Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
In opdracht van: Gemeente Amsterdam, rve Participatie Projectnummer: #
Laure Michon
Clemens Wenneker
Nienke Nottelman
Jeroen Slot
Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal .
Telefoon #
Postbus 0#1, AR Amsterdam
www.os.amsterdam.nl
[email protected]
Amsterdam, juni #
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Inhoud
Inleiding
Kerncijfers
. Grens laag inkomen . Armoede in geraamd tussen ,5% en ,% .. Stijging aandeel huishoudens met laag inkomen vlakt af . Jongeren en ouderen hebben de grootste armoedekans .# Een vijfde heeft vermogen boven vermogenstoets bijstand .0 Een op drie personen met laag inkomen ingestroomd
0 0 5 5 1 1
Amsterdam in vergelijkend perspectief
!
. Armoede in Nederland en de vier grootste steden in . Ontwikkeling van armoede tussen # en .. Minder stijging aandeel huishoudens met laag inkomen in Amsterdam .. Aandeel personen met laag inkomen alleen in Amsterdam stabiel ... Aandeel arme jongeren in Amsterdam stabiel in vergelijkend perspectief .. Armoedegrenzen
8
" Huishoudens met een laag inkomen
.. Hoogte van het inkomen ... Kwart huishoudens heeft inkomen tot % WSM ... Stabiele inkomensverdeling Amsterdamse huishoudens sinds 8
.. Bron van inkomen ... Sterke relatie bron van inkomen en hoogte van het inkomen ... Steeds meer werkenden onder lage-inkomensgroep sinds #
# # 0
... Huishoudensamenstelling .... Meerderheid huishoudens in alle inkomensgroepen is alleenstaand .... Huishoudensamenstelling stabiel sinds
5 5 1
.. Verdeling over de stad ... Een derde van huishoudens Zuidoost heeft laag inkomen; een vijfde in Zuid ... Grotere verschillen tussen stadsdelen sinds #
8 8
..# Woonsituatie ..#. Huishoudens tot % WSM veelal in huurwoning ..#. Woonsituatie stabiel sinds
.
.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
..0 Duur op het minimum ..0. Ruim de helft heeft drie jaar een inkomen tot % WSM ..0. Bijstandsgerechtigden hebben het vaakst langdurig een laag inkomen ..0.. Alleenstaanden vaker langdurig laag inkomen ..0. Tuindorp Nieuwendam en Betondorp ruim twee derde langjarige minima
# 0
..5 Vermogenspositie ..5. % huishoudens met laag inkomen boven vermogenstoets bijstand ..5. Helft zelfstandigen met laag inkomen heeft meer vermogen dan bijstandsnorm ..5.. Huishoudens met inkomen 8#-% WSM minst vaak vermogen of eigen huis ..5. Doelgroep beleid woont relatief veel in Zuidoost en Noord
5 5 5 8 8
Personen met een laag inkomen
"
. Leeftijd .. Kwart Amsterdammers met laag inkomen jonger dan 1, 5% is 0# jaar of ouder .. Aandeel jongeren onder personen in lage-inkomenshuishoudens daalt langzaam
. . ..
. Jongeren .. Ongelijke spreiding van jongeren in huishoudens met laag inkomen over de stad .. Aantal en aandeel jongeren in huishoudens met laag inkomen stabiel sinds #
.. .. .
.. Geslacht en herkomst ... Man-vrouw verdeling ongeveer gelijk, maar verschil per inkomensgroep ... Veel niet-westerse Amsterdammers in inkomensgroep 1-% WSM .... 5% van de Somalische Amsterdammers heeft laag inkomen ... Grote armoedekans onder jonge en oudere niet-westerse Amsterdammers
.# .# .# .0 .5
. In- en uitstroom .. Een op drie personen met laag inkomen ingestroomd .. Instroom vooral gevolg van inkomensdaling ... Uitstroom vooral gevolg van inkomensstijging .. Veel in- en uitstroom van en naar inkomenscategorie tot % WSM
.1 .1 .8
Conclusie Bijlage
" Verantwoording data
Bron: Regionaal Inkomensonderzoek en Vermogensbestand Doelpopulatie Definitie bron van inkomen van een particulier huishouden (RIO)
Bijlage
0 0 5
Verantwoording raming
)
Raming op basis van MEV: ,5% Raming op basis van MEV en gemeentelijke cijfers: ,%
1 1
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Inleiding
Relatief veel huishoudens in Amsterdam hebben een laag inkomen, meer dan gemiddeld in Nederland en meer dan in andere grote steden. Door de economische crisis zijn veel mensen hun baan kwijt geraakt en is het moeilijker om door middel van werk aan armoede te ontsnappen. Bovendien zijn er grote groepen in de stad die zelf weinig of niets kunnen doen om hun inkomenspositie te veranderen: ouderen, kinderen in minimahuishoudens, chronisch zieken en gehandicapten. De gemeente Amsterdam ondersteunt minimahuishoudens door hen zo veel mogelijk te activeren om de weg naar werk (terug) te vinden, maar ook door hun maatschappelijke participatie te stimuleren en hun inkomenspositie te versterken. De jaarlijkse Amsterdamse armoedemonitor is een belangrijk instrument hierbij: het brengt de populatie met een laag inkomen in kaart en helpt bij het signaleren van nieuwe risico’s. Dat is het doel van dit eerste deel van de Armoedemonitor . Het tweede deel van de Armoedemonitor zal in het najaar verschijnen. De focus daarvan zal op het beleid liggen, op de resultaten van de inzet van minimaregelingen en het effect van het beleid. Sinds is de Amsterdamse Armoedemonitor gebaseerd op gegevens van het CBS. De belangrijkste bron is het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) van het CBS, een bestand dat inkomensgegevens bevat over alle huishoudens en personen in Nederland. Dat maakt het mogelijk om zowel te kijken naar de populatie met een inkomen tot % van het wettelijk sociaal minimum (WSM) – de armoedegrens tot en met – als naar de groep met een inkomen tot % WSM – de nieuwe armoedegrens in Amsterdam. Nieuw in deze editie is de koppeling tussen het RIO en het Vermogensbestand van het CBS, waarmee het mogelijk is om rekening te houden met het vermogen van huishoudens. Daarmee kan de doelgroep van het gemeentelijk beleid in kaart worden gebracht: huishoudens met een laag inkomen en een (eventueel) vermogen dat de bijstandsnorm niet uitstijgt. Deze groep wordt met minima aangeduid. Niet alle huishoudens met een laag inkomen behoren tot de groep minima: sommige hebben daarvoor te veel vermogen. Deze rapportage begint met enkele kerncijfers, waarna de Amsterdamse cijfers worden vergeleken met gegevens van de drie andere grote steden en die van Nederland. Vervolgens wordt de lage-inkomensgroep in kaart gebracht. Zowel huishoudens als personen met een laag inkomen (% en % WSM) komen hierbij aan bod. In de conclusie worden aan de hand van uitkomsten kansen en risico’s voor de stad aangekaart.
#
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Kerncijfers
. Grens laag inkomen Om vast te stellen wie een laag inkomen heeft gebruikt de gemeente Amsterdam een absolute inkomensgrens. Sinds januari # ligt deze grens op % van het wettelijk sociaal minimum (WSM). Daarvoor lag de grens op % WSM. De normbedragen die samenhangen met deze grenzen verschillen per type huishouden. Tabel 1.1 Netto maandinkomen tot 110% en 120% van het wettelijk sociaal minimum voor personen vanaf 21 jaar en tot 65 jaar, inclusief vakantie-uitkering, per 1 januari 2014 (€) 110% WSM
120% WSM
745,00
819,50
alleenstaande met kind(eren)
1.043,00
1.147,30
(echt)paar (met of zonder kinderen)
1.490,00
1.639,00
alleenstaande zonder kind(eren)
bron: Rijksoverheid/ bewerking OIS
. Armoede in geraamd tussen ,;% en ,% De meeste recente definitieve cijfers over het aandeel huishoudens met een laag inkomen betreffen het jaar . 1 Met behulp van gegevens over de koopkrachtontwikkeling en recente gegevens over de ontwikkeling van de (beroeps)bevolking is een raming gemaakt voor . en . De verwachte ontwikkeling is dat de armoede in Amsterdam langzaam blijft stijgen. Er zouden in tussen ,5% en ,% huishoudens zijn met een inkomen tot % WSM, en tussen ,#% en #,% met een inkomen tot % WSM. Tabel 1.2 Huishoudens met laag inkomen in Amsterdam in 2012 en raming voor 2013 en 2014 2012 abs. inkomen tot 110% WSM inkomen tot 120% WSM
74.024 88.616
raming 2013 % 19,8 23,7
raming 2014
abs.
%
abs.
%
ondergrens
75.366
20,0
79.075
20,7
bovengrens
78.053
20,7
80.958
21,2
ondergrens
89.945
23,9
93.333
24,5
bovengrens
92.127
24,5
96.246
25,2
bron: CBS (RIO)/CPB/DWI/ bewerking OIS
Voor deze raming worden de meest recente cijfers doorgetrokken op basis van ontwikkelingen. De gebruikte systematiek is geïnspireerd door de jaarlijkse landelijke raming van het SCP en is aangepast aan de Amsterdamse context (zie bijlage ). De ramingen geven weer wat de verwachtte trend is op basis van de meest recente gegevens en ontwikkelingen. 1
Overal in deze rapportage gaat het om huishoudens die deel uitmaken van de doelpopulatie: particuliere huishoudens, studentenhuishoudens uitgezonderd, waarvan het inkomen over een heel jaar bekend is.
0
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
." Stijging aandeel huishoudens met laag inkomen vlakt af In hadden 8,1% van de Amsterdamse huishoudens een inkomen tot % WSM en .,5% een inkomen tot % WSM. Dat is meer dan in voorgaande jaren, maar de sterke stijging tussen 1 en heeft niet doorgezet. Bij deze aantallen wordt geen rekening gehouden met het vermogen, in paragraaf .# is dat wel het geval. Tabel 1.3 Huishoudens met laag inkomen in Amsterdam, 2005-2012 inkomen tot 110% WSM
inkomen tot 120% WSM
abs.
%
abs.
%
2005
65.084
18,9
81.185
20,8
2006
68.102
19,3
83.353
20,9
2007
65.500
18,5
79.937
19,9
2008
63.886
17,9
78.336
21,9
2009
68.932
19,0
83.583
23,0
2010
69.937
19,0
85.104
23,2
2011
72.702
19,6
87.481
23,5
2012
74.024
19,8
88.616
23,7
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
In leefden ..55 Amsterdammers in een huishouden met een inkomen tot % WSM (5,% van het totaal) en 1.00 in een huishouden met een inkomen tot % WSM (,1%). De stijging in het aantal personen met een laag inkomen sinds 1 valt procentueel weg omdat het totaal aantal huishoudens nog sterker is gestegen.
. Jongeren en ouderen hebben de grootste armoedekans Figuur 1.4 Aandeel Amsterdammers levend in huishoudens met een inkomen tot 120% WSM, naar leeftijd, 2012 (procenten) % 35 30
30
27
28 26
25 20
19
19
18 14
15
20
21
22
23 gemiddeld: 21%
16 14
10 5 0 0-4
5-9
10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65+
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
Het aandeel personen in huishoudens met een laag inkomen verschilt sterk per leeftijdsgroep. Van de jongeren tussen en jaar groeide .% in op in een huishouden met een inkomen tot % WSM. In deze leeftijdsgroep is de armoedekans het grootst. Ook onder # tot
5
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
8-jarigen, # tot 8-jarigen en onder 0#-plussers is de armoedekans duidelijk hoger dan gemiddeld (%; zie ook paragraaf .).
. Een vijfde heeft vermogen boven vermogenstoets bijstand Uit nieuwe vermogensgegevens blijkt dat een vijfde van de huishoudens met een inkomen tot % WSM in te veel vermogen had om in aanmerking te komen voor bijstand en minimaregelingen. Vooral huishoudens met een negatief inkomen hebben vaak te veel vermogen. In totaal hadden 5.## Amsterdamse huishoudens zowel een inkomen tot % WSM als weinig vermogen, oftewel 1,1% van de Amsterdamse huishoudens (zie paragraaf ..5) Figuur 1.5 Aandeel huishoudens met meer vermogen dan bijstandsnorm per inkomensgroep, 2012 (procenten) negatief inkomen
54
0 - 79% WSM
33
80-99% WSM
15
100-109% WSM
13
110-119% WSM
28
totaal tot 120% WSM
20 % 0
20
40
60
80
100
bron: RIO en Integraal vermogensbestand (CBS)/ bewerking OIS
. Een op drie personen met laag inkomen ingestroomd Van de personen met een laag huishoudinkomen in had ruim een derde in een inkomen boven de armoedegrens van % WSM en in een inkomen onder deze grens. Daarnaast stroomde ongeveer een derde van de personen die in een laag huishoudinkomen hadden uit in het jaar daarna. Vergeleken met een jaar eerder is de instroom in net zo groot, maar zijn er meer personen uitgestroomd (zie paragraaf ..0). Tabel 1.6 In- en uitstroom van Amsterdammers in huishoudens met een inkomen tot 110% WSM, 2010-2012 laag inkomen
instroom
uitstroom
saldo
abs.
abs.
% van minima
abs.
% van minima
abs.
115.727
-
-
-
-
-
2011
120.012
37.953
32
- 33.668
- 29
+ 4.285
2012
122.377
37.444
31
- 35.079
- 29
+ 2.365
2010
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
1
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Amsterdam in vergelijkend perspectief
Dit hoofdstuk zet de Amsterdamse armoede in perspectief: het aandeel minima in de hoofdstad wordt vergeleken met de landelijke cijfers en met die van Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
. Armoede in Nederland en de vier grootste steden in Amsterdam heeft relatief veel huishoudens met een laag inkomen2: acht procentpunt meer dan het landelijk aandeel. Alleen Rotterdam heeft relatief meer huishoudens met een laag inkomen. Het aandeel huishoudens met een inkomen tot % WSM is in Rotterdam bijna twee procentpunt hoger dan in Amsterdam. Den Haag heeft relatief iets minder huishoudens met een laag inkomen dan Amsterdam, terwijl Utrecht dichterbij het landelijk gemiddelde zit. Tabel 2.1 Huishoudens in Nederland en de G4 met een inkomen tot 110% en 120% WSM, 2012 110% WSM
120% WSM
abs.*
%
abs.*
%
823.300
11,7
1.083.400
15,3
Utrecht
17.500
13,2
21.800
16,4
Den Haag
41.000
18,5
50.000
22,6
Rotterdam
58.100
21,0
71.000
25,6
Amsterdam
74.000
19,8
88.600
23,7
Nederland
* afgerond op honderdtallen
bron: Statline (CBS)/ bewerking OIS
Ook als het gaat om personen in huishoudens met een laag inkomen ligt Amsterdam op een hoger niveau van armoede vergeleken met Den Haag, Utrecht en met Nederland als geheel. Alleen in Rotterdam zijn er meer personen in huishoudens met een laag inkomen. Tabel 2.2 Personen in Nederland en de G4 in huishoudens met een inkomen tot 110% en 120% WSM, 2012 110% WSM
120% WSM
abs.*
%
abs.*
%
1.435.700
9,0
1.867.100
11,7
Utrecht
30.000
10,7
37.700
13,5
Den Haag
72.500
15,8
89.500
19,5
Rotterdam
101.400
18,1
124.500
22,2
Amsterdam
122.400
17,1
148.700
20,8
Nederland
* afgerond op honderdtallen
2
bron: Statline (CBS)/ bewerking OIS
Voor de leesbaarheid van de rapportage wordt niet telkens herhaald dat het hierbij gaat om huishoudens die deel uitmaken van de doelpopulatie. Deze bestaat uit particuliere huishouden waarvan het inkomen over een heel jaar bekend is. Studentenhuishoudens worden daarbij niet meegenomen. Zie bijlage voor extra uitleg.
8
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Het aandeel jongeren (t/m 5 jaar) in huishoudens met een laag inkomen is in Amsterdam twee keer zo groot als in heel Nederland. In de hoofdstad groeide in een kwart van de jongeren op in een huishouden met een inkomen tot % WSM. Tabel 2.3 Jongeren (0 t/m 17 jaar) in Nederland en de G4 in huishoudens met een inkomen tot 110% en 120% WSM, 2012 110% WSM Nederland
120% WSM
abs.*
%
abs.*
%
345.700
10,4
418.600
12,6
Utrecht
7.200
11,7
8.800
14,3
Den Haag
18.000
18,6
22.100
22,8
Rotterdam
25.500
23,1
30.500
27,6
Amsterdam
28.100
20,7
34.000
25,1
* afgerond op honderdtallen
bron: Statline (CBS)/ bewerking OIS
. Ontwikkeling van armoede tussen en .. Minder stijging aandeel huishoudens met laag inkomen in Amsterdam Zowel landelijk als in de vier grote steden is het aandeel huishoudens een inkomen tot % WSM gedaald tussen # en 1, om vervolgens weer te stijgen. Toch laten de Amsterdamse cijfers de laatste jaren een meer positieve ontwikkeling zien. Terwijl de stijgende lijn doorzet op landelijk niveau en de die andere grote steden, laten de Amsterdamse cijfers een afvlakking zien. Het aandeel huishoudens met een inkomen tot % WSM stijgt tussen 1 en in Amsterdam het minst: met ,1 procentpunt, tegenover . procentpunt in Rotterdam en Den Haag en procentpunt in Utrecht en Nederland als geheel. Figuur 2.4 Aandeel huishoudens met een inkomen tot 120% WSM in Nederland en de vier grootste steden, 2005-2012 (procenten) 30
% Rotterdam
25
Amsterdam Den Haag
20
Utrecht 15
Nederland
10 5 0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
bron: Statline (CBS)/ bewerking OIS
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
.. Aandeel personen met laag inkomen alleen in Amsterdam stabiel Ook als het gaat om aandeel personen in huishoudens met een laag inkomen is de daling tussen # en 1 duidelijk, gevolg door de stijging in de jaren daarna. Ook de stabilisatie in Amsterdam valt op vergeleken met de andere grote steden en Nederland als geheel. Het aandeel personen in huishoudens met een inkomen tot % WSM is in de hoofdstad met procentpunt gestegen tussen 1 en . In Nederland is dit aandeel met ,5 procentpunt gestegen; in Utrecht met ,# procentpunt, in Rotterdam met , procentpunt en in Den Haag met ,0 procentpunt. Figuur 2.5 Aandeel personen in huishoudens met een inkomen tot 120% WSM in Nederland en de vier grootste steden, 2005-2012 (procenten) 25
% Rotterdam
20
Amsterdam Den Haag
15
Utrecht Nederland
10
5
0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
bron: Statline (CBS)/ bewerking OIS
.." Aandeel arme jongeren in Amsterdam stabiel in vergelijkend perspectief Het aandeel jongeren in huishoudens met een laag inkomen in Amsterdam was in twee keer zo hoog als landelijk, maar ligt op hetzelfde niveau als in 1. In Nederland is het tussen 1 en gestegen met , procentpunt, net als in Rotterdam. In Den Haag is het met ,1 procentpunt gestegen in dezelfde periode. Met andere woorden: het aandeel jongeren in huishoudens met een laag inkomen is in Amsterdam verrassend stabiel sinds 1, gelet op de landelijke ontwikkeling en de ontwikkeling in de andere grote gemeenten.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Figuur 2.6 Aandeel jongeren in huishoudens met een inkomen tot 120% WSM in Nederland en de vier grootste steden, 2005-2012 (procenten) % 35 30 Rotterdam 25 Amsterdam 20
Den Haag
15
Utrecht Nederland
10 5 0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
bron: Statline (CBS)/ bewerking OIS
." Armoedegrenzen Of huishoudens of personen als arm worden gekenmerkt wordt meestal gerelateerd aan een vaste inkomensgrens.3 Deze grens kan op verschillende manieren worden vastgesteld en daarbij is van belang welk doel wordt nagestreefd. In Nederlandse gemeenten is er consensus over het feit dat beleidsmatig de armoedegrens is gerelateerd aan het wettelijk sociaal minimum (WSM). Het WSM wordt jaarlijks vastgesteld door de Tweede Kamer en de hoogte van bijstandsuitkering en de AOW worden daar aan gekoppeld. Dat betekent dat huishoudens die bijstand of uitsluitend AOW ontvangen automatisch tot de groep behoren met een laag inkomen. Wanneer het doel is om de ontwikkeling van omvang van armoede in de tijd te analyseren wordt in Nederland de lage-inkomensgrens gebruikt. De lage-inkomensgrens wordt gevormd door een vast bedrag aan koopkracht, gelijk aan de koopkracht van een alleenstaande in de bijstand in 858. Als gevolg van deze definitieverschillen en uiteenlopende ontwikkelingen verschilt het niveau van armoede in Amsterdam nogal naar gelang de gehanteerde grens. Met de inkomensgrens van % WSM valt het aandeel minimahuishoudens in de stad hoger uit (.,5% in ) dan met de lage-inkomensgrens (5,% in hetzelfde jaar). Ook de ontwikkeling over de periode #- verschilt volgens de verschillende definities: het aandeel minimahuishoudens met een inkomen tot % WSM daalt tussen # en 1, om daarna te stijgen tot net boven het niveau van #. In en lijkt het aandeel huishoudens met een laag inkomen te stabiliseren. De trend van de lage-inkomensgrens verloopt anders: sterke daling tussen # en 5, stabilisering tot en duidelijke stijging in en . 3
Er zijn ook belangrijke uitzonderingen: de EU hanteert een relatieve inkomensgrens van 0% van het mediane besteedbaar inkomen in elk land. Zie Eurostat: http://ec.europa.eu/eurostat/statisticsexplained/index.php/Glossary:At-risk-of-poverty_rate.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Figuur 2.7 Aandeel huishoudens met een inkomen tot 120% WSM en de lage-inkomensgrens in Amsterdam en in Nederland, 2005-2012 (procenten) % 25 120% WSM Amsterdam 20 lage-inkomensgrens Amsterdam 15
120% WSM Nederland
10
lage-inkomengrens Nederland
5
0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
bron: Statline (CBS)/ bewerking OIS
De landelijke en Amsterdamse trends lijken sterk op elkaar, en toch zijn er in Amsterdam andere ontwikkelingen dan landelijk. Dit is bijvoorbeeld te zien wanneer het aandeel huishoudens onder de lage-inkomensgrens in Amsterdam en Nederland wordt vergeleken in de periode tussen 8 en . In drie jaar tijd nam landelijk de armoede toe van 5,. naar 8,#% en in de hoofdstad van .,8 naar 5,%. Procentueel nam de armoede landelijk daarmee met .% toe, terwijl het in Amsterdam ging om een stijging van %. In de Amsterdamse Armoedemonitor . is er al op gewezen dat Amsterdam minder geraakt lijkt te zijn door de crisis vanwege de gediversifieerde, weinig recessiegevoelige economie van Amsterdam. Daarnaast speelt de bevolkingsontwikkeling een rol. In Amsterdam speelt de toename van de bevolking, ook van groepen met een goede sociaaleconomische positie door, landelijk valt het element van verhuizing naar of vanuit de stad natuurlijk weg. Een andere armoedegrens die landelijk wordt gebruikt is de niet-veel-maar-toereikend-grens. Deze wordt vastgesteld op basis van de koopkracht van personen. SCP en Nibud stellen elk jaar vast wat het budget is waarmee noodzakelijke uitgaven kunnen worden betaald (in het bijzonder voor wonen en voedsel), met een aanvulling voor sociale participatie. In heel Nederland viel 5,8% van de personen op of onder deze grens in ..4 Het aandeel personen in Amsterdam met een inkomen tot de niet-veel-maar-toereikend-grens is tussen 1 en volgens cijfers van het SCP gestegen van ,8% naar .,%.
4
Voorlopige cijfers, zie SCP/CBS, Armoedesignalement , Den Haag, ; http://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_/Armoedesignalement_.
.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
" Huishoudens met een laag inkomen
In dit hoofdstuk worden huishoudens met een laag inkomen beschreven. De hoogte van het inkomen van Amsterdamse huishoudens komt aan bod, net als de belangrijkste bron van inkomen, de huishoudensamenstelling, de verdeling over de stad, de woonsituatie en de duur op het minimum. Nieuw is de informatie over de vermogenspositie van huishoudens met een laag inkomen. De cijfers voor worden telkens gepresenteerd voor twee grenzen: % WSM en % WSM. Voor de historische ontwikkelingen wordt voor de leesbaarheid vastgehouden aan de grens van % WSM, ook omdat dit tot en met de gehanteerde armoedegrens was.
". Hoogte van het inkomen ". . Kwart huishoudens heeft inkomen tot % WSM In had een kwart van alle Amsterdamse huishoudens een inkomen tot % WSM en een vijfde een huishoudinkomen tot de toen geldende armoedegrens van % WSM. Een procent van alle huishoudens had een negatief inkomen. Een negatief inkomen ontstaat door negatieve looninkomsten, wat vooral speelt bij inkomens uit een eigen onderneming (zie volgende paragraaf), of door aflossingen op vorderingen als gevolg van verstrekte uitkeringen die achteraf te hoog blijken. Een negatief inkomen ontstaat echter niet door schulden.5 Tabel 3.1 Amsterdamse huishoudens naar inkomensgroep, in % van het wettelijk sociaal minimum, 2012 inkomen in % van het WSM
abs.
%
2.930
1
0-79% WSM
13.489
4
80-99% WSM
21.930
6
100-109% WSM
35.675
10
110-119% WSM
14.592
4
negatief inkomen
120% WSM of meer
285.861
76
totaal
374.477
100 bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
". . Stabiele inkomensverdeling Amsterdamse huishoudens sinds ! De ontwikkeling van de Amsterdamse huishoudens naar huishoudinkomen toont aan dat het aandeel huishoudens met een inkomen van .% WSM of meer gestaag is gestegen tussen # en : van 8% naar 0%. In het aandeel inkomens tot 88% WSM, tussen en % WSM 5
Een negatief inkomen is een fiscale definitie van het huishoudinkomen dat betrekking heeft tot het bruto jaarinkomen. Het betekent niet dat mensen geen geld hebben om van rond te komen. Ieder huishouden heeft inderdaad recht op een netto minimumbedrag per maand om in de eerste levensonderhoud te voorzien.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
en tussen en % WSM is er nauwelijks verandering in die periode. Het aandeel inkomens tussen en % WSM is daarentegen relatief gedaald. Overigens zijn de verhoudingen sinds 8 onveranderd: de verhoudingen tussen inkomensgroepen in de stad zijn vooral tussen # en 8 veranderd. Figuur 3.2 Amsterdamse huishoudens naar netto besteedbaar huishoudinkomen als percentage van het wettelijk sociaal minimum, 2005-2012 (procenten) % 100 19
22
24
26
26
26
26
26
80 300% WSM 26
26
60
26
26
25
25
24
24
200-299% WSM 120-199% WSM 110-119% WSM
40
31
28
28
5
4
26
26
26
26
26
4
4
4
4
4
4
11
11
10
10
10
10
10
10
8
9
8
8
9
9
9
10
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
100-109% WSM -99% WSM
20
0 2012 bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
". Bron van inkomen ".. Sterke relatie bron van inkomen en hoogte van het inkomen In figuur ... is te zien dat zelfstandigen oververtegenwoordigd zijn onder huishoudens met een zeer laag of negatief inkomen. Zeventig procent van de huishoudens met een negatief inkomen heeft als bron van inkomen een eigen bedrijf. Het hebben van een eigen bedrijf is ook de meest voorkomende reden waarom een huishouden een negatief inkomen heeft (zie paragraaf ...). Ook de groep met een huishoudinkomen tussen en 58% WSM ziet er wat betreft de bron van het inkomen anders uit dan huishoudens met een inkomen boven 1% WSM. Het gaat relatief vaak om zelfstandigen (.8% tegenover 1% gemiddeld in Amsterdam), daarnaast heeft een derde een baan in loondienst als belangrijkste bron van inkomen.
#
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Figuur 3.3 Amsterdamse huishoudens naar inkomensgroep en bron van inkomen, 2012 (procenten) negatief inkomen
19
70
loondienst
13 5
eigen bedrijf 0 - 79% WSM
32
39
11
5
bijstand
11
andere uitkering 80-99% WSM
15
12
35
10
pensioen
28
anders 100-109% WSM
8
110-119% WSM
43
4
24
10
120% WSM of meer
18
10
26
23
33
60
19
1 5
15 %
0
20
40
60
80
100
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
Het aandeel huishoudens met bijstand als belangrijkste bron van inkomen is het hoogst onder huishoudens met een inkomen tussen 1-8%: van huishoudens die leven van -8% WSM heeft .% een bijstandsuitkering en van de andere groep (1-88%) is dat .#%. Huishoudens met een inkomen tussen 1-88% WSM leven iets vaker van een inkomen uit werk (5%) dan huishoudens die leven van -8% WSM. In die laatste groep is het aandeel met belangrijkste bron van inkomen een andere uitkering dan bijstand iets hoger (1%). Verder leeft in beide groepen ruim een kwart van de huishoudens van pensioen. Een derde van de huishoudens met inkomen van -8% leeft van pensioen. Daarnaast kent deze inkomensgroep het grootste aandeel huishoudens (.%) met een andere uitkering dan bijstand. Het aandeel werkende minima bedraagt .% in deze groep.
".. Steeds meer werkenden onder lage-inkomensgroep sinds In figuur .. wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste bron van inkomen van huishoudens met een inkomen tot % van het WSM in de periode van # tot en met . Het aandeel van deze huishoudens met inkomen uit loondienst als bron van inkomen steeg van .% naar 1% tussen # en 1, om vervolgens weer te dalen tot #% in en . Het aandeel huishoudens met een inkomen uit een eigen bedrijf schommelt enigszins maar is duidelijk gestegen tussen # (.%) en (0%). In totaal hadden 0% van de huishoudens in de lage-inkomensgroep een inkomen uit werk in #; dat aandeel is gestegen tot .% in . Het aandeel met bijstand als bron van inkomen daalde van .8% in # tot een derde in 8 en is sindsdien stabiel. Het aandeel gepensioneerden met een inkomen tot % van het WSM steeg van 5 tot 8 licht en ligt sindsdien stabiel op .%.
0
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Figuur 3.4 Huishoudens met een inkomen tot 110% WSM naar belangrijkste bron van inkomen, 2005-2012 (procenten) % 100 21
21
21
22
23
23
23
23
13
14
13
11
11
12
12
13
80 anders pensioen 60
andere uitkering bijstand 39
37
37
36
34
33
34
33
loondienst
40
20
eigen bedrijf
13
15
14
15
16
16
18
17
17
15
15
2007
2008
2009
2010
2011
2012
11
12
13
16
2005
2006
13
0
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
"." Huishoudensamenstelling ".". Meerderheid huishoudens in alle inkomensgroepen is alleenstaand Alleenstaanden vormen de grootste groep binnen de huishoudens met een laag inkomen, bijna twee derde. Het aandeel alleenstaanden is het hoogst onder huishoudens met een inkomen van -8% WSM (01%). Paren met en zonder kinderen hebben iets meer dan gemiddeld een negatief inkomen of juist een inkomen van -8% WSM. Verder is van alle huishoudens met een inkomen tot % WSM 0% eenoudergezin. Dit aandeel is het hoogst onder huishoudens met een inkomen van 1-88% WSM: 8%.
5
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Figuur 3.5 Huishoudens met een inkomen tot 120% WSM, naar inkomensgroep en huishoudtype, 2012 (procenten) negatief inkomen
8
0 - 79% WSM
11
13
80-99% WSM
14
8
66
10
19
9
1
67
10
eenoudergezinnen paren met kinderen
2
61
paren zonder kinderen
1
alleenstaanden 100-109% WSM
16
110-119% WSM
17
8
8
11
68
11
0
60
overig
1 %
0
20
40
60
80
100
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
".". Huishoudensamenstelling stabiel sinds De samenstelling van de groep huishoudens met een inkomen tot % WSM naar huishoudtype is redelijk stabiel over de periode sinds #. Er zijn wel lichte verschuivingen geweest, vooral tussen # en 8, maar vervolgens is het gelijk gebleven. Zo is het aandeel alleenstaanden licht gestegen van 0.% in # naar 00% in en is het daarna constant gebleven. Verder is er een lichte afname van het aandeel eenoudergezinnen, vooral tussen 5 en 1. In behoorde twee derde van de huishoudens met een inkomen tot % van het WSM tot de alleenstaanden; een zesde betrof eenoudergezinnen, een tiende was een stel zonder kinderen en eenzelfde percentage een stel met kinderen.
1
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Figuur 3.6 Huishoudens met een inkomen tot 110% WSM naar huishoudtype, 2005-2012 (procenten) % 100 18
18
18
16
16
16
16
16
9
9
9
9
9
9
8
9
9
9
9
9
9
9
9
9
80
overig
60 eenoudergezin paar met kinderen paar zonder kinderen
40 63
63
63
64
65
66
66
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
alleenstaande
66
20
0 2012 bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
". Verdeling over de stad ".. Een derde van huishoudens Zuidoost heeft laag inkomen; een vijfde in Zuid Er zijn grote verschillen in de stad in het aandeel huishoudens met een laag inkomen per stadsdeel en per buurtcombinatie. Zo had in een kwart van de huishoudens in Zuidoost een inkomen tot % WSM en .% een inkomen tot % WSM. In Zuid had 0% van de huishoudens een inkomen tot % WSM en 8% van de huishoudens een inkomen tot % WSM. Tabel 3.7 Huishoudens met laag inkomen in Amsterdam, naar stadsdeel, 2012 inkomen tot 110% WSM
inkomen tot 120% WSM
abs.
%
abs.
%
8.361
19
9.648
22
West*
14.812
21
17.468
25
Nieuw-West
11.530
20
14.207
24
Zuid
11.362
16
13.495
19
Oost
10.518
19
12.617
23
Noord
8.136
21
10.173
26
Zuidoost
9.305
25
11.008
30
74.024
19,8
88.616
23,7
Centrum
Amsterdam * inclusief Westpoort
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
8
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Vanuit een ander perspectief kan worden gekeken naar de verdeling van huishoudens met een laag inkomen over de zeven stadsdelen. In absolute zin heeft stadsdeel West de meeste huishoudens met een inkomen tot % WSM. Dat is een vijfde van alle Amsterdamse huishoudens met een laag inkomen. Het aantal huishoudens met een laag inkomen is het kleinst in Centrum, gevolgd door Noord en Zuidoost. Tabel 3.8 Huishoudens met een inkomen tot 120% WSM naar stadsdeel en inkomensgroep, 2012 (procenten) negatief
0-79%
80-99%
100-109%
110-119%
totaal
abs.
Centrum
24
16
10
9
9
11
9.648
West
18
21
19
20
18
20
17.468
Nieuw-West
10
14
16
16
18
16
14.207
Zuid
26
17
13
15
15
15
13.495
Oost
12
13
15
15
14
14
12.617
Noord
5
8
11
12
14
11
10.173
Zuidoost
5
11
16
12
12
12
11.008
2.930
13.489
21.930
35.675
14.592
88.616
88.616
totaal aantal (=100%) * inclusief Westpoort
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
Er zijn ook verschillen als rekening wordt gehouden met de hoogte van het inkomen. Eerder werd duidelijk dat huishoudens met een negatief inkomen atypisch zijn, omdat het vaak gaat om zelfstandigen. De helft van deze huishoudens woont in Centrum (%) en Zuid (0%). Ook huishoudens met een inkomen van -58% WSM zijn vaker dan gemiddeld in deze stadsdelen te vinden. De drie overige inkomensgroepen lijken meer op elkaar wat de verdeling over de stadsdelen betreft. Huishoudens met een inkomen van 1-88% WSM wonen iets vaker in Zuidoost. Huishoudens met een inkomen van -8% WSM wonen iets vaker in Nieuw-West en Noord en iets minder vaak in stadsdeel West. In figuur ..8 wordt het aandeel huishoudens met een inkomen tot % van het wettelijk sociaal minimum afgezet tegen het gemiddelde van de stad (.,5%). Drie buurtcombinaties hebben met een aandeel van .#% veel meer minimahuishoudens dan gemiddeld: Volewijck in Noord, De Kolenkit in West en Bijlmer-Centrum in Zuidoost.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Figuur 3.9 Aandeel huishoudens met een inkomen tot 120% WSM per buurtcombinatie,2012 (procenten)
Noot: buurtcombinaties met minder dan # huishoudens zijn buiten beschouwing gelaten
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
".. Grotere verschillen tussen stadsdelen sinds Figuur .. laat de ontwikkeling van het aandeel huishoudens met een inkomen tot % WSM in de loop der jaren zien. Deze figuur maakt duidelijk dat er tussen 0 en 1 schommelingen zijn geweest, maar dat het aandeel lage-inkomenshuishoudens in de jaren daarna stabiel is gebleven. De figuur maakt echter ook duidelijk dat de verschillen tussen de stadsdelen groter zijn geworden tussen # en . Er was 0 procentpunt verschil tussen Zuid en Zuidoost in het aandeel huishoudens met een inkomen tot % WSM in # en in 1; dat is in gestegen tot 8 procentpunt verschil.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Figuur 3.10 Aandeel huishoudens met een inkomen tot 110% WSM naar stadsdeel, 2005-2012 (procenten) % 30 Zuidoost West*
25
Noord 20
Nieuw-West Centrum
15
Oost 10
Zuid
5
0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
* incl. Westpoort, behalve in en
2012
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
". Woonsituatie ".. Huishoudens tot
% WSM veelal in huurwoning In woonde twee derde van de huishoudens met een inkomen tot % WSM in een huurwoning en ontving huurtoeslag. Een kwart woonde in een huurwoning en ontving geen huurtoeslag en een tiende had een koopwoning. Het woningbezit was vier keer zo hoog onder huishoudens met een inkomen vanaf % WSM. Figuur 3.11 Huishoudens naar woonsituatie en netto besteedbaar inkomen als percentage van het WSM, 2012 (procenten)
tot 120% WSM
9
66
120% WSM of meer
39
alle Amsterdamse huishoudens
32
eigen woning
25
8
huurwoning, met huurtoeslag
53
22
huurwoning, zonder huurtoeslag
46 %
0
20
40
60
80
100
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Dat sommige huishoudens met een laag inkomen een woning huren maar geen huurtoeslag ontvangen kan verschillende redenen hebben. Het is alleen mogelijk om huurtoeslag te ontvangen voor een zelfstandige woning. Daarnaast mag de huur van de woning niet te hoog zijn (het bedrag is afhankelijk van de huishoudsamenstelling en de leeftijd van de aanvrager) en moet het huishouden geen vermogen hebben boven een bepaalde grens. Alleenstaanden met een inkomen tot % WSM woonden relatief vaak in een huurwoning zonder huurtoeslag. Paren, met en zonder kinderen, hadden relatief vaak in een koopwoning en eenoudergezinnen woonden juist relatief vaak in een huurwoning met huurtoeslag. Tabel 3.12 Huishoudens met een inkomen tot 120% WSM naar woonsituatie en huishoudtype, 2012 koopwoning abs.
%
huurwoning met huurwoning zonder huurtoeslag huurtoeslag abs. % abs. %
totaal abs.
%
alleenstaande
4.117
7
36.620
64
16.619
29
57.356
100
paar zonder kinderen
1.104
13
5.154
62
2.117
25
8.375
100
paar met kinderen
1.114
14
5.647
70
1.319
16
8.080
100
eenoudergezin
1.175
8
11.144
78
1.964
14
14.283
100
totaal
7.606
9
58.726
66
22.284
25
88.616
100
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
".. Woonsituatie stabiel sinds De gegevens over de woonsituatie van huishoudens in , en tonen aan dat er nauwelijks veranderingen zijn geweest. Zowel voor huishoudens met een inkomen tot % WSM als voor huishoudens met een hoger inkomen is de verdeling over koopwoningen en huurwoningen met en zonder huurtoeslag constant gebleven. Tabel 3.13 Aandeel huishoudens met een inkomen tot 110% WSM naar woonsituatie, 2010-2012 (procenten)
koopwoning
huishoudinkomen tot 110% WSM
2010
2011
8
9
2012 9
110% WSM en meer
36
37
38
huurwoning met huurtoeslag
tot 110% WSM
66
66
67
110% WSM en meer
12
11
11
huurwoning zonder huurtoeslag
tot 110% WSM
26
25
24
110% WSM en meer
52
52
52
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
". Duur op het minimum In deze paragraaf wordt gekeken naar huishoudens die één, twee of drie jaar met een laag inkomen moeten rondkomen. RIO is sinds met dezelfde methode samengesteld.6 Dankzij deze methode kan de duur op het minimum in kaart worden gebracht. Het startpunt is het jaar ; van de huishoudens die toen een laag inkomen hadden wordt gekeken hoeveel ook in en in een laag inkomen hadden en tot de doelpopulatie behoorden. Gelet op de geldende inkomensgrens in , en wordt hier uitgegaan van % WSM.
".. Ruim de helft heeft drie jaar een inkomen tot
% WSM Van de 5. huishoudens met een inkomen tot % WSM in had #5% ook in en een laag inkomen. Met andere woorden: de meerderheid van de huishoudens met een inkomen tot % WSM leefde al minstens drie jaar van een laag inkomen. Tabel 3.14 Huishoudens met een inkomen tot 110% WSM in 2012, naar aantal aaneengesloten jaren met een laag inkomen aantal jaar laag inkomen
abs.
%
1 jaar
20.580
28
2 jaren
11.219
15
3 jaren
42.225
57
totaal
74.024
100 bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
".. Bijstandsgerechtigden hebben het vaakst langdurig een laag inkomen Huishoudens met een inkomen uit loon hebben minder vaak langdurig een laag inkomen vergeleken met huishoudens met een andere bron van inkomen. Meer dan de helft van deze huishoudens leefde alleen in van een inkomen tot % WSM. Een kwart had ook in en een inkomen tot % WSM, tegenover #5% gemiddeld. Van de huishoudens met een inkomen uit een eigen onderneming had een derde al drie jaar een inkomen tot % WSM. Huishoudens met een uitkering leefden juist over het algemeen langer van een laag inkomen dan huishoudens met inkomen uit werk. In leefde 5% van de huishoudens met bijstand drie jaar van een laag inkomen, met een andere uitkering dan bijstand is dit aandeel #%.
6
Een integrale waarneming van de bevolking. In de jaren daarvoor was RIO gebaseerd op een steekproef, zie bijlage .
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Figuur 3.15 Huishoudens met een inkomen tot 110% WSM in 2012, naar duur op het minimum en bron van inkomen (procenten)
loondienst
54
19
27 1 jaar
eigen bedrijf
45
andere uitkering
22
32
bijstand
17
16
pensioen
13
33
2 jaren
51
14
3 jaren
70
9
78 %
0
20
40
60
80
100
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS:
".." Alleenstaanden vaker langdurig laag inkomen Alleenstaanden leven het vaakst drie jaren achtereenvolgende jaren van een laag inkomen. Van hen had zes op de tien in , en in een inkomen tot % WSM. Onder eenoudergezinnen is dat aandeel net iets lager. Met andere woorden: als het huishouden afhankelijk is van één inkomen, is de kans om langdurig een laag inkomen te hebben het grootst. Gezinnen, vooral met kinderen, hebben minder vaak langdurig van een laag inkomen. Figuur 3.16 Huishoudens met een inkomen tot 110% WSM in 2012, naar duur op het minimum en huishoudsamenstelling (procenten)
paar met kinderen
34
18
48
1 jaar
2 jaren paar zonder kinderen
31
15
54 3 jaren
eenoudergezin
27
alleenstaande
26
18
55
14
59 %
0
20
40
60
80
100
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
#
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
".. Tuindorp Nieuwendam en Betondorp ruim twee derde langjarige minima Het aandeel huishoudens dat drie achtereenvolgende jaren een inkomen tot % WSM had is ongelijk verdeeld over de stad. In Tuindorp Nieuwendam (Noord) en Betondorp (Oost) was het aandeel huishoudens met een langdurig laag inkomen het hoogste, met respectievelijk 01% en 05%. Ook de Diamantbuurt in Zuid (0%), Indische buurt Oost in Oost (0.%), Frankendael in Oost (0.%) en Tuindorp Buitsloot in Noord (0.%) zijn buurtcombinaties met een hoog aandeel langdurig lage inkomens. Figuur 3.17 Huishoudens met drie jaar een inkomen tot 110% WSM (2010 t/m 2012), naar buurtcombinatie, situatie in 2012 (procenten)
Noot: buurtcombinaties met minder dan 150 huishoudens zijn buiten beschouwing gelaten
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
0
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
".; Vermogenspositie In deze paragraaf wordt naar de hoogte van het vermogen van huishoudens met een laag inkomen gekeken in . Vermogens zijn ingedeeld in twee categorieën: wel of niet te veel vermogen volgens de bijstandsnormen per --. Volgens deze normen mochten eenpersoonshuishoudens maximaal X #.01# bezitten om in aanmerking voor bijstand te komen, voor meerpersoonshuishoudens was dit X ..5. De overwaarde van het eigen huis mocht maximaal X1. zijn. Dat huishoudens vermogen hebben betekent overigens niet dat zij daar ook direct over kunnen beschikken. Vermogen kan in een pensioenpotje zitten of in een eigen huis dat moeilijk verkocht kan worden.
".;. % huishoudens met laag inkomen boven vermogenstoets bijstand Van alle huishoudens met een inkomen tot % van het WSM had % in te veel vermogen volgens de gestelde vermogenstoets voor de bijstand. Oftewel: van de 11.00 huishoudens met een inkomen tot % WSM voldeden er 5.## aan de bijstandsnorm wat betreft het vermogen. Als rekening wordt gehouden met de toen geldende armoedegrens (% WSM) ging het om 0.#8 huishoudens die de doelgroep vormden van de gemeentelijke minimaregelingen. Per inkomenscategorie kan het aandeel sterk verschillen dat te veel vermogen heeft volgens de bijstandsnorm. Van de huishoudens met een negatief inkomen had meer dan de helft te veel vermogen (#%), van de huishoudens met een inkomen tot 1% WSM was dat een derde. Van huishoudens in de categorie %-8% WSM had 1% te veel vermogen. Het laagste aandeel huishoudens met te veel vermogen (.%) lag in de groep met een inkomen van -8% WSM. Figuur 3.18 Aandeel huishoudens met meer vermogen dan vermogenstoets bijstand per inkomensgroep, 2012 (procenten) negatief inkomen
54
0 - 79% WSM
33
80-99% WSM
15
100-109% WSM
13
110-119% WSM
28
totaal tot 120% WSM
20 % 0
20
40
60
80
100
bron: RIO en Integraal vermogensbestand (CBS)/ bewerking OIS
".;. Helft zelfstandigen met laag inkomen heeft meer vermogen dan bijstandsnorm De helft van de huishoudens van zelfstandigen met een inkomen tot % had in te veel vermogen volgens de bijstandsnorm. Dat is veel meer dan onder huishoudens met een andere bron van inkomen. Onder uitkeringsgerechtigden waren er relatief het minst vaak huishoudens
5
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
met meer vermogen dan de bijstandsnorm. Het gaat om huishoudens die niet heel het jaar een uitkering hebben gehad. Figuur 3.19 Aandeel huishoudens met inkomen tot 110% WSM met meer vermogen dan vermogenstoets bijstand naar bron van inkomen, 2012 (procenten) eigen bedrijf
49
pensioen
26
loondienst
19
andere uitkering
17
bijstand
4 % 0
20
40
60
80
100
bron: RIO en Integraal vermogensbestand (CBS)/ bewerking OIS
In onderstaande tabel wordt de doelgroep van het gemeentelijk beleid verder in kaart gebracht, door de gecombineerde analyse van bron van inkomen en inkomensgroep. Uit deze tabel blijkt dat twee van de tien huishoudens met een pensioen en een negatief inkomen in aanmerking kwamen voor gemeentelijke regelingen. Acht van deze tien huishoudens hadden echter te veel vermogen. Ook onder huishoudens van zelfstandigen met een negatief inkomen waren er relatief veel huishoudens die niet in aanmerking kwamen voor gemeentelijke ondersteuning vanwege hun vermogen. Voor huishoudens met een inkomen uit loon geldt dat de doelgroep van de gemeentelijke regelingen vooral te vinden was onder huishoudens met een positief inkomen. Tabel 3.20 Aandeel huishoudens in Amsterdam met vermogen tot vermogenstoets bijstand naar bron van inkomen en inkomensgroep, 2012 (procenten) negatief
0 - 79%
80-99%
100-109%
110-119%
totaal tot
inkomen
WSM
WSM
WSM
WSM
120% WSM
loondienst
64
78
82
86
84
81
eigen bedrijf
43
54
54
52
48
51
bijstand
95
94
97
96
95
96
andere uitkering
52
74
86
88
75
83
pensioen
20
60
86
76
62
74
totaal
46
67
85
87
72
80
bron: RIO en Integraal vermogensbestand (CBS)/ bewerking OIS
Verder blijkt dat paren zonder kinderen en alleenstaanden met een laag inkomen vaker dan gemiddeld te veel vermogen hadden om in aanmerking te komen voor bijstand of gemeentelijke voorzieningen: respectievelijk % en 8% van de huishoudens in deze categorieën hadden te veel vermogen. Paren met kinderen (5%) en eenoudergezinnen (0%) hadden juist relatief minder vaak een hoger vermogen dan de bijstandsnorm.
1
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
".;." Huishoudens met inkomen !- % WSM minst vaak vermogen of eigen huis In figuur .. is van alle Amsterdamse huishoudens het aandeel dat een eigen huis bezit en het aandeel waarvan het vermogen te hoog is volgens de bijstandsnorm per inkomensgroep weergegeven. Het inkomen is weergegeven in kleinere eenheden (procenten van het WSM) dan eerder. Het huizenbezit en het aandeel huishoudens met vermogen boven de bijstandsnorm was in het hoogst onder de uiterste inkomensgroepen: de huishoudens met een negatief inkomen (rond de ##% heeft een eigen huis of te veel vermogen) en de huishoudens met een inkomen rond .% van het WSM en hoger (ruim 0%). Het aandeel huishoudens met een eigen huis en/of vermogen was het laagst bij huishoudens die leefden van een inkomen tussen de 8# en #% van het WSM. Huishoudens met een inkomen tussen de 8# en % WSM hadden het minst vaak te veel vermogen (%), huishoudens met een inkomen tussen en #% WSM hadden het minst vaak een eigen huis (,#%). Figuur 3.21 Aandeel huishoudens met meer vermogen dan vermogenstoets bijstand en/of een eigen huis per inkomensgroep, 2012 (procenten) 70
% te veel vermogen
60
eigen huis 50
40
30
20
10
0
% WSM
bron: RIO en Integraal vermogensbestand (CBS)/ bewerking OIS
".;. Doelgroep beleid woont relatief veel in Zuidoost en Noord De verdeling van het aantal en aandeel huishoudens met een laag inkomen naar stadsdelen ziet er enigszins anders uit als rekening wordt gehouden met de vermogenspositie. Het aandeel huishoudens met een laag inkomen dat te veel vermogen had volgens de bijstandsnorm was relatief groot in Centrum en Zuid. Rekening houdend met het vermogen van huishoudens was de doelgroep van het gemeentelijk beleid in relatief vaak woonachtig in Zuidoost en Noord. In
8
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Zuidoost hadden negen van de tien huishoudens met een laag inkomen weinig vermogen. In absolute zin is West, met .. minimahuishoudens, het stadsdeel met de meeste minima (huishoudens met een laag inkomen èn weinig vermogen). Tabel 3.22 Aantal en aandeel huishoudens met een inkomen tot 120% WSM en met meer vermogen dan vermogenstoets bijstand, naar stadsdeel, 2012 inkomen tot 120% WSM
inkomen tot 120% WSM en weinig vermogen
abs.
%
abs.
%
9.648
22
6.523
15
West (incl. Westpoort)
17.468
25
14.134
20
Nieuw-West
14.207
24
11.783
20
Zuid
13.495
19
9.575
14
Oost
12.617
23
10.234
19
Noord
10.173
26
8.500
22
Zuidoost
11.008
30
9.776
26
Amsterdam
88.616
23,7
70.525
18,8
Centrum
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Personen met een laag inkomen
In hoofdstuk werd ingegaan op Amsterdamse huishoudens met een laag inkomen. In dit hoofdstuk worden enkele achtergrondgegevens besproken van Amsterdammers die deel uitmaken van deze huishoudens: leeftijd, geslacht en herkomstgroep. Hierbij wordt steeds begonnen met een overzicht van de inkomensgroepen tot % van het wettelijk sociaal minimum (WSM). Dan volgt een verdere uitwerking op basis van Amsterdammers met een huishoudinkomen tot % WSM. Tot slot wordt ingegaan op de in- en uitstroom van Amsterdammers met een huishoudinkomen tot % WSM.
. Leeftijd . . Kwart Amsterdammers met laag inkomen jonger dan ), ;% is jaar of ouder Een ruime meerderheid van de Amsterdammers met een laag inkomen is tussen 1 en 0 jaar oud, .% is jonger dan 1 en 5% is 0# jaar of ouder. Deze leeftijdsverhoudingen verschillen naar gelang de inkomensgroep. Tabel 4.1 Aantal Amsterdammers levend in huishoudens met een inkomen tot 120% WSM, naar inkomensgroep en leeftijd, 2012
leeftijd 0-17 18-64 65+ totaal
negatief
0 - 79%
80-99%
100-109%
110-119%
totaal tot
totaal
inkomen
WSM
WSM
WSM
WSM
120% WSM
%
845
3.765
9.069
15.050
6.140
34.869
23
3.605
15.672
21.463
33.392
14.516
88.648
60
278
1.786
7.177
10.275
5.627
25.143
17
4.728
21.223
37.709
58.717
26.283
148.660
100
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
Ongeveer driekwart van de Amsterdammers die deel uitmaken van huishoudens met een inkomen van minder dat 1% WSM is tussen de 1 en 0 jaar (zie ook figuur .). Vooral het aandeel 0#-plussers is klein in deze inkomensgroepen (resp. 0% en 1%). In huishoudens met een inkomen van 1 tot 8% WSM zijn er relatief meer 0#-plussers en jongeren. Het aandeel jongeren is het hoogst (0%) in huishoudens met een inkomen tussen -8% WSM, het gaat om ruim #. jongeren. Het aandeel 0#-plussers is het hoogst in huishoudens met een inkomen tussen -8% WSM (%). Het aantal 0#-plussers is het hoogst in de categorie -8% WSM, met .5# personen.
.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Figuur 4.2 Aandeel Amsterdammers levend in huishoudens met een inkomen tot 120% WSM, naar inkomensgroep en leeftijd, 2012 (procenten)
negatief inkomen
18
0 - 79% WSM
18
76
0-17 jaar
6
74
18-64 jaar
8
65 jaar of ouder 80-99% WSM
24
100-109% WSM
26
110-119% WSM
23
57
19
57
17
55
21 %
0
20
40
60
80
100
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
Vanuit een ander perspectief kan gekeken worden naar het aandeel personen met een laag inkomen in elke leeftijdsgroep, de armoedekans. Van alle Amsterdammers leeft % in een huishouden met een inkomen tot % WSM. Onder jongeren tussen en jaar is dit aandeel .%: in deze leeftijdsgroep is de armoedekans het grootst. Ook onder #-8 jarigen en onder 0#plussers is de armoedekans duidelijk hoger dan gemiddeld. Figuur 4.3 Aandeel Amsterdammers levend in huishoudens met een inkomen tot 120% WSM, naar leeftijd, 2012 (procenten) % 35 30
30 27
28 26
25 20
19
19
18
20
21
22
23 gemiddeld: 21%
16 14
15
14
10 5 0 0-4
5-9
10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65+
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
. . Aandeel jongeren onder personen in lage-inkomenshuishoudens daalt langzaam Sinds # zijn er nauwelijks veranderingen in het aandeel 1 tot 0-jarigen onder Amsterdammers in huishoudens met een inkomen tot % WSM. Wel is er een langzame en lichte daling van het aandeel jongeren onder Amsterdammers met een laag inkomen. Tabel 4.4 Aandeel Amsterdammers levend in huishoudens met een inkomen tot 110% WSM, naar leeftijd, 2005-2012 (procenten) 0-17 jaar
18-64 jaar
65 jaar en ouder
totaal
2005
26
60
15
100
2006
26
59
15
100
2007
26
59
15
100
2008
24
60
16
100
2009
24
61
15
100
2010
24
60
16
100
2011
24
60
15
100
2012
23
60
17
100
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
. Jongeren .. Ongelijke spreiding van jongeren in huishoudens met laag inkomen over de stad Een kwart van alle Amsterdamse jongeren tot en met 5 groeide in op in een huishouden met een inkomen tot % WSM. Zij wonen vooral in de perifere stadsdelen: Nieuw-West, Zuidoost en Noord. De ruimtelijke verdeling over de stad lijkt daarmee in grote lijnen op de ruimtelijke verdeling van Amsterdamse huishoudens met een laag inkomen, maar er zijn enkele accentverschillen. Drie buurtcombinaties hebben veel meer jongeren in huishoudens met een inkomen tot % WSM dan gemiddeld: Kolenkit (.,%) en de Van Galenbuurt (,8%) in West, en IJplein/Vogelbuurt (,5%) in Noord.
..
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Figuur 4.5 Aandeel Amsterdamse jongeren in huishoudens met een inkomen tot 120% WSM t.o.v. het stedelijke gemiddelde (25,1%), 2012 (procenten)
Noot: buurtcombinaties met minder dan # jongeren zijn buiten beschouwing gelaten
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
.. Aantal en aandeel jongeren in huishoudens met laag inkomen stabiel sinds Het aandeel jongeren in huishoudens met een inkomen tot % WSM is de afgelopen jaren nauwelijks veranderd. Het aantal jongeren in huishoudens met een laag inkomen is langzaam gestegen, maar de verschillen zijn klein, zeker vergeleken met de stijging van het aantal jongeren in de stad als geheel. Tabel 4.6 Amsterdamse jongeren (0-17 jaar) naar inkomenspositie van het huishoudens waarvan zij deel uitmaakten, 2005- 2012 tot 110% WSM
110% WSM of meer
totaal
abs.
%
abs.
%
2005
abs. 28.243
% 22
102.352
78
130.595
100
2006
30.000
23
102.522
77
132.522
100
2007
28.488
21
104.599
79
133.087
100
2008
26.193
20
107.740
80
133.933
100
2009
27.369
20
108.685
80
136.054
100
2010
28.012
20
108.955
80
136.967
100
2011
28.567
21
109.462
79
138.029
100
2012
28.729
21
110.431
79
139.130
100
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
." Geslacht en herkomst .". Man-vrouw verdeling ongeveer gelijk, maar verschil per inkomensgroep Het aandeel vrouwen (#%) en mannen (8%) in Amsterdamse huishoudens met een inkomen tot % WSM is bijna gelijk. In de loop der jaren is er nauwelijks iets veranderd in de verhouding tussen mannen en vrouwen onder Amsterdammers met een laag inkomen, met steeds net iets meer vrouwen dan mannen. Deze verhouding verschilt wel per inkomensgroep. Hoe lager het inkomen van het huishouden, hoe meer mannen. Van de Amsterdammers die in een huishouden met een negatief inkomen wonen is bijvoorbeeld #% man, tegen #% van de Amsterdammers die in een huishouden met een inkomen van -8% van het WSM wonen. In hoofdstuk . is aangetoond dat de groep huishoudens met negatieve inkomens atypisch is als het gaat om bron van inkomen en vermogenspositie. Figuur 4.7 Aandeel Amsterdammers levend in huishoudens met een inkomen tot 120% WSM, naar inkomensgroep en geslacht, 2012 (procenten)
negatief inkomen
54
man
46
vrouw 0 - 79% WSM
51
49
80-99% WSM
47
53
100-109% WSM
46
54
110-119% WSM
45
55 %
0
20
40
60
80
100
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
.". Veel niet-westerse Amsterdammers in inkomensgroep ) - % WSM In deze paragraaf zijn de Amsterdammers in huishoudens met een laag inkomen ingedeeld naar herkomstgroep.7 De helft van de Amsterdammers in een huishouden met een inkomen tot % WSM was in van Nederlandse herkomst, net als onder de gehele Amsterdamse bevolking. Verder heeft #% van de personen in huishoudens met een inkomen tot % WSM een westerse migratieachtergrond, % is van Marokkaanse herkomst, 8% van Surinaamse 7
Voor de indeling van personen in herkomstgroepen wordt in deze rapportage de gangbare definitie van het CBS gevolgd. Personen waarvan ten minste één ouder in het buitenland is geboren, worden in deze definitie allochtonen genoemd. De allochtonen worden onderverdeeld in westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen. Allochtonen uit Europa, NoordAmerika, Oceanië, Japan en Indonesië worden tot de westerse allochtonen gerekend. Alle overige allochtonen worden tot de niet-westerse allochtonen gerekend. In deze rapportage verwijzen de termen personen van Nederlandse herkomst naar het begrip autochtoon volgens de definitie van het CBS. Niet-westerse allochtonen worden aangeduid als personen van nietwesterse herkomst en westerse allochtonen als westerse migranten. In de tabellen en figuren hanteren we vanwege de leesbaarheid de beknopte CBS-termen.
.#
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
herkomst, #% van Turkse herkomst, % van Antilliaanse herkomst en % van overig nietwesterse herkomst. In relatie tot de inkomensgroepen komen verschillen aan het licht als het gaat om de herkomst van Amsterdammers met een laag inkomen. Zo is het aandeel personen van Nederlandse herkomst het hoogst onder de groep met een negatief inkomen. Onder deze groep met negatief inkomen is het aandeel personen van niet-westerse herkomst het kleinst: 0% tegenover .0% voor alle Amsterdammers in huishoudens met een inkomen tot % WSM. Hier is opnieuw te zien dat deze inkomensgroep atypisch is vergeleken met de andere. Onder de groep personen in huishoudens met een inkomen tussen 1 en 88% WSM is het aandeel personen van niet-westerse herkomst het grootst: 0#% (gemiddeld .0%). Onder die groep is het aandeel personen van Nederlandse herkomst met .% het kleinst, tegenover 8% gemiddeld. Figuur 4.8 Aandeel Amsterdammers in huishoudens met een inkomen tot 120% WSM, naar inkomensgroep en herkomstgroep, 2012 (procenten) autochtonen negatief inkomen
53
21
12
4 4 51 westerse allochtonen
0 - 79% WSM
36
21
18
7
8
7 2
ov. niet-westerse allochtonen Marokkanen
80-99% WSM
23
12
21
17
15
10
2 Surinamers
100-109% WSM
33
9
18
19
11
8 2
17
11
9 2
Turken Antillianen
110-119% WSM
36
11
15
%
0
20
40
60
80
100
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
."." ;% van de Somalische Amsterdammers heeft laag inkomen In figuur .8 worden alle herkomstlanden met een bovengemiddeld aandeel Amsterdammers in huishoudens met een inkomen tot % WSM op een rij gezet. Somalische Amsterdammers hebben met 5% een zeer hoge armoedekans. Van de .51 Somalische Amsterdammers leefden er 1 in een huishouden met een laag inkomen in , waarvan 8# minderjarige kinderen. Daarnaast leeft de helft of meer van de Amsterdammers afkomstig uit vijf andere herkomstlanden in lage-inkomenshuishoudens: Irak (#0%), de Dominicaanse Republiek (#%), Afghanistan (#%), Soedan (#%) en Egypte (#%). Gelet op de conflicten in veel van deze landen gaat het waarschijnlijk vaak om vluchtelingen. Van alle EU-burgers hebben personen afkomstig uit Bulgarije de grootste kans om tot een huishouden te behoren met een inkomen tot
.0
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
% WSM (5%). Getalsmatig springt Marokko er uit: ...1. Marokkaanse Amsterdammers leven van een huishoudinkomen tot % WSM, oftewel .% van alle Marokkaanse Amsterdammers). Figuur 4.9 Herkomstlanden* met een bovengemiddeld aandeel Amsterdammers levend in huishoudens met een inkomen tot 120% WSM, 2012 (procenten) 80
%
70 60 50 40 30 20
aandeel personen in lage-inkomenshuishoudens
* met minimaal # Amsterdammers in de doelpopulatie
Chili
Joegoslavië (vm.)
Sovjet-Unie (vm.)
Guyana
Suriname
Ecuador
India
Ned. Antillen (vm.)
Roemenië
China
Turkije
Tunesië
Algerije
Marokko
Columbia
Iran
Ghana
Nigeria
Pakistan
Ethiopië
Egypte
Bulgarije
Soedan
Afghanistan
Dominicaanse Rep.
Irak
0
Somalië
10
gemiddeld (20,8%)
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
.". Grote armoedekans onder jonge en oudere niet-westerse Amsterdammers Vier van de tien jongeren afkomstig uit Marokko en overige niet-westerse landen groeide in op in een huishouden met een inkomen tot % WSM. Dat is veel meer dan het stedelijk gemiddelde: #%. De grootste armoedekans treft jongeren van Iraakse herkomst: 0% van hen groeide op in een huishouden met een laag inkomen. Ook jongeren van Dominicaanse (#1%), Egyptische (#5%), Afghaanse (##%) en Ghanese (#%) herkomst hebben een veel hogere armoedekans dan gemiddeld. Alleen jongeren van Nederlandse herkomst en jongeren met een westerse migratie-achtergrond hebben een lagere armoedekans dan gemiddeld. Ook onder 0#-plussers is de armoedekans zeer verschillend als rekening wordt gehouden met herkomst. Van de ouderen van Turkse, Marokkaanse en overig niet-westerse herkomst leefde zes op de tien in een huishouden met een inkomen tot % WSM in . Hetzelfde gold voor de helft van de ouderen van Surinaamse en Antilliaans/Arubaanse herkomst. Omdat het vaak gaat om eerste-generatiemigranten is het huishoudinkomen waarschijnlijk in veel gevallen laag vanwege een onvolledige AOW.
.5
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Tabel 4.10 Personen in huishoudens met een inkomen tot 120% naar leeftijdsgroep en herkomstgroep, 2012 0 t/m 17 jaar
18 t/m 64 jaar
abs.
%
autochtonen
6.935
Marokkanen Turken Surinamers
65 jaar en ouder
abs.
%
abs.
%
13
27.543
12
13.678
22
8.686
37
12.340
30
2.315
60
3.753
35
7.607
29
1.241
63
3.701
30
10.227
23
2.878
51
720
34
1.817
24
371
50
overige niet-westerse allochtonen
8.217
41
16.733
33
1.560
62
westerse allochtonen
2.857
18
12.381
16
3.100
25
34.869
25
88.648
18
25.143
28
Antillianen/ Arubanen
totaal
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
. In- en uitstroom De afgelopen jaren zijn er steeds meer Amsterdammers met een laag inkomen. Dat komt omdat er meer mensen tot de groep met een laag inkomen gaan behoren (om diverse redenen) dan dat er mensen zijn van wie het inkomen stijgt of die uit Amsterdam vertrekken bijvoorbeeld. In deze paragraaf staat de dynamiek van instroom in en uitstroom uit de groep met laag inkomen centraal. Vanwege de methodiek van het RIO is het mogelijk om drie jaar terug te kijken (zie bijlage ). Met andere woorden: het gaat in deze paragraaf om personen in huishoudens die in wel een laag inkomen hadden, maar in niet meer en om personen voor wie het omgekeerde gelde. Dat wordt vergeleken met de in- en uitstroom in in relatie tot . Omdat in die jaren de armoedegrens op % WSM lag, gaat het hier om huishoudens met een inkomen tot die grens.
.. Een op drie personen met laag inkomen ingestroomd In hadden .5. Amsterdammers een laag inkomen terwijl dit een jaar eerder niet het geval was. Dat is iets minder dan in . Tegelijkertijd zijn er .#.58 Amsterdammers uitgestroomd in , meer dan in . Per saldo stijgt het aantal Amsterdammers met een laag inkomen van . in naar ..55 in . Dit saldo is bijna twee keer minder groot dan in . Tabel 4.11 In- en uitstroom van Amsterdammers in huishoudens met een laag inkomen (tot 110% WSM), 2010-2012 minima abs.
instroom
uitstroom
abs.
abs.
% van minima
saldo
% van minima
abs.
2010
115.727
-
-
-
-
-
2011
120.012
37.953
32
- 33.668
- 29
+ 4.285
2012
122.377
37.444
31
- 35.079
- 29
+ 2.365
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
.1
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
.. Instroom vooral gevolg van inkomensdaling Van de Amsterdammers die in instroomden in de groep met een inkomen tot % WSM geldt voor 08% dat hun huishoudeninkomen daalde. Een op de zes (5%) behoorde in nog niet tot de doelgroep: het huishouden waar zij deel van uitmaakten had niet het hele jaar inkomen had, of zij waren student of woonden in een instituut. De overige instroom bestond uit immigratie (#%), inkomensdaling in combinatie met verhuizing vanuit Nederland (%), geboorte (%) en personen met een laag inkomen die naar Amsterdam verhuisden vanuit Nederland (%). In deze samenstelling van de instroom zijn er slechts marginale verschillen vergeleken met de instroom in . Tabel 4.12 Instroom van Amsterdammers in huishoudens met een inkomen tot 110% WSM naar reden instroom, 2011-2012 2011
2012
saldo
abs.
%
abs.
%
abs.
25.554
67
25.732
69
+ 178
voorafgaand jaar geen doelgroep*
6.714
18
6.520
17
- 194
immigratie
2.414
6
1.918
5
- 496
inkomensdaling en verhuisd vanuit NL
1.395
4
1.351
4
- 44
geboorte
1.318
3
1.331
4
+ 13
558
1
592
2
+ 34
37.953
100
37.444
100
- 509
inkomensdaling en al Amsterdammer
al laag inkomen en verhuisd vanuit NL totaal
* de doelgroep bestaat uit personen in huishoudens die het hele jaar inkomen hadden, studenten of personen in instituten uitgezonderd
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
In totaal stroomden er 0.88 personen (5%) in door inkomensdaling. Hierbij worden Amsterdammers met een inkomensdaling en personen met een inkomensdaling die tegelijkertijd naar Amsterdam verhuisden samengenomen. De totale instroom door verhuizing (al dan niet in al met een laag inkomen) betrof ..05 personen (%). In absolute en relatieve zin is de grootste afname van instroom tussen en te zien bij de immigratie van personen met een laag inkomen (- 80). Om na te gaan hoe groot de kans is om in te stromen, wordt gekeken naar de Amsterdammers die in nog geen laag inkomen hadden en tot de doelgroep behoren. Dit zijn er #10..00. Eerder bleek al dat er van hen #.5. in in Amsterdam woonden, tot de doelgroep behoorden en een laag inkomen hadden – kortom, zij vormen de instroom. De gemiddelde kans om in te stromen is hiermee %. Negenentachtig procent had geen laag inkomen en 5% is verhuisd of behoorde niet meer tot de doelgroep. Amsterdammers die deel uitmaken van een eenoudergezin (8%) stroomden vaker in dan gemiddeld, net als Amsterdammers van wie de belangrijkste bron van het huishoudinkomen bijstand (..%), een uitkering voor arbeidsongeschiktheid (%), een andere uitkering (.%) of een eigen bedrijf (5%) was.
.8
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Figuur 4.13 Aandeel Amsterdammers* die door inkomensdaling in een huishouden met laag inkomen zijn ingestroomd tussen 2011 en 2012, naar huishoudtype en bron van inkomsten (n= 25.732), 2012 (procenten) 35
33
30 25 20 15
13 11 9
huishoudtype
3
2
loondienst
eigen bedrijf
uitk. arbeidsongeschikt
andere uitkering
bijstand
3
paar zonder kinderen
paar met kinderen
0
eenoudergezin
5
4
pensioen
7 4
alleenstaande
10
gemiddeld: 4%
bron van inkomsten
* huishouden van persoon had in 2011 en 2012 het hele jaar inkomen, geen studenten of personen in instituten
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS:
.." Uitstroom vooral gevolg van inkomensstijging Van de Amsterdammers die in wel, maar in niet meer tot de groep met een laag inkomen behoorden zat 05% in een huishouden waarvan het inkomen steeg. Verder behoorde % niet meer tot de doelgroep. Andere Amsterdammers stroomden uit door emigratie of overlijden (%), of verhuisden binnen Nederland. In het laatste geval was bij % het inkomen van het huishouden gestegen en bij .% bleef het inkomen laag. In totaal stroomde 5% van de Amsterdammers met een laag inkomen in het jaar daarop uit door inkomensstijging. Tabel 4.14 Uitstroom van Amsterdammers in huishoudens met een laag inkomen (tot 110% WSM), 20112012 2012
saldo
abs.
2011 %
abs.
%
abs.
23.296
69
23.639
67
+ 343
geen doelgroep* meer
4.585
14
5.069
14
+ 484
emigratie/overleden
3.634
11
4.036
12
+ 402
inkomensstijging (en verhuisd binnen NL)
1.301
4
1.424
4
+ 123
852
3
911
3
+ 59
inkomensstijging (Amsterdammer)
verhuisd binnen NL met laag inkomen
totaal 33.668 100 * doelgroep: huishouden van persoon had het hele jaar inkomen, geen studenten of personen in instituten
35.079 100 + 1.411 bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Om na te gaan hoe groot de kans is om uit te stromen, worden de . Amsterdammers die in een laag inkomen hadden en tot de doelgroep behoorden als uitgangspunt genomen. Hiervan stroomden ..0.8 in uit die ook dat jaar nog in Amsterdam woonden. Dit komt neer op een kans van % om uit te stromen. Zeven van de tien hadden in nog steeds een laag inkomen en % was op een andere manier uitgestroomd. Amsterdammers die deel uitmaakten van een paar met kinderen stroomden vaker uit dan gemiddeld, net als Amsterdammers van wie de belangrijkste bron van het huishoudinkomen een eigen bedrijf of loondienst was. Amsterdammers met een uitkering anders dan bijstand of een uitkering voor arbeidsongeschiktheid hadden een iets hogere kans dan gemiddeld om uit te stromen, bijstandsen pensioengerechtigden juist een duidelijk lagere kans dan gemiddeld. Figuur 4.15 Aandeel Amsterdammers* die door inkomensstijging uit een laag-inkomenshuishouden zijn uitgestroomd tussen 2011 en 2012, naar huishoudtype en bron van inkomsten (n= 23.639), 2012 (procenten) 40 36 35
33
30 25 25
23 20
20
19
19
gemiddeld: 20%
16 15 11 10
10
huishoudtype
pensioen
bijstand
uitk. arbeidsongeschikt
andere uitkering
loondienst
eigen bedrijf
alleenstaande
paar zonder kinderen
eenoudergezin
0
paar met kinderen
5
bron van inkomsten
* huishouden van persoon had in en het hele jaar inkomen, geen studenten of personen in instituten
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS:
.. Veel in- en uitstroom van en naar inkomenscategorie
tot % WSM Figuur .0 geeft een overzicht van de in- en uitstroom van Amsterdammers door inkomensverandering van op . Bij de figuur over instroom wordt het inkomen weergegeven dat huishoudens in hadden voordat zij in instroomden, als percentage van het WSM. Bij de figuur over de uitstroom wordt het nieuwe inkomen weergegeven dat huishoudens in hadden na uitstroom, eveneens als percentage van het WSM.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Figuur 4.16 Inkomen van het huishouden als percentage WSM van Amsterdammers die in- of uitstroomden door inkomensverandering van 2011 op 2012 uitstroom door inkomensstijging (n=23.296)
instroom door inkomensdaling (n=25.554)
20%
17%
19%
18% 110,0 - 114,9 115,0 - 119,9
12%
12%
120,0 - 129,9 130,0 - 199,9
36%
15%
36%
15%
200,0 -
De overeenkomsten tussen de twee taartdiagrammen zijn opvallend. Zo is er 5% à 1% uitwisseling met inkomens net boven de armoedegrens (tot #% WSM). Iets meer dan een tiende van de in- en uitstroom is van en naar de inkomensgroep # tot % WSM. In totaal gaat het een op de drie gevallen om in en uitstroom van en naar de categorie tot % WSM. Verder is er #% in- en uitstroom van en naar de categorie inkomen van tot .% WSM. Ruim een derde gaat van en naar de inkomensgroep van . tot % WSM en een vijfde van en naar % WSM of meer. Ter vergelijking: het modale inkomen van een alleenstaande lag in op ongeveer #% WSM, oftewel ongeveer X .5 netto per maand.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Conclusie
Lage-inkomenshuishoudens Van de Amsterdamse huishoudens had 8,1% in een inkomen tot % van het wettelijk sociaal minimum (WSM), de toen geldende armoedegrens. Volgens de raming stijgt dit aandeel naar ,5 à ,% in . Dit is een toename, maar minder dan in voorgaande jaren. Sinds januari # kent Amsterdam een nieuwe armoedegrens: % WSM. Volgens deze definitie had .,5% van de Amsterdamse huishoudens een laag inkomen in , wat volgens de raming zou stijgen naar ,# à #,% in . Na een periode van daling van het aandeel lageinkomenshuishoudens tot 1 en de sterke stijging daarna lijkt de armoede in Amsterdam te stabiliseren. Vergelijkend perspectief De ontwikkelingen in Amsterdam lijken gunstiger dan de landelijke trend en die in de andere drie grote steden. In Nederland als geheel, maar ook in Rotterdam, Den Haag en Utrecht stijgt het aandeel huishoudens met een laag inkomen sneller dan in Amsterdam. Vooral als het gaat om het aandeel jongeren in huishoudens met een laag inkomen is de ontwikkeling in Amsterdam opvallend vergeleken met Nederland en de andere grote steden. Elders is het aandeel jongeren in lage-inkomenshuishoudens gestegen, in Amsterdam is dit aandeel gelijk gebleven tussen 1 en . Het gaat hier waarschijnlijk om een verdunningseffect, als gevolg van de sterke bevolkingsontwikkeling in de hoofdstad in combinatie met minder suburbanisatie dan in de jaren daarvoor, en niet om een daling van de armoede in de stad. Armoedekans Differentiatie is dan ook zinvol binnen de groep lage-inkomens. In de rapportage komt sterk naar voren dat sommige groepen bijzonder kwetsbaar zijn. De armoedekans maakt dit duidelijk: het aandeel huishoudens en personen met een laag inkomen binnen specifieke bevolkingsgroepen. Zo hebben jongeren en ouderen een bovengemiddeld grote kans om tot een huishouden met een laag inkomen te behoren. Van de Amsterdammers tot en met 5 jaar groeide #% op in een huishouden met een inkomen tot % WSM, duidelijk meer dan het gemiddelde voor alle Amsterdammers (5%). Ook de armoedekans van ouderen ligt met 1% duidelijk hoger dan gemiddeld. Personen in huishoudens met een inkomen tot 120% naar leeftijdsgroep en herkomstgroep, 2012 0 t/m 17 jaar autochtonen niet-westerse allochtonen westerse allochtonen totaal
18 t/m 64 jaar
65 jaar en ouder
abs.
%
abs.
%
abs.
%
6.935
13
27.543
12
13.678
22
25.077
36
48.724
29
8.365
57
2.857
18
12.381
16
3.100
25
34.869
25
88.648
18
25.143
28
bron: RIO (CBS)/ bewerking OIS
.
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Van de ouderen van niet-westerse herkomst, een groep die in de toekomst zal groeien, leefde in een nog hoger aandeel in een huishouden met een laag inkomen: #5%. Onder jongeren van niet-westerse herkomst is de armoedekans twee keer hoger dan gemiddeld. Meer in het algemeen geldt dat Amsterdammers die afkomstig zijn uit conflictgebieden (in het bijzonder Somalië en Irak) een zeer grote kans hebben om deel uit te maken van een huishouden met een laag inkomen. Ruimtelijke verdeling Ook ruimtelijk zijn er duidelijke verschillen in de stad. Een kwart van de huishoudens in Zuidoost had in een inkomen tot % WSM, .% had een inkomen tot % WSM. In de Kolenkit (West) groeide .% van de jongeren op in een huishouden met een inkomen tot % WSM, in IJplein/Vogelbuurt (Noord) %. Getalsmatig wonen de meeste huishoudens met een laag inkomen in West. Hardnekkigheid In de rapportage komt ook de hardnekkigheid van armoede aan de orde. Van alle huishoudens met een inkomen tot % WSM in had #5% ook in en in een laag inkomen. Vooral bijstandsgerechtigden en pensioengerechtigden hebben te maken met langdurige armoede. Van de bijstandsgerechtigden had 5% in al drie jaar een laag inkomen, van de huishoudens met pensioen 51%. De hardnekkigheid van armoede komt ook naar voren in de analyse van in- en uitstroom. Bemoedigend is dat de uitstroom in is gegroeid vergeleken met . Maar uit de gegevens blijkt dat veel huishoudens die uitstromen uit de groep met een laag inkomen er nauwelijks op vooruit gaan. En andersom stromen er veel huishoudens in die voorheen een inkomen hadden net boven de armoedegrens. Een derde van de in- en uitstroom van en naar de groep met een laag inkomen kwam in van de groep met een inkomen tussen en % WSM. Volgens de nieuwe armoedegrens behoren sinds # ook deze huishoudens tot de lage-inkomensgroep. Bron van inkomen De bron van het inkomen is een belangrijk gegeven binnen de kenmerken van armoede in de stad. Zo is er een duidelijke relatie tussen bron van inkomen en hoogte van het inkomen. De grootste groep huishoudens met een laag inkomen leeft van bijstand, een andere uitkering of pensioen. Deze huishoudens hebben een inkomen tussen 1 en % WSM. Groepen met inkomens onder 1% WSM en boven % WSM verschillen in samenstelling. Vooral de groep met negatieve inkomens is atypisch: het gaat veelal om huishoudens waarvan het inkomen uit een eigen onderneming komt, het gaat relatief vaak om mannen, zij zijn vaker van Nederlandse herkomst en er zijn minder vaak jongeren en ouderen onder hen. Getalsmatig gaat het om een relatief kleine groep (.8. huishoudens). Vermogenspositie Niet alle huishoudens met een laag inkomen zijn ook minima, en daarmee doelgroep van het gemeentelijk minimabeleid. De vermogenspositie van huishoudens speelt namelijk ook een rol. Alleen huishoudens met een laag inkomen en een vermogen onder de bijstandsnorm komen in aanmerking voor minimaregelingen. Uit nieuwe gegevens over de vermogenspositie van huishoudens blijkt dat een vijfde van de lage-inkomenshuishoudens in te veel vermogen had om hulp te kunnen ontvangen: van de 11.00 huishoudens met een inkomen tot % WSM voldeden er 5.## aan de bijstandsnorm wat betreft het vermogen. Dat is een nieuw inzicht dat
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
in het vervolg van de Armoedemonitor gebruikt zal worden om de doelgroep van minimaregelingen beter in kaart te brengen. In hadden 0.#8 huishoudens een inkomen tot % WSM en weinig vermogen. Zij vormden destijds de doelgroep van de gemeentelijke minimaregelingen. Terwijl dit eerste deel van de Amsterdamse Armoedemonitor de nadruk legt op de cijfermatige analyse van Amsterdammers met een laag inkomen, zal Deel zich buigen over de achtergronden van armoede, in relatie tot beleid. Daarbij zal de doelgroep van het gemeentelijk beleid centraal staan: hoe vaak gebruiken zij daadwerkelijk de gemeentelijke regelingen? Welke groepen doen dit vaker dan anderen? Het beleid en de effectiviteit daarvan zal in Deel centraal staan.
#
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Bijlage
Verantwoording data
Bron: Regionaal Inkomensonderzoek en Vermogensbestand Voor deze rapportage heeft OIS eigen berekeningen gemaakt op basis van bij het CBS beschikbaar gestelde microdatabestanden betreffende regionale inkomensverdelingen van personen en huishoudens , welke voornamelijk gebaseerd zijn op gegevens die afkomstig zijn van de Belastingdienst en het bevolkingsregister. Dit wordt in tabellen aangeduid met de referentie: ‘bron: RIO (CBS); bewerking OIS.’ Het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) van het CBS bestand bevat inkomensgegevens over huishoudens en personen in Nederland, en daarom ook in Amsterdam. Het wordt samengesteld op basis van gegevens van de Belastingdienst, de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO, oftewel betreffend de studiefinanciering) en de Gemeentelijke Basisadministratie. Tot en met 8 waren RIO-gegevens gebaseerd op een steekproef van ruim miljoen huishoudens in Nederland. Vanaf betreffen de gegevens alle huishoudens: CBS spreekt van een integrale waarneming. Verder heeft OIS berekeningen gemaakt op basis van bij het CBS beschikbaar gestel microbestanden betreffende de vermogens van huishoudens in Amsterdam, welke afkomstig zijn van het CBS. Dit wordt in tabellen aangeduid met de referentie: ‘bron: Integraal vermogensbestand (CBS); bewerking OIS.’
Doelpopulatie Vanuit een beleidsmatig perspectief is het inkomen van huishoudens (eerder dan van personen) relevant als het gaat om het vaststellen van wie een laag inkomen heeft of niet. Uitkeringen zijn namelijk afhankelijk van de samenstelling van het huishouden, net als de hoogte van uitkeringen. Ook het recht op armoedevoorzieningen hangt af van het huishoudinkomen. Met andere woorden: bij het bepalen van wie een laag inkomen heeft of niet wordt gekeken naar de hoogte van het huishoudinkomen, en of die op of onder de grens van % of % van het WSM uitkomt. Personen in huishoudens waarvan het inkomen op of onder deze grens ligt, behoren tot de minima. In de Armoedemonitor rapporteren wij alleen over particuliere huishoudens: een of meer personen met eenzelfde adres die zelf in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien. Institutionele huishoudens (tehuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen, enz.) laten wij buiten beschouwing.
0
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Om een aandeel huishoudens met een laag inkomen te kunnen berekenen wordt een zogenaamde doelpopulatie vastgesteld, waartegen het aantal huishoudens met een inkomen tot % en % van het WSM wordt afgezet. Tot de doelpopulatie behoren particuliere huishoudens, studentenhuishoudens uitgezonderd, waarvan het inkomen over een heel jaar bekend is. Tabel B1.1 Huishoudens in Amsterdam ten behoeve van Armoedemonitor, 2012
totaal aantal huishoudens
445.048
aantal huishoudens in doelpopulatie
374.477 bron: CBS/ bewerking OIS
Definitie bron van inkomen van een particulier huishouden (RIO) Om te bepalen wat de voornaamste bron van inkomen van een huishouden is, worden in het RIO de inkomensbestanddelen van alle leden van het huishouden samengenomen. De bron waaruit een particulier huishouden het meeste inkomen ontvangt in een bepaald jaar, wordt beschouwd als de voornaamste bron van inkomen. Een uitzondering op deze regel vormen huishoudens met inkomen uit eigen onderneming: als er binnen een huishouden sprake is van een inkomen uit eigen onderneming, wordt dit, ongeacht de hoogte ervan, als de belangrijkste bron van inkomen gezien.
5
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
Bijlage
Verantwoording raming
De raming van het aandeel minimahuishoudens in Amsterdam wordt door OIS in deze rapportage gegeven in de vorm van een onder- en bovengrens. De onder- en bovengrens zijn met dezelfde, maar licht aangepaste methodiek tot stand gekomen. De basis voor de Amsterdamse raming is het ramingsmodel van het SCP.8 Het SCP maakt in de raming van de landelijke cijfers gebruik van koopkrachtmutaties van de Macro Economische Verkenning (MEV) # van het Centraal Planbureau (). Dit model is aangepast voor Amsterdam omdat de armoedegrens niet dezelfde is en omdat de landelijke raming gebruik maakt van gegevens uit het Inkomenspanelonderzoek (IPO) waarvoor geen Amsterdams equivalent beschikbaar is.
Raming op basis van MEV: ,;% OIS heeft de doelpopulatie9 in RIO onderverdeeld in groepen, conform de onderverdeling van het SCP en CPB. Werknemers en uitkeringsgerechtigden worden onderverdeeld in alleenverdieners, tweeverdieners en alleenstaanden. Elke groep wordt onderverdeeld in huishoudens met en huishoudens zonder kinderen. Dit levert in totaal groepen op. Daarnaast wordt er onderscheid gemaakt tussen alleenstaande gepensioneerden en gepensioneerde stellen, voor een totaal van groepen. Vervolgens zijn de koopkrachtmutaties van het CPB over . en toegepast op de inkomens van deze groepen in en gerelateerd aan het WSM in voor elke groep. Op deze manier kon voor huishoudens in deze groepen bepaald worden of het inkomen in naar verwachting onder % en % WSM lag. Voor een klein aantal huishoudens dat niet eenduidig onderverdeeld konden worden (.,5%) is uitgegaan van de gemiddelde ontwikkeling van het aandeel minimahuishoudens.10 Op basis van deze doorrekening zou ,5% van de huishoudens in de doelpopulatie een inkomen tot % WSM hebben in , en ,#% een inkomen tot % WSM.11
Raming op basis van MEV en gemeentelijke cijfers: ,% De MEV van het CPB geeft gemiddelde inkomensontwikkelingen voor een groot aantal groepen in heel Nederland. Voor de raming heeft OIS ook nog de beschikking over Amsterdamse cijfers. Ten eerste de ontwikkeling van het aantal uitkeringen WWB levensonderhoud. Over heel ontvingen ..811 Amsterdammers tot 0# jaar een uitkering WWB levensonderhoud, in 8
Wij danken het SCP voor het beschikbaar stellen kennis en informatie om de Amsterdamse raming te ontwikkelen. Zie bijlage . 10 Als voor deze groep het inkomen over wordt aangehouden wordt eveneens een aandeel van ,5% huishoudens met een laag inkomen (tot % WSM) in gevonden. 11 Een kanttekening bij deze berekening is dat in de MEV van het CPB wordt uitgegaan van bruto inkomensgegevens en in RIO van netto besteedbaar inkomen; het is mogelijk dat dit tot kleine afwijkingen leidt. OIS heeft geen netto inkomensgegevens ter beschikking. 9
1
Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Lage inkomens in Amsterdam
waren dit er .5.0#8 (+%).12 Op basis van deze stijging zou het aandeel minimahuishoudens onder 1-0 jarigen iets sterker stijgen dan in de raming op basis van alleen de MEV. Ten tweede is de werkzame beroepsbevolking in de periode - toegenomen van 1. naar 5. (+%).13 Op basis van deze ontwikkelingen heeft OIS een aangepaste raming uitgevoerd, waarbij voor 1-0 jarigen de raming is gebaseerd op ofwel de MEV met een correctie voor de stijging van het aantal werkenden, ofwel de stijging van het aantal huishoudens met WWB levensonderhoud. Daarnaast is voor 0#-plussers (en een klein aantal jonger gepensioneerden) de stijging van het aandeel minimahuishoudens in de periode 8- doorgetrokken naar . Dat levert de bovengrens van de raming op: een aandeel van ,% minimahuishoudens in . Tabel B2.1 Aandeel huishoudens in 2012 met een inkomen tot 110% WSM en tot 120% WSM en raming voor 2013 en 2014 (procenten) RIO
raming 2013
raming 2014
2012
ondergrens
bovengrens
ondergrens
bovengrens
110% WSM
19,8
20,0
20,7
20,7
21,2
120% WSM
23,7
23,9
24,5
24,5 14
15
25,2 16
bron: CBS , CPB , DWI ; bewerking OIS
Deze raming levert weliswaar een aandeel huishoudens met een laag inkomen op, maar nog geen absolute aantallen. Omdat in de Armoedemonitor bij de beschrijving van de huishoudens met een laag inkomen gebruik wordt gemaakt van CBS-bestanden (RIO #-), is er voor gekozen om ook voor de bevolkingsontwikkeling gebruik te maken van CBS-bestanden.17 De meeste recente CBS gegevens hebben betrekking op . december .. Daarom is er voor gekozen om de ontwikkeling van het aantal huishoudens tussen en . toe te passen op de doelpopulatie in RIO . Dit levert een raming op van de doelpopulatie in . en . Tabel B2.3 Aantal huishoudens per 31 december in 2011- 2013 (CBS), 2012 (RIO; doelpopulatie) en 2013, 2014 (RIO; raming doelpopulatie). CBS Amsterdam
RIO
raming RIO
2011
2012
2013
2012
2013
2014
430.724
433.101
438.771
374.477
376.544
381.473
18
bron: CBS ; bewerking OIS 12
bron: Amsterdam in cijfers , p.0. bron: Statline (CBS); geraadpleegd in maart #, zie http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=11NED&D=&D=&D.=0&D=8,l&HD= #..-&HDR=G&STB=G,G.,T 14 Eigen berekening OIS op basis van bij het CBS beschikbaar gestelde microdatabestanden betreffende de adressen, huishoudens en demografische achtergronden van personen die voorkomen in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) en betreffende regionale inkomensverdelingen van personen en huishoudens , welke voornamelijk gebaseerd zijn op gegevens die afkomstig zijn van de Belastingdienst en het GBA. 15 Koopkrachtontwikkelingen uit de MEV van het CPB,aan OIS doorgeleverd door het SCP. 16 Aantal uitkeringen WWB levensonderhoud in en .. 17 Eigen berekening OIS op basis van bij het CBS beschikbaar gestelde microdatabestanden betreffende de adressen, huishoudens en demografische achtergronden van personen die voorkomen in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). 18 Eigen berekening OIS op basis van bij het CBS beschikbaar gestelde microdatabestanden betreffende de adressen, huishoudens en demografische achtergronden van personen die voorkomen in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) en betreffende regionale inkomensverdelingen van personen en huishoudens , welke voornamelijk gebaseerd zijn op gegevens die afkomstig zijn van de Belastingdienst en het GBA. 13
8