Focussen op voorbeelden
Zestien casusbeschrijvingen ten behoeve van het Fonds voor Cultuurparticipatie
April 2010 Felice Mul Peter van der Zant
INHOUDSOPGAVE blz. Inleiding 1.
Locatietheater in de oudste stad van Nederland:
Het mirakelspel Mariken van Nieumeghen 2.
29
Vmbo-leerlingen actief betrekken bij cultuureducatie
Muziektheaterproductie Roos_09 16.
27
Kunsteducatie voor het speciaal onderwijs
Het project Ontmoeten van de stichting Papageno 15.
25
Er zit zóveel in jongeren
De derde nationale editie van Clips voor Vrijheid 14.
23
Historisch en hedendaags textiel
Het Textielfestival 2010 in Leiden 13.
21
Eigentijdse volkscultuur
Allerzielen Alom 12.
19
Een bijdrage aan de kwaliteit van de circuskunsten
Pilot bijscholing jeugdcircus, begeleider in de circuskunsten 11.
18
Amateurkunstenaars verbinden zich met ouderen
Welkom in het Rijk van Jaren 10.
16
De kleuren van Willemstad
Het International Street Painting Festival Colors of Willemstad 9.
14
Samenwerken tussen professionele theatermakers en amateurspelers:
Het Brabants Cultuuroffensief 8.
12
Cultuurparticipatie van onderaf:
Het jaarlijkse evenement SOLOS in Den Bosch 7.
10
Zingende voetbalsupporters:
Het multicultureel voetbalkoor van FC Twente Scoren in de Wijk 6.
8
Tussen traditionele volkscultuur en choreografische ontwikkeling
De dansvoorstelling Buluşma 5.
6
Echte jongens dansen ... wel
Boys Action in Gelderland 4.
4
De aantrekkingskracht van hiphop op jongeren
De nieuwe programmering van The Notorious IBE 3.
3
31
Een fundament onder kunsteducatie in het basisonderwijs
TOEVAL GEZOCHT
33
2
Inleiding
Op verzoek van het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP) maakten Felice Mul en Peter van der Zant van Bureau ART korte beschrijvingen van zestien projecten die door het Fonds zijn of worden medegefinancierd. In deze rapportage zijn alle zestien casusbeschrijvingen opgenomen. Ze werden opgesteld op basis van schriftelijke informatie van het Fonds voor Cultuurparticipatie en van de organisatoren van de gefinancierde projecten (verslagen, boekjes, evaluaties e.d.). Deze schriftelijke informatie werd aangevuld met mondelinge informatie door middel van interviews met een of meer organisatoren. De interviews vonden plaats in de stad of op de locatie van het project. Soms werd ook met enkele deelnemers gesproken. De zestien casusbeschrijvingen zijn gespreid over de drie inhoudelijke thema’s amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur. In de projecten ligt wisselend meer accent op aandachtspunten als ontwikkeling, verankering en diversiteit. Bovendien spelen de projecten zich af in diverse regio’s en provincies van Nederland. Daarmee vormen de zestien projecten waarschijnlijk een goede dwarsdoorsnede van de activiteiten die door het FCP worden mede gefinancierd.
3
1.
Locatietheater in de oudste stad van Nederland
Het mirakelspel Mariken van Nieumeghen Nijmegen is de oudste stad van Nederland. Al vijf jaar kent de stad het Gebroeders van Limburg Festival. Het festival is gestart in 2005, toen werk van de Gebroeders van Limburg (zoals natuurlijk bladzijden uit het beroemde Getijdenboek voor Jean de Berry) te zien was in Museum Het Valkhof in Nijmegen. Deze tentoonstelling werd opgevolgd door exposities in Los Angeles (Paul Getty Museum) en New York (Metropolitan Museum). In vijf jaar tijd groeide het Gebroeders van Limburg Festival uit tot het grootste middeleeuwse festival van Nederland. Vorig jaar woonden naar schatting zo’n 50.000 bezoekers het tweedaagse festival bij, met zijn riddertoernooien, optochten en middeleeuwse muziek. Een belangrijke rol in het festival spelen de reënactment acteurs, die gebeurtenissen en taferelen uit de middeleeuwen naspelen of uitbeelden in historische kostuums. Een nieuw onderdeel op de tweede dag van het festival in 2009 was het locatietheater Mariken van Nieumeghen. Volgens historicus Herman Pleij is de laatmiddeleeuwse tekst van Mariken van Nieumeghen het wereldwijd best gekende en gewaardeerde mirakelspel uit het Nederlands taalgebied. Elf scènes van het mirakelspel werden tijdens het festival opgevoerd op even zoveel historische plaatsen in de oude stad van Nijmegen. De toeschouwers liepen in groepen van telkens ongeveer vijftig langs de verschillende scènes, zoals de val van Mariken, die door de duivel van de Stevenstoren wordt gegooid, het wagenspel van Masscheroen en het hoeren en snoeren in Antwerpen. De groepen toeschouwers werden begeleid door ervaren verhalenvertellers, die uitleg gaven over de geschiedenis van de stad. Zo’n 1.000 bezoekers van het Gebroeders van Limburg Festival maakten op deze laagdrempelige wijze kennis met locatietheater Mariken van Nieumeghen. Terwijl het Gebroeders van Limburg Festival zich richt op het dans, muziek en de wereldlijke, geestelijke en militaire aspecten van de middeleeuwse wereld, legt het locatietheater Mariken zich toe op het visuele, de literatuur en het theatrale van de middeleeuwen. In de opvoering van de diverse scènes werden allerlei kunstvormen toegepast, zoals locatietheater, acrobatiek, mime, dans, straattheater en wagenspel. Bij de voorbereiding en uitvoering waren bijna 400 amateurs en professionals betrokken, zoals leerlingen van de Stedelijk Scholengemeenschap Nijmegen (SSgN), acteurs (zowel amateurs van de stichting Amateurtheater als professionals), kinderen van Circus- en Theaterschool Grote Broer, leerlingen van ROC Nijmegen (opleidingen Artiest, Cultureel Ondernemer en Musical- en muziektheateracteur) en honderden vrijwilligers die de decors en de authentiek ogende middeleeuwse kledij vervaardigden. Ook professionele beeldend kunstenaars droegen bij aan de decors, waaronder een grote Hellepoort. Het locatietheater werd geregisseerd door Peter Seijbel, docent aan het SSgN; hij (her)schreef ook de teksten. Het geheel werd op film vastgelegd. Verschillende scènes zijn te bekijken op You Tube. In de lokale media en op het Jeugdjournaal van de NOS werd aandacht besteed aan Mariken. De toeschouwers betaalden tien euro per persoon om langs de elf locatietheaterstukken te worden geleid. Daarnaast ontvingen de organisatoren bijdragen van de gemeente Nijmegen en het Prins Bernhard Cultuur Fonds. De grootste bijdrage, 23.000 euro, kwam van het Fonds voor Cultuurparticipatie. De financiële bijdragen waren vooral bestemd voor de organisatie en de materiële uitvoeringskosten, zoals het materiaal voor de kostuums en het decor, de geluidsinstallatie en dergelijke. De amateurdeelnemers verleenden hun medewerking kosteloos.
4
Uit de enquête die de gemeente Nijmegen liet uitvoeren onder 600 bezoekers van het Gebroeders van Limburg Festival bleek dat Mariken al meteen het meest gewaardeerde onderdeel van het Festival was. De organisatoren willen de komende vijf jaar Mariken van Nieumeghen als vast onderdeel van het festival verder uitbouwen, zoals zij stapsgewijs ook het Gebroeders Van Limburg Festival hebben uitgebreid. Het spektakel zal steeds meer gespeelde scènes en figuranten gaan omvatten. Ieder jaar moet het project groter en meer compleet worden. Daartoe wil men vanaf 2010 steeds meer wijken van Nijmegen betrekken bij delen van de opvoering, in samenwerking met basisscholen: kostuums maken, toneelstukjes instuderen, wijken aankleden en figuranten leveren. De inbreng van de basisscholen maakt onderdeel uit van het onderwijsproject ‘Gebroeders van Limburg en de Middeleeuwen’, dat voor de periode 2009-2012 door Museum Het Valkhof en de Stichting Gebroeders van Limburg is ontwikkeld voor de hoogste klassen van dertig basisscholen. De insteek van dit project is dat de basisscholen hun reguliere lessen over de middeleeuwen deels structureel vervangen door dit op Nijmegen toegesneden lesaanbod. Centraal staat een uitgebreide website, Gebroeders van Limburg Junior, met digitaal lesaanbod. Daarnaast worden reënactors ingezet, brengen de leerlingen een bezoek aan Museum Het Valkhof of aan middeleeuwse locaties in Nijmegen. Om het mogelijk te maken dat de komende jaren meer mensen de diverse scènes van Mariken kunnen bijwonen wordt er over gedacht de toeschouwers voortaan niet meer in groepen te begeleiden, maar (zoals in Deventer bij het Dickens Festijn) in een vaste route zelf langs de verschillende taferelen te laten lopen. Zo kunnen in de toekomst steeds meer mensen door laagdrempelig locatietheater kennismaken met een belangrijk onderdeel van de geschiedenis.
5
2.
De aantrekkingskracht van hiphop op jongeren
De nieuwe programmering van The Notorious IBE Hiphop is een culturele beweging, vooral bekend als muziekstijl. Maar hiphop is niet alleen een vorm van muziek maken, het is ook een manier om de samenleving een spiegel voor te houden. Breakdance, graffiti, rapping en DJ’ing vormen onderdelen van hiphop. Hiphop is een belangrijk onderdeel van de jongerencultuur en heeft vooral jongeren uit de lagere klassen een eigen stem gegeven, ook in Nederland. The Notorious IBE is een internationaal dansfestival in Nederland dat zich met name richt op Breakdance en aanverwante Urban dansstijlen. Het festival werd voor het eerst georganiseerd in 1998 en vond tot 2006 plaats in voormalig poppodium Nighttown in Rotterdam. Toen in 2006 het podium haar deuren sloot, verhuisde het festival naar Heerlen waar het geadopteerd werd door de Muziekschool en de gemeente Heerlen. In 2008 vond de eerste Heerlense en de achtste editie van The Notorious IBE plaats. Het IBE heeft de laatste tien jaar vooral een spilfunctie vervuld in de ontwikkeling van de Hip Hop dans in Nederland. Het festival erkent de hiphopcultuur als kunststroming en stelt de bekendheid en ontwikkeling van het gedachtegoed van de hiphopcultuur centraal. Belangrijke doelstellingen van het festival zijn: - Het bij elkaar brengen van liefhebbers, beoefenaars en professionals van de hiphop en in het bijzonder de breakdancecultuur. - Voorzien in de groeiende behoefte onder deze liefhebbers, beoefenaars en professionals om de hiphop danscultuur in een nationale en internationale setting te kunnen aanschouwen en waar mogelijk in te kunnen participeren. - Stimulering van de breakdance- en hiphopcultuur in Nederland in het algemeen en in de provincie Limburg en de steden van Parkstad in het bijzonder. - Jaarlijks Heerlen op de kaart te zetten als kloppend hart van de internationale breakdancegemeenschap door de programmering van internationale topartiesten en kwalitatief hoogstaande programma onderdelen. - Het leveren van een fundamentele bijdrage aan de cultuurbeleving en culturele profilering van jongeren in de regio Parkstad. Sinds de komst van het IBE naar Heerlen is er in de opzet van het festival veel veranderd. Werd het festival aanvankelijk op één locatie met drie zalen georganiseerd, tegenwoordig vindt het festival in Heerlen plaats op zeven verschillende locaties, waarvan één gratis toegankelijk buitenpodium. De eerste Heerlense editie van het IBE draaide met name om het bewerkstelligen van een succesvolle terugkeer en de kennismaking van het publiek met een vernieuwd festival en festivalorganisatie. Voor de editie in 2009 stond de participatie van verschillende doelgroepen uit de Urban Dance centraal.
6
Voor de programmasamenstelling maakte het IBE een analyse van verschillende fases en ambitieniveaus die er binnen de beoefenaars van de Hip Hop dans zijn te onderscheiden. Op deze manier kan het IBE per doelgroep programmeren en hierbij direct aansluiten op de behoefte aan talentontwikkeling. IBE onderscheidt de volgende actieve doelgroepen: - 8 t/m 15 jaar: beginners - 16 t/m 22 jaar: amateur, battles en competitie - 16 t/m 22 jaar: amateur, ambitie en verbreding - 23 t/m 35 jaar: (semi) professionals - Internationale (semi) professionals Alle hiphopdisciplines (breakdance, popping, locking en new style) komen aan bod tijdens het festival. De basis is het wedstrijdelement, de battle. De verschillende dansstijlen worden ontleed. De stromingen en stijlen zijn afzonderlijk naast elkaar te zien. Vanuit de interesse van het publiek voor breakdance wordt er verbreding gezocht door theater, beeldende kunst en muziek te programmeren tijdens het festival. In de vorm van presentaties, dansworkshops, DJ Masterclass workshops en Panel Discussions wordt het publiek uitgedaagd zich te verbreden. In de ogen van veel hiphop dansliefhebbers en -beoefenaars is het sterke punt van het IBE dat het festival dichtbij de wensen van de ‘core’ beoefenaars blijft. Jaarlijks is het festival een ontmoetingsplek voor jongeren uit de gehele wereld met een passie voor dans. De vele programmaonderdelen bieden hen meer dan op elk ander evenement de ruimte om zich aan elkaar te presenteren. In tien jaar is het aantal deelnemers gegroeid van 600 naar 8.000 bezoekers. De verschillende programmaonderdelen van het IBE 2009 hebben niet alleen voor de nodige verbreding gezorgd, maar ook verdieping en achtergronden gegeven die de hiphop danscultuur zo boeiend maakt. Met de programmering van de theaterperformances, workshops, masterclasses en talkshows wil het IBE het aanwezige danspubliek en buitenstaanders tonen dat de hiphop danscultuur meer is dan het tonen van elkaars dans skills. Het IBE is hierin gezien de grote deelname en publieke belangstelling goed geslaagd. De laatste jaren krijgt de hiphopcultuur in Nederland vanuit de overheid en de culturele sector steeds meer de erkenning die in de jaren tachtig ontbrak. Werd hiphop in de beginjaren vooral gezien als een tijdelijke rage, tegenwoordig begrijpt men de diversiteit, mogelijkheden en vooral de aantrekkingskracht die deze cultuur op jongeren heeft. Door de bijdrage van het Fonds voor Cultuurparticipatie heeft het IBE dit jaar de mogelijkheid gekregen de programmering te verbreden, om zo de verschillende doelgroepen te kunnen inspireren. Ook de gemeente Heerlen, de gemeente Kerkrade en de provincie Limburg steunen het IBE. Het is belangrijk de geschiedenis en de cultuur van de Hip Hop in zijn volledigheid over te brengen; zonder de bijdrage van het Fonds was die verdieping niet mogelijk geweest.
7
3.
Echte jongens dansen ... wel
Boys Action in Gelderland Er zijn honderdduizenden mensen in Nederland, die (doorgaans als amateur, in sommige gevallen als professional) de kunstdiscipline dans beoefenen. Dansen kent verschillende vormen, zoals volksdansen, tapdance, stijldansen, break- en streetdance, flamenco en theaterdansen. Tot het theaterdansen behoren het klassieke ballet, moderne dans en jazzdans. Dansers beoefenen hun kunstvormen doorgaans in een (vaste) groep of vereniging. In de opleidingen voor theaterdansen zijn jongens sterk ondervertegenwoordigd. Dat geldt zowel voor de cursussen die lokale centra voor de kunsten aanbieden als voor de opleidingen aan de dansacademies. Als jongens al interesse hebben in dansen, dan is dat in breakdance of streetdance, maar veel minder in theaterdansen, zoals klassiek ballet of moderne dans. In sommige opleidingen staan tegenover 60 meisjes slechts 4 of 5 jongens. Amateurdansgroepen bestaan daarom vooral of zelfs volledig uit vrouwen. De meeste professionele dans- en balletgezelschappen halen hun mannelijke dansers uit het buitenland. De artistieke leiders klagen dat er in Nederland onvoldoende talent is bij de jongens. Dansdocent Wil Boom heeft samen met zijn vrouw Elise Boom een aanpak ontwikkeld om aan te tonen dat er in Nederland wel degelijk jongens met talent voor theaterdansen zijn. De aanpak die zij hebben bedacht is volgens hen uniek, niet alleen in Nederland maar zelfs in West-Europa. Volgens Wil en Elise Boom zijn er verschillende factoren die ervoor zorgen dat talentvolle jongens niet worden ontdekt. Ten eerste zijn de dansopleidingen veelal nog gebaseerd op de eeuwenoude balletprincipes, waarbij de mannelijke danser vooral de vrouwelijke danser ondersteunt om te springen en te draaien. Dansen heeft mede daardoor in onze cultuur het imago van een bezigheid van meisjes; ‘echte jongens’ doen zoiets niet. Er zijn vaders die hun zoon, als hij interesse heeft in dans, stimuleren toch ook op voetbal te gaan, om geen verkeerde indruk te wekken. Ook wordt er volgens Wil Boom in de opleidingen onvoldoende rekening gehouden met de verschillen tussen jongens en meisjes in aanpak en motoriek, vooral ook in de puberteit. Bij meisjes kan de aandacht al op jeugdiger leeftijd uitgaan naar het leren van details en verfijndere bewegingen, omdat de fijne motoriek van meisjes zich al eerder ontwikkelt. Jongens zijn meer geïnteresseerd in de wat grovere bewegingen en het benutten van hun energie, omdat de ontwikkeling van hun fijne motoriek in eerste instantie achterblijft (vandaar dat breakdance wel populair is bij jongens). Daarnaast hebben jongens een kortere spanningsboog dan meisjes. Bovendien wordt er in Nederland meer dan in andere landen waarde aan gehecht, dat jongeren eerst een goede schoolopleiding afronden voordat ze zich gaan specialiseren. Dat vinden Wil en Elise Boom ook een goede zaak: juist voor dansers, die doorgaans niet op hoge leeftijd hun vak kunnen blijven beoefenen, is het belangrijk om na een danscarriere nog een tweede loopbaan te kunnen starten. Daarom heeft dansstudio Boom, facilitair ondersteund door Hogeschool ArtEz, een aanpak speciaal voor jongens ontwikkeld, waarbij de jongeren gewoon hun schoolopleiding volgen en gedurende een jaar op zaterdagen deelnemen aan de danslessen van Boys Action. De jongens volgen allen danscursussen in Arnhem (bij een theater-dansstudio), Nijmegen (centrum voor de kunsten) of Groesbeek (balletschool).
8
Uit de ca. 120 mannelijke deelnemers aan deze cursussen zijn er 45 jongeren geselecteerd voor de zaterdaglessen van Boys Action. Deze jongens zijn afkomstig uit verschillende plaatsen in Gelderland: Tiel, Arnhem, Nijmegen, Groesbeek en Doetinchem. De leerstof en het repertoire van Boys Action sluiten aan op de motoriek, cultuur en belevenis van jongens. Zo worden er diverse sprongen geoefend, om de enorme energie van de jongens te benutten. Spelenderwijs worden figuren uit het theaterdansen geoefend. Dat kan, omdat er voor jongeren geen hokjes gelden; zij zien een pirouette als een uitdaging, zonder zich te bekommeren over de vraag tot welke dansvorm dit behoort. Ieder seizoen wordt toegewerkt naar een voorstelling, eind juni. Dat vormt ook een kenmerk van de aanpak, omdat juist voor jongens een optreden stimulerend werkt. Het optreden wordt georganiseerd door Boys Action. Naast de geselecteerde jongens doen ook alle andere jongensgroepen mee aan de voorstelling. Zes basisscholen zullen met groepen 5 – 8 in juni de voorstelling bijwonen. Bij voorkeur vindt er ook al een voorbereidende les op de scholen plaats. Deze voorbereidende les bestaat uit workshops van ruim een uur, waarbij met de jongens en de meisjes apart een kleine dans wordt ingestudeerd en aan elkaar getoond. Het is belangrijk dat de methodiek van Boys Action wordt vastgelegd en overgedragen. In eerste instantie zal dat, met financiële steun van de provincie, in Gelderland gebeuren. Kunst en Cultuur Gelderland, de provinciale instelling voor amateurkunst, zal daarvoor de nodige ondersteuning bieden. In een later stadium kan de methodiek wellicht op landelijk niveau worden overgedragen. Boys Action ontvangt geld van enkele andere fondsen, zoals het Prins Bernhard Fonds. Het Fonds voor Cultuurparticipatie droeg 10.000 euro bij. Het totale bedrag is voldoende om het niveau van het project op een hoger plan te tillen. Zo zijn er nieuwe choreografieën ontwikkeld, specifiek voor Boys Action, en worden er aparte kostuums ontworpen. Dit was zonder de financiële bijdragen niet mogelijk geweest.
9
4.
Tussen traditionele volkscultuur en choreografische ontwikkeling
De dansvoorstelling Buluşma In de dansvoorstelling Buluşma, Turks voor hernieuwde kennismaking, wordt de relatie tussen traditie en vernieuwing in Turkse volksdans onderzocht. Volksdans in Turkije is gebonden aan traditie, maar ontwikkelt zich tegelijkertijd mee met hedendaagse maatschappelijke ontwikkelingen. Turkse volksdansgroepen in Nederland dansen vooral de bestaande traditionele choreografieën. Veel dansdocenten, vaak Turkse Nederlanders, willen de volgende generatie in Nederland Turks erfgoed meegeven. Tegelijk bestaat bij hen de wens om nieuwe choreografieën te vormen die recht doen aan de hedendaagse identiteit van Turkse Nederlanders. Het project Buluşma is een samenwerking tussen choreografen uit Turkije en dansers en docenten uit Nederland. De projectorganisatie nodigde een artistiek team uit, bestaande uit hoofddocent Ahmet Demirbağ en vier docenten van de Dansvakopleiding in Istanbul, om in Nederland een nieuwe dansvoorstelling te ontwikkelen. De voorstelling werd uitgevoerd door amateurdansers en hun docenten, samen met een aantal professionele dansers. De uitvoering duurde ruim een uur en bestond uit bestaande choreografieën, waar vernieuwende elementen aan toe werden gevoegd. Buluşma is een coproductie van ZIMIHC huis voor amateurkunst, Culturalis, het Internationaal Danstheater en de Stadsschouwburg Utrecht. De vier organisaties leverden ieder een afgevaardigde voor de stuurgroep. De productieleiding was in handen van de afdeling Culturele Projecten van ZIMIHC. Ahmet Demirbağ vormde samen met de artistieke directeur van het Internationaal Danstheater de artistieke leiding. Buluşma kwam tot stand in samenwerking tussen de Turkse choreografen, professionele dansers van het Internationaal Danstheater, amateurdansers en hun docenten. In de voorstelling dansten amateurs samen met professionals, ervaren dansers naast dansers met minder ervaring, jong samen met oud, Turkse Nederlanders met autochtone Nederlanders en dansers uit Utrecht naast dansers uit Den Haag. Buluşma werd in totaal drie keer uitgevoerd, één keer in de Stadsschouwburg Utrecht en twee keer in het Culturalis Theater in Den Haag. Ruim veertig dansers en vijftien docenten deden aan de uitvoeringen mee. De voorstelling in de Stadsschouwburg was bijna uitverkocht, de twee voorstellingen in Culturalis waren geheel uitverkocht. Voor de meeste dansers was Buluşma een eerste kennismaking met een professioneel theater. Zij leerden een onderdeel te verzorgen van een avondvullende dansvoorstelling waarbij samengewerkt moest worden met professionele dansers van het Internationale Danstheater. Dit heeft gezorgd voor een kwaliteitsverbetering in de verschillende Turkse volkdansgroepen, doordat ze nu hogere eisen gaan stellen aan de verschillende danstechnieken. De docenten van Turkse volksdansgroepen leerden van de docenten uit Istanbul op welke wijze vernieuwing gebracht kan worden in Turkse volksdans en op welke wijze gebruik gemaakt kan worden van een verhaallijn in een langere dansvoorstelling. Voor de professionele dansers van het Internationale danstheater en de Turkse dansers was Buluşma een kennismaking met amateurdansers. Zij leerden opnieuw naar hun vakgebied kijken. De samenwerking met amateurdansers werd door hen als verfrissend ervaren.
10
Van de repetities is een documentaire gemaakt door Ramses Singeling. Singeling volgde de amateurdansers en hun docenten tijdens de repetities en verzorgde een integrale opname van de uitvoering in de Stadsschouwburg Utrecht. In de documentaire komt de samenwerking tussen amateurs en professionals en het conflict tussen traditie en vernieuwing in woord en beeld aan bod. Het beeldmateriaal is zowel bedoeld als studiemateriaal voor de deelnemende dansers als presentatiemateriaal van de organisatie over het opzetten en uitvoeren van een dergelijk cultureel evenement. Videobeelden, foto’s en muziek van de voorstelling stellen de deelnemende dansers in staat om Buluşma opnieuw uit te voeren. Dit gebeurt met succes; dansers in Den Haag hebben in de maand na de uitvoering van Buluşma op verschillende festivals onderdelen en bewerkingen van de voorstelling uitgevoerd. Met de stichting Altays is afgesproken dat Buluşma gepresenteerd wordt tijdens de Nederlandse kampioenschappen Turkse Volksdans op 11 december 2010 in Utrecht. Buluşma betekende een artistieke verdieping voor veel dansers. Enkele amateurdansers hebben zelfs auditie gedaan bij het Internationaal Danstheater. Buluşma kan de opmaat zijn voor het verder opbouwen van een internationaal Turks dansnetwerk en meer frequente uitwisselingsprojecten tussen Nederland en Turkije. Door ontmoetingen van Turkse volksdansers met leden van de internationale volksdansverenigingen wordt een nieuw licht geworpen op de culturele identiteit en de oorsprong van Turkse Nederlanders. Door het dichterbij brengen van culturen, komen tradities in een nieuw perspectief te staan en wordt een debat over culturele vernieuwing mogelijk gemaakt. Voor ZIMIHC was Buluşma een vervolg op het project Görüşmek. Opgedane kennis werd overgedragen aan Culturalis. Net als ZIMIHC heeft Culturalis als doelstelling amateurkunst te stimuleren. De samenwerking van beide organisaties zorgde voor een intensivering van de amateurdans in zowel de provincie Utrecht als de regio Den Haag. In Den Haag is een nieuw bewustzijn voor Turkse volksdans gecreëerd, in Utrecht is deze verder uitgebouwd en bestendigd. De financiële steun van het Fonds was essentieel voor Buluşma. Zonder deze steun was het project niet van de grond gekomen. Het geld van het Fonds is met name besteed aan het betalen van de professionele choreografen uit Turkije. Zonder deze choreografen was er geen input voor vernieuwing gekomen voor de Turkse volksdans. Door het project zijn voornamelijk ook jongeren geïnspireerd geraakt om door te gaan met dansen en is er een impuls gegeven aan het verankeren van de verschillende Turkse volkdansen in Nederland.
11
5.
Zingende voetbalsupporters
Het Multicultureel Voetbalkoor van FC Twente Scoren in de Wijk Duizenden Nederlanders zingen in koren. Het gaat om uiteenlopende koren als opera en operette, byzantijnse koren, jeugdkoren, kinderkoren, vrouwen- en mannenkoren, barbershop, kerkkoren, theaterkoren, shantykoren, piratenkoren, toonkunstkoren, a-capella koren en cantatekoren. De zangkunst leeft waarschijnlijk in alle lagen van de bevolking. Zingen en voetbal zijn een voor de hand liggende combinatie, gelet op de gezangen van voetbalsupporters in de stadions. Toch was nog nooit iemand op het idee gekomen van een speciaal voetbalkoor, totdat Drees Kroes van FC Twente Scoren in de Wijk het plan opvatte om het multicultureel voetbalkoor FC Twente op te richten dat een breed repertoire van voetballiederen gaat zingen. Het koor richt zich met name publiek dat niet snel afkomt op culturele activiteiten. Mensen verbinden is één van de opdrachten van de Stichting FC Twente, Scoren in de Wijk. Deze aan FC Twente gelieerde stichting is al vier jaar actief en probeert een bijdrage te leveren aan verbetering van de positie van wijkbewoners in drie achterstandswijken in Hengelo en Enschede waar veel aanhangers van FC Twente wonen. Dat lukte vorig jaar met een groot community art project, ‘220 volt’ in de wijk Berflo Es in Hengelo, waar 150 wijkbewoners met toneelgroep Alaska een theaterstuk maakten dat bijna 1.400 bezoekers trok. Uit dit theateroptreden vloeiden allerlei culturele activiteiten in de wijk voort, zoals het volgen van toneellessen door wijkbewoners en een kleinschalig theater. Andere activiteiten van FC Twente Scoren in de Wijk zijn onder andere een Taalgame voor jongeren die spelenderwijs hun Nederlandse woordenschat vergroten, een voetbalcursus voor de jeugd met als nevendoel het bevorderen van een gezonde leefstijl, een werkgelegenheidsproject voor Turkse werklozen, een interactieve voetbalmuur en het Jeugdsportfonds Hengelo. Veel van deze projecten zijn in Twente ontstaan, maar worden inmiddels met steun van het Ministerie van VWS (sport) of het Ministerie van VROM (prachtwijken) verspreid over andere steden en regio’s. De Stichting FC Twente Scoren in de Wijk staat organisatorisch en financieel los van de voetbalclub. Wel ondersteunt de communicatie-afdeling van FC Twente ook bij het Multicultureel voetbalkoor de communicatie-uitingen. Bovendien bewaakt men vanuit FC Twente dat het imago van de voetbalclub positief wordt versterkt door de activiteiten van de Stichting. Op 1 april begint de eerste repetitie van het Multicultureel voetbalkoor. Er hebben zich nu achttien belangstellenden gemeld voor het koor, na publiciteit in onder andere via de publiciteitskanalen van FC Twente, de lokale kranten en radioprogramma’s en via het ROC van Twente. Dat aantal moet nog uitgroeien tot dertig. Vanaf 1 april zal er wekelijks worden gerepeteerd onder leiding van een ervaren dirigent, die als muziekdocent onder andere is verbonden aan de Muziekschool Twente. De belangstelling vanuit de grote Turkse gemeenschap in de achterstandswijken valt tot nu toe tegen, ondanks alle contacten met moskeeën en culturele organisaties. Enkele belangstellenden van Afrikaanse afkomst zullen voorlopig voor het enige multiculturele tintje zorgen. Wel zijn de meeste mensen die zich nu hebben aangemeld afkomstig uit bevolkingslagen die van huis uit weinig in aanraking komen met kunst en cultuur. Ondanks dat het om een voetbalkoor gaat, zijn er - net als bij veel andere koren - meer vrouwen dan mannen die belangstelling hebben om lid te worden.
12
Terwijl het koor nog moet worden samengesteld en de eerste repetities pas over twee weken plaatsvinden, is er al veel belangstelling voor optredens van het koor. Zo zou het koor (gestoken in voetbaltenues of trainingspakken) kunnen optreden tijdens diverse gelegenheden bij het ROC, bij evenementen in het stadion, de Grolsche Veste, of tijdens de herdenking van de vuurwerkramp in Enschede. Het koor zal in elk geval een rol gaan vervullen in een theaterstuk, dat gedurende vier avonden in september 2010 zal worden opgevoerd. Het betreft een nieuwe community-artproductie van FC Twente Scoren in de Wijk, met als thema voetbal. Een aparte regisseur zal aan de slag gaan om het koor goed in te passen in het toneelstuk. FC Twente Scoren in de Wijk vroeg ruim 20.000 euro van het Fonds voor Cultuurparticipatie. De commissie die de aanvraag behandelde vond de begroting echter wel erg ruim en adviseerde 10.000 euro bij te dragen. Andere bijdragen ontvangt het Multicultureel Voetbalkoor van de gemeente Hengelo (10.000 euro), Scholen in de Wijk (10.000 euro) en een woningcorporatie (5.000 euro). Hiervan worden met name de dirigent en de regisseur betaald, alsmede oefenaccommodaties gehuurd en zanginstallaties. Zonder de bijdrage van het Fonds voor Cultuurparticipatie was het project waarschijnlijk niet gestart. Met de subsidie van het Fonds als basis konden andere financiers over de streep worden getrokken. Het is de bedoeling dat het koor vanaf 2011 op eigen benen komt te staan en zich kan bedruipen van inkomsten uit optredens. Het aantal koorleden zou verder moeten groeien naar vijftig. Maar daarvoor zal de bekendheid met het fenomeen Voetbalkoor eerst moeten worden vergroot. Ook wil men, net als de overige projecten van FC Twente Scoren in de Wijk, het idee van een (multicultureel) voetbalkoor verspreiden over heel Nederland, met name in de prachtwijken van het Ministerie van VROM.
13
6.
Cultuurparticipatie van onderaf
Het jaarlijkse evenement SOLOS in Den Bosch Sinds 2008 vindt in Den Bosch het jaarlijkse SOLOS plaats. SOLOS biedt jongeren in de leeftijd van 14 – 26 jaar met en zonder duidelijke artistieke ambities een platform voor het verwezenlijken van hun ideeën of plannen. Voor veel culturele instellingen vormen jongeren in deze leeftijdscategorie een moeilijk te bereiken doelgroep. SOLOS zorgt dat deze jongeren inhoudelijk, organisatorisch, productioneel en financieel worden gecoacht. Ze worden in contact gebracht met professionals uit het bedrijfsleven of uit de wereld van kunst, cultuur, media en mode, zodat ze hun plannen op een hoger niveau kunnen brengen. Vervolgens kunnen ze de eindproducten (foto’s, films, mode, theater, dans, beeldende kunst) presenteren aan het publiek, op professionele podia en op straat. In woord en beeld geven jongeren door SOLOS uiting aan hun belevingswereld. In oktober 2009 vond gedurende elf dagen de tweede aflevering van SOLOS plaats. Zo’n 450 jongeren verzorgden performances, dansvoorstellingen, films, modeshows, toneelvoorstelling en foto-exposities. Een groot deel van de presentaties speelde zich af op straat of op andere plekken in de open lucht. Een ander deel vond plaats in gebouwen, zoals het Noord-Brabants Museum, het Stedelijk Museum, Theater aan de Parade, Verkadefabriek en Talent Factory. In het SOLOS NEXT tijdschrift, gemaakt door en voor jongeren, presenteerden de jongeren zich met hun verhaal. In Blend, een tijdschrift voor mode, mensen, muziek, media en kunst, werd een apart katern opgenomen over SOLOS. SOLOS is een initiatief van Marcus Peters (fotograaf) en Marjoes Corsten (vormgever en artdirector). Zij wilden een laagdrempelig platform creëren, dat open staat voor ideeën van jongeren en waar snel kan worden gereageerd op ontwikkelingen binnen de jongerencultuur. Marcus en Marjoes bedachten ook de titel, die symboliseert dat elke (solo)presentatie uniek is, maar uiteindelijk met elkaar één geheel (SOLOS) gaan vormen. Drie kenmerken onderscheiden het evenement volgens de organisatoren van andere festivals of talentenwedstrijden. Ten eerste vindt de invulling van het programma van onderaf plaats, dat wil zeggen door de jongeren zelf. De organisatie werft geen jongeren, zij melden zich zelf aan. Er vindt geen inhoudelijke selectie van de ideeën plaats, elke idee is in principe welkom. Over ieder idee of plan vinden gesprekken plaats, om te zorgen dat het een vorm krijgt die binnen het SOLOS-concept past. Daarbij wordt wel aan de jongeren duidelijk gemaakt, dat er veel van hen wordt gevergd. Zij moeten zelf het plan (onder begeleiding) uitwerken, een planning maken en een begroting opstellen. Marcus en Marjoes helpen hen daarbij en bewaken SOLOS als merk, inclusief de totale uitstraling en de vormgeving. Ten tweede worden de jongeren gedurende de maandenlange voorbereiding van SOLOS gecoacht door professionals uit het bedrijfsleven, werkzaam als filmregisseur, fotograaf, vormgever , choreograaf, modeontwerper e.d. De coaches ontvangen voor hun werkzaamheden een bescheiden vergoeding, maar het plezier in het begeleiden van jongeren in hun vak moet voorop staan.
14
Ten derde ligt in SOLOS het accent sterk op het proces, niet alleen op de uiteindelijke presentatie. In een (elk jaar wisselend) antikraakpand in het centrum van Den Bosch vinden allerlei bijeenkomsten en ontmoetingen van de jonge makers plaats. Zo ontstaan cross-overs tussen uiteenlopende disciplines als fotografie, mode, dans, theater en film. Ook bouwen de deelnemende jongeren op deze wijze een netwerk op van contacten, niet alleen in hun eigen discipline, maar juist ook in andere disciplines. Dit netwerk kan van veel waarde zijn in hun latere loopbaan. De organisatoren schatten aan de hand van bezoekersinformatie van de deelnemende instellingen en cijfers van de gemeente het aantal mensen dat op de een of andere wijze onderdelen van SOLOS in 2009 heeft bijgewoond op zo’n 45.000. Daarbij zijn nog niet inbegrepen de bezoekers van de website en de kijkers naar de regionale TV-uitzendingen over SOLOS. Minstens zo belangrijk is wat deelname aan SOLOS heeft betekend voor de 450 jonge deelnemers. De jongeren hebben, met name door de coaching en de onderlinge ontmoetingen, veel geleerd en ervaring opgedaan en uiteindelijk een podium gekregen om zich te presenteren. Deelname aan SOLOS heeft vaak een impuls gegeven aan de keuze van een opleiding en/ of hun verdere loopbaan. Op de website van SOLOS staat een (nog niet systematisch bijgehouden) overzicht van wat het meedoen aan SOLOS heeft betekend voor de jongeren. Sommige deelnemers geven aan dat zij naar aanleiding van SOLOS vervolgopdrachten hebben gekregen of bewust voor een opleiding aan een academie hebben gekozen. Anderen hebben een eigen stichting opgericht, een film gemaakt of een theaterstuk opgevoerd. Daarbij helpt het netwerk dat de jongeren door SOLOS hebben opgebouwd. Volgens eigen zeggen durven zij nu bijvoorbeeld bij projecten voor een grootschaliger aanpak te kiezen, omdat zij jongeren en professionals in andere disciplines kennen. SOLOS wordt gefinancierd door onder andere het SNS-Reaalfonds, de stichting DOEN, het Prins Bernhard Cultuurfonds en de gemeente ’s Hertogenbosch. Het Fonds voor Cultuurparticipatie droeg in 2009 25.000 euro bij, juist vanwege het inzetten van professionals uit de kunstwereld en uit creatieve ondernemingen, die jongeren coachen vanuit hun specifieke vragen. In 2010 zal een volgende aflevering van SOLOS in Den Bosch plaatsvinden. Het concept van SOLOS leent zich in principe goed voor overdracht naar andere steden in Nederland. Maar daarvoor is wel tijd nodig, omdat het uitgangspunt van SOLOS juist is dat het initiatief van onderaf moet komen, niet opgelegd aan jongeren maar georganiseerd door jongeren. Daarvoor zal in elke stad een nieuw netwerk moeten worden opgebouwd met lokale culturele instellingen, bedrijven en jongeren. Dat kan overigens ook betekenen dat SOLOS bij overdracht een afwijkende vorm krijgt, die past bij de lokale situatie.
15
7.
Samenwerken tussen professionele theatermakers en amateurspelers
Het Brabants Cultuuroffensief Er zijn in Nederland, naast enkele tientallen professionele theatergezelschappen, naar schatting zo’n 450.000 Nederlanders die in hun vrije tijd toneelspelen en theatervoorstellingen verzorgen. Dat doen ze doorgaans met veel enthousiasme en grote inzet in amateurgezelschappen, variërend van studententheatergroepen tot lokale buurt- of dorpstoneelgroepen. Elke stad en zelfs elk dorp kent wel een of meer eigen toneelgezelschappen. Amateurs en professionals kunnen elkaar wederzijds stimuleren. Dit is de centrale gedachte achter het initiatief van theatergroep Het Groote Hoofd in Den Bosch om het project Brabants Cultuuroffensief te starten. Professionals kunnen de amateurs de kneepjes van het vak bijbrengen en het artistieke niveau van de voorstellingen helpen verhogen. Amateurtoneelspelers kunnen op hun beurt met hun enthousiasme en hun onbevangen aanpak een verfrissende invloed hebben op het dagelijkse werk van de professionals. Bovendien kunnen amateurs ervoor zorgen dat professionele gezelschappen hun binding met de samenleving houden en weten wat er onder de bevolking leeft. Het Groote Hoofd profileert zich al sinds enige jaren als een theatergezelschap dat middenin de (Brabantse) gemeenschap staat. De voorstellingen van Het Groote Hoofd handelen altijd over thema’s die dichtbij het dagelijkse leven van de mensen staan. Bovendien vinden de voorstellingen vaak op andere locaties plaats dan theaters en schouwburgen, bijvoorbeeld in een dorpshuis of een boerenschuur, juist om de drempel voor het bijwonen van de voorstellingen zo laag mogelijk te maken. Er wordt in Nederland natuurlijk al incidenteel samengewerkt tussen professionele theatermakers en amateurs, maar het idee van Het Groote Hoofd gaat een stap verder en is daarmee waarschijnlijk uniek in Nederland: in samenwerking tussen professionals en amateurs een gezamenlijke theatervoorstelling maken voor een breed publiek. Het Brabants Cultuuroffensief werkt in verschillende stappen vanaf 2009 toe naar een reeks voorstellingen op locaties in Noord-Brabant, in 2011 en 2012. Naast de meerwaarde van verhoogde kwaliteit ziet Het Grote Hoofd de volgende vruchten van het project: samenwerking tussen verschillende genres in de amateurkunst, ontmoeting, kennismaking, bij elkaar over de schutting kijken, mogelijke aanwas van nieuwe leden, en sociale binding tussen gezelschappen en individuele amateurs onderling. De eerste fase van het traject is bedoeld om in contact te komen met een deel van de tientallen amateurtheatergroepen en de duizenden amateurtoneelspelers die er in NoordBrabant zijn. Uit een eerste inventarisatie bleek dat in elke grotere stad, zoals Breda of Tilburg, vaak al zeven of acht toneelgezelschappen zijn te vinden en in de meeste dorpen minimaal één. Daarnaast zijn er veel mensen op andere wijze actief, bijvoorbeeld doordat zij een theatercursus volgen bij een van de lokale centra voor de kunsten. Deze eerste kennismakingsfase zou in februari 2010 worden afgerond, maar wordt nog enkele maanden verlengd, omdat het in de praktijk lastig bleek om voldoende geïnteresseerde deelnemers te werven voor de zestien ontmoetingsavonden die Het Groote Hoofd op verschillende plekken in de provincie had gepland. In plaats van de verwachte 400 geïnteresseerden kwamen er slechts zo’n 50. Daarom worden nu op meer directe en persoonlijke wijze contacten gelegd met toneelgroepen of, via theaterdocenten, met individuele beoefenaars.
16
In de tweede fase van het traject staat een serie van vijf workshops gepland op zeven verschillende locaties. De amateurtoneelspelers volgen in groepen van maximaal vijftien deelnemers deze vijf workshops en werken onder professionele begeleiding toe naar een korte eindpresentatie in een openluchttheater van ca. vijftien minuten. Centraal in de serie workshops staan ‘dorpslegendes’. Samen met de deelnemers worden lokale verhalen en legendes in kaart gebracht. Eén daarvan wordt uitgekozen om er een korte voorstelling over te maken. Het is de bedoeling dat de groepen elkaars presentaties bekijken en hun bevindingen en ervaringen onderling uitwisselen. Zo wordt geprobeerd de kwaliteit van de presentaties te verbeteren en de amateurspelers bewuster te maken van de keuzes die ze (moeten) maken in het proces van theater maken. Het Fonds voor Cultuurparticipatie levert een bijdrage van 15.000 euro aan de tweede fase. Daarnaast ontvangt Het Groote Hoofd voor het gehele traject bijdragen van het VSB-Fonds en Schatten van Brabant, een provinciaal programma waarmee de provincie Noord-Brabant de geschiedenis onder de aandacht wil brengen van een breed publiek. Met het geld van het FCP worden met name de docenten voor de workshops ingehuurd en wordt een speciale medewerkster voor cultuurparticipatie bekostigd die het gehele traject organiseert. In de volgende fasen wordt vervolgens toegewerkt naar een mega locatievoorstelling over Jeanne d’Arc op verschillende plaatsen in Noord-Brabant, met de première op de Festival Boulevard in 2011. Met het Brabants Cultuuroffensief wil Het Groote Hoofd uiteindelijk door de nauwe samenwerking met de bevolking in het algemeen en de amateurtoneelspelers in het bijzonder, de cultuurparticipatie vergroten en de cultuurbeleving in de provincie verrijken en op een hoger plan tillen.
17
8.
De kleuren van Willemstad
Het International Street Painting Festival Colors of Willemstad Curaçao is een eiland dat bekend staat om haar grote aantal kunstenaars en artistiek talent. Er zijn tal van galeries en exposities waar kunstwerken van verschillende kunstenaars worden tentoongesteld. Het betreft echter een tamelijk beperkte groep kunstenaars. Voor jongeren met artistieke talenten zijn er weinig mogelijkheden hun kunstwerken in het openbaar te exposeren. Daardoor blijven de mogelijkheden tot talentontwikkeling beperkt. Dutch Dream Curaçao wil hierin door middel van het evenement Colors of Willemstad verandering brengen. Bij dit evenement krijgen de jongeren de kans om hun talenten aan het grote publiek te laten zien. Ook komen ze in contact met professionele artiesten. Dit kan een eerste stap betekenen in het verder ontwikkelen van hun talenten. Tijdens het evenement wordt onder ander aandacht besteed aan living statues en andere kunstvormen zoals fotografie. De basis van het evenement ligt echter bij streetpainting. Het kunstzinnig beschilderen van straten is een kunstvorm, die teruggaat op de zestiende eeuw in Italië. Er komen steeds meer streetpainting festivals in de wereld en een groeiend aantal bezoekers maakt kennis met de schilderingen, tegenwoordig vaak in 3D. Streetpainting is een zeer toegankelijke vorm van kunst en kan daardoor een populaire kunstvorm worden onder jongeren op Curaçao. Men heeft slechts een aantal krijtjes en een stuk straat nodig om de kunst te kunnen beoefenen. De meeste jongeren zijn via Internet bekend met de anamorfe (3D) tekeningen die bekende artiesten kunnen maken. Colors of Willemstad vond plaats op 27 en 28 maart. Een belangrijk onderdeel van het evenement werd gevormd door een serie workshops, verzorgd door internationaal beroemde streetpainters uit de Verenigde Staten. Zij behoren tot de internationale top in de discipline van het streetpainten. Er werd ook een internationaal befaamde speedpainter uitgenodigd. In de workshops leerden de jongeren de kneepjes van het vak. De workshops werden gehouden in de week voorafgaande aan het evenement. Na afloop van het evenement willen de organisatoren alle betrokken partijen benaderen om te zien wat de impact van de workshops en het festival is geweest bij de deelnemers. Er werden zo’n 5.000 tot 10.000 bezoekers per dag verwacht. Aan de workshops konden maximaal 300 jongeren deelnemen, gespreid over twee dagen. De jongeren worden geselecteerd in overleg met (teken)docenten op scholen en kunstopleidingen. Het Fonds voor Cultuurparticipatie verstrekte een bijdrage van 10.000 euro voor deze workshops. Het bedrag is vooral bedoeld om de professionele docenten te betalen, inclusief hun reis- en verblijfskosten. Met de subsidie van het Fonds als basis konden lokale sponsors worden aangetrokken, onder andere uit het bedrijfsleven. Het is de bedoeling dat Colors of Willemstad een jaarlijks terugkerend evenement wordt. De bedoeling is het te laten uitgroeien tot een plek waar talentvolle jongeren jaarlijks bijeen komen om ideeën uit te wisselen, elkaar te stimuleren en interesse voor diverse kunstvormen op te wekken. De weg naar het evenement toe moet voor de jonge talenten een proces worden om de kunstvorm te leren beheersen die ze op het evenement willen laten zien. De professionele kunstenaars die workshops e.d. geven moeten dit effect versterken. De organisatoren streven ernaar vanaf het tweede of derde jaar het evenement louter te financieren met lokale sponsoren. 18
9.
Amateurkunstenaars verbinden zich met ouderen
Welkom in het Rijk van Jaren Ouderen hebben doorgaans een schat aan levenservaring en zitten vol met bijzondere en boeiende verhalen. Ze zijn letterlijk ‘rijk van jaren’. Onder invloed van eenzaamheid gaat veel van deze rijkdom verloren. In het project Welkom in het Rijk van Jaren wordt de geschiedenis van ouderen door amateurkunstenaars vastgelegd. Zij maken portretten van de ouderen. Dat kan een geschilderd of getekend portret zijn, maar ook een gedicht op basis van het verhaal van een oudere, een fotocollage of een geschreven portret. De uiteindelijke portretten zijn een combinatie van werk van de amateurkunstenaar, aangevuld met een eigen inbreng van de oudere. Amateurkunstenaar en oudere werken daarin samen: de amateurkunstenaar portretteert, de bewoner levert waar mogelijk een eigen bijdrage aan het completeren van het portret, bijvoorbeeld door een eigen schilderbijdrage op basis van een anekdote of herinnering of een foto in een collage. Het idee voor samenwerking tussen amateurkunstenaars en ouderen is geïnspireerd op het project ‘De lucht is nog vol dagen’, dat in 2006 eenmalig in verzorgingshuis Peppelrode in Brabant werd uitgevoerd. De initiatiefnemers van Welkom in het Rijk van Jaren, Marenthe de Bruijne (CreaSense) en Lia Nijman (XL Art-WORKS) hebben dit idee verder uitgewerkt tot een project dat overal in Nederland zou kunnen worden uitgevoerd, zowel in verzorgingshuizen als in wijken in het kader van het verbeteren van de leefbaarheid. Welkom in het Rijk van Jaren wordt nu voor het eerst uitgevoerd in de regio van Warmond en Hillegom. Er wordt daarbij samengewerkt met Psychogeriatrisch centrum Mariënhaven in Warmond. Dat betekent dat voor deze eerste uitvoering al meteen met een bijzondere groep wordt gewerkt, namelijk dementerende ouderen. Het zijn voor een deel ouderen die in het kader van het activiteitenprogramma al deelnemen aan een schilder- of tekenclub. De initiatiefnemers vreesden dat het aantal belangstellende amateurkunstenaars wellicht gering zou zijn, vanwege het werken met dementerende ouderen. Niets bleek minder waar. Na oproepen in de media en bij kunstencentra, volksuniversiteit en kunstenaarscollectieven in de omgeving meldden zich 33 amateurkunstenaars (schilders, tekenaars, schrijvers, fotografen) voor het project, terwijl er slechts twintig kunnen deelnemen. De andere dertien zijn op een wachtlijst geplaatst. Veel van de amateurkunstenaars die zich opgaven bleken zelf al ervaring te hebben met demente ouderen, ofwel beroepsmatig (als arts of psycholoog), ofwel als familielid. De uitvoering van het project is onlangs van start gegaan met een introductiebijeenkomst voor de amateurkunstenaars. Tijdens de bijeenkomst werd informatie gegeven over het werken met (demente) ouderen en werden richtlijnen gegeven voor de werkwijze. Elke amateurkunstenaar legt, via de activiteitenbegeleiders van het centrum, contact met een oudere. De verhalen van de oudere legt de amateurkunstenaar vast in tekeningen, schilderijen, foto’s, collages of gedichten en teksten. Het feit dat de doelgroep in meer of mindere mate dementerend is, daagt de amateurkunstenaar uit om extra creatief te zijn en de oudere goed te observeren. Alle kunstenaars worden dan ook verzocht hun observaties schriftelijk te noteren.
19
Voor wat betreft de begeleiding van de amateurkunstenaars stond de initiatiefnemers aanvankelijk een uitgebreid programma voor ogen met diverse workshops waarin professionele kunstenaars en docenten uitleg zouden geven over creatief denken en over de diverse kunstdisciplines. Deze ambitie is inmiddels enigszins bijgesteld. Amateurkunstenaars blijken over het algemeen een drukke agenda te hebben, omdat zij overdag een baan hebben of – als zij niet meer actief zijn in het arbeidsproces – naast hun amateurkunstenaarschap allerlei andere activiteiten ontplooien. Nu is in overleg met de deelnemende kunstenaars gekozen voor een iets bescheidener programma van twee tussentijdse verdiepingsbijeenkomsten waarop ervaringen worden uitgewisseld en professionele kunstenaars en docenten korte bijdragen leveren over bijvoorbeeld creatief denken of de mogelijkheden binnen elke kunstdiscipline en de combinatie van verschillende disciplines (bijv. tekst en beeld). Daarnaast worden de amateurkunstenaars individueel begeleid. Van elke deelnemer worden uiteindelijk vijf werken geëxposeerd, tijdens een afsluitend Festival met Portrettengalerij. Deze eindexpositie geeft gelegenheid het werk aan de andere bewoners, de familie, het personeel van Mariënhaven en een breder publiek te tonen. De initiatiefnemers hopen dat door deelname niet alleen de amateurkunstenaars maar ook de ouderen (via de activiteitenbegeleiding) gestimuleerd worden in hun artistieke ontwikkeling. Bovendien hopen zij dat de contacten tussen de ouderen en amateurkunstenaars ook na afloop van het project worden voortgezet. Het Fonds voor Cultuurparticipatie verstrekte een financiële bijdrage van 10.000 euro voor deze eerste uitvoering. De amateurkunstenaars ontvangen geen vergoeding en betalen zelf hun materiaal- en reiskosten. Zonder de bijdrage van het Fonds hadden de initiatiefnemers het project niet kunnen uitvoeren. Een volgende stap kan zijn om de ervaringen die met het project zijn opgedaan, liefst met behulp van het Fonds voor Cultuurparticipatie, te verspreiden over Nederland. Nu al merken de initiatiefnemers dat er vanuit diverse regio’s in Nederland belangstelling is. Ook heeft het Leidsch Dagblad al laten weten aandacht aan het project te willen besteden, door een van de amateurkunstenaars te willen volgen gedurende het project; dit zal voor de nodige publiciteit zorgen in de regio Leiden en de Duin- en Bollenstreek. Amateurkunstenaars die nu op wachtlijst staan, hebben al aangegeven mee te willen doen aan een volgend project in 2011. Overdracht van het project kan relatief eenvoudig verlopen, zo schatten de initiatiefnemers in, vanwege de eenvoud van het concept. Wel zullen de ervaringen die nu worden opgedaan dan moeten worden vastgelegd in een handleiding of boekje.
20
10.
Een bijdrage aan de kwaliteit van de circuskunsten
Pilot bijscholing jeugdcircus, begeleider in de circuskunsten Circuskunsten zijn lastig in een bepaalde kunstdiscipline in te delen. Ze bevinden zich op het grensvlak van dans, theater, mime en muziek en hebben vaak hun wortels niet alleen in de kunsten, maar ook in het welzijnswerk of de sport. In Frankrijk is de circuskunst door de initiatieven van toenmalige minister van Cultuur Jack Lang, uitgegroeid tot een gewaardeerde kunstvorm met een grote internationale uitstraling. In Nederland neemt het aantal beoefenaars van circuskunsten jaarlijks toe. Steeds meer theaters en schouwburgen programmeren circusvoorstellingen. Meer dan 100.000 kinderen en jongeren beoefenen circuskunsten, zoals jongleren, acrobatiek, balanceren, goochelen, clowning en andere activiteiten. Ze doen dat bij een centrum voor de kunsten of op school, maar vooral bij een van de 55 jeugdcircussen in Nederland, zoals circus Elleboog in Amsterdam, Rotjeknor in Rotterdam of Woenzini in Breda. Het zijn overwegend kinderen van 6 tot 12 jaar en iets meer meisjes dan jongens. Uit een onderzoek van Kunstfactor in 2009 blijkt dat meer dan driekwart van de jeugdcircussen als doelstelling ziet om bij te dragen aan kunstzinnige ontwikkeling. Het jeugdcircus is sterk in ontwikkeling: er komen er meer en ze worden groter. In Zoetermeer is de eerste combinatiefunctionaris circuskunsten voor de brede school aangesteld, werkzaam bij jeugdcircus Never Mind. Uit onderzoek van het SCO-Kohnstamm Instituut in Amsterdam naar de effecten van het jeugdcircus, blijkt dat deelnemers hun concentratie, doorzettingsvermogen en zelfbeheersing verbeteren, dat ze motorisch sterker worden, meer op zichzelf en anderen durven te vertrouwen, ze meer gaan onderzoeken en improviseren, zich beter uiten en beter met gevoelens van angst en spanning van zichzelf en anderen overweg kunnen. Jeugdcircus speelt daarnaast een belangrijke rol bij interculturele contacten op scholen en in buurten, juist door het fysieke en niet-talige karakter van het circus. Circomundo is sinds 2008 de landelijke organisatie voor circuskunsten en belangenorganisatie voor het Nederlandse jeugdcircus. Er zijn nu 28 jeugdcircussen en organisaties voor circuskunsten bij aangesloten. Circomundo zet zich in voor iedereen die zich bezighoudt met circus voor en door kinderen en jongeren, en volwassenen: - circustrainers, docenten, coaches, spelbegeleiders en regisseurs die zich richten op jeugdcircus, en circus en circustheater in het algemeen; - jongere amateur- en (semi)professionele circusartiesten; - artiesten die zich presenteren met aan circustechnieken verwante kunsten op straat, in de piste of op het podium; - organisaties voor jeugdcircus en onderwijs- en kunstinstellingen die circustheateractiviteiten organiseren. Circomundo werkt onder andere nauw samen met Kunstfactor, de landelijke organisatie voor de ontwikkeling en promotie van de amateurkunst. Kunstfactor ondersteunt de ontwikkeling van het jeugdcircus vanuit de afdeling theater. Door de groei van de jeugdcircussen en projecten circuskunsten bij centra voor de kunsten en op scholen neemt ook de vraag naar goede docenten toe. Enkele jaren geleden zijn er op twee plaatsen in Nederland hbo-opleidingen gestart, maar deze richten zich vooral op toekomstig circusartiesten.
21
In de meeste jeugdcircussen werken docenten die zelf het vak hebben geleerd. Sommige docenten hebben als artiest een hoog technisch niveau bereikt en zijn daarnaast of daarna gaan les geven. Anderen komen uit de sport, het welzijnswerk, of uit de dans- en theaterwereld. In het jeugdcircus wordt veel met ‘peer teachers’ gewerkt, doorgaans jongeren die als kind in het circus zijn begonnen. Trainers en docenten uit de Nederlandse jeugdcircussen volgden tot voor kort een opleiding in Vlaanderen. Daar heeft de overheid maar liefst een miljoen euro uitgetrokken om de circuskunsten, in navolging van Frankrijk, te stimuleren. Het bleek echter niet meer mogelijk om Nederlandse deelnemers in te schrijven voor de Vlaamse cursus, omdat er in België zelf al te veel belangstellenden waren. Dat gaf de doorslaggevende impuls aan het plan om een eigen scholingstraject in Nederland te ontwikkelen, gebaseerd op het succesvolle Vlaamse programma. Circomondu nam het initiatief om deze Nederlandse variant van de cursus ‘Begeleider in de Circuskunsten’ (BIC) te ontwerpen en uit te voeren. De cursus is bedoeld voor de ca. 200 docenten en trainers bij de jeugdcircussen in Nederland. Voor de eerste pilot schreven zich uiteindelijk 22 deelnemers in. Ze waren geselecteerd uit een iets grotere groep belangstellenden. Dat gebeurde na het schrijven van een brief met de motivatie om de cursus te volgen en na een individueel intakegesprek, waarin de cursusleiding beoordeelde of het programma aansloot bij de opleidingswensen van de deelnemer. Cursusleiders uit Vlaanderen zijn betrokken bij de vormgeving en kwaliteitsbewaking van de cursus. Circomundo wil door de cursus ook een impuls geven aan het ontstaan van een gemeenschappelijk kader voor alle docenten en trainers in Nederland. De pilot van de cursus ‘Begeleider in de Circuskunsten’ is in februari gestart en zal in totaal uit acht blokken bestaan van telkens twee of drie dagen (zaterdag en zondag, soms ook de vrijdag). Het eerste blok bestond uit vier dagen. De deelnemers leren niet alleen artistiekinhoudelijke technieken, maar ook pedagogische en didactische vaardigheden om de kinderen in het jeugdcircus goed te kunnen begeleiden. Twee weken na afloop van elk blok ontvangen zowel de deelnemers als docenten een enquêteformulier om te kijken wat er goed ging en wat voor verbetering vatbaar is. De deelnemers bleken na het eerste blok enthousiast. Een typerende reactie: “Ik heb de oefenstof meteen toegepast en het werkt.” Ook de docenten waren tevreden, maar gaven wel aan dat het overbrengen van theorie op de praktisch ingestelde deelnemers een aandachtspunt blijft. Deelnemers betalen zelf ruim 500 euro aan cursusgeld. Het Fonds voor Cultuurparticipatie draagt 15.000 euro bij. Van dit bedrag worden onder andere de docenten betaald en circusmaterialen aangeschaft. Eind 2010 wordt de cursus afgerond. Het is de bedoeling dat als de pilot succesvol is verlopen - de cursus vervolgens jaarlijks wordt aangeboden. In een later stadium wordt gedacht aan het afwisselend aanbieden van de cursus in Vlaanderen en in Nederland.
22
11.
Eigentijdse volkscultuur
Allerzielen Alom In het regeerakkoord van het kabinet Balkenende IV in 2007 werd opgenomen, dat de volkscultuur zou worden gestimuleerd. Volkscultuur is naast amateurkunst en cultuureducatie een van de drie thema’s van het Fonds voor Cultuurparticipatie geworden. Met publicaties als ‘Splitsen of knopen’ en met debatten wordt getracht een nieuwe inhoud te geven aan het begrip volkscultuur. Dat is belangrijk, want juist in de volkscultuur openbaart zich al eeuwenlang een enorme variëteit aan gebruiken, rituelen, tradities en identiteiten. Tegelijk wordt geprobeerd volkscultuur op een eigentijdse manier te verbinden met amateurkunst en cultureel erfgoed. Allerzielen Alom is een goed voorbeeld van een project waarin volkscultuur, (amateur)kunst (beeldende kunst, poëzie, muziek) en cultureel erfgoed samenkomen en waarin een nieuwe invulling wordt gegeven aan oude volkscultuur. Door middel van kunst wil Allerzielen Alom de gelegenheid bieden om de doden ter herdenken op een manier die aansluit bij de huidige seculiere samenleving. Kunst wordt daarbij als middel ingezet om oude rituelen opnieuw vorm te geven. Het Allerzielenfeest krijgt op deze manier een eigentijdse vorm. Tijdens de vieringen van Allerzielen worden begraaf- en gedenkplaatsen door kunstenaars uit verschillende disciplines ’s avonds omgevormd tot eigentijdse ontmoetingsplaatsen. De kunst moet ervoor zorgen dat het herdenken van de doden niet verwatert tot een betekenisloos ritueel (‘kunst als motor van de verbeelding’). Veel van de kunstuitingen zijn geïnspireerd op christelijke en voorchristelijke tradities (vuur, kaarsen, zang, kruis). De begraafplaatsen waar de vieringen zich afspelen zijn belangrijke locaties van cultureel erfgoed (‘begraafplaatsen als stenen archieven van de gemeenschap’). Allerzielen Alom is in 2005 gestart door kunstenares Ida van der Lee op De Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam. Door middel van kunst wilde zij de doden herdenken op een manier die aansluit bij de huidige samenleving, waarin de meeste mensen niet meer religieus zijn en de uitvaartbranche vooral commercieel werkt. Sindsdien is het project steeds verder uitgegroeid. In 2008 ontving Allerzielen Alom de Yardenprijs voor innovatie op het gebied van dood en uitvaart. In 2009 vond op Allerzielen Alom al op tien verschillende locaties plaats, vooral in NoordHolland en Noord-Brabant. Daarnaast waren er uitvoeringen onder eigen naam op diverse andere plaatsen in Nederland; deze werden georganiseerd door groepen burgers, kleine uitvaartondernemingen of kunstinstellingen. Op elke locatie gingen enkele kunstenaars aan de slag om de viering van Allerzielen vorm te geven. Op drie plaatsen waren er speciale kinder- en schoolprogramma’s. In één gemeente was er een apart programma voor moslims. De bezoekersaantallen zijn in vijf jaar tijd vertienvoudigd. In 2009 waren er totaal zo’n 7.500 bezoekers aanwezig bij de tien vieringen van Allerzielen Alom. Bij de twaalf vieringen onder eigen naam waren er ongeveer 8.000 deelnemers.
23
De Radboud Universiteit in Nijmegen begeleidt het project en doet regelmatig onderzoek bij de deelnemers aan de vieringen. Er zijn 1200 enquêtes op 16 locaties uitgedeeld, op 8 locaties waren de onderzoekers zelf aanwezig. Uit dit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de helft van de deelnemers 40-60 jaar oud is en overwegend niet-kerkelijk. De reacties op de vieringen blijken zeer positief, waarbij diepbeleefde ervaringen worden beschreven. Alle bezoekers geven aan volgend jaar terug te willen komen. Vorig jaar zijn de organisatoren van Allerzielen Alom begonnen om ook amateurkunstenaars bij de vieringen te betrekken; zo participeerden op enkele plaatsen lokale koren en muzikanten in Allerzielen Alom. Aan de tien vieringen in 2009 namen niet alleen 81 professionele kunstenaars deel, maar ook reeds 58 amateurkunstenaars. Om de kwaliteit van de uitvoeringen te garanderen worden er elk jaar speciale informatieavonden belegd voor nabestaanden die besluiten bij het graf een persoonlijke herdenking te organiseren met vrienden of familie. Tijdens workshops of inspiratieavonden worden voorbereidingen voor de viering getroffen, zoals het schrijven van gedichten, het maken van lichtobjecten of het bewerken van fotomateriaal. Voor kunstenaars worden masterclasses georganiseerd om geschikte rituele kunstvormen te ontwikkelen. Voor geïnteresseerde amateurkunstenaars of lokale amateurverenigingen zijn er aparte workshops. Daarin wordt onder meer benadrukt dat de bezoekers actief als deelnemer bij de viering moeten worden betrokken. De ambitie is om deze eigentijdse viering van Allerzielen de komende jaren verder over Nederland te verspreiden en tegelijkertijd een professionaliseringslag te maken. Belangrijkste zorg daarbij is om het oorspronkelijke karakter van Allerzielen Alom te behouden. Daarom zijn er zeven criteria geformuleerd waaraan een viering van Allerzielen Alom moet voldoen; zo moet kunst altijd een belangrijke rol spelen in de viering. Uiteraard staat het iedereen vrij om in navolging van Allerzielen Alom een eigen viering te organiseren, maar alleen projecten die aan de zeven criteria voldoen krijgen van de organisatie het predicaat ‘Allerzielen Alom’. Allerzielen Alom is ondergebracht in een stichting, die samenwerkt met onder andere Kunstenaars&Co, de stichting Schatten van Brabant en Kunst&Cultuur Noord Holland. De belangrijkste financiers van het project waren tot nu toe het VSB-fonds, de provincies NoordHolland en Noord-Brabant en het SNS Reaal Fonds, de eerste twee jaar ook de Mondriaanstichting. In 2009 leverde ook het Fonds voor Cultuurparticipatie een financiële bijdrage. Deze bijdrage, 20.000 euro, werd vooral gebruikt om de samenwerking met amateurkunstenaars verder uit te bouwen en bijzondere groepen zoals kinderen en migranten bij de vieringen te betrekken. Ook werd met de bijdrage van het Fonds een deel van het educatieve programma bekostigd, waaronder de workshops en masterclasses. De bijdrage van het FCP maakte het mogelijk het veld van de amateurkunsten te onderzoeken en ervaring op te doen met het leggen van contacten. In de toekomst zullen de amateurs steeds beter kunnen worden benaderd, geworven en ingezet, zo denken de organisatoren.
24
12.
Historisch en hedendaags textiel
Het Textielfestival 2010 in Leiden In de amateurkunst in Nederland zijn verschillende textielorganisaties actief. Zij vertegenwoordigen tezamen zo’n 30.000 amateurs, voor het overgrote deel vrouwen en vaker boven dan beneden de 50 jaar. Daarnaast is er nog een groot aantal nietgeorganiseerde textielbeoefenaars. Deze amateurkunstenaars houden zich bezig met bijvoorbeeld handwerken, het borduren van merklappen, quilten of het vervaardigen van kantkunst. Het Breed Textiel Overleg (BTO) is een samenwerkingsverband van de grotere textielverenigingen in Nederland en wordt gevormd door Weefnetwerk, de Landelijke Stuurgroep Handwerken van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen, Vrouwen van Nu, de Landelijke Organisatie Kant Kunst Nederland, Merkwaardig (vereniging van liefhebbers van merklappen), het Quiltersgilde en de Stichting Textiel Plus (deze stimuleert en bevordert het gebruik van innovatieve textiele en aanverwante materialen en technieken en de kruisbestuiving tussen textiele kunsten en andere kunstdisciplines). De doelstellingen van dit samenwerkingsverband zijn: uitwisseling van informatie, samenwerking op het gebied van de textiele amateurkunst, het bevorderen van het beeldend werken met textiel en het creëren van een podium. Al drie maal eerder organiseerde het BTO in samenwerking met Kunstfactor een Textiel Festival voor deze groep amateurbeoefenaars: in 1997 in Arnhem, in 2000 in Zwolle en in 2005 in Breda. In Breda bezochten ruim 7.600 mensen de exposities, terwijl zo’n 13.000 mensen de textielroute in de stad volgden. Met het Textiel Festival is een belangrijk podium voor de amateurkunst ontstaan, met zelfs een zekere internationale uitstraling, omdat het festival niet alleen in de Nederlandse tijdschriften van de textielverenigingen wordt aangekondigd, maar ook in tijdschriften in de ons omringende landen. In maart 2010 vond gedurende vijf dagen het vierde Textielfestival plaats, deze keer in Leiden en dit maal georganiseerd door de in 2006 opgerichte Stichting Textiel Informatie en Documentatiecentrum (STIDOC). STIDOC bundelt kennis over historisch en hedendaags textiel; de stichting bevordert onderzoek en praktische beoefening van textiele technieken en werkt daarvoor samen met een groot aantal textielkunstorganisaties in Nederland. Het documentatiecentrum van STIDOC is ondergebracht in het kantoor van de Kunstfactor in Utrecht (de landelijke organisatie voor amateurkunst). Het Textielfestival bestond uit verschillende onderdelen. In de Pieterskerk was een expositie te zien van allerlei toepassingen, materialen en technieken, met speciale aandacht voor textielkunst uit de laatst toegetreden EU-landen en landen uit het Midden-Oosten. Er was een gejureerde internationale wedstrijd rond het thema ‘Sporen’; uit de ca. 170 inzendingen werd een Zwitserse inzending beloond met de eerste prijs, terwijl een Nederlandse inzending de Publieksprijs won. Er waren workshops op verschillende niveaus voor beginnende, gevorderde en topamateurs, verzorgd door internationale kunstenaars en docenten. In lezingen werd ingegaan op de toepassing van nieuwe technologieën en materialen, trends en textiel in kunsthistorisch perspectief. In een Huiskamerlab konden deelnemers zelf borduren en haken aan een gemeenschappelijk kunstwerk. Tijdens een symposium met professionals (docenten, conservatoren e.d.) werd ingegaan op nieuwe ontwikkelingen in de textielkunst. Bovendien was er een Arts and Crafts markt met eigentijdse producten en bijzondere materialen. Op de textielroute door de stad was in galeries, bibliotheken en andere locaties professionele textielkunst te zien. Voor scholen was er een apart educatief programma waarin leerlingen zelf aan de slag konden gaan met verschillende textieltechnieken.
25
In totaal kwamen zo’n 8.300 bezoekers op het festival af, dus nog iets meer dan vijf jaar geleden in Breda. Naar schatting de helft was lid van een van de textielverenigingen. De bezoekers hebben kennis kunnen nemen van de mogelijkheden van het werken met textiel. Er zijn nieuwe contacten gelegd en er is een verdere samenwerking tussen de verschillende verenigingen tot stand gekomen. Aan de workshops werd deelgenomen door 180 bezoekers. Het aantal mensen dat de route door de stad volgde is (nog) niet bekend. Twee basisscholen uit Leiden namen deel aan het educatieve programma. De bezoekers betaalden 12 euro entree. Het Fonds voor Cultuurparticipatie verstrekte een subsidie van 10.000 euro. Naast dit bedrag ontving het Textiel Festival bijdragen van het VSB-fonds, SNS Reaal, Fonds 1818, de provincie en de gemeente Leiden. Kunstfactor en de Museumgroep Leiden verleenden in materiële zin medewerking. De uitstraling van het Textiel Festival blijft niet beperkt tot de vijf dagen in maart. Verschillende galeries en musea hebben naar aanleiding van het Textiel Festival exposities ingericht van textiele kunstwerken. In de Hortus zijn een maand lang kunstwerken van textielkunstenaars geëxposeerd. Ook hebben sommige winkels en scholen spontaan ingehaakt op het evenement. Over vijf jaar zal het vijfde Textiel Festival worden georganiseerd, wellicht wederom in Leiden, omdat gebleken is dat deze voormalige textielstad zich bij uitstek leent voor dit evenement.
26
13.
Er zit zóveel in jongeren
De derde nationale editie van Clips voor Vrijheid ‘Clips voor Vrijheid’ is een nationaal project voor en door jongeren met een wedstrijdelement. Jongeren werken samen bij het maken, vertonen, becommentariëren en uitwisselen van persoonlijke animatieclips met als thema Vrijheid. Het project is een initiatief van de Stichting Holy. Deze stichting ontwikkelde een gebruiksvriendelijk animatieprogramma, de Holy Animator. Tijdens workshops onder begeleiding van professionele kunstenaars, filmmakers en animatoren, leren jongeren zich creatief te uiten. Met behulp van de Holy-Animator maken zij clips van zelfgemaakt beeldmateriaal, teksten, muziek en raps. Vervolgens presenteren de deelnemers hun clip, eerst tijdens de klassikale vertoning en daarna via een speciaal Internetportal (www.clipsvoorvrijheid.nl); deze portal is dit jaar vernieuwd en fungeert nu als een Youtube voor Holy-animaties. Ook worden deelnemers gestimuleerd hun clip per mail en websites als Hyves, Facebook en persoonlijke sites onder de aandacht te brengen van vrienden en familie. Een jury kiest een aantal prijswinnaars, per provincie en landelijk. Op 5 mei 2009 werden de winnende clips van de provinciale en landelijke winnaars vertoond op de grote podiumschermen van nationale bevrijdingsfestivals. In verschillende provincies worden de winnaars tijdens de start van het festival geïnterviewd over de betekenis van hun clip. Alle bevrijdingsfestivals gezamenlijk trekken meer dan 750.000 bezoekers, zodat de Clips voor de Vrijheid in één keer een groot en breed publiek bereiken. De animaties worden daarna op zo veel mogelijk plekken gepresenteerd aan een breed publiek in de openbare ruimte, via bijvoorbeeld schermen in het openbaar vervoer en City Screens. Stichting Holy is ontstaan als gevolg van de positieve ervaring met een kunstproject in de wijk Vlaardingen-Holy, waar mediakunstenaar Merel Mirage een project deed voor kunst in de openbare ruimte tussen een school en een bibliotheek. Op een school voor voortgezet onderwijs plaatste zij een speciaal ontwikkelde snoep(verkoop)automaat waaruit alleen duurzame producten verkocht werden. Op de automaat zat een beeldscherm waarop jongeren hun visie op de samenleving in de vorm van filmpjes konden vertonen. Om jongeren in staat te stellen hun visie te verbeelden, ontwikkelde zij een speciale, laagdrempelige, online animatiesoftware, de Holy Animator, met een grote gebruiksvriendelijkheid. Met deze methode kunnen jongeren binnen een uur leren hun eigen animatiefilmpje te maken en zo hun mening, visie of gevoel uit te beelden. Het project was zo succesvol, dat het inspireerde om een stichting op te richten en de Holy Animator verder te ontwikkelen tot platform waar jongeren zich creatief leren uiten aan de hand van maatschappelijke thema’s. Voor initiatiefneemster Merel Mirage is de kerngedachte achter het project, dat er zoveel in jongeren zit: gedachten, ervaringen, gevoelens, emoties. Door de clips kunnen jongeren dit visueel maken en met anderen delen, te beginnen met hun klasgenoten. Beeldtaal is juist voor deze doelgroep een passend communicatiemiddel. Met Clips voor Vrijheid leren jongeren zich niet alleen creatief te uiten. Het doel is ook om ze te betrekken bij de Nederlandse samenleving en bij de actualiteit, door met hedendaagse media begrippen als vrijheid en verdraagzaamheid te verbeelden. Bovendien leren jongeren op deze manier via Internetgebruik bedoelde en onbedoelde effecten van beeldboodschappen kennen en hier analytisch naar te kijken; dat maakt hen weerbaarder in een wereld waar zij steeds meer geconfronteerd worden met media (mediawijsheid).
27
Het gaat dus naast het ontwikkelen van creatief vermogen om het leren kritisch te denken en bewust te worden van maatschappelijke vraagstukken. Uit de evaluatieformulieren van docenten blijkt dat volgens de scholen deze doelstellingen in het algemeen worden bereikt. Scholen voor voortgezet onderwijs vormen de belangrijkste doelgroep van Clips voor Vrijheid. Dit jaar zullen er zo’n 160 workshops worden gegeven voor in totaal zo’n 4.000 jongeren. Elk jaar neemt het aantal scholen dat belangstelling heeft toe, vooral door mondtot-mondreclame. De organisatoren zien er op toe, dat minimaal 60% van de leerlingen afkomstig is uit het vmbo. Juist voor vmbo-leerlingen is het belangrijk om met beeld en geluid hun gevoelens te uiten en hun mening te geven. Het proces ziet er als volgt uit. In een voorbereidende les van 1 à 2 uur wordt door de eigen schooldocent of door een workshopdocent van de Stichting Holy het thema vrijheid geïntroduceerd, met behulp van lesmateriaal voor docenten en leerlingen (het lesmateriaal is online beschikbaar als onderdeel van de nieuwe portal). Vervolgens maken de leerlingen een beknopte synopsis voor hun clip. Als huiswerk krijgen leerlingen de opdracht om bijpassend beeld- en geluidmateriaal te verzamelen, zoals foto’s, teksten, raps en muziek. In een workshop van drie uur, verzorgd door een docent van Holy, maken leerlingen in tweetallen met behulp van de Holy Animator hun eigen clip. Deze clips worden klassikaal getoond en besproken. Onlangs werd Holy.nl genomineerd voor een IPON Award 2010 in de categorie ‘best innovatief software product voortgezet onderwijs’. Naast scholen probeert Holy ook op andere wijze jongeren te betrekken bij Clips voor Vrijheid. Zo zijn in Rotterdam workshops verzorgd voor zwerfjongeren. Voor dove en slechthorende jongeren is een speciale instructievideo gemaakt. Verder zijn er dit jaar speciale workshops voor minderjarige asielzoekers, ouderen (i.s.m. een ouderenbond) en leerlingen van het speciaal onderwijs. Clips voor Vrijheid ontving 60.000 euro van het Fonds voor Cultuurparticipatie. Daarnaast ontvangt men aanvullende subsidies van met name lokale fondsen, gemeenten en provincies. Scholen betalen een eigen bijdrage van ca. 250 euro. Voor de komende jaren zijn er allerlei plannen om het project te verankeren. Zo wordt nu gewerkt aan een licentiesysteem, waarbij scholen een licentie op de Holy Animator en Animatieportal kunnen afnemen, om deze vervolgens bij allerlei andere projecten en vakken te gebruiken. Zo is er al een school in het Gooi die de software gebruikt in alle acht brugklassen voor een project over gezonde voeding, waarin vakken als Nederlands, tekenen, ICT en handvaardigheid samenkomen. Met een licentie kunnen scholen zelf beslissen hoeveel workshops ze organiseren binnen een project of les; nu is om financiële redenen slechts één workshop mogelijk, maar meerdere workshops zou de kwaliteit van de filmpjes ten goede komen. Ook zal Clips voor Vrijheid uitbreiden naar de bovenbouw van het basisonderwijs.
28
14.
Kunsteducatie voor het speciaal onderwijs
Het project Ontmoeten van de stichting Papageno De overheid heeft de afgelopen tien jaar veel geïnvesteerd in kunst- en cultuureducatie voor het basis- en voortgezet onderwijs. Aandachtspunt daarbij blijft het speciaal onderwijs. Het speciaal onderwijs telt meer dan 85.000 leerlingen. Die zijn verdeeld over het speciaal basisonderwijs (kinderen met een lage intelligentie en problemen zoals ADHD) en het speciaal onderwijs (kinderen met een lichamelijke of verstandelijke handicap). Aan de ene kant kan kunst- en cultuureducatie juist voor deze leerlingen een grote betekenis hebben. Aan de andere kant zijn veel cultuureducatieprogramma’s niet geschikt voor het speciaal onderwijs. Vanuit de provinciale steunfunctie-instellingen en gemeentelijke centra voor de kunsten is er weinig specifiek aanbod voor het speciaal onderwijs. Ook educatieve afdelingen van culturele instellingen zijn vaak op zoek naar handvatten om met leerlingen uit het speciaal onderwijs te werken. Stichting Papageno speelt in Nederland een belangrijke rol bij het ontwikkelen en uitvoeren van kunsteducatieprojecten voor het speciaal onderwijs, in samenwerking met professionele kunstinstellingen. Een van deze projecten heet ‘Ontmoeten’. ‘Ontmoeten’ is een pilotserie van vijf interactieve kunsteducatieprojecten voor kinderen en jongeren met een autismespectrum stoornis. Door cultuureducatie worden leerlingen in staat gesteld om met verschijnselen om te gaan die ingewikkeld, meerduidig, metaforisch en emotioneel zijn. Juist voor kinderen met autisme is het belangrijk om zich hierin te ontwikkelen. Door kunsteducatie worden kinderen met autisme uitgedaagd om op een veilige manier hun wereld te vergroten en worden zij gestimuleerd hun vaak onvermoede mogelijkheden te ontdekken. Daarom is het van belang dat juist zij in de gelegenheid gesteld worden om door middel van creativiteit en verbeelding uiting te kunnen geven aan hun gevoelens en ervaringen. ‘Ontmoeten’ is een multidisciplinaire project. Stichting Papageno vindt het erg belangrijk om alle vaardigheden van de leerlingen aan te spreken en daarom mogen ze zelf kiezen met welke kunstvorm ze aan de slag willen; muziek, beeldende vorming, dans, audiovisuele kunst of poëzie. Alle vijf de kunstvormen komen samen in de eindvoorstelling. Uitgangspunt is niet dat de kinderen een autisme hebben, maar is het ontdekken waar de interesses en talenten van kinderen liggen, om van daaruit te onderzoeken hoe leerlingen met en zonder een beperking elkaar kunnen inspireren en waar mogelijkheden zijn tot samenwerking. Tijdens het project maken de leerlingen op de eigen school kennis met de verschillende kunstvormen. Na deze kennismaking mogen de leerlingen kiezen welke discipline ze verder willen uitdiepen. Een week lang werken de leerlingen samen in een culturele instelling. Ze doen dat met een professioneel orkest, met kunstenaars en een regisseur met als doel het neerzetten van een kwalitatief hoogstaande voorstelling. Er wordt samengewerkt met drie professionele orkesten: Het Residentie Orkest in Den Haag, het Rotterdams Philharmonisch Orkest en het Gelders Orkest in Arnhem. Twee kunsteducatieprojecten worden uitgevoerd in samenwerking met de educatieafdeling van het Muziekcentrum voor de Omroep in Hilversum (MCO).
29
Van de vijf projecten die ‘Ontmoeten’ omvat zijn er drie projecten afgesloten en geëvalueerd. Per project hebben zestig leerlingen meegedaan, afkomstig van telkens 1 of 2 scholen voor speciaal en regulier onderwijs. Niet alleen hebben leerlingen nieuwe talenten bij zichzelf ontdekt, ook hebben samenwerkende partijen het belang leren inzien van kunst en cultuur voor autistische leerlingen. Daarnaast zijn de betrokken kunstenaars en instellingen geïnteresseerd geraakt in de doelgroep. Sommige instellingen zijn zelf verder gegaan met het ontwikkelen van aangepast materiaal voor het speciaal onderwijs. ‘Ontmoeten’ is een voorbeeldproject, zodat instellingen in het gehele land kunnen zien wat de mogelijkheden zijn voor deze doelgroep. De kennis en ervaringen die is opgedaan worden gebundeld in een reader die het expertisecentrum van Papageno gratis ter beschikking stelt aan alle professionele kunstinstellingen en scholen die interesse hebben om kunsteducatieve projecten in het speciaal onderwijs en in het bijzonder voor kinderen en jongeren met een autismespectrum stoornis uit te voeren. Tijdens de workshops en de voorstellingen werd het maakproces vastgelegd middels een foto- en filmreportage, waarvan een dvd beschikbaar komt voor deelnemers en andere geïnteresseerden. Stichting Papageno maakt al het lesmateriaal en begeleidt de culturele instellingen, kunstenaars en ook de scholen bij het zich goed voorbereiden op het project. Vaak hebben kunstinstellingen of kunstenaars geen ervaring met het werken met autistische kinderen; leerkrachten vinden het lastig om erop uit te gaan met de leerlingen. Daarom is het erg belangrijk uitvoerig aan bod te laten komen over welke doelgroep het gaat en hoe daarmee om te gaan. Er blijkt vaak meer mogelijk te zijn op het ontwikkelingsgebied van de leerlingen dan mensen in eerste instantie denken. Dankzij de bijdrage van het Fonds voor Cultuurparticipatie kan Stichting Papageno een sleutelfunctie gaan vervullen op het gebied van kunsteducatie voor het speciaal onderwijs gericht op kinderen met een autisme spectrum stoornis. Enerzijds door zelf initiator te zijn van kunsteducatieprojecten en anderzijds door een expertisecentrum op te zetten en de specialistische kennis ter beschikking te stellen aan kunstinstellingen die met deze doelgroep werken. Door het project Ontmoeten zijn er meer leerlingen van het speciaal onderwijs in contact gekomen met kunst en cultuur. Wat misschien nog wel belangrijker is: scholen voor speciaal onderwijs hebben door het project gezien dat het mogelijk is om met hun leerlingen aan culturele activiteiten deel te nemen.
30
15.
Vmbo-leerlingen actief betrekken bij cultuureducatie
Muziektheaterproductie Roos_09 Veel cultuureducatieve projecten in het voortgezet onderwijs zijn toegesneden op leerlingen in het havo en vwo, terwijl het vmbo met 60% van de middelbare scholieren toch de grootste sector in het voortgezet onderwijs is. Vmbo-leerlingen komen daardoor vaak minder dan andere middelbare scholieren in aanraking met allerlei kunstvormen. Ook gaan zij doorgaans van huis uit weinig naar een theater. Roos_09, ontwikkeld door Bekijk ‘t, is een project dat juist bestemd is voor scholieren van het vmbo (inclusief het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs). Bekijk ’t heeft de afgelopen jaren veel projecten voor deze doelgroep georganiseerd. Roos_09 is een multidisciplinaire productie, waarin theater, dans, film en muziek (klassiek en elektronisch) met elkaar worden verweven. Roos_09 wil de scholieren niet alleen laten kennismaken met deze kunstvormen, maar ook met de wisselwerking tussen deze kunstdisciplines. Roos_09 gaat over een meisje (Roos) dat ziek is en nooit meer beter wordt. In haar fantasie is zij een danseres die met een orkestje rondreist en allerlei wilde avonturen meemaakt. Ze bericht erover in zelfgemaakte filmpjes die ze rondstuurt; ze krijgt ook weer filmpjes van haar vrienden terug. Het verhaal is een zeer vrije interpretatie van de film Rear Window van Hitchcock. De scholieren worden op allerlei manieren bij het maken van de productie betrokken en leveren een wezenlijke bijdrage aan de voorstelling. Een deel van de leerlingen volgt daartoe een Digital Playground videoworkshop op school. Daarin maken ze in duo’s onder professionele begeleiding zelf een kort filmpje voor Roos. Een ander deel van de leerlingen volgt op school een spelworkshop en maakt onder begeleiding van de regisseur en acteurs kennis met elementaire theaterbegrippen. Met de meest talentvolle leerlingen wordt vervolgens in een masterclass onder professionele begeleiding een filmpje gemaakt, waarin die scholieren werkelijk een functionele rol in de voorstelling krijgen. De filmpjes wisselen per voorstelling, zodat elke school die de voorstelling bezoekt de filmpjes en beelden van de eigen leerlingen te zien krijgt. Zo wordt de betrokkenheid bij de productie groot en is de aandacht voor de voorstelling optimaal. Voor leerlingen van scholen die niet aan de workshops deelnemen is een DVD gemaakt met ‘toneelkaraoke’, waarbij de scholieren teksten inspreken in een dialoog. De voorstelling wordt op video opgenomen, zodat na afloop de leerlingen in de klas nogmaals naar de productie kunnen kijken. Bekijk ’t streeft met Roos_09 minimaal de volgende doelen na: - vmbo-leerlingen in aanraking brengen met kunstvormen zoals theater, video en muziek (zelfs met klassieke muziek). - de vmbo-leerlingen door middel van de theaterproductie laten nadenken over onderwerpen als vriendschap, eenzaamheid en de dood. - vmbo-leerlingen zelfvertrouwen geven dat ook zij in staat zijn om zich door middel van kunst (toneel, video) te uiten. De verdergaande ambitie van Bekijk ’t is om samen met jongeren producties te verzorgen, waarbij het artistieke niveau van de jongeren niet onderdoet voor het niveau van de professionals die zijn betrokken. Ook wil Bekijk ’t met Roos_09 de mogelijkheden verkennen om interactieve technologische applicaties te gebruiken om jongeren actief te betrekken bij kunstvormen. Bekijk ’t is ervan overtuigd dat de toepassingen die nu in Roos_09 worden gebruikt nog maar het begin zijn van wat er mogelijk is met 2.0 toepassingen (MSN, Twitter enz.). 31
Bekijk ’t werkt voor Roos_09 samen met professionele acteurs en regisseurs. Een gespecialiseerd theaterbureau zorgt voor de boekingen en verkoop. Voor de boekingen worden theaters benaderd en steunfuncties voor kunst- en cultuureducatie in de diverse steden en provincies. Verder wordt samengewerkt met vmbo-scholen. De scholen betalen een eigen bijdrage voor hun deelname aan het project. In 2009 heeft Roos_09 een week lang bij wijze van proef gespeeld in het Rozentheater in Amsterdam. Twaalf vmbo-scholen uit de regio Amsterdam woonden de voorstelling bij, telkens twee scholen per voorstelling. Van de ca. 1200 leerlingen die de voorstelling bezochten, hadden er ca. 750 deelgenomen aan een van de workshops; de andere 450 hadden met de DVD met theaterkaraoke gewerkt. Omdat Bekijk ’t zoveel mogelijk vraaggericht wil werken, wordt deze pilot nu uitgebreid geëvalueerd met de docenten en de leerlingen. Uit de eerste vragenlijsten en gesprekken blijkt dat zowel de docenten als de leerlingen zeer positief zijn over de opzet en inhoud van de productie. Het thema van de voorstelling wordt als ‘zwaar’ beoordeeld, maar tegelijkertijd als indringend en persoonlijk. De wijze waarop de leerlingen bij de voorstelling worden betrokken roept zowel bij de docenten als de scholieren veel enthousiasme op. De docenten vinden de voorbereiding (de workshops of DVD) en nabespreking in de klas absoluut noodzakelijk. De spelworkshops blijken beter gewaardeerd te worden dan de videoworkshops; daarom zal Bekijk ’t deze workshops aanpassen, vooral door de opdracht aan de leerlingen nog beter in te kaderen. Ook zullen er op basis van de ervaringen met de pilot nog andere bijstellingen plaatsvinden. Zo moet de timing in de voorstelling (die nauw luistert, omdat de actrice moet reageren op filmpjes die op het scherm worden vertoond) worden aangepast, vanwege de reacties in de zaal als de leerlingen zichzelf of hun medeleerlingen op het scherm zien. Op basis van de ervaringen wordt de opzet bijgesteld. In (de tweede helft van) 2010 wil Bekijk ’t nog eens 40 voorstellingen organiseren in 8 steden. Er zijn nu reeds zo’n 35 voorstellingen geboekt, zelfs zonder dat de publiciteitsmiddelen nog zijn ingezet. Bekijk ’t is er dan ook van overtuigd, dat het geen probleem wordt de resterende voorstellingen te organiseren. Daarmee komt het totale bereik dan op 7.500 bezoekende scholieren, waarvan minimaal 3.500 aan een workshop hebben deelgenomen. De financiële bijdrage van het Fonds voor Cultuurparticipatie, 95.000 euro, wordt vooral gebruikt voor het educatieve gedeelte, waarin de betrokkenheid van de scholieren bij de voorstelling wordt voorbereid: de videoworkshops, de spelworkshops en de masterclasses voor de leerlingen op de scholen.
32
16.
Een fundament onder kunsteducatie in het basisonderwijs
TOEVAL GEZOCHT De laatste jaren is er op basisscholen, mede door de impulsen van de overheid, steeds meer aandacht gekomen voor kunsteducatie. Scholen hebben een extra bedrag van 10,90 euro gekregen om te besteden aan cultuureducatie (kunst-, erfgoed- en media-educatie). Bovendien zijn er op veel scholen interne cultuurcoördinatoren benoemd. Het aantal culturele activiteiten voor leerlingen op de basisscholen is de laatste tien jaar aanmerkelijk toegenomen. Toch blijft een punt van zorg, dat al deze culturele activiteiten zich – hoe waardevol ook – in de marge van het onderwijsprogramma bevinden. Er wordt nauwelijks kennis opgebouwd over de rol van kunst en cultuur bij het leren van kinderen. Het project ‘TOEVAL GEZOCHT’ probeert in deze lacune te voorzien door een fundament te leveren aan de kunsteducatie in Nederland. Het is geïnspireerd door de Reggio Emiliabenadering (Reggio Emilia is een stad in Noord-Italië), die de potenties van kinderen als uitgangspunt kiest en kunst en cultuur integreert in het dagelijks onderwijs. Het onderwijs in de scholen van Reggio Emilia is gestructureerd volgens de cyclus: onderzoek – observatie – documentatie – interpretatie/ reflectie – nieuwe onderzoeksvraag enzovoorts. Kinderen leren in deze benadering in de eerste plaats van elkaar, in de tweede plaats door de leerkrachten en andere volwassenen (kunstenaars, ouders e.d.) en op de derde plaats door een inspirerende omgeving (bij TOEVAL GEZOCHT is dat met name een apart atelier op de school, waar kinderen zelfstandig of in kleine groepjes, begeleid door een kunstenaar, hun eigen onderzoek kunnen doen). TOEVAL GEZOCHT wil kunst en cultuur een centrale positie geven in de ontwikkeling van kinderen en deze verbinden met een visie op hoe kinderen leren. In 2007/08 werd in samenwerking met het Stedelijk Museum Amsterdam, Kunst en Cultuur Noord-Holland en enkele Steunpunten Kunsteducatie in Noord-Holland het eerste project TOEVAL GEZOCHT gerealiseerd. Gedurende zes weken werkten vijftien geselecteerde beeldend kunstenaars op even zovele basisscholen in Noord-Holland wekelijks twee dagdelen met een groep leerlingen in de leeftijd van 4 tot 7 jaar. Op iedere school werkte een team bestaande uit een kunstenaar, de leerkracht en twee stagiaires van de Academie voor Beeldende Vorming en de PABO. Uit de evaluatie bleek dat – ondanks de als kort ervaren periode van zes weken – zowel leerkrachten als kunstenaars veranderingen zagen optreden bij kinderen, die duidelijk maakten dat het creatief leerproces van de kinderen volop in gang werd gezet. Men was over het algemeen verrast over de waarneembare veranderingen in het gedrag van de kinderen. De meeste leerkrachten vonden deelname een zeer verrijkende ervaring. Wel vond men het jammer dat de uitstraling binnen de school veelal beperkt bleef tot hun eigen groep. Op sommige scholen bleek de werkwijze zelfs in het geheel niet aan te sluiten bij de gangbare pedagogische principes van de scholen. Het intensief documenteren van het proces (een wezenlijk onderdeel van TOEVAL GEZOCHT) door middel van foto’s en teksten, werd door zowel de leerkrachten als de kunstenaars als zeer waardevol en ondersteunend ervaren. Daardoor stond men stil bij het ontwikkelingsproces van de afzonderlijke kinderen en ontdekte met onvermoede talenten en kwaliteiten.
33
Daarna werd de werkwijze toegepast door het Centrum voor Beeldende Kunst in Rotterdam op enkele Rotterdamse scholen (Atelier in de School), begeleid door TOEVAL GEZOCHT. Ook daar bleek uit onderzoek dat de effecten van het project positief werden gewaardeerd door de betrokkenen. Volgens de betrokken kunstenaars en de leerkrachten waren de kinderen door het project vrijer geworden, competenter en meer betrokken bij hun werk. Daarnaast had het project de kinderen meer zelfvertrouwen gegeven en waren ze volgens de leerkrachten socialer geworden. Kinderen bleken uit zichzelf creatiever te zijn dan de leerkrachten hadden verwacht. Met name kinderen die normaal niet zo goed in de klas kunnen meekomen, bleken op te bloeien in de vrijere context en de beeldende taal. Het project in Rotterdam wordt ook de komende jaren voortgezet. TOEVAL GEZOCHT is sinds 2008 ondergebracht in een aparte stichting, die projecten op scholen begeleidt, onderzoek laat uitvoeren naar de ervaringen met (en effecten van) de aanpak en een landelijk netwerk probeert op te bouwen, bestaande uit deelnemers aan de projecten op school, PABO’s, lokale en regionale culturele instellingen en landelijke instituten. De stichting heeft daarvoor een projectplan gemaakt voor de komende drie jaren. Het Fonds voor Cultuurparticipatie steunt met een bijdrage van 50.000 euro twee deelprojecten die onderdeel uitmaken van dit projectplan. Een deelproject betreft het ontwikkelen van enkele nieuwe projecten op het gebied van beeldende kunst. De andere helft van de ondersteuning is gedoneerd voor het uitbouwen van het scholingsnetwerk. Om het gedachtegoed van TOEVAL GEZOCHT te verspreiden is er een landelijke theoriestudiegroep gevormd, met vertegenwoordigers van het onderwijs, instellingen voor kunst en cultuur, maar ook belangstellende uit de kinderopvang en de creatief therapeuten. Er hebben zich reeds dertig geïnteresseerden aangemeld voor deze groep. Bovendien zijn er twee regionale groepen gevormd, in Landsmeer en Rotterdam, waarin leerkrachten van andere scholen en geïnteresseerde kunstenaars kennis kunnen nemen van de ervaringen op de scholen die aan TOEVAL GEZOCHT deelnemen. Ook Cultuurnetwerk Nederland, het landelijk expertisecentrum voor cultuureducatie, heeft toegezegd met TOEVAL GEZOCHT te willen samenwerken en een bijdrage te willen leveren aan het verspreiden van de resultaten.
34