Analyse keteninformatie bodemtoezicht PIM thema Bodem
Versie Status Datum
1.1 definitief 24 april 2014
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
Samenvatting Het interbestuurlijke Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving (PIM) heeft een verkenning uitgevoerd naar de behoefte aan extra instrumenten op Inspectieview Milieu in de bodemketen. De verkenning is uitgevoerd aan de hand van interviews en workshops met betrokken toezichthouders. Voor de verkenning zijn alle toezicht en handhavingactiviteiten in de bodemketen op een rij gezet. Het gaat om: toezicht bij verontreinigingen in de bodem en ontgravingen; toezicht bij hergebruik/toepassing van grond; toezicht bij inrichtingen en toezicht bij handelingen door intermediairs.
Per toezichtdomein zijn knelpunten en de daarbij behorende informatie behoefte geïdentificeerd. In totaal zijn 16 knelpunten benoemd, waarvoor telkens mogelijke oplossingsrichtingen in informatiebehoefte zijn beschreven. Er bleken voor de verschillende knelpunten, soms vergelijkbare oplossingen mogelijk. De oplossingsrichtingen zijn gebundeld tot de volgende verbetertrajecten: 1. Aansluiten bodemdossiers Wbb-bevoegd gezag Een deel van de beschikbare bodem- en controle-informatie over locaties is benaderbaar via bodemloket.nl. De informatie van bodemloket.nl kan door aansluiting op Inspectieview Milieu beschikbaar komen. Daarbij kunnen ook afspraken gemaakt worden over het tonen van relevante controleresultaten die niet online beschikbaar zijn. Aansluiten van de Bodem InformatieSystemen (BIS) op Inspectieview Milieu (IvM. Op de langere termijn kan overgegaan worden op het aansluiten van de Bodem InformatieSystemen (BIS) op Inspectieview Milieu (IvM). Dan kunnen toezichthouders meer informatie over ontgravingen en herkomstlocaties achterhalen. Hiervoor moet Inspectieview Milieu worden uitgebreid met een Geo-interface. Maatwerk. Voor een volledige ontsluiting van de bodeminformatie is een maatwerkaansluiting nodig. Het aantal velden en mogelijkheden in de bestaande rubrieken van IvM is nog onvoldoende om alle items te kunnen tonen. In de toekomst moeten worden uitgezocht welke sleutelvelden gebruikt kunnen worden en welke informatie in IvM getoond wordt. 2. Aansluiten toepassingsmeldingen Bodem+. Meldingen van toepassingen en de daarbij door het bevoegd gezag ingevulde controlevelden zijn alleen zichtbaar voor toezichthouders van, nu nog alleen, de betreffende gemeente. Door via Inspectieview Milieu relevante meldingen te ontsluiten voor andere toezichthouders kunnen saneringen en andere toepassingen beter en in onderlinge samenhang gecontroleerd worden. Deze meldingen en de
2 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
bijbehorende controleresultaten worden bij Bodem+ uniform opgeslagen. Met een standaardaansluiting op Inspectieview Milieu kunnen veel relevante gegevens over bijvoorbeeld hoeveelheden en betrokkenen worden ontsloten. Met Bodem+ kan worden uitgezocht welke sleutelvelden gebruikt kunnen worden en of er aanpassingen in het registratiesysteem van de meldingen nodig zijn. Om de database van Bodem+ volledig op IvM aan te sluiten is in de toekomst een uitbreiding voor “gerelateerde bestanden” (attachments, bijvoorbeeld in de vorm van pdf) nodig van de rubriek signalen van Inspectieview Milieu. 3. Aansluiten grondmeldingen AMICE (LMA) Grond die naar inrichtingen wordt vervoerd, wordt gemeld bij het LMA. Het is voor diverse toezichthouders relevant om naar hoeveelheden van specifieke herkomstlocaties te kunnen zoeken. Met het LMA is al ervaring opgedaan met beperkte gegevensuitwisseling via Inspectieview Milieu. Om dit geschikt te maken voor het thema bodem zijn enkele nieuwe aanpassingen nodig. Met het LMA kan dit nader worden uitgezocht. 4. Aansluiten graafmeldingen KLIC (Agentschap Telecom) Graafwerkzaamheden moeten gemeld worden bij het Kadaster. Agentschap Telecom (AT) heeft als toezichthouder toegang tot die database. Toezichthouders op de Wet bodembescherming hebben daar geen toegang toe. Met AT moet worden uitgezocht welke sleutelvelden gebruikt kunnen worden en hoe de informatie in Inspectieview Milieu getoond kan worden. In combinatie met het aansluiten van de bodemdossiers van het bevoegd gezag Wbb kan hiermee mogelijk ook een alertfunctie voor illegale saneringen gemaakt worden. 5. Beoordelen locatie-specifieke informatie / uniforme controlelijsten Bij het ontwikkelen van Inspectieview Milieu is rekening gehouden met het tonen van locatiespecifieke informatie. Omdat er nu nog geen bronnen zijn aangesloten kan niet worden beoordeeld of alle relevante informatie ook gezocht en getoond kan worden. Voor veel specifieke situaties ontbreken uniforme controlelijsten. Dit is wel een voorwaarde voor een goede aansluiting. Aangeraden wordt om te bewerkstelligen dat voor diverse specifieke locaties (situaties) uniforme controlelijsten worden gebruikt, zoals deze ook voor de ketens asbest en vuurwerk zijn ontwikkeld. 6. Analyse grondstromen en naleefgedrag Diverse oplossingsrichtingen betreffen het maken van analyses over de in- en uitgaande stromen grond. Hierbij kunnen de bestaande databases van LMA en Bodem+ gebruikt worden, en ad hoc andere bronnen die projectmatig worden ontsloten. Aangeraden wordt om grondbalansen te maken en indicatoren te ontwikkelen waarmee het toezicht gestuurd kan worden. Wanneer voldoende bronnen aangesloten zijn op Inspectieview Milieu, dan kan de bijbehorende bulkvoorziening dienen als (aanvullende) bron voor analyses.
3 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
Realisatieoplossingsrichtingen met Inspectieview Milieu In 2014 zullen de volgende aanvullende voorzieningen in de bodemketen door PIM opgepakt worden: het aansluiten van Bodem+, LMA en Agentschap Telecom. met Bodem+ uitzoeken welke sleutelvelden gebruikt kunnen worden en of er aanpassingen in het registratiesysteem van de meldingen nodig zijn. Dat wordt dan meegenomen bij de geplande nieuwe release van Inspectieview Milieu in het derde kwartaal van 2014. tijdens deze aansluittrajecten wordt nader bekeken of en in welke mate aanpassingen in het informatiemodel dan wel maatwerk in de toekomst wenselijk zijn. Bezien wordt of het mogelijk is om in 2014 een start te maken met: het starten van pilots voor het uniformeren van controle lijsten; het verkennen van de mogelijkheid van het ontwikkelen van een bodemalert. Voor de verdere toekomst lijkt de toevoeging van een GEO-interface een wenselijke aanvulling. Voor bodemtoezicht is dit extra relevant, omdat veel bodem/grondactiviteiten plaatsvinden op locaties zonder adres. Bovendien zijn veel bronnen pas goed in onderlinge samenhang te tonen aan de gebruiker met gegevens over objecten op een kaart. PIM zal deze toevoeging inbrengen bij het Stelselteam Inspectieviews dat in 2015 het beheer en doorontwikkeling van PIM-instrumenten overneemt.
Documenthistorie Versie 0.1
Datum 23-01-2014
Status concept
0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 1.0 1.1
20-02-2014 28-02-2014 03-03-2014 14-03-2014 14-03-2014 18-03-2014 24-04-2013
concept concept concept concept definitief definitief definitief
Auteur Berend Timmer, Wouter Tuijnman, Nico Ouwehand Wouter Tuijnman en Nico Ouwehand Wouter Tuijnman en Nico Ouwehand Wouter Tuijnman Wouter Tuijnman Wouter Tuijnman Berend Timmer Berend Timmer
Toelichting Initiële versie Uitwerking oplossingsrichtingen Uitwerking + advies en samenvatting Concept voor consultatie Reacties verwerkt Document voor PIM begeleidingscommissie Laatste redactionele aanpassingen Aanpassing managamentsamenvatting
4 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
Inhoudsopgave Samenvatting.................................................................................................................................................... 2 1.
Inleiding .................................................................................................................................................... 6 1.1. Deelnemers ...................................................................................................................................... 6 1.2. Opzet van de analyse ....................................................................................................................... 6
2.
Proces en informatie ................................................................................................................................ 7 2.1. Ketenvraagstuk ................................................................................................................................. 7 2.2. Informatie- en risico Gestuurde Handhaving (IGH).......................................................................... 7 2.3. Introductie op het ketenproces grond ............................................................................................. 8 2.4. Toezicht op activiteiten met bodem/grond ..................................................................................... 9 2.5. Knelpunten en informatiebehoeften ............................................................................................. 10
3.
Oplossingsrichtingen .............................................................................................................................. 14 3.1. Ontgravingen .................................................................................................................................. 14 3.1.1. Overzicht graafwerkzaamheden (1) ....................................................................................... 14 3.1.2. Inzicht verontreinigingssituatie bodem (2) ............................................................................ 14 3.1.3. Inzicht Wbb-beoordeling (3) .................................................................................................. 16 3.1.4. Controle bestemmingen (4) ................................................................................................... 16 3.1.5. Analyse meldgedrag kengetallen (5) ...................................................................................... 17 3.1.6. Analyse meldgedrag niet-toepasbare grond (6)..................................................................... 17 3.2. Toepassingen .................................................................................................................................. 18 3.2.1. Inzicht toepassingsmeldingen (7) (zie 4) ................................................................................ 18 3.2.2. Inzicht situatie herkomstlocaties (8) (zie 2 en 3).................................................................... 18 3.2.3. Niet gebruikte meldingen (9) ................................................................................................. 18 3.2.4. Unieke nummering partijen (10) ............................................................................................ 18 3.2.5. Analyse meldgedrag toepassingen (11) ................................................................................. 19 3.3. Inrichtingen en intermediairs ......................................................................................................... 19 3.3.1. Inzicht verontreinigingssituatie herkomstlocaties (12) (zie 2) ............................................... 19 3.3.2. Controle hoeveelheden herkomst – bestemming (13) (zie 4) ............................................... 19 3.3.3. Registraties stromen binnen inrichtingen (14)....................................................................... 19 3.3.4. Regels voor mengen, opbulken, splitsen (15) ........................................................................ 19 3.3.5. Inzicht naleefgedrag (16) ........................................................................................................ 20 3.3.6. Registraties grondstromen buiten inrichtingen (17) .............................................................. 20 3.3.7. Uniforme controlelijsten (18) ................................................................................................. 20
4.
Verbetertrajecten ................................................................................................................................... 21 4.1. Nieuwe aansluitingen IvM .............................................................................................................. 21 4.1.1. Aansluiten bodemdossiers Wbb-bevoegd gezag ................................................................... 21 4.1.2. Aansluiten toepassingsmeldingen Bodem+. .......................................................................... 21 4.1.3. Aansluiten grondmeldingen AMICE (LMA) ............................................................................. 22 4.1.4. Aansluiten graafmeldingen KLIC via Agentschap Telecom..................................................... 22 4.2. Advies oplossingsrichtingen met Inspectieview Milieu.................................................................. 22 4.3. Mogelijke acties ketenpartners ...................................................................................................... 23 4.3.1. Beoordelen aangesloten bronnen op locatiespecifieke informatie ....................................... 23 4.3.2. Analyse grondstromen en naleefgedrag ................................................................................ 23 4.3.3. Uniforme controlelijsten ........................................................................................................ 23
5 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
1. Inleiding 1.1. Deelnemers Voor deze analyse zijn twee workshops gehouden met betrokken toezichthouders. Dit betreft de volgende partijen: OD Regio Arnhem OD Noordzeekanaalgebied Milieudienst IJmond DCMR Omgevingsdienst Groningen Omgevingsdienst Brabant Noord Omgevingsdienst West Holland Provincie Overijssel Provincie Limburg Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid RWS Leefomgeving (Bodem+) LMA Gemeente Enschede ILT
1.2. Opzet van de analyse De analyse heeft tot doel te onderzoeken hoe in de activiteitenketen het toezicht op bodem verder ondersteund kan worden door betere informatie-uitwisseling. Hierin wordt nadrukkelijk ook gekeken naar de mogelijkheden om de door PIM ontwikkelde instrumenten daarvoor in te zetten. Om dit te kunnen doen zijn de volgende stappen genomen: 1. Beschrijving van de activiteitenketen rond het toezicht op Bodem. Dit zal hieronder aangeduid worden als het ketenproces. Bij elke stap is ook aangeven wie de daarbij betrokken toezichthouder is 2. Identificatie knelpunten en in kaart brengen van de informatiebehoeften 3. Analyse van oplossingsrichtingen en bruikbare informatiebronnen Deze punten zullen hieronder nader uitgewerkt worden. Vervolgens zal beschreven worden welke instrumenten het ketentoezicht kunnen verbeteren, en wat daarvoor nodig is. Daarbij wordt gekeken naar bronnen, tools en organisatie. Hierbij wordt in kaart gebracht welke partijen (PIM en ketenpartners) hier een rol in kunnen vervullen.
6 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
2. Proces en informatie 2.1. Ketenvraagstuk De probleemstelling voor de keten van het bodemtoezicht is als volgt verwoord: “Het weglekken van grondstromen, met als gevolg verhoogde gezondheids-, ecologische of verspreidingsrisico’s.” Dit weglekken wordt ernstiger wanneer: de mate van verontreiniging groter is, de volumes groter zijn, er nieuwe milieurisico’s op toepassingslocaties ontstaan. De overtredingen op dit vlak zijn: 1. Verontreinigde grond blijft achter; 2. Verontreinigde grond wordt toegepast zonder bewijsmiddel; 3. Verontreinigde grond wordt toegepast met onjuist bewijsmiddel; 4. Verontreinigde grond wordt gemengd/gesplitst voordat het bewijsmiddel gemaakt wordt.
2.2. Informatie- en risico Gestuurde Handhaving (IGH) De context voor de ontwikkeling van moderne manieren van toezicht wordt gevormd door de concepten van Informatie- en risicogestuurde handhaving (IGH). IGH is de kapstok voor de ketensamenwerking tussen de betrokken toezichthouders in een bepaald domein. Het kernconcept van IGH is een cyclische werkwijze waarbij informatieanalyse input levert voor de coördinatie, waardoor de inspecteurs gericht op pad gestuurd worden naar bedrijven of locaties waar een verhoogd risico is. De resultaten van toezicht en handhaving worden geregistreerd en in vervolganalyses meegewogen. In onderstaand overzicht is deze cyclus schematisch weergegeven.
De cyclus als geheel verbeeldt een werkwijze, waardoor verbetering van naleefgedrag wordt bewerkstelligd. Daarnaast verbeeldt de cyclus ook het samenwerkingsverband van toezichthouders, die
7 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
samen het toezicht op een domein of keten vormgeven. De analyseresultaten van de één zijn weer input voor de ander. Hetzelfde geldt voor toezichtresultaten. Het conceptuele plaatje van de IGH-cyclus kan verder uitgewerkt worden in gedetailleerde deelprocessen. Ook kan het zo zijn dat per subdomein een volledige IGH-cyclus wordt ingericht. Bij de regulering van de bodemketen zijn diverse verschillende overheden (bevoegde gezag) betrokken. De IGH-cyclus zou hier opgedeeld kunnen worden in subdomeinen die daarmee samenhangen.
2.3. Introductie op het ketenproces grond Het ketenproces grond start bij het voornemen van een initiatiefnemer om te graven in de bodem. Dit is vaak vanwege (infrastructurele) bouwactiviteiten, nutsvoorzieningen, of gebiedsherinrichting voor natuur, of waterberging). In het proces dat hierop volgt zijn de volgende onderdelen te onderscheiden: De initiatiefnemer moet vooraf de kwaliteit van de bodem laten onderzoeken vanwege verschillende wettelijke verplichtingen (milieu, arbo, afzetmogelijkheden) en diverse meldingen bij de overheid doen (milieu, wonen, kabels en leidingen, openbare ruimte). Afhankelijk van de kwaliteit van de bodem moeten de graafwerkzaamheden na goedkeuring door het bevoegd gezag worden uitgevoerd door erkende aannemers en conform een vastgesteld proces (saneren), of er worden geen procedurele eisen gesteld aan het graafwerk (vrij grondverzet, alleen mogelijk als voldaan wordt aan art 28 lid 5 Wbb). De opdrachtgever voor de ontgraving (ontdoener) is ervoor verantwoordelijk dat er bij transport van ontgraven grond een begeleidingsformulier en kwaliteitsgegevens aanwezig zijn. Bij transport naar een (erkende) verwerker moet er een afvalstroomnummer zijn. Bij transport naar een toepassingslocatie moet er een melding bij Bodem+ zijn gedaan. Licht verontreinigde grond kan worden hergebruikt op of in de bodem (toepassen). De toepasser is verantwoordelijk voor het naleven van regelgeving bij de toepassing en moet de toepassing via het meldpunt van Bodem+ bij de gemeente melden. De kwaliteit van toe te passen grond moet aangetoond zijn met behulp van een bewijsmiddel (bodemkwaliteitskaart of partijkeuring). Deze partijkeuring is een ander type onderzoek dan een standaard bodemonderzoek. Licht én sterk verontreinigde (niet-toepasbare) grond kan worden afgevoerd naar erkende verwerkers (inrichtingen) die de betreffende kwaliteit grond mogen accepteren (behandelen, opslaan). De ontvangst van de grond moet door de inrichting worden gemeld bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). Niettoepasbare grond moet worden gereinigd en weer hergebruikt, of worden gestort of geïmmobiliseerd. In de hele keten vinden handelingen plaats die, zoals is aangegeven in het Besluit bodemkwaliteit, alleen mogen worden uitgevoerd door erkende instanties of personen, conform de daarvoor geldende beoordelingsrichtlijnen (BRL).
8 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
In bovenstaand schema is een samenvatting weergegeven van het ketenproces grond. Tijdens de verkenning is een nader uitgewerkt detailschema gebruikt. Het processchema in detail is beschikbaar als separaat document.
2.4. Toezicht op activiteiten met bodem/grond De eisen die gesteld worden aan handelingen in het ketenproces grond zijn opgenomen in wetten met verschillende invalshoeken. Ontgravingen (TH-Wbb) In de Wet bodembescherming (Wbb) zijn eisen gesteld aan het graven in (sterk) verontreinigde grond en handelingen met verontreinigingen van de bodem. Deze zijn van toepassing bij ontgravingen van (licht of sterk) verontreinigde grond. Het bevoegd gezag voor de Wbb zijn provincies en een 30-tal grote gemeenten. De toezichttaak voor de Wbb is een basistaak van de omgevingsdiensten. De vergunningverlening voor de Wbb (beoordeling ernst en spoedeisendheid en beoordeling saneringsplannen) is een facultatieve taak, die niet altijd is overgedragen aan de Omgevingsdiensten. Naast de Wbb zijn er vaak nog diverse andere regels van toepassing op ontgravingen. Ook daarbij worden relevante gegevens verzameld door de overheid. Bijvoorbeeld voor gemeentelijke bouw- en omgevingsvergunningen of meldingen van openbreken van de openbare ruimte, lozingsmeldingen bij de Waterschappen, KLIC-meldingen bij het Kadaster en archeologische meldingen bij gemeentelijke, provinciale of rijksmeldpunten. Toepassingen (TH-Bbk) Het hergebruiken van grond op of in de bodem (toepassen) is gereguleerd via het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Dit is een (behoorlijk technisch) Besluit waarin is vastgelegd hoe de kwaliteit van grond bepaald moet worden en wanneer en waar die mag worden hergebruikt op de bodem. Toepassingen moeten via een landelijk meldpunt (Bodem+) bij het betreffende bevoegde gezag gemeld worden. Grond moet zijn voorzien van een partijkeuring of bewijsmiddel. Bevoegd gezag voor het Bbk is de gemeente. Het toezicht is een basistaak van de omgevingsdiensten. Inrichtingen en ketentoezicht (TH-Wm) Bedrijfsmatige handelingen met grond (binnen inrichtingen) zijn gereguleerd via de Wet milieubeheer (Wm). Veel inrichtingen die handelingen uitvoeren met grond vallen onder het Activiteitenbesluit. Hiervoor gelden alleen algemene regels (geen vergunningplicht). Indien de activiteiten van een inrichting alleen bestaan uit de opslag van grond wordt het niet meer gezien als een inrichting waarop de Wm van toepassing is, maar gelden de regels van het Bbk. Vergunningverlening en toezicht bij alle inrichtingen die handelingen uitvoeren met grond is een basistaak van de omgevingsdiensten. Hierbij is expliciet aangegeven dat ook het ketengerichte milieutoezicht bij grond een basistaak is van de omgevingsdiensten.
9 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
Intermediairs (TH-int.) In het Bbk zijn diverse handelingen met grond aangewezen die altijd moeten worden uitgevoerd conform daarvoor geldende beoordelingsrichtlijnen. Via deze (technische) beoordelingsrichtlijn (BRL) is de kwaliteit van de uitvoering geborgd. Dit betreft bijvoorbeeld het uitvoeren van veldwerk en partijkeuringen, het uitvoeren van saneringen, het milieukundig begeleiden van saneringen en het samenvoegen of splitsen van partijen). Deze handelingen mogen alleen door bedrijven of personen die worden uitgevoerd die voor de betreffende BRL zijn gecertificeerd en door de Minister zijn erkend. Deze instanties of personen worden intermediairs genoemd. Hierop wordt toezicht gehouden door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).
2.5. Knelpunten en informatiebehoeften Aan de hand van interviews en twee workshops met toezichthouders en analisten van de betrokken instanties zijn de knelpunten en informatie behoefte in het ketenproces grond geïnventariseerd (zie de onderstaande tabel). De knelpunten zijn gegroepeerd naar onderwerp, gerelateerd aan stappen in het ketenproces. Bij alle knelpunten is beoordeeld met welke informatie het knelpunt mogelijk kan worden opgelost. Dit wordt de informatiebehoefte genoemd. Toezichtdomein Wbb
1
2
3
4
Knelpunt Er is geen zicht op veel ontgravingswerkzaamheden. Toezichthouders Wbb ontvangen bij veel ontgravingen geen startmelding. Veel ontgravingen vinden plaats in onvoldoende onderzochte bodem. Dit betreft regelmatig sterk verontreinigde grond. In een substantieel aantal gevallen van ontgravingen ontbreekt een Wbb-beoordeling van de verontreinigingssituatie. Mogelijke gevolgen hiervan zijn: 1. Sterk verontreinigde grond gaat het hergebruikcircuit in. 2. Grond wordt gemengd, waardoor verontreiniging wordt verspreid of verdund. Het is lastig om de bestemming van grondstromen van saneringslocaties te toetsen, omdat de LMA gegevens nog niet beschikbaar zijn tijdens de beoordeling van saneringsverslagen.
Informatiebehoefte Melding van voorgenomen grondverzet Inzicht in resultaten van bodemonderzoeken Inzicht in beoordelingen van bodemonderzoeken Analysemethode voor herkomst niet-toepasbare grondstromen Inzicht in vrijkomende grondstromen tijdens uitvoering Inzicht in bestemmingen van grondstromen van saneringslocaties / analysemethode voor LMA gegevens
10 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
5
6
16 18
Ogenschijnlijk worden niet alle nieuwe gevallen van bodemverontreiniging gemeld. Bijvoorbeeld de meldfrequentie verschilt sterk tussen vergelijkbare bedrijven. Niet toepasbare grond kan alleen worden afgevoerd naar erkende verwerkers (stortplaatsen, reinigers, immobilisatie). Indien van één herkomstlocatie meer dan 25 m3 is afgeleverd, moet sprake zijn geweest van een sanering. Het wordt niet gecontroleerd of de daarbij behorende saneringsprocedure is doorlopen. Toezichthouders Wbb hebben onvoldoende zicht op het naleefgedrag van betrokkenen. Een veelgehoord knelpunt is het gebrek aan uniforme controlelijsten. Voor vrijwel alle controlemomenten zijn weliswaar checklisten beschikbaar. Deze zijn echter niet uniform en iedere organisatie moet nu steeds het wiel uitvinden.
Analysemethode voor meldgedrag per branche of gebied Overzichten van herkomstlocaties van niettoepasbare grond; Overzichten van Wbb locaties
Inzicht in controleresultaten van handhavingspartners Uniforme controlelijsten
Toezichtdomein Bbk
7
8
9
Knelpunt Toepassingsmeldingen (bodem+) zijn alleen zichtbaar bij gemandateerde gemeenten. Afkeuringen en volumes zijn niet zichtbaar voor anderen. Daardoor wordt dubbel werk gedaan en kunnen keuringsgegevens van deelpartijen te vaak worden gebruikt. Toezichthouder Bbk kan partijkeuringen niet goed beoordelen zonder gegevens over herkomstlocaties. Deze gegevens zijn niet/beperkt beschikbaar. Niet toegepaste partijen, deels gebruikte meldingen worden niet afgemeld. Daardoor kan niet beoordeeld worden of per partij de juiste hoeveelheid wordt gebruikt.
10 Tracking en tracing van partijen is niet goed mogelijk. De identiteit van partijkeuringen/bewijsmiddelen is niet uniek en is niet altijd gekoppeld aan de locatie van herkomst. 11 Inmiddels heeft Bodem+ dusdanig veel meldingen ontvangen dat de database goed gebruikt kan worden voor statistische analyses. Aan de hand van een analyse van beschikbare meldingen kunnen richtwaarden worden afgeleid voor gemiddelde aantallen meldingen per opdrachtgever, branche of gebied. Indien individuele opdrachtgevers veel minder melden dan gebruikelijk, kan dat een aanwijzing zijn voor het niet naleven van de meldplicht.
Informatiebehoefte Inzicht in toepassingsmeldingen en beoordelingen in andere gemeenten
Inzicht in resultaten van bodemonderzoeken Inzicht in daadwerkelijk toegepaste hoeveelheden. Er is een systeem voor dat ook al wordt gebruikt bij een aantal toezicht organisaties. Wellicht kan dit worden geïncorporeerd in het bestaande meldsysteem van Bodem+ Unieke nummering van partijkeuringen
Overzichten van meldgedrag per branche of gebied
11 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
16 Bbk-toezichthouders hebben beperkt zicht op het Inzicht in controleresultaten van naleefgedrag van betrokken partijen. handhavingspartners 18 Veel omgevingsdiensten hebben geen controlelijsten voor Uniforme controlelijsten werkzaamheden die conform BRL’s worden uitgevoerd.
Toezichtdomein Wm
12
13
14
16
17 18
Knelpunt Wm-toezichthouders hebben geen zicht op de kwaliteit van inkomende stromen. Gegevens over kwaliteit zijn moeilijk controleerbaar. Gegevens over de verontreinigingssituatie op de herkomstlocatie ontbreken vaak. Bij grond is het lastig om gebruikt te maken van LMA gegevens van inrichtingen. Toezichthouders hebben beperkt kennis van de mogelijkheden. LMA gegevens zijn niet goed geschikt voor het sluiten van de balans van inen uitgaande stromen, omdat de gegevens gecombineerd moeten worden met meldingen bij Bodem+. Door via Inspectieview Milieu een of enkele standaard-query’s aan te bieden waarmee gegevens van het LMA en Bodem+ kunnen worden opgevraagd over specifieke bedrijven of locaties, kunnen toezichthouders meer zicht krijgen op herkomst en bestemming van grondstromen. Grondbanken die onder het Activiteitenbesluit vallen hebben geen registratieverplichtingen waarmee de herkomst van aanwezige of afgezette (deel)partijen te controleren valt. Stromen binnen de inrichting hoeven niet geregistreerd te worden. Wm-toezichthouders hebben beperkt zicht op het naleefgedrag bij aangewezen handelingen (bijvoorbeeld t.a.v. BRL 9335). Transporteurs hebben vaak geen of onjuiste transportformulieren bij zich tijdens het transport Veel omgevingsdiensten hebben geen controlelijsten voor werkzaamheden die conform BRL’s worden uitgevoerd.
Informatiebehoefte Inzicht in resultaten van bodemonderzoeken
Eenvoudige analysetool voor LMA en bodem+ gegevens
Bedrijfsregistratie van inkomende, opgeslagen, bewerkte en uitgaande stromen
Inzicht in controleresultaten van handhavingspartners en/of verwerkers Inzicht in transportbewegingen van vervoerders Uniforme controlelijsten
12 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
Toezichtdomein Intermediairs Knelpunt 15 Er zijn geen rechtstreekse regels voor inrichtingen over het opbulken, mengen en splitsen van partijen. Deze handelingen kunnen alleen gehandhaafd worden op basis van fysieke scheidingsregels uit BRL’s. Binnen inrichtingen is zowel het Wm-bevoegd gezag als ILT bevoegd om te handhaven. Samen optrekken is dan handig. 16 Toezichthouders hebben beperkt zicht op het naleefgedrag van bedrijven en betrokkenen. Dit inzicht is specifiek nodig bij individuele bedrijven indien daar overtredingen zijn geconstateerd. Eerdere overtredingen zijn namelijk mede bepalend voor de strafmaat (recidive). Verder kan op basis van een analyse een inschatting gemaakt worden van het risicoprofiel van bedrijven en personen. Daarmee kan gerichter toezicht worden uitgevoerd. 18 Veel omgevingsdiensten hebben geen controlelijsten voor werkzaamheden die conform BRL’s worden uitgevoerd.
Informatiebehoefte Meer samenwerking ILT en Wm/Wbb gezag
Inzicht in controleresultaten van handhavingspartners en/of verwerkers
Uniforme controlelijsten
13 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
3. Oplossingsrichtingen In dit hoofdstuk wordt – op basis van bovenstaande inventarisatie van knelpunten en informatie behoefte – onderzocht op welke wijze en met welke instrumenten het toezicht op het ketenproces grond verbeterd kan worden.
3.1. Ontgravingen 3.1.1. Overzicht graafwerkzaamheden (1) Toezichthouders Wbb ontvangen bij veel ontgravingen geen startmelding. Daardoor hebben zij geen overzicht van graafwerkzaamheden en kunnen zij in het veld niet gericht controleren of er illegale saneringen plaatsvinden. Door gebruik te maken van graafmeldingen bij andere meldpunten kunnen toezichthouders overzicht krijgen waar en op welk moment graafwerkzaamheden plaatsvinden. Zo zijn er gemeentelijke “meldpunten openbreken openbare ruimte”, die deels online benaderbaar zijn (www.openbrekingen.nl). Ook worden er altijd graafmeldingen bij het kadaster gedaan (KLIC/WION). Op de graafmeldingen die bij het Kadaster moeten worden ingediend, de zogenaamde KLIC meldingen, wordt toezicht gehouden door het Agentschap Telecom (AT). AT beschikt over een database met alle graafmeldingen. De werknaam van dit toezichtinstrument van AT is de "Inspectietool". Met AT kan worden onderzocht op welke manier Wbb-toezichthouders gebruik kunnen maken van deze meldingen. De database kan mogelijk via Inspectieview Milieu ontsloten worden. Dit biedt de TH-Wbb de mogelijkheid gerichte veldcontroles uit te voeren. Bronnen
Bronhouder
Instrument
Wie
1. KLIC meldingen Bodemloket.nl 2. VTH-Wbb/omgevingsdienst Meldpunten gemeenten
1. Agentschap Telecom 2. Bodemloket.nl of Wbbgezag / Omgevingsdiensten (later)
Inspectieview en/of inspectiealert
PIM i.s.m. bronhouders en ketenpartners
In Inspectieview Milieu kunnen meldingen opgenomen worden onder de rubriek ‘Signalen’, behorend bij inspectieobjecten van het type ‘Onderwerp-locatie’. Uitgezocht moet worden of de locatiesleutels overeenkomen en of de rubriek ‘Signalen’ voldoende velden heeft om de relevante gegevens te kunnen uitwisselen. Dit kan worden uitgezocht in overleg met AT en het Kadaster. Indien uit een pilot blijkt dat de graafmeldingen voldoende nauwkeurig zijn en gecombineerd kunnen worden met gegevens over de bodemkwaliteit (zie 2), of met gegevens over besluiten van het Wbb-gezag (zie 3) kan een (eventueel automatische) alertfunctie gemaakt worden voor mogelijke illegale saneringen. Om een dergelijke inspectiealert te ontwikkelen moet bepaald worden met welke actualiteit de gegevens verwerkt moeten worden, hoe de bronnen verbonden worden en hoe de output verspreid moet worden. Een dergelijke alert kan in theorie binnen Inspectieview Milieu gerealiseerd worden, maar dat vergt substantiële aanpassingen, onder meer omdat Inspectieview Milieu geen gegevens vasthoudt. Daarnaast is ook analysedeskundigheid nodig om de goede werking te waarborgen. Het ligt daarom in de rede om, net als bij de asbestketen, een Inspectiealert naast Inspectieview Milieu te ontwikkelen.
3.1.2. Inzicht verontreinigingssituatie bodem (2) Veel toezichthouders hebben aangegeven geen inzicht te hebben in de mate van verontreiniging van herkomstlocaties of locaties waar gegraven wordt. Bodem waarin gegraven wordt moet op enkele uitzonderingen na altijd zijn onderzocht. Wbb-toezichthouders kunnen in het VTH-Wbb systeem het dossier van de betreffende locatie raadplegen, maar andere toezichthouders hebben vaak geen toegang 14 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
tot de dossiers over bodemkwaliteit en kunnen de resultaten van bodemonderzoeken niet raadplegen. Om partijkeuringen en ingaande stromen bij inrichtingen te kunnen controleren is gedetailleerde informatie uit die bodemonderzoeken nodig. Uitgevoerde bodemonderzoeken worden bij een gemeente of bij een provincie aangeleverd. Deze informatie wordt opgeslagen in BIS-systemen. Op veel locaties wordt alleen een Verkennend Onderzoek (VO) conform NEN5740 uitgevoerd. Dat is voldoende als er alleen lichte verontreinigingen zijn aangetroffen. Indien er matige of sterke verontreinigingen zijn aangetroffen is Nader Onderzoek (NO) conform de NTA 5755 nodig. In het kader van BUS zijn hier wel diverse uitzonderingen op waarbij het Nader Onderzoek geen vereiste/verplichting is, zoals bij isolatievariant, ontgraving in combinatie met aanvullaag, tijdelijke uitplaatsing en projectgebied de Kempen. Een Nader Onderzoek wordt altijd door het Wbb-gezag beoordeeld, meestal door de vergunningverleners, soms door de toezichthouders (bv bij BUS saneringen). Voor de beoordeling van een NO heeft SIKB een uniforme toetslijst opgesteld. Bodeminformatie wordt door het bevoegd gezag opgeslagen in BIS-systemen. Een beperkt deel van de bodeminformatie is online benaderbaar via bodemloket.nl. Een deel van het Wbb-bevoegd gezag deelt deze informatie op een gestandaardiseerde manier (Open Standaard SIKB0101). Voor die betreffende delen van Nederland kan op een kaart bekeken worden of er ergens onderzoek of een sanering is uitgevoerd, of er bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd (UBI-codes) en wat het dossiernummer van het Wbb-gezag is. De gedeelde gegevens zijn vooral bedoeld voor marktpartijen en bevatten geen resultaten van controles. Een aansluiting van de BIS-systemen van de Omgevingsdiensten en het Wbbgezag op Inspectieview Milieu biedt alle toezichthouders de mogelijkheid om van locaties de relevante bodeminformatie op te zoeken. Bronnen
Bronhouder
Instrument
Wie
VTH-Wbb/Omgevingsdienst
Wbb-gezag / Omgevingsdiensten of bodemloket.nl
Inspectieview
PIM i.s.m. omgevingsdiensten met alle Wbb-taken
In Inspectieview Milieu kunnen bodemonderzoeken opgenomen worden: 1. Als een categorie ‘meldingen’ onder de rubriek ‘Signalen’, behorend bij Inspectie-objecten van het type ‘Onderwerp-locatie’. Uitgezocht moet worden of de locatiesleutels overeenkomen en of de rubriek ‘Signalen’ voldoende velden heeft om de relevante gegevens te kunnen uitwisselen. In elk geval zal deze rubriek moeten worden uitgebreid met ‘gerelateerde bestanden’ (attachments, in de vorm van bijv. PDF). 2. Als bijlagen bij ‘Inspecties’, te weten de beoordeling van Nadere Onderzoeken. 3. Als ‘Toestemming’. Uitgezocht moet worden of deze rubriek voldoende velden heeft om de relevante gegevens te kunnen uitwisselen. In elk geval zal deze rubriek moeten worden uitgebreid met ‘gerelateerde bestanden’ (attachments, in de vorm van bijv. PDF). Via de locatie-zoekingang komen deze informatiestromen samen bij één locatie, zij het vooralsnog in verschillende schermen. Indien integraal overzicht wenselijk is zal de interface moeten worden aangepast. Om bodemgegevens op een goede manier te kunnen weergeven (met ruimtelijke verdeling) is het wenselijk om Inspectieview Milieu te voorzien van een geografische gebruikersinterface, waarbij de gegevens getoond worden op een kaart. Aandachtspunt hierbij is dat niet alle Omgevingsdiensten alle Wbb-taken uitvoeren. Ook hebben niet alle Omgevingsdiensten ervaring met het uitwisselen van gegevens uit hun BIS-systemen.
15 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
3.1.3. Inzicht Wbb-beoordeling (3) Uit onderzoek blijkt dat bij een substantieel deel van de ontgravingen er geen Wbb-beoordeling heeft plaatsgevonden. Toezichthouders die geen toegang hebben tot de bodemdossiers kunnen niet controleren of herkomst-, of ontgravingslocaties bij het Wbb-gezag zijn gemeld en beoordeeld (zie ook het vorige knelpunt (2) over bodemonderzoeksinformatie). Besluiten en meldingen worden door het Wbb-bevoegd gezag opgeslagen in een BIS systeem. BISsystemen zijn locatie gericht, VTH-systemen zijn zaakgericht. Daarbij wordt de statusinformatie van de locatie vermeld. Evenals bij knelpunt 2 is een beperkt deel van de statusinformatie beschikbaar via bodemloket.nl. Een aansluiting op IvM zou alle toezichthouders toegang geven tot deze informatie. Status informatie die beschikbaar is op bodemloket.nl kan via een standaard aansluiting in IvM worden getoond. Bronnen
Bronhouder
Instrument
Wie
VTH-Wbb
Wbb-gezag / Omgevingsdiensten
Inspectieview
PIM i.s.m. omgevingsdienst met alle Wbb-taken
In Inspectieview Milieu kunnen Wbb-beoordelingen opgenomen worden als ‘Inspecties’, behorend bij inspectie-objecten van het type ‘Onderwerp-locatie’1.
3.1.4. Controle bestemmingen (4) Het is lastig om de bestemming van grondstromen van saneringslocaties te toetsen, omdat de LMA gegevens (soms) nog niet beschikbaar zijn tijdens de beoordeling van saneringsverslagen. En stromen die rechtstreeks naar hergebruiklocaties gaan worden niet bij het LMA, maar bij Bodem+ gemeld. Deze toepassingsmeldingen zijn alleen in te zien voor toezichthouders van de betreffende gemeente. Toch is het voor serieus ketentoezicht noodzakelijk dat toezichthouders kunnen zoeken naar gegevens op basis van herkomst of bestemming. Daarvoor zijn twee bronnen beschikbaar: de database met toepassingsmeldingen van Bodem+ en de database met afvalstoffenmeldingen (AMICE) van het LMA. Hierin zouden toezichthouders moeten kunnen zoeken naar meldingen waarin die herkomst of bestemming is genoemd. De aansluiting van het toepassingenmeldpunt op Inspectieview Milieu omzeilt bovendien het probleem van de beperkte benaderbaarheid van meldingsgegevens (zie knelpunt 7). Bronnen
Bronhouder
Instrument
Wie
AMICE Meldpunt toepassingen
LMA Bodem+
Inspectieview
PIM i.s.m. Bodem+ en LMA
De databases kunnen worden bevraagd via query’s die zoeken naar de opgegeven adressen of coördinaten. Dergelijke query's bestaan voor AMICE, maar de gegevens van Bodem+ zijn nog niet op die manier toegankelijk. Samen met Bodem+ en het LMA moet uitgezocht worden welke locatiesleutels deze query’s kunnen gebruiken en welke gegevens uit de meldingen in Inspectieview Milieu getoond moeten worden. De meldingen van het LMA en Bodem+ kunnen in Inspectieview Milieu worden opgenomen als een categorie ‘meldingen’ onder de rubriek ‘Signalen’, behorend bij inspectieobjecten van het type 1
Een ‘Onderwerp-locatie’ is een locatie met een onder toezicht staande inrichting en/of activiteit. Dit type inspectieobject bestaat in Inspectieview Milieu naast twee andere typen inspectie-objecten: ‘Natuurlijk Persoon’ en ‘Bedrijf’. 16 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
‘Onderwerp-locatie’. Ook hiervoor zal deze rubriek moeten worden uitgebreid met ‘gerelateerde bestanden’ (attachments, in de vorm van bijv. PDF).
3.1.5. Analyse meldgedrag kengetallen (5) Ogenschijnlijk worden niet alle nieuwe gevallen van bodemverontreiniging en eenvoudige saneringen gemeld. Bijvoorbeeld de meldfrequentie verschilt sterk tussen vergelijkbare bedrijven of per vergelijkbaar gebied. Aan de hand van een analyse van ontvangen meldingen (nieuwe gevallen en veel voorkomende BUS saneringen) kunnen richtwaarden worden afgeleid voor gemiddelde aantallen meldingen per branche. Indien individuele bedrijven veel minder melden kan dat een aanwijzing zijn voor het niet naleven van de meldplicht. De benodigde meldingsgegevens zijn opgeslagen in VTH-systemen bij de Omgevingsdiensten en het Wbbbevoegd gezag. Met behulp van specifieke query’s kunnen analisten hieruit de gevraagde kengetallen produceren en via een analisten overleg beschikbaar stellen aan andere regio’s. Deze analyse is vooral zinvol bij zeer grote inrichtingen (olie-industrie) en bedrijven die zeer regelmatig in oude stedelijke ophooglagen werken. Inspectieview Milieu bulk kan hierbij gebruikt worden om grote aantallen meldingsgegevens te verkrijgen. Dit zal echter een lastige analyse blijven. Deze analyse zou uitgevoerd of ondersteund kunnen worden door de werkgroep IgH - bodem. Bronnen
Bronhouder
Instrument
Wie
VTH-Wbb
Omgevingsdiensten
Analisten overleg
Werkgroep IgH - bodem
3.1.6. Analyse meldgedrag niet-toepasbare grond (6) Niet toepasbare grond kan alleen worden afgevoerd naar erkende verwerkers (stortplaatsen, reinigers, immobilisatie). Indien van één herkomstlocatie meer dan 25 m3 is afgeleverd, moet sprake zijn geweest van een sanering. Het wordt niet gecontroleerd of bij de ontgraving op die herkomstlocaties een saneringsprocedure is doorlopen. Door overzichten van herkomstlocaties van niet-toepasbare grond (bijvoorbeeld de grond die wordt aangeboden bij reinigers en stortplaatsen) te vergelijken met overzichten van uitgevoerde saneringen, kunnen lijsten gemaakt worden van mogelijke illegale saneringen. Dit betreft een kansrijke optie om illegale saneringen op te sporen waarbij slim gebruik gemaakt wordt van registraties verderop in de verwerkingsketen. Voor deze analyses zijn query’s uit AMICE nodig van ontvangstmeldingen van stortplaatsen of reinigers. Dit moet herkomstlocaties opleveren waarvandaan meer dan 25 m3 grond is afgevoerd. Vervolgens moet via bodemloket.nl, of via het VTH systeem van het Wbb-gezag getoetst worden of op de betreffende locaties een saneringsprocedure is gevolgd. Op deze wijze kunnen analisten lijsten samenstellen van mogelijke illegale saneringen die niet in beeld zijn bij het bevoegd gezag. Deze analyse zou uitgevoerd of ondersteund kunnen worden door de werkgroep IgH - bodem. Bronnen
Bronhouder
Instrument
Wie
AMICE VTH-Wbb, of bodemloket.nl
LMA Wbb-gezag / Omgevingsdiensten
Analisten overleg
Werkgroep IgH - bodem
17 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
3.2. Toepassingen 3.2.1. Inzicht toepassingsmeldingen (7) (zie 4) Toepassingsmeldingen (Bodem+) zijn alleen zichtbaar voor toezichthouders bij gemandateerde gemeenten. Meldingen en beoordelingen zijn niet zichtbaar voor anderen. Daardoor wordt dubbel werk gedaan en kunnen keuringsgegevens van deelpartijen te vaak worden gebruikt. Toepassingsmeldingen worden bij Bodem+ per gemeente bewaard. Door cruciale velden via Inspectieview Milieu zichtbaar te maken voor alle toezichthouders, kunnen beoordelingen van andere meldingen worden ingezien en hoeveelheden getotaliseerd worden. Deze gegevens zijn ook gevraagd bij knelpunt 4.
3.2.2. Inzicht situatie herkomstlocaties (8) (zie 2 en 3) Toezichthouders Bbk kunnen partijkeuringen niet goed beoordelen zonder gegevens over herkomstlocaties. Deze gegevens zijn niet of beperkt beschikbaar. Voor een dergelijke ketencontrole is toegang tot gegevens uit het VTH-systeem van het Wbb-gezag nodig. Dit is verder uitgewerkt bij knelpunt 2 en 3.
3.2.3. Niet gebruikte meldingen (9) Wel gemelde maar niet toegepaste (deel)partijen worden niet afgemeld. Daardoor kan niet beoordeeld worden of per partij de juiste hoeveelheid wordt gebruikt. Dit knelpunt levert een (beperkt) probleem op bij het totaliseren van hoeveelheden (zie knelpunten 4 en 7). Hiervoor kan alleen een oplossing gevonden worden als dit door het bevoegd gezag wordt ingevuld en geregistreerd. Bij de toepassingsmeldingen (Bodem+ database) kan het bevoegd gezag diverse controlevelden invullen. Deze controlelijst kan verbeterd worden bij de komende aanpassingen van het meldsysteem. De gegevens hoeven echter niet verplicht door het bevoegd gezag te worden ingevuld. Het slim laten invullen door de 1ste melder kan dan veel werk voorkomen. Bronnen
Bronhouder
Instrument
Wie
Meldpunt toepassingen
Bodem+
Aanpassing meldsysteem
Bodem+
3.2.4. Unieke nummering partijen (10) De identiteit van partijkeuringen/bewijsmiddelen in het meldsysteem van Bodem+ is niet uniek. Daardoor kunnen partijen ‘gemist’ worden bij analyses, of keuringen juist dubbel gebruikt worden. Bodem+ wordt geadviseerd om dit bij de komende aanpassing van het meldsysteem op te lossen. Bronnen
Bronhouder
Instrument
Wie
Meldpunt toepassingen
Bodem+
Aanpassing meldsysteem
Bodem+
18 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
3.2.5. Analyse meldgedrag toepassingen (11) Inmiddels heeft Bodem+ dusdanig veel meldingen ontvangen dat de database goed gebruikt kan worden voor statistische analyses. Aan de hand van een analyse van beschikbare meldingen kunnen richtwaarden worden afgeleid voor gemiddelde aantallen meldingen per opdrachtgever, branche of gebied. Indien individuele opdrachtgevers veel minder melden dan gebruikelijk, kan dat een aanwijzing zijn voor het niet naleven van de meldplicht. Deze analyse zou uitgevoerd of ondersteund kunnen worden door de werkgroep IgH - bodem. Bronnen
Bronhouder
Instrument
Wie
Meldpunt toepassingen
Bodem+
Analisten overleg
Werkgroep IgH - bodem
3.3. Inrichtingen en intermediairs 3.3.1. Inzicht verontreinigingssituatie herkomstlocaties (12) (zie 2) Wm-toezichthouders hebben geen zicht op de kwaliteit van inkomende stromen bij inrichtingen. Gegevens over kwaliteit zijn moeilijk controleerbaar. Gegevens over de verontreinigingssituatie op de herkomstlocatie ontbreken vaak. Dit punt is identiek aan knelpunt 2.
3.3.2. Controle hoeveelheden herkomst – bestemming (13) (zie 4) Bij grond is het lastig om gebruikt te maken van LMA gegevens van inrichtingen. Toezichthouders hebben beperkt kennis van de mogelijkheden. LMA gegevens zijn niet goed geschikt voor het sluiten van de balans van in- en uitgaande stromen, omdat de gegevens gecombineerd moeten worden met meldingen bij Bodem+ en er veel uitzonderingen op de meldplicht bestaan. Door via Inspectieview Milieu een of enkele standaard-query’s aan te bieden waarmee gegevens van het LMA en Bodem+ kunnen worden opgevraagd over specifieke bedrijven of locaties, kunnen toezichthouders meer zicht krijgen op herkomst en bestemming van grondstromen. Dit punt is identiek aan knelpunt 4.
3.3.3. Registraties stromen binnen inrichtingen (14) Grondbanken die onder het Activiteitenbesluit vallen hebben geen registratieverplichtingen waarmee de herkomst van aanwezige of afgezette (deel)partijen te controleren valt. De stromen binnen de inrichting moeten wel geregistreerd worden als onder een BRL wordt gewerkt. Daarin is namelijk een registratieplicht opgenomen. De Wm-toezichthouders zijn meestal niet bekend met de inhoud van de BRL’s. Dit knelpunt vloeit voort uit de Algemene regels van het Activiteitenbesluit. Hiervoor is binnen de huidige randvoorwaarden geen IT-oplossing mogelijk. Samenwerking tussen de toezichthouders Wm met de toezichthouders Bbk of Intermediairs die wel kennis hebben van de BRL’s, is wel een oplossing.
3.3.4. Regels voor mengen, opbulken, splitsen (15) Er zijn geen rechtstreekse regels voor inrichtingen over het opbulken, mengen en splitsen van partijen. Deze aangewezen handelingen kunnen alleen gehandhaafd worden op basis van fysieke scheidingsregels uit BRL’s. Daarvoor is ook ILT bevoegd gezag. Ditzelfde geldt voor handelingen die worden uitgevoerd bij het maken van bodemonderzoeken en bij saneringen. 19 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
Samenwerking en uitwisseling van dergelijke gegevens verloopt via bodemsignalen, wat bij Wmtoezichthouders en Wbb-toetsers vaak een onbekend instrument is. Hiervoor is geen IT-oplossing mogelijk. De beste mogelijkheid om ervoor te zorgen dat de toetsers en toezichthouders uit de Wbb- en Wm-domeinen hun informatie delen is een communicatietraject over de mogelijkheden van bodemsignalen. De regels in de BRL’s zijn uitgebreid en specialistisch. Veel omgevingsdiensten hebben geen uniforme controlelijsten voor werkzaamheden die conform een BRL moeten worden uitgevoerd. De werkgroep IgH bodem heeft hier een mogelijke rol (zie hiervoor knelpunt 18).
3.3.5. Inzicht naleefgedrag (16) Toezichthouders hebben beperkt zicht op het naleefgedrag van bedrijven en betrokkenen. Dit knelpunt is door alle toezichthouders aangedragen. Dit inzicht is specifiek nodig bij individuele bedrijven indien daar overtredingen zijn geconstateerd. Eerdere overtredingen zijn namelijk mede bepalend voor de strafmaat (recidive). Verder kan op basis van een analyse een inschatting gemaakt worden van het risicoprofiel van bedrijven en personen. Daarmee kan gerichter toezicht worden uitgevoerd. Aansluiting van de VTH-systemen op Inspectieview Milieu (via zoeken op naam, of ten behoeve van analyses) is hier een oplossing voor. Bronnen
Bronhouder
Instrument
Wie
VTH-Wbb VTH-OMGEVINGSDIENST Holmes
Wbb-gezag Omgevingsdiensten ILT
Inspectieview
PIM i.s.m. ILT en Omgevingsdiensten
3.3.6. Registraties grondstromen buiten inrichtingen (17) Transporteurs hebben vaak geen of onjuiste transportformulieren bij zich tijdens het transport van grond. Toezichthouders hebben behoefte aan meer inzicht in transportbewegingen van vervoerders. Er zijn meer financiële middelen (lees: menskracht) nodig om dit aspect van toezicht te verbeteren. Het is echter een politieke keuze welk belang men hecht aan het verbeteren van dit type toezicht.
3.3.7. Uniforme controlelijsten (18) Het ketenproces grond kent veel verschillende mogelijke situaties waarvoor specifieke eisen gelden. Bijvoorbeeld diverse soorten saneringen, werkzaamheden die conform BRL’s moeten worden uitgevoerd, diverse soorten toepassingen, uiteenlopende inrichtingen enzovoort. Voor veel van deze situaties zijn controlelijsten beschikbaar in handboeken en HUM’s. Deze controlelijsten bestaan niet voor alle situaties en worden niet uniform gebruikt. De werkgroep IgH-bodem heeft eind 2013 een aantal controlelijsten verzameld. Voor een goede informatie-uitwisseling is het nodig om deze set compleet te maken en door alle organisaties te laten gebruiken.
20 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
4. Verbetertrajecten Op basis van deze inventarisatie kunnen een aantal verbetertrajecten worden benoemd. Deze verbetertrajecten zijn een verdere clustering van de oplossingsrichtingen uit het vorige hoofdstuk. Hierbij is verder aangegeven in hoeverre instrumenten van PIM effectief ingezet kunnen worden om de betreffende verbeteringen te realiseren en met welke ketenpartners vervolg acties kunnen worden ondernomen. De dossiers en controle-informatie bij het ketenproces grond zijn per toezichtdomein opgeslagen in gescheiden systemen. Toezichthouders uit andere domeinen, of van andere bevoegd gezag of gemeenten hebben geen toegang tot de informatie van anderen. Deze versnippering is precies de reden geweest voor het ontwikkelen van Inspectieview Milieu. Inspectieview Milieu biedt de mogelijkheid om dergelijke locatie gebonden informatie uit te wisselen. De oplossingsrichtingen uit hoofdstuk 3 zijn gebundeld en verdeeld over mogelijke trajecten voor het verbeteren van de informatiepositie via PIM instrumenten en trajecten die door de ketenpartners zelf opgepakt kunnen worden.
4.1. Nieuwe aansluitingen IvM Om de informatiepositie van de toezichthouders bij het ketenproces grond te versterken kunnen verschillende nieuwe bronnen worden aangesloten op IvM. Hierbij is in eerste instantie aansluiting voor enkelvoudige raadpleging gewenst.
4.1.1. Aansluiten bodemdossiers Wbb-bevoegd gezag Een beperkt deel van de beschikbare bodem- en controle-informatie over locaties is benaderbaar via bodemloket.nl. Daardoor heeft een aantal instanties ervaring met het gestandaardiseerd uitwisselen van GEO-informatie. Echter lang niet al het Wbb-bevoegd gezag neemt deel aan bodemloket.nl. Juist door initiatieven zoals PIM kunnen mogelijk meer bronnen worden overtuigd van de noodzaak tot gegevensuitwisseling. Ook hebben niet alle omgevingsdiensten een BIS-systeem. In die gevallen vind het informatiebeheer nog plaats door de provincie (Wbb-gezag). Door de BIS-systemen van het Wbb-gezag rechtstreeks aan te sluiten op Inspectieview Milieu kunnen toezichthouders controleresultaten en status informatie van locaties achterhalen. Hiervoor moet Inspectieview Milieu worden uitgebreid met een Geo-interface. Voor een volledige ontsluiting van de bodeminformatie is een maatwerkaansluiting nodig. Het aantal velden en mogelijkheden in de bestaande rubrieken van IvM is onvoldoende om alle items te kunnen tonen. Met een of enkele Omgevingsdiensten met alle Wbb-taken moet worden uitgezocht welke sleutelvelden gebruikt kunnen worden en welke informatie in Inspectieview Milieu getoond gaat worden. Als alternatief kan samen met Bodem+ de informatie die beschikbaar is via bodemloket.nl in IvM worden ontsloten via een standaardaansluiting in de rubriek Signalen. Daarbij kunnen ook afspraken gemaakt worden over het tonen van relevante controleresultaten die niet online beschikbaar zijn.
4.1.2. Aansluiten toepassingsmeldingen Bodem+. Meldingen van toepassingen en de daarbij behorende controlevelden voor het bevoegd gezag zijn alleen zichtbaar voor toezichthouders van de betreffende gemeente. Door via Inspectieview Milieu relevante meldingen te ontsluiten voor andere toezichthouders kunnen saneringen en andere toepassingen beter 21 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
gecontroleerd worden. Deze meldingen en de bijbehorende controleresultaten worden uniform opgeslagen bij Bodem+. Om de Bodem+ database volledig aan te sluiten is een maatwerkaansluiting en een uitbreiding voor “gerelateerde bestanden” (attachments, bijvoorbeeld in de vorm van pdf) nodig van de rubriek signalen van Inspectieview Milieu. Echter met een standaardaansluiting kunnen ook veel relevante gegevens worden ontsloten. Met Bodem+ moet worden uitgezocht welke sleutelvelden gebruikt kunnen worden en of er aanpassingen in het registratiesysteem van de meldingen nodig zijn. Dat zou dan meegenomen kunnen worden bij de geplande nieuwe release van het meldingen systeem (dit najaar).
4.1.3. Aansluiten grondmeldingen AMICE (LMA) Grond die naar inrichtingen wordt vervoerd wordt gemeld bij het LMA. Het is voor diverse toezichthouders relevant om naar hoeveelheden van specifieke herkomstlocaties te kunnen zoeken. Met het LMA is al ervaring opgedaan met beperkte gegevensuitwisseling via Inspectieview Milieu. Om dit geschikt te maken voor het thema bodem zijn enkele nieuwe query’s nodig. Met het LMA moet worden uitgezocht welke sleutelvelden gebruikt kunnen worden en hoe de relevante gegevens in Inspectieview Milieu getoond kunnen worden. Daarbij kan de conclusie in twee richtingen uitvallen: 1. Grondmeldingen kunnen worden uitgewisseld via Inspectieview Milieu via een gewone aansluiting. 2. Er is een maatwerkaansluiting nodig, zoals de huidige afvalbalans van LMA in Inspectieview Milieu is gerealiseerd.
4.1.4. Aansluiten graafmeldingen KLIC via Agentschap Telecom Graafwerkzaamheden moeten gemeld worden bij het Kadaster. Agentschap Telecom (AT) heeft als toezichthouder toegang tot die database, toezichthouders Wbb hebben daar geen toegang toe. Met AT moet worden uitgezocht welke sleutelvelden gebruikt kunnen worden en hoe de informatie in Inspectieview Milieu getoond kan worden. In combinatie met het aansluiten van de bodemdossiers van het Wbb-gezag (zie hierboven, traject 1) kan hiermee mogelijk een alert functie voor illegale saneringen gemaakt worden.
4.2. Advies oplossingsrichtingen met Inspectieview Milieu Voor het aansluiten van deze nieuwe bronnen op Inspectieview Milieu zijn in meer of mindere mate technische aanpassingen nodig. Aansluitingen van nieuwe bronnen waarvoor geen aanpassing van het informatiemodel nodig is, zijn de minst kostbare. Het aansluiten van dergelijke nieuwe bronnen is onderdeel van de implementatieplanning van Inspectieview Milieu. Om die reden wordt geadviseerd om in elk geval aansluittrajecten te starten met: 1. de toepassingendatabase van Bodem+; 2. de afvalstoffenmeldingen database van het LMA; 3. en de graafmeldingen database van Agentschap Telecom. Tijdens deze aansluittrajecten kan dan nader uitgewerkt worden of en in welke mate aanpassingen in het informatiemodel, of eventuele maatwerk aansluitingen via een eigen koppelvlak wenselijk zijn. Ad 1. Voor het volledig aansluiten van de toepassingsmeldingen (Bodem+) is een maatwerkaansluiting met een beperkte aanpassing van het informatiemodel nodig (uitbreiding van de rubriek signalen met “attachments”). Deze aanpassing is in ieder geval wenselijk, ook voor andere inhoudelijke thema’s is het 22 van 23
Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving
wenselijk om in de rubriek Signalen van IvM de mogelijkheid voor deeplinks (URL verwijzing naar een bronbestand) op te nemen. Als alternatief kan een (belangrijk) deel van de informatie van de toepassingsmeldingendatabase worden ontsloten met een standaard aansluiting. Ad 2. Voor het aansluiten van de afvalstoffendatabase van het LMA is mogelijk een nieuwe maatwerkaansluiting nodig, zoals deze ook is gerealiseerd voor gewone afvalstoffenmeldingen. Ad 3. Voor de aansluiting van de graafmeldingen via Agentschap Telecom moet nader onderzocht worden aan welke randvoorwaarden het informatiemodel moet voldoen. Naast de bovengenoemde bronnen is veel waardevolle informatie opgeslagen in de BIS-systemen van het Wbb-bevoegd gezag. Het aansluiten van deze BIS-systemen zal nog de meeste voeten in aarde hebben, vanwege het ontbreken van een GEO-interface in Inspectieview Milieu. De toevoeging van een GEOinterface is voor meer doelgroepen dan de bodemtoezichthouders een wenselijke aanvulling. Voor bodemtoezicht is dit extra relevant, omdat veel bodem/grondactiviteiten plaatsvinden op locaties zonder adres. Bovendien zijn veel bronnen pas goed in onderlinge samenhang te tonen aan de gebruiker, wanneer de gegevens over objecten op een kaart getoond worden.
4.3. Mogelijke acties ketenpartners 4.3.1. Beoordelen aangesloten bronnen op locatiespecifieke informatie Bij het ontwikkelen van Inspectieview Milieu is rekening gehouden met het tonen van locatie-specifieke informatie. Omdat er nog geen bronnen (HOLMES, VTH-omgevingsdiensten) zijn aangesloten kan niet worden beoordeeld of alle relevante informatie ook gezocht en getoond kan worden. Geadviseerd wordt om toezichthouders uit de domeinen Wbb en Bbk de juistheid en volledigheid van de getoonde locatiespecifieke informatie te laten testen.
4.3.2. Analyse grondstromen en naleefgedrag Diverse oplossingsrichtingen betreffen het maken van analyses over de in- en uitgaande stromen grond. Hierbij kunnen de bestaande databases van LMA en Bodem+ gebruikt worden, en ad hoc andere bronnen die projectmatig worden ontsloten. Geadviseerd wordt om via de werkgroep IGH Bodem één of meer analisten en informatiemakelaars aan het werk te zetten om grondbalansen te maken en indicatoren te ontwikkelen waarmee het toezicht gestuurd kan worden. Wanneer voldoende bronnen aangesloten zijn op Inspectieview Milieu, dan kan de bijbehorende bulkvoorziening dienen als (aanvullende) bron voor analyses.
4.3.3. Uniforme controlelijsten Bij het ketenproces grond zijn zeer veel verschillende situaties mogelijk. Deze situaties worden niet door alle toezichthouders uniform beoordeeld. Er is duidelijk behoefte aan standaardisering van de controlelijsten. Geadviseerd wordt om via de werkgroep IgH-Bodem het gebruik van standaard controlelijsten voor situaties uit het ketenproces grond te stimuleren. Dit is een voorwaarde voor het goed kunnen aansluiten van de VTH-systemen van de Omgevingsdiensten voor locatiespecifieke controle-informatie.
23 van 23