P5_TA(2003)0220 Armoedebestrijding in ontwikkelingslanden (onderwijs en scholing) Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de rol van onderwijs en scholing in de armoedebestrijding in ontwikkelingslanden (COM(2002) 116 – C5-0333/2002 – 2002/2177(COS)) Het Europees Parlement, – gezien de mededeling van de Commissie (COM(2002) 116 – C5-0333/2002), – gelet op de Internationale Conferentie inzake bevolkingsgroei en ontwikkeling (ICPD), die in 1994 in Cairo werd gehouden, en de Vierde Wereldconferentie over de situatie van de vrouw (FWCW), die in 1995 in Peking werd gehouden, – gezien de Wereldtopconferentie over kinderen in Jomtien in 1990, de Sociale Topconferentie van de VN in Kopenhagen in 1995 en het Wereldonderwijsforum in Dakar (Senegal) in 2000, – gezien de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over kinderen in New York in 2001, – gezien de Internationale conferentie over de financiering van de ontwikkeling in Monterrey in 2002, – gezien de Wereldconferentie over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002, – gezien de ontwikkelingsronde van de Wereldhandelsorganisatie die in 2003 in Cancun zal worden gehouden, – onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 september 2001 over het basisonderwijs in de ontwikkelingslanden in verband met de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over kinderen in september 20011, – gelet op artikel 47, lid 1 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de adviezen van de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport en de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen (A5-0126/2003), A. overwegende dat ingevolge artikel 26 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens het recht op onderwijs een grondrecht voor eenieder is, B. overwegende dat de Conventie voor de rechten van het kind uit 1995 nog steeds niet door alle ondertekenaars geratificeerd is , C. overwegende dat de Commissie en de Raad op 10 november 2000 een gemeenschappelijke 1
PB C 72 E van 21.3.2002, blz. 360.
A5-0126/2003 - Rapporteur: Margrietus J. van den Berg
30/04/2003/ 1
verklaring hebben uitgebracht waarin zij steun betuigen aan het standpunt dat er een mundiale verbintenis inzake algemeen basisonderwijs dient te komen, en waarin onderwijs als ontwikkelingsprioriteit is aangewezen, D. overwegende dat vele regeringen ten gevolge van de economische ongelijkheid in de wereld en de schuldenlast de middelen ontberen die nodig zijn om onderwijs voor alle kinderen te bekostigen en overwegende dat structurele-aanpassingsprogramma's de regeringen hebben genoopt de overheidsuitgaven terug te schroeven, E. overwegende dat de Mundiale Onderwijscampagne ervoor gepleit heeft om de prioriteiten voor de uitgaven te herstructureren in die landen waar de militaire uitgaven hoog zijn om ervoor te zorgen dat in de nationale begroting meer aandacht aan onderwijs wordt besteed, F. overwegende dat de Commissie in 2001 4,1% van de algemene begroting van de Commissie en het EOF heeft uitgegeven aan onderwijs in de landen die onder de DAC vallen en dat dit veel minder is dan zij had toegezegd hetgeen haaks staat op de officiële doelstellingen die de Commissie eerder heeft gepubliceerd, G. overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 30 mei 2002 erkende dat de donors, met inbegrip van de Europese Unie en de lidstaten, hun steun voor onderwijs niet genoeg hadden verhoogd om te voldoen aan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling op het stuk van onderwijs, H. overwegende dat de Raad in diezelfde resolutie van 30 mei 2002 verklaarde dat de Europese Unie en haar lidstaten hun beleid en toewijzing van middelen zouden aanpassen om uiting te geven aan hun overtuiging dat onderwijs van fundamenteel belang is voor de armoedebestrijding, het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling en de opbouw van democratische en welvarende samenlevingen, I. overwegende dat er weinig middelen voor onderwijs zijn uitgetrokken in de Nationale Indicatieve Programma's (NIP)in het kader van het EOF, aangezien maar weinig landen onderwijs als een brandpunt hebben opgenomen in hun NIP, J. erop wijzend dat het budget van de Commissie voor basisonderwijs niet alleen te klein is, maar dat ook de uitbetaling ervan langzaam en weinig efficiënt is, K. overwegende dat 113 miljoen kinderen nooit onderwijs hebben genoten en dat nog eens 150 miljoen kinderen wel naar de lagere school gaan, maar deze verlaten voordat zij kunnen lezen en schrijven, en overwegende dat 860 miljoen mensen in de ontwikkelingslanden analfabeet zijn, L. overwegende dat kinderarbeid veel kinderen uit de klaslokalen houdt daar hun inkomen onontbeerlijk is voor het overleven van het gezin, M. met klem wijzend op het ondeelbare en universele karakter van de mensenrechten met inbegrip van het recht op onderwijs, en op het feit dat er geen enkele discriminatie mag plaatsvinden op grond van geslacht, handicap, ras, etnische afkomst, godsdienst of cultuur, N. overwegende dat tweederde van de kinderen die niet naar school gaan, meisjes zijn, dat het aantal meisjes dat voor onderwijs wordt ingeschreven, nog steeds achterblijft bij het aantal jongens en dat de percentages meisjes die het onderwijs voortijdig verlaten, hoger liggen,
2\ 30/04/2003 Rapporteur: Margrietus J. van den Berg - A5-0126/2003
O. overwegende dat onderwijs en beroepsopleiding, in het bijzonder voor meisjes en vrouwen, van essentieel belang zijn voor de bestrijding van armoede en ziekten, en zich derhalve scharend achter de politieke toezeggingen van de Commissie om de middelen voor onderwijs en opleiding in het kader van haar ontwikkelingssamenwerking te verhogen, P. overwegende dat het onderwijsbeleid in de ontwikkelingslanden zich met de specifieke problemen ter plaatse moet bezighouden en dat - aangezien het meestal de taak van vrouwen en kinderen is om voor energie en water te zorgen - winning en rationeel gebruik van energie en water volledig deel moeten uitmaken van alle vormen van onderwijsbeleid die door de Europese Unie aanbevolen worden, om de levensstandaard en gezondheid van de bevolking die onderwijs geniet, blijvend te verbeteren en haar economische ontwikkeling te stimuleren, Q. overwegende dat de mededeling van de Commissie moet worden gezien als een belangrijke stap in de richting van de verwezenlijking van de doelstelling om onderwijs in de ontwikkelingslanden te bevorderen en overwegende dat deze mededeling een breed opgezette strategie biedt waarin doelstellingen vergezeld gaan van prioriteiten, methoden en specifieke maatregelen, zoals campagnes om ouders, met name vaders, bewust te maken van de voordelen van onderwijs voor meisjes, R. overwegende dat het raamwerk dat daarmee ingesteld wordt als bevredigend te beschouwen is, ook al bevat het weinig voorstellen voor maatregelen om onderwijs en opleiding van meisjes en vrouwen te stimuleren, S. vaststellende dat noodvoorzieningen voor vele ontheemde of door conflicten, droogte en honger getroffen kinderen zelden passend onderwijs omvatten, zelfs wanneer het om aanhoudende ontheemding of instabiliteit gaat, T. met klem wijzend op het belang van opvoeding tot vrede in situaties waarin kinderen het slachtoffer zijn van gewelddadige conflicten, zoals het geval is bij kinderen in vluchtelingenkampen, U. overwegende dat de aanpak van de onderwijscrisis een van de meest doeltreffende strategieën is die ons ter beschikking staan voor het doorbreken van de armoedecyclus, en van primair belang is voor een duurzame menselijke ontwikkeling en voor het streven om vooruitgang te boeken op de weg naar de internationaal overeengekomen doelstellingen voor de ontwikkeling van de mensheid voor het jaar 2015, V. betreurende dat er sinds de Conferentie van Dakar minimale vooruitgang is geboekt, ondanks het Fast Track Initiative, en dat er een gebrekkige bereidheid bestaat om in gecoördineerd verband te werken bij het internationale streven om de onderwijscrisis aan te pakken; overwegende dat gezien de huidige trends niet zal kunnen worden voldaan aan de doelstellingen voor 2005 inzake een rechtvaardige en gelijke behandeling in het onderwijs, met name in Zuid-Afrika en het gebied ten zuiden van de Sahara, en overwegende dat de doelstellingen voor 2015 voor algemeen basisonderwijs globaal niet gehaald zullen worden, zodat naar schatting 75 miljoen kinderen van onderwijs verstoken zullen blijven, W. verheugd over het Fast Track Initiative en de steun die de Commissie in beginsel hieraan verleent; betreurende evenwel dat de Commissie tot op heden niet bekend heeft gemaakt welke middelen zij wil uittrekken voor de landen die hieronder vallen,
A5-0126/2003 - Rapporteur: Margrietus J. van den Berg
30/04/2003/ 3
X. dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat het Fast Track Initiative snel tot andere landen wordt uitgebreid, met inbegrip van die landen die nog niet de laatste hand hebben gelegd aan hun Strategiedocument voor de armoedebestrijding, Y. vaststellende dat ouders in ontwikkelingslanden zich enorme opofferingen getroosten om hun kinderen naar school te kunnen sturen, Z. overwegende dat de inspanningen ernstig ondermijnd worden door de HIV/AIDSpandemie ten gevolge waarvan naar verwachting 10% van de leerkrachten in de ergst getroffen landen in Afrika in de komende vijf jaar zullen overlijden en overwegende dat het aantal AIDS-wezen naar schatting zal stijgen tot meer dan 20% van alle kinderen in de schoolgaande leeftijd, AA. overwegende dat seksuele voorlichting via het onderwijs de beste garantie biedt op het voorkomen van HIV/AIDS, AB. overwegende dat de ervaringen in het klaslokaal kindgericht dienen te zijn, relevant dienen te zijn voor de lokale gemeenschap, dat daarbij de lokale taal moet worden gebruikt, en dat de onderwijsprogramma's flexibel moeten zijn en relevant voor het leven van de kinderen, AC. overwegende dat de verwezenlijking van basisonderwijs voor iedereen een voorwaarde vooraf is voor rechtvaardigere mundialiseringspatronen en voor de opheffing van de digitale scheidslijn, AD. overwegende dat de donors, met inbegrip van de EU, gemeenschappelijke beleidsrichtsnoeren, werkprocedures, boekhoudkundige, controle- en evaluatiesystemen die transparantie waarborgen, dienen te ontwikkelen en dat zij een einde dienen te maken aan de praktijk om hulp in de onderwijssector te koppelen aan de levering van goederen en diensten, AE. overwegende dat het, gezien de capaciteitsproblemen waarmee de ontwikkelingslanden zich geconfronteerd zien, van belang is dat er realistische tijdschema 's worden vastgesteld voor de verwezenlijking van nationale plannen voor participatief onderwijs, 1.
onderstreept dat universeel, verplicht en gratis openbaar basisonderwijs van goede kwaliteit waarbij kinderen tenminste zes jaar basisonderwijs genieten, de hoeksteen is van een onderwijsstrategie die het secundaire, voortgezette, beroeps- en volwassenenonderwijs omvat, en dat het bevorderen van basisonderwijs van een hoge kwaliteit, met name voor meisjes, de grootste prioriteit van de ontwikkelingsstrategie voor onderwijs van de Europese Unie en haar lidstaten moet zijn;
2.
is verheugd over de toezegging van de Commissie om voor te stellen de totale middelen voor onderwijs en opleiding te verhogen, met name voor de armste landen en bevolkingsgroepen, hetgeen zal bijdragen tot het garanderen van gratis onderwijs, zonder dat dit ten koste van de kwaliteit gaat;
3.
stelt vast dat het tijdens de begrotingsonderhandelingen in 2001 en 2002 tezamen met de Raad heeft verklaard dat de communautaire steun voor het onderwijs moet worden verhoogd en constateert dat in de regionale begrotingslijnen specifieke doelstellingen voor onderwijsuitgaven zijn opgenomen; onderstreept andermaal dat de onderwijsbegroting moet worden verdubbeld tot tenminste 8% van de begroting voor ontwikkeling van de
4\ 30/04/2003 Rapporteur: Margrietus J. van den Berg - A5-0126/2003
Commissie en dat deze verhoging geen vervanging mag betekenen, maar een feitelijke verhoging moet inhouden; 4.
doet een beroep op de Raad om voor de lidstaten een tijdschema vast te leggen voor de verhoging van hun steun aan het basisonderwijs, indien zij dit niet nog niet gedaan hebben, teneinde de in Dakar gedane toezeggingen na te komen;
5.
betreurt dat de Commissie voor de financiering van het voorgestelde programma geen streefcijfer heeft vastgelegd; verzoekt de Commissie een begrotingsdoelstelling voor onderwijs vast te leggen, zoals de begrotingsautoriteit in 2001 heeft gedaan; acht het onontkoombaar om het streefpercentage van 35% voor sociale uitgaven, met inbegrip van onderwijs, te halen waartoe in 2001 was besloten; dringt aan op duidelijke tijdsindicatoren binnen het huidige kader tussen nu en 2015 en op de indiening door de Commissie van een jaarverslag over de mate waarin deze indicatoren werden gerealiseerd;
6.
dringt bij de Commissie aan op een gezamenlijke inspanning met de ontwikkelingslanden, wanneer zij in het kader van de halftijdse herziening van de Nationale Indicatieve Programma's in 2004 de prioriteiten en streefcijfers weer onder de loep neemt, waarbij gelden voor basisonderwijs niet alleen aan de NIP's moeten worden toegewezen, maar ook aan andere ACS-fondsen, en de middelen doelgerichter worden ingezet voor onderwijs en er gezocht moet worden naar efficiëntere mechanismen voor de uitbetaling van de steun op onderwijsgebied;
7.
stelt vast dat de Commissie en de ontwikkelingslanden tot op heden onvoldoende in dialoog zijn gegaan over het verhogen van de uitgaven voor het basisonderwijs door de regeringen van de ontwikkelingslanden; verzoekt de Commissie dringend om een dergelijke dialoog op te starten, waarbij ook de lidstaten moeten worden betrokken, en onderstreept dat deze niet in de plaats van een begroting mag komen; dringt erop aan deze toe te spitsen op sectorale middelen, aangezien vervanging binnen het sectorale kader niet mogelijk is;
8.
verzoekt de Commissie en de lidstaten dringend om preferentiële steun te verlenen aan landen die zich op onderwijsstrategieën hebben vastgelegd, welke gratis, universeel basisonderwijs inhouden, alsmede gendergelijkheid, brede toegang, hoge kwaliteit, decentralisatie van de hervormingen en speciale steun voor de armsten en minst bevoorrechten;
9.
doet een dringend beroep op de Commissie om een grotere rol te vervullen om de complementariteit en consistentie van het beleid van de lidstaten en van de Europese Unie inzake onderwijsontwikkeling te garanderen en als gesprekspartner met internationale organisaties zoals de UNESCO, de UNICEF, de OESO en de Wereldbank; onderstreept in dit verband de noodzaak van een internationale rechtspersoonlijkheid van de Europese Unie;
10. verzoekt de Commissie en de lidstaten om onverwijld de omvang van hun steun voor het Fast Track Initiative bekend te maken; betreurt dat de Commissie, die in november 2002 de eerste bijeenkomst van het donorconsortium van "Onderwijs voor allen" ontving, niet instemde met de financiering ten behoeve van de eerste groep landen;
A5-0126/2003 - Rapporteur: Margrietus J. van den Berg
30/04/2003/ 5
11. verzoekt de Commissie en de betrokken lidstaten aan te dringen op openstelling van het Fast Track Initiative voor alle 18 geselecteerde landen met ingang van eind 2003 en op openstelling van het Analytical Fast Track Initiative voor alle andere landen die hiervan zouden kunnen profiteren, en niet alleen de vijf landen met een hoog bevolkingscijfer, zulks ongeacht de vraag of zij de Poverty Reduction Strategy Paper al dan niet hebben afgerond; 12. verzoekt de Commissie om een scorebord op te stellen dat het volgen van communautaire bilaterale steun voor onderwijs vergemakkelijkt in het licht van de toezeggingen van Dakar en de toezeggingen van de lidstaten om de omvang van hun steun aan onderwijs te verhogen; 13. is ingenomen met het Commissievoorstel om begrotingssteun te verlenen op de strikte voorwaarde dat het ontvangende land een veelomvattend "Onderwijs voor allen"-plan heeft; dringt er bij de Commissie op aan om aan de begrotingssteun wettelijke garanties te verbinden, die zijn gebaseerd op evaluaties van de overheidsuitgaven, en deze steun vooraf te verlenen onder naleving van het "toeeigeningsbeginsel"; 14. dringt aan op een herziening van de Poverty Reduction Strategy Papers van het IMF en de Wereldbank om ervoor te zorgen dat hiermee gratis openbaar onderwijs van goede kwaliteit wordt gesteund en niet wordt ondermijnd, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van elke situatie en elke regio, en technische overwegingen ondergeschikt moeten worden gemaakt aan het algehele doel van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding; 15. is van oordeel dat het in aanmerking komen voor steun ervan moet afhangen of arme landen ontwikkelingsstrategieën ontwikkelen waarmee onderwijs van goede kwaliteit wordt geboden zonder dat de gebruikers hiervoor in enigerlei vorm een financiële bijdrage moeten betalen; 16. is het eens met de Commissie dat de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs bij de ontwikkelingslanden zelf ligt; dringt erop aan in overleg met die landen voor elk jaar normen vast te stellen voor aanvaardbare inschrijvings- en voltooiingspercentages van meisjes om een einde te maken aan de genderkloof in het basisen secundair onderwijs; is van oordeel dat bij ontstentenis van dergelijke normen de Commissie zou moeten overwegen of begrotingssteun wel het meest geschikte middel is om het Millennium Ontwikkelingsdoel van gendergelijkheid in het betrokken land te realiseren; 17. onderstreept dat er, indien de landen hieraan niet voldoen, mechanismen in werking moeten treden om de nakoming van de gestelde voorwaarden te bevorderen, met inbegrip van de mogelijkheid dat de begrotingssteun wordt stopgezet; 18. onderstreept het belang van de steun van de Commissie en de lidstaten voor de doelstelling in het kader van "Onderwijs voor allen" om het alfabetisme onder volwassenen, vooral onder vrouwen, tegen 2015 met 50% te verhogen; 19. onderstreept, met betrekking tot de gelijkheid tussen mannen en vrouwen, het belang van betrouwbare gegevens en statistieken over onderwijs en opleiding van meisjes en vrouwen, en steunt het Commissievoorstel om het verzamelen van relevante gegevens te bevorderen;
6\ 30/04/2003 Rapporteur: Margrietus J. van den Berg - A5-0126/2003
herinnert eraan dat de met ontwikkelingslanden gesloten associatieovereenkomsten en de regionale strategieën van de Europese Unie ertoe moeten dienen om de noodzakelijke instrumenten voor de statistiek en de uitwisseling van informatie ter beschikking te stellen; 20. acht het van het allergrootste belang, gezien de belangrijke functie van de vrouw in de plaatselijke economie en het sociale en gezinsleven, dat er vormingsprogramma's voor meisjes en vrouwen ontwikkeld worden, waar ze vaardigheden verwerven waarmee ze werk kunnen vinden en plaatselijke ondernemingen kunnen oprichten en uitbouwen die de economische ontwikkeling stimuleren, zodat de vrouwen en hun gezinnen de vicieuze cirkel van armoede en ziekte kunnen doorbreken; 21. benadrukt dat onderwijs voor meisjes en vrouwen niet beperkt moet blijven tot basisonderwijs maar ook aangemoedigd en ontwikkeld moet worden in het hoger onderwijs en uitwisselingsprogramma's, omdat naschoolse vormings- en sportprogramma's moeten openstaan voor meisjes en vrouwen; 22. is verheugd over het feit dat in de mededeling de nadruk wordt gelegd op het herstel van de gendergelijkheid en mainstreaming, alsmede over de aanbeveling hierin om het aantal onderwijsdeskundigen binnen Commissiedelegaties te verhogen, maar is van oordeel dat deze een scholing in genderspecifieke mainstreaming moeten volgen; verzoekt de Commissie het genderaspect op te nemen en over te gaan tot spoedige publicatie van een mededeling over opleiding in de externe dienst, die in het eerste kwartaal van 2002 had moeten worden ingediend; 23. stelt vast dat, aangezien in ontwikkelingslanden ziekten voornamelijk de armste gemeenschappen treffen waardoor de armoede ten gevolge van het verlies van werk, slechte gezondheid, voortijdige schoolverlating en toenemende sociale en economische instabiliteit, blijft voortduren, met deze factor volledig rekening moet worden gehouden in alle onderwijsprogramma's; 24. meent dat informatie over de lopende onderwijs- en opleidingsprogramma's een essentieel onderdeel van een succesvolle uitvoering is en verzoekt de Commissie dan ook om er speciaal op toe te zien dat de informatie de meisjes en vrouwen bereikt, aangezien onderwijs hen kan helpen beschermen tegen alle vormen van uitbuiting; 25. stelt met nadruk dat onderwijs moet aansluiten bij de plaatselijke cultuur en denkwijzen (bijvoorbeeld pan-Afrikaanse uitgaven van handboeken en de constructie van schoolgebouwen met goedkoop materiaal dat ter plaatse voorhanden is); 26. onderstreept met name het belang van de scholing van meisjes en vrouwen bij de verbetering van hun seksuele en reproductieve gezondheid, met inbegrip van de preventie van SOA zoals HIV/AIDS en ziektes die verband houden met de watervoorziening en de hygiënische omstandigheden, zoals tuberculose, malaria, cholera en diarree; 27. is verheugd over het voorstel van de Commissie om het verband te erkennen tussen AIDS en onderwijs, en onderstreept dat het onderwijsbeleid en het beleid ter bestrijding van HIV/AIDS en andere ziekten die typerend zijn voor ontwikkelingslanden elkaar moeten aanvullen en moeten versterken, en dat onder de prioriteiten gezondheid en rechten op het gebied van reproductie en seksualiteit moeten worden opgenomen, overeenkomstig de
A5-0126/2003 - Rapporteur: Margrietus J. van den Berg
30/04/2003/ 7
Europese wetgeving op dit gebied, waarbij ook rekening moet worden gehouden met het belang van gezondheid, voedingsgewoonten en watervoorziening; 28. juicht het voorstel van de Commissie toe om rekening te houden met de weerslag van conflicten op kinderen en onderwijs, met inbegrip van de situatie van kinderen in vluchtelingenkampen; 29. meent dat speciale aandacht gegeven moet worden aan de reïntegratie van kindsoldaten in de maatschappij en roept de internationale donors op programma's op te zetten voor de heropvoeding van kindsoldaten; 30. acht het, net als de Commissie, van groot belang dat de ouders en de plaatselijke gemeenschap bij het onderwijs worden betrokken; 31. erkent, evenals de Commissie, dat er vele manieren zijn om onderwijs te organiseren, onder meer door particuliere instanties, maar benadrukt dat de overheid het recht op onderwijs voor iedereen moet waarborgen; onderstreept dat onderwijs beschouwd moet worden als een openbare dienstverlening, ook als die door particuliere instanties wordt gerealiseerd; 32. steunt grotendeels de beginselen die zijn uiteengezet in het Gemeenschappelijk samenwerkingskader met betrekking tot hoger onderwijs van de Commissie, maar verzoekt de Commissie om tijdens de komende WTO-onderhandelingen te verhinderen dat onderwijs wordt opgenomen in de Algemene Overeenkomst inzake handel en diensten (GATS) als een "dienst" die moet vallen onder de regels van de vrije markt en productiviteitscriteria, aangezien dit niet alleen een grote inbreuk zou betekenen op het recht van iedereen op onderwijs, maar ook een ernstige beperking zou zijn voor het openbaar onderwijs dat, aangezien het noodzakelijkerwijs door overheidsmiddelen wordt gesteund, waarschijnlijk zou worden beschouwd als een inbreuk op de regels van de vrije mededinging; 33. onderstreept dat leerkrachten voldoende salaris moeten krijgen en niet door vrijwilligers mogen worden vervangen, dat zij het recht op organisatie en collectieve arbeidsonderhandelingen moeten hebben, dat geen internationale organisatie salarisschalen aan deze beroepsgroep mag opleggen en dat er meer vrouwelijke leerkrachten moeten worden opgeleid; is van oordeel dat leerkrachten recht hebben op een goede basisopleiding en opleiding op de werkplek, met bijscholingscursussen die op hun specifieke behoeften zijn afgestemd; 34. benadrukt de noodzaak dat aan leerkrachten en leerlingen een werkomgeving gegarandeerd wordt, die gezond, veilig en zeker is en tot leren stimuleert; 35. is van oordeel dat de communautaire ontwikkelingshulp voor onderwijs slechts doeltreffend kan zijn indien deze deel uitmaakt van een breder ontwikkelingsbeleid dat vooral tot doel heeft de armoede terug te dringen; 36. dringt erop aan dat in de beleidsmaatregelen van de Europese Unie, en in het bijzonder die op het gebied van onderwijs, armoedebestrijding, voedselhulp en duurzame ontwikkeling, rekening wordt gehouden met de specifieke noden van de inheemse volkeren; verzoekt de Commissie om de nodige middelen vrij te maken voor een betere bescherming van hun culturen, waarbij de inheemse volkeren de controle moeten hebben over hun eigen
8\ 30/04/2003 Rapporteur: Margrietus J. van den Berg - A5-0126/2003
ontwikkeling en collectieve identiteit, en voor de bestrijding van de discriminatie waarvan zij het slachtoffer zijn, met name door een wijdere verbreiding van basisonderwijs in de regionale talen onder vergelijkbare voorwaarden als het onderwijs in een officiële taal van het betrokken gebied; 37. onderstreept in dit verband de noodzaak om schoolboeken en lesmateriaal te bevorderen waarvan de inhoud gebaseerd is op de betrokken regionale culturen en die waar mogelijk geschreven zijn in de belangrijkste regionale talen en relevant zijn voor de plaatselijke agrarische, economische en sociale belangen; onderstreept tevens de noodzaak onderwijsprogramma's te ontwikkelen die zijn afgestemd op de regio en de taal, alsmede lerarenopleidingen in de betreffende regionale talen op te zetten; 38. wijst erop dat het basisonderwijs moet worden afgestemd op de plaatselijke situatie, bijvoorbeeld door mobiele scholen in dunbevolkte gebieden; 39. wijst nadrukkelijk op de positieve rol die de informatie- en communicatietechnologieën, internet, e-mail, mobiele radio alsook de traditionele radio, tv, kranten en tijdschriften op alle niveaus van onderwijs kunnen spelen en verzoekt de Commissie en de lidstaten het gebruik ervan nog sterker te stimuleren; 40. benadrukt in dit verband vooral het grote potentieel van het medium radio dat vooral in grote delen vooral van Afrika nog altijd het meest verbreide medium is waarmee ook afgelegen gebieden moeiteloos kunnen worden bereikt, voor het doorgeven van agrarische en economische kennis, het stimuleren van de emancipatie van de burgerbevolking en voorlichting over gezondheid, in het bijzonder hiv/aids-preventie en waarmee ook de analfabete bevolking bereikt kan worden; verzoekt zowel de Commissie als de lidstaten om meer financiële en creatieve aandacht aan dit terrein te schenken; 41. doet een beroep op de Commissie om de kwaliteitscontrole van het onderwijs te bevorderen door steun aan nationale systemen voor schoolinspecties in de ontwikkelingslanden; 42. verzoekt de Commissie de dialoog tussen de ministers van Financiën, de ministers van Onderwijs, de lerarenvakbonden en de ouderverenigingen in de ontwikkelingslanden aan te moedigen; 43. doet een beroep op de Commissie en de lidstaten om hun onderwijsprogramma's binnen elk ontwikkelingsland op elkaar af te stemmen en de coördinatie daarvan aan één van hen toe te bedelen, waarbij zij elkaar aanvullen bij hun activiteiten op het gebied van financiering, monitoring en follow-up; 44. onderstreept dat onderwijs voor allen niet alleen betekent dat een hoger percentage leerlingen naar school moet gaan, maar dat ook een hoger percentage leerlingen de school moet afmaken en een zeker opleidingsniveau moet bereiken; 45. legt de nadruk op de betekenis van steun aan straatkindprojecten met huisvesting waar de kinderen zich kunnen wassen, slapen en leren, ook wanneer zij verder op straat leven en zich met allerlei activiteiten in leven moeten houden, zodat ze tenminste een minimum aan onderwijs en sociale en culturele vaardigheden krijgen en daarmee hun toekomstkansen kunnen verbeteren;
A5-0126/2003 - Rapporteur: Margrietus J. van den Berg
30/04/2003/ 9
46. wijst erop dat een beslissende vooruitgang in het onderwijs slechts kan worden gegarandeerd, indien de schoolplicht met succes wordt opgelegd, hetgeen mogelijke "vrijstellingen" tegen betaling uitsluit; 47. wijst erop dat algemeen voltijds onderwijs een effectief verbod op kinderarbeid veronderstelt, evenals een onderwijsstelsel dat strategieën omvat om alle werkende en andere niet-schoolgaande kinderen in voltijdse scholen te integreren; dringt er bij de Gemeenschap op aan om erop toe te zien dat alle door haar gefinancierde onderwijsprogramma's welzijnsstrategieën omvatten die voorzien in sociale mobilisatie en overbruggingscursussen voor oudere kinderen; 48. roept de Commissie, de ontwikkelingslanden en de particuliere sector op een systeem op te zetten waarbij kinderarbeid zoveel mogelijk wordt ontmoedigd en er in ieder geval in deeltijdonderwijs wordt voorzien; 49. onderstreept de noodzaak om democratische waarden in alle onderwijsinstellingen door te geven; wijst op het belang van onderwijs bij het bevorderen van een actief burgerschap en maatschappelijke verantwoordelijkheid; 50. verzoekt de Commissie aan het Parlement verslag uit te brengen over de vooruitgang die een jaar na de aanneming van deze resolutie is geboekt; 51. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
10\ 30/04/2003
Rapporteur: Margrietus J. van den Berg - A5-0126/2003