Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
Antwoordmodel
Aan dit antwoordmodel kunnen geen rechten worden ontleend. Over de antwoordindicaties kan niet worden gecorrespondeerd voordat de uitslag van het examen bekend is. Bent u het niet eens met de beoordeling, dan kunt u na ontvangst van de uitslag bezwaar indienen (zie Examenreglement, artikel 30). De paginaverwijzingen in dit antwoordmodel zijn gebaseerd op het reguliere materiaal. Indien u de module in de e-Learningvariant heeft gevolgd, kunnen de paginaverwijzingen afwijken. De verwijzingen naar de hoofdstukken blijven wel gelijk.
Open vragen (50 punten) 1. De gebonden bemiddelaar is een zelfstandige (zelfstandig kantoor) met een eigen vergunningplicht, maar heeft voor een of meerdere productsoorten een productieverplichting bij een financiële instelling. De verbonden bemiddelaar bemiddelt voor een productsoort voor slechts één aanbieder. Deze bemiddelaar valt qua verantwoordelijkheid (en Wft vergunning) onder die van de aanbieder. IFK, Wft Basis (2010), hfdst. 5, paragraaf 5.6.1, p. 100. Aantal punten: 2 -
Verbonden valt onder verantwoordelijkheid aanbieder, gebonden niet (1 punt). Verbonden heeft productieverplichting (kan wel voor meer aanbieders bemiddelen), gebonden bemiddelt per productsoort maar voor één aanbieder (1 punt).
2. De mogelijk te noemen organisaties zijn: -
FIU-Nederland (plek waar ongebruikelijke transacties gemeld moeten worden); Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) (hier is FIU-Nederland onderdeel van); Ministerie van Financiën (bepaalt risicolanden); Ministerie van Justitie (bepaalt risicolanden); Nederlandse Vereniging van Banken (geeft guide lines uit).
6050 20225.16.v1.0
IFK, Wft Basis (2010), hfdst. 9, paragraaf 9.6.2 en 9.6.3, p. 189-191.
NCOI Opleidingsgroep
1
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
Aantal punten: 3 Voor elke correcte organisatie 1 punt. 3. a. De wet stelt vier eisen aan een rechtsgeldige overeenkomst: -
wilsovereenstemming tussen partijen; handelingsbekwaamheid van partijen; bepaalbaarheid van wederzijdse verplichtingen; geoorloofde afspraak.
b. Een overeenkomst is vernietigbaar, als de partijen bij het sluiten ervan niet hebben voldaan aan de voorwaarden voor het sluiten van een rechtsgeldige overeenkomst. De overeenkomst wordt ontbonden, maar niet met terugwerkende kracht. Een nietige overeenkomst is niet volgens de juridische vormvereisten tot stand gekomen. Deze kan wel met terugwerkende kracht ongedaan gemaakt worden. IFK, Wft Basis (2010), hfdst. 2, paragraaf 2.1.4, p. 26, 27. Aantal punten: 6 voor a: 4 punten (1 punt minder voor elke ontbrekende eis) voor b: 1 punt per goed genoemd verschil (maximaal 2 punten) -
voorwaarden rechtsgeldige overeenkomst juridische vormvereisten terugwerkende kracht
4. Het vakantiehuisje valt als vermogen in box 3, net als het bedrag dat hiervoor via de hypotheek geleend is (onder aftrek van de doelmatigheidsdrempel). De hypotheekrente is daarom niet aftrekbaar. Omdat de bron van de inkomsten in box 3 valt, kunnen de huurinkomsten niet in box 1 vallen. In box 3 zijn de werkelijke inkomsten niet belast, maar een fictief rendement. De huurinkomsten zijn dan ook niet als zodanig belast. IFK, Wft Basis (2010), hfdst. 3, paragraaf 3.1.3, pag. 50 De Koning & Koevoet, Financiële planning voor de particulier (2008), hfdst. 2.6.2, pagina 35 en 36 Aantal punten: 6
6050 20225.16.v1.0
-
2
huisje en hypotheek in box 3 (2 punten). verhuurinkomsten niet belast (2 punten). hypotheekrente niet aftrekbaar (2 punten).
NCOI Opleidingsgroep
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
5. De koers van bestaande obligaties daalt, als het algemene renteniveau stijgt. De hogere marktrente zorgt ervoor dat de belegger een hoger rendement op de beleggingen kan halen. Om op bestaande obligaties een hoger rendement te realiseren, moet er naast de vastgestelde rente een aanvullende koerswinst geboekt worden. Dat kan alleen maar door er minder voor te betalen, wat leidt tot een lagere koers. IFK, Wft Basis (2010), hfdst. 7, paragraaf 7.2, p. 152-153 Aantal punten: 2 -
Koers daalt (1 punt). Motivatie (1 punt).
6. Drie persoonlijke zekerheidsstellingen: -
borgstelling garantie mede hoofdelijk schuldenaar
Verhaalsrecht: -
borgstelling: automatisch verhaalsrecht garantie: geen automatisch verhaalsrecht mede hoofdelijk schuldenaar: verhaalsrecht niet van toepassing, voor medeschuldenaar betreft het de eigen schuld en niet het betalen van de schuld van een ander.
IFK, Wft Basis (2010), hfdst. 10, paragraaf 10.2.1, p. 206 Aantal punten: 3 -
1 punt per genoemde zekerheid en juiste motivatie.
7. In box 1 is de hypotheekrente over de eigenwoningschuld 30 jaar lang aftrekbaar. Door deze fiscale aftrek zijn hypotheekvormen waarop niet wordt afgelost netto per maand gunstiger dan hypotheekvormen waarop wel elke maand een bedrag wordt afgelost. De consument gaat doorgaans voor de laagste netto maandlasten, en kiest er daarom voor kapitaal op te bouwen voor aflossing, in plaats van werkelijk af te lossen op de lening.
6050 20225.16.v1.0
IFK, Wft Basis (2010), hfdst. 3, paragraaf 3.1.1, p. 47-49
NCOI Opleidingsgroep
3
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
Aantal punten: 2 -
netto maandlast lager (1 punt) kapitaal opbouwen in plaats van aflossen houdt hypotheekrenteaftrek maximaal / schuld in stand houden voor maximaal belastingvoordeel / werkelijk aflossen verkleint belastingvoordeel (1 punt)
8. Indemniteitsbeginsel of schadeloosstellingsbeginsel. IFK, Wft Basis (2010), hfdst. 14, paragraaf 14.2.2, p. 272 Aantal punten: 2 De vraag is correct beantwoord als een van beide termen genoemd wordt. 9. Dirk zal een aanvullende oudedagsvoorziening moeten regelen, bijvoorbeeld door een lijfrentekapitaal op te bouwen. Uitruilen van het nabestaandenpensioen voor een hoger ouderdomspensioen is niet mogelijk; dat kan alleen als dat nabestaandenpensioen op kapitaalbasis wordt opgebouwd en daardoor waarde heeft. Bij zijn werkgever is het op risicobasis en kan het dus niet uitgeruild worden. De Koning & Koevoet, Financiële planning voor de particulier (2008), hfdst. 5.2.5, pagina 110-111 Aantal punten: 3 -
lijfrentekapitaal opbouwen (1 punt). geen uitruil nabestaandenpensioen mogelijk, onderscheid risico- en kapitaalbasis (2 punten).
10. De hoogte van het pensioen is afhankelijk van de volgende factoren: -
de hoogte van het pensioenkapitaal (doelvermogen); de rentestand op pensioendatum; de gebruikte sterftetafel op pensioendatum.
De Koning & Koevoet, Financiële planning voor de particulier (2008), hfdst. 5.2.4, pagina 107
6050 20225.16.v1.0
Aantal punten: 3 1 punt per juist genoemde factor.
4
NCOI Opleidingsgroep
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
11. Als een erflater zijn kind bij testament wilde onterven, kan dat kind een beroep doen op de legitieme portie. Die legitieme portie moet verplicht toegekend worden. Pas daarna wordt de rest van de wensen van de erflater uitgevoerd. Zo kan de legitieme portie inbreuk maken op de gemaakte legaten. Anders zou een erflater zijn nalatenschap zodanig kunnen uithollen door het maken van legaten, dat het bestaan van de legitieme portie geen zin meer heeft. De Koning & Koevoet, Financiële planning voor de particulier (2008), hfdst. 6.4.2, pagina 149 Aantal punten: 3 -
legitieme portie verplicht (1 punt) gemaakte legaten uitgevoerd na toekenning legitieme portie (1 punt) niet genoeg over om alle legaten uit te voeren (1 punt)
12. a. Elise en Debbie kunnen – onder voorwaarden – allebei aanspraak maken op Anw. b. Debbie is de echtgenote van Tom. Zij kan aanspraak maken op Anw als zij voldoet aan een van de volgende drie voorwaarden: -
ze heeft de zorg voor een kind onder de 18 jaar ze is geboren vóór 1 januari 1950 ze is 45% of meer arbeidsongeschikt Of ze ook werkelijk een Anw-uitkering krijgt, is dan nog afhankelijk van haar eigen inkomen.
Elise is de ex-echtgenote van Tom. Zij kan aanspraak maken op een Anw-uitkering, als ze van hem alimentatie voor zichzelf ontving. Deze valt door het overlijden immers weg. Verder moet ze ook voldoen aan een van de drie bovengenoemde voorwaarden. De Koning & Koevoet, Financiële planning voor de particulier (2008), hfdst. 6.1.1, pagina 133 Aantal punten: 5
6050 20225.16.v1.0
a. 1 punt als beide als gerechtigde zijn genoemd. Geen punt als alleen Debbie is genoemd. b. 1 punt voor het noemen van elk van de drie basisvoorwaarden (max.3), en 1 punt voor de aanvullende voorwaarde voor Elise dat ze van Tom alimentatie voor zichzelf ontving. (Zwangerschap moet ook juist gerekend worden als het wordt genoemd, maar hoeft niet genoemd te worden).
NCOI Opleidingsgroep
5
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
13. a. De duur van de uitkering in maanden is net zo lang als het arbeidsverleden in jaren, met een maximum van 38 maanden. Het arbeidsverleden van Werner: -
-
fictief arbeidsverleden Hij werd 18 jaar in 1986, fictief arbeidsverleden = 1997 -/- 1986 = 11 jaar. (1 punt). werkelijk arbeidsverleden Hij werkte tot en met 2009 doorlopend, dus van 1998 tot en met 2009 = 12 jaar (1 punt).
Totaal arbeidsverleden = 11 + 12 = 23 jaar Duur loongerelateerde WW-uitkering = 23 maanden (1 punt). b. In de eerste werkloosheidsmaand is de uitkering 75% van het laatstverdiende loon. (1 punt) Het te hanteren laatstverdiende loon is gemaximeerd. Het maximumdagloon is € 185,46 (zie cijferbijlage). Het maximumdagloon per maand komt uit op 21,75 * € 185,46 = € 4.033,75. Het loon van Werner ligt boven het maximumdagloon. Zijn uitkering zal bedragen: 75% * € 4.033,75 = € 3.025,31. (1 punt) De Koning & Koevoet, Financiële planning voor de particulier (2008), hfdst. 8, pagina 190-192 Aantal punten: 5 a.. 3 punten fictief arbeidsverleden – 1 punt werkelijk arbeidsverleden – 1 punt aantal maanden uitkering = aantal jaren arbeidsverleden – 1 punt b. hoogte uitkering 75% (1 punt) berekening (1 punt) 14. Ja, het is mogelijk dat een financieel planner werkt zonder Wft vergunning. Dit kan, zolang er geen sprake is van advisering volgens de Wft. Adviseren is het aanraden van een concreet passend product van een specifieke aanbieder. Zolang een FP-er een plan schrijft zonder concrete productinvulling, is hij niet vergunningsplichtig. IFK, Wft Basis (2010), hfdst. 6, paragraaf 6.1.2, p. 109-110 en De Koning & Koevoet, Financiële planning voor de particulier (2008), hfdst. 3, pagina 64
6050 20225.16.v1.0
Aantal punten: 5
6
NCOI Opleidingsgroep
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
-
Ja (1 punt). advisering volgens Wft (1 punt). concreet product (2 punten). specifieke aanbieder (1 punt).
Case: Goed Plan (50 punten) 1. Negatieve inkomsten uit eigen woning: WOZ-waarde € 355.000 * 0,55% = Hypotheekrente € 175.000 * 6,4% = Negatieve inkomsten uit eigen woning:
-/-
€ 1.952,50 € 11.200,€ 9.248 (2 punten)
Dit rekenen we toe aan de partner met het hoogste inkomen, om optimaal belastingvoordeel te realiseren. Fiscaal inkomen mijnheer Negatieve inkomsten uit eigen woning Aftrekbare lijfrentepremie Belastbaar inkomen
-/-/-
€ 64.000 € 9.248 € 1.000 € 53.752 (2 punten)
Belasting in box 1 mijnheer: Over de eerste € 32.127 € 11.973 Over de laatste €21.625 (€ 53.752 -/- € 32.127) + € 9.082 Heffing box 1 € 21.055 (1 punt) Belastbaar inkomen mevrouw € 34.000| Belasting in box 1 mevrouw: Over de eerste € 32.127 € 11.973 786 Over de laatste € 1.873 (€ 34.000 -/- € 32.127) + € Heffing box 1 € 12.759 (1 punt)
6050 20225.16.v1.0
Heffing in box 3 Gezamenlijk spaargeld: gemiddeld saldo Deposito mevrouw: gemiddeld saldo Totaal gemiddeld vermogen Heffingsvrij vermogen gezamenlijk Heffing over Heffing box 3
NCOI Opleidingsgroep
+ -/-
€ 42.000 € 257.500 (1 punt) € 299.500 € 41.322 € 258.178 € 3.098 (2 punten)
7
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
Totale heffing: Box 1 mijnheer Box 1 mevrouw Box 3 Totaal Algemene heffingskorting 2 x € 2.007 Arbeidskorting 2 x € 1.480 Samen te betalen aan inkomstenbelasting
+
-/-
€ 21.055 € 12.759 € 3.098 € 36.912 (1 punt) € 4.014 € 2.960 € 29.938 (2 punten)
De Koning & Koevoet, Financiële planning voor de particulier (2008), hfdst. 2 Tarieven en bedragen uit de cijferbijlage. Aantal punten: 12, zie bovenstaande puntenverdeling 2. Om het huidige CBI te berekenen hebben we allereerst de jaarlijks terugkerende kosten nodig: Hypotheekrente 6,4% x € 175.000 € 11.200 Premie levensverzekering 12 x €150 € 1.800 Premie lijfrenteverzekering + € 1.000 Totaal € 14.000 (3 punten) De bruto inkomsten bedragen: Inkomsten mijnheer Inkomsten mevrouw Rente gezamenlijke spaarrekening Totale inkomsten CBI berekenen Bruto inkomsten Belastingheffing Vaste periodieke kosten Spaarbedrag per jaar Totaal CBI per jaar Dat is per maand
+
-/-
€ 64.000 € 34.000 € 1.260 € 99.260 (3 punten)
€ 99.260 € 29.938 € 14.000 € 4.000 € 51.322 (3 punten) € 4.277 (1 punt)
De Koning & Koevoet, Financiële planning voor de particulier (2008), hfdst. 2
6050 20225.16.v1.0
Aantal punten: 10, zie bovenstaande puntenverdeling Rekening houden met doorrekenfouten.
8
NCOI Opleidingsgroep
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
3. De looptijd is 15 jaar. Het rentepercentage bedraagt 6%. De rente wordt jaarlijks bijgeschreven, dus er is sprake van samengestelde interest. Dit kan worden berekend met een factor uit de tabel Slotwaarde éénmalige inleg (zie cijferbijlage) bij 6%. Het kan ook met de financiële rekenmachine of zelfs handmatig. Berekening met cijferbijlage: Het bedrag dat vrijkomt is: € 250.000 x 2,39655819 (5 punten) = € 599.139,52. (5 punten) Of berekening met rekenmachine: BEGIN 1 p/yr 15N 6 y/r 250000PV 0PMT (5 punten) FV is dan € 599.139,52 (5 punten) Aantal punten: 10 Juiste berekening: 5 punten. Juist eindbedrag: 5 punten. Cijferbijlage en De Koning & Koevoet, Financiële planning voor de particulier (2008), hfdst. 5. 4. Eerste pijler: AOW. Het gaat hier alleen om het inkomen van de heer Kerstens. AOW-uitkering meneer € 686,78 Vakantiegeld € 40,36 € 36,45 Tegemoetkoming + Totaal per maand € 763,59
6050 20225.16.v1.0
Tweede pijler: ouderdomspensioen. De indicatie die in het UPO staat is € 22.000 per jaar (zie casetekst), wat neerkomt op € 1.833,33 bruto per maand. Derde pijler: lijfrente-uitkering. De indicatie die is gegeven van de periodieke uitkering is € 3.600 per jaar. Dat komt neer op € 300 per maand.
NCOI Opleidingsgroep
9
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
In totaal bedragen de inkomsten van de heer Kerstens na zijn 65e dus: AOW Pensioen Lijfrente Totaal
+
€ 763,59 € 1.833,33 € 300,00 € 2.896,92
De Koning & Koevoet, Financiële planning voor de particulier (2008), hfdst. 5 Aantal punten: 10 Correcte indeling in pijlers: 1 punt. Correcte hantering AOW (eenpersoonsuitkering): 3 punten. Correcte berekening ouderdomspensioen: 3 punten. Correcte berekening lijfrente: 3 punten. 5. a. Kantonrechtersformule: A (aantal dienstjaren) x B (beloning) x C (correctiefactor) (1 punt) Aantal dienstjaren: 12 jaar x 0,5 = 6 jaar 10 jaar x 1 = 10 jaar 6 jaar 4 jaar x 1,5 = Totaal A 22 jaar (1 punt) Beloning: De provisie wordt normaal gesproken meegenomen voor het gemiddelde van de laatste drie jaar. De totale € 34.000 bruto inkomen telt dus mee, wat uitkomt op een maandbedrag van € 2.833,33. (1 punt) Correctiefactor: Het ontslag is gevolg van de economische crisis, zowel werkgever als werknemer kan hier niets aan doen. Correctiefactor zal gesteld worden op 1. (1 punt) Ontslagvergoeding: 22 x € 2.833,33 x 1 = € 62.333,26 (1 punt) b. Drie mogelijkheden:
6050 20225.16.v1.0
-
10
Uitbetaling ineens: de uitkering valt dan in box 1. De werkgever moet hierover loonbelasting inhouden voordat hij de uitkering uitbetaalt. Direct uitbetalen is niet gunstig, er wordt dan namelijk veel belasting ingehouden. Periodieke uitkering is gunstiger; dan wordt de belastingheffing gespreid en is de belastingdruk uiteindelijk veel lager.
NCOI Opleidingsgroep
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
-
Aankoop van een lijfrentevoorziening: deze moet uiterlijk ingaan op leeftijd 65 jaar. De lijfrente kan nu dus dienen als aanvulling op de inkomsten, maar ook als pensioenvoorziening. Bij aankoop van de lijfrente is geen belastingheffing verschuldigd. Als de lijfrente uitkeert valt de uitkering in box 1. Een lijfrentevoorziening is daarom een zeer goede keuze.
-
Stamrecht BV: het bedrag wordt dan gestort in een BV die wordt opgericht door mevrouw Kerstens. Ze kan het geld gebruiken voor het opzetten van haar eigen speelgoedwinkel. Mevrouw moet dan wel in de toekomst voor het bedrag een periodieke uitkering bedingen bij haar eigen BV. Deze periodieke uitkering moet uiterlijk beginnen met uitkeren in het jaar waarin zij 65 wordt. Het bedrag leent zich waarschijnlijk niet voor een stamrecht BV, vanwege de hoge kosten ervan.
De Koning & Koevoet, Financiële planning voor de particulier (2008), hfdst.8, paragraaf 8.6.1 en 8.6.2, p. 202-203 Aantal punten: 8 a: 5 punten, zie uitwerking b: 3 punten; 1 punt per juist beschreven mogelijkheid en motivatie
Eindcijferberekening Maximaal aantal te behalen punten: 100 punten Totaal onderdeel open vragen:
50 punten
Totaal onderdeel case:
50 punten
Let op: conform artikel 23 van het examenreglement worden de eindcijfers op een decimaal nauwkeurig gewaardeerd. Hierbij wordt niet afgerond, maar afgebroken. Voorbeeld:
6050 20225.16.v1.0
5,45 -> 5,4 5,49 -> 5,4 5,52 -> 5,5 5,59 -> 5,5
NCOI Opleidingsgroep
11