Angst en Depressie bij Vluchtelingen in Nederland met een Verblijfsrecht Eindscriptie Bacheloropleiding Ontwikkelingspsychologie Departement Psychologie en Gezondheid, Ontwikkelingspsychologie, Universiteit van Tilburg
Author: Jasmine Muradchanian ANR: 461729 Supervisor: Dr. Franc Donkers Date: 26-03-2014
2 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
Abstract The objective of this study was to determine the difference in symptoms of anxiety and depression between refugees in the Netherlands, with residence permit, and non-refugees. The participants in this study were 60 refugees and 306 non-refugees ranging between 18 and 35 years of age. The questionnaire contained questions about the demographic information, the SCL – 10R (Symptom Checklist – 10 – Revised) to determine symptoms of anxiety and CES – D (Center for Epidemiologic Studies Depression) to determine symptoms of depression. By means of independent t-tests the difference on anxiety and depression between refugees and nonrefugees was determined. Then, by means of multiple regression analysis, the association between anxiety as dependent variable and sex, age, number of years of residence in the Netherlands, and number of years owning a residence permit as predictors was determined. The same procedure was repeated with depression as a dependent variable. Finally, by means of multiple regression analysis it was determined how much of the total variance in anxiety and depression the predictors sex, age, number of years of residence in the Netherlands and number of years owning a residence permit together stated. Refugees reported more symptoms of depression with respect to non-refugees but they did not report more symptoms of anxiety. Women, in the group of refugees, reported more symptoms of depression with respect to men but they did not report more symptoms of anxiety. The results of this study claimed that mental health problems, related to depression, were prevalent among refugees in the Netherlands. Based on this knowledge one can develop interventions that focus on mental health of this group.
3 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
Samenvatting In deze studie werd het verschil onderzocht in het rapporteren van symptomen van angst en depressie tussen vluchtelingen in Nederland, met een verblijfsrecht, en niet-vluchtelingen. Bij 60 vluchtelingen en 306 niet-vluchtelingen in de leeftijd variërend van 18 tot 35 jaar werden schriftelijk vragenlijsten afgenomen. De vragenlijsten die in deze studie werden gebruikt bevatten vragen om de demografische gegevens te verzamelen, het instrument SCL – 10R (Symptom Checklist – 10 – Revised) om symptomen van angst te meten en het instrument CES – D (Center for Epidemiologic Studies Depression) om symptomen van depressie te meten. Door middel van onafhankelijke t-toetsen werd gekeken of vluchtelingen meer symptomen van angst en depressie rapporteerden dan niet-vluchtelingen. Vervolgens werd door middel van een multipele regressie analyse gekeken of er een associatie was tussen angst als afhankelijke variabele en geslacht, leeftijd, aantal jaren verblijf in Nederland en aantal jaren bezit van verblijfsvergunning als predictoren. Dezelfde procedure werd herhaald voor depressie als afhankelijke variabele. Tot slot werd door middel van een multipele regressie analyse gekeken hoeveel van de totale verklaarde variantie in angst en depressie de predictoren geslacht, leeftijd, aantal jaar verblijf in Nederland en aantal jaren bezit van een verblijfsvergunning samen verklaarden. Vluchtelingen rapporteerden meer symptomen van depressie dan niet-vluchtelingen maar niet meer symptomen van angst. Vrouwen, binnen de groep van vluchtelingen, rapporteerden meer symptomen van depressie dan mannen maar niet meer symptomen van angst. Uit de resultaten van deze studie bleek dat depressieproblematiek bij vluchtelingen in Nederland, met een verblijfsrecht, prevalent is. Men zou hiervoor interventies kunnen ontwikkelen die zich specifiek richten op mentale gezondheid van deze groep.
4 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
Angst en Depressie bij Vluchtelingen in Nederland met een Verblijfsrecht Op 1 januari 2010 waren in totaal 69.620 vluchtelingen in Nederland (Centraal Bureau voor de Statistiek [CBS], 2010). In de Verordening van de Raad wordt onderscheid gemaakt tussen de term ‘vluchteling’ en ‘asielzoeker’. De term vluchteling refereert aan “iedere onderdaan van een derde land die de status van vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève bezit en die als zodanig is toegelaten voor verblijf op het grondgebied van een lidstaat” (van Bennekom & van der Winden, 2011, p. 397). De term asielzoeker refereert aan “een onderdaan van een derde land die een asielverzoek heeft ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is genomen” (van Bennekom & van der Winden, 2011, p. 396). De voornaamste landen van herkomst van vluchtelingen in Nederland op 1 januari 2010 waren Afghanistan (8.430 vluchtelingen), Angola (2.810 vluchtelingen), China (1.700 vluchtelingen), Irak (10.230 vluchtelingen), Iran (3.670 vluchtelingen), Voormalig Joegoslavië (4.850 vluchtelingen), Sierra Leone (2.790 vluchtelingen), Soedan (1.910 vluchtelingen), Somalië (7.110 vluchtelingen), Voormalig Sovjet-Unie (9.000 vluchtelingen) en Syrië (2.070 vluchtelingen) (Centraal Bureau voor de Statistiek [CBS], 2010). Er zijn verschillende redenen voor mensen om hun land van herkomst te ontvluchten. Zo is uit studie van Thomas, Thomas, Nafees en Bhugra (2004) gebleken dat de voornaamste redenen om te vluchten dood of vervolging van familieleden, gedwongen recrutering, oorlog, mensenhandel en onderwijs waren. Ook ervaringen met betrekking tot aanranding, marteling en gevangenschap waren redenen voor mensen om te vluchten (Silove, Sinnerbrink, Field, Manicavasagar, & Steel, 1997).
5 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
Een vreemdeling die asiel aanvraagt in Nederland, dient zich te melden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Hierna wordt de asielzoeker door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) opgevangen in de centrale ontvangstlocatie (col) in Ter Apel. In de col wordt de asielzoeker geregistreerd en wordt een identiteitsonderzoek uitgevoerd door de Vreemdelingenpolitie. Na het eerste deel van de asielprocedure, de Algemene Asielprocedure, krijgt de asielzoeker te horen van de IND of de asielaanvraag is ingewilligd, geweigerd of er meer onderzoek voor nodig is. Vervolgens verhuist de asielzoeker naar een asielzoekerscentrum (azc) om het vervolg van de procedure af te wachten (Centraal Orgaan opvang asielzoekers [COA], n.d.). Een asielprocedure kan jaren duren die gepaard kan gaan met een onzekere asielstatus. Studies hebben aangetoond dat het ervaren van een onzekere asielstatus in de post-immigratie periode geassocieerd is met het ontwikkelen van Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS) en depressie (Heptinstall, Sethna, & Taylor, 2004). Verder hebben Pernice en Brooke (1996) gevonden dat factoren met betrekking tot post-immigratie geassocieerd waren met de ernst van de symptomen van zelf gerapporteerde angst en depressie. Deze factoren bestonden onder andere uit het niet hebben van goede vrienden, werkloos zijn en tijd spenderen met mensen uit eigen etnische groep. Associatie tussen demografische factoren en de ernst van de symptomen van zelf gerapporteerde angst en depressie werd bij deze studie niet gevonden. Bepaalde gebeurtenissen in de pre-immigratie periode kunnen ook leiden tot een hogere mate van het rapporteren van psychiatrische symptomen. Zo was het ervaren van gewelddadige dood van familieleden in de pre-immigratie periode geassocieerd met het ontwikkelen van PTSS (Heptinstall, Sethna, & Taylor, 2004).
6 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
Vluchtelingen ervaren in het land van herkomst verschillende traumatische ervaringen. Deze ervaringen kunnen verschillen in frequentie. In een Nederlandse studie werd geen associatie gevonden tussen frequentie van traumatische ervaringen en de ernst van PTSS, angstof depressieproblematiek bij Somalische vluchtelingen. Binnen deze groep was echter bij 31,5% wél sprake van PTSS, bij 36% was sprake van angstproblematiek en bij 63% was sprake van depressieproblematiek (Roodenijs, Scherpenzeel, & de Jong, 1998). Vergelijkbare resultaten met betrekking tot PTSS, angst- en depressieproblematiek werd in verschillende internationale studies aangetoond (Fazel, Wheeler, & Danesh, 2005; Hodes, 2000; Sundquist, Johansson, DeMarinis, Johansson, & Sundquist, 2005; Taylor, Yanni, Pezzi, Guterbock, Rothney, Harton, & Burke, 2013; Vervliet, Lammertyn, Broekaert, & Derluyn, 2013; Ziaian, de Anstiss, Antoniou, Sawyer, & Baghurst, 2012). Lindert, Ehrenstein, von Priebe, Mielck en Brähler (2009) hebben een meta-analyse uitgevoerd waarin naar studies uit verschillende landen werd gekeken. De immigratielanden waren landen zoals de Verenigde Staten, Thailand, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Argentinië, Canada, Gambia, Nederland, Iran, Uganda, Australië, China, Noorwegen, Kroatië, Nieuw-Zeeland, Zweden, Mexico en Nepal. De emigratielanden waren landen zoals Mexico, Puerto Rico, Cuba, Somalië, Ethiopië, Italië, Sierra Leone, Afghanistan, Iran, Sudan, Irak, Korea, Cambodja, Bosnië, Sudan, Kosovo, Guatemala, Vietnam, Senegal, China en Bhutan. Uit deze meta-analyse bleek dat de prevalentie voor depressie bij de vluchtelingen 44% was en de prevalentie voor angst 40%. De mate van zelf gerapporteerde symptomen van angst en depressie door vluchtelingen kan per immigratieland verschillen. Zo bleek uit een studie naar vrouwelijke vluchtelingen uit Cambodja in Frankrijk en de Verenigde Staten dat 87% van de vluchtelingen in Frankrijk symptomen van depressie vertoonde en in de Verenigde Staten was dit 65%. Dit verschil bleek
7 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
significant te zijn. Terwijl de Cambodjaanse vluchtelingen in Frankrijk zich geïntegreerd voelden, gaven ze aan dat het proces de nadruk op hun uniekheid als een Cambodjaanse had verminderd en een afkoppelend effect had op het behoud van hun culturele gedragingen. Ook zijn in Frankrijk minder Cambodjaanse immigranten dan in de Verenigde Staten, en zijn ze meer verspreid over het hele land. Verder vertoonde 85% van deze Cambodjaanse vluchtelingen in Frankrijk symptomen van angst, in de Verenigde Staten was dit 79%. Dit verschil bleek echter niet significant te zijn. Wel was er een significant verschil tussen het land van verblijf en de hoogte van zelf gerapporteerde zorgen. De vluchtelingen in Frankrijk rapporteerden meer zorgen dan de vluchtelingen in de Verenigde Staten. Mogelijke verklaringen die de auteurs voor dit verschil gaven had te maken met dat de Cambodjaanse vluchtelingen in Frankrijk meer onder druk stonden om buiten huis te gaan werken terwijl ze jonge kinderen hadden, waren meer sociaal geïsoleerd, hadden adolescenten of jonge kinderen en maakten zich meer zorgen over hun ouders in Cambodja (D’Avanzo & Barab, 1998). Uit voorgaande blijkt dat in de buitenslandse literatuur veel onderzoek is gedaan naar het ervaren van symptomen van angst en depressie bij vluchtelingen. Verder blijkt uit voorgaande dat de mate van zelf gerapporteerde symptomen van angst en depressie bij vluchtelingen per immigratieland kan verschillen. In Nederland is niet veel onderzoek gedaan naar vluchtelingen. Er is voornamelijk weinig informatie beschikbaar over hun gezondheidssituatie (Gerritsen, Bramsen, Devillé, van Willigen, Hovens, & van der Ploeg, 2006; Roodenijs, Scherpenzeel, & de Jong, 1998). Om een beter beeld te krijgen over de mentale gezondheid van vluchtelingen wordt in huidige studie gekeken of vluchtelingen in Nederland, met een verblijfsrecht, meer symptomen van angst en depressie rapporteren dan een groep van niet-vluchtelingen. De hypothese is dat vluchtelingen in Nederland, met een verblijfsrecht, meer symptomen van angst
8 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
en depressie rapporteren dan een groep van niet-vluchtelingen. Wanneer meer wetenschappelijke kennis beschikbaar is over vluchtelingen in Nederland, met betrekking tot hun angst- en depressieproblematiek, kan aandacht besteed worden aan ontwikkelingen van interventies die tot reductie van deze problematiek kunnen leiden bij deze groep. Verschillende studies hebben aangetoond dat vrouwen over het algemeen meer symptomen van angst en depressie rapporteren dan mannen (Bijl, de Graaf, Ravelli, Smit, & Vollebergh, 2002; Faravelli, Scarpato, Castellini, & Lo Sauro, 2013; Leach, Christensen, Mackinnon, Windsor, & Butterworth, 2008). Voor angst, bleek dit ook bij asielzoekers het geval te zijn. Uit een studie van Silove, Sinnerbrink, Field, Manicavasagar en Steel (1997) naar asielzoekers in Australië kwam naar voren dat angst vooral geassocieerd was met het vrouwelijke geslacht. Om deze reden werd bij deze studie verwacht dat, binnen de steekproef van vluchtelingen, vrouwen meer symptomen van angst en depressie zullen rapporteren dan mannen. Wanneer deze wetenschappelijke kennis aanwezig is, kan bij het ontwikkelen van interventies extra aandacht besteed worden aan mensen met het vrouwelijke geslacht. Eerdere studies hebben al aangetoond dat er een negatieve associatie bestaat tussen leeftijd en angst en depressie (Leach, Christensen, Mackinnon, Windsor, & Butterworth, 2008). Om deze reden werd bij deze studie verwacht dat, binnen de steekproef van vluchtelingen, een negatieve associatie zou zijn tussen leeftijd en het rapporteren van symptomen van angst en depressie. Wanneer deze kennis aanwezig is, kan bij het ontwikkelen van interventies extra aandacht besteed worden aan de jongere populatie. Er kunnen in de pre- én post-immigratie periode factoren aanwezig zijn die het risico op het rapporteren van symptomen van angst en depressie vergroten (Pernice & Brooke, 1996). Om
9 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
deze reden werd bij deze studie geen specifieke hypothese opgesteld voor een associatie tussen de predictoren; aantal jaren verblijf in Nederland en aantal jaren bezit van een verblijfsvergunning en afhankelijke variabelen; angst en depressie. Wanneer een positieve associatie wordt gevonden kan in vervolg studies de factoren, die voor een verhoogd risico op angst en depressie zorgen, in kaart worden gebracht en hier interventies voor ontwikkeld worden. Methode Participanten Voor deze studie is gebruik gemaakt van een steekproef (sample 1) van 60 vluchtelingen uit Nederland met een verblijfsrecht. De leeftijd van de deelnemers lag tussen 18 en 35 jaar (46,7% vrouw; Mleeftijd = 22,9 jaar, SD = 3,43). Een controle groep (sample 2) bestond uit 306 participanten uit het Nederlands sprekende gedeelte van België (Vlaanderen). De leeftijd van deze deelnemers lag tussen 18 en 35 jaar (57,8% vrouw; Mleeftijd = 23,4 jaar, SD = 4,41). Procedure Deze studie had een correlationeel design waarbij de vragenlijsten schriftelijk waren afgenomen. Participanten in sample 1 en sample 2 zijn persoonlijk of via een brief benaderd waarbij werd meegedeeld dat de deelname geheel vrijwillig was. Het invullen van de vragenlijsten bij participanten uit sample 1 nam maximaal 10 minuten in beslag. Het invullen van de vragenlijsten bij participanten uit sample 2 nam maximaal 45 minuten in beslag. Het verschil met betrekking tot de duur van het invullen van de vragenlijsten in sample 1 en sample 2 had te maken met het aantal instrumenten in beide vragenlijsten. De vragenlijst die participanten in sample 2 hadden ingevuld bevatte meer instrumenten dan de vragenlijst die de participanten in sample 1 hadden ingevuld. Dit had te maken met dat sample 2 deel uitmaakte van een bredere
10 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
studie. Om de privacy te garanderen werden de gegevens van de participanten volledig anoniem verwerkt in SPSS-19 (PASW IBM Corp., Armonk, NY, USA). Materialen Demografische gegevens. Om de deelvragen met betrekking tot geslacht, leeftijd, aantal jaren verblijf in Nederland en aantal jaren bezit van een verblijfsvergunning van sample 1 te beantwoorden, werden demografische gegevens verzameld. Dit onderdeel van de vragenlijst bevatte 6 items. Voorbeelden van de items waren: “Ik ben …… jaar in Nederland” en “Ik heb …… jaar verblijfsvergunning”. Het instrument met betrekking tot de demografische gegevens in sample 2 bevatte 12 items. Angst. Om angst te meten bij sample 1 en sample 2 werd gebruik gemaakt van het instrument Symptom Checklist – 10 – Revised (SCL – 10R; Nguyen, Attkisson, & Stegner, 1983). Dit instrument bevatte 10 items (bijvoorbeeld, “Zenuwachtigheid of van binnen trillen”) waarbij de participanten op een vijfpunts Likert-schaal (1 [Helemaal niet], 2 [Een beetje], 3 [Nogal], 4 [Tamelijk veel], 5 [Heel erg]) dienden aan te geven hoe zij zichzelf gedurende de afgelopen week, met de dag van het invullen van dit instrument erbij, voelden. De betrouwbaarheid van dit instrument was goed, met een Cronbach’s Alfa van 0,875 in sample 1 en 0,874 in sample 2. Depressie. Om depressie te meten bij sample 1 en sample 2 werd gebruik gemaakt van het de CES – D (Center for Epidemiologic Studies Depression; Radloff, 1977). Dit instrument bevatte 20 items (bijvoorbeeld, “Stoorde ik me aan dingen die me gewoonlijk niet storen”) waarbij de participanten op een vierpunts Likert-schaal (0 [Zelden of nooit (minder dan 1 dag)], 1 [Soms of weinig (1-2 dagen)], 2 [Regelmatig (3-4 dagen)], 3 [Meestal of altijd (5-7 dagen)]) dienden aan te geven welke uitspraak over het gevoel of gedrag van de participant van de
11 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
afgelopen week het beste weergaf. De betrouwbaarheid van dit instrument was goed, met een Cronbach’s Alfa van 0,8 in sample 1 en 0,908 in sample 2. Statistische Analyse Stap 1: Om een significant verschil uit te sluiten tussen de gemiddelde leeftijd in sample 1 en sample 2 werd een onafhankelijke t-toets uitgevoerd. Om een significant verschil uit te sluiten in de samenstelling, in percentage mannen en vrouwen, tussen sample 1 en sample 2 werd een Chi-square toets uitgevoerd. Stap 2: Om te kijken of vluchtelingen meer symptomen van angst rapporteerden dan nietvluchtelingen werd voor angst een onafhankelijke t-toets uitgevoerd. Hierbij was het wel of niet zijn van een vluchteling de onafhankelijke variabele en angst de afhankelijke variabele. Om te kijken of vluchtelingen meer symptomen van depressie rapporteerden dan niet-vluchtelingen werd ook voor depressie een onafhankelijke t-toets uitgevoerd. Hierbij was het wel of niet zijn van een vluchteling de onafhankelijke variabele en depressie de afhankelijke variabele. Stap 3: Om te kijken of aantal jaren verblijf in Nederland geassocieerd was met angst en depressie werd voor angst en depressie apart een hiërarchische multipele regressie analyse uitgevoerd, binnen het sample van vluchtelingen, op aantal jaren verblijf in Nederland. Via de ENTER methode werden de variabelen geslacht, leeftijd en aantal jaren verblijf in Nederland toegevoegd en werd door middel van de ‘R Square Change’ gekeken of de verklaarde variantie significant toenam of niet. Om te kijken of aantal jaren bezit van een verblijfsvergunning geassocieerd was met angst en depressie werd voor angst en depressie apart een hiërarchische multipele regressie analyse uitgevoerd, binnen het sample van vluchtelingen, op geslacht, leeftijd en aantal jaren bezit van een verblijfsvergunning. Via de ENTER methode werden de variabelen geslacht,
12 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
leeftijd en aantal jaren bezit van een verblijfsvergunning toegevoegd en werd door middel van de ‘R Square Change’ gekeken of de verklaarde variantie significant toenam of niet. Resultaten Gemiddelde leeftijd en samenstelling in percentage mannen en vrouwen in sample 1 en sample 2 De onafhankelijke t-toets liet geen significant verschil zien tussen de gemiddelde leeftijd in sample 1 en sample 2 (t(101,584) = - 0,981, p = 0,329, 95% CI [- 1,511, 0,511]). Ook liet de Chi-square toets geen significant verschil zien in de samenstelling, in percentage mannen en vrouwen, tussen sample 1 en sample 2 (χ2 = 0,348, p = 0,555). Symptomen van angst en depressie bij vluchtelingen ten opzichte van niet-vluchtelingen De gemiddelde score op angst binnen de groep van vluchtelingen was 1,658 (SD = 0,641) en binnen de groep van niet-vluchtelingen 1,616 (SD = 0,604). Ondanks dat de groep van vluchtelingen een hogere gemiddelde score op angst had dan de groep van niet-vluchtelingen, was dit verschil niet significant. De hypothese dat vluchtelingen in Nederland, met een verblijfsrecht, meer symptomen van angst rapporteren dan een groep van niet-vluchtelingen werd door de onafhankelijke t-toets in de huidige studie niet bevestigd (t(362) = 0,490, p = 0,312, 95% CI [- 0,127, 0,212], d = 0,06; zie Tabel 1). De gemiddelde score op depressie binnen de groep van vluchtelingen was 1,05 (SD = 0,409) en binnen de groep van niet-vluchtelingen 0,544 (SD = 0,439). In deze studie is voldoende bewijs gevonden om de gevonden resultaten te mogen generaliseren naar populatie. De hypothese dat vluchtelingen in Nederland, met een verblijfsrecht, meer symptomen van depressie rapporteren dan een groep van niet-vluchtelingen werd door de onafhankelijke t-toets
13 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
in de huidige studie bevestigd (t(354) = 8,059, p < 0,001, 95% CI [0,382 0,630], d = 1,2; zie Tabel 1). Associatie tussen aantal jaren verblijf in Nederland en angst en depressie in de groep van vluchtelingen Angst: Een multipele regressie analyse werd uitgevoerd met angst als afhankelijke variabele en geslacht, leeftijd en aantal jaren verblijf in Nederland als predictoren. Geslacht was geen significante predictor voor het rapporteren van symptomen van angst, gecontroleerd voor leeftijd en aantal jaren verblijf in Nederland, b = 0,152, p = 0,432. Alhoewel vrouwen meer symptomen van angst rapporteerden dan mannen, bleek deze relatie niet significant. Er is dus onvoldoende bewijs om deze resultaten te mogen generaliseren naar de populatie. Ook leeftijd was geen significante predictor voor het rapporteren van symptomen van angst, gecontroleerd voor geslacht en aantal jaren verblijf in Nederland, b = 0,016, p = 0,569. Alhoewel de resultaten niet significant waren, lieten ze een tegengestelde richting zien dan de opgestelde hypothese. Verder was aantal jaren verblijf in Nederland geen significante predictor voor het rapporteren van symptomen van angst, gecontroleerd voor geslacht en leeftijd, b = 0,003, p = 0,895 (zie Tabel 2.1). Alhoewel een langer verblijf in Nederland leek samen te hangen met het rapporteren van meer symptomen van angst bleek deze relatie niet significant. Er is dus onvoldoende bewijs gevonden om deze resultaten te mogen generaliseren naar de populatie. Tot slot liet de multipele regressie analyse zien dat de variabelen geslacht, leeftijd en het aantal jaren verblijf in Nederland samen 2,6% van de totale variantie in angst verklaarden, R2 = 0,026, F(3, 48) = 0,426, p = 0,734. Dit is een kleine effect size (Cohen, 1988). Het toevoegen van de variabele geslacht leidde tot een toename van 1,8% verklaarde variantie in angst ΔR2 = 0,018, F(1, 50) = 0,918, p = 0,343. Het toevoegen van de variabele leeftijd leidde tot een toename van 0,8% verklaarde variantie in
14 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
angst ΔR2 = 0,008, F(1, 49) = 0,383, p = 0,539. Tot slot, het toevoegen van het aantal jaren verblijf in Nederland leidde tot een toename van minder dan 0,001% verklaarde variantie in angst, ΔR2 < 0,001, F(1, 48) = 0,018, p = 0,895. Depressie: Een multipele regressie analyse werd uitgevoerd met depressie als afhankelijke variabele en geslacht, leeftijd en aantal jaren verblijf in Nederland als predictoren. Geslacht was een significante predictor voor het rapporteren van symptomen van depressie, gecontroleerd voor leeftijd en aantal jaren verblijf in Nederland, b = 0,303, p = 0,015. De resultaten lieten zien dat vrouwen hoger op depressie scoorden dan mannen. Er is dus voldoende bewijs om de resultaten te mogen generaliseren naar de populatie. Leeftijd was geen significante predictor voor het rapporteren van symptomen van depressie, gecontroleerd voor geslacht en aantal jaren verblijf in Nederland, b = - 0,001, p = 0,934. Alhoewel een toenemende leeftijd negatief leek samen te hangen met het rapporteren van meer symptomen van depressie bleek deze relatie niet significant. Er is dus onvoldoende bewijs om deze resultaten te mogen generaliseren naar de populatie. Ook aantal jaren verblijf in Nederland was geen significante predictor voor het rapporteren van symptomen van depressie, gecontroleerd voor geslacht en leeftijd, b = - 0,014, p = 0,378 (zie Tabel 2.2). Alhoewel een langer verblijf in Nederland negatief leek samen te hangen met het rapporteren van meer symptomen van depressie bleek deze relatie niet significant. Er is dus onvoldoende bewijs gevonden om deze resultaten te mogen generaliseren naar de populatie. Tot slot liet de multipele regressie analyse zien dat de variabelen geslacht, leeftijd en het aantal jaren verblijf in Nederland samen 12,5% van de totale variantie in depressie verklaarden, R2 = 0,125, F(3, 45) = 2,147, p = 0,108. Dit is een kleine effect size (Cohen, 1988). Het toevoegen van de variabele geslacht leidde tot een toename van 10,8% verklaarde variantie in depressie ΔR2 = 0,108, F(1, 47) = 5,714, p = 0,021. Het toevoegen van de
15 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
variabele leeftijd leidde tot een toename van 0,1% verklaarde variantie in depressie ΔR2 = 0,001, F(1, 46) = 0,071, p = 0,79. Tot slot, het toevoegen van het aantal jaren verblijf in Nederland leidde tot een toename van 1,5% verklaarde variantie in depressie, ΔR2 = 0,015, F(1, 45) = 0,793, p = 0,378. Associatie tussen aantal jaren bezit van verblijfsvergunning en angst en depressie in de groep van vluchtelingen Angst: Een multipele regressie analyse werd uitgevoerd tussen angst als afhankelijke variabele en geslacht, leeftijd en aantal jaren bezit van verblijfsvergunning als predictoren. Geslacht was geen significante predictor voor het rapporteren van symptomen van angst, gecontroleerd voor leeftijd en aantal jaren bezit van verblijfsvergunning, b = 0,106, p = 0,624. Alhoewel vrouwen meer symptomen van angst rapporteerden dan mannen, bleek deze relatie niet significant. Er is dus onvoldoende bewijs om deze resultaten te mogen generaliseren naar de populatie. Ook leeftijd was geen significante predictor voor het rapporteren van symptomen van angst, gecontroleerd voor geslacht en aantal jaren bezit van verblijfsvergunning, b = 0,014, p = 0,653. Alhoewel de resultaten niet significant waren, lieten ze een tegengestelde richting zien dan de opgestelde hypothese. Verder was aantal jaren bezit van verblijfsvergunning geen significante predictor voor het rapporteren van symptomen van angst, gecontroleerd voor geslacht en leeftijd, b = 0,02, p = 0,429 (zie Tabel 2.3). Alhoewel een langer bezit van verblijfsvergunning leek samen te hangen met het rapporteren van meer symptomen van angst bleek deze relatie niet significant. Er is dus onvoldoende bewijs gevonden om deze resultaten te mogen generaliseren naar de populatie. Tot slot liet de multipele regressie analyse zien dat de variabelen geslacht, leeftijd en het aantal jaren bezit van verblijfsvergunning samen 4,2% van de totale variantie in angst verklaarden, R2 = 0,042, F(3, 38) = 0,552, p = 0,65. Dit is een kleine
16 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
effect size (Cohen, 1988). Het toevoegen van de variabele geslacht leidde tot een toename van 1,8% verklaarde variantie in angst ΔR2 = 0,018, F(1, 40) = 0,735, p = 0,396. Het toevoegen van de variabele leeftijd leidde tot een toename van 0,8% verklaarde variantie in angst ΔR2 = 0,008, F(1, 39) = 0,305, p = 0,584. Tot slot, het toevoegen van het aantal jaren bezit van verblijfsvergunning leidde tot een toename van 1,6% verklaarde variantie in angst, ΔR2 = 0,016, F(1, 38) = 0,64, p = 0,429. Depressie: Een multipele regressie analyse werd uitgevoerd tussen depressie als afhankelijke variabele en aantal jaren bezit van verblijfsvergunning als predictoren. Geslacht was geen significante predictor voor het rapporteren van symptomen van depressie, gecontroleerd voor leeftijd en aantal jaren bezit van verblijfsvergunning, b = 0,223, p = 0,093. Alhoewel vrouwen meer symptomen van depressie rapporteerden dan mannen, bleek deze relatie niet significant. Er is dus onvoldoende bewijs om deze resultaten te mogen generaliseren naar de populatie. Ook leeftijd was geen significante predictor voor het rapporteren van symptomen van depressie, gecontroleerd voor geslacht en aantal jaren bezit van verblijfsvergunning, b = - 0,007, p = 0,703. Alhoewel een toenemende leeftijd negatief leek samen te hangen met het rapporteren van meer symptomen van depressie bleek deze relatie niet significant. Er is dus onvoldoende bewijs gevonden om deze resultaten te mogen generaliseren naar de populatie. Verder was aantal jaren bezit van verblijfsvergunning geen significante predictor voor het rapporteren van symptomen van depressie, gecontroleerd voor geslacht en leeftijd, b = 0,018, p = 0,242 (zie Tabel 2.4). Alhoewel een langer bezit van verblijfsvergunning leek samen te hangen met het rapporteren van meer symptomen van depressie bleek deze relatie niet significant. Er is dus onvoldoende bewijs gevonden om deze resultaten te mogen generaliseren naar de populatie. Tot slot liet de multipele regressie analyse zien dat de variabelen geslacht, leeftijd en het aantal jaren
17 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
bezit van verblijfsvergunning samen 14,2% van de totale variantie in depressie verklaarden, R2 = 0,142, F(3, 38) = 2,09, p = 0,118. Dit is een kleine effect size (Cohen, 1988). Het toevoegen van de variabele geslacht leidde tot een toename van 10,8% verklaarde variantie in depressie ΔR2 = 0,108, F(1, 40) = 4,863, p = 0,033. Het toevoegen van de variabele leeftijd leidde tot een toename van 0,1% verklaarde variantie in depressie ΔR2 = 0,001, F(1, 39) = 0,061, p = 0,807. Tot slot, het toevoegen van het aantal jaren bezit van verblijfsvergunning leidde tot een toename van 3,2% verklaarde variantie in depressie, ΔR2 = 0,032, F(1, 38) = 1,410, p = 0,242. Discussie Deze studie heeft getracht om een antwoord te geven op de vraag of vluchtelingen in Nederland, met een verblijfsrecht, meer symptomen van angst en depressie rapporteren dan een groep van niet-vluchtelingen. In het rapporteren van symptomen van angst werd geen significant verschil gevonden tussen de groep van vluchtelingen en de groep van niet-vluchtelingen. De hypothese dat vluchtelingen in Nederland, met een verblijfsrecht, meer symptomen van angst rapporteren dan een groep van niet-vluchtelingen werd door deze studie niet bevestigd. Deze resultaten zijn in tegenstelling tot vele andere studies (Bijl, de Graaf, Ravelli, Smit, & Vollebergh, 2002; Faravelli, Scarpato, Castellini, & Lo Sauro, 2013; Leach, Christensen, Mackinnon, Windsor, & Butterworth, 2008). Een verklaring die hiervoor gegeven kan worden is dat het gebruikte instrument om angst te meten, de SCL – 10R, wellicht geen geschikt instrument is voor deze specifieke populatie. Een instrument dat veel gebruikt wordt door andere onderzoekers om angst bij vluchtelingen te meten is de Hopkins Symptom Checklist (HSCL – 25; D’Avanzo, & Barab, 1998; Gerritsen, et. al., 2006; Pernice & Brooke, 1996; Roodenrijs, Scherpenzeel, & de Jong,
18 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
1998; Silove, Sinnerbrink, Field, Manicavasagar, & Steel, 1997; Sundquist, Johansson, DeMarinis, Johansson, & Sundquist, 2005; Taylor, et. al., 2013). De HSCL – 25 wordt als een screeningsinstrument gebruikt voor angst- en depressiesymptomen (Veijola, Jokelainen, Läksy, Kantojärvi, Kokkonen, Järvelin, & Joukamaa, 2003) en is afkomstig van Hopkins Symptom Checklist (HSCL; Derogatis, 1974). In toekomstige studies zou men wellicht gebruik kunnen maken van de HSCL – 25 om angst- en depressiesymptomen te meten bij vluchtelingen in Nederland. In het rapporteren van symptomen van depressie werd wél een verschil gevonden tussen de groep van vluchtelingen en de groep van niet-vluchtelingen. De hypothese dat vluchtelingen in Nederland, met een verblijfsrecht, meer symptomen van depressie rapporteren dan een groep van niet-vluchtelingen werd door deze studie bevestigd. Hierbij was het verband sterk. Deze resultaten komen overeen met de bevindingen van eerdere studies. Verschillende studies hebben aangetoond dat vluchtelingen meer symptomen van depressie rapporteren dan niet-vluchtelingen (Fazel, Wheeler, & Danesh, 2005; Hodes, 2000; Lindert, Ehrenstein, von Priebe, Mielck, & Brähler, 2009; Roodenijs, Scherpenzeel, & de Jong, 1998; Sundquist, Johansson, DeMarinis, Johansson, & Sundquist, 2005; Taylor, Yanni, Pezzi, Guterbock, Rothney, Harton, & Burke, 2013; Vervliet, Lammertyn, Broekaert, & Derluyn, 2013; Ziaian, de Anstiss, Antoniou, Sawyer, & Baghurst, 2012). Verklaringen voor deze resultaten kunnen vanuit twee perspectieven gegeven worden. Er kunnen factoren in de pre-immigratie periode aanwezig zijn die deze resultaten kunnen verklaren en factoren in de post-immigratie periode. Een verklaring voor deze resultaten met betrekking tot pre-immigratie periode is de blootstelling aan trauma (Ziaian, de Anstiss, Antoniou, Sawyer, & Baghurst, 2012). Alhoewel in deze studie de participanten in de vluchtelingengroep vluchtelingen waren met een verblijfsdocument, met een gemiddeld verblijf
19 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
in Nederland van 14,7 jaar variërend tussen 2 en 25 jaar, kunnen traumatische ervaringen in de pre-immigratie periode nog steeds een rol spelen bij het ervaren van depressieve symptomen. Een verklaring voor deze resultaten met betrekking tot post-immigratie periode zou discriminatie kunnen zijn. Alhoewel discriminatie in deze studie niet als variabele werd opgenomen, gaven Pernice en Brooke (1996) discriminatie als een factor in de post-immigratie periode die het risico op depressie verhoogde bij vluchtelingen in Nieuw-Zeeland. De vluchtelingen rapporteerden verschillende vormen van discriminatie. Veel vluchtelingen rapporteerden dat ze zich uitgebuit voelden door hun werkgevers. Omdat hun kwalificaties en trainingen niet erkend werden in Nieuw-Zeeland, vonden veel vluchtelingen dat ze overgekwalificeerd waren ten opzichte van de verkregen baan. Ook kregen ze banen waarbij ze wel de juiste training hadden maar niet dienovereenkomstig betaald werden. Een andere vorm van ervaren discriminatie betrof discriminatie door medewerkers. Andere factoren die in de post-immigratie periode het risico op het rapporteren van symptomen van depressie konden vergroten waren werkeloosheid, zwakke sociale netwerken en zwakke sociale integratie in het immigratieland (Teodorescu, Heir, Hauff, Wentzel‐Larsen, & Lien, 2012). Factoren in de post-immigratie periode die het risico op het rapporteren van symptomen van angst en depressie kunnen verminderen waren ondersteunende netwerken, onder andere het hebben van goede vrienden. Hierbij is het wel van belang om te vermelden dat de variabele vrije tijd spenderen met eigen etnische groep, geassocieerd was met angst. Omdat deze resultaten correlationeel van aard waren en niet causaal, suggereerde een andere verklaring dat vluchtelingen die angstiger waren meer geneigd waren om immigrante groepen op te zoeken dan vluchtelingen die beter aangepast waren aan de nieuwe omgeving (Pernice & Brooke, 1996).
20 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
Wat betreft het geslacht werd geen verschil gevonden tussen mannen en vrouwen, binnen de groep van vluchtelingen, in het rapporteren van symptomen van angst. Deze resultaten hebben de hypothese, dat vrouwen meer symptomen van angst rapporteren dan mannen, niet bevestigd. Wel rapporteerden vrouwen meer symptomen van depressie dan mannen, binnen de steekproef van vluchtelingen. Hiermee werd de hypothese, dat vrouwen meer symptomen van depressie rapporteren dan mannen, bevestigd. Alhoewel er sprake was van statistische significantie, was het verband zwak. Het resultaat met betrekking tot depressie is in overeenstemming met eerdere studies (Bijl, de Graaf, Ravelli, Smit, & Vollebergh, 2002; Faravelli, Scarpato, Castellini, & Lo Sauro, 2013; Leach, Christensen, Mackinnon, Windsor, & Butterworth, 2008). Zo bleek uit een Australische studie dat vrouwen hoger scoorden op depressieve stoornis zoals beschreven in DSM-IV en ICD-10. Verder bleek uit deze studie dat ook werkloosheid positief geassocieerd was met depressieve stoornis zoals beschreven in DSM-IV (Wilhelm, Mitchell, Slade, Brownhill, & Andrews, 2003). Leach, Christensen, Mackinnon, Timothy, Windsor en Butterworth (2008) hebben in hun studie gevonden dat werkeloosheid als een significante mediator fungeerde op de associatie tussen geslacht en depressie. Een andere verklaring voor het meer rapporteren van symptomen van depressie door vrouwen is tijdsdruk. Vrouwen die in loondienst waren en tijdsdruk ervoeren rapporteerden meer symptomen van depressie dan mannen in loondienst. Deze resultaten suggereerden dat de subjectieve ervaring van vrouwen van voortdurend onder tijdsdruk staan, een significante factor was voor het verklaren waarom vrouwen meer subklinisch depressief waren dan mannen (Roxburgh, 2004). Alhoewel werkeloosheid en de subjectieve ervaring van tijdsdruk in deze studie niet als variabelen werden opgenomen, kan in deze studie hierover geen uitspraken worden gedaan.
21 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
Wat betreft de leeftijd werd geen associatie gevonden tussen leeftijd en angst, binnen de groep van vluchtelingen. Deze resultaten hebben de hypothese, dat naarmate de leeftijd toeneemt men minder symptomen van angst rapporteert, niet bevestigd. Er was zelfs een tegengestelde richting te zien, namelijk naarmate de leeftijd toeneemt men meer symptomen van angst rapporteert. Echter, dit verband was zwak en statistisch niet significant. Verder werd ook geen associatie gevonden tussen leeftijd en depressie, binnen de groep van vluchtelingen. Deze resultaten hebben de hypothese, dat naarmate de leeftijd toeneemt men minder symptomen van depressie rapporteert, niet bevestigd. Een verklaring voor het niet vinden van een effect van leeftijd op angst en depressie kan gegeven worden vanuit de leeftijdscategorie van de steekproef die gebruikt werd in deze studie. De participanten in deze studie waren tussen 18 en 35 jaar oud met een gemiddelde leeftijd van 22,9 jaar. Dit is een vrij klein interval en zou in vervolgstudies wellicht een bredere leeftijdscategorie genomen kunnen worden. Ook werd in deze studie naar interpersoonlijke verschillen gekeken. In vervolgstudies kan men naar intrapersoonlijke verschillen kijken of de mate van angst en depressie in de levensloop verandert. Voor een associatie tussen aantal jaren verblijf in Nederland en het rapporteren van symptomen van angst en depressie werd geen hypothese opgesteld. Dit had te maken met dat er factoren in de pre- én post-immigratie periode aanwezig kunnen zijn die het risico op het rapporteren van symptomen van angst en depressie kunnen vergroten. Tussen het aantal jaren verblijf in Nederland en angst werd geen statistisch significante associatie gevonden. Tussen aantal jaren verblijf in Nederland en depressie werd ook geen statistisch significante associatie gevonden. Deze resultaten zijn in overeenstemming met eerdere studies. Uit eerdere studies is gebleken dat het verblijf in immigratieland geen invloed had op de mentale gezondheid van begeleide en onbegeleide jonge vluchtelingen (Vervliet, Lammertyn, Broekaert, & Derluyn,
22 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
2013). Omdat het verblijf in Nederland van de vluchtelingen varieerde tussen 2 en 25 jaar, met een gemiddelde van 14,7 jaar, kan een longitudinale follow-up studie worden uitgevoerd om intrapersoonlijke veranderingen in kaart te brengen. Hierbij zou kunnen worden gekeken of er een associatie is tussen het aantal jaren verblijf in Nederland en angst en depressie op intrapersoonlijk niveau. Voor een associatie tussen aantal jaren bezit van verblijfsvergunning en het rapporteren van symptomen van angst en depressie werd geen hypothese opgesteld. Ook dit had te maken met dat er factoren in de pre- én post-immigratie periode aanwezig kunnen zijn die het risico op het rapporteren van symptomen van angst en depressie kunnen vergroten. Tussen het aantal jaren bezit van verblijfsvergunning en angst werd geen statistisch significante associatie gevonden. Tussen aantal jaren bezit van verblijfsvergunning en depressie werd ook geen statistisch significante associatie gevonden. Het overgrote deel van de participanten in de groep van vluchtelingen waren in bezit van verblijfsvergunning. Een klein deel van de participanten waren in bezit van een Nederlands paspoort. Wellicht speelt het aantal jaren bezit van verblijfsvergunning geen rol bij het rapporteren van symptomen van angst en depressie, maar zou in de toekomst gekeken kunnen worden naar het verschil in het rapporteren van symptomen van angst en depressie tussen vluchtelingen die in bezit zijn van een verblijfsvergunning en vluchtelingen die in bezit zijn van een Nederlands paspoort. Een sterk punt van deze studie is dat er sprake is van een hoge externe validiteit voor vluchtelingen die Afghanistan en Armenië als land van herkomst hadden. Dit sterke punt is gelijktijdig ook een beperking van deze studie, namelijk dat de externe validiteit laag is voor vluchtelingen met een ander land van herkomst. Zo lieten Gerritsen, et al. (2006) zien dat respondenten uit Afghanistan en Iran meer symptomen van PTST, angst en depressie
23 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
rapporteerden dan respondenten uit Somalië. En de Iraanse respondenten liepen een hoger risico om symptomen van PTST, angst en depressie te rapporteren dan Afghaanse respondenten. In toekomstige studies kan gekeken worden of er een verschil is in het rapporteren van symptomen van angst en depressie tussen groepen vluchtelingen met verschillende landen van herkomst. Verder zou in toekomstige studies een onderscheid gemaakt kunnen worden tussen vluchtelingen met een verblijfsrecht en asielzoekers zonder een verblijfsrecht. Hierbij zou gekeken kunnen worden of er een verschil is in het rapporteren van symptomen van angst en depressie tussen autochtonen, vluchtelingen met een verblijfsrecht en asielzoekers zonder een verblijfsrecht. Zo bleek uit een Nederlandse studie een verschil te zijn in het rapporteren van symptomen van angst en depressie tussen asielzoekers en vluchtelingen (Gerritsen, et al., 2006). Verder rapporteerden asielkinderen zonder een verblijfsrecht in Denenmarken meer symptomen van verdrietigheid en ellendigheid dan vluchtelingenkinderen met een verblijfsrecht (Montgomery, & Foldspang, 2005). Tot slot, een andere beperking van deze studie is dat de onderzoeksgegevens verkregen zijn door middel van vragenlijsten, waarbij sociale wenselijkheid een rol kon spelen. De conclusie van deze studie is dat vluchtelingen meer symptomen van depressie rapporteren dan niet-vluchtelingen. Voor angst is deze associatie niet naar voren gekomen. Dat zou eventueel met het gebruikte meetinstrument te maken kunnen hebben. Vrouwen, binnen de groep van vluchtelingen, rapporteerden meer symptomen van depressie, maar niet van angst. Verder was geen associatie te zien tussen leeftijd en angst en depressie. Ook kwam geen associatie naar voren tussen angst en aantal jaren verblijf in Nederland en aantal jaren bezit van een verblijfsvergunning. Deze laatste bevinding gold ook voor depressie. Het zou interessant zijn om deze studie te repliceren met een bredere leeftijdscategorie waarbij de mate van het rapporteren van symptomen van angst en depressie wordt vergeleken tussen autochtonen,
24 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
vluchtelingen en asielzoekers. Uit de resultaten van deze studie blijkt dat depressieproblematiek bij vluchtelingen in Nederland, met een verblijfsrecht, prevalent is. Op basis van de bevindingen met betrekking tot depressieproblematiek bij vluchtelingen in Nederland met een verblijfsrecht, zou men interventies kunnen ontwikkelen die zich specifiek richten op de mentale gezondheid van deze groep.
25 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
Referenties Bennekom, van W.J., & Winden, van der J.H. (2011). Asielrecht. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Bijl, R. V., de Graaf, R., Ravelli, A., Smit, F., & Vollebergh, W. M. (2002). Gender and agespecific first incidence of DSM-III-R psychiatric disorders in the general population: Results from the Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study (NEMESIS). Social Psychiatry And Psychiatric Epidemiology, 37, 372-379. doi: 10.1007/s00127-0020566-3 Centraal Bureau voor de Statistiek. (2010). Vluchtelingen in Nederland 2010. Retrieved from http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/FFE815D1-9EC6-43E6-9EB84972FF17EB15/0/13u141vluchtelingeninnederlandwebversie.pdf Centraal Orgaan opvang asielzoekers. (n.d.). Opvangproces. Retrieved December 22, 2013, from http://www.coa.nl/nl/asielzoekers/opvangproces Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences (2nd ed.). New Jersey, Hillsdale: Lawrence Erlbaum Associates. D’Avanzo, C., E., & Barab, S., A. (1998). Depression and anxiety among Cambodian refugee women in France and the United States. Issues in Mental Health Nursing, 19, 541-556. doi: 10.1080/016128498248836 Derogatis, L. (1974). The Hopkins Symptom Checklist (HSCL): A self-report symptom inventory. Behavioral Science, 19, 1-15. doi:10.1002/bs.3830190102 Faravelli, C., Scarpato, M., Castellini, G., & Lo Sauro, C. (2013). Gender differences in
26 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
depression and anxiety: The role of age. Psychiatry Research, 210, 1301-1303. doi:10.1016/j.psychres.2013.09.027 Fazel, M., Wheeler, J., & Danesh, J. (2005). Prevalence of serious mental disorder in 7000 refugees resettled in western countries: a systematic review. Lancet, 365, 1309-14. doi: 10.1016/S0140-6736(05)61027-6 Gerritsen, A. M., Bramsen, I., Devillé, W., van Willigen, L. M., Hovens, J. E., & van der Ploeg, H. M. (2006). Physical and mental health of Afghan, Iranian and Somali asylum seekers and refugees living in the Netherlands. Social Psychiatry And Psychiatric Epidemiology, 41, 18-26. doi:10.1007/s00127-005-0003-5 Heptinstall, E., Sethna, V., & Taylor, E. (2004). PTSD and depression in refugee children: Associations with pre-migration trauma and post-migration stress. European Child & Adolescent Psychiatry, 13, 373-380. doi:10.1007/s00787-004-0422-y Hodes, M. (2000). Psychologically Distressed Refugee Children in the United Kingdom. Child and Adolescent Mental Health, 5, 57-68. doi: 10.1111/1475-3588.00286 Kinnear, B. P. R., & Gray, C. D. (2012). IBM SPSS Statistics 19 Made Simple. New York, NY: Psychology Press. Leach, L. S., Christensen, H., Mackinnon, A. J., Windsor, T. D., & Butterworth, P. (2008). Gender differences in depression and anxiety across the adult lifespan: The role of psychosocial mediators. Social Psychiatry And Psychiatric Epidemiology, 43, 983998. doi:10.1007/s00127-008-0388-z Lindert, J., Ehrenstein, O. S., von Priebe, S., Mielck, A., & Brähler, E. (2009). Depression and
27 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
anxiety in labor migrants and refugees--a systematic review and meta-analysis. Social science & medicine, 69, 246-257. doi: 10.1016/j.socscimed.2009.04.032 Montgomery, E., & Foldspang, A. (2005). Seeking asylum in Denmark: Refugee children's mental health and exposure to violence. European Journal Of Public Health, 15, 233237. doi:10.1093/eurpub/cki059 Nguyen, T. D., Attkisson, C. C., & Stegner, B. L. (1983). Assessment of patient satisfaction: Development and refinement of a service evaluation questionnaire. Evaluation & Program Planning, 6, 299-314. doi: 10.1016/0149-7189(83)90010-1 Pernice, R., & Brooke, J. (1996). Refugees' and Immigrants' Mental Health: Association of Demographic and Post-Immigration Factors. The Journal of Social Psychology, 136, 511519. doi: 10.1080/00224545.1996.9714033 Radloff, L. S. (1977). The CES-D Scale: A self-report depression scale for research in the general population. Applied Psychological Measurement, 1, 385-401. doi:10.1177/014662167700100306 Roodenrijs, T. C., Scherpenzeel, R. P., & de Jong, J. T. V. M. (1998). Traumatische ervaringen en psychopathologie onder Somalische vluchtelingen in Nederland. Tijdschrift voor Psychiatrie, 40, 132-142. Roxburgh, S. (2004). 'There Just Aren't Enough Hours in the Day': The Mental Health Consequences of Time Pressure. Journal Of Health And Social Behavior, 45, 115131. doi:10.1177/002214650404500201 Taylor, E. M., Yanni, E., Pezzi, C., Guterbock, M., Rothney, E., Harton, E., Montour, J., Elias,
28 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
C., Burke, H. (2013). Physical and Mental Health Status of Iraqi Refugees Resettled in the United States. Journal of immigrant and minority health / Center for Minority Public Health. Retrieved from http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23959695 Teodorescu, D., Heir, T., Hauff, E., Wentzel‐Larsen, T., & Lien, L. (2012). Mental health problems and post-migration stress among multi-traumatized refugees attending outpatient clinics upon resettlement to Norway. Scandinavian Journal Of Psychology, 53, 316-332. doi:10.1111/j.1467-9450.2012.00954.x Thomas, S., Thomas, S., Nafees, B., & Bhugra, D. (2004). 'I was running away from death'- the pre-flight experiences of unaccompanied asylum seeking children in the UK. Child: Care, Health and Development, 30, 113-122. doi: 10.1111/j.1365-2214.2003.00404.x Silove, D., Sinnerbrink, I., Field, A., Manicavasagar, V., & Steel, Z. (1997). Anxiety, depression and PTSD in asylum-seekers: assocations with pre-migration trauma and post-migration stressors. The British journal of psychiatry: the journal of mental science, 170, 351-357. doi: 10.1192/bjp.170.4.351 Sundquist, K., Johansson, L.-M., DeMarinis, V., Johansson, S.-E., & Sundquist, J. (2005). Posttraumatic stress disorder and psychiatric co-morbidity: symptoms in a random sample of female Bosnian refugees. European psychiatry: the journal of the Association of European Psychiatrists, 20, 158-164. doi: 10.1016/j.eurpsy.2004.12.001 Veijola, J., Jokelainen, J., Läksy, K., Kantojärvi, L., Kokkonen, P., Järvelin, M., & Joukamaa, M. (2003). The Hopkins Symptom Checklist-25 in screening DSM-III-R axis-I disorders. Nordic Journal Of Psychiatry, 57, 119-123. doi:10.1080/08039480310000941
29 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
Vervliet, M., Lammertyn, J., Broekaert, E., & Derluyn, I. (2013). Longitudinal follow-up of the mental health of unaccompanied refugee minors. European Child & Adolescent Psychiatry, doi:10.1007/s00787-013-0463-1 Wilhelm, K., Mitchell, P., Slade, T., Brownhill, S., & Andrews, G. (2003). Prevalence and correlates of DSM-IV major depression in an Australian national survey. Journal Of Affective Disorders, 75, 155-162. doi:10.1016/S0165-0327(02)00040-X Ziaian, T., de Anstiss, H., Antoniou, G., Sawyer, M., & Baghurst, P. (2012). Depressive symptomatology and service utilisation among refugee children and adolescents living in South Australia. Child And Adolescent Mental Health, 17, 146-152. doi:10.1111/j.14753588.2011.00620.x
30 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
Tabel 1 Onafhankelijke T-toetsen met Angst en Depressie als Afhankelijke Variabelen en Vluchteling of Niet-vluchteling als Onafhankelijke Variabele
NietVluchtelingen
vluchtelingen
95 % CI
Cohen's
M
SD
M
SD
t
p
LL
UL
d
Angst
1,658
0,641
1,616
0,604
0,49
0,624
- 0,127
0,211
0,006
Depressie
1,05
0,409
0,544
0,439
8,059
< 0,001***
0,383
0,63
1,2
Noot. †p < 0,10. *p < 0,05. **p < 0,01. ***p < 0,001.
Tabel 2.1 Hiërarchische Multipele Regressie Analyse met Angst als Afhankelijke Variabele en Geslacht, Leeftijd en Aantal Jaren Verblijf In Nederland als Onafhankelijke Variabelen Predictor
∆R2
Stap 1
0,018
Geslacht Stap 2
B
0,171 0,008
Leeftijd Stap 3
0,016 0,000
Verblijf in NL 2
0,003
Totaal R
0,026
n
60
Noot. †p < 0,10. *p < 0,05. **p < 0,01. ***p < 0,001.
31 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
Tabel 2.2 Hiërarchische Multipele Regressie Analyse met Depressie als Afhankelijke Variabele en Geslacht, Leeftijd en Aantal Jaren Verblijf In Nederland als Onafhankelijke Variabelen Predictor
∆R2
Stap 1
0,108* 0,268*
Geslacht Stap 2
B
0,001
Leeftijd Stap 3
- 0,004 0,015
Verblijf in NL 2
- 0,014
Totaal R
0,125
n
60
Noot. †p < 0,10. *p < 0,05. **p < 0,01. ***p < 0,001.
Tabel 2.3 Hiërarchische Multipele Regressie Analyse met Angst als Afhankelijke Variabele en Geslacht, Leeftijd en Aantal Jaren Verblijfsvergunning als Onafhankelijke Variabelen Predictor
∆R2
Stap 1
0,018
Geslacht Stap 2
B
0,171 0,008
Leeftijd Stap 3
0,016 0,016
Verblijfsverg. 2
0,02
Totaal R
0,042
n
47
Noot. †p < 0,10. *p < 0,05. **p < 0,01. ***p < 0,001.
32 ANGST EN DEPRESSIE BIJ VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND MET EEN VERBIJFSRECHT
Tabel 2.4 Hiërarchische Multipele Regressie Analyse met Depressie als Afhankelijke Variabele en Geslacht, Leeftijd en Aantal Jaren Verblijfsvergunning als Onafhankelijke Variabelen Predictor
∆R2
Stap 1
0,108* 0,268*
Geslacht Stap 2
B
0,001
Leeftijd Stap 3
- 0,004 0,032
Verblijfsverg. 2
0,018
Totaal R
0,142
n
47
Noot. †p < 0,10. *p < 0,05. **p < 0,01. ***p < 0,001.