Thema-analyse lokale financiën De energiesector 1. Evoluties in de Belgische energiesector Door de zesde staatshervorming zijn gewesten vanaf 1 juli 2014 bevoegd voor distributienettarieven, naast het technisch en juridisch toezicht op de werking van de distributienetbeheerders dat ze al eerder uitoefenden. Tarieftoezicht houdt in dat de regionale toezichthouders: o berekeningsmethodes vaststellen of overgangsmaatregelen nemen o distributienettarieven voor elektriciteit en aardgas goedkeuren De regionale toezichthouders (VREG, CWaPE en Brugel) werkten elk hun eigen berekeningsmethode uit op basis van een exhaustieve lijst van parameters die de CREG voorbereidde in zijn versterkte rol van toezichthouder. De federale controle over de prijzen van de energieleveranciers was in werking getreden op 1 april 2012. Vanaf die datum moesten alle betrokken indexeringen en prijsverhogingen worden gemeld aan de CREG. Dit prijscontrolemechanisme had een tijdelijk karakter en verviel eind 2014 toen de bevoegdheid geregionaliseerd werd. Wat beweegt er bij de intercommunales: In Wallonië gaan in 2013 de acht gemengde intercommunales op in Ores Assets. Het gaat om IDEG, IEH, IGH, Interest, Interlux, Intermosane, Sedilec en Simogel. Tegelijkertijd werd sector 1 van Intermosane (Stad Luik) afgesplitst en opgeslorpt door Tecteo. De acht intercommunales werden ontbonden en maken boekhoudkundig gezien in 2013 deel uit van Ores Assets. Mogelijke uitstap van Electrabel dat 25 % van het kapitaal aanhoudt is voorzien voor 2019. In 2014 herstructureert de groep Tecteo (Publifin) de organisatie van zijn activiteiten van distributienetbeheerder en investeringsmaatschappij. De holding Finanpart, waarin Publifin quasi voor 100% deelneemt, houdt de participatie aan in de DNB Resa en Nethys. De operationele eenheid Nethys krijgt het kabeldistributienetwerk VOO onder haar beheer. In Vlaanderen kwamen in de loop van 2014 de zeven gemengde DNB’s voor elektriciteit en aardgas met hun aandeelhouder Electrabel overeen om over te gaan tot een vervroegde en algemene uitstap tegen einde 2014. Het gaat om de zeven intercommmunales die Eandis als werkmaatschappij hebben voor de dagelijkse dienstverlening: Gaselwest, Imewo, IMEA, Intergem, Iveka, Iverlek en Sibelgas. Parallel met deze operatie stapt de publieke sector ook uit Electrabel Customer Solutions. In de loop van 2015 kondigden dezelfde zeven intercommunales dan hun fusie aan tot één grote intercommunale (Eandis Assets) boven Eandis. De gefusionneerde intercommunale zal het distributienetwerk van de groep bezitten. Deze stap laat toe om op zoek te gaan naar nieuwe privépartners voor financiering.
1
2. Omvang van de geanalyseerde sector De analyse neemt de actoren op waarvoor de gereglementeerde tarieven van de energiemarkt gelden, namelijk de transportnetbeheerders (TNB's) en de distributienetbeheerders (DNB's) die door de regulatoren zijn erkend. Het gaat om 17 intercommunales1 die lokaal actief zijn in de distributie van elektriciteit en gas en deel uitmaken van de gereguleerde markt. Daarnaast gaat het om 4 betekenisvolle sleutelactoren (TNB’s) binnen de energiesector : Fluxys, Fluxys LNG, Elia en het kleinere gesloten distributie-netbeheer Brussels Airport. Naast de 17 intercommunales voor de distributie van energie zijn er ook 23 intercommunales actief in de sector van de energiefinanciering. Die intercommunales hebben participaties in ondernemingen verbonden met de energiesector. Zo realiseren de financieringsintercommunales hun doelstelling om de gemeenten zo stabiel mogelijke inkomsten te garanderen via uitgekeerde dividenden. Dit om de gevolgen van de vrijmaking van de energiemarkt tegen te gaan. Intercommunales mochten na de vijrmaking alleen nog instaan voor het distributienetwerk en niet meer voor productie en levering van energie. Bij de intercommunales voor energie en energiefinanciering en bij de sleutelactoren waren in 2014 2 367 VTE’s actief. Dat is een relatief beperkt aantal omdat het merendeel van het personeel van de sector actief is in de operationele dochterondernemingen. De meeste klanten komen voor meteropname en andere praktische zaken immers in contact met de door de intercommunale aangeduide werkmaatschappij. In Vlaanderen bestaan er twee van die operationele entiteiten: Infrax, dat de zuivere intercommunales groepeert en Eandis voor de gemengde intercommunales. In Brussel staat de enige DNB, de intercommunale Sibelga, zelf in voor het opnemen van de meterstanden. In Wallonië zorgt Indexis sinds 2009 voor rekening van Ores voor de verwerking en de uitwisseling van de gegevens van de elektriciteits- en gasmeters tussen de diverse actoren. Hoewel het om dochterondernemingen gaat van intercommunales, vallen deze werkmaatschappijen buiten de analyse van de lokale overheidsbedrijven. Als intercommunale komen alleen bedrijfseenheden in aanmerking waarin gemeenten rechtstreeks deelnemen. Beschikbaar op de website www.belfius.be/onzestudies : Lijst van intercommunales in de analyse Tabellen met cijferoverzicht 2013-2014 en balanstotaal in volgorde van grootte Recente geschiedenis van de sector
1
Door schaalvergroting verdween in Vlaanderen de activiteit van de 2 autonome gemeentebedrijven voor elektriciteitsdistributie. In Wallonië blijft het gemeentebedrijf van Waver als enige over in de sector. De cijfers worden niet opgenomen in de statistiek.
2
3. Financiële analyse Balans De totale activa van de omschreven energiesector bedragen 26,8 miljard EUR, waarvan 70 % voor de intercommunales en de overige 30 % of 8 miljard EUR voor de andere betekenisvolle actoren. Het gemiddelde balanstotaal van intercommunales ligt in elke regio lager dan dat van de sleutelactoren. De 12 Vlaamse intercommunales van de sector vertegenwoordigen de helft van het balanstotaal. De concentratie van het distributienetwerk in Wallonië daarentegen is bijna compleet nadat Ores Assets de 8 gemengde intercommunales overnam. Er blijven nog twee kleinere zuivere intercommunales actief als netbeheerder naast Ores Assets. Dit laatste bedrijf bedient nagenoeg 75% van de lokale besturen in Wallonië. Tecteo werd in onze analyse van 2014 na haar recente transformatie niet meer opgenomen bij de sector energie maar wel in de sector energiefinanciering onder de naam Publifin, wat verschillen kan geven met de cijfers van voor 2013. In Brussel is alleen Sibelga de facto actief als distributienetbeheerder (zie lijst van intercommunales per regio op onze website). Bij de vaste activa overwegen de materiële vaste activa met 76,5 % van het balanstotaal. Dat stemt grosso modo overeen met de waarde van de distributienetten voor energie die de intercommunales bezitten. Voor de betekenisvolle actoren en de energiefinancieringsintercommunales is het aandeel van de materiële activa een flink stuk minder. Dat heeft te maken met de specifieke opdracht van de financieringsintercommunales. Ook de deelnemingsstructuur van de TNB voor elektriciteit speelt hier een rol, een belangrijk deel van de vaste activa wordt gerealiseerd via financiële deelnemingen in dochterondernemingen. De financiële vaste activa noteren in verhouding dan ook met een groter aandeel. De regionale verschillen tussen de financieringsintercommunales zijn te verklaren doordat in Wallonië en Brussel de intercommunales zelf participaties nemen in naam van de gemeenten in de energiesector, wat minder het geval is in Vlaanderen, waar de gemeenten rechtstreeks participaties nemen. Er werden onder meer belangen genomen in TNB’s (Elia en Fluxys) via Publi-T en Publigas. De intercommunales voor energie en energiefinanciering hebben verhoudingsgewijs een vrij hoog eigen vermogen in vergelijking met de totale passiva. Met de uitkering van het resultaat (en van opgebouwde reserves) in 2014 is het eigen vermogen voor de energieintercommunales in verhouding tot het balanstotaal echter beduidend achteruit gegaan ten opzichte van het jaar ervoor. Dit, samen met het optrekken van het schuldniveau, verklaart waarom de schulden op hun balans meer dan de helft van de passiva (55,9 %) bedragen ten opzichte van 49,6 % in 2013. Voor de energiefinanciering blijft het aandeel van het eigen vermogen zeer sterk, het is slechts gezakt van 79 % naar 72,4 %.
3
Resultaat van het boekjaar Het resultaat van het boekjaar 2014 na belastingen beloopt voor de energie-intercommunales 490 miljoen EUR, waarmee het opnieuw afkalft ten opzichte van het vorige jaar. De Vlaamse intercommunales leveren een bijdrage van meer dan drie kwart aan dit resultaat. Uit een analyse van de componenten van het resultaat blijkt voor de energie-intercommunales dat het bedrijfsresultaat het sterkst bijdraagt in het resultaat van het boekjaar. Na de volledige vrijmaking van de energiemarkt drukt het bedrijfsresultaat het bedrag uit van de geraamde billijke vergoeding voor het belegde kapitaal. Het financieel resultaat vertoont een tekort. Door de investeringen in de sector vloeit het vooral voort uit de toegenomen financiële schuldenlast van de intercommunales. Bij de financieringsintercommunales wordt het resultaat (514 miljoen EUR) vooral opgebouwd door het financieel resultaat, dat bestaat uit dividenden van participaties, maar ook het uitzonderlijk resultaat draagt in 2014 sterk bij tot het resultaat van het boekjaar. Evolutie van het resultaat Sinds 2003 is het de trend dat het resultaat van de intercommunales voor energiedistributie blijft dalen, op enkele korte heroplevingen na. Die volatiliteit zou ook in 2014 opnieuw een mogelijke verklaring kunnen vinden in het "regulatoir saldo", dit is het verschil tussen de geïnde tarieven die bevroren zijn tot 2014 en de reële kosten voor de infrastructuur. Met de toegepaste methode moeten de behoeften op het vlak van energie, investeringen en de daarmee gepaard gaande werkingskosten één jaar vooraf worden ingeschreven (ex ante) en bepalen ze zo de tarieven die in de loop van het jaar moeten worden toegepast. De CREG doet een controle ex post, na afsluiting van het boekjaar, met een boekhoudkundige verrekening van de verschillen. Die controle ex post kan echter het verwachte resultaat voor het daaropvolgende jaar positief of negatief beïnvloeden. Wat het resultaat van het boekjaar van de financieringsintercommunales betreft is het de trend dat het resultaat eerder in stijgende lijn gaat met enkele sterke fluctuaties. Door het nemen van belangen in vennootschappen uit de energiesector realiseren de financieringsintercommunales hun doelstelling om de gemeenten zo stabiel mogelijke inkomsten te garanderen. Het resultaat van het boekjaar 2013 vertoont wel een terugval, maar in 2014 ligt het resultaat weer duidelijk op een hoger niveau. De geboekte resultaten zijn afhankelijk van de hoogte van de dividenden uitgekeerd door de ondernemingen waarin de lokale openbare sector participaties heeft genomen.
4
Grafiek 1: Evolutie en uitsplitsing van het resultaat van het boekjaar van de energie-intercommunales – 2001-2014 (in miljoen EUR)
Grafiek 2: Evolutie en uitsplitsing van het resultaat van financieringsintercommunales – 2001-2014 (in miljoen EUR)
5
het
boekjaar
van
de
Financiële ratio’s Dankzij de financiële ratio’s krijgen we een beeld van de thesaurie (liquiditeit), het terugbetalingsvermogen (solvabiliteit) en de prestatie (rentabiliteit) van de intercommunales en de sleutelactoren. De liquiditeitsratio's in ruime zin (current ratio) zijn zowel voor de sleutelactoren als voor de energie-intercommunales in bijna alle regio’s hoger dan 1 in 2013 en 2014. De meer restrictieve ratio van de acid test is gemiddeld wat kleiner. Voor de financieringsintercommunales duikt de liquiditeit onder nul in 2014. Achter het gemiddelde van elk segment kunnen echter individuele situaties schuilgaan die sterk verschillen van intercommunale tot intercommunale. De liquiditeitsratio’s van de sleutelactoren van de sector, ten slotte, geven voor beide jaren een toereikende thesaurie te zien met een acid test ratio van 1,3 en 2. De gemiddelde solvabiliteitsratio's, die van de onderneming een beeld op langere termijn geven, vertonen een globale verzwakking van de solvabiliteit voor de intercommunales van de sector in 2014. Met de uitkering van het resultaat in 2014 (en van opgebouwde reserves) is het eigen vermogen voor de energie-intercommunales in verhouding tot het balanstotaal beduidend achteruit gegaan ten opzichte van het jaar ervoor. Samen met het optrekken van het schuldniveau verklaart dit waarom de langetermijnschuldratio is toegenomen tot 100 % (behalve in Brussel waar deze ratio is verbeterd). Voor de sector energiefinanciering blijft de financiële onafhankelijkheid van het eigen vermogen zeer sterk, de ratio is ondanks de uitkeringen slechts gezakt van 79 % naar 72,4 %. Het grote aandeel van het eigen vermogen bestaat voor bijna de helft uit reserves die in deze intercommunales worden aangehouden. Ook bij de betekenisvolle sleutelactoren gaan beide ratio’s er op achteruit maar blijft de mate van zelffinanciering op peil, net zoals de verhouding van de cashflow ten opzichte van het vreemd vermogen. De zelffinancieringsgraad van de energiesector haalt voor het boekjaar 2014 gemiddeld nog steeds zo’n 10 % ondanks een lichte daling. Ook de sector van de energiefinanciering behoudt min of meer hetzelfde hoge niveau van meer dan 40 %. Door het hogere schuldniveau neemt ook de ratio van de cashflow op het vreemd vermogen lichtjes af over het boekjaar 2014 (tot 6,2 %) voor de energiesector terwijl hij voor de sector van de energiefinanciering nog aangroeit. De rentabiliteitsratio's geven goede resultaten voor het boekjaar 2013 en 2014, hoewel ze lager liggen dan de ratio’s van het jaar ervoor. De rentabiliteit op het eigen vermogen, die de return on investment voor de aandeelhouders weergeeft, bedraagt in 2014 gemiddeld 6 % voor de energie-intercommunales tegenover 11 % voor alle financieringsintercommunales samen. De vermelde percentages weerspiegelen voor deze laatste de resultaten van de financiële verrichtingen op hun participatieportefeuille, alsook de beslissingen voor het aanleggen van reserves. De ratio van de operationele rentabiliteit, die aangeeft wat de onderneming kan halen uit haar bedrijfsvoering, daalt voor de sleutelspelers van de energiesector in 2014 onder de vroegere 20 % naar gemiddeld 18,8 %, terwijl die voor de energie-intercommunales verder langzaam afkalft tot 15,6 %. 6