MONITOR LAGE INKOMENS WESTLAND 1e meting
Projectnummer 07-2686
Paul de Graaf, Ivo Libregts en Frans Moors Rotterdam, Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) en Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sociaalwetenschappelijke Afdeling (SWA) November 2007 In opdracht van de gemeente Westland.
1
Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Goudsesingel 78, 3011 KD Rotterdam Postbus 21323, 3001 AH Rotterdam Telefoon: (010) 489 95 00 Fax: (010) 489 95 01 E-mail:
[email protected] Internet: http://www.cos.rotterdam.nl Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rotterdam (SoZaWe), Sociaalwetenschappelijke Afdeling (SWA) Teilingerstraat 170, 3032 AW Rotterdam Postbus 1024, 3000 BA Rotterdam Telefoon: (010) 498 29 16 Fax: (010) 498 26 68 E-mail:
[email protected] Internet: http://www.sozawe.rotterdam.nl
Gegevens mogen worden overgenomen, mits met bronvermelding. Verveelvoudiging voor eigen of intern gebruik toegestaan. 2
INHOUD 0.
Monitor Lage inkomens Westland: een samenvatting
5
1.
Inleiding
9
2.
Aantallen huishoudens met lage inkomens
2.1
2.3
Ontwikkeling van het aantal huishoudens met een inkomen onder de armoedegrens Ontwikkeling van het aantal huishoudens met een inkomen op het sociaal minimum Nadere analyse van de huishoudens met lage inkomens in 2004
13 13
3.
Huishoudens met een Bijstandsuitkering
19
3.1 3.2
Ontwikkeling van het aantal huishoudens met een Bijstandsuitkering Nadere analyse van de huishoudens met een Bijstandsuitkering medio 2007
19 22
4.
De Langdurigheidstoeslag
27
5.
De Bijzondere Bijstand
29
6.
De Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering
33
7.
Schuldhulpverlening
35
8.
Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen
37
9.
Kwijtschelding van Waterschapslasten
39
10.
Gebruik van Huursubsidie / Huurtoeslag
41
10.1 10.2 10.3
Ontwikkeling van het Huurtoeslaggebruik Nadere analyse van de ontvangers van Huurtoeslag in 2005/2006 Andere regelingen
41 42 43
2.2
3
11
12
Nawoord: Vergelijking met een aantal andere gemeenten in kengetallen
45
Bijlagen I:
Overzicht van de Westlandse kernen, wijken en buurten
47
II:
Inkomens onder de armoedegrens in 2002, 2003 en 2004 per kern en buurt
51
III:
Aantallen sociale minima in 2002, 2003 en 2004 per kern
53
IV:
Aantal ontvangers van Huurtoeslag in 2002/2003 tot en met 2005/2006 per kern
55
V:
Bedragen sociale minima en armoedegrens CBS/SCP per 1 juli 2007
57
4
0.
Monitor Lage inkomens Westland: een samenvatting
In 2004 (het laatste jaar waarover dergelijke cijfers bekend zijn) hadden 2.630 Westlandse huishoudens een jaarinkomen onder de zogeheten armoedegrens zoals die door CBS en SCP ook wordt gebruikt in hun periodieke landelijke Armoedemonitor. Dat is 7,3%; landelijk was dit 9,3%. De toename tussen 2002 en 2004 was relatief wat sterker dan landelijk. In Honselersdijk was dit percentage in 2004 het hoogst: bijna 11% van de huishoudens. Daarmee was Honselersdijk toen ook de enige Westlandse kern waar dit percentage boven het landelijke lag. De toename was in Honselersdijk ook het sterkst. 2.140 Westlandse huishoudens, ofwel 6,0%, behoorden in 2004 het hele jaar tot de sociale minima. Landelijk was dit 7,3%. Voorts zat een groot aantal Westlandse huishoudens daar niet zó ver boven: 6,8% had een inkomen tot 105% van het sociaal minimum, 8,8% een inkomen tot 110% daarvan (in het algemeen de doelgroep van het Westlandse sociale beleid), 11,9% een inkomen tot 120% daarvan en 15,7% een inkomen tot 130% daarvan. De kern met de meeste sociale minima is Honselersdijk (ruim 9%; de enige kern waar dit percentage boven het landelijke ligt), en ook als de grens iets hoger wordt gelegd, is dit de kern met relatief de meeste huishoudens met een inkomen rond het sociaal minimum. Vier van de tien Westlandse huishoudens die in 2004 een inkomen onder de armoedegrens hadden, bestonden uit (echt-)paren met kinderen. Dat betekent dat 8% van de (echt-)paren met kinderen in Westland in 2004 een inkomen onder de armoedegrens had. Relatief bevinden zich echter vooral eenoudergezinnen onder de armoedegrens: 300 van zulke gezinnen, ofwel 18% van de Westlandse eenoudergezinnen. Alleenstaanden (770; 9%) hebben relatief iets vaker dan andere Westlandse huishoudens zo’n inkomen, en (echt-)paren zonder kinderen veel minder vaak (450; 4%). Het zelfde beeld geldt voor huishoudens op of vlak boven het sociale minimum. De helft van de Westlandse huishoudens die in 2004 een inkomen onder de armoedegrens hadden, bestond uit huishoudens van zelfstandigen, en in totaal hadden twee van de drie Westlandse huishoudens onder de armoedegrens betaald werk. De grote vraag, met name bij de zelfstandigen, is, in hoeverre hier sprake is van zogeheten “werkende armen”, of dat het lage inkomen van deze huishoudens vooral door fiscale faciliteiten en investeringsaftrekken en dergelijke is ontstaan. Dit is uit het beschikbare materiaal echter niet op te maken. Ook landelijk bevinden zich onder de armoedegrens relatief veel huishoudens van zelfstandigen: 23%, terwijl zulke huishoudens maar 9% van alle huishoudens uitmaken. In Westland is die oververtegenwoordiging echter nóg wat sterker: 49%, terwijl ze 15% van alle huishoudens uitmaken. Op 1 juli 2007 ontvingen 642 Westlandse huishoudens een periodieke Bijstandsuitkering. De Bijstandsdichtheid is in vergelijking met het landelijk gemiddelde bijzonder laag. Vergeleken met de benchmarkgemeenten is de dichtheid vergelijkbaar met die van Hillegom en Lansingerland. In vergelijking met buurgemeente Midden-Delfland ligt de Bijstandsdichtheid wat hoger. Het aandeel Bijstandsuitkeringen in Emmen ligt ruim drie keer zo hoog als in Westland.
5
In Naaldwijk en Wateringen is het aantal Bijstandsgerechtigden relatief iets groter, en in Kwintsheul en De Lier relatief iets kleiner. De Westlandse huishoudens met een Bijstandsuitkering bestaan voor bijna de helft uit alleenstaanden en voor ruim een kwart uit alleenstaande ouders. 55- tot 65-jarigen zijn relatief het sterkst vertegenwoordigd. De meerderheid is niet in Nederland geboren. Ruim een derde heeft al meer dan vijf jaar een Bijstandsuitkering. Iets meer dan de helft is ingedeeld in fase 4; uitstroom naar een reguliere baan wordt voor deze klanten, in elk geval binnen een afzienbare termijn, niet mogelijk geacht. Bijna een kwart van de klanten bevindt zich in fase 3, terwijl dit in fase 1 of 2 slechts 9% is. Van 4% van de klanten moest de fase-indeling nog worden bepaald en van een tiende is de fase-indeling onbekend of niet van toepassing omdat men geen sollicitatieplicht heeft of 65 jaar of ouder is. Voor langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief (al vijf jaar ononderbroken een inkomen op Bijstandsniveau en in die tijd geen inkomsten uit of in verband met arbeid) bestaat sinds 2003 de zogeheten Langdurigheidstoeslag. Medio 2007 hadden al 127 Westlandse huishoudens zo’n toeslag ontvangen; bijna even veel als in heel 2006 (143). In 2006 zijn 2.883 aanvragen Bijzondere Bijstand gedaan door 771 verschillende huishoudens. Hiervan is 34% gehonoreerd: 990 betalingen; gemiddeld 1,3 per huishouden. Het grote aantal niet-gehonoreerde aanvragen is het resultaat van een pilot met een té laagdrempelig aanvraagformulier, waarmee veel aanvragen werden gedaan voor zaken waarvoor geen Bijzondere Bijstand kan worden verstrekt. De conclusie van deze pilot moet dan ook zijn, dat aanvragen Bijzondere Bijstand toch beter via contact tussen cliënt en ambtenaar kunnen verlopen. In de eerste helft van 2007 hebben er al 745 betalingen plaatsgevonden, waaronder een toenemend aantal dat betrekking heeft op schoolkosten. Het aantal Westlanders dat gebruik maakt van de gratis collectieve aanvullende ziektekostenverzekering was medio 2007 al bijna twee keer zo hoog als in 2006: 489, tegen 250 in 2006. In 2006 waren in totaal 184 Westlandse huishoudens voor schuldhulpverleningscliënt; 49 méér dan in 2005. 111 zaken zijn in 2006 afgehandeld, waarvan 22 succesvol (wat overigens geen ongewone verhouding is in de wereld van de schuldhulpverlening). 89% van de aanvragers had een inkomen uit arbeid. 19% van de cliënten in 2006 had een inkomen tussen modaal en anderhalf keer modaal, en 14% zelfs een inkomen tussen anderhalf en twee keer modaal. De stijging van het aantal aanvragen kwam vooral van werkenden met bovenmodale inkomens, terwijl daarnaast de indruk bestaat dat de huishoudens met de laagste inkomens (te) weinig bij de schuldhulpverlening bekend zijn. De schuldenproblematiek manifesteert zich ook op het terrein van (dreigende) huisuitzettingen. In de periode van 1 januari tot 1 oktober 2007 vonden 96 meldingen tot ontruiming in Westland plaats: 2,5 per 1.000 huishoudens in negen maanden tijd. In zes op de tien gevallen betrof het “niet-Westlanders” (niet in Westland geboren en getogen huurders), en in één op de drie gevallen huurders die korter dan twee jaar op het betreffende adres woonden. In 19 gevallen is daadwerkelijk ontruimd. Zowel in 2006 als in 2007 werd in ruim duizend gevallen kwijtschelding verleend voor de Afvalstoffenheffing, en in eveneens ruim duizend gevallen voor het Rioolafvoerrecht. Naar schatting kreeg daarmee ongeveer 40% van de minima in de gemeente Westland kwijtschelding voor deze 6
gemeentelijke belastingen. In 2007 heeft in ongeveer 730 van de in totaal 2.084 gevallen de kwijtschelding automatisch of via een versnelde procedure plaatsgevonden. Sinds 2005 is het aantal toekenningen van kwijtschelding van Waterschapslasten gestegen van 186 tot 512, en het aantal afwijzingen gedaald van 285 tot 24. Daarin zijn duidelijk de effecten waar te nemen van het optrekken van de kwijtscheldingsnorm naar 100% in 2007, al was er ook in 2006 al een forse toename van het aantal toegekende kwijtscheldingen. Opvallend is, dat het totale aantal aanvragen in 2007 ondanks de vergrote kans niet is toegenomen: wie het probeerde had wel vaker succes, maar er is zelfs wat minder vaak geprobeerd! In Westland ontvingen in het tijdvak 2005/2006 3.531 huishoudens, ofwel 9,3% van alle huishoudens, een Huurtoeslag; relatief een stuk minder dan landelijk (13,8%). Het Huurtoeslaggebruik volgde in Westland de laatste jaren ongeveer de landelijke trend, zij het op een veel lager niveau. Het gebruik was in de periode 2005/2006 het grootst in Poeldijk (16%) en Naaldwijk (12%). Het Huurtoeslaggebruik ontwikkelde zich de afgelopen jaren in alle kernen ongeveer op de zelfde wijze. Sinds september 2005 maakt de gemeente Westland deel uit van één regionale woningmarkt. In het Huurtoeslaggebruik is daar vooralsnog weinig van te merken: dat nam in het subsidietijdvak 2005/2006 relatief bijna even sterk af als elders in Nederland. Alleen in Monster en Kwintsheul nam het Huurtoeslaggebruik in 2005/2006 iets toe. Huurtoeslagontvangers in Westland behoren relatief iets minder vaak tot de laagste inkomensgroepen: 60% heeft een minimuminkomen, terwijl dit landelijk 66% is. Een opvallend groot verschil met landelijk is te zien bij de leeftijd: maar liefst 56% van de Westlandse Huurtoeslagontvangers is 65 jaar of ouder, terwijl dat landelijk “maar” 38% is. 1.308 Westlandse ontvangers zijn alleenstaande én 65 jaar of ouder; zij maken daarmee 37% uit van alle gebruikers (landelijk: 26%). Bejaarden zijn bij de Huurtoeslag in heel Westland fors oververtegenwoordigd. Vooral in Poeldijk en Maasdijk zijn relatief veel Huurtoeslagontvangers boven de 65: twee op de drie!
Samenvattend kan het volgende gesteld worden. Op zich lijkt het lage inkomensprobleem in de gemeente Westland bescheiden; de laagste inkomens komen in ieder geval in Westland relatief minder vaak voor dan elders in Nederland. Bij die laagste inkomens bevinden zich relatief veel huishoudens van zelfstandigen: de helft van de Westlandse huishoudens onder de armoedegrens is van een zelfstandige. Ook landelijk bevinden zich onder de armoedegrens relatief veel huishoudens van zelfstandigen, maar in Westland is die oververtegenwoordiging nóg wat sterker: 49%, terwijl ze 15% van alle huishoudens uitmaken. De grote vraag is, in hoeverre hier sprake is van zogeheten “werkende armen”, of dat het lage inkomen van deze huishoudens vooral door fiscale faciliteiten en investeringsaftrekken en dergelijke is ontstaan. Dit is uit het beschikbare CBS-materiaal niet op te maken. Een indicatie voor een antwoord op deze vraag is wellicht bij de schuldhulpverlening te zien, waar 89% van de aanvragers uit 2006 een inkomen uit arbeid had. De openstelling in september 2005 van de Westlandse woningmarkt heeft vooralsnog niet geleid tot spectaculaire veranderingen in de Westlandse inkomensverdeling.
7
8
1.
INLEIDING
De gemeente Westland wil meer inzicht krijgen in de omvang en samenstelling van de groep Westlandse huishoudens met een laag inkomen of een inkomen op het sociaal minimum in het algemeen. Voor een eerste rapportage in dat kader zijn daarom het Centrum voor Onderzoek en Statistiek van de gemeente Rotterdam (COS) en de Sociaalwetenschappelijke Afdeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rotterdam (SWA) benaderd met de vraag of zij een vergelijkbare rapportage zouden kunnen maken als die die zij in coproductie in september 2006 hebben uitgebracht voor de gemeente Delft (Monitor Lage inkomens Delft, 1e meting). De voorliggende rapportage is dan ook de Monitor Lage inkomens Westland, 1e meting. In deze rapportage is bewust voor gekozen om niet, zoals in veel andere gemeenten, te spreken van een armoedemonitor. Het begrip armoede kent vele definities, en heeft ook met veel meer aspecten te maken dan de hoogte van het inkomen alleen: ook de mate van maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid en zelfredzaamheid zijn factoren die te maken hebben met armoede. Statistieken op basis van theoretische algemene inkomensgrenzen, ook al zijn ze dan nog wel gedifferentieerd naar huishoudenssamenstelling, zeggen hier maar weinig over.1 Deze Monitor Lage inkomens richt zich uitsluitend op personen of huishoudens in de gemeente Westland met een laag inkomen, en het bereik van de gemeentelijke voorzieningen om deze financieel kwetsbare huishoudens te ondersteunen. Of er sprake is van een laag inkomen kan op meer manieren worden vastgesteld. In deze monitor worden twee, deels overlappende, definities gehanteerd: huishoudens met een laag inkomen (volgens de afbakening van CBS en SCP; ook wel ‘huishoudens onder de armoedegrens’ genoemd) en huishoudens op het sociaal minimum. Of een huishouden een laag inkomen heeft wordt vastgesteld aan de hand van de lage inkomensgrens. Deze wordt door het CBS en SCP gehanteerd in de landelijke Armoedemonitor. De grens is gebaseerd op de koopkracht van het sociaal minimum in 1979 en wordt jaarlijks geïndexeerd met de inflatie. Het sociaal minimum is gerelateerd aan de ontwikkeling van het minimumloon, en staat gelijk aan de normen uit de Wwb. Een huishouden op het sociaal minimum heeft een inkomen tot 100% van dit minimum. Tot ‘de minima’ wordt in de regel echter ook een groep gerekend met een inkomen vlak boven deze grens. Gezien de doelgroep van het Westlandse beleid worden in het bijzonder ook cijfers gepresenteerd over huishoudens met inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Hoewel er verschillen zijn tussen de verschillende huishoudenstypen, bevindt de lage inkomensgrens zich ruwweg rond de 105% van het sociaal minimum. Er zijn dus meer huishoudens met een laag inkomen dan huishoudens op het sociaal minimum.
1
Zoals SCP en CBS ook in de Armoedemonitor 2005 stellen, is armoede meten méér dan het lokaliseren van de groepen met de laagste inkomens of de geringste consumptiemogelijkheden, of het aanwijzen van degenen die in andere opzichten relatief gedepriveerd zijn. Daarbij wordt gewezen op een kernachtige definitie van Mack en Lansley, die armoede beschouwen als 'an enforced lack of socially necessities' (een gedwongen gebrek aan sociaal gebruikelijke noodzakelijkheden): armoede houdt in dat mensen niet voldoende in hun (sociaal-maatschappelijk gezien) onontbeerlijke behoeften kunnen voorzien. Essentieel hierin zijn de begrippen 'onontbeerlijk', 'tekort', 'maatschappelijk gezien', en 'gedwongen'. Deze benadering maakt het begrip echter nog niet gemakkelijker meetbaar. Zie: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS): Armoedemonitor 2005; Den Haag, november 2005: blz. 199-200.
9
Naast gegevens over deze twee groepen worden ook gegevens gepresenteerd over de huishoudens met een Wwb-uitkering in de gemeente Westland. De minimaregelingen die in deze monitor zijn opgenomen, zijn de periodieke Bijstand, de Langdurigheidstoeslag, de Bijzondere Bijstand, de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering, de schuldhulpverlening en de kwijtscheldingsregelingen van gemeente en Hoogheemraadschap, alsmede de Huursubsidie/-toeslag - al is die laatste niet uitsluitend voor minima bedoeld. In het volgende hoofdstuk worden eerst gegevens gepresenteerd over de aantallen huishoudens met een inkomen op het sociaal minimum en onder de zogeheten lage inkomensgrens van CBS en SCP. Hiertoe zijn gegevensbestanden van het CBS over 2004 en eerdere jaren uitgebreid geanalyseerd voor een kwalitatieve schets van de onderkant van de Westlandse inkomensverdeling. In beginsel is in deze monitor op het niveau van de gehele gemeente Westland geanalyseerd en gerapporteerd. Waar mogelijk wordt daarnaast ook gekeken naar geografische spreiding en concentratie op het niveau van de negen kernen die in de gemeente Westland zijn te onderscheiden (Naaldwijk, Honselersdijk, Maasdijk, ’s-Gravenzande, Monster, Poeldijk, Wateringen, Kwintsheul en De Lier; zie Bijlage I). Er is naar gestreefd om de meest actuele gegevens in deze monitor op te nemen. Per gegeven (gegevensbron) verschilt die mogelijkheid echter. Gegevens die niet rechtstreeks uit werkprocessen van de gemeente komen maar betrokken moeten worden van anderen, zoals het CBS, zijn vaak wat minder actueel dan gehoopt. Zo zijn met name voor de analyse van de populatie sociale minima en huishoudens met een inkomen onder de lage inkomensgrens in Westland momenteel nog geen recentere (CBS-) gegevens beschikbaar dan over het jaar 2004. Pas na deze eerste meting van de Monitor Lage inkomens Westland zullen recentere gegevens hierover beschikbaar komen. (Waarschijnlijk pas in december 2007.) Ook voor een vergelijking met andere (vergelijkbare) gemeenten diende soms noodgedwongen te worden teruggevallen op minder recente gegevens, opdat gegevens volgens zelfde definities en over zelfde perioden of meetmomenten naast elkaar konden worden gezet. Deze eerste Monitor Lage inkomens Westland is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komen de aantallen huishoudens met lage inkomens volgens de statistieken van het CBS aan de orde, inclusief een nadere analyse van de huishoudens met lage inkomens in 2004. Hoofdstuk 3 gaat over huishoudens met een Bijstandsuitkering, inclusief een nadere analyse van de Bijstandsgerechtigden medio 2007. De Langdurigheidstoeslag en de Bijzondere Bijstand komen vervolgens in de hoofdstukken 4 en 5 aan de orde. Hoofdstuk 6 gaat over de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering, hoofdstuk 7 over schuldhulpverlening, hoofdstuk 8 over kwijtschelding van gemeentelijke belastingen, hoofdstuk 9 over kwijtschelding van Waterschapslasten en hoofdstuk 10 over het gebruik van Huursubsidie c.q. Huurtoeslag. Deze monitor kent tevens een vijftal Bijlagen. Allereerst bevat Bijlage I een geografisch overzicht van de Westlandse kernen, wijken en buurten. Daarna bevat Bijlage II gegevens over de aantallen huishoudens met een inkomen onder de lage inkomensgrens van CBS/SCP in 2002, 2003 en 2004 per kern en buurt, Bijlage III gegevens over de aantallen sociale minima in 2002, 2003 en 2004 per kern en Bijlage IV gegevens over de aantallen ontvangers van Huurtoeslag in de tijdvakken 2001/2002 tot en met 2005/2006 per kern. Tenslotte staat in Bijlage V een overzicht van de bedragen die horen bij de lage inkomensgrens en het sociale minimum per 1 juli 2007.
10
2.
AANTALLEN HUISHOUDENS MET LAGE INKOMENS
De enige betrouwbare gegevens over de inkomenssituatie van personen en huishoudens op gemeentelijk, wijk- en buurtniveau in Nederland zijn die uit het Regionaal Inkomens Onderzoek van het CBS. Deze zijn voornamelijk gebaseerd op een zeer uitgebreide steekproef uit gegevens van de Belastingdienst, die daarna is gekoppeld met nog enkele andere bronnen. Nadeel van deze gegevens is wel, dat ze pas met veel vertraging beschikbaar komen. Tot op heden betreffen de meest recente gegevens (uit begin 2007) nog pas het jaar 2004. Dit is temeer jammer omdat het reëel beschikbare inkomen van Nederlandse huishoudens in de periode 2002-2005 ieder jaar is gedaald2. Gegevens over 2005 op gemeentelijk, wijk- en buurtniveau worden echter niet vóór december 2007 verwacht. Het Regionaal Inkomens Onderzoek bevat tegenwoordig ook gegevens over aantallen huishoudens met een inkomen op het sociaal minimum (Bijstandsniveau) en aantallen huishoudens met een inkomen tot 105%, 110%, 120% en 130% van het sociaal minimum. Een inkomensgrens van 110% van het sociaal minimum wordt in Westland meestal aangehouden bij het sociaal beleid (bijvoorbeeld als inkomensgrens voor de Bijzondere Bijstand). Daarnaast bevat het Regionaal Inkomens Onderzoek ook al sinds lange tijd gegevens over aantallen huishoudens met wat het CBS een ‘laag’ inkomen noemt. Hiervoor wordt door het CBS een welvaartsvaste lage inkomensgrens gehanteerd die verschilt met het type huishouden. Deze grens wordt ieder jaar aangepast aan de prijsontwikkeling. Zo vertegenwoordigt deze grens niet alleen voor alle soorten huishoudens, maar ook voor alle jaren een gelijk welvaartsniveau; zulks in tegenstelling tot bijvoorbeeld een afbakening in termen van het jaarlijks politiek bepaalde sociaal minimum. Dit welvaartsniveau komt vrijwel overeen met dat van het sociale minimum in 1979, in welk jaar de koopkracht van het sociaal minimum het hoogste niveau in de afgelopen dertig jaar bereikte. Een overzicht van de bijbehorende maandbedragen staat in Bijlage V. Deze afbakening wordt door CBS en SCP in het bijzonder ook gebruikt in hun periodieke landelijke Armoedemonitor. Deze grens zal hier verder worden aangeduid als ‘de armoedegrens’3. Overigens dient men bij dit soort op jaarbasis berekende gegevens te bedenken, dat zo alleen huishoudens tot een lage inkomensgroep worden gerekend die dat over het gehele jaar gemeten waren. (En die het hele jaar bestonden!) Als op enig peilmoment lage inkomens zouden worden geteld, dan zou een hoger aantal worden gemeten; namelijk ook een aantal nieuwe, voormalige en kortstondige lage inkomens. Een dergelijke relativering past echter wel vaker bij jaarcijfers.
2
3
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS): Reëel beschikbaar inkomen vier jaar achtereen gedaald; in: http://www.cbs.nl, Webmagazine, 14 augustus 2006. Een zelfde conclusie werd onlangs ook getrokken in Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP): De sociale staat van Nederland 2007; Den Haag, september 2007. In feite onderscheidt deze grens dus mensen die een inkomen hebben waarmee ze minder koopkracht hebben dan zo iemand op bijstandsniveau in 1979 had. Het SCP is inmiddels overigens bezig met een herziening van deze benadering, en zal in de toekomst werken met een lage inkomensgrens die is gekoppeld aan de ontwikkeling van de allernoodzakelijkste kosten van levensonderhoud (geijkt aan de voorbeeldbegrotingen van het Nibud). Hiermee blijft echter nog steeds de benadering beperkt tot meting van slechts de hoogte van het inkomen ten opzichte van een algemene grens, al wordt die inkomensgrens nu meer inhoudelijk gedefinieerd. Met deze nieuwe grens zou overigens ongeveer één op de drie nu nog "arme" huishoudens niet meer "arm" zijn. Zie: Sociaal en Cultureel Planbureau (Arjan Soede): Naar een nieuwe lage-inkomensgrens? Basisbestedingen als maatstaf voor een tekortschietend inkomen; Den Haag, augustus 2006.
11
2.1
Ontwikkeling van het aantal huishoudens met een inkomen onder de armoedegrens
Landelijk hadden in 2004 volgens het CBS 600.850 huishoudens het gehele jaar een inkomen onder de armoedegrens. In Westland was dit aantal 2.630. Als percentage van het aantal huishoudens waarop het CBS dit kon berekenen, is dat landelijk 9,3%, en voor Westland 7,3%. Deze aantallen en percentages zijn gemeten op alleen díe huishoudens die het hele jaar als zodanig bestonden en inkomen hadden; van huishoudens die pas gedurende 2004 ontstonden (in Westland ruim 3%), is niet berekend of hun inkomen onder de armoedegrens lag. Huishoudens die pas in 2004 ontstonden, zijn dus buiten de berekeningen gehouden. Het zelfde geldt voor studentenhuishoudens en personen in instellingen en inrichtingen (“institutionele huishoudens”)4. Net als landelijk nam ook in Westland het aantal huishoudens met een inkomen onder de armoedegrens tussen 2002 en 2004 toe: in 2002 waren dit er nog 1.920, ofwel 5,7%. Deze toename was relatief wat sterker dan landelijk (van 8,1% naar 9,3%).
Figuur 2.1:
Westland Nederland
Ontwikkeling aantallen huishoudens onder de armoedegrens van CBS/SCP, 2002-2004. 2002 1.920 = 5,7% 522.900 = 8,1%
2003 2.150 = 6,1% 565.770 = 8,6%
2004 2.630 = 7,3% 600.850 = 9,3%
Bron: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2000 respectievelijk 2002 na revisie respectievelijk 2003 respectievelijk 2004, bewerking COS.
Overigens had van de huishoudens met een inkomen onder de armoedegrens in 2000 in Westland bijna de helft, namelijk 4,2% van de huishoudens, ook de voorgaande drie jaar zo’n laag inkomen. Landelijk was dit eveneens bijna de helft (5,7% van de huishoudens). Voor de jaren vanaf 2001 berekent het CBS echter geen percentages meer van huishoudens met langdurig een inkomen onder de armoedegrens. In Bijlage II zijn de aantallen en percentages huishoudens met een inkomen onder de armoedegrens per kern in 2002, 2003 en 2004 opgenomen. In Honselersdijk was dit percentage in 2004 het hoogst: bijna 11% van de huishoudens. Daarmee was Honselersdijk toen ook de enige Westlandse kern waar dit percentage boven het landelijke lag. In Honselersdijk was de toename tussen 2003 en 2004 ook het sterkst, en ten opzichte van 2002 was hier zelfs sprake van meer 4
Voor Westland waren de berekeningen over inkomens onder de armoedegrens gebaseerd op 35.960 huishoudens. Aan het eind van 2004 waren er volgens de CBS-definitie in Westland 37.220 particuliere huishoudens; 1.260 daarvan (ruim 3%) waren dus “nieuw”. Bovendien zijn hier studentenhuishoudens en personen in instellingen en inrichtingen (“institutionele huishoudens”) niet meegeteld. Het totale beeld ziet er dan ook als volgt uit: 2.630 particuliere huishoudens met het hele jaar een inkomen onder de armoedegrens 2.630 = 7,3% 33.330 + particuliere huishoudens met het hele jaar een inkomen boven de armoedegrens onder de 35.960 particuliere huishoudens met het hele jaar een inkomen armoedegrens 1.260 + particuliere huishoudens die op 1 januari 2005 bestonden, maar niet in heel 2004 37.220 particuliere huishoudens op 1 januari 2005 140 + studentenhuishoudens op 1 januari 2005 37.350 690 + institutionele huishoudens op 1 januari 2005 38.040 alle Westlandse huishoudens op 1 januari 2005
12
dan een verdubbeling. In Poeldijk was de toename marginaal, en in Kwintsheul nam het aantal huishoudens onder de armoedegrens af.
2.2
Ontwikkeling van het aantal huishoudens met een inkomen op het sociaal minimum
Landelijk behoorde in 2004 7,3% van de huishoudens die het hele jaar een inkomen hadden op jaarbasis tot de sociale minima. In Westland was dit percentage wat lager: 6,0%, ofwel 2.140 huishoudens. Voorts zat een groot aantal huishoudens daar niet zó ver boven: 6,8% had een inkomen tot 105% van het sociaal minimum, 8,8% een inkomen tot 110% daarvan (in het algemeen de doelgroep van het Westlandse sociale beleid), 11,9% een inkomen tot 120% daarvan en 15,7% een inkomen tot 130% daarvan.
Figuur 2.2a:
Ontwikkeling aantallen sociale minima, 2002-2004. 2002 1.500 = 4,2% 428.270 = 6,6%
Westland Nederland
2003 1.710 = 4,8% 439.550 = 6,8%
2004 2.140 = 6,0% 471.570 = 7,3%
Bron: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2002 na revisie respectievelijk 2003 respectievelijk 2004, bewerking COS.
Figuur 2.2b:
Aantallen sociale minima en huishoudens vlak boven het sociaal minimum, 2004. Sociale minima
Westland Nederland
Tot 105% van het Tot 110% van het Tot 120% van het Tot 130% van het sociaal minimum sociaal minimum sociaal minimum sociaal minimum 2.140 = 6,0% 2.460 = 6,8% 3.150 = 8,8% 4.280 = 11,9% 5.630 = 15,7% 471.570 = 7,3% 570.270 = 8,9% 714.290 = 11,1% 956.980 = 14,9% 1.217.330 = 18,9%
Bron: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2004, bewerking COS.
In Bijlage III zijn ook de aantallen en percentages huishoudens op en niet ver boven het sociaal minimum per kern in 2004 opgenomen. De kern met de meeste sociale minima is Honselersdijk (ruim 9%; de enige kern waar dit percentage boven het landelijke ligt), en ook als de grens iets hoger wordt gelegd, is dit de kern met relatief de meeste huishoudens met een inkomen rond het sociaal minimum. Het percentage minima in Honselersdijk is in korte tijd snel gegroeid: in 2004 was het 2,5 keer zo groot als in 2002. In Maasdijk en Kwintsheul nam het aantal sociale minima af.
2.3
Nadere analyse van de huishoudens met lage inkomens in 2004
Vier van de tien Westlandse huishoudens die in 2004 een inkomen onder de armoedegrens hadden, bestonden uit (echt-)paren met kinderen. Dat betekent dat 8% van de (echt-)paren met kinderen in Westland in 2004 een inkomen onder de armoedegrens had. Relatief bevinden zich echter vooral eenoudergezinnen onder de armoedegrens: 300 van zulke gezinnen, ofwel 18% van de Westlandse eenoudergezinnen. Alleenstaanden (770; 9%) hebben relatief iets vaker dan andere Westlandse huishoudens zo’n inkomen, en (echt-)paren zonder kinderen veel minder vaak (450; 4%).
13
Het zelfde beeld geldt voor sociale minima en voor huishoudens tot 105%, tot 110% of tot 130% van het sociale minimum: relatief vooral eenoudergezinnen, en weinig (echt-)paren zonder kinderen. In figuur 2.3 is het aantal huishoudens onder de armoedegrens en op het sociaal minimum naar huishoudenstype in 2004 weergegeven. In de tabel (figuur 2.3a) staan de aantallen en percentages voor ieder huishoudenstype, en in de “taartpunten” (figuur 2.3b) staat de samenstelling naar huishoudenstype van de populaties huishoudens onder de armoedegrens respectievelijk sociale minima.
Figuur 2.3a:
Aantal huishoudens onder de armoedegrens van CBS/SCP en aantal sociale minima naar huishoudenstype, 2004. Aantal meegetelde huishoudens op 1-1-2005 8.440 11.500 13.510 1.570 940
Alleenstaanden (Echt-)paar zonder kinderen (Echt-)paar met kinderen Eenoudergezin Overig Totaal
35.960
Aantal hele jaar onder de Aantal hele jaar op sociaal armoedegrens minimum 770 = 9,1% 600 = 7,1% 450 = 3,9% 410 = 3,6% 1.050 = 7,7% 800 = 5,9% 300 = 18,9% 270 = 16,9% x 80 = 8,0% 2.630 = 7,3%
2.140 = 6,0%
Bron: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2004, bewerking COS. Aantallen kleiner dan 70 worden uit overwegingen van privacybescherming en betrouwbaarheid door het CBS niet gepubliceerd, en zijn in deze en volgende tabellen aangegeven met ‘x’. N.B.: Voor sommige eenoudergezinnen en ‘overige’ huishoudenstypen ligt het sociaal minimum boven de armoedegrens; daarom zijn er bij de ‘overige’ huishoudens méér sociale minima dan huishoudens onder de armoedegrens.
Figuur 2.3b:
Aantal huishoudens onder de armoedegrens van CBS/SCP en aantal sociale minima naar huishoudenstype, 2004: verdeling.
Overig; 2% Eeno udergezin; 11%
Overig; 4% Eeno udergezin; 12%
A lleenstaande; 29%
P aar met kind; 40%
P aar met kind; 37%
P aar zo nder kind; 17%
A lleenstaande; 28%
P aar zo nder kind; 19%
Bron: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2004, bewerking COS.
Zoals hierboven al bleek, bestond in 2004 29% van de huishoudens met een inkomen onder de armoedegrens uit slechts één persoon. In 590 gevallen waren er twee personen in het huis-
14
houden, in 410 gevallen drie en in 850 gevallen méér dan drie. In totaal woonden 7.050 Westlanders in een huishouden met een inkomen onder de armoedegrens; 8% van de bevolking. Op het sociaal minimum woonden in totaal 5.650 Westlanders (6%). Onbekend is daarbij overigens helaas in de meeste gevallen, hoeveel van de leden van meerpersoonshuishoudens kinderen, en hoeveel volwassenen waren.
Figuur 2.4a:
Aantal huishoudens onder de armoedegrens van CBS/SCP en aantal sociale minima naar aantal leden van het huishouden, 2004.
1 persoon 2 personen 3 personen 4 personen 5 personen 6 of meer personen Totaal
Totaal
Figuur 2.4b:
Aantal meegetelde huishoudens op 1-1-2005 8.440 12.590 5.000 6.520 2.730 690
Aantal hele jaar onder de armoedegrens 770 = 9,1% 590 = 4,7% 410 = 8,3% 500 = 7,7% 260 = 9,6% 90 = 13,3%
Aantal hele jaar op sociaal minimum 600 = 7,1% 570 = 4,5% 330 = 6,6% 380 = 5,9% 200 = 7,4% x
35.960 Aantal meegetelde personen op 1-1-2005 92.570
2.630 = 7,3% Aantal hele jaar onder de armoedegrens 7.050 = 7,6%
2.140 = 6,0% Aantal hele jaar op sociaal minimum 5.650 = 6,1%
Aantal huishoudens onder de armoedegrens van CBS/SCP en aantal sociale minima naar aantal leden van het huishouden, 2004: verdeling.
6 o f meer 5 per-perso nen; so nen; 9% 3%
6 o f meer 5 per- perso nen; so nen; 10% 3%
1perso o n; 28%
1perso o n; 29% 4 perso nen; 18%
4 perso nen; 19%
3 perso nen; 16%
3 perso nen; 15%
2 perso nen; 22%
2 perso nen; 27%
Bron: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2004, bewerking COS.
De 2.630 Westlandse huishoudens die in 2004 een inkomen onder de armoedegrens hadden, bestonden voor de helft (1.300 huishoudens) uit huishoudens van zelfstandigen. Voorts bevinden zich ook 510 huishoudens met betaald werk als belangrijkste inkomensbron onder de armoedegrens, waardoor twee van de drie Westlandse huishoudens onder de armoedegrens wel betaald werk hebben. De grote vraag, met name bij de zelfstandigen, is, in hoeverre hier sprake is van zogeheten “werkende armen”, of dat het lage inkomen van deze huishoudens vooral door fiscale faciliteiten en 15
investeringsaftrekken en dergelijke is ontstaan. Dit is uit het beschikbare materiaal echter niet op te maken. Ook landelijk bevinden zich onder de armoedegrens relatief veel huishoudens van zelfstandigen: 23%, terwijl zulke huishoudens maar 9% van alle huishoudens uitmaken. In Westland is die oververtegenwoordiging echter nóg wat sterker: 49%, terwijl ze 15% van alle huishoudens uitmaken. Van de huishoudens waar een arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids- of Bijstandsuitkering de belangrijkste inkomensbron is, heeft 38% een inkomen onder de armoedegrens, en van de gepensioneerden 3%. Het zelfde beeld geldt voor sociale minima en voor huishoudens tot 105%, tot 110% of tot 130% van het sociale minimum: relatief vooral niet-actieven en zelfstandigen, en langzaamaan ook wat meer gepensioneerden. Van de huishoudens van gepensioneerden behoort 3% tot de sociale minima, heeft 4% niet meer dan 105% van het sociaal minimum, 8% niet meer dan 110% daarvan en 17% niet meer dan 130% daarvan.
Figuur 2.5a:
Aantal huishoudens onder de armoedegrens van CBS/SCP en aantal sociale minima naar voornaamste bron van inkomen van het huishouden, 2004.
Werknemers Zelfstandigen Gepensioneerden Ov. niet-actief (werkl., arb.ong., bijst.) Overig
Aantal meegetelde huishoudens op 1-1-2005 19.790 5.240 9.300 1.300 330
Aantal hele jaar onder de armoedegrens 510 = 2,6% 1.300 = 24,7% 250 = 2,7% 500 = 38,4% x
Aantal hele jaar op sociaal minimum 340 = 1,7% 1.170 = 22,3% 240 = 2,6% 380 = 29,1% x
35.960
2.630 = 7,3%
2.140 = 6,0%
Totaal
Bron: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2004, bewerking COS.
Figuur 2.5b:
Aantal huishoudens onder de armoedegrens van CBS/SCP en aantal sociale minima naar voornaamste bron van inkomen van het huishouden, 2004: verdeling.
Overig; 0%
Overig; 3% Overig nietactief; 19%
Overig nietactief; 18%
Werknemers; 19%
Werknemers; 16%
Gepensio neerden; 11%
Gepensio neerden; 10%
Zelfstandigen; 55%
Zelfstandigen; 49%
Bron: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2004, bewerking COS.
16
De huishoudens onder de armoedegrens zijn relatief wat vaker wat jonger. In de leeftijdscategorie tot 25 jaar heeft 14% zo’n laag inkomen, en in de leeftijdscategorieën van 25 tot 35 jaar en van 35 tot 45 jaar 10%. Onder de bejaarden vinden we relatief weinig huishoudens onder de armoedegrens.
Figuur 2.6a:
Aantal huishoudens onder de armoedegrens van CBS/SCP en aantal sociale minima naar leeftijd, 2004.
15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar 65 tot 75 jaar 75 jaar en ouder
Aantal meegetelde huishoudens op 1-1-2005 640 5.100 7.810 7.480 6.240 4.610 4.080
Aantal hele jaar onder de armoedegrens 90 = 14,3% 490 = 9,5% 780 = 9,9% 540 = 7,3% 510 = 8,2% 130 = 2,9% 80 = 2,0%
Aantal hele jaar op sociaal minimum x 350 = 6,9% 630 = 8,1% 480 = 6,4% 420 = 6,6% 140 = 3,0% 90 = 2,2%
35.960
2.630 = 7,3%
2.140 = 6,0%
Totaal
Bron: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2004, bewerking COS.
Figuur 2.6b:
Aantal huishoudens onder de armoedegrens van CBS/SCP en aantal sociale minima naar leeftijd, 2004: verdeling.
75 e.o .; 3% 15 to t 25; 3% 65 to t 75; 5%
15 to t 25; 2% 75 e.o .; 4% 65 to t 75; 25 to t 35; 6% 16%
25 to t 35; 19% 55 to t 65; 20%
45 to t 55; 21%
55 to t 65; 19%
35 to t 45; 29%
35 to t 45; 30%
45 to t 55; 22%
Bron: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2004, bewerking COS.
17
18
3.
HUISHOUDENS MET EEN BIJSTANDSUITKERING
3.1
Ontwikkeling van het aantal huishoudens met een Bijstandsuitkering
Op 1 juli 2007 hadden 642 huishoudens in de gemeente Westland een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand (Wwb).5 In figuur 3.1 is de ontwikkeling in het Bijstandsvolume van 1 januari 2000 tot 1 juli 2007 te zien. De cijfers tot 1 januari 2004 hebben betrekking op het aantal Bijstandsuitkeringen in de toenmalige gemeenten ’s-Gravenzande, De Lier, Monster, Naaldwijk en Wateringen. Het cijfer over 2005 is waarschijnlijk een overschatting door administratieve dubbeltellingen als ook een gevolg van het versneld inhalen van de achterstand bij de taakstelling asielzoekers; het CBS komt in zijn statistieken voor 1 januari 2005 in ieder geval wat lager uit.
Huishoudens met een Bijstandsuitkering in Westland op 1 januari, 2000-20071.
Figuur 3.1: 700
680
660
640
620
600
580
1
):
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
590
600
600
620
600
690
650
642
Het cijfer over 2007 is gepeild op 1 juli 2007. Het cijfer over 2005 is waarschijnlijk een overschatting door administratieve dubbeltellingen; het CBS komt in zijn statistieken voor 1 januari 2005 in ieder geval wat lager uit.
Bron: Gemeente Westland.
Door het Bijstandsvolume uit te drukken in het aantal Bijstandsuitkeringen per 1.000 inwoners kan een vergelijking worden gemaakt met andere gemeenten. We gebruiken hiervoor gemeenten die op bepaalde aspecten vergelijkbaar zijn met Westland. Een verantwoording van deze keuze is opgenomen in het Nawoord van dit rapport, waarin een uitgebreidere vergelijking van Westland 5
Het aantal huishoudens met een Bijstandsuitkering is niet gelijk aan het aantal Bijstandsgerechtigden. In geval van samenwoning staat in de regel alleen het hoofd van het gezin geregistreerd als Bijstandsgerechtigde, terwijl de (niet-geregistreerde) partner ook Bijstandsgerechtigd is. In dit hoofdstuk wordt het huishouden gebruikt als analyse-eenheid; als er wordt gesproken van ‘het aantal Bijstandsuitkeringen’ staat dit gelijk aan het aantal huishoudens met een Bijstandsuitkering.
19
met een aantal benchmarkgemeenten op basis van met name de Kernkaart Werk en Bijstand 2006 van het Ministerie van SZW wordt gepresenteerd.
Figuur 3.2:
Aantal Bijstandsuitkeringen per duizend inwoners in Westland, in de benchmarkgemeenten en in Nederland, januari 2007.
0,0
10,0
Hillegom
6,9
Katwijk
7,2
Lisse
50,0
60,0
70,0
80,0
5,0
4,0
Teylingen
4,3
Nederland
40,0
6,4
Midden-Delfland
Westland
30,0
22,5
Emmen
Lansingerland
20,0
6,5
21,6
Bron: CBS/Benchmark Wwb. In het Nawoord wordt een verdere vergelijking van Westland met de benchmarkgemeenten gepresenteerd.
De Bijstandsdichtheid is in vergelijking met het landelijk gemiddeld bijzonder laag. Vergeleken met de benchmarkgemeenten is de dichtheid vergelijkbaar met die van Hillegom en Lansingerland. In vergelijking met buurgemeente Midden-Delfland ligt de Bijstandsdichtheid wat hoger. Het aandeel Bijstandsuitkeringen in Emmen ligt ruim drie keer zo hoog als in Westland. Kijken we naar de ontwikkeling van het aantal Bijstandsuitkeringen per duizend inwoners sinds 2000, dan zien we dat Westland een vergelijkbare ontwikkeling in het Bijstandsvolume laat zien als de kleinere benchmarkgemeenten; Emmen kent als enige benchmarkgemeente een hoger Bijstandsvolume dan het landelijk gemiddelde. Wel is te zien dat in Westland het volume in de periode 2004-2005 toeneemt, terwijl in de andere gemeenten in deze periode het volume juist begint te dalen. Dit kan te maken hebben met de fusie per januari 2004, en administratieve gevolgen daarvan. Dat wordt geïllustreerd in de volgende figuur.
20
Figuur 3.3:
Ontwikkeling van het aantal Bijstandsuitkeringen per duizend inwoners in Westland, de benchmarkgemeenten en Nederland en het gemiddelde voor de benchmarkgemeenten op 1 januari, 2000-2006.
70 60
Aalsmeer Emmen
50
Hillegom Katw ijk
40
Lansingerland Lisse
30
Midden-Delfland Teylingen
20
Westland Nederland
10 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Bron: CBS. Voor de cijfers van de fusiegemeenten Lansingerland, Midden-Delfland, Teylingen en Westland in de jaren vóór hun fusie zijn de gemiddelden genomen van het totaal van de oorspronkelijke gemeenten.
Bijstandsafhankelijkheid naar kern Over de verschillende kernen bezien is er weinig ruimtelijke concentratie van Bijstandsafhankelijkheid. In Naaldwijk en Wateringen is het aantal Bijstandsgerechtigden relatief iets groter, en in Kwintsheul en De Lier relatief iets kleiner.
Figuur 3.4:
Naaldwijk Honselersdijk Maasdijk ’s-Gravenzande Monster Poeldijk Wateringen Kwintsheul De Lier Westland
Huishoudens met een Bijstandsuitkering naar kern, 1 juli 2007. Aantal inwoners
Aantal Bijstandsuitkeringen
18.002 7.422 3.999 19.877 14.361 5.989 13.826 3.595 11.786 98.857
162 41 20 110 102 44 107 13 43 642
Aantal Bijstandsuitkeringen per 1.000 inwoners 9 6 5 6 7 7 8 4 4 6
Bron: Gemeente Westland. ’s-Gravenzande is inclusief Heenweg; Monster is inclusief Ter Heijde.
21
3.2
Nadere analyse van de huishoudens met een Bijstandsuitkering medio 2007
Huishoudensamenstelling Bij de helft van de huishoudens met een Bijstandsuitkering gaat het om alleenstaanden. Ruim een kwart is alleenstaande ouder; hiervan is het overgrote deel (98%) vrouw. Dat betekent dat meer dan driekwart alleenstaand of alleenstaande ouder is. De overige 21% is gehuwd of samenwonend, al dan niet met kinderen. Van de samenwonenden is in de meeste gevallen de man als klant geregistreerd.
Figuur 3.5:
Huishoudens met een Bijstandsuitkering naar huishoudsamenstelling en geslacht in aantallen en procenten, medio 2007. Man
Alleenstaand Alleenstaand ouder Paren Overig Totaal
129 4 123 2 258
Vrouw 50% 1% 48% 1% 100%
193 178 13 0 384
Totaal 50% 46% 4% 0% 100%
322 182 136 2 642
50% 29% 21% 0% 100%
Bron: Gemeente Westland.
Leeftijd Minder dan de helft van de personen die aan het hoofd staan van een huishouden met een Bijstandsuitkering is tussen de 30 en 50 jaar oud (41%). Het aandeel jongeren tot 30 jaar bedraagt 12%. Iets minder dan een kwart is bijna pensioengerechtigd (58-65 jaar). Het aandeel 65-plussers met een aanvullende Bijstandsuitkering maakt 7% uit van het totale bestand.
Figuur 3.6:
Huishoudens met een Bijstandsuitkering naar leeftijdscategorie in aantallen en procenten, medio 2007.
Tot 30 jaar 30 tot 40 jaar 40 tot 50 jaar 50 tot 58 jaar 58 tot 65 jaar 65 jaar en ouder Totaal
Aantal 83 145 130 119 124 41 642
Percentage 13% 23% 20% 19% 19% 6% 100%
Bron: Gemeente Westland.
Als het aantal Bijstandsuitkeringen wordt gerelateerd aan de leeftijdsopbouw van de Westlandse bevolking, dan zien we dat 55- tot 65-jarigen relatief het sterkst vertegenwoordigd zijn. Het aantal Bijstandsuitkeringen per duizend inwoners bedraagt in deze leeftijdscategorieën ruim 12.
22
Figuur 3.7:
Aantal Bijstandsuitkeringen per duizend inwoners naar leeftijdscategorie, juni 2007.
65+
2,9
55-65
12,2
45-55
10,4
35-45
8,3
25-35
9,8
<25
1,0 0,0
2,0
4,0
6,0
8,0
10,0
12,0
14,0
Bron: CBS.
Uitkeringsduur In de volgende figuur staat een onderverdeling van de uitkeringsduur in klassen.
Figuur 3.8:
Bijstandsuitkeringen naar uitkeringsduur in jaren, medio 2007. Aantal 146 119 132 126 119 642
Tot 1 jaar 1-2 jaar 3-5 jaar 6-10 jaar Meer dan 10 jaar Totaal
10 jaar of langer; 18%
Percentage 23% 18% 21% 20% 18% 100%
tot 1 jaar; 23%
1-2 jaar; 18%
6-10 jaar; 20%
3-5 jaar; 21%
Bron: Gemeente Westland.
Ruim een derde van de huishoudens met een Bijstandsuitkering (38%) heeft al meer dan vijf jaar een Bijstandsuitkering. Tussen de klanten die langer of korter dan vijf jaar in de uitkering zitten
23
zien we geen opvallende verschillen. Uiteraard is er wel een verband met de factor leeftijd: de gemiddelde leeftijd van de langdurig Bijstandsgerechtigden is 53 jaar, tegen 44 jaar bij de groep die tot vijf jaar Bijstandsafhankelijk is. Daarnaast blijkt ook het opleidingsniveau een rol te spelen. De langdurig Bijstandsgerechtigden zijn vaker laag opgeleid.
Fase-indeling De fase-indeling drukt de nabijheid van de Bijstandscliënt tot de arbeidsmarkt uit. Fase 1-clienten zijn direct bemiddelbaar naar de arbeidsmarkt. Klanten in fase 2 zijn met de inzet van arbeidsmarktinstrumentarium binnen een jaar terug te brengen naar de arbeidsmarkt. Ook fase 3clienten zijn bemiddelbaar na de inzet van instrumentarium, maar zullen meer dan een jaar nodig hebben om terug te stromen. Tenslotte zijn fase 4-klanten moeilijk bemiddelbaar; er kan niet verwacht worden dat zijn binnen afzienbare tijd terugkeren op de reguliere arbeidsmarkt. Zij zijn aangewezen op zorg en/of sociale activering. In figuur 3.9 is te zien hoe de Bijstandsklanten van de gemeente Westland volgens deze definiëring medio 2007 waren ingedeeld. Iets meer dan de helft van de klanten is ingedeeld in fase 4; uitstroom naar een reguliere baan wordt voor deze klanten, in elk geval binnen een afzienbare termijn, niet mogelijk geacht. Bijna een kwart van de klanten bevindt zich in fase 3, terwijl dit in fase 1 of 2 slechts 9% is. Van 4% van de klanten moest de fase-indeling nog worden bepaald en van een tiende is de fase-indeling onbekend of niet van toepassing omdat men geen sollicitatieplicht heeft of 65 jaar of ouder is. Uiteraard is deze indeling voor de klanten die tot de beroepsbevolking horen een momentopname: klanten kunnen immers doorschuiven naar een hogere fase als zij, bijvoorbeeld door trajectbegeleiding, beter bemiddelbaar worden.
Figuur 3.9:
Bijstandsgerechtigden naar fase, medio 2007. Aantal 16 35 151 350 67 23 642
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Onbekend / n.v.t. Nog in te delen Totaal
Percentage 3% 6% 23% 54% 10% 4% 100%
Nog in te delen Fase 1
Fase 2
Onbekend/n.v.t.
Fase 3
Bron: Gemeente Westland. Fase 4
24
Geboorteland Over de etniciteit van de Westlandse Bijstandsgerechtigden zijn geen gegevens beschikbaar. Wél is er informatie over het geboorteland, hoewel dit lang niet altijd is geregistreerd. De tweede en derde generatie allochtonen zijn dus niet uit deze cijfers te filteren. Bijna de helft van de Bijstandsgerechtigden waarvan het geboorteland is geregistreerd, namelijk 47%, is niet in Nederland geboren. Een deel hiervan is afkomstig uit de traditionele immigratielanden zoals Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba, Turkije en Marokko. Opvallend is het relatief grote aantal Bijstandsgerechtigden met een Afghaanse achtergrond. De categorie ‘overig westers’ bestaat geheel uit Bijstandsgerechtigden die in Duitsland zijn geboren. Figuur 3.10 bevat een overzicht.
Figuur 3.10:
Bijstandsgerechtigden naar geboorteland, medio 2007. Aantal 269 62 36 26 18 15 15 13 5 40 134 642
Nederland Marokko Afghanistan Suriname/Antillen/Aruba Irak Iran Turkije Somalië Overig westers Overig niet-westers Onbekend Totaal
Percentage 42% 10% 7% 4% 3% 2% 2% 2% 1% 8% 21% 100%
Onbekend
Overig nietw esters
Nederland
Overig w esters Somalië Turkije Iran
Irak Suriname/Antillen/Afghanistan Aruba
Bron: Gemeente Westland.
25
Marokko
26
4.
DE LANGDURIGHEIDSTOESLAG
Voor langdurige minima van 23 tot 65 jaar zonder arbeidsmarktperspectief (al vijf jaar ononderbroken een inkomen op Bijstandsniveau en in die tijd geen inkomsten uit of in verband met arbeid) bestaat sinds 2003 de zogeheten Langdurigheidstoeslag. Deze toeslag bedroeg in 2006 €473 voor (echt-)paren, €425 voor alleenstaande ouders en €331 voor alleenstaanden, en wordt eenmaal per twaalf maanden uitgekeerd. In 2007 is de toeslag voor alle gezinstypen met €5 verhoogd. Gemeenten hebben sinds juli 2006 wettelijk meer ruimte om een Langdurigheidtoeslag te geven aan mensen die langer dan vijf jaar van een uitkering op Bijstandsniveau moeten rondkomen; het recht op de toeslag zal dan niet meteen hoeven te verdwijnen als Bijstandsgerechtigden in een zeer korte periode slechts een klein bedrag met werken hebben verdiend. In het volgende overzicht staat het aantal betalingen in het kader van de Langdurigheidstoeslag in 2006 en 2007 vermeld.
Figuur 4.1:
Aantal huishoudens met een Langdurigheidstoeslag, 2006 en 2007. 2006 143
Aantal huishoudens met Langdurigheidstoeslag
2007 127
Bron: Gemeente Westland.
Medio 2007 blijken er in de gemeente Westland al bijna net zoveel betalingen te zijn geweest als vorig jaar in het geheel. Dit is vooral het effect van de recente voorlichting aan rechthebbenden om de Langdurigheidstoeslag in het begin van een kalenderjaar aan te vragen. Als we naar de totale uitgaven voor deze toeslag kijken in beide jaren, kunnen we constateren dat er medio 2007 al bijna net zoveel is uitgegeven aan Langdurigheidstoeslag als in 2006 in het geheel (€71.786 tegen €73.568). De prognose in de begroting voor 2006 bedroeg €80.000 aan uitgaven voor deze toeslag.
27
28
5.
DE BIJZONDERE BIJSTAND
Voor individuele noodzakelijke kosten door bijzondere omstandigheden waarvoor geen beroep kan worden gedaan op voorliggende voorzieningen, kan de gemeente burgers met een inkomen rond het minimum financiële steun geven via de Bijzondere Bijstand. Dit kan overigens ook gebeuren in de vorm van Leenbijstand. Uit de kwartaalrapportages van SoZa gemeente Westland blijkt dat het budget Bijzondere Bijstand voor 2006 in de gemeente Westland is vastgesteld op €698.498. Dit is overigens inclusief Leenbijstand. Tot en met juli van dat jaar was daar al bijna 60% van uitgegeven (€407.456). De totale uitgaven voor Bijzondere Bijstand op het eind van 2006 bedroegen €523.638, waaruit we kunnen concluderen dat het budget vorig jaar niet is overschreden (ook niet als we de uitgaven in dat jaar meetellen van de Langdurigheidstoeslag en de Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering die beide ook uit het budget Bijzondere Bijstand worden gefinancierd). In de periode tot medio 2007 is er €442.103 betaald aan Bijzondere Bijstand.
Figuur 5.1:
Aanvragen Bijzondere Bijstand, 2006.
Aantal aanvragen 2.883
Waarvan verschillend 771
Gemiddeld aantal per huishouden 3,7
Bron: Gemeente Westland.
Zoals uit de bovenstaande tabel blijkt, zijn er in de gemeente Westland in totaal 2.883 aanvragen Bijzondere Bijstand ingediend. Voor het overgrote deel (99%) gaat het hier om bedragen boven de €100. Het betreft hier vrijwel uitsluitend aanvragen door Bijstandsgerechtigden, dus nagenoeg niet door niet-Bijstandsgerechtigde minima (overige uitkeringen en werkenden). Het gaat hierbij om 771 verschillende huishoudens. Het gemiddelde aantal aanvragen per huishouden in 2006 komt daarmee uit op 3,7 (het hoogste aantal bedraagt 28). Nadere analyse wijst uit dat het vooral alleenstaande ouders zijn die veel aanvragen indienen, en daarnaast Bijstandsgerechtigden die in fase 4 zijn ingedeeld (met een grote afstand tot de arbeidsmarkt) en die al langdurig Bijstand ontvangen. Verder blijkt meer dan de helft van degenen die in 2006 meer dan 15 aanvragen Bijzondere Bijstand hebben gedaan inmiddels geen Bijstand meer te ontvangen. Zij zijn dus uitgestroomd naar werk, 65 jaar geworden of verhuisd, of ontvangen nu wellicht een andere uitkering. In 2006 hebben deze aanvragen geleid tot 990 betalingen, waarmee 34% is gehonoreerd (gemiddeld 1,3 per huishouden). Het grote aantal niet-gehonoreerde aanvragen is het resultaat van een pilot met een té laagdrempelig aanvraagformulier, waarmee veel aanvragen werden gedaan voor zaken waarvoor geen Bijzondere Bijstand kan worden verstrekt. De conclusie van deze pilot moet dan ook zijn, dat aanvragen Bijzondere Bijstand toch beter via contact tussen cliënt en ambtenaar kunnen verlopen. Figuur 5.2 geeft een overzicht van de soorten aanvragen in 2006.
29
Figuur 5.2:
Aantal verstrekkingen Bijzondere Bijstand in categorieën, 2006.
Sociaal-cultureel budget Huishoudelijke hulp/gezinshulp Kosten inrichting/huisraad Kosten tandarts Overige (para-)medische hulp Bril Kinderopvang (inclusief Cat.) Woonkosten tot huurgrens Hulpmiddelen (niet zijnde bril) Overige vervoerskosten Schoolkosten Rechtsbijstand Kosten identificatie Maaltijdvoorziening Toeslag zak- en kleedgeld Dieetkosten Geneesmiddelen Kleding/schoeisel Alarmsysteem Kosten eigen vervoermiddel Overig Overig niet indeelbaar Totaal
Aantal 219 102 68 57 55 47 42 39 29 28 27 26 21 20 18 16 13 12 10 10 79 52 990
Percentage 22% 10% 7% 6% 6% 5% 4% 4% 3% 3% 3% 3% 2% 2% 2% 2% 1% 1% 1% 1% 8% 5% 100%
Bron: Gemeente Westland.
De meeste betalingen van Bijzondere Bijstand in het jaar 2006 hebben te maken met sociaalculturele activiteiten, huishoudelijke hulp, kosten inrichting, kosten tandarts en overige (para-) medische hulp. In de categorie ‘overig’ vallen de soorten aanvragen waarbij minder dan tien keer tot betaling is overgegaan. Het handelt hier onder meer om verwarmings- en verlichtingskosten, overige kosten huishouding, kosten verhuizing, overige opvang, overige kosten maatschappelijke zorg, omscholing/studie en kosten specialist. Een zelfde overzicht is samen te stellen over dit jaar. In de periode tot medio 2007 hebben er 745 betalingen in het kader van de Bijzondere Bijstand plaatsgevonden. Uit de volgende tabel blijkt dat er in 2007 aan nagenoeg dezelfde kostensoorten betalingen hebben plaatsgevonden. Wat wel opvalt, zijn de toegenomen betalingen aan schoolkosten in 2007.
30
Figuur 5.3:
Aantal verstrekkingen Bijzondere Bijstand in categorieën, eerste helft 2007.
Sociaal-cultureel budget Schoolkosten Kosten inrichting/huisraad Huishoudelijke hulp/gezinshulp Woonkosten tot de huurgrens Overige (para-)medische hulp Kinderopvang (inclusief Cat.) Bril Kosten tandarts Rechtsbijstand Basis voortgezet Hulpmiddelen (niet zijnde bril) Toeslag zak- en kleedgeld Overige vervoerskosten Dieetkosten Maaltijdvoorziening Geneesmiddelen Kleding/schoeisel Overige kosten maatschappelijke zorg Alarmsysteem Kosten identificatie Overig Overig niet indeelbaar Totaal
Aantal 139 68 67 55 37 33 30 27 27 26 26 22 22 18 15 13 11 10 9 9 9 55 17 745
Bron: Gemeente Westland.
31
Percentage 19% 9% 9% 7% 5% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 2% 2% 2% 1% 1% 1% 1% 1% 7% 2% 100%
32
6.
DE COLLECTIEVE AANVULLENDE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING
De gemeente Westland biedt Bijstandsgerechtigden en andere minima sinds 2006 in het kader van het minimabeleid gratis een Aanvullende Ziektekostenverzekering aan bij zorgverzekeraar DSW. De gebruiksgegevens van deze Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering sindsdien staan vermeld in onderstaande tabel.
Figuur 6.1
Betalingen en uitgaven Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering. 2006 250 €45.452
Aantal betalingen Uitgaven
2007 489 €94.542
Bron: Gemeente Westland.
Medio 2007 blijkt er al een toename van bijna 100% te zijn aan minima die gebruik maken van de regeling ten opzichte van het startjaar (waardoor ook het kostenplaatje meer dan verdubbeld is). Net als bij de Langdurigheidstoeslag wordt deze stijging vooral veroorzaakt door het intensiveren van de voorlichting over de regeling in 2007: minima worden er nu expliciet op gewezen.
33
34
7.
SCHULDHULPVERLENING
Voor schuldhulpverlening aan inwoners die kampen met ernstige financiële problemen is in het Westland sinds 1997 PLANgroep (voorheen Planpraktijk) ingehuurd. Sinds de gemeentelijke herindeling was hiervoor in eerste instantie 36 uur ter beschikking, doch dit bleek al snel niet voldoende. In januari 2006, toen een achterstand bestond van 26 dossiers, werden de uren voor schuldhulpverlening uitgebreid naar een totaal van 64 uur. Toen in augustus 2006 werd teruggegaan naar het oorspronkelijke aantal uren van 44 uur, liep het aantal aanvragen weer snel op, waardoor in november 2006 weer een uitbreiding met 12 uur formatie plaatsvond. Het jaar 2006 werd begonnen met 70 cliënten in de intake-, inventarisatie- of schuldregelingsfase, waaronder 26 dossiers op de wachtlijst. Gedurende het jaar kwamen daar 114 mensen bij, en zijn 111 zaken afgehandeld dan wel (voortijdig) afgesloten. Van die 111 afgehandelde zaken zijn er 17 in fase 2 afgerond: in 5 gevallen is de aanvraag beëindigd door de schuldenaar zelf, en in 12 gevallen door de schuldregelaar, waaronder 8 gevallen waarin een WSNP-verklaring is afgegeven6. Voorts zijn 5 schuldregelingen afgerond met een akkoord. Dat betekent dus dat in 111 - 17 - 5 = 89 van de 111 gevallen de zaak zonder succes is afgesloten. Dat zijn overigens geen ongewone verhoudingen in de wereld van de schuldhulpverlening. In 2007 wordt geen algemene begeleiding meer geboden, omdat dat te veel tijd kost en bij het Algemeen Maatschappelijk Werk hoort. Om 2007 goed te beginnen zijn er eind 2006 veel dossiers gesloten en doorverwezen.
Figuur 8.1:
Aantal cliënten schuldhulpverlening, 2005-2006. 2005 38 97 + 135 65 70
Aantal cliënten per 1 januari Aantal nieuwe cliënten Aantal beëindigde aanvragen/schuldregelingen Aantal cliënten per 31 december
2006 70 114 + 184 111 73
Bron: PLANgroep, Jaarverslag 2006.
Van de in totaal 184 cliënten in 2006 was 53% alleenstaand. Net als in 2005 was in 109 gevallen sprake van een gezin met kinderen (59%). 89% van de aanvragers had een inkomen uit arbeid; de overige 11% had een uitkering. In 2005 had nog 37% een uitkering: het aantal werkende cliënten is in 2006 bijna verdubbeld. En tenslotte hadden twee van de drie hulpvragers een gezinsinkomen beneden modaal (in 2006: €29.500 bruto). In 2005 was dit nog 80%. 19% had een inkomen tussen modaal en anderhalf keer modaal, en de resterende 14% had een inkomen tussen anderhalf en twee keer modaal. De stijging van het aantal aanvragen kwam dus vooral van werkenden met bovenmodale inkomens, terwijl daarnaast de indruk bestaat dat de huishoudens met de laagste inkomens (te) weinig bij de schuldhulpverlening bekend zijn. 6
De Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) is een aanvulling op de Faillissementswet die burgers met financiële problemen een extra perspectief op een schuldenvrije toekomst biedt. De rechter beslist daarbij over het doorgaan van de sanering, de hoogte van het aflossingsbedrag en de duur van de sanering. Belangrijke voorwaarden voor toelating zijn dat de schulden te goeder trouw zijn ontstaan en dat een vrijwillig akkoord over afbetaling niet meer mogelijk is. In één van de genoemde acht Westlandse gevallen uit 2006 is betrokkene overigens uiteindelijk niet toegelaten tot deze wettelijke schuldregeling.
35
De schuldenproblematiek manifesteert zich ook op het terrein van (dreigende) huisuitzettingen. In de periode van 1 januari tot 1 oktober 2007 vonden 96 meldingen tot ontruiming in Westland plaats; 2,5 per 1.000 huishoudens in negen maanden tijd. De kern Naaldwijk spande met 4,8 meldingen per 1.000 huishoudens de kroon. Zie figuur 8.2.
Figuur 8.2:
Naaldwijk Honselersdijk Maasdijk ’s-Gravenzande Monster Poeldijk Wateringen Kwintsheul De Lier Kern onbekend Westland
Meldingen tot ontruiming naar kern, 1 januari tot 1 oktober 2007. Aantal huishoudens op 1 januari 2006 7.020 2.740 1.520 7.600 5.740 2.110 5.520 1.270 4.400
Aantal meldingen 34 7 3 16 8 4 12 1 10 1 96
37.910
Aantal meldingen per 1.000 huishoudens 4,8 2,6 2,0 2,1 1,4 1,9 2,2 0,8 2,3 2,5
Bron: Gemeente Westland (meldingen tot ontruiming) en CBS (huishoudens; aantallen over 2007 zijn momenteel nog niet beschikbaar, maar zullen geen wezenlijk andere uitkomsten opleveren). ’s-Gravenzande is inclusief Heenweg; Monster is inclusief Ter Heijde.
In 39 gevallen betrof het geboren en getogen Westlanders, en in de overige 57 gevallen “nietWestlanders”. In 34 gevallen (35%) betrof het mensen die nog pas recent, namelijk korter dan twee jaar, op het betreffende adres woonden. In 19 gevallen is daadwerkelijk ontruimd.
36
8.
KWIJTSCHELDING VAN GEMEENTELIJKE BELASTINGEN
Inwoners van de gemeente Westland met een inkomen tot 100% van de Bijstandsnorm konden in 2006 en 2007 kwijtschelding krijgen van twee gemeentelijke belastingen en heffingen: de Afvalstoffenheffing en het Rioolafvoerrecht. Sinds 1 januari 2006 is de aanslag voor het gebruikersdeel van de Onroerende ZaakBelasting (OZB) komen te vervallen. In de volgende tabel staan de aantallen kwijtscheldingen in beide jaren vermeld. Tevens is daarbij een schatting gegeven van het percentage van de minima dat deze aantallen vertegenwoordigen. Bij dat laatste is vergeleken met de CBS-gegevens over de minima uit 2004, die uitgaan van 2.140 huishoudens met een inkomen tot het sociale minimum (zie hoofdstuk 2).
Tabel 8.1:
Gegevens over kwijtscheldingen van gemeentelijke belastingen en heffingen, 2006 en 2007. 2006, aantal
Afvalstoffenheffing Rioolafvoerrecht
1.067 1.051
Totaal
2.118
Idem als perc. van het aantal minima 50% 49%
2007, aantal 1.050 1.034
Idem als perc. van het aantal minima 49% 48%
2.084
Bron: Gemeente Westland, bewerking SWA. De percentages bereikte minima betreffen schattingen.
Naar schatting kreeg zowel in 2006 als in 2007 ongeveer 40% van de minima in de gemeente Westland kwijtschelding voor Afvalstoffenheffing en Rioolafvoerrecht. Verder is uit de bestandsgegevens op te maken dat in 2007 bij ongeveer 730 van de in totaal 2.084 aanvragen kwijtschelding automatisch of via een versnelde procedure heeft plaatsgevonden. Omdat er geen vergelijkbare gegevens van de voorgaande jaren voorhanden zijn, en er bovendien weinig ontwikkeling in de cijfers valt te constateren, is van een grafisch overzicht van deze kwijtscheldingsgegevens afgezien. Een uitsplitsing naar kern was hier niet mogelijk.
37
38
9.
KWIJTSCHELDING VAN WATERSCHAPSLASTEN
Sinds 2007 kunnen inwoners van de gemeente Westland met een inkomen tot 100% van het sociale minimum kwijtschelding aanvragen van de Verontreinigingsheffing en de Ingezetenenomslag die worden geheven door het Hoogheemraadschap van Delfland. (Daarvóór was de grens bepaald op 90%.). De kwijtscheldingsgegevens van de Waterschapslasten zoals het Hoogheemraadschap die kon leveren handelen over de laatste drie jaar.
Tabel 9.1:
Aantal aanvragen van kwijtschelding van Waterschapslasten naar resultaat van de aanvraag, 2005 - 2007.
Toegekend Gedeeltelijk toegekend Afgewezen
2005 186 62 285
2006 289 38 223
2007 512 1 24
Totaal aantal aanvragen
533
550
537
Bron: Hoogheemraadschap van Delfland.
Sinds 2005 is het aantal toekenningen van kwijtschelding van Waterschapslasten fors gestegen, en het aantal afwijzingen fors gedaald. Hier zijn duidelijk de effecten waar te nemen van het optrekken van de kwijtscheldingsnorm naar 100% in 2006, al was er in 2006 ook al een forse toename van het aantal toegekende kwijtscheldingen: - een stijging van het aandeel toekenningen van 35% in 2005 via 53% in 2006 naar 95% in 2007, - een daling van het aandeel afwijzingen van 53% in 2005 via 41% in 2005 naar 5% in 2007, en - een absolute en procentuele daling van het aantal gedeeltelijke toekenningen. Opvallend is daarbij echter, dat het totale aantal aanvragen in 2007 ondanks de vergrote kans niet is toegenomen: wie het probeerde had wel vaker succes, maar er is zelfs wat minder vaak geprobeerd! Ook hier was een uitsplitsing naar kern niet mogelijk.
39
40
10.
GEBRUIK VAN HUURSUBSIDIE / HUURTOESLAG
Een inkomensondersteunende regeling waar in Nederland op grootschalige wijze gebruik van wordt gemaakt is de Huursubsidie; sinds januari 2006 ‘Huurtoeslag’ geheten. Landelijk maken de laatste jaren ongeveer één miljoen huishoudens gebruik van deze regeling (14% van alle huishoudens, oftewel bijna één op de drie huurders). Een Huurtoeslag brengt het verschuldigde huurbedrag terug tot een inkomensafhankelijke normhuur, die voor minima momenteel (sinds 1 juli 2007) zo’n €200 per maand bedraagt (in lichte mate afhankelijk van het huishoudenstype). Bij huren boven de zogeheten kwaliteitskortingsgrens (momenteel €343,49) komt ook een deel van het meerdere voor eigen rekening. De regeling staat open voor iedereen wiens huur een onevenredig groot deel van het inkomen uitmaakt, dus niet alleen voor minima. In de praktijk komt het geld echter vooral bij de laagste inkomens terecht: landelijk had in het laatste tijdvak waarover gegevens bekend zijn (het tijdvak 2005/2006) 66% een minimuminkomen, en de meeste andere gebruikers zaten daar niet ver boven.
10.1
Ontwikkeling van het Huurtoeslaggebruik
In Westland ontvingen in het tijdvak 2005/2006 3.531 huishoudens, ofwel 9% van alle huishoudens, een Huurtoeslag; relatief een stuk minder dus dan landelijk. Het gebruik van Huurtoeslag volgde in Westland de laatste jaren ongeveer de landelijke trend, zij het dus op een veel lager niveau; in het bijzonder nam het tussen 2004/2005 en 2005/2006 af van 9,7% tot 9,3%.
Figuur 10.1:
Westland Nederland
Ontwikkeling aantallen ontvangers van Huurtoeslag in Westland en Nederland, 2001/2002 - 2005/2006. 2001/2002 2002/2003 2003/2004 2004/2005 3.392 = 9,3% 3.553 = 9,7% 3.611 = 9,8% 3.670 = 9,7% 963.108 = 13,9% 1.002.465 = 14,3% 1.014.858 = 14,4% 1.033.043 = 14,6%
2005/2006 3.531 = 9,3% 985.565 = 13,8%
15% 14% 13% 12%
Westland
11%
Nederland
10% 9% 8% 2001/2002 2002/2003 2003/2004 2004/2005 2005/2006 Bron: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Huurtoeslag), bewerking COS. Leesvoorbeeld: rechtsboven: in Westland ontvingen in het tijdvak 2005/2006 3.531 huishoudens Huurtoeslag. Dat is 9,3% van alle Westlandse huishoudens.
41
In Bijlage IV zijn de aantallen en percentages Huurtoeslagontvangers per kern in de periode 2002/2003 - 2005/2006 opgenomen. Het gebruik van Huurtoeslag was in die laatste periode het grootst in Poeldijk (16%) en Naaldwijk (12%). Het Huurtoeslaggebruik ontwikkelde zich de afgelopen jaren in alle kernen ongeveer op de zelfde wijze. Sinds september 2005 maakt de gemeente Westland deel uit van één regionale woningmarkt. In het Huurtoeslaggebruik is daar vooralsnog weinig van te merken: dat nam in het subsidietijdvak 2005/2006 relatief bijna even sterk af als elders in Nederland. Alleen in Monster en Kwintsheul nam het Huurtoeslaggebruik in 2005/2006 iets toe.
10.2
Nadere analyse van de ontvangers van Huurtoeslag in 2005/2006
In onderstaande tabel is een aantal kenmerken van de ontvangers van Huurtoeslag in het tijdvak 2005/2006 weergegeven.
Figuur 10.2:
Westland Nederland
Huishoudenskenmerken van ontvangers van Huurtoeslag in Westland en Nederland, 2005/2006. Aantal ontvangers van Huurtoeslag in 2005/2006 3.531 = 9,3% 985.565 = 13,8%
Ontvangers met een minimuminkomen 2.108 = 59,7% 653.197 = 66,3%
Alleenstaanden
1.885 = 53,4% 537.619 = 54,5%
Bejaarden
1.971 = 55,8% 370.708 = 37,6%
Bron: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Huurtoeslag), bewerking COS. Leesvoorbeeld: eerste regel: van de Huurtoeslagontvangers in Westland had 59,7% een minimuminkomen, was 53,4% een eenpersoonshuishouden en was 55,8% een bejaardenhuishouden.
Huurtoeslagontvangers in Westland behoren relatief iets minder vaak tot de laagste inkomensgroepen: 60% heeft een minimuminkomen, terwijl dit landelijk 66% is. Net als elders in Nederland bestaat een kleine meerderheid van de Huurtoeslagontvangers uit alleenstaanden: 53%. Een opvallend groot verschil met landelijk is te zien bij de leeftijd: maar liefst 56% van de Westlandse Huurtoeslagontvangers is 65 jaar of ouder, terwijl dat landelijk “maar” 38% is. 1.308 Westlandse ontvangers zijn alleenstaande én 65 jaar of ouder; zij maken daarmee 37% uit van alle gebruikers (landelijk: 26%). In Bijlage IV zijn ook de aantallen en percentages Huurtoeslagontvangers per kern in de periode 2002/2003 tot en met 2005/2006 opgenomen. In Poeldijk en ’s-Gravenzande behoren de Huurtoeslagontvangers nog het vaakst tot de laagste inkomensgroep: daar heeft 61% een minimuminkomen. Zelfs dát percentage is echter nog lager dan het landelijke percentage minima onder de Huurtoeslagontvangers. Het percentage alleenstaanden onder de Huurtoeslagontvangers is in Monster het hoogst (59%), terwijl het verder alleen in Kwintsheul (56%) en Maasdijk (55%) nog nét iets boven het landelijke percentage ligt. In De Lier bestaat een heel krappe meerderheid uit meerpersoonshuishoudens. De andere landelijke “veelgebruikersgroep”, die van de bejaarden, is in heel Westland fors oververtegenwoordigd. Vooral in Poeldijk en Maasdijk zijn relatief veel Huurtoeslagontvangers boven de 65: twee op de drie!
42
Gemiddeld ontvingen de Westlandse Huurtoeslagontvangers overigens €1.998, ofwel €166,50 per maand, en hadden zij een maandelijkse huur van €409. De Huurtoeslag bracht hun zelf te betalen deel van de huur dus terug tot gemiddeld €242,50. Verdere gegevens over het soort huishouden van Huurtoeslagontvangers zijn niet bekend, omdat die voor de aanvraag ook niet relevant zijn. In het bijzonder is ook niet bekend hoeveel huishoudens met kinderen (één- dan wel twee-oudergezinnen) Huurtoeslag ontvangen. Waarschijnlijk is het gebruik onder eenoudergezinnen hoog, en onder twee-oudergezinnen laag. Onderzoek in Rotterdam op gekoppelde bestanden uit de tijd dat de gemeente nog met de uitvoering van de regeling van doen had, toonde een aantal jaar geleden in ieder geval aan dat het gebruik onder eenoudergezinnen daar op 1 januari 2002 twee keer zo groot was als gemiddeld (45% in plaats van 24%) en het gebruik onder twee-oudergezinnen half zo groot als gemiddeld (14% in plaats van 24%)7.
10.3
Andere regelingen
Behalve deze (tegenwoordig door de Belastingdienst uitgevoerde) Huurtoeslagregeling bestaan voor huishoudens met te hoge woonlasten ook mogelijkheden via de Bijzondere Bijstand: de zogeheten Woonkostentoeslag. Deze regeling is met name bedoeld voor gevallen waarbij om formele redenen (nog) geen Huurtoeslag wordt verstrekt. We zagen in het hoofdstuk over de Bijzondere Bijstand dat in 2006 39 huishoudens, en in 2007 tot halverwege het jaar 37 huishoudens een beroep op deze regeling hebben gedaan. Een derde regeling op dit terrein, de Vangnetregeling Huursubsidie, die was bedoeld voor huishoudens met een inmiddels fors lager inkomen dan het “oude” inkomen waar de Huursubsidie op gebaseerd werd, is per 1 januari 2006 opgeheven, omdat de Huurtoeslag sindsdien wordt gebaseerd op het actuele inkomen. De Belastingdienst keert nog twee inkomensafhankelijke toeslagen uit die niet specifiek gericht zijn op de lagere inkomens, maar die wel een belangrijke bijdrage vormen aan het inkomen van de huishoudens met een laag inkomen. Het gaat dan om de Kinderopvangtoeslag en de Zorgtoeslag. In dit rapport wordt echter alleen aandacht besteed aan de Huurtoeslag. De Zorgtoeslag is een per 1 januari 2006 bij de invoering van het nieuwe Zorgstelsel ingevoerde koopkrachtreparatie waarmee driekwart van de Nederlandse bevolking bereikt wordt; er kan dan ook moeilijk worden gesteld dat daarmee een kwetsbare groep adequaat afgebakend wordt. De Kinderopvangtoeslag valt toe aan een specifieke groep huishoudens (huishoudens met kinderen die gebruik maken van kinderopvang) en heeft dus een veel kleinere reikwijdte dan de Huurtoeslag.
7
Centrum voor Onderzoek en Statistiek (P.A. de Graaf): Huursubsidie en Vangnetregeling Rotterdam ’00/’01 en ’01/’02; Rotterdam, september 2003: blz. 35.
43
44
NAWOORD: VERGELIJKING MET EEN AANTAL ANDERE GEMEENTEN IN KENGETALLEN
Tot slot van deze eerste Monitor Lage inkomens Westland worden in het schema op de volgende bladzijde nog een aantal kengetallen voor de gemeente Westland vergeleken met die voor een aantal andere, min of meer vergelijkbare gemeenten. Deze kengetallen komen uit de Kernkaart Werk en Bijstand 2006 van het Ministerie van SZW, en zijn aangevuld met enkele kengetallen over lage inkomens uit het Regionaal Inkomens Onderzoek 2004 van het CBS. Een selectie van vergelijkbare gemeenten is in het geval van Westland een lastige. In inwonertal is Westland, met bijna 100.000 inwoners, één van de grootste gemeenten van Nederland. (Op dit moment de 26e, om precies te zijn.) In tegenstelling tot de meeste andere gemeenten van zo’n omvang bestaat Westland echter uit meerdere al heel wat minder grote kernen, en kennen deze kernen niet op nauwelijks de problematiek zoals in de meeste grootstedelijke oude wijken. Een tweede onderscheidend kenmerk van de gemeente Westland is dat de economische structuur sterk wordt bepaald door de omvangrijke glastuinbouwsector, waardoor de samenstelling van de beroepsbevolking nogal verschilt van die in de meeste andere grote steden. In dat opzicht wél vergelijkbare gemeenten (“tuinbouw-” of “bollengemeenten”) zijn echter meestal juist weer veel kleiner. Voor de vergelijking is uiteindelijk gekozen voor de volgende acht gemeenten; wetende dat op de vergelijkbaarheid van elk van deze gemeenten ook telkens veel af te dingen valt: Midden-Delfland (op 1 januari 2007 17.536 inwoners); weliswaar veel kleiner, maar ook een (recente) fusiegemeente (van Schipluiden en Maasland), en historisch onderdeel van de zelfde regio; Lansingerland (47.927 inwoners); weliswaar half zo groot, maar ook een recente) fusiegemeente (van Bergschenhoek, Bleiswijk en Berkel en Rodenrijs) met een aantal kernen, en ook met veel tuinbouw; Teylingen (35.008 inwoners); weliswaar nog niet half zo groot, maar ook een (recente) fusiegemeente (van Sassenheim, Voorhout en Warmond) met een aantal kernen, en met vergelijkbare economische kenmerken door de bollenteelt; Hillegom (20.295 inwoners); weliswaar veel kleiner, maar met vergelijkbare economische kenmerken door de bollenteelt; Lisse (21.975 inwoners); weliswaar veel kleiner, maar met vergelijkbare economische kenmerken door de bollenteelt; Katwijk (61.111 inwoners); weliswaar wat kleiner, maar ook met een aantal kernen en met tuinbouw; Aalsmeer (25.019 inwoners); weliswaar veel kleiner, maar met vergelijkbare economische kenmerken door de bloementeelt en -veiling; Emmen (108.832 inwoners); vergelijkbare grootte; grootste tuinbouwareaal van Noord-Nederland; noemt zich ‘het Westland van het Noorden’.
In de gemeente Westland ligt het aandeel lage inkomens iets hoger dan in de meeste referentiegemeenten; alleen in Emmen ligt het iets hoger. Met de verstrekking van Bijzondere Bijstand wordt een middenpositie ingenomen in termen van relatief bereik; het gemiddelde bedrag per ontvanger is (samen met dat in Teylingen) na dat in Midden-Delfland en Lansingerland het hoogst. 45
En het aantal ontvangers van een Langdurigheidstoeslag tenslotte was in Westland in 2006 relatief hoog, wat aangeeft dat relatief veel uitkeringsontvangers kennelijk weinig of geen kansen op de arbeidsmarkt meer hebben. Westland
Lansinger- Teylingen 1 land 47.863 35.060 ? 19.000 765 494 €34.300 €33.600 5,2% 3,9% 6,7% 5,1%
Hillegom
98.933 45.000 1.543 €31.000 6,0% 7,3%
MiddenDelfland 17.548 ? 162 €33.400 4,7% 5,5%
Aantal Bijstandsuitkeringen, 31-12-2006 3 Idem als percentage Aandeel langdurige uitkeringen (12 maanden en langer) Ontwikkeling in 2006
645 2% 78% - 7%
65 1% 69% 0%
305 2% 74% ?
145 1% 73% - 6%
135 2% 79% - 8%
Aantal arbeidsreïntegratietrajecten, 30-6-2006 Idem als percentage van het aantal uitkeringsgerechtigden
290 45%
35 54%
240 81%
75 51%
105 77%
Aantal ontvangers Bijzondere Bijstand, 2006 4 Idem als perc. van het aantal huish. met een laag inkomen 4 Bijzondere Bijstand per huish. met een laag inkomen , 2006 Bijzondere Bijstand per ontvanger, 2006
600 6% 60 930
70 6% € 97 € 1.745
205 6% € 74 € 1.264
90 3% 26 931
65 3% 19 689
140 55%
25 135%
? ?
Lisse
Katwijk
Aalsmeer
Emmen
21.981 ? 378 €31.200 4,9% 6,1%
60.910 23.000 845 €30.600 4,0% 5,8%
25.041 ? 395 €32.400 4,1% 5,5%
108.863 48.000 6.172 €25.700 7,0% 9,5%
Aantal Bijstandsuitkeringen, 31-12-2006 3 Idem als percentage Aandeel langdurige uitkeringen (12 maanden en langer) Ontwikkeling in 2006
110 1% 78% - 2%
440 2% 74% - 2%
130 1% 78% - 13%
2.455 5% 79% - 6%
Aantal arbeidsreïntegratietrajecten, 30-6-2006 Idem als percentage van het aantal uitkeringsgerechtigden
85 79%
260 59%
105 81%
2.105 86%
Aantal ontvangers Bijzondere Bijstand, 2006 4 Idem als perc. van het aantal huish. met een laag inkomen 4 Bijzondere Bijstand per huish. met een laag inkomen , 2006 Bijzondere Bijstand per ontvanger, 2006
45 2% 16 819
665 10% € 55 € 528
225 9% 60 632
2.755 17% € 62 € 371
15 50%
65 49%
50 96%
? ?
Aantal inwoners, 31-12-2006 2 Beroepsbevolking, jaargemiddelde 2004 Aantal ingeschreven werkzoekenden zonder baan, 31-12-2006 Gemiddeld besteedbaar huishoudensinkomen, 2004 Percentage sociale minima, 2004 Percentage onder de armoedegrens, 2004
€ €
Aantal ontvangers van een Langdurigheidstoeslag in 2006 5 Idem als perc. van de huishoudens met 5 of meer jaar uitkering
Aantal inwoners, 31-12-2006 2 Beroepsbevolking, jaargemiddelde 2004 Aantal ingeschreven werkzoekenden zonder baan, 31-12-2006 Gemiddeld besteedbaar huishoudensinkomen, 2004 Percentage sociale minima, 2004 Percentage onder de armoedegrens, 2004
Aantal ontvangers van een Langdurigheidstoeslag in 2006 5 Idem als perc. van de huishoudens met 5 of meer jaar uitkering 1
):
2
): ): 4 ): 3
5
):
€ €
€ €
€ €
30 66%
20.310 ? 431 €30.700 5,3% 6,5%
€ €
10 24%
De gegevens voor Lansingerland zijn geconstrueerd uit afgeronde gegevens over de toen nog afzonderlijke gemeentes Bergschenhoek, Bleiswijk en Berkel en Rodenrijs, en kunnen derhalve afrondingsfouten bevatten. Voor gemeenten tussen de 10.- en 30.000 inwoners: jaargemiddelde 2002-2004. Als percentage van het totale aantal huishoudens op 1-1-2006. In dit verband: inkomens in het 2e, 3e en 4e deciel van de landelijke inkomensverdeling volgens de inkomensverdeling van 2004. Als percentage van het aantal huishoudens met 5 of meer jaar uitkering op 31-12-2005. Deze vergelijking is met die peildatum dus niet helemaal zuiver; zie het percentage bij Midden-Delfland!
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Kernkaart Werk en Bijstand 2006. Aanvullende inkomensgegevens: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2004, bewerking COS.
46
BIJLAGE I: OVERZICHT VAN DE WESTLANDSE KERNEN, WIJKEN EN BUURTEN
Iedere gemeente in Nederland is “officieel” door het CBS (in samenspraak met de betreffende gemeente) ingedeeld in wijken en buurten; zie de weergave hieronder en op de volgende bladzijde.
47
De eerste twee cijfers van de nummering in de legenda geven hierbij het nummer van de wijk aan (1 = Naaldwijk tot en met 7 = De Lier), en de laatste twee cijfers het nummer van de buurt. Deze buurtindeling is echter niet erg gelukkig, want hij verdeelt de gemeente in buurten van nogal ongelijke grootte: er zijn in totaal 85 buurten, waarvan bijna één op de drie minder dan 250 inwoners bevat, terwijl anderzijds de kern ’s-Gravenzande een buurt bevat (‘Bebouwde kom ’s-Gravenzande’) met meer dan 14.000 inwoners, oftewel bijna driekwart van alle ’s-Gravenzandse inwoners. Hoe zich deze geografische eenheden verhouden tot het in de gemeente Westland meer gangbare begrip ‘kern’ en tot de gemeentelijke indeling vóór de herinrichting van 1 januari 2004 is te zien in onderstaand schema.
CBS-buurt Naaldwijk Centrum Galgeblok Opstal De Geest Lage Woerd Midden Woerd Dijkweg Stokdijkhof Componistenbuurt Bloemenbuurt Kruisbroek Tiendweg Staatsliedenbuurt West Staatliedenbuurt Oost Hoge Geest Woerdblok Weeswoning De Ronde Schoorsteen Hoge Woerd Bospolder Hoge Bomen Heimont Honselersdijk Centrum Nederhof Tuinen Noord Symfonia Honsel Noord Burgemeestersbuurt Noord Vogelbuurt Tuinen Zuid Nieuw Gantel Van Reenenbuurt Burgemeestersbuurt Zuid Honsel Zuid Rolpaal Achter de Dijk Het Slimpad Strijphorst Veiling Broekpolders Wollebrand Vlietpolder Maasdijk Centrum Oude Zeeheldenbuurt Nieuwe Zeeheldenbuurt Oranjebuurt West Oranjebuurt Oost Maasambacht De Vierde Hoeve Sportpark Maasdijk Sportpark Nollantje Honderdland Oranjepolder
1
Kern Aantal inw. 1-1-2007
CBS-wijk
Naaldwijk
Naaldwijk
18.002
Gemeente tot 1-1-’04
Naaldwijk
Honselersdijk
7.422
Honselersdijk
Maasdijk
3.999
Maasdijk
48
Bebouwde kom ’s-Gravenz. Lange Stukken Noordland Heen en Geest Nieuwland Staelduin Olieblok Poelpolder Heenweg Monster-Zuid Monster-Noord Verspreide huizen Ter Heijde aan Zee Poeldijk Wateringen Plan-Zuid ’t Hof en omg. Wat.-Noord Verspr. huizen in het N.o. Verspr. huizen in het N.w. Vliettuinen Essellanden Kwintsheul-Oost Kwintsheul-West Kwintsheul-Noord Kwintsheul-Zuid De Lier Nieuwe-Tuinen Westerlee (gedeeltelijk) Oostbuurt Noord Hoefpolder Verspreide huizen 1
):
’s-Gravenzande
Heenweg Monster
19.247
Monster
Monster
Wateringen
Wateringen
De Lier
De Lier
13.708 653 5.989
Wateringen
13.826
De Lier
’s-Gravenzande
630
Ter Heijde Poeldijk
Kwintsheul
‘s-Gravenzande
3.595
11.786
Volgens de gangbare indeling in de gemeente Westland. In deze rapportage wordt Heenweg bij ’s-Gravenzande geteld, en Ter Heijde bij Monster; zie hieronder.
In deze rapportage wordt bij nadere geografische onderverdelingen het begrip ‘kern’ gehanteerd, zij het dat de twee kleinste kernen wegens hun geringe omvang niet apart worden beschouwd: Heenweg wordt bij ’s-Gravenzande geteld, en Ter Heijde bij Monster.
49
50
BIJLAGE II: INKOMENS ONDER DE ARMOEDEGRENS IN 2002, 2003 EN 2004 PER KERN EN BUURT
In onderstaand schema is te zien hoeveel huishoudens in de diverse Westlandse kernen in 2002, 2003 en 2004 op jaarbasis een inkomen onder de armoedegrens van CBS/SCP hadden.
Naaldwijk Honselersdijk Maasdijk ’s-Gravenzande Monster Poeldijk Wateringen Kwintsheul De Lier Westland totaal Nederland
Aantal meegetelde huishoudens op 1-1-2005 6.330 2.590 1.540 7.450 5.430 2.200 5.180 1.100 4.160 35.960 6.432.250
2002
2003
300 = 130 = 80 = ?=
4,6% 5,0% 5,8% 6,1%
}?=
8 %
}?=
4 %
?= 3 % 1.920 = 5,7% 522.900 = 8,1%
370 = 190 = 130 = 460 = 320 = 120 = 260 = 90 = 230 = 2.150 = 565.770 =
2004
5,8% 7,3% 8,4% 6,2% 5,8% 5,7% 5,1% 8,1% 6,0% 6,1% 8,6%
450 = 7,2% 280 = 10,8% 140 = 8,9% 560 = 7,5% 390 = 7,2% 130 = 5,9% 340 = 6,5% x 280 = 6,7% 2.630 = 7,3% 600.850 = 9,3%
Bron: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2002 na revisie respectievelijk 2003 respectievelijk 2004, bewerking COS. ’s-Gravenzande is inclusief Heenweg; Monster is inclusief Ter Heijde. De genoemde aantallen huishoudens betreffen de aantallen waarop het CBS dit soort inkomens kon berekenen: particuliere huishoudens met het hele jaar inkomen (zie hoofdstuk 2, noot 3). Aantallen kleiner dan 70 worden uit overwegingen van privacybescherming en betrouwbaarheid door het CBS niet gepubliceerd, en zijn in deze tabel aangegeven met ‘x’. Een volledige uitsplitsing naar kern was voor 2002 om technische redenen niet mogelijk.
7,3% van de meegetelde Westlandse huishoudens had in 2004 op jaarbasis een inkomen onder de armoedegrens van CBS/SCP. In Honselersdijk was dit percentage in 2004 het hoogst: bijna 11% van de huishoudens. Daarmee is Honselersdijk ook de enige Westlandse kern waar dit percentage toen boven het landelijke lag. In Honselersdijk was de toename tussen 2003 en 2004 ook het sterkst, en ten opzichte van 2002 was hier zelfs sprake van meer dan een verdubbeling. In Poeldijk was de toename marginaal, en in Kwintsheul nam het aantal huishoudens onder de armoedegrens af. De meeste Westlandse buurten zijn zó klein dat aantallen huishoudens met op jaarbasis een inkomen onder de armoedegrens uit overwegingen van privacybescherming niet (mogen) worden gepubliceerd. De geheimhoudingsgrens ligt op 70 huishoudens, en in slechts 10 van de in totaal 85 Westlandse buurten (zie Bijlage I) woonden in 2004 ten minste 70 huishoudens met zo’n laag inkomen: Naaldwijk: ’s-Gravenzande: Monster: Poeldijk: Wateringen: De Lier:
Componistenbuurt: Bebouwde kom ’s-Gravenzande: Monster-Zuid: Monster-Noord: Verspreide huizen: Poeldijk (= één buurt): Plan-Zuid: De Lier: Noord: Verspreide huizen:
70 van de 720 = 10,0%; 360 van de 5.630 = 6,5%; 80 van de 1.360 = 6,0%; 200 van de 3.110 = 6,3%; 110 van de 685 = 15,5%; 130 van de 2.200 = 5,9%; 80 van de 940 = 8,5%; 80 van de 920 = 8,3%; 90 van de 2.260 = 4,1%; 80 van de 830 = 10,1%.
Veel interessante informatie bevat bovenstaande beperkte opsomming niet; de wat hogere percentages horen allemaal bij toch tamelijk kleine buurten, en de andere percentages horen bij grote buurten maar zijn lager dan gemiddeld. De officiële buurtindeling van de gemeente West51
land is, zoals in Bijlage I al is opgemerkt, ook niet erg gelukkig voor dit soort analyses: er zijn in totaal maar liefst 85 buurten in de gemeente Westland, waarvan er echter maar zeven méér dan 1.000 huishoudens bevatten, en één op de drie zelfs minder dan 100 huishoudens, terwijl anderzijds de kern ’s-Gravenzande een buurt bevat met 5.630 huishoudens, oftewel meer dan driekwart van alle ’s-Gravenzandse huishoudens!
52
BIJLAGE III: AANTALLEN SOCIALE MINIMA IN 2002, 2003 EN 2004 PER KERN
In onderstaand schema is te zien hoeveel huishoudens in de diverse Westlandse kernen in 2002, 2003 en 2004 op jaarbasis tot de sociale minima behoorden.
Naaldwijk Honselersdijk Maasdijk ‘s-Gravenzande Monster Poeldijk Wateringen Kwintsheul De Lier Westland totaal Nederland
Aantal meegetelde huishoudens op 1-1-2005 6.330 2.590 1.540 7.450 5.430 2.200 5.180 1.100 4.160 35.960 6.432.250
2002
240 = 100 = 70 = ? ? ? ? ? ? 1.500 = 428.270 =
2003
3,7% 3,7% 4,5%
4,2% 6,6%
300 = 150 = 100 = 380 = 260 = 90 = 230 = 80 = 140 = 1.710 = 439.550 =
2004
4,6% 5,7% 6,3% 5,1% 4,7% 4,1% 4,7% 7,1% 3,7% 4,8% 6,8%
370 = 240 = 90 = 490 = 320 = 100 = 300 = x 190 = 2.140 = 471.570 =
5,8% 9,3% 6,0% 6,6% 5,9% 4,4% 5,7% 4,5% 6,0% 7,3%
Bron: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2002 na revisie respectievelijk 2003 respectievelijk 2004, bewerking COS. ’s-Gravenzande is inclusief Heenweg; Monster is inclusief Ter Heijde. De genoemde aantallen huishoudens betreffen de aantallen waarop het CBS dit soort inkomens kon berekenen: particuliere huishoudens met het hele jaar inkomen (zie hoofdstuk 2, noot 3). Aantallen kleiner dan 70 worden uit overwegingen van privacybescherming en betrouwbaarheid door het CBS niet gepubliceerd, en zijn in deze tabel aangegeven met ‘x’. Een volledige uitsplitsing naar kern was voor 2002 om technische redenen niet mogelijk.
De kern met de meeste minima in 2004 is Honselersdijk (ruim 9%). Daarmee is Honselersdijk ook de enige Westlandse kern waar dit percentage toen boven het landelijke lag. In Honselersdijk was de toename tussen 2003 en 2004 ook veruit het sterkst. Het percentage minima in Honselersdijk is in korte tijd snel gegroeid: in 2004 was het 2,5 keer zo groot als in 2002. In Maasdijk en Kwintsheul nam het aantal sociale minima af. De aantallen huishoudens die in 2004 tot de sociale minima behoorden of een inkomen hadden waarmee ze niet ver boven het sociaal minimum zaten staan in onderstaand schema.
Naaldwijk Honselersdijk Maasdijk ’s-Gravenzande Monster Poeldijk Wateringen Kwintsheul De Lier Westland totaal Nederland
Aantal meegetelde huishoudens op 1-1-2005 6.330 2.590 1.540 7.450 5.430 2.200 5.180 1.100 4.160 35.960 6.432.250
Sociale minima
370 = 240 = 90 = 490 = 320 = 100 = 300 = x 190 = 2.140 = 471.570 =
5,8% 9,3% 6,0% 6,6% 5,9% 4,4% 5,7% 4,5% 6,0% 7,3%
Tot 105% van het sociaal minimum
Tot 110% van het sociaal minimum
Tot 120% van het sociaal minimum
Tot 130% van het sociaal minimum
430 = 6,9% 260 = 10,2% 120 = 7,5% 550 = 7,4% 350 = 6,5% 150 = 6,8% 320 = 6,2% x 220 = 5,2% 2.460 = 6,8% 570.270 = 8,9%
600 = 9,5% 290 = 11,3% 140 = 8,8% 700 = 9,4% 480 = 8,8% 180 = 8,1% 400 = 7,7% 70 = 6,6% 300 = 7,2% 3.150 = 8,8% 714.290 = 11,1%
820 = 12,9% 360 = 13,9% 200 = 13,0% 980 = 13,1% 620 = 11,4% 320 = 14,7% 510 = 9,8% 90 = 7,8% 390 = 9,3% 4.280 = 11,9% 956.980 = 14,9%
1.070 = 16,9% 440 = 16,9% 310 = 19,8% 1.240 = 16,7% 840 = 15,5% 400 = 18,1% 680 = 13,1% 140 = 12,3% 530 = 12,6% 5.630 = 15,7% 1.217.330 = 18,9%
Bron: CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek 2004, bewerking COS. ’s-Gravenzande is inclusief Heenweg; Monster is inclusief Ter Heijde. De genoemde aantallen huishoudens betreffen de aantallen waarop het CBS dit soort inkomens kon berekenen: particuliere huishoudens met het hele jaar inkomen (zie hoofdstuk 2, noot 3). Aantallen kleiner dan 70 worden uit overwegingen van privacybescherming en betrouwbaarheid door het CBS niet gepubliceerd, en zijn in deze tabel aangegeven met ‘x’.
53
Ook als de grens op 105% of op 110% van het sociaal minimum wordt gelegd, is Honselersdijk de kern met relatief de meeste lage inkomens. Als de grens nóg wat hoger wordt gelegd, wordt die positie overgenomen door Poeldijk (relatief de meeste inkomens tot 120% van het sociaal minimum) en Maasdijk (relatief de meeste inkomens tot 130% van het sociaal minimum). Het buurtniveau is bijna altijd te klein om aantallen boven de geheimhoudingsgrens op te leveren; zie de slotbeschouwing van Bijlage II.
54
BIJLAGE IV: AANTAL ONTVANGERS VAN HUURTOESLAG IN 2002/2003 TOT EN MET 2005/2006 PER KERN
In onderstaand schema is te zien hoeveel huishoudens in de diverse Westlandse kernen in de periode 2002/2003 - 2005/2006 Huurtoeslag (Huursubsidie) ontvingen.
Naaldwijk Honselersdijk Maasdijk ‘s-Gravenzande Monster Poeldijk Wateringen Kwintsheul De Lier Westland totaal Nederland
Aantal huish. 2002/2003 2003/2004 2004/2005 op 1 jan. ’06 7.020 769 = 11,2% 799 = 11,8% 832 = 12,2% 2.740 233 = 8,7% 245 = 9,4% 258 = 9,6% 1.520 140 = 9,9% 139 = 9,3% 145 = 9,5% 7.600 662 = 9,0% 643 = 8,7% 625 = 8,4% 5.740 515 = 8,9% 531 = 9,3% 518 = 8,5% 2.110 334 = 16,7% 337 = 16,5% 337 = 16,1% 5.520 504 = 9,7% 526 = 10,0% 558 = 10,3% 1.270 95 = 8,1% 90 = 7,5% 92 = 7,3% 4.400 301 = 7,0% 301 = 7,1% 305 = 7,0% 37.910 3.553 = 9,7% 3.611 = 9,8% 3.670 = 9,7% 7.146.088 1.002.465 = 14,3% 1.014.858 = 14,4% 1.033.043 = 14,6%
2005/2006 808 = 11,5% 244 = 8,9% 139 = 9,1% 599 = 7,9% 523 = 9,1% 328 = 15,5% 516 = 9,3% 95 = 7,5% 279 = 6,3% 3.531 = 9,3% 985.565 = 13,8%
Bron: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Huurtoeslag) en CBS (huishoudens), bewerking COS. ’s-Gravenzande is inclusief Heenweg; Monster is inclusief Ter Heijde. Leesvoorbeeld: rechtsboven: in Naaldwijk ontvingen in het tijdvak 2005/2006 808 huishoudens Huurtoeslag. Dat is 11,5% van alle huishoudens. Een tijdvak eerder was dit 12,2% (van het toenmalige aantal huishoudens).
Het gebruik van Huurtoeslag is het grootst in Poeldijk (in 2005/2006 16%) en Naaldwijk (12%). Het Huurtoeslaggebruik ontwikkelde zich de afgelopen jaren in alle kernen ongeveer op de zelfde wijze. In onderstaand schema is een aantal kenmerken van de ontvangers van Huurtoeslag in het tijdvak 2005/2006 op het niveau van de diverse kernen weergegeven.
Naaldwijk Honselersdijk Maasdijk ’s-Gravenzande Monster Poeldijk Wateringen Kwintsheul De Lier Westland totaal Nederland
Aantal huish. Aantal ontvangers op 1 jan. ’06 van Huurtoeslag in 2005/2006 7.020 808 = 11,5% 2.740 244 = 8,9% 1.520 139 = 9,1% 7.600 599 = 7,9% 5.740 523 = 9,1% 2.110 328 = 15,5% 5.520 516 = 9,3% 1.270 95 = 7,5% 4.400 279 = 6,3% 37.910 3.531 = 9,3% 7.146.088 985.565 = 13,8%
Ontvangers met een minimuminkomen 487 = 60,3% 145 = 59,4% 74 = 53,2% 366 = 61,1% 308 = 58,9% 201 = 61,3% 312 = 60,5% 52 = 54,7% 163 = 58,4% 2.108 = 59,7% 653.197 = 66,3%
Alleenstaanden
437 = 54,1% 122 = 50,0% 77 = 55,4% 321 = 53,6% 308 = 58,9% 171 = 52,1% 258 = 50,0% 53 = 55,8% 138 = 49,5% 1.885 = 53,4% 537.619 = 54,5%
Bejaarden
421 = 52,1% 137 = 56,1% 92 = 66,2% 354 = 59,1% 291 = 55,6% 220 = 67,1% 261 = 50,6% 55 = 57,9% 140 = 50,2% 1.971 = 55,8% 370.708 = 37,6%
Bron: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Huurtoeslag) en CBS (huishoudens), bewerking COS. ’s-Gravenzande is inclusief Heenweg; Monster is inclusief Ter Heijde. Leesvoorbeeld: eerste regel: van de Huurtoeslagontvangers in Naaldwijk had 60,3% een minimuminkomen, was 54,1% een eenpersoonshuishouden en was 52,1% een bejaardenhuishouden.
In Poeldijk en ’s-Gravenzande behoren de Huurtoeslagontvangers nog het vaakst tot de laagste inkomensgroep: daar heeft 61% een minimuminkomen. Zelfs dát percentage is echter nog lager dan het landelijke percentage minima onder de Huurtoeslagontvangers (66%). Het percentage alleenstaanden onder de Huurtoeslagontvangers is in Monster het hoogst (59%), terwijl het
55
verder alleen in Kwintsheul (56%) en Maasdijk (55%) nog nét iets boven het landelijke percentage (55%) ligt. In De Lier bestaat een heel krappe meerderheid uit meerpersoonshuishoudens. Een andere landelijke “veelgebruikersgroep” is in heel Westland fors oververtegenwoordigd: maar liefst 56% is 65 jaar of ouder, terwijl dat landelijk 38% is. Vooral in Poeldijk en Maasdijk zijn relatief veel Huurtoeslagontvangers boven de 65: twee op de drie!
56
BIJLAGE V: BEDRAGEN SOCIALE MINIMA EN ARMOEDEGRENS CBS/SCP PER 1 JULI 2007
Sinds 1 juli 2007 luiden de netto inkomens van huishoudens op het sociaal minimum en op de armoedegrens van CBS/SCP als volgt. Het betreft hier netto maandinkomens, inclusief een toegerekend deel van het jaarlijkse vakantiegeld en een toegerekend deel van de per kwartaal uitbetaalde Kinderbijslag. Van deze netto inkomens moet de nominale zorgverzekeringspremie nog betaald worden. Ook de Zorgtoeslag die huishoudens met lage inkomens hiervoor kunnen ontvangen is in onderstaand schema niet opgenomen. Bij het bedrag voor de armoedegrens volgens de huidige definitie van CBS/SCP is tevens aangegeven hoe dit bedrag zich verhoudt tot de hoogte van het sociaal minimum.
Bedragen sociaal minimum en armoedegrens per 1 juli 2007 Alleenstaande: maandbedrag vakantiegeld totaal Eenoudergezin, 1 kind maandbedrag vakantiegeld Kinderbijslag totaal Eenoudergezin, 2 kinderen maandbedrag vakantiegeld Kinderbijslag totaal (Echt-)paar, geen kinderen maandbedrag vakantiegeld totaal (Echt-)paar, 1 kind maandbedrag vakantiegeld Kinderbijslag totaal (Echt-)paar, 2 kinderen maandbedrag vakantiegeld Kinderbijslag totaal Alleenstaande, 65+ maandbedrag vakantiegeld totaal (Echt-)paar, geen kinderen, 65+ maandbedrag vakantiegeld totaal 1
):
Sociaal minimum
105% van het 110% van het 120% van het 130% van het sociaal sociaal sociaal sociaal minimum minimum minimum minimum
Armoedegrens 1 CBS/SCP
€ 830,47 € 41,87 € 872,34
€ 915,96
€ 959,57
€1.046,81
€1.134,04
€ 894,42 (103%)
€1.067,74 € 53,83 € 76,98 €1.198,55
€1.258,48
€1.318,41
€1.438,26
€1.558,12
€1.172,30 ( 98%)
€1.067,74 € 53,83 € 153,97 €1.275,54
€1.339,31
€1.403,09
€1.530,64
€1.658,20
€1.337,30 (105%)
€1.186,37 € 59,82 €1.246,19
€1.308,50
€1.370,81
€1.495,43
€1.620,05
€1.233,09 ( 99%)
€1.186,37 € 59,82 € 76,98 €1.323,17
€1.389,33
€1.455,49
€1.587,81
€1.720,13
€1.493,60 (113%)
€1.186,37 € 59,82 € 153,97 €1.400,16
€1.470,16
€1.540,17
€1.680,19
€1.820,20
€1.675,96 (120%)
€ 907,02 € 45,73 € 952,75
€1.000,39
€1.048,03
€1.143,30
€1.238,58
€ 894,42 ( 94%)
€1.243,73 € 62,71 €1.306,44
€1.371,76
€1.437,08
€1.567,73
€1.698,37
€1.233,09 ( 94%)
Schatting COS, met tussen haakjes het percentage dat dit bedrag uitmaakt van het betreffende sociaal minimum.
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij Kinderbijslag is verondersteld dat de kinderen 6 tot 12 jaar oud zijn.
De armoedegrens van CBS/SCP ligt voor een alleenstaande onder de 65 jaar momenteel zo’n 3% boven het sociaal minimum, voor een eenoudergezin met één kind 2% daaronder, enzovoorts. Voor bejaarden ligt deze grens momenteel zowel voor alleenstaanden als voor (echt-) 57
paren zonder kinderen 6% onder het sociaal minimum. Zulke bejaarden zitten met alleen AOW standaard dus al boven de armoedegrens. Anderzijds zitten met name (echt-)paren onder de 65 met kinderen op Bijstandsniveau een flink stuk onder de armoedegrens. De verschillen in de verhouding tussen armoedegrens en sociaal minimum zijn veroorzaakt doordat sinds 1979 (het ijkpunt van de armoedegrens) veel maatregelen zijn genomen die voor verschillende huishoudenstypen verschillend uitpakten, zoals veranderingen in de Kinderbijslag en fiscale faciliteiten voor bejaarden.
58