ONDERZOEKSRAPPORT
Ieder heeft 1 recht: ‘Gelijkheid’
STUDENT: VIDYA GANPAT (2008911) TIZIANA VROLIJK (20 12820) DATUM: 01.06.2011 PLAATS: AVANS HOGESCHOOL TE ’S-HERTOGENBOSCH
18
Studentgegevens: Studenten Studentnummers Klas Studierichting Schooljaar Inleverdatum Docent begeleider
:Tiziana Vrolijk & Vidya Ganpat :2012820 / 2008911 :QSV4B : Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Academie van Sociale Studies (ASH) : 2010-2011 : 01.06.2011 : Caroline Timmermans
Gegevens opdrachtgever Naam organisatie Adres Telefoonnummer E-mailadres Website
:Bureau Gelijke Behandeling Gelderland-Zuid (Ieder1gelijk) :Arend Noorduijnstraat 15, 6512 BK Nijmegen :024 324 0400 :rsluijs@Ieder1gelij .nl :www.Ieder1gelijk.nl
Naam begeleider: Opleidingsniveau:
:Ralph Sluijs :Universiteit, Antropoloog
2
SAMENVATTING Bureau Gelijke Behandeling Gelderland-Zuid, oftewel Ieder1gelijk, is een organisatie die zich richt op discriminatie in Gelderland-Zuid. Iedereen die te maken heeft gehad met discriminatie in deze regio kan bij deze instelling terecht om een melding te doen en om ondersteuning te krijgen. Een van de doelgroepen waar Ieder1gelijk zich op richt zijn de HLBT‟s1. Het percentage van deze doelgroep dat discriminatie meldt is laag, namelijk 25%. Ieder1gelijk wilt nu dat de meldingsbereidheid binnen deze doelgroep omhoog gaat. Het probleem is dat zij niet weet wat de doelgroep HLBT‟s nodig heeft om een melding te komen doen in geval van discriminatie. Om hierachter te komen zullen zij zich hier actief op moeten richten. Niet wachten tot HLBT‟s op Ieder1gelijk af komen, maar als organisatie op zoek gaan naar die mensen. Aan de hand hiervan is in overleg met Ieder1gelijk de volgende centrale vraagstelling voor dit behoefte onderzoek geformuleerd: wat kan Ieder1gelijk betekenen voor mensen uit Gelderland– Zuid, die vanwege hun seksuele geaardheid worden gediscrimineerd, zodat zij bereid zijn een melding hiervan bij Ieder1gelijk te doen? Tijdens het afnemen van dit onderzoek zijn HLBT‟s in de regio Gelderland-Zuid benaderd. Dit is gedaan door middel van sociale media, het netwerk van Ieder1gelijk, het bezoeken van HLBT gelegenheden en het plaatsen van wervingsbrieven in deze regio. Aan de hand van een topiclijst zijn diepte-interviews afgenomen waarin de beleving van respondenten centraal stond. Uit die diepte-interviews zijn conclusies en aanbevelingen voor Ieder1gelijk ontstaan. In totaal zijn er 14 respondenten geïnterviewd. Van die 14 waren er 3 vrouw en 11 man. 9 Mannen zijn homoseksueel, 3 vrouwen lesbisch, 1 man transgender en 1 man biseksueel. Uit het onderzoek is gebleken dat Ieder1gelijk de naamsbekendheid moet vergroten onder deze doelgroep. Zij zijn niet bekend met Ieder1gelijk. Dit gold voor 12 van de 14 respondenten. Wanneer er verteld werd over de taken van Ieder1gelijk en de meldingsprocedure dan werd hierop positief gereageerd. De taken en mogelijkheden van Ieder1gelijk sluiten goed aan bij de wensen van de respondenten. De wetenschap dat Ieder1gelijk bestaat is drempelverlagend. 6 Respondenten gaven aan het stimulerend te vinden dat een organisatie zoals Ieder1gelijk bestaat. Zij gaven aan hierdoor eerder een melding te willen doen. Een ander opvallend resultaat is dat Ieder1gelijk resultaten bekend moet maken. Ook dit is een drempel bij het doen van een melding. De meerderheid heeft een negatieve associatie met het doen van een melding. Zij weten niet wat het doen van een melding hun kan opleveren. En ze zijn bang dat er niets mee gebeurd. Respondenten gaven aan dat ze van Ieder1gelijk terug willen zien wat zij met de meldingen doen. Respondenten willen dit terug zien op de site van Ieder1gelijk, op sites van bekende en relevante organisaties en in de media. Ze willen onder andere op dit gebied een actieve houding van Ieder1gelijk zien. Informatie naar het publiek brengen. In eerste instantie wil de meerderheid van de respondenten via internet/mail een melding doen. Omdat een discriminatie voorval heftig kan zijn, vinden zij het prettig om eerst even afstand te nemen en een melding te doen. Persoonlijk contact daarna is welkom. Daarbinnen verschillen de wensen. Sommige respondenten willen niet teveel vragen krijgen en een meer afstandelijke houding en sommige willen een persoonlijke benadering met een open gesprek. Ieder1gelijk krijgt als conclusie en aanbeveling mee om de naamsbekendheid te vergroten, een actieve houding aan te nemen en actief gebruik te maken van hun eigen site en die van anderen. Het antwoord op de vraag „wat kan Ieder1gelijk betekenen voor mensen uit Gelderland–Zuid, die vanwege hun seksuele geaardheid worden gediscrimineerd, zodat zij bereid zijn een melding hiervan bij Ieder1gelijk te doen? „ is dat Ieder1gelijk drempelverlagend kan zijn. Het zet een meerderheid van de respondenten aan tot het doen van een melding. En door het opvolgen van de aanbevelingen kan Ieder1gelijk de meldingsbereidheid verhogen.
1
HLBT‟s – verzamelnaam voor homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders
3
VOORWOORD Voor u ligt het onderzoeksverslag geschreven door Tiziana Vrolijk en Vidya Ganpat aan het eind van onze opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Tijdens het uitvoeren van dit onderzoek hebben we regelmatig de vraag gekregen hoe we op dit onderzoek zijn gekomen. Door de media aandacht is het onderwerp homo discriminatie ons opgevallen. En na, op eigen initiatief, contact opgenomen te hebben met Ieder1gelijk konden we daar afstuderen. Vanaf het moment dat dit onderwerp op ons lijstje stond, wilden wij ermee aan de slag. We hadden het geluk om een onderwerp te onderzoeken die ons aanspreekt en interesseert. Tijdens het onderzoek hebben we positieve en negatieve momenten gekend. Zo zorgde het vinden van rdeelnemers voor onze interviews voor veel stress bij ons, terwijl het plan van aanpak een snelle afronding kende. Wat ons zeker bij blijft zijn het afnemen van de interviews. De deelnemers waren openhartig en eerlijk. Dat maakte de interviews prettig om af te nemen. De sfeer tijdens de interviews was informeel en stelde niet alleen de deelnemers op hun gemak, maar ook ons. Hierbij willen wij onze begeleiders, Ralph Sluijs en Caroline Timmermans, bedanken. We willen Ralph bedanken voor zijn eindeloze nakijk werk, zijn positiviteit, zijn kalmte op momenten dat wij gestrest waren en zijn actieve deelname aan het onderzoek. We willen Caroline bedanken voor haar kritische blik, haar aanhoudende betrokkenheid; we konden altijd bij haar terecht, ook haar eindeloze nakijk werk en haar aandacht voor ons welzijn. We willen Ieder1gelijk bedanken voor het leveren van een bijdrage bij het vinden van een gepast onderzoek en voor het gastvrije onthaal. Onze dank gaat uit naar alle deelnemers die een bijdrage hebben geleverd aan ons onderzoek. Deelnemers die tijd hebben gemaakt om af te spreken en zo open hebben verteld wat ze hebben meegemaakt. Zonder jullie hadden wij niet kunnen afstuderen! En hartelijk bedankt Tjeu Borremans, van het COC Nijmegen, voor je feedback en de tips, adviezen en informatie voor onze werving. Julie van Schravendijk van het COC Leiden voor het gesprek over haar campagne en Edwin Baltes van „Roze in Blauw‟ Amsterdam voor het maken van tijd voor ons en het gesprek over hun team en activiteiten. En niet te vergeten Joy voor haar openhartige gesprek en het bezorgen van een fijne, warme en gastvrije avond. Als laatste willen wij elke organisatie, buurthuis en professional bedanken die op hun eigen manier ons onderzoek vooruit hebben geholpen.
4
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding 1.1 De opdrachtgever 1.2 Probleemanalyse 1.3 Probleemstelling / Centrale vraagstelling 1.4 Begrippen en doelgroep 2. Methode 2.1 Populatie en steekproef 2.2 Meetinstrumenten 2.2.1 Kwalitatief onderzoek 2.2.2 Dataverzamelingsmethode 2.2.3. Betrouwbaarheid en validiteit 2.3 Theoretische kader 2.4 (Data)Analysemethode 3. Resultaten 3.1 Veldwerk 3.2 Kwalitatieve resultaten 3.2.1 Onderzoeksvragen 3.2.2 Deelvragen 4. Conclusie en discussie 4.1 Conclusie (centrale vraagstelling) 4.2 Discussie 4.3 Evaluatie (SWOT) 4.4 Aanbevelingen 5. Extra informatie 5.1 Overige onderzoeksvragen 5.2 Vrije onderwerpen respondenten Literatuurlijst Bijlage 1. Wervingsbrief 2. Topiclijst 3. Overzicht werving 4. Proefinterview oud-student 5. Overige literatuur 6. 3 Gespreksverslagen 7. Data matrix
P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P. P.
6 6 7 11 12 14 14 15 15 15 15 16 21 22 22 23 23 29 33 33 34 35 36 38 38 38 40 44 44 46 47 51 52 64 67
5
Dit onderzoeksverslag is aan de hand van het beschreven model in ‘Wat is onderzoek’ van Nel Verhoeven gevormd. Het model van Nel Verhoeven bestaat uit een titelblad, een samenvatting, de aanleiding en inleiding, methode, resultaten, conclusie en discussie en literatuurverwijzingen en bijlage. In principe wordt het model van Nel Verhoeven aangehouden, maar in de studiehandleiding Afstudeertraject ASH staan criteria punten vermeld die niet terug komen in het model van Verhoeven. Deze punten van de handleiding worden verwerkt in de punten aangegeven door Verhoeven. Ze zijn niet op slag te vinden, maar subtiel erin verwerkt om een logisch geheel te maken.
1. INLEIDING In de inleiding staat informatie die het onderzoek vormgeeft. Er staat beschreven voor welke organisatie het onderzoek is uitgevoerd, in de probleemanalyse staat de aanleiding beschreven met theoretische onderbouwing, de probleemstelling verteld ook de doelstelling van het onderzoek, daarbij staat de centrale vraagstelling vermeldt en uiteindelijk worden de begrippen en doelgroep uitgelegd.
1.1 DE OPDRACHTGEVER Ieder1gelijk, ook wel bekend als Bureau Gelijke Behandeling Gelderland-Zuid, is een organisatie in Nijmegen die laagdrempelig, sociaaljuridisch en onafhankelijk is. Iedereen die te maken krijgt met discriminatie op grond van ras, afkomst, huidskleur, geloof of levensovertuiging, handicap of chronische ziekte, seksuele voorkeur, geslacht en leeftijd kan bij hen terecht . Maar ook zij die getuige zijn van discriminatie, hiervan beschuldigd worden, meer willen weten over dit onderwerp en manieren om hiermee om te gaan, kunnen bij Ieder1gelijk terecht. Ieder1gelijk richt zich op het voorkomen, signaleren en bestrijden van alle vormen van discriminatie. Ieder1gelijk: luistert, onderzoekt, adviseert, bemiddelt, ondersteunt en informeert. Er wordt binnen de instelling curatief (klachtbehandeling) en preventief gewerkt. Het curatieve gedeelte houdt in: Dat discriminatie gemeld kan worden. Er wordt advies gegeven hoe je hier mee kunt omgaan. Er wordt informatie gegeven over wat je ertegen kunt doen. Er is bemiddeling tussen diegene die gediscrimineerd is en degene die discrimineert. Er wordt hulp aangeboden bij het opstarten van een klachtenprocedure en bij het doen van aangifte bij de politie. Ieder1gelijk is van mening dat preventie een belangrijk middel is om discriminatie te voorkomen. Daarom geven zij voorlichtingen aan diverse instellingen, geven gastlessen op scholen en bieden leskisten aan voor leerlingen van het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het mbo. Hiernaast zijn er trainingen en workshops over vooroordelen, ongelijke behandeling en discriminatie. Dit gebeurd ook op scholen, in buurthuizen, bedrijven, stichtingen en (zorg) instellingen. Het aanbod van Ieder1gelijk is maatwerk. Ervaringen binnen de groep staan in de trainingen centraal. Ieder1gelijk heeft verschillende doelen: Uitleg geven over de termen van discriminatie en vooroordelen. Mensen bewustmaken van hun eigen vooroordelen en discriminatie herkenbaar en bespreekbaar maken. Handvatten bieden hoe je kunt reageren op discriminatie. Informeren waar mensen terecht kunnen voor hulp als ze gediscrimineerd worden. Bijdrage aan een respectvolle en veilige omgeving (Ieder1gelijk, 2011). Ieder1gelijk ziet het als een ideaal om samen te werken met iedere instantie en organisatie. Discriminatie kan immers overal plaats vinden. Samenwerking met iedereen is echter niet mogelijk vanwege het grote aantal organisatie die er zijn en de beperkte tijd waarin gewerkt wordt. De hoofdsamenwerkingspartner is de gemeente, want die is de opdrachtgever van Ieder1gelijk Nijmegen. Daarnaast werkt Ieder1gelijk nog voor 18 andere gemeentes. Voor de gemeentes worden rapportages gemaakt. Een andere belangrijke samenwerkingspartner is de politie en justitie. De politie en justitie zijn wettelijk verplicht om onder andere samen te werken met Ieder1gelijk als het gaat om discriminatie. Verder wordt er samengewerkt met Interlokaal, het Juridische loket, Sociale Raadslieden en het Maatschappelijk werk. Tussen deze instellingen en Ieder1gelijk worden cliënten doorverwezen. De klachtconsulent is werkzaam bij Ieder1gelijk als trainer en geeft zo nodig adviezen. Als klachtconsulent vangt hij/zij mensen op die te maken hebben met discriminatie en begeleid ze volgens het klachtenprocedure.
6
De tweede organisatie die betrokken is bij dit onderzoek is COC Nijmegen. De afkorting staat voor ‘Cultuur en OntspanningsCentrum’. COC is een landelijke organisatie die ook met organisaties in het buitenland samenwerkt. Het COC Nijmegen zet zich in voor de homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders in de samenleving. Zij richten zich op de volledige sociale acceptatie van seksuele diversiteit en helpen individuen om een stap verder op weg te komen. Sinds begin 2000 is het COC een volledig zelfstandige onderneming geworden. Op dit moment is het COC in Nijmegen de enige COC vereniging die ervoor heeft gekozen om de doelgroep te verbreden van homo- en biseksualiteit naar seksueel diversen. (COC Nijmegen, 2011) Het COC komt op voor de belangen van seksueel diversen, geeft voor voorlichting op scholen en doet aan politieke beleidsbeïnvloeding. Net als Ieder1gelijk heeft ook COC samenwerkingspartners. Zij werken onder andere samen met: Vluchtelingenwerk Nederland: ondersteuning van mensen die vanwege hun seksuele voorkeur hun land hebben moeten verlaten. Hivos: het Humanistisch Instituut voor Ontwikkelingssamenwerking richt zich op een vrije, eerlijke en duurzame wereld. Mensenrechten zijn hierbij belangrijk. Islam en Burgerschap: deze organisatie houdt zich bezig met de relatie tussen normen, waarden en het burgerschap en werkt samen met COC bij debatten over Islam en homoseksualiteit. Switchboard: informatiepunt voor alle vragen over homoseksualiteit of voor een goed gesprek. Het COC probeert dus zo breed mogelijk de belangen van homo- en biseksuele mannen en vrouwen en transgenders te behartigen. (COC Nederland, 2011)
1.2 PROBLEEMANALYSE De afgelopen jaren zijn verschillende onderzoeken in Nederland afgenomen. In de verschillende onderzoeken staan de onveiligheidsgevoelens en discriminatie centraal. Deze beide onderwerpen zijn specifiek behandeld in combinatie met homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders. Telkens weer bleek uit de resultaten van onderzoeken zoals „Buiten Beeld? Een inventariserend onderzoek naar homodiscriminatie in Den haag en omgeving‟ van Bureau Discriminatiezaken, „Emanciperen kunnen ook homoseksuelen niet alleen‟ van Judith Schuyf en „Hand in hand’ van het Adviescommissie Homo-/Lesbisch beleid dat homodiscriminatie nog een zeer actueel onderwerp is. Een onderwerp die veel aandacht heeft gehad in de loop der jaren, maar waar ook nog aan gewerkt moet worden. Uit de verschillende onderzoeken blijkt dat HLBT‟s (homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders) zich in de afgelopen jaren onveiliger zijn gaan voelen. Dit blijkt onder andere uit het onderzoek van de Adviescommissie Homo-/Lesbisch beleid. Zij richten zich echter op Nijmegen specifiek. Onderzoeken zoals die van Judith Schuyf en Bureau Discriminatie tonen aan dat dit een landelijke probleem is. De onderzoeken waar zij mee bezig zijn geweest richten zich op Den Haag en omgeving en Amsterdam. Daarnaast zijn er verschillende campagnes gericht op het bestrijden van homodiscriminatie. De campagnes, zoals de campagne Discriminatie? Meld het! van het COC Leiden en het „Roze in Blauw‟ Netwerk van de politie in Amsterdam, willen dat meer HLBT‟s een melding doen bij discriminatie. En diezelfde campagnes richten zich ook op de bewustwording van de maatschappij. In de maatschappij is er namelijk een zeer positief beeld over homo emancipatie aanwezig. Nederland staat al jaren bekend als homo tolerant land. Uit onderzoek van Saskia Keuzenkamp (2006) blijkt echter dat Nederland de laatste tijd steeds minder homo vriendelijk is. Opvallend is dat de meeste mensen homoseksualiteit geen probleem vinden, zolang ze het maar niet hoeven te zien. Al deze onderzoeken en campagnes geven hetzelfde beeld. Homodiscriminatie is aanwezig en daar moet nog veel in gedaan worden. „Hand in hand‟ van de Adviescommissie (2009) laat daarbij ook nog eens zien dat meldingen, in onder andere Nijmegen, bij discriminatie van HLBT‟s in 25% van de gevallen gebeurd. 75% doet geen melding. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat onveiligheidsgevoelens ook nog gestegen zijn. Dus er is sprake van weinig meldingen en een toename van onveiligheidsgevoelens. Dit vormde een aanleiding tot het doen van een behoefte onderzoek bij Ieder1gelijk en COC Nijmegen. Deze twee organisaties richten zich op het bestrijden van discriminatie. Ieder1gelijk richt zich op alle vormen van discriminatie en het COC richt zich specifiek op discriminatie op seksuele geaardheid. Op basis van het onderzoek afgenomen door de Adviescommissie, „Hand in
7
hand‟, hebben zij een vervolgonderzoek opgesteld. Namelijk een onderzoek naar de behoeftes van HLBT‟s bij het doen van een melding wanneer zij te maken hebben gehad met discriminatie. Dit onderzoek moet ervoor zorgen dat beide organisaties beter inspelen op de doelgroep en het doen van een melding, zodat de meldingsbereidheid vergroot wordt. En door het verhogen van de meldingsbereidheid kan discriminatie beter gesignaleerd en aangepakt worden. Discriminatie is een probleem dat overal voorkomt. Soms gebeurd dit bewust en soms gebeurd dit onbewust. Het speelt zich op micro-, meso- en macroniveau af. Microniveau Discriminatie op microniveau gaat over mensen individueel. Vaak wordt discriminatie in verband gebracht met groepen. Zoals HLBT‟s of allochtonen. Maar binnen die groepen worden mensen individueel gediscrimineerd en op verschillende vlakken. Juist omdat het gaat om mensen afzonderlijk is het belangrijk om de afzonderlijke behoeftes te weten. Niet iedereen is zich daar bewust van. Stimulans daarbij is belangrijk. Literatuuronderzoek wijst uit dat het bij motiveren, vooral bij een behoefte onderzoek en het afnemen van interviews, draait om de houding die een interviewer/onderzoeker aanneemt. In het volgende stuk literatuur komt dit naar voren: Bij motiverende gespreksvoering is het belangrijk dat je samenwerkend bent. Als hulpverlener gedraag je je in je contact met de cliënt niet autoritair, maar juist meer als gelijke. Je staat naast de cliënt en je kunt spreken van een meer partnerachtige houding. Vanzelfsprekend spreek je bij motiverende gespreksvoering dan meer over zelfonderzoek en ondersteuning dan aansporing en discussie. Het is belangrijk dat je tijdens het gesprek met je cliënt bewust bent van het interpersoonlijke proces. Dit houdt in dat je bewust kijkt naar wat je zelf wilt bereiken en wat de cliënt wilt bereiken. Als je je niet bewust bent van je eigen mening en je eigen investering komt de helft maar in beeld. Door de samenwerkende rol heeft de hulpverlener geen onderwijzende rol, maar meer een uitlokkende rol. De hulpverlener kijkt wat er binnen de cliënt speelt (zoals wijsheid, inzicht en werkelijkheid) en brengt dit naar buiten. In andere woorden; de motivatie wordt uit iemand gehaald. Dit houdt weer in dat de innerlijke motivatie van de cliënt voor verandering zorgt. Een voorwaarde voor deze werkwijze is wel dat er respect is voor de autonomie van de cliënt. Er zijn vier algemene principes achter motiverende gespreksvoering. Deze volgende vier punten zijn belangrijk tijdens gespreksvoering om een positief resultaat te krijgen: Druk empathie uit: een cliëntgerichte en empathische houding. De hulpverlener luistert aandachtig en probeert zich in te leven in de gevoelens en perspectieven van de cliënt zonder deze te beoordelen, bekritiseren of beschuldigen. Ontwikkel discrepantie: dat houdt in dat er gekeken wordt naar hoe de situatie nu is en hoe die wenselijk is in de toekomst. Dit kan optreden wanneer iemand bewust wordt gemaakt en ontevreden is met zijn huidige situatie/ gedrag. Beweeg mee met weerstand: ga geen strijd aan, het gaat niet over winnen over verliezen. Tegenzin worden niet bestreden, maar erkend als natuurlijk en begrijpelijk. Ondersteun persoonlijke effectiviteit: het is belangrijk om aan te sluiten bij het hoop en geloof van de deelnemer of het mogelijk maken van verandering en hoe diegene daar een steentje bij kan bijdragen. (Miller & Rollnick, 2009) Dus voor de interviews tijdens een behoefte interview, binnen dit onderzoek, betekend dit dat je een meer informele houding aanneemt, dan een autoritaire. Het stelt de respondenten meer op hun gemak en kan voorkomen dat er korte en oppervlakkige antwoorden gegeven worden. Bij de informele houding geef je de ander ook meer ruimte om na te denken over antwoorden, zonder spanning. Tijdens het interviewen kijk je naar welke informatie je nodig hebt, maar kijk je ook vooral naar wat de respondent wilt en kan vertellen. Door deze houding raakt de respondent meer gemotiveerd, want je blijft dicht bij de respondent. In het begin van het interview wordt gekeken naar het verleden en in de middengedeelte wordt er gekeken naar de toekomst. Bij de toekomst kijk je naar wenselijke veranderingen en hoe de respondent daarbij kan bijdragen. Als in door wensen uit te spreken. En daarnaast draait het binnen de motiverende gespreksvoering om de behoefte achter motivatie. Als daarop ingespeeld wordt, op de behoefte, is de motivatie groter. Dat blijkt uit het volgende stuk literatuur: Om mensen tot actie aan te sporen, is van belang dat ‘behoefte’ aanwezig is. Dat wil zeggen dat wanneer Ieder1gelijk wilt dat mensen een melding gaan doen bij Ieder1gelijk dat zij ervoor moet zorgen dat die behoefte ook werkelijk bij de deelnemers aanwezig is.
8
Deze behoefte tot het doen van onder andere een melding komt tot stand door informatie verstrekking en door ervoor te zorgen dat het belang van een melding duidelijk wordt. Niet alleen voor de persoon zelf, maar ook voor anderen. Als je kijkt naar de behoeftepiramide van Maslow dan is te zien dat op de vierde en vijfde niveau de interviews voor een behoefte onderzoek zich afspelen. De behoeftepiramide van Maslow ziet er als volgt uit: 1. De fysiologische behoeftes: eten, drinken en seksualiteit. 2. Veiligheid: daaronder valt beschutting, bescherming en het ontbreken van bedreiging (zoals het risico lopen het dak boven je hoofd kwijt te raken en oorlog). 3. Saamhorigheid en liefde. Daarbij gaat het om het aangaan van relaties, bevestiging en zorg (zorg geven en ontvangen). 4. Waardering en respect. Het draait hierbij om erkenning, beloning, en wederzijdse integriteit (respect hebben voor elkaars normen, waarden en leefgewoontes). 5. Zelfactualisering. Het laatste niveau gaat over innerlijke groei, bijzondere individuele ervaringen en de kennis. Waardering en respect is van belang om met je zelfactualisering bezig te kunnen zijn. Brinkman beschrijft in zijn boek „Denken over je vak‟ (2005) dat je bijvoorbeeld niet aan waardering voor anderen of aan relaties kunt beginnen als jij je constant bedreigd voelt. De een is voorwaardelijk aan de ander. Deze behoeftes heeft iedereen. Want iedereen wilt eten, drinken, zich veilig voelen en groeien (fysiek en mentaal). Niveau 4 en 5 zijn van belang bij een behoefte onderzoek als deze. Mensen willen bevestiging van andere dat ze er mogen zijn, dat is de erkenning waarover gesproken wordt bij waardering en respect. De mensen die geïnterviewd zijn hebben te maken met of het risico dat zij niet geaccepteerd worden zoals ze zijn. Dat mensen over één kam gescheerd worden brengt de zelfactualisering in gevaar. Het belemmerd de bijzondere individuele ervaringen. En daar richt dit behoefte onderzoek zicht op. Wat heeft iemand meegemaakt en hoe kan dit tot een concrete actie omgezet worden. (Brinkman, 2005) Concreet richt dit onderzoek zich op: ervoor zorgen dat bij de ander de wens ontstaat om een melding te doen. Dat gebeurd door de kennis te vergroten (zelfactualisering), door ervaringen te vragen en door te focussen op de specifieke behoefte die iemand heeft (waardering en respect) en door de deelnemers te laten weten dat deelname aan bijvoorbeeld dit behoefte onderzoek een bijdrage is aan het uiteindelijke doel die gesteld is (meldingsbereidheid vergroten, waardering en respect). Waar het dus op neer komt is dat: Je een wens of een doel nodig hebt. Dat je inspirerend vind omdat het aansluit bij je behoefte. En dat je er vertrouwen in hebt dat je dat doel kunt bereiken met jouw inspanningen. Dit is de basis van motivatie. (Spek, Ofman, & Lier, 2011) Mesoniveau Het mesoniveau binnen de probleemanalyse richt zich op de effecten die bereikt kunnen worden bij het aanpakken van discriminatie. Het aantal meldingen dat nu gedaan wordt zorgt ervoor dat er weinig tot geen veranderingen plaats vinden op beleidsniveau. Het lijkt namelijk alsof er „geen probleem‟ is. Op beleidsniveau kunnen er veel veranderingen doorgevoerd worden in positieve opzicht voor het bestrijden van discriminatie. Maar als de werkelijke aantal discriminatiegevallen niet bekend zijn, dan kan het probleem niet volledig aangetoond worden en als gevolg daarvan ook niet op de juiste manier aangepakt worden. De overheid, gemeentes en verschillende organisaties richten zich hierop en proberen er veranderingen in te brengen. Literatuurstudie toont aan dat organisaties zich hier specifiek op richten: Ieder1gelijk is voor achttien gemeentes in Gelderland-Zuid aangewezen als antidiscriminatievoorziening (ADV) Ieder1gelijk voert als ADV twee wettelijke taken uit: registratie en monitoring van klachten en meldingen en behandeling van klachten. Hiernaast richt Ieder1gelijk zich op preventie, het geven van voorlichting, het verzorgen van lespakketten, het aanbieden van scholingen en trainingen aan scholen en organisaties. Als burgers een melding van discriminatie en/of ongelijke behandeling doen, krijgen overheden zicht op waar en wat er op dit gebied speelt in de samenleving. Aan de hand van deze analyses kan de overheid beleid ontwikkelen. Ieder1gelijk kan vanuit zijn positie, door het registreren, interpreteren en analyseren van klachten en meldingen, een waardevolle adviespartner zijn voor overheden, het maatschappelijke veld en het bedrijfsleven. Zij hebben ook een Landelijke Protocol Klachtbehandeling die toepast wordt wanneer een klacht of melding binnenkomt.
9
Voor Ieder1gelijk staat 2011 onder andere in het teken van het bestendigen van hun positie als voorziening en partner in Gelderland- Zuid en van belang blijft het verhogen van de meldingsbereidheid2 van de burgers. (Plaggenborg, 2011) De zwaartepunten voor hen liggen dan ook o.a. bij het verhogen van de meldingsbereidheid en het borgen van de contacten met de gemeenten. (Art., 2011) En ook de overheid houdt zich bezig met het aanpakken van discriminatie. Dit gebeurd op verschillende manieren en met verschillende doelen: In 2006-2007 stond de ‘nieuwe homonota’ centraal in het werk van de adviescommissie. De adviescommissie Homo-/Lesbisch beleid in de gemeente Nijmegen geeft advies aan het college van burgermeester en wethouders. Dit doet zij gevraagd en ongevraagd over belangrijke zaken met betrekking tot het homo-/lesbisch beleid van de gemeente Nijmegen (Movisie, 2011). Tijdens een bijeenkomst in november 2006, georganiseerd door de adviescommissie samen met de wethouder Integratie en Emancipatie, werden de intensieve samenzijn van politiek, beweging, beleidsmakers, en andere deskundigen de contouren van een nieuwe nota homo-/lesbisch beleid van de gemeente Nijmegen vastgesteld. De verschillende onderwerpen werden tijdens workshops behandeld. Door zo een bijeenkomst te organiseren is het thema homo seksualiteit weer bij een groot aantal deelnemers op de agenda komen te staan en bovendien bevorderd het de samenwerking met zowel de beweging (welzijn en sport) als de gemeente. Aan de hand hiervan is de notitie Seksuele diversiteit ‘Hand in Hand’, 2008-2011, uitgebracht. Hierin staat het homobeleid voor 2008 tot 2011 (Gemeente Nijmegen, 2011). In het homo-emancipatiebeleid 2008-2011 legt de rijksoverheid de regie steeds meer in handen van de lokale overheden. De nadruk ligt op de verantwoordelijkheid van lokale overheden ten aanzien van de uitvoering van het homo-emancipatiebeleid. Hiernaast is de focus op het smeden van (lokale) allianties tussen HLBT’s organisaties, organisaties uit het maatschappelijk werk middenveld en gemeenten bij de uitvoering van het beleid. Een groot deel van de initiatieven voor lokale HLBT emancipatie komt van onderop en is uit de beweging zelf afkomstig. De deskundige en alerte adviezen van de adviescommissie homo/lesbisch beleid Nijmegen zijn van groot belang. De regie van de gemeente richt zich daarom vooral op het vitaal houden van de homobeweging door het ondersteunen van de structurele basis van de beweging. Binnen het homo-emancipatiebeleid is er aandacht voor het bevorderen van ‘respect voor verschil’, in het bijzonder in etnische kring. De regering gaat in samenspraak met betrokken organisaties werken aan gerichte maatregelen ter bestrijding van discriminatie van en geweld tegen homo’s: op straat als in de sport, het onderwijs, de (ouderen)zorg en in bedrijven. Er is toegezegd dat hiervoor voldoende middelen beschikbaar worden gesteld. De doelstelling van het beleid is het verbeteren van de positie van de hele HLBT gemeenschap. Dit doel hoopt de Gemeente Nijmegen te bereiken door het verbeteren van het maatschappelijk klimaat van tolerantie en verdraagzaamheid ten opzichte van HLBT’s. Dit beleid wordt in twee lijnen uitgezet: Verdere emancipatie van homoseksuelen. Het bevorderen van tolerantie en maatschappelijke acceptatie van seksuele diversiteit. Gemeente Nijmegen wil dit doel bereiken door gericht acties op de volgende thema’s: Bestrijden van homodiscriminatie en intolerant gedrag. Bevorderen van het veiligheidsgevoel. Behoud en verbetering van de sociale infrastructuur. Bevordering van welzijn, met name in het kader van de WMO. Speciale aandacht voor homoseksualiteit in de multiculturele samenleving (Scholten, 2007). Macroniveau Probleemanalyse op macroniveau laat zien dat de Nederlandse maatschappij gelijkheid voor een ieder wenst. Dit blijkt uit de wetgeving. Zo is er de Universele Rechten van de Mens, Wet Gelijke Behandeling en Artikel 1 van de grondwet. Bij discriminatie volgen er sancties. Dit blijkt onder andere uit het strafrecht: In de artikelen 137 c t/m f en 429 quater van het wetboek van strafrecht zijn bepalingen opgenomen die discriminatie op grond van seksuele gerichtheid strafbaar stellen. Zo is het
2
Meldingsbereidheid: de mate waarin mensen bereidt zijn een melding te doen bij een officiële instantie (Ieder1gelijk ). 10
strafbaar je opzettelijk beledigend uit te laten over een groep mensen wegens hun seksuele gerichtheid en in het openbaar aan te zetten tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden wegens hun homoseksuele gerichtheid (137c en d Wetboek van Strafrecht). Ook is het niet toegestaan iemand te discrimineren in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf. (Wetboek van Strafrecht ) Organisaties als Ieder1gelijk hanteren het principe zoals die in Artikel 1 van de grondwet staat: 'Art 1. Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.' (Grondwet Artikel 1, 2011) Artikel 1 is de eerste artikel in de Grondwet. Het biedt een belangrijke basis voor de bestrijding van discriminatie. Volgens dit Artikel mag er namelijk niet gediscrimineerd worden, iedereen moet gelijk behandeld worden. Dit artikel is in eerste instantie opgesteld om de verhouding tussen burger en overheid te regelen. In de praktijk is echter gebleken dat het vooral wordt gebruikt als regulering tussen burgers onderling. Burgers kunnen artikel 1 bijvoorbeeld ook gebruiken voor de rechter, dan kunnen zij zich daarop beroepen. Er kan gezegd worden dat discriminatie in de maatschappij als niet acceptabel wordt beschouwd. Toch vind deze plaats. Zowel de overheid als gemeentes en (welzijn)organisaties proberen tegen te gaan.
1.3 PROBLEEMSTELLING EN CENTRALE VRAAGSTELLING Ieder1gelijk weet uit eerder onderzoek, ‘Hand in Hand’ van de het Adviescommissie Homo-/Lesbisch beleid, dat mensen zich in Gelderland-Zuid onveilig voelen door hun seksuele geaardheid, maar het niet melden wanneer zij op basis hiervan gediscrimineerd worden. Een melding wordt maar in 25 procent van de gevallen gedaan. Uit ditzelfde onderzoek komt naar voren waarom mensen geen melding doen bij discriminatie vanwege hun seksuele geaardheid. Wat hebben zij nodig van Ieder1gelijk om wel een melding te doen?Want Ieder1gelijk wilt meer meldingen krijgen van mensen die gediscrimineerd worden op basis van hun seksuele geaardheid. Ze willen dit bereiken door onderzoek te doen naar de beleving van deze mensen. Wanneer Ieder1gelijk weet wat deze specifieke groep mensen nodig hebben van hun om wel een melding te doen, kunnen zij hun aanbod daarop richten. Het probleem is dat Ieder1gelijk niet weet wat de doelgroep HLBT‟s nodig heeft om een melding te komen doen in geval van discriminatie. Om hierachter te komen zullen zij zich hier actief op moeten richten. Niet wachten tot HLBT‟s op Ieder1gelijk af komen, maar als organisatie op zoek gaan naar die mensen. Aan de hand hiervan is in overleg met Ieder1gelijk de volgende centrale vraagstelling voor dit behoefte onderzoek geformuleerd: wat kan Ieder1gelijk betekenen voor mensen uit Gelderland–Zuid, die vanwege hun seksuele geaardheid worden gediscrimineerd, zodat zij bereid zijn een melding hiervan bij Ieder1gelijk te doen? Daarbij zijn er in totaal zijn er in totaal 4 deelvragen geformuleerd. Deze deelvragen moeten bijdragen aan het beantwoorden van de centrale vraagstelling: Wat is de huidige gehanteerde werkwijze bij het doen van een melding bij Ieder1gelijk ? Wat doet Ieder1gelijk met de meldingen en welke invloed kunnen ze daarmee uitoefenen? Wat zijn de achterliggende motieven/belevenissen van homoseksuelen, lesbiennes, transgenders en biseksuelen om geen melding te doen bij Ieder1gelijk? Wat heeft de doelgroep nodig van Ieder1gelijk om een melding te doen wanneer er sprake is van discriminatie op basis van seksuele geaardheid ? Tijdens het formuleren van de topics voor de interviews, die afgenomen worden tijdens het onderzoek, zijn er 11 onderzoeksvragen geformuleerd. Deze moeten bijdragen aan de beantwoording van de deelvragen en uiteindelijk aan de centrale vraagstelling: Wat is het profiel van de deelnemer? Hoe groot is de bekendheid van Ieder1gelijk bij de deelnemers van het interview? Welke discriminatiegevallen komen het meest voor? Wat heeft de deelnemer nodig om wel een melding te doen? Wat willen de deelnemers concreet bij Ieder1gelijk zien? Wat is de associatie (negatief / positief) met het doen van een melding? Wat willen deelnemers bereiken door het doen van een melding? 11
Wat maakt het gemakkelijker om een melding te gaan doen? Wat is de positie van Ieder1gelijk bij het doen van een melding? Wat zijn de concrete suggesties aan de hand van dit interview voor Ieder1gelijk? Hoe kwamen wij /projectleiders over bij de deelnemers? De centrale vraagstelling, de deelvragen en de onderzoeksvragen worden bij het hoofdstuk resultaten beantwoordt.
1.4 BEGRIPPEN EN DOELGROEP AFBAKENEN EN DEFINIËREN Begrippen Tijdens dit rapport en het onderzoek zelf komen verschillende termen voorbij die niet voor iedereen altijd even duidelijk zijn. Om te voorkomen dat de verschillende begrippen verkeerd geïnterpreteerd worden of op allerlei verschillende manieren, staan die hier afgebakend. Discriminatie: Discriminatie is het ongelijk behandelen van (groepen) mensen vanwege kenmerken die er in die situatie niet toe doen. Bijvoorbeeld: ras, afkomst, huidskleur, geloof, levensovertuiging, leeftijd, politieke overtuiging, geslacht, nationaliteit, seksuele voorkeur, burgerlijke staat, handicap, chronische ziekte, arbeidsduur (fulltime of parttime werk) en soort contract (vast of tijdelijk). Discriminatie is verboden volgens Nederlandse, Europese en internationale wetten. (Ieder1gelijk, 2011) Melding: Onder een melding wordt een incident verstaan dat bij het Anti Discriminatie Voorziening (ADV) onder de aandacht wordt gebracht door slachtoffer(s), getuige(n) of intermediairs. (Landelijke Protocol Klachtbehandeling, 2011) Meldingsbereidheid: De mate waarin mensen bereidt zijn een melding te doen bij een officiële instantie (Ieder1gelijk). (eigen interpretatie en opdrachtgever). Klacht: Onder een klacht verstaan wij als een slachtoffer melding doet bij een Anti Discriminatie Voorziening en ook aan die voorziening vraagt om nader onderzoek te doen. Om vervolgens op basis daarvan, als het nodig is en in overleg met het slachtoffer, actie te ondernemen. Of als de Anti Discriminatie Voorzienig zelf aanleiding ziet, zelf onderzoek en/of actie onderneemt. (Landelijke Protocol Klachtbehandeling, 2011) ADV: De afkorting staat voor Anti Discriminatie Voorziening. ADV‟s signaleren, voorkomen en bestrijden discriminatie. Meldingen kunnen bij ADV‟s gedaan worden. (Gemeente Limburg, 2011) Leefwereld: De leefwereld is de omgeving waarin je normen, waarden en regels gevormd worden en je leefwereld geeft er ook een betekenis aan. Hierbij moet je denken aan je manier van doen, je manier kijken (waarderen), denken en begrijpen. (Baart, 2006). HLBT’s: Afkorting voor homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders. (Homo Organisatie Stichting Platform Keelbos, 2011) Holebi’s: Afkorting voor homoseksuelen, lesbiennes en biseksuelen. (Holebi federatie, 2002) De doelgroep Ieder1gelijk heeft een brede doelgroep, want zij helpen bij alle gevallen van discriminatie. Of het nou om doorverwijzen gaat of een traject doorlopen. Dit onderzoek richt zich echter op een specifiek gedeelte van die doelgroep. Namelijk homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders. Om helder te maken wat de verschillende seksuele geaardheden voorstellen, staat hier de doelgroep beschreven. Onderzoeksgroep De onderzoeksgroep waar het over gaat heeft een seksuele voorkeur voor het eigen geslacht of voor beide. Hiervoor wordt de term ‘homoseksueel’ en ‘biseksueel’ gebruikt. Mensen met een sterke homoseksuele voorkeur vormen een minderheid van de populatie. In de afgelopen honderd jaar is het aantal homoseksuelen geschat tussen de 1% en 37% van de bevolking. Het onderwerp ligt nog gevoelig in de samenleving wat het moeilijk maakt om het exacte percentage te weten. Er wordt in dit hoofdstuk uitgelegd wat de verschillende voorkeuren inhouden. (Saskia Keuzenkamp, 2006) 12
Homoseksualiteit: Homoseksualiteit houdt in dat er exclusief de voorkeur wordt gegeven aan het eigen geslacht als (seks)partner. De term homoseksueel wordt ook wel gebruikt wanneer er sprake is van het verlangen van man of vrouw naar het eigen geslacht, maar niet speciaal in een seksuele gedraging. Iemand die bij voorkeur bevriend is met hetzelfde geslacht wordt homosociaal genoemd. Tegenover homoseksualiteit staat heteroseksualiteit. Dat is de voorkeur voor het andere geslacht. Echter bij gelegenheid kan het zo zijn dat mensen die over het algemeen heteroseksueel zijn gevoelens hebben voor mensen van de eigen geslacht. Andersom kan het ook dat iemand die homoseksueel is en zichzelf zo ziet, toch voor een periode een voorkeur geeft aan een heteroseksuele relatie of contact. Dit heeft meestal te maken met de acceptatie van homoseksualiteit in de maatschappij. (Sensoa, 2011) Heteroseksualiteit:“Een persoon die zich emotioneel en/of seksueel aangetrokken voelt tot iemand van het ander geslacht”. (Holebi federatie, 2002) Heteroseksualiteit is de meest voorkomende seksuele voorkeur in de wereld. In alle culturen wordt het beschouwd als de norm. Andere vormen van seksualiteit worden als abnormaal en afwijkend behandeld. Het is taboe. Deze afwijzing vindt veelal plaats op morele of religieuze gronden. (Sensoa, 2011) Homoseksuelen:“Een man die zich emotioneel en/of seksueel aangetrokken voelt tot mannen.” (Holebi federatie, 2002) Lesbiennes: “Een vrouw die zich emotioneel en/of seksueel aangetrokken voelt tot vrouwen”. (Holebi federatie, 2002) Heteroseksueel: “Een persoon die zich emotioneel en/of seksueel aangetrokken voelt tot iemand van het ander geslacht”. (Holebi federatie, 2002) Biseksuelen: Een persoon die zich zowel tot mannen als tot vrouwen aangetrokken voelt. Door opvoeding, maatschappij, vorming, cultuur en dergelijke kan het zo zijn dat op latere leeftijd een keuze tussen de geslachten wordt gemaakt. (Holebi federatie, 2002) Transgenders: „Transgenders zijn mensen die zich niet of niet helemaal thuis voelen in de geslachtsrol die bij de uiterlijke geslachtskenmerken past van hun geboorte. De officiële benaming luidt: genderdysforie, dat is een gevoel van onbehagen met het geslacht‟ (Transgender vereniging Nederland, 2011). De mate waarin transgenders laten merken het gevoel te hebben niet tevreden te zijn met de biologische geslachtskenmerken uit zich bij iedereen op een andere manier. Voor sommige is het genoeg om zo en nu dan als man (als vrouw zijnde) of vrouw (als man zijnde) te verkleden, terwijl het voor anderen noodzakelijk kan zijn om een totale geslachtsoperatie te ondergaan. Als we het hebben over totale geslachtsverandering dan spreken we over transgenders die het gevoel hebben in het verkeerde lichaam te zitten. En dan spreken we specifieker over transseksualiteit. Er zijn ook transgenders die er tussen zitten. Zij leven als het andere geslacht, maar ondergaan geen geslachtsverandering. Er ontstaat verwarring door de diversiteit binnen de transgenderwereld. Er is namelijk een onderscheidt tussen transseksuelen, travestieten ( mensen die het leuk vinden om kleding van het andere geslacht aan te doen), deeltijdvrouwen, gelegenheidsvrouwen (mannen die zich als vrouwen verkleden en de behoefte hebben dit voor de buitenwereld te doen), wat een extroverte en soms extravagant female impersonators en drag queens. (Transgender vereniging Nederland, 2011)
13
2. METHODE In het tweede hoofdstuk staat informatie beschreven waaruit naar voren komt hoe het onderzoek is afgenomen en met welke gedachten. Naast de populatie, steekproef en de meetinstrumenten is hier ook het theoretische kader te vinden en de de methode die is gebruikt om data te analyseren. Aan het eind van dit hoofdstuk is duidelijk hoe informatie is afgenomen en verwerkt.
2.1 POPULATIE EN STEEKPROEF In het begin van het onderzoek is de doelgroep afgebakend door de opdrachtgever, Ieder1gelijk, en de projectleiders van dit onderzoek. Er is gekozen voor de doelgroep HLBT‟s in de regio Gelderland-Zuid. De keuze voor dit gebied is gekomen uit het feit dat Ieder1gelijk werkzaam is in deze regio. De doelgroep is specifiek gekozen op de seksuele geaardheid. Daarnaast is dit een doelgroep met een lage meldingsbereidheid en waar Ieder1gelijk greep op wilt krijgen. Er is geen onderscheid gemaakt in leeftijd, afkomst, religie, geslacht en sociale status. Dat maakt het onderzoek meer representatief. Discriminatie komt namelijk voor in alle lagen van de bevolking. (Verhoeven, 2008) Het zoeken van respondenten begon heel breed en is naarmate het onderzoek vorderde steeds specifieker geworden. Er zijn verschillende methodes gebruikt bij het benaderen van respondenten voor interviews. In eerste instantie is gekeken naar organisaties en samenwerkingswerkingspartners van Ieder1gelijk. Er is gekeken naar de organisaties waar cliënten geworven konden worden. En hetzelfde geldt voor de samenwerkingspartners van Ieder1gelijk. Er werd georiënteerd op buurthuizen, maatschappelijke instellingen en HLBT gelegenheden in Nijmegen. In verschillende delen van Nijmegen, door middel van onder andere buurthuizen, zijn wervingsbrieven geplaatst. In deze wervingsbrieven werd het onderzoek uitgelegd en de vraag naar respondenten werd uitgesproken. Deze brieven zijn persoonlijk afgeleverd, via de mail doorgestuurd en via organisaties doorgestuurd. Er is gekozen voor een kleurrijke wervingsbrief met de kleuren van de homovlag zodat het een opvallend geheel werd. En mensen die de vlag kenden, herkenden het doel van de brief ook eerder. Voor het opnemen van contact waren aan het eind van de brief de contact gegevens opgeschreven, zodat geïnteresseerde die eraf konden scheuren en meenemen. Ook werd voor extra stimulans een cadeautje gegeven. Dat heeft geen effect gehad en dit heeft geen respondenten opgeleverd. Voor de wervingsbrief: bijlage 1. Daarnaast werd tegelijk contact opgenomen met algemene organisaties en specifieke maatschappelijke instellingen. Zo werd er contact opgenomen met het GGZ, de NIM, de politie, DITO! en de Kringen. Deze instellingen zijn via de mail benaderd en ook telefonisch. In meeste instanties op beide manieren om sneller een reactie te krijgen. Dat leverde uiteindelijk op dat de wervingsbrief en het eerste mailtje doorgestuurd werden naar andere relevante organisaties en professionals. Net als de buurthuizen heeft dit ook geen respondenten opgeleverd. Dit werd gevolg door actief op (HLBT) gelegenheden af te stappen. Zo werden er bezoeken afgelegd aan homo kroegen, transgender bijeenkomsten, een lezing en een (roze) borrel. Daar zijn mogelijke respondenten aangesproken en ook wervingsbrieven afgegeven. Dit heeft geleidt tot deelname van 7 respondenten. Waar gesprekken zijn ontstaan met mogelijke respondenten is de stap door hen gezet om mee te doen met het onderzoek. Hierop is de sneeuwbal methode toegepast. Dit houdt in dat via een respondent en nieuwe respondent is gezocht. Aan het eind van elke interview is gevraagd of de respondent iemand kende die ook mee zou willen doen. Via de sneeuwbal methode zijn er 2 respondenten gevonden. Als laatste werd het eigen netwerk van de projectleiders en die van Ieder1gelijk gebruikt. Via het eigen netwerk zijn familie en vrienden benaderd. Zij zijn gevraagd om uit te kijken naar mensen die interesse zouden hebben in het onderzoek en mensen die mee wilden doen. Via Facebook en Hyves zijn er berichten geplaatst waarin een oproep werd gedaan naar respondenten. Dit is ook overgenomen door anderen. Voor de mensen die niet durfden werd de drempel lager, omdat ze meteen (anoniem voor anderen) konden mailen om aan te geven dat ze mee wilden doen. Ook mogelijke deelnemers die vanwege persoonlijke redenen twijfelden om mee te doen, kregen de optie om via internet deel te nemen. Het interview met uitleg werd naar hen gemaild. En bij onduidelijke of oppervlakkige antwoorden kon opnieuw contact opgenomen worden. Ieder1gelijk stuurde naar oud-cliënten, cliënten die ooit een melding zijn komen doen, een kort stukje geschreven door de projectleiders. Hierin werd gevraagd of hij/zij interesse had om mee te doen met het onderzoek. Dit leverde in totaal 5 respondenten op. Voor een volledig overzicht: bijlage 3.
14
2.2 MEETINSTRUMENTEN 2.2.1 Kwalitatief onderzoek Dit onderzoek heeft een kwalitatieve benadering. Verhoeven (2008, tweede druk) schrijft in haar boek Wat is onderzoek? dat de benadering daarmee open en flexibel is, er wordt ingegaan op de achtergronden van de verzamelde gegevens. Verhoeven zegt als in de centrale vraagstelling gevraagd wordt naar hoe personen een situatie beleven, naar hun achterliggende argumenten en motieven, dan kan met behulp van kwalitatieve dataverzamelingsmethoden heel goed een antwoord op deze vragen worden gevonden. Bij dit onderzoek gaat het erom om achter de beleving van de doelgroep te komen. De centrale vraagstelling is ook zo geformuleerd dat het onderzoek zich daarop richt. Het gaat niet om cijfermatig materiaal en daar richt kwalitatief onderzoek zich ook niet op. Door de flexibele benadering is het mogelijk tijdens het gesprek, een interview, mee te bewegen met de beleving van de geïnterviewde. 2.2.2 Dataverzamelingsmethode Om de populatie te bepalen is er gebruik gemaakt van de doelgerichte (purposive) steekproef (Verhoeven, 2008). Dit houdt in dat er sprake is van selectie op basis van kenmerken. De mensen die voor dit onderzoek zijn gekozen, hebben bijvoorbeeld als kenmerk dat ze homoseksueel, lesbisch, transseksueel of biseksueel zijn en dat ze op basis hiervan met discriminatie te maken hebben gehad of kans hebben om hierop gediscrimineerd te worden en hier in principe geen melding van willen doen. In combinatie met de doelgerichte steekproef is er gebruik gemaakt van de sneeuwbal methode. Deze wordt toegepast wanneer de respondenten die nodig zijn voor interviews moeilijk te bereikbaar zijn. Verhoeven spreekt over de sneeuwbal methode waarin je gebruik maakt van netwerken van collega‟s, een patiëntenkring, familie- en kennissenkringen et cetera. Bij de keuze tussen enquête en interview is er gekozen voor het doen van interviews. In Wat is onderzoek staat dat ‘een interview een vraaggesprek waarin de beleving van de geïnterviewde(n) vooropstaat. Het heeft tot doel informatie te verzamelen over een bepaald onderwerp.’ (Verhoeven, 2008, p. 124) Wanneer er sprake is van een gevoelige onderwerp, wat hier het geval is, is er bij interviews de kans om de beleving centraal te stellen. In tegenstelling tot bij enquêtes is er meteen ingegaan op de antwoorden van de geïnterviewde. Zo was er diepgang bij de onderwerpen en bleef het niet oppervlakkig. Het gaat er bij dit onderzoek niet om dat er van een grote groep een statistisch beeld komt (cijfermatig), maar juist van een kleine groep een beleving. Ten slotte zijn de interviews zo open mogelijk afgenomen. Hierbij is gekozen voor een diepteinterview oftewel een open interview. Bij een diepte-interview is de beleving van de respondent het belangrijkste uitgangspunt. Gaat het interview een andere richting uit dan de topiclijst aangeeft, dan is daar op ingespeeld. Natuurlijk is er geprobeerd met interviewtechnieken het interview weer terug naar het onderwerp te brengen, maar het was belangrijk tijdens het gesprek flexibel te zijn en de ruimte te geven voor het verhaal dat de gesprekspartner te vertellen heeft. (Verhoeven, 2008). 2.2.3 Betrouwbaarheid en Validiteit Betrouwbaarheid Dit onderzoek kan in de toekomst herhaald worden, maar de uitkomst zal anders zijn. Dat komt door het feit dat er dan andere mensen geïnterviewd worden en het onderzoek vindt dan misschien ook nog eens op een ander plek plaats. Bij dit onderzoek is de belevingswereld van de geïnterviewde onderzocht. Dat staat ook centraal. Dit betekend dat het onderzoek met precies dezelfde mensen in dezelfde stad kan plaatsvinden, met toch een andere uitkomst. Een beleving kan immers veranderen. Het staat niet als een feit vast. Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te vergroten zijn de volgende regels in acht genomen (Verhoeven, 2008). Zorgen voor een zo uitgebreid mogelijke beargumentering van de probleemstelling en het onderzoeksopzet. Dit is voornamelijk in beslisdocument één, het projectvoorstel, aan bod gekomen. Tijdens de interviews is er gebruik gemaakt van opname apparatuur. Hierdoor kan er precies terug gehoord worden wat er gezegd is tijdens het gesprek. De opnames zijn niet bewaard, maar de verbatim van de interviews wel, voor heranalyse mocht dit nodig zijn. Bij het officieel van het sluiten van het onderzoek kan het materiaal, indien gewenst, ook vernietigd worden. Het analyseproces is herhaalt om gegevens die misten toe te voegen. Het afwisselen van dataverzameling en analyse is een pluspunt voor de betrouwbaarheid.
15
Er was nauw contact met de opdrachtgever over de opzet en uitvoering van het onderzoek. Hij gaf advies en feedback op documenten die geleverd worden. Validiteit Dit is de vraag naar de geldigheid van het onderzoek. Bij kwalitatief onderzoek is generaliseerbaarheid (vaak) geen hoofddoel. De generaliseerbaarheid van het kwalitatieve onderzoek is verkregen door de werkelijkheid zo veel mogelijk intact te houden. Het is belangrijk om steeds in het oog te houden of er gemeten is wat gemeten moest worden. En ook moet er aandacht zijn voor geïnterviewde die een „sociaal wenselijk‟ antwoord geven of echt zeggen wat ze denken. Om „systematische‟ fouten tot een minimum te beperken zijn de volgende regels gehanteerd: Bij het verzamelen van gegevens is er gebruik gemaakt van systematische analyse. Het trekken van steekproeven moet in elk geval gericht zijn op het doel. Aan de respondenten is de vraag voorgelegd of zij mogelijk nieuwe deelnemers in hun sociale netwerk hadden. Oftewel de sneeuwbalmethode. De validiteit is tijdens het interviewen vergroot door, door te vragen, dieper op onderwerpen in te gaan, samenvatten, checken wat de respondent bedoelde ( letten op eigen interpretaties) enzovoorts.
2.3 THEORETISCHE KADER Niet alle gevonden en beschreven literatuur is verwerkt in het onderzoeksrapport. Voor onder andere informatie over soortgelijke onderzoeken en relevante artikelen kan gekeken worden in bijlage 5. Daar staat de overige literatuur vermeld. Outreachend en present werken Tijdens dit onderzoek is de outreachende hulpverlening en de presentie theorie gebruikt. De outreachende hulpverlening is de basis die gebruikt is en daarbinnen is gebruik gemaakt van de presentie theorie. De presentie theorie is gebruikt als aanvullend op de outreachende hulpverlening. Outreachend hulpverlening Deze hulpverleningsmodel houdt in dat de maatschappelijke werker meer het initiatief neemt. Er wordt meer afgegaan op de cliënten / de doelgroep. Een belangrijke opvatting van deze hulpverleningsmodel is dat maatschappelijke organisaties te weinig aansluiten bij de vragen en behoeftes van hun doelgroep. Binnen het outreachend werken wordt er contact gelegd met andere dienstverleners en instellingen. ‘Zij gaat daarbij uit van de morele en politieke verantwoordelijkheid van het maatschappelijk werk dat een individu niet alleen verantwoordelijk is voor zijn situatie en dat de maatschappelijk context mede iemands mogelijkheden bepaald.’ (Van Uden & Bakker, 2006, p. 5) Door bij dit onderzoek outreachende hulpverlening toe te passen is er vooral ingespeeld op het laatste stukje van het citaat, dat de maatschappelijke context mede iemands mogelijkheden bepaald. Door outreachende hulpverlening toe te passen is onderzocht waar het deze specifieke doelgroep aan mogelijkheden, bij het doen van een melding, ontbreekt. Waar het dus op neerkomt is dat de professional op de doelgroep afstapt. Het gaat niet om wat de organisatie heeft te bieden, maar liever om wat de doelgroep van de organisatie wilt hebben. Dit verreist een open houding en daar komt de presentie theorie bij kijken. Presentie theorie In de presentie theorie wordt gesproken over pastores die de leefwereld van buurtbewoners binnentreden. Door middel van interviews is tijdens dit onderzoek hetzelfde gedaan. Het ging om het vinden van aansluiting waardoor mensen zich willen openstellen. ‘Anders gezegd, die leefwereld is zelf dikwijls getekend en ‘verdraaid’, en alleen door zich werkelijk in te spannen om onder het oppervlak te kijken, kan men zien welk goed er op het spel staat. ‘ (Baart, 2006, p. 407) Ieder mens heeft zijn eigen leefwereld en daarin zijn eigen realiteit. Door op de doelgroep af te stappen (outreachend), is er een stap in die leefwereld gezet. Hierdoor werd de kans vergroot om aansluiting te vinden met de doelgroep. Alleen afstappen op de doelgroep verzekerd niet dat daarmee resultaten bereikt worden. De houding is hierbij belangrijk. Zoals in de citaat beschreven staat over onder het oppervlak kijken, is het belangrijk om niet alleen te kijken naar wat een cliënt zegt, maar ook wat diegene voelt en beleeft. Daar zit de aansluiting in. En om daar op gefocust te zijn, is het van belang je houding daarop af te stemmen. Een open houding waarin in dit geval de doelgroep zich vrij en veilig voelt om te zeggen wat er op het hart ligt (binnen de kaders van het onderzoek, met betrekking tot het doen van een melding). De onderzoekers hebben een omgeving gecreëerd waarin de beleving van de cliënt / doelgroep als belangrijkste werd beschouwd. Concreet in de praktijk gebeurde dit als volgt (presentie theorie): de respondenten stemden toe met deelname aan het onderzoek op basis van het uiteindelijk doel dat is gesteld. Namelijk achter 16
de behoefte van deelnemers komen om een melding te gaan doen. Er is toen duidelijk gemaakt welke informatie er concreet nodig is. Vooraf is ook uitgelegd dat het kan dat een mogelijke afdwaling van het onderwerp plaatsvindt. Dit levert informatie op die niet van belang is voor dit onderzoek. Echter is er wel de garantie dat dit verwerkt zal zijn in het onderzoeksrapport en adviesrapport. Ieder1gelijk krijgt deze informatie binnen, hoewel er tijdens dit onderzoek niets mee gedaan kan worden. En daarnaast is aangegeven dat het niet erg is wanneer er afdwaling plaatsvindt. Want dat schept een meer informele en open sfeer. Wat weer meer informatie oplevert. Het voorkomt dat deelnemers zich belemmerd gaan voelen. En dat het gesprek slechts een vraag-antwoord interview blijft. En hiernaast kregen de deelnemers ook de ruimte om vragen, die zij niet willen beantwoorden, open te laten. Ook al ging het ten koste van dit onderzoek. Hierbij is dan wel gezegd dat wanneer dit het geval, de respondenten ook uitleggen hoe het komt dat de vraag niet beantwoord kon worden (globaal). Zodat dit mee genomen kon worden in het onderzoek. En als laatste is aangegeven dat de respondenten de kans krijgen om onderwerpen aan te kaarten die ze zelf willen bespreken en waar ze even de aandacht voor willen vragen. Hierin zijn geen grenzen gesteld en dit gebeurde aan het eind van de interview. Dit alles zorgt voor een sfeer waarin de respondenten de antwoorden geeft die nodig zijn, zelf zijn verhaal kan doen en de ruimte krijgt om over een onderwerp te praten waar dit onderzoek geen baat bij heeft. Kwalitatief onderzoek Er is uitgelegd hoe het onderzoek is afgenomen, welke methodes er gebruikt zijn, maar wat is een kwalitatief onderzoek precies? Een kwalitatief onderzoek heeft verschillende kenmerken: Een kwalitatief onderzoek is doelgericht op informatievergaring. Dit betekend dat er een onderzoeksvraag aanwezig is. Een kwalitatief onderzoek heeft een duidelijke roldifferentiatie. De onderzoeker stelt vragen en de respondent geeft daar antwoord op. Een kwalitatief onderzoek toont openheid ten aanzien van mogelijke antwoorden. Het antwoord wordt niet gestuurd. Er wordt alleen gekeken naar de relevantie voor de onderzoeksvraag. Een kwalitatief onderzoek heeft een diepgang waarmee informatie over de belevingswereld van de respondent wordt verzamelt. Dit is als tegenhanger voor de kwantitatieve methode. Bij de kwantitatieve methode stel je namelijk voornamelijk gesloten vragen. (Evers, 2007) Bij interviewvragen die gebruikt worden tijdens een kwalitatief onderzoek moet rekening gehouden worden met: De communicatie: een moet een gesprek plaatsvinden en op gang komen met de respondent. Dit is belangrijk, omdat je informatie wilt krijgen. De relatie: er is sprake van een open en een gelijkwaardige relatie. Die ontwikkel je in het gesprek om zo authentieke en valide informatie te ontvangen. De perceptie: er wordt rekening gehouden met het taalgebruik van de respondent. Dat zorgt ervoor dat deze de vragen begrijpt en dat de respondent ook voelt dat het gesprek op een gelijkwaardig niveau plaatsvindt. De situatie waarin de respondent verkeert: sommige respondenten vinden het moeilijk om vrijuit te spreken. Het kan aan de situatie liggen, maar ook het onderwerp. Die kan heel gevoelig zijn. Deze vragen vormen samen een deel van het topiclijst. De topiclijst is een gesprekshulp voor een redelijk strak gestructureerde vorm van interviewen waarbij gestreefd wordt naar samenhang tussen de verschillende onderwerpen. Deze topiclijst is via proefinterviews uitgeprobeerd en verbeterd. De interviewstijl gebruikt in het behoefte onderzoek is een boommodel. Het boommodel heeft een stam, dat is het onderzoeksonderwerp. En de takken zijn de thema‟s die besproken worden. Één tak kan meer aandacht krijgen dan de ander, dat is een keuze die zelf gemaakt wordt, maar alle takken komen aan bod. (Evers, 2007) Het doel van interviewen is om mensen tot denken aan te zetten. Over waar ze behoefte aan hebben bij het doen van een melding bij Ieder1gelijk. Om mensen actief aan het denken te zetten stel je ze open vragen. En zodat de cliënt zich niet belemmerd voelt in zijn antwoord. Er kan een breed antwoord gegeven worden. Later, als het onderwerp duidelijk is, worden specifieker en soms ook gesloten, om de informatie zo concreet mogelijk te maken. De respondenten krijgen informatie zodat ze meer gemotiveerd zijn. Vooraf vragen wij aan de respondenten of zij openstaan voor informatie over Ieder1gelijk. Wanneer zij Ieder1gelijk beter leren kennen voelen zij zich meer betrokken en kunnen zij ook de vragen beter beantwoorden. (Dekker & Kanter, 2010) 17
Motivatietheorieën Wat is motivatie? Onder motivatie verstaan we de redenen die we geven over en de invloed die we uitoefenen op de energie waarmee een persoon zijn of haar unieke kwaliteiten inzet bij het realiseren van toegevoegde waarden. Kortom. Het begrijpen en beïnvloeden van de energie waarmee we bewegen. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie betekent „vanuit de persoon zelf komende motivatie’ en extrinsieke motivatie betekent „invloeden van buitenaf die de motivatie van de persoon vormen’. Kenmerken van intrinsieke motivatie zijn: Mensen werken vanuit zichzelf. Mensen handelen zonder tussenkomst van anderen personen of factoren. Mensen worden van binnenuit geprikkeld tot handelen. Kenmerken van extrinsieke motivatie zijn: Mensen werken omdat ze door iets buiten hun zelf worden aangezet. De bron van het handelen is gelegen in factoren die buiten de persoon liggen. Mensen worden van buitenaf geprikkeld (Vinke, 2004). Marketing technieken Bij het doen van een behoefte onderzoek speel je in op de behoeftes en wensen van een bepaalde doelgroep. Dit betekend dat je als onderzoeker, als organisatie, op de hoogte moet zijn van die behoeftes en wensen wil je daarop kunnen inspelen. Dit heeft te maken met marketing. Marketing wordt vaak in verband gebracht met profit organisaties. Maar ook non-profit organisaties krijgen hiermee te maken. Zij willen namelijk ook een doelgroep aanspreken en benaderen. Daarom is het van belang dat marketing erbij komt kijken. Maar wat is marketing precies? Marketing is verkopen, je op de markt profileren en reclame maken. Maar dus ook het bevredigen van behoeftes bij consumenten. Voordat een product gemaakt wordt begint marketing al. Een bedrijf of organisatie, zowel een profit als een non-profit organisatie, kijkt naar de behoefte van de consument, de omvang hiervan en de intensiteit en meet en stelt deze vast. Lang nadat het product gemaakt is gaat marketing door. Nieuwe klanten worden gezocht, voor de klanten die er al zijn worden producten aangepast en verbeterd en de presentaties worden zoveel mogelijk op hoog niveau gehouden. Het is belangrijk dat de consument begrijpt wat je wilt verkopen. En welke imago je nastreeft. Non-profit organisaties zijn niet gericht op winst, maar willen hun diensten aanbieden. En ook hierin zijn marketing technieken terug te vinden. Denk aan PR of reclamecampagnes om de imago van een organisatie naar buiten te brengen. Bij non-profit organisaties heet het maatschappelijk (of sociale) marketing. Die vorm van marketing is meer gericht op acceptatie van een maatschappelijk idee en/of doel. (Kotler, 2004) In de non-profit sector speelt marketing zich af puur op het gebied van behoeftes en wensen. Behoefte wordt gedefinieerd als „het idee van een individu dat het aan iets ontbreekt‟ en wens wordt gedefinieerd als „de concrete vorm die de behoefte aanneemt in een bepaalde cultuur en persoon‟. De behoeftes die marketeers aanhouden wordt niet door hen uitgevonden. Het maakt deel uit van de menselijke aard. Wanneer deze behoeftes niet bevredigd worden, zullen mensen blijven zoeken naar een manier om onze behoeftes te vervullen of deze behoeftes verdringen. Marketeers trainen hun verkopers erop om behoeftes van hun klanten te zoeken. En binnen marketing kijken ze naar wat de waarde van het product is voor de klant. Wat betekend het voor de cliënt? Wat uiteindelijk aangeboden wordt aan de klant / cliënt moet aanspreken. In de non-profit sector kijkt men naar de wensen en behoeftes van de cliënt. Ook zij zijn opgeleid om er oog voor te hebben bij cliënten. (Kotler, 2004) De verschillende markten schuiven steeds meer in elkaar. De profit organisaties gaan steeds meer Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Non-profit organisaties gaan meer met elkaar in competitie. En de non-profit organisaties gaan meer klantgericht en commerciëler werken. Maar ook de doelgroep/de consument veranderd. Zij worden steeds kritischer en mondiger. Maar ze weten niet waar ze op moeten letten. Er is een groot hoeveelheid informatie en tegelijkertijd ook een kennis achterstand op het werkelijke niveau van producten of diensten. (Best & vries, 2009)
18
Zowel de profit organisaties als de non-profit organisaties moeten met hun consument, doelgroep, klanten / cliënten, kunnen communiceren. Dit kunnen ze doen door middel van advertenties, brieven, artikelen en presentaties. Beiden letten bij hun communicatie (PR) op de volgende aspecten: Beeld: mensen kijken sneller naar een afbeelding dan naar de tekst. Daarom is het van belang dat de afbeelding die je gebruikt opvallend is en aansprekend. Aanhef: het is belangrijk dat je duidelijk naar voren brengt wie de doelgroep is en voor wie het bestemd is. Concreet: laat je aangeboden diensten zo concreet mogelijk naar voren komen. Persoonlijk: maak je advertentie persoonlijk. Gebruik in de tekst U-vorm en Wij-vorm. Helder: zorg dat je goede lettertypes gebruikt, veel wit ruimte en regelafstanden, zodat de tekst leesbaarder is voor de consument/cliënt. Actie: wees concreet wat de consument/cliënt kan doen, zoals „neem contact met ons op‟. (Akkermans & Dijk, 1999) Uit bovenstaande tekst blijkt dat marketing ook voor non-profit organisaties van belang is. Zij moeten namelijk ook een bepaalde doelgroep bereiken en hun imago naar buiten brengen. Dit gebeurd niet in het wilde weg, maar in doordachte en zo effectief mogelijke stappen. Klanttevredenheid Net als profit organisaties moeten ook non-profit organisaties hun klanten/cliënten tevreden houden. Wanneer dit namelijk niet het geval is lopen zij weg. En de gevolgen daarvan kunnen enorm zijn. Tevreden klanten zijn klanten die terugkomen. Ontevreden klanten zijn klanten die hoogstwaarschijnlijk niet meer terug komen en die hun ontevreden ook nog uiten naar anderen toe. Zij komen zelden klagen bij de bron. Als profit organisatie is het ergste wat je kan gebeuren een afname van je winst. Als non-profit is het ergste wat je kan overkomen het verlies van je cliënten. Van de honderd mensen die ontevreden zijn gaan er maar 4 bij de bron klagen. Van de 96 die niet komen klagen gaan 91 ergens anders naartoe. Dan blijven er maar slechts 5 over die terug komen. De klanten die vertrekken vertellen gemiddeld 8 tot 10 personen over hun ontevredenheid. Dat betekend dat 91 mensen gemiddeld aan 8 mensen hun ontevreden gaan uiten. En dat voorkomt dat 728 mensen gebruik van je service gaan maken. Misschien waren het niet allemaal potentiële klanten/cliënten, maar het zorgt er wel voor dat er slechte mond-tot-mondreclame ontstaat. Door middel van snelle oplossingen kan voorkomen worden dat klanten weglopen. Zij moeten echter wel gestimuleerd worden om te komen klagen. Het is belangrijk om te weten waarom klanten ontevreden zijn. Als je dit niet weet, kan je ook niets veranderen. En hoe sneller je weet wat er aan de hand is, hoe sneller je het probleem aan kunt aanpakken en de kans verkleint dat een ontevreden klant vertrekt. (Best, 2006) Om klanten tevreden te houden is dus van belang dat gekeken wordt naar wat de klant wilt. Er zijn een paar kwaliteitsaspecten waar volgens Prof. N. Kano rekening mee gehouden moet worden. In totaal zijn het er zes, maar alleen de eerste 3 hebben invloed op de beleving van de klant: 1. De basisfactoren. Het gaat hier om de factoren waar een product minimaal aan moet voldoen om op de markt te komen. Om een bestaansrecht te hebben, kun je zeggen. 2. Opwindingsfactoren. Factoren die de klachttevredenheid vergroten als producten geleverd worden, maar zonder deze factoren zijn klanten niet ontevreden. Als opwindingsfactoren aanwezig zijn in het product dan veras je je klant in positieve zin. En bovendien onderscheidt je jezelf van de concurrentie. In ieder geval; als het gaat om profit organisaties. 3. Prestatie factoren. Deze factoren laten de klanttevredenheid stijgen als er goed gepresenteerd wordt. Maar er zijn ook negatieve reacties als de prestatie tegenvalt. Deze factoren zijn direct gekoppeld aan de behoeftes en verlangens van klanten. (Best & vries, 2009) Branding Wat is branding? „Branding is een belangrijk aspect om niet-tastbare waarden (beleving) aan het product of dienst toe te voegen’. (Best & vries, 2009, p. 36) Met branding kun je jezelf onderscheiden van de rest. Voor profit organisaties betekend dit dat zij hun concurrentie een stap voor zijn en voor non-profit organisatie betekend dit dat zij cliënten beter informeren over zichzelf. Voordat je aan branding begint moet er een goed en innovatief idee zijn die ook echt probleemoplossend is. Je voegt vervolgens waarde aan de product/dienst door er een merknaam aan te binden. Een goede merknaam straalt een goed gevoel uit en het is zeker geen omschrijving van het product/dienst. Een merk bestaat uit 3 elementen: 19
Het product/de dienst zelf, inclusief service; De naambeelden (merknaam, al dan niet in een bepaalde schrijfwijze of een bepaalde lettertype uitgevoerd) of beeldmerken signalen, logo‟s, symbolen, kleurstellingen e.d.); De waarden, beloften en voordelen. (Best & vries, 2009)
Bevorderen van gedragsverandering Om gedrag om te kunnen zetten in gewenst gedrag is het belangrijk om te weten welke factoren van invloed zijn op het huidige gedrag en het sterkste gerelateerd zijn aan het gedrag. Daarnaast is het belangrijk om te weten welke factoren het makkelijkst te beïnvloeden zijn om het gedrag te veranderen. Er kan gezegd worden dat inzicht in de belangrijkheid van de factoren en de veranderbaarheid de basis vormen voor gerichtheid op gedragsverandering. De factoren die gerelateerd zijn aan gedrag zijn in onder andere twee categorieën onder te verdelen. Er zijn persoonlijke factoren en omgevingsfactoren. Onder omgevingsfactoren valt een specifieke omgeving waarin fysieke, sociaal-culturele, economische en/of politieke kenmerken voorkomen. Om de factoren van gedrag goed te kunnen bepalen is de belangrijkste voorwaarde dat het te onderzoeken gedrag goed en helder bepaald wordt. Dat is alleen niet zo eenvoudig om te doen. Het gedrag dat gekozen wordt bestaat vaak uit meerdere gedragingen, naar welke gedrag moet er precies gekeken worden om factoren te bepalen (het gewenste gedrag, het ongewenste gedrag of factoren van gedragsverandering), wiens gedrag moet precies beïnvloed worden en er is de vraag of de mensen die ongezond / ongewenst gedrag vertonen wel bewust zijn van het feit dat ze ongewenst en ongezond gedrag vertonen. Als het bijvoorbeeld om roken gaat; spreek je dan de individu aan die aan het roken is of spreek je de overheden aan zodat zij zich gaan richten op een antirookbeleid? In ieder geval is duidelijk dat gedrag ontstaat door stimulans, door beloning. Soms gebeurd dit onbewust, automatisch reageren op een prikkel, en soms gebeurd dit bewust, gecontroleerde reacties. Het veranderen van gedrag en het behoud daarvan zijn in verschillende modellen uiteengezet. Hier staan er in totaal 3 beschreven die toepast kunnen worden. In de gezondheidzorg wordt onder andere gebruik gemaakt van het Precaution Adoption Process Model om fases van gedrag in kaart te brengen, ontwikkeld door Weinstein. Dit model kent 3 stappen. Hoewel het gebruikt wordt in de gezondheidszorg is het ook bruikbaar in andere sectoren: 1. In het eerste stadium van het model is er geen bewustzijn aanwezig. Er is geen besef van het probleem. 2. In het tweede stadium is er geen betrokkenheid bij het probleem. Het probleem wordt niet persoonlijk gemaakt, maar juist gezien als ver van huis. 3. In het derde stadium is er bewust zijn over het gedrag. En dan wordt er besloten of verandering van gedrag gewenst is of niet. Mocht verandering van gedrag niet gewenst zijn dan gebeurd er niets. Als dit wel het geval is dan volgt; actie en gedragsbehoud. (Brug, Assema, & Lechner, 2007) Het ASE model richt zich op het verklaren van beredeneerd gedrag en gedragsbehoud. Dit model is opgericht door Fishbein en Ajzen. Het model zegt dat er stadia doorlopen worden voordat er sprake is van zichtbaar gedrag. In totaal zijn er drie stappen: A. Die staat voor attitude. Hierbij gaat het om het houding van een persoon jegens het gedrag. S. Staat voor sociale invloed. Op precies te zijn de invloed die belangrijke anderen op een persoon hebben/uitoefenen. E. De laatste letter staat voor eigen effectiviteit. Het vertouwen die iemand heeft in het eigen kunnen met betrekking tot het gedrag. Om gedrag te veranderen en te behouden zijn deze drie punten van belang. Als hier naar gekeken wordt dan valt gedrag het beste te voorspellen. (Kuiper, 2010) Daarnaast is er het model van professor dr. Theo Poiesz. Het Triade-model. Deze hoort net als het ASE niet specifiek bij de gezondheidszorg. Dit model is praktisch en hanteerbaar. Poiesz gaat er in zijn model van uit dat gedrag een functie is van Motivatie, Capaciteit en Gelegenheid: 1. Motivatie: de mate waarin iemand belangstelling heeft voor het resultaat van gedrag. 2. Capaciteit: De mate waarin iemand over eigenschappen, vaardigheden en (hulp)middelen beschikt om bepaald gedrag te vertonen. 3. Gelegenheid: de mate waarin iemand de externe omgeving als faciliterend of belemmerend aanvaard (op het gedrag). Het model zegt dat M, C en G alle mogelijke oorzaken van gedrag omvatten. 20
2.4 (DATA) ANALYSEMETHODE Om de data te kunnen analyseren en zo de centrale vraagstelling te beantwoorden is er gebruik gemaakt van de data analyse methode „coderen vanuit een startlijst‟. Dit houdt in dat de gegevens in verschillende stappen verwerkt zijn en geordend in onder andere schema‟s. De verschillende stappen zijn op de volgende manieren toegepast: 1. De uitgeschreven interviews (verbatim), de topiclijst, onderzoeksvragen en deelvragen zijn er bij gepakt. Alle interviews zijn op dezelfde manier uitgewerkt. 2. Om de informatie overzichtelijk te verwerken is gekeken naar welke vorm van analyseren het beste was. Er is gekozen voor een schema, omdat het de uitkomsten expliciet maakt en het helpt om een verantwoording af te leggen. Het geeft structuur en voorkomt dat informatie te snel aan elkaar gekoppeld wordt. In een schema zijn verbanden, zoals meervoudig gebruik van woorden, sneller terug te vinden. Ook anderen kunnen in een oogopslag conclusies uit de gegevens trekken. Er is gekozen voor andere topics in het schema dan tijdens de interviews, omdat het specifiekere informatie oplevert. Wanneer er alleen gebruik gemaakt zou zijn van de topics zoals die vermeld staan in het interview, dan zouden de topics te groot en breed worden. Waardoor het schema minder overzichtelijk zou zijn. 3. Vervolgens is gekeken naar de verschillende onderzoeksvragen. Per onderzoeksvraag zijn alle antwoorden, per interview, op een rijtje gezet. Zo zijn de gegevens overzichtelijker gemaakt. Deze gegevens zijn vervolgens in het schema verwerkt. Er is gekeken naar de verschillende topics in het schema en welke onderzoeksvragen daaronder vielen. Zo zijn alle onderzoeksvragen verdeeld onder de verschillende topics. 4. Nadat de verdeling van alle onderzoeksvragen met bijbehorende informatie is gekeken naar de topics uit het interview. Er is gecheckt of alle topics uit het interview gebruikt zijn. Bij het schema is gekeken of er nog informatie ontbreekt. Wellicht hebben sommige respondenten niet overal antwoord op gegeven. Die respondenten zijn gemaild. 5. Alle nieuwe gegevens zijn in het schema verwerkt zoals beschreven bij stap 1 tot en met 4. Daarnaast is het schema opnieuw gecontroleerd op volledigheid. En er volgt ook controle op betrouwbaarheid en geldigheid. Daarbij is er gelet op interpretatie en feitelijke weergave. Er is specifiek voor deze data analyse methode gekozen, omdat er vooraf al enige ordening aanwezig was. Dit kwam door de topics waaruit onderzoeksvragen voort kwamen. En uit de onderzoeksvragen kwamen weer de vragen van het interview. Alles kon herleidt worden naar de kern, de topic. (Migchelbrink, 2010)
21
3. RESULTATEN De resultaten die voortgevloeid zijn uit het onderzoek zijn hier te vinden. Het praktijkwerk staat uiteengezet. Hier is te vinden hoe gemaakte keuzes in het werkveld tot stand zijn gekomen, de kwalitatieve resultaten die op twee manieren zijn verwerkt en de deelvragen. De onderwerpen die hier terug zijn te vinden leiden tot de beantwoording van de centrale vraagstelling.
3.1. HET VELDWERK Tijdens dit onderzoek zijn in het veldwerk bepaalde keuzes gemaakt die door anderen misschien anders genomen zouden zijn. Deze( belangrijke) keuzes worden hier verantwoord: De keuze om diepte-interviews te doen: vanwege het feit dat dit een behoefte onderzoek is, en zich dus richt op beleving, zijn diepte interviews beter. Het geeft de respondenten de ruimte om te praten over hun eigen ervaringen. Wanneer gekozen zou zijn voor enquêtes, zouden de respondenten gedwongen zijn keuzes te maken binnen bepaalde kaders. Bij diepte interviews zijn de respondenten minder ingekaderd en krijgen zo de kans om meer informatie te geven en dieper op onderwerpen in te gaan. Bovendien sluit dit aan bij de gebruikte methodiek binnen dit onderzoek, de presentie benadering. Die houdt in dat er geen eigen belangen zijn bij het benaderen van anderen. En dat is hier wel het geval. Echter worden er aspecten gebruikt om het onderzoek zo meer respondent gericht te maken. De keuze om buurthuizen te benaderen: deze keuze is gemaakt vanwege de lastige start. Waar begin je en hoe begin je. Bovendien was er in het begin sprake van een brede aanpak. Er was gekozen voor verschillende buurthuizen in verschillende wijken van Nijmegen. En daardoor benader je veel verschillende soorten mensen. Door die verschillende soorten mensen, krijg je een verscheidenheid aan respondenten. Naarmate duidelijker werd waar respondenten gezocht konden worden, meer specifiek, waren de buurthuizen niet langer van belang. De keuze om de eigen netwerk te gebruiken: om sneller resultaat te krijgen is het eigen netwerk gebruikt. Door de buurthuizen en organisaties was al duidelijk dat respondenten minder reageren als niet duidelijk is wie het onderzoek doet. Bovendien was het via de eigen netwerk makkelijker om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen, vooruitgang. Vrienden en familie zijn sneller te benaderen dan een buurthuis of organisatie. De keuze om via internet te interviewen: het onderwerp is voor sommige lastig te bespreken. Zo bleek tijdens het werven van respondenten dat sommige respondenten die wel mee wilden doen het een te hoge drempel vonden om persoonlijk af te spreken. Voor hen is er via mail een interview opgesteld. Dit lijkt een tegensprekende keuze als gekeken wordt naar waarom juist voor diepte interviews zijn gekozen. De vragen zijn daarom breed beschreven en gesteld. Daarbij zijn sommige vragen op verschillende manieren gesteld, zodat de zelfde informatie weer op een andere manier besproken werd. Daarbij is er ook aangegeven dat vragen zo breed mogelijk geïnterpreteerd mochten worden. En daarnaast is ook toestemming gegeven door de respondent om contact op te nemen wanneer vragen te oppervlakkig of onduidelijk beantwoordt waren. Wanneer een interview volledig onbruikbaar zou zijn geweest, zelfs na nieuw contact, zou deze simpelweg niet gebruikt zijn. Maar het leek onverstandig om iemand die mee wilt doen af te wijzen vanwege zijn of haar persoonlijke voorkeur. De keuze om respondenten de tijd en plaats te laten bepalen: de gebruikte presentatie benadering zegt om aan te sluiten bij de leefwereld van de cliënt. Daarom is er voor gekozen zoveel mogelijk af te stemmen op de leefwereld van de respondent. Maar dan wel op een verantwoordelijke en verstandige manier. Dus niet 01.30 ‟s nachts in een achterbuurt. De gepaste plaatsen en tijden werden door de respondent uitgekozen. Hoe prettiger zij zich voelen hoe meer zij vertellen. En hoe dieper op de vragen is ingegaan. Dit resulteerde in gesprekken in café ‟s, scholen en organisaties. De projectleiders hadden daar zelf geen moeite mee, het gesprek bleef professioneel en toch informeel, en dus was het geen drempel. De keuze om interviews tot 16 mei door te laten lopen: in het begin van het praktijkwerk kwamen de interviews niet op gang. Hiermee was al rekening gehouden, maar in het veld bleek dit nog lastiger te zijn dan verwacht. Voor een goed en bruikbaar resultaat is gekozen om de interviews langer, ongeveer 2 weken, door te laten gaan. Met als risico dat het onderzoeksverslag en adviesrapport in korte tijd moesten worden gemaakt. Uiteindelijk zijn de interviews ook tot 16 mei doorgelopen. Dat bleek verstandig te zijn, want in die 2 22
weken zijn nog 8 mensen geïnterviewd. Dat is meer dan de helft van de interviews. Er is toen al een begin gemaakt met het onderzoeksverslag en het adviesrapport (lay-out, mogelijke onderwerpen en theorie). Deze verschillende keuzes hebben op hun eigen manier een positieve en negatieve bijdrage aan het onderzoek geleverd.
3.2 KWALITATIEVE RESULTATEN 3.2.1 ONDERZOEKSVRAGEN: De gegevens die uit de afgenomen interviews zijn gekomen, worden hier feitelijk weergeven. Ze geven een beeld van de antwoorden die de respondenten hebben gegeven zonder eigen interpretatie. Na de feitelijke weergave zijn de feitelijke conclusies beschreven.
FEITELIJKE WEERGAVE ONDERZOEKSVRAGEN Wat is het profiel van de deelnemer? In totaal zijn er 14 respondenten. 1 Daarvan is 21 jaar oud. 3 Daarvan zijn 22 jaar oud, 3 zijn er 23, 2 zijn er 24, 1 is er 26, 1 is er 30, 1 is 34, 1 is rond de 30/40 en eentje is 45 jaar. 9 Van de 14 zijn onder de dertig jaar oud. En de overige 4 zijn 30 jaar of ouder. 3 Respondenten zijn vrouw en lesbisch. 11 Respondenten zijn man. 9 Daarvan zijn homoseksueel, 1 daarvan is biseksueel en 1 daarvan is als vrouw geboren (biologisch), maar leeft als man (transgender). De 14 respondenten wonen verspreidt over Nijmegen en Wijchen. 13 Daarvan wonen in Nijmegen Oost, West, Zuid en het centrum. En 1 respondent komt uit Wijchen. 6 Van de 14 respondenten werken, 4 zijn student en 3 zijn zowel student als werkende. Alle respondenten hebben als nationaliteit Nederlands(e). 3 Daarvan hebben wel een buitenlandse afkomst. Namelijk Braziliaans, Antilliaan en half Moluks. Hoe groot is de bekendheid van Ieder1gelijk bij de deelnemers van het interview? Van de 14 respondenten waren 2 respondenten bekend met de taken van Ieder1gelijk en 12 respondenten waren niet bekend met de taken van Ieder1gelijk. Van de 12 respondenten kenden 2 Ieder1gelijk vanwege hun inzet bij andere organisaties. 1 Respondent kende Ieder1gelijk alleen van naam. 3 Respondenten kenden Ieder1gelijk niet, maar kenden wel de campagneposter. 1 Respondent heeft het gebouw van buiten gezien (langs gefietst) en daarbij de campagne bord die buiten het gebouw stond. 5 Respondenten zijn totaal onbekend met Ieder1gelijk en de campagne posters. Welke discriminatiegevallen komen het meest voor? De discriminatiegevallen zijn gebaseerd op wat de deelnemers zelf hebben meegemaakt en ook wat ze van anderen hebben gehoord. Als eerst worden de discriminatiegevallen die zelf zijn meegemaakt beschreven en daarna de discriminatiegevallen van anderen. Van de 14 respondenten hebben 3 geen voorbeeld genoemd met betrekking tot zichzelf. Zij hebben naar eigen zeggen geen discriminatie meegemaakt. 2 Respondenten hebben ongepaste opmerkingen gehad. 5 Respondenten zijn uitgescholden en nageroepen. 1 Respondent heeft discriminatie uit onwetendheid meegemaakt. 1 Respondent is buiten gesloten van zijn werk, functieonthouding. 1 Respondent heeft een fysiek incident meegemaakt, sneeuwballen werden tegen zijn raam gegooid door jongeren en 1 respondent heeft te maken gehad met fysiek geweld. Van de 14 respondenten hebben 3 geen voorbeelden van anderen genoemd. 6 Respondenten hebben van anderen gehoord dat ze zijn uitgescholden en nageroepen. 1 Respondent heeft van een ander gehoord dat discriminatie plaatsvond door onwetendheid. 1 Respondent heeft van anderen gehoord dat ze het gevoel hebben bestempeld en beoordeeld te worden. 2 Respondenten hebben van anderen gehoord dat ze zijn buitengesloten. 1 Respondent heeft van een ander gehoord dat ze is uitgescholden en een fysiek incident heeft meegemaakt, klap op haar achterwerk. 2 Respondenten hebben van anderen gehoord dat ze fysiek geweld hebben meegemaakt. Wat heeft de deelnemer nodig en maakt het makkelijker om wel een melding te doen? Van de 14 respondenten heeft 1 geen antwoord op deze vraag gegeven. 12 Respondenten hebben meerdere antwoorden gegeven. Van de 14 respondenten hebben 6 respondenten aangegeven begrip, tijd en ruimte te willen om hun verhaal te doen. 5 Respondenten hebben kennis en informatie over Ieder1gelijk nodig. 4 Respondenten hebben de bevestiging nodig dat hun melding behandeld worden. 3 Respondenten hebben de garantie van anonimiteit (vooraf) nodig. 1 23
Respondent wilt vooraf weten dat discreet omgegaan wordt met zijn gegevens. 1 Respondent wilt een neutrale klachtenconsulent en wilt op zijn gemak gesteld worden. 1 Respondent heeft een professionele houding nodig. 1 Respondent wilt een professionele website zien. 1 Respondent wilt aangesproken worden zoals hij het prettig vindt en 2 respondent wilt een vriendelijke en open houding. Alle respondenten hebben de bovenstaande antwoorden nodig om een melding te gaan doen. Wat willen de deelnemers concreet bij Ieder1gelijk zien? / Wat zijn de concrete suggesties aan de hand van dit interview voor Ieder1gelijk? Per respondenten staat beschreven wat hij of zij concreet bij Ieder1gelijk terug wilt zien bij het doen van een melding: Respondent A: Zij wilt via mail de lichtere incidenten melden. Dit wilt ze doen via een standaard formulier waarin ze ook haar persoonlijke gegevens achterlaat. Voor de zwaardere incidenten wilt ze persoonlijk contact. Daarnaast wilt ze dat Ieder1gelijk zijn naamsbekendheid vergroot. Respondent B: Hij wilt verschillende mogelijkheden zien om contact op te nemen. Ook wilt hij een actieve rol van Ieder1gelijk zien. Respondent C: Bij een zware incident wilt hij via internet een melding doen. Hij laat dan ook zijn gegevens achter. Een persoonlijke gesprek daarna is prima. Respondent D: Het liefst zo min mogelijk persoonlijk. Via internet is te onpersoonlijk. Hij wilt naar Ieder1gelijk komen, melding doen, GEEN persoonlijke vragen krijgen en het af sluiten. En hij wilt dat Ieder1gelijk zichzelf bekender maakt, naamsbekendheid. Respondent E: Hij wilt graag een actieve houding zien van Ieder1gelijk. Als ze merken dat iemand het moeilijk vindt om voor zichzelf op te komen, samen aangifte doen en verwerkingsproces ingaan. Respondent F: De mogelijkheid om via de mail een melding te doen. Waarna een mail terug gestuurd wordt waarin verteld wordt wat Ieder1gelijk gaat doen. En dan ook op de hoogte gehouden worden. Uitgenodigd worden voor een persoonlijk gesprek zou hij ook prettig vinden. Een invulformulier via internet spreekt hem ook aan. Hij wilt een actieve rol van Ieder1gelijk zien. Op de internetpagina wilt hij foto‟s van de werknemers zien. En er mag duidelijk vermeld worden, op de internetpagina, waar naartoe gemaild kan worden. Daarnaast wilt hij terug zien dat Ieder1gelijk positieve zaken naar voren brengt, wat ze hebben bereikt. Respondent G: Zij wilt een persoonlijk benadering van Ieder1gelijk en zij wilt in de pers de resultaten van Ieder1gelijk terug zien. Zowel negatieve als positieve resultaten over de meldingen. Hierin verwacht ze een actieve rol van Ieder1gelijk. Zij brengen de informatie naar haar toe. Respondent H: Hij wilt persoonlijk contact en een actieve houding van Ieder1gelijk. Aan het eind van het jaar wilt hij graag dat het jaarverslag ook naar de mensen gestuurd wordt die een melding hebben gedaan. Hij wilt dit persoonlijk ontvangen, via mail of post. In het jaarverslag wilt hij zien hoeveel mensen een melding gedaan hebben en wat er met de meldingen gedaan is. Respondent I: Zij vindt het fijn om alles via de mail te doen en niet zo direct. In het geval dat ze iets ernstigs heeft meegemaakt. Op dat moment wilt ze het zo onpersoonlijk mogelijk, afstandelijk. Daarnaast zou ze anoniem een melding willen doen. Bij vragen mag er wel contact met haar opgenomen worden. Via internet ziet ze graag een inschrijfformulier die ze kan invullen. Van Ieder1gelijk wilt ze zien dat ze meer publiciteit hebben. Dat ze aan de media laten zien waar ze mee bezig zijn en wat er speelt in Nijmegen. Bij haar moet er rekening mee gehouden worden dat ondanks alles wat er aangeboden zou worden, ze toch geen melding zou gaan doen. Respondent J: Persoonlijk contact gaat boven alles. Daar kiest hij voor. Wanneer de trauma heel erg is dan heeft hij het liefst via internet of mail contact. Hij voelt zich dan veiliger in zijn eigen omgeving. Hij zou ook willen dat iemand van Ieder1gelijk naar hem toe komt om een melding op te nemen. Respondent K: Anoniem melding doen. Na de anonieme melding, volgt persoonlijk contact. Dan wilt hij ook wel zijn gegevens geven. Hij wilt geen druk voelen bij het doen van een melding, niet van de organisatie. Eerst het probleem erkennen en dan informatie verstrekken. Respondent L: De eerste drempel voor hem is de naamsbekendheid. Hij zou zelf niet actief op zoek gaan naar een instelling zoals Ieder1gelijk. Over het algemeen zou hij een anonieme melding doen. Het liefst via mail of internet. Hij wilt wel zijn verhaal kwijt, maar
24
ook zo onpersoonlijk mogelijk houden. Hij wilt dat Ieder1gelijk de naamsbekendheid vergroot. Respondent M: Als hij zou overwegen een melding te gaan doen bij Ieder1gelijk dan wilt hij dit via mail of internet doen. Via de site een meldingsformulier invullen spreekt hem aan. Daarop zou hij ook zijn gegevens achterlaten zodat contact opgenomen kan worden. Bij hem moet er rekening mee gehouden worden dat ondanks alles wat er aangeboden wordt, hij toch geen melding zou doen. Respondent O: Hij wilt een snelle aanpak, snelle behandeling, en daarbij weten dat die aanpak ook daadwerkelijk helpt. Hij wilt duidelijke stappen in de plan van aanpak zien, want dat prikkelt zijn zelfvertrouwen. En hij wilt concreet terug zien dat een meldingen doen bij anderen helpt. Want dat zet hem eerder aan tot het doen van een melding.
Wat is de associatie (negatief / positief) met het doen van een melding? Van de 14 respondenten hebben 2 geen antwoord gegeven op deze vraag. 11 Respondenten hebben wel een antwoord gegeven. Respondent A heeft als associatie met het doen van een melding het verbeteren van je rechten en laten merken dat discriminatie onacceptabel is. Respondent B heeft als associatie in actie komen, zorgen dat er iets gebeurd. Respondent C heeft als associatie een autoritaire houding. Daarbij denkt hij aan een politieagent. Respondent D geeft aan dat zijn associatie met het doen van een melding onduidelijkheid is, hij weet niet wat hij eraan heeft. Respondent E denkt hierbij aan straffen en bewustmaking van fout gedrag. Respondent F associeert het doen van een melding met dat er weinig gebeurd. Respondent G heeft als associatie dat melding doen geen zin heeft. Respondent H associeert het doen van een melding met dat het veel tijd en werk kost, rompslomp. Respondent I heeft een dubbele associatie. Negatief en positief, het niet durven en doen en het zien als iets goeds. Respondent J heeft als associatie gespannenheid en dat Ieder1gelijk kennis en informatie kan geven. Respondent K heeft als associatie schaamte. En de laatste respondent O heeft als associatie de impact die zo een discriminatie incident op je heeft en je verhaal kunnen doen. Wat willen deelnemers bereiken door het doen van een melding? 2 Van de 14 respondenten heeft geen antwoord op deze vraag gegeven. 11 Respondenten hebben dit wel gedaan. Respondent A wilt bereiken dat duidelijk wordt dat er op het gebied van homoemancipatie nog genoeg te doen valt. Respondent B wilt actie zien en zijn frustratie kwijt raken. Respondent C wilt door het doen van een melding voorkomen dat een ander hetzelfde overkomt. Voor respondent D verschilt dat per discriminatiegeval. Over het algemeen wilt hij erachter komen wat zijn rechten zijn. Respondent E wilt dat diegene die discrimineert er iets van leert. Respondent F wilt voorkomen dat het ander hetzelfde als hem overkomt en wilt dat de dader boetedoening doet, op zijn minst sorry zeggen. Respondent G wilt dat diegene die een overtreding heeft begaan zich bewust wordt van wat hij/zij heeft gedaan. En dat in de toekomst een ander niet hetzelfde meemaakt. Respondent H wilt bereiken dat er iets met zijn klacht wordt gedaan. Het liefst dat de dader aangesproken wordt. En hij wilt ervoor zorgen dat dit soort dingen, discriminatie, in de media terecht komen en gemeente(beleid). Respondent I weet niet goed wat ze zou willen bereiken. Respondent J wilt bereiken dat meer informatie naar buiten komt. En hij wilt voorkomen dat hij een cijfer in de media wordt. Respondent K wilt bereiken dat hij tips krijgt over hij om kan gaan met discriminatie situatie(s). En respondent O wilt dat er stappen ondernomen worden zodat hij zichzelf kan verdedigen. Wat is de positie van Ieder1gelijk bij het doen van een melding? Alle 14 respondenten hebben hierop antwoord gegeven. Voor respondent A is de positie van Ieder1gelijk stimulerend. Kennis over Ieder1gelijk stimuleert om een melding te gaan doen en is drempel verlagend. Respondent B ziet Ieder1gelijk als een tussenstap. Een organisatie als Ieder1gelijk is een uitweg om frustratie kwijt te kunnen. Respondent C vind Ieder1gelijk drempelverlagend. Respondent D ziet Ieder1gelijk als een organisatie waar gefocust kan worden op het professional benaderen van minderheden en sociale groepen, zoals transgenders. En hij ziet Ieder1gelijk als een organisatie die informatie kan verstrekken over minderheden. Respondent E ziet Ieder1gelijk als een bemiddelingsmogelijkheid. En daarnaast ziet hij de organisatie als informatie punt. Bij een melding doen zou hij eerder naar de politie gaan dan naar Ieder1gelijk. Voor respondent F is het feit dat Ieder1gelijk bestaat een stimulans. Omdat het bestaat wilt hij er ook gebruik van maken. Respondent G vindt Ieder1gelijk een stimulans om een melding te gaan doen. Respondent H heeft het gevoel dat Ieder1gelijk heel persoonlijk werkt en dat zet hem sneller aan tot het doen van een melding. Respondent I ziet Ieder1gelijk als iets positiefs voor de buitenwereld. Respondent J kiest Ieder1gelijk boven de politie, vanwege zijn negatieve visie van de politie. Respondent K voelt meer motivatie om een melding te doen omdat Ieder1gelijk bestaat. Hij 25
vindt dat dit het doen van een melding makkelijker maakt. Respondent L wilt dat Ieder1gelijk zichzelf meer profileert. En respondent M ziet het meer als iets handigs voor anderen. Want weten dat zo een organisatie bestaat zet hem niet aan tot het doen van een melding. Respondent O ziet Ieder1gelijk niet als een organisatie die hem door er alleen te zijn stimuleert om een melding te doen. Ieder1gelijk kan hem wel stimuleren door resultaten te tonen. Hoe kwamen de interviewers /projectleiders over bij de deelnemers? Door omstandigheden hebben 11 van de 14 deelnemers hier antwoord op gegeven. Respondent A vond het interview goed, prima. Het was voor haar relaxt en de vragen vond ze duidelijk. Ze is zelf heel open over haar seksuele voorkeur, daarom was het ook niet lastig hierover te praten. Er waren geen vragen die ze te persoonlijk vond. Respondent B heeft het op zich als prettig ervaren. Het was even wennen voor hem, omdat het de eerste keer was dat hij zoiets deed. Hij wist niet goed wat hij kon verwachten. Maar hij voelde zich er uiteindelijk wel lekker bij. Respondent C vond het leuk. De vragen die gesteld werden vond hij goed. En hij vond het ook niet moeilijk om ze te beantwoorden. Hij moest soms wel goed nadenken (over de antwoorden). Respondent D heeft het interview als goed ervaren. Hij had niet op alle vragen een antwoord, omdat hij weinig wist van Ieder1gelijk. Maar hij vond het ontzettend goed dat er ook aandacht is voor transgenders. Bij respondent E was het eerste wat in hem opkwam leuk. Hij vond het leuk om mee te doen. En daarnaast ook leerzaam en interessant. Het was fijn. De sfeer was bemoedigende sfeer en stelde hem op zijn gemak, wat hij prima vond. Het enige wat hij kon meegeven was dat sommige misschien een zakelijke houding prettiger vinden. Maar daarna gaf hij weer aan dat het informele juist een open sfeer creëert om in te vertellen. Respondent F vond het leuk om mee te doen. Zelf heeft hij ook interviews gehouden dus was het leuk om een keer aan de andere kant te staan. Respondent G vond het leuk om mee te doen. Ze vond het heel goed. Ze vond de vragen duidelijk. En ze vond dat er goed doorgevraagd was op momenten dat ze iets niet begreep of vastliep. De voorbeelden waren behulpzaam bij het beter begrijpen van de vragen. Volgens haar hadden de interviewers een open houding. En dat praat fijn. Respondent H vond dat er een open houding was en dat er goed is doorgevraagd. Respondent I vond het spannend en leuk om mee t doen. En ze vond het goed dat dit onderzoek plaatsvindt. Respondent J vond het fijn en leuk. Hij vond het dat het interview geweldig was afgenomen. Respondent K vond het interview positief. Hij vond het fijn dat vragen uitgelegd werden zodat hij beter wist hoe hij ze moest opvatten. En respondent O vond het normaal en wilde wat minder vragen die op elkaar leken. Hoe kan het interview verbeterd worden? Van de 14 deelnemers hebben 2 hier antwoord op gegeven. Respondent E gaf mee dat sommige respondenten een zakelijke houding prettiger vinden. Waarna hij zei dat juist een open, informele, houding juist een open sfeer creëert om in te vertellen. En respondent O gaf aan dat de vragen die op elkaar leken weg mochten. De overige 12 deelnemers hadden geen suggesties.
FEITELIJKE CONCLUSIES ONDERZOEKSVRAGEN De onderzoeksvragen zijn feitelijk beantwoord. Daaraan zijn geen conclusies verbonden. Uit die weergave zijn in deze paragraaf conclusies getrokken. Deze conclusies worden gebruikt om de deelvragen te beantwoorden. Bij deze conclusies zijn belangrijke stukken theorie toegevoegd die de conclusies ondersteunen en bijdrage aan het doen van een aanbeveling later in het verslag. Literatuur is schuin vermeldt. Wat is het profiel van de deelnemer? De respondenten zijn tussen de 21 en 45 jaar oud. Het merendeel is man, namelijk 11 van de 14 respondenten. De respondenten wonen grotendeels in Nijmegen, de meeste respondenten komen uit het centrum van Nijmegen. Meer dan de helft werkt, 10 respondenten, al dan niet in combinatie met een opleiding. 4 Respondenten zijn fulltime student. Alle respondenten zijn Nederlands(e). Hoe groot is de bekendheid van Ieder1gelijk bij de deelnemers van het interview? Slechts 2 respondenten waren bekend met de taken van Ieder1gelijk. 11 Respondenten kende de taken niet. 3 Respondenten kende de campagne posters van Ieder1gelijk, maar kende Ieder1gelijk zelf niet. 5 Van de respondenten had nog nooit gehoord van Ieder1gelijk. Bij alle vormen van communicatie staan mensen centraal. Dit geldt dus ook voor campagnes en voorlichtingen. Het doel is om te overtuigen en te activeren. Hierbij is het nuttig en nodig om bewust te zijn van de vraag hoe mensen de werkelijkheid ervaren. Communicatie zendt immers 26
een werkelijkheid uit. Iedereen ziet zijn werkelijkheid als de werkelijkheid en draagt die over aan ontvangers. Beïnvloeding van die werkelijkheid is beïnvloeding van een individu. (Klandermans & Seydel, 2000) Communicatie moet tegenwoordig harder en directer dan vroeger. Anders is er een grote kans dat de boodschap de doelgroep niet bereikt. Een boodschap wordt gezien, maar niet opgenomen. (Boekema, Broekhoff, Bueren, Oosterhuis, & Tak, 2005) Welke discriminatiegevallen komen het meest voor? Van de 14 respondenten noemde 5 respondenten uitschelden en naroepen als meest voorkomend discriminatiegeval. Dit werd ook het vaakst genoemd, namelijk 6 keer, als het meest voorkomende discriminatiegeval bij anderen. Na uitschelden en naroepen hebben 3 deelnemers helemaal geen incident genoemd en gaven ze daarbij aan ook van anderen geen verhalen gehoord te hebben. Na geen incident was ongepaste opmerkingen het meeste voorkomende discriminatiegeval, gevolgd door verhalen over het buiten gesloten worden vanwege de seksuele geaardheid bij anderen. Fysiek geweld hebben 2 respondenten genoemd. Zij hebben dit van anderen gehoord. En discriminatie door onwetendheid bij de respondent en bij een ander, fysiek geweld bij de respondent, en uitschelden met een fysiek incident bij de respondent, beoordeeld worden op je seksuele voorkeur en bij de ander werden allemaal slecht door 1 respondent genoemd. De maatschappij is in vergelijking met 30 jaar geleden sterk veranderd. Er wonen allerlei mensen met verschillende etnische achtergronden in Nederland. Al deze culturen leven naast elkaar, maar hebben ook invloed op elkaar. Ze vormen samen de maatschappij. Het verminderen van de negatieve houding kan te wijten zijn aan de veranderende demografische samenstelling van onze bevolking, opleidingsniveau is toegenomen en er zijn minder religieuzen. Maar tegelijkertijd is er een tegenbeweging vanwege de toename van etnische minderheden. In die groepen is er relatief vaker sprake van een negatieve houding. De afname van tolerantie lijkt hand in hand te gaan met de stijging van rechten voor homoseksuelen. Er is meer aandacht voor gelijkheid en dit is terug te zien in beleid. (Keuzenkamp, 2010). Wat heeft de deelnemer nodig en maakt het makkelijker om wel een melding te doen? Iets minder dan de helft van de respondenten, namelijk 6 van de 14, willen de tijd en ruimte krijgen om hun verhaal te doen. Dit is een voorwaarde om een melding te gaan doen. Vooraf hebben 5 respondenten kennis en informatie van Ieder1gelijk nodig. En 4 respondenten hebben een bevestiging nodig dat hun melding behandeld wordt. Dit zijn de meest voorkomende antwoorden. Deze antwoorden zijn ook meerdere malen door verschillende respondenten genoemd. Bij het doen van een behoefte onderzoek speel je in op de behoeftes en wensen van een bepaalde doelgroep. Dit betekend dat je als onderzoeker, als organisatie, op de hoogte moet zijn van die behoeftes en wensen wil je daarop kunnen inspelen. Dit heeft te maken met marketing. Marketing wordt vaak in verband gebracht met profit organisaties. Maar ook non-profit organisaties krijgen hiermee te maken. Zij willen namelijk ook een doelgroep aanspreken en benaderen. Daarom is het van belang dat marketing erbij komt kijken. In de non-profit sector speelt marketing zich af puur op het gebied van behoeftes en wensen. Behoefte wordt gedefinieerd als ‘het idee van een individu dat het aan iets ontbreekt’ en wens wordt gedefinieerd als ‘de concrete vorm die de behoefte aanneemt in een bepaalde cultuur en persoon’. De behoeftes die marketeers aanhouden wordt niet door hen uitgevonden. Het maakt deel uit van de menselijke aard. Wanneer deze behoeftes niet bevredigd worden, zullen wij mensen blijven zoeken naar een manier om onze behoeftes te vervullen of deze behoeftes verdringen. Marketeers trainen hun verkopers erop om behoeftes van hun klanten te zoeken. En binnen marketing kijken ze naar wat de waarde van het product is voor de klant. Wat betekend het voor de cliënt? Wat uiteindelijk aangeboden wordt aan de klant / cliënt moet aanspreken. In de non-profit sector kijkt men naar de wensen en behoeftes van de cliënt. Ook zij zijn opgeleid om er oog voor te hebben bij cliënten. (Kotler, 2004) Wat willen de deelnemers concreet bij Ieder1gelijk zien? / Wat zijn de concrete suggesties aan de hand van dit interview voor Ieder1gelijk? De meeste voorkomende suggestie was het vergroten naamsbekendheid. Dit willen 7 van de 14 respondenten terug zien. Op verschillende manier. Zij willen dit terug zien in onder andere de media, jaarverslagen en internet. Naast het vergroten van de naamsbekendheid willen 6 van de 14 respondenten dat Ieder1gelijk een actievere rol inneemt. En dat op twee gebieden. In het benaderen en het begeleiden van melders/cliënten en het naar voren brengen van resultaten. 4 van de 14 respondenten wilt een actieve houding van Ieder1gelijk zien op het gebied van 27
meldingen binnen halen. Zij willen zien wat er gebeurd met de meldingen en hoe dit aangepakt wordt. 5 Respondenten geven aan te willen weten wat de resultaten van een melding doen zijn. Daarnaast willen 7 van de 14 respondenten het liefst via internet een melding doen. Hierbij geven ze aan via internet een meldingsformulier in te willen vullen. Per persoon verschilt het of dit anoniem gedaan wordt of niet. 3 Respondenten willen dit niet anoniem doen, 3 respondenten willen dit wel anoniem doen en 2 respondenten hebben hier geen eenduidig antwoord op gegeven. 5 Respondenten willen eerste via internet of mail contact opnemen en pas daarna persoonlijk contact hebben. 5 Respondenten willen meteen persoonlijk contact hebben. 2 Respondenten hebben hier geen duidelijk antwoord op gegeven. Sociale netwerken vormen een belangrijke brug naar de personen die bereikt moeten worden. Het gaat hier om een grote groep individuele mensen die met sociale dilemma’s te maken hebben. Het is van belang om niet alleen gericht te kijken naar individuen, maar vooral naar de sociale omgeving. Mensen worden gevormd door sociale normen die gewenste gedrag voorschrijven/ bevorderen. Onder andere collega’s, studiegenoten, vrienden en familieleden beïnvloeden het gedrag. Niet alleen worden mensen beter bereikt door het gebruik van sociale netwerken, maar het zet ze ook eerder aan om keuzes te maken die van belang zijn voor het collectief belang. Massacommunicatie kan hierbij ook gebruikt worden, maar die zal nooit alle potentiële ontvangers bereiken. Die groep zal kleiner zijn dan gewenst. Meer mensen worden bereikt door informele gesprekken waarin een boodschap wordt doorgegeven. En dan kom je weer terug bij het sociale netwerk. (Klandermans & Seydel, 2000) Wat is de associatie (negatief / positief) met het doen van een melding? 7 Respondenten hebben een negatieve associatie met het doen van een melding. 4 Respondenten hebben een positieve associatie. 1 Respondent heeft een dubbel gevoel, waardoor ze een negatieve en positieve associatie heeft. En 2 respondenten hebben hier geen antwoord op gegeven. Gedrag is aangeleerd. Dat is geen verklaring voor gedrag, omdat het belangrijk is om eerst erachter te komen hoe dat leren plaatsvindt. Conditioneren is daar een mogelijkheid van. Conditioneren is een gebeurtenis aan een beloning koppelen. Als een gebeurtenis een positief beloning tot gevolg heeft, zal het gedrag in die gebeurtenis zich vaker herhalen. Dit gedrag kan echter ook afgeleerd worden. In plaats van beloning volgt er dan straf. Het gaat om consequenties die aan een bepaald gedrag verbonden zijn. Zowel positieve als negatieve consequenties. En in onderzoek kan gekeken worden in hoeverre bepaalde consequenties meewegen. Door hier achter te komen kan voorspeld worden hoe iemand over een object of gedrag denkt of voelt en hoe diegene zich hoogstwaarschijnlijk zal gedragen. Die waarschijnlijkheid komt weer voort uit het feit dat een individu zijn mening of gedrag baseert op zijn directe omgeving. (Klandermans & Seydel, 2000) Wanneer de organisatie genoeg informatie heeft over welke richting de doelgroep op wilt, kan hij daarop inspelen. De associaties en persoonlijke motivaties van een gedeelte van de doelgroep zijn bekend en er moeten concrete acties ondernomen worden. Er moet een actie plan opgesteld worden. Deze moet helder, haalbaar en toepasbaar zijn. Er kan hierbij gebruik gemaakt worden van het SMART model, voor het vormen van doelen. (Dekker & Kanter, 2010) Wat willen deelnemers bereiken door het doen van een melding? In totaal hebben 12 respondenten hier een antwoord op gegeven. De antwoorden zijn heel uiteenlopend. Sommige antwoorden komen echter op sommige vlakken overeen. 4 Respondenten willen dat het een melding doen gevolgen heeft voor de dader. Zoals bewustwording of straf. En 3 respondenten willen voorkomen dat andere ook met discriminatie te maken krijgen door een melding te doen. Het kan zo zijn dat iemand al overtuigd is van zijn/haar gewenste gedrag, maar twijfelt of dit gedrag wel uitvoerbaar is. De problemen die dan gezien worden liggen aan henzelf of aan de omgeving. Er wordt dan gekeken naar wat de problemen precies zijn en op welke manier daar iets aan gedaan kan worden. Er wordt gezocht naar adequate reacties in moeilijke situaties. Het is belangrijk om de argumenten die er zijn om het gewenste gedrag niet uit te voeren meteen besproken en weerlegd worden. (Klandermans & Seydel, 2000)
28
Wat is de positie van Ieder1gelijk bij het doen van een melding? Van de 14 respondenten zien 6 Ieder1gelijk als een stimulans om een melding te doen. Dit is om verschillende redenen. 2 Respondenten geven letterlijk aan dat Ieder1gelijk drempelverlagend is. 3 Respondenten zien Ieder1gelijk als positief, maar voornamelijk voor anderen. In de moderne samenleving is het steeds noodzakelijker om het gedrag van grote groepen te beïnvloeden. Problemen van deze tijd ontstaan door het gedrag van individuen, maar als je gedrag wilt beïnvloeden dan zal toch gekeken moeten worden naar groepen. Om dit te bewerkstelligen is er sprake van mentaliteitsbeïnvloeding. Het informatieprincipe zegt dat de mens behoefte heeft aan de juiste informatie, ordening en structurering van kennis. Nadat de mens alle informatie over een object, persoon of gedrag heeft verwerkt zal die vanuit deze informatie een bepaald gedrag vertonen. (Damoiseaux, Molen, & Kok, 1998) Dat houdt in dat er gericht gekeken wordt naar benaderingen die zich toeleggen op ‘informatie geven over een dilemma, appelleren aan waarden en beïnvloeden van opvattingen, attituden en gedrag’. Deze strategieën, dilemma inzichtelijk maken en moraliserende appèls, zullen uiteindelijk lijden tot keuzes die het collectief belang bevorderen. Hierbij moet er wel gelet worden op wie je het appèl doet. Mensen voor wie het collectief belang geen waarde heeft, zullen het appèl en de informatie negeren. Inspelen op individuen kan door te benadrukken dat zonder individuele keuzes voor het collectieve belang de collectieve opbrengst ook niet veel waarde heeft. Formuleer doelen die dan dichter bij het individu liggen. Er moet rekening mee gehouden worden dat kennis niet bij iedereen tot gedragsverandering zal leiden. Dat geldt slechts voor sommige. (Klandermans & Seydel, 2000) Attitude en gedrag zijn niet makkelijk te veranderen. Gedrag komt namelijk voort uit cultuur, opvoeding, waarden en groepsnormen. En die zit vaak diep geworteld. (Damoiseaux, Molen, & Kok, 1998) Hoe kwamen de interviewers/projectleiders over bij de deelnemers? Van de 14 respondenten zijn er aan 12 gevraagd hoe het interview was. 2 Respondenten konden door omstandigheden hier geen antwoord op gegeven. En sommige respondenten gaven meerdere antwoorden. 5 Respondenten vonden het interview leuk om te doen. 3 Respondenten vonden het goed. 2 Respondenten vonden het interview leuk en goed. 3 Respondenten hadden een positieve reactie op het doorvragen en heldere vragen stellen. En eentje ervoer het als normaal en ervoer sommige vragen als dubbel. Binnen communicatie is luisteren het belangrijkste aspect. Luisteren is interpreteren en begrijpen. Het betekend dat er betekenis gegevens wordt aan wat er gehoord is door de luisteraar. Over het algemeen praten mensen liever dan dat ze luisteren. Luisteren is veel meer dan stil zijn als iemand anders aan het woord is. Actief luisteren is moeilijk. Daarbij is concentratie belangrijk en alertheid. Wanneer echt geluisterd wordt, krijg de ander bevestiging als persoon. En dan stimuleert zelfwaardering. Een goede luisteraar trekt mensen aan. Het stimuleert om te praten. En door te parafraseren, samenvatten, laat de luisteraar merken dat er empatisch geluisterd wordt. Het grootste gedeelte van de communicatie wordt via non-verbale wijze overgebracht. Uit een houding valt veel op te maken. Door middel van lichaamstaal kunnen emoties op de ander overgebracht worden. Als iemand over een persoonlijk onderwerp gaat praten, veranderd de lichaamshouding. Er wordt meer naar elkaar toe geleund. Daarvoor moet er wel een ‘klik’ en respect zijn. (Borg, 2005) Hoe kan het interview verbeterd worden? Van de 14 deelnemers hebben 2 hier antwoord op gegeven. Respondent E gaf mee dat sommige respondenten een zakelijke houding prettiger vinden. Waarna hij zei dat juist een open, informele, houding juist een open sfeer creëert om in te vertellen. En respondent O gaf aan dubbele vragen eruit te halen. De overige 12 deelnemers hadden geen suggesties.
3.2.2 DE DEELVRAGEN: Na de beantwoording van de onderzoeksvragen volgt nu de beantwoording van de deelvragen. De informatie die bij de onderzoeksvragen is verwerkt, is de basis voor de beantwoording van de deelvragen. Zowel de feitelijk weergave als de concluderende weergave met theorie. Uiteindelijk zal de beantwoording van de deelvragen leiden tot de beantwoording van de centrale vraagstelling. Wat is de huidige gehanteerde werkwijze bij het doen van een melding bij Ieder1gelijk? Landelijk is er de Landelijke Protocol Klachtbehandeling. Die wordt gebruikt door ver De klachtenprocedure van Ieder1gelijk loopt als volgt: 29
1. Het ontvangen van een melding - Dit gebeurd dagelijks door de consulent klachtbehandeling. De klacht/melding wordt genoteerd op het klachtenformulier landelijk. Binnen Ieder1gelijk gebeurd dit telefonisch, schriftelijk of persoonlijk. 2. Inschrijven van een melding - Dit gebeurd op de dag dat de melding ontvangen wordt door de consulent klachtbehandeling. En de melding staat vervolgens genoteerd in een Excelbestand. 3. Verzameling van een melding - Dit vind plaats op de dag dat de melding ontvangen is door de consulent. Dit doet hij/zij door de melding uit te printen en het te leggen in het bakje „nieuwe meldingen‟. 4. Contact opnemen met melder klachten - Twee werkdagen nadat de melding gedaan is, neemt de consulent contact op met de melder. Dit gebeurt via telefoon, email of schriftelijk. Als dit niet haalbaal blijkt te zijn dan stuurt de consulent een ontvangstbevestiging. 5. Verdeling van behandeling klachten – Tijdens het wekelijkse overleg klachtbehandeling behandelen ze, Ieder1gelijk, de binnengekomen meldingen. Bij elke melding hoort een consulent, die aangewezen is en dit staat genoteerd in een Excel-bestand. 6. Eerst analyse en behandeling – Tijdens het eerste contact vind de eerste analyse plaats door de consulent. Via mail, telefonisch of schriftelijk is er contact met het landelijke protocol. In het Excel-bestand wordt in kleur aangegeven dat de klacht in behandeling is. 7. Voeren intakegesprek – Dit doet de consulent zo spoedig mogelijk. Er wordt schriftelijk en/of telefonisch een afspraak gemaakt en informatie gegeven over Ieder1gelijk, de klachtenregistratieformulier Ieder1gelijk landelijk protocol. 8. Vooronderzoek en diagnose - De vooronderzoek en diagnose vind zo spoedig mogelijk plaats, soms tijdens het klachtenoverleg al. Het landelijk protocol klachtbehandeling, artikel 1 en/of CGB (Commissie Gelijke Behandeling) wordt geraadpleegd. Jurisprudentie, getuigen en feiten worden behandeld. 9. Opstellen van plan van aanpak – De consulent stelt het plan van aanpak zo spoedig mogelijk op door middel van het klachtenregistratieformulier Ieder1gelijk en het landelijke protocol klachtbehandeling. Het plan van aanpak wordt medegedeeld aan de melder. 10. Uitvoeren van plan van aanpak – De uitvoering voert de consulent uit. Dit gebeurd door middel van het landelijke protocol klachtbehandeling. 11. Dossier maken en registreren klachten – Aan het begin van de klachtbehandeling maakt de consulent een dossier en registreer de klacht in het landelijke registratiesysteem Art1. 12. Afsluiten klacht- Op het moment van de beëindiging van de klachtbehandeling wordt de melding/klacht afgesloten door de consulent. Het besluit wordt genomen tijdens het klachtenoverleg. En de melder krijgt van zijn/haar consulent Excel-bestand de kleur en de einddatum wordt ingevoerd in het landelijk systeem. 13. Evalueren klachtbehandeling – De directeur van Ieder1gelijk evalueert de klachtbehandeling. Dit gebeurd door middel van een evaluatie formulier en een begeleidende brief vanuit Ieder1gelijk. 14. Archiveren dossier - Na het afsluiten van de klacht archiveert de consulent het dossier. De fysieke dossier wordt in de dossierkast op naam en jaar conform de archiefwet zeven jaar bewaard. Het elektronische dossier wordt opgenomen in de het landelijke registratiesysteem van Art.1 (Plaggenborg, 2011) Feitelijk nemen mensen die een melding willen doen contact op met Ieder1gelijk. Zij kunnen bellen, mailen of persoonlijk contact opnemen. Wanneer zij niet bekend zijn met Ieder1gelijk kunnen mensen via zoekmachines op internet Ieder1gelijk tegenkomen, via het eigen netwerk informatie over Ieder1gelijk opdoen en/of via de campagne van Ieder1gelijk over de organisatie horen. Mensen die een melding willen doen, en niet bekend zijn met bijvoorbeeld Ieder1gelijk zullen zelf actief op zoek moeten gaan naar een meldpunt. Wat doet Ieder1gelijk met de meldingen en welke invloed kunnen ze daarmee uitoefenen? Twee onderwerpen zullen hier besproken worden. Als eerste wat Ieder1gelijk precies met de meldingen doet en vervolgens welke invloed ze daarmee kan uitoefenen. Ieder1gelijk heeft verschillende mogelijkheden om de meldingen te behandelen. Ze kan door middel van de meldingen contact opnemen met een organisatie waar discriminatie heeft plaatsgevonden om te bemiddelen. De bemiddeling vind plaats tussen de discriminatoir en de gediscrimineerde. Ieder1gelijk kan ook ondersteuning bieden bij klachtenprocedures. Door middel van meldingen kan er gezorgd worden voor bevordering van bewustwording bij de „daders‟. 30
Ieder1gelijk geeft op basis van een melding advies over gedragscode/klachtenregeling. Niet alleen binnen organisaties waarvan een melding is gedaan dat er discriminatie heeft plaats gevonden, maar ook organisaties zoals Commissie Gelijke Behandeling. Een andere mogelijkheid is signalering en doorgeven van signalen aan gemeente en landelijke overheid. En aan de hand van de melding biedt ze ondersteuning bij het doen van aangifte. De invloed die hiermee komt is dat Ieder1gelijk invloed uitoefent op beleid, beleidsbeïnvloeding. Beleid binnen organisaties waar discriminatie plaats heeft gevonden. Verder komt invloed in de vorm van campagnes, voorlichtingen op onder andere scholen en samenwerking met diversen. Concreet doet Ieder1gelijk dus het volgende: Bemiddelen of het organiseren van bemiddeling Ondersteuning bij klachtenprocedures Bevorderen van bewustwording bij 'daders'. Ondersteuning bieden bij klachtenprocedures (b.v. intern bij organisaties, CGB) Advies over gedragscode/klachtenregeling Signalering en doorgeven van signalen aan gemeenten/landelijke overheid beleidsbeïnvloeding. Ondersteuning bij het doen van aangifte. Wat zijn de achterliggende motieven/belevenissen van homoseksuelen, lesbiennes, transgenders en biseksuelen om geen melding te doen bij Ieder1gelijk? Er zijn uiteenlopende redenen waarom mensen geen melding willen doen. In dit onderzoek is onder andere gevraagd om welke reden een melding niet gedaan wordt. De meeste mensen hebben een negatieve associatie met het doen van een melding: Bij het doen van een melding wordt gedacht aan een autoritaire politieagent. Dat stimuleert het doen van een melding niet. Er is te weinig duidelijkheid omtrent het doen van een melding. Een melding doen wordt in dit geval geassocieerd met het niet weten wat je eraan hebt. Het doen van een melding kost veel tijd en werk. Er komt veel rompslomp bij kijken. Door het doen van een melding gebeurd er niets, het geen zin om een melding te doen. Het doen van een melding roept schaamte op. Het betekend dat je de discriminatie incident niet zelf kunt oplossen. Het ligt aan de personen zelf. Sommige mensen zullen ondanks alles wat er aangeboden wordt geen melding doen. Want zij hebben dan geen behoefte om een melding te doen, er moet veel gebeuren voordat een melding doen zelfs maar als een mogelijkheid gezien wordt en sommige hebben daar de moed niet voor. Daarnaast werden specifieke redenen genoemd om geen melding te doen bij Ieder1gelijk: De belangrijkste reden om geen melding te doen is de onbekendheid van Ieder1gelijk. Er is te weinig kennis over de taken van Ieder1gelijk en wat het voor iemand kan betekenen. Dit is een te grote drempel voor vele. Zij gaan zelf zelden actief op zoek naar een organisatie en komen Ieder1gelijk dus niet tegen. Er is angst voor de gevolgen. Angst dat door het doen van een melding de gegevens naar buiten komen en terecht komen bij de dader. Dit komt voort uit het idee dat er te weinig kennis over de werkwijze van Ieder1gelijk omtrent anonimiteit en privacy. Niet weten of een melding doen bij Ieder1gelijk zin heeft. De mensen die wel enigszins bekend zijn met Ieder1gelijk zijn niet op de hoogte van de resultaten die Ieder1gelijk boekt. Dit is een drempel om geen melding te doen. Bewijs hebben van positieve resultaten stimuleert het doen van een melding. De eerste 6 redenen die genoemd zijn voor het niet doen van een melding slaan niet specifiek op Ieder1gelijk , maar ze dragen wel bij aan het aantal meldingen die Ieder1gelijk binnenkrijgt. De laatste 3 redenen horen wel specifiek bij Ieder1gelijk. En zij kunnen daar ook actief aan werken. Wat heeft de doelgroep nodig van Ieder1gelijk om een melding te doen wanneer er sprake is van discriminatie op basis van seksuele geaardheid? De doelgroep HLBT‟s heeft verschillende antwoorden gegeven op deze vraag. De doelgroep heeft specifiek van Ieder1gelijk nodig: De garantie van anonimiteit vooraf is een voorwaarde om een melding te gaan doen en dat discreet omgegaan wordt met de gegevens. De meerderheid heeft het nodig dat Ieder1gelijk de tijd, ruimte en begrip geeft om een melding te doen en om het verhaal te vertellen. Daarnaast hebben mensen kennis en informatie nodig om een melding bij Ieder1gelijk te kunnen doen. Voor sommige moet er de bevestiging zijn dat hun melding behandeld wordt. 31
De meesten gaan via internet zoeken naar een meldpunt en willen om die reden een professionele website zien. Het liefst met foto‟s met foto‟s van de werknemers erbij. De wetenschap dat Ieder1gelijk ook kennis en oog heeft voor de kleinere sociale groepen, zoals transgenders. Wat algemener hebben mensen nodig dat er een open, vriendelijke, professionele en neutrale houding van de klachtconsulent is. De doelgroep stelt onder andere deze redenen op als voorwaarde om een melding te gaan doen.
32
4. CONCLUSIE EN DISCUSSIE In de conclusie en discussie staat de beantwoording van de centrale vraagstelling. Dit is de ook de conclusie. Aan de hand hiervan volgt een discussie. In de discussie worden de resultaten besproken en wat er goed en fout ging tijdens het onderzoek. Hierin staat de mening van de projectleiders. Dit is het enige stuk waarin normatief gereageerd is. Daarnaast is hier de SWOT analyse te vinden en als laatste de aanbevelingen voor Ieder1gelijk en het COC.
4.1 BEANTWOORDING CENTRALE VRAAGSTELLING (CONCLUSIE) Door de beantwoording van de deelvragen kan nu de centrale vraag beantwoordt worden. Door de informatie die bij de verschillende deelvragen zijn verwerkt is relevant informatie toespitst en bruikbaar gemaakt voor de centrale vraag. De deelvragen zijn de basis voor de centrale vraagstelling. De centrale vraagstelling in dit onderzoek is: wat kan Ieder1gelijk betekenen voor mensen uit Gelderland–Zuid, die vanwege hun seksuele geaardheid worden gediscrimineerd, zodat zij bereid zijn een melding hiervan bij Ieder1gelijk te doen? Ieder1gelijk wilt meer meldingen krijgen van mensen die gediscrimineerd worden op basis van hun seksuele geaardheid. Ze willen dit bereiken door onderzoek te doen naar de beleving van deze mensen. Wanneer Ieder1gelijk weet wat deze specifieke groep mensen nodig hebben van hun om wel een melding te doen, kunnen zij hun aanbod daarop richten. Ieder1gelijk betekend voor de mensen van Gelderland-Zuid die vanwege hun seksuele geaardheid gediscrimineerd zijn drempelverlagend. Iets minder dan de helft ziet het als een stimulans dat een organisatie als Ieder1gelijk bestaat. Daardoor voelen zij meer de neiging om, in het geval dat er discriminatie plaatsvindt, een melding te gaan doen. Naast dat het vooral drempelverlagend is zijn er nog andere redenen waardoor mensen een melding zouden gaan doen: De naamsbekendheid van Ieder1gelijk. De meerderheid kende Ieder1gelijk niet. En omdat ze het niet kende, konden ze daar ook geen melding gaan doen. Zodra ze wisten wat de taken van Ieder1gelijk waren, gaven zij aan sneller een melding te gaan doen. De organisatie is dus drempelverlagend, maar door de geringe naamsbekendheid wordt dit teniet gedaan. Actie aan de kant van Ieder1gelijk. Ieder1gelijk moet de mensen actief benaderen. Dit kan op verschillende manieren. Sommige willen de naamsbekendheid van Ieder1gelijk omhoog zien gaan, sommige willen dat Ieder1gelijk zich meer in de media laat zien en sommige willen dat Ieder1gelijk resultaten van meldingen persoonlijk bekendmaakt. Er is behoefte aan kennis over de organisatie, over wat Ieder1gelijk als organisatie bereikt qua meldingen. Als duidelijker is wat de meldingen precies doen, positief en negatief, dan zullen mensen sneller overwegen een melding te doen. De bemiddelende rol van Ieder1gelijk. Er is angst voor de dader. Dat deze erachter komt dat een melding is gedaan. De rol van Ieder1gelijk hierin is dat zij als bemiddelaar optreden. Het wordt als prettiger ervaren als Ieder1gelijk als derde namens de cliënt spreekt of aanwezig is bij een bewuste confrontatie met de dader. Cliënten willen hier meer informatie en kennis over. Als organisatie meedenken en ondersteunen. Ieder1gelijk moet een actieve rol op zich nemen en samen met de melder/cliënt aan de slag gaan. Er is behoefte aan ondersteuning zodat mensen het gevoel hebben dat ze niet alleen hoeven na te denken en er niet alleen voor staan na de discriminatie. Ieder1gelijk dient stap voor stap mee te denken aan de acties die mensen kunnen ondernemen. Actief zijn op internet. De meerderheid wilt een melding doen, in eerste instantie, via mail of internet. Via het internet zijn er meerdere mogelijkheden om in te spelen op die behoefte van de doelgroep. Zij hechten namelijk waarde aan de professionaliteit van de website van Ieder1gelijk. Zij willen in één oog opslag zien waar ze via de website van Ieder1gelijk een melding kunnen doen of een mail kunnen sturen. Deze 6 punten zijn bevorderend voor het stimuleren van het doen van een melding. Als Ieder1gelijk zich hierop focust kan dit positieve gevolgen hebben. Zij staan dan namelijk dichter bij
33
de doelgroep en wensen /behoeftes. Deze punten worden verder uitgewerkt in aanbevelingen voor Ieder1gelijk.
4.2 DISCUSSIE Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat Ieder1gelijk onder de doelgroep HLBT‟s weinig bekendheid heeft. Dit zorgt ervoor dat Ieder1gelijk weinig meldingen van HLBT‟s binnenkrijgt. We denken dat dit valt aan te pakken met een paar concrete stappen. Uit de antwoorden van de respondenten zijn aanbevelingen gedaan die toegepast kunnen worden door Ieder1gelijk . Ieder1gelijk kan de naamsbekendheid verhogen door de campagne die ze nu voeren door te zetten en daarbij concrete informatie te vermelden. Bijvoorbeeld de taken die Ieder1gelijk heeft en de resultaten die geboekt zijn. Ook kan zij meer samenwerken met het COC. Ieder1gelijk werkt al samen met het COC. En omdat het COC van meer bekendheid geniet kan Ieder1gelijk daarop inhaken. Daarnaast zijn er bekendere sites die zich richten op HLBT‟s en ook daar Ieder1gelijk op inhaken. Wij denken dat Ieder1gelijk inderdaad de naamsbekendheid moet vergroten. De respondenten stonden allemaal open voor een instelling als deze. Tijdens het afnemen van dit onderzoek merkten wij zelf heel erg dat de naamsbekendheid laag was. Na het interview waren de respondenten wel enthousiast over de instelling. Ze vonden het goed dat zo een instelling bestaat. We hebben gemerkt dat hetgeen dat Ieder1gelijk biedt goed aansluit bij de doelgroep. Daar denken geen problemen te zien. Echter ziet de buitenwereld niet wat Ieder1gelijk te bieden heeft. En daar zit, volgens ons, het knelpunt. Respondenten gaven meerdere malen aan een actieve houding van Ieder1gelijk te willen zien. Dit werd aangegeven door verschillende redenen. Sommigen schamen zich te veel en sommigen vinden het meegemaakte dan waarschijnlijk zo zwaar dat ze het werk liever aan een ander overlaten. En die ander kan Ieder1gelijk zijn, mits zij vele taken op zich neemt. We denken dat als Ieder1gelijk meer meldingen van HLBT‟s wilt krijgen het inderdaad belangrijk is dat zij uitdragen dat zij een actieve rol en houding hebben. Voor sommigen is het een drempel dat ze zelf actief moeten zijn. En als duidelijk wordt dat Ieder1gelijk ondersteunend is en het meeste werk doet dan zullen deze mensen sneller een melding komen doen. In het begin hebben we opgemerkt dat respondenten die in eerste instantie toezeggen om mee te doen om verschillende redenen ook weer afzeggen. Dit komt in elke onderzoek voor en daar hebben wij ook rekening mee gehouden. Bij dit onderzoek was het onderwerp voor sommige lastig om te bespreken. Zij twijfelden dan ook om echt mee te doen. We hebben gemerkt dat de mensen die twijfelden in de meeste gevallen ook af zeiden. Om dit voorkomen is het belangrijk om voldoende tijd te nemen om een respondent te benaderen en vooral hoe je benaderd. Blijf actief en positief. Wij hebben ondanks onze tijdnood ervoor gekozen om een flexibele houding ten aanzien van onze deadline aan te nemen. Daarmee hebben we onder andere 2 interviews kunnen afnemen die anders niet doorgegaan waren. Voor ons onderzoek heeft dit gewerkt en heeft het ons genoeg respondenten opgeleverd. Toch raden we Ieder1gelijk niet aan om dit te doen. We raden hen aan om realistisch tijd in te plannen voor het benaderen en interviewen van respondenten. Stel een deadline en houd je hier ook aan. Ieder1gelijk kan voorkomen dat de deadline verschoven wordt door in het begin, in het plan van aanpak, goed aan te geven hoeveel tijd alles gaat kosten. Tijdens het doen van dit onderzoek hebben wij ervoor gekozen om een informele houding aan te nemen ten overstaande van de respondenten. Informeel: afspreken waar de respondent dat wilt, het gesprek ontspannen houden, toestemming vragen voordat we iets ondernemen (bijvoorbeeld het gebruik van opname apparatuur) , vooraf en achteraf even social talk en respondenten de ruimte geven om hun verhaal te vertellen. Dit resulteerde in ontspannen interviews waarin respondenten zich vrij voelden om hun ervaringen te delen en zo kregen wij ook meer informatie. We raden Ieder1gelijk dan ook aan, dat als ze besluiten dit onderzoek nogmaals te herhalen, deze houding aan te nemen. Het kan meer tijd kosten dan nodig is, je bent 30 minuten in gesprek over een onderwerp die in 15 minuten afgesloten kan worden, maar het werkt effectiever. Uit ervaring weten wij dat je dieper op onderwerpen in kan gaan. En ook duidelijker krijgt wat respondenten met antwoorden bedoelen. Dat voorkomt ook dat er misverstanden ontstaan, verkeerde interpretatie van antwoorden en dat respondenten zich overhaast voelen.
34
Een belangrijk punt in dit kwalitatieve onderzoek was betrouwbaarheid en validiteit. Wanneer deze niet op orde zijn is de betrouwbaarheid ook laag. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van diepteinterviews. Door in de diepte te gaan hebben we doorgevraagd naar de beleving van mensen, referentiekader, en wat ze precies bedoelen met hun antwoorden. Als je dit onderzoek namelijk nogmaals afneemt dan krijg je andere antwoorden, omdat je andere respondenten hebt met andere ervaringen. Het is van belang om goed in te gaan op antwoorden die gegeven worden. Niet interpreteren, maar samenvatten en terugkoppelen. Bovendien is het belangrijk om tijdens het onderzoek constant in de gaten te houden dat wat gemeten moet worden ook echt gemeten wordt. Omdat het om belevingen gaat, is het onderwerp subjectief. Uit het subjectieve worden antwoorden gehaald die bruikbaar zijn voor een groter groep. Het is de bedoeling dat de werkelijkheid zoveel mogelijk in tact wordt gehouden. Als Ieder1gelijk zich hieraan houdt dan is het kwalitatieve onderzoek meer bruikbaar. Want de gegevens zijn meer betrouwbaar en vallen te beter te meten. Tijdens het doen van onze interviews hebben we ervoor gezorgd dat respondenten concrete antwoorden gaven. En wanneer termen overeenkwamen hebben we gevraagd wat zij daarmee bedoelen. Op die manier kregen we helder wat respondenten precies bedoelen en voorkwamen we ook dat we antwoorden op onze eigen manier gingen interpreteren. We hebben bij elke respondent dezelfde vragen gesteld. Zodat iedereen hetzelfde soort informatie gaf. We raden Ieder1gelijk aan om vooraf te bedenken wat voor informatie zij wilt en deze nauwkeurig vast te leggen. Wij hebben zelf gebruik gemaakt van een topiclijst, per topic vragen en daarbij onderzoeksvragen. Dat beviel ons prima. Daardoor legden wij de respondenten niet teveel vast, kregen wij onze informatie en bleef het gesprek lopen. Het helpt ook om structuur te creëren. Dit was vooral belangrijk om later antwoorden te kunnen analyseren. De opdrachtgever wil weten wat zij kan doen om ervoor te zorgen dat er meer meldingen van HLBT‟s binnenkomen. Uit de resultaten is volgens ons een helder antwoord gekomen. Wij denken dat het in die mate is gehaald dat Ieder1gelijk aan de slag kan. Wij zijn ervan overtuigd dat als Ieder1gelijk de naamsbekendheid vergroot en op grotere schaal gaat onderzoeken de meldingen sneller binnenkomen. Wat Ieder1gelijk biedt past goed bij de vraag van de doelgroep. Dat betekend dat het werk voornamelijk ligt bij het bereiken van deze mensen. Het halve werk is gedaan.
4.3 EVALUATIE VAN DE RESULTATEN METHODOLOGISCH (SWOT) Voor het doel
Intern Extern
Voor de organisatie
Hulpvol
Schadelijk
Sterke punten
Zwakke punten
Samenwerking met COC Nijmegen is al aanwezig Taken sluiten aan op de behoeftes Campagne is bekend Betrokken personeel Kennis van doelgroep In het bezit van soortgelijke onderzoeken
Weinig medewerkers Werkt voor een groter doelgroep dan HLBT‟s Naamsbekendheid is laag Werken met stagiaires (tijdelijk)
Kansen
Bedreigingen
Adverteren op verschillende sites Resultaten bekend maken Interesse van anderen aanwezig Goede vestigingsplaats, vlak bij station Heeft een sociaal netwerk
Medewerking van anderen nodig Doelgroep weet niet wat ze kunnen bereiken door het doen van een melding Er is voornamelijk een negatieve associatie met het doen van een melding Taken zijn niet bekend Geboekte resultaten zijn niet bekend
35
4.4 AANBEVELINGEN Na het afnemen van dit onderzoek en het verwerken van de resultaten kunnen aanbevelingen aan Ieder1gelijk gedaan worden. In totaal gaat het hier om 8 aanbevelingen. Aanbeveling 1 Vergroten naamsbekendheid De eerste en belangrijkste aanbeveling is dat Ieder1gelijk zijn naamsbekendheid moet vergroten. Ieder1gelijk heeft taken en mogelijkheden die aansluiten bij de behoefte van de doelgroep, zoals de mogelijkheid om via internet een melding te doen. Het knelpunt zit hem in de bekendheid waar Ieder1gelijk van geniet. De meerderheid kende Ieder1gelijk niet (genoeg) om een melding te doen. Zij hebben er nog nooit van gehoord, kennen de taken niet en weten dus niet wat Ieder1gelijk voor hen kan betekenen. Ieder1gelijk is bekend bij relevante organisaties, maar minder bij de doelgroep. Dit is een drempel die overwonnen kan worden door Ieder1gelijk door zich op andere homovriendelijke sites te profileren. Sites zoals www.gay.nl, www.cocnijmegen.nl, www.transman.nl, www.transvrouw.nl, www.transvisie.org, www.transvestie.org en Expreszo. In de vorm van een banner of link. Want dat zijn bekendere sites waar sneller op gekeken wordt. Daarnaast kan Ieder1gelijk zich vertonen op evenementen en activiteiten gericht op HLBT‟s. Zij kan gebruik maken van sociale netwerken zoals Facebook en Hyves. En Ieder1gelijk kan de campagne die ze nu hebben aan een breder publiek bekend maken. Het gaat erom dat Ieder1gelijk bekender wordt door op de doelgroep af te stappen. En dan niet op individuelen, maar op hele groepen tegelijk. Mensen willen wel een melding doen, alleen weten ze niet waar ze terecht kunnen. Aanbeveling 2 Samenwerking met het COC Ieder1gelijk werkt samen met het COC Nijmegen. In tegenstelling tot Ieder1gelijk zijn meer mensen bekend met het COC. Ook is het COC vaker in de media te zien, wat de doelgroep beter bereikt. De samenwerking met het COC betekend voor Ieder1gelijk een ingang tot meer bekendheid. Aanbeveling 1 kan tot stand komen door bij het COC georganiseerde activiteiten aanwezig te zijn, activiteiten van Ieder1gelijk op de COC website te promoten en op de COC website onder ander resultaten te tonen. Dit betekend niet dat er op de eigen website niets gedaan moet worden of dat alles via het COC gespeeld moet worden. Het betekend dat in eerste instantie het COC Ieder1gelijk het zetje, de publiciteit, kan geven dat het nodig heeft. Aanbeveling 3 Resultaten tonen Stimulerend voor het doen van een melding is de wetenschap dat eerdere meldingen positieve resultaten hebben geboekt. Maar ook simpelweg weten dat meldingen behandeld worden en niet blijven liggen. De resultaten kunnen bekend gemaakt worden via de media. Daarin kan verteld worden hoe het staat met de meldingen en wat daarmee bereikt is. Aan het eind van het jaar willen sommige graag een jaar verslag zien over het werk van Ieder1gelijk. In principe maakt de manier minder uit dan de informatie. Er is vraag naar informatie en kennis over Ieder1gelijk. Ook dit kan onder andere gespeeld worden via samenwerkingspartners. Dat zij ook de resultaten van Ieder1gelijk doorspelen naar relevante en geïnteresseerde mensen. Aanbeveling 4 Actieve houding Discriminatie brengt voor sommige schaamte met zich mee. Dit is een belemmering, een drempel, om een melding te gaan doen. Ieder1gelijk kan dit aanpakken door zelf een actieve houding aan te nemen. Niet wachten tot mensen komen melden, maar focussen op het bereiken van die mensen. Die actieve houding meet Ieder1gelijk zich aan door mensen de mogelijkheid te geven om Ieder1gelijk in hun veilige omgeving op te nemen. In plaats van dat een melder naar Ieder1gelijk komt, gaat Ieder1gelijk naar de melder. Mensen die niet durven een melding te doen, hebben dan meer de optie om een melding te gaan doen. Want niet iedereen wilt het via internet doen. Voor sommige is het veel te onpersoonlijk. Aanbeveling 5 De doelgroep informeren Uit dit onderzoek is gebleken dat ieder zijn eigen persoonlijke wensen heeft over hoe diegene benaderd wilt worden. Sommige willen heel persoonlijk benaderd worden en dat er zoveel mogelijk vragen gesteld worden en sommige willen een zakelijke houding zonder vragen, behalve de noodzakelijke. Het is belangrijk dat Ieder1gelijk de doelgroep informeert over de meldingsprocedure. De doelgroep weet dan wat het kan verwachten. En hoe meer duidelijk het is dat de meldingsprocedure aansluit bij de wensen, hoe eerder de doelgroep geneigd is om een melding te gaan doen. Bovendien denken sommige dat ze naar de politie moeten wanneer ze een
36
melding willen doen en beseffen ze niet dat ze ook bij Ieder1gelijk terecht kunnen. Ook voor de lichtere incidenten, zoals uitgescholden en nageroepen worden. Aanbeveling 6 Optimaal gebruik maken van de website Voor sommige hangt alles af van de website van Ieder1gelijk. Als deze hen niet aanspreekt zullen zij geen melding doen. De meerderheid wilt via internet of mail een melding doen. Dit betekend dat ze op de website van Ieder1gelijk terecht zullen komen. De doelgroep wilt een professionele uitstraling zien. Aan de hand daarvan keuren zij de organisatie goed of fout. Een bezoek aan de website vindt plaats wanneer iemand een melding wilt doen. Dus wilt de doelgroep ook graag meteen zien waar ze een melding kunnen doen. Dus niet zoeken en doorklikken, maar meteen voor je zien. Het is dus verstandig om het meldingsformulier duidelijk meer naar voren te brengen. De meldingsformulier komt overeen met de wensen die uitgesproken zijn door de doelgroep. De foto‟s van de medewerkers zijn een pluspunt. Het is fijn en drempelverlagend voor de doelgroep om te zien met wie ze te maken hebben. Aanbeveling 7 Kennis van minderheden Transgenders krijgen minder aandacht dan holebi‟s. Zo ervaren transgenders het en dit blijkt ook uit onderzoek. Daardoor voelen zij zich buitengesloten. Ook merken transgenders dat weinig organisaties kennis van minderheidsgroepen hebben. Dit ervaren zij als belemmerend. En soms zelfs als discriminerend. Als voorbeeld; een transgender, die vroeger man was en nu vrouw, wordt nog steeds met zijn geboortenaam aangesproken. Dat betekend dat zij met een mannelijke naam wordt aangesproken. Het gebrek aan kennis over transgenders bij instanties waar die kennis zou moeten zijn wekt ergernis en boosheid op. De verwachting is dat Ieder1gelijk deze kennis en informatie in zijn bezit heeft. Een transgender die bij Ieder1gelijk komt verwacht geen vragen over wat het inhoud transgender te zijn. De aanbeveling aan Ieder1gelijk is dan ook om kennis op te doen van niet alleen transgenders, maar ook van andere minderheidsgroeperingen. Van receptioniste tot klachtconsulent tot directrice. Aanbeveling 8 Hoe groter hoe beter Uit twee gesprekken met andere organisatie die hetzelfde doel voor ogen hebben, namelijk het vergroten van de meldingsbereidheid, is gebleken dat voor verhoging van de meldingsbereidheid grote acties ondernomen moeten worden. Deze acties kosten veel tijd en kunnen jaren duren. De acties zelf houden in samenwerking met de politie, workshops en trainingen geven. En vanuit de politie verandering doorvoeren. Het vertrouwen in de politie is laag en daardoor blijven meldingen ook laag. Het vertrouwen kan toenemen als mensen zien dat ze serieus worden genomen. Als maatschappelijke organisatie kan Ieder1gelijk de stap nemen om in samenwerking met de politie het vertrouwen terug te winnen door met de politie actief te zijn bij HLBT gelegenheden. Zoals de gay pride of de roze zaterdag. Dit vraagt om een grote aanpak met veel aandacht. Zodat gezien wordt dat er iets gedaan wordt aan het doen van een melding.
37
5 EXTRA INFORMATIE Niet alle informatie die tijdens het onderzoek, de interviews, vergaard is, is bruikbaar in dit onderzoek. Het kan echter wel van toegevoegde waarde zijn voor toekomstige onderzoeken die Ieder1gelijk zou willen doen. Daarom is deze informatie toch verwerkt in dit onderzoeksverslag in dit extra hoofdstuk.
5.1 OVERIGE ONDERZOEKSVRAGEN: HET CADEAU De volgende onderzoeksvragen zijn niet van belang voor het onderzoek, maar kunnen wel van waarde zijn voor Ieder1gelijk. Vandaar dat ze als extra informatie mee worden gegeven en verder niet in de resultaten van het onderzoek worden meegenomen. Hoe reageerde de deelnemers op het cadeau? Van de 14 respondenten hebben 10 een cadeau gekregen. Een tas van Ieder1gelijk, een muismat met Ieder1gelijk erop, een informatie folder en een meldingsbrief. De 10 respondenten ontvingen het cadeau positief. 1 Respondent gaf aan „blij te zijn‟ met de muismat en 9 respondenten waren enthousiast over de tas. Wat was het effect van het cadeau? Van de 14 respondenten hebben 0 zich aangemeld vanwege het cadeau. Dit was geen stimulans om mee te doen. Het cadeau werd positief ontvangen en werd gebruikt als afsluiting van het interview.
5.2 BELANGRIJKE ONDERWERPEN VAN DE RESPONDENTEN Niet alle respondenten hadden onderwerpen waar ze aandacht voor wilden vragen. De respondenten die wel onderwerpen hadden om te bespreken, hebben hier de kans voor gehad. Deze onderwerpen worden hier vermeld en meegegeven aan Ieder1gelijk. In dit onderzoek kan er niets mee gedaan worden, maar wellicht kan Ieder1gelijk er in de toekomst wel iets mee. 1. Respondent A Zij wilde nog graag even aandacht vragen voor de roze ouderen. Omdat ze zelf bezig is met het onderwerp, is ze zich gaan afvragen hoe het maatschappelijk werk kan bijdragen aan het emanciperen van homoseksuelen ouderen. Zij denkt dat er veel informatie uit literatuur valt te halen, qua gelijkheid. Ook denkt zij dat roze ouderen gediscrimineerd worden. Deze discriminatie vindt volgens haar plaats in verzorgingstehuizen. Bovendien gelooft zij dat een organisatie als Ieder1gelijk zich op dit gebied kan profileren. De respondent denkt dat daar veel uit gehaald kan worden door middel van voorlichtingen, omdat onder die generatie homoseksualiteit redelijk onbekend is. Ze geeft aan dat ouderen minder snel een melding zouden doen. En voorlichtingen helpt om dat te voorkomen. Ze ziet het niet voor zich als een middagje voor de klas staan of in een verzorgingstehuis, maar vooral in gesprek gaan met en vragen wat iemands bezwaren zijn. En dan checken waar die vandaan komen en hoe die weggenomen zouden kunnen worden. Volgens haar is dat heel belangrijk om discriminatie te voorkomen. Afstappen op de ouderen. Ze ziet het voor zich als een groep vrijwilligers die afgestuurd worden om voorlichting te geven en/of in gesprek te gaan met de ouderen. 2. Respondent B Respondent B wilde graag de aandacht voor het onderwerp homoseksualiteit en de acceptatie daarvan. Hij denkt dat er in de algemene media meer aandacht moet zijn voor wat hij noemt de „huis-tuin-en keukenhomo‟. En niet het extreme type, want daar is altijd de aandacht voor. Dat ziet hij zelf terug in bijvoorbeeld de gay pride. Hij typeerde het als „super verwijfde mannen‟ of van die „stoere leren types‟. Juist aan het normale wordt weinig aandacht geschonken, terwijl daar meer aandacht voor zou moeten zijn. Als daar meer aandacht voor is, dan zou het ook beter met de acceptatie gaan. Volgens hem zien mensen dan dat ze net als normale mensen zijn. Hij begrijpt dat juist het extreme interessant is, maar dat is niet alleen bij homoseksuelen. Dus ook de normale kant laten zien. 3. Respondent C
38
Tijdens het interview bracht hij het onderwerp op jongeren. Als hij zelf denkt aan zijn middelbare school periode dan heeft hij zelf vooral gemist dat iemand, als voorbeeld, kwam vertellen, ervaringen, hoe het coming out proces is gegaan en wat erbij komt kijken. Iemand die je komt vertellen dat het eigenlijk heel normaal is homo te zijn. En dat je verder precies hetzelfde bent als alle anderen. Hij wilt dus eigenlijk graag zien dat daar op onder andere middelbare scholen voorlichting over wordt gegeven. Zo rond de derde / vierde klas. Niet te jong, want dat zou te ver van het bed kunnen zijn. Hij weet zelf dat het COC hier wel mee bezig is, maar hij vindt dat het vooral zo moet doorgaan. 4. Respondent E Respondent E wilde even de aandacht hebben voor het onderwerp antihomo‟s. Hij baalt er namelijk van dat mensen denken dat alle moslims antihomo zijn. En dat vindt hij onzin. Volgens hem staat het niet alleen in de koran, maar ook in de bijbel en het is maar hoe je dingen interpreteert. Hij kent zelf genoeg moslims die niet zo denken. Tegenwoordig zijn er veel homo‟s die bang zijn voor de moslims waardoor ze voor de PVV gaan stemmen, zegt hij. Hij heeft het idee dat er dan gestemd wordt voor een partij die een ander subcultuur naar beneden druk. Dat snapt hij niet en daarom wilde hij even dit onderwerp bespreken. Volgens hem komt het door angst. Homoseksuelen worden niet alleen gediscrimineerd, maar discrimineren zelf ook. En dat begrijpt hij niet. Er zijn genoeg progressieve moslims, maar daar hoor je niks van. Zij zijn geïntegreerd en hebben hun plek gevonden in de maatschappij. De maatschappij blijft zich verversen, dus je moet je bezig houden met voorlichting. Totdat dit alles zo normaal is dat niemand er meer over nadenkt. Tot die tijd kun je niet stilstaan. 5. Respondent F Aan de hand van het interview gaf hij als eigen onderwerp nog mee dat Ieder1gelijk de media bij haar werk kan betrekken. Hij denkt daarbij aan programma‟s als Hart van Nederland. Volgens hem besteden ze ook aandacht aan discriminatie. Zij kunnen dan ook een bijdrage leveren aan de bekendheid van Ieder1gelijk. Dus niet alleen op internet aan de slag gaan, maar ook via tv of andere massamedia. En daarbij vertellen over zaken die opgelost zijn. Hij ziet Facebook en Twitter als positieve mogelijkheden om bekendheid te vergaren. Daarmee laat Ieder1gelijk zien dat het modern is en meegaat met de tijd. Jongeren zitten toch al op dit soort sites. 6. Respondent J Respondent J had vond dit onderzoek een goed initiatief. Hij heeft een negatief beeld van de politie en zou daar geen melding doen. Verder heeft hij nog wat verteld over de geschiedenis en de onderdrukking van de politie. Maar dit komt terug in het onderzoeksverslag.
39
LITERATUURLIJST
Bureau Discriminatie Den Haag en Haaglanden. (2009). Aanpak homodiscriminatie: handleiding voor professionals. Den Haag : Hollands Midden en Haaglanden . 1, A. (sd). Info over artikel 1 van de grondwet. Opgeroepen op 03 07, 2011, van Website van Artikel 1: www.art1.nl Akkermans, D., & Dijk, J. (1999). Marketing en communicatie, naar meer rendement bij minder marktstructuur en mondiger klanten. Deventer: Kluwer. Art., 1. (2011). Landelijke Protocol Klachtbehandeling. Amsterdam: Art. 1. Baart, A. (2006). Een theorie van presentie. Den Haag: Lemma B.V. Best, K. d., & vries, W. d. (2009). Markteting is geen reclame, Het is het hart van je bedrijf. Den Haag: Sdu Uitgevers. Best, R. J. (2006). Martkgericht management, Strategisch werken aan waarde en winst. Benelux: Pearson Education Benelux. blog.spitsnet.nl. (2010, 02 09). Informatie over discriminatie Artikelen. Opgeroepen op 03 28, 2011, van Website van spitsnet: www.blog.spitsnet.nl blogspot.com. (2010, 08 25). Informatie over discriminatie artikelen. Opgeroepen op 03 28, 2011, van Website van blogspot.com: www.meldpunt-homodiscriminatie.blogspot.com Boekema, J., Broekhoff, M., Bueren, E. v., Oosterhuis, A., & Tak, A. (2005). Basisboek marketing. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff bv. Borg, J. (2005). Overtuigen; hoe je dingen voor elkaar krijgt. Benelux: Pearson Education Benelux. Brinkman, F. (2005). Denken over je vak. Houten: Bohn Stafleu Loghum. Brug, J., Assema, P. v., & Lechner, L. (2007). Gezondheidvoorlichting en gedragsverandering, een planmatig aanpak. Assen: Van Gorcum BV . Bureau Discriminatiezaken. (28, 08 2010). Buiten Beeld? Opgeroepen op 03 28, 2011, van Informatie over discriminatie onderzoeken: www.discriminatiezaken.nl COC. (2011, 02 08). Info over maatschappelijk ontwikkelingen discriminatie. Opgeroepen op 02 14, 2011, van Website van COC: www.coc.nl COC Nederland. (2011, 05 12). Informatie over samenwerkingspartners COC. Opgeroepen op 05 12, 2011, van Website van COC Nederland: www.coc.nl COC Nijmegen. (2011, 05 12). Informatie over COC Nijmegen. Opgeroepen op 05 12, 2011, van Website van het COC: www.cocnijmegen.nl Commissie Gelijke Behandeling. (2011, 05 06). Informatie over gelijke behandeling. Opgeroepen op 05 06, 2011, van Website van Commissie Gelijke Behandeling: www.cgb.nl
40
Damoiseaux, V., Molen, H. v., & Kok, G. (1998). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Assen: Van Gorcum & Comp B.V. . Dekker, P., & Kanter, W. d. (2010). Motiveren kun je leren. Amsterdam: Thoeris. Dekker, P., & Kanter, W. d. (2010). MOTIVEREN kun je LEREN. Amsterdam: Thoeris. Dekker, P., & Kanter, W. d. (2010). Motiveren kun je leren, gidsen naar gezond gedrag. Amsterdam: Thoeris. discriminatiezaken. (2011, 03 28). Informatie over discriminatie artikelen. Opgeroepen op 03 28, 2011, van Website van discriminatie zaken: www.discriminatiezaken.nl Europees Bureau Voor de Grondrechten. (2009, 03). De bescherming die het Gemeenschapsrecht biedt tegen discriminatie op grond van seksuele geaardheid. Europees Bureau Voor de Grondrechten. Evers, J. (2007). Kwalitatief interviewen, kunst en kunde. Den Haag: Lemma. Galien, M. v. (2011, 03 06). Jongeren positiever tegenover homoseksualiteit. Opgeroepen op 03 06, 2011, van Informatie over homoseksualiteit en jongeren: www.dagelijksestandaard.nl Gemeente Limburg. (2011, 04 28). Informatie over Anti Discriminatie Voorzieningen. Opgeroepen op 28 04, 2011, van Website van Limburg: www.advlimburg.nl Gemeente Nijmegen. (2011, 02 08). Info over Homobeleid Nijmegen. Opgeroepen op 02 14, 2011, van www2.nijmegen.nl: http://www.nijmegen.nl Grit, R. (2008). Projectmanagment. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff bv. Grondwet Artikel 1. (2011, 03 07). Info over artikel 1 van de grondwet. Opgeroepen op 03 07, 2011, van Website grondwet: www.art1.nl Holebi federatie. (2002, 04 28). Informatie over biseksuelen. Opgeroepen op 04 28, 2011, van Website van de Holebi federatie: www.holebifederatie.be Homo Organisatie Stichting Platform Keelbos. (2011, 04 28). Informatie over HLBT's. Opgeroepen op 04 28, 2011, van Website van Stichting Platform Keelbos: www. encyclo.nl Ieder1gelijk. (2011, 02 08). Info over discriminatie. Opgeroepen op 02 08, 2011, van Ieder1gelijk: http://www.ieder1gelijk.nl Keuzenkamp, S. (2010). Steeds gewoner, nooit gewoon: acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Klandermans, B., & Seydel, E. (2000). Overtuigen en activeren, Publieksbeinvloeding in theorie en praktijk. Assen: Van Gorcum & Camp B.V. . Kotler, P. (2004). Principes van marketing. Amsterdam: Pearson Education Benelux. Kuiper, C. (2010). Arbeid en Gezondheid, preventie, behandeling en reïntergratie, een handboek voor paramedici. Houten: Bonh Stafleu Loghum . Landelijke Protocol Klachtbehandeling. (2011). Landelijke Protocol Klachtbehandeling. Amsterdam. Latjes, G. (2010). Academiegids 2010-2011. Den Bosch: Avans Hogeschool Den Bosch. 41
Marcel Koenders; Willen Huijnk. (2009). Hand in hand; De Nijmeegse veiligheidsmonitor 2008/2009. Nijmegen: Gemeente Nijmegen. Migchelbrink, F. (2010). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP. Miller, W. R., & Rollnick, S. (2009). Motiverende gespreksvoering. Guilford: Ekklesia. MKB Service Desk. (2011, 07 03). Info over Wet Gelijke Behandeling. Opgeroepen op 03 07, 2011, van Service Desk: www.mkbservicedesk.nl Movisie. (2011, 05 02). Informatie over adviescommissie Homo-/lesbisch beleid. Opgeroepen op 05 02, 2011, van Website van movisie.: www.movisie.nl Movisie. (2011, 04 28). Informatie over DUO moeders. Opgeroepen op 04 28, 2011, van Website van Thesaurus Zorg en Welzijn : www.thesauruszorgenwelzijn.nl Nijmegen. (2011, 02 08). Info over Homobeleid Nijmegen. Opgeroepen op 02 14, 2011, van www2.nijmegen.nl: http://www.nijmegen.nl Overheid. (2011, 05 06). Informatie over gelijke behandeling. Opgeroepen op 05 06, 2011, van Website van de overheid: www. wetten.overheid.nl Plaggenborg, G. (2011). Beleidsplan Ieder1gelijk 2011-2015. Nijmegen: Ieder1gelijk. Rutten, B. (2011, 01 31). Informatie over discriminatie artikelen. Opgeroepen op 03 28, 2011, van Website van powned: www.powned.tv Saskia Keuzenkamp, D. B. (2006). Gewoon doen, acceptatie van homoseksuelen in Nederland. Den Haag : Sociaal en Cultureel Planbureau. Scholten, L. (2007). Notitie Seksuele diversiteit 'Hand in Hand'. Nijmegen: Gemeente Nijmegen. Schuyf, J. (2003). Emanciperen kunnen ook homoseksuelen niet alleen. Amsterdam: Movisie. Schuyf, J. (2009). Geweld tegen homoseksuele mannen en lesbische vrouwen. Utrecht: Movisie. Sensoa. (2011, 04 28). Informatie over heteroseksualiteit en homoseksualiteit. Opgeroepen op 04 28, 2011, van Website van Sensoa: www.allesoverseks.be Spek, M. D.-V., Ofman, D. D., & Lier, M. v. (2011, 03 28). informatie over motivatie. Opgeroepen op 03 28, 2011, van Website van leren.nl: www.leren.nl Transgender vereniging Nederland. (2011, 04 28). Informatie over transgenders. Opgeroepen op 04 28, 2011, van Website van de Transgender vereniging Nederland: www.transgendernederland.nl transvrouw.web-log. (2010, 01 09). Informatie over discriminatie artikelen transgenders. Opgeroepen op 03 28, 2011, van Website van transvrouw: www.transvrouw.weblog.nl Universele Rechten van de Mens. (2011, 03 07). Info over Universele Rechten van de Mens. Opgeroepen op 03 07, 2011, van www.ohchr.org Van Uden, T., & Bakker, M. (2006). Stap voor stap, Outreachende hulpverlening in het maatschappelijk werk. Eindhoven: De Hoven B.V.
42
Verhoeven, N. (2008). Wat is onderzoek, Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Den Haag: Boom onderwijs . Vinke, R. (2004). Zoeken naar intrinsieke motivatie. 's-Gravehage: Reed Business Information bv. Visser, M. (2010, 07 16). Informatie over discriminatie artikelen. Opgeroepen op 03 28, 2011, van Website van Elsevier: www.elsevier.nl Voorziening, A. D. (2011). Landelijke Protocol Klachtbehandeling. Amsterdam. Wetboek van Strafrecht . www.carrieretijger.nl. (2011, 02 08). Info over SWOT Analyse. Opgeroepen op 02 08, 2011, van Sterkte zwakte analyse: http://www.carrieretijger.nl
43
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
Heeft u interesse in ons onderzoek bij Ieder1gelijk ,? Neem dan contact op met T. Vrolijk: 06-12165733 en/of V. Ganpat :
[email protected]
BIJLAGEN
BIJLAGE 1 WERVINGSBRIEF
Discriminatie? MELD HET!
Wij zijn twee studenten, Tiziana Vrolijk en Vidya Ganpat, van de Hogeschool Avans in Den Bosch. We zijn bezig met een afstudeeronderzoek bij Ieder1gelijk en COC Nijmegen. Als u gediscrimineerd bent vanwege uw seksuele geaardheid ( homoseksueel, lesbienne, biseksueel of transgender ) zouden wij graag een interview met u willen afnemen. We zoeken deelnemers tot 16 mei 2011. Uw naam en gegevens zullen niet genoemd worden in het onderzoek. Het maakt niet uit wat uw leeftijd, afkomst, geslacht, religie of opleiding is. Door uw deelname wilt Ieder1gelijk erachter komen wat zij kunnen doen om u te helpen. Het doel van dit onderzoek is het vergroten van de meldingsbereidheid bij Ieder1gelijk onder homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders in Nijmegen / Gelderland-Zuid. Kent u iemand die ons een handje zou kunnen helpen? We zouden u dankbaar zijn als u dan contact opneemt met ons. Voor meer informatie kunt u bellen naar Tiziana Vrolijk: Tel nr. 0612165733 of mailen naar Vidya Ganpat: e-mail adress
[email protected] Als dank voor uw medewerking hebben we na afloop een kleinigheidje voor u. Hopelijk tot snel!
44
BIJLAGE 2 TOPICLIJST & ONDERZOEKSVRAGEN VOOR DE INTERVIEW Topic
Vraag ( de vragen zijn er om het gesprek toch enigszins te leiden en niet volledig te laten afdwalen)
Onderzoeksvraag
Algemene gegevens
Leeftijd Geslacht Nationaliteit In het geval dat er informatie ontbreekt, mobiel of email. Woonachtig in welk gebied te Nijmegen / Gelderland-Zuid? Student, werkende, geen van beide of allebei?
Wat is het profiel van de deelnemer?
Bekendheid Ieder1gelijk
Ken je de organisatie Ieder1gelijk? Ben je er ooit geweest? Zo ja, hoe? Zo nee, wil je daar meer over weten? Ken je in je omgeving iemand die daar is geweest?
Hoe groot is de bekendheid van Ieder1gelijk bij de deelnemers van het interview?
Korte beschrijving ongeval
Kun je vertellen wat je hebt meegemaakt? (het ongeval) Waar heb je dit meegemaakt? Kun je vertellen welke discriminatie verhalen je hebt gehoord mbt homoseksualiteit? Voel je , je nog onveilig?
Welke discriminatiegevallen komen het meest voor?
Bij bekendheid Ieder1gelijk ) Ken je de meldingsprocedure? Zo ja, wat vind je ervan? Wat zou jij fijn en stimulerend bij het doen van een melding? Wat zou jij nodig hebben, wat zet jou concreet aan tot het doen van een melding? Wat zou jij graag bij Ieder1gelijk terug willen zien?
Wat heeft de deelnemer nodig om wel een melding te doen? Wat willen ze concreet bij Ieder1gelijk zien?
Wat roept het bij jou op als je denkt aan het doen van een melding? Wat wil je bereiken door het doen van een melding? Hoe zie jij Ieder1gelijk binnen je motivatie? Wat maakt het makkelijker voor jou, motiverend, om een melding te gaan doen ?
Wat is de associatie (negatief / positief) met het doen van een melding? Wat willen deelnemers bereiken door het doen van een melding? Wat maakt het gemakkelijker om een melding te gaan doen? Wat is de positie van Ieder1gelijk bij het doen van een melding? |
Meldingsbereidheid
Achterliggende motivatie bij het doen van een melding
45
Behoefte bij het doen van een melding
Als er concrete antwoorden uit de bovenstaande vragen zijn gekomen dan deze antwoorden samenvatten om te checken of de aannames kloppen. Mocht dit niet geval zijn, dan om verduidelijking vragen. Mocht er tot nu toe nog geen duidelijk antwoord naar voren zijn gekomen dan meer vragen zoals: wat wil jij dat Ieder1gelijk doet zodat jij een melding doen wel ziet zitten en/of wat vind jij nuttig?
Zie onderzoeksvragen meldingsbereidheid & achterliggende motivatie.
Concrete suggesties voor Ieder1gelijk
Samenvatten; dus u wil graag… U heeft behoefte aan…
Wat zijn de concrete suggesties aan de hand van dit interview voor Ieder1gelijk ?
Feedback en opmerkingen interview.
Heeft u nog iets wat u kwijt wilt? Heeft u nog vragen voor ons? Hoe heeft u het ervaren meet e doen aan dit interview? Heeft u tips en feedback voor ons?
Hoe kwamen over de deelnemers? Hoe kan het interview verbeterd worden?
Afsluiting
“Sneeuwbal effect‟ ; vragen of de deelnemer nog meer mensen kent die we kunnen interviewen. Bedanken voor de deelname Cadeautje geven ( wordt nog geregeld) En afscheid nemen.
Hoe reageerde de deelnemers op het cadeau? Wat was het effect van het cadeau?
46
BIJLAGE 3 OVERZICHT WERVING Ondernomen activiteiten : Lezing van Ieder1gelijk: We zijn op maandag 21 maart 2011 naar de Lezing „De ironie van gelijkheid‟ geweest. Dit was georganiseerd door Ieder1gelijk en werd gegeven door Lida van den Broek. Voor de lezing hebben we contact gelegd met Homojongerengroep DITO!, om te kijken of ze ons konden helpen om deelnemers te vinden. Zij hebben toen toegezegd om onze wervingsbrief /advertentie in hun krant te plaatsen in april. Daarnaast hebben de mensen die we toen hebben gesproken aangegeven dat ze misschien zelf ook mee wilden doen. Leiden COC: Op vrijdag 8 april 2011 zijn we naar het COC in Leiden geweest. Tijdens ons literatuuronderzoek kwamen we het project Discriminatie? Meld het! tegen. Dus hebben we gemaild en een afspraak gemaakt. Uit het gesprek wilde we weten hoe het project liep en of het ook daadwerkelijk hielp. Daarnaast hebben we onze project ook besproken en tips en adviezen gevraagd. Zij heeft ook geadviseerd om contact op te nemen met „Roze in blauw‟ in Amsterdam, aangezien zij ook bezig zijn met het vergroten van de meldingen bij deze doelgroep. Proefinterview: Onze proefinterview hebben we afgenomen op dinsdag 5 april 2011. Dit hebben we gedaan met een oud-student die een half jaar eerder klaar was met haar studie Social Work, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Zij heeft ons tips en adviezen gegeven. We hebben onze proefinterview met haar gedaan, omdat zij een soortgelijke onderzoek heeft gedaan. En de proefinterview helpt ons met het bewust benaderen van deelnemers. Politie Amsterdam ‘Roze in Blauw’: Woensdag 27 april zijn wij naar Amsterdam geweest om daar te praten met een politieagent die mee draait met het team „Roze in Blauw‟. Zij richten zich specifiek op de doelgroep homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders. We kwamen bij deze netwerk terecht via het gesprek dat we in Leiden bij de COC hebben gehad. Daar adviseerde zij ons ook om contact met hen op te nemen. Tijdens het gesprek hebben we ons gericht op wat het netwerk precies doet om discriminatie tegen te gaan, de effecten hiervan en hoe het werk bevalt. Daarnaast hebben we nog informatie gevraagd over uiteenlopende kleinere onderwerpen. Al met al was het een informatieve gesprek die ons meer inzicht geeft op meldingsbereidheid en hoe hiermee aan de slag te gaan. Contactpersoon Transgendercafé: Op donderdag 14 april 2011 zijn we naar het Transgendercafé in Nijmegen geweest. Vooraf hebben we gemaild om een „afspraak‟ te maken. We hebben gesproken met één van de organisators. Zij heeft vaker avonden als deze georganiseerd. Daardoor kent zij een aantal transgenders. We hebben een uitgebreid gesprek met haar gehad waarin we niet alleen haar ervaringen hebben besproken, maar ook die van anderen. Alle informatie die we van haar hebben gekregen, hebben we gebundeld tot een verslag, waarin onder andere aanbevelingen staan. Notities geplaatst op Facebook en Hyves: Via Facebook en Hyves hebben we op 4 april 2011 een notitie gemaakt waarin we een oproep doen voor deelnemers voor ons onderzoek. Deze hebben we op onze eigen Facebook en Hyves geplaats. En daarnaast ook bij vrienden en familie. Geïnteresseerde mensen konden ons bellen of mailen. Ze konden ook ter plekke op de notitie reageren of een bericht via die sociale media sturen. Contact met oud cliënten Ieder1gelijk: Via Ieder1gelijk heeft, op 12 en 13 april 2011, onze opdrachtgever een bericht gestuurd naar 6 oud cliënten. Het bericht hebben we zelf gemaakt. Hierin vragen wij hen om deel te nemen aan ons onderzoek en wat ons onderzoek precies inhoudt. Vervolgens heeft onze opdrachtgever deze naar de cliënten gemaild. Vanwege privacy redenen kregen wij niet hun contactgegevens. Kranten in Nijmegen: We hebben, in de periode van 22 maart 2011 tot 4 april 2011, gekeken naar mogelijke advertenties/persberichten in Nijmeegse kranten. Uiteindelijk is dit niets geworden. Twee kranten reageerde niet. We hebben ze gemaild. Helaas hadden we geen telefoonnummer die we konden bellen. We hebben contact opgenomen met een derde krant. Zij hebben ons verteld wat hun criteria voor het opstellen van een bericht was. Voordat we daadwerkelijk een advertentie hadden doorgezet, kregen we het advies vanuit Ieder1gelijk (nieuwe communicatiemedewerkster) om het liever via sociale media te proberen. Dat heeft meer effect dan een bericht in de krant. Tweede bezoek transgendercafé: Donderdag 12 mei zijn we voor de tweede keer naar het transgendercafé geweest. Daar hebben we gevraagd of er nog geintresseerde waren voor ons onderzoek. Helaas waren de mensen die er waren geen inwoners van Gelderland-Zuid. Dus kwamen zij niet in aanmerking. We hebben de organisator, die ons de vorige keer had geholpen, ook meteen een cadeautje gegeven. Omdat we alle deelnemers een cadeau hadden gegeven en haar niet.
47
Bijeenkomst Roze Netwerk Borrel: De Roze Netwerkborrel vond plaats op vrijdag 13 mei. Tijdens de roze netwerkborrel krijgen ondernemers en organisaties de kans om te netwerken met elkaar. En dan gaat het specifiek over organisaties en ondernemers die zelf homoseksueel, lesbisch of biseksueel zijn. Zij krijgen de kans om elkaar te ondersteunen. Wij zijn naar de 6de bijeenkomst geweest. Voordat de gastheer en de gastspreker aan het woord kwam kon iedereen met elkaar praten. We zijn in gesprek geraakt met een zelfstandige ondernemer die we uiteindelijk hebben kunnen interviewen. Na nadat de gastheer had gesproken hebben we een ander benaderd en ook kort geïnterviewd. Het duurde allemaal niet zo heel erg lang. De lezing zelf was niet van belang voor ons onderzoek. Het ging over de homo geschiedenis van Nijmegen (zo noemde de gastheer het).
Bezochte homo cafés: Café Mets: Op vrijdag 1 april 2011 zijn we naar café Mets geweest. Een café speciaal voor homoseksuelen, lesbiennes en biseksuelen. We hebben daar 2 personen gesproken en onze wervingsbrief achtergelaten. We zijn daar aan het begin van de avond geweest. Daarna zijn we naar drie 3 andere cafés geweest en vervolgens zijn we weer terug gegaan om iets te drinken en mensen aan te spreken. Café de Meermin: Diezelfde avond zijn we naar café de Meermin geweest. Daar waren nog helemaal geen mensen. Ook daar hebben we onze wervingsbrief achtergelaten. Café Chaps: Die was pas om 21.00u open en alleen toegankelijk voor mannen. Dus daar mochten wij niet naar binnen. We hebben echter wel aangebeld en gewacht. Alleen we kregen geen reactie, dus zijn we doorgelopen naar de volgende café. Café de Verjaardag:. We hebben een tijdje lopen zoeken, maar uiteindelijk bleek dat hij niet langer bestaat. De café die daarvoor in de plaats is gekomen was nog niet open. We konden ook niet iemand te pakken krijgen, dus we weten ook niet of het verstandig zou zijn geweest om onze brief achter te laten. Transgender bijeenkomst: Op donderdag 14 april 2011 zijn we naar een transgender bijeenkomst geweest in een standaard café. Daar hebben we gesproken met verschillende mensen. We hebben ze verteld over onze onderzoek en we hebben gekeken of ze interesse hadden. Uiteindelijk zijn we daar weggegaan met 4 mensen die toegezegd hebben om mee te doen. Benaderde personen en organisaties: Judith Schuyf: Judith Schuyf houdt zich bezig met onderzoeken naar onder andere homoseksuelen en lesbiennes. We kwamen haar tegen via internet tijdens het maken/doen van ons literatuuronderzoek. Via Ieder1gelijk kregen wij ook als tip om contact met haar te zoeken. Veel van de onderzoeken die we op internet tegenkwamen hadden in zekere mate betrekking met haar. We hebben haar gemaild met een uitleg over onze onderzoek en de vraag of ze een afspraak met ons kon maken. Maar helaas had ze het veel te druk om een afspraak met ons te maken. Eigen Netwerk: Via vrienden en familie hebben we gekeken of zij mensen kenden die mee konden doen met ons onderzoek. Zij wonen in Amsterdam en Rotterdam. Ze konden bij elkaar ongeveer 8 a 9 mensen regelen. Helaas proberen we het zo dicht mogelijk in de buurt van Nijmegen te houden. En daarom vielen al die mensen weg. Wij hebben ze wel uitgelegd waarom het niet kon en of ze zelf mensen in Nijmegen kende die ons konden helpen. Sommige van die vrienden en familieleden hebben ook onze bericht op Facebook overgenomen en op hun eigen profiel geplaatst. Politie Nijmegen: We hebben twee maal gemaild naar de politie in Nijmegen. De eerst keer heel algemeen waarop we een negatieve reactie kregen. Onze wervingsbrief kon namelijk niet binnen de politie verspreidt worden. Daarna hebben we van Ieder1gelijk een meer specifiek email adres gekregen. Dus besloten we het nogmaals te proberen. We hebben gemaild, maar we hebben daar geen reactie meer op gehad. De kringen: De kringen heeft praatgroepen voor mannen en vrouwen die homoseksueel zijn. Ze wisselen ervaringen uit. We hebben gemaild en gebeld (mannenkringen). Hier hebben we geen reactie op gehad. Daarna hebben we gebeld naar de vrouwenkringen en daar kregen we wel reactie op. Het bleek toen dat de praatgroepen op dit moment niet actief zijn. Maar de contactpersoon heeft voor ons onze wervingsbrieven naar relevante organisaties en personen gemaild. Gay.nl: www.gay.nl werd aan ons geadviseerd via een vriend. We hebben op de site gekeken om te kijken of we een oproep konden plaatsen. Na herhaaldelijke keren gebeld te hebben, zonder succes, hebben we van de telefoniste een email adres gekregen. Helaas kregen we geen reactie op onze mail. Dus zijn we weer gaan bellen. Dit heeft nergens toe geleid. De persoon die ons kan vertellen of we een oproep kunnen plaatsen krijgen we niet te pakken.
48
Meldpunt discriminatie: De Meldpunt discriminatie die wij wilden spreken zit in Eindhoven. We wilden daar graag een afspraak maken om te kijken welke methoden zij hanteren bij het ontvangen van een melding. En dan specifiek als het gaat om een melding op basis van seksuele geaardheid. We hebben gebeld om een afspraak te maken. Tijdens het gesprek aan de telefoon bleek echter al dat zij dezelfde methodes hanteren als Ieder1gelijk, namelijk het landelijke klachtenprocedure. Daarom hebben we uiteindelijk geen afspraak gemaakt. Er was geen toegevoegde waarde. GGD Nijmegen: De GGD hebben we als eerste gebeld. Omdat we graag wilde weten wie we daar konden mailen. We hebben het adres gekregen van een contactpersoon die zich binnen GGD richt op homoseksuelen. We hebben haar gemaild. Zij dacht dat het niet veel effect zou hebben om de brief binnen GGD op te hangen. Ze gaf aan dat het meer effect heeft als ze de brief naar relevante personen en organisaties zou mailen. Dit heeft ze dan ook voor ons gedaan. En ze gaf ons nog als tip een paar organisaties die we konden benaderen. Wat we hebben gedaan. Interlokaal: We hebben Interlokaal gemaild. Zij hebben niet gereageerd op onze mails. We zijn daar een keer langsgelopen en toen hebben we gekeken of we ze open waren. Dit was niet het geval, dus hebben we het gelaten voor wat het was. Adviescommissie Homo-/Lesbisch Beleid: Het email adres van de contacten personen bij het Adviescommisie hebben we van Ieder1gelijk gekregen. We hebben hen gemaild en daarin ook uitgelegd dat we via Ieder1gelijk bij hen terecht zijn gekomen. Ze hebben nooit gereageerd op onze mail. Van de opdrachtgever hadden we begrepen dat zij juist heel enthousiast zijn over dit soort projecten. Daarom hebben we het ook met hem besproken. En waarschijnlijk hebben ze het daar veel te druk om op dit moment te reageren op ons. Stichting Gay Sport Nijmegen: We hadden de voorzitter van Stichting Gay Sport Nijmegen gemaild. Zijn email adres hadden we via Ieder1gelijk gekregen. Als reactie op ons mailtje kregen we de vraag waarom we onze vraag bij hen neerlegde. Verwarring bij zowel hen als bij ons. Het bleek dat de contactpersoon niet langer de voorzitter was. Hij gebruikte de email die wij hadden gebruikt toen ook als email voor de stichting. Hij heeft toen ons mailtje doorgestuurd naar de huidige voorzitter, nadat we alles hebben uitgelegd, en ook meteen naar organisaties en mensen waarvan hij dacht dat die ons misschien konden helpen. Homojongerengroep DITO!: In eerste instantie hebben we ze gemaild. Daar kregen wij geen reactie op. Tijdens het bijwonen van een vergadering bij Ieder1gelijk kregen we als advies naar de lezing „De ironie van gelijkheid‟ te komen omdat zij daar ook aanwezig zouden zijn. We zijn daar toen naartoe geweest en hebben inderdaad met hen gesproken. Het bleek dat ze ons mailtje hadden gelezen, maar geen tijd hadden gevonden om ons te antwoorden. Toen kregen we ook meteen te horen dat onze brief in hun krant geplaatst zou worden. Tandem Welzijnorganisatie: Tandem zit in een gebouw waar verschillende instanties zitten. We hebben gemaild naar hen om te vragen of zij onze wervingsbrief wilde ophangen in hun gebouw. Daar kregen wij een positief antwoord op. Dus zijn we langsgegaan en hebben we de brief afgegeven. En omdat daar verschillende instanties zitten zien verschillende instanties het. COC Nijmegen: Onze contactpersoon bij het COC in Nijmegen houden wij steeds op de hoogte van de gang van zaken. Aangezien het onderzoek ook voor het COC is, hebben wij gevraagd of zij ook willen uitkijken naar mogelijke deelnemers. NIM Maatschappelijk Werk: Via internet hadden we een algemeen nummer gevonden die we hebben gebeld. We kregen als advies een paar dagen later te bellen en we kregen ook een contactpersoon zodat we de volgende keer meteen door verbonden konden worden. Ieder1gelijk stuurde ons toen een specifiek email adres binnen NIM waarmee we sneller contact konden krijgen. We hebben toen die gebruikt. Als reactie kregen we een hele lijst van NIM locaties waar we onze brief mochten afgeven. Uiteindelijk was dit niet haalbaar, dus hebben we een selectie gemaakt en de brieven afgegeven.
Bezochte buurthuizen: Wijkcentrum Titus Brandsma: We hebben alle wijkcentrums en buurthuizen via internet gevonden. Titus Brandsma hebben we eerst gemaild. Na een positieve reactie zijn we langs geweest en hebben we 4 brieven zelf opgehangen. Wijkcentrum Benedenstad Nijmegen ’t Oude Weeshuis: Wijkcentrum ‟t Oude Weesthuis maakt deel uit van NIM. We hebben daar 1 brief afgegeven. Buurthuis ’t Timmerhuis: Dit buurthuis hebben we eerst gemaild en vervolgens gebeld. Op beide hebben we geen reactie gehad. We hebben het nog een tijdje aangekeken, maar het is op niets uitgelopen. Buurtcentrum De Inloop Nijmegen: We hebben de inloop gebeld, omdat we via internet geen email adres konden vinden. Het telefoongesprek ging goed, dus zijn we langs geweest. We hebben daar 1 brief afgegeven.
49
Buurtcentrum de Grondel: In feite zijn we naar twee locaties geweest. De eerste hadden we via internet gevonden, maar het adres klopte niet. De locatie die we gevonden hadden was voornamelijk voor ouderen. Onze brief daar achterlaten zou niet veel nut hebben. Ook omdat het maar beperkt open was. Dus zijn we naar de grotere locatie gegaan. Daar kregen we te horen dat er ook veel ouderen kwamen en van de baliemedewerker van de informatheek moesten we onze hele brief aanpassen (lettertype, formaat, kleur tekst, kleur papier) anders zou ze het niet ophangen. Aangezien het een lange rit daar naar toe was en we al verschillende brieven hadden verspreidt, hebben we ervoor gekozen niet terug te gaan. Buurtcentrum de Haard Nijmegen: Ook deze hebben we gemaild. En daar kregen we geen reactie op. Een paar dagen later hebben we gebeld. Helaas was het nummer niet in gebruik. Voor de zekerheid hebben we nog een keer gebeld, maar weer hetzelfde verhaal. Dus het is daar niets geworden.
Deelnemers die weggevallen zijn: In totaal waren er 5 deelnemers die mee zouden doen met het onderzoek maar om verschillende redenen hebben zij uiteindelijk niet meer meegedaan. De eerste deelnemer die zich terugtrok had het veel te druk om een afspraak te maken. Ook via internet was niet mogelijk. Na via email geprobeerd te hebben om een afspraak te maken, waar na lange tijd een reactie op kwam, bleek hij het veel te druk te hebben. Ook via email een vragenlijst sturen was geen optie. De tweede deelnemer die wegviel zei af op de dag dat we een interview hadden. Via de telefoon hadden we een afspraak met hem gemaakt. Dat ging allemaal prima. Maar op de dag zelf zou hij het niet meer redden om te komen. We waren ook niet in staat om een nieuwe afspraak te maken, omdat zijn interview op de laatste interview dag plaats vond. De derde deelnemer hebben we gemaild om een afspraak te maken. Het eerste initiatief kwam van haar. Zij mailde ons om een afspraak te maken. Na over en weer gemaild te hebben gaf zij echte aan liever via internet het interview af te nemen. We hebben nog geprobeerd om persoonlijk een afspraak te maken. Ze heeft hier niet meer op gereageerd, niet meer voor onze deadline. Daarom kon ze helaas niet meer meedoen met ons onderzoek. Ook via internet was geen optie meer. De vierde interview regelde een vriendin van ons. Wij hebben de mogelijke deelnemer toen gebeld. Het bleek dat hij niet in Gelderland-Zuid woonde en daarom hebben we hem niet meer kunnen interviewen. En de vijfde mogelijke deelnemer zouden we via een vriend van ons benaderen. Want hij kende iemand die mee zou kunnen doen. Hij zou de gegevens aan ons geven. Helaas heeft hij geen contactgegevens meer kunnen krijgen en daarom kon hij ons ook niet verder helpen. Het werd een vaag verhaal en we hebben niets meer gehoord..
50
BIJLAGE 4 PROEFINTERVIEW MET OUD-STUDENT Het gesprek algemeen Het gesprek was over het algemeen te stroef. Het gesprek ging per vraag en dat zorgde ervoor dat er geen lopend gesprek ontstond. Het was niet natuurlijk. Voor de deelnemer ontbrak de diepgang. Ze mistte dat er op sommige onderwerpen dieper werd ingegaan. De proefpersoon kende de organisatie niet en dat daar niet als eerste op werd ingegaan was heel belemmerend voor haar. Daardoor was de context onduidelijk voor haar. De vragen die gesteld werden stonden opgeschreven op papier. Het was voor de proefpersoon niet zo fijn dat er vaker naar het blaadje gekeken werd, voor de vragen, dan dat er oogcontact was met haar. Ze wilde juist meer oogcontact. Ook het feit dat we met z‟n tweeën zaten was voor haar niet zo fijn. Ze kon niet precies verwoorden waar het aan lag, maar het was niet prettig ( vanuit het standpunt van een deelnemer gezien). Volgens haar zou het ook prettig ervaren kunnen worden om buiten af te spreken, bijvoorbeeld in een park, in een meer open ruimte. En als laatste belangrijke punt gaf ze aan dat het belemmerend voor het contact met de deelnemer kan zijn als we samen even praten of iets over leggen, zonder dit aan te geven aan de deelnemer. Op die manier sluiten we (onbewust) de deelnemer af van het gesprek, waardoor die zich onprettig kan gaan voelen. Het schrijven Tiziana: het bijhouden van het noteren ging goed. Informatie is verwerk in kopjes. Alle nieuwe onderwerpen kregen hun eigen gedeelte. Zo is er gezorgd voor duidelijkheid en structuur. Vidya: Het bijhouden was soms lastig, maar ging in principe goed. Ik probeerde alles op te schrijven, wat het bijhouden dus zo lastig maakte. Daarnaast gebruik ik soms afkortingen, maar dat kan later voor problemen zorgen, omdat ik dan niet meer weet waar die voor stonden. Ik gebruik nummers om de verschillende onderwerpen uit elkaar te houden. En op die manier kan ik ook sneller schrijven, want ik hoef alleen het nummer van de onderwerp op te schrijven en niet het gehele onderwerp. Tips Tiziana (opening interview) Meer een open houding aannemen Niet zoveel op het blaadje kijken Doorvragen Een beetje afdwalen mag (van het onderwerp) Tips Vidya (afsluiting interview) Ook iets minder op het blaadje kijken Aangeven als er op het blaadje gekeken moet worden Ga in op de ervaring van het interview Algemene opmerkingen Letten op de volgende dingen: Folders meenemen, omdat mensen interesse kunnen hebben in Ieder1gelijk en er meer van willen weten. Vooraf vragen aan de deelnemer of hij/zij het storend vindt dat er twee personen tijdens het interview aanwezig zijn. Voordat het interview begint even vertellen wie we zijn en wat Ieder1gelijk is. Het doel van het interview duidelijk uitleggen. Nogmaals benadrukken dat het anoniem is. Ook benadrukken dat als hij/zij een vraag niet prettig vindt dat dit aangegeven mag worden. Wel willen we dan graag weten hoe dit komt, zodat we dit mee kunnen nemen in onze resultaten.
51
BIJLAGE 5 LITERATUUR ONDERZOEK Inleiding In het literatuuronderzoek, hier bijgevoegd in de bijlage, staat literatuur die niet meer past in het onderzoeksrapport zelf. Deze literatuur is nog wel relevant en is daarom hier bijgevoegd.
1. Literatuur organisatiegericht Maatschappelijke ontwikkelingen Op 7 juni 2007 was er een conferentie georganiseerd over de gezamenlijke landelijke aanpak door de ministeries van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie over discriminatie. Deze conferentie heette Conferentie Gezamenlijke Aanpak Discriminatie. Bij deze conferentie waren het openbare ministerie, de politie, de Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG), de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), anti-discriminatievoorzieningen (ADV‟s), meldpunten en andere maatschappelijke organisaties aanwezig. Tijdens deze conferentie waren verschillende afspraken gemaakt, hieronder staan er een paar om een beeld te scheppen: Doelstelling: vanaf 2008 werken de gemeenten, OM, politie, CGB en ADV‟s samen in een actieve lokale aanpak van discriminatie. Regie: Er wordt een antidiscriminatiebeleid ontwikkeld door de gemeenten samen met bovengenoemde instanties. De gemeenten regisseren de uitvoering. Kenmerken: De betrokken bovengenoemde instanties zorgen voor een eenduidige registratie van discriminatie incidenten. Elke politieregio maakt een criminaliteitsbeeld discriminatie, met daarin gegevens van ADV‟s, CGB, OM, politie en lokaal bestuur. Elke burger weet waar hij/zij een discriminatie-incident kan melden of aangeven. Borging: De burgemeester, korpschef en officier van justitie stellen het lokale antidiscriminatiebeleid vast en evalueren dit. Lokale bestuur, OM, politie en ADV zitten een coalitieoverleg op. Opsporing en vervolging: Alle parketten en politieregio‟s werken volgens de Aanwijzing Discriminatie. Alle parketten en politieregio‟s werken conform de Aanwijzing Discriminatie. OM en politie zorgen ervoor dat de kennis en capaciteit over de aanpak van discriminatie op het internet op niveau komt. Het Meldpunt Discriminatie op Internet (MDI) biedt haar expertise aan. (COC, 2011) Uit het onderzoek van Judith Schuyf, waarin ze onderzocht heeft „Wat is bekend over homofoob geweld en over de wijzen waarop dit kan worden bestreden? Wat zijn de lacunes in deze kennis?’, worden verschillende factoren genoemd waarom tegenwoordig geen melding wordt gedaan door slachtoffers. In haar onderzoek blijkt uit enquêtes dat slachtoffers geen vertrouwen hebben in de politie, het gebeurde bagatelliseren, niet als homoseksueel te boek willen staan of denken dat de daders toch niet gestraft zullen worden. Er worden ook motieven genoemd om wel een melding te doen. Zoals boosheid, verhaal willen halen op de daders, een officieel bewijs willen en voorkomen dat het anderen ook overkomt. Het beeld dat uit haar naar voren komt is dat een groot percentage van de ondervraagden ooit heeft (ruim 70%), in de afgelopen jaren (circa 15-20%) of in het jaar voorafgaand aan het surveymoment (10-12%) te maken gekregen met de een of andere vorm van discriminatoir geweld. In 70% van de incidenten ging het om verbaal geweld; 20% betrof de een of andere vorm van intimidatie, vandalisme of (dreiging) met mishandeling; in 10% van de gevallen was er sprake van (zwaarder) fysiek geweld. Wanneer hier naar gevraagd werd, bleken veel homoseksuelen herhaaldelijk slachtoffer te zijn geweest van antihomoseksuele incidenten. Judith Schuyf geeft zelf aan in haar onderzoek dat haar onderzoek niet geheel betrouwbaar is vanwege de het feit dat er weinig onderzoek is gedaan naar antihomoseksueel geweld. De wetenschappelijke betrouwbaarheid is laag. (Validiteit). (Schuyf, 2009) Algemene Wet Gelijke Behandeling Sinds 1994 is er de Algemene Wet Gelijke Behandeling waarin ongelijke behandeling op grond van seksuele gerichtheid is verboden op de volgende terreinen: bij de arbeid (van werving en selectie tot en met ontslag bij vrije beroepen bij het geven van advies over school- en beroepskeuze bij het aanbieden van en het verlenen van toegang tot goederen en diensten
52
De wet gelijke behandeling zegt dat mensen niet ongelijk behandeld mogen worden vanwege verschillende discriminatie gronden. Ongeacht godsdienst, levensovertuiging, politieke overtuiging, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid, burgerlijke staat, arbeidsduur (voltijd- of deeltijdwerk), handicap, of chronische ziekte, soort contract (vast of tijdelijk) en leeftijd. In tegenstelling tot Artikel 1 van de grondwet stelt de wet gelijke behandeling dat er wel onderscheid plaats mag vinden als er een uitzondering is vastgelegd in de wet of als er een goede reden voor is. (Commissie Gelijke Behandeling, 2011) Arbeid: Een werkgever mag geen onderscheid maken tussen werknemers bij arbeidsvoorwaarden, (salaris, pensioen) arbeidsomstandigheden, kinderopvangregeling, kledingvergoeding, of het volgen van cursussen. De werkgever is verplicht een werknemer te beschermen tegen discriminatie op de werkvloer. Laat een werkgever na om een klacht over discriminatie adequaat aan te pakken, dan kan dit betekenen dat hij in strijd handelt met de wet. Bij vrije beroepen (advocaat, arts, notaris etc.): Ook in de vrije beroepen mag geen onderscheid gemaakt worden op grond van seksuele gerichtheid. Bij het geven van advies over school- of beroepskeuze: Bij het geven van advies over school- of beroepskeuze mag de adviseur geen onderscheid maken naar seksuele gerichtheid. Bij het aanbieden van en het verlenen van toegang tot goederen en diensten: Het is bijvoorbeeld verboden aan lesbische paren een ivf-behandeling te weigeren of als pedicure te weigeren een homoseksuele man te behandelen. In hoeverre een organisatie of onderneming verantwoordelijk is voor de discriminatoire bejegening hangt af van de omstandigheden. (Overheid, 2011) Om ervoor te zorgen dat dit alles nageleefd wordt is er De Commissie Gelijke Behandeling in het leven geroepen. Zij houden toezicht op de naleving van de gelijke behandelingswetten. Als iemand zich ongelijk behandeld voelt dan kan die terecht bij de CGB. De CGB kan dan bijvoorbeeld een onderzoek instellen. De CGB brengt ook adviezen uit over die wetgeving, doet soms onderzoek uit eigen beweging en geeft voorlichting. (MKB Service Desk, 2011) Universele rechten van de mens De Universele Rechten van mens is een verklaring die is aangenomen door de Verenigde Naties. In deze verklaring staan de basisrechten, ook wel de grondrechten genoemd, omschreven. De Universele rechten van de mens worden regelmatig als bron voor nieuwe internationale verdragen of een nationale grondwet gebruikt. Het wordt ook wel gebruikt als basis voor het werk van mensenrechtenactivisten en- organisaties. Drie artikelen uit de Universele Rechten van de mens die van belang zijn voor dit onderzoek. De eerste luidt als volgt: Artikel 1 Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen. De tweede artikel: Artikel 2 Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status. Verder zal geen onderscheid worden gemaakt naar de politieke, juridische of internationale status van het land of gebied, waartoe iemand behoort, onverschillig of het een onafhankelijk, trust-, of niet-zelfbesturend gebied betreft, dan wel of er een andere beperking van de soevereiniteit bestaat. En de derde artikel: Artikel 3 Een ieder heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon. (Universele Rechten van de Mens, 2011) De artikelen die we gekozen hebben gaan over de waarde van de mens. Dat mensen het recht hebben om vrij te leven en te zijn wie ze willen zijn. Dat is belangrijk voor dit onderzoek, omdat het gaat om mensen die gediscrimineerd worden omdat ze anders zijn. Dat betekent dat ze niet in hun waarde gelaten worden en niet vrij zijn om te leven zoals ze zijn. Deze rechten geven iemand die gediscrimineerd wordt een basis om op te staan.
53
Europese wet en regelgeving Het gemeenschapsrecht biedt bescherming tegen discriminatie op grond van seksuele geaardheid. In artikel 13 van Europese gemeenschapsrecht staat dat discriminatie op grond van seksuele geaardheid bestrijd moet worden. Het verbiedt discriminatie met betrekking tot toegang tot het arbeidsproces, arbeidsomstandigheden, maatschappelijke terreinen zoals onderwijs, sociale bescherming, sociale zekerheid en gezondheidszorg en huisvesting en goederen en diensten. 18 lidstaten houden het gemeenschapsrecht aan, waaronder Nederland. Het moet duidelijk worden gezegd dat er geen „rangorde van gronden‟ bestaat. Bepaalde vormen van discriminatie geven geen aanleiding tot meer bescherming dan andere. Instanties, zoals Ieder1gelijk , worden verplicht aan de lidstaten door het Gemeenschapsrecht. Er wordt gelijke behandeling geëist, maar alleen op gebied van rassen- of seksuele discriminatie. (Europees Bureau Voor de Grondrechten, 2009)
2. Literatuur projectleiders Beeld van de maatschappij over homoseksuelen Rond 1960 begon de individualisering en ontkerkelijking en de emancipatie van vrouwen en jongeren was ook gaande. Dit bood een verbeterde situatie voor homoseksuelen en lesbiennes. Gehuwde vrouwen konden vanaf 1955 in overheidsdiensten werken en in 1965 konden vrouwen door de bijstandswet van hun man scheiden zonder terug te hoeven vallen op hun familie. Jongeren konden dankzij het verruiming van het woningaanbod eerder op zichzelf gaan wonen en op deze manier sneller zelfstandig worden. Mannen en vrouwen die voorkeur gaven aan het eigen geslacht wilden gelijk behandeld worden in de maatschappij. (Keuzenkamp, 2010) In 2007 heeft het lesbische en homo-emancipatie beleid met het aantreden van het vierde kabinet Balkende een flinke impuls gekregen. Het kabinet maakte zich grote zorgen over intimidatie en geweldincidenten, de aanhoudende meldingen van discriminatie en de uitingen van homohaat op internet van afgelopen jaren. De homotolerantie is verbeterd, maar de aanpak moest beter. Om de sociale acceptatie van homoseksualiteit in de samenleving te vergroten werd het beleid geïntensiveerd en het budget verhoogd. (Keuzenkamp, 2010) Er werden vijf doelen geformuleerd om dit aan te pakken: 1. bevorderen dat homoseksualiteit bespreekbaar wordt gemaakt in verschillende bevolkingsgroepen, met name bij de etnische minderheden, jongeren en levenbeschouwelijke groepen. 2. aanpakken van geweld en intimidatie tegen homoseksuelen. 3. stimuleren dat maatschappelijke allianties, landelijk en lokaal, tot stand komen. 4. bijdragen aan een homovriendelijke omgeving op school, op het werk en in de sport. 5. Het vervullen van een actieve en internationale Europese rol. Nederland staat bekend als een tolerant land tegenover homoseksuelen en lesbiennes. Uit algemene bevolkingsonderzoeken is gebleken dat er zelfs sprake is van een grote mate van tolerantie. Toch zijn er veel signalen dat de tolerantie aan het afnemen is. Steeds vaker zijn er verhalen in de krant en op het nieuws over discriminatie en geweld tegen homoseksuelen en lesbiennes. (Saskia Keuzenkamp, 2006) Zo plaatste de COC in 2010 een persbericht waarin ze vermeldde dat er in 2009 371 meldingen zijn gedaan bij de politie Amsterdam. En in tweeëntachtig gevallen was er sprake van fysiek geweld. Het aantal meldingen in 2009 was ten opzichte van 2008 met vierentwintig procent gestegen. Deze stijging kan verklaard worden door het feit dat de politie beter is geworden in het registreren en omdat de politie meer contact heeft met deze doelgroep. Alhoewel de registratie dus is verbeterd kan er niet met zekerheid gezegd worden dat dit de echte getallen zijn met betrekking tot discriminatie op basis van seksuele geaardheid. De Nederlandse bevolking heeft een open houding tegenover homoseksuelen. Echter willen zij liever niet dat homoseksuelen laten zien (o.a. in het openbaar) dat zij homoseksueel zijn. Van homoseksuele mannen wordt verwacht, door (heteroseksuele) mannen, dat zij zich mannelijk gedragen en van lesbische vrouwen wordt verwacht, door (heteroseksuele) vrouwen, dat zij zich vrouwelijk gedragen (Keuzenkamp, 2010). Uit recent onderzoek onder jongeren in Noord-Holland bleek dat 50% het normaal vindt als twee mensen van het zelfde geslacht op elkaar verliefd worden. Ruim 37% vind het „een beetje raar‟, 6% vindt het „heel raar‟ en een even groot aantal vind het „verkeerd‟. Dit aantal is wel gedaald sinds 2005. Jongeren lijken toleranter te zijn geworden over homoseksualiteit. (Galien, 2011)
54
Uit het onderzoek van Stichting Ondersteboven is gebleken dat lesbische en biseksuele vrouwen zelf vinden dat Nederland niet zo tolerant is als gedacht wordt. Bij de stelling „onderdrukking van homoseksualiteit komt ook in Nederland nog steeds voor‟ heeft 52% geantwoord „in grote lijnen mee eens‟ en 36% „helemaal mee eens‟. In de tweede stelling „in de Nederlandse samenleving is homoseksualiteit geen probleem meer‟ zei 46% procent er eigenlijk niet meer eens te zijn en 31% was het hier helemaal niet mee eens. (Stichting OndersteBoven/Universiteit van Amsterdam, 2009) De maatschappij is in vergelijking met 30 jaar geleden sterk veranderd. Er wonen allerlei mensen met verschillende etnische achtergronden in Nederland. Al deze culturen leven naast elkaar, maar hebben ook invloed op elkaar. Ze vormen samen de maatschappij. Het verminderen van de negatieve houding kan te wijten zijn aan de veranderende demografische samenstelling van onze bevolking, opleidingsniveau is toegenomen en er zijn minder religieuzen. Maar tegelijkertijd is er een tegenbeweging vanwege de toename van etnische minderheden. In die groepen is er relatief vaker sprake van een negatieve houding. De afname van tolerantie lijkt hand in hand te gaan met de stijging van rechten voor homoseksuelen. Er is meer aandacht voor gelijkheid en dit is terug te zien in het beleid, zoals beschreven is in de eerste alinea van dit onderdeel (Keuzenkamp, 2010). Een derde van de Nederlandse samenleving vindt dat homoseksuele echtparen niet dezelfde rechten mogen hebben als heteroseksuele paren. Achtenzestig procent van de biologische moeders en tweeënzeventig procent van de duomoeders melden dat mensen roddelen over hun gezin. Dertien procent kreeg afkeurende opmerkingen over hun gezinssituatie. En twaalf procent voelt zich buitengesloten. (Keuzenkamp, 2010) In vergelijking met andere landen is Nederland het meest homotolerante land. Als specifieker naar Nederland gekeken wordt zie je dat homoseksuelen tegenwoordig meer rechten hebben. Maar de maatschappij heeft liever niet dat homoseksuelen hun geaardheid in het openbaar tonen. Vele hebben daar toch nog moeite mee. (Keuzenkamp, 2010) Homoseksualiteit op het internet Het beeld van homoseksualiteit op het internet is overwegend negatief. Dit is terug te zien op forums, maar het ligt er ook aan waar je op zoekt. Wanneer je bijvoorbeeld bij google „Vieze flikker‟ intypt krijg je zoekresultaten met forums waarin homoseksualiteit voornamelijk negatief in beeld komt en afgekeurd wordt. Maar wanneer je homo intypt krijg je „normale‟ en ook positieve resultaten. Op de forums waarin negatieve reacties overheersend zijn, zijn ook mensen aanwezig die een neutrale en/of positieve beeld proberen te scheppen. De negativiteit komt vooral naar voren op forums zoals www.marokko.nl, www.turksestudent.nl , www.lokum.nl, www.hollandhardcore.com en www.nieuwsrechts.nl. Het beeld dat geschapen wordt uit de reacties van deze forums komt naar voren dat de mening van een groot percentage is dat homoseksualiteit kan zolang het maar niet duidelijk te zien is. Veel mensen moeten er zelf niet aan denken homoseksueel te zijn. Veel forumleden vertellen dat ze homoseksuelen kennen en er weinig problemen mee hebben, zolang ze daar maar niet mee te koop lopen. De meer extremere vinden het een ziekte die behandeld moet worden. Op islamitische forums wordt vooral gesproken over dat homoseksualiteit eruit geslagen moet worden. En bij christelijke forums wordt vooral gesproken over homoseksualiteit kan, maar dat dit niet gepraktiseerd moet worden. We zijn allemaal kinderen van God en dit veranderd er niets aan, tot je er iets mee doet.. (Saskia Keuzenkamp, 2006) Het homoseksueel perspectief Tussen de leeftijd van 16 en 25 jaar ontdekken jongeren wie ze zijn en hoe ze hun leven willen leiden. Als jongeren in deze periode negatieve ervaringen hebben kan dit een rol spelen voor later bij een relatie vorming en voor hun psychisch welbevinden. De seksuele identiteit ontwikkeling voor homoseksuele, lesbische en biseksuele jongeren lopen in sommige opzichten anders dan voor heteroseksuele jongeren. Het is belangrijk om de ervaringen van homojongeren in kaart te brengen om dat volwassen homoseksuelen vaak te maken krijgen met non acceptatie en homo negativiteit. Nederlanders blijken tolerant te staan over homoseksualiteit, maar heteroseksualiteit de norm. Mannen die op mannen vallen worden over het algemeen liever homo genoemd. Woorden zoals gay, nicht en flikker worden afgewezen. Homo of homoseksueel wordt als een vrij onbeladen term gezien. Vrouwen die op vrouwen vallen worden liever niet lesbisch genoemd. Het woord wordt negatief ervaren. De voorkeur gaat meer uit naar homo, vrouwen die op vrouwen vallen en sommige geven zelfs de voorkeur aan pot boven lesbienne. Een groot deel geeft bovendien aan tussen bi en homoseksueel / lesbisch in te zitten. Uiteindelijk
55
wordt er wel een keuze gemaakt, maar het gevoel is bij een groot deel niet honderd procent. En bovendien willen de meeste ook geen etiket hebben. Maar vanwege de maatschappij hebben ze wel het gevoel dat dit nodig is. (Saskia Keuzenkamp, 2006)
3. Soortgelijke onderzoeken en gerelateerde onderzoeken Buiten beeld? Een inventariserend onderzoek naar homodiscriminatie in Den Haag en omgeving (bron: Bureau Discriminatiezaken) Dit onderzoek is gepubliceerd op 28 augustus 2010. In het onderzoek wordt in Den Haag en omgeving onderzocht hoe groot de homo discriminatie is. Het bureau Discriminatie zaken registreert en behandelt klachten over discriminatie op alle gronden, maar focust voornamelijk op gronden waarvoor wetgeving in het leven is geroepen, waaronder seksuele gerichtheid. De laatste jaren zijn er met regelmaat signalen dat er sprake zou zijn van toenemende intolerantie jegens homoseksuelen mannen en vrouwen. Dit is echter niet terug te zien in de stijging van het aantal discriminatieklachten, het aantal aangiften bij de politie of het aantal bij de Commissie Gelijke Behandeling. Daarom heeft het Bureau in samenwerking met COC een belevingsonderzoek verricht. Uit het onderzoek is gebleken dat onder andere: Een derde het gevoel had het afgelopen jaar meer intolerantie en discriminatie te hebben ervaren. 14 % heeft discriminatie ervaren in de privésfeer. Aard van discriminatie in volgorde van veelvoorkomendheid: „discriminerende opmerkingen‟ (58x van de 107 mensen), „ negeren‟ (25x) en „roddels‟ (24x). 8% Van de homoseksuelen komt niet uit voor zijn/haar geaardheid op het werk. Slecht 1 persoon van de 107 respondenten heeft aangifte/ een melding gedaan bij Bureau discriminatie. 84 % is wel op de hoogte van het bestaan van Bureau discriminatie. Er lijkt dus meer sprake van discriminatie te zijn, maar minder van meldingen doen. In het onderzoek wordt de registratie van zo weinig meldingen geweten aan onder andere onder rapportage. De mensen die wel een melding komen doen, zijn veelal van autochtone afkomst. (Bureau Discriminatiezaken, 28) Aanpak homodiscriminatie; handleiding voor professionals (bron: Bureau discriminatie Den Haag en Haaglanden) In dit onderzoek staat Den Haag centraal en heeft het verbinding met het onderzoek beschreven uit 8.1. Uit het eerder onderzoek is gebleken dat intolerantie toeneemt en dat dit niet terug is te zien in de meldingen. Daarom is er beleid gevormd om dit aan te pakken,‟inventarisering aanpak homodiscriminatie‟ . Bureau discriminatie Hollands midden en Haaglanden, Politie Haaglanden, COC en gemeente Den Haag hebben in 2008 een intentieverklaring getekend om samen te werken en dit tegen te gaan. Onderdeel van de samenwerking is de ontwikkeling van een protocol voor de aanpak homodiscriminatie. Dat is in de vorm van een „Handleiding Aanpak Homodiscriminatie‟. Deze is bedoeld voor professionals die werken bij de overheid, maatschappelijke instellingen of belangen organisaties. Het gaat om professionals die direct of indirect te maken krijgen met homodiscriminatie. In de handleiding wordt onder andere besproken: Hoe discriminatie herkend kan worden Welke stappen er gezet kunnen worden wanneer je hiermee geconfronteerd wordt De focus in de handleiding ligt op de aanpak van discriminatie. Daarom wordt er niet ingegaan op de achtergronden van homoseksualiteit en specifieke „coming out‟ vragen. Het melden van discriminatie op basis van seksuele geaardheid is pas het begin van de oplossing. Het is belangrijk om eerst klachten over discriminatie te herleiden tot bewustwording en in veel gevallen proberen gedragsveranderingen bij mensen en organisaties tot stand te laten komen. Hoe vaker discriminatie wordt gemeld, hoe effectiever het kan worden bestreden. En hoe scherper ook het beeld wordt waar en hoe discriminatie plaats vindt. Het is daarom van belang om meldgedrag van homoseksuelen te beïnvloeden via voorlichting en PR campagnes. Ook professionals kunnen een belangrijke rol spelen in het zichtbaar maken en het daadwerkelijk aanpakken van homodiscriminatie. Het is van belang om signalen door te geven en personen met meldingen en klachten hierover naar het COC en/of Bureau discriminatiezaken door te verwijzen. Voorwaarde is wel dat deze vorm van discriminatie herkend wordt. Dit omdat het een onderwerp is dat slachtoffers zelf zelden zullen aankaarten om te bespreken. ( Bureau Discriminatie Den Haag en Haaglanden, 2009)
56
Emanciperen kunnen ook homoseksuelen niet alleen (bron: Judith Schuyf) Dit onderzoek is gedaan door dr. Judith Schuyf. Het onderzoek richt zich op zoeken naar mogelijkheden tot homospecifiek beleid in Nederlandse gemeenten. In het rapport van Judith Schuyf gebruikt zij gegevens die voort zijn gekomen uit de „nulmeting‟ die het Kenniscentrum Lesbisch en Homo-emancipatiebeleid heeft uitgevoerd. Ze verteld dat homoseksuele burgers in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor zichzelf. Het is niet de taak van de overheid om voor hun te zorgen. De gemeente heeft echter wel de verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat al haar burgers gelijk worden behandeld en niet worden gediscrimineerd. Uit het onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken: (Schuyf, Emanciperen kunnen ook homoseksuelen niet alleen, 2003) 10% van de gemeenten in Nederland doen “iets” aan homo-emancipatiebeleid. ( ter vergelijking; 60% heeft speciaal beleid voor jongeren en ouderen). Het betreft hier vooral een aantal grotere steden in de Randstad. Ze hebben een linkse of gemengde gemeenteraad. Er wonen veel studenten. In de gemeenten met homospecifiek beleid woont 17% van de bevolking; in totaal bereikt het homo-emancipatiebeleid 27% van de bevolking. Nijmegen is de meest homovriendelijke gemeente in 2003, gevolgd door Amsterdam, Rotterdam en Utrecht en van de kleine gemeenten Wageningen. Noord-Holland is de meest homovriendelijke provincie. Deze steden geven ook het meeste geld uit aan homoemancipatiebeleid, gemiddeld 30 eurocent per jaar per inwoner. Veel gemeenten zien knelpunten op het gebied van voorzieningen voor oudere, jongere en allochtone homoseksuelen, in onderwijs en sociale veiligheid. De meerderheid van de gemeenten zegt echter niet op de hoogte te zijn van knelpunten. De gemeente voor de homoseksuele burger maakt over het algemeen slecht gebruik van de verschillende instrumenten die zij ter beschikking heeft om homo-emancipatiebeleid te voeren. Informatievoorziening, voorlichting, en deskundigheidsbevordering schieten tekort. Nog niet de helft van de gemeenten (45,5%) voert een beleid waarbij alle ambtenaren van de burgerlijke stand geacht worden huwelijken tussen personen van gelijk geslacht te voltrekken. Een derde van de gemeenten heeft het trouwformulier niet aangepast. De gemeente als werkgever van homoseksuele personeelsleden schieten ernstig te kort. (Schuyf, Emanciperen kunnen ook homoseksuelen niet alleen, 2003, p. 3) Wanneer het gaat om speciale aandachtsgroepen binnen gemeentelijke beleid dan komen homoseksuelen helemaal achteraan. Op de eerste plaats zijn ouderen en jongeren. Zij zijn de meeste populaire aandachtsgroep. Daarna op de tweede plaats volgen gehandicapten en allochtonen en dan pas volgen vrouwen en homoseksuelen. Ter vergelijking; de eerste aandachtsgroep staat hoog op de lijst bij 70 % van de gemeenten en de laatste groep (homoseksuelen) slechts bij 7% van de gemeenten. De gemeentes die een homo vriendelijk beleid hebben ondersteunen, door onder andere geld vrij te stellen, plaatselijke homo belangenorganisaties. De gemeenten zouden een aantal instrumenten voor homospecifiek beleid beter in kunnen zetten. Deze suggestie is vooral interessant voor kleinere gemeenten, omdat zij door het nemen van enkele maatregelen in de voorlichtende sfeer(bij voorbeeld via internet) al een groot effect kunnen bereiken. De gemeenten kunnen zich veel actiever opstellen in het aanspreken van lokale welzijnsen gemeentelijke instellingen over mogelijkheden tot homo- emancipatiebeleid. Zo kunnen zij de door hen gesignaleerde knelpunten ook beter wegwerken. De helft van de gemeenten weet dat er zich binnen de gemeenten gesubsidieerde of gemeentelijke organisaties zijn die zich bezighouden met onderwerpen die raken/nauw verwant zijn met homolesbisch emancipatiebeleid. Maar slechts 6,0% van de gemeenten voert daarover ook daadwerkelijk contact met deze organisaties. Dat geldt bij voorbeeld voor de GGD en voor de gemeentebibliotheken. De gemeenten kunnen meer gebruik maken van de stedenband om zichzelf te profileren als homovriendelijke gemeente en zo aan de homoseksuelen in andere landen te laten zien dat in Nederland homoseksuele burgers serieus worden genomen. 43,4 % van de gemeenten heeft een stedenband; slechts 2,7 % besteedt daarin ook aandacht aan homoseksualiteit. De gemeenten zouden actiever contact moeten zoeken met de lokale homo belangen organisaties, ten einde de betrokkenheid en ondersteuning van de doelgroep te verhogen. Gemeenten dienen hun personeelsbeleid door te lichten op regelingen die mogelijk discriminerend zijn voor homoseksuele personeelsleden. Vertrouwenspersonen dienen bijgeschoold te worden op het terrein van homoseksualiteit. Er dient een actief anti-pest beleid te komen. (Schuyf, Emanciperen kunnen ook homoseksuelen niet alleen, 2003, p. 6)
57
Geweld tegen homoseksuele mannen en lesbische vrouwen (bron: Judith Schuyf) Het onderzoek heeft als centraal onderwerp homofoob geweld. In opdracht van de ministeries van Justitie en OCW is dit onderzoek uitgevoerd. In het uiteindelijke rapport wordt de vraag „ Wat is bekend over homofoob geweld en over de wijzen waarop dit kan worden bestreden?‟ beantwoord. Elk vier jaar wordt in Nederland via het OM een Aanwijzing Discriminatie uitgebracht. Hierin staan de beleidsregels voor de strafrechtelijke afdoening van discriminatiefeiten. Er staat onder meer in hoe de openbare ministerie en de politie discriminatie-incidenten moeten registreren. Discriminatiecriminaliteit wordt uiteindelijk maar in weinig gevallen bestraft. Daar zijn verschillende oorzaken voor en het heeft voornamelijk te maken van de bewijsbaarheid van het delict. Er worden veel inspanningen gedaan om dit te veranderen, maar het verloopt moeizaam vanwege het lage aantal aangifte /meldingen. Homonegatief geweld lijkt vooral een delict te zijn die jongeren tegen jongeren plegen. Vooral in openbare ruimte worden in groepsverband incidenten gepleegd. Meestal in de avonden en nachten van het weekend. Ruim 90-95% van de daders zijn mannelijk en als het om groepsdelicten gaat zitten er soms ook vrouwen in de groep. Het gaat om jonge daders. Er is een verschil tussen incidenten die lesbische vrouwen meemaken en incidenten die homoseksuele mannen meemaken. Bij vrouwen is het veel vaker verbale agressie en agressie in de privésfeer, op het werk en door professionals; denk hierbij aan seksueel getinte agressie. Bij beide blijkt de dader vaak een bekende te zijn. Er zijn weinig gegevens over geweld tegen transgenders. Wel is het duidelijk dat het gaat om wrede vromen van geweld, die soms de dood tot gevolg hebben. Er worden vaak onderzoeken afgenomen over homonegatief geweld. Echter zijn deze onderzoeken vaak niet of nauwelijks wetenschappelijk onderbouwd. De uiteindelijk resultaten / cijfers zijn niet verantwoord op wetenschappelijk niveau. Dit komt omdat er gevraagd wordt naar ervaringen. (Schuyf, Geweld tegen homoseksuele mannen en lesbische vrouwen, 2009) Hand in hand, De Nijmeegse veiligheidsmonitor 2008/2009 (bron: Adviescommissie Homo-/Lesbisch beleid) Hand in hand gaat over onveiligheidsgevoelens en discriminatie-ervaringen. Dit onderzoek is afgenomen onder 192 homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders in Nijmegen. Het is/was de bedoeling dat dit onderzoek na een paar jaar herhaald zou worden. Dit onderzoek werd gedaan met meerdere doelen. Als eerste om te kijken of in vergelijking met eerdere resultaten het veiligheidsgevoel en het aantal ervaren incidenten onder HLBT‟s gestegen of gedaald zijn. En ten tweede om de aard en omvang van problemen die HLBT‟s ervaren in kaart te brengen. En de derde doel is om landelijke resultaten te vergelijken. Hoe is de feitelijke en subjectieve ervaren situatie in Nijmegen vergeleken met de rest van Nederland? Uiteindelijk is het de bedoeling dat de gegevens en inzichten uit het onderzoek gebruikt worden voor het lokale homo-/lesbische beleid. De belangrijkste gegevens uit „hand in hand‟ zijn dat 75% van de respondenten zich weleens onveilig voelt in Nijmegen vanwege de seksuele geaardheid, 30% voelt zich onveiliger dan 5 jaar geleden, terwijl 8% zich veiliger voelt dan 5 jaar geleden. Deze toename van onveiligheidsgevoelens wordt toegeschreven aan mediaberichtgeving over incidenten die plaatsvinden. En heeft minder te maken met incidenten die mensen zelf hebben meegemaakt of vrienden en bekenden. Gemiddeld krijgt Nijmegen een 7.5 als rapportcijfers als het gaat om veiligheid van HLBT‟s. Ter vergelijking; Nederland krijg in zijn geheel een 6.4. Als we gaan kijken naar incidenten dan zien we dat 66,6% 1 of meerdere type incidenten heeft meegemaakt in de afgelopen 5 jaar. Daaronder valt uitschelden, uitlachen en pesten. 12% is fysiek bedreigd en 3% werd zelfs mishandeld. De meeste incidenten vonden plaats in het centrum van Nijmegen. Uitlachen, pesten en schelden vonden net zoveel overdag plaats als in de nacht. Mishandelingen vonden wel grotendeels ‟s avonds en ‟s nachts plaats. In 66.6% van de gevallen was er geen bijzondere (zoals twee mannen die hand in hand lopen) aanleiding. Meestal gaat het om daders die geen bekenden van de slachtoffers zijn en vaak zijn er meerdere daders betrokken. De leeftijd van de daders is overwegend jonger dan 30 jaar, meestal van het mannelijke geslacht. Bij ongeveer 40% wordt de dader jonger dan 18 jaar geschat. Het lijkt erop dat mensen die een incident hebben meegemaakt hun gedrag ook hierop gaan aanpassen. Een van de gevolgen is dat die mensen zich minder zichtbaar als HLBT in het openbaar profileren. (Marcel Koenders; Willen Huijnk, 2009)
58
4. Artikelen Aanpak homodiscriminatie Amsterdam: subsidie afpakken. In dit artikel wordt beschreven hoe homoseksuelen in Amsterdam West werden weggepest. Na deze bekendmaking heeft het stadsdeel besloten om trainingen bij scholen en organisaties te organiseren. Als deze organisaties en scholen niet mee willen doen, verliezen ze hun subsidie. Het stadsdeel was al bezig met een actieplan tegen homodiscriminatie, maar door de recente ontwikkelingen gaan zij hier meer vaart achter zetten. De burgermeester van Amsterdam is geschokt van de homodiscriminatie en wil hard op treden. (Visser, 2010) Die artikel is van belang omdat het laat zien dat homo discriminatie nog steeds voorkomt en bestaat. Er is gesignaleerd dat hier iets tegen gedaan moet worden en er wordt zelfs hard opgetreden. Discriminatie is nog steeds een actueel onderwerp, wat ons onderzoek ook actueel maakt. Ziek van homodiscriminatie Dit verslag heeft betrekking op de vergadering van de tweede kamer over het aannemen van een nieuwe homowet (waar verder niet over gesproken wordt in het artikel). Vanwege de ziekte van de minister van Binnenlandse zaken ging dit echter niet door. Tegelijkertijd was er een demonstratie „daar word ik nu echt ziek van‟ in Den Haag georganiseerd door het homotijdschrift Expreszo. Die ging wel gewoon door. Er werd gedemonstreerd tegen de wet waardoor homoseksuelen leraren en leerlingen nog steeds van school kunnen worden gestuurd. De woordvoerder van het COC, een organisatie die opkomt voor de belangen van homoseksuelen, maakt het niet uit dat de regel maar nauwelijks gebruikt wordt. Het gaat erom dat het gebruikt kan worden. D66-Tweede kamerlid Boris van der Ham was ook aanwezig om in eigen persoon de demonstranten te komen steunen. Hij wilt ook dat de wet afgeschaft wordt, het is te ouderwets. (blog.spitsnet.nl, 2010) Dit artikel is van belang omdat het de ontwikkeling omtrent homo emancipatie laat zien. Er zijn nog steeds knelpunten aanwezig in de wet. Ook dit is een vorm van discriminatie. En het laat zien dat op hoger niveau, wetgeving, nog genoeg te doen valt. Het sluit aan bij ons lange termijn doel. Namelijk dat beleid en wetgeving uiteindelijk aangepast worden met betrekking tot discriminatie onder homoseksuelen. Homostellen willen gerechtigheid In de Utrechtse wijk Leidsche Rijn is een homostel weggepest. Zij willen nu alsnog hun belagers vervolgen. Zij zijn niet de enige. Een homostel uit Sittard heeft hetzelfde meegemaakt. De Utrechtenaren willen een civiele procedure starten en zo een schadevergoeding afdwingen van de gemeente, de politie en de staat. Zij hebben ondertussen al acht keer aangifte gedaan wegens discriminatie, doodsbedreiging en vernieling. Volgens hun ondernam de burgemeester te weinig actie. De schade van het treiteren bedraagt €40.000,- euro. Hun auto werd bekrast, er zijn stenen door ruiten gegooi en uiteindelijk moest het huis van de mannen verkocht worden, ver onder de taxatiewaarde. Hetzelfde bij de mannen uit Sittard. Hun zaak kom voor bij de rechter in Den Bosch. (Rutten, 2011) Dit artikel is van belang omdat het wederom een voorbeeld van discriminatie laat zien. En ook de mate waarin dit plaats kan vinden. Het laat de kant van de gedupeerde gezien en hoe zij het rechtssysteem ervaren. Voor ons is dit van belang, omdat het als eerst over specifiek discriminatie gaat. En omdat naar komt wat ze hebben ervaren, wat ze hebben meegemaakt en welke acties ze gaan ondernemen. Het geeft een ruimer beeld aan ons. Van het gepest worden tot mogelijke gevolgen. Newsweek denkt dat Nederland op 1 staat met homo-emancipatie en België op 5 Als eerste staat er in het artikel beschreven dat volgens Newsweek Nederland het meest holebivriendelijke land ter wereld is. Homoseksualiteit is in Nederland meer geaccepteerd dan bijvoorbeeld in België. De reputatie van Nederland op het gebied van homo discriminatie en geweld word wel negatiever. Steeds meer meldingen over discriminatie en geweld tegen homo‟s in Amsterdam worden gedaan. Vanwege deze ontwikkeling heeft Nederland een onderzoek gedaan naar hoe tolerant ons land precies is voor de holebigemeenschap. Daarna wordt er gesproken over Saskia Keuzenkamp. Want in Nederland is onder andere zij diegene die onderzoek op dit gebied uitvoert. Saskia Keuzenkamp is een medewerker van het Sociaal en Cultureel Planbureau en heeft een onderzoek gedaan waaruit bleek dat schijntolerantie in Nederland inderdaad bestaat. In 2006 stond 15% van de bevolking negatief tegenover homo‟s. Nu is dan terug gegaan naar 9%. Dit is tot stand gekomen door een samenloop van factoren. Bijvoorbeeld doordat in Nederland tegenstellingen niet groot zijn, de zorgsector is goed ontwikkeld
59
is en er een hoge bevolkingsdichtheid is. Nederland kent vooral een algemene gedoogcultuur. In België is geconstateerd dan veel holebi‟s geen melding doen bij discriminatie. (blogspot.com, 2010) Het komt er dus op neer dat Nederland wereldwijd een positieve reputatie op het gebied van homo-emancipatie geniet. Echter is gebleken uit onderzoek dat ons land niet zo tolerant is als het lijkt. Saskia keuzenkamp heeft dit onderzocht. En uit haar onderzoek is inderdaad gebleken dat die tolerantie niet zo groot is als aangenomen. Dit fenomeen heet schijntolerantie. Zie bijlage Dit artikel is van belang omdat Nederland een beeld uitstraalt die niet geheel correct is. Nederland staat op nummer 1 wereldwijd, maar Saskia Keuzenkamp laat uit onderzoek zien dat het om schijntolerantie blijkt te gaan. Dit is belangrijk voor ons onderzoek omdat het een beeld geeft van onze maatschappij en hoe er op homoseksuelen gereageerd wordt. Het laat ontwikkelingen zien en dat er nog steeds geïnvesteerd moet worden in homo emancipatie. Homodiscriminatie? MELD HET! In leiden is een campagne gestart voor slachtoffers of getuigen van discriminatie of geweld tegen homo‟s. De campagne heeft Homodiscriminatie? MELD HET! Het is een gezamenlijke initiatief van COC Leiden, Politie Hollands Midden en het Bureau Discriminatiezaken. Uit recent onderzoek kwam weer eens naar voren; ruim 70 procent van de ondervraagde homo‟s, lesbo‟s , biseksuele en transgenders geeft aan dat ze wel eens te maken heeft gehad met discriminatie of geweld vanwege hun seksuele geaardheid. Toch wordt dit zelden gemeld. Dit maakt het lastig om een beeld te krijgen van de omvang van het probleem. En het is moeilijke om specifieke actie te ondernemen tegen deze vorm van discriminatie en geweld. Vandaar het project. Uit het project is de meldkaart ontstaan die ervoor moet zorgen dat de drempel verlaagd wordt om een melding te doen van discriminatie en geweld tegen homo‟s. En er zijn twee politieagente die vaste aanspreekpunten zijn voor dit onderwerp. De bijbehorende meldkaarten en posters zijn door Leiden verspreidt op allerlei plekken. (discriminatiezaken, 2011) Dit artikel is van belang omdat het precies hetzelfde onderwerp behandeld als ons onderzoek. Het geeft een ander soort aanpak aan. Voor ons is dit een perspectief biedend artikel. Uit dit onderzoek kunnen wij informatie halen die geschikt is voor ons onderzoek. Informatie over vormen van discriminatie jegens transgenders Discriminatie is niet toegestaan in Nederland. Nederland kent vrijheid van meningsuiting, hier zitten echter wel grenzen aan. De antidiscriminatiewet wetgeving is een van die grenzen. Justitie maakt een verschil tussen strafbare discriminatie en delicten met een discriminatoire inslag. Ook het aanzetten tot en het steun van discriminatie of geweld en het discrimineren tijdens de uitoefening van het eigen beroep is strafbaar. Voorbeelden van strafbare delicten met een discriminatoire inslag: Belediging (op de persoon) zoals uitschelden, bespuwen, uitlachen, vernederen en pesten; Vernieling en diefstal van eigendommen; Bedreiging met een misdrijf; Mishandeling, aanranding en verkrachting. Grofweg manifesteert zich discriminatie op vier manieren: Omstreden behandeling: belemmering, uitsluiting, weigering, afwijzing; Vijandige bejegening: beledigende en denigrerende uitspraken en pesterijen; Bedreiging: uiten van dreigementen, dreigen met geweld; Geweldpleging: fysiek geweld, vernieling. Op www.hatecrimes.nl kan anoniem een melding gedaan worden als je slachtoffer of getuige bent van discriminatie en alle daarmee samenhangende delicten. Aangifte kan niet anoniem gedaan worden, wel kan een neutraal adres opgegeven worden. Bijvoorbeeld het adres van het politie bureau. Zonder meldingen en aangifte kan de gemeente geen beleid maken en de politie kan geen projecten / activiteiten ontwikkelen. Zonder meldingen en aangifte gebeurd er helemaal niets. Daarnaast is melding doen belangrijk zodat de politie weet wat de transgenders is overkomen en hoe invloed uitgeoefend kan worden om dit te voorkomen en/of hulp te bieden aan slachtoffers. Als slachtoffers het gevoel krijgen dat ze niet serieus genomen worden of geschoffeerd zijn, is het altijd mogelijk om schriftelijk een aanklacht aan te dienen tegen de betreffende politie medewerker.
60
MELDT HET ALS JE WORDT LASTIG GEVALLEN VANWEGE JE TRANSGENDER ZIJN! (transvrouw.web-log, 2010) Dit artikel is van belang omdat subtiele discriminatie behandeld wordt. En dit, het feit dat er twijfel is over wat discriminatie is en wanneer je dit gaat melden, maakt het moeilijk voor homoseksuelen om discriminatie te melden. In het artikel gaat het over het doen van een melding en hoe. Daarom past het goed bij ons onderzoek. De onderwerpen komen overeen. En zelfs de dilemma’s komen naar voren. Waar wij in ons onderzoek ook mee te maken hebben.
61
Bijlagen literatuuronderzoek Bijlage 1 Literatuur planning
Tiziana
Vidya
Wat
Aantal pagina’s
Tijdsinvestering (gemiddeld)
1. Steeds gewoner, nooit gewoon Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Van Saskia Keuzenkamp. (Nieuw) 2. Zoeken naar intrinsieke motivatie Van Rob Vinke. (Nieuw) 3. Presentie Theorie van Andries Baart (School) 4. Motiverende gespreksvoering Van Miller & Rollnick (Nieuw) 5. Overtuigen: Hoe je dingen voor elkaar krijgt Van James Borg (nieuw) 6. Basisboek Marketing Van Boekema (Nieuw) 7. Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering Van V. Damoiseaux (Nieuw) 8. Motiveren kun je leren Van Pauline Dekker 9. Kwalitatief interviewen Van Jeanine Evers (nieuw) 10. Marketing is geen reclame Van Krijn de Best (Niew) 1. Gewoon doen. Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Van Saskia Keuzenkamp, David Bos, Jan Willem Duyvendak en Gert Hekma. (Nieuw) 2. Gewoon anders. Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Van Saskia Keuzenkamp. (Nieuw) 3. Outreachende hulpverlening Van Tineke van Uden en Marcel Bakker (School) 4. Geweld tegen homoseksuele mannen en lesbische vrouwen, een literatuuronderzoek van Judith Schuyf (Nieuw) 5. Rapport Manon Wilmering over motivatietheorieën (Nieuw) 6. Motiveren voor dummies Van M. Messmer (Nieuw) 7. Overtuigen en activeren Van Bert Klandermans (Nieuw) 8. Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering Van Johannes Brug
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
182 pagina‟s 61 pagina‟s 259 pagina‟s 127 pagina‟s 15 pagina‟s 10 pagina‟s 80 pagina‟s 15 pagina‟s 60 pagina‟s 40 pagina‟s
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
7 uur 4 uur 12 uur 5 uur 20 minuten 10 1 uur 45 minuten 45 minuten 45 minuten
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
125 pagina‟s 73 pagina‟s 88 pagina‟s 53 pagina‟s 37 pagina‟s 50 pagina‟s 50 pagina‟s 23 pagina‟s 40 pagina‟s
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
6 uur 3 uur en 30 minuten 3 uur 4 uur en 30 minuten 2 uur 2 uur 45 minuten 30 minuten 1 uur en 30 minuten
62
(Nieuw) 9. Marktgericht management Van Roger J. Best (Nieuw) 1. Projectmanagement Van Roel Grit (School) 2. Wat is onderzoek? Van Nel Verhoeven (School) 3. Onderzoek Buiten Beeld? Van Bureau Discriminatiezaken Den Haag en omgeving (Nieuw) 4. Onderzoek Aanpak Homodiscriminatie Van Bureau Discriminatiezaken, COC en Politie. (Nieuw) 5. Onderzoek Emanciperen kunnen ook homoseksuelen niet alleen van Judith Schuyf (Nieuw) 6. „Hand in hand’ De Nijmeegse veiligheidsmonitor 2008/2009 van Adviescommissie Homo-/Lesbisch beleid 7. Landelijk protocol klachtenbehandeling van Artikel 1. (Instelling) 8. Beleidsplan Ieder1gelijk 2011-2015 van Gina Plaggenborg (Ieder1gelijk ) (Instelling) 9. Artikel aanpak homodiscriminatie Amsterdam(Nieuw) 10. Artikel Ziek van homodiscriminatie (Nieuw) 11. Artikel homostellen willen gerechtigheid (Nieuw) 12. Verslag Newsweek denkt dat Nederland op 1 staat (Nieuw) 13. Artikel homodiscriminatie? MELD HET! (Nieuw) 14. Informatie over vormen van discriminatie jegens transgenders (Nieuw) 15. Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn Van Ferdie Migchelbrink
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Totaal Tiziana
Alle boeken beschreven bij “Tiziana‟ en „Tiziana / Vidya‟ zijn van toepassing.
1457 pagina‟s
Totaal Vidya
Alle boeken beschrijven „Vidya‟ en „Tiziana / Vidya‟ zijn van toepassing.
1147 pagina‟s
Tiziana / Vidya
192 pagina‟s 167 pagina‟s 40 pagina‟s 50 pagina‟s 42 pagina‟s 42 pagina 12 pagina‟s 35 Pagina‟s 8 pagina‟s (gebundeld hier) 10. 20 pagina‟s
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
10 uur 12 uur 2 uur 2 uur en 45 minuten 2 uur 5 uur 45 minuten 1 uur en 30 minuten 5 uur (Artikelen gebundeld) + 7uur 10. 1 uur en 30 minuten
* 81 uur en 15 minuten
* 79 uur en 15 minuten
* We lezen beide soms meer dan acht bladzijdes per uur en sommige boeken hebben we globaal doorgenomen om efficiënter te werken. Daarom komen we niet overeen met wat er staat in de handleiding, namelijk 800 bladzijdes in gemiddeld 100 uur.
63
Interview met Julie van Schravendijk COC Leiden
08.04.2011
Tijdens het doen van literatuur onderzoek stuitte wij op de campagne van COC Leiden „DISCRIMINATIE? MELD HET!‟ Deze campagne richt zich op hetzelfde onderwerp als ons onderzoek. Namelijk vergroten van de meldingsbereidheid onder niet-heteroseksuelen. We hebben in het kader van dit onderzoek COC Leiden benaderd en een gesprek aangevraagd. Dit gesprek had als doel het vergroten van ons perspectief, het onderzoek dat wij afnemen in perspectief plaatsen en informatie en kennis opdoen. Hoe is het project „DISCRIMINATIE? MELD HET!‟ tot stand gekomen? Rond 2008 had Julie van Schravendijk, voorzitter van het COC in Leiden, een gesprek met de burgemeester van Leiden na aanleiding van een voorval. Een jongen die bedreigd was vanwege zijn seksuele geaardheid. Jongeren maken ernstige dingen mee en melden het vaak niet. De burgemeester vond dit net als het COC een kwalijke zaak. Dat dit tegenwoordig nog gebeurd. En zo heeft Julie een gesprek met het COC Leiden en de burgemeester hierover in gesprek gingen. Een van de punten uit het gesprek was om geweld en bedreiging op HLBT‟s tegen te gaan. Het COC Leiden heeft daarnaast ook contact met de politie en heeft nauw contact met de wijkagent horeca. Julie heeft toentertijd een overleg gepland om er achter te komen wat er precies allemaal speelde. De aandachtsfunctionaris is ook de wijkagent horeca. Het zijn agenten die zicht hebben op de horeca, net als wijkagenten dat hebben op wijken. De politie, het COC en de Bureau Discriminatie zijn samen om de tafel gaan zitten. Het prettige was dat de Leidse politie wist dat ze veel werk aan de winkel hadden, omdat agenten soms zelf discrimineren. En daarom stelden ze zich ook kwetsbaar op. Er is toen besloten om andere een „vakmanschapdag‟ te plannen. Tijdens die dag komt het politiekorps samen en bespreken ze thema‟s. Er wordt een soort bijscholing gegeven. Het COC ging geeft ook een korte voorlichting en mini trainingen. En in de zomervakanties worden aan groepen politieagenten, van rond de 8 a 10, bevorderingstrainingen gegeven. Meldingskaart Uit de campagne, die al enige tijd loopt, bleek dat er sprake was van weinig meldingen. Belangrijke redenen om niet te melden waren onder andere omdat „het toch geen zin heeft‟ of „er wordt toch niets met de melding gedaan‟ en ook voelden melders zich vaak niet serieus genomen. Regelmatig komt naar voren dat agenten incidenten niet registreren omdat er simpelweg te weinig bewijs aanwezig is. Door de komst van de meldingskaart zijn de meldingen niet drastisch gestegen. Het aantal meldingen is wel wat omhoog gegaan, maar het is niets om voor naar his te schrijven. Mensen zijn nog steeds vaak bang om, alleen, een melding te gaan doen en het kost voor vele ook te veel tijd. Zij denken dan ook „ het is maar uitschelden‟. Het COC Leiden richt zich op het voorbereiden van de politie, het vertrouwen lijkt daar laag te zijn, en daarna het voorbereiden van de achterban. Pas daarna wordt de media ingelicht. (Sociale) Media In 2010 is de campagne zich meer op de media gaan richten. Alle media was ingeschakeld. Hieronder vallen ook sociale media zoals Hyves, Facebook, Twitter en regionale kranten en radiozenders. Er is een banner gemaakt voor de campagne. En niet alleen Leiden gebruikt die, maar bijvoorbeeld ook COC midden Nederland (Arnhem). Vooral de politie heeft een centrale rol. Als dit niet het geval zou zijn, zouden de mensen nog steeds geen vertrouwen in hen hebben en ook geen meldingen doen. Tips voor dit onderzoek waren: Zo hoog mogelijk schieten ( met de burgemeester praten). Het is belangrijk om iets in handen te hebben, daarom heeft COC kalender dagen waarbij ze iets betekenen voor HLBT‟s, bijvoorbeeld “Hand in hand‟. Praten met COC Arnhem, ze zijn niet zo lang met de campagne bezig. Gebruik maken van het onderzoek van SCP Saskia Keuzekamp (is al gebeurd).
64
Joy, Organisatrice transgender bijeenkomsten in Nijmegen Nijmegen
14.04.2011
Donderdag 14 april zijn wij naar een transgender bijeenkomst in Nijmegen geweest. Wij zijn op het spoor van deze bijeenkomsten gekomen door op de site van het COC Nijmegen te kijken. Daar staan activiteiten en bijeenkomsten in de regio Nijmgen. Deze avonden worden georganiseerd door Joy. Zij deed dit vroeger met een partner, maar tegenwoordig zelfstandig. De bijeenkomsten zijn bedoeld als een plek om mede transgenders te leren kennen en een sociaal netwerk op te doen. Bovendien is het ook bedoeld voor de gezelligheid. Joy is een vrouw die een nuchtere houding heeft en sterk in haar schoenen staat. In tegenstelling tot haarzelf kent ze genoeg mensen die minder goed om kunnen gaan met incidenten. Deze ervaringen heeft ze gehoord door de mensen die ze in de loop der tijd heeft leren kennen. Niet alleen tijdens de bijeenkomsten, maar ook in het dagelijkse leven. Door haar houding en levensstijl is ze voor vele andere transgenders een voorbeeld geworden. Ze wordt benaderd door mensen die graag met haar meekijken of zelfs met haar mee willen naar haar huis om erachter te komen hoe zij handelt en hoe zij situaties aanpakt. Wanneer zij opmerkingen krijgt laat zij het van zich af glijden. Haar uitstraling is ook sterk. Voor anderen is het duidelijk dat ze niets bij haar moeten proberen. Ze kleedt zich zo normaal mogelijk. Dus niet in een minirok en strak topje over straat lopen. Naar haar mening zie je dit vooral bij travistieten. Zij maakt hier duidelijk onderscheidt tussen. Travestitieten uiten hun gevoel in hun kleding. Vooral uiterlijk. Terwijl zij zich van binnen vrouw voelt. Dat betekend dat ze niet op hoeft te vallen als vrouw, als ze zelf maar het gevoel heeft dat ze een vrouw is. Het is allemaal niet zo soepel gegaan voor Joy, het fysieke overgang van man naar vrouw. Tijdens dit proces is ze het contact met haar ouders verloren. Dit doet haar meer pijn dan mensen, vreemden voor haar, die haar iets naroepen. Voordat Joy een vrouw werd was ze getrouwd. Uit dit huwelijk heeft ze twee kinderen. Die hebben haar geaccepteerd zoals ze is en ze heeft goed contact met hen. Dit geldt ook voor haar ex-vrouw. Daarnaast heeft Joy nu een partner, vrouw, waar ze heel gelukkig mee is. Het toeval is dat haar partner ook transgender is. Volgens haar hebben veel transgenders de angst om verstoten te worden. Uit haar ervaring heeft ze ook gemerkt dat discriminatie vooral persoonsgebonden is en niet cultuurgebonden. Zo heeft ze gemerkt dat haar ex-huisbaas veel toleranter jegens haar was dan sommige vrienden en famillieleden. Haar ex-huisbaas is Marokaans en ze had zelf verwacht dat hij het er moeilijk mee zou hebben dat zij transgender is. Dat was niet het geval. Discriminatie is voor haar dus niet perse cultuurgebonden. In Nederland kun je als transgender slechts bij 2 ziekenhuizen terecht. In Amsterdam en Groningen. Daar kun je een geslachtsoperatie ondergaan. Voordat overgegaan wordt tot een geslachtsoperatie vindt er een heel proces plaats. Deze richt zich op het psychologische aspect. Eerst wordt goed getest of iemand zich echt als het ander geslacht voelt. Daarnaast is er ongeveer 2 jaar dat diegene die zich wilt laten opereren zich als het ander geslacht kleedt en zo door het dagelijkse leven gaat. Als dit positief is dan wordt overgegaan op het fysieke, de geslachtsverandering. Hoewel dit niet altijd als gewenst wordt aangegeven. Joy denkt niet in hokjes, maar in mensen. Omdat ze zelf in hokjes geplaatst wordt doet ze dit zelf niet. Als tip gaf ze mee om positieve ontwikkelingen te belichten. Niet steeds maar focussen op het negatieve, maar ook kijken naar het positieve.
65
Interview met Edwin Baltes van het politienetwerk ‘Roze in blauw’ Amsterdam
27.04.2011
Aan de hand van het literatuuronderzoek zijn wij gestuit op de campagne „Discriminatie? MELD HET!’. Via het gesprek daar zijn wij geinformeerd over het „Roze in blauw‟ network die de politie in Amsterdam heeft opgezet. Aangezien zij een speciaal netwerk hebben opgezet voor HLBT‟s hebben wij contact met hen opgenomen om daar informatie over op te vragen. En dus zijn we afgereist naar Amsterdam. De politieagent met wie we het gesprek hadden heet Edwin Baltes. Hij is al 26 jaar werkzaam bij de politie en is ook een buurt regisseur. Naast zijn deelname aan het „Roze in blauw‟ netwerk heeft hij ook zijn „normale‟ politietaken. Alles wat hij voor het „Roze in blauw‟ netwerk doet is extra werk. Het „Roze in blauw‟ netwerk is al jaren terug opgericht. 11 Á 12 jaar geleden werden de gay games opgericht. Veel mensen uit het buitenland kwamen toen naar Amsterdam om mee te doen. Zij gebruikten echter neppe namen om ervoor te zorgen dat familie, vrienden en kennissen in het buitenland er niet achter zouden komen. De politie in Amsterdam wilden deze mensen helpen en zo is het „Roze in blauw‟ ontstaan. Het is belangrijk dat zowel HLBT‟s buiten het korps als binnen het korps zich veilig voelen. Het netwerk zelf bestaan uit 20 kernleden en 70 leden. Deze kernleden hebben specifieke taken en worden eerder benaderd dan de gewone leden. Deze kernleden krijgen ook vrij om te vergaderen en ze mogen per jaar meedoen met 2 activiteiten uit het „Roze in blauw‟ netwerk. Om de 5 weken vindt een vergadering plaats. Iedereen die lid wilt worden van het „Roze in blauw‟ netwerk, binnen het korps in Amsterdam, is welkom. De huidige belangrijkste taken van Roze in blauw zijn: Contact houden met de collega‟s intern. Dit wordt gedaan door middel van een korpskrant. Één keer per jaar wordt er een workshop gegeven met trainingen aan politieagenten. Er wordt contact onderhouden met het COC. Dat gebeurd om de 2 maanden. Ze spreken dan over gemeentelijke kwesties, cameratoezichten en homokroegen. „Roze in blauw‟ heeft ook een speciale 06-nummer en daarnaast heeft het „Roze in blauw‟ ook een speciale email. Tijdens de gay pride gaan ze naar horeca homokroegen om hun bekendheid te vergroten. Bij de gay pride dragen de leden van het netwerk speciale keycords, daar lopen zij ook mee rond en er wordt geflyerd. Het netwerk probeert de doelen jaarlijks te veranderen. Op dit moment is er meer aandacht voor vrouwen. Omdat er een signaal binnen is gekomen dat deze doelgroep veel overkomt, maar dit wordt niet gemeld. Vorig jaar richtte „Roze in blauw‟ zich meer op transgenders. Transgenders maken veel mee, maar laten het een beetje van zich afglijden. De rode draad is het verhogen van de meldingsbereidheid bij de doelgroep HLBT‟s. Dit probeert het „Roze in blauw‟ duidelijk te maken wanneer zij bijeenkomsten bijwonen van andere organisaties. Ze willen aan de hand van cijfers signalen op het oog houden en plekken waar incidenten gebeuren. Momenteel geeft het netwerktrainingen aan collega‟s zodat er meer empathie ontstaat binnen het korps en zodat politieagenten dergelijke meldingen serieuzer nemen. In Amsterdam wordt er op dit moment vooral gediscrimineerd in de Regulier Dwarsstraat. Om discriminatie daar te verminderen en te voorkomen hangen er al 6 maanden camera‟s. Het aantal incidenten zijn gestegen door het machogedrag dat steeds meer heerst. Homoseksuelen worden in elkaar geslagen. Uitgescholden en bespuugd worden gebeurd daar ook het meeste. Welke straf de dader uiteindelijk krijgt hangt af van het ministerie. Daar heeft de politie niets over te zeggen. Die houdt de dader aan en verhoord deze. De politie bereid ook de zaakvoor. „Roze in blauw‟ gaat ook naar de huizen van mensen als ze discriminatie hebben meegemaakt. Want niet iedereen durft naar het politiebureau te komen. Dat gebeurd ongeveer eens per maand. Financieel heeft het netwerk de vrijheid om zelf te kijken hoe ze „Roze in blauw‟ bekendmaken. Ze krijgen een budget voor advertenties. Het aantal meldingen is wel verhoogd. Het is alleen niet duidelijk of dit komt doordat Amsterdam onveiliger is geworden, of dat er meer incidenten zijn of dat mensen gewoon eerder komen melden. Soms krijgt het netwerk ook negatieve reacties, want niet iedereen is natuurlijk homovriendelijk. Het „Roze in blauw‟ netwerk profileert zichzelf door deel uit te maken van het Landelijke Homoplatform. Zij zijn ook aanwezig bij de roze zaterdag om te kunnen flyeren voor de gay pride.In de toekomst willen Noord-Holland Noord en Rotterdam ook het netwerk „Roze in blauw‟ opstarten.
66
BIJLAGE 7 DATA MATRIX
Profiel van de deelnemer
Bekendheid Ieder1gelijk
Discriminatie gevallen
Leeftijd : 22 Geslacht: Vrouw Nationaliteit: Nederlandse Woonachtig: Centrum Nijmegen Student / werkende: Student HLBT: Lesbisch
Is er wel eens langs gefietst en heeft het van buiten gezien. Is daar nooit binnen geweest en weet niet wat Ieder1gelijk doet. Ze is wel bekend met de campagne posters van Ieder1gelijk. Dat is het enige wat ze daarvan heeft gezien.
B.
Leeftijd : 45 Geslacht: Man Nationaliteit: Nederlandse Woonachtig: Wijchen Student / werkende: Werkende HLBT: Homoseksueel
Was voor het interview bekend met Ieder1gelijk omdat hij daar een melding heeft gedaan. Hij heeft Ieder1gelijk actief via het internet gevonden. Is lukraak op zoekmachines gaan zoeken. Kende daarvoor Ieder1gelijk ook niet. Nooit van gehoord.
C.
Leeftijd: 23 Geslacht: Man Nationaliteit: Nederlandse Woonachtig: Nijmegen Oost Student / werkende: Beide HLBT: Homoseksueel
Hij is niet bekend met Ieder1gelijk. Heeft zelfs nog nooit het gebouw van buiten gezien. Ook niet via vrienden ervan gehoord.
D.
Leeftijd: 22 Geslacht: Biologisch vrouw Nationaliteit: Nederlandse Woonachtig: Nijmegen Zuid Student / werkende: Werkende HLBT: Transseksueel
Kende Ieder1gelijk voor het interview nog niet. Ook nooit het gebouw gezien. Hij kende wel de campagne posters. Was daar heel positief over. Vond ze gaaf en heeft ze daarom onthouden.
Zelf: Wel eens gehad dat wanneer ze met haar exvriendin liep dat ze uitgescholden en nageroepen werd. Geroddel in haar oude voetbal team dat ze naar andere meisjes zou kijken. Tijdens het uitgaan dat jongens naar haar en haar vriendin komen om te vragen of ze „mee mogen doen‟. Anderen: van andere gehoord dat die werd nageroepen en ex-vriendin kreeg op haar werk van haar baas opmerkingen, zoals je moet de juiste man nog tegenkomen. Zelf: Woont in een dorp met partner. Werden sneeuwbal door jongeren tegen de ruit gegooid waarbij ook nog eens geroepen werd „hee, hier wonen homo‟s!‟ Soms wordt hij door jongeren, rond de 14 /15 nageroepen. Dingen over zijn homoseksualiteit. Anderen: Hij heeft geen verhalen van andere gehoord omdat hij zich niet bezig houdt met de gay scene. Hij spreekt niet over ongevallen met andere homoseksuelen. Zelf: Hij heeft zelf niet te maken gehad met discriminatie. Anderen: Hij heeft wel eens een ongeval gezien. Een jongen die fysiek aangevallen werd door twee andere jongens, omdat hij uit een homokroeg kwam. De politie wilde dat iedereen die getuige was zich meldde omdat iemand waarschijnlijk AIDS had. Zelf: Vind het moeilijk om onderscheid te maken tussen discriminatie en mensen die het gewoon niet snappen. Ervaart discriminatie in ziekenhuizen, wanneer ziekenhuizen (artsen) niet weten hoe ze transseksuelen moeten behandelen. Hij vindt het ook lastig dat wanneer het gaat om onderzoeken om holebi‟s transgenders er niet bij worden betrokken. Ander: En ervaart ook discriminatie bij het doen van een aangifte. Zoals dat hij is mee geweest met een vriend om aangifte te doen en de agent blijft hem „Elizabeth‟ noemen. Terwijl die vriend man is. Ook vaak gehoord dat mensen uitgescholden zijn of ontslagen. En hij vindt
A.
67
E.
Leeftijd : 34 Geslacht: Man Nationaliteit: Nederlandse Woonachtig: Nijmegen West Student / werkende: Werkende HLBT: Homoseksueel
Hij had wel de posters van de campagne gezien. En hij wist ook dat er een bureau tegen discriminatie bestond, maar niet dat het Ieder1gelijk was en wat ze precies deden. Hij weet ook niet of anderen in zijn omgeving ooit bij Ieder1gelijk zijn geweest.
F.
Leeftijd : 23 Geslacht: Man Nationaliteit: Nederlandse Woonachtig: Nijmegen Student / werkende: Student HLBT: Biseksueel
Voordat wij hem aanspraken had hij nog nooit gehoord van Ieder1gelijk. Ook niet via familie of vrienden. Totaal onbekend mee.
G.
Leeftijd : 24 Geslacht: Vrouw Nationaliteit: Nederlandse Woonachtig: Nijmegen Student / werkende: Beide HLBT: Lesbisch Leeftijd : 23 Geslacht: Man Nationaliteit: Nederlandse Woonachtig: Nijmegen Centrum Student / werkende: Beide HLBT: Homoseksueel
Ze kende Ieder1gelijk wel van naam en ze wist waar het ongeveer zat. Zelf is ze daar nog nooit binnengeweest. De organisatie kende ze omdat ze zelf bij een organisatie werkt die daar wel eens mee te maken heeft. Ja, hij is daar geweest toen het nieuwe gebouw werd geopend. En soms kwam hij ze tegen bij een borrel of ander netwerk gelegenheid. Vanwege zijn functie binnen een (homo) organisatie. Hij is daar nooit geweest uit zichzelf. Maar hij wist dus wel wat voor werk ze doen.
ouders die het contact met hun kinderen hierom breken ook een vorm van discriminatie. Zelf: Tijdens het afsluiten van een homokroeg is hij in elkaar geslagen samen met een collega. Ze werden uitgescholden en toen de collega hierop reageerde ging het over tot fysiek geweld. Na het uitgaan liep hij met zijn toenmalige vriend en 5 jongeren maakte smak geluiden achter hun rug om. Toen hij ze daarop aansprak durfde ze er niets op te zeggen. Anderen: Hij is hier niet meer op in gegaan. Wel gaf hij aan dat veel homo‟s volgens hem terug in de kast gaan door zich steeds meer hetero te gedragen. Zelf: Hij heeft nog nooit zelf iets van discriminatie meegemaakt. Geen voorbeelden. Anderen: Omdat hij zelf onderzoek heeft gedaan naar transgenders heeft hij verhalen gehoord. Zoals een vrouw die al 30 jaar in het onderwijs werkte en ontslagen werd omdat ze aangaf het transseksuelen proces in te willen gaan. Daarop is aangegeven dat docenten en leerlingen daar niet mee om zouden kunnen gaan en kon ze vertrekken. En een ander die in het transseksuelen proces van de mannenkleedkamer naar de vrouwenkleedkamer ging. De vrouwen vonden dit niet prettig en begonnen haar buiten te sluiten. Zelf: Zelf heeft ze nog nooit discriminatie meegemaakt. Anderen: Ze heeft van mannelijke vrienden gehoord dat ze uitgescholden werden voor homo en vuile flikkers. Af en toe hoorde ze van vrienden dat als ze hand in hand liepen dat ze uitgescholden werden. Maar nooit fysiek geweld. Zelf: Hij is zelf wel eens uitgescholden voor „vuile flikker‟. Toen hij stond te zoenen met zijn vriend werd hij ook uitgescholden. Dat was in Friesland. Anderen: Hij heeft wel eens gezien dat toen twee mannen rondliepen , hand in hand, dat een paar mensen hun polsen bogen. Daarmee wilde ze zeggen, volgens hem, „die twee nichten‟ .
Leeftijd: 24 Geslacht: Vrouw Nationaliteit: Nederlandse Woonachtig: Nijmegen Student / werkende: Student
Ze is naar de opening van het nieuwe gebouw geweest in verband met haar functie bij een (homo)organisatie. Daarnaast is ze naar een lezing geweest georganiseerd door Ieder1gelijk. Ondanks
Zelf: Dat mannen tegen haar zeggen dat ze wel terug komt, want dat zou ze dan gaan missen. Dat ervaart ze als heel belastend. Het is op stage gebeurd en een keer op haar werk. Anderen: Ze heeft wel eens gehoord dat een meisje in
H.
I.
68
J.
K.
L.
M.
O.
HLBT: Lesbisch
dat ze daar is geweest was ze niet heel bekend met het werk dat Ieder1gelijk deed.
Leeftijd : 30 Geslacht: Man Nationaliteit: Nederlandse (Geboren in Brazilië) Woonachtig: Nijmegen Centrum Student / werkende: Werkende HLBT: Homoseksueel Leeftijd : 22 Geslacht: Man Nationaliteit: Nederlandse Woonachtig: Nijmegen Midden Student / werkende: Student HLBT: Homoseksueel Leeftijd: 30 / 40 Geslacht: Man Nationaliteit: Nederlandse Woonachtig: Nijmegen Student / werkende: Werkende HLBT: Homoseksueel Leeftijd: 26 Geslacht: Man Nationaliteit: Nederlandse Woonachtig: Nijmegen Student / werkende: Werkende HLBT: Homoseksueel Leeftijd : 21 Geslacht: Man Nationaliteit: Nederlandse Woonachtig: Nijmegen Oost Student / werkende: Beide HLBT: Homoseksueel
Hij heeft vaag van Ieder1gelijk gehoord en ook de campagne posters komen hem vaag bekend voor. Hij is daar zelf nooit geweest en kent ook niemand die daar is geweest. Hij is daar nog nooit geweest. Laatst heeft hij wel het bord dat buiten bij Ieder1gelijk staat gezien. Dat viel hem wel op en is hem bijgebleven. Hij is daar nog nooit binnen geweest. Hij kent ook niemand die daar is geweest. Hij kende Ieder1gelijk niet. Ook nog nooit van gehoord tot wij hem aanspraken.
Voordat hij met ons sprak, had hij nog nooit gehoord van Ieder1gelijk. Dus ook nooit daar geweest.
Hij kent Ieder1gelijk niet. Nooit van gehoord, ook niet via vrienden en familie, en ook nooit geweest. En niemand in zijn omgeving is daar geweest.
elkaar is geslagen, omdat ze hand in hand liep met een vrouw. En een vriendin van haar, die aan het zoenen was met haar vriendin, werd op haar kont geslagen door jongens die op een scooter voorbij kwamen rijden. Waarna ze flink uitgescholden werden. Zelf: Hij is uitgescholden op zijn middelbare school, omdat hij zich best vrouwelijk gedroeg. Dat was lastig voor hem omdat hij het zelf nog niet uit de kast was gekomen. Dit gebeurde in Brazilië. Anderen: Het meeste wat hij van anderen heeft gehoord is dat mensen uitgescholden worden voor homo‟s. Zelf: Hij heeft zelf nog nooit te maken gehad met discriminatie. Anderen: Ook heeft hij nooit verhalen van anderen gehoord. Daarnaast vindt hij Nijmegen een homo vriendelijke stad. Zelf: Hij heeft zelf discriminatie meegemaakt op zijn werk. Een functie werd hem onthouden omdat hij homoseksueel is en daarom het werk niet goed zou kunnen doen. Anderen: hij heeft niet aangegeven of hij van anderen discriminatiegevallen heeft gehoord. Zelf: Hij heeft zelf discriminatie op zijn werk meegemaakt. Door een collega die een grap maakte in verband met zijn homoseksualiteit en HIV. Hij heeft verder geen voorbeelden genoemd. Anderen: hij heeft niet aangegeven of hij van anderen discriminatiegevallen heeft gehoord. Zelf: Hij heeft discriminatie meegemaakt in de vorm van bepaalde uitspraken die bepaalde mensen maken. Meestal gaat het dan om Marokkaanse jongeren. Die gaan dan van alles roepen om stoer over te komen, volgens hem. Hij heeft dit in de stad meegemaakt. Anderen: Hij heeft van anderen niet zo zeer discriminatie verhalen gehoord, meer dat mensen het gevoelen hebben beoordeeld te worden. Over hoe iemand is in de vorm van seksualiteit of wat iemand in zijn/haar leven heeft gedaan. Ze worden bestempeld als homo/slet (vrouwen) en dat homo dan ook in een negatieve manier.
69
Concrete behoefte bij het doen van een melding
Associatie met het doen van een melding Door het doen van een melding verbeterd ze haar rechten. En dat ze daardoor laat merken dat ze het vooral niet accepteert.
Wat willen mensen bereiken met het doen van een melding Ze wilt bereiken dat duidelijk wordt dat er nog genoeg te doen valt aan homo-emancipatie. Er zijn tegenwoordig wel meer rechten, maar deze doelgroep moet volgens haar nog steeds beschermd worden. En de emancipatie is volgens haar nog niet klaar. Want er zijn nog incidenten.
A.
Het gevoel krijgen dat je serieus genomen wordt. Dat er begrip, tijd en ruimte is om je verhaal te vertellen. Dat ook al kunnen ze de daders misschien niet meer achterhalen, toch het verhaal noteren. Ze wilt merken dat haar melding in het registratie systeem terecht komt. Vanuit de organisatie zeggen dat het bij de politie terecht komt of genoteerd word is al genoeg bevestiging. Concreet zou het fijn zijn om via internet de minder belangrijke incidenten te melden. Via een standaard formulier bijvoorbeeld. Omdat het een minder zware incident is, dan wilt ze er ook minder tijd aan besteden. En op die manier wordt de drempel voor haar verlaagd. Er mag dan contact met haar opgenomen worden, ze wilt best haar gegevens achterlaten. Ook om te controleren of het een echte melding is. Voor zwaardere gevallen toch liever persoonlijk contact. Ze geeft aan dat Ieder1gelijk, om zichzelf bekender te maken, op bekendere sites, zoals gay.nl en COC, zichzelf kan profileren. Dus hun link zetten of een banner. Zodat mensen hun eerder tegenkomen. Bekendere sites, waar meer mensen komen en waar ze dus sneller opvallen. Verder geeft ze aan dat het handig zou zijn om bij de HAN folders te zetten of te flyeren bij de gemeente. Vooral de naamsbekendheid is bij haar een drempel. Als ze Ieder1gelijk concreet kende had ze in het verleden een melding gedaan. Het kennen van Ieder1gelijk vergroot haar motivatie.
B.
Concreet wilt hij merken, en dat is ook zijn behoefte, dat er geluisterd wordt en dat kan in allerlei vormen. Zoals het interview dat wij afnemen, de mogelijkheid om een melding te doen via verschillende wegen. Zoals internet en telefonisch. Voor hem is het ook fijn dat Ieder1gelijk een actieve rol aanneemt en na de melding contact met hem opneemt.
Zijn associatie met het doen van een melding is in actie komen. Zorgen dat er iets gebeurd. Hij had er genoeg van en een melding kon daar verandering in aanbrengen.
Door het doen van een melding wilde hij meteen actie hebben. Het was de laatste druppel voor hem en hij wilde dat „iets‟ zou gebeuren. En ook dat hij zijn verhaal kwijt kon, de frustratie.
C.
Het hangt af van de aard van de discriminatie wat hij prettig zou vinden. Bij een erge incident zou hij het moeilijker vinden persoonlijk een melding te doen. In eerst instantie zou hij het heel prettig vinden om via internet te melden, waarna een persoonlijk gesprek wel prima is. Waarin hem dan de klachtenconsulent neutraal is, maar ook anderen op zijn gemak stelt. En daaronder ziet hij; eerst de ruimte geven om het verhaal te vertellen en dan vragen stellen. Via internet ziet hij het wel zitten om zijn gegevens achter te laten. Hij zou zelf gaan zoeken naar een organisatie om een melding te doen. De wetenschap dat er organisaties zijn zoals Ieder1gelijk verlaagd de drempel bij
Zijn associatie met het doen van een melding is een politie agent en dan vooral een autoritair iemand. En dat vindt hij niet fijn, want dan zou hij niet alles willen vertellen. Die associatie heeft hij, omdat hij verder geen organisaties kent waar hij terecht kan. De drempel is dan te hoog voor hem.
Met het doen van een melding wilt hij bereiken dat een ander niet hetzelfde overkomt. En als hij daar een bijdrage aan kan leveren dan doet hij dat graag.
Na het gesprek is zijn associatie wel
70
D.
E.
F.
hem. Hij wilt wel de garantie hebben dat zijn gegevens niet verspreid worden en dan bedoelt hij niet bij de daders terecht komt.
veranderd.
Hij moet het gevoel hebben dat de melding ook echt iets betekend. Het liefst zo min mogelijk persoonlijk. Als hij net met discriminatie te maken heeft gehad dan vindt hij het vervelend om weer het hele verhaal te gaan vertellen. Via internet zou hij het weer veel te onpersoonlijk vinden vanuit de kant van Ieder1gelijk. Hij heeft liever dat hij naar Ieder1gelijk komt, zijn verhaal en melding doet, geen persoonlijke vragen krijgt en het af kan sluiten. Hij wilt aangesproken worden zoals hij dat prettig vind. Dus hij is biologisch een vrouw, maar voelt zich man, dus aanspreken als man. En het feit dat hij niet weet wat Ieder1gelijk doet is ook een drempel. Dus naamsbekendheid mag omhoog. Duidelijkheid bij waar je hulp kunt krijgen en een luisterend oor. Hij wilt informatie over wat hij met het incident kan doen. Van Ieder1gelijk wilt hij graag een actieve houding zien. Als ze merken dat iemand het moeilijk vind dat iemand het moeilijk vind om voor zichzelf op te komen. Hij ziet het meer als het herkennen van die mensen. En dan samen met die persoon aangifte doen en het verwerkingsproces ingaan en vergemakkelijken. Daarbij is belangrijk vriendelijkheid, begrip en kennis van zaken. Liever niet via de telefoon, maar via de mail een melding doen. En dat er dan een mail terug gestuurd word waarin contact opgenomen wordt over hoe Ieder1gelijk alles gaat aanpakken. En daarin zou hij het ook wel prettig vinden om voor een persoonlijk gesprek uitgenodigd te worden. Maar in eerst instantie graag een wat afstandelijkere houding, zakelijker contact. En daarna overgaan op persoonlijk. Het is belangrijk dat Ieder1gelijk hierin een actieve rol heeft. En dat hij dan op de hoogte wordt gehouden. Omdat hij eerst via internet zou gaan zoeken en zo op de internet pagina terecht zou komen zou hij het ook wel fijn vinden als er foto‟s van de werknemers op de website staan. Dan weet hij wie hij kan verwachten. Op de site mag duidelijk aangegeven worden waar je naartoe kan mailen. En een invul formulier is ook fijn. Waarop je je gegevens kan invullen en je melding / klacht. Hij wilt weten dat er discreet met zijn gegevens omgegaan wordt. En de website bepaald veel voor hem. Hoe professioneler hoe beter. Hij zou ook terug willen zien dat Ieder1gelijk positieve dingen naar voren
Hij wilt meer duidelijkheid over wat een melding kan doen en wat het voor hem kan betekenen. Zijn associatie nu is vooral met onduidelijkheid. Wat heb ik eraan?
Het hangt van de type discriminatie af wat hij ermee wilt bereiken. Over het algemeen wilt hij erachter komen wat zijn rechten zijn.
Het doen van een melding heeft als associatie straffen. Dat diegene die gediscrimineerd heeft merkt dat hij/zij te ver is gegaan. Dat zijn of haar gedrag niet door de beugel kan.
Hij wilt bereiken dat diegene die discrimineert er iets van leert. Hij denkt dat het lastig is om binnen bijvoorbeeld bedrijven of sociale groepen aan te geven als je te maken hebt gehad met discriminatie. En hij wilt daar verandering in zien.
Zijn associatie met het doen van een melding is dat er weinig mee gedaan wordt. Dit idee heeft hij door de media gekregen. Ook heeft hij dat van andere gehoord, waardoor het is blijven hangen.
Hij wilt voorkomen dat het anderen naar hem overkomt, discriminatie. En ook dat de dader boetedoening moet doen. Dat diegene op zijn minst sorry zegt.
71
brengt wat ze hebben bereikt. Vanwege het feit dat veel jongeren op internet zitten, denkt hij dat internet een belangrijk middel voor meldingen zou kunnen zijn. Dat geldt in ieder geval voor hem.
G.
H.
I.
Zij vindt een persoonlijke benadering fijn. Naar Ieder1gelijk toegaan en iemand persoonlijk spreken. Het persoonlijk spreken van iemand maakt de drempel lager voor haar. Bij het doen van een melding ziet ze een mix van informeel en toch een professionele houding terug. De informele kant maakt het makkelijker voor haar om te praten. Ze wilt weten dat er iets met haar melding gebeurd en dat het niet blijft liggen. In de pers wilt ze de resultaten van Ieder1gelijk terug zien, positieve en negatieve resultaten over de meldingen, de meldingen die zijn binnengekomen en de acties die daaruit voort komen. Ze gaat niet zelf iedere keer op de website checken, maar verwacht een veel actievere rol van Ieder1gelijk om de informatie naar haar toe te brengen. Hij zou een actieve houding fijn vinden en dat ze hem daarbij persoonlijk behandelen. Daaronder verstaat hij medelevend en vol begrip. Ieder1gelijk denk mee „zo van we gaan er een melding van maken en we gaan er ook echt iets mee doen‟. Hij wilt persoonlijk contact tussen de melder en klachtconsulent. De verschillende manieren om contact op te nemen met Ieder1gelijk verlaagd de drempel. Het geeft vele mogelijkheden. En de openingstijden zijn ook drempelverlagend, vier keer per week. Het is belangrijk voor hem dat Ieder1gelijk naar zijn verhaal blijft luisteren, ook al kunnen ze hem misschien niet helpen. Hij wilt merken dat er iets gedaan wordt met zijn melding. Stap voor stap. Resultaten die geboekt worden, vooruitgang. Want daardoor krijgt hij het gevoel dat het zin heeft om een melding te doen. Voor hem concreet ziet hij voor zich dat er aan het eind van het jaar een jaarverslag wordt gemaakt en dat mensen die een klacht hebben ingediend ook die te zien krijgen. En hij wilt dit ook persoonlijk ontvangen, per mail of per post. Dat daarin ook gestimuleerd wordt om een melding te doen en dit mee te geven aan je omgeving. Het prettigste voor haar is om het allemaal via de mail te doen en niet zo direct. Want voor haar is het zo dat als ze iets ernstigs meemaakt, ze het liever eventjes niet te dichtbij laat komen. Ze houdt het dan zo onpersoonlijk mogelijk, afstandelijk. Naast het afstandelijke zou ze het ook anoniem willen doen. Dus het versturen van een mail. Als Ieder1gelijk vragen heeft dan mag er wel contact opgenomen worden. Bij haar moet er wel rekening mee gehouden worden ondanks alles wat Ieder1gelijk haar kan bieden ze misschien toch geen melding zou doen. Dat
Ze heeft hierbij een dubbel gevoel. Van de ene kant heeft ze er een positief gevoel bij. Want een melding doen is goed. Maar van de andere kant heeft ze het idee dat het toch geen zin heeft. De dader merkt er toch niets van. Haar associatie is voornamelijk met het heeft waarschijnlijk geen zin.
Door het doen van een melding wilt ze bereiken dat diegene die een overtreding heeft begaan beseft dat het niet goed was. En dat in de toekomst door jouw melding een ander daar geen last meer mee heeft, discriminatie. Als niemand een melding komt maken dan gebeurd er niets.
Vooral veel rompslomp komt in hem op als hij denkt aan het doen van een melding. Er moet veel gebeuren, voordat hij een melding gaat doen. Hij merkt nu wel dat er actief gewerkt wordt en dat werkt positief. Stimuleert meer tot het doen van een melding.
Hij wilt bereiken dat er iets met zijn klacht wordt gedaan. Het liefst heeft hij dat de dader aangesproken wordt. Hij wilt ervoor zorgen dat dit soort dingen terug komen in de media en in de gemeente (beleid).
De associatie is dubbel. Ze heeft het gevoel van niet doen en niet durven zeggen. Haar associatie is met een te hoge drempel. En aan de andere kant ziet ze het als iets goeds. Het is gekoppeld aan het emotionele welzijn.
Ze weet niet goed wat ze wilt bereiken. Zelf zit ze teveel met de angst voor de gevolgen en wat ze met een melding zou willen doen.
72
J.
K.
L.
M.
O.
ligt meer aan haar dan de organisatie. Via internet ziet ze graag een inschrijfformulier die ze anoniem kan invullen om zo haar melding te doen. Van Ieder1gelijk wilt ze verder dat ze meer publiciteit hebben. Aan de media laten zien waar ze mee bezig zijn en wat er speelt in Nijmegen. Hij wilt dat mensen geïnformeerd worden. Dat zit hem heel erg dwars. Hij denkt dat mensen op straat te weinig kennis hebben. En dat leidt tot discriminatie. Het hangt per situatie en niveau van het incident af wat hij prettig zou vinden. Persoonlijk contact gaat boven alles voor hem. Daar kiest hij ook voor. Als de trauma heel erg is dan heeft hij liefst via internet of mail contact. Omdat hij zich dan veiliger voelt in zijn eigen omgeving is voor hem ook een optie dat iemand van Ieder1gelijk naar hem toekomt. Hij vindt anoniem melding doen fijn. Dat maakt namelijk de drempel lager. Nadat de eerste stap is gezet en anoniem melding is gedaan, dan is persoonlijk contact wel prima. Dan wilt hij wel zijn gegevens geven. Bij het doen van een melding wilt hij geen druk voelen. De organisatie mag niet druk uitoefenen. Eerst het probleem erkennen en dan informatie verstrekken. Vooral eerst luisteren en adviseren. De eerste drempel en de grootste was voor hem de naamsbekendheid van Ieder1gelijk. Hij kende de organisatie helemaal niet en voor hem betekende dat ook meteen dat hij daar geen melding zou doen, ook niet actief zoeken. Het ligt voor hem aan het type incident wat hij prettig zou vinden. Over het algemeen vindt hij het prettig om anoniem een melding te doen. Het liefst via mail of internet. Hij zou wel zijn verhaal kwijt willen, maar het ook zo onpersoonlijk mogelijk willen houden. Er moet veel gebeuren voordat hij een melding zou gaan doen. Als hij overweegt om een melding te gaan doen dan het liefst via mail of internet. Via de site een meldingsformulier invullen spreekt hem wel aan. Via die formulier zou hij dan wel zijn gegevens achterlaten zodat er nog contact opgenomen kan worden. Het kan zo zijn, bij hem, dat ondanks alles wat er aangeboden zou worden hij toch geen melding zou gaan doen. Omdat hij de behoefte niet voelt. Hij lost het liever zelf op. Hij zou het fijn vinden als hij snel behandeld wordt en dat er een duidelijke goed plan van aanpak komt die ook daadwerkelijk helpt bij het probleem. Daarnaast wilt hij iemand die echt interesse toont en waar hij zich bij op zijn gemak voelt. Dus iemand zonder onbewuste vooroordelen. En hij wilt dat een melding doen ook anoniem kan. Als het gaat om een zware incident dan wilt hij een heel persoonlijke en serieuze benadering. Met duidelijke stappen om de zelfvertrouwen te prikkelen. Daarnaast stimuleert het hem als hij ziet dat een melding doen bij anderen werkt. Dan zou hij ook eerder een melding doen.
Zijn associatie is gespannenheid. Een gespannen sfeer op straat, niet in gesprek durven gaan met mensen. Zijn associatie met Ieder1gelijk, tijdens het gesprek, is dat Ieder1gelijk informatie en kennis kan geven over seksualiteit. Zijn associatie met het doen van een melding is schaamte. Het feit dat hij het zelf niet kan oplossen. En ook zenuwen spelen een rol. Hij weet niet hoe er gereageerd gaat worden en het blijft eng om iets persoonlijks met een vreemde te bespreken. Hij heeft niet aangegeven welke associatie hij heeft met het doen van een melding (korte interview).
Hij wilt bereiken dat meer informatie naar buiten komt. Volgens hem discrimineren teveel mensen vanwege onwetendheid. En hij wilt voorkomen dat hij een cijfer in de media wordt. Hij wilt dat Ieder1gelijk een brug bouwt en het verschil tussen mensen kleiner maakt. Door het doen van een melding wilt hij bereiken dat hij tips krijgt over hoe hij met de (discriminatie) situatie om kan gaan. Het gaat hier voornamelijk om de adviserende en informatieve rol. Hij heeft niet aangegeven wat hij zou willen bereiken door het doen van een melding. Er moet ook veel gebeuren zou hij een melding willen doen.
Hij heeft niet aangegeven welke associatie hij heeft met het doen van een melding (korte interview)
Hij heeft niet aangegeven wat hij zou willen bereiken door het doen van een melding.
Hij associeert een melding doen met de impact die zo een discriminatie geval op je heeft. En dan je verhaal kunnen doen.
Hij hoopt dat er stappen kunnen worden ondernomen waarin hij zichzelf kan verdedigen mocht hij een dergelijke, discriminatie, situatie meemaken.
73
Veiligheidsgevoelens
Positie Ieder1gelijk
Ervaring interview
A.
Tijdens het interview is dit niet specifiek gevraagd. Daarom is later een mail gestuurd om toch het antwoord te krijgen. Hier is echter geen antwoord meer op gegeven.
Ze vond het interview goed, prima. Het was voor haar relaxt en de vragen vond ze duidelijk. Ze is zelf heel open over haar seksuele voorkeur, daarom was het ook niet lastig hierover te praten. Er waren geen vragen die ze te persoonlijk vond.
B.
Hij voelt zich wel onveiliger. Omdat de laatste tijd de incidenten erger worden. Van schelden naar dingen gooien. Het kan nog erger worden. En dat is het gevaar.
C.
Door het incident dat hij heeft gezien en door de verhalen van anderen is hij zich niet onveiliger gaan voelen. Hij vindt Nijmegen een veilige stad. En daarom voelt hij zich ook veilig.
Door de naamsbekendheid te vergroten, van Ieder1gelijk, wordt zij wel meer gestimuleerd om een melding te gaan doen. Juist het feit dat ze geen organisatie kent als Ieder1gelijk maakt de drempel hoger om een melding te gaan doen. De positie van Ieder1gelijk is dus positief. Kennis over Ieder1gelijk stimuleert het doen van een melding. Ieder1gelijk is een tussenstap. De eerst keer is het moeilijk om de stap te zetten en een melding te doen. Een organisatie als Ieder1gelijk is een uitweg om frustratie kwijt te kunnen. Later is er nog een belangrijke rol voor de politie weggelegd. Dat de politie positief reageert op meldingen van HLBT‟s bij het doen van een melding. Ieder1gelijk maakt het vooral makkelijker om een melding te gaan doen. Het is drempel verlagend. Het feit dat er zo een organisatie is en dat je daar een melding kan gaan doen. Hij twijfelt wel of hij naar de politie zou gaan of Ieder1gelijk, maar dat ligt aan het type incident.
D.
Hij voelt zich veilig in Nijmegen. De incidenten waar hij van heeft gehoord hebben daar niets aan veranderd. Het feit dat hij als transgender niet snel herkend wordt, speelt ook een belangrijke rol. Juist wanneer mensen weten dat hij transgender is maakt hij vervelende ervaringen mee. Hij voelt zich zelden onveilig door zijn homoseksualiteit. Als hij zich al onveilig voelt dan gaat het meer om berovingen in de avond. Daarnaast wonen er veel homo‟s en lesbo‟s (zijn woorden). Dus het voelt veilig voor hem. Volgens hem moet je ook weten wat je wanneer doet. Soms kan je wel eigenwijs zijn, maar je moet denken aan je eigen veiligheid.
In eerste instantie wist hij veel te weinig om te kunnen zeggen wat Ieder1gelijk voor hem betekend. Maar over het algemeen ziet hij het als een organisatie waar gefocust kan worden op het professional benaderen van minderheden en sociale groepen, zoals transgenders en informatie over minderheden verstrekken. Voor hem heeft Ieder1gelijk meer een bemiddelende rol als hij problemen heeft met zijn werkgever. Daarnaast ziet hij Ieder1gelijk ook meer als een organisatie die informatie geeft en campagne voert. Als hij echt een melding gaat doen, stapt hij eerder naar de politie. Hij vindt discriminatie een heel grijs gebied. En dat maakt het moeilijk om te gaan melden.
Hij heeft het interview als goed ervaren. Hij had niet op alle vragen een antwoord, omdat hij weinig wist van Ieder1gelijk. Maar hij vond het ontzettend goed dat er ook aandacht is voor transgenders.
Hij voelt zich niet onveilig. Wel maakt hij zich zorgen dat de samenleving steeds harder wordt. Daar zit hij meer mee. Volgens hem zijn we minder tolerant naar elkaar toe. Hij maakt zich zorgen
Het feit dat er zo een organisatie bestaat is meer een stimulans om een melding te gaan doen. Het idee dat iemand je kan helpen als je discriminatie hebt meegemaakt. Dat vindt hij fijn. Dus daar zou hij dan
E.
F.
Hij heeft het op zich als prettig ervaren. Het was even wennen voor hem, omdat het de eerste keer was dat hij zoiets deed. Hij wist niet goed wat hij kon verwachten. Maar hij voelde zich er uiteindelijk wel lekker bij. Hij vond het leuk. De vragen die gesteld werden vond hij goed. En hij vond het ook niet moeilijk om ze te beantwoorden. Hij moest soms wel goed nadenken (over de antwoorden).
Het eerste wat in hem opkwam was leuk. Hij vond het leuk om mee te doen. En daarnaast ook leerzaam en interessant. Het was fijn. We creëerden een bemoedigende sfeer en stelde hem op zijn gemak, wat hij prima vond. Het enige wat hij kon meegeven was dat sommige misschien een zakelijke houding prettiger vonden. Maar daarna gaf hij weer aan dat het informele houding juist een open sfeer creëert om in te vertellen. Hij vond het leuk om mee te doen. Zelf heeft hij ook interviews gehouden dus was het leuk om een keer aan de andere kant te staan.
74
G.
H.
I.
J.
K.
over de samenleving als geheel en niet voor een individu of een groep mensen.
ook gebruik van gaan maken.
Hoe onveilig zij zich voelt ligt aan wat ze meemaakt. De incidenten die ze nu heeft meegemaakt en gezien geven haar niet perse een onveiliger gevoel, maar het geeft haar wel het idee dat ze niet in een tolerante wereld leeft. Wanneer er mensen in haar omgeving waren geweest die bijvoorbeeld fysiek geweld hadden meegemaakt dan had zij zich wel onveiliger gevoeld. Hij vindt het jammer dat jongeren zoveel schelden. Maar het doet niks aan zijn veiligheidsgevoelens. Hij loopt nog steeds hand in hand rond. En de opmerkingen die dan gemaakt worden neemt hij voor lief. Hij heeft zich erop ingesteld dat hij opmerkingen te horen zal krijgen. En ook dat vindt hij jammer. Hij heeft niet het gevoel dat hij in elkaar geslagen zou worden. Want als hij dat gevoel zou hebben dan zou het ook zijn veiligheidsgevoel bedreigen. Als ze verhalen van anderen hoor merkt ze dat ze zich wel meer op haar hoede voelt als ze op straat loop en hand in hand loop met haar vriendin. Zeker als het verhalen zijn over geweld. Ze vind het soms nog best lastig om "open" zonder schaamte over straat te lopen.
Het idee dat zo een organisatie bestaat en dat het je kan helpen vergroot de motivatie om een melding te gaan doen. En daarnaast; als er geen meldingen worden gedaan dan kan Ieder1gelijk ook niet zijn werk doen.
Hij woont hier al anderhalf jaar. En in het begin voelde hij zich prima. Maar nu merkt hij dat er spanning op straat ligt. Hij krijgt zowel positieve als negatieve reacties wanneer hij op straat hand in hand met zijn vriend loopt. De spanning uit zich in wanneer mensen hem benaderen en hij niet weet wat er komen gaat. Misschien gaan ze wel schelden of worden ze agressief. Dat maakt het ook spannend. Hij voelt zich niet onveilig in Nijmegen. Mede doordat hij zelf geen discriminatie heeft meegemaakt en omdat hij geen verhalen van andere heeft gehoord. Daarnaast vindt hij Nijmegen een homo vriendelijke stad. Wat ook bijdraagt aan zijn veiligheidsgevoel.
Hij heeft het gevoel dat ze heel persoonlijk werken en dat zet hem wel sneller aan tot het doen van een melding. Het scheelt dat hij ook weet wat ze nu doen.
Ook zij vond het leuk om mee te doen. Ze vond het heel goed. Ze vond de vragen duidelijk. En ze vond dat er goed doorgevraagd was op momenten dat ze iets niet begreep of vastliep. De voorbeelden hielpen heel erg. Volgens haar stralen wij ook heel erg een open houding uit. En dat praat fijn. Hij vond dat we een open houding hadden en dat we goed hadden doorgevraagd.
Omdat zij zelf een persoon is die niet makkelijk naar organisaties stapt ziet ze positie van Ieder1gelijk vooral iets positiefs voor de buitenwereld. Ze denkt dat vooral jongeren er wat aan kunnen hebben. Niet iedereen zal er iets aan hebben, omdat ze net als haar niet zo snel naar toe zouden stappen. Ze ziet de meerwaarde van de organisatie wel in. Hij zou veel sneller naar Ieder1gelijk gaan dan naar de politie. Want hij heeft een negatief beeld van de politie. Dat ze alleen geweld gebruiken om zaken op te lossen. Ieder1gelijk ziet hij als een organisatie die mensen bij elkaar brengt, informatie kan geven en die je goed behandeld.
Het was spannend voor haar. Ze vond het wel leuk om mee te doen. En ze vond het ook goed van ons dat we dit doen, het onderzoek.
Het feit dat er zo een organisatie bestaat vergroot bij hem de motivatie om een melding te gaan doen. Het werkt stimulerend. Hij denkt dat hij wel eerder een melding zou gaan doen, omdat zo een organisatie het melden zelf ook gemakkelijker maakt.
Hij vond het interview positief. Hij vond het fijn dat vragen uitgelegd werden, want daardoor begreep hij het beter. Dan wist hij beter hoe hij de vragen kon opvatten.
Hij vond het fijn en leuk. En hij vond dat Tiziana het geweldig deed. Daarnaast vond hij het jammer dat Vidya (door omstandigheden) eerder weg moest.
75
L.
Hij heeft hier geen antwoord op gegeven. Door omstandigheden konden we namelijk deze vraag niet stellen.
M.
Hij heeft hier geen antwoord op gegeven. Door omstandigheden konden we namelijk deze vraag niet stellen.
O.
Hij voelt zich over het algemeen niet onveilig, hij krijgt dit gevoel alleen als hij langs grote groepen loopt. Meestal gaat het dan om Marokkanen. Hij is dan bezorgd over wat ze gaan zeggen, maar niet voorbaal. En hij voelt dan ook schaamte.
Hij vond het wel een goede organisatie, maar bleef bij zijn standpunt dat Ieder1gelijk zich meer moet profileren en duidelijker naar buiten moet komen. Dus in zijn ogen is de positie van Ieder1gelijk minimaal. Dat hij zo een organisatie kent betekend niet perse voor hem dat hij sneller een melding gaat doen. Het kan voor andere wel handig zijn. Maar hij zal niet zo snel een melding doen. Het bestaan van een organisatie zoals Ieder1gelijk betekend niet voor hem dat hij eerder een melding gaat doen.
Hij heeft hier geen antwoord op gegeven. Door omstandigheden konden we namelijk deze vraag niet stellen. Hij heeft hier geen antwoord op gegeven. Door omstandigheden konden we namelijk deze vraag niet stellen. Hij heeft het interview als normaal ervaren. Sommige vragen vond hij dubbel en hij gaf aan om minder vragen te hebben die op hetzelfde neerkomen.
76