ANNEX II:Brochure IZNE (vertaling gemaakt door Biogas-E)
Bioenergiedorpen - Dorpen met toekomst -
Projectgroep Bioenergiedorpen Interdisciplinair Centrum voor Duurzame Ontwikkeling (IZNE) van de universiteit Göttingen Februari 2008
-1-
Voorwoord De toekomstige energievoorziening zal op hernieuwbare energiebronnen en niet meer op fossiele en atomaire grondstoffen gebaseerd zijn. Tegen deze achtergrond streeft het interdisciplinair centrum voor duurzame ontwikkeling van de universiteit Göttingen (IZNE) met het project “Het bio-energiedorp – Voorwaarden en gevolgen van een zelfstandige warmte- en stroomvoorziening uit biomassa op landbouw, ecologie en leefmilieu in landelijk gebied” onder andere volgende doelen na: 1. Het moet als voorbeeld getoond worden, dat een duurzame warmte –en stroomvoorziening van een modeloord op basis van hernieuwbare biomassa energiedragers met een hoge energie-efficiëntie niet alleen technisch en economisch, maar ook milieuvriendelijk en sociaal haalbaar is. 2. Op basis van de ervaringen uit deze demo-omschakeling alsook uit andere succesvolle projecten moeten concepten en strategieën ontwikkeld worden, zodat vele andere plaatsen dit voorbeeld kunnen volgen. De subsidiëring van dit project gebeurt door het Bondsministerie voor voeding, landbouw en consumentenbescherming (BMELV) via het Agentschap Hernieuwbare Grondstoffen e.V. (FNR). Hierdoor was het voor de projectgroep van de universiteit mogelijk, via een selectieproces, eerst een geschikt en sterk gemotiveerd dorp voor het omschakelingssproces te kiezen. Onze projectpartner werd het dorp Jühnde in het landsdeel Göttingen. Met ondersteuning van de projectgroep van de universiteit en financiële steun in het bijzonder door het BMELV/het FNR werd de energievoorziening onder leiding van de inwoners omgeschakeld en de warmtelevering aan de deelnemende huishoudens door een exploitatiebedrijf overgenomen. De vele bezoekers en informatie-aanvragen aan dit eerst bio-energiedorp maken duidelijk dat in het algemeen onder de bevolking een grote wens bestaat naar een verandering van de huidige energievoorzieningsstructuren. Zo wordt er momenteel bijvoorbeeld in het landsdeel Göttingen en in het stedelijk gebied Uslar de omschakeling van de energievoorziening op biomassa in andere dorpen voorbereid. Ook in andere Bondsregio’s hebben bepaalde regio‘s hun schouders gezet onder een project om hun energievoorziening permanent milieuvriendelijk te maken en weer in eigen handen te nemen. Voorbeelden hiervan zijn: Rai-Breitenbach in Odenwald, Gutenzell bij Ulm, Mauenheim bij de Bodensee en Lohne bij Fritzlar. Deze plannen profiteren nu al van het pionierswerk, die door de grote inzet van vele actievelingen in Jühnde, verricht wird. Waarom de omschakeling naar een duurzaam energie-voorziening noodzakelijk is en hoe deze landbouwkundig, technisch, economisch en sociaal te realiseren is, kunt u in deze brochure te weten komen. Voor de projectgroep bio-energiedorpen Prof. Dr. Hans Ruppert
-2-
Inhoudsopgave Pagina Voorwoord Inhoudsopgave
1.
Er zijn veel argumenten voor bio-energiedorpen...
1
1.1. ... de eindige voorraden van olie, gas, steenkool en uranium 1
2.
1.2. ... het broeikaseffect en de klimaatverandering
2
1.3. ... de prijsstijgingen van fossiele energiedragers
3
1.4. ... de hoge importafhankelijkheid
4
1.5. ... de structuurverandering in landelijk gebied
5
Biomassa als energiebron
7
2.1. Energierijke grondstoffen uit land- en bosbouw.
7
2.2. Ecologische voordelen van de teelt van energiegewassen
9
2.3. Technieken om biomassa om te zetten in stroom en warmte10 3.
4.
Economische aspecten
15
3.1. Gevolgen voor de deelnemende huishoudens
15
3.2. Perspectieven voor de land- en bosbouw
20
3.3. Rendabiliteit van het exploitatiebedrijf
20
3.4. Gevolgen voor de regionale economie
24
De rol van de mensen in de gemeente
25
4.1. Gemeenschappelijke organisatie van het project
26
4.2. Techniek “be-grijpbaar” maken
27
4.3. Uw persoonlijk voordeel
27
-3-
1. Er zijn veel argumenten voor bio-energiedorpen … 1.1. … de eindige voorraden van olie, gas, steenkool en uranium Een belangrijke reden voor de noodzaak van de transformatie van ons energie-aanbod is het feit dat de tegenwoordig vaakst ingezette energiedragers olie, gas, steenkool en uranium slechts beperkt op aarde beschikbaar zijn. Er kan niet met zekerheid gezegd worden hoeveel jaren de individuele energiedragers olie, gas en uranium nog zullen toereiken. Het is wel zeker dat bij het huidige verbruik de gekende reserves (die aan de huidige prijzen op economisch rendabele manier ontgonnen kunnen worden) nog in deze eeuw voor het grootste deel opgebruikt zullen zijn. De reserves aan steenkool zijn nog iets groter, maar ook hier is een snelle uitputting van de voorraden te verwachten. Dit geldt in het bijzonder aangezien het energieverbruik jaarlijks met meerdere procenten toeneemt. Dit betekent dat de mensheid in een periode van enkele eeuwen de volledige wereldvoorraad aan fossiele energiedragers, die vele miljoenen jaren nodig hadden om te ontstaan, verbruikt heeft.
Het olieverbruik in een tijdvenster van 2.500 jaar; Bron: Rempel (2000)
Hoe weinig duurzaam we onze energievraag vandaag de dag dekken, wordt duidelijk aan het feit dat we op één jaar tijd ongeveer zoveel olie en gas verbruiken als er ontstaan is tijdens een periode van één miljoen jaar. Het is overduidelijk dat dit op langere termijn niet zo verder kan. Ter reductie van onze afhankelijkheid van de afnemende hoeveelheden energiedragers zoals olie, gas, steenkool en uranium stelt zich niet de vraag óf een transformatie van het energieaanbod nuttig zou zijn, maar wel wánneer men hiermee begint.
-4-
1.2. … het broeikaseffect en de klimaatverandering Door de verbranding van olie, gas en steenkool komt de, tijdens vele miljoenen jaren opgeslagen, koolstof in slechts enkele eeuwen tijd weer vrij. Hierdoor is de concentratie aan koolstofdioxide (CO2) in de atmosfeer sinds het begin van de industrialisatie meer dan 30% gestegen. Samen met de emissie van andere broeikasgassen bewerkstelligt deze stijging in CO2concentratie het broeikaseffect dat reeds een toename van de gemiddelde temperatuur op aarde van ca. 0,8 °C veroorzaakt heeft. Hierdoor zijn er vandaag al duidelijk waarneembare veranderingen in het klimaat opgetreden. Tot de negatieve veranderingen behoren nu al bijvoorbeeld het smelten van de Alpengletsjers en de ijskap aan de Noordpool en in Groenland net zoals de toename van extreme weersgebeurtenissen zoals stormen, droogtes, stortregens of hittegolven.
310 €
J a a rlijk s e a fs c h rijv in g 2 . O lie o p s la g A a n k o o p k o s te n G e b ru ik s d u u r in ja a r
1 .50 0 € 30 a 50 €
J a a rlijk s e a fs c h rijv in g 3 . G e m id d e ld g e ïn v e s te e rd v e rm o g e n R e n te b e re k e n in g
3 .85 0 € 5% 193 80 160 793
J a a rlijk s to e g e re k e n d e re n te 4 . S c h o o rs te e n v e g e r 5 . O n d e rh o u d , h e rs te llin g e n , s tro o m p o m p e n T o ta a l ja a rlijk s e v a s te k o s te n
6 . S to o k o lie v e rb ru ik in lite r B ru to p rijs v o o r 1 lite r in e u ro T o ta a l s to o k o lie k o s te n J a a rlijk s e to ta le k o s te n
€ € € €
3 0 00 l 0 ,6 0 € 1 .8 0 0 € 2 .5 9 3 €
Effecten van klimaatverandering met voorbeeld van Morteratschgletscher in Engadin / Zwitserland, afbeelding links van het jaar 1901, afbeelding rechts van het jaar 2001; Bron: Zängl, W.; Hamberger, S.: Gletscher im Treibhaus, Steinfurt 2004, www.gletscherarchiv.de
Aan het eind van deze eeuw wordt wereldwijd een temperatuurverhoging van 2 tot 6 °C voorspeld. Aangezien de temperatuursverhogingen naar de polen toe een hogere impact hebben dan aan de evenaar zijn in onze regio’s duidelijk grotere veranderingen te verwachten. zu erwarten. De daadwerkelijke gevolgen zijn slechts moeilijk te voorspellen. Als men echter in het achterhoofd houdt dat het tempatuurverschil tijdens de laatste grote ijstijd, die ca. 10 000 jaar geleden eindigde, ook slechts ca. 5 °C bedroeg, kan men aannemen dat de voorspelde temperatuursverhogingen een aanzienlijke invloed zullen hebben op de zeespiegel, de verschillende klimaatzones op aarde en daardoor ook op onze leefomstandigheden en onze natuurlijke hulpbronnen.
-5-
Elbeoverstroming bij Hitzacker in april 2006
De gevolgen van de klimaatsverandering bedreigen ook de stabiliteit van de internationale betrekkingen. Niet alleen de nu reeds aan de gang zijnde verdelingsruzies over de steeds schaarser wordende voorraden energiedragers, maar ook de strijd om levensvriendelijke woonruimtes zal toenemen en aan intensiteit winnen. Verlies van landbouwgrond en woestijnvorming als gevolg van waterschaarste, overstromingen door het stijgen van de zeespiegel en door felle stortregens zullen tot volksmigraties leiden en de woondruk in de gunstigere levensgebieden verhogen.
1.3. ...de prijsstijgingen van fossiele energiedragers Door de groter wordende schaarste van goedkoop te ontginnen olie en gas nemen de prijzen voor deze energiedragers steeds meer toe. Men moet ervan uitgaan dat de ontginningskosten nog verder zullen stijgen en dat deze kostenstijgingen doorgerekend zullen worden aan de consument. Aangezien ook de vraag naar olie blijft toenemen en de ontginningscapaciteiten - en daarmee gekoppeld het aanbod - overtreft, kunnen de oliemaatschappijen aanvullende prijsstijgingen op de markt afdwingen.
-6-
Omdat er vanuit micro-economisch oogpunt geen redenen zijn voor deze bedrijven om iets aan deze voor hen winstgevende situatie te veranderen, zullen de prijzen voor de eindverbruiker vermoedelijk blijven toenemen.
Ontwikkeling van de prijzen van ruwe olie sinds 1960; Bron: www.tecson.de
Deze gigantische prijsstijgingen leiden er ook toe dat hernieuwbare energiedragers zoals biomassa competitiever worden.
1.4. ... de hoge importafhankelijkheid Slechts een klein gedeelte van de nodigde fossiele en atomaire energiedragers kunnen in Duitsland gewonnen worden. In het bijzonder bij olie, gas en uranium bestaan er grote importafhankelijkheden. Het gebruik van inheemse energiedragers kan mee bijdragen om deze afhankelijkheden te verminderen en zo de garantie op voldoende aanvoer te verhogen. De import van energiedragers leidt bovendien tot aanzienlijke uitstroom aan financiële middelen zoals vaak het geval is in politiek instabiele en/of ondemocratische landen. Bij het inzetten van inheemse energiedragers zouden deze financiële middelen ter beschikking van de regionale economische kringlopen komen en zouden (nieuwe) banen gegarandeerd kunnen worden.
-7-
Steinkohle
Braunkohle
Mineralöl 100
95
100
Naturgas 96
Atomenergie 100
96
Insgesamt
100
84 76
74
74
78
80 66 57
60
36
40
20
8 1
-1
-1 98
90
06 20
19
19
06 20
90
98 19
19
98
90
06 20
19
19
98
90
06 20
19
19
98
90
06 20
19
19
98
06 20
19
19
90
0
-20
Ontwikkeling van de afhankelijkheid van Duitsland inzake de invoer uit niet-hernieuwbare bronnen in 1990, 1998 en 2006 (Bron: Federaal Ministerie van Economie en Technologie, Energie Data, Berlijn, 2007)
1.5. ... de structuurverandering in landelijk gebied In landelijk gebied voltrekt zich sinds enkele decennia een duidelijke structuurverandering. Deze heeft als kenmerk, dat daar het aanbod aan arbeidsplaatsen en infrastructuurinrichtingen steeds sterker terugvallen en zich voornamelijk in de steden en stedelijke randgebieden concentreren. Daar het dagelijkse pendelsysteem naar de banen in de stad veranderen de dorpen in zogenaamde “slaapdorpen”. Hierdoor wordt de eenheid van leven en werken in de dorpsgemeenschap bedreigd en gaan typische dorpsstructuren verloren. Voorbeelden van deze ontwikkelingen zijn het sterk dalende aantal landbouwkundige ondernemingen, het verloren gaan van lokale banen in de voedingsindustrie en ambachtswereld, het sluiten van scholen, postkantoren, administratieve apparaten, winkels en in de horeca.
-8-
Vroeger bestond het dorpsleven vooral uit de boerenlandbouw. Sindsdien is het aantal landbouwkundige ondernemingen en de in de landbouw actieve werknemers duidelijke gedaald.
Ontwikkeling van de landbouw sinds 1949; Bron: Ökologie & Landbau, 119, 3/2001
Verder stelt men vaak een desinteresse voor gemeenschapsplichten en vorming van de nabije leefomgeving vast. Samen met het steeds individueler en privater worden van het maatschappijleven worden bepaalde meningen steeds luider: “Op mijn eentje kan ik zoiets niet veranderen!” of “Ook al zet ik mij hard in; het is slechts een druppel op een hete plaat”. De succesvolle transformatie van de energievoorziening in Jühnde toont echter aan dat een dorpsgemeenschap bergen kan verzetten indien ze het echt wil en het project vastberaden aanpakt. Op die manier kunnen nieuwe en toekomstgerichte banen op het platteland gecreëerd worden en kan actief meegewerkt worden aan de opbouw van een milieuvriendelijke energievoorziening. Dit stimuleert niet alleen de dorpsgemeenschap. Het overwinnen van deze grote uitdaging zal ook het zelfvertrouwen van de actoren versterken en moed geven voor het aanpakken van verdere opdrachten.
Conclusie: Door het inzetten van olie, gas of steenkool door het CO2-neutrale biomassa daalt de uitstoot van broeikasgassen wat op korte en lange termijn ook tot een afzwakking van de klimaatsverandering zal leiden. Daarnaast zullen de steeds beperkter wordende energiedragers gespaard, de mogelijkheid om prijsverhogingen bij olieproducten door te zetten gereduceerd, de importafhankelijkheid van energiedragers verlaagd en nieuwe levensperspectieven in het platteland gecreëerd.
-9-
2.
Biomassa als energiebron
Biomassa onder de vorm van hout, stro, grassen, graangewassen en suikerof oliehoudende planten bevatten opgeslagen zonne-energie. Hoe kan men deze energie gaan benutten? De oudste manier van energiebenutting is het verbranden van droge biomassa zoals hout, stro en oogstresten voor verwarmings- en kookdoeleinden. Een andere mogelijkheid stelt zich wanneer planten, mest, stalmest en afvalstoffen van dieren door microorganismen zoals bacteriën afgebroken worden in een zuurstofarme omgeving. Daarbij ontstaat biogas dat bijvoorbeeld in een motor verbrand en op die manier voor stroom- en warmtegeneratie of als brandstof aangewend kan worden. Bij de energetische valorisatie van biomassa wordt alleen die hoeveelheid CO2 uitgestoten die bij de teelt van de plant via de fotosynthese vastgelegd werd. Een groot voordeel van biomassa vergeleken met andere hernieuwbare energiedragers zoals wind is dat biomassa opgeslagen kan worden. Houtsnippers of strobalen kunnen bijvoorbeeld in speciale hallen en mest of andere vochtige biomassa’s in silo’s opgeslagen worden. Op deze manier staan ze ter beschikking wanneer ze nodig zouden zijn. Oogst (volledige plant) van een triticale-tarwe-mengsel
Biomassa is in landelijke regio’s in grote hoeveelheden beschikbaar. Men treft ze aan in de landbouw, de bosbouw en in andere groene gebieden. Daarmee is ze een regionaal beschikbare energiebron die niet geïmporteerd en bij een decentrale valorisatie niet over grote afstanden getransporteerd moet worden. 2.1. Energierijke grondstoffen uit land- en bosbouw. Voor de energetische valorisatie kunnen biomassarijke akkerplanten zoals mais, triticale, rogge, zonnebloemen en aangroei van grasland gebruikt worden. Verder bestaan er aanzienlijke braakliggende oppervlakten in Duitsland. Ook deze zijn bruikbaar voor de energiegewassenteelt zonder dat er een concurrentiesituatie ontstaat tussen voedsel- en energieproductie. - 10 -
Bijkomend potentieel is te vinden in de landbouw, doordat bij de graanproductie stro ontstaat dat meestal niet meer gevaloriseerd wordt. Er bestaat zo ook potentieel voor energetisch gebruiksdoeleinden. Ook mest en stalmest die in veebedrijven in grote hoeveelheden beschikbaar zijn, komen als energiebron in aanmerking. Verdere gemakkelijk beschikbare en energetische nuttige biomassa is resthout, dat bij het verwerken van hout en bomen ontstaat, , maar tot op vandaag te weinig gebruikt wordt. Ook in gemeenten staat er veel biomassa te beschikking. Naast gemeentelijk groenafval zoals boom- en struiksnedes van straten- en grachtranden hebben ook aangroei uit natuurgebieden een aanzienlijk potentieel. Hakselaar aan het werk
De milieuvriendelijke verwijdering van deze organische reststoffen stelt gemeenten vaak voor grote economische problemen. Volgens de kringloopwet mogen afvalstoffen met meer dan 5% organische inhoud niet meer gestort worden. Ze moeten terug in de nutriëntenkringloop teruggeleid worden. Het gebruik van reststoffen voor energiewinning zou uit de verwijderingsplichtige afvalstoffen een waardevolle stof maken In Jühnde staan ca. 1 300 ha landbouwkundig nuttige grond en 800 ha bos voor de teelt van voedings- of voedermiddelen, energiegewassen en hout ter beschikking. Voor het opwekken van energie is ca. 25% van de landbouwkundig nuttige grond en ca. 7% van het jaarlijkse houtteelt nodig. Daarnaast staan ca. 9500 m³ mest ter beschikking. Ongeveer een vierde van het akkerland rond Jühnde zijn dus voldoende om stroom voor twee dorpen met een grootte zoals Jühnde (800 inwoners) te genereren en om het grootste deel van de warmtevraag van Jühnde te dekken. Er blijven daarom voldoende landbouwkundige oppervlakten voor voedings- en veevoederproductie behouden. - 11 -
2.2. Ecologische voordelen van de teelt van energiegewassen Vele argumenten suggereren dat de teelt van energiegewassen met de bescherming van ons milieu te verzoenen is en dus milieuvriendelijk is. Monocultuur of biodiversiteit bij de teelt van energiegewassen? Het voor de energiewinning nuttige aandeel aan plantenculturen en wildculturen is groot. Een eenzijdige teelt van slechts één soort plant (bijvoorbeeld mais) is noch voor ecologische als economische redenen zinvol. De teelt van verschillende cultuursoorten in een gezonde vruchtvolgorde maakt niet alleen het gebruik van plantbeschermingsmiddelen overbodig Pflanzenschutzmitteln, maar vermindert ook het oogstrisico en verhoogt daarmee de continuïteit van de voorziening van de energieinstallaties.
Teeltproef in Jühnde, Oktober 2003
Hoe wordt er bemest? Bij de valorisatie van biomassa in een biogasinstallatie bevinden er zich na het afvoeren van het biogas (fermentatie) alle plantvoedingsstoffen in het overblijvende digestaat. Ook bij de verbranding van hout bevinden er zich achteraf nog vele voedingsstoffen in de as. Dit digestaat en deze assen kunnen als meststof op deze oppervlakken uitgereden worden waar de planten voordien geteeld werden. Hierdoor wordt de bijkomstige inzet van minerale meststoffen nagenoeg overbodig.
Zijn bij de teelt van energiegewassen plantbeschermingsmiddelen nodig? Neen, aangezien ook zogenaamde “onkruiden” net als de nutsplanten energetisch gevaloriseerd kunnen worden. De teelt van vele verschillende plantensoorten vermindert het risico op besmetting met plantenziekten en plagen. Plantenbeschermingsmiddelen zijn meestal overbodig, doordat de energiegewassen reeds voor het rijpen van het graan geoogst worden en vervolgens ingekuild worden. Op dit vroege oogstmoment wordt de - 12 -
opbrengst nauwelijks door ziektes, plagen en onkruid beïnvloed. Hoe wordt de bodem beschermd? Aangezien de planten relatief vroeg in het groene stadium geoogst worden, zijn ook in ons klimaat op vele plaatsen twee oogsten per jaar mogelijk. Daarbij hoeft de bodem niet diep geploegd te worden. De nieuwe zaden kunnen veel beter in de bodem gebracht worden zonder de bodemlaag sterk te verstoren. Hierdoor heeft de bodem via de plantenwortels langdurige stabiliteit en kan bodemverlies (bodemerosie) bijna volledig vermeden worden. Door de doelgerichte bemesting met reststoffen uit de energiewinning (digestaat en assen) en verminderd gebruik van plantenbeschermingsmiddelen wordt bovendien het drinkwater voor verontreinigingen beschermd. 2.3. Technieken om biomassa om te zetten in stroom en warmte Biomassa bevat de door de fotosynthese opgeslagen zonne-energie. Daarmee kan deze energie opgeslagen en wanneer nodig teruggewonnen worden. Hoe wordt de biomassa opgeslagen? Plantaardige biomassa zoals wintergraan, mais, zonnebloemen en gras worden in groene toestand als volledige planten geoogst, verkleind en op een inkuilplaat afgedekt opgeslagen. Door de afwezigheid van zuurstof ontstaan zoals bij “Sauerkraut” door speciale bacteriën organische zuren die het gefermenteerde materiaal behouden. De houdbare silage kan het hele jaar door tot biogas gefermenteerd worden en staat dus wanneer nodig ter beschikking.
Ingekuilde biomassa in de sleufsilo.
De mest wordt in een tussenreservoir klaargehouden voor energetische - 13 -
valorisatie. Hout kan onder de vorm van logs in het bos of reeds verkleind in hangars direct aan de installatielocatie opgeslagen worden. Waar ontstaat het biogas? De energiegewassensilage en de mest van de plaatselijke veehoudende bedrijven worden aan een grote gasdichte container, de zogenaamde “fermentor”, gevoed. In deze installatie neemt het vergistingsproces plaats waarbij biogas ontstaat. Dat biogas bestaat ongeveer uit de helft uit het brandbare methaan (CH 4 ) en de andere helft uit CO 2 . Het gas stijgt op en wordt onder het dak van de installatie opgevangen. Na het vergistingsproces wordt het digestaat in een navergistingscontainer tijdelijke opgeslagen voor het ter bemesting op de velden uitgereden wordt. Biogasinstallatie in Jühnde (bestaande uit vergister, navergistingstank en WKK)
Hoe wordt uit het gas nuttige energie gecreëerd? Dat biogas wordt in een warmtekrachtkoppeling (WKK) ingeleid en drijft daar een verbrandingsmotor aan die met een aangesloten generator stroom opwekt en ook warmte afgeeft. De bij de stroomopwekking in het WKK ontstane warmte kan over een warmtenetwerk voor de warmtevoorziening van de huizen in het dorp aangewend worden. Door de koppeling van stroomopwekking en warmtebenutting wordt ongeveer 80% van de oorspronkelijk in de biomassa opgeslagen zonne-energie benut. WKK
- 14 -
De WKK in Jühnde heeft een elektrisch vermogen van 700 kW. Bij volledige benutting van de WKK kan daarmee jaarlijks tot 5 miljoen kWh stroom geproduceerd worden, wat dik het dubbele bedraagt van de hoeveelheid die Jühnde benodigt. Op grond van de “Hernieuwbare energiewet” (EEG, augustus 2004) wordt de in het aanwezige stroomnet geïnjecteerde “ecologische stroom” met ca. 0,16-0,18 euro per kWh vergoed. De huishoudens blijven verder de stroom van hun huidige stroomleverancier behouden. Een directe vermarkting van de in het dorp geproduceerde stroom is voorlopig niet voorzien.
Waarom is er bijkomstig een verwarmingsinstallatie op hout nodig?
De van de WKK bruikbare warmtevermogen is in de regel onvoldoende om een dorp in de winter van genoeg warmte te voorzien. Er kan daarom slechts de basiswarmtevraag gedekt worden. Voor de hoge warmtevraag in de koude periode van het jaar is er een verdere bio-energieinstallatie, bijvoorbeeld een verwarmingsinstallatie op hout, nodig. Op zeer koude dagen kan er daarnaast een piekbelastingsketel op basis van olie ingezet worden. De piekbelastingsketel kan ook tijdens onderhoudsperiodes de warmtevoorziening overnemen. Op die manier kan de warmtevoorziening gegarandeerd worden.
In Jühnde wordt een verwarmingsinstallatie op hout uitgebaat met een thermisch vermogen van 550 kW. Een piekbelastingsketel met een vermogen van 1600 kW moet de garantie op energievoorziening vervolledigen en eventueel op zeer koude winterdagen ingezet worden.
Hoe wordt de warmte verdeeld? Met de warmte van de WKK, de verwarmingsinstallatie op hout en de piekbelastingsketel wordt water tot ca. 80 °C opgewarmd. Deze wordt over een gemeenschappelijke verdeler met behulp van pompen in een in de grond aangelegde warmtenet naar de huizen getransporteerd (voorloop). Over een huisaansluitingsstation wordt het warmtenet met de huisinterne warmtekringloop verbonden en staat ter beschikking voor de verwarming van de kamers en van water. Na de warmteafname vloeit het afgekoelde - 15 -
water weer terug naar het warmtenet (terugloop) en wordt opnieuw in de bioenergieinstallatie opgewarmd. Over het waterdoorstroom en het temperatuurverschil tussen voor- en terugloop wordt met behulp van een warmtemengteller de afgenomen warmtehoeveelheid geregistreerd. Alleen de verbruikte warmtehoeveelheid en een basisbedrag worden betaald. De omstandigheden voor de warmteaanvoer (prijzen, enz.) worden in een warmteleveringscontract vastgelegd (zie beneden). Heen –en terugloop van het warmtenet.
De warmteklanten hebben door de aansluiting aan het warmtenet een aantal aanzienlijke voordelen: Door het uitbouwen van de verwarmingsketel en brandstofopslag (olietanks) wordt tenminste één ruimte vrijgehouden. Het bestellen van verwarmingsolie of CLG valt weg, de warmtevoorziening wordt daardoor gemakkelijker. Bij de aansluiting aan het warmtenet wordt de capaciteit van de verwarmingsinstallatie onderzocht en wordt het optimalisatie- en daarmee gepaarde kostenreductiepotentieel aangetoond. Huisaansluitingsstation
In Jühnde zijn ca. 140 huishoudens met het warmtenet verbonden. Het warme water kan direct voor verwarmingsdoeleinden en over een warmtewisselaar voor de verwarming van water (bad, keuken, enz.) gebruikt worden. lengte van het warmtenetwerk bedraagt ca. 5,5 km waarvan ca. 3,5 km hoofdleidingen, die door de straten lopen en ca. 2 km huisaansluitingsleidingen. - 16 -
Hoe werken de individuele componenten tesamen?
De individuele componenten van de bio-energieinstallatie zijn precies op mekaar afgestemd en vullen mekaar aan in hun werking. Het voorzieningsconcept voor Jühnde en andere mogelijk bio-energiedorpen wordt in de onderstaande figuur voorgesteld.
EVU .
Strom
Grüner
Strom
BHKW
Biogasanlage
Holzhackschnitzelheizwerk
Wärme
Spitzenlastkessel (Heizöl, RME)
Leveringsconcept Bioenergiedorf Jühnde (EVU = Energieversorgungsunternehmen, RME = Rapsmethylester = Biodiesel)
Door het gebruik van de bij de stroomproductie onvermijdelijk onstane warmte bij de verwarming van huizen kan de in de biomassa opgeslagen energie tot op een hoge graad aangewend worden. De combinatie biogasinstallatie, verwarmingsinstallatie op hout en warmtenetwerk maakt het mogelijk om stroom en warmte met een hoge energie-efficiëntie op basis van een hernieuwbare energiedrager te bieden.
- 17 -
3.
Economische aspecten
3.1. Gevolgen voor de deelnemende huishoudens
Hoe verandert de warmtevoorziening voor de deelnemende huishoudens? Op vlak van warmte verandert er veel door de aansluiting aan het warmtenet. Door het inbouwen van huisovergavestations worden de aanwezige verwarmingsketels als warmtebron in het huishouden overbodig. Ze kunnen uitgebouwd en –indien mogelijk- verkocht worden. Voor huizen die niet over centrale verwarming beschikken en bijvoorbeeld met enkele ovens (nachtopslagoven, enz.) verwarmen, moet ook de verdeling van de warmte in het huis (leidingssysteem, radiator) nieuw geïnstalleerd worden. Door een aansluiting met het warmtenet wordt de eigen verwarmingsketel ten voordele van een “centrale dorpsverwarming” opgeofferd. Bezichtiging van een toekomstige huisaansluiting door een bezoeker uit Korea.
In Jühnde zijn ca. 75% van de huishoudens (zonder aansluitings- en gebruiksplicht) met het warmtenet verbonden.
Wordt de warmtevoorziening via het net duurder voor de huishoudens? De overdracht van een warmtenet is alleen dan rendabel wanneer een hoge aansluitingsconcentratie bereikt wordt. Dit kan zonder aansluitings- en gebruiksplicht en dus op vrijwillige basis alleen bereikt worden wanneer de gemiddelde verwarmingskosten bij aansluiting aan het warmtenet de huidige verwarmingskosten niet overstijgen. Aangezien in dorpen zonder aardgasnet de meeste huishoudens met stookolie verwarmen dienen de verwarmingskosten van een centrale verwarming op olie als vergelijkingsmedium en daarmee als kostenbovengrens voor het warmtegebruik uit het warmtenet.
- 18 -
Bij een gemiddeld stookolieverbruik van 3 000 liter en een stookolieprijs van 0,60 euro per liter resulteert dit in kosten voor de stookolie van 1 800 euro per jaar. Voor een verwarming op stookolie (vermogen van 20 kW) ontstaan er daarbovenop per jaar vaste kosten van ca. 800 euro voor onderhoudswerken, schoorsteenvegers, elektriciteit voor pompen, afschrijvingen van de verwarmingsketel en van de olietank net als intrestkosten voor het aan de warmteopwekking gebonden kapitaal. In totaal bedragen de jaarlijkse verwarmingskosten gemiddeld ca. 2 600 euro (zie tabel). Deze referentieverwarmingskosten stellen de financiële bovengrens van het warmteverbruik voor.
310 €
Jaarlijkse afschrijving 2. Olieopslag
1.500 € 30 a
Aankoopkosten Gebruiksduur in jaar
50 €
Jaarlijkse afschrijving 3. Gemiddeld geïnvesteerd vermogen Rente berekening
3.850 € 5% 193 € 80 € 160 € 793 €
Jaarlijks toegerekende rente 4. Schoorsteenveger 5. Onderhoud, herstellingen, stroom pompen Totaal jaarlijkse vaste kosten
3000 l 0,60 €
6. Stookolieverbruik in liter Brutoprijs voor 1 liter in euro
1.800 € 2.593 €
Totaal stookoliekosten Jaarlijkse totale kosten
Jaarlijkse verwarmingskosten bij een olie gestookte centrale verwarming en een verbruik van 3.000 liter olie verwarming
- 19 -
Prijzen in Jühnde – 2002 en vandaag In Jühnde werd in 2002 de voorcontracten van de jaarlijkse basisbedragen alsook de prijzen per gerelateerde kWh warmte (warmteprijs) op basis van de stookolieprijs van 2002 vastgelegd. Stookolie kostte in 2002 ca. 0,35 euro per liter. De vergelijkingsverwarmingskosten bedroegen zo in totaal 1 850 euro (800 euro vaste kosten plus 1 050 euro stookoliekosten). Om niet duurder te zijn dan bij de vergelijkbare stookolieverwarming werden een basisbedrag van 500 euro per jaar en een warmteprijs van 0,049 euro per kWh warmte overeengekomen. Bij een tot 3 000 liter stookolie vergelijkbare warmteafname resulteert dit in jaarlijkse betalingen aan de energiemaatschappijen van 1.676 euro. Voor de berekeningen in Jühnde zijn verdere calculatorische intresten en afschrijvingen te beschouwen (voor de eenmalige aansluitingsvergoeding van 1 000 euro voor de eenmalige demontagekosten van de oude verwarmingen en olietanks alsook de installatiewerken voor de klant in het huis). Naargelang de hoogte van de kosten voor deze omzettingswerken komen er nog extra jaarlijkse kosten van ca. 175 euro bij. De jaarlijkse totale kosten bedragen daardoor (zoals voorzien) ook max. ca. 1 850 euro. Dit betekent voor de huishoudens in Jühnde, dat bij de overeengekomen tarieven de kosten voor de warmtebenutting uit het warmtenet vergelijkbaar zijn met de kosten van een stookolieverwarming bij een stookolieprijs van ca. 0,35 Euro per liter. Deze kostenneutrale tarieven werden in voorcontracten met de warmteklanten in 2002 vastgelegd. Sindsdien kwamen er aanzienlijke prijsstijgingen bij stookolie, waardoor er bij de aangesloten huishoudens van Jühnde besparingen bij de verwarmingskosten ontstonden. Deze bedragen bij een stookolieprijs van 0,60 euro per liter en het aangenomen gemiddelde verbruik van 3 000 liter jaarlijks tot 750 euro. Aangezien LNG op vlak van energie-inhoud duurder is dan stookolie, kwam het bij de huishoudens, die LNG gebruiken om te verwarmen, reeds bij de prijzen van 2002 tot een duidelijke besparing bij de verwarmingskosten. In het warmtecontract in Jühnde zijn geen automatische prijsaanpassingsclausules overeengekomen, zodat de verwarmingskosten eerst op het niveau van 2002 zullen blijven.
- 20 -
Hieruit volgt op korte termijn voor de warmteklanten dat een aansluiting aan het warmtenet bij vervanging van stookolie tot gelijkaardige en bij vervanging van LNG reeds tot lagere jaarlijkse verwarmingskosten zou leiden. Bij verdere stijgingen van de olie- en LNG-prijzen ontstaan er op middellange tot lange termijn duidelijke besparingen bij de verwarmingskosten.
Hoe wordt het warmteverbruik afgerekend? De warmtebenutting vanuit het warmtenet wordt aan de hand van de daadwerkelijk verbruikte kilowatturen warmte (kWh) door middel van een geijkte warmtehoeveelheidsteller op basis van het waterdebiet en het temperatuurverschil tussen voor- en terugloop in ieder huis individueel vaststelt en afrekent. Ieder betaalt alleen die warmte die in binnenshuis verbruikt wordt vermeerderd met een verbruiksonafhankelijk basisbedrag. Welke financiële middelen moeten bij een aansluiting van de warmteklant klaargehouden worden? Bij een aansluiting moet een aansluitingsvergoeding aan de energiemaatschappij betaald worden. Verder ontstaan kosten voor de demontage van de oude verwarmingsketels alsook de klantafhankelijke aansluiting aan het huisovergavestation. In die som kunnen deze kosten afhankelijk van de contractuele afspraken in de grootorde van de aanschaffing van een nieuwe verwarmingsketel liggen. Verder is er afhankelijk van de organisatie van de energiemaatschappij een storting om eigenkapitaalvorming te veroorloven. Dit geld is te zien als een geldbelegging op lange termijn (zie onder Energiemaatschappij).
In Jühnde werd een éénmalige aansluitingsvergoeding van 1 000 euro overeengekomen. De noodzakelijke éénmalige huisinterne omschakelingswerken leidden tot kosten tussen 2 000 en 2 500 euro. Hoe lang moeten de huishoudens zich contractueel binden? Kunnen de prijzen voor de warmtelevering van de energiemaatschappij in deze tijd zomaar verhoogd worden? De algemene rechten en plichten van de warmteklanten en de warmteleveranciers van de energiemaatschappij zijn de verordening over - 21 -
algemene voorwaarden voor de voorziening met afstandswarmte (AVBFerwärmeV) geregeld. Hierin is bijvoorbeeld vastgelegd dat dergelijke contracten in de regel voor een tijdsperiode van 10 jaar afgesloten worden. Naast deze algemene regeling werden tussen de warmteklanten en de energiemaatschappij warmteleveringscontracten afgesloten waarin de details zoals bijvoorbeeld de modaliteiten van mogelijke prijsaanpassingen geregeld werd. Welke financiële interesses de energiemaatschppij hierbij volgt, hangt sterk af van hoe deze organisatie is en hoe de aandelen aan de gemeenschap verdeeld zijn. In Jühnde heeft het aansluitings- en leveringscontract een contractduur van 10 jaar. Van een automatische aanpassing van het basisbedrag en van de warmteprijs bijvoorbeeld aan de veranderingen van de stookolieprijs wordt in Jühnde bewust afgezien. Aangezien het onwaarschijnlijk is dat de stookolieprijzen permanent aanzienlijk onder het peil van 2002 zullen vallen, kunnen de deelnemende huishoudens van Jühnde langdurig met warmte voorzien. Een verandering bij de prijzen kan alleen via een besluit van de deelnemersvergadering van de coöperatief georganiseerde energiemaatschappij bereikt worden. Aangezien in de coöperatieve alle warmteklanten lid zijn en de meerderheid van de leden stelt, kan men ervan uitgaan dat prijsverhogingen alleen dan zullen plaatsgrijpen wanneer ze voor de, economische exploitatie van de bio-energieinstallatie werkelijk noodzakelijk zouden zijn. Dit kan bijvoorbeeld op grond van kostenverhogingen op de overheidsoverdracht het geval zijn Ontstaan er voor de deelnemende huishoudens veranderingen bij de stroomvoorziening? De stroom uit de biogasinstallatie wordt in het aanwezige elektriciteitsnet van de netbeheerder geïnjecteerd en conform de Hernieuwbare energiewet (EEG) vergoed. Een directe verkoop van de stroom aan de huishoudens gebeurt niet. Ondanks dat de opwekking van stroom in het dorp zelf gebeurt, verandert er zich op elektriciteitsvlak contractueel voor de deelnemende huishoudens dus niets. De bestaande stroomleveringscontracten met de stroomleveranciers (bijvoorbeeld EON, Lichtblick, Elektricitätswerke Schönau) blijven onaangeroerd. De leden van de energiemaatschappij wekken naargelang de grootte van de biogasinstallatie echter vaak meer milieu- en klimaatvriendelijke stroom dan ze zelf verbruiken. - 22 -
3.2. Perspectieven voor de land- en bosbouw Welke voordelen hebben de boeren bij de teelt van energiegewassen? Door de omzetting van de energievoorziening op biomassa wordt het mogelijk voor de boeren om een extra economische troef op te bouwen. Naast het produceren van voedings- en voedermiddelen kan de energiegewassenteelt bij een langdurig contract tot een van schommelingen op de wereldlandbouwmarkt onafhankelijke belangrijke inkomstenbron ontwikkelen. Om de teelt van energiegewassen aantrekkelijk te maken, moeten de prijzen op die manier vastgelegd worden, zodat de boeren in vergelijking met de referentievrucht wintergraan gelijkaardige winsten genereren. . Ernte der Energiepflanzen
Welk nut heeft de bosbouw door dergelijke projecten? In de bosbouw kunnen rest- en uitdunningshout vaak niet op de markt afgezet worden zonder de kosten te dekken. Dit kan als gevolg hebben dat noodzakelijke uitdunningsmaatregelen niet doorgevoerd kunnen worden. Bij het landschapsonderhoud wordt accumulerend hout vaak verkleind aan het struikgewas van straten enz. geblazen. Door de beperkte afzetmogelijkheden ontstaat zelden een berging van deze energiedragers. Door de mogelijkheid een op zijn minst kostendekkende verkoop van houtsnippers aan verwarmingsinstallaties op hout is het in vele gevallen weer de moeite om de uitdunning van bossen alsook de berging van rest- en landschapsonderhoudshout.
3.3. Rendabiliteit van de energiemaatschappij Wat moet de energiemaatschappij voor de bio-energieinstallatie investeren en hoe wordt dit gefinancierd? De investeringskosten voor een bio-energieinstallatie (aankoop stuk grond, bouw van de biogasinstallatie, de verwarmingsinstallatie en het warmtenet) lopen naargelang de grootte op tot meerdere miljoenen euro die via eigenkapitaal, bankleningen en eventueel investeringssubsidies gehaald moeten worden.
- 23 -
De bouw van de bio-energieinstallatie van Jühnde heeft inclusief warmtenet und huisovergavestations ca. 5,4 miljoenen euro gekost. Deze investeringen werden door eigenkapitaal van de in Jühnde opgerichte coöperatie (ca. 0,5 miljoen euro), een éénmalige inversteringssubsidie van het agentschap hernieuwbare grondstoffen e. V. (FNR) in opdracht van het Bondsministerie voor voeding, landbouw en consumentenbescherming (BMELV) (1,32 miljoen euro), verdere subsidies (ca. 0,2 miljoen euro) alsook bankleningen (ca. 3,5 miljoen euro) gefinancierd. Kunnen bio-energiedorpen vandaag ook zonder een subsidie voor de investeringen gerealiseerd worden? Een éénmalige subsidie voor het modelproject in Jühnde was noodzakelijk, omdat de voor het jaar 2002 berekende lopende inkomsten voor de verkoop van stroom en warmte onvoldoende waren, de lopende kosten inclusief de afschrijvingen en een intrest van het ingezette kapitaal te dekken. De verrekening van de éénmalige promotie op de gebruiksjaren van de gesubsidieerde installatieonderdelen dekt in Jühnde het overblijvende financiële gat. Aangezien de warmteverkoop in Jühnde op een vergelijkingsberekening met stookolieprijzen van 0,35 euro per liter gebaseerd is, maar nu stookolie ongeveer 0,60 euro per liter kost, moet men vandaag ieder huishouden jaarlijks ca. 750 euro meer voor warmte betalen. Omwille van dit bedrag zou men vandaag de warmteafzetprijzen van de energiemaatschappij kunnen verhogen zonder dat men de huishoudens in vergelijking met stookolie zou benadelen. Dit heeft tot gevolg dat de omzet van de energiemaatschappij uit de verkochte warmte per huishouden ongeveer ca. 750 euro (inclusief BTW) zou kunnen verhogen. Deze omzetstijging bewerkstelligt dat de subsidienoodzaak bij stijgende stookolieprijzen continu afneemt. Aangezien de prijzen voor stookolie verder zullen stijgen en zo de geassocieerde mogelijkheid de geproduceerde warmte aan hogere prijzen te verkopen, bestaat de gefundeerde stelling dat afhankelijk van de hoogte van de investeringskosten vandaag gerealiseerde bio-energiedorpprojecten ook zonder investeringssubsidies economisch realiseerbaar zouden zijn. Hoe zeker kan een bio-energieinstallatie op lange termijn economisch realiseerbaar zijn? De energiemaatschappij bereikt omzet door het verkopen van stroom aan de netbeheerder alsook door de verkoop van warmte aan de warmteklanten in het dorp. De vergoeding van de stroom van Bondsver in de hernieuwbare energiewet (EEG) geregeld en geldt voor een periode van 20 jaar. Een belangrijke opdracht van de energiemaatschappij bestaat daarin een continue stroomtoevoer te garanderen. Wanneer dit lukt, wordt via de verkoop van stroom op lange termijn een zekere omzet gerealiseerd.
- 24 -
Het tweede grote stokpaardje is de warmteverkoop. De maximale omzethoogte hangt vooral af van de tijdens het afsluiten van het contract geldende prijzen voor stookolie, aangezien warmteklanten slechts beperkt bereid zijn hogere vergelijkingsprijzen te accepteren. Omdat ook bij de warmteverkoop, beide partijen belang hebben bij een voorspelbare stabiliteit van de voorwaarden, is ook dit een op lange termijn zekere omzetgrootte. Als het de coöperatie lukt, aan de warmtebehoefte van de warmteklanten, naar tevredenheid te voldoen, is bij de te verwachten prijsstijgingen van fossiele brandstoffen niet te verwachten, dat warmteklanten hun contract zullen beëindigen. Aan de uitgavenkant zijn de grote posten de aankoop van biomassa, de afschrijvingen van de installaties en de rente op de leningen. De levertarieven van de biomassa moet gebaseerd zijn op lange termijn leveringscontracten die de partijen een gevoel van veiligheid geven. Omdat de landbouwers over het algemeen alleen bereid zijn tot lange termijn leveringscontracten, wanneer de biomassaprijzen gekoppeld zijn aan de tarweprijzen, kunnen deze kosten in de tijd relatief sterk veranderen. Aangezien de aankoop van agrarische biomassa een belangrijk aandeel in de totale kosten heeft, hebben grote veranderingen sterke effecten op de winst. De grootte van de noodzakelijke berekende afschrijving van bio-energie installaties, wordt hoofdzakelijk beïnvloed door de evolutie van de installatieprijzen. De financieringskosten zijn van de respectieve rentetarieven afhankelijk. Overige uitgaven (zoals voor personeel, onderhoudscontracten) zijn qua grootte beheersbaar en goed berekenbaar. Door de hoge zekerheid omtrent de te verwachten inkomsten is het omzetrisico, bij de werking van een bio-energie installatie, in vergelijking met vele andere startende ondernemingen vrij laag. Mogelijke risico's als gevolg van prijsstijgingen in de biomassa moet worden beperkt door langlopende contracten. Van waar komt het eigenkapitaal van de coöperatie? Het eigen vermogen van het bedrijf bestaat uit de financiële inbreng van de personen die betrokken zijn bij het bedrijf. Dit aandeel geeft recht op medezeggingsschap in de vennootschap (bijvoorbeeld bij het bepalen van de warmteprijzen) en deelname in de winst.
- 25 -
In de vennootschap zijn bij voorkeur de warmteklanten en land- en bosbouwers betrokken. Hierdoor kan worden gegarandeerd, dat de kosten voor de verkregen warmte laag en de prijzen voor de geleverde biomassa redelijk blijven.
Tijdens de oprichtings (algemene) vergadering van de coöperatie
Had de vennootschap aan een investeerder toebehoord, dan had deze vermoedelijk een aanzienlijke interesse gehad in een hoog rendement van het geïnvesteerde eigenkapitaal. Aangezien de voorwaarden voor de verkoop van elektriciteit wettelijk vastgelegd zijn, kunnen hogere inkomsten en dus hogere winsten alleen door een hogere verkoopprijs voor de warmte bereikt worden. Dit is structureel tegengesteld aan de belangen van de warmte gebruikende bewoners van bio-energie dorpen en dus alleen beperkt zinvol. In Jühnde werd voor de vennootschap, op basis van een enquête in het dorp, voor de juridische vorm van een coöperatieve gekozen. In de gezamenlijk opgemaakte statuten is onder andere bepaald, dat alle warmte klanten met een inbreng van ten minste 1.500 euro, deel uitmaken van de coöperatie. Verder is het ook beperkt mogelijk, dat ook niet-warmteklanten lid van de coöperatie kunnen worden. Deze omvatten bvb huurders van Jühnde of belanghebbende partijen uit andere plaatsen. De toetreding van niet-warmteklanten kan er statuutsgewijs niet toe leiden, dat de meerderheid van de stemrechten van de warmteklanten uit Jühnde voor eventuele nodige statuutwijzigingen in gevaar zou komen. De coöperatie heeft een totaal van 195 leden.
- 26 -
Zonder een investeringssubsidie is te verwachten dat om een solvabiliteit van ten minste 20% te bereiken, een hogere minimum inbreng dan in Jühnde zal nodig zijn. Door de toekomstige besparingen op stookkosten en mogelijke winst is dit geld echter goed besteed. Bij beëindiging van het warmtecontract, wordt deze bijdrage/borg terugbetaald.
3.4. Gevolgen voor de regionale economie. Wat zijn de gevolgen voor de werkgelegenheid? Waarom zijn bioenergiedorpen aantrekkelijk voor het stimuleren van de regionale economie? Het energetisch gebruik van biomassa biedt kansen voor decentralisatie van de energievoorzieningsstructuren en daarmee tot versterking van de regionale economie. Afhankelijk van de grootte van de bio-energie installaties, worden voor de dagelijkse werking een of twee nieuwe banen gecreëerd. De energiedragers worden van plaatselijke land- en bosbouwers ingekocht, wat vanuit hun oogpunt een nieuwe vorm van directe vermarkting van hun producten is en bijdraagt tot de bestaanszekerheid van hun bedrijf. Toekomstzekere arbeidsplaats op de bio-energie installatie.
Andere regionale gevolgen ontstaan bij dienstverlenende bedrijven zoals banken, verzekeringsmaatschappijen, fiscale adviseurs of onderhoudsfirma‘s. Op basis van de totale kosten van het exploitatiebedrijf kan men zeggen, dat van deze kosten meer dan de helft terug leidt tot verkoop/omzet in de plaatselijke dorpen en het omliggend gebied. Dit veroorzaakt aanvullende toegevoegde waarde in de regio. Anders gezegd, leiden de uitgaven voor elektriciteit en warmte van de huishoudens niet meer tot inkomsten bij de olieproducerende landen, maar bij de lokale land –en bosbouwers, regionale dienstleverende bedrijven en de op de installatie tewerkgestelde personen. - 27 -
Door bioenergiedorpen wordt niet enkel het duitse buitenlandse handelsverkeer verbeterd, maar worden ook inkomsten op het platteland gegenereerd en de plaatselijke levensvooruitzichten verbeterd. Hierdoor wordt ook de leegloop van het platteland en de ontwikkeling van slaapdorpen tegengegaan. 4.
De rol van de mensen in de gemeente.
De voornaamste belanghebbenden bij een bioenergiedorpproject zijn de lokale bewoners. Zonder hun inzet en zonder hun actieve deelname, kunnen dergelijke projecten nauwelijks worden uitgevoerd. Hier hebben werkgroepen, waarin de zeer verschillende aspecten van dergelijke projecten worden uitgewerkt zich bewezen. In Jühnde, werden in de eerste planningssperiode acht thematische werkgroepen opgericht: „Opererend bedrijf", „Biogasinstallatie", „Verwarmingsinstallatie", „Warmtenet", „Huistechniek", „Biomassa Hout", „Biomassa Energieplanten" en „Openbaarheid (PR)". Deze groepen treffen elkaar meerdere keren per maand. De gekozen voorzitters van deze werkgroepen zaten op hun beurt éénmaal in de maand samen. Daarmee was de structurele voorwaarde gemaakt, dat dorpsintern grote planningsmogelijkheden ontstonden en een nauw contact met de dorpsbewoners kon worden gehandhaafd. Zo konden aanzienlijke problemen in nauwe samenwerking efficiënt worden opgelost.
We weten uit andere soortgelijke projecten, dat het erg moeilijk is, frontvorming in het dorp te voorkomen en in plaats daarvan voor de meerderheid een geschikte oplossing te vinden.Om dit mogelijk te maken, werd in een dorpsvergadering door stemming een raad voor beslissingen met betrekking tot het bio-energiedorp Jühnde gekozen, de zogenaamde „centrale planningsgroep". Deze bestond uit de sprekers van de 8 werkgroepen, de burgemeester van Jühnde, twee vertegenwoordigers van de gemeenteraad, één vertegenwoordiger van de gemeente, vertegenwoordigers van verenigingen in Jühnde en uit medewerkers van de universiteit.
- 28 -
4.1. Gemeenschappelijke organisatie van het project Een project voor gezamenlijk gebruik van hernieuwbare energie, biedt de mogelijkheid zelf controle te nemen over belangrijke zaken in het eigen leven en in de eigen gemeenschap. Omdat dergelijke projecten zeer complex kunnen zijn, moet men de uitwerking niet overlaten aan een paar experten, maar aan de
belangrijkste beslissingen zelf participeren. Alleen dan zal men de eigen twijfels verduidelijken, de eigen ideeën in het plan kunnen invoeren en zal men zich zo verbonden voelen met het project. Dorpsvergadering in Jühnde
Een vennootschap die door de gemeenschap gedragen wordt, is de coöperatie. Deze vorm heeft verschillende voordelen. Bijvoorbeeld kan de financiële last van de eerste investeringen over vele schouders verdeeld worden, waardoor minder krediet moet worden opgenomen. Daarnaast kan je hier de producenten en consumenten van energie in een samenleving samenbrengen, waardoor een betrouwbare economie mogelijk wordt, waar alle betrokkenen elkaar kennen en de belangrijke beslissingen gemeenschappelijk genomen worden, bvb betreffende de energieprijs voor de consument. De mensen uit de gemeente hebben zich daardoor niet langer naar vastgelegde prijzen van grote en anonieme energieleveranciers te buigen, maar kunnen met wederzijdse instemming van producenten en consumenten prijzen en leveringsvoorwaarden van energie zelf bepalen.
- 29 -
4.2. Techniek “be-grijpbaar” maken Om te zorgen dat de mensen uit de gemeente zich een levendig beeld kunnen vormen van hoe de nieuwe techniek functioneert en welke ervaringen hiermee opgedaan zijn in andere oorden, is het aanbevolen, excursies naar vergelijkbare installaties te organiseren. Bij deze bezoeken kan men een direct beeld van de technologie krijgen, van een optische indruk van geuren en geluiden, tot ervaringen van andere mensen met de continuïteit van de energievoorziening van de installatie.
Bezoek aan een biogasinstallatie bij Rheda-Wiedenbrück
Dergelijke directe indrukken maken een eigen oordeel over de techniek mogelijk, en u kunt met meer vertrouwen verder plannen dan als u alleen op deskundige beslissingen vertrouwt. 4.3. Uw persoonlijk voordeel Wie beslist om de beschreven nieuwe vormen van energieproductie te gebruiken, mag een aantal verschillende gevolgen van dergelijke processen voor zijn eigen leven en dat van zijn familie en de dorpsgemeenschap verwachten. Milieubijdrage: Als u persoonlijk uw CO2-uitstoot reduceert, draagt u niet - 30 -
verder, als tot nu toe, bij aan de klimaatverandering. Dies kann positive Auswirkungen auf das eigene Wohlbefinden haben, weil Sie zu einer Gruppe von Menschen gehören, die neue und zukunftsfähige Wege der Energieerzeugung beschreiten. Dit kan positieve gevolgen hebben voor het eigen welzijn, omdat u tot een groep van mensen behoort, die nieuwe en duurzame manieren van energieproductie kiezen. Elke inwoner, aangesloten op het warmtenet, vermindert zijn huidige CO 2 uitstoot met ca. 60 % und draagt daarmee bij tot een aanzienlijke vermindering van het broeikaseffect. Economische bijdrage: Het geld dat u aan energie uitgeeft, wordt niet langer besteed aan fossiele brandstoffen uit verre landen, maar blijft in de regio. In totaal zijn er, in kleinere steden, al honderdduizenden euro's, die zo in de regio blijven en mensen in de eigen gemeente te goede komen, in plaats van naar het buitenland weg te stromen. Ook dit kan aan het gevoel bijdragen, dat men verstandiger en zinvoller dan voorheen, zaken doet, vooral omdat de lange transportroutes voor fossiele brandstoffen en onzekerheden en invoerafhankelijkheden wegvallen. Bijdrage aan het gemeenschapsleven: Succesvolle gezamenlijke projecten veroorzaken in het algemeen dat de groeprelaties van de betrokkenen versterken. Veel positieve effecten kunnen ontstaan voor de gemeenschap, zoals de versterking van de persoonlijke banden met mensen van de eigen gemeente, welke men tijdens het proces leert kennen, de bevordering van een solidair samenleven, het leren kennen van interessante planningsmethoden, en de sterkere integratie van nieuwkomers. In veel projecten groeien uit zulke positieve ervaringen later verdere vooruitstrevende ideeën zoals de oprichting van dorp cafés, ambachtelijke kunst en tentoonstellingen, VVV-kantoren of Festival evenementen. Via deelname aan dergelijke processen, versterkt zich het gevoel van verbondenheid met de eigen gemeente. Veel verschillende redenen, zoals het doel van deze brochure, toont dat het de moeite waard is om onze energie-toekomst in eigen handen te nemen Iedereen die zelf actief bijdraagt aan dit proces, kan op een aantal positieve gevolgen rekenen voor zichzelf en voor zijn familie, in het bijzonder kinderen en kleinkinderen, en ook voor de gemeenschap en het wereldwijde klimaat. - 31 -
Leden van de projectgroep bio-energiedorpen van de Georg-AugustUniversität Göttingen Dr. Christian Ahl Bodemkundige, focus: waterhuishouding van de hernieuwbare grondstoffenteelt en nutriëntenbeheer Dr. Swantje Eigner-Thiel Diplom-Psychologin, focus: Omgevingspsychologie, industriële-en organisatiepsychologie Prof. Dr. Walter Girschner Professor sociologie aan de Georg-August-Universität Göttingen, focus: participatieve planning, sociologische aspecten van duurzame ontwikkeling PD Dr.-Ing. Marianne Karpenstein-Machan Landbouwkundige, Privatdocent bij de Universiteit van Kassel / Witzenhausen, Arbeitsschwerpunkte: energiegewassenteelt, hernieuwbare grondstoffen, Biogas Prof. Dr. Folker Roland Professor in business administration, insb. Logistiek management aan de Hochschule Harz Wernigerode, focus: inkoop en logistiek management, duurzaamheid Prof. Dr. Hans Ruppert Milieugeowetenschapper aan het Geoscience centrum van de Universität van Göttingen, focus: Antropogene effecten op het milieu gedurende de afgelopen millennia, gevolgen voor de toekomst gerichte actie Dipl.-Kfm. Volker Ruwisch Economist, focus: praktische uitvoering van een duurzame economie, milieu-economie en beleid Dipl.-Geowiss. Benedikt Sauer Geowetenschapper, focus: Geochemie en milieu, nutriënten en zware metalen in materiaalstromen, milieuherinneringen Prof. Dr. Konrad Scheffer Professor voor landbouwgewassenkunde aan de Universität Kassel / Witzenhausen, Focus: stoffelijke en energetische valorisatie van planten Prof. Dr. Peter Schmuck Diplom-Psychologe, directeur van het Instituut voor Duurzaamheid aan de Universiteit van Communicatie en Management Potsdam, focus: duurzaamheidsbeleid, psychologische van duurzame ontwikkeling
- 32 -
Interdisziplinäres Zentrum für Nachhaltige Entwicklung der Universität Göttingen - Projektgruppe Bioenergiedörfer -
IZNE
Leitung: Prof. Dr. Hans Ruppert, Geowetenschappen,
[email protected] De leden van de projectgroep. Dr. Christian Ahl, Bodenwissenschaften Dr. Swantje Eigner-Thiel, Psychologie Prof. Dr. Walter Girschner, Soziologie PD Dr.-Ing. Marianne Karpenstein-Machan, Energiepflanzenbau Prof. Dr. Folker Roland, Ökonomie Dipl.-Kfm. Volker Ruwisch, Ökonomie Dipl.-Geowiss. Benedikt Sauer, Geowissenschaften Prof. Dr. Konrad Scheffer, Nutzpflanzenkunde Prof. Dr. Peter Schmuck, Psychologie Postadresse: Projektgruppe Bioenergiedörfer, GZG, Goldschmidtstr. 1, 37077 Göttingen, Fax: 0551-39 197 64, Email:
[email protected], www.bioenergiedorf.info Verdere info Fachagentur Nachwachsende Rohstoffe e.V. (FNR) Hofplatz 1, 18276 Gülzow, www.fnr.de, www.wege-zum-bioenergiedorf.de Bioenergiedorf Jühnde eG Koppelweg 1, 37127 Jühnde, Email:
[email protected], www.bioenergiedorf.de Voorzitter raad van bestuur: August Brandenburg Raad van bestuur: Eckhard Fangmeier, Reinhard von Werder Contactpersoon voor bezoekersgroepen Bioenergiedorf Jühnde Touristik GbR Koppelweg 1, 37127 Jühnde, Tel.: 05502 – 91 19 73, Fax: 05502 – 91 19 74, Email:
[email protected] Subsidie Onderzoek Bundesministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Verbraucherschutz (BMELV) über die Fachagentur Nachwachsende Rohstoffe e.V. (FNR)
Bioenergieanlage in Jühnde Bundesministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Verbraucherschutz (BMELV) über die Fachagentur Nachwachsende Rohstoffe e.V. (FNR) Gemeinde Jühnde, Samtgemeinde Dransfeld Landkreis Göttingen, EU-Programm LEADER+ Land Niedersachsen
- 33 -