Nieuwsbrief 27 / april 2009
Inhoud
1 1 2 3 3 4 5 6
Voorwoord 1e deel Limburgs kwaliteitsmenu De Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) Wijziging toeslagrechten / gecombineerde opgave Nieuwe erosieverordening De watertoets en het bestemmingsplan Plannen voor nieuw successie- en schenkingsrecht Buitenstate: buitenkansen in wonen
7 7 8 9 10 11 11 12
LAJK & Aelmans investeren in jongeren Betekenis en gevolgen Cross Compliance Nieuwe activiteiten voor bouwaanvragen Volop kansen voor de glastuinbouw in Zuidoost Nederland Limburgs Kwaliteitsmenu (vervolg blz. 1) Inschrijving KvK vóór 31 december 2009 Openstelling stim.regeling duurzame energieproductie Bedrijfsreportage
Voorwoord
Limburgs Kwaliteitsmenu
Ik wil het op dit moment niet hebben over de negatieve gevolgen van de crisis waarin Nederland en de rest van de wereld in meerdere of mindere mate verkeert. Het ‘slechte gevoel’ wordt u door de media al meer dan nodig aangepraat. Nee, ik wil het met u gaan hebben over enkele kansen die deze crisis biedt. We weten immers dat het na enige tijd weer beter wordt. De afgelopen pakweg 140 crisissen hebben ons dat geleerd.
Hét nieuwe instrument voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied
Zo lopen bijvoorbeeld de bouwkosten sterk terug, nu de vraag naar staal fors is geslonken en aannemers met steeds minder orders in portefeuille scherper calculeren. Ik zie prijsdalingen oplopend tot maar liefst 30 procent ten opzichte van eerder begroot. Kortom uw geplande investering eerder uitvoeren is zeker niet verkeerd. Voor huizenkopers liggen er volop kansen om ‘tegen een aantrekkelijke prijs’ te kopen. Bijkomend voordeel is de lage hypotheekrente. Mindere tijden nopen tot nadenken over de toekomst. Er doen zich soms uitbreidingskansen voor op plaatsen die u niet eerder voor mogelijk had gehouden. Geeft u uw ogen en oren daarom goed de kost! Anderzijds kan ik er niet omheen om de stoppers, verkopers of afbouwende ondernemers voor te houden dat ze hun rust moeten bewaren en niet in paniek moeten handelen. Duidelijk is echter dat in de huidige markt vrijwel alle partijen realistische verwachtingen hebben. Dat op zich is al een stuk aantrekkelijker dan de afgelopen tijd, waarbij partijen zelden tevreden waren. Of het nu leveranciers, verkopers of de bank was; en daar is het uiteindelijk allemaal fout mee gegaan.
Om ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied te faciliteren, heeft de provincie Limburg de afgelopen jaren verschillende regelingen in het leven geroepen. De Ruimte voor Ruimte regeling (RvR), Bouwkavel Op Maat Plus (BOM+), Rood voor Groen (RvG) en de Verhandelbare Ontwikkelings-Rechtenmethode (VORm). Al deze instrumenten worden nu geïntegreerd in één nieuwe regeling: het Limburgs Kwaliteitsmenu. Doel van deze nieuwe regelgeving is een vereenvoudiging, betere afstemming van diverse beleidsaspecten, inpassing nieuwe wetgeving en een betere juridische verankering. Kwaliteitswinst realiseren Voor het provinciebestuur is het uitgangspunt bij al deze regelingen het realiseren van kwaliteitswinst bij ontwikkelingen in het buitengebied. Dit op basis van het principe “voor wat, hoort wat”. In de praktijk betekent dit, dat wie in het buitengebied iets wil bouwen daar een tegenprestatie voor moet leveren in de vorm van natuuraanleg of het doneren van geld in een fonds voor realisatie van maatschappelijke doelen. Op basis van ervaringen met deze verschillende regelingen is bij de provincie de behoefte bestaan om de regelingen aan te vullen én af te stemmen op elkaar. De provincie bereidt momenteel dit nieuw beleid (het ‘Limburgs Kwaliteitsmenu’) voor. Kwaliteitsverbetering bij ontwikkelingen in het buitengebied (buiten de ‘rode contouren’) blijft hierbij het uitgangspunt. In de beleidsregel ‘Limburgs Kwaliteitsmenu’ en de bijbehorende ‘Normeringen Notitie’ van 4 februari 2009 geeft de provincie een toelichting op dit nieuwe ‘kwaliteitsbeleid’. Naar verwachting stellen Gedeputeerde Staten het beleid in mei/juni 2009 vast. (lees verder op blz. 10)
Jo Aelmans Sjoerd van de Venne
Wijzigingen toeslagrechten / gecombineerde opgave
De Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) aangepast Doel van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) is het bevorderen van duurzame innovaties in de veehouderij. De doelstellingen van de MDV zijn uitgewerkt in diverse concrete criteria. Veestallen die voldoen aan de MDV-criteria tonen betrouwbaar aan dat zij tegemoetkomen aan de duurzaamheidsdoelstellingen van overheid. In eerste instantie is de MDV ontwikkeld voor pluimvee en varkens. In 2008 werd melkrundvee toegevoegd. Later wordt de MDV uitgebreid met andere diercategorieën en nieuwe thema’s zoals glastuinbouw. MDV melkvee Met de MDV-melkvee kunnen ondernemers die een melkveestal (ver-)bouwen middels certificatie in aanmerking komen voor de milieuinvesteringsaftrek (MIA) en/of willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil). Dit zijn regelingen waarmee een ondernemer zijn fiscale winst kan verlagen. MIA is een fiscale aftrekregeling voor ondernemers waarbij een bepaald percentage van een investering extra kan worden afgetrokken van de fiscale winst. De Vamil-regeling maakt het mogelijk om de investeringen -voor zover toegestaangeheel vrij (bijvoorbeeld volledig in het eerste jaar) fiscaal af te schrijven. De MDV vormt dus geen toegang tot potten met geld, maar is wel een toegangsbewijs tot diverse fiscale regelingen. Om in aanmerking te komen voor de MIAen/of Vamil-regeling dient een bedrijf een minimaal aantal punten te behalen op diverse maatlat onderdelen. Het bevorderen van dierenwelzijn (criteria voor loop- en ligstallen;
Niveau voor MIA/Vamil
criteria voor weidegang, aantal vreetplaatsen, drinkwatervoorzieningen, klimaat, licht en bioritmiek) nemen een belangrijke rol in bij de MDV. Naast dierenwelzijn stelt de MDV ook eisen aan de ammoniakemissie. Emissiereductie van ammoniak wordt in de MDV bevorderd door maatregelen als dakisolatie, kelderluchtbehandeling, remmende ventilatiesystemen en chemische luchtwassers. Hoewel er op dit onderdeel niet erg veel punten behaald behoeven te worden, blijkt in de praktijk dat dit deel van de maatregelen bij veehouders op bezwaren ter stuiten. Goede beproefde alternatieve stalsystemen zijn er nog nauwelijks, waardoor men wordt teruggeworpen op de ‘techniek’. Een dure en niet als erg efficiënt beoordeelde maatregel. Om voor MDV-punten in aanmerking te komen, moet verder de gehele ruimte waarin de dieren vrij kunnen rondlopen, voldoen aan de gestelde MDV-criteria. Dit kan bij staluitbreidingen betekenen, dat ook het oude stalgedeelte moet worden aangepast. Ook dit punt levert in de praktijk de nodige problemen op. De onafhankelijke certificatie-instelling SMK controleert in opdracht van de overheid de stallen of deze voldoen aan de MDV-criteria. Per 1 april jl. is het herziene certificatieschema Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV.3 versie 1) geldig. Investeringen vanaf deze datum moeten voor melding bij de MIA-/Vamil voldoen aan deze geactualiseerde MDV-criteria. In de MDV3 zijn de bestaande thema’s (ammoniak en dierenwelzijn) geactualiseerd en zijn er drie grote veranderingen doorgevoerd:
Bedrijfsomvang < 350 nge Aantal punten
1. Toevoeging thema diergezondheid Bij diergezondheid is preventie van groot belang. Zowel om te voorkómen dat ziekten het bedrijf binnenkomen, als om te verhinderen dat een ziekte zich binnen het bedrijf verspreidt (insleep en versleep). 2. Toevoeging thema (directe) energie Voor het nieuwe thema energie is gekozen om veebedrijven te stimuleren CO2-uitstoot terug te dringen via criteria gericht op energiebesparing en opwekking van duurzame energie ten behoeve van het eigen gebruik. 3. Hoger ambitieniveau bedrijfsgrootte Het minimaal aantal te behalen punten voor de MDV op de maatlatten dierenwelzijn en diergezondheid is op verzoek van de overheid afhankelijk gemaakt van aantal dieren op het bedrijf. Als een ondernemer een stal laat certificeren wordt voor de bepaling van de bedrijfsgrootte (aantal dierplaatsen) het gehele bedrijf meegerekend en niet alleen de omvang van de gemelde stal. Het minimum aantal punten op de genoemde maatlatten is gerelateerd aan de bedrijfsgrootte gerekend in nge (Nederlandse grootte-eenheid) en op drie niveaus gedefinieerd (<350 nge, tussen 350 en 700 nge en >700 nge). Het herziene certificatieschema MDV3.1 is geldig tot en met 31 december 2009. Tijdens een bijeenkomst op 16 april a.s. op ons kantoor zal de heer Docters van Leeuwen (directeur SMK) voor een groep melkveehouders meer toelichting op de MDV geven.
Bedrijfsomgvang > 700 nge Aantal punten
Minimum ammoniakmaatlat
3
3
3
Minimumum dierenwelzijnslat
38
46
49
Minimumum diergezondheidsmaatlat
24
28
30
Minimum energiemaatlat
43
43
43
Vrije ruimte
25
25
25
Totaal
133
145
150
Bron: SMK (www.smk.nl) 22
1. Vervallen braakrechten en –verplichting Eventueel geregistreerde braakrechten zet de Dienst Regelingen (DR) automatisch om naar gewone toeslagrechten. Derhalve hoeft u voor de verzilvering van deze rechten géén grond meer uit gebruik te nemen en hoeft u eveneens niet meer te voldoen aan de definitie akkerland. 2. Vervallen 80% benuttingseis Bij het verkopen van toeslagrechten zonder grond is het niet meer vereist om zelf eenmalig de toeslagrechten voor 80% benut te hebben.
De maatregelen ter bestrijding van erosie in Zuid-Limburg vonden tot 2008 hun (juridische) grondslag in de verordening HPA erosiebestrijding landbouwgronden 2003. Als opvolger is vervolgens het ontwerp erosieverordening 2008 gepresenteerd. Dit heeft geleid tot veel beroering en discussie in de praktijk, met name daar waar het ging om het leidend karakter van “Niet Kerende Grondbewerking” (NKG) én de kwalificatie van “erosiebevorderende gewassen”. Mede op grond van de inspanningen van de “praktijk” is het ontwerp aangepast en is nu (met ingang van 1 januari 2009) de Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg 2008 vigerend. In de periode 2009 t/m 2012 mogen percelen steiler dan 2% en met een hellinglengte van meer dan 50 meter niet worden beteeld met een erosiebevorderend gewas, behalve als aan de navolgende voorwaarde(n) wordt voldaan: 1.
2.
3. Vervallen van extra voorwaarden toeslagrechten uit nationale reserve en starters Eventuele toeslagrechten uit de nationale reserve dan wel voor starters kunt u eveneens vrij overdragen zonder dat u deze zelf eerst gedurende vijf respectievelijk drie jaren verzilverd hebt. 3. 4. Toeslagrechten kunnen eveneens verzilverd worden op de teelt van wijndruiven Met ingang van dit jaar kunt u de teelt van wijndruiven gebruiken voor de verzilvering van toeslagrechten. Naast uitbetaling van toeslagrechten dient u de volgende subsidies dit jaar eveneens middels de gecombineerde opgave aan te vragen:
Ettien Eijssen
Bedrijfsomvang >350 en < 700 nge Aantal punten
Vanaf 1 april t/m 15 mei a.s. is de aanvraagperiode voor de gecombineerde opgave weer opengesteld. Middels deze aanvraag wordt onder andere uitbetaling van toeslagrechten aangevraagd alsmede de vastlegging van de mestplaatsingsruimte. Met ingang van 1 januari 2009 zijn met betrekking tot de toeslagrechten een aantal wijzigingen doorgevoerd. We lichten ze u even toe.
Nieuwe erosieverordening
• • •
•
Probleemgebiedenvergoeding Heuvelland € 94,- (bij een helling > 5%) Probleemgebiedenvergoeding PSAN € 94,- (i.c.m. PSAN-aanvraag) Subsidie niet-kerende grondbewerking € 50,- (uitsluitend van toepassing in ZuidLimburg) Bijkomende subsidies als steun voor non food/non feed gewassen, energiegewassen e.d.
4.
5.
De ondernemer past de NKG met een bodembedekking toe. of De ondernemer ploegt en legt onderaan het perceel een groenstrook aan: • in te zaaien met gras / graskruidenmengsel vóór 1 december; • langs de volledige zijde waar het water het perceel verlaat; • met een breedte van ten minste 2% van de hellinglengte en minimaal 3 meter. of De ondernemer ploegt en legt op het punt waar water zich verzamelt een groenvlak aan: • in te zaaien met gras / graskruidenmengsel vóór 1 december; • op de plaats(en) waar het water het perceel verlaat; • met een oppervlak van minimaal 2 % van het oppervlak van het gedeelte van het perceel dat helt in de richting van het groenvlak. of De ondernemer ploegt en zaait een bodembedekking in, waarvan de gewasresten in het voorjaar hooguit 12 cm diep worden ingewerkt (NKG). of Indien de ondernemer kiest voor ploegen (opties 2, 3 of 4), dan moet hij dit uiterlijk 7 dagen na het ploegen melden.
Marita Kreuels Marita Kreuels
3
De watertoets en het bestemmingsplan In Limburg zijn twee waterschappen actief: Peel en Maasvallei in het midden en noorden en Roer en Overmaas in het zuiden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en in ruimtelijke procedures spelen de waterschappen een belangrijke adviserende rol. De watertoets en het doel Sinds 1 november 2003 moeten overheden alle ruimtelijke plannen die van invloed zijn op de waterhuishouding, in de breedste zin van het woord, voorleggen aan de waterbeheerders. Bij toekenning van functies aan gronden dient op voorhand rekening gehouden te worden met de waterhuishouding. Het overleg tussen plannenmakers en waterbeheerders is in de Wro (Wet ruimtelijke ordening) wettelijk vastgelegd. Doel hiervan is om te waarborgen dat water expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing wordt genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante plannen. Ruimtelijke plannen Het is te allen tijde verplicht een zogenaamde ‘waterparagraaf’ op te nemen in ruimtelijke plannen of besluiten. Deze waterparagraaf beschrijft de uitwerking van het plan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. Is er sprake van een ruimtelijk plan dat moet worden voorgelegd aan het watertoetsloket, dan kan dit via het ‘meldformulier watertoets’. Deze formulieren zijn te vinden op de
websites van de beide Limburgse waterschappen. Wanneer een adviesaanvraag via het meldformulier bij het watertoetsloket binnenkomt, beoordeelt het waterschap het plan op de gevolgen en de kansen voor het water. Indien nodig gebeurt dit in overleg met de andere waterbeheerders (provincie, rijkswaterstaat en waterschapsbedrijf). Vervolgens krijgt de aanvrager via het watertoetsloket te horen of het plan voldoet aan de eisen en er wordt, indien nodig, een (pré)wateradvies afgegeven om aan te geven op welke onderdelen het plan moet worden aangepast. Het afkoppelen van regenwater Ook het afkoppelen regenwater komt in de waterparagraaf aan de orde. Dit naast een beschrijving van onder andere het waterrelevant beleid, het eventuele advies van het watertoetsloket en een beschrijving van het aanwezige water binnen het plangebied en de omgeving. Het merendeel van het hemelwater dat op het verharde oppervlak terechtkomt, wordt via het rioolstelsel afgevoerd. Het beleid van gemeenten en waterschappen is er op gericht om het schone hemelwater niet via het riool meer af te voeren, maar om het in de bodem te laten infiltreren. Er bestaat daarvoor een voorkeurstabel met betrekking tot het afkoppelen van hemelwater, waarin richtlijnen worden gegeven in welke situatie een bepaalde methode de voorkeur heeft.
Ook de dimensionering van de infiltratievoorzieningen wordt aangegeven in deze tabel. Hierdoor wordt duidelijk welke capaciteit de voorzieningen minimaal moeten hebben ten aanzien van een bepaalde ‘neerslaggebeurtenis’. Dit moet in het ruimtelijke plan zijn verwerkt in de vorm van een berekening van de dimensionering van de opslag-/infiltratievoorziening, met daaraan in de regel gekoppeld een infiltratieonderzoek. Steeds vaker verzorgen we zowel de waterparagraaf bij plannen als andere onderzoeken. Zo verrichten we infiltratieonderzoeken om de infiltratiemogelijkheden van de bodem ter plaatse te bepalen en berekenen de dimensionering van de infiltratievoorzieningen voor uw plannen. Ook overleggen we hieromtrent met de bevoegde instanties om zo voor u als klant het meest optimale resultaat te behalen. Simone Dusch
Plannen voor nieuw successie- en schenkingsrecht Staatssecretaris van Financiën Jan Kees de Jager heeft aan de Tweede Kamer zijn voornemen uitgesproken om de Successiewet te moderniseren. In deze wet wordt het Successierecht (erfenisbelasting) en het schenkingsrecht geregeld. Hij wil met de nieuwe wet een aantal doelen bereiken. Eén van deze doelen is een vereenvoudiging van de tariefstructuur. In de huidige wet is sprake van drie tariefgroepen, zeven tariefschijven (met een maximum van 68 procent) en een zeer uitgebreid scala aan vrijstellingen. In zijn voorstel is er nog sprake van slechts twee tariefgroepen. Tariefgroep 1 met een maximumpercentage van 20 procent en tariefgroep 2 met een maximumpercentage van 50 procent.
Zodra de wet concreter wordt of is aangenomen, zullen wij u verder informeren over de gevolgen en eventuele acties die u dient te ondernemen, bijvoorbeeld aanpassen van testamenten of het doen van schenkingen. Jo Aelmans
Het systeem van vrijstellingen wordt eveneens eenvoudiger. Thans is er sprake van een aantal drempelvrijstellingen. De staatssecretaris wil deze omzetten in voetvrijstellingen. Dit is in principe gunstiger voor de belastingplichtige. Een drempelvrijstelling vervalt namelijk als het verkregen of geschonken bedrag hoger is dan de vrijstelling. Bij een voetvrijstelling moet er alleen over het bedrag dat boven de vrijstelling uitkomt worden betaald. Bij de voorgestelde tarieven is het toch nog even schrikken als het om schenkingen aan de eigen kinderen gaat. Er geldt een starttarief van 10%; nu is dat nog 5%; daar staat tegenover dat de omvang van de eerste schijf fors toeneemt. Voor agrariërs is er nog een ander belangrijk punt. De regering heeft aangekondigd de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten te vereenvoudigen. Dat mag ook wel, want deze is vreselijk ingewikkeld; anderzijds is deze nu al voldoende ruim om in de meeste gevallen zonder schenkingsrecht het bedrijf aan een opvolger te kunnen overdragen.
4
Voor alle duidelijkheid: het zijn pas voorstellen. Er kan nog van alles wijzigen. De ervaring leert: niets is grilliger dan de politiek als het op wetgeving aankomt. Iedereen wil er zijn of haar eigen stempel op drukken en voor een specifieke doelgroep nog iets bereiken. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel in de eerste helft van dit jaar wordt ingediend bij de Tweede Kamer. We spreken de hoop uit dat het niet op de lange baan wordt geschoven zoals de nieuwe Wet Personenvennootschappen.
5
Vrijstellingen successierecht Partners
€ 600.000
Kinderen
€ 19.000
Overige verkrijgers
€ 2.000
Vrijstellingen schenkingsrecht Kinderen
€ 5.000
Kinderen 18-35 jaar
€ 42.000
Overige verkrijgers
€ 2.000
Belaste verkrijging
Tariefgroep 1
Tariefgroep 2
Partners / kinderen
Overige
€ 0 - € 125.000
10%
30%
€ 125.000 en hoger
20%
40%
Buitenstate: buitenkansen in wonen Aelmans is een van de initiatiefnemers om te komen tot een nieuw label voor vrijstaande woningen gelegen op een ruim perceel in het buitengebied met een beleving van rust en ruimte: ‘Buitenstate’. Sinds 1 april jl. is Buitenstate met een opvallende huisstijl en website (www.buitenstate.nl) actief. Buitenstate is een landelijk label van aangesloten NVM Makelaarskantoren die zich specialiseren -en een uitstekende staat van dienst hebben- in het begeleiden van aan- en verkoop van onroerend goed in het buitengebied. Buitenstate onderscheidt zich door heel nadrukkelijk te kiezen voor vrijgelegen bebouwingen in het buitengebied. Niet alleen chique en exclusief maar ook ‘shabby met potentie’ en alles er tussenin. Kenmerkend is dat alle Buitenstates een beleving van rust en ruimte hebben. Deze keuze leidt ertoe dat Buitenstate
gericht publiek trekt en daar gaat het om. Tenslotte zijn we op zoek naar die ene zoeker die uw buitenstate ziet als het uitkomen van zijn/haar droom! Voordelen Voor de markt c.q. potentiële huizenverkopers biedt onze deelname aan Buitenstate de volgende voordelen:
•
•
• •
•
Unieke en opvallende profilering van Buitenstate in lokale, regionale en landelijke media; Website (www.buitenstate.nl) met het grootste aanbod van woningen gelegen in het buitengebied met daarnaast interessante artikelen, reportages en aanbiedingen waardoor de site bezocht wordt door een zich uitbreidende groep van gerichte bezoekers;
Eigen Buitenstate-magazine met unieke mix van (nieuws)artikelen, reportages en interviews op het snijvlak van een ‘outdoorliving-glossy’ en een zakenblad met advertentiemogelijkheden voor uw Buitenstate; Aantrekkelijke advertentievoordelen voor Buitenstate-eigenaren in landelijke magazines; Exposure op belangrijke landelijke en regionale outdoor evenementen zoals country fairs.
Bart Huijts
U VERLAAT DE BEBOUWDE KOM
LAJK & Aelmans investeren in jongeren Wat is het belang van het (Limburgs) Agrarisch Jongeren Kontakt ((L)AJK) en hoe benader ik jongeren? Onder andere deze twee vragen stonden centraal tijdens de LAJK communicatietraining die op 18 februari jl. plaatsvond in Maasbracht. Onder begeleiding van Jeske de Kort, werkzaam bij Stichting Plattelands Jongeren Services (PJS), werden bestuurders van verschillende LAJK afdelingen tijdens een training geïnspireerd en tot nadenken aangezet over methoden waarmee je jonge leden betrokken krijgt bij activiteiten. Maar ook mogelijkheden om jongeren te enthousiasmeren voor een bestuursfunctie, kwamen aan de orde. De avond begon met een kaartspel waarbij iedere deelnemer de kans kreeg te vertellen hoe en waarom hij/zij ooit actief was geworden binnen zijn/haar AJK afdeling. Verreweg de meesten waren afkomstig van een agrarisch bedrijf en hadden daarom affiniteit met de agrarische sector.
Een groot deel van de ontwikkeling van de uitingen van Buitenstate en de website www.buitenstate.nl is uitgevoerd door Aelmans iMedia. Het eindresultaat is een omvangrijke site met uiteenlopende functionaliteiten.
vriendelijkheid een van de speerpunten. Bezoekers dienen op eenvoudige wijze te kunnen navigeren door de verschillende pagina’s. Het eindresultaat is een heldere site met een duidelijke structuur. De techniek en vormgeving voldoen aan hoge (toegankelijkheids-)eisen.
Naast een flinke hoeveelheid interessante zaken bevat de site het geselecteerde aanbod van aangesloten makelaarskantoren. Vanwege de omvang van de site is gebruiks-
De site is snel, optimaal vindbaar en tevens te bekijken met mobiele apparatuur. Ook het beheer van de site is eenvoudig en gebruiksvriendelijk. Zonder het gebruik van
Beter inzicht De training heeft geleid tot veel ideeën en andere vormen van aanpak. Kortom, we hebben nu een beter inzicht in het werven en activeren van jongeren zodat de LAJK afdelingen deze ook verder kunnen ontwikkelen en toepassen. Al met al een interessante avond die binnenkort een vervolg zal krijgen. De training werd mede mogelijk gemaakt door een donatie van Aelmans Adviesgroep. Het LAJK bedankt de Aelmans Adviesgroep nogmaals hartelijk voor de financiële bijdrage. Adrie van Oerle
Betekenis en gevolgen Cross Compliance Een van de kernpunten van het huidig gemeenschappelijk landbouwbeleid is dat de toeslagen gekoppeld zijn aan randvoorwaarden. Beter bekend als Cross Compliance. Eenieder heeft hier wel eens van gehoord. Maar zijn de betekenis en gevolgen ervan ook bekend? Doel De bedoeling van Cross Compliance is dat de landbouw beter gaat voldoen aan maatschappelijke eisen. Basis voor de Cross Compliance vormen de nitraatrichtlijn (mestwetgeving), I & R registratie, gewasbescherming, dierenwelzijn, bodemerosie enz. Aanvragen die niet voldoen aan de eisen van deze regelingen worden gekort op hun inkomensbetalingen uit de eerste pijler (bedrijfstoeslagrechten)
Buitenstate en Aelmans iMedia
Voor het vervullen van een bestuursfunctie speelden gezelligheid en het organiseren van activiteiten als belangrijke argumenten. Vervolgens werd per afdeling geïnventariseerd hoe de huidige activiteiten verlopen, hoe de communicatie met leden verloopt en wat de opkomst is bij de verschillende activiteiten. Knelpunten werden gesignaleerd waarna de deelnemers in drie groepen werden opgesplitst. Een aantal deelnemers kreeg meer inzicht in het werven van nieuwe bestuurders, terwijl twee andere groepen getraind werden in het werven van nieuwe leden en het activeren van bestaande leden.
speciale software of technische kennis kunnen beheerders eenvoudig zaken aanpassen en uitbreiden. Het aan de website gekoppelde content management systeem (CMS) zorgt hiervoor. Martijn Hoes
van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Door de koppeling van deze richtlijnen met de inkomenstoeslagen ontstaat er extra druk op de landbouwers om de naleving ervan te verbeteren. Naleving Cross Compliance is van toepassing op alle inkomenssteun, zoals de bedrijfstoeslag en de slachtpremie, die door landbouwers kan worden aangevraagd. Als tijdens een controlebezoek wordt vastgesteld dat een of meerdere randvoorwaarden door een landbouwer niet zijn nageleefd, vindt een korting (randvoorwaardenkorting) plaats op het totale bedrag van alle door hem of haar aangevraagde steun. De hoogte hiervan hangt ondermeer af van de ernst, de omvang en het al dan niet
permanente karakter van de niet-naleving. Daarnaast speelt ook een rol of er sprake is van herhaling of van opzettelijk handelen. In zeer ernstige gevallen kan de steun zelfs helemaal worden ingetrokken of kan een landbouwer worden uitgesloten van het doen van een aanvraag. Meer controles Gaandeweg de rit van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid is de ervaring dat er steeds controles op de randvoorwaarden worden uitgevoerd. Tijdens deze controle bezoekt een delegatie van onder andere AID, waterschap, gemeente en provincie uw agrarisch bedrijf. Hierbij lijkt het erop dat het bedrijf binnenste buiten gedraaid wordt om alle informatie boven tafel te krijgen. Gezien het feit dat de bedrijfstoeslag op zich al van behoorlijke omvang is, kan de randvoorwaardenkorting behoorlijk oplopen. Derhalve is het ontzettend belangrijk om alle administraties (perceelsregistratie, I&R, gewasbescherming, mestboekhouding enz.) nauwkeurig bij te houden. We ondersteunen u graag bij de inventarisatie van de randvoorwaarden voor uw bedrijf en adviseren u omtrent mogelijk te nemen maatregelen. Fabiënne Van Hoven-Beusmans
6
7
Nieuwe activiteiten voor bouwaanvragen Sinds enige tijd is het adviespakket van Aelmans uitgebreid met een aantal onderdelen. Deze zaken zijn door de adviseurs van Glastuinbouwadvies opgepakt. Een van de expertises is het verzorgen van bouwaanvragen van loodsen, stallen, huisvesting, kantoren en woonhuizen. Het betreft verplichte onderdelen welke bij de aanvraag van vergunningen bij de gemeente aangeleverd dienen te worden. Vuurlastberekeningen Bedrijfsruimtes worden de laatste jaren steeds groter opgezet. Bij een modern glastuinbouwbedrijf is vaak een werkruimte tussen 1500 en 2500 m2 nodig voor een optimale bedrijfsvoering. Deze ruimte dient bij voorkeur niet onderbroken te zijn door brandmuren. Het Bouwbesluit 2003 stelt als eis dat een brandcompartiment niet groter mag zijn dan 1.000 m2 gebruiksoppervlakte. Indien de maximale grootte wordt overschreden eist het Bouwbesluit, in artikel 2.201, dat expliciet wordt aangetoond dat een brand binnen het compartiment nog goed beheersbaar is. Met behulp van vuurlastberekening wordt de maximale grootte van het brandcompartiment bepaald. De berekende grootte van een brandcompartiment kan variëren. Dit heeft te maken met de gebruikte bouwmaterialen maar ook zeker met de hoeveelheid opgeslagen fust of andere brandbare zaken in de bedrijfsruimte. De vuurlastberekening dient dan ook altijd gebaseerd te zijn op de meest ongunstige situatie. Ondanks dit uitgangspunt blijkt in de praktijk dat een brandcompartiment probleemloos groter kan zijn dan 1.000 m2. Compartimentering is dus niet noodzakelijk, mits aangetoond kan wordt dat de brandveiligheid van het compartiment is gewaarborgd.
Ventilatie- en daglichttoetreding berekening Voor de verschillende ruimtes in een bouwwerk stelt het bouwbesluit eisen waaraan moet worden voldaan voor wat betreft ventilatie en daglichttoetreding. Deze eisen zijn afhankelijk van de bezettingsgraad van deze ruimtes. Zo moeten de kantine en sanitaire ruimtes altijd voorzien zijn van een luchtverversingsinstallatie. Kantoorruimtes en logiesverblijven moeten naast verse lucht ook voorzien zijn van ramen waardoor buitenlicht kan toetreden. Bij een vergunningsaanvraag moeten voor de verschillende verblijfruimtes de beide berekeningen worden uitgevoerd om aan te tonen dat het bouwplan aan het Bouwbesluit voldoet. Berekeningen energieprestatie Deze berekeningen worden sinds enige tijd eveneens door medewerkers van Aelmans Glastuinbouw advies zelf uitgevoerd. In het Bouwbesluit 2003 is bepaald dat gebouwen energiezuinig gebouwd dienen te worden. Om dit aan te tonen dienen berekeningen uitgevoerd te worden volgens de Nederlandse praktijkrichtlijn. Deze praktijkrichtlijn bevat een programma voor het berekenen van de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van gebouwen. EPU Betreft het een utiliteitsgebouw dan dient het rekenprogramma EPU uitgevoerd te worden. De uitkomst van dit programma betreft een energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Voor deze coëfficiënt zijn in het bouwbesluit grenswaarden aangegeven, meestal 1,0. EPW Betreft het een woongebouw of een woonfunctie in een utiliteitsgebouw dan dient het
rekenprogramma EPW uitgevoerd te worden. Is er binnen het gebouw alleen sprake van de functie Wonen, dan hoeft alleen deze berekening gemaakt te worden. Het kan echter ook zo zijn dat er sprake is van een woongedeelte in een loods of van huisvesting van medewerkers binnen een bedrijfsruimte. Als dit het geval is dan dient de uitkomst van het rekenprogramma EPW ingevoerd te worden in het programma EPU. De uitkomst hiervan is vervolgens weer één coëfficiënt, die dient te voldoen aan de grenswaarden, meestal 0,8.
Volop kansen voor de glastuinbouw in Zuidoost Nederland
De coëfficiënt betreft het berekende energieverbruik gedeeld door het toegestane energieverbruik. Een lage waarde wil dus zeggen dat er zeer weinig energie verbruikt wordt in vergelijk tot het toegestane verbruik. Bij het uitvoeren van de berekeningen dienen vele gegevens en waarden ingevoerd te worden, waarbij o.a. volgende zaken aan bod komen: Isolatiewaarden van gevels, vloeren en plafonds, ventilatiehoeveelheid en het rendement van de verwarmingsinstallatie. Hans Verdonschot René Sleutel
De laatste maanden kun je geen krant of vakblad openslaan of je treft berichtgeving over de ernst van de recessie. Een deel van de bevolking verwacht dat regelrecht afgaan op een depressie met jaren dertig-achtige kenmerken. Hoewel er weinig reden is om de huidige economische situatie te bagatelliseren, is er wat ons betreft al genoeg aandacht besteed aan deze crisis, de algehele malaise en alle consequenties daarvan. Je leest echter betrekkelijk weinig over de kansen die zich in deze tijd voordoen. Die zijn er wel degelijk, ook in de glastuinbouw! Je moet ze alleen zien. Het meest in het oogspringend is de ontwikkeling van de gasprijs. Nog geen jaar geleden kenden we een gasprijs van boven de € 0,40 per kuub. Ondertussen is deze meer dan gehalveerd. Voor een gemiddeld groentebedrijf betekent dit een verschil in de kostprijs van circa € 80.000 per hectare per jaar. Een ander duidelijk voorbeeld vormen de bouwkosten. De staalprijs bepaalt voor een groot deel de bouwkosten in de glastuinbouw. In een artikel van het weekblad Groente & Fruit van 31 juli 2008 lazen we de volgendepassage: “De prijs van nieuwe kassen is dit jaar met vijf tot tien procent gestegen.
8
9
Dat komt vooral doordat staal het afgelopen half jaar flink in prijs toenam. Omdat er in een kas van één hectare zo’n 45.000 kilo staal zit, tikt dat aardig door in de prijs. Alleen al door de prijsstijging van staal is een kas van één hectare tussen de € 12.000 en € 15.000 duurder geworden”. Ondertussen weten we dat het gelukkig ook in omgekeerde richting werkt. De staalprijzen zijn ten opzichte van de piek weer met zo’n 25% gedaald en zitten daarmee op het niveau van 2006 en 2007. En dat geldt voor meer belangrijke grondstoffen die nodig zijn bij de bouw van een kas. Bijkomend aspect is dat de opdrachtenportefeuilles van kassenbouwers ook niet overlopen. Gevolg is dat ze scherp calculeren. Dit is absoluut een voordeel voor investerende tuinders. Banken zijn in deze tijd –begrijpelijkerwijsextra alert bij de beoordeling van plannen die voorgelegd worden. Willen ze in de glastuinbouw hun rol blijven spelen, dan zullen ze ook oog moeten hebben voor deze forse fluctuaties. Van glastuinders anno 009 mogen we verwachten dat ze niet leven bij de waan van de dag en dat verwachten we van bankiers uiteraard ook. In deze tijd is het daarom goed om de lange termijn focus helder voor ogen te houden. Op basis van nieuwe (markt) inzichten komt men vaak tot verrassende
conclusies. Planologisch gezien biedt Zuidoost Nederland de glastuinbouw volop de ruimte. Of we nu praten over Someren, Deurne, Meijel, Helden, Maasbree, Horst of Venlo, het maakt niet uit. Langs de grens van Brabant en Limburg bieden gemeentes de glastuinbouw volop de ruimte. De planologische visie van de overheid hebben we dus mee.
Nu is het woord aan de tuinders. Het bedrijfsleven houdt in krappe tijden de hand traditioneel op de knip. Slim is dat niet. Wie in krappe tijden blijft investeren, plukt daar op lange termijn de vruchten van. Adrie van Oerle
Limburgs Kwaliteitsmenu (vervolg artikel pagina 1)
Het beleidsvoornemen van de provincie Limburg –zoals gepubliceerd op 4 februari jl.- ziet er als volgt uit: Verantwoordelijkheid van de uitvoering naar gemeenten De uitvoering van de bestaande ‘kwaliteitsregelingen’ is voornamelijk een verantwoordelijkheid van de provincie. Met het nieuwe Kwaliteitsmenu wil de provincie deze verantwoordelijkheid neerleggen bij de gemeenten. Op basis van afspraken met de provincie wordt het Kwaliteitsmenu door gemeenten opgenomen in een gemeentelijke structuurvisie. Het bieden van handvaten voor de invulling van het Kwaliteitsmenu door gemeenten Na een positieve planologische beoordeling van een initiatief in het buitengebied dient de kwaliteitsbijdrage te worden bepaald. In een structuurvisie geeft de gemeente per soort ontwikkeling aan op welke wijze de kwaliteitsbijdrage wordt berekend. De provincie heeft de verschillende soorten ontwikkelingen reeds gecategoriseerd in negen modules: • nieuwe landgoederen • recreatie en toerisme • agrarische nieuwvestiging en uitbreiding • uitbreiding glastuinbouw • uitbreiding bedrijventerreinen • uitbreiding solitaire bedrijven • nieuwe (solitaire) woningen • projectmatige woningbouw in uitleggebieden en • overige (gebouwde) functies Voor gebiedseigen ontwikkelingen (bijvoorbeeld nieuwvestiging en uitbreiding van agrarische bedrijven) verstrekt de provincie de gemeenten richtlijnen als handvat om de
hoogte van de bijdrage te berekenen. Voor niet gebiedseigen ontwikkelingen (bijvoorbeeld nieuwbouw van woningen) stelt zij minimale drempelwaarden vast voor de kwaliteitsbijdragen. Dit om te zorgen voor voldoende balans tussen een ontwikkeling en de kwaliteitsverbetering, om te kunnen sturen op ruimtelijke ontwikkeling en om concurrentie tussen gemeenten onderling te voorkomen. Drempelwaarden en richtlijnen voor kwaliteitsbijdragen In de ‘Normeringen Notitie’, onderdeel van het Limburgs Kwaliteitsmenu, geeft de provincie per module bijbehorende drempelwaarden en richtlijnen voor de kwaliteitsbijdragen. Voor het realiseren van een woning in het buitengebied (niet gebiedseigen) schrijft de provincie een drempelwaarde voor van minimaal € 100,- per m² uitgeefbaar kaveloppervlak. Voor agrarische ontwikkelingen (gebiedseigen) worden daarentegen richtlijnen gehanteerd voor de omvang van de groene inpassing van de bouwkavel. Gemeenten mogen de door de provincie aangedragen drempelwaarden en richtlijnen zelf nader invullen en concretiseren in een structuurvisie. De kwaliteitsbijdrage bij een niet gebiedseigen ontwikkeling mag echter nooit lager zijn dan de genoemde minimale drempelwaarden die de provincie aangeeft. Normeringen voor kwaliteitsverbeteringen Naast het geven van drempelwaarden en richtlijnen voor kwaliteitsbijdragen geeft de provincie in het Kwaliteitsmenu tevens voor een aantal kwaliteitsverbeterende maatregelen richtlijnen aan wat de kosten daarvan (kunnen) zijn. Bijvoorbeeld voor het realiseren van nieuw groen, landschap en het herstel van cultuurhistorie, voor de sloop van bebouwing (stallen, schuren en andere bebouwing) en voor de verplaatsing van agrarische bedrijven. Realisatie van de kwaliteit Over het algemeen gaat de provincie ervan uit dat een ontwikkeling in het buitengebied rechtstreeks wordt gekoppeld aan een kwaliteitsbevorderende maatregel. Bij de bouw van een woning hoort bijvoorbeeld de realisatie van een nieuw stukje groen. Bij particuliere initiatieven is dit echter niet altijd mogelijk. Door het gebruik maken van
10
zogenaamde ‘doelfondsen’ kan de verbetering van het buitengebied meer gestructureerd plaatsvinden door diverse bijdragen (van bijvoorbeeld particulieren) te bundelen ten behoeve van één groter project. De ‘doelfondsen’ kunnen zowel door gemeenten afzonderlijk als in regionaal verband worden opgericht. De koppeling van een ontwikkeling en de kwaliteitsbijdrage (fysiek dan wel via een ‘doelfonds’) gebeurt via een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de betreffende gemeente. Beoordeling van de kwaliteit Bij toepassing van de huidige bestaande kwaliteitsregelingen (bijvoorbeeld Ruimte voor Ruimte (RvR) en Verhandelbare Ontwikkelingsrechten methode (VORm)) vindt de beoordeling van de kwaliteit plaats door de provinciale Kwaliteitscommissie. In het kader van het Kwaliteitsmenu wordt voor de ZuidLimburgse gemeenten bekeken in hoeverre deze commissie vervolg kan krijgen in de advisering aan gemeenten. Voor de Noord- en Midden-Limburgse gemeenten adviseert de provincie het instellen van een (nieuwe) regionale kwaliteitscommissie. Conclusie: wachten op de gemeentelijke structuurvisies Omdat gemeenten zelf concrete invulling moeten gaan geven aan het Kwaliteitsmenu, is de concretisering daarvan pas helder op het moment dat de gemeenten een structuurvisie hebben vastgesteld. Aan de hand daarvan zijn de consequenties en haalbaarheid eerst te herleiden. Wij zullen de ontwikkelingen kritisch-positief blijven volgen! Bij nagenoeg alle ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied zullen het Kwaliteitsmenu, en de daarmee samenhangende structuurvisies van de afzonderlijke gemeenten, van toepassing zijn. We staan voor u klaar om de beoogde ontwikkeling in het buitengebied in samenspraak met u te realiseren. Sjoerd van de Venne
Inschrijving Kamer van Koophandel vóór 31 december 2009 Op 1 juli 2008 heeft de overheid de nieuwe Handelsregisterwet ingevoerd. Hierdoor zijn alle ondernemingen en rechtspersonen in Nederland verplicht zich in te schrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). Ook degenen die tot nu toe geen inschrijfplicht hadden. Uiterlijk 31 december 2009 dient iedere onderneming zich te hebben ingeschreven. Mogelijk heeft u van de KvK al correspondentie ontvangen met het verzoek uw bedrijf in te schrijven.
Zo niet, dan dient u er op te letten dat u alsnog de brief ontvangt en vóór het eind van het jaar bij de KvK staat ingeschreven. Na inschrijving ontvangt u een Handelsregisternummer. Dit nummer dient u steeds te vermelden op facturen, offertes, website, briefpapier e.d. Koppeling In de loop van dit jaar vindt er een koppeling plaats tussen de KvK en Dienst Regelingen (DR). Voor u houdt dit in dat u na inschrijving bij de KvK bedrijfswijzigingen met betrekking tot
NAW-gegevens, deelnemende vennoten, aansprakelijkheid e.d. bij de KvK door moet geven en niet meer bij DR. Zodra u uw handelsregisternummer bij DR heeft kenbaar gemaakt zal DR automatisch uw actuele bedrijfsgegevens bij de KvK “ophalen”. Fabiënne Van Hoven-Beusmans
Openstelling Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie De nieuwe Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE) is op 1 april 2009 opengesteld. Ten opzichte van 2008 is de regeling uitgebreid zodat er ook voor zakelijke projecten ruimte is. Zowel windmolens op land, zonne-energie, biogasproductie, kleinschalige biomassa met uitzondering van vloeibare biomassa en Warmte Kracht Koppeling (WKK) komen voor subsidiëring uit de SDE in aanmerking. Hoogte subsidietarieven De hoogte van de subsidietarieven is afgeleid van de door ECN vastgestelde onrendabele top. Dit betekent: het verschil in kostprijs tussen fossiele en duurzame energieproductie. Voor WKK moet de onrendabele top nog worden vastgesteld. De keuze voor deze subsidiabele categorieën is bepaald aan de hand van drie criteria: kosteneffectiviteit, toekomstperspectief en innovatie. In onderstaande tabel staat aangegeven welke categorieën onder andere worden gesubsidieerd en tegen welke bedragen. Het correctiebedrag wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de in dat jaar gerealiseerde elektriciteit- of gasprijs en is gebaseerd op de lange termijn prijsverwachtingen van gas en elektriciteit. De levensduur van de productieinstallatie bepaalt vervolgens de periode waarover subsidie verstrekt wordt. Voor
11
elektriciteit uit wind op land en zonne-energie geldt een subsidieduur van 15 jaar en voor biomassa 12 jaar. De betaling van de subsidie wordt gedaan op basis van de teruggeleverde energie; eventueel eigen verbruik komt dus niet voor subsidie in aanmerking omdat deze al het maximale rendement oplevert door eigen gebruik. Voordat u SDE-subsidie aanvraagt, dient u -voor zover van toepassing- in het bezit te zijn van alle benodigde vergunningen, zoals bouw- en milieuvergunningen, om het project te kunnen realiseren. De installatie waarvoor subsidie wordt gevraagd, mag pas in gebruik worden genomen na indiening van de SDE-
aanvraag. Er wordt verwacht dat de beschikbare middelen snel op zullen zijn; dus voor diegene die het past is de nodige voortvarendheid gewenst. De Ministeriële regelingen zijn in hun definitieve vorm in maart gepubliceerd in de Staatscourant. SenterNovem zal de SDE uitvoeren; de aanvraagformulieren zijn op hun site (www.senternovem.nl/sde) te downloaden. Zowel in het te doorlopen vergunningentraject alsook bij de subsidie-aanvraag kunnen wij u van dienst zijn. Ettien Eijssen
Basisbedrag
Verwacht correctiebedrag
Totaal verwacht subsidiebedrag
Wind op land
€ 0,118 per kWh
€ 0,049 per kWh
€ 0,069 per kWh
Zonnepanelen (0,6 kWp – 15,0 kWp)
€ 0,526 per kWh
€ 0,202 per kWh
€ 0,324 per kWh
Zonnepanelen (15 kWp – 100 kWp)
€ 0,459 per kWh
€ 0,053 per kWh
€ 0,406 per kWh
Co-vergisting en kleinschalige verbranding
€ 0,152 - € 0,177 per kWh
€ 0,044 per kWh
€ 0,108 - € 0,133 per kWh
Overige vergisting
€ 0,583 per nm3
€ 0,147 per nm3
€ 0,436 per nm3
Limburger Franse melkveehouder van het jaar
Colofon 12
Overnemen met bronvermelding is toegestaan. Deze uitgave van AelmanScoop is met veel zorg samengesteld. De lezer dient er echter rekening mee te houden dat de regel- en wetgeving bijzonder gecompliceerd is. Bovendien is deze voortdurend aan verandering onderhevig. Wij kunnen dan ook geen enkele verantwoordelijkheid aanvaarden voor hetgeen men zonder deskundig advies naar aanleiding van de inhoud van deze publicatie onderneemt.
AelmanScoop is een periodieke uitgave voor relaties van Aelmans Kerkstraat 4, 6367 JE Voerendaal Tel (045) 575 32 55, Fax (045) 575 15 09 Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem Tel (0475) 45 92 60, Fax (0475) 45 92 82 www.aelmans.com,
[email protected]
M&O Guus Queisen Vof, Sittard Redactie Fotografie Aelmans iMedia, Voerendaal M&O Guus Queisen Vof, Sittard Vormgeving Aelmans iMedia, Voerendaal Druk Drukkerij Kuypers, Weert
John Rooyakkers werd tijdens de SIMA-SIMAGENA in Parijs uitgeroepen tot Franse melkveehouder van het jaar.
Het Aelmans Adviesteam feliciteert melkveehouder John Rooyakkers die tijdens de Franse landbouwbeurs SIMA-SIMAGENA in Parijs is uitgeroepen tot Franse melkveehouder van het jaar. Een bijzondere prijs nu Rooyakkers 14 jaar geleden emigreerde vanuit HeldenEgchel naar Domalain-Bretagne (gelegen tussen Laval en Rennes). De Aelmans Adviesgroep begeleidde John en Petra destijds bij de verkoop van hun bedrijf in Egchel en de emigratie naar Frankrijk. John blikt terug op een destijds moeilijke keuze: ‘we hadden in Helden een mooi melkveebedrijf, maar met het dure melkquotum en de even zo dure grond zagen Petra en ik onvoldoende ruimte om te groeien. We hebben daarom besloten om ons te oriënteren in het Buitenland. De keuze viel al snel op een goed landbouwgebied in Frankrijk: Bretagne, waar volop mogelijkheden waren -en nog zijn- om de kost te verdienen in de landbouw. Daar kochten we drie naast elkaar gelegen bedrijven en vormden deze samen tot één bedrijf. Jo Aelmans vervulde een cruciale rol bij de hele emigratie. Hij begeleidde ons bij de afweging, zorgde voor de contacten in Frankrijk en verkocht onze boerderij in Egchel; een knap stukje werk waar we nu nog altijd veel plezier van hebben.’ Op Franse bodem vond de gezinsuitbreiding plaats met de kinderen Marc (11), Manon (10) en Math (8). Met het oog op een verdere expansie kocht Rooyakkers enkele jaren geleden een naburig schapenbedrijf. Sindsdien lopen 300 ooien op zijn bedrijf en is de totale bedrijfsoppervlakte gegroeid tot 95 hectare. Rooyakkers melkt verder 45 Holstein koeien met een gemiddelde melkproductie van 11.900 kilogram, 4,18 procent vet en
3,55 procent eiwit. De Fransen bepalen de jaarproductie op 365 dagen. Omgerekend naar 305 dagen schommelt de gemiddelde jaarproductie rond de 10.000 kilo. De 45 koeien beschikken over een stal die gebouwd is voor 120 koeien. John geeft aan te hebben moeten wennen aan de groeibeperkingen in Frankrijk: melkquotum kun je in Frankrijk niet zo maar bijkopen; de sprong naar een serieus grotere veestapel kan daarom eerst vanaf 2014 plaatsvinden als het quotum verdwijnt. Op basis van de Franse regelgeving is zijn areaal van 95 hectare voldoende voor het houden van circa 170 grootvee-eenheden; daarmee is een goede toekomst in het verschiet. Contacten in Nederland zijn er nog steeds; de wereld lijkt steeds kleiner te worden; met de huidige techniek kun je snel en goed communiceren met vrienden en familie. John en Petra’s ouders komen regelmatig een aantal weken op bezoek en genieten dan volop van de kleinkinderen. Ook zijn de Rooyakkers met enige regelmaat in Echgel waardoor goede contacten met vrienden en familie blijven. John benadrukt dat Petra en hij zich snel hebben aangepast aan de franse cultuur en levenswijze. Dat is heel belangrijk geweest bij het opbouwen van een nieuw bestaan. John besluit: ‘we leven nu als God in Frankrijk met een goede toekomst voor ons zelf maar ook voor onze kinderen; je zou toch niet anders meer wensen!’ Guus Queisen