Instrument voor vraagverheldering voor loketmedewerkers
SCIO Consult i.s.m. gemeente Enschede versie: 26 oktober 2006
Inhoud. Uitgangspunten voor vraagverheldering Analyse hulpvraag Vraagverheldering verplaatsen-vervoer Vraagverheldering vervoer Vraagverheldering verplaatsen buitenshuis Vraagverheldering verplaatsen in/bij de woning Vraagverheldering huishouden Vraagverheldering zelfverzorging
SCIO Consult Versie 26-10-2006
1
Uitgangspunten voor vraagverheldering
De vraagverheldering is een hulpmiddel dat gebruikt wordt bij de analyse van de hulpvraag. Dit hulpmiddel is geschikt om de mogelijkheden af te wegen voor het oplossen van een bepaald probleem. Voordat een aanvraag wordt gedaan voor een individuele voorziening in het kader van de Wmo zal aan de hand van dit instrument samen met de klant gekeken worden naar de mogelijke oplossingen. De klant bepaalt uiteindelijk of hij/zij wel of geen aanvraag wil doen voor een bepaalde voorziening. Dit hulpmiddel is bedoeld ter ondersteuning bij de advisering. Op grond van dit hulpmiddel kan geen voorziening worden toegekend of afgewezen. In dit instrument zitten de belangrijkste voorliggende en algemene voorzieningen van de gemeente Enschede verwerkt. Als het eindresultaat van de vraagverheldering uitmondt in een “aanvraag voor een Wmo - voorziening” dan kan de loketmedewerker aan de hand van dit instrument bepalen of de vraag zelf kan worden afgehandeld of dat een extern advies moet worden aangevraagd (zie verder beslisbomen eenvoudig voorzieningen). De volgende uitgangspunten zijn voor de vraagverheldering geformuleerd: Eenvoudig waar mogelijk. Geen dure specialistische voorzieningen als de klant geholpen is met een eenvoudig, in de algemene handel verkrijgbaar hulpmiddel. Stimuleren van de zelfstandigheid. Zeker indien de beperkingen langdurig zijn, moet eerst worden bepaald of het mogelijk is de taak op een andere manier uit te voeren en of het gebruik van hulpmiddelen en aanpassingen wel mogelijk is. Het overnemen van een bepaalde taak komt in principe pas aan de orde als de klant het niet meer zelf kan. Eigen verantwoordelijkheid. Waar mogelijk wordt de klant gewezen op wat hij zelf kan doen om het probleem op te lossen. Keuzevrijheid. Het is uiteindelijk aan de klant om te bepalen welke oplossing hij/zij acceptabel vindt en kiest. Voor de individuele voorzieningen wordt aan de hand van indicatiestelling bepaald of de voorziening vanuit de Wmo bekostigd kan worden. Ondersteunen van de mantelzorg. Indien er mantelzorgers betrokken zijn bij de klant dan wordt geïnventariseerd in hoeverre er ondersteuning mogelijk is of dat een deel van de zorg moet worden overgenomen om overbelasting te voorkomen. Werkwijze van de vraagverheldering Het loket heeft een hele brede taak in het kader van informatie, advies en voorlichting. Er zullen in de praktijk vele vragen zijn die snel afgehandeld kunnen worden en die geen uitgebreide vraagverheldering behoeven. Dit zijn dan ook vragen die niet zullen leiden tot een individuele voorziening in het kader van de Wmo. Bij klanten die een aanvraag willen doen voor een Wmo-voorziening is het over het algemeen wel zinvol om een vraagverheldering te doen. Een aanvraag voor een CVV–pasje kan heel simpel lijken, maar door het stellen van een aantal vragen kan de loketmedewerker beoordelen of het een enkelvoudige aanvraag CVV betreft of dat er meer aan de hand is. Tevens kan met de vraagverheldering worden geconstateerd dat mogelijk niet een CVV–pas de oplossing is van het probleem maar bijvoorbeeld een OV-begeleiderskaart. Hierdoor worden klanten eerder op het goede spoor gezet en worden geen onnodige procedures gestart. Voor vragen waarbij het gaat om een vervanging van een voorziening of indien er een duidelijke claimvraag wordt gesteld kan door de loketmedewerker worden besloten om eerst de beslisboom te doorlopen. In de vraagverheldering komt steeds dezelfde systematiek terug. − De loketmedewerker bepaalt welk probleem ten grondslag ligt aan de vraag. − Binnen het probleemgebied wordt geanalyseerd binnen welke deelgebieden zich problemen bevinden. Zo wordt bij verplaatsen-vervoer bepaald of het probleem zich beperkt tot alleen het vervoer over langere afstanden of dat er ook problemen zijn bij
SCIO Consult Versie 26-10-2006
2
−
−
−
het afleggen van korte afstanden of mogelijk ook problemen bij het verplaatsen in en om de woning. Indien op meerdere gebieden problemen zijn, wordt eerst het belangrijkste probleem van de klant besproken. Indien dit probleem voldoende is uitgediept, wordt vervolgd met de overige probleemgebieden. Bij ieder deelprobleem worden aanvullende vragen gesteld om een oplossingsrichting te bepalen. Vaak wordt aan de klant ook gevraagd of deze een bepaalde oplossing overwogen heeft. Gestart wordt met eenvoudige oplossingen die mensen vaak zelf kunnen realiseren. Bij de toepassing van het instrument is het van belang dat de loketmedewerker zo goed mogelijk kan inschatten of een bepaalde oplossing wel aan de orde is. Bij een zwaar gehandicapt persoon die al jaren rolstoelgebonden is, kunnen de vragen of de klant al een geschikt loophulpmiddel overwogen heeft of de vraag of het probleem tijdelijk is, als erg pijnlijk worden ervaren. Tevens kunnen oplossingen worden voorgesteld die de klant al heeft. Een aantal vragen bij de start van de vraagverheldering zijn daarom noodzakelijk om een algemeen beeld te krijgen van de beperkingen en de al aanwezige voorzieningen en hulp. In dit eerste deel van het gesprek kan de klant antwoord hebben gegeven op vragen die verderop in het instrument pas aan de orde komen. De loketmedewerker moet deze vragen dan niet opnieuw stellen.
SCIO Consult Versie 26-10-2006
3
Analyse hulpvraag 1.
Heeft betrokkene beperkingen ?
nee
Gaat de vraag over iemand met beperkingen ?
ja
nee
Informeren, adviseren en verwijzen
ja
Wat zijn de beperkingen ?
Wat is de oorzaak van de beperkingen ?
Wat is de prognose mbt de beperkingen?
Welke ondersteuning – hulpmiddelen of aanpassingen zijn er?
2.
Op welk gebied zijn er nu problemen?
3.
a. Er zijn problemen op het gebied van verplaatsen en vervoer
b. Er zijn problemen op het gebied van het huishouden
c. Er zijn problemen op het gebied van de zelfverzorging
d. Er zijn problemen op meerdere gebieden
e. Er zijn problemen op andere gebieden
4.
a. Vraagverheldering verplaatsen vervoer
b. Vraagverheldering huishouden
c. Vraagverheldering zelfverzorging
Welke problemen staan het meest op de voorgrond?
Informeren, adviseren en verwijzen
SCIO Consult Versie 26-10-2006
4
Toelichting: Analyse hulpvraag 1. Heeft betrokkene beperkingen? In de Wmo is er een compensatiebeginsel voor mensen met een aantoonbare beperking op grond van ziekte of gebrek1. Beperkingen zijn moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten. Deze moeilijkheden moeten samenhangen met de gezondheid. Indien er andere oorzaken zijn bijvoorbeeld van buitenlandse afkomst zijn of iets nooit hebben geleerd, dan is dit geen beperking op grond waarvan iemand een individuele voorziening zal krijgen. Beperkingen kunnen op diverse gebieden aanwezig zijn. Het ICF-classificatiesysteem kent de volgende domeinen waarop zich beperkingen kunnen voordoen. 1. Leren en toepassen van kennis 2. Algemene taken en eisen 3. Communicatie 4. Mobiliteit 5. Zelfverzorging 6. Huishouden 7. Tussenmenselijke interacties en relaties 8. Belangrijke levensgebieden 9. Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven De volgende vragen kunnen worden gesteld. Heeft u problemen bij het uitvoeren van bepaalde activiteiten? Wat is de oorzaak van uw probleem? Hoe komt het dat ………………..? 1a. Gaat de vraag over iemand met beperkingen? Het kan zijn dat iemand zelf geen beperkingen heeft maar dat iemand problemen heeft bij het verzorgen van een huisgenoot. Het is ook mogelijk dat betrokkene iemand is die een probleem voor een ander komt verwoorden en een advies/oplossing wil voor iemand anders. In het eerste geval kan de vraag worden ondergebracht bij problemen in het huishouden (zorgen voor anderen). In het tweede geval kan de vraagverheldering ook op de andere probleemgebieden betrekking hebben. Op de beperkingen moet verder worden doorgevraagd zodat een globaal beeld wordt verkregen van deze beperkingen. Wat zijn de beperkingen: Welke beperkingen heeft u? In welke activiteiten bent u beperkt? Wat kunt u niet meer? Wat is de oorzaak van de beperkingen: Hoe komt het dat u beperkt bent? Wat is de oorzaak van uw beperkingen? Wat is de prognose van de beperkingen? Wat is de verwachting voor de toekomst? Kunnen uw beperkingen nog herstellen? Zijn de beperkingen tijdelijk of blijvend? Welke ondersteuning – hulpmiddelen zijn er? Gebruikt u bepaalde hulpmiddelen? Zijn er al voorzieningen? Door wie wordt u geholpen? Wat doen zij voor u? 1
Modelverordening VNG
SCIO Consult Versie 26-10-2006
5
Er is nu een globaal beeld van betrokkene, diens beperkingen en diens omgeving. 2. Op welke gebied zijn er nu problemen? Het feit dat er een beperking is, wil niet zeggen dat betrokkene het ook als een probleem ervaart. Er hoeft pas een oplossing te worden gezocht voor beperkingen als betrokkene (of diens omgeving) het als een probleem ervaart. Als betrokkene bijvoorbeeld niet meer met het openbaar vervoer kan reizen maar altijd naar volle tevredenheid meerijdt met de partner in een auto, dan is er geen probleem. Hetzelfde geldt voor iemand die niet meer kan traplopen en in een gelijkvloerse woning woont. Eveneens kan het zijn dat eerder gerealiseerde hulpmiddelen, zoals een rollator, een rolstoel of een scootmobiel, het probleem voldoende hebben gecompenseerd. Indien de voorziening niet meer voldoet of aan vervanging toe is dan moet het wel als een probleem worden gezien. Om te bepalen op welk gebied er problemen zijn, kunnen de volgende vragen aan betrokkene worden gesteld. Welke problemen ervaart u nu? Waar heeft u problemen mee? Wat is uw grootste probleem op dit moment? Zijn er ook nog andere problemen? Er zijn drie grote gebieden waarbij problemen kunnen zijn. vervoer – verplaatsen huishouden zelfverzorging 3a. Problemen die wijzen in de richting van verplaatsen en/of vervoer Dit kunnen problemen zijn bij verplaatsen en vervoer zoals het lopen in huis of buiten, traplopen, fietsen, auto rijden, openbaar vervoer gebruiken. Problemen die te maken hebben met de veiligheid t.a.v. het verplaatsen, dus bijvoorbeeld een extra valrisico of angst bij het lopen zijn eveneens problemen die bij dit gebied horen. 3b. Problemen die wijzen in de richting van zelfverzorging Dit kunnen problemen zijn bij het zichzelf wassen, aankleden, douchen, eten, drinken, naar het toilet gaan. 3c. Problemen op het gebied van het huishouden Dit kunnen problemen zijn bij het hebben van een (geschikt) huis, het inrichten van het huis, het doen van boodschappen, het bereiden van een maaltijd, het schoonhouden van het huis, het doen van de was, het opruimen van het huis en het verzorgen van planten en huisdieren. Ook het verzorgen en begeleiden van kinderen, als deze tot het huishouden behoren, valt hieronder. 3d. Problemen op meerdere gebieden Het kan zijn dat betrokkene op zowel het gebied van het verplaatsen, vervoer en op het gebied van het huishouden een probleem heeft. De loketmedewerker kan dan in eerste instantie de vraagverheldering gebruiken van het probleem wat het meest op de voorgrond staat. Nadat de vraagverheldering op een gebied is doorlopen kan zo nodig de vraagverheldering op het andere gebied worden doorlopen. De vraagverhelderingen zijn echter zo opgebouwd dat sommige oplossingsrichtingen terugkomen. Indien dus de problemen voldoende zijn opgelost met het doorlopen van slechts een vraagverheldering dan hoeft het andere gebied niet meer verder onderzocht te worden. 3e. Problemen op andere gebieden Niet alle problemen zijn terug te herleiden tot bovengenoemde gebieden. Indien er een ander probleem uit de vraagverheldering blijkt, bijvoorbeeld een probleem met de communicatie of een financieel probleem, dan moet betrokkene geïnformeerd worden over de mogelijkheden voor oplossingen. Ook kan betrokkene worden verwezen naar een
SCIO Consult Versie 26-10-2006
6
andere instantie (bijvoorbeeld ziektekostenverzekering) of naar de afdeling Wwb (Wet werk en bijstand). 4a. Vraagverheldering verplaatsen, vervoer Hierin worden de problemen betreffende het verplaatsen en vervoer verhelderd. Deze vraagverheldering leidt tot oplossingen op het gebied van informatie over voorliggende voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen zoals een spartamet of fiets met lage instap, Wmo-vervoersvoorzieningen zoals CVV en scootmobielen, Wmo-rolstoelen, Wmo-woonvoorzieningen, drempels aanpassen, extra trapleuning, gehandicaptenparkeerkaart en –plaats (GPK en GPP) en alarmering. 4b. Vraagverheldering huishouden Hierin worden problemen betreffende het huishouden verhelderd. Deze vraagverheldering leidt tot oplossingen op het gebied van algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen zoals kant en klaar maaltijden, boodschappendienst, maaltijdvoorziening, klantondersteuning, ergotherapie, MEE, bureau jeugdzorg, Wmo-voorzieningen (zoals keukenaanpassingen, vervoer Wmo, hulp bij huishouden) en AWBZ-zorg. 4c. Vraagverheldering zelfverzorging Hierin worden problemen betreffende de zelfverzorging verhelderd. Deze vraagverheldering leidt tot oplossingen op het gebied van algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen zoals badborstel, kapper, badplank, Wmowoonvoorzieningen, douchestoelen, mantelzorg en AWBZ-zorg.
SCIO Consult Versie 26-10-2006
7
Vraagverheldering verplaatsen-vervoer 1.
Op welke afstanden zijn er problemen?
2.
a. Er zijn problemen met vervoer in plaats-regio en/of verder
b. Er zijn problemen bij verplaatsen in de woonomgeving
c. Er zijn problemen in en/of bij de woning
d. Er zijn problemen op meerdere gebieden
e. Er zijn problemen op andere gebieden
3.
a. Vraagverheldering vervoer
b. Vraagverheldering verplaatsen buitenshuis
c. Vraagverheldering verplaatsen in-bij de woning
Welke problemen staan het meest op de voorgrond?
Informeren, adviseren en verwijzen
SCIO Consult Versie 26-10-2006
8
Toelichting: Vraagverheldering verplaatsen-vervoer 1. Op welke afstanden zijn er problemen? Er worden drie gebieden onderscheiden. Lange afstanden die afgelegd worden met een vervoermiddel Korte afstanden die lopend afgelegd worden (< 800 meter) Afstanden in/rond de woning; traplopen, betreden van de woning, lopen in huis. Het gaat er niet alleen om dat iemand die afstand niet meer kan overbruggen, maar vooral dat iemand hierdoor bepaalde dingen niet meer kan doen. Bijvoorbeeld de familie niet meer kan bezoeken of niet meer kan gaan winkelen. Het gaat hierbij dus vooral om het participatieprobleem. Verschillende mensen met dezelfde beperkingen kunnen afhankelijk van hun manier van leven hele andere participatieproblemen ervaren. De loketmedewerker kan de volgende vragen stellen: Bij welke verplaatsingen heeft u problemen? Waar wilt u naar toe en kunt u nu niet meer komen? Heeft u problemen bij het gebruik van een vervoermiddel? Wat zijn uw problemen bij het verplaatsen? 2. Vaststellen van het probleemgebied? Het gebied dat op dit moment voor betrokkene als grootste probleemgebied wordt aangeduid, wordt gebruikt als uitgangspunt voor verdere vraagverheldering. Het kan zijn dat mensen voor andere afstanden al een (eigen) oplossing hebben.
SCIO Consult Versie 26-10-2006
9
Vraagverheldering: Vervoer Ja
1. Is betrokkene > 70 jaar?
1b. Is er een contra-indicatie voor CVV
Nee Beschikking CVV afgeven
Ja
Nee 2. Kan betrokkene het openbaar vervoer bereiken en gebruiken? Ja
Nee Adviseren
Ja
3. Is het probleem tijdelijk? nee nee
4. Valt de vervoersbehoefte onder de zorgplicht van de gemeente?
Advies Valys, Leerlingvervoer, WIAvervoer, ziekenvervoer, AWBZ vervoer, begeleiding vrijwilligers
Ja Aanvraag vervoer Wmo
5. Is er een contra-indicatie voor CVV?? Ja - twijfel Avies CIZ
Nee Beslisboom CVV Einde vraagverheldering
nee 6. Zijn er andere problemen bij het verplaatsen?
nee
Ja
7. Zijn er problemen op gebied van het huishouden en/of zelfverzorging? ja
Adviseren OV Vraagverheldering verplaatsen buiten of verplaatsen in/bij de woning
SCIO Consult Versie 26-10-2006
Vraagverheldering huishouden of zelfverzorging
10
Toelichting: Vraagverheldering vervoer 1. Is betrokkene > 70 jaar? Uit de gegevens die zijn ingevuld kan de leeftijd worden afgeleid. Deze vraag hoeft dan ook niet meer gesteld te worden. 1b. Is er een contra-indicatie voor het CVV? Indien betrokkene gebruik kan maken van het CVV, is dit de aangewezen voorziening. Indien er een contra-indicatie is dan dient de beslisboom verder te worden gevolgd. Contra-indicaties kunnen zijn, ernstige incontinentie, ernstige gedragsproblemen, ernstige allergieën waardoor mensen individueel vervoerd dienen te worden. Dit zal maar zeer zelden voorkomen. Mensen die een voorkeur hebben voor een ander vervoermiddel omdat zij dit praktischer vinden, hebben geen contra-indicatie. Het gaat bij een contraindicatie echt om een medisch onverantwoorde situatie. De loketmedewerker heeft de taak om uit te leggen hoe het CVV werkt en dat dit een alternatief is voor het openbaar vervoer voor mensen die b.ijvoorbeeld minder goed kunnen lopen. Pas als medisch vastgesteld wordt dat het CVV niet mogelijk is, kan men in aanmerking komen voor een andere, individuele voorziening zoals een kilometervergoeding voor de eigen auto of een aanpassing aan de auto. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Is er een medische reden waarom u geen gebruik zou kunnen maken van het CVV? − Wat is deze reden? Indien betrokkene aangeeft gebruik te kunnen en willen maken van het CVV dan kan de loketmedewerker meteen een beschikking afgeven voor het CVV. 2. Kan betrokkene het openbaar vervoer bereiken en gebruiken? Openbaar vervoer is een voorliggende voorziening. Mensen die hier gebruik van kunnen maken, wordt geadviseerd het openbaar vervoer te gaan gebruiken. De loketmedewerker legt uit dat (behalve bij de 70+ers) mensen niet in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening als ze gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. Indien mensen een beperkte loopafstand hebben (< 800 meter) of men kan de bus niet inkomen vanwege de hoge instap, kan worden aangenomen dat men geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Kunt u gebruik maken van de bus en/of trein? − Zou u gebruik kunnen gaan maken van de bus en/of de trein? − Wat is de reden daarvoor? − Hoever kunt u lopen? − Gebruikt u het openbaar vervoer wel eens? − Hoe gaat dat? 3. Is het probleem tijdelijk? Bij tijdelijk wordt over het algemeen een periode van 6 maanden aangehouden. Indien de verwachting is dat iemand over een paar maanden weer van het openbaar vervoer gebruik kan maken dan dient een ander soort oplossing gevonden te worden. De oplossing van het probleem is dan het inschakelen van familie/vrienden, taxi. Indien dit niet mogelijk is, kan gezocht worden naar een vrijwilliger die het noodzakelijke vervoer kan verzorgen. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Is dit probleem van korte duur? − Hoe lang gaat dat ongeveer duren denkt u? − Verwacht u over enige tijd wel weer van het openbaar vervoer gebruik te kunnen maken? − Binnen hoeveel tijd denkt u weer met het openbaar vervoer te kunnen reizen? − Zullen de beperkingen nog afnemen?
SCIO Consult Versie 26-10-2006
11
4. Valt de vervoersbehoefte onder de zorgplicht van de gemeente? De gemeente heeft zorgplicht voor sociaal maatschappelijk verkeer in de eigen regio. Alle vervoer wat nodig is om vrienden/familie te bezoeken binnen een straal van 5 zones. Ook vervoer naar algemene voorzieningen zoals postkantoor, bibliotheek, winkels, kerk, bioscoop, NS-station e.d. valt hieronder. Voor vervoer buiten de regio, dient verwezen te worden naar Valys. Voor vervoer van en naar het werk is de werkgever verantwoordelijk (Wet WIA). Voor vervoer van en naar school is er het leerlingvervoer (gemeente). Voor vervoer van en naar het ziekenhuis voor onderzoek en behandeling is er het ziekenvervoer(deze heeft strenge criteria). Voor vervoer van en naar een AWBZ-gefinancierde dagopvang, dient men te verwijzen naar de AWBZ. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Waar wilt u naar toe? − Waarvoor wilt u …………. gaan gebruiken? − Waar kunt u nu niet meer komen? Indien de vervoersbehoefte, of een deel, daarvan valt binnen de zorgplicht van de gemeente dan is een Wmo-vervoersvoorziening een passende oplossing. Voor andere vervoersdoelen dient verwezen te worden naar de desbetreffende instantie. 5. Is er een contra-indicatie voor het CVV? Indien de betrokkene gebruik kan maken van het CVV, is dit de aangewezen voorziening. Indien er een contra-indicatie is dan dient de beslisboom verder te worden gevolgd. Contra-indicaties kunnen zijn, ernstige incontinentie, ernstige gedragsproblemen, ernstige allergieën waardoor mensen individueel worden vervoerd dienen te worden. Dit zal maar zeer zelden voorkomen. Mensen die een voorkeur hebben voor een ander vervoermiddel omdat zij dit praktischer vinden hebben geen contra-indicatie. Het gaat bij een contra-indicatie echt om een medisch onverantwoorde situatie. De loketmedewerker heeft de taak om uit te leggen hoe het CVV werkt en dat het een alternatief is voor het openbaar vervoer voor mensen die bijvoorbeeld minder goed kunnen lopen. Pas als medisch vastgesteld wordt dat het CVV niet mogelijk is, kan men in aanmerking komen voor een andere, individuele voorziening zoals een kilometervergoeding voor de eigen auto of een aanpassing aan de auto.Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Is er een medische reden waarom u geen gebruik zou kunnen maken van het CVV? − Wat is deze reden? Indien betrokkene aangeeft gebruik te kunnen maken van het CVV dan kan de loketmedewerker aan de hand van de beslisboom CVV bepalen of iemand daarvoor ook daadwerkelijk in aanmerking komt. Soms zal tijdens het doorlopen van de beslisboom blijken dat er een (medisch) advies nodig is. Indien iemand aangeeft dat er mogelijk een contra-indicatie is voor het CVV dan dient er altijd een (medisch) advies te worden aangevraagd bij het CIZ. 6. Zijn er andere problemen bij het verplaatsen? Indien betrokkene aangeeft dat er meerdere probleemgebieden zijn bij het verplaatsenvervoer, dan kan verder worden gevraagd aan de hand van de desbetreffende vraagverheldering. 7. Zijn er andere problemen op het gebied van het huishouden en/of bij de zelfverzorging? Indien betrokkene aan het begin van de vraagverheldering heeft aangegeven dat er ook op andere gebieden problemen zijn, dan wordt de bijpassende vraagverheldering toegepast.
SCIO Consult Versie 26-10-2006
12
Vraagverheldering: Verplaatsen buitenshuis 1. Is het probleem tijdelijk?
Ja
Adviseren
Nee 2. Zijn algemene voorzieningen een oplossing?
Ja
Adviseren
Nee 3. Is een loophulpmiddel een oplossing?
Ja
Adviseren
Nee 4. Is de loopafstand < 100 meter?
Ja
Nee Nee
Ja
4a. Zijn er problemen bij het parkeren van de auto?
Beslisboom GPK-GPP
Aanvraag GPK/GPP
Nee
5. Is de loopafstand < 800 meter?
nee
4b. Is er een probleem in de directe woonomgeving?
Ja
Beslisboom rolstoel
Aanvraag rolstoel
Ja Nee 6. Is CVV adequaat? Ja
4c. Is er een verplaatsbehoefte van > 3x in de week?
Ja
4d. Kan betrokkene zelf met een (aangepast) vervoermiddel aan het verkeer deelnemen?
Aanvraag individueel vervoermiddel
Ja
Nee
Nee
Aanvraag CVV 4e. Betreft het een rolstoel voor incidenteel gebruik?
Aanvraag rolstoel of vervoersvoorziening Beslisboom CVV
Nee
CIZ-Advies
Ja Beslisboom rolstoel
Adviseren
7. Zijn er andere problemen bij vervoer of bij verplaatsen in/bij de woning?
nee
8. Zijn er problemen op gebied van het huishouden en/of zelfverzorging?
Ja Vraagverheldering vervoer of verplaatsen in/bij de woning
SCIO Consult Versie 26-10-2006
nee
Einde vraagverheldering
ja Vraagverheldering huishouden of zelfverzorging
13
Toelichting: Vraagverheldering verplaatsen buitenshuis 1. Is het probleem tijdelijk? Bij tijdelijk wordt over het algemeen een periode van 6 maanden aangehouden. Indien de verwachting is dat iemand over een paar maanden weer van het openbaar vervoer gebruik kan maken dan dient een ander soort oplossing gevonden te worden. De oplossing van het probleem is dan het inschakelen van familie/vrienden, taxi. Indien dit niet mogelijk is, kan gezocht worden naar een vrijwilliger die het noodzakelijke vervoer kan verzorgen. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Is dit probleem van korte duur? − Hoe lang gaat dat ongeveer duren denkt u? − Verwacht u over enige tijd wel weer van het openbaar vervoer gebruik te kunnen maken? − Binnen hoeveel tijd denkt u weer met het openbaar vervoer te kunnen reizen? − Zullen de beperkingen nog afnemen? 2. Zijn algemene voorzieningen een oplossing? Algemene voorzieningen zoals bijvoorbeeld een damesfiets, een fiets met een lage instap, een fiets met een hulpmotor, tandem of een brommer, kunnen voor mensen met beperkingen een goede oplossing zijn voor vervoers-verplaatsproblemen. Zeker voor mensen die nog een redelijke loopafstand en een goed evenwicht hebben, is dit een goed alternatief voor de gewone fiets. Deze voorzieningen zijn niet speciaal voor gehandicapten bedoeld en verkrijgbaar in de reguliere rijwielhandel. Dit noemt men dan daarom ook “algemeen gebruikelijke voorzieningen”. Indien een algemeen gebruikelijke voorziening volstaat dan komt men in principe niet in aanmerking voor een Wmo-voorziening. Uitzonderingen hierop kunnen gemaakt worden indien iemand plotseling gehandicapt is geraakt en daarnaast ook nog een heel laag inkomen heeft. In dit geval kan een Wmo-aanvraag worden ingediend. Als hier geen sprake van is dan zal het indienen van een aanvraag moeten worden afgeraden, aangeziende aanvraag zal worden afgewezen. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Kunt u nog fietsen? − Wat zijn uw problemen bij het fietsen op een gewone fiets? − Heeft u al eens en ……………….. geprobeerd? − Denkt u dat een ……………… een oplossing zou kunnen zijn? 3. Is een loophulpmiddel een oplossing? Ter ondersteuning bij het lopen zijn er diverse loophulpmiddelen bijvoorbeeld een rollator, elleboogkrukken, stok, looprekje, drie- of vierpoot of een eifeltje. Soms kan een loophulpmiddel ervoor zorgen dat mensen weer langere afstanden kunnen lopen, met minder pijn kunnen lopen of veiliger kunnen lopen. Een loophulpmiddel wordt gezien als een voorliggende voorziening voor een Wmo-voorziening. Alle loophulpmiddelen, met uitzondering van de stok, kunnen worden geleend bij de thuiszorg. Als betrokkene een loophulpmiddel langer dan 6 maanden nodig heeft, kan er een aanvraag worden gedaan bij de zorgverzekering (met uitzondering voor een stok). Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Gebruikt u een loophulpmiddel? − Heeft u een loophulpmiddel? − Hoever kunt u met dit loophulpmiddel lopen? − Wat is de reden dat u dit hulpmiddel niet gebruikt? − Denkt u dat u met een loophulpmiddel verder/beter zou kunnen lopen? − Heeft u al een (ander) loophulpmiddel geprobeerd? 3. Is de loopafstand < 100 meter?
SCIO Consult Versie 26-10-2006
14
Mensen met een zeer beperkte loopafstand hebben mogelijk extra voorzieningen nodig voor het verplaatsen. Hetzij in hun directe woonomgeving, hetzij voor het verplaatsen aansluitend aan vervoer. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Hoe ver kunt u lopen? − Hoe lang kunt u lopen ? (vertalen naar afstand, 100 meter duurt ongeveer 2,5 minuut) − Als u buiten loopt waar loopt u dan naar toe? − Kunt u lopen van hier naar …………………? 4a. Zijn er problemen bij het parkeren van de auto? Mensen met een beperkte loopafstand die een eigen auto bezitten, kunnen het als een probleem ervaren dat zij niet dichtbij bestemmingen kunnen parkeren Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Gaat u regelmatig met de auto weg? − Kunt u dan dichtbij genoeg parkeren? Voor mensen die niet zelf rijden maar gereden worden is het probleem vaak veel minder groot. Zij kunnen door de chauffeur worden afgezet en even wachten totdat de chauffeur de auto geparkeerd heeft. Voor deze mensen zijn de criteria om in aanmerking te komen voor een GPK veel strenger. In de indicatie dient vastgesteld te worden of het afzetten en de auto wegzetten tot problemen leidt. Alleen mensen die van auto tot deur continue afhankelijk zijn van de bestuurder komen in aanmerking voor een GPK-passagier. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Rijdt u zelf? − Heeft u problemen bij het vinden van een parkeerplaats als u ergens naar toe gaat? Als mensen nooit zelf rijden dan: − Is het mogelijk dat u afgezet wordt en wacht tot de bestuurder de auto heeft weggezet? − Bent u voor alle verplaatsingen afhankelijk van een begeleider? 4b. Zijn er problemen in de directe woonomgeving? Afhankelijk van de verplaatsbehoefte en de al aanwezige voorzieningen kan het zo zijn dat het overbruggen van afstanden dichtbij de woning een probleem is. CVV is voor hele korte afstand (< 100 meter) eigenlijk geen adequate oplossing. Er kan dan behoefte bestaan aan een andere vervoersvoorziening of een rolstoel. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Zijn er bestemmingen of bepaalde plaatsen vlak bij uw woning waar u graag naar toe wilt en niet kunt komen? − Hoe ver is dat? − Hoe verplaatst u zich bij een bezoek aan uw buren of het posten van een brief? − Heeft u wel eens de behoefte om rondom uw huis een kleine wandeling te maken? Indien er in de directe omgeving geen problemen zijn omdat iemand bijvoorbeeld in het buitengebied woont en er geen vervoersbehoefte is in de eigen woonomgeving, dan kunnen er wel problemen zijn bij het overbruggen van afstanden aansluitend op auto en/of CVV. Indien dit regelmatig voorkomt dan kan een rolstoel die gemakkelijk meegenomen kan worden, een oplossing zijn. Het gaat dan altijd om een rolstoel voor incidenteel gebruik. Aan de hand van de beslisboom kan de loketmedewerker beoordelen of betrokkene ook in aanmerking komt voor een eigen rolstoel vanuit de Wmo. 4c. Is er een verplaatsbehoefte van > 3 x per week? Er zijn diverse oplossingen in het kader van de Wmo om een verplaatsprobleem in de directe woonomgeving op te lossen. Er zijn scootmobielen, aangepaste fietsen en rolstoelen. Ook een aanvullende vervoerskostenvergoeding (om eigen auto, familie, buren of taxi te betalen) kan een oplossing zijn. Welke oplossing het meest passend is hangt onder andere af van de grootte van deze vervoersbehoefte. Een scootmobiel is
SCIO Consult Versie 26-10-2006
15
bijvoorbeeld een relatief dure voorziening en deze zal dus spaarzaam worden geadviseerd. Vragen die gesteld kunnen worden zijn (aansluitend op vragen van 4b): − Hoe vaak wilt u daar naar toe? − Als er een voorziening komt hoe vaak denkt u die dan gemiddeld te gaan gebruiken voor de korte afstand? Indien betrokkene een geringe vervoersbehoefte heeft dan is een handbewogen rolstoel of een aanvullende vervoerkostenvergoeding een meer passende voorziening dan een scootmobiel. 4d. Kan betrokkene zelf met een (aangepast) vervoermiddel aan het verkeer deelnemen? Voor vervoermiddelen, zoals een scootmobiel en een aangepaste fiets, is het van belang om te weten dat iemand veilig aan het verkeer kan deelnemen. Vaak blijft een verstrekte voorziening om deze reden in de berging staan. Met name oudere mensen die lang niet aan het verkeer hebben deelgenomen, durven of kunnen dit niet meer. Leeftijd is niet alleen de bepalende factor. Soms kan iemand van 95 jaar nog prima gebruik maken van een scootmobiel. Bij sommige aandoeningen of bij bepaald medicijngebruik kan het medisch niet verantwoord zijn om aan het verkeer deel te nemen. In de vraagverheldering gaat het erom dat de betrokkene zelf inschat of zij dit wel of niet meer kan. Een echte beoordeling vindt plaats tijdens het CIZ-onderzoek. Scootmobielen zijn ook te huur bij de thuiszorg. Mensen die twijfelen zouden daar eens kunnen proberen of het iets voor hen is. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Heeft u lang niet aan het verkeer deelgenomen? − Denkt u dat u met een aangepaste fiets of een scootmobiel alleen het verkeer in kan/durft? − Denkt u dat u kunt leren rijden op ………………………… Indien betrokkene niet meer zelf het verkeer in durft dan is een rolstoel of een aanvullende vervoersvoorziening een meer passende voorziening. 5. Is de loopafstand < 800 meter? Voor mensen met een loopbeperking tussen de 100 en de 800 meter is CVV in principe een voorliggende voorziening. Alhoewel voor vele mensen het wat vreemd lijkt om voor een afstand van 500 meter het CVV te gaan gebruiken is dit toch de eerst aangewezen oplossing. De GPK en de scootmobiel zullen dan meestal niet meer verstrekt worden. Mensen die meer dan 800 meter kunnen lopen hebben meestal geen verplaatsingsprobleem. In uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld gedragsproblemen van kinderen, kan een voorziening toch nodig zijn, b.ijvoorbeeld een aangepaste buggy. Om deze vraag te kunnen beoordelen hoeven meestal geen nieuwe vragen te worden gesteld. Men kan uit de antwoorden op vraag 4 afleiden wat de loopafstand is. 6. Is het CVV adequaat? Er kan veel met het CVV. Ook al is dit niet voor iedereen de meest wenselijke oplossing voor afstanden in de directe woonomgeving. Naast het CVV kan eventueel nog een rolstoel worden verstrekt of een aangepaste fiets. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − CVV kunt u ook gebruiken voor kortere afstand, heeft u daar zwaarwegende bezwaren tegen? − Wat zijn deze bezwaren? − Hoe vaak komt dat voor? − Zou u aanvullend met een rolstoel geholpen zijn? − Zou u met een aangepaste fiets overweg kunnen?
SCIO Consult Versie 26-10-2006
16
7. Zijn er andere problemen bij het verplaatsen-vervoer? Indien betrokkene aangeeft dat er meerdere probleemgebieden zijn bij het verplaatsenvervoer, dan kan verder worden gevraagd aan de hand van de desbetreffende vraagverheldering. 8. Zijn er andere problemen op het gebied van het huishouden en/of bij de zelfverzorging? Indien betrokkene aan het begin van de vraagverheldering heeft aangegeven dat er ook op andere gebieden problemen zijn, dan wordt de bijpassende vraagverheldering toegepast.
SCIO Consult Versie 26-10-2006
17
Vraagverheldering: Verplaatsen in/bij de woning Ja
1. Worden de problemen veroorzaakt door een gebrek aan de woning?
1a valt het gebrek onder klein onderhoud?
Ja
Nee
Adviseren klussendienst
Verwijs naar de eigenaar van de woning
Nee Ja
2. Is (een deel van) het probleem zelf op te lossen? (kosten <226 euro
Adviseren handgrepen plaatsen, kleedjes verwijderen
Adviseren, verwijzen klussendienst en/of bijzondere bijstand
Nee / gedeeltelijk 3. Is het probleem tijdelijk?
Ja
Adviseren
Nee 4. Is er een adequate verplaatsvoorziening?
4a. Is loophulpmiddel of trippelstoel een oplossing?
Nee
Ja Adviseren
Nee Ja 4b Is rolstoel, verrijdbare douchestoel of tillift een oplossing?
Ja
Aanvraag douchestoel, rolstoel en/of tillift
CIZ-Advies
Nee 5. Is betrokkene gebaat bij een woningaanpassing of een verhuizing?
Ja
Aanvraag woonvoorziening
5a. Worden de kosten van een aanpassing geschat op > 2.500 euro
Ja
CIZ-Advies
Nee
Nee
Beslisboom woonvoorzieningen 6. Is er sprake van een verhoogd valrisico in/bij huis?
Nee
Ja
Zie volgende blz
7. Zijn er andere problemen bij het vervoer of bij verplaatsen buitenshuis Ja Vraagverheldering vervoer of verplaatsen buiten
SCIO Consult Versie 26-10-2006
nee
8. Zijn er problemen op gebied van het huishouden en/of zelfverzorging?
nee
Einde vraagverheldering
ja Vraagverheldering huishouden of zelfverzorging
18
9. Is de oorzaak bekend en is de behandeling optimaal ingesteld?
ne e
Verwijzen naar de huisarts
ja
Adviseren; preventief huisbezoek
ne e
Adviseren loophulpmiddel
ja
Geen voorziening nodig
ja 10. Zijn er valgevaarlijke situaties aanwezig? ne e 11. Is er een adequaat loophulpmiddel aanwezig? ja 12. Kan betrokkene zelf opstaan als hij/zij gevallen is? ne e 13. Moet er medische hulp komen als betrokkene gevallen is? ne e 14. Zijn er algemeen gebruikelijke voorzieningen? ne e 15. Is betrokkene regelmatig langere tijd achter elkaar alleen thuis ? Ne e 16. Kan een huisgenoot helpen met overeind komen of helpen alarmeren met de telefoon?
Verwijzen naar de Zorgverzekeraar voor medische alarmering
ja
ja
Adviseren draadloze – mobiele telefoon, babyfoon
ja
Adviseren sociale alarmering
ne e
Adviseren sociale alarmering
ja Geen voorziening nodig
17. Zijn er andere problemen bij het vervoer of bij verplaatsen buitenshuis?
nee
Ja Vraagverheldering vervoer of verplaatsen buitenshuis
SCIO Consult Versie 26-10-2006
18. Zijn er problemen op gebied van het huishouden en/of zelfverzorging?
nee
Einde vraagverheldering
ja Vraagverheldering huishouden of zelfverzorging
19
Toelichting: Vraagverheldering verplaatsen in/bij de woning Mensen met mobiliteitsbeperkingen kunnen de volgende verplaatsproblemen hebben in/bij de woning: − Het bereiken van de woning bijvoorbeeld door niveauverschillen, hekken, stoepen e.d. − Het betreden van de woning, drempels, trapjes, deuren e.d. − In de woning om in bepaalde kamers, ruimtes te komen 1. Worden de problemen veroorzaakt door een gebrek aan de woning? Woongebreken zoals een verzakt terras, een stroef lopende kraan of een loszittende trapleuning kunnen zeker voor mensen met een beperking een probleem zijn. Iemand met een slepend been kan snel struikelen en iemand met weinig handkracht kan een kraan niet meer open krijgen als deze heel vast zit. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Wat is precies het probleem in uw woning? − Is dat altijd zo geweest of is dat iets van de laatste tijd? 1a. Valt het gebrek onder klein onderhoud? Het vastzetten en vastschroeven van loszittende onderdelen, trapleuningen, deurknoppen en drempels valt onder klein onderhoud. Net als het vervangen van kraanleertjes, onderdelen van kranen, hang- en sluitwerk, garnituur voor douche- en toiletruimte, het ontkalken en smeren van beweegbare delen, het verwijderen van onkruid en het vervangen van gebroken terrastegels. Groot onderhoud zoals schilderwerk en verzakking van het gehele terras is voor rekening van de verhuurder. Zie ook www.vrom.nl Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Hoe ernstig zijn de problemen? − Is dit met een kleine reparatie te verhelpen? 2. Is een deel van het probleem zelf op te lossen ? (kosten < €226,-) Indien de kosten van de aanpassingen lager zijn dan €226,- dan wordt hier middels de Wmo geen subsidie voor verstrekt. Mensen worden geacht zelf kleine verbeteringen aan hun woning aan te brengen zodat de belemmering wordt opgeheven. Het plaatsen van een klein steuntje, het ophogen van een stoep, het plaatsen van een breder tuinhek hoeven niet veel te kosten. Een Wmo-woonvoorziening is dan vaak helemaal niet nodig. Klanten kunnen soms wel hulp nodig hebben van een klussendienst als er niemand is om de uitvoering te doen. Indien er een financieel probleem ontstaat door de kosten dan kan verwezen worden naar de bijzondere bijstand. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Hoe denkt u zelf dat het probleem (genoemd bij vraag 1) verholpen kan worden? − Wat is er nodig? − Denkt u dat ……………………….. een oplossing is? 3. Is het probleem tijdelijk? Bij tijdelijk wordt over het algemeen een periode van 6 maanden aangehouden. Indien de verwachting is dat iemand over een paar maanden zich wel weer kan verplaatsen dan kan een rolstoel worden geleend van de thuiszorg. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Hoe lang gaat dat ongeveer duren denkt u? − Is dit probleem van korte duur? − Verwacht u over enige tijd wel weer van het openbaar vervoer gebruik te kunnen maken? − Binnen hoeveel tijd denkt u weer met het openbaar vervoer te kunnen? − Zullen de beperkingen nog afnemen? 4. Is er een adequate verplaatsvoorziening?
SCIO Consult Versie 26-10-2006
20
4a. Is een loophulpmiddel of trippelstoel een oplossing? 4b. Is een rolstoel, een verrijdbare douchestoel of een tillift een oplossing? Het is van belang dat mensen met verplaatsproblemen, adequate verplaatsvoorzieningen hebben. Soms worden woonvoorzieningen aangevraagd terwijl een verplaatsvoorziening een betere oplossing is voor het probleem. Samen met de betrokkene zal in gesprek gezocht worden naar een passende oplossing. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Gebruikt u al hulpmiddelen voor het verplaatsen in huis? − Welke hulpmiddelen zijn dit? − Zijn er hulpmiddelen aanwezig die u ook in huis zou kunnen gaan gebruiken? − Zou een rollator / trippelstoel uw probleem (deels) kunnen oplossen? − Kan een rolstoel, verrijdbare douchestoel of tillift uw probleem oplossen? Deze voorzieningen kunnen tijdelijk worden geleend (ook om uit te proberen) bij de uitleen van de thuiszorg. Loophulpmiddelen en trippelstoelen die langer nodig zijn kunnen worden aangevraagd bij de zorgverzekeraar. Voor rolstoelen, verrijdbare douchestoelen en een tillift kan een aanvraag worden gedaan bij de Wmo. Aangezien het dan ook bij gebruik van een rolstoel om intensiever gebruik gaat, dient altijd een CIZ-advies aangevraagd te worden. 5. Is betrokkene gebaat bij een woningaanpassing of een verhuizing? Woningaanpassingen zoals het verwijderen van drempels, het maken van een oprit, een stoeltjestraplift of een aanbouw, kunnen een oplossing zijn. Bij duurdere aanpassingen moet ook de optie van verhuizen besproken worden. De volgende vragen kunnen worden gesteld: − Zou uw woning aangepast kunnen worden? − Wat zou er volgens u nodig zijn? − Heeft u al een nagedacht over verhuizen naar een ……… woning? Indien betrokkene wil verhuizen dan wordt een verhuiskostenvergoeding aangevraagd. Indien betrokkene een aanpassing wil dan wordt de aanpassing aangevraagd. Bij het informeren van betrokkene moet duidelijk worden gemaakt dat de gemeente de goedkoopst adequate oplossing financieel ondersteunt. Als er dus een dure woningaanpassing nodig is dan kan gekeken worden of verhuizen tot de mogelijkheden behoord. De betrokkene kan nooit verplicht worden om te verhuizen, maar de gemeente kan in dat geval wel besluiten de woningaanpassingen niet te vergoeden. Bij kleine aanpassingen is een dergelijke overweging niet aan de orde. Voor aanpassingen waarbij de geschatte kosten lager zijn dan €2.500,- wordt de beslisboom eenvoudige woonvoorzieningen gebruikt om te beoordelen of iemand in aanmerking komt. Bij verhuizen en duurdere aanpassingen wordt een CIZ–advies gevraagd. 6. Is er sprake van een verhoogd valrisico in/bij huis? Vallen kan letsel veroorzaken. Zeker bij ouderen heeft een val vaak grote gevolgen. Het is belangrijk om vallen te voorkomen. Als iemand toch valt is het van belang dat besproken wordt hoe het valrisico in de toekomst zoveel mogelijk beperkt kan worden. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Bent u het afgelopen jaar gevallen? − Was er het afgelopen jaar sprake van een bijna val? − Bent u bang om te vallen? 7. Zijn er andere problemen bij het verplaatsen-vervoer? Indien betrokkene aangeeft dat er meerdere probleemgebieden zijn bij het verplaatsenvervoer, dan kan verder worden gevraagd aan de hand van de desbetreffende vraagverheldering.
SCIO Consult Versie 26-10-2006
21
8. Zijn er andere problemen op het gebied van het huishouden en/of bij de zelfverzorging? Indien betrokkene aan het begin van de vraagverheldering heeft aangegeven dat er ook op andere gebieden problemen zijn, dan wordt de bijpassende vraagverheldering toegepast. 9. Is de oorzaak bekend en is de behandeling optimaal ingesteld? Het komt voor dat de oorzaak van het vallen niet bekend is. Een aantal oorzaken van vallen is goed te behandelen zodat het vallen kan worden voorkomen. Indien de oorzaak niet bekend is, is een verwijzing naar de huisarts nodig. Die kan bepalen wat de oorzaak is en kan bepalen welke behandelmogelijkheden er zijn. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Hoe komt het dat u gevallen bent? − Weet uw huisarts hiervan? − Bent u met uw klachten bij de huisarts geweest? − Weet u wat de oorzaak van de val was? − Is daar nog iets aan te doen? 10. Zijn er valgevaarlijke situaties aanwezig? In de woning zijn soms valgevaarlijke situaties aanwezig zoals losse kleedjes, hoge drempels, veel te hoge of te lage opbergkasten, wankel meubilair, onvoldoende verlichting en dergelijke. Veel mensen herkennen dit niet omdat ze gewend zijn aan hun eigen inrichting. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Heeft u losse kleedjes in uw huis? − Moet u om iets te pakken wel eens op een trapje staan? − Moet u wel eens heel diep bukken om iets te pakken? − Heeft u een lampje wat u vanuit uw bed aan kan doen? − Is er voldoende verlichting in uw huis? − Heeft u wel eens advies gehad over het veiliger maken van uw huis, gericht op valpreventie? Er zijn in de gemeente mogelijk meerdere instanties die een adviserend huisbezoek kunnen afleggen om te beoordelen hoe veilig de woning is en waar verbeteringen te behalen zijn. Indien betrokkene dit wenst kan worden doorverwezen of een afspraak hiervoor worden gemaakt. 11. Is er een adequaat loophulpmiddel aanwezig? Door het gebruiken van een geschikt loophulpmiddel kan vallen worden voorkomen. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Heeft u een loophulpmiddel? − Gebruikt u dit ook in huis? − Wat is de reden dat u dit niet in huis gebruikt? − Zou u door het gebruiken van een loophulpmiddel minder snel vallen? 12. Kan betrokkene zelf opstaan als hij/zij gevallen is? Als iemand altijd en overal weer gemakkelijk zelf kan opstaan, is geen voorziening nodig. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Kon u toen u gevallen was weer zelf opstaan? − Als u valt kunt u dan weer zelf opstaan? − Als u ergens midden in de kamer valt kunt u dan ook weer zelf opstaan? 13. Moet er medische hulp komen als betrokkene gevallen is? Bij sommige aandoeningen, zoals epilepsie, kan het nodig zijn dat als iemand valt, meteen medisch ingegrepen kan worden of dat speciale medische deskundigheid nodig is
SCIO Consult Versie 26-10-2006
22
om iemand te mogen tillen. In dat geval kan medische alarmering worden aangevraagd bij de zorgverzekeraar. De kosten voor betrokkene zijn lager dan bij de sociale alarmering. De zorgverzekering zal toetsen of medische alarmering nodig is. Hiervoor heeft hij meestal de gegevens van de huisarts nodig. Het is daarom bij het vermoeden van een noodzaak medische alarmering van belang om betrokkene dit met de huisarts te laten overleggen. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Moet er medische hulp komen als u gevallen bent? − Wat moet iemand doen om u te helpen als u gevallen bent? 14. Zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen een oplossing? Een mobiele telefoon of een draadloze telefoon kunnen soms ook een oplossing zijn. Het gaat er immers om dat iemand een ander kan waarschuwen. Het zal echter ook vaak voorkomen dat iemand de telefoon niet meer kan bereiken. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Heeft u altijd een telefoon bij u? − Kunt u bij de telefoon komen als u gevallen bent? 15. Is betrokkene langere tijd achter elkaar alleen thuis? Bij mensen die niet alleen wonen kan de huisgenoot helpen als iemand is gevallen of de huisgenoot kan alarmeren bij een val. In zo’n geval is een alarmering niet nodig. De huisgenoot heeft echter vaak ook eigen bezigheden buitenshuis en om die reden is het van belang om te vragen of de huisgenoot veelvuldig afwezig is. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Woont u alleen? − Is uw huisgenoot regelmatig afwezig? − Bent u vaak langere tijd alleen thuis? 16. Kan de huisgenoot helpen of alarmeren? Als de huisgenoot eigenlijk altijd aanwezig is, is alarmering vaak niet nodig. Immers de huisgenoot kan iemand dan overeind helpen of kan middels de telefoon hulp inschakelen. Alarmering is dan een onnodig kostbare voorziening. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Kan u huisgenoot u overeind helpen als u gevallen bent? − Kan uw huisgenoot hulp inroepen als u bent gevallen? 17. Zijn er andere problemen bij het verplaatsen-vervoer? Indien betrokkene aangeeft dat er meerdere probleemgebieden zijn bij het verplaatsenvervoer, dan kan verder worden gevraagd aan de hand van de desbetreffende vraagverheldering? 18. Zijn er andere problemen op het gebied van het huishouden en/of bij de zelfverzorging? Indien betrokkene aan het begin van de vraagverheldering heeft aangegeven dat er ook op andere gebieden problemen zijn, dan wordt de bijpassende vraagverheldering toegepast.
SCIO Consult Versie 26-10-2006
23
Vraagverheldering huishouden
1. Bij welke activiteiten zijn er problemen
a. Er zijn problemen bij het schoonhouden van de woning b. Er zijn problemen bij het doen van de was?
c. Er zijn problemen bij het doen van boodschappen
Vervolg vraagverheldering: huishouden
d. Er zijn problemen bij het bereiden van maaltijden
e. Er zijn problemen bij het verzorgen van huisgenoten
f. Er zijn problemen bij de organisatie van het huishouden g. Er zijn problemen op meerdere gebieden
h. Er zijn problemen op andere gebieden
SCIO Consult Versie 26-10-2006
Informeren, adviseren en verwijzen
24
Vraagverheldering: huishouden 2. Zijn er algemeen gebruikelijke voorzieningen die (een deel) van het probleem kunnen oplossen?
Adviseren
Ja
Nee Nee
3. Is het probleem tijdelijk?
3a. Kan door advies en/of aanleren van een andere werkwijze betrokkene meer zelfredzaam worden?
Ja
Ja / twijfel
Doorverwijzen naar klantondersteuner van MEE
Nee Nee
3b. Is een aanpassing of hulpmiddel een oplossing? Ja 3c. Kan deze aanpassing of hulpmiddel verstrekt worden uit de Wmo
Nee
Adviseren
3d. Is het probleem opgelost?
Nee
Ja Ja Ga door bij vraag 7
Aanvraag voorziening Wmo
4. Is er een volwassen huisgenoot aanwezig? Nee
Ja
4a. Is deze huisgenoot in staat huishoudelijke taken over te nemen? Nee 4b. Kan de huisgenoot taken leren?
5. Zijn er anderen die taken kunnen en willen overnemen?
Ja
Nee
Ja
4c. Is hiervoor ondersteuning nodig?
Nee
Ja 4d. Is hiervoor een algemene voorziening?
Ja
Adviseren
Nee Aanvraag hulp bij het huishouden
Vervolg op volgende blz
SCIO Consult Versie 26-10-2006
25
Vraagverheldering: huishouden 5. Zijn er anderen die taken willen en kunnen overnemen?
Ja
5a. Is mantelzorgondersteuning gewenst?
Nee
Ja
Adviseren
Nee
6. Zijn voorliggende (algemene) voorzieningen geschikt?
Ja Adviseren
Nee Aanvraag hulp bij huishouden
Adviseren
ja
7. Zijn er andere problemen bij het huishouden
Beslisboom hulp bij huishouden
Nee
8. Zijn er nog problemen met verplaatsen, vervoer of zelfverzorging? ja
Ga door met vraagverheldering verplaatsen, vervoer of zelfverzorging
SCIO Consult Versie 26-10-2006
Nee Einde vraagverheldering
26
Toelichting: Vraagverheldering huishouden
1. Bij welke activiteiten zijn er problemen? Er zijn zes probleemgebieden benoemd: a. problemen bij het schoonhouden van de woning. Dit zijn taken die behoren bij zwaar en licht huishoudelijk werk. De woonruimte schoonhouden, zoals door opruimen en afstoffen, vloeren vegen, zwabberen, dweilen, ramen en deuren schoonmaken, badkamer en toilet schoonmaken, meubilair schoonmaken en schoonmaken na het koken, afwassen, opruimen en de keuken schoonmaken. b.
Problemen bij het doen van de was Was sorteren, in de wasmachine doen, wasmachine bedienen, de was ophangen en/of in de droogtrommel doen, het afhalen van de was, het opvouwen en/of strijken van de was en het opbergen van de schone was.
c.
Problemen bij het doen van boodschappen Het kunnen bereiken van de winkels waar de dagelijkse boodschappen gedaan kunnen worden. Het uitzoeken van de benodigdheden, kunnen afrekenen, kunnen vervoeren van de boodschappen naar huis, het kunnen opbergen van de boodschappen in koelkast, diepvries en voorraadkasten.
d.
Problemen bij het bereiden van maaltijden Maken van een broodmaaltijd. Pakken van de benodigdheden, koffie of thee zetten. Tafel dekken, spullen vervoeren, brood smeren en voorzien van broodbeleg, brood snijden. Bereiden van een warme maaltijd. Pakken van de benodigdheden, snijden, wassen van groenten, afmeten van hoeveelheden, schillen van aardappelen, bedienen van kookapparatuur. Afgieten, opdienen/opscheppen van de maaltijd. Vervoeren van benodigdheden.
e.
Problemen bij het verzorgen van huisgenoten. Verzorgen van (kleine) kinderen bij wassen, aankleden, verschonen, in en uit bed komen. Opvangen, oppassen, begeleiden en opvoeden van kinderen. Verzorgen van zieke of gehandicapte volwassen huisgenoten bij het bereiden van maaltijden, vervoeren van spullen, communicatie, wassen en aankleden etcetera. Bij kinderen is het van belang de leeftijd van het kind of de kinderen te weten.
f.
Problemen bij de organisatie van het huishouden Plannen wanneer welke taken gedaan moeten worden. Hulp vragen bij anderen, weten welke boodschappen gedaan moeten worden, weten waar welke spullen opgeborgen moeten worden, bedienen van huishoudelijke apparatuur. Voor de bovengenoemde probleemgebieden is het mogelijk om hulp bij het huishouden te krijgen. Voor de hieronder beschreven problemen op andere gebieden niet.
g.
Problemen op andere gebieden Onderhoud van tuin en woning. Repareren van apparatuur, goederen, kleding, verwisselen van een lamp, schilderen en dergelijke.
SCIO Consult Versie 26-10-2006
27
2. Zijn er algemeen gebruikelijke voorzieningen die (een deel) van het probleem kunnen oplossen? Voor mensen die beperkingen hebben kunnen eenvoudige hulpmiddelen, verkrijgbaar bij een winkel voor huishoudelijke artikelen of bij de thuiszorgwinkel, soms al een oplossing zijn. Je kunt hierbij denken aan: − een dweil aan een stok − een zwabber met een langer handvat − boodschappenwagen − aangepaste messen − afgietklemmen − potopeners Tevens is apparatuur te koop zoals een afwasmachine, wasmachine, droogtrommel waardoor mogelijk een deel van het probleem opgelost kan worden. Er zijn ook mogelijkheden voor het voorzien in de maaltijden zoals kant en klaar maaltijden en allerlei voorgesneden produkten en een boodschappenservice. Al deze voorzieningen zijn algemeen gebruikelijk. Dit zijn algemene, voorliggende voorzieningen die eerst benut moeten worden alvorens men gebruik kan maken van voorzieningen uit een andere regeling. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: Heeft u / gebruikt u hulpmiddelen, die in een winkel voor huishoudelijke artikelen te koop zijn? Zouden hulpmiddelen zoals (het hulpmiddel benoemen wat passend is) u kunnen helpen het huis weer (gedeeltelijk) zelf schoon te houden? Heeft u een afwasmachine/droogtrommel? Zou u als u een …………….. had, meer zelfstandig zijn? Kunt u gebruik maken van kant en klaar maaltijden in de supermarkt? Kunt u gebruik maken van een boodschappenservice? 3. Is het probleem tijdelijk? Voor tijdelijke problemen zullen een aantal oplossingen zoals een intensieve training of dure hulpmiddelen of voorzieningen niet geschikt zijn. Tijdelijk heeft hier geen echte vaste maat. Voor de vervoers-, verplaats- en de woonvoorzieningen die vallen onder de Wmo wordt een tijdsduur van 6 maanden aangehouden. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: Kunt u inschatten hoe lang de problemen gaan duren? Wat is de verwachting kunt u op den duur wel weer zelf ……..? Waar hangt dit van af? Op welke termijn denkt u de taken weer zelf te kunnen uitvoeren? Is het een tijdelijk probleem? 3a. Kan door advies en/of aanleren van een andere werkwijze betrokkene meer zelfredzaam worden? Bij mensen met psychische problemen en/of verstandelijke beperkingen kan door gerichte adviezen en/of trainingen de zelfredzaamheid verbeteren. Overnemen is pas aan de orde als iemand het niet meer kan leren. Een klantondersteuner van MEE kan beoordelen of iemand leerbaar is. Het kan ook zijn dat met ondersteuning iemand zelfstandig kan zijn. Ook dit kan beoordeeld worden door een klantondersteuner. Een klantondersteuner kan zelf korte trainingen/ondersteuning geven. Indien een langer traject nodig is dan zal bij het CIZ een indicatie worden aangevraagd voor Activerende begeleiding of Ondersteunende begeleiding. MEE zorgt dan ook voor de benodigde begeleiding bij het aanleveren van gegevens. Er zijn vaak behandelgegevens nodig. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Denkt u dat u met adviezen / begeleiding / training weer meer zelfstandig zou kunnen zijn?
SCIO Consult Versie 26-10-2006
28
3b Is een aanpassing of hulpmiddel een oplossing? 3c kan deze aanpassing of hulpmiddel verstrekt worden uit de Wmo? Er zijn diverse aanpassingen en hulpmiddelen mogelijk waardoor mensen meer zelfredzaam kunnen worden. De volgende voorzieningen zijn er mogelijk: Wmo: − CVV – scootmobiel (bijvoorbeeld voor het doen van boodschappen) Indien er een vervoerprobleem is, volg dan de vraagverheldering vervoer. Zo kun je inschatten of iemand in aanmerking komt voor CVV en/of een scootmobiel. − Keukenaanpassing (koken) − Wasmachine – droogtrommel verplaatsen als deze op zolder staat(bij problemen met traplopen). − Wasmachine – droogtrommel op sokkel plaatsen als er problemen zijn met laag reiken. Overige: − Trippelstoel (vaak in combinatie met een aangepaste keuken). 3d Is het probleem opgelost? Besproken moet worden of betrokkene geholpen is met dit advies van klantondersteuner en/of hulpmiddel of aanpassing. Het kan zijn dat of een deel van het probleem bij huishoudelijke taken zal blijven bestaan. Het kan ook zijn dat er een tijdelijk probleem is wat opgelost moet worden omdat het vaak wat langer duurt eer resultaten van training te verwachten zijn of in afwachting van de realisatie van het hulpmiddel of de aanpassing. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Bent u met dit advies nu geholpen? − Kunt u de inzet van de klantondersteuning, het besluit van de Wmo afwachten? 4. Is er een volwassen huisgenoot aanwezig? Dit kan zijn een partner, broer, zus of een volwassen dochter/zoon. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Woont u alleen? − Met wie woont u samen? − Hoe oud zijn uw kinderen? 4a. Is deze huigenoot in staat huishoudelijke taken over te nemen? Van een volwassen gezonde huisgenoot > 23 jaar wordt verwacht dat hij/zij het gehele huishouden, inclusief de verzorging van (gezonde) kinderen over kan nemen. Alleen bij uitzonderingen is er dan een indicatie mogelijk. Van kinderen tussen 18 en23 jaar wordt verwacht dat ze een eenpersoonshuishouden kunnen voeren (ongeveer 5 uur per week). Een drukke baan of het volgen van een studie, zijn geen redenen om hierop een uitzondering te maken. Wel als de huisgenoot zelf beperkingen heeft of als er sprake is van overbelasting. Het niet gewend zijn om deze taken te doen is een veelgehoorde reden. Ga door met vraag 4b. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Is uw huisgenoot gezond? − Kan uw huisgenoot taken van u overnemen? − Indien nee: Wat is de reden daarvan? 4b. Kan de huisgenoot deze taken leren? Soms zijn huisgenoten niet gewend om bepaalde taken te doen. Ze weten dan vaak niet hoe ze deze taken moeten uitvoeren en zeggen dat ze het niet kunnen. Echter als iemand geen beperkingen heeft en normaal leerbaar dan is er geen reden om aan te nemen dat iemand deze taken niet zou kunnen leren. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Heeft uw ….. wel eens huishoudelijk werk gedaan? − Zo ja: Hoe ging dat?
SCIO Consult Versie 26-10-2006
29
− −
Zo nee: Zou hij/zij dit kunnen leren? Waarom niet?
4c en 4d. Is hiervoor ondersteuning nodig? Aanleren gaat soms niet vanzelf en er is niet altijd een geschikt iemand aanwezig om taken aan te leren. In dat geval kan ondersteuning nodig zijn: − Kunt u ……………. instructie geven? − Is er iemand anders die instructie kan geven? − Wat zou er nodig zijn om ……………… de taak / het huishoudelijk werk te leren? − Heeft u wel eens gedacht aan een kookcursus? − Zou dit een oplossing zijn? Zo niet, dan voorstellen om hulp bij het huishouden aan te vragen. Voor maximaal 6 weken kan er hulp komen voor advies en instructie. 5. Zijn er anderen die taken kunnen overnemen? Anderen zijn bijvoorbeeld uitwonende kinderen, buren, kennissen, vrienden, particuliere hulp, vrijwilligers. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Zijn er, behalve uw volwassen, huisgenoot nog andere mensen die u kunnen en willen helpen? − Krijgt u nog hulp van anderen? − Waarbij krijgt u hulp? − Kunnen en willen zij dit voor u blijven doen? 5b. Heeft degene die taken overneemt behoefte aan mantelzorgondersteuning? Soms willen mensen wel taken overnemen maar ervaren ze toch problemen waar ze met bijvoorbeeld lotgenoten over willen praten. In dat geval kan mantelzorgondersteuning een oplossing zijn. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Is er bij degene die taken overneemt behoefte aan mantelzorgondersteuning? 6. Zijn voorliggende (algemene) voorzieningen geschikt? Dit zijn bijvoorbeeld eettafelprojecten, tafeltje dekje, vrijwilligersdiensten (zie sociale kaart). Alleen bij uitzonderingen wordt een indicatie verstrekt voor het doen van boodschappen doen en het bereiden van warme maaltijden. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Er zijn een aantal voorzieningen zoals ………………… zou u hiervan gebruik kunnen maken? − Waarom niet? 7. Zijn er andere problemen bij het huishouden? De problemen die er zijn moeten uitgevraagd worden. Aan de hand hiervan geeft de loketmedewerker een advies. 8. Zijn er andere problemen op het gebied van het verplaatsen, vervoer of zelfverzorging? Indien betrokkene aan het begin van de vraagverheldering heeft aangegeven dat er ook op andere gebieden problemen zijn, dan wordt de bijpassende vraagverheldering toegepast.
SCIO Consult Versie 26-10-2006
30
Vraagverheldering: Zelfverzorging
1. Bij welke activiteiten zijn er problemen
a. Er zijn problemen bij het zich wassen en douchen
b. Er zijn problemen bij het verzorgen van tanden, huid en nagels c. Er zijn problemen bij het zich aan- en uitkleden
Vervolg vraagverheldering zelfverzorging
d. Er zijn problemen bij het in/uit bed gaan
e. Er zijn problemen bij de toiletgang
f. Er zijn problemen op meerdere gebieden.
g. Er zijn problemen op andere gebieden
SCIO Consult Versie 26-10-2006
31
Vraagverheldering: Zelfverzorging 2. Zijn er algemeen gebruikelijke voorzieningen die (een deel) van het probleem kunnen oplossen?
Ja
Adviseren
Nee
3. Is het probleem tijdelijk?
Nee
3a. Kan er door advies en aanleren van een andere werkwijze het probleem verminderen?
Ja
Doorverwijzen naar klantondersteuner van MEE of ergotherapeut
Nee Nee
3b. Is een aanpassing of hulpmiddel een oplossing? Ja 3c. Kan dit hulpmiddel of aanpassing verstrekt worden door de Wmo?
4. Is een hulpmiddel uit de uitleen een oplossing? Nee
Ja / twijfel
Ja
Nee
Ja
Adviseren
Aanvraag voorziening Wmo
Adviseren
5. Is er een gezonde partner aanwezig?
Zie volgende blz
SCIO Consult Versie 26-10-2006
32
Vraagverheldering: Zelfverzorging 5. Is er een gezonde partner aanwezig?
Ja
5a. Duurt de zorg < 3 maanden? Nee
Nee 6. Zijn er anderen die taken kunnen en willen overnemen?
Ja / twijfel
Nee
Ja
Afraden aanvraag voor AWBZ-zorg?
6a. Heeft degene die taken overneemt ondersteuning nodig?
Ja Adviseren mantelzorgondersteuning
Nee 6b. Heeft degene die taken overneemt instructie nodig? Ja 6c. Zijn hiervoor voorliggende (algemene) voorzieningen?
Ja
Adviseren
Nee Aanvraag AWBZ-zorg
Adviseren
ja
7. Zijn er andere problemen bij het huishouden
Nee
8. Zijn er nog problemen met verplaatsen, vervoer of huishouden? ja
Ga door met vraagverheldering verplaatsen, vervoer of huishouden
SCIO Consult Versie 17-10-2006
Nee Einde vraagverheldering
33
Toelichting: Vraagverheldering zelfverzorging
1. Bij welke activiteiten zijn er problemen? Er zijn vijf probleemgebieden benoemd: a. Problemen bij het zich wassen en douchen. b.
Problemen bij het verzorgen van tanden, huid en nagel.
c.
Problemen bij het aan- en uitkleden.
d.
Problemen bij het in- en uit bed gaan
e.
Problemen bij de toiletgang
f. Problemen op andere gebieden Hieronder vallen eten en drinken en zorgen voor eigen gezondheid. Aan de hand van vragen wordt bepaald op welke gebieden de problemen zich bevinden. Het geeft de loketmedewerker inzicht bij welke activiteiten er problemen zijn. In alle gevallen wordt de vraagverheldering verder gevolgd.
2. Is het probleem op te lossen door een eenvoudige en/of algemeen gebruikelijke voorziening? Mensen kunnen zelf met eenvoudige oplossingen veel doen om ongemakken te verhelpen, de woning veiliger te maken of problemen bij het wassen/douchen en aankleden te verhelpen. Zo zijn er bijvoorbeeld allerlei antislipmatten te verkrijgen. Men kan zich zittend op bed aankleden als er in de douche geen stoel staat. Bij de doe–het-zelfwinkel zijn wandgrepen, eenhendelmengkranen, thermostaatkranen en glijstangen te koop. Voor deze voorzieningen wordt in principe geen vergoeding gegeven vanuit de Wmo. Voor aanpassingen onder de €226,- wordt geen vergoeding gegeven vanuit de Wmo. In de thuiszorgwinkel en bij andere speciaalzaken zijn allerlei hulpmiddelen te koop die heel handig zijn zoals elastische veters, lange schoenlepel en een kousenaantrekker voor mensen die niet goed meer kunnen bukken. Er zijn badplanken te koop waarop je zittend op het bad kunt douchen. Er zijn badborstels met lange stelen voor het wassen van de rug en voeten te koop. Mensen kunnen in de thuiszorgwinkel advies krijgen over deze hulpmiddelen. Voor het verzorgen van de haren en nagels kan ook gebruik gemaakt worden van een kapper en/of pedicure. Voor het in/uit bed gaan kan een gewoon seniorenbed, eventueel voorzien van een rugverstelling, een goede oplossing zijn. Bij de thuiszorgwinkel is voor weinig geld een urinaal te koop. Mannen gebruiken deze vaak ’s nachts als ze moeten plassen. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Bent u op de hoogte van allerlei eenvoudige oplossingen die er zijn?
SCIO Consult Versie 17-10-2006
34
− − −
Denkt u dat ……………………… een oplossing voor u is? Heeft u al gekeken bij de doe-het-zelfwinkel of thuiszorgwinkel of die een oplossing voor u te koop hebben? Bent u op de hoogte van de diensten van kapper en pedicure (ook vaak service aan huis mogelijk)?
3. Is het probleem tijdelijk? Voor tijdelijke problemen zullen een aantal oplossingen zoals een intensieve training of dure hulpmiddelen of voorzieningen niet geschikt zijn. Voor tijdelijke problemen kunnen eenvoudige hulpmiddelen bijvoorbeeld douchestoelen en andere uitleenartikelen worden geleend. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Is dit probleem tijdelijk of blijvend? − Hoe lang zullen de genoemde problemen aanwezig zijn? − Denkt u dat u het over enige tijd weer zelf kunt? 3a. Kan door advies en/of aanleren van een andere werkwijze betrokkene meer zelfredzaam worden? Bij mensen met psychische problemen en/of verstandelijke beperkingen kan door gerichte adviezen en/of trainingen de zelfredzaamheid verbeteren. Overnemen is pas aan de orde als iemand het niet meer kan leren. Een klantondersteuner van MEE kan beoordelen of iemand leerbaar is. Het kan ook zijn dat met ondersteuning iemand zelfstandig kan zijn. Ook dit kan beoordeeld worden door een klantondersteuner. Een klantondersteuner kan zelf korte trainingen/ondersteuning geven. Indien een langer traject nodig is dan zal bij het CIZ een indicatie worden aangevraagd voor Activerende begeleiding of Ondersteunende begeleiding. MEE zorgt dan ook voor de benodigde begeleiding bij het aanleveren van gegevens. Er zijn vaak behandelgegevens nodig. Ook een eerstelijns ergotherapeut kan ingezet worden bij het trainen van zelfredzaamheid. Zij kan een probleemanalyse maken en een training starten of hulpmiddelen en voorzieningen adviseren. Dit is merendeels geschikt voor mensen met fysieke beperkingen. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Denkt u dat u met adviezen / begeleiding / training weer meer zelfstandig zou kunnen zijn? 3b en 3c. Kan door een aanpassing of hulpmiddel betrokkene meer zelfredzaam worden? Er zijn diverse aanpassingen en hulpmiddelen mogelijk waardoor mensen meer zelfredzaam kunnen worden. De volgende voorzieningen zijn er mogelijk: Wmo: − douchestoel − toiletstoel − wastafelaanpassing − toiletaanpassing − tillift Overige: − hoog-laag bed (indien betrokkene op bed wordt verzorgd) Vragen die gesteld kunnen worden zijn:
SCIO Consult Versie 17-10-2006
35
− − −
Denkt u dat een ……. een oplossing is. Bent u op de hoogte van aanpassingsmogelijkheden, hulpmiddelen die er zijn? Kunt u door een aanpassing of hulpmiddel meer zelf?
4. Is een hulpmiddel uit de uitleen een oplossing? Douchestoelen, toiletstoelen, toiletverhogers, tilliften, hoog-laag bedden zijn via de thuiszorg kosteloos te leen voor de periode van 6 maanden. Dit is mogelijk als het probleem tijdelijk is of ter overbrugging naar een definitieve oplossing. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Bent u op de hoogte van de uitleenartikelen van de thuiszorg? − U kunt een …………. lenen via de thuiszorg zou dit een oplossing zijn? 5. Is er een gezonde partner aanwezig? Van gezonde partners wordt verwacht dat zij, indien de zorg korter dan 3 maanden duurt, kunnen helpen bij de persoonlijke zorg. Dit noemt men gebruikelijke zorg. Een dergelijke zorgvraag wordt, tenzij er sprake is van een uitzonderlijke situatie, afgewezen door het CIZ. In dat geval kan men betrokkene beter afraden om een aanvraag te doen voor AWBZ-zorg. Dit geldt niet als er verpleegkundige zorg nodig is. 6. Zijn er anderen die taken willen overnemen? Anderen zijn bijvoorbeeld uitwonende kinderen, buren, kennissen, vrienden, particuliere hulp, vrijwilligers. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Zijn er behalve uw volwassen huisgenoot nog andere mensen die u kunnen en willen helpen? − Krijgt u nog hulp van anderen? − Waarbij krijgt u hulp? − Kunnen en willen zij dit voor u blijven doen? 6a. Heeft degene die taken overneemt behoefte aan mantelzorgondersteuning? Soms willen mensen wel taken overnemen maar ervaren ze toch problemen waar ze met bijvoorbeeld lotgenoten over willen praten. In dat geval kan mantelzorgondersteuning een oplossing zijn. Ook andere vormen van mantelzorgondersteuning kan ondersteuning bieden? Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Is er bij degene die taken overneemt behoefte aan mantelzorgondersteuning? 6b en 6c. Heeft degene die taken overneemt behoefte instructie? Het verzorgen van iemand kan soms zwaar zijn en voor iemand die hier geen ervaring mee heeft kan het moeilijk zijn. Instructie kan een middel zijn waarbij de partner of mantelzorger leert hoe deze zorg het beste gegeven kan worden. Er zijn vormen van algemene instructie zoals de cursussen van de thuiszorg over tiltechnieken of omgaan met dementerenden. Het kan ook zijn dat individuele instructie nodig is. Daarvoor kan een AWBZ-indicatie worden aangevraagd.
SCIO Consult Versie 17-10-2006
36
Vragen die gesteld kunnen worden zijn: − Hoe gaat het bij de verzorging? − Heeft u behoefte aan instructie bij tillen of bij hoe iemand gewassen/aangekleed moet worden? 7. Zijn er andere problemen bij de zelfverzorging? De problemen die er zijn moeten uitgevraagd worden. Aan de hand hiervan geeft de loketmedewerker een advies. 8. Zijn er andere problemen op het gebied van het verplaatsen, vervoer of het huishouden? Indien betrokkene aan het begin van de vraagverheldering heeft aangegeven dat er ook op andere gebieden problemen zijn, dan wordt de bijpassende vraagverheldering toegepast.
SCIO Consult Versie 17-10-2006
37