Oud-staatssecretaris Hans Simons (PvdA) pleit voor ‘moratorium’
‘Marktwerking in zorg tijdelijk opschorten’ De discussie over wel of niet doorgaan met de invoering van marktwerking in de zorg, is veel te eendimensionaal geworden. Dat zegt Hans Simons, in de jaren negentig staatssecretaris van Volksgezondheid in het derde kabinet-Lubbers. Hij bepleit daarom een moratorium van enkele jaren. “Partijen moeten zich bezinnen op een veel bredere aanpak van de problemen in de zorg.” “Verdere marktwerking in de zorg is niet nodig en onverantwoord.” De inkt van zijn ontslagbrief was nog maar nauwelijks droog, of de afgetreden vice-premier Wouter Bos nam al in duidelijke bewoordingen afstand van het beleid van het kabinet waarvan hij de afgelopen drie jaar prominent deel uitmaakte. De politiek leider van de PvdA staat, aan de vooravond van een nieuwe landelijke verkiezingscampagne, recht tegenover zijn voormalige collega-minister Ab Klink (CDA, Volksgezondheid). Die houdt nog altijd vast aan het uitgangspunt dat verdergaande liberalisering een van de belangrijkste ingrediënten vormt van het recept dat de snel stijgende kosten van de gezondheidszorg nog enigszins in de hand moet houden.
Impasse ‘Met oneliners in een verkiezingscampagne los je de problemen in de zorg niet op’
Een complete impasse dreigt. Door de verdere versplintering van het partijpolitieke landschap die zich lijkt aan te dienen, is de mogelijkheid tot het sluiten van uitvoerbare compromissen verder weg dan ooit. En de zorg was in de afgelopen jaren toch al geen toonbeeld van soepele concurrentie en vertrouwenwekkende samenwerking tussen de diverse partijen.
Hoe nu verder? De klok terugdraaien kan niet, stoppen met een ontwikkeling die nog niet eens halfweg is, al evenmin. Hans Simons, die tussen 1989 en 1994 namens de PvdA staatssecretaris van Volksgezondheid was in het kabinet-Lubbers III, pleit daarom voor een moratorium van een paar jaar. Voor hem staat de ‘veel te simpele tegenstelling’ tussen Bos en Klink symbool voor de eenzijdigheid waarmee de marktwerkingsdiscussie momenteel wordt gevoerd. “Het optimisme van Klink tegenover het ongeloof van Bos. Beide stellingen hebben zo hun kwetsbare kanten. Ik snap best dat je in een campagne soms oneliners nodig hebt, maar daarmee los je de problemen in de gezondheidszorg niet op. De discussie is te veel verengd: liberalisering is slechts een van de mogelijkheden om de kosten in de zorg te beheersen. Laten we daarom het verder vrijmaken van deze markt een paar jaar opschorten en die tijd benutten voor het opstellen van een veel bredere agenda. Dan zul je zien dat de discussie vanzelf ook weer normaliseert.” | Op pagina 3 zet Hans Simons uiteen hoe de huidige impasse in het Nederlandse zorgstelsel volgens hem kan worden doorbroken.
N e e r z o e k N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a D o e l m a t i g h e i d N e fa r m a & N i e u w & T h e m a N e fa r m a & D G b a t N e fa r m a & G u n s t b e t o o n N e f a r m a & 2 010 , N u m m e r 3 N e fa r m o N e fa r m a & Pa t i ë n t e n N e fa r m a & H a n s S i m o n s N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & P i j le r s N e fa r m a & A t M I n d e x N e fa r m a & N i e u w s N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & A r t s e n b e z o e k N e fa r m a & P r o d u c t p r o m o t i e N e fa r m a & O p i And the winner is…
Strategisch strooigoed?
Effectieve promotie
In juni verschijnt de tweede editie van de Access to Medicine Index. Over de totstandkoming van deze nieuwe en verbeterde ranglijst die toont wat geneesmiddelenbedrijven doen om de wereldwijde toegankelijkheid van hun producten te verbeteren, vertelt general manager Femke Markus van het ‘Index-team’ op pagina 2. |
Als je sommige critici mag geloven, verandert zelfs een eenvoudige balpen in handen van een farmabedrijf in een vlijmscherp wapen, schrijft Nefarma-directeur Michel Dutrée in zijn vaste column achterop dit blad. Maar hoe zit het nu eigenlijk met die regels rond pennen, kladblokjes en andere kleine presentjes die bedrijven onder het mom van ‘gunstbetoon’ nog wel eens aan medici overhandigen? Daarover gaat het in het dossier op pagina pagina 4&5. |
Hoe effectief besteden farmaceutische bedrijven hun marketingbudgetten? Die vraag inspireerde Sara Kremer tot het schrijven van een proefschrift, waarin ze concludeert dat er nog heel wat te verbeteren valt. In het voorbijgaan zwengelt ze de discussie aan over publieksreclame voor receptgeneesmiddelen. In Nederland (en veel andere landen) verboden, in onder meer de Verenigde Staten niet. De vraag of er reden is om iets in de regels te veranderen, staat centraal in de dialoog tussen Sara Kremer en Erik van Rijn van Alkemade (Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik) op pagina 6&7. |
Maart 2010
Nefarma
&
Pagina 1
Doelmatigheidsstreven mag niet leiden tot symboolpolitiek Medisch specialisten moeten doelmatiger gaan voorschrijven, vindt minister Klink. Nefarma onderschrijft het belang van doelmatigheid bij gezondheidszorguitgaven, maar plaatst kanttekeningen bij de vertaling die de politiek daaraan geeft. Het uitgangspunt mag niet leiden tot symboolpolitiek. Nog altijd maakt ‘Den Haag’ de denkfout dat doelmatigheid en goedkoop voorschrijven synoniemen zijn. Het gaat immers niet om het voorschrijven, maar om het resultaat. Dat is het saldo van kosten en opbrengsten, waarbij zowel gezondheidsals financiële baten meetellen. Een belangrijke opbrengst in financiële zin is het tegengaan van toekomstige kosten of kosten elders in de zorg. Een mooi voorbeeld zijn geneesmiddelen tegen reumatoïde artritis. Het aantal opnamen in het ziekenhuis daalde in tien jaar tijd met zestig procent. Een goed gebruik van geneesmiddelen kan leiden tot het tegengaan van de personeelstekorten in de zorg. Berekeningen laten zien dat het gebruik van innovatieve geneesmiddelen leidt tot een bijdrage aan de stijging van het nationaal product. Amerikaans onderzoek concludeert dat nieuwe geneesmiddelen elders in de zorg zeven maal zoveel besparingen opleveren dan oudere middelen. Net als in de huisartspraktijk geldt voor medisch specialisten dat zij bewust een keuze moeten maken tussen goedkope, generieke middelen of de duurdere innovatieve. Het maximale behandelresultaat per gemaakte kosten moet de maatstaf zijn.
Zwaar aangezet De stelling dat veel persberichten van farmaceutische bedrijven niet door de beugel kunnen, zoals Gezonde Scepsis beweert, voert veel te ver. Dat meldt Nefarma in reactie op een rapport waarin wordt geconcludeerd dat farmabedrijven via deze persberichten verboden publieksreclame maken. De brancheorganisatie oordeelt dat Gezonde Scepsis onvoldoende zorgvuldig is geweest met de toepassing en uitleg van zowel de regelgeving als de jurisprudentie op het gebied van het onderscheid tussen informatie en reclame.
Het is symboolpolitiek om te streven naar de maximale inzet van goedkope geneesmiddelen. Zeker bij patiënten die onder behandeling zijn van de medisch specialist is veelal sprake van ingewikkelde ziektebeelden of een combinatie van aandoeningen. De medicatie moet daarop aansluiten. Patiënten die door een specialist worden behandeld, vormen een andere groep dan die in de eerste lijn effectief behandeld kunnen worden. Voorschrijfbeleid dat nuttig is voor de eerste lijn, is niet per definitie geschikt voor de tweede lijn. Voor medisch specialisten moeten daarom andere passende spelregels worden vastgesteld. Het is wenselijk daarbij ook de kennis van patiënten(organisaties) en farmaceutische bedrijven mee te nemen. |
Informatie over nieuwe geneesmiddelen kan patiënten en zorgverleners ondersteunen bij het kiezen van de beste therapie. Beursgenoteerde ondernemingen zijn daarnaast wettelijk verplicht nieuwswaardige informatie te melden, omdat die van invloed zou kunnen zijn op de koers van het aandeel van de onderneming. Deze aspecten zijn in het rapport van Gezonde Scepsis naar het oordeel van Nefarma onvoldoende meegewogen, waardoor de kritiek te zwaar is aangezet. De Inspectie voor de Gezondheidszorg, volgens Gezonde Scepsis opdrachtgever van het onderzoek, heeft nog niet op de bevindingen gereageerd. | Een uitgebreidere reactie leest u op www.nefarma.nl
N e far ma & C o m me n t aar De politieke debatten met het oog op de komende
problemen. Bij het onderwerp gezondheidszorg bestaat het
competitie. Dit als reactie op dichtgetimmerde overheidsre-
parlementsverkiezingen zullen meer dan ooit gedomineerd
gevaar dat het debat wordt versimpeld tot het kiezen voor
gulering die geen succesformule bleek te zijn. Het is zaak
worden door korte, kernachtige boodschappen die in de
of tegen marktwerking. Dat is echter een onverantwoorde
dat het ingezette beleid gewoon wordt voortgezet. De zorg
vorm van oneliners over de kiezers worden uitgestort. De
simplificering. De zorg is geen echte markt; dat weet
is gebaat bij consistentie en niet bij weer een discussie over
profileringsdrang van de verschillende partijen is groot.
iedereen. Dat er nog altijd veel knelpunten zijn, is ook geen
de koers. Dat geldt voor elke nieuwe coalitie, van welke
De roep om duidelijke, heldere standpunten heeft als risico
nieuws. Het is geen kwestie van voor of tegen. Er is een
kleur en samenstelling dan ook. |
dat complexe maatschappelijke vraagstukken worden
breedgedragen beleid ingezet om tot verbetering te komen
teruggebracht tot ogenschijnlijk gemakkelijk op te lossen
via elementen van vraagsturing, klantgerichtheid en
Access to Medicine Index op weg naar tweede editie
Het juiste initiatief op het juiste moment In juni van dit jaar verschijnt de tweede editie van de Access to Medicine Index. De index bracht twee jaar geleden voor het eerst in kaart welke inspanningen grote geneesmiddelenfabrikanten verrichten om arme mensen toegang te geven tot medicijnen en vaccins. Femke Markus stuurt als managing director het team aan dat de Access to Medicine Index opstelt. Ze is erg tevreden met de wijze waarop de index in 2008 is geland: zowel bij bedrijven als bij overheden en andere stakeholdersgroepen reageerde men positief. “Het heeft ons blij verrast, al wisten de initiatiefnemers vanaf het begin dat deze benadering goed zou kunnen werken. Je moet de juiste snaar weten te raken. De kracht is dat het positief stimulerend werkt. De index wil op geen enkele manier met het vingertje wijzen. Het gaat juist om het uitlichten van best practices. De ranglijst moet voor iedereen een stimulans zijn; de nummer 1 wil hooggeplaatst blijven, de nummer 20 wil zich verbeteren.” Juist de feedback vanuit het bedrijfsleven vormde een belangrijke basis om verder te werken aan het initiatief dat de Nederlander Wim Leereveld destijds nam en waaraan inmiddels belangrijke en aansprekende co-financiers (zoals ministeries in Nederland en Engeland, de Wereldgezondheidsorganisatie, de Bill & Melinda Gates Foundation en diverse andere ngo’s) zich, ook financieel, hebben verbonden. “Toonden bedrijven zich in eerste instantie nog wat concerned, achteraf waren ze onder de indruk van de positieve aandacht voor hun activiteiten op dit terrein in de internatioPagina 2
Managing director Femke Markus van het Access to Medicine-team: “We merken aan alles dat ons initiatief bij de bedrijven een hoge prioriteit heeft gekregen”
er daadwerkelijk gebeurt en welke bijdrage een individueel bedrijf levert om de toegankelijkheid van geneesmiddelen in armere gebieden te verbeteren. Dat maakt de index interessant, ook voor bijvoorbeeld institutionele beleggers die hard nodig zijn om investeringen bij bedrijven mede te financieren. Dit past helemaal bij de huidige tijdgeest. Maatschappelijke verantwoording is echt belangrijk geworden. Wat dat betreft is dit het juiste initiatief op het juiste moment.” De komende tijd benut het Access to Medicine-team om de laatste gegevens van bedrijven boven water te krijgen en vervolgens een nieuwe ranglijst samen te stellen, die in juni wordt gepubliceerd. “Onze relaties met de bedrijven hebben zich sinds de lancering van het initiatief positief ontwikkeld, andere stakeholders hebben zich erachter geschaard. Dat heeft zijn uitwerking op de welwillendheid om mee te werken niet gemist.” Ook de meetmethodes zijn volgens Femke Markus beter, vooral omdat de gedetailleerdheid van de informatie is toegenomen. “Het meest cruciale is dat bedrijven nadrukkelijker dan twee jaar geleden moeten aantonen welke activiteiten (waaronder prijsstrategieën) ze ook daadwerkelijk hebben geïmplementeerd in de arme delen van de wereld. Het gaat niet alleen om wat ze zeggen, ze moeten het ook laten zien. Hoe beter ze dat kunnen, des te hoger ze scoren.” | www.atmindex.org
nale media”, vertelt Markus. “Natuurlijk zit daar voor die bedrijven een belangrijk pr-aspect aan vast. Maar let op: wij zijn niet bezig de pr van de bedrijven te meten. Wij meten wat
&
Nefarma
Jaargang 3, nummer 3
‘Stichting voor de zorg’ moet brede, maatschappelijke agenda opstellen
‘Zorg heeft belangrijke vragen te beantwoorden’ Als staatssecretaris speelde hij de kaart marktwerking beleidsmatig, als ziekenhuisdirecteur in Zeeland kreeg hij er in de praktijk mee te maken. Geloof in het model heeft Hans Simons nog altijd, maar: “Een periode van bezinning kan geen kwaad. De zorg staat voor een aantal cruciale vragen waarvan het marktwerkingsvraagstuk er slechts een is.” Leidt marktwerking nu wel of niet tot lagere prijzen in de zorg? Voor- en tegenstanders bestoken elkaar met argumenten die hun ‘welles’ of ‘nietes’ moeten ondersteunen. Hans Simons, in zijn jaren als staatssecretaris Volksgezondheid (een functie die hij van 1989 tot 1994 bekleedde) een van de eerste bewindspersonen die een lans brak voor meer concurrentie in de gezondheidszorg, vindt dat de discussie eenzijdig en ongenuanceerd wordt gevoerd. “Ik denk dat we inmiddels objectief kunnen betwisten dat deze stelselwijziging zonder meer leidt tot lagere zorgkosten. Maar er zijn ook andere argumenten om voor meer marktwerking te kiezen, bijvoorbeeld de wens om de bureaucratie te verminderen.”
Aan de wieg van nieuw zorgstelsel Als staatssecretaris Volksgezondheid in het derde kabinet-Lubbers slaagde PvdA’er Hans Simons (nu 62) er twintig jaar geleden nog niet in een nieuw zorgstelsel, met onder meer één systematiek van zorgverzekeringen, te introduceren. Wat toen niet lukte, kwam een jaar of tien later onder VVD-minister Hans Hoogervorst wél van de grond. Simons was toen inmiddels bestuursvoorzitter van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, een positie die hij later verliet om directeur te worden van het Oosterscheldeziekenhuis in Goes. Sinds zijn vertrek in 2009, dat samenviel met het moment waarop de formele toestemming kwam van de NMa voor de veelbesproken Zeeuwse ziekenhuisfusie, is hij gevestigd als zelfstandig adviseur. Tussen 1974 en 2001 was hij vrijwel onafgebroken actief in de Rotterdamse gemeentepolitiek, niet alleen als raadslid, maar ook als wethouder.
ga je met het veld in gesprek over de zaken die ik net noemde. Daarin neem je dan mee of verdere vrijmaking van de ziekenhuismarkt zin heeft. Omdat je dat proces een paar jaar stillegt om het te laten bezinken, kun je je baseren op feitelijke argumenten uit de praktijk in plaats van ideologische uitgangspunten. Die nieuwe verhouding tussen Den Haag en het veld noem ik nou echt bestuurlijke vernieuwing.”
Welke rol krijgt de overheid in uw agenda?
De leider van uw eigen PvdA, Wouter Bos, zweert verdere marktwerking voorlopig af. U stond ooit aan de wieg van dit systeem. Waar staat u nu in de discussie?
“De overheid zou langzaam van het toneel moeten verdwijnen, dat lukt nog maar bescheiden. Het huidige stelsel wordt getypeerd door ambiguïteit: enerzijds horen partijen de minister zeggen ‘lost u het zelf maar op’, anderzijds bemoeit hij zich
“Ik blijf er liever uit weg. Niet omdat ik geen standpunt heb, maar omdat ik niet geloof dat we de Nederlandse zorg dienen
‘Minister Klink heeft op het gebied van de kwaliteit van zorg een aantal goede stappen gezet’
Simons & farma In 1991 voerde Simons als staatssecretaris het geneesmiddelenvergoedingssysteem in, met als belangrijkste doel prijsstijgingen in de hand te houden. In dat systeem zijn medicijnen met een vergelijkbare werking ingedeeld in clusters. De gemiddelde prijs van zo’n cluster is de maximale vergoeding waarop een verzekerde recht heeft, alles daarboven moet hij zelf bijbetalen. “Met het GVS konden we de kosten beheersen zonder de innovatie af te remmen”, legt Simons uit. Bevorderen van innovatie vindt hij nog altijd een belangrijk uitgangspunt, net als het voorkomen van onnodig medicijngebruik en de zorg voor de hoogst mogelijke medicatieveiligheid. “Als ziekenhuisdirecteur heb ik gezien dat op die terreinen nog veel winst te boeken is.” Hij vindt dat in Nederland te weinig oog is voor de baten van geneesmiddelen. “Het maatschappelijk rendement van medicijnen raakt in politiek-Den Haag vaak ondergesneeuwd en dat geeft een scheef beeld. Het is belangrijk dat we feit en fictie uit elkaar houden.”
door alleen te redetwisten over wel of niet verder liberaliseren. De zorg staat voor twee belangrijke opgaven: aan de ene kant kostenbeheersing en, daaraan gekoppeld, een eerlijke kostenverdeling, anderzijds de bestuurlijke vernieuwing met een overheid die zich terugtrekt en marktpartijen die meer verantwoordelijkheid naar zich toe trekken. Zolang we voor die opgaven geen goed antwoord hebben, zal de huidige onzekerheid en ambiguïteit blijven.”
Op welke onzekerheid doelt u? “We staan voor een serie belangrijke vragen, waar de kwestie meer of minder marktwerking er slechts een van is. Hoe verdelen we straks de toenemende zorglasten, hoe gaan we om met premies en zorgtoeslagen? Het huidige systeem werkt bureaucratie in de hand; ik zie goede argumenten om naar een inkomensafhankelijke premiestelling te gaan. Verder: waar moeten we al die mensen vandaan halen die we in de zorg zo hard nodig hebben? Zijn we in staat met technologische vernieuwingen te compenseren voor het verlies aan arbeidskracht? Hoe verdelen we de verantwoordelijkheid tussen de politiek en het maatschappelijk middenveld? Allemaal vragen die tot moeilijke discussies leiden, niet alleen in de politiek, maar ook tussen de zorgpartijen. Daarom zeg ik: laten we die veel bredere vraagstukken nu niet verengen tot een discussie over wel of geen marktwerking. We moeten een paar jaar de tijd nemen om binnen door de politiek gestelde kaders tot een brede, gemeenschappelijke agenda te komen.”
Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Wat moet zo’n agenda behelsen? “Laten we het eens toespitsen op de ziekenhuizen. Als oudziekenhuisdirecteur denk ik dan bijvoorbeeld aan een veel verdere vereenvoudiging van de dbc’s (diagnose/behandelmaart 2010
combinaties - red.). Maar ook aan een modernere arbeidsrelatie met specialisten, in de vorm van een stevig basissalaris maar waarbij bijvoorbeeld ook prestaties en opleidingen een rol spelen. Het is niet goed dat de minister nu steeds discussies heeft met specialisten over hun inkomensontwikkeling. Ook moet de ketenzorg veel verder worden ontwikkeld, met een betere integratie in de eerstelijns gezondheidszorg. Daar valt veel te winnen, zowel in kostenbesparing als in kwaliteit. Op veel terreinen kan de bureaucratie beter worden bestreden. Hebben we werkelijk honderden prestatieindicatoren nodig? Minister Klink heeft op dat gebied van zorgkwaliteit terecht een aantal goede stappen gezet. Maar we moeten verder. De minister zou samen met de Kamer een referentiekader moeten presenteren om aan te geven hoe hij op hoofdlijnen de ziekenhuisstructuur van de toekomst voor zich ziet. Dat maakt dat de toetsende instanties weer een beleidskader hebben waarlangs ze hun meetlat kunnen leggen. Vervolgens
via de achterdeur nog overal mee. Partijen trekken meer verantwoordelijkheid naar zich toe, maar leggen toch ook, vooral op financieel gebied, weer veel bij de politiek neer. We zitten nog midden in die overgang. Daar komt ook die onzekerheid vandaan en dat leidt weer tot onderling wantrouwen. We zullen met elkaar de vraag moeten beantwoorden hoe we professionals en instituties meer ruimte kunnen geven om te komen tot betere samenwerking. Regionaal, wat mij betreft.” “Voor Den Haag ligt er verder nog de schone taak om te kijken naar het samenspel tussen de verschillende toezichthouders en te komen tot verdere integratie tussen instanties als NMa, NZa en Inspectie. Ook daar valt nog veel te vereenvoudigen.”
Mooie plannen, maar voorlopig hoeven we gezien de politieke situatie uit Den Haag niet veel te verwachten. “Alleen daarom al moeten we op zoek naar een nieuw maatschappelijk akkoord. Het lijkt mij een goede zaak dat er een landelijk beraad komt waarbinnen maatschappelijke organisaties de agenda ter hand nemen. Een soort stichting van de zorg. Alexander Rinnooy Kan en Roger van Boxtel (resp. SERvoorzitter en bestuursvoorzitter Menzis – red.) hebben daar ook al eens voor gepleit. Ik zie er veel in.” | Pagina 3
‘Nadruk op kwaliteit van informatie’
Zelfregulering gunstbetoon loopt parallel aan wetgevingstraject
“GSK heeft een heel duidelijk beleid: wij bieden geen promotionele items aan. Alleen bij uitzondering geven we voorschrijvers educatieve of aan de medische behandeling gerelateerde hulpmiddelen, zoals een peakflowmeter.”
Saskia Doornweerd, GlaxoSmithKline
“Ons doel is het zo goed mogelijk laten ‘landen’ van het geneesmiddel binnen de behandeling. Als we hulpmiddelen verstrekken, gaat het om niet-reguliere educatiematerialen. Het moet bijdragen aan het slagen van een behandeling en aan het informeren van zowel voorschrijvers als patiënten over bijvoorbeeld de juiste toepassing van het geneesmiddel. Aan de kosten van deze educatiematerialen is intern een maximum gesteld van 10 euro. We stellen ze alleen ter beschikking als de behoefte bestaat en erom wordt gevraagd. We streven naar hulpmiddelen die kwalitatief hoogstaand en duurzaam zijn en die de kwaliteit van de geboden medische zorg ondersteunen. GSK heeft een duidelijke visie op inhoud en overdracht van wetenschappelijke en productinformatie aan artsen. Moderne voorschrijvers richten zich steeds meer op medisch-wetenschappelijk onderbouwde informatie en uitkomstgerichte behandelrichtlijnen. Wij willen daarom in onze professionele contacten de nadruk leggen op de inhoud en kwaliteit van de informatie. Over het algemeen krijgen we positieve reacties: de wereld om ons heen verandert en wij veranderen mee. Ons beleid past in het huidige tijdsbeeld. Iedereen is het er over eens dat het moet gaan om de inhoud. Naast de wet- en regelgeving en de CGR-code houden we ons dus ook aan onze eigen, interne code. Dat alles bij elkaar vormt onze ‘license to operate’. Transparantie en integriteit vormen daarbinnen belangrijke thema’s.” |
Waarde van geschen gebonden aan maxi Soms wordt een beeld geschetst alsof farmaceutische bedrijven artsen overladen met cadeaus om hen gunstig te stemmen voor een bedrijf of een product. Maar het is farmaceutische bedrijven in Nederland verboden grote cadeaus aan artsen te geven. Wat zijn de regels? Een geschenk mag wel, maar alleen als het praktijkgerelateerd is. De waarde van geschenken mag niet meer zijn dan 50 euro per keer, met een maximum van 150 euro per jaar. Farmaceutische bedrijven moeten dus precies bijhouden wat zij aan welke arts hebben gegeven.
Code De regels omtrent gunstbetoon staan beschreven in de Gedragscode Geneesmiddelenreclame van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR), de geneesmiddelenwet en de beleidsregels gunstbetoon. De Geneesmiddelenwet definieert het begrip gunstbetoon als ‘het in het vooruitzicht stellen, aanbieden of toekennen van geld of op geld waardeerbare diensten of goederen met het kennelijke doel het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen’. De Nederlandse regelgeving over geneesmiddelenreclame komt voort uit de EU-Richtlijn Geneesmiddelenreclame. In 1994 is deze richtlijn als het Reclamebesluit Geneesmiddelen in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Parallel aan dit wetgevingstraject hebben alle bij de geneesmiddelenvoorziening betrokken partijen een vorm van zelfregulering opgezet: de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
N e fa r ma & G u n s t b e t o o n De farmaceutische bedrijfstak is een commerciële sector.
vers, ook wel gunstbetoon genoemd. Critici creëren een beeld
vertegenwoordigers van farmabedrijven inzicht in hun werk-
Maar wel een bijzondere. Aan de ene kant zijn de bedrijven
dat farmaceutische bedrijven artsen overladen met cadeaus
wijze: Saskia Doornweerd, hoofd Corporate Communications
gericht op continuïteit en rendement en opereren zij op een
om hen gunstig te stemmen voor bedrijf of product. Dat riekt
bij GlaxoSmithKline, en medisch directeur Geertjan Roders
competitieve markt. Aan de andere kant maken zij een pro-
naar omkoping. De praktijk is anders: bedrijven hebben zich in
van Astellas. Verder de visie van Léon van Cappellen, die een
duct dat gericht is op de gezondheid van mensen. Dat brengt Nederland te houden aan een verbod om grote cadeaus weg te
bedrijf in promotieartikelen runt, en Linda Hoedelmans,
bijzondere verplichtingen met zich mee, onder meer op het
geven. Alleen praktijkgerelateerde geschenken tot een maxi-
strategic manager bij Exencia Pharma Academy, waar onder
gebied van het geven van relatiegeschenken aan voorschrij-
mum van 50 euro zijn toegestaan. In dit dossier geven twee
meer artsenbezoekers een training kunnen volgen. |
‘Rol van artsenbezoeker verandert’ “In Nederland gelden strengere regels dan in de ons omringende landen. Toch zijn er in de praktijk nog steeds geschenken die niet-praktijkgerelateerd zijn, of die duurder zijn dan toegestaan.”
Linda Hoedelmans, Exencia Pharma Academy
Pagina 4
“Opvallend is dat voorschrijvers niet goed op de hoogte zijn van de CGR-richtlijnen op het gebied van gunstbetoon, terwijl daarin duidelijk wederkerigheid is opgenomen. De farmacie is een volwassen branche, anders zou er geen sprake kunnen zijn van zelfregulering. Maar het zou beter zijn als bedrijven samen de regels ter discussie zouden stellen en met alternatieven zouden komen, in plaats van dat zij de regels proberen te omzeilen om commerciële doelen te verwezenlijken. De wereld om ons heen is in beweging, het speelveld ook. Bedrijven zoeken naar een nieuwe rol voor artsenbezoekers. Er vindt een verschuiving plaats van enkel productinhoudelijke informatieverstrekking in dienst van het commerciële doel naar het constructief aangaan van relaties. Daarbij is ook de plaats van het geneesmiddel binnen de totale zorgketen van belang. Ik zie een onderverdeling in twee groepen. Er is een groep met artsenbezoekers die nog niet goed zijn opgeleid om dit soort gesprekken te voeren. Het bezoek is het doel en deze artsenbezoekers hebben gimmicks nodig om bij een voorschrijver binnen te kunnen komen. Daarnaast is er de groep goedopgeleide artsenbezoekers die goed in staat zijn deze gesprekken te voeren. In de praktijk blijkt juist dat de dokter nog niet rijp is om over zijn praktijkvoering met de artsenbezoeker van gedachte te wisselen.” |
&
Nefarma
Jaargang 3, nummer 3
‘Strenge regelgeving is uniek’
nken imum De CGR is de zelfregulingsinstantie op het gebied van geneesmiddelenreclame. Deelnemers van de CGR zijn naast Nefarma, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst (KNMG), Neprofarm, Bogin en het Centraal Bureau Drogisterijbedrijven. De CGR controleert niet alleen de naleving van de gedragsregels, maar doet ook aan normontwikkeling met oog voor de dagelijkse praktijk. De CGR houdt het maatschappelijke ontwikkelingen in het oog en bekijkt of de gestelde normen aangepast of aangevuld zouden moeten worden. |
“Wij leveren promotionele geschenken onder andere aan farmaceutische bedrijven. Sinds de regels zijn aangescherpt, zien we een heuse verandering in het soort producten dat wordt afgenomen.” “Er wordt niet zozeer minder uitgegeven, maar er wordt wel zorgvuldiger gekozen. Hierbij kun je een onderverdeling maken tussen goedkopere producten (het zogenaamde strooigoed) zoals pennen, schrijfblokjes, bedrukte tissuedozen en onderzoekshandschoenen, én duurdere producten. Bij deze laatste categorie moet je vooral denken aan medische instrumenten. Deze zijn zonder meer onder de 50 euro, zoals is voorgeschreven. Bovendien hebben alle producten volgens ons een meerwaarde en zijn ze absoluut praktijkgerelateerd of -ondersteunend. Naast de wettelijke regels en de CGRrichtlijnen hebben veel bedrijven voor zichzelf ook extra regels opgesteld. Veel farmaceutische bedrijven hebben op beursstands bijvoorbeeld geen pepermuntjes staan, omdat ze niet willen dat snoepjes worden gerelateerd aan geneesmiddelen. De farmaceutische sector is uniek in de strenge regelgeving die wordt opgelegd. Wij houden de CGR-richtlijnen nauw in de gaten en adviseren onze klanten daarover. Ik vind het zeker een uitdaging om zo creatief mogelijk te zijn binnen de beperkte mogelijkheden. Dan draag je bij aan het professionaliseren van de marketing. De farmaceutische bedrijven zijn niet alleen van belang voor de Nederlandse promotionele sector, maar ook voor reclamebureaus, drukkerijen en de standbouw. Het is een dynamische industrie waarover in de media de laatste tijd een eenzijdig beeld naar buiten komt. De discussies worden vaak vanuit een negatief oogpunt gevoerd, terwijl er ook een andere kant is.” |
Léon van Cappellen Léon Promotions B.V.
N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & To e t s i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & N u m m e r 3N e fa r m a & I m a g o N e fa r m a & C o l u m n N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & M a r k t w e r k i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & C o m m e n t a a r N e fa r m a & N i e u w s N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & M e d i a N e fa r m ‘Maximumbedrag kan omlaag’ “Onze geschenken vallen binnen de CGR-normen en kosten niet meer dan 50 euro. De geschenken zijn praktijkgerelateerd: een anatomische platenatlas, een patiënteninstructieboekje of een box met chirurgenhandschoenen.” “Eigenlijk geven we niet veel meer mee. Wat we wel doen, zijn responsmailings. We sturen artsen informatie over bijvoorbeeld een wetenschappelijk boek en zij kunnen een antwoordkaartje retour zenden als ze geïnteresseerd zijn. Het doel van artsenbezoek is wetenschappelijke informatie geven omtrent ons geneesmiddel, waarbij dan iets wordt achtergelaten als herinnering. Vooral huisartsen hebben te maken met zo ontzettend veel geneesmiddelen, dat ze vaak op het moment dat ze willen voorschrijven, niet op de naam van het middel kunnen komen. Natuurlijk is naamsbekendheid van een bedrijf ook belangrijk, maar het gaat toch vooral om de naamsbekendheid van een middel. Als een artsenbezoeker meerdere geneesmiddelen vertegenwoordigt, wordt vooraf bepaald in welke volgorde hij de middelen behandelt. De discussie rondom de cadeautjescultuur is een bijzondere. Het begon ermee dat niets mocht, maar dan kon je ook geen pen achterlaten zonder in overtreding te zijn. Daarom werd toegestaan dat je iets van weinig waarde mocht achterlaten. Het probleem was: hoe definieer je dat? Er is gekeken naar regelgeving in de ambtenarij en daar is die 50 euro-grens van overgenomen. Voor 50 euro kun je echter heel veel doen. En hoe nuttiger een geschenk is voor een arts, des te waardevoller het wordt. Het zou beter zijn het bedrag terug te brengen naar 10 of zelfs 5 euro: dan kom je waar het voor bedoeld is.” | maart 2010
Nefarma
&
Geertjan Roders, Astellas
Pagina 5
Promovenda ziet productpromotie bij consumenten als waardevolle toevoeging
‘Vreemd dat patiënt zoveel minder informatie heeft’ Het promotiebudget van farmaceutische bedrijven wordt niet altijd even effectief besteed. Sara Kremer promoveerde in februari op een onderzoek waaruit onder meer die conclusie naar voren kwam. “Over de ideale mix van promotionele activiteiten heerst onwetendheid in de industrie.” Kremer onderzocht de afgelopen vijf jaar hoe fabrikanten van geneesmiddelen hun producten beter onder de aandacht kunnen brengen van artsen én consumenten. Met name dat laatste is, zeker in Europa, een no go area. Toch betrad ze het gebied, zich volkomen bewust van het feit dat hier sprake was van een explosief onderwerp. “Het commerciële aspect van een markt die draait om gezondheid leidt tot een gevoelige combinatie”, stelt ze. Juist die gevoeligheid wekte haar interesse, toen ze als student-assistent in aanraking kwam met uitgebreide data-modellen die inzicht gaven in de effectiviteit van marketinginstrumenten. “De farmaceutische markt is een bijzondere en ongelooflijk intrigerende markt. Het instrument prijs is natuurlijk erg belangrijk, zoals in iedere markt, maar in de farma heeft het een totaal andere functie. De totstandkoming van prijzen verloopt bijvoorbeeld heel anders. Daarbij komt nog dat consumenten niet zelf beslissen over de aanschaf van het product. Er zijn veel sturende krachten, zoals de overheid en de zorgverzekeraars.”
Effect Wat dat betekent voor de marketing van nieuwe geneesmiddelen, en dan met name het effect van promotionele inspanningen door farmaceutische bedrijven, vormde de kernvraag van Kremers onderzoek. Het viel haar op dat farmaceutische bedrijven, zeker in landen waar promotie gericht op consumenten is toegestaan (zoals de Verenigde Staten en NieuwZeeland), veel geld aan de marketing van hun producten besteden. Volgens de onderzoekster heeft dat mede te maken met de beperkte duur van octrooien, waardoor de ‘marketingtruc’ minder lang bruikbaar is dan in andere markten. “Geneesmiddelenfabrikanten moeten in een beperkt aantal jaren hun investeringen terugverdienen. Daarna kunnen anderen het product namaken en op de markt brengen, met sterk dalende inkomsten voor de oorspronkelijke ontwikkelaar als gevolg. De meest effectieve manier om in die beperkte periode het innovatieve middel te promoten, is het onder de aandacht te brengen van artsen”, ondervond ze. “Maar dat is niet eenvoudig; de groep huisartsen die artsenbezoekers nog willen ontvangen, wordt kleiner. Huisartsen hebben vaak duizend-en-een andere dingen aan hun hoofd. Artsenbezoekers krijgen slechts luttele minuten de tijd. Toch blijkt uit mijn data en uit eerder onderzoek dat dit directe contact het meest waardevol is om het product bij artsen en specialisten op het netvlies te krijgen.”
‘Ik vond het opvallend hoe fel de reacties waren op mijn onderzoek’
Sara Kremer (RuG) Sara Kremer (28) studeerde economie en bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daar deed ze ook haar promotieonderzoek, waarin ze zich richtte op de effectiviteit van marketingactiviteiten van farmaceutische bedrijven. Dat resulteerde in een proefschrift met de titel ‘Examining the Effectiveness of Promotional Expenditures for Pharmaceuticals Products’, waarop ze in februari promoveerde. Sinds 1 september van het vorige jaar is ze als projectmanager research verbonden aan GfK Daphne.
Om de effecten te kunnen analyseren van geneesmiddelenpromotie bij consumenten, week Kremer noodgedwongen uit naar de Verenigde Staten. Dergelijke publieksreclame is in Nederland, net als in de meeste andere landen, immers verboden. “De resultaten van onderzoek in de VS kun je niet automatisch doorvertalen naar hier. De markt is op een andere manier georganiseerd en mensen reageren anders op reclame”, zegt ze. Opvallend is dat de effectiviteit van publieksreclame beperkter is dan het effect van activiteiten die gericht zijn op artsen. “Vaak wordt ervoor gewaarschuwd dat het gevaarlijk is dat iedere grote marketingmachine een willekeurig medicijn in de markt kan zetten. Uit dit onderzoek blijkt echter dat in vergelijking met andere markten de effectiviteit niet heel hoog ligt.” Gelijktijdig inzetten van beide instrumenten geeft wel een versterkt effect, concludeert ze. “Ik heb me gericht op marketingmodellen en niet op wetgeving en sociale discussies over wenselijkheid van bepaalde activiteiten. Dus in dat opzicht kan ik ook geen conclusies trekken. Wel kan ik op basis van de resultaten de iets mildere stelling formuleren dat promotie gericht op de eindgebruiker ook in Nederland een waardevolle toevoeging zou kunnen zijn, juist
N e fa r ma & pr o d u c t pr o m o t i e Fabrikanten van geneesmiddelen die alleen op recept ver-
introductie van het nieuwe middel. Geprikkeld door het bij-
zouden kunnen zijn. Een gewaagde uitspraak, zeker in
krijgbaar zijn, mogen in Nederland geen reclame maken voor
zondere karakter van de farmaceutische markt, startte Sara
Nederland, waar critici juist geregeld pleiten voor een ver-
hun producten. Althans, niet als ze zich daarmee richten op
Kremer vijf jaar geleden een promotieonderzoek naar de
dere inperking van de mogelijkheden voor farmabedrijven
het grote publiek. Dat brengt met zich mee dat de marketing
marketing van geneesmiddelen door de bedrijven die ze
om informatie te verschaffen over hun producten, bijvoor-
van nieuwe geneesmiddelen op een andere manier plaats-
ontwikkelen. Niet alleen kwam ze tot de conclusie dat die
beeld via persberichten of websites. Eén van die critici, Erik
vindt dan de productpromotie in de meeste andere markten.
bedrijven vaak onwetend zijn over de ‘ideale marketingmix’,
van Rijn van het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik,
Een van de belangrijkste activiteiten is bijvoorbeeld het op
ook constateerde ze dat promotionele activiteiten gericht op
reageert in deze dialoog op de stellingname van de
de hoogte stellen van artsen en medisch specialisten van de
consumenten wel degelijk een waardevolle toevoeging
inmiddels tot doctor gepromoveerde Sara Kremer. |
Publiekspromotie voor geneesmiddelen een waardevolle toevoeging voor patiënten? Erik van Rijn van Alkemade van het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik wil er niets van weten. “Mijn tegenvraag is: waar hebben we die toevoeging voor nodig? Er is niks mis met de bestaande, objectieve informatie die nu al voor iedereen beschikbaar is.” “Ik ben benieuwd of dit proefschrift door een farmabedrijf gesponsord is”, begint Erik van Rijn het gesprek. Hij is hoofd Transparantie en Voorlichting bij het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM, voorheen DGV) en stuurt tevens het daaraan gelieerde ‘Gezonde Scepsis’ aan, een programma dat zich ten doel stelt de marketingactiviteiten in de farmaceutische sector kritisch te volgen. De conclusies van onderzoekster Sara Kremer noemt hij ‘interessant voor de branche’. “Maar het levert in mijn ogen niet echt een bijdrage aan de discussie die nu speelt in Europa.” De discussie waar hij op doelt, draait om de vraag of de mogelijkheden moeten worden verruimd om meer informatie over geneesmiddelen te verstrekken aan het grote publiek. En of de farmaceutische industrie daar ook een rol in zou moeten hebben. “Ik denk dat wij daarvan in Nederland samen met de Consumentenbond de meest fervente tegenstanders zijn”, zegt Van Rijn.
Geen rol Volgens Van Rijn is er geen grotere rol weggelegd voor farmaceutische bedrijven in het informeren van patiënten. Hij vreest dat dan vooral veel informatie beschikbaar komt over geneesmiddelen met een hoge winstverwachting en vindt bovendien dat consumenten ook nu al de beschikking hebben over meer dan voldoende informatie. “Denk aan websites van Achmea Health, de KNMP, artsenorganisaties en KiesBeter. Allemaal partijen die zich richten op gezondheid, geen directe belanPagina 6
&
Nefarma
Jaargang 3, nummer 3
ook voor de patiënten.” Dat laatste komt mede voort uit haar opvatting dat ‘de gemiddelde patiënt’ niet bestaat. “Zeker in het geval van chronisch zieken gaat het om mensen die ontzettend veel met hun ziekte of aandoening bezig zijn, en dus ook met hun behandeling. Als de patiënt beter op de hoogte is van alle alternatieven, is hij of zij beter in staat om het gesprek met zijn of haar behandelaar aan te gaan. Zeker op het terrein van bijwerkingen of toedieningsgemak is de eindgebruiker de enige die de beslissing kan nemen of iets acceptabel is. Gevoelsmatig blijft het voor mij een raar fenomeen dat in deze markt je invloed als consument beperkt is en dat de arts zo ontzettend veel meer informatie heeft.” De explosiviteit van het thema publieksreclame voor geneesmiddelen maakte dat Kremer te maken kreeg met heftige reacties, vertelt ze. “Delen uit het persbericht zijn nogal uit hun verband gerukt en het viel me op hoe fel sommige mensen reageerden. De kern van mijn onderzoek was niet een pleidooi voor reclame; ik wilde helderheid verschaffen over de effectiviteit van de gebruikte instrumenten. Daar valt nog het nodige te verbeteren. Bedrijven doen ongetwijfeld het maximale, maar het is heel erg moeilijk om te bepalen hoe marketingbudgetten het beste kunnen worden ingezet. Welke instrumenten zet je in, op welk moment, richting wie? Als je de weg opent naar publieksreclame, moet dat nog altijd aan regels gebonden zijn. Dat is in de VS niet anders: fabrikanten mogen in hun spotjes weliswaar wat over de voordelen van hun product zeggen, maar zijn tevens verplicht om aan het eind ook de nadelen te noemen. Dat soort regelgeving is fundamenteel, er moet een balans in zitten. Anders wordt de voorschrijver bij iedere introductie van een nieuw product overspoeld met verzoeken om de bestaande behandeling aan te passen.” |
N e fa r m a & D i a l o o g N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & To e t s i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & D i a l o o g N e f a r m a & N u m m e r 3N e fa r m a & I m a g o N e fa r m a & C o l u m n N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & D i a l o o g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & C o m m e n t a a r N e fa r m a & N i e u w s N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & M a r k t w e r k i n g N e fa r m a & E t h i e k N e fa r m a Volgens Erik van Rijn (IVM) hebben patiënten geen ‘waardevolle toevoeging’ nodig
‘Niks mis met bestaande informatie’ gen hebben bij de verkoop van een geneesmiddel, en uitgebalanceerde informatie bieden. Daar voegt informatie van farmabedrijven niets aan toe.” Het verhaal van Sara Kremer dat moderne, mondige patiënten belang hebben bij veel informatie van diverse partijen, dus ook van farmabedrijven, wil er bij Van Rijn niet in. “Bovendien ging het hier om de vraag hoe farmaceutische bedrijven hun marketinggeld beter kunnen besteden. Begrijp me goed, ik vind dat een legitieme vraag voor een commerciële organisatie. Maar besef dan wel dat je het over omzetten hebt, over commerciële belangen. In de farma schermt men altijd graag met het belang van de patiënt, maar daar ging dit onderzoek helemaal niet over.” In het kader van patiëntenbelangen kondigt Van Rijn wel vast een eigen onderzoek van zijn organisatie aan. “Wij gaan in de VS en in Nieuw-Zeeland bekijken in hoeverre die informatie waarmee farmaceutische bedrijven zich richten tot patiënten, ook daadwerkelijk in een behoefte voorziet. Met andere woorden: ervaren die patiënten de informatie ook echt als meerwaarde? Ik ben daar wel benieuwd naar.” Overigens ziet Van Rijn wel degelijk overeenkomsten tussen de door Kremer onderzochte mechanismen in de VS, waar publieksreclame voor receptgeneesmiddelen wel is toegestaan, en de Nederlandse situatie, waar een expliciet verbod geldt. “In de VS heeft onderzoek aangetoond dat elke dollar die besteed is aan publieksreclame 2,2 dollar oplevert. Dat bewijst wel dat het een sterk instrument is dat voor hogere
omzetten zorgt. In Nederland is die vorm van reclame weliswaar niet toegestaan, maar farmaceuten omzeilen dat door reclame te maken voor aandoeningen en vervolgens mensen op te roepen naar de huisarts te gaan. Die methode blijkt hier wel degelijk effectief te zijn.”
Welvaart Een van de stellingen van Sara Kremer luidt dat het promoten van nieuwe geneesmiddelen een positief effect heeft op de welvaart, omdat het ertoe kan bijdragen dat de die middelen sneller bij potentiële gebruikers terechtkomen. Van Rijn noemt dat een ingewikkelde discussie. “Het gaat wat mij betreft niet om welvaart, maar om gezondheid, hoewel je natuurlijk kunt betogen dat meer gezondheid tot meer welvaart leidt. Maar om te reageren op de stelling: natuurlijk hebben patiënten er baat bij dat geneesmiddelen snel beschikbaar zijn. Maar dan moet het wel gaan om écht nieuwe middelen met een bewezen meerwaarde, of zaken als meer gebruiksvriendelijkheid of een beter bijwerkingenprofiel. Echt innovatieve producten vinden hun weg naar de artsen wel. Daar hoef je geen publieksreclame voor te maken.” Ook promotie via artsenbezoekers, volgens Kremers onderzoek de meest effectieve methode om nieuwe geneesmiddelen in de markt te zetten, kan rekenen op forse kritiek van Erik van Rijn. “Het verbaast me niet dat deze vorm van marketing als meest effectieve vorm uit de bus komt. Artsen die artsen-
Erik van Rijn van Alkemade (IVM) Erik van Rijn van Alkemade is hoofd Transparantie en Voorlichting bij het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM). Sinds dit jaar is dat de nieuwe naam van het instituut dat tot die tijd de afkorting DGV (doelmatige geneesmiddelen voorziening) droeg. Van Rijn heeft een communicatieachtergrond en was bij het instituut eerder verantwoordelijk voor de publieks- en patiëntenvoorlichting.
bezoekers ontvangen schrijven meer nieuwe en duurdere geneesmiddelen voor. We zijn er daarom geen voorstander van. De setting klopt ook niet. De arts is niet voorbereid en vormt geen gelijkwaardige gesprekspartner. De bezoeker komt met selectieve informatie die voor de arts niet te controleren valt. De kans op oneigenlijke beïnvloeding is te groot.” Dat artsen slechts beperkt gevoelig zijn voor dit soort promotionele activiteiten, zoals het onderzoek van Sara Kremer aantoont, waagt Van Rijn te betwijfelen. “Als je dat aan ze vraagt, zullen ze snel nee zeggen. Maar het zijn uiterst subtiele mechanismen, die zich veelal afspelen in het onbewuste. Sowieso is dat in de wereld van de reclame een klassiek dilemma: je weet wel dát het werkt, maar nooit precies hóe het werkt. Van alle inspanningen is altijd maar een deel effectief, maar welk deel dat is, blijft altijd de vraag.” |
‘Informatie van farmabedrijven voegt voor patiënten niets toe’ maart 2010
Pagina 7
Debat-nieuwe stijl over artsenbezoekers:
Website biedt voorproefje op discussie Na zeven Glazen Zaal Debatten verdeeld over de afgelopen (ruim) twee jaren, heeft Nefarma ervoor gekozen de opzet van de succesvolle debatreeks enigszins te wijzigen. In de kern (enkele korte inleidingen met aansluitend een debat met de aanwezigen) en de randvoorwaarden (locatie: Glazen Zaal; presentator: Jeroen Smit) verandert echter niets.
Balpen Mijn kaaswinkeltje bestaat vijftien jaar. Afgelopen week kregen alle klanten bij hun boodschappen een rood-witte balpen met als opdruk ‘Het Kaaspaleis’. U kent het gezegde van het gegeven paard, dus geen
Eerdere debatten, onder meer over dierproeven, patiënteninformatie, innovatie en de relatie tussen farma en media, werden voorafgegaan door een zogeheten ‘quick scan’, waarin diverse betrokkenen op basis van een interview hun licht wierpen op het – meestal geruchtmakende – thema. Die quick scan bestaat niet meer. In plaats daarvan kunnen deelnemers aan het debat zich enkele weken eerder via de Nefarma-website inlezen in het onderwerp. Naast een korte, algemene beschouwing over het debatonderwerp treffen ze daar ook alvast een korte visie van de inleiders. Voorafgaand aan het debat over artsenbezoekers waren onder meer
kwaad woord daarover, maar meer dan 29 cent ex. btw zal het ding niet hebben gekost. Maar ach, een aardigheidje. De zaak viert feest en wil daar even de aandacht op vestigen. Niemand die er aanstoot aan teksten te lezen van LHV-bestuurder Paul Habets en SP-Kamerlid Henk van Gerven. Laatstgenoemde durfde de stelling aan dat ‘artsen die geen artsenbezoekers ontvangen, hogere kwaliteit leveren’. Habets was iets genuanceerder, maar stelde desondanks dat ‘farmaceuten zich belachelijk maken door in de huidige vorm individuele huisartsen te bezoeken’. “Ze kunnen
zich beter gezamenlijk inzetten om de voorlichting aan huisartsen te verbeteren”, aldus Habets. Hans Sijbesma, algemeen directeur bij AstraZeneca, noemt artsenbezoek ‘een belangrijke pijler onder de Nederlandse zorg’ en ‘de laatste schakel in een jarenlang ontwikkeltraject’. Lees meer op www.nefarma.nl. |
door de kwaliteit van zijn kaas.
Nu is kaas natuurlijk niet te vergelijken met medicijnen, maar volgens mij blijft een balpen wel een balpen. Sommigen zien dat echter anders. In handen van een farmaceutisch bedrijf wordt het een vlijmscherp wapen
N e fa r m a & To e t s i n g N a t N e fa r m a & O p i n i e K m a & C o l u m n N e fa r m a a & O p i n i e N e fa r m a & e n Z a a l D e b a t N e fa r m & N i e u w s N e fa r m a & T
In 2010 nog twee debatten Na het eerste Glazen Zaal Debat van 2010, op 17 maart over artsenbezoekers, volgen er later dit jaar nog twee. Op woensdag 23 juni staat een debat gepland met als onderwerp richtlijnen. Het thema van het debat van woensdag 27 oktober wordt later bekendgemaakt. Houd voor meer informatie de Nefarma-website in de gaten: www.nefarma.nl.
‘Innovatie levensader Nederlandse economie’ Innovatie is de levensader van de Nederlandse economie. Farmaceutische bedrijven dragen in belangrijke mate aan die innovatie bij. Directeur Michel Dutrée zegt dat in het jaarverslag van Nefarma. Zoals we in het vorige nummer al meldden, is dat dit jaar niet in gedrukte vorm verschenen. De informatie is bereikbaar via de website www.nefarma2009.nl.
in de strijd om het voorschrijfgedrag van artsen. En wapens moet je verbieden, of op z’n minst zwaar aan banden leggen. Dus zijn er voor onze sector regels gemaakt over reclame op balpennen. Zo mag je niet
WAT BRACHT 2009?
volstaan met de merknaam van je product. Daar moet
NEFARMA IN 2009
jaarverslag
2009
vereniging innovatieve geneesmiddelen Nederland
minimaal de stofnaam bij. Volgens de letter van de wet is zelfs de complete bijsluitertekst verplicht, want het is
THEMA’S BESTUUR EN BUREAU
m
a2
00
9.
nl
een vorm van reclame.
Geneesmiddelen zijn geen kaas. Dat snap ik ook wel. Maar overdrijven is ook een vak. Geen weldenkend
ef
ar
mens zou de kaasboer verplichten op zijn balpen te
w
w. n
laten drukken: “Het Kaaspaleis, leverancier van nietvloeibare zuivelproducten, rechtsvorm VOF, KvK 123456,
w
Illustratie: Zonder Boter
Uniek aan het digitale jaarverslag is dat de korte terugblikken zijn gelinkt aan achtergronden op de internetsite van Nefarma, zoals visiedocumenten, nieuwsberichten en andere publicaties. Naast een gefilmd voorwoord van Dutrée bestaat het jaarverslag uit een algemene terugblik op de ontwikkelingen in de gezondheidzorg, de werkzaamheden van Nefarma in het afgelopen jaar en uit zeven themablokken: marktwerking, innovatie, onderzoek&ontwikkeling, bekostiging, beschikbaarheid van geneesmiddelen, gezondheidsinformatie en de waarde van het geneesmiddel. |
neemt en dat het er altijd zo druk is komt gewoon
bankrelatie ING, 100 gram Goudse is 385 kcal, 26,0 gr Via een kaartje zijn Nefarma-relaties geattendeerd op de verschijning van het online jaarverslag
eiwit, 5,0 gr koolhydraten, 29,0 gr vet.”
Als wetsteksten met een balpen zouden worden geschreven, is dit het bewijs dat het inderdaad een gevaarlijk instrument kan zijn! |
Nefarma& is een uitgave van Nefarma, vereniging innovatieve geneesmiddelen Nederland (www.nefarma.nl). Redactie: Joop Daggers, Elise de Kruijf, Paul Wouters, redactiesecretariaat: Shabila Dhonré, fotografie: Bart Versteeg, vormgeving: vormbreker, grafisch ontwerp bno, Leo van der Kolk. Nefarma& verschijnt tien keer per jaar en is bestemd voor stakeholders van
Michel A. Dutrée, directeur Nefarma
de innovatieve farmaceutische industrie. Wilt u Nefarma& ontvangen? Stuurt u dan een mail naar
[email protected]
Pagina 8
&
Nefarma
Jaargang 3, nummer 3, maart 2010