aanzetten de kwaliteit van hun woonmilieu te verbeteren. Het systeem van de renovatiepremies werd in 2008 hervormd en werd ondertussen niet meer gewijzigd. Er wordt evenwel een wijziging aangekondigd, maar het zou hoofdzakelijk de bedoeling zijn het budget te verminderen. Hierbij zouden er enkele posten sneuvelen. Van een fundamentele hervorming van het systeem zou er geen sprake zijn. De renovatiepremies zijn erop gericht de gezinnen te helpen bij het uitvoeren van werken die bijdragen tot de naleving van de door de Huisvestingscode bepaalde elementaire normen inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting. Het sociaal-economische profiel van de begunstigden van de renovatiepremies.
Voor de overgrote meerderheid gaat het om eigenaarbewoners want, afgezien van het geval waarin een verhuurder zijn woning toevertrouwt aan een SVK, is dat de voorwaarde om de renovatiepremie te kunnen genieten. In 2007 werden de renovatiepremies in 65% van de gevallen aangevraagd door gezinnen met een inkomen lager dan 30.000 €18, tegenover 50% van de aanvragen voor dezelfde gezinscategorie in 200919. Er is eigenlijk geen verklaring voor die evolutie. Een deel van het antwoord kan wellicht voortvloeien uit het feit dat de inkomensmaxima slechts om de vijf jaar20 geïndexeerd worden en dat een deel van de gezinnen wier inkomen steeg, niet meer tot die inkomenscategorie van minder dan 30.000 € behoort. De meeste begunstigden van de renovatiepremies zijn gezinnen met een laag inkomen. Dat komt in de eerste R 16. Voor een detaillering van de in 2009 per post bestemde bedragen. Bulletin van Vragen en antwoorden van 15 november 2010, p. 103. Voor 2010 zijn de premiebedragen nog niet beschikbaar. 17. Exclusief het bedrag van 12 miljoen € dat het Gewest voor de post zonnepanelen financierde. 18. Jaarverslag BROH 2007, p. 79 19. Jaarverslag BROH 2009, p. 62 20. Volgens artikel 10§4 van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 oktober 2007 betreffende de toekenning van renovatiepremies in het woonmilieu (B.S. 23 oktober 2007, p. 55005) vindt de volgende indexering van die inkomensmaxima in oktober 2012 plaats.
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 19
De energiearmoede bestrijden / De overheidssteun
plaats door het feit dat de renovatiepremies gericht zijn op gezinnen met een laag inkomen aangezien zij de hoogste premie krijgen, ongeacht de geografische zone van hun woonplaats, en aangezien, afgezien van de “Ruimten voor Versterkte Ontwikkeling van Huisvesting en Renovatie” (RVOHR), de gezinnen met een inkomen van meer dan 60.000 € geen enkele premie ontvangen.
dus een aanzienlijk deel van de gesubsidieerde werken. De inkomensvoorwaarden, de administratieve formaliteiten en de technische voorwaarden verschillen nochtans. Er is geen gelijkschakeling van de inkomensmaxima onder de verschillende premiesystemen.
De Minister stelt het nieuwe energiepremiesysteem 2011 voor als een gelijkschakeling van de inkomensvoorwaarden waardoor de aanvragers het De inkomenscategorieën voor het systeem van de renovatiepremies systeem beter begrijpen24. Op het eerste gezicht lijken de Inkomensmaximum Alle geografische RVOHR’s Wijkcontract schijven van 30.000 € en 60.000 € zones behalve de perimeters identiek, maar feitelijk is er van een gelijkschakeling van het bedrag van Tot 30.000 € 70% 70% 70% de inkomensmaxima tussen de verVan 30.000 tot 60.000 € 30% 40% 50% schillende premiesystemen geen Meer dan 60.000 € 0 30% 40% sprake. De inkomens worden immers – Let wel: het percentage van de premie wordt berekend op basis van de prijzenplafonds op een andere manier berekend. van aanvaarde werken per interventietype en niet op basis van het werkelijk door de parIn het kader van de renovatiepreticulier betaalde bedrag. mies hebben de maxima van 30.000 en 60.000 € betrekking op de inkomens van gezinnen met Het feit dat vooral gezinnen met een laag inkomen een één of twee inkomens, terwijl in het geval van energiepreberoep doen op de renovatiepremies vloeit ook voort uit mies die bedragen van 30.000 en 60.000 € met 15.000 € het feit dat de werken waarmee op de premie aanspraak vermeerderd worden als er twee of meer inkomens zijn. kan worden gemaakt, beschouwd kunnen worden als Kortom, voor de alleenstaanden zijn de inkomensvoor‘elementaire’ werken. Naast werken om het gebouw te waarden voor de renovatie- en de energiepremies gelijk, stabiliseren, vochtigheidsbehandeling en elektriciteitsinmaar dat is niet geval voor de gezinnen met twee inkostallaties hebben de werken die voor meer comfort moemens.25 De vraag rijst waarom er een gelijkschakeling is ten zorgen, hoofdzakelijk betrekking op het aanreiken 21 van de inkomensvoorwaarden voor alleenstaanden, maar van basiscomfort . Een ander niet te verwaarlozen element dat de toegang niet voor de gezinnen met verscheidene inkomens? van gezinnen met een laag inkomen ongetwijfeld vergeDe nieuwe inkomensvoorwaarden van de energiepremakkelijkt, is het feit dat het renovatiepremiesysteem het mies sluiten evenmin aan op het systeem van de sociale mogelijk maakt om een voorschot te krijgen dat kan oplogroene lening. In de verscheidene premiesystemen gaat het pen tot 90% van het bedrag van de premie, ongeacht het immers om het netto-inkomen, termijn het in het systeem inkomen van de aanvrager. van de sociale groene lening om bruto jaarinkomens gaat 26. Je moet het niet over gelijkschakeling en harmonisatie Het gemeenschappelijk gedeelte van de werken hebben als er geen sprake van is. Het doel van elke premie Hoewel de renovatiepremies niet in de eerste plaats rechtvaardigt het feit dat zij niet bedoeld zijn voor hetbestemd zijn om de energieprestatie van de woningen te zelfde publiek, maar de voorwaarden voor de berekening verbeteren, heeft een deel ervan niettemin betrekking op werken die de energieprestatie rechtstreeks verbeteren. 21. Artikel 1, 3° van voornoemd besluit van de Regering van 4 oktober 2007 Wij denken met name aan de premies voor de plaatsing en ‘Verklarende nota – Renovatiepremie in het woonmilieu’ – Versie van van nieuwe ramen met dubbele of drievoudige beglazing, 20/01/2010, p. 8. 22. Jaarverslag van het BROH, 2009, p.62 de warmte-isolatie van muren, vloeren en daken of de 23. Er zijn premies voor huishoudtoestellen die veel succes kennen, maar plaatsing of de vervanging van verwarmingsinstallaties. deze komen niet in aanmerking voor dat gemeenschappelijk gedeelte, aangezien die investering enkel in aanmerking komt voor de energiepremie. Het zijn trouwens vooral die premies waarvoor de 24. Commissie Leefmilieu van 1 februari 2011, p. 16. Brusselaars zich interesseren, aangezien van de in 2009 10 25. Voorbeeld: voor een koppel ouder dan 35 jaar, met twee inkomens, een kind ten laste, schommelen de inkomensmaxima als volgt: meest aangevraagde renovatiepremies een groot aantal Inkomensschijven voor de ‘energiepremies’: hiervan gericht was op energiebesparende werken. Het A: meer dan 80.000 €, B: tussen 50.000 € en 80.000 €, C: minder dan 50.000 € Inkomensschijven voor de ‘renovatiepremies’: gaat om premies voor ramen met dubbel glas (ongeveer A: meer dan 65.000 €, B: tussen 35.000 € en 65.000 €, C: gelijk aan of minder 60% van de aanvragen), dakbedekking, warmte- en dan 35.000 € 22 26. - het netto maandelijks inkomen, zegge het netto beroepsinkomen – geluidsisolatie en gas- en verwarmingsinstallaties . De het huurprijsbedrag of de maandelijkse hypothecaire afbetaling (-180 € per meest aangevraagde energiepremies hadden betrekking op kind ten laste) zijn lager dan 1.021 € (alleenstaande) of lager dan 1.392 € 23 (koppel) of - bruto jaarlijks inkomen is lager dan 30.000 € (alleenstaande) superisolerende beglazing en condensatiestookketels . en dan 60.000 € (koppel) Het gemeenschappelijk gedeelte van werken waarop de + 5.000 € per kind ten laste en/of als jonger dan 35 jaar. Bron: Brochure De sociale groene lening in het Brussels Gewest, Editie 2010 en 2011. energie- en renovatiepremies betrekking hebben, vormt
20 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
De energiearmoede bestrijden / De overheidssteun
goede begrip van particulieren en zelfs professionele installateurs moeten de systemen worden gelijkgeschakeld. Het premiebedrag kan naderhand nog altijd aangepast worden aan de energieprestatie van de investering. Het bestaan van twee premiestelsels met specifieke inkomensmaxima, procedureregels en technische eisen maakt de materie ingewikkeld voor gezinnen en dat is nog meer het geval als het om kansarmen gaat. Waarom wordt er niet geopteerd voor één enkel premiesysteem, of toch ten minste voor dat gemeenschappelijk gedeelte van werken?
van de inkomensschijven zouden identiek moeten zijn. Dat belet niet om het bedrag van de aan het gezin toegekende premie achteraf te moduleren. De administratieve procedure verschilt:
De aanvragen voor de renovatiepremies moeten worden ingediend bij de Dienst Directie Huisvesting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest terwijl de aanvragen voor de energiepremies moeten worden ingediend bij de dienst “Premies” van Sibelga. Deze dubbele administratieve procedure voor dezelfde werken, met telkens afzonderlijke regels, vormt eveneens een hindernis voor kansarme gezinnen. Voor elk systeem verschillen de technische vereisten:
Wanneer een particulier beslist om energiebesparende werken uit te voeren, hangt de hem op technisch vlak toegestuurde informatie af van de uiteenlopende financieringsmechanismen. Nemen wij als voorbeeld de technische voorwaarden die gelden voor dakisolatie 1 Om de renovatiepremie te kunnen genieten moet de dakisolatie voldoen aan door het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouw (WTCB) bepaalde ‘de regels van de kunst’. 2 Om een belastingvermindering te kunnen genieten, moet het aangewende isolatiemateriaal een thermische weerstand hebben van meer dan of gelijk aan R 2,5 (R gelijk aan of meer dan 2,5 m².K/W). 3 Om de energiepremie te kunnen genieten moet het aangewende isolatiemateriaal een thermische weerstand hebben van meer dan of gelijk aan R4 (R isolatie gelijk aan of meer dan 4m².K/W)27 Elk tegemoetkomingsysteem heeft zijn eigen technische vereisten. Het doel van de energiepremies rechtvaardigt het feit dat er hoge energieprestaties worden geëist, maar doordat die verschillende technische eisen naast elkaar bestaan, is er een gebrek aan samenhang. Voor het
2.2. De belastingverminderingen voor energiebesparende investeringen Dankzij de federale fiscale vermindering kan de particulier die specifieke investeringen doet om zijn woning energievriendelijker te maken, een belastingvermindering genieten. Het gezin dat bepaalde investeringen doet, kan een vermindering van 40% van de factuur bekomen (inclusief BTW). De belastingvermindering is beperkt tot 2.830 € per jaar (voor 2011) en is overdraagbaar naar de drie volgende belastbare periodes, zegge 4 aanslagjaren in totaal.28 Iedereen kan de belastingvermindering genieten (eigenaar-bewoner of niet) en zelfs een huurder kan er een beroep op doen, maar dat veronderstelt dat hij de investering zelf doet en dat is zelden het geval. Voor gezinnen die geen belastingen betalen, bijvoorbeeld omwille van een te laag inkomen, voorziet men in een belastingkrediet voor bepaalde werken29. De belastingverlaging geldt evenwel niet voor verenigingen die woningen renoveren om ze vervolgens ter beschikking te stellen van een publiek met zeer lage inkomens, aangezien zij niet onderworpen zijn aan de personenbelasting. Het grootste minpunt van deze financieel bijzonder voordelige tegemoetkoming is dat je twee jaar na de verwezenlijking van de werken en na de betaling van de factuur moet wachten alvorens je deze geniet. Behalve als er gekozen wordt voor een specifieke prefinanciering zijn het eens te meer de meest vermogende gezinnen die het zich kunnen veroorloven om de energiebesparende werken op voorhand te betalen. R
27. De waarde R is de warmteweerstandscoëfficiënt. Hiermee wordt de weerstand weergegeven die een wand biedt wanneer de warmte er doorheen gaat. Hoe hoger R, hoe lager het warmteverlies doorheen het materiaal. (Bron Info Energiefiches ISO 02- BIM 2008) 28. Voorbeeld 1: Werken voor de vervanging van stookketels in 2011 voor een factuur van 6.000 €, inclusief BTW. Belastingvermindering = 40% van de totale factuur, incl. BTW = 2.400 € Aanslagjaar 2011: belastingvermindering van 2400 €. Voorbeeld 2: Werken voor de plaatsing van dubbele beglazing in 2011 voor 12.000 €, incl. BTW. Belastingvermindering = 40% = 4.800 € Aanslagjaar 2011: belastingvermindering van 2.830 € Aanslagjaar 2012: belastingvermindering van 1.970 € (zegge 4.800 (40%) – 2.830 € (reeds in 2011 afgetrokken). 29. Vervanging en onderhoud van oude stookketels, plaatsing van dubbele beglazing, dakisolatie, warmteregelingssystemen en energieaudit.
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 21
De energiearmoede bestrijden / De overheidssteun
Tot besluit In Brussels bestaat er een aantal financiële stimuli om particulieren ertoe aan te zetten de energiedoeltreffendheid van hun woning te verbeteren en dat is een goede zaak. Drie systemen bestaan samen naast elkaar : de energiepremies, de renovatiepremies en de fiscale verminderingen voor energiebesparende werken. De energiepremies werden tot nu toe grotendeels gebruikt door eigenaars met de nodige middelen. De sociale dimensie die voor 2011 werd aangekondigd, blijkt uiteindelijk maar een marginale aanpassing. Een aantal energiebesparende werken wordt door de drie verschillende systemen ondersteund, maar jammer genoeg zijn de technische vereisten voor ieder regime verschillend, worden andere inkomensplafonds gehanteerd en zijn ook nog eens de administratieve procedures niet gelijk. Een uniformisering van de renovatie- en energiepremie, samen met een versterking van de begeleiding van de gezinnen is nodig om de gezinnen met een laag inkomen werkelijk te helpen. Naast het milieuvriendelijk streefdoel, vinden wij dat er ook een sociaal streefdoel moet worden betracht. Hiermee bedoelen wij dat de gezinnen met een laag inkomen in staat gesteld moeten worden om de energieprestatie van hun woning te verbeteren om de verbruikskosten zodoende te kunnen verminderen. h
30. Vanaf 2011 zouden wij ten minste een preciezer inzicht moeten krijgen in het inkomen van de begunstigde gezinnen, aangezien het premiebedrag afhangt van het gezinsinkomen dat dus in het aanvraagformulier moet worden vermeld.
De interessantste steun
Concre
et
Wij wilden ook weten welke steun aan investeringen in energiebesparende werken nu eigenlijk het interessantst is. Bijvoorbeeld in het geval van nieuwe isolerende ramen die worden geplaatst door een gezin met een inkomen lager dan 30.000 €. De oppervlakte van de ramen is 6m², de prijs beloopt 600 € per m² houten ramen, incl. BTW = totaal van de door de particulier betaalde factuur: 3.600 € – Renovatiepremie (vanuit de veronderstelling dat het om een eigenaar-bewoner gaat) =70% (aangezien inkomen lager dan 30.000 €) van 6 (m²) x 250 € (maximum bedrag van de tegemoetkoming voor niet gelabeld hout) = 70% van 1.500 € = 1.050 € – Energiepremie: het gezin behoort tot de inkomenscategorie ‘C’, de premie beloopt 20 € per m²= 180 € – Belastingvermindering: 40% van de factuur (met een maximum van 2.830 € per jaar) = 1.440 € Dus op een factuur van 3.600 € – 1.050 € renovatiepremie – 180 € energiepremie – 1.440 € belastingvermindering = 930 € betaald met eigen middelen Uit de vergelijking van de uiteenlopende systemen voor de steun aan de financiering voor de werken van het gemeenschappelijke gedeelte blijken dus diverse verschillende belangrijke elementen: 1. De belastingvermindering is de interessantste financiële tegemoetkoming.
Zoom Op welke steun aan energiebesparende investeringen kunnen eigenaarsverhuurders een beroep doen voor de te huur gestelde woningen? De eigenaars kunnen de belastingvermindering genieten en dat is ook de voordeligste financiële tegemoetkoming (40% van de investering). Zij kunnen, net zoals de eigenaars-bewoners, ook aanspraak maken op de energiepremie. De renovatiepremie is voor eigenaarsverhuurders ook mogelijk als zij een regeling van de huurprijs aanvaarden door hun pand te laten verhuren via een SVK. De eigenaars kunnen wat energie betreft dus rekenen op heel wat overheidssubsidies voor de woningen die zij te huur aanbieden.
22 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
2. De renovatiepremies zijn financieel interessanter dan de energiepremies. In ons voorbeeld valt het verschil op, want de energiepremie beloopt 180 € op een factuur van 3.600 €, zegge 5%. Eigenlijk hangt het bedrag van energiepremie af van het investeringstype. Het bedrag van de energiepremie ligt voor de lage inkomens minder hoog dan het bedrag van de renovatiepremies, maar als aan alle technische kenmerken wordt voldaan, is de energiepremie interessant. Voorbeeld: voor een condensatiestookketel: gezin met een inkomen lager dan 30.000 €. Bedrag van de factuur: laten we uitgaan van 4.700 €, incl. BTW, nemen voor de aankoop van een condensatiestookketel (enkel voor de verwarming) Renovatiepremie: 70% van 1500 € = 1.050 € Energiepremie: 600 € voor categorie C = 12,8%, Belastingvermindering: 40% van 4.700 € = 1.880 €
De energiearmoede bestrijden /
De mogelijkheden van voorfinanciering in Brussel Vanuit de vaststelling dat het voornaamste probleem voor gezinnen met een beperkt inkomen bij energiebesparende werken de betaling van de voorschot- en eindfactuur is, hebben de Brusselse en federale regeringen initiatieven genomen om de werken te voorfinancieren. MARIE DIDIER EN WERNER VAN MIEGHEM
Op het vlak van voorfinanciering van energiebesparende werken zijn er: 1 het voorschot op de renovatiepremie 2 de Brusselse ‘sociale groene lening’ aan nul percent interest 3 de toekomstige ‘eco-lening’ van het Brusselse Woningfonds 4 de federale ‘groene lening’ waarbij de overheid een korting geeft op de interest bij een privébank. 1 Het voorschot op de renovatiepremie
Wie recht heeft op een renovatiepremie kan, zonder onderscheid in inkomen, een voorschot tot 90% op de premie vragen, zodra zijn aanvraag van premie volledig is en de gewestadministratie heeft aangegeven dat de werken mogen beginnen. Dit voorschot laat toe om de voorschotfactuur van de aannemer(s) te betalen en een deel van de facturen, maar is uiteraard niet voldoende om de volledige som van de werken te betalen. R
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 23
De energiearmoede bestrijden / De mogelijkheden van voorfinanciering
Voor de energiepremie bestaat er geen systeem van voorschot.
2. De sociale groene lening – Crédal Sinds september 2008, kunnen gezinnen met een laag en middelgroot inkomen beroep doen op Crédal, dat een overeenkomst heeft gesloten met Leefmilieu Brussel, voor een krediet tegen 0% interest voor de financiering van energiebesparende werken in de woning. De aanvrager krijgt er ook een individuele budgettaire en administratieve begeleiding. De tussenkomst van het Gewest betaalt het verschil in interest (tussen de normale interest van 5% voor de sociale kredieten van Crédal en de 0% van de sociale groene lening), de kosten voor de persoonlijke begeleiding en de risico’s van niet-terugbetaling. Voor wie is de sociale groene lening bestemd?
De Sociale groene lening wordt aangeboden aan de inwoners van het Brussels Gewest die ofwel eigenaarsbewoners zijn of eigenaar-verhuurders van één enkele woning buiten de woning die ze zelf bewoner, ofwel huurders zijn (en die werken uitvoeren met akkoord van de eigenaar). Wie een sociale groene lening wil ontvangen moet beschikken over een inkomen dat niet hoger dan de volgende bedragen ligt: netto-inkomen
of
bruto-inkomen
Alleenstaande
1.201 €/maand
of
30.000 €/jaar + 5.000 €/persoon ten laste + 5.000 € wanneer aanvrager < 35 jaar
Koppel
1.392 € /maand
of
60.000 € /jaar + 5.000 €/persoon ten laste + 5.000 € wanneer aanvrager < 35 ans
* Netto-inkomen: netto beroepsinkomen – ofwel huur/ofwel maandelijkse hypothecaire aflossing – 180 € per kind ten laste.
90% van de personen die beroep doen op de sociale groene lening zijn eigenaars. De mogelijkheid dat eigenaars van meer dan een woning ook beroep kunnen doen op de sociale groene lening is positief, maar tot nu toe gebruiken slechts 10% eigenaar-verhuurders de sociale groene lening. Voor welke werken kan de sociale groene lening gebruikt worden?
De sociale groene lening kan enkel worden gebruikt voor de financiering van energiebesparende werken op
24 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
het vlak van isolatie en ventilatie (dak, buitenmuren, vloer, mechanische ventilatie) en hoogpresterende verwarming (condensatieketel op gas, tuberen schoorsteen, doorstroomgasboiler, warmteregeling). De sociale groene lening is dus beperkt tot essentiële energiebesparende werken en is niet bestemd om ‘luxueuse’ energiebesparende werken te financieren, genre fotovoltaïsche zonnepanelen bijvoorbeeld.
De sociale groene lening kan enkel worden gebruikt voor de financiering van energiebesparende werken op het vlak van isolatie en ventilatie en hoogpresterende verwarming. Voor welke bedragen en welke termijnen?
Een sociale groene lening is mogelijk voor bedragen tussen de 500 € en 20.000 €. De lening bestaat ofwel uit een kredietopening (dat is trouwens voor 95% van de dossiers het geval) of uit een lening op afbetaling. Bij de formule ‘kredietopening’ opent Crédal, die trouwens de voorschotfactuur en eindfactuur rechtsreeks betaalt aan de ondernemer, pas bij ontvangst van die facturen het afgesproken krediet. Gemiddeld wordt er een krediet aangegaan voor 8.269 €. De duur van het krediet is afhankelijk van het ontleende bedrag en kan maximum 7 jaar bedragen. Voor een gezin dat voor de installatie van ramen met dubbel glas een krediet van 7.400 € aangaat, betekent dit een maandelijkse afbetaling van 176€ gedurende drie en een half jaar. Voor een gezin met een laag inkomen is dit tot een aanzienlijk bedrag, zeker ook omdat het bedrag van de energiebesparing niet zo hoog zal liggen. Daarom zou de terugbetalingstermijn moeten worden verlengd, zodat de maandelijkse aflossing lager komt te liggen. Dit is voorzien in het Brusselse regeerakkoord van 2009. Maar het is de federale wet op het consumentenkrediet die de maximale duur van de terugbetaling vastlegt en dat in functie van het ontleende bedrag. Voor een lening van 10.000 € bedraagt die 48 maanden of 4 jaar, voor een lening van 20.000 € bedraagt de maximale terugbetalingstermijn 84 maanden of 7 jaar. De bedoeling van deze wet is uiteraard om de consument te beschermen tegen te lange terugbetalingstermijnen en té hoge interestkosten. Bij een krediet tegen 0% interest, speelt deze overweging minder, zodat de Brusselse regering en Crédal langere terugbetalingstermijnen zouden kunnen invoeren ‘als sociale kredietverlener’ wat afwijkingen van de federale wet mogelijk maakt.
De energiearmoede bestrijden / De mogelijkheden van voorfinanciering
Het grote voordeel van deze formule, is dat ze wordt gekoppeld aan de hypothecaire lening en dus een duur kan hebben tot 25 jaar.
Enkele cijfers
Dit initiatief werd in 2008 opgezet als een pilootproject, wat uitlegt dat er de eerste twee jaren slechts 160 kredieten werden gegeven. De bedoeling van de regering is op het systeem nu beter bekend te maken en te streven naar 500 sociale groene leningen per jaar. Voor 2010 bedroeg het gewestbudget voor de sociale groene lening 120.000 €, voor 2011 al 360.000 €, waarvan 240.000 gaat naar de werkingskosten van Crédal en 120.000 € voor de tussenkomst in het kredietverschil en betalingsverschillen. Deze bedragen blijven beperkt, zeker in verhouding met de 12 miljoen € die jaarlijks aan de energiepremie wordt gespendeerd. We kunnen toch besluiten dat de sociale groene lening een goed initiatief is. Het grote voordeel is de persoonlijke begeleiding van de ontlener, het gebrek is de korte duur van de terugbetalingstermijn waardoor gezinnen met een laag inkomen moeilijk beroep kunnen doen op deze lening.
3. De toekomstige ‘eco-lening’ van het Brusselse Woningfonds Begin 2011 kondigden de Staatssecretaris voor Huisvesting en het Brusselse Woningfonds aan dat ze in de herfst van 2011 de ‘eco-lening’ zouden lanceren. Dit krediet voor een maximum bedrag van 25.000 €, tegen 0% interest, zal het gezinnen die een woning aankochten met een hypothecaire lening van het Woning-
fonds moeten mogelijk maken om energiebesparende werken uit te voeren. Bij iedere nieuwe hypothecaire lening zal er trouwens een energiescan van de woning worden uitgevoerd om te bepalen welke belangrijke energiebesparende werken in de woning nodig zijn. Deze eco-lening zal niet alleen toegankelijk zijn voor de nieuwe kopers van het Woningfonds, maar ook voor de gezinnen die in het verleden een woning aankochten met de hypothecaire lening van het Woningfonds. Het grote voordeel van deze formule, is dat ze wordt gekoppeld aan de hypothecaire lening en dus een duur kan hebben tot 25 jaar. Voor een krediet van 8.000 € op een termijn van bijvoorbeeld 20 jaar betekent dit een maandelijkse aflossing van 35 euro, voor een krediet van 20.000 euro 85 euro. Een dergelijke maandelijkse extra-kost kan ongetwijfeld worden goedgemaakt door de energiebesparing. Dit ontzettend voordelige krediet zal ook toe toegankelijk zijn voor de zogenaamde ‘boostergezinnen’, zijnde jonge gezinnen tot 35 jaar waarvan het netto-belastbaar inkomen mag oplopen tot 50.000 € die een lening aangaan bij het Woningfonds.
4. De federale groene lening We zouden België niet zijn, moest er ook niet op federaal vlak een vorm van voorfinanciering bestaan. Nog tot eind december 2011 geeft de Belgische staat op de leningen die zijn aangegaan bij een private bank voor de financiering van energiebesparende werken een interestkorting van 1.5% en een belastingsaftrek van 40% van de betaald interesten. Deze voordelen zijn bestemd voor iedere persoon, zonder inkomensvoorwaarden, die eigenaar of huurder is van de woning waarin de werken worden uitgevoerd en die een krediet tussen de 1.250 € en 15.000 € heeft afgesloten voor een maximale duur van 60 maanden of 5 jaar. Enkele cijfers
De federale groene lening kent succes. Tussen augustus 2009 en januari 2011 werden 49.053 goedkopere groene leningen toegekent. Gemiddeld wordt er 14.745 € ontleend.
5. Het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE) Op federaal vlak bestaat er ook het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE) opgericht in 2006 R
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 25
De energiearmoede bestrijden / De mogelijkheden van voorfinanciering
met als doel om de reductie van de globale energiekost in particuliere woningen te bevorderen voor de doelgroep van de meest behoeftigen en om hiervoor goedkope leningen te verlenen. In de praktijk leent het FRGE niet rechtreeks aan particulieren, maar gebeurt dit via lokale entiteiten1 die zijn aangeduid door steden en gemeenten in overleg met het OCMW. Het zijn die lokale entiteiten die in contact treden met de gezinnen. Ze bekijken samen de mogelijkheden van energiebesparing. Een beslissing over de investeringen wordt genomen, indien het gezin geen eigenaar is van de woning, in samenspraak met de eigenaar. Een contract wordt opgemaakt waarin precies wordt bepaald wie wat doet en wie welke verantwoordelijkheid draagt. Vervolgens belast een lokale entiteit een aannemer met de werkzaamheden. De werf wordt opgevolgd, de werken worden opgeleverd en de terugbetaling van de gemaakte kosten kan starten. Op basis (van een deel) de uitgespaarde energiefactuur wordt maand na maand een bedrag terug betaald, gespreid over 5 jaar. Het FRGE geeft aan de lokale entiteiten per dossier leningen tot 10.000 € voor een maximale duur van 5 jaar aan een interest van 2%. Het is de lokale entiteit die beslist hoeveel interest het gezin moet betalen (tussen 0 en 2%). Vreemd genoeg, is het FRGE in de praktijk toegankelijk voor alle gezinnen, zonder inkomensvoorwaarden. Slechts een klein deel van de leningen (gemiddeld 11%) gaat naar gezinnen met een laag inkomen (minder dan 15.000 €) of in schuldbemiddeling. Het FRGE is in 2007 opgestart in Vlaanderen en in 2008 in Wallonië. Voor de Brusselse gemeenten zijn er nog geen akkoorden gesloten, maar het Brusselse regeerakkoord van 2009 voorziet dat er een gewestelijke entiteit van het FRGE zal worden opgericht. 1. De lokale entiteit kan een OCMW zijn of een vzw, een sociaal verhuurkantoor, een netwerkbeheerder, enzovoort. Ze moet een grondgebied bestrijken waar minstens 25.000 mensen wonen. Tussen het Fonds en de lokale entiteit wordt een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met sluitende bepalingen over eenieders rechten en plichten. Bronnen: > http://www.ecosocdoc.be/static/module/ bibliographyDocument/document/001/926.pdf > http://www.frce.be/index.html > Le Soir, vendredi 11 mars 2011, “Le Fonds de l’énergie crie famine”, Michel De Muelenaere
26 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
Conclusie Er bestaan verschillende systemen van voorfinanciering, zowel op gewestelijk vlak als op federaal vlak. Daarbij is de meest interessante vorm van voorfinanciering zeker het voorschot tot 90% op de renovatiepremie, wat het voor de gezinnen mogelijk maakt om al zeker de voorschotfactuur van de ondernemer te betalen. Onder de verschillende leningformules valt vooral de toekomstige 'ecolening' aan 0% interest van het Brusselse Woningfonds op. Omdat deze lening op langere termijn kan worden terugbetaald (tot liefst 25 jaar), valt de maandelijkse afbetaling voor de gezinnen ontzettend mee. Jammer dat alleen de kopers met een lening van het Woningfonds hierop beroep kunnen doen. Niet echt rechtvaardig is het feit dat dit heel voordelige systeem ook toegankelijk is voor de 'boostergezinnen' met een relatief hoog inkomen. Temeer omdat de sociale groene lening van Crédal, juist op dat vlak tekortschiet en deze kredieten in de praktijk ontoegankelijk maakt voor gezinnen met een laag inkomen die dicht tegen het plafond van hun financiële draagkracht aanzitten. Dat is jammer, want het opzet van Crédal is goed: niet alleen kredietverlening, maar ook persoonlijke begeleiding van de krediet-ontleners in hun renovatieproject. De Brusselse overheid moet de termijn voor de sociale groene lening dan ook verlengen. Tussen al die mogelijkheden lijken de federale initiatieven een beetje verloren te lopen. De korting van 1,5% op de lening bij een private bank is enkel interessant voor de hogere inkomens en voor wie werken wil uitvoeren die niet in aanmerking komen voor een sociale groene lening. h
De energiearmoede bestrijden /
Een goed voorbeeld uit het buitenland
Twee financieringsmechanismes in Frankrijk van dichtbij bekeken In Frankrijk wonen minstens 2 miljoen gezinnen in slecht verwarmde woningen en wordt bijna 10% van de bevolking getroffen door energiearmoede.1 ILHAM BENSAÏD
Het ‘Plan Bâtiment’ werd gelanceerd in januari 2009 om de ‘Grenelle de l’environnement’2 in uitvoering te brengen voor de bouwsector. Het ‘Plan Bâtiment’ heeft ondermeer als doel de energieverslindende woningen te renoveren. Het is in dat kader dat het programma ‘Habiter mieux’ werd opgesteld.
1/ Het nationaal programma ‘Habiter mieux’ De Franse staat heeft een programma opgesteld dat moet helpen bij de renovatie van zeer energieverslindende woningen. Dit nationale programma ‘Habiter Mieux’3, wordt begeleid door het ‘Agence National de l’Habitat’ (Anah)4, en heeft als doel om in de periode 2010-2017 voor 300.000 eigenaar-bewoners met een laag inkomen de energiebesparende werken te subsidiëren.
De steun ‘Habiter Mieux’ wordt toegekend wanneer: – de werken bijdragen tot een energiebesparing van minstens 25%, – de woning een subsidie van Anah ontvangt5, – de woning is gelegen in een departement dat een lokale overeenkomst tegen energiearmoede heeft afgesloten (zie verderop). Door verschillende openbare steunmaatregelen te combineren, kan 50 tot 80% van de kostprijs van de werken worden gesubsidieerd. R
1. Over energiearmoede in Frankrijk vindt u meer informatie in het artikel op pagina 7. 2. De ‘ Grenelle de l’environnement’ is een groot publiek debat dat in mei 2007 werd gelanceerd over leefmilieu en duurzame ontwikkeling. 3. http://www.anah.fr/habitermieux.html 4. De Anah is een openbare staatsinstelling die in 1971 werd opgericht. Zij heeft als taak om het nationale beleid rond de ontwikkeling en renovatie van het private woningpark uit te voeren. 5. Om te kunnen genieten van de subsidies van Anah moet de woning de hoofdverblijfplaats zijn en minstens 15 jaar geleden zijn opgericht.
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 27
De energiearmoede bestrijden / Een goed voorbeeld uit het buitenland.
De Fondsen richten zich tot een divers publiek: sommigen richten zich meer tot eigenaar-bewoners, andere dan weer tot privéhuurders of sociale huurders.
Het programma ‘Habiter Mieux’ functioneert op basis van een persoonlijke begeleiding van het gezin tijdens de hele duur van de werken. Dat veronderstelt dat er op lokaal vlak een lokale overeenkomst tegen energiearmoede wordt afgesloten tussen de staat, de Anah, het departement en andere lokale partners.
kleine financiële steun te geven voor het aankopen van klein materiaal of ofwel om grote werken uit te voeren. De verenigingen proberen ook te bemiddelen met de verhuurder en/of de aannemers en helpen bij herhuisvesting indien dat nodig is. De Fondsen richten zich tot een divers publiek: sommigen richten zich meer tot eigenaar-bewoners, andere dan weer tot privé-huurders of sociale huurders. De fondsen behandelen jaarlijks ongeveer een honderdtal dossiers, wat hen aan dossierkosten alleen al 500 tot 1000 € kost (bezoek ter plaatse, overleg met de bewoners, planning van de werken) of 50.000 à 100.000 €. De kostprijs van de werken ligt tussen de 300 en 20.000 €. Per departement worden er ieder jaar een honderdtal energie-audits uitgevoerd en een 50 woningen effectief gerenoveerd, zodat in het totaal ongeveer 1000 woningen per jaar in Frankrijk worden verbeterd via deze fondsen.
De reacties op het terrein:
Hoe de lokale initiatieven ontwikkelen?
Het programma ‘Habiter mieux’ is nog zeer recent en het is dus moeilijk om er nu al lessen uit te trekken. De actoren op het terrein zijn op dit moment tevreden over het initiatief, zelf wanneer dit onvoldoende blijft om het aantal gezinnen dat wordt getroffen door energiearmoede te helpen. Veronique Stella, medewerkster bij de Fondation Abbé Pierre, verklaart dat ze ‘zeer tevreden is dat het probleem van energiearmoede eindelijk erkend is op nationaal niveau. Dit was hoog tijd.’ Andere reacties zijn eerder gemengd. Het netwerk ‘RAPPEL’ meent dat in verhouding tot de omvang van het probleem, de antwoorden van het programma ‘Habiter mieux’ onvoldoende en onvolledig zijn. Anderen vinden het jammer dat dit programma enkel mikt op eigenaarbewoners en niet op huurgezinnen. Een ander Frans financieringsmechanisme dat de moeite waard is om te worden vermeld, zijn de ‘Fonds Sociaux d’Aide aux Travaux de Maîtrise de l’Energie (FSTAME)’ die in enkele departementen zijn ingevoerd en die zowel voor eigenaars als huurders zijn bestemd.
De ervaringen tonen aan dat de fondsen resultaten boeken. Maar de sociale fondsen bereiken uiteindelijk weinig gezinnen, dat is voor een groot deel te wijten aan onvoldoende financiële middelen van de lokale actoren. Om deze initiatieven aan te moedigen, heeft Didier Chérel, nationaal verantwoordelijke van de programma’s over energiearmoede bij de ADEME6, een inventaris opgesteld van goede voorbeelden en praktijken in de gids ‘Comment mettre en place un Fonds Social d’aide aux travaux de maîtrise de l’énergie en faveur des ménages défavorisés?’ 7 Dit voorbeeld toont aan dat ook in Brussel de premies alleen niet voldoende zijn om de meest kwetsbare gezinnen te bereiken en dat het nodig is om werk te maken van de begeleiding van deze gezinnen. h
Lokale overeenkomst tegen energiearmoede (contrats locaux d'engagement-CLE):
2/ De Fonds Sociaux d’Aide aux Travaux de Maîtrise de l’Energie (FSATME) De FSATME zijn bedoelt om energiebesparende werken te financieren voor kansarme gezinnen en zo preventief op te treden tegen energiearmoede. Vandaag bestaan er een twintigtal fondsen die een vijfde van de Franse departementen omslaan en worden begeleid door diverse actoren (openbare actoren, verenigingen, sociale verhuurders, …). Concreet…
De sociale fondsen steunen meestal op verenigingen die de woningen en gezinnen bezoeken en hun dossiers aan het Fonds voorleggen met een voorstel om ofwel
28 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
6. De ADEME neemt deel uit de uitvoering van het beleid op het vlak van leefmilieu, energie en duurzame ontwikkeling. Het agentschap werkt hiervoor samen met ondernemingen, plaatselijke besturen voor ondermeer de financiering van projecten op het vlak van afvalbeheer, energiebesparing en hernieuwbare energie, luchtkwaliteit en lawaaibestrijding. 7. Meer informatie: > http://www.precarite-energie.org/ rubriek Le réseau > Nos publications, outils et rencontres > Journée nationales d’études > Journée nationale d’études du RAPPEL 2008 > http://www2.ademe.fr rubriek Domaines d’intervention > Bâtiments > Précarité énergétique
De energiearmoede bestrijden /
Een mogelijk systeem van voorfinanciering: de derde betaler In België is het systeem van derde betaler voor energiebesparende werken misschien wel gekend maar nog weinig gebruikt, zeker voor de private woningen. Nochtans zou dit systeem ook interessant kunnen zijn voor gezinnen met een laag inkomen die onvoldoende middelen hebben om te investeren in de energiekwaliteit van hun woning. In dit artikel leggen we het systeem van derde betaler uit en onderzoeken we de mogelijkheden ervan op het gebied van energiebesparing. ILHAM BENSAÏD
1. Definitie en algemene principes Een derde betaler is een (openbare of private) partner die tussenkomt in de financiering en realisatie van investeringen die tot doel hebben besparingen op te leveren. De partner wordt gedurende een contractueel overeengekomen periode vergoed voor zijn uitgaven met de som van de besparingen die werden gerealiseerd Dit systeem vinden we ook terug bij energiebesparende werken. 2. … en op het vlak van energie De derde betaler kan dus ook tussenkomen voor energiebesparende werken (isolatie dak, buitenisolatie, aankoop nieuwe verwarmingsketel, plaatsing zonnepanelen…). De klant is meestal de eigenaar van het gebouw en de werken worden gefinancieerd door de derde betaler die in ruil daarvoor een deel (vast of variabel in functie van de stijging van de energieprijzen) van de energiebesparing. 3. Voor- en nadelen Aan het systeem van derde betaler zijn verschillende voordelen verbonden: – de derde betaler neemt de volledige verantwoordelijkheid op zich voor alle fasen van het project (ontwerp, studie, installatie, uitbating, opvolging verbruik…). – de klant moet geen eigen middelen investeren of leningen aangaan bij de bank. – Als eigenaar van de installaties heeft de klant toegang tot subsidies en premies. R
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 29
De energiearmoede bestrijden / De derde betaler
Het Brusselse gewest zou dus een openbare instelling moeten creëren die optreedt als derde betaler en de energiebesparende werken uitvoert bij de gezinnen met een beperkt inkomen. Maar er zijn ook twee belangrijke obstakels: – Het is niet altijd gemakkelijk om de te realiseren besparing goed in te schatten. De berekening van de rentabiliteit van een investering kan onnauwkeurig zijn. – Wanneer de energieprijzen sterk stijgen dan kan de winst van de derde betaler (in geval van een variabele terugbetaling) groot zijn. Het contract moet hiermeer dus rekening houden en in dat geval een betere verdeling tussen klant en derde betaler voorzien.
4. De derde betaler voor privéwoningen in België In België bestaan er enkele ondernemingen1 die een vorm van derde betaler systeem hebben ontwikkeld. Een onderneming richt zich tot particulieren met het volgende model: de onderneming financiert de installatie van zonnepanelen bij een particulier, die een voorschot betaalt van 1500 €, de onderneming koopt de groene stroomcertificaten van de klant en die betaalt maandelijks een vaste som terug aan de onderneming. Bij ons weten bestaat er in België geen private derde betaler die als doelpubliek mikt op particulieren en andere systemen dan zonnepanelen voorstelt. Een aantal ondernemingen die we hebben gecontacteerd, zijn van oordeel dat hun investering slechts rendabel is vanaf een bepaalde omvang (minstens een vijftigtal woningen). Zij passen het derde betaler-systeem toe voor projecten waar op een energiefactuur van ongeveer 100.000 € belangrijke energiebesparingen kunnen worden gerealiseerd.2 Er bestaat een openbare instelling, het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE) (zie artikel op pagina 27) waarvan het mechanisme aanleunt tegen het derde betaler systeem, omdat de gezinnen een lening terugbetalen in functie van de gerealiseerde energiebesparing. Dit fonds wordt echter meer beschouwd als een vorm van voorfinanciering met goedkope leningen.
30 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
5. Is het de moeite waard om het systeem van derde betaler te ontwikkelen? De overheid is wel gewonnen voor uitbreiding van het systeem van derde betaler. In het Brusselse regeerakkoord 2009-2014 vinden we over derde betaler de volgende paragraaf: ‘De overheid moet de bedrijven die energiediensten verlenen, ertoe aanzetten interessante offertes in te dienen bij de eigenaars van gebouwen die de buitenzijde van hun gebouwen willen renoveren. De taak van de overheid zal erin bestaan de geïnteresseerde bedrijven samen te brengen, homogene oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling op te stellen, de bestekken helpen op te maken, de offertes te analyseren, dit alles om te komen tot een beter prijsaanbod.’ Een goed idee, maar tot nu toe zien we hier rond weinig concreets gebeuren. Bovendien zou de overheid nog een stap verder moeten gaan en de volgende acties ondernemen: – een lagere interestvoet financieren. Dat zou toelaten om de investering betaalbaar te maken ook voor gezinnen met een lager inkomen. – typecontracten opstellen die als basis kunnen dienen voor de onderhandelingen tussen onderneming en klant. Deze typecontracten zouden ondermeer bepalingen moeten voorzien om te vermijden dat bij stijging van de energieprijzen de derde betaler alle voordeel heeft. – standaarformules opstellen voor de berekening van de energiebesparing. Dit zou de transparantie ten goede komen. – een erkenning van de derde betalers invoeren zodat er een kwaliteitsgarantie komt. – meer informatie verspreiden over het systeem van derde betaler bij burgers, verenigingen, ondernemingen… In de vorige artikels hebben we gezien dat er verschillende steunmaatregelen bestaan van de overheid. Ze zijn complex en weinig gecoördineerd. Moeten we in die context de overheid aanmoedigen om nog een bijkomend systeem van voorfinanciering, wat de derde betaler toch is, op te richten? Het antwoord van de BBRoW op die vraag is volmondig ja. Op die manier help je echt de gezinnen met een laag inkomen. Het Brusselse gewest zou dus een openbare instelling moeten creëren die optreedt als derde betaler en de energiebesparende werken uitvoert bij de gezinnen met een beperkt inkomen. Parallel moet de Brusselse overheid meer private derde betalers aanmoedigen en ondersteunen die zich dan richten tot de gezinnen met een hoger inkomen.h
1. Zoals bijvoorbeeld de bvba Home vision. 2. Ondermeer Green Invest of Axima (een filiaal van GDF Suez) bieden dit soort diensten aan in België.
De energiearmoede bestrijden / De derde betaler
Voorbeeld
Toepassing in Groot-Brittannië: de Green Deal
In 2010 kondigde de Britse regering een nieuwe energiewet aan, de Energy Bill. Een van de toepassingen van die wet is de ‘Green Deal’ die in 2012 zal worden gelanceerd. De overheid heeft een kader gecreëerd waarbinnen privé-ondernemingen aan burgers kunnen aanbieden om energiebesparende werken uit te voeren in hun woning of bedrijf, zonder dat zij de werken moeten voorfinanciering. De onderneming biedt een lening aan die, met behulp van de energiebesparing, wordt terugbetaald. Met deze Green Deal zouden bij 14 miljoen woningen in Groot-Brittannië energiebesparende werken kunnen uitgevoerd worden. Principe van de Green Deal ≥ de gouden regel: De kosten mogen niet hoger liggen dan de mogelijke energiebesparing en de terugbetalingstermijn mag niet langer zijn dan de levensduur van de uitrustingen. ≥ Begunstigden: De Green Deal richt zich tot eigenaar-bewoners en huurders. Huurders moeten wel het akkoord hebben van de eigenaar. De lening is verbonden met de energieteller, wat betekent dat wanneer de bewoner of de energieleverancier veranderen, het contract toch doorloopt. ≥ Financieel: De interestvoeten zijn gereglementeerd en liggen tussen de 6 à 8 % (krediet en risico op niet-betaling). Verschillend ondernemingen hebben als verklaard dat ze in het systeem willen stappen (onder andere Marks and Spencer, Tesco, Virgin, …). De aanbiedingen zullen dus divers zijn en de burger zal goed moeten kiezen. Er zijn ook beschermende maatregelen voorzien voor wanneer de klant betalingsmoeilijkheden zou hebben.
≥ Voor de zeer slechte woningen: In slechte woningen zullen grote werken moeten uitgevoerd worden om een zekere energiekwaliteit te bereiken. Het risico bestaat dat de kosten te groot worden in verhouding tot de energiebesparing. In die gevallen is een bijkomende subsidie voorzien. Is de Green Deal een model om te volgen? De Green Deal is nog niet in uitvoering in GrootBrittannië. Pas in 2012 zal dit gebeuren op vrijwillige basis en vanaf 2015 zelfs verplicht worden. We kunnen nu nog geen oordeel vellen over de ervaringen met dit ambitieuze, nationale project en zeggen dat dit opvolging verdient. Hier en daar lees je wel al kritiek over de Green Deal, ondermeer over de kostprijs voor de burger. Volgens Juliette Jowit3, zullen de werken er wel toe bijdragen dat het energieverbruik vermindert, maar zal de energiebesparing niet opwegen tegen de kosten van de lening. De gemiddelde kost per woning zou ongeveer 6.500£ zijn (of 7.350 €) en de ondernemingen zullen een interestvoet tussen 6 en 8% hanteren. Een concreet voorbeeld: om muren en dak van een woning te isoleren zijn er werken nodig van 6.250£, wat een energiebesparing zou opleveren van 425£ per jaar. Tegen een gemiddelde interestvoet van 7% betaalt de klant die 6.250£ leent jaarlijks 875£ gedurende 10 jaar of jaarlijks 530£ gedurende 25 jaar. De maandelijkse afbetalingen zouden hoger zijn dan de energiebesparing. De interestvoet tussen de 6 en 8% is dus te hoog en het zal voor de Britse overheid moeilijk worden om de gezinnen te overtuigen mee te doen met dit nationale programma. 3. Green deal is not a good deal for all homeowners, Juliette Jowit, The Guardian, 24 novembre 2010
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 31
De energiearmoede bestrijden /
De begeleiding van gezinnen bij de verbetering van de energieprestatie van hun woning
32 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
De energiearmoede bestrijden / De begeleiding van gezinnen
onderzocht worden om deze dienst te decentraliseren om zo alle bevolkingsgroepen te bedienen. Nog lang niet alle gezinnen zijn gesensibiliseerd. Het is dus essentieel om deze inspanningen verder te zetten. Naast sensibilisatie en toegang tot informatie hebben veel gezinnen ook individuele begeleiding nodig om bewust te worden, keuzes te kunnen maken en de stap te kunnen zetten richting rationeel energiegebruik.
De zorg voor het milieu en de stijgende energieprijzen zorgen de laatste jaren alsmaar meer voor publieke ongerustheid op verschillende domeinen. Rationeel energiegebruik, vermindering van de ecologische voetafdruk, duurzame consumptiegoederen … vaak gebruikte en gehanteerde termen die gepaard gaan met praktische tips allerhande. Alles is tegenwoordig ECO-logisch of –nomisch (zelfs een 4x4-terreinwagen…). MARIE DIDIER ET ILHAM BENSAÏD
Huisvesting echter blijft in Brussel een grootverbruiker van energie en is verantwoordelijk voor de meeste uitstoot van CO2. Dat dit gevolgen heeft voor de bewoners, hun comfort, hun gezondheid, hun omgeving en hun budget, spreekt voor zich. Verbetering van de energieprestaties van woningen kan niet worden gerealiseerd zonder grote inspanningen inzake sensibilisatie, informatie-overdracht en advies en zonder individuele begeleiding van gezinnen. Momenteel is het sensibiliseren en informeren van gezinnen inzake energiebesparing één van de hoofdopdrachten van de BIM (Brussels Instituut Mileubeheer) die op grote schaal informatie verspreidt. Energetisch en technisch advies verstrekken evenals de energiepremies promoten is toevertrouwd aan de Stadswinkel (ABEA) en aan het Wooninformatiecentrum. Het Netwerk Wonen tenslotte kreeg de opdracht toebedeeld om gezinnen te adviseren en te begeleiden bij de algemene renovatie van hun woningen. Wat de energiebegeleiding van gezinnen betreft is het regeerakkoord van 2009 zeer ambitieus, maar niet erg duidelijk: vooreerst is er sprake om in de schoot van de BIM een soort begeleidingsdienst voor gezinnen te ontwikkelen met als opdracht informatie te verspreiden, gezinnen te begeleiden in het plannen en uitvoeren van werken, een financieel dossier helpen opstellen, … Deze dienst wordt “een gecentraliseerde operationele dienst van thuisdiensten op aanvraag” die het Huis van het Duurzaam Bouwen en Energie zal heten. In een tweede fase zal doorheen samenwerking met plaatselijke actoren de mogelijkheid
De bewoners moeten om hun energieverbruik te verminderen niet enkel gewoontes veranderen, maar ook leren om andere, vaak complexe, systemen toe te passen Volgens de BBRoW zijn advies over renovatie en advies over energie nauw met elkaar verweven. Gezinnen moeten kunnen worden begeleid in hun inspanningen voor energie-renovaties die onlosmakkelijk verbonden zijn met algemene renovaties. Zo is het de dag van vandaag ondenkbaar om een eigenaar aan te raden zijn dak te renoveren zonder hem te overtuigen om het dak eveneens te isoleren. Het is voor de BBRoW duidelijk dat de begeleiding van gezinnen alle noodzakelijke renovatiewerken in het vizier moet hebben, rekening houdend met de prioriteiten van elk gezin, met speciale aandacht voor deze gezinnen die hun energieprestatie willen verbeteren. Een dergelijk begeleidingssysteem heeft als voordeel om all-round te zijn (en alle renovatie-advies aan te bieden, niet enkel deze rond energie) en ook objectief (het advies wordt gewaarborgd door niet-belanghebbenden) Terzelfdertijd moet de begeleiding zich richten op de bewustwording van de gebruikers. Dit is een moeilijke opdracht maar wel van fundamenteel belang. De bewoners moeten om hun energieverbruik te verminderen niet enkel gewoontes veranderen, maar ook leren om andere, vaak complexe, systemen toe te passen (elektronische thermostaat, systeem van dubbel glas, …). Een algemene begeleiding van gezinnen is momenteel voorgesteld door het Netwerk Wonen. De organisaties die deel uitmaken van dit Netwerk zijn belangrijke actoren op het lokale niveau. Ze vormen een onmisbare schakel in het beleid van stadsvernieuwing. Hun doelstelling is de begeleiding van bewoners in het kader van renovatieprojecten en de verloedering van wijken alsook in het informeren en laten participeren van omwonenden. De BBRoW geeft in dit nummer aan het Netwerk Wonen de ruimte om hun lokale acties inzake energiebesparingen, die ze reeds jaren ondernemen, uitgebreid toe te lichten. Vanuit een focus op wat het Netwerk reeds heeft gepresteerd worden vervolgens enkele paradoxen geaccentueerd. h
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 33
De energiearmoede bestrijden / De begeleiding van gezinnen
Het Netwerk Wonen krijgt het woord De algemene opdracht van de raadgevers in renovatie in iedere organisatie bestaat uit het stimuleren van woningrenovatie en het geven van advies over (eco)renovatie en energiebesparing en dit naar eigenaars-bewoners, verhuuders en huurders toe. De informatie is all-round en gaat zowel over renovatie in geval van ongezonde woningen als over werken om energie te besparen.
I. Wat doen de raadgevers in renovatie? Dagelijks ontvangen raadgevers in renovatie van iedere vzw bewoners die op zoek zijn naar raadgeving rond renovatie, naar ondersteuning bij hun aanvraagdossier voor premies, naar antwoorden op hun stedenbouwkundige of technische vragen. Vaak worden zij bij de start van een renovatieproject geconsulteerd zodat ze goed kunnen focussen op technische vragen en keuzes. De raadgevers in renovatie richten zich op twee werkpistes: 1. Informatie geven omtrent financiële hulp bij de renovatie van woningen. Op die manier kunnen de raadgevers in renovatie direct de meest nuttige informatie verschaffen aan hun gebruikers, bijvoorbeeld over de gewestelijke premies voor woningrenovatie en voor gevelverfraaiing, de gewestelijke energiepremies, de fiscale aftrek voor investeringen inzake energiebesparing of beveiliging van de woning. Ook kunnen ze stedenbouwkundig richting geven, bestaande normen uitleggen en een schatting maken van mogelijke financiële tegemoetkomingen. 2. Technische acties realiseren, zoals technische huisbezoeken (en bijhorende rapportage), analyses van prijsopgaves, ondersteuning bij het opvolgen van verschillende dossiers ingediend bij de administratie of CREDAL…
II. En meer bepaald inzake energie Ook wanneer raadgevers in renovatie van iedere organisatie geconfronteerd worden met noden die ze vaststellen op het terrein, ondernemen ze volgende acties naar hun doelpubliek toe: – hen sensibiliseren rond energiebesparing en rond gedragsverandering om deze toe te passen – hen begeleiden om energiebesparende acties te ondernemen (grote en kleine investeringen) – hen ondersteunen in het uitvoeren van kleine werken (bij huurders en eigenaars) – hen sturen in het bepalen van prioriteiten en mogelijke projectkeuze rond energiebesparing
34 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
III. Hoe zijn de verenigingen van het Netwerk Wonen verankerd op het lokale niveau? De verenigingen van het Netwerk Wonen zijn nauw betrokken bij alle mogelijke huisvestingsprojecten binnen hun lokale actieradius.De meeste organisaties zijn sinds jaar en dag binnen hun werkingsterritorium stevig ingebed als “woonactor” (begeleiding rond renovatie en energie). Meer nog, zij maken over het algemeen deel uit van de Sociale Coördinatie van de gemeenten waarbinnen zij werkzaam zijn en hebben de afgelopen jaren stevige partnerschappen ontwikkeld met andere organisaties en openbare instellingen binnen hun actieterrein. Tot slot ontwikkelen sommige organisaties ook projecten Integratie via Huisvesting waarbinnen zij de link leggen met huurdersproblematieken zoals het recht op wonen, ongezonde woningen en de hoge energieprijzen.
IV. De paradoxen van het Netwerk Wonen Het Netwerk Wonen beschikt over geen enkele specifieke subsidie inzake Energiebegeleiding. Sommige begeleidingsacties in die zin kunnen dus slechts op beperkte schaal en op verscheiden manier plaatsvinden: – binnen de Wijkcontracten waar sommige vzw’s meer experimentele opdrachten krijgen – dankzij specifieke budgetten “piloot” of “innovatie” of dankzij samenwerking met externe partners slagen sommige vzw’s erin dit binnen hun actieradius te realiseren – ook binnen hun actieradius kunnen sommige vzw dit opnemen dankzij een interne afstemming van middelen zoals “Netwerk Wonen” en “Integratie via Huisvesting” bijvoorbeeld
V. Conclusie Reeds verschillende jaren zijn er organisaties actief om gezinnen te informeren, raad te geven en te begeleiden om hun energieverbruik verstandiger aan te pakken.Desondanks deze inspanningen, ontvangt het Netwerk Wonen niet de nodige middelen om deze opdracht uit te voeren, kennis te ontwikkelen of actie te ondernemen. Het Netwerk Wonen kan niet genieten van een specifieke subsidie en kan slechts overleven dankzij de combinatie die wordt gemaakt met andere middelen (zoals bijvoorbeeld projectmiddelen binnen de Wijkcontracten). h Het Netwerk Wonen is vragende partij voor de nodige financiële ondersteuning om op de vragen en noden van hun doelpubliek te kunnen inspelen.
De energiearmoede bestrijden / De begeleiding van gezinnen
Opmerkelijk
En wat doet men om de huurgezinnen te hulpen de energiekwaliteit van hun woning te verbeteren? De leden van het Netwerk Wonen: Comité Général d’Action des Marolles, Convivence/Samenleven, RenovaS, Habitat et Rénovation, CAFA (Centre d’Accompagnement et de Formation pour Adultes), Centre de Rénovation urbaine, La Rue, la Maison de la Rénovation urbaine, Buurthuis Bonnevie, Une Maison en Plus.
Als huurder is het niet altijd gemakkelijk om zijn energieverbruik te verminderen. Je kan natuurlijk je gedrag veranderen om energieverspilling te voorkomen en je kleine werkjes uitvoeren (spaarlampen gebruiken, tochstrips voor de ramen, …). Maar wanneer de woning echt een energievergiet is, dan brengt dit te weinig zoden aan de dijk. Het enige alternatief voor de huurder is dan om zijn verhuurder te vragen structurele werken uit te voeren die de energieprestatie van de woning verbeteren. De eigenaar kan dit weigeren, omdat hij niet voldoende middelen heeft of omdat hij geen zin heeft te investeren in iets waar de huurder belang bij heeft. Leefmilieu Brussel zoekt oplossingen voor dit obstakel … Begin april, publiceerde Leefmilieu Brussel op zijn website de volgende opmerkelijke oproep: Hoe kan een huurder de verhuurder overtuigen om energiebesparende werken uit te voeren? Heeft u hiermee ervaring? Bent u erin geslaagd de verhuurder te overtuigen? Kom die ervaring dan delen in een atelier dat Leefmilieu Brussel organiseert. We zoeken meer bepaalde de volgende personen: Huurder zijn; In het Brusselse gewest wonen; Erin geslaagd zijn om de verhuurder te overtuigen het dak te isoleren, een zuinige verwarmingsinstallatie te plaatsen, dubbel glas, … met als doel om uw energieverbruit te verminderen. Indien u aan deze criteria beantwoordt, dan nodigen we u uit om hierover uw ervaringen te komen delen. We bieden u een vergoeding van 30 € en een maaltijd bij wijze van dank. Het initatief lijkt op het eerste zicht sympathiek. We twijfelen echter aan de efficientie van een dergelijke oplossing, die de huurders moet helpen om de energieprestatie van hun woning te verbeteren. Trouwens, het eerste atelier da twas voorzien voor 26 april 2011 werd geannuleerd, bij gebrek aan deelnemers.
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 35
De energiearmoede te bestrijden / De begeleiding van gezinnen
Een echt gebeurd geval
Waarom hebben gezinnen behoefte aan begeleiding?
De laatste jaren werden de energiefacturen van meneer X alsmaar duurder. Niet alleen omdat de prijzen van energie sterk stegen, maar ook omdat zijn energieverbruik toenam. Hij weet dat in zijn woning, die dateert van begin 1900 enkele energiebesparende werken nodig zijn. De sensibiliseringscampagnes rond energie hebben hun effect, want meneer X weet dat er premies bestaan die hem bij zijn investering kunnen helpen. Hij besluit dan ook om tot actie over te gaan! De eerste vraag die meneer X zich stelt: welke werken moet ik uitvoeren en hoeveel zal ik moeten investeren? De ramen van zijn woning zijn nog origineel en laten veel tocht door. De verwarmingsketel is bijna 30 jaar oud. Die twee dingen lijken hem prioritair, zowel voor zijn comfort als voor de vermindering van zijn energieverbruik. Om prijzen te kunnen vergelijken, weet meneer X dat hij verschillende offertes nodig heeft. Voor de vervanging van zijn verwarmingsketel, neemt meneer X een afspraak met drie verschillende ondernemingen. De eerste beveelt hem een condensatieketel aan, de tweede zweert bij een traditionele ketel en de derde probeert hem ervan te overtuigen dat een warmtepomp hem zal toelaten snel zijn investering terug te winnen. Voor de vervaning van de ramen, zelfde verhaal en zelfde verwarring. Meneer X staat nog maar aan het begin van zijn onderneming, maar hij voelt zich nu al verloren. Wanneer hij de verschillende offertes ontvangt, dan weet hij helemaal niet meer hoe hij zijn keuze moet maken. De offertes zijn moeilijk te verstaan en zeer verschillend. Moet hij kiezen voor dubbel glas 4/15/4 Starlite k=1,1 met drie opties voor dubbel glas 4/15/6 of 44,2/12/6 of dubbel glas k=1,0 met verbeterd tussenstuk? Hij weet niet eens wet de ‘k’ betekent en weet niet wat de goede keuze is. Om de situatie nog moeilijker te maken, moet meneer X erop letten dat hij het juiste materiaal kiest om recht te hebben op de premies.
36 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
Nog voor hij de werken kan beginnen, staat meneer X voor een serie vragen en twijfels. En hij zal nog moed en motivatie nodig hebben, wat de administratieve fase moet nog beginnen en hij weet nog niet hoe hij de werken zal financieren. In overeenstemming met een reeks criteria en voorwaarde, wil meneer X ook een aanvraag indienen voor een energiepremie en of een renovatiepremie. Hij zal daarbij de volgende stappen moeten zetten (in functie van de premie): – een aanvraag voor renovatiepremie indienen en wachten op het officiële antwoord, – de werken uitvoeren, – een aanvraagdossier voor de energiepremie invullen, – alle bewijsstukken verzamelen, – een officieel antwoord afwachten – wachten op de storting van de premie – eraan denken om twee of drie jaar later de energiebesparende werken aan te geven in zijn aanslagbiljet en zo 40% belastingsaftrek te kunnen genieten. De ware geval toont aan dat ondanks veel goede wil een burger niet altijd over de juiste informatie beschikt om de beste keuze te kunnen maken in de energiebesparende werken. Het is belangrijk dat alle burgers over technisch en administratief advies beschikken om hen te helpen in het vastleggen van de noodzakelijke werken, in de keuze van de beste verhouding prijs-kwaliteit, de uitvoering van de werken en om hen wegwijs te maken in het bos van bestaande premies en steunmaatregelen. Sommige gezinnen zullen daarbij een individuele begeleiding moeten krijgen. Indien we werkelijk de gezinnen willen helpen om goed en energiezuinig te wonen, dan moeten we ook zorgen voor de noodzakelijke ondersteuning. h
De energiearmoede bestrijden /
Energiebesparende werken zonder stijging van de huurkost In dit artikel bekijken we enerzijds of de verhuurder momenteel de huurprijs mag herzien na het uitvoeren van energiebesparende werken en anderzijds op welke manier de verhuurder kan worden aangespoord om die werken uit te voeren. We beschrijven ook de rechten van de huurder om in die situatie een verlaging van zijn lasten te vragen. WERNER VAN MIEGHEM
De uitvoering van werken Vooraleer we bekijken of de huurprijs mag herzien worden, moeten we eerst de vraag stellen of de verhuurder wel het recht heeft om energiebesparende werken uit te voeren tijdens de huurovereenkomst. Het antwoord daarop vinden we in de algemene huurbepalingen van het Burgerlijk Wetboek. De verhuurder mag tijdens de huur enkel mits toestemming van de huurder veranderingswerken of herstellingswerken in de woning uitvoeren. Hierop is één uitzondering: de verhuurder mag zonder de toestemming van de huurder wel dringende herstellingen uitvoeren (art. 1724 B.W.). Dit is de algemene regeling. In de huurovereenkomst kan hiervan echter op een duidelijke, uitdrukkelijke manier worden afgeweken. Voor de uitvoering van energiebesparende werken (bijvoorbeeld dubbel glas, isolatie, nieuwe verwarmingsketel) zullen de meeste huurders uiteraard hun toestemming geven.
De herziening van de huurprijs Wanneer een verhuurder energiebesparende werken laat uitvoeren in zijn woning, dan levert dit voor de huurder een direct voordeel op: zijn energieverbruik zal (bij eenzelfde gedrag) dalen. Maar ook voor de eigenaar-verhuurder zijn er voordelen: de verkoopwaarde van zijn woning stijgt en energiebesparende werken leiden in principe niet tot een verhoging van het kadastrale inkomen van de woning en van de onroerende voorheffing.1 De vraag die we hier stellen is of een verhuurder, die van mening is dat de waarde van zijn woning is gestegen na het uivoeren van energiebesparende werken aan zijn ‘zittende’ huurder mag vragen/eisen om meer huur te betalen. De huurwet van 20 februari 1991 laat voor de huurovereenkomsten van negen jaar inderdaad een herziening van de huurprijs toe, op het einde van het derde R 1. Omzendbrief van 22 februari 2010 van minister van Financiën Didier Reynders.
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 37
De energiearmoede bestrijden / Energiebesparende werken zonder stijging van de huurkost
en het zesde jaar. Daarbij kunnen zich twee situaties voordoen: 1 De verhuurder vraag de huurder om meer te betalen en de huurder gaat akkoord met de gevraagde huurprijsverhoging. 2 De huurder gaat niet akkoord. In dat geval kan de verhuurder zich tot de vrederechter richten tussen de 6e en de 3e maand voor het einde van het derde of zesde jaar. Die vrederechter kan een verhoging van de huurprijs toestaan wanneer de verhuurder bewijst dat de normale huurwaarde van de woning ten gevolge van werken die op zijn kosten zijn uitgevoerd, met ten minste 10 % is gestegen. Maar opgelet! Wanneer een verhuurder werken uitvoert om de woning in overeenstemming te brengen met de elementaire vereisten inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid (volgens de criteria van het K.B. van 8 juli 1997) dan mag hij, tijdens de huurovereenkomst, geen huurprijsverhoging vragen.
Wanneer een verhuurder energiebesparende werken laat uitvoeren in zijn woning, dan levert dit voor de huurder een direct voordeel op. Een moeilijkheid die zich daarbij kan voordoen is wanneer er energiebesparende werken worden uitgevoerd die ook raken aan de elementaire vereisten. Bijvoorbeeld een eigenaar die een lek dak renoveert en meteen ook grondig isoleert of slechte, tochtige ramen meteen vervangt door ramen met hoogrendementsglas. De moeilijkheid hier is dan om te bepalen welk deel van de werken de elementaire vereisten overstijgt en wat hiervan dan de impact is op de huurwaarde van de woning. Voor de volledigheid moeten we nog vermelden dat de eigenaar de huurprijs volledig vrij mag bepalen op het einde van de huurovereenkomst van 9 jaar, wanneer er een nieuwe huurovereenkomst wordt gesloten en op het einde van een huurovereenkomst van korte duur (maximum 3 jaar) die werd beëindigd door de huurder.
Lasten? De uitvoering van energiebesparende werken zal leiden tot minder energiekosten voor de huurder wanneer die zijn gedrag niet verandert. De huurder die zijn verwarmingskosten via een maandelijkse forfaitair bedrag aan de verhuurder betaalt, kan aan de eigenaar – op basis van een raming of op basis van de verwarmingsfactuur – altijd voorstellen om het forfai-
38 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
taire bedrag te verminderen. Indien de eigenaar hiermee niet akkoord gaat, rest er niets anders dan het vredegerecht waar hij kan vragen om het forfaitaire bedrag te verminderen of om te zetten in een provisie. De huurder die zijn verwarmingskosten via een maandelijkse provisie (voorschot) betaalt, zal moeten wachten of de afrekening van de verwarmingkosten, waarbij hij eventueel een som terugbetaald krijgen. Op dat moment kan hij ook voorstellen om de maandelijkse provisie te verminderen.
En wat in de toekomst? In het Brusselse regeerakkoord 2009-2014 lezen we dat het Gewest ‘in het kader van de regionalisering van de woninghuurwet zal onderzoeken of er mogelijkheden bestaan om de huurprijs tijdens de looptijd van het huurcontract aan te passen om het mogelijk te maken energiewerken die een eigenaar ten gunste van de huurder zou uitvoeren, af te schrijven, op voorwaarde dat de bewoningskosten (huur + lasten) niet stijgen.’ Wij verstaan hieronder dat de regering de bestaande regeling van de federale huurwet zou willen behouden, maar in het bijzonder voor energiebesparende werken wil omkaderen. Zoals u misschien weet, is er nu al een paar jaar sprake van om de bevoegdheid over de huurwet over te dragen naar de Gewesten. Dit is op dit moment nog niet het geval. Maar we willen toch het voorstel in het regeerakkoord van dichterbij bekijken. Op het eerste zicht lijkt dit een aantrekkelijk voorstel met voordelen langs twee kanten. De eigenaar zou via een beperkte verhoging van de huurprijs een deel van zijn investeringen kunnen recupereren en zou op die manier worden aangemoedigd om werken te realiseren die vooral in het voordeel van zijn huurder zijn. De huurder zou worden beschermd tegen een té sterke huurprijsverhoging. In de praktijk lijkt het ons daarbij het eenvoudigst om te opteren voor een systeem van forfaitaire toeslag van maximum 50 € per maand (in functie van de uigevoerde werken en de grootte van de woning). Op het eerste zicht lijkt dit weinig, maar we mogen niet vergeten dat de eigenaar die werken heeft laten uitvoeren bovendien beroep kan doen op energiepremies en recht heeft op belastingsaftrek. Een systeem waarbij het bedrag van de mogelijke huurprijsverhoging direct wordt bepaald door de som van de effectieve energiebesparing lijkt ons een ingewikkeld, te variabel systeem dat tot veel discussie tussen huurder en verhuurder zou kunnen leiden. Onderstaande tabel illustreert aan de hand van een voorbeeld het voordeel voor de huurder. Voor dit voorbeeld gaan we uit van een energiebesparing van 25% na uitvoering van werken, een tussenkomst van de huurder van 40 euro en een hoge jaarlijkse stijging van de lasten (energie) met 10%.
De energiearmoede bestrijden / Energiebesparende werken zonder stijging van de huurkost
Simulatie gelimiteerde huurprijsstijging Huur (geïndexeerd)
Lasten Lasten na zonder werken werken (-25%)
Tussenkomst huurder (geïndexeerd)
Totaal huur Totaal huur Voordeel voor + lasten + lasten de huurder zonder werken na werken + tussenkomst
Jaar 1
500
200
150
40
700
690
10
Jaar 2
510
220
165
41
730
716
14
Jaar 3
520
242
181
42
762
743
19
Jaar 4
530
266
200
43
796
773
23
Enzovoort …
Aan dit systeem verbinden we wel een belangrijke voorwaarde. Het zou totaal onlogisch zijn om huurprijsverhogingen toe te staan na energiebesparende werken, wanneer de woning nog altijd ongezond of onveilig is. Of anders gezegd, zolang de woning niet beantwoordt aan de minimale criteria van de Brusselse huisvestingscode zou de huurprijs niet mogen worden verhoogd. In dat kader stellen we ons ook de vraag of het idee van de Brusselse regering om in de Brusselse huisvestingscode, naast de huidige minimale vereisten op het vlak van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid ook specifieke minimale energievereisten op te nemen (een voor-
Een vrijwillig systeem van beperkte huurprijsverhoging na uitvoering van energiebesparende werken kan, in het kader van de huidige huurwet, ook nu al worden begeleid.
beeld dat we regelmatig horen is de aanwezigheid van een geïsoleerd dak) wel een goed idee is. Dit zou immers tot gevolg hebben dat na de uitvoering van bijvoorbeeld dakisolatiewerken – die het meeste effect hebben op de energieprestatie van de woning – de verhuurder geen huurprijsverhoging zou mogen vragen. De BBRoW is tenslotte van mening dat het Brusselse gewest niet moet wachten op de regionalisering van de huurwet. Een vrijwillig systeem van beperkte huurprijsverhoging na uitvoering van energiebesparende werken kan, in het kader van de huidige huurwet, ook nu al worden begeleid. Hiervoor zouden Leefmilieu Brussel en de Staatssecretaris voor huisvesting samen de aanzet kunnen geven via een duidelijke, objectieve informatiecampagne over de voordelen van energiebesparende werken specifiek voor verhuurders en huurders. Daarbij zouden aan bod moeten komen: de gemiddelde vermindering van de energiekost van de verschillende soorten energiebesparende werken, een overzicht van de verschillende premies en voordelen, een schema van mogelijke, beperkte huurprijsverhoging, de niet-stijging van het kadastraal inkomen en hieraan gekoppelde belastingen. h
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 39
Zoom Het Franse voorbeeld Het voorstel in het Brusselse regeerakkoord doet denken aan een maatregel die op dit moment in Frankrijk al bestaat.2 Dit decreet voorziet in een ‘financiële bijdrage’ door de huurder, bovenop de huur en de lasten, wanneer de verhuurder energiebesparende werken heeft uitgevoerd die direct in het voordeel zijn van de huurder. De verhuurder moet eerst overleggen met de huurder over de werken die zullen uitgevoerd worden, de verwachte energiebesparing en de hoogte en de duur van de financiële bijdrage van de huurder. Die financiële bijdrage van de huurder kan door de verhuurder enkel worden gevraagd bij realisatie van een bepaald type werken. In functie van de ouderdom van de woning kan de eigenaar kiezen tussen ofwel tenminste twee energiebesparende werken uitvoeren ofwel streven naar een globale energieprestatie van de woning. De berekening van de vaste en niet herzienbare bijdrage van de huurder is ook afhankelijk van de ouderdom van de woning. Ofwel bedraagt de financiële bijdrage van de huurder 10 euro voor een appartement met 1 kamer, 15 euro voor 2 of 3 kamers, 20 euro voor grotere woningen (niet-geïndexeerde bedragen). Ofwel wordt de bijdrage van de huurder berekend in functie maandelijkse energiekostbesparing, waarbij die bijdrage niet hoger mag zijn dan de helft van de energiebesparing van de woning. De bijdrage van de huurder is beperkt tot 15 jaar. Wanneer de huurder zou verhuizen en er een nieuwe huurovereenkomst wordt afgesloten, dan moet de verhuurder de nieuwe huurder informeren over de gerealiseerde werken en de afgesproken bijdrage. 2. Décret n° 2009-1439 du 23 novembre 2009 pris en application de l’article 23-1 de la loi n° 89-462 du 6 juillet 1989 tendant à améliorer les rapports locatifs relatif à la contribution du locataire au partage des économies de charges issues des travaux d'économie d'énergie réalisés par un bailleur privé. JO 25-11-2009
40 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
Conclusie
WERNER VAN MIEGHEM
Gezinnen met een laag inkomen worden geconfronteerd met wat men energiearmoede noemt: ernstige moeilijkheden om zelfs voor de elementaire behoeften (verwarming, koken, …) over voldoende energie te beschikken. De prijsstijgingen van energieproducten hakten de voorbije jaren nog harder in op de kwetsbaarste gezinnen en zij zagen zich ertoe verplicht om een groter deel van hun maandbudget aan energie te besteden. Ook de gezinnen met een middelgroot inkomen zijn zich ervan bewust geworden dat energie een prijs heeft en een steeds groter deel van het gezinsbudget opslorpt. Energiearmoede heeft verschillende oorzaken: een te klein beschikbaar gezinsinkomen, een slechte energiekwaliteit van de woning en een hoge kostprijs van energie. De situatie in Brussel draagt alle elementen in zich die bijdragen tot energiearmoede,: liefst 25% van de Brusselse bevolking moet leven met een inkomen onder de armoedegrens; meer dan 40% van de woningen beschikt niet over dubbel glas of dakisolatie en de totale kostprijs voor gas en elektriciteit is er op 4 jaar tijd met 20% gestegen. In dit nummer van Art. 23 hebben we ons geconcentreerd op de vraag of het beleid van de Brusselse regering om de energiekwaliteit van de woningen te verbeteren ook effectief bedraagt tot het terugdringen van de energiearmoede bij de gezinnen met een laag inkomen. Dat beleid van de Brusselse regering wordt in sterke mate gestuurd door Europa. Al in 2003 gingen de Lid-Staten akkoord om de energieprestatie van gebouwen en woningen te verbeteren. Niet dat men daarbij meteen sociale doelstellingen voor ogen had. Neen, Europa had daarbij vooral het leefmilieu en economische belangen voor ogen: de CO-uitstoot verminderen met 20% tegen 2020 en de afhankelijkheid van de Lid-Staten van (fossiele) energiebronnen van buiten de Europese Unie verminderen. De Lid-Staten werden verplicht om een reeks concrete maatregelen te nemen: een energieprestatiecertificaat voor woningen, energienormen voor nieuwbouwwoningen en renovaties en regelmatige inspecties van verwarminginstallaties en via ondersteunde maatregelen (subsidies, fiscale voordelen, …) de kostprijs van energiebesparende werken laag te houden. De Brusselse regering heeft die verplichtingen vertaald in de invoering van een passiefnorm voor nieuwe openbare gebouwen en een lage energienorm voor renovatieprojecten. Begin 2011 werd ook eindelijk het verplichte energieprestatiecertifaat voor woningen ingevoerd, waardoor eigenaars, de kandidaat-kopers of –huurders over objectieve informatie over de energiekwaliteit van de woningen en de nodige energiebesparende werken zouden moeten beschikken. De BBRoW spreekt hier echter van een gemiste kans: er was nauwelijks overleg met de huisvestingsactoren, over de kwaliteit van het certificaat hebben we onze twijfels en we stellen ons de vraag wie zal optreden tegen de duizenden eigenaars in Brussel die geen energieprestatiecertificaat zullen aanvragen en betalen. Brusselaars die energiebesparende werken willen uitvoeren, kunnen beroep doen op zowel de energiepremie als de renovatiepremie en genieten van een belastingsvoordeel. Bij de energiepremies zien we dat het grootste deel van het budget wordt gebruikt voor de financiering van gespecialiseerde technieken en dus door een goed geïnformeerd publiek. Nochtans betaalt ieder Brussels gezin via zijn energiefactuur 17 euro als bijdrage voor de energiepremies. We stellen dan ook voor dat het budget van de energiepremies in de eerste plaats gaat naar prioritaire werken (isolatie). De energie- en renovatiepremies worden voor een zeer groot deel aangevraagd door eigenaar-bewoners en nauwelijks door huurders. Nochtans zijn bijna 60% van de Brusselaars huurder van hun woning. Maar veel eigenaar-verhuurders zien niet meteen hun voordeel om energiebesparende werken uit te voeren die tot een vermindering van de energiefactuur van de huurder leiden. R
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 41
Daarom zouden huurders er moeten op gewezen worden dat dankzij de subsidies voor sommige energiebesparende werken (dubbel glas, isolatie, …) de ‘terugverdientijd’ relatief kort is (3 à 4 jaar) en zij er belang bij hebben om de werken (met akkoord van de verhuurder) desnoods zelf te laten uitvoeren. Voor de verhuurders zou het Gewest dan weer het accent moeten leggen op de verschillende premies en voordelen, de gemiddelde vermindering van de energiekost van de verschillende soorten energiebesparende werken en daaraan gekoppeld een schema van mogelijke, beperkte huurprijsverhoging. Dat alles zou het voorwerp moeten uitmaken van een degelijke sensibiliseringscampagne van Leefmilieu Brussel en de Staatssecretaris voor huisvesting specifiek over de voordelen van energiebesparende werken specifiek voor verhuurders en huurders. Een belangrijke hinderpaal, zeker voor gezinnen met een laag inkomen, is de (voor)financiering van energiebesparende werken. Voor de renovatiepremie bestaat er al een paar jaar een systeem van voorfinanciering tot 90% van de renovatiepremie. Maar dit dekt niet de volledige som van de werken en voor de energiepremie is er geen systeem van voorfinanciering. Daarom heeft het Brusselse Gewest de ‘sociale groene lening’ aan 0% ingevoerd. Het grote probleem van deze lening is dat de maximale terugbetalingstermijn is beperkt tot 7 jaar, waardoor de maandelijkse aflossing bij grote werken te zwaar wordt voor gezinnen met een laag inkomen en zeker niet in verhouding staat met de vermindering van de energiekost. Probleem is ook dat de gezinnen die energiebesparende werken willen uitvoeren bij drie verschillende instanties terecht moeten: de gewestadministratie voor de renovatiepremie, Sibelga voor de energiepremie en Crédal voor de sociale groene lening. Om dit administratieve hindernissenparcours te omzeilen, zou het Brusselse Gewest werk moeten maken van een openbaar systeem van ‘derde betaler’: een openbare instelling, met plaatselijke antennes die voor een eigenaar of huurder met een beperkt inkomen een volledig pakket aanbiedt: analyse van de energieprestatie van de woning en de noodzakelijke werken, offerte-aanvragen, premie-aanvraag, opvolging van de werken. In ruil voor die globale dienstverlening betaalt de eigenaar of huurder een vergoeding die niet hoger is dan de som van de energiebesparing. De Brusselse regering heeft het plan om het ‘Huis van de Ecobouw’ op te richten, een centraal informatiepunt over ecologisch en energiezuinig (ver)bouwen. Wij pleiten ervoor om de missies van dat ‘Huis van de Ecobouw’ uit te breiden tot het ‘derde betaler’- systeem. In België en andere Europese landen bestaat het systeem van derde betaler voor energiebesparende werken al, maar dan gaat het om commerciële firma’s die een té hoge vergoeding vragen voor hun tussenkomst en niet geïnteresseerd zijn in kleine, individuele projecten. Op dit ogenblik zijn het vooral de verenigingen van het ‘Netwerk Wonen’ die zowel eigenaars als huurders bijstaan met technisch advies, administratieve begeleiding bij hun renovatieproject. Een ander belangrijk aspect van hun werk is ook de sensibilisering van de bewoners rond het belang van energiebesparing, de noodzaak om ons energiegedrag te veranderen. Flagrant is dat deze verenigingen, die lokaal zijn ingebed en over veel ervaring beschikken over het werken met een kwetsbare bevolking, voor hun energie-werking niet eens een specifieke subsidie krijgen van het Gewest. Zij zouden een aantal missies van ons voorstel van ‘publieke derde betaler’ op zich kunnen nemen. De uitdagingen zijn groot voor de komende jaren. Het Brusselse gewest zou daarom de bestaande instellingen, organisaties en financiële middelen beter moeten coördineren in een gemeenschappelijk energie- en woonbeleid waarbij de klemtoon ligt op sensibilisering over de noodzaak en voordelen van een zuiniger energieverbruik, op de elementaire energiebesparende werken, op de huurwoningen, op de gezinnen met een beperkt inkomen zodat ook zij beschikken over een betaalbare, degelijke, energiezuinigewoning. h
42 _ art. 23 # 43
04-05-06 2011
Bijlage Adressen van de leden van Netwerk Wonen Brussel
Anderlecht
Comité Général d’Action des Marolles Voorzorgstraat 56 1000, Bruxelles T 02 511 54 68
[email protected]
CSV – Centrum voor Stadsvernieuwing Bergensesteenweg 211 1070, Bruxelles T 02 522 62 63
[email protected] www.ulacru.magusine.net
Samenleven Zespenningenstraat 56 1000, Bruxelles T 02 505 01 30
[email protected]
Schaarbeek RenovaS Colignonplein 41 1030, Bruxelles T 02 215 85 16
[email protected] www.renovas.be
Molenbeek La Rue Ransfortstraat 61 1080, Bruxelles T 02 410 33 03
[email protected] Buurthuis Bonnevie Bonneviestraat 40 1080 Bruxelles T 02 410 76 31
[email protected] http://bonnevie.vgc.be
Etterbeek
Vorst Habitat et Rénovation Graystraat 81 1040, Bruxelles T 02 647 47 10
[email protected] www.habitatetrenovation.be
Une maison en plus Britse Tweedelegerlaan 27 1190, Bruxelles T 02 349 82 40
[email protected] www.unemaisonenplus.be
Elsene Sint-Joost Habitat et Rénovation Elsensesteenweg 301 1050, Bruxelles T 02 649 77 46
[email protected] www.habitatetrenovation.be
Het Huis voor Stadsvernieuwing Gemeentestraat 69 1210, Bruxelles T 02 217 94 40
[email protected] www.maison-reno-huis.be
Sint-Gillis CBVV – Centrum voor Begeleiding en Vorming van Volwassenen Fortstraat 25 1060, Bruxelles T 02 600 57 31
[email protected]
Wanneer de te renoveren woning in een andere gemeente ligt, kan u de Stadswinkel contacteren. Informatieloket: Sint-Gorikshallen Sint-Goriksplein 1 1000 Brussel T 02 219 40 60
[email protected] www.curbain.be
04-05-06 2011
art. 23 # 43
_ 43
AIS de Forest / SVK Vorst – ARAU – Archipel / Groot Eiland – AMA Association des Maisons d’Acceuil et des Services d’Aide aux Sansabri – Atd quart Monde Wallonie Bxl – Baita - Agence Immobilière Sociale / Sociaal Verhuurkantoor – BRAL - Brusselse Raad voor het Leefmilieu – Brusselse Welzijns en gezondheid raad – Buurthuis Bonnevie / Maison de quartier Bonnevie – CAD / De Boei– CAFA – CAP Habitat – caw Mozaïek Woonbegeleiding – GGAM Centre Général d’Action des Marolles – CIRÉ Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Étrangers – CODES Comité de DÉfense de SaintGilles – Comité de la Samaritaine – Compagnons Dépanneurs – Convivence Samenleven – Convivium – Coordination GEE Gaz-ÉlectricitéVerenigingen Eau Bruxelles – Diogenes soutien et accompagnement des personnes sans-abri / Steun en begeleiding van daklozen – Entr’Aide des Marolles – Espace Social Télé-Service – Fami-Home – FÉBUL - Fédération Bruxelloise des Unions de Locataires / BFHV – Habitat & Rénovation – InterEnvironnement Bruxelles – IRIS asbl - Agence immoblière sociale / IRIS vzw - Sociaal verhuurkantoor – LA RUE – La Vague – Lhiving vzw – Les Foyers d’Accueil / Haard en Vrede – Logement pour tous – Mentor Escales – Energiearmoede bestrijden staat Renovassistance – Samenlevingsopbouw Brussel – centraal in de acties van verschillende Riso Brussel – Seniorencentrum leden-verenigingen van de BBRoW. Brussel vzw – Source – Talita – Zij presenteren hun acties en Transit asbl – Union des Locataires Quartier Nord – Union voorstellen op de volgende pagina’s. des Locataires Schaerbeek – Vie Féminine
KENTi-s U Bonnevie –
Buurthu w u o b p o s g n i v e l Samen n o i t a n i d r o o C – l e Bruss u a E é t i c i r t c e l É Gaz Bruxelles?
De BBRoW is in de eerste plaats een coördinatie van Brusselse verenigingen die het recht op wonen verdedigen. De volledige lijst van onze leden vindt u op onze website: www.bbrow.be
Samenlevingsopbouw
Brussel
ID
Team Wonen Kuregem Georges Moreaustraat 110 1070 Anderlecht T 02 527 89 55
[email protected]
Enkele situaties uit de energiepermanentie van Samenlevingsopbouw Brussel (Kuregem): – Eengezinswoning 160m² onderverdeeld in twee appartementen, bewoond door de familie M. P. en de familie A.M. (4 volwassenen in totaal): jaarlijkse gasverbruik: 60554kWh (Brussels jaarlijks gemiddelde1 voor een dergelijk gezin: 34890 kWh). Technische fiche: enkelvoudige beglazing, geen vloer- of muurisolatie, inadequate verluchting, verwarmingsinstallatie te klein voor de te verwarmen ruimte en … hoewel de verwarmingsinstallatie dienst doet voor het hele gebouw (twee gescheiden appartementen), wordt haar verbruik enkel geregistreerd door de meter van de familie M.P. –Appartement 130m² onderverdeeld in twee appartementen (beneden- en 1ste verdieping), bewoond door de familie M.L. (1 persoon) en de familie J.P (vier volwassenen en drie kinderen): elektriciteitsverbruik voor 8 maanden: 37261kWh (Brussels jaarlijks gemiddelde voor een dergelijk gezin: 15660kWh). Technische fiche: uitsluitend gebruik van gloeilampen, geen natuurlijk daglicht, intensief gebruik elektrische toestellen (TV, computer, digitale fotokader…), twee elektrische verwarmingstoestellen om benedenverdieping te verwarmen (afwezigheid vaste verwarming) … en het energieverbruik van beide appartementen wordt enkel geregistreerd door de meter van de familie J.P. De elektriciteitsfactuur wordt met de natte vinger berekend voor beide gezinnen die nochtans beide een apart huurcontract hebben. Samenlevingsopbouw Brussel organiseert in Kuregem wekelijks een energiepermanentie voor gezinnen die geconfronteerd worden met hoge energiefacturen en onaangepaste, nietgereglementeerde woonsituaties. We ontvangen vooral mensen die hun (te) hoge energiefactuur niet begrijpen of
betwisten. Via een huisbezoek trachten we vast te stellen of hun factuur al dan niet overeenkomt met hun werkelijk energieverbruik. Er wordt een technische fiche opgemaakt die voor het OCMW als leidraad dient voor verdere opvolging van deze gezinnen. Tegelijkertijd maken wij van deze gelegenheid gebruik deze gezinnen inzicht te verschaffen in de ‘energieprestatie’ van hun woning alsook de invloed die zij hier zelf op kunnen uitoefenen. Naast dergelijk huisbezoeken, organiseren wij ook vormingsmomenten, zowel in groep (via het publiek van andere wijkorganisaties) als individueel. Zo hebben we in kader van een recent pilootproject bij een 7-tal gezinnen kleine energiebesparende maatregelen uitgevoerd. Dit telkens gekoppeld aan een interactieve vorming aan het gezin in kwestie en enkele genodigde kennissen of familieleden (Tupperware-systeem). Via de energiepermanenties en de vormingen krijgen wij een inkijk in het energieverbruik van deze gezinnen. Doorgaans wordt gesteld dat gezinnen zelf voor 30% hun energiefactuur (elektriciteit en gas) mee in de hand hebben. Daar komt nog eens bij dat elektriciteit in het Brussels Gewest voor een standaardgezin veel meer kost dan in andere Europese hoofdsteden (Berlijn als enige uitzondering) (CREG, 7/10/2010). In onze energiepraktijk worden we geconfronteerd met zeer gelaagde, complexe situaties. Steeds wederkerende elementen zijn: 1. intensief gebruik van de ruimte (een te kleine oppervlakte gezien het aantal gezinsleden), 2. weinig energievriendelijke woningen (gebrekkige isolatie en verluchting, geen centrale regeling verwarming, hoge energieconsumerende verwarmingssystemen…) 3. een gebrekkige kennis over het eigen energiegedrag en 4. foute berekening energieverbruik (verdeling van de facturen niet gebaseerd
04-05-06 2011
Oprichtingsdatum: 1983 Doel: Samenlevingsopbouw Brussel is een vzw, erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse en Brusselse overheid om in Brussel maatschappelijk opbouwwerk te organiseren. Via verschillende opbouwwerkprojecten in de sfeer van wijkontwikkeling en armoedebestrijding wordt er samen met maatschappelijk kwetsbare groepen gewerkt aan de verbetering van hun leef- en woonsituatie. Opbouwwerkers leveren ondersteuning om deze mensen samen te brengen en zich gemeenschappelijk, stap voor stap te organiseren. Doel is dat deze groepen hun stem laten horen en dat ze zelf antwoorden op hun vragen geven. De uitkomst moet zijn dat bestuurders meer, sneller en beter inspelen op de behoeften van maatschappelijk kwetsbare groepen en een sociaal gecorrigeerd beleid doorvoeren. Activiteiten: Binnen het huidige meerjarenplan 2009-2015 zijn e en 25-tal medewerkers actief op drie programmasporen: 1. armoedebestrijding met enerzijds specifieke aandacht voor mensen zonder wettig verblijf en anderzijds de inzet van een opgeleide ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting, 2. recht op wonen met verschillende projecten in de private huisvestingssfeer en 3. sociale wijkontwikkeling met een buurtgerichte aanpak van fysieke en sociale leefbaarheidproblemen. Actieperimeter: Brussel
op het reëel verbruik per gezin). Het komt er dus op aan deze situaties in al hun veelzijdigheid aan te pakken en ook bij het beleid – in samenwerking met andere Brusselse organisaties – structurele corrigerende maatregelen te eisen zodat het recht op energie voor iedereen gewaarborgd kan blijven. h STEPHANIE LEMMENS Opbouwwerkster
1. Energie Uitdaging (www.energieuitdaging.be), 11/02/2011, Brussel.
art. 23 # 43
_ 45
Buurthuis Bonnevie Bonneviestraat 40 1080 Molenbeek T 02 410 76 31
[email protected]
Oprichtingsdatum: 1975 Actieperimeter: Molenbeekcentrum Doelstelling: samen met de bewoners werken aan de verbetering van de leefomgeving en woonkwaliteit in de buurt. Activiteiten: op het vlak van wonen: permanentie voor huurders, verbouwingsadvies voor eigenaars, uitleendienst verbouwingsgereedschap, klusjesdienst, uitlenen gaskachels, project Isoprim (dakisolatie), project L’Espoir (nieuwbouw in Finstraat), meewerken aan oprichting Community Land Trust, actiecomité voor recht op wonen ALARM.
ID
Op het eerste gezicht lijken de strijd tegen energiearmoede en de strijd tegen de opwarming van de aarde hand in hand te gaan. Zorg dat het energieverbruik daalt, de armen zullen minder moeten betalen en de CO2 uitstoot zal verminderen. Het voorbeeld van de Vlaamse zonnepanelen heeft nog eens duidelijk aangetoond dat het niet altijd zo eenvoudig is. Via premies en groenestroomcertificaten werden de Vlamingen aangemoedigd om zonnepanelen op hun daken te plaatsen. Bedrijven en mensen met een eigen woning en de middelen om te investeren gingen massaal in op deze kans op een bijkomend inkomen. Wie dat niet kon zag de voordelen aan zijn neus voorbij gaan, maar wordt nu wel geconfronteerd met een aanzienlijke verhoging van de elektriciteitstarieven. En bovendien zijn het de armsten voor wie deze stijging het zwaarst doorweegt op het budget. In het algemeen komen premies voor energiebesparende maatregelen veel minder bij de armen terecht. Als huurder of als eigenaar zonder spaargeld kunnen ze moeilijk investeren, vaak zijn ze ook slecht geïnformeerd, en zo grijpen ze steeds weer naast deze voordelen. Naast een stimuleringsbeleid zijn de overheden nu ook gestart met normering, daarna
46 _ art. 23 # 43
volgt wellicht bestraffing voor wie niet aan de normen voldoet. En wie dreigt daar het slachtoffer van te worden, wie woont er in de slechtst geïsoleerde woningen? Het is dus niet zo eenvoudig als het op het eerste zicht lijkt. Op de thermografische luchtfoto’s van het Brussels Gewest zie je buurten zoals het centrum van Molenbeek stralen, omdat er enorm veel warmte langs de niet of slecht geïsoleerde daken de lucht invliegt. Deze buurten zouden dus, zowel voor het welzijn van de bewoners en voor het klimaat, prioritair moeten zijn voor het energiebeleid. En juist in deze buurten is dat zeer moeilijk, de klassieke programma’s bereiken hier veel minder effect. Vanuit Buurthuis Bonnevie hebben we de afgelopen jaren een aantal pogingen ondernomen om hier iets aan te doen. Het project Isoprim is gericht op dakisolatie. Via een aangepaste informatiecampagne, intensieve begeleiding van de eigenaars en een goedkoop en eenvoudig aanbod willen we huiseigenaars in de buurt helpen om hun daken degelijk te isoleren. Dit project loopt in samenwerking met Casablanco, een bedrijf uit de sociale economie dat de werken uitvoert, met Credal, dat leningen op maat uitwerkt, en met ABEA dat wanneer nodig energiescans uitvoert. Het is een tijdsintensief project, maar
04-05-06 2011
het werkt. Samen met de andere partners stellen we onze methodiek nu verder op punt, in de hoop dat het project daarna ook elders in Brussel kan toegepast worden. Een klein maar vruchtbaar project is dat van de energieanimatoren. Twee vaders uit de buurt gaan met een vormingspakket de boer op om, overal waar mensen samen komen, uitleg te geven over hoe men door een aantal eenvoudige handelingen zijn energieverbruik kan verlagen. Zij doen dat als vrijwilliger, en het Buurthuis begeleidt hen daarbij. Het feit dat ze ervaringsdeskundige zijn helpt om, beter dan 10 dure folders zouden kunnen doen, de boodschap over te brengen. L’Espoir, een nieuwbouwproject in de Finstraat dat ontstaan is vanuit een samenwerking met CIRE en het Woningfonds, toont aan dat het vandaag perfect mogelijk is om sociale woningen te bouwen die nauwelijks energie verbruiken. Veertien Molenbeekse gezinnen met een laag inkomen zijn via dit project eigenaar kunnen worden van een passiefhuis. Hun energieverbruik is nu nog een fractie van wat het vroeger was. De strijd voor het klimaat kan dus wel leiden tot meer sociale rechtvaardigheid. Maar het gaat niet vanzelf. h GEERT DE PAUW Medewerker
ctricité-Eau le É za G n o ti a in rd o o C Bruxelles (CGEE) Claude Adriaenssens Uyttenhovestraat 7 bus 2 1090 Brussel T 0473 56 72 30
[email protected]
Hoe kunnen we in Brussel werk maken van het recht op energie voor ieder? DE CGEE is ervan overtuigd dat de vrijmaking van de gas- en elektriciteitsmarkt geen goede zaak is voor de gezinnen, want ze maakt het kwetsbaarder ten opzichte van de markt en de leveranciers. De vrijmaking van de energiemarkt heeft niet geleid tot lagere prijzen, maar wel de verhoudingen tussen de actoren ingewikkelder gemaakt, wat heeft geleid tot bijkomende kosten voor de gezinnen en de gemeenschap.
De fundamentele oplossing volgens de Coordination GazElectricité-Eau de Bruxelles – De exclusieve openbare leverancier De Coordination is van oordeel dat een fundamentele oplossing erin bestaat dat er voor de huishoudelijke klanten een openbare leverancier komt die exclusief de taak krijgt om als tussen-
persoon elektriciteit en gas aan te kopen tegen de laagste prijs bij de producenten en die zo goedkoop mogelijk te leveren. Uiteraard is het belangrijk dat die leverancier onafhankelijk staat ten opzichte van de sector. Het is ook belangrijk dat de gebruikers actief kunnen deelnemen aan de controle van de openbare leverancier. Het belang van de openbare leverancier is om de sociale cohesie tussen de gebruikers te behouden en een voldoende grote schaal te hebben om goede prijzen en leveringsvoorwaarden te onderhandelen.
– Solidaire en progressieve tarieven De openbare leverancier zou ook een solidaire en progressieve tarifering kunnen invoeren. Het normale tarief zou moeten toelaten om over voldoende energie te beschikken voor een normaal gebruik. Die eerste schijf zou door alle gebruikers
04-05-06 2011
ID Oprichtingsdatum: 1983 Leden: De CGEE groepeert vertegenwoordigers van sociale en culturele organisaties zoals de MOC, les Equipes Populaires, les Equipes d’Entraide, le Service Social de Quartier 1030, l’Espace Téléservice, le Forum Bruxellois de Lutte contre la Pauvreté, Convivence/Samenleven, le Centre de planning familial infor-femmes, le Collectif Solidarité contre l’Exclusion, la FCSS… en individuele personen (sociale werkers, politici…). Doelstellingen: De CGEE wil als feitelijke vereniging het recht op verlichting, verwarming en water effectief maken voor iedereen, onafhankelijk van het inkomen waarover iemand beschikt. Daarom maakt ze ook werk van een ‘réseau de vigilance’ met de sociale assistenten van de OCMW’s en verenigingen om de realiteit op het terrein en de toepassing van de wetgeving in het oog te houden. De CGEE is ook vertegenwoordigt in de CREG en de Conseil des Usagers de l’électricité et du gaz en Région de Bruxelles-Capitale. De vereniging werkt samen met het Collectif Solidarité contre l'Exclusion, het ACV en het ABVV van Brussel bij Infor Gaz Elec dat mensen ondermeer wil helpen bij de keuze van een goede energieleverancier. Actieperimeter: Bruxelles
betaald worden. Voor een hoger verbruik zou er geleidelijk, progressief meer betaald moeten worden en dat met de bedoeling om energiebesparing aan te moedigen. Men zou deze maatregel ook nu al in de bestaande wetgeving kunnen invoegen door een maximumprijs per verbruiksschijf op te leggen, en daarbij rekening te houden met de gezinssamenstelling en de energieprestatie van de woning. De oplossing van een openbare exclusieve leverancier zou de invoering van die tarieven wel gemakkelijker maken. We vragen tenslotte aan de overheid om een evaluatie te maken van de vrijmaking van de gas- en elektriciteitsmarkt en het effect ervan op de gezinnen, met de bedoeling om een systeem in te voeren dat meer de belangen dient van de verbruikers. h CLAUDE ADRIAENSSENS
art. 23 # 43
_ 47