AMC JAARVERSLAG 2009
betreffende het ACADEMISCH ZIEKENHUIS en de FACULTEIT der GENEESKUNDE van de UNIVERSITEIT van AMSTERDAM
INHOUDSOPGAVE 1 2
Uitgangspunten voor de verslaggeving 3 Profiel van de organisatie 4 2.1 Algemene identificatiegegevens ................................................................................. 4 2.2 Structuur van het concern:........................................................................................ 5 2.3 kerngegevens .......................................................................................................... 7 2.3.1 Kernactiviteiten en nadere typering.................................................................... 7 2.3.2 Clienten, capaciteit, productie, personeel en opbrengsten ..................................... 7 2.3.3 werkgebieden.................................................................................................. 8 2.4 Samenwerkingsrelaties ............................................................................................. 8 3 Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap 10 3.1 Bestuur en toezicht .................................................................................................10 3.1.1 Governance....................................................................................................10 3.1.2 Raad van Bestuur ...........................................................................................10 3.1.3 Raad van Toezicht...........................................................................................11 3.2 Bedrijfsvoering .......................................................................................................15 3.3 Medezeggenschap ...................................................................................................17 3.3.1 Advies- en overlegorganen...............................................................................17 3.3.2 Cliëntenraad...................................................................................................18 4 Beleid, inspanningen en prestaties 19 4.1 Meerjarenbeleid ......................................................................................................19 4.2 Algemeen beleid .....................................................................................................20 4.3 Algemeen kwaliteitsbeleid ........................................................................................21 4.4 Kwaliteitsbeleid ten aanzien van patiënten .................................................................25 4.4.1 Kwaliteit van zorg ...........................................................................................25 4.4.2 Klachten en klachtenbehandeling ......................................................................33 4.4.3 Toegankelijkheid.............................................................................................35 4.4.4 Veiligheid.......................................................................................................35 4.5 Kwaliteit ten aanzien van medewerkers......................................................................38 4.5.1 Personeelsbeleid .............................................................................................38 4.5.2 Kwaliteit van het werk .....................................................................................38 4.6 Samenleving...........................................................................................................42 4.7 Financieel beleid .....................................................................................................48 4.8 Informatie- en communicatietechnologie....................................................................51 4.9 Huisvesting en terreinontwikkeling ............................................................................54 4.10 Kunst.....................................................................................................................56 5 Onderwijs en opleiding 58 5.1 De onderwijsinstituten .............................................................................................58 5.2 Internationalisering .................................................................................................65 5.3 Professionalisering docenten en opleiders/stafleden.....................................................66 5.4 Biomedische Opleidingen..........................................................................................67 5.5 Academische opleidingswerkplaats arbeid, maatschappij en gezondheid.........................68 5.6 Amsterdam University College ..................................................................................68 5.7 Amsterdam School of Health Professions ....................................................................69 5.8 Hoogleraren AMC-Uva 2009......................................................................................71 6 Onderzoek 72 6.1 Resultaten en kwaliteitszorg van het wetenschappelijk onderzoek .................................73 6.2 Dierexperimenteel onderzoek ...................................................................................77 7 Jaarrekening 79 Bijlagen 134 Prestatie-indicatoren 135 Productiecijfers 158 Legitimering academische component 159 Financiers van wetenschappelijk onderzoek 170 Personalia per 31 december 2009 174 Wetenschappelijke lezingen 181 AMC PhD Scholarships 2009 183 Subsidies 184 Lijst met afkortingen 188
Inhoudsopgave
2
1
UITGANGSPUNTEN VOOR DE VERSLAGGEVING
Voor u ligt het AMC Jaarverslag 2009, dat evenals de voorgaande jaren uitsluitend in digitale vorm verschijnt. In dit jaardocument geeft het AMC conform de richtlijnen van het ministerie van VWS een overzicht van de prestaties in het afgelopen jaar. Wij hopen dat de lezer hiermee een indruk krijgt van de activiteiten van het AMC en de mogelijkheid heeft om deze te vergelijken met andere instellingen - op nationaal en internationaal niveau. Tevens legt het AMC hiermee rekenschap af aan de samenleving over het gevoerde beleid. Net als voorgaande jaren brengt het AMC, naast het jaardocument, ook een jaarschrift voor patiënten uit in de vorm van een magazine. Met het jaarschrift geeft het AMC op heldere en inzichtelijke wijze, speciaal voor patiënten, inzicht in de activiteiten van het afgelopen jaar. Het jaardocument bevat, naast een beschrijving van de kernactiviteiten van het AMC, de financiële verslaglegging in de vorm van een jaarrekening. Het AMC eindigt het jaar 2009 wederom in zwarte cijfers. De jaarrekening laat een positief resultaat uit gewone bedrijfsvoering zien van € 4,8 miljoen. Het jaar 2009 stond in het teken van de allianties. De toenemende druk op de zorg door enerzijds een groeiende zorgvraag en anderzijds financiële beperkingen, vragen om meer aandacht voor de stroomlijning van zorg. Het AMC ziet zich voor de uitdagende opdracht gesteld om met de ziekenhuizen in de regio de kwantiteit en kwaliteit van het totale palet van zorg overeind te houden. Het aangaan van strategische allianties is hierbij een even gewenste als onvermijdelijke stap. Het AMC heeft in 2009 de aandelen van de VZA Groep BV overgenomen en is daarmee eigenaar geworden van een van de twee aanbieders van ambulancevervoer en personenvervoer in Amsterdam. In overleg met de GGD en conform de spelregels die landelijk gelden zal in de komende jaren het ziekenvervoer in Amsterdam worden vormgegeven. Het jaar 2009 stond – uiteraard - ook in het teken van de kwaliteit. Een risico-inventarisatie gaf inzicht in de meeste kwetsbare onderdelen van het AMC en was daarmee uitgangspunt voor een plan van aanpak om deze risico’s te verkleinen. Het project ‘Het zal je moeder maar wezen’ heeft een extra impuls gekregen door een aantal evaluatieprojecten van voorgestelde verbeteringen te honoreren. In 2009 heeft het AMC een accreditatietraject in gang gezet volgens de richtlijnen van de Joint Commission International (JCI), een systematiek waarmee in de Verenigde Staten vrijwel alle ziekenhuizen geaccrediteerd worden en die gericht is op de optimalisering van de kwaliteit van de patiëntenzorg. De docentprofessionalisering voor het onderwijs heeft in 2009 veel aandacht gekregen in alle fases van de opleiding, zowel het onderwijs aan studenten geneeskunde en medische informatiekunde in de bachelor- en de masterfase (coschappen) als de opleiding tot medisch specialist en de promotietrajecten. Naast de uitvoering van het BKO-beleid (BasisKwalificatie Onderwijs) voor alle docenten in de bachelor en master, is het programma ‘Teach the Teacher’ uitgerold en uitgebreid. Tevens is een begin gemaakt met het opzetten van een training voor de begeleiding van promovendi door ‘mid carreer’ laureaten. In 2009 is de presentatie van het onderzoek en de onderzoekers van het AMC op het internet gereed gekomen. Op de ‘Who is Who in research’ pagina’s zijn binnenkort alle AMC-onderzoekers te vinden met hun onderzoeksgebied, specifieke expertise, belangrijkste publicaties, alsook hun financieringsbronnen en nevenactiviteiten.
Uitgangspunten voor de verslaggeving
3
2
PROFIEL VAN DE ORGANISATIE
2.1
ALGEMENE IDENTIFICATIEGEGEVENS
Naam Adres Postcode Plaats Postadres
Academisch Medisch Centrum Meibergdreef 9 1105 AZ Amsterdam Zuidoost Postbus 22660 1100 DD Amsterdam Telefoon 020 5669111 KvK nummer 34362777 E-mail adres
[email protected] Internetpagina www.amc.nl
Kengetallen (geconsolideerd)
Som der bedrijfsopbrengsten (* € 1.000) Poliklinische behandelingen Klinische opnamen* Dagbehandelingen* Personeelsbezetting (in fte) Arts-assistenten (in fte) Studenten (peildatum 1 oktober) Coassistenten (in fte)
2009
2008
762.108 378.487 28.319 28.962 6.652 363 2.363 432
711.576 356.272 27.705 26.952 6.068 370 2.318 409
* Cijfers 2008 aangepast, zie bijlage productiecijfers
Kernactiviteiten Het AMC omvat het Academisch Ziekenhuis en de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam. De kernactiviteiten van het AMC liggen op het gebied van patiëntenzorg, (medisch) wetenschappelijk onderwijs en (medische) opleidingen, en wetenschappelijk onderzoek. Kennis is hierbij de bindende factor: het gaat bij de kernactiviteiten om kennisontwikkeling, kennisoverdracht en kennistoepassing. Organogram De organisatie van het AMC is gedecentraliseerd en ingericht op basis van principes van duaal en integraal management. De AMC-organisatie bestaat uit 17 eenheden: divisies, een RvB-staf en algemene diensten en directoraten. Per divisie en per specialisme is een combinatie van medici en verpleegkundig bestuurders eerstverantwoordelijk, daarbij ondersteund door een directeur bedrijfsvoering met eigen bedrijfsbureau.
Profiel van de organisatie
4
2.2
STRUCTUUR VAN HET CONCERN: Raad van Toezicht Raad van Bestuur
Chirurgische specialismen
Emma Kinderziekenhuis AMC
Laboratoriumspecialismen
- cardiothoracale chirurgie - chirurgie - mondziekten en kaakchirurgie - orthopedie - plastische en reconstructieve chirurgie - spoedeisende hulp - urologie
- kinderchirurgie - kindergeneeskunde
- anatomie, embryologie & fysiologie - antropogenetica - apotheek - celbiologie & histologie - experimentele immunologie - experimentele inwendige geneeskunde - experimentele vasculaire geneeskunde - genoomanalyse - klinische chemie - klinische genetica - levercentrum - medische biochemie - medische microbiologie - pathologie
Neurozintuigspecialismen
Verloskunde / gynaecologie
Psychiatrie
Operatiecentrum en Intensive Care
- dermatologie - keel-, neus- en oorziekten - oogziekten - neurochirurgie - neurologie
- verloskunde / gynaecologie
Beeldvormende specialismen en onderzoek- en behandelcentrum
Klinische methoden en public health
Inwendige specialismen - cardiologie - farmacologie en farmacotherapie - inwendige geneeskunde - longziekten - maag-, darm-, en leverziekten
-
nucleaire geneeskunde radiologie radiotherapie revalidatie
Algemene Dienst Beheer -
financial control financiële administratie functioneel beheer managementinformatie zorgadministratie
- arbeid en gezondheid - huisartsgeneeskunde - klinische epidemiologie, biostatistiek en bioinformatica - klinische informatiekunde - medische bibliotheek - medische psychologie - sociale geneeskunde
Algemene Dienst ICT - applicatie services - infrastructuur services - programmamanagement - project support office - relatiemanagement
- kinder- en jeugdpsychiatrie (in samenwerkingsverband De Bascule) - psychiatrie (in samenwerkingsverband Psychiatrie en Arkin)
RvB staf - arbogroep en beheer - directoraat onderwijs & onderzoek - directoraat patiëntenzorg - kwaliteit en procesinnovatie - interne audit services - juridische zaken - marktontwikkeling & control - voorlichting
Directoraat Huisvesting - onderhoud - beheer installaties & gebouwen - (bouw)projecten
- anesthesiologie - biomedical engineering & physics - dagcentrum - IC volwassenen - OK-centrum
Algemene Dienst Materiële Faciliteiten - beveiliging, publieksservice - energiebedrijf - instrumenteel bedrijf - logistiek dienstencentrum - medische fotografie en illustratie - schoonmaak beddenhuis - voeding patiënten
Directoraat HR -
administratie advies ontwikkeling reporting services
Directoraat Inkoop
Profiel van de organisatie
5
Juridische structuur In onderstaand diagram is een overzicht van de juridische structuur van het AMC per 31 december 2009 opgenomen. AMC St ichting Part icipat ies AM C
Sticht ing Klinische Research
100% BDDA BV
100% AM C Terreinontwikkeling BV
51% AM C M edical Research BV
50% Psychiat rie Vof AM C /Arkin
100% AM C M edical Services BV
100% Amsterdam Vect or Product ion BV
100% AM CAS BV
100%
44% Alant Vrouw Amsterdam BV
VZA Groep B.V.
Hep-Art M edical Devices BV
PrimaGen Holding BV 10,4%
29,2%
63,8%
29,29%
M acroZyme BV
Vallet ta Healt h Holding BV
AIM M Therapeut ics BV
Art hrogen BV 82,519%
40%
55,27%
100%
Regenesance BV
Forensic Technical Solutions BV I.O.
SanEcon BV 40%
Het AMC is het Academisch Ziekenhuis bij de Universiteit van Amsterdam en vervult, naast zijn werkzaamheden op het gebied van patiëntenzorg, zijn wettelijke taken op het gebied van onderwijs en onderzoek en de taken van de medische faculteit zoals met de Universiteit van Amsterdam contractueel is overeengekomen. Het AMC heeft een publiekrechtelijke rechtspositie op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV (BDDA) faciliteert toponderzoekers in het AMC in hun poging om op basis van hun wetenschappelijke vindingen vennootschappen op te richten op het gebied van Research & Development of daaruit voortvloeiende productie. AMC Terreinontwikkeling BV ontwikkelt activiteiten welke voortvloeien uit de verdere ontwikkeling van het AMC-terrein. Hiertoe behoort onder meer de uitgifte van terreinen en opdrachten tot bebouwing. AMC Medical Research BV ondersteunt financiers, projectleiders en medewerkers bij het transparant en doelmatig uitvoeren van door derden gefinancierd medisch wetenschappelijk onderzoek binnen het AMC. Psychiatrie Vof AMC/Arkin is een vennootschap onder firma van Arkin (het deel dat op het AMC terrein is gevestigd) en het AMC. De vennootschap is deels verantwoordelijk voor de klinische en ambulante volwassenenzorg in het stadsdeel Zuidoost en de gemeente Diemen en voor de divisie Psychiatrie van het AMC. AMC Medical Services BV detacheert en levert medische expertise aan derden. Amsterdam Vector Production BV stelt laboratoriumruimten en -faciliteiten ter beschikking voor productie van genproducten en celtherapeutische producten voor klinische toepassingen. AMCAS BV voert onderzoek uit op het gebied van het testen van geneesmiddelen en/of vaccins voor infectieziekten en/of immunologische ziekten. Stichting Klinische Research heeft ten doel de klinische research binnen het AMC te bevorderen, onder andere door verkregen inkomsten uit octrooien aan het AMC over te maken ten behoeve van nieuwe onderzoeksprojecten in het AMC.
Profiel van de organisatie
6
Alant Vrouw Amsterdam is in oktober 2008 opgericht en heeft tot doel de exploitatie van een centrum voor vrouwengeneeskunde, waarin met name de zorg voor vrouwen met bekkenbodemklachten en afwijkende cervixcytologie wordt vormgegeven. Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam (VZA Groep BV) De VZA richt zich hoofdzakelijk op ambulancezorg en het AWBZ-vervoer.
2.3 2.3.1
KERNGEGEVENS KERNACTIVITEITEN EN NADERE TYPERING
Het Academisch Medisch Centrum omvat het Academisch Ziekenhuis en de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam. De kernactiviteiten van het AMC zijn: patiëntenzorg, wetenschappelijk onderwijs en opleidingen en wetenschappelijk onderzoek. Kennis is hierbij de bindende factor: het gaat bij de kernactiviteiten om kennisontwikkeling, kennisoverdracht en kennistoepassing. De patiëntenzorg bestaat uit basiszorg voor de inwoners rond het AMC, topklinische zorg voor de provincies Noord-Holland en Flevoland en topreferente zorg voor heel Nederland. Meer dan de helft van de patiënten komt naar het AMC omdat ze zijn doorverwezen door een specialist van een ander ziekenhuis. De belangrijkste klinische speerpunten voor het AMC zijn cardiovasculaire aandoeningen, maag-, darm- en leverziekten, kindergeneeskunde, metabole ziekten en infectieziekten en immunologie. Het AMC is het traumacentrum voor de regio noordwest Nederland. Samen met Arkin biedt het AMC tweede- en derdelijns psychiatrische zorg aan. Onderwijs en opleiding zijn de belangrijkste instrumenten om de kwaliteit van de gezondheidszorg hoog te houden. Naast geneeskunde verzorgt het AMC een opleiding Medische Informatiekunde. Deze opleiding richt zich op het raakvlak van informatiekunde en geneeskunde. Binnen het Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen (OMSO) geeft het AMC brede cursussen voor assistenten. De Graduate School for Medical Sciences binnen het AMC richt zich op stroomlijning, professionalisering en verdere internationalisering van het promotietraject. Bij het onderzoek kiest het AMC voor translationeel- én klinisch onderzoek. Er is gekozen voor de volgende speerpunten: cardiovasculaire aandoeningen, infectieziekten en immunologie, maag-, darmen leverziekten, metabole ziekten, neurologische en psychiatrische aandoeningen, oncologie en public health. Het onderzoek in bovenstaande speerpunten is samengebracht in een overkoepelend onderzoekinstituut (AMC Onderzoekinstituut).
2.3.2
CLIENTEN, CAPACITEIT, PRODUCTIE, PERSONEEL EN OPBRENGSTEN
De patiëntenzorg van het AMC omvat basiszorg, topklinische zorg en topreferente zorg: • Bij de basiszorg, ofwel de reguliere tweedelijns zorg, vormen de circa 200.000 bewoners in de directe omgeving de primaire doelgroep. • De topklinische zorg is bestemd voor de ruim 3 miljoen inwoners van Noord-Holland, Flevoland en een deel van de provincie Utrecht. • Voor de topreferente zorg zijn alle inwoners van Nederland als doelgroep te beschouwen. De zorg komt voort uit een – meestal tertiaire - verwijzing. Huisartsen en verwijzend specialisten zijn in die zin ook een belangrijke doelgroep. Met de verzekeraars tenslotte worden de productie-afspraken gemaakt. Deze vormen in zowel financieel- als medisch inhoudelijk opzicht een belangrijke stakeholder. In 2009 is de geleverde zorg gegroeid ten opzichte van 2008. In de polikliniek kwamen er ruim 6% meer patiënten voor de eerste keer of voor een herhaalconsult. De groei van het aantal (dag)klinische behandelingen is bijna 5%, waarbij het aantal dagbehandelingen iets meer toenam dan het aantal opnamen. Iets meer dan de helft van de klinische patiënten kreeg de behandeling via een dagopname. Bij de overige patiënten die opgenomen werden nam de verpleegduur licht af.
Profiel van de organisatie
7
Groei t.o.v. 2008 Poliklinische behandelingen
(Dag)klinische behandelingen
Verpleegdagen
Verpleegduur
-5,0%
0,0%
5,0%
10,0%
De groei van de patiëntenzorg wordt met name gerealiseerd bij onze speerpunten. Daarnaast wordt een deel van de groei verklaard door een verhoogde inzet om juist, tijdig en volledig te registreren. Bij de bijzondere zorg is het aantal cardiologische en neurochirurgische toegenomen, terwijl er ook meer niertransplantaties zijn gedaan. De IC-zorg is gegroeid, en er is een groter beroep gedaan op onze traumafunctie.
2.3.3
WERKGEBIEDEN
Het werkgebied van het AMC is sterk gerelateerd aan de onderscheiden activiteiten. Bij de patiëntenzorg richt de basiszorg zich met name op de directe omgeving van het AMC, terwijl topklinische- en traumazorg in principe aan heel noordwest Nederland worden geboden. Topreferente zorg heeft heel Nederland, soms daarbuiten, als werkgebied. Bij het opleiden tot medisch specialist wordt samengewerkt met een groot aantal ziekenhuizen in noordwest Nederland. Voor het wetenschappelijke onderzoek is het werkgebied veel groter, deze activiteit heeft immers een internationaal karakter.
2.4
SAMENWERKINGSRELATIES
Het huidige tijdsgewricht kenmerkt zich door een grote druk op de zorg. Het palet aan behandelingsmogelijkheden – vrucht van klinisch wetenschappelijk onderzoek – en de vergrijzing reflecteren zich in een groeiende zorgvraag. Tegelijkertijd staan toegankelijkheid, patiëntveiligheid en patiëntgerichtheid - terecht – in het brandpunt van de publieke aandacht. Het is dan zaak om de beperkte middelen optimaal in te zetten teneinde in kwantitatieve zin te voldoen aan de vraag, en tegelijkertijd de kwaliteit van de gezondheidszorg te verhogen. Het AMC heeft een belangrijke taak in het stroomlijnen van die zorg. Allereerst door de taken die door de overheid zijn belegd (regie als Traumacentrum en regisseur in de acute-zorgregio) of gewenst (regierol in de ketenzorg). Daarnaast heeft het AMC te maken met kwantitatieve verschuivingen in de patiëntenzorgtaken wegens de door de Inspectie voor de Gezondheidszorg gehanteerde minimale volumina van complexe ingrepen zoals de oncologische slokdarmchirurgie. Als publieke instelling en grote aanbieder van ziekenhuiszorg in de regio, voelt het AMC ook een eigenstandige verantwoordelijkheid om – in samenspraak met de partners – de zorg zo vorm te geven dat toegankelijkheid en kwaliteit van zorg gemaximaliseerd worden.
Profiel van de organisatie
8
Van oudsher heeft het AMC al samenwerkingsverbanden met verschillende ziekenhuizen in de regio en met andere umc’s. De intensiteit verschilt per specialisme of ziekte, variërend van kennisuitwisseling tot afspraken over de concentratie van de behandeling van zeldzame aandoeningen. In 2009 had het AMC allianties met onder andere het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG), het Flevoziekenhuis, het Nederlands Kanker Instituut/Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis (NKI-AVL) en de Stichting Sanquin Bloedvoorziening (Landsteiner Laboratorium). De afdeling Psychiatrie van het AMC heeft met Arkin (het deel dat op het AMC-terrein gevestigd is) een vennootschap onder firma, die verantwoordelijk is voor de klinische en ambulante volwassenenzorg in het stadsdeel Zuid-Oost en de gemeente. Het AMC is beherend vennoot. De kinder- en jeugdpsychiatrie van het AMC is ondergebracht in De Bascule. In het najaar van 2009 werd de samenwerking bezegeld tussen de afdelingen Chirurgie van het AMC en het Flevoziekenhuis. Hetzelfde ziekenhuis is partner van de Radiotherapie en er zijn afspraken over orthopedische ingrepen. De afdelingen Cardiologie en Cardiothoracale chirurgie - inmiddels samengevloeid tot het AMC Hartcentrum - hebben een stevig samenwerkingstraject ingezet met het OLVG, het Flevoziekenhuis en de Tergooiziekenhuizen. Met het OLVG en andere ziekenhuizen in de acute-zorgregio is de samenwerking in het ROAZ heel intensief. Van belang is te realiseren, dat er naast samenwerking op ziekenhuisniveau, veel samenwerking is op specialismenniveau met onder meer de volgende ziekenhuizen: SPECIALISME
SAMENWERKING
Cardiovasculair
OLVG, Flevo, Tergooi, SLAZ, Hoorn
Heelkunde
Flevo, OLVG
GIOCA
OLVG, Flevo
Neurochirurgie
hele regio (een NCCA), VUMC, SLAZ, OLVG
Gynaecologische oncologie
VUmc, AVL
Chirurgie bij kinderen
VUmc, UMCU
Diabetes bij kinderen
Flevo, VUmc
BMT niet verwante donoren
UMCU
CI’s, scoliose
hele regio
In 2009 heeft het AMC besloten de Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam (VZA) over te nemen. De VZA richt zich hoofdzakelijk op ambulancezorg en het AWBZ-vervoer. Met de overname heeft het AMC de volgende doelstellingen: het vergroten van de doelmatigheid en kwaliteit van de acute zorg, o.a. ontwikkeling en toepassing protocollen om de subjectieve component in de bestemming van het vervoer te verminderen; het verbeteren van de kwaliteit van de ambulancezorg door ter beschikking stellen van medische kennis en expertise; het verbeteren van de aansluiting van de zorgschakels, m.n. bij het zittend ziekenvervoer; het verbeteren van de aantrekkelijkheid van beroepen in beide organisaties en bijdragen aan opleiding. Het AMC heeft verder de volgende samenwerkingsverbanden met de andere faculteiten van de UvA: cognitief onderzoek met de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI, afdeling biologie), Maatschappij en Gedragswetenschappen (afdeling psychologie) en het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen. In dit onderzoek zal het op te richten SpinozaInstituut, waarin ook de KNAW, de VU en het VUmc participeren, een belangrijke rol spelen; het Amsterdam Institute for Global Health and Development (AIGHD) met de faculteit Economie en Bedrijfskunde die samen met het AMC de leidende positie in Europa wil behouden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek naar ziekten en gezondheidszorg in niet-westerse landen. In het AIGHD participeren ook de ontwikkelingseconomen van de VU; de systeembiologie met de faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica die de toepassing van systeembiologie op het metabool syndroom een enorme impuls zal gaan geven aan het basale onderzoek van het AMC. Voor dit laatste zwaartepunt heeft de Universiteit van Amsterdam additionele financiering toegezegd.
Profiel van de organisatie
9
3
BESTUUR, TOEZICHT, BEDRIJFSVOERING EN MEDEZEGGENSCHAP
Het AMC is een publieke instelling met maatschappelijke verantwoordelijkheden. De hoofdtaken zijn gezondheidszorg (o.a. topklinische en topreferente zorg), (universitair) onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en als voorwaarde daarvoor, het bieden van een passende werkplaats voor onderzoek, onderwijs en opleiding. Kwaliteit en doelmatigheid staan bij het uitvoeren van deze taken voorop.
3.1 3.1.1
BESTUUR EN TOEZICHT GOVERNANCE
De Raad van Bestuur draagt de eindverantwoordelijkheid voor goed bestuur van het AMC. De Raad van Toezicht houdt hierop toezicht. Het Stafconvent, de Ondernemingsraad en de Studentenraad zijn de drie belangrijkste algemene interne adviesorganen betreffende verantwoording en transparantie van het gevoerde, en het te voeren beleid. De CliëntenRaad Academische Ziekenhuizen (CRAZ) oefent medezeggenschap uit in het kader van de wet ‘Medezeggenschap cliënten zorginstellingen’. De Raad van Bestuur laat zich daarnaast intern adviseren door diverse commissies en instituten. Ten slotte hecht het AMC aan een goede dialoog met externe belanghebbenden zoals de zorgverzekeraars, de universiteit, de gemeente en de centrale overheid, de bewoners en professionals in het basiszorggebied, patiëntenverenigingen, wetenschappelijke beroepsverenigingen, vakbonden, banken, leveranciers, media, andere zorginstellingen, de inspectie en koepelorganisaties. De Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek bepaalt voor een groot deel de organisatiestructuur en het bestuur en toezicht van de Universitair Medische Centra. In het in navolging van deze wet opgestelde bestuursreglement AMC-UvA, laatstelijk gewijzigd op 16 februari 2007, worden de taken en verantwoordelijkheden van de diverse organisatieonderdelen van het AMC nader omschreven. In 2005 is door de Brancheorganisaties Zorg (BOZ) een Zorgbrede Governancecode opgesteld.In deze code zijn de beginselen van goed en transparant bestuur vastgelegd voor de diverse zorginstellingen. Met ingang van 1 januari 2006 is deze code volledig van kracht voor de aangesloten organisaties waaronder de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De NFU heeft een aangepaste versie van de Governancecode opgesteld. Hierin zijn afwijkingen opgenomen die voortkomen uit de specifieke positie en taakstelling van umc’s, zoals ook vastgelegd in de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW). De eigen UMC Governancecode is per 1 januari 2008 van toepassing. Het AMC heeft de organisatie en verantwoordelijkheden van het bestuur ingericht conform de principes van de UMC Governancecode.
3.1.2
RAAD VAN BESTUUR
De Raad van Bestuur bestaat uit drie leden waarbij de voorzitter van de raad tevens de functie van decaan vervult. De twee overige leden zijn respectievelijk vicevoorzitter en vicedecaan. De leden van de Raad van Bestuur worden benoemd voor onbepaalde tijd door de Raad van Toezicht. De raad vergadert in principe eenmaal per week over de diverse het AMC aangaande aangelegenheden. De Raad van Bestuur benoemt de leden van de divisiebesturen alsook de directeuren bedrijfsvoering van de divisies en de diensten. Met de afzonderlijke divisiebesturen en directeuren bedrijfsvoering wordt elk kwartaal overleg gevoerd om de inhoudelijke gang van zaken te bespreken. Ten behoeve van dit overleg is een planning & controlcyclus opgesteld zodat de relevante onderwerpen hetzij minstens jaarlijks, hetzij per kwartaal aan bod komen.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
10
Maandelijks is er een gezamenlijk overleg van de divisievoorzitters met de Raad van Bestuur. De Raad van Bestuur legt eens per week een werkplekbezoek af bij een afdeling. Naast het kwartaaloverleg met de divisies overlegt de Raad van Bestuur periodiek met de verpleegkundig bestuurders en de onderzoek- en onderwijsinstituten. Maandelijks vindt overleg plaats met de Ondernemingsraad. Op 31 december 2009 bestond de Raad van Bestuur uit de volgende leden: naam
functie
benoemd met ingang van
nevenfuncties
prof.dr. L.J. Gunning (1951)
voorzitter en decaan
1 januari 2001, lid van de Raad van Bestuur sinds 1997
Lid Gezondheidsraad Lid Conference Concertgebouw Lid Raad van Commissarissen Arbo Unie Lid Raad van Toezicht Sanquin Lid Raad van Commissarissen DSM Voorzitter Raad van Toezicht Rijksacademie van Beeldende Kunsten
drs. R.J.M. Hopstaken (1960)
vicevoorzitter
1 maart 2005, lid van de Raad van Bestuur sinds december 2004
Bestuurslid Nictiz Bestuurslid Dutch Hospital Data Lid Raad van Toezicht GGNet Bestuurslid Stichting HIV Monitoring Lid Raad van Commissarissen Centramed Bestuurslid ING Adviesraad Gezondheidszorg Bestuurslid Faria-Clowns
prof.dr. M. Džoljić (1962)
lid en vicedecaan
1 maart 2005
Lid Raad van Toezicht van De Bascule
Een overzicht van de bezoldiging van de bestuurders is opgenomen op pagina 130. Inkomsten uit nevenfuncties vloeien terug naar het AMC.
3.1.3
RAAD VAN TOEZICHT
Het jaar 2009 werd getekend door crisis in de financiële en economische wereld. De sector gezondheidszorg in het algemeen en het AMC in het bijzonder werd hierdoor niet rechtstreeks geraakt, behalve in de bouwactiviteiten. Het jaar 2009 vormde ook de overgangsperiode van de DBC’s naar de DOT-systematiek. Daarom is 2009 benut om de medische registratie verder te vervolmaken, zodat het AMC klaar staat voor de invoering van de nieuwe prestatiebekostiging in 2011 en in 2010 hiermee kan schaduwdraaien. De Raad van Toezicht heeft de risicoanalyse van het AMC, opgesteld in samenwerking met Ernst & Young, en de aanpak van het risicomanagement besproken met de Raad van Bestuur. De Raad van Toezicht heeft uitgebreid overlegd over de vraag op welke manier zijn toezichthoudende rol over de kwaliteit en patiëntveiligheid van de drie kerntaken het beste vorm gegeven kan worden. Besloten is om jaarlijks de septembervergadering van de Raad van Toezicht met de Raad van Bestuur in het teken van de kwaliteit te zetten. De meeste aandacht is uitgegaan naar de verbetering van de patiëntenzorg. Het GIOCA (Gastro Intestinaal Oncologisch Centrum Amsterdam) is van start gegaan, de allianties met andere ziekenhuizen in de omgeving zijn een volgende fase ingegaan en er is een begin gemaakt met de verankering in de lijn van het patiëntenmanifest en een aantal andere projecten uit ‘Het zal je moeder maar wezen’. De kwaliteitsborging van de patiëntenzorg is verder vorm gegeven met ‘AMC by night’, en de implementatie van de resultaten van de Surpass-studie, het Veiligheids Management Systeem (VMS) en de start van het JCI-accreditatietraject zijn in gang gezet In het onderwijs is in 2009 de accreditatie voor zowel de bachelor-masterstructuur van de studie Geneeskunde als de masteropleidingen ‘Evidence Based Practice’ en Verloskunde verkregen. In 2009 is de Raad van Toezicht geïnformeerd over de ontwikkelingen op het gebied van de financiering van onderzoek tijdens een werkbezoek aan de divisie Inwendige Specialismen. Voor wat betreft het aantal publicaties van AMC-onderzoekers in internationale ‘peer reviewed’ tijdschriften is 2009 een goed jaar geweest. Daarmee zijn de drie kerntaken in 2009 weer tot grote bloei gekomen binnen de financiële grenzen.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
11
Andere onderwerpen van bespreking waren de opzet van een professionele fondsenwerving in de AMC Foundation, de gevolgen voor het AMC van het vliegtuigongeluk bij Schiphol en de overname van de VZA (Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam) die in 2009 is afgerond. De Raad van Toezicht heeft traditiegetrouw in zijn volle omvang de rol van financiële commissie vervuld en een financiële audit gedaan. De heren Baan en Rinnooy Kan fungeren als renumeratiecommissie en hebben uit dien hoofde gesprekken gevoerd met de individuele leden van de Raad van Bestuur over hun functioneren. De Raad van Toezicht vergaderde eenmaal in afwezigheid van de Raad van Bestuur. In die vergadering is het functioneren van de Raad van Bestuur en het eigen functioneren geëvalueerd. De Raad van Toezicht heeft kunnen vaststellen dat de doelstellingen voor 2009 van het AMC zowel op het terrein van de productie als op het gebied van bedrijfsvoering, onderwijs en opleiding en wetenschap zijn gehaald. De Beloningscode voor Bestuurders in de Zorg (BBZ) is besproken in het Presidentenoverleg, het overleg van de voorzitters van de Raden van Toezicht van de 8 umc’s, waarin de heer Baan namens de Raad van Toezicht heeft geparticipeerd. Op 31 december van het verslagjaar 2009 werd de Raad van Toezicht gevormd door dr. A.H.G. Rinnooy Kan (voorzitter) en de leden drs. A. Baan, dr. K. van der Toorn, jhr. drs. R.W.F. van Tets en mw. mr. P.F.M. van der Meer Mohr. Mevrouw Van der Meer Mohr is per 1 februari 2009 benoemd als lid van de Raad van Toezicht AMC voor een periode van vier jaar. Zij heeft een achtergrond in diversiteit en human resource management. De heer Baan is in 2009 herbenoemd voor een periode van vier jaar. Helaas heeft mevrouw Van der Meer Mohr vanaf 31 december 2009 haar lidmaatschap van de Raad van Toezicht voortijdig beëindigd vanwege haar benoeming tot voorzitter van het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam. De Raad van Toezicht heeft het jaarverslag 2009 van het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam, waarvan het verslag van de Faculteit der Geneeskunde integraal onderdeel uitmaakt, goedgekeurd in zijn vergadering van 19 april 2010, na bespreking met de Raad van Bestuur en Ernst & Young Accountants. De Raad van Bestuur werd décharge verleend over het in 2009 gevoerde beleid. Amsterdam, 19 april 2010 Dr. A.H.G. Rinnooy Kan, voorzitter
In de Raad van Toezicht dienen verschillende deskundigheden vertegenwoordigd te zijn, zoals kennis van, en ervaring in de gezondheidszorg en de universiteit, juridische en financiële expertise en ervaring met het leiden van grote organisaties. De Raad van Toezicht bestaat uit vijf leden die benoemd worden door de Minister van OC&W. Per 1 februari 2009 is mevrouw mr. P.F.M. van der Meer Mohr door de minister van OC&W benoemd als lid van de Raad van Toezicht. Zij heeft per 31 december 2009 haar lidmaatschap van de Raad van Toezicht onverhoopt beëindigd. De heer Baan is herbenoemd voor een tweede termijn tot 31 maart 2013. Op 31 december 2009 kende de Raad van Toezicht de hiernavolgende samenstelling: naam
benoemingsperiode
(neven)functies
dr. A.H.G. Rinnooy Kan (voorzitter)
1 februari 2007 t/m 31 januari 2011
huidige functies: Voorzitter Sociaal Economische Raad nevenfuncties: (*=bezoldigd) Voorzitter Raad van Commissarissen Het Concertgebouw NV Voorzitter Raad van Toezicht Stichting Lezen & Schrijven Voorzitter IUCN Werkgroep Den Haag Voorzitter Strategische Adviescommissie Innovatie* Voorzitter Raad van Toezicht Prins Bernhard Cultuurfonds Voorzitter Curatorium Stichting De Baak Voorzitter Raad van Toezicht en Advies Stichting World Press Photo Voorzitter Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen Voorzitter Maatschappelijke Raad VO-Raad Voorzitter Raad van Advies BINT Voorzitter van 'Apeldoorn Conference Series' Voorzitter van de International Advisory Board Rotterdam (IAB)
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
12
Voorzitter Raad van Advies Lorentz Center Voorzitter Raad van Advies Nederlandse Orde van Advocaten Vicevoorzitter Bestuur ACB Mediation Vice Voorzitter Raad van Toezicht War Trauma Foundation Hoogleraar Policy Analysis in the Private and Public Sectors aan de Universiteit van Amsterdam Lid Innovatieplatform Lid Raad van Toezicht Nicis Institute Lid Netherlands Academy of Technology and Innovation Lid Bestuurscommissie Investments van PFZW* Lid Raad van Toezicht Stichting Kröller-Müller Museum Lid Raad van Toezicht ECP-EPN Lid Raad van Advies Lang Leve Leren Lid Raad van Advies Stichting Cosmicus Lid Academy Stichting Gouden Ganzenveer Lid Raad van Commissarissen (op voordracht) N.V. Sara Lee* Lid Raad van Toezicht Nexus Institute Lid Raad van Advies NIVRA Lid Comité Koninkrijksrelaties Lid Netwerk Onderwijs Innovatie Lid van de Maatschappelijke Adviesraad van het instituut voor Migratie- en Etnische Studies (IMES) van de Universiteit van Amsterdam Bestuurslid Stichting Preferente Aandelen KAS BANK* Lid Raad van Toezicht Erasmus Trustfonds Lid van de Trilateral Commissions
dr. K. van der Toorn
1 mei 2007 t/m 30 april 2011
huidige functies: Voorzitter College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam nevenfuncties: Voorzitter bestuur Stichting Frans Nederlandse Academie Voorzitter bestuur SIOO (Interuniversitair Centrum voor Organisatieen Veranderkunde) Voorzitter bestuur NIKHEF (Nationaal Instituut voor Kernfysica en Hoge-Energie Fysica) Bestuurslid Stichting Leerstoel Geschiedenis van de Hermetische Filosofie en verwante stromingen Lid DB en AB Kenniskring Amsterdam Lid curatorium NINO / NIT (Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten)
jhr. drs. R.W.F. van Tets
1 januari 2003 t/m 31 januari 2011
huidige functie: General partner Laaken Asset management N.V. nevenfuncties: Voorzitter Raad van Commissarissen Arcadis N.V. Voorzitter Raad van Commissarissen Euronext Amsterdam N.V. Voorzitter Raad van Commissarissen Euronext N.V. Lid Raad van Commissarissen IFF Europe Lid Raad van Commissarissen NYSE Euronext Inc. Chairman of the Board, Equity Trust Holdings SARL Non-executive director of Petrofac
drs. A. Baan
1 april 2005 t/m 31 maart 2013
huidige functie: Gepensioneerd nevenfuncties: Voorzitter Raad van Commissarissen Wolters Kluwer NV Voorzitter Raad van Commissarissen Volker Wessels Stevin Chairman Dockwise Ltd. (Bermuda) Lid Raad van Commissarissen OCÉ NV Lid Raad van Commissarissen Imtech NV Voorzitter Administratiekantoor KASBANK NV Lid bestuur Stichting Preferente aandelen ASML NV Lid Raad van Toezicht van de Universiteit van Amsterdam Voorzitter Stichting Resocialisatie en Begeleiding Criminele Jongeren Adviseur Warburg Pincus London (UK)
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
13
mw. mr. P.F.M. van der Meer Mohr
1 februari 2009 t/m 31 december 2009
Huidige functie: Managing partner of Amstelbridge BV en Amstelbridge Holding BV Nevenfuncties: Raad van Commissarissen Océ Technologies BV Hoofdbestuur Vluchtelingenwerk Nederland Bestuur Stichting Emplooi werk voor vluchtelingen Bestuur African Parks Foundation
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
14
3.2
BEDRIJFSVOERING
Reductie en kwaliteitsverbetering overhead In 2007 is een programma ‘Meer Bereiken Anders Besteden’ (MBAB), gestart waarvan het overheadproject een belangrijk onderdeel was. Dit project had als doel de personele overheadkosten in twee jaar met 10 miljoen euro te verlagen en de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren. Met de vorming van een eigenstandig Directoraat Inkoop is een eerste stap gezet in het versterken van de inkoopfunctie. Daarnaast is het Directoraat Human Resources ingericht om de HRM-functie te versterken en te stroomlijnen. Om de AO/IC functie en het ICT-beheer efficiënter en professioneler uit te voeren, worden deze functies eveneens voor een belangrijk deel gecentraliseerd. De omvang van de centrale overheadkosten die vallen binnen diensten en staven, is genormeerd. Daarnaast zijn voor divisies normen opgesteld voor de verhouding in personele kosten voor direct personeel en overhead. Om de ontwikkelingen ten opzichte van deze normen te volgen is een rapportage ontwikkeld die in 2009 in de P&C-cyclus is opgenomen. Hierbij is niet alleen gekeken naar formatie van vast personeel, maar ook naar de kostenontwikkeling van externe inhuur. Bij de voorbereiding van de begroting 2010 is, in vervolg op het MBAB-traject, nagegaan op welke onderwerpen er een verdere doelmatigheidsslag kon worden gemaakt. Dit heeft geleid tot zes clusters van optimaliseringstrajecten, waaraan in 2010 verder invulling zal worden gegeven. De meeste voorstellen sluiten aan bij al lopende initiatieven, of zijn gebaseerd op suggesties tijdens eerdere doelmatigheidsrondes, dan wel op recente initiatieven binnen divisies en diensten. Planning en controlcyclus Begin 2009 is de informatievoorziening aan de Raad van Bestuur herzien. Uitgangspunt hierbij was de wens van de RvB om in 2009 de P&C-cyclus beter te faciliteren door enerzijds een scherper accent te leggen op een vaste set prestatie-indicatoren (score-card) en anderzijds door de beschikbaarheid en toegankelijkheid (tools) van deze indicatoren in de managementinformatiesystemen sterk te verbeteren. Om hiertoe te komen is allereerst de totale scope van de managementinformatie in het AMC in beeld gebracht :
AMC productiefactoren personeel
kerntaken patiëntenzorg
prestaties onderzoek
materieel
afgestudeerden
patiënten
inventaris
gebouw
promoties & publicaties
opleiding
gezondh. winst onderwijs
med. spec.
financieel resultaat
euro’s
managementinformatie OMGEVING verwijzers
zorgaanbieders
NFU UvA SIGRA
verzekeraars
Op basis van deze inventarisatie is de managementinformatie vervolgens ingedeeld naar operationele, tactische- en strategische informatievoorziening.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
15
Voor de tactische informatievoorziening aan de Raad van Bestuur is in 2009 gestart met de ontwikkeling van een centrale AMC-scorecard. De verwachting is dat deze scorecard in het eerste kwartaal van 2010 operationeel zal zijn voor wat betreft de informatie over financiën, patiëntenzorgproductie, DBC’s en HR. In samenhang daarmee is ook besloten om in de P&C-cyclus meer te gaan steunen op de decentrale prognoses vanuit de volgende verantwoordelijkheidsverdeling in de P&C-cyclus: Patiëntenzorgprofielen In de P&C-cylus van het AMC vormen de patiëntenzorgprofielen de verbindende schakel tussen inhoud en geld. Het is een instrument waarbij de kosten en opbrengsten van patiëntgroepen worden afgezet tegen het belang van die patiëntgroepen voor de hoofdtaken van het AMC. In 2009 hebben divisies in hun jaarplannen aangegeven wat voor 2010 de gewenste volumetrends zijn per patiëntenzorgprofiel en hoe ze dit denken te realiseren. Op basis hiervan heeft er analyse plaatsgevonden op: 1. De consistentie van het gewenste beleid. Het gaat hierbij om de mate waarin de volumetrends per patiëntenzorgprofiel aansluiten bij: de gedefinieerde AMC-speerpunten, namelijk: cardiovasculaire ziekten, gastro-intestinale oncologie, immunologie en infectieziekten en behoud van een volwaardig academisch kinderziekenhuis binnen het AMC; de volumetrends van verweven patiëntenzorgprofielen binnen en buiten het specialisme. Er is per specialisme bekeken of de volumetrends van de patiëntenzorgprofielen die nauw verweven zijn met andere profielen (binnen en buiten het specialisme) of de gewenste volumetrends overeenkomen; de gedefinieerde volumetrends van de WBMV-productie en DBC’s uit het B-segment. 2. De verwachte impact van de gewenste volumetrends op benodigde capaciteit en geld. Het gaat hierbij om de impact van de volumetrends op: de poliklinieken, dagbehandeling, klinieken en operatiecentrum; de relatie tussen kosten en tarieven van de DBC’s (A- en B-segment). Het volgende schema geeft weer hoe de verschillende onderwerpen zich tot elkaar verhouden. Kaderbrief RvB • (AMC) -speerpunten • Financiële kader
divisies
poort specialisme
poort specialisme
patiëntenzorg profielen
ondersteunende Specialismen • Ok , IC, • Beeldvorm., lab
patiëntenzorg profielen
DBC’s (A - en B - segment)
DBC’s (A - en B - segment)
Verrichtingen (regulier, WBMV )
Verrichtingen (regulier, WBMV )
Capaciteit (poli, kliniek, OK )
Capaciteit (poli, kliniek, OK )
Geld (kosten, tarieven)
Geld (kosten, tarieven)
Na afronding van het jaar zal weer worden getoetst in hoeverre de voorgenomen ontwikkelingen ook inderdaad zijn gerealiseerd.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
16
Risicomanagement Inzicht in de organisatiebrede risico’s wordt voor het AMC steeds belangrijker. Niet alleen vanwege de toegenomen aandacht van de buitenwereld (o.a. inspecties), maar vooral om de interne beheerssystemen en –maatregelen op orde te brengen en te houden. In het AMC zijn al de nodige beheerssystemen operationeel. De (para)medische beroepsgroepen hebben een traditie van intercollegiale toetsing en visitatie. Opleiding, onderwijs en onderzoek worden periodiek (intern en extern) geëvalueerd en gevisiteerd. Verschillende facilitaire- en ondersteunende bedrijfsonderdelen zijn gecertificeerd. Patiëntveiligheid is een belangrijk speerpunt in de strategische doelstellingen en één van de vier pijlers van de KPI. Toch kan de kwaliteit en de onderlinge samenhang van de reeds bestaande beheerssystemen en -maatregelen verbeterd worden. Daarom is in het voorjaar van 2009 een risicoanalyse uitgevoerd. Voor 23 risicogebieden – waarin alle hoofdtaken en beleidsaspecten van het AMC zijn ondergebracht – is nagegaan hoe waarschijnlijk het is dat het betreffende risico optreedt, wat het verwachte effect daarvan is en hoeveel verbetermogelijkheden er zijn om dat risico te beheersen. Op deze wijze is door een werkgroep, waarin alle onderdelen van het AMC vertegenwoordigd waren, een risicoprofiel opgesteld dat de basis vormt voor het risicomanagement in de komende jaren. De volgende risicogebieden hebben een hoog risico- en verbeterprofiel: personeel kwaliteit zorgverlening externe samenwerking informatie en ICT leiderschap marktwerking Voor elk van deze gebieden wordt een eigenaar benoemd die verantwoordelijk is voor het opstellen van een verbeterplan. De uitvoering van de verbeterplannen zal worden verankerd in de reguliere planning- en controlcyclus. De verbeterplannen voor de gebieden ‘kwaliteit zorgverlening’, ‘externe samenwerking’ en ‘leiderschap’ worden onderdeel van het projectplan om accreditatie volgens de norm van de Joint Commission International (JCI) te verkrijgen. In het kader van dit project is het bestaande beheersinstrumentarium in het AMC vergeleken met de JCI-norm. Deze ‘Gap-analyse’ bevestigt de conclusies van de risicoanalyse: de meeste noodzakelijke systemen en maatregelen zijn aanwezig, maar ze zijn onvoldoende verankerd en soms niet bekend, de samenhang is nog onvoldoende en de uitvoering van de maatregelen wordt te weinig gemonitord.
3.3 3.3.1
MEDEZEGGENSCHAP ADVIES- EN OVERLEGORGANEN
Ondernemingsraad De werknemers van het AMC zijn vertegenwoordigd in de op grond van de Wet op de Ondernemingsraden ingestelde Ondernemingsraad. De Ondernemingsraad bestaat uit 25 leden. Eén van de leden van de Raad van Bestuur heeft vanuit zijn aandachtsgebied een bijzondere betrokkenheid bij de Ondernemingsraad wat onder meer gestalte krijgt in het maandelijks overleg. Ten minste twee maal per jaar wordt de algemene gang van zaken in het AMC door de Raad van Bestuur met de Ondernemingsraad besproken (art. 24 WOR). De verhouding tussen de Raad van Bestuur en de Ondernemingsraad is constructief en het gevoerde overleg was ook dit verslagjaar vruchtbaar. Onderwerpen die dit jaar aan de orde kwamen, waren onder meer de arbeidsmarktproblematiek, het geheel rookvrij maken van het AMC, het capaciteitsplan voor medisch specialisten en de terugblik op de afgelopen periode in het kader van het art. 24 overleg. Daarnaast is de Ondernemingsraad regelmatig om advies c.q. instemming gevraagd betreffende diverse voorgenomen besluiten over onder meer de klokkenluidersregeling, de richtlijnen Infectiepreventie Operatiecentrum en Zwangerschap en Werk, de overname van de VZA, de bekwaamheidsregeling verpleegkundigen en de reorganisaties van de Centrale Inkoopafdeling, het directoraat Human Resource Management, Onderwijs & Studentenzaken, het bedrijfsbureau van de ondersteunende diensten en het Instrumenteel Bedrijf.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
17
Studentenraad De medezeggenschap van de studenten is formeel vormgegeven in de Studentenraad die is ingesteld met inachtneming van de Medezeggenschapsregeling studenten Universiteit van Amsterdam 1997. De Studentenraad heeft maandelijks, en vaker indien nodig, overleg met de vicedecaan over alle relevante onderwijszaken. Daarnaast is de Studentenraad gesprekspartner voor de onderwijsinstituten Geneeskunde en Medische Informatiekunde. De Studentenraad heeft onder meer adviesrecht ten aanzien van besluiten van de decaan betreffende aangelegenheden die het functioneren en de dagelijkse gang van zaken binnen de faculteit betreffen, vaststelling en wijziging van het onderwijsplan en de onderwijsvoorzieningen. De Studentenraad en de Raad van Bestuur hebben in 2009 het beleidsplan van de Studentenraad besproken, waarbij onder andere de wachttijden voor de coschappen, de verbetering van de docentevaluatie en de digitale toetsing bijzondere aandacht kregen. De Studentenraad adviseerde ook dit jaar weer regelmatig over benoemingen in commissies of besturen die het onderwijs en de opleiding betreffen. Stafconvent Het Stafconvent heeft een bestuur dat bestaat uit de voorzitters van de patiëntenzorgdivisies. Dit bestuur kan worden aangevuld met maximaal drie leden op voorstel van het bestuur van het Stafconvent. Het Stafconvent ondersteunt de Raad van Bestuur, onder meer door het geven van gevraagd en ongevraagd advies ten aanzien van de kwaliteit van de patiëntenzorg. In 2009 heeft het Stafconvent zich voornamelijk beziggehouden met de knelpunten rond het overplaatsen van patiënten van de SEH naar de afdelingen. Het Stafconvent overlegt regelmatig met de Verpleegkundig Bestuurders.
3.3.2
CLIËNTENRAAD
CRAZ In de CliëntenRaad Academische Ziekenhuizen (CRAZ) zijn circa 50 patiëntenverenigingen verenigd die gezamenlijk de belangen van de diverse patiënten(organisaties) behartigen in de acht Universitair Medische Centra. De Raden van Bestuur van de umc’s vergaderen vier maal per jaar met de voltallige CRAZ. Het AMC legt daarnaast ook nog rechtstreeks verantwoording af aan AMCpatiënten in het zogenaamde Jaarschrift. In deze publicatie geeft het AMC onder meer informatie over patiëntgebonden wetenschappelijk onderzoek, patiënttevredenheidonderzoek, cohortstudies, attitude-onderwijs aan geneeskundepatiënten, het stroomlijnen van de patiëntenzorg en de website van het AMC. De CRAZ heeft in mei 2009 haar 10-jarig jubileum gevierd met een feestelijke bijeenkomst die in het teken stond van het thema ‘de veiligheidsbeleving door patienten’. Tijdens die bijeenkomst heeft het AMC met de CRAZ afgesproken het onderwerp 'Bewustwording onder professionals' bijzondere aandacht te geven. Dit onderwerp komt nu terug in diverse kwaliteitstrajecten, waaronder het programma ‘Moeder’ en in hospitality-trainingen op de polikliniek ter bevordering van de ervaren dienstverlening. In 2009 heeft het AMC advies aan de CRAZ gevraagd over de richtlijn vrijheidsbeperkende maatregelen, het klachtentraject en het hoofdbehandelaarschap. De CRAZ-aandachtspersonen participeerden in de werkgroepen patiëntenraadpleging en patiëntenmanifest en de beleidsdag over hospitality. De commissie Kwaliteit heeft een bezoek gebracht aan het AMC en de aandachtspersonen hebben de Tiener- en Ouderraad van het EKZ bezocht. Ook voor 2010 zijn goede afspraken gemaakt om de medezeggenschap van de CRAZ vorm en inhoud te geven.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
18
4
BELEID, INSPANNINGEN EN PRESTATIES
4.1
MEERJARENBELEID
“Een professionele organisatie die innovatief wil zijn, moet het verbeteren van allerlei interne processen hoger waarderen dan het ogenschijnlijk gemak van oude gewoonten “ Als academische instelling wil het AMC een heldere visie geven op de manier waarvan het vindt dat medewerkers hun werk moeten uitvoeren, of het nu de artsen, de onderzoekers, de verpleegkundigen of het ondersteunend personeel betreft. Hun werkhouding moet in het teken staan van een continu streven naar verbetering; dat is immers het begin van innovatie. Het AMC is dat aan zijn academische achtergrond verplicht en iedere medewerker kan hier op zijn eigen manier aan bijdragen. Op allen rust tevens de plicht om het werk doelmatig en doelgericht in te richten. Zo’n bedrijfsmatiger aanpak weerhoudt het AMC er overigens nimmer van om zijn verleden als ‘gasthuis’ in ere te houden. Deze visie op deze manier van werken zal zich op verschillende wijzen uiten in de drie kerntaken van het AMC: patiëntenzorg, onderwijs en opleiding en wetenschappelijk onderzoek. In de nota ‘Strategische doelstellingen 2006-2010’ liggen de strategie en visie ten aanzien van deze drie kerntaken besloten. Uit deze nota valt voor de drie hierboven genoemde kerntaken een aantal zaken te destilleren die de koers bepalen. Om deze drie sterke pijlers waarop het AMC rust nog beter te maken, heeft de Raad van Bestuur vanaf 2009 een innovatie-impuls aangekondigd. Drie jaar lang zal een bedrag van circa tien miljoen euro worden geïnvesteerd in tien verschillende innovatielijnen. De tijdelijke impuls komt bovenop alle bestaande AMC-initiatieven voor kwaliteitsverbetering en moet werken als vliegwiel. De komende jaren zal het AMC toewerken naar het verkrijgen van accreditatie volgens de normen van de Joint Commission International (JCI). Daarnaast zal de efficiency en transparantie van de bedrijfsvoering tegen het licht worden gehouden langs de principes van het Lean-concept, waarbij het verbeteren van de logistiek en de kwaliteit van de patiëntenzorg centraal staan. Ten slotte wordt met behulp van een zestal doelmatigheidsprojecten de bedrijfsvoering geoptimaliseerd. Zo wil het AMC klaar zijn voor de invoering van de nieuwe prestatiebekostiging van de ziekenhuizen.
Beleid, inspanningen en prestaties
19
4.2
ALGEMEEN BELEID
In 2009 is een begin gemaakt met de opzet van een integraal risicomanagement van het AMC. Met behulp van een risicoanalyse zijn risicogebieden en lopende activiteiten om de risico’s te beheersen in kaart gebracht. Teneinde de kwaliteit van de facilitaire ondersteuning van het primaire proces te verbeteren is de structuur van de diensten onder de loep genomen en zijn sommige onderdelen overgeheveld naar andere diensten. Patiëntenzorg Kwaliteit van zorg is voor het AMC al jarenlang een speerpunt. Hierbij gaat het om drie aspecten. Allereerst het verschaffen van excellente zorg gebaseerd op de AMC-traditie van evidence-based medicine. Ten tweede een goede logistiek en organisatie van zorg waardoor de infrastructuur en voorzieningen van het ziekenhuis op een patiëntvriendelijke manier worden benut. Tot slot de servicegerichtheid van medewerkers die tot uitdrukking komt in de bejegening van de patiënt en van elkaar. De laatste jaren is daar de expliciete aandacht voor patiëntveiligheid aan toegevoegd. Het AMC heeft een omgevingsanalyse voor de patiëntenzorg uitgevoerd. De drie functies van het AMC - basis-, topklinische- en topreferente zorg - spelen zich af in respectievelijk de lokale, regionale en landelijke geografische markt. Overeenkomstig het academische profiel van het AMC is het aandeel patiënten uit de lokale markt relatief gering. Een groot deel van de geboden zorg is topklinisch of topreferent. Het AMC heeft gekozen voor een aantal speerpunten in de patiëntenzorg, zoals gastrointestinale oncologie, cardiovasculaire aandoeningen en kindergeneeskunde. Tot slot wil het AMC, ter bevordering van de dienstverlening aan de patiënt, het initiatief nemen om in overleg met regionale partners de inzet van ziekenhuiszorg in de Amsterdamse regio beter te stroomlijnen: concentratie daar waar nodig, goede doorstroming over en weer en heldere afspraken over de kwaliteit van de zorg. De investeringen van de afgelopen jaren in de veelbelovende samenwerkingsverbanden met de partnerziekenhuizen helpen daarbij en zullen de komende jaren worden gecontinueerd. Onderwijs en Opleiding Onderwijs en Opleiding zijn de belangrijkste instrumenten om de kwaliteit van de gezondheidszorg hoog te houden. De bachelor-master Geneeskunde is met het curriculum Curius+ in 2009 van start gegaan. Mede als gevolg van de invoering van de nieuwe curricula Curius en Curius+ is er een tijdelijke toename in het aanbod van coassisten. Om deze toename te accomoderen is een verruiming van de doorstromingsmogelijkheden naar de coschappen in gang gezet. De opleiding Medische Informatiekunde is opnieuw tot de beste informatiekunde-opleiding in Nederland verkozen. De bachelor opleiding wordt verder verbeterd door de academische vaardigheden te accentueren. Er wordt veel aandacht besteed aan de marketing met behulp van een nieuwe website. Het Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen (OMSO) zal steeds belangrijker worden als bindende factor en plaats waar AMC-brede cursussen voor assistenten worden gegeven en ontwikkeld. Voor de evaluatie van de opleiding is een instrument ontwikkeld en dit wordt breed ingezet. De Graduate School for Medical Sciences heeft een traject van verdere stroomlijning, professionalisering en bovenal een grotere internationalisering van het promotietraject ingezet, naast het verzorgen van onderwijs aan promovendi. In 2009 heeft een nieuwe groep zeer talentvolle jonge onderzoekers een promotiebeurs gekregen om een eigen promotieonderzoek binnen een zelfgekozen onderzoeksgroep in het AMC op te zetten en uit te voeren. Onderzoek Het AMC kiest voor translationeel én klinisch onderzoek. Het onderzoek kent de volgende speerpunten: cardiovasculaire aandoeningen, infectieziekten en immunologie, maag-, darm- en leverziekten, metabole ziekten, neurologische en psychiatrische aandoeningen, oncologie en public health en is samengebracht in een overkoepelend onderzoekinstituut (AMC Onderzoekinstituut). Het bestuur van het AMC Onderzoekinstituut wordt gevormd door de AMC Research Council, dat de Raad van Bestuur adviseert. Als de drie UvA onderzoekszwaartepunten zijn aangewezen: cognitieonderzoek in samenwerking met het Spinoza Instituut, de systeembiologie in samenwerking met de FNWI en international health (Amsterdam Institute for Global Health and Development) in samenwerking met de faculteit Economie. In 2009 is het talentbeleid voor onderzoekers verder ontwikkeld en uitgebreid met een aantal AMC fellowships en AMC postdoc beurzen, bedoeld om talent te behouden en terug te halen.
Beleid, inspanningen en prestaties
20
4.3
ALGEMEEN KWALITEITSBELEID
In de nota ‘De toekomst van de academische geneeskunde in het AMC’ heeft de Raad van Bestuur haar strategische doelstellingen voor de jaren 2006–2010 vastgelegd ten aanzien van patiëntenzorg, onderwijs en opleiding, wetenschappelijk onderzoek en de AMC-organisatie. In 2009 zijn de doelstellingen geëvalueerd mede als voorbereiding voor het formuleren van doelstellingen voor de volgende periode. In de verslaglegging over het algemeen kwaliteitsbeleid worden de onderwerpen gevolgd zoals beschreven in deze nota ten aanzien van de patiëntenzorg. De onderwerpen hebben betrekking op de patiëntenzorgprofielen, partners in de regio, patiëntgeoriënteerde logistiek, arts patiëntrelatie, patiëntveiligheid, indicatoren, en internationalisering. Patiëntenzorgprofielen geven de organisatie de mogelijkheid om belangrijke patiëntgroepen te benoemen en te kwantificeren door deze profielen te koppelen aan capaciteits- en kostprijsberekeningen. Momenteel zijn 350 profielen gedefinieerd die jaarlijks worden geactualiseerd. De norm (80% van de patiënten is geprofileerd) is hiermee bijna gehaald. De kwantitatieve gegevens worden wekelijks geactualiseerd en zijn via het managementinformatiesysteem Cognos voor een groot aantal medewerkers toegankelijk. De patiëntenzorgprofielen worden voor vele doeleinden gebruikt: de inzet van mensen en middelen kan gewogen worden tegen het ‘belang’ van de betreffende patiëntencategorie, ze kunnen gebruikt worden om afspraken te maken met de zorgverzekeraars en kunnen de afdelingen behulpzaam zijn bij het maken van strategische keuzes in de patiëntenzorg. Ter bevordering van de dienstverlening aan de patiënt, heeft het AMC het initiatief genomen om in overleg met regionale partners de inzet van ziekenhuiszorg in de Amsterdamse regio te stroomlijnen. Om ervoor te zorgen dat de patiënten de zorg krijgen op de voor de patiënt meest geëigende plek en vorm zijn nieuwe afspraken gemaakt met partners in de regio of wordt de samenwerking verder uitgebouwd. Voorbeelden zijn samenwerkingsverbanden met thuiszorgorganisaties zoals Cordaan, met de ons omringende ziekenhuizen of met de Stichting Huisartsen Dienstenposten Amsterdam. Huisartsenpost trekt in bij de SEH van het AMC Sinds 23 juni 2009 kunnen patiënten uit Amsterdam Zuidoost, Duivendrecht en Diemen die ’s avonds of in het weekend met spoed een huisarts nodig hebben, terecht bij de nieuwe huisartsenpost in het Academisch Medisch Centrum. Bij de Huisartsenpost is ook een servicepunt van de apotheek van het AMC gevestigd. Met de vestiging van de Huisartsenpost Zuidoost bij de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH) komt het AMC tegemoet aan de wens van minister Klink van VWS. Deze wil dat huisartsenposten en afdelingen Spoedeisende Hulp met elkaar integreren. De samenwerking tussen de Stichting Huisartsen Dienstenposten Amsterdam (SHDA) en het AMC gaat dan ook verder dan alleen het delen van de huisvesting, al blijven de Huisartsenpost en de SEH gescheiden eenheden. Partijen hebben gezamenlijk het Manchester Triagesysteem omarmd, dat de spil vormt van de samenwerking en de basis van een stuk taakherschikking. Zo spreken patiënten die op eigen initiatief naar de Spoedeisende Hulp komen – zogenoemde zelfverwijzers – bij binnenkomst als eerste een triageverpleegkundige. Die beslist of de patiënt voor behandeling naar de SEH gaat of naar de huisarts wordt doorgestuurd. Andersom kunnen patiënten die uitgenodigd zijn bij de Huisartsenpost direct worden doorgestuurd naar de SEH en vervolgens naar een specialist als dat nodig mocht zijn. Zelfverwijzers worden na 23.00 uur door de SEH gezien. De samenwerking resulteert volgens verwachting in ruim 300 extra HAP-patiënten per maand, terwijl het aantal SEHpatiënten niet afneemt en zelfs licht groeit. Voor 2010 staat de verdere analyse en onderzoek van de patiënten stromen op de planning: zijn het inderdaad de beoogde patiënten die door de HAP resp. de SEH worden gezien? Voor de jaren 2011-2012 staat de integrale verbouwing van de SEH op de planning, waarbij de HAP ook een passende plek achter de AMC-gevel krijgt.
Er worden strategische allianties aangegaan om binnen het AMC zorgcapaciteit vrij te maken om zodoende te kunnen voldoen aan de doelstellingen van de speerpunten en/of de derdelijnszorg. Dit betekent overigens niet dat het AMC geen basiszorg meer levert. Patiënten kunnen voor basiszorg evenwel ook worden verwezen naar de samenwerkende ziekenhuizen in de directe regio. Om een optimale samenwerking te bereiken is investering, in bijvoorbeeld bereikbaarheid en snelle communicatielijnen ten behoeve van uitwisseling van patiëntengegevens, noodzakelijk. Patiëntgeoriënteerde logistiek betreft het efficiënt en transparant organiseren van zorg en het doelmatig inzetten van beschikbare middelen, afgestemd op de behoeften en wensen van patiënten.
Beleid, inspanningen en prestaties
21
Op verschillende afdelingen en poliklinieken zijn initiatieven ontplooid om wachttijden en/of doorlooptijden in de diagnostiek te verkorten. Bij het verbeteren hiervan worden de afdelingen ondersteund door de expertisegroep Patiëntgeoriënteerde Logistiek van de afdeling Kwaliteit en Proces Innovatie (KPI). In navolging van het GIOCA project (het Gastro Intestinaal Oncologisch Centrum Amsterdam) zal voor de diagnostiek en behandeling van andere aandoeningen bundelingen van patiëntencontacten plaatsvinden. (Zie voor een uitgebreide beschrijving van dit project het kader op bladzijde 25). Bovendien wordt door verschillende specialismen geïnvesteerd in het samenstellen van zorgstraten en zorgpaden. In een universitair medisch centrum hebben de patiënten doorgaans te maken met artsen van verschillende disciplines. De afgelopen jaren hebben diverse afdelingen binnen het AMC zich ingespannen de situatie voor de patiënt zo overzichtelijk mogelijk te maken, door aan iedere patiënt één vaste arts - de hoofdbehandelaar - toe te wijzen. Onderzoeken en (multidisciplinaire) behandelingen worden zo veel mogelijk gepland op één dag. De coördinatie hiervan is belegd bij een verpleegkundige. Op de IC Volwassenen zijn bijvoorbeeld de afspraken hernieuwd ten aanzien van een eerstverantwoordelijke verpleegkundige (EVV) en arts (EVA) voor patiënten die daar langer dan 4 dagen verblijven. Door te investeren in de relatie tussen de patiënt en de professional wordt de patiënt ondersteund voor, tijdens en na een onderzoek of behandeling, niet alleen door aanwezigheid of bereikbaarheid van verpleegkundigen of artsen, maar ook door de patiënt te voorzien van voldoende en toegankelijke informatie. Patiënten in ons land worden voorzien van informatie via voorlichtingsmateriaal, verkregen via verwijzers, verzekeraars, televisie, radio en internet. Het AMC informeert haar patiënten daarnaast onder meer met het 'Jaarschrift voor patiënten' en via de AMC-website. Hierop vinden patiënten informatie op de webpagina's van medische afdelingen en informatie die kan worden gedownload in de vorm van folders. In 2009 is een begin gemaakt met het operationeel maken van een patiëntenportal waarin patiënten gedetailleerde individuele informatie aangeboden wordt over hun eigen ziekte en behandeling. Verwacht wordt dat deze portal in 2010 in gebruik kan worden genomen. Met behulp van een eigen toegangscode kunnen patiënten informatie op maat opvragen en in de toekomst inzage krijgen in hun eigen medische gegevens. Daarvoor dienen alle gegevens elektronisch te worden vastgelegd, zodat niet alleen patiënten de gegevens in kunnen zien, maar ook de medebehandelaars in het AMC zelf en daarbuiten, zoals huisartsen of (para)medici in andere ziekenhuizen, met behoud van de privacy van de individuele patiënt. Steeds meer specialismen en onderzoeksafdelingen gaan over op elektronische dossiervorming en toepassingen. Naast de onderlinge uitwisseling van patiëntgegevens op specialisme niveau, wordt de uitwisseling van gegevens sinds 2009 ondersteund door een "Algemene Status", die toegankelijk is voor iedereen die bevoegdheden heeft tot de AMC-Zorgdesktop. Door middel van invulling van gestructureerde velden wordt geregistreerd of een patiënt allergisch is, of er een code behandelbeperking geldt, of bekend is met MSRA. In Nederland geldt de norm dat de zorg inzichtelijk en verantwoord beschikbaar moet zijn. Hantering van indicatoren maakt de transparantie steeds groter. Door het AMC wordt dan ook op verschillende terreinen gewerkt aan de ontwikkeling en hantering van parameters die de uitkomsten van de zorg in kwantitatieve en kwalitatieve zin - zichtbaar maken. Gegevens van de IGZ prestatie-indicatoren worden verzameld en aan de IGZ aangeboden. Om onderling de uitkomsten te kunnen vergelijken wordt jaarlijks door de acht umc’s de brochure ‘umc’s gespiegeld’ uitgebracht. De uitkomsten van de indicatoren, worden gebruikt om de zorg te verbeteren. Zo vond ten aanzien van de pijn- en onrustbestrijding, (her)introductie plaats van de pijnscore en de delierscore op de IC Volwassenen en de verpleegafdelingen. Indicatoren kunnen ook op andere gebieden als instrumenten worden gebruikt om de zorg bij patiënten te verbeteren, bijvoorbeeld om de gestelde doelen te meten uit het AMCpatiëntenmanifest. In het najaar van 2006 is in het AMC het project ‘Het zal je moeder maar wezen’ gestart, met als doel de dienstverlening aan patiënten te optimaliseren. Eén en ander is vastgelegd in een patiëntenmanifest. Naast een aantal algemene uitgangspunten zoals gastvrijheid, een persoonlijke en respectvolle benadering en vanzelfsprekend het bieden van de best mogelijke zorg, bevat het manifest 24 concrete afspraken waarop elke patiënt in het AMC in de nabije toekomst mag rekenen. Van maximale wachttijd op de Spoedeisende Hulp tot een vaste verpleegkundige tijdens de opname en van de beschikbaarheid van medische gegevens tot de procedures na ontslag. Dat zijn de AMCnormen voor de nabije toekomst, waarbij garanties worden afgegeven voor bejegening, behandeling, afsprakenplanning en informatievoorziening. Voor 2009 is prioriteit gegeven aan een zevental onderwerpen. De werkplekken bereiden zich voor om aan deze, in het manifest opgenomen, normen te voldoen.
Beleid, inspanningen en prestaties
22
Pijnscore Een van de indicatoren van de IGZ is de pijnscore. Pijnbestrijding is tevens een punt in het AMC-Patiëntenmanifest: ‘We zullen al het mogelijke doen om pijn, angst en benauwdheid te voorkomen of te behandelen’. De afdeling Anesthesiologie heeft dit jaar de Acute Postoperatieve Pijn Service (APS) ingericht, bestaande uit een groep van anesthesiologen, arts-assistenten anesthesiologie en pijnverpleegkundigen. Zij houden zich specifiek bezig met de postoperatieve pijn. Er zijn protocollen ontwikkeld voor de behandeling van pijn, en er wordt meer continuïteit gegeven aan de pijnstilling op de afdelingen. Een of twee keer per dag gaat een pijnverpleegkundige langs bij patiënten die postoperatieve pijnstilling krijgen.
Door de Raad van Bestuur is vanaf 2009 tot 2011 een aanzienlijke bijdrage ter beschikking gesteld voor de zogeheten moeder-evaluatieprojecten. Deze projecten betreffende de service aan de patiënt, moeten toepasbaar zijn op andere werkplekken, en het liefst meerdere disciplines of afdelingen betreffen. Telefonische Allocatie Patiënten Sinds januari 2008 draait op de polikliniek Keel- Neus en Oorziekten (KNO) het project TAP: Telefonische Allocatie Patiënten. Doelen van dit project zijn: een betere regulering van de toegangstijden voor de polikliniek, het verhogen van de service (telefonisch consult door arts op de dag dat patiënt belt voor een afspraak en inventariseren van de hoofdklacht), het verbeteren van de telefonische bereikbaarheid van de poli KNO, het optimaal uitvoeren van de taak als umc (topreferente zorg, speerpunten) en de regulering van productiecijfers. Werkwijze TAP-project: Alle patiënten die bellen voor een afspraak bij poli KNO worden diezelfde dag teruggebeld door een KNO-arts in opleiding. De arts stelt de patiënt een aantal vragen over het probleem waarvoor hij/zij komt, via een hiertoe ontwikkeld computerprogramma. Aan de hand van de aard en de ernst van de klachten wordt a) de patiënt binnen een week, binnen 2 weken of binnen 2-4 weken ingepland, b) de patiënt ingepland bij het juiste spreekuur en c) (zo mogelijk op de dag van het polibezoek) al relevant aanvullend onderzoek ingepland, waarvan de resultaten gebruikt worden in het gesprek met de KNO-arts. Na het telefonische gesprek met de arts wordt de patiënt doorverbonden met een medewerker van de polikliniek, die de afspraak voor hem/haar maakt.
Verpleegkundige zorg wordt steeds meer evidence based verleend. In verpleegkundige dossierbesprekingen leren de verpleegkundigen door klinisch redeneren klinische onzekerheden te herkennen en beantwoordbare vragen te formuleren volgens het format van PICO’s (Patient, Intervention, Comparison, Outcome). Dit is de eerste van de vijf stappen van evidence based practice (EBP). Het in 2008 gestarte project is in 2009 verder uitgerold en geïmplementeerd in vier divisies (Chirurgische Specialismen, Emma Kinderziekenhuis AMC, Neurozintuigspecialismen en Psychiatrie), en heeft geleid tot een grote toename aan PICO’s. Vele daarvan zijn uitgewerkt tot een Critical Appraised Topic (CAT) en geïncorporeerd in een aantal verpleegkundige protocollen. Dit heeft geleid tot 13 publicaties in nationale verpleegkundige vakbladen, een eigen plek op de AMC-site en de samenstelling van een film op DVD. De dossierbesprekingen blijken een goed aanknopingspunt te zijn voor opdrachten aan verpleegkundestudenten en zij zullen in 2010 dan ook in toenemende mate worden ingezet in het uitwerken van PICO’s, formuleren van CAT’s en het implementeren van evidence based aanbevelingen. In 2010 zullen meerdere divisies zich hierbij aansluiten. Op deze manier leidt wetenschap tot betere patiëntenzorg en zal de verpleegkunde verder professionaliseren. Voor het opstellen en raadplegen van verpleegkundige protocollen is het systeem sharepoint ingericht. Voor 2010 is een pilot bij vier afdelingen gepland. Bij goed resultaat vindt implementatie op de overige standaard verpleegafdelingen plaats. Het doel is gemakkelijk te kunnen beschikken over eenduidige centrale- en specifiek locale (verpleegkundige) protocollen, met behulp van een documentbeheerssysteem dat het beheer optimaal ondersteunt. Dit sluit aan bij de vereisten vanuit de IGZ en bij de JCI-norm. Haren wassen na craniotomie, kan dat kwaad? Tijdens een van de verpleegkundige dossierbesprekingen op de afdeling Neurochirurgie is naar aanleiding van een casus over een patiënt na een craniotomie (operatie waarbij de schedel wordt geopend) het harenwassen besproken. Er bleek variatie in zorg, de ene verpleegkundige waste pas de haren na het verwijderen van de hechtingen en een ander stond harenwassen al na een paar dagen toe. Met behulp van de PICO is gezocht in diverse databases en werd een gerandomiseerd onderzoek uit Canada geïdentificeerd. De studie is op validiteit, resultaten en toepasbaarheid beoordeeld. Uit de studie bleek dat in beide groepen (wel of niet harenwassen) weinig tekenen van infectie werden gezien. Ook ten aanzien van patiënttevredenheid werden geen verschillen gevonden, alleen voor pijn was er een significant verschil ten nadele van de patiënten wiens haren niet werden gewassen. Hoewel er een paar kanttekeningen te plaatsen zijn bij de uitvoering van de studie is de validiteit toch voldoende om de resultaten toe te passen en dus te kiezen om het harenwassen kort na de operatie al toe te staan. Dit wordt nu gedaan in het AMC.
Beleid, inspanningen en prestaties
23
Om aan de eisen van de patiënten te voldoen moet het AMC er niet alleen voor zorgen dat de patiëntenzorg in inhoudelijk opzicht excellent is, maar moeten ook de logistiek en de organisatie van de zorg goed geregeld zijn, en wordt er een grote servicegerichtheid van de medewerkers vereist. Of het AMC inderdaad aan de eisen van de patiënten voldoet, moet blijken uit de resultaten van patiëntenraadplegingen zoals patiënttevredenheidsonderzoeken, ontslaggesprekken, spiegelbijeenkomsten en inzet van mystery guests/patients. Patiëntenraadpleging In 2009 heeft voor de vierde keer in alle umc’s een patiënttevredenheidsonderzoek plaatsgevonden. De resultaten hiervan zullen in de loop van 2010 worden gerapporteerd. In 2008/2009 heeft de expertisegroep Patiëntgerichtheid, onderdeel van de KPI, een inventarisatie gedaan naar de manier waarop in het AMC op de verschillende werkplekken patiënten geraadpleegd worden over de kwaliteit van de geleverde zorg. Naar aanleiding hiervan is een notitie geschreven die in 2010 door de Raad van Bestuur zal worden besproken. Het voorstel is om aan de hand van een ‘basispakket patiëntenraadpleging’ de ervaringen en meningen van patiënten te vernemen en de resultaten hiervan te gebruiken bij de ontwikkeling van beleid, verbetering van processen en individuele zorg.
Beleid, inspanningen en prestaties
24
4.4 4.4.1
KWALITEITSBELEID TEN AANZIEN VAN PATIËNTEN KWALITEIT VAN ZORG
Speerpunten in de patiëntenzorg Onder kwaliteit van zorg verstaat het AMC het bieden van excellente zorg, gebaseerd op onderzoek, en verstrekt op een goed georganiseerde, vriendelijke en veilige manier. Een groot deel van die zorg is topklinisch of topreferent. Topreferente zorg wil zeggen dat de diagnostiek en behandeling van patiënten, die doorgaans door specialisten van andere ziekenhuizen worden doorverwezen, door specialisten van het AMC plaatsvindt. De topreferente functie van het AMC bestrijkt zo goed als alle specialismen met een speerpuntenbeleid voor de ziektes vallend binnen de aandachtsgebieden. Het AMC heeft gekozen voor een viertal speerpunten in de patiëntenzorg. Dit ‘AMC-profiel’ omvat gastrointestinale oncologie (het Gastro Intestinaal Oncologisch Centrum Amsterdam (GIOCA) en het ColectoRaal Cancer screeningscentrum (CRC)), vasculaire aandoeningen (het Hartcentrum en de interventieradiologie), kindergeneeskunde (het consolideren van een volwaardig academisch kinderziekenhuis) en immunologie & infectieziekten. Door een extra investering in 2009 hebben deze speerpunten een nieuwe impuls gekregen. Gioca Voor de gastro-intestinale oncologie heeft deze extra investering geresulteerd in de oprichting van het Gastro Intestinaal Oncologisch Centrum Amsterdam (GIOCA). In plaats van afspraken op verschillende loketten op verschillende dagen wordt het traject dat een patiënt moet doorlopen gecomprimeerd tot één dag. Op die dag zijn alle betrokken specialisten op één plek aanwezig, wordt alle benodigde diagnostiek gedaan, wordt onderling overleg gevoerd en kan de patiënt met een behandelplan aan het einde van die dag naar huis. Op de polikliniek worden de specialisten gefaciliteerd door spreekkamers naast elkaar, maar ook door speciaal opgeleide verpleegkundigen. Deze GIOCA-verpleegkundigen zijn het eerste aanspreekpunt voor de patiënt en coördineren de verschillende, rond de aandoening gegroepeerde, spreekuren en activiteiten. In de kliniek is een Oncologisch Centrum gevormd, een samenwerking tussen chirurgie en maag-, darm- en leverziekten. Indien een operatie is geïndiceerd vindt deze zo snel mogelijk plaats in het AMC of in één van de partnerziekenhuizen.
Daarnaast beschikt het AMC over een groot aantal topklinische functies. Hierbij gaat het om medische voorzieningen waarvan de spreiding, met het oog op de hoge kosten en vereiste expertise, door de overheid is geregeld. Voorbeelden hiervan zijn niertransplantatie, radiotherapie en neonatologische intensive care. Excellente zorg vereist dat de (para)medische en verpleegkundige medewerkers goed zijn opgeleid, hun deskundigheden op peil houden en toepassen in de praktijk. De grote hoeveelheid en verscheidenheid aan (wetenschappelijke) onderzoeken en publicaties zijn bewijzen van deze deskundigheden op allerlei gebied. Voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld onderstaand project ‘Zorg voor Borstvoeding’. Zorg voor Borstvoeding Het AMC ontving in 2009 als eerste umc de certificering ‘Zorg voor Borstvoeding’ voor het complete ziekenhuis. Het in 2006 gestarte project werd in januari 2009 afgerond. Bij de ontwikkeling van het borstvoedingsbeleid is het model van de WHO/UNICEF als sjabloon gebruikt voor de richtlijnen en de daaruit voortkomende werkprocedures en uniforme rapportage. Het beleid van het AMC is erop gericht om zowel de gezonde als de zieke pasgeborene en zuigeling optimaal te voeden en de binding tussen ouder en kind te bevorderen. Het AMC onderschrijft daarbij het belang van moedermelk als eerste keus en wil borstvoeding actief bevorderen en ondersteunen. Het nieuwe beleid kenmerkt zich door een grotere nadruk op de borstvoedingsvoorlichting. De lactatiekundigen werken daarvoor in een pool met als uitgangspunt dat elke vraag binnen een periode van uiterlijk 48 uur wordt beantwoord.
Joint Commission International (JCI) Kwaliteitsbeleid heeft een stevige plaats verworven binnen het AMC. Op verschillende terreinen lopen projecten en initiatieven om de kwaliteit van zorg goed te verankeren. Doelstelling is het kwaliteitsmanagementsysteem van het AMC voor 2012 te laten accrediteren volgens de eisen van de JCI. De afdeling Kwaliteit en Proces Innovatie (KPI) is verantwoordelijk voor deze ziekenhuisbrede accreditatie, waarmee in 2009 een start is gemaakt. Het AMC heeft gekozen voor het Amerikaanse JCI omdat het AMC zich wil spiegelen aan internationale JCI-geaccrediteerde ziekenhuizen. JCI is door de WHO als accrediterende instantie erkend. De JCI heeft de patiëntveiligheid als invalshoek en in mindere mate regels en procedures. De voorbereidingen zijn in 2009 van start gegaan met een inventarisatiefase om zicht te krijgen op de actuele situatie van het kwaliteitssysteem.
Beleid, inspanningen en prestaties
25
Daartoe is enerzijds een inventarisatie gemaakt van beschikbare documenten. Anderzijds is een inventariserende gespreksronde gehouden om na te gaan wat er binnen het AMC op het gebied van patiëntveiligheid reeds in gang is gezet. Doel van de inventarisatie is om het project goed te laten aansluiten op lopende activiteiten, overlap te voorkomen en de organisatie zo min mogelijk te belasten. JCI biedt een referentiekader met 13 standaarden. Zeven hiervan zijn patiëntgerichte thema’s (toegang- en continuïteit van zorg, proces van diagnostiek en behandeling, medicatieproces, operatieve proces, voorlichting en instructie patiënt en familie, patiëntgerichte zorg, patiënt- en familierechten). De overige zes richten zich op de totale organisatie (leiderschap en richting, personeelsbeleid, facilitaire functie/hotelfunctie, administratieve organisatie, informatiemanagement, risicomanagement). De resultaten van de inventarisatie en interviews worden vergeleken met de eisen. In 2010 wordt gestart met het opzetten van verbeterprojecten om in 2012 aan de eisen van de JCI te kunnen voldoen. Interne visitatie patiëntenzorg AMC Sinds 2003 worden in het AMC op afdelingen, die op enigerlei wijze bij de directe patiëntenzorg zijn betrokken, interne visitaties uitgevoerd. Deze zijn gericht op de kwaliteit van de patiëntenzorg en worden in een vierjarige cyclus uitgevoerd door collega’s uit het AMC. De visitatieteams bestaan uit een medisch afdelingshoofd, een chef de (poli-)clinique, een hoofdverpleegkundige en een ambtelijk secretaris. Inmiddels is een groot deel van de klinische afdelingen voor de tweede maal gevisiteerd. In de tweede ronde is specifieke aandacht voor resultaten in de patiëntenzorg en voor een kritische terugblik op de aanbevelingen uit het eerste visitatierapport. Bij de visitaties werd vastgesteld dat het merendeel van de aanbevelingen die bij de eerste visitatie zijn gegeven daadwerkelijk zijn overgenomen. Is dit niet het geval, dan wordt een zwaarwegend advies gegeven met een rapportagetermijn of een voorwaarde als de patiëntveiligheid in het geding is met doorgeleiding naar de Raad van Bestuur. In de tweede visitatieronde is een verschuiving zichtbaar voor wat betreft het type aanbevelingen. In de eerste visitatiecyclus waren veel aanbevelingen gericht op het formaliseren van plannen en organisatorische aspecten (bijvoorbeeld het opstellen van een beleidsplan, protocollen of indicatoren), in de tweede cyclus zijn aanbevelingen en adviezen meer gericht op borging, toetsing en bijstelling. De Raad van Bestuur heeft vastgesteld dat de methode van interne visitaties haar nut duidelijk heeft bewezen, zoals vorig jaar ook werd bevestigd in een intern onderzoek naar het effect van de interne visitaties. De interne visitatie zal dan ook breder worden toegepast, te beginnen bij de facilitaire diensten. De resultaten worden sinds eind 2009 aan de Raad van Bestuur gerapporteerd. Zoals eerder gemeld zijn de voorbereidingen voor de voorgenomen accreditatie door de Joint Commission International (JCI) in volle gang. De Commissie interne visitatie werkt nauw samen met het projectteam. De interne visitatiesystematiek zal met aanpassingen aan de standaarden van de JCI een essentieel onderdeel blijven uitmaken van het kwaliteitssysteem van het AMC. Patiëntveiligheid in het AMC Patiëntveiligheid is een belangrijk thema in het AMC-beleid; het krijgt gestalte door initiatieven op zowel centraal als decentraal niveau. Op divisie- en afdelingsniveau vinden diverse projecten en activiteiten plaats. Een voorbeeld is de inrichting van een commissie voor patiëntveiligheid op de Volwassenen IC, in samenwerking met de TU Delft. De structuur van de commissie staat beschreven in het boekje ‘Management van patiëntveiligheid’ dat in 2009 is gepubliceerd. Volledige renovatie van het operatiekamercomplex en de uitbreiding en renovatie van de poliklinieken is in volle gang. Bij de renovatie van het OK-complex is patiëntenlogistiek een prominent thema, naast een voortdurende en groeiende aandacht voor patiëntveiligheid. De inrichting en lay-out van het complex worden optimaal geschikt gemaakt voor vlotte en efficiënte afhandeling van de stroom klinische operaties. Er worden voorzieningen gerealiseerd voor zogenoemde endoscopische, minimaal invasieve, ingrepen. Hiermee wordt een verkorting van de duur van de ingreep mogelijk voor die operaties waarbij deze techniek toepasbaar is. Een extra toren verrijst naast de huidige poliklinieken om de sterke toeloop voor poliklinische diagnostiek en behandeling te accommoderen. Een ander voorbeeld is operationele organisatiestructuur van het Emma Kinderziekenhuis, waarbinnen optredende incidenten en complicaties stelselmatig als aangrijpingspunt worden gebruikt om tot verbetering van de zorg te komen (zowel op afdelings- als op divisieniveau). Er is een divisiebrede structuur opgezet, waarin de Patiëntenzorgcommissie een belangrijke rol heeft.
Beleid, inspanningen en prestaties
26
De terugrapportage van incidenten vindt plaats in de vorm van veiligheidsbesprekingen en een Veiligheidsnieuwsbrief. De cultuur rond veiligheid is binnen het EKZ in kaart gebracht m.b.v. een gevalideerde enquête en besproken met de afdelingen. Het AMC geeft tevens samen met het UMC Utrecht en enkele andere ziekenhuizen het blad ‘Nota Bene’ uit, dat draait om veilig werken in de zorg en het verminderen van incidenten. De AMC-brede initiatieven op het gebied van patiëntveiligheid worden in veel gevallen geïnitieerd door de afdeling Kwaliteit en Proces Innovatie (KPI). Het ‘Expertisecentrum patiëntveiligheid KPI’ is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van (evidence based) methoden en vernieuwende projecten op het gebied van patiëntveiligheid. In 2009 waren hierbij de belangrijkste ontwikkelingen: SURPASS Binnen het AMC is de SURPASS-checklist ontwikkeld, met als doel het verminderen van fouten bij de communicatie en overdracht tussen afdelingen. In 2009 is de ‘time out’, het laatste checkmoment voor de operatie, bij alle snijdende specialismen op het Operatiecentrum geïmplementeerd. De complete SURPASS-checklist is begin 2009 bij de algemene chirurgische afdelingen geïmplementeerd en in de loop van het jaar bij urologie en plastische chirurgie. In 2010 wordt SURPASS AMC-breed uitgerold. AMC By Night***** AMC by night is een programma dat zich richt op het verbeteren van de patiëntveiligheid in het AMC tijdens avond-, nacht- en weekenddiensten. Vanuit het programma zijn verbeterprojecten opgestart op het gebied van de structuur en inhoud van de schriftelijke en mondelinge avond-, nacht- en weekendoverdracht. Op de IC is door het formuleren van dagelijkse behandeldoelen de medische overdracht al verbeterd; voor de verpleegkundige overdracht is een checklist geïntroduceerd. Daarnaast wordt ’if-then’ beleid geformuleerd, waarmee artsen en verpleegkundigen samen vooruit denken en afspraken maken over de potentiële ontwikkelingen in of verslechtering van de toestand van een patiënt. Tevens is een start gemaakt met de implementatie van het SBAR-communicatie-instrument binnen de divisie Inwendige Specialismen. SBAR staat voor Situation, Background, Assessment, Recommendation and Repeat-back (Situatie, Achtergrond, Beoordeling, Aanbeveling en Samenvatten). Het doel van het gebruik van SBAR is het verbeteren van effectieve communicatie tussen hulpverleners. De COMET studie is onderdeel van de implementatie van het SIS (Spoed Interventie Systeem) en heeft als doel de verbetering van de zorg voor de vitaal bedreigde patiënt. De studie is eind 2009 op vier afdelingen in het AMC van start gegaan. Medicatieveiligheid Om te komen tot de juiste prioriteiten op het gebied van bevordering van medicatieveiligheid is in 2008 het ‘Programma Medicatieveiligheid’ opgesteld. Uit een AMC-brede risicoanalyse met apothekers, artsen en verpleegkundigen zijn een vijftal risicothema’s gedefinieerd. Op basis van de vastgestelde risicoscore per thema, en van de afgegeven landelijke richtlijnen, is besloten om in 2009 de thema’s Cytostatica en Medicatieoverdracht projectmatig op te pakken. Om zo spoedig mogelijk de veiligheid te verbeteren rond de toediening van cytostatica is gestart met een optimalisatie van de huidige situatie waarin cytostatica via het programma Medicator wordt voorgeschreven. Deze omvat onder meer hernieuwde afspraken over het gebruik van Medicator, scholing in het gebruik van Medicator en het compleet maken van de voorschrijfprotocollen in Medicator. Daarnaast is parallel een traject van pakketselectie gestart om te komen tot de uiteindelijk gewenste situatie waarbij het geoptimaliseerde proces van voorschrijven, bereiden en toedienen van cytostatica volledig geautomatiseerd wordt ondersteund. Het project Overdracht Medicatie richt zich op het voorkomen van fouten bij de overdracht van medicatiegegevens door standaardisering van het proces en inhoud van de overdracht. Hiertoe is het huidige proces - inclusief knelpunten - geanalyseerd. Op basis van de resultaten is in een aantal sessies een beoogde nieuwe werkwijze voor opname en ontslag vastgesteld. Belangrijkste veranderingen worden de introductie van een farmaceutisch opname- en ontslaggesprek, en een nieuw ontwikkeld ontslagrecept dat als bijlage bij de patiëntbrief wordt gevoegd. Daarnaast zijn, mede op basis van bevindingen van de inspectie, verbeteringen aangebracht in de intraveneuze toediening van medicatie. Dit heeft geresulteerd in samenstelling van een tweetal richtlijnen, één op de OK/Verkoever en een op de verpleegafdelingen. Daarin wordt aandacht besteed aan de dubbelcheck, niet alleen bij samenstelling, maar ook bij toediening. Voor toepassing in de praktijk is op de verpleegafdelingen eind 2009 een onderzoek gestart.
Beleid, inspanningen en prestaties
27
Medische apparatuur De veiligheid van de patiënt dient voorop te staan bij de installatie, het gebruik en het onderhoud van medische apparatuur. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Instrumenteel Bedrijf, de afdeling Inkoop, het Logistiek Dienstencentrum en de eigenaar van de apparatuur. De daarvoor te hanteren procedures, beschreven processen, relaties en rol van het Instrumenteel Bedrijf zijn getoetst en het kwaliteitscertificaat is recentelijk verlengd tot 1 februari 2013. Het kwaliteitshandboek is gedigitaliseerd, de instandhoudingsketen is gereguleerd en de achterstand die bestond in het onderhoud van de medische apparatuur is weggewerkt. Deelname VMS Veiligheidsprogramma Het AMC heeft in 2009 besloten om te participeren in het Veiligheidsprogramma ‘Voorkom schade; werk veilig’. Het programma van dit nationale veiligheidsmanagementsysteem (VMS) is gebaseerd op het rapport ‘Hier werk je veilig of je werkt hier niet’ (2004) van Rein Willems (voorheen President-directeur Shell Nederland), waarin wordt aanbevolen dat ziekenhuizen met een gecertificeerd VMS werken. Een VMS is een systeem om risico’s in de organisatie te monitoren en te beheersen. Het Veiligheidsprogramma heeft tot doel de patiëntveiligheid in de Nederlandse ziekenhuizen in vijf jaar tijd te verbeteren door de implementatie van een veiligheidsmanagementsysteem en het behalen van specifieke doelstellingen voor 10 zorginhoudelijke thema’s. Bij het Directoraat Patiëntenzorg is de coördinatie van het landelijke Veiligheidsprogramma en de externe rapportage. In 2009 is een veiligheidsplan opgesteld. Het beschrijft de actuele situatie in het AMC, als ook het plan van aanpak om in 2012 geaccrediteerd te worden voor het VMS en om voor eind 2012 de doelstellingen te behalen voor de 10 zorginhoudelijke thema’s. Een belangrijk onderdeel van het VMS is het instellen van decentrale veiligheidscommissies. Op dit moment zijn bijna alle klinische afdelingen gestart met het decentraal melden van incidenten en het integreren van veiligheidsmanagement in de reguliere bedrijfsvoering. Dit houdt onder meer in dat incidenten worden geanalyseerd, verbetertrajecten worden opgezet en risico’s worden geïnventariseerd. Het trainingsprogramma voor het opzetten van deze decentrale commissies zal alle onderdelen omvatten die op decentraal niveau ingezet kunnen worden ten behoeve van het implementeren van veiligheidsmanagement. In 2010 zal een plan van aanpak worden opgesteld om de poliklinieken te trainen in decentraal veiligheidsmanagement. Voor alle 10 de thema’s zijn contactpersonen binnen het AMC vastgesteld. Voor een aantal daarvan werden voorafgaande aan deelname aan het VMS Veiligheidsprogramma al initiatieven opgestart, of zijn AMC-ers betrokken bij de landelijke ontwikkeling van de thema’s. Meldingen incidenten patiëntenzorg Het AMC heeft een lange historie om meldingen te onderzoeken van incidenten, waarbij patiënten onbedoeld letsel opliepen of waarbij dat had kunnen gebeuren. Overwegend werden deze onderzoeken van meldingen uitgevoerd door de FOBO-commissie. In dit verslagjaar heeft de FOBOcommissie haar 25-jarig bestaan als ziekenhuiscommissie met een middagsymposium gevierd. Naast het terugkijken in het verleden is tijdens het symposium uitvoerig de ingezette koerswijziging van Veilig Incident Melden in het AMC toegelicht. Uitgangspunt hierbij is dat met het decentraal melden de verantwoordelijkheid van de gemelde ongewenste voorvallen bij de werkplek of afdeling zelf wordt belegd. In toenemende mate zijn in 2009 ongewenste voorvallen gemeld aan één van de decentrale multidisciplinaire Veiligheidscommissies. De melder gebruikt voor een melding het digitale Incident Melding Systeem (IMS). Het onderzoek van de melding wordt vervolgens door de decentrale veiligheidscommissie, waarvan de leden hiervoor geschoold zijn, zelfstandig uitgevoerd. In 2009 maakte het aantal IMS-meldingen al voor 59 procent deel uit van het totaal aantal gemelde ongewenste voorvallen. In de onderstaande tabel zijn de meldingen opgesplitst in FOBO-meldingen, IMS-meldingen en meldingen van de IC-kinderen. In 2009 zijn de meldingen van de IC-kinderen gemeld en opgenomen in het IMS.
Totaal aantal FOBO-meldingen (fouten, ongelukken en bijna ongelukken) Te verdelen in - valmeldingen - medicatiefouten - overige (communicatie, apparatuur, medisch en verpleegkundig handelen) Totaal aantal meldingen IC-kinderen Totaal aantal IMS-meldingen Totalen
Beleid, inspanningen en prestaties
2008 2.464
2009 1.934
9% 54 % 37 % 1.022 315 3.801
8% 49 % 43 % 2.734 4.668
28
De afname van het aantal FOBO-meldingen en de toename van het aantal IMS-meldingen zal zich naar verwachting in 2010 verder voortzetten. Met de uitbreiding van het aantal decentrale commissies in het AMC zal de rol en taak van de FOBOcommissie wijzigen. Er zullen in de toekomst slechts incidenteel individuele incidenten geanalyseerd worden. De commissie zal zich meer richten op afdeling- of divisieoverstijgende trends. Zij zal deze trends en systeemoorzaken terugrapporteren aan de Raad van Bestuur, gekoppeld aan een advies met betrekking tot te nemen maatregelen om risico’s te reduceren. Daarnaast zal de commissie als adviesorgaan voor de veiligheidscoördinatoren en –commissies van de afdelingen/werkplekken gaan fungeren. Naast de behandeling in de FOBO-commissie worden de incidenten in de patiëntenzorg besproken in de decentrale Veiligheidscommissies op de afdelingen en worden –zo nodig– verbeteracties opgesteld om herhaling te voorkomen. Medewerkers hebben de mogelijkheid om incidenten decentraal te melden via het IMS. Ziekenhuiscommissies Antibioticacommissie De antibioticacommissie heeft als doel het antibioticabeleid te optimaliseren en zo een bijdrage te leveren aan de beheersing van kosten en van resistentieontwikkeling. In 2009 is door het AMC de software aangeschaft voor het zogeheten nationale antibioticaboekje dat is uitgebracht door de Stichting Werkgroep AntibioticaBeleid (SWAB). De SWAB-richtlijnen worden opgesteld volgens het evidence-based principe en zijn bedoeld als leidraad voor de opstelling van lokale antibioticaboekjes. In een eerdere fase waren door de antibioticacommissie het papieren AMC-antibioticaboekje en de digitale nationale versie vergeleken om verschillen te identificeren en waar nodig aanpassingen te maken. Het aanbrengen van de noodzakelijke aanpassingen in de software vergde meer inspanningen dan verwacht maar in het najaar van 2009 was de elektronische versie van het antibioticaboekje klaar voor gebruik. Met behulp van de afdeling Kwaliteit en Proces Innovatie werd een introductie- en implementatiestrategie ontwikkeld. De introductie van het nieuwe, digitale, antibioticaboekje in oktober werd begeleid door een interview in het huisblad ‘Status’ en mededelingen op het intranet. Alle artsen kregen op hun huisadres een brief waarin ze attent werden gemaakt op de komende verandering. Daarnaast werd een loterij georganiseerd waarvoor artsen een lot kregen bij inlevering van de brief in combinatie met het oude, papieren, antibioticaboekje. Voor 2010 heeft de commissie de volgende doelen gesteld: • Verhelpen onvolkomenheden in het nieuwe antibioticaboekje. • Meer aandacht voor de implementatie van het antibioticabeleid. • Evalueren van het antibioticabeleid bij sepsis met onbekende verwekker. Decubitus- en Wondcommissie De jaarlijkse prevalentiemeting (uitgevoerd in het kader van de door de Universiteit Maastricht georganiseerde Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen, LPZ) laat in 2009 vergelijkbare data zien met voorafgaande jaren. De prevalentie van ontstane decubitus bij patiënten met een totale heupvervanging is laag te noemen. In 2009 is online registratie voor decubitus in het AMC ingevoerd. De contacten met de thuiszorg zijn aangehaald en de overdracht bij transfers is verbeterd. Ter verbetering van de wondzorg is een wondkaart op zakformaat uitgegeven, die ten tijde van een goed bezocht wondsymposium werd geïntroduceerd. Aandacht voor scholing van nieuwe en geroutineerde verpleegkundigen met aandachtsgebied decubitus en wondzorg heeft – als altijd - hoge prioriteit. Farmacotherapiecommissie De taken van de commissie zijn: • Een bijdrage leveren aan een verantwoord medicijngebruik door te adviseren over de introductie van nieuwe geneesmiddelen en over nieuwe indicatiegebieden in het AMC. • Advies uitbrengen over de samenstelling van het klinisch formularium en het evalueren van het gebruik van de betreffende geneesmiddelen. In 2009 werd een dertigtal nieuwe middelen aan de assortimentslijst toegevoegd; een drietal hiervan werd in het formularium opgenomen. De gebruikerservaringen met deze middelen blijken positief. De substitutielijst is gesaneerd en up to date gemaakt.
Beleid, inspanningen en prestaties
29
Er werd een begin gemaakt met het aanscherpen van de procedure ‘nieuwe geneesmiddelen’. De commissie nam afstand van het inmiddels achterhaalde beleid om gebruik van combinatiepreparaten te ontmoedigen, aangezien deze de therapietrouw poliklinisch sterk verbeteren. De commissie deed een principe-uitspraak dat omzetting van thuismedicatie bij opname en ontslag zoveel mogelijk vermeden dient te worden, behalve bij opname op een intensive care. Al met al werden de doelstellingen van de commissie in 2009 in belangrijke mate gerealiseerd. In aanvulling op de bovengenoemde doelstellingen is de belangrijkste deeldoelstelling voor 2010 om te komen tot een verbeterd gebruik van het klinisch E-formularium. Hiertoe zal eerst het gebruik van het E-formularium gelogd worden. Als dit aanleiding geeft tot verdere vragen zal een korte gebruikersenquête volgen. Er zal meer bekendheid aan de doelstellingen en werkwijze van de commissie gegeven worden, onder andere door vernieuwing van de commissiepagina’s op het intranet. Commisie enterale patiëntenvoeding Kwalitatief goede voeding is bij ziekte van niet te overschatten belang. Een aanzienlijk aantal in het ziekenhuis opgenomen patiënten blijkt ondervoed. Door alle patiënten bij opname te screenen wordt geprobeerd deze patiënten te herkennen zodat hieraan gericht aandacht kan worden besteed. In 2006 is voor alle volwassen patiënten de SNAQ ingevoerd. Bij de invoering werd voorzien dat in 2009 zowel de voedingsdienst als de verpleging zou kunnen beschikken over een elektronisch dossier. De gegevens die door de verpleegkundige op het voedingsaanvraagformulier werden ingevuld, zouden beschikbaar komen voor zowel de voedingsdienst als de verpleging. Helaas blijkt de implementatie van de digitale systemen sterk vertraagd. De gegevens moeten dan ook nog steeds handmatig worden verwerkt. Continu vind een registratie plaats van het aantal patiënten dat op deze wijze wordt gescreend. Het percentage varieert van afdeling tot afdeling maar globaal wordt iets meer dan 50 procent van de volwassen patiënten gescreend. Het percentage volwassen patiënten (totaal 21 procent) die geclassificeerd zijn als matig en ernstig ondervoed is gedaald van respectievelijk 7,9 naar 5,5 procent en van 16,4 naar 15,5 procent. Even belangrijk als de screening is het beleid dat gevolgd wordt wanneer sprake lijkt te zijn van ondervoeding. Het beleid is er op gericht dat op de afdeling direct passende maatregelen genomen kunnen worden. Eveneens in het kader van de prestatie-indicator ondervoeding wordt middels vier puntmetingen nagegaan of bij geïdentificeerde patiënten inderdaad een verhoogd aanbod wordt gerealiseerd. Op de verpleegafdelingen blijkt dit bij ongeveer 50 procent het geval. Dit percentage is al gedurende twee jaar stabiel. Een belangrijke oorzaak van het uitblijven van verbetering lijkt gelegen in de gebrekkige communicatie tussen de voedingsassistenten en de verpleegkundigen, mede omdat de gegevens niet gemakkelijk gedeeld kunnen worden. Dit is voor de commissie aanleiding geweest om een verpleegkundig bestuurder te vragen toe te treden tot de commissie. Op de intensive care en kinderafdelingen zijn de resultaten aanmerkelijk beter. Vrijwel 100 procent van de patiënten die zijn herkend als ondervoed krijgt adequate hoeveelheden voeding. De inspanningen zullen zich richten op het verbeteren van de resultaten op de verpleegafdelingen. Het beleid dat op de kinderafdeling is ontwikkeld om het optreden van soms heftige allergische reacties tegen voedingsmiddelen te voorkomen zal worden toegepast op de afdelingen voor volwassenen. Ethische commissie ten behoeve van de patiëntenzorg De commissie stelt zich tot taak steun te verlenen bij het nemen van ethisch verantwoorde beslissingen en advies uit te brengen, gevraagd en ongevraagd, aan zowel de Raad van Bestuur als aan ziekenhuismedewerkers. De adviezen omvatten ethische vraagstukken op het gebied van de patiëntenzorg. Deze kunnen zich voordoen als er bij een beslissing verschillende normen, rechten en belangen in het geding zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om algemeen medisch-ethische kwesties als zelfbeschikkingsrecht van patiënten, beslissingen rond het levenseinde en keuzes in de zorg. De commissie is zodanig samengesteld dat zij een afspiegeling vormt van de verschillende disciplines in het AMC die zich met patiëntenzorg bezighouden. In het jaar 2009 heeft de commissie een viertal - gecompliceerde - casussen ter advisering en/of toetsing in behandeling genomen. De aanvragende (onder)afdelingen waren, Oncologische Urologie, het Centrum voor Voortplanting, en Inwendige Geneeskunde. Bovendien kreeg de commissie van de Beleidsgroep A/H1N1 het verzoek zich te buigen over het hanteren van behandelcriteria tijdens schaarste van behandelcapaciteit. Alle aanvragers werden schriftelijk geïnformeerd. De commissie participeerde geregeld in zogeheten moreel beraad op verschillende afdelingen in het ziekenhuis. Daarnaast participeerde de commissie in het ethiekonderwijs aan medische studenten en was de commissie betrokken bij de organisatie van een verpleegkundig referaat over een medisch-ethisch onderwerp.
Beleid, inspanningen en prestaties
30
In het komende jaar zal naast toetsings- en adviseringsaanvragen, verder worden gewerkt aan een nieuwe intranetsite en een geactualiseerde versie van de beleidsnotitie ‘medische beslissingen rond het levenseinde’. Daarnaast wil de commissie haar bekendheid in het ziekenhuis vergroten door het (mede-) organiseren van bijeenkomsten over medisch-ethische onderwerpen. Infectiecommissie • De infectiecommissie adviseert de Raad van Bestuur over het voorkomen van infecties die een patiënt of een medewerker kan oplopen in het ziekenhuis. • Voor 2009 had de commissie zich ten doel gesteld: • De richtlijnen Legionella-beheersplan, Desinfectie en desinfectantia , Accidenteel bloedcontact en Algemene voorzorgsmaatregelen, te herzien en aan te bieden ter goedkeuring. De eerste drie zijn herzien en zijn of worden binnenkort aangeboden. De herziening van de Algemene voorzorgsmaatregelen is gestart. • De richtlijn ‘Infectiepreventie op het Operatiekamercomplex’ te implementeren i.s.m. het Managementteam OK en de afdeling KPI. Deze implementatie is gestart. • Een nieuwe richtlijn op te stellen betreffende Infectiepreventie op de Intensive Care afdelingen. Deze richtlijn is opgesteld. • Adviezen te geven over de verbouwing van de OK en het onderhoud en validatie van isolatiekamers. Deze adviezen zijn uitgebracht. • Registratie van ziekenhuisinfecties te verzorgen: in het kader van de puntprevalentiestudie naar het vóórkomen van ziekenhuisinfecties in het gehele AMC, en naar de postoperatieve wondinfecties van alle geopereerde patiënten. Deze zijn uitgevoerd en geanalyseerd. Het rapport naar ziekenhuisinfecties is uitgebracht. Bovendien zijn in 2009 nog de volgende activiteiten uitgevoerd: • De richtlijn Dieren in het AMC is bijgesteld. • Er zijn adviezen uitgebracht over: onderhoud en controle van luchthiërarchie in bestaande isolatiekamers, handelwijze met botlappen op de OK, MRSA op het Dagcentrum, Verbouwing Operatiecentrum en het VMS-veiligheidsprogramma. • Validatie heeft plaatsgevonden van desinfectie van flexibele scopen op het Onderzoek- en Behandelcentrum. • Er zijn audits uitgevoerd naar infectiepreventie op het Operatiecentrum. • Er heeft een continue registratie plaatsgevonden van patiënten met tbc, MRSA en andere multiresistente micro-organismen en Clostridium difficile.
Voor 2010 heeft de commissie de volgende doelen gesteld: • Richtlijnen (herzien en) aanbieden ter goedkeuring m.b.t. Desinfectie en desinfectantia, Accidenteel bloedcontact, Isolatierichtlijnen en Algemene voorzorgsmaatregelen. • Implementatie van richtlijn ‘Infectiepreventie op het Operatiekamercomplex’ i.s.m. het managementteam. • Meewerken aan implementatie van richtlijn ‘Infectiepreventie op de Intensive Care afdelingen’ • T.a.v. het VMS-veiligheidsprogramma, overleg met snijdende specialisten en Operatiecentrum over invulling van thema Postoperatieve wondinfecties (POWI). Ziekenhuistransfusiecommissie De commissie formuleert het transfusiebeleid in het ziekenhuis en bereidt de vaststelling voor van de richtlijnen op dit gebied door de Raad van Bestuur. Het transfusiebeleid is gericht op een veilig, zuinig en efficiënt gebruik van bloedproducten. Voorts toetst de commissie de uitvoering van het beleid en rapporteert daarover aan de Raad van Bestuur en aan de medische staf. Het verbruik van erytrocyten-, trombocytenconcentraten en plasma’s is in 2009 vrijwel gelijk gebleven t.o.v. 2008. Alle 94 gemelde transfusiereacties zijn ook in 2009 gerapporteerd aan de landelijke organisatie TRIP (Transfusie Reacties in Patiënten). Hieronder bevonden zich geen ernstige reacties. De commissie heeft in 2009: • In samenwerking met de afdeling Bij- en Nascholing Verpleegkunde de ontwikkeling van een e-learningmodule bloedtransfusie voor verpleegkundigen afgerond. • In januari 2009 de vernieuwde Richtlijnen Bloedtransfusie AMC beschikbaar gesteld op het AMC intranet onder de rubriek Richtlijnen. • Met de afdeling Cardiothoracale chirurgie afspraken gemaakt over het aanvraagbeleid van bloedproducten voor verschillende soorten operaties.
Beleid, inspanningen en prestaties
31
Voor 2010 staan de volgende punten op het programma: • Implementeren van een nieuw bloedbankprogramma LabTrainTrans, dat mede door het transfusielaboratorium is ontwikkeld. • Vervanging van de kruisproef door een elektronische kruisproef bij die patiënten bij wie dit verantwoord is. • Optimaliseren van de bewaarcondities van bloedproducten tijdens het interne transport onder meer door het gebruik van koelboxen. • Uitvoeren van audits met betrekking tot de klinische transfusieketen. Reanimatiecommissie AMC Voor 2009 heeft de reanimatiecommissie zich tot doel gesteld de opleiding Advanced Life Support (ALS) van leden van het reanimatieteam in het AMC te optimaliseren en daarmee te voldoen aan de eisen die gesteld worden door de Nederlandse Reanimatieraad (NRR). Deze eisen hebben consequenties voor de inhoud van de cursus, de frequentie van de herhalingsoefeningen en het niveau van de opleiding van de docenten ALS. De oorspronkelijke AMC-opleiding basale reanimatie (BLS) is vervangen door de NRR-gecertificeerde opleiding BLS, waarin opgenomen het gebruik van de Automatische Externe Defibrillator (AED). Deze BLS-AED-training wordt in eerste instantie gevolgd door de verpleegkundigen en de paramedische medewerkers van het AMC. Sinds 2009 beschikt het AMC over twee part-time NRR-gecertificeerde ALS-instructeurs. In nauwe samenwerking met het pre-doktercentrum is in september 2009 een vernieuwd en aanzienlijk beter uitgerust trainingslokaal in het pre-doktercentrum in gebruik genomen. Ook het beheer en onderhoud van het lesmateriaal (i.c. reanimatiepoppen) is bij het pre-doktercentrum ondergebracht waardoor het functioneren en hygiëne van de poppen beter kan worden gewaarborgd. De voorgenomen kwaliteitsverbetering van de BLS-AED-opleiding kon door de personele veranderingen (nog) niet worden opgepakt. Voor 2010 is voorzien dat de herhalingstrainingen volgens een wekelijks rooster worden doorgevoerd. Voor 2010 zijn de doelen het consolideren van de ALS-opleiding en de boven beschreven BLS-AEDopleiding op NRR-gecertificeerd niveau te brengen. Daarvoor moeten de in het AMC werkzame BLS-instructeurs worden nageschoold tot NRR-gecertificeerd BLS-AED-instructeur. Dit moet gebeuren in nauw overleg met de divisie-opleidingscoördinatoren en de afdeling bij- en nascholing. De beide reanimatiecoördinatoren zullen worden opgeleid tot NRR-gecertificeerd docent-instructeur voor de BLS-AED. Ook moeten de artsen van het AMC (her)trainen. Dit heeft betrekking op alle artsen: AIOS, niet-in opleiding zijnde artsen en alle specialisten. Hoewel elke arts ooit een BLS-opleiding dient te volgen, moet aan hertraining en nascholing meer aandacht worden besteed. Hierbij moet vooral worden gedacht aan nieuwe richtlijnen en aan het gebruik van de AED. De instructeurs BLS-AED in het AMC dienen hier ook voor te worden ingezet. In 2010 zal een tweede trainingslokaal voor reanimatieonderwijs in het pre-doktercentrum worden ingericht. Daarnaast is het voornemen om te komen tot een gestructureerde nabespreking van reanimaties in het AMC met alle betrokken medewerkers. Zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) Medisch Ethische Toetsingscommissie De Medisch Ethische Toetsingscommissie is een ingevolge artikel 16 van de Wet medischwetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) erkende commissie. Krachtens haar reglement is de commissie belast met de medisch-ethische toetsing van wetenschappelijk onderzoek in de zin van deze Wet dat plaatsvindt onder (mede)verantwoordelijkheid van een van de afdelingen van het AMC. De commissie treedt bovendien op als toetsingscommissie voor een aantal met het AMC gelieerde instellingen. De commissie toetst niet alleen monocenter-onderzoek, maar ook multicenter-onderzoek, mits het AMC of een van de andere in haar reglement genoemde instellingen voor dat onderzoek als hoofdlocatie fungeert c.q. de locatie van de hoofdonderzoeker is. Voor de participatie van het AMC in multicenter-onderzoek waarvoor een andere erkend medisch-ethische toetsingscommissie optreedt als formele beoordelaar in de zin van de WMO, dient de Raad van Bestuur een verklaring af te geven betreffende de lokale uitvoerbaarheid van het onderzoek in het AMC. De Raad van Bestuur laat zich in dezen adviseren door de commissie. De commissie heeft in 2009, 237 onderzoeksprotocollen beoordeeld als formele beoordelaar in de zin van de Wet medisch wetenschappelijk onderzoek met mensen; 65 daarvan betroffen multicenteronderzoek. Over 102 onderzoeksprotocollen waarvoor een andere erkende medisch-ethische toetsingscommissie als formele beoordelaar fungeerde, advies uitgebracht aan de Raad van Bestuur over de lokale uitvoerbaarheid van het onderzoek in het AMC.
Beleid, inspanningen en prestaties
32
4.4.2
KLACHTEN EN KLACHTENBEHANDELING
Er zijn in het AMC twee gescheiden wegen waarlangs patiënten hun klachten kenbaar kunnen maken: 1. De afdeling Patiëntenvoorlichting voor laagdrempelige klachtenopvang en - bemiddeling. 2. De Commissie Klachtenbehandeling Patiënten AMC voor formele melding en behandeling van klachten. Deze commissie valt rechtstreeks onder de Raad van Bestuur. Klachtenopvang en –bemiddeling door Patiëntenvoorlichting In de patiëntenzorg kan er iets misgaan en dan bestaat bij sommige patiënten behoefte aan een plek waar zij hun ervaringen kunnen bespreken. Soms blijkt het voldoende een luisterend oor te vinden, maar soms wordt er hulp gezocht bij het vinden van een snelle, praktische oplossing voor het probleem. Dit is de kern van klachtenopvang die door de klachtenfunctionaris van de afdeling Patiëntenvoorlichting geboden wordt. Het is een effectief instrument om tegemoet te komen aan door patiënten ervaren onvrede. De klachtenopvang heeft daarnaast een belangrijke signaalfunctie voor mogelijke structurele knelpunten in de zorgverlening. Hiertoe worden periodiek klachtenrapportages opgesteld en besproken met de verantwoordelijke afdelingshoofden, het werkplekmanagement en de medische directie. Het doel hiervan is lering te trekken uit de afgegeven signalen. De afdeling Patiëntenvoorlichting wil zoveel mogelijk van deze signalen opvangen en streeft er daarom naar bekendheid te geven aan de mogelijkheid van klachtenopvang. Om het melden van klachten te vereenvoudigen is dit jaar de mogelijkheid gecreëerd om via de website van het AMC met een digitaal klachtenformulier een klacht in te dienen. Uiteraard wordt elke klacht uitvoerig in behandeling genomen. Onderstaande tabel vertoont het verloop van het aantal klachten vanaf 2000 tot en met jaar 2009. Ten opzichte van 2008 is er in 2009 sprake van een afname van 7%. Relatief gezien is het aantal patiënten dat een klacht indient overigens nog steeds gering: slechts 1 à 1,5 promille van de polikliniekbezoekers meldt zich bij Patiëntenvoorlichting.
Klachtenopvang door Patiëntenvoorlichting: aantal patiënten met klachten
aantal patiënten met 1 of meer klachten
1000
800
600 3 klachten 2 klachten 1 klacht 400
200
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
kalenderjaar
Sommige patiënten hebben meer dan één klacht. De 766 patiënten die in 2009 bij de afdeling Patiëntenvoorlichting aanklopten, hebben in totaal 1055 klachten gemeld, gemiddeld 1,4 klacht per patiënt. Dit aantal klachten per patiënt is door de jaren heen vrij stabiel. Hetzelfde geldt voor de getalsmatige verhouding van de verschillende categorieën van onderwerpen.
Beleid, inspanningen en prestaties
33
Net als in de voorgaande jaren gaat in 2009 bijna de helft van de klachten over organisatie en beschikbaarheid, ongeveer een kwart over attitude en bejegening en het resterende kwart over medisch-technisch handelen en overige zaken.
Klachtenopvang door Patiëntenvoorlichting: aantal klachten per categorie 1200
1000
aantal klachten
800 overig medisch technisch handelen
600
attitude en bejegening organisatie en beschikbaarheid
400
200
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
kalenderjaar
Formele klachtenbehandeling door de Klachtencommissie De regeling ‘Behandeling van klachten over een gedraging van hem of van voor hem werkzame personen jegens een cliënt’ wordt via een folder en vermelding op de website van het AMC onder de aandacht gebracht. De folders zijn ruim beschikbaar op de poliklinieken en klinische afdelingen. Doel van de klachtenbehandeling is enerzijds een oordeel te geven over de gegrondheid van klachten en anderzijds om door klachtenbehandeling en daaruit voortkomende adviezen aan afdelingen en Raad van Bestuur een bijdrage te leveren aan verhoging van de kwaliteit van zorg. Conform de regels van de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector artikel 2, lid 2 is de onafhankelijkheid van de commissie geborgd door middel van een brede samenstelling en een onafhankelijke voorzitter, die niet in of voor het AMC werkt. De Commissie geeft in voorkomende gevallen een signaal aan de Raad van Bestuur over structurele aspecten van de kwaliteit van zorg, die door de klachtbehandeling naar voren zijn gekomen. In het jaar 2009 heeft de Commissie met behoud van de eigen verantwoordelijkheden de samenwerking met de afdeling Patiëntenvoorlichting en Klachtbemiddeling voortgezet. Ongeveer 25% van de klachten kon helaas niet binnen de gestelde termijn van 3 maanden afgehandeld worden. De commissie streeft er naar om dit percentage aanzienlijk te verlagen. Aantallen klachten in het verslagjaar
Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal
klachtbrieven ingediend bij de klachtencommissie deelklachten (een klachtbrief kan meerder deelklachten bevatten) door de klachtencommissie in behandeling genomen klachten klachten waarover de klachtencommissie advies heeft uitgebracht deelklachten dat gegrond is verklaard (per 30 januari 2009)
Aantal 111 140 111 100%* 70
*Vrijwel iedere klacht heeft bij de afhandeling een adviescomponent naar de afdeling of de personen op wie de klacht betrekking heeft.
Beleid, inspanningen en prestaties
34
4.4.3
TOEGANKELIJKHEID
Toegankelijkheid van de zorg In het kader van het project ‘Het zal je moeder maar wezen’ zijn streefdoelen geformuleerd voor wacht- en toegangstijden, verwoord in het patiëntenmanifest. Steeds meer poortspecialismen blijken de gestelde doelen te halen. Met huisartsen uit de regio is afgesproken dat dezelfde dag nog wordt gereageerd op een faxverwijzing: door een specialist uit het AMC wordt aangegeven of een patiënt met spoed, op korte termijn, of via de normale afsprakenprocedure kan worden gezien. Eind 2009 is een groep huisartsen gestart met een pilot om elektronisch een afspraak voor de patiënt te plannen. Dit is mogelijk bij een aantal specialismen. Deze pilot zal in de eerste helft van 2010 worden uitgebreid over meerdere specialismen en een steeds wijdere kring verwijzers. Op de website www.kiesbeter.nl wordt voor nagenoeg alle poliklinieken en voor een groot deel van de behandelingen gegevens over wachttijden (toegangstijden) gepubliceerd. Een centrale inschrijfbalie is in 2009 opengegaan en daarmee is de snelheid en accuratesse van het inschrijven bevorderd. Uit een eerste uitgebreide enquête onder patiënten blijkt dit initiatief zeer gewaardeerd te worden. Toegankelijkheid voorzieningen AMC-terrein Het jaar 2009 stond voluit in het teken van huisvestingsprojecten die werden uitgevoerd en opgestart, mede om de bereikbaarheid van het ziekenhuis te verbeteren, in termen van toegangstijden, wachttijden en doorlooptijden. Betere bewegwijzering en vergroting van het aantal parkeerplaatsen voor patiënten en bezoekers heeft geleid tot een verbeterde bereikbaarheid van de voorzieningen van het AMC.
4.4.4
VEILIGHEID
Medewerkers De Arbodienst AMC, adviseur en uitvoerder van het Arbo-, Stralings- en Milieubeleid, was ook in 2009 betrokken bij meerdere preventieprojecten en daarmee samenhangende activiteiten. Infectiepreventie Het meest zichtbare resultaat was de AMC-brede invoering van een veilige-naaldsysteem. Een jaar na invoering tekent zich een voorzichtig positief resultaat af op de gerapporteerde prikaccidenten. Hoe belangrijk dit is, wordt geïllustreerd door een hepatitis-C-overdracht bij een medewerker als gevolg van een prikaccident. Andere prikaccidenten leverden geen besmetting op, onder meer door het treffen van adequate maatregelen. Een tweede belangrijk project op het gebied van infectiepreventie was voorbereiding op de H1N1pandemie waar gedurende vier maanden veel energie in werd gestoken. De jaarlijkse griepvaccinatie liep hier gewoon door heen. De inspanningen waren niet zonder resultaat: de vaccinatiegraad voor de seizoensgriep liep op naar ca 50 procent onder het hoogrisico personeel. Een investering die loont en medewerkers bewust heeft gemaakt van de infectierisico’s die men loopt en van het feit dat met een hoge vaccinatiegraad onder het personeel de patiënt het best gebaat is. Gevaarlijke stoffen Eind 2009 werd een bewustwordingscampagne rond het creëren van een veilige werkomgeving gestart. Verder stond het project ’veilig, milieuverantwoord en efficiënt omgaan met gassen’ centraal, dat in 2007 is gestart. In 2009 werd een belangrijke projectfase afgesloten met aantoonbare resultaten. Borging vindt plaats doordat de AMC-organisatie besloten heeft een permanente ‘commissie gassen’ in te stellen. Daarnaast was de Arbodienst betrokken bij het CBRN-beleid, waarbij de veiligheidsaspecten van een mogelijke terroristische dreiging in kaart werden gebracht. Veilige zorg voor de medewerker werd ook vorm gegeven door het opzetten van een AMC-brede database voor gevaarlijke stoffen, in het bijzonder de CMR-stoffen. Dit zijn stoffen die carcinogeen, mutageen of schadelijk zijn voor de reproductieorganen. Dit project, dat ook op NFU-niveau wordt afgestemd, kende wat vertraging door problemen met de leverancier. Inmiddels zijn ca 40.000 stoffen met VIB (Veiligheidsinformatiebladen) en CAS code geregistreerd. Deze informatie is online beschikbaar voor laboratoriumpersoneel dat hier dagelijks mee werkt.
Beleid, inspanningen en prestaties
35
Aansluiting VMS In het verslagjaar werd een start gemaakt met de integratie van arbomeldingen, zoals agressie en geweld, ingrijpende gebeurtenissen en prikaccidenten in het AMC-brede VMS (veiligheid management systeem ). Arbocatalogus ontwikkelingen Het NFU-project arbocatalogus kreeg verder vorm. Meerdere deelprojecten zijn in de loop van 2009 afgerond en door de arbeidsinspectie goed bevonden als referentie voor toekomstige audits. Belangrijke arbeidsrisico´s zijn hiermee in kaart gebracht, alsmede de preventieve maatregelen. De toegankelijkheid van deze voor de medewerkers belangrijke informatiebronnen m.b.t. arbeidsveiligheid is mogelijk geworden door het beschikbaar komen van de NFU-site www.dokterhoe.nl. Richtlijnen en PMO voorstellen Na goedkeuring van de richtlijn ‘zwangerschap en werk’ door de Raad van Bestuur kunnen zwangere medewerkers gebruik maken van het preventief spreekuur bij de bedrijfsarts aan het begin van de zwangerschap. Ook werd er een voorstel gedaan voor een gericht preventief medisch onderzoek voor personeel van het proefdierlaboratorium. Arbozorg UvA en HvA en samenwerking met het Coronel Instituut Naast de activiteiten voor het AMC werden verschillende grote relaties toegevoegd aan het bestand van de arbodienst. Hieronder vielen de UvA en HvA. De arbodienst van de UvA (AMD) werd geïntegreerd met die van het AMC. De Bascule kon als klant behouden blijven. De samenwerking met het Coronel Instituut om te komen tot een academische werkplaats voor het opzetten van sociaal medisch wetenschappelijk onderzoek werd geïntensiveerd. De Arbodienst vormt daarbij de academische werkplaats voor het opzetten van sociaal, medisch, wetenschappelijk onderzoek Eerste resultaten hiervan worden zichtbaar in de vorm van personele uitwisseling en gezamenlijke ZonMw-projecten. Stralingsveiligheid Voor de stralingsveiligheid bestonden de werkzaamheden van de stralingsbescherminggroep van de Arbodienst vooral uit toezicht op naleving van de wettelijke bepalingen. Dat toezicht werd onder andere vorm gegeven door het uitvoeren van werkplekbezoeken, het verlenen van interne toestemmingen, het geven van een stralingscursus, het bijhouden van de dosis van de blootgestelde werknemers en het ondersteunen van lokale stralingsdeskundigen.
ISO NeN 9001 certificering In het verslagjaar werd voor beide vestigingen van de arbodienst het ISO-9001-certificaat behaald. Een certificaat waarmee zowel de processen als de inhoud van de geleverde arbozorg kwalitatief geborgd zijn. Brandveiligheid Veel van de werkzaamheden ter verhoging van de brandveiligheid van het AMC werden in 2009 uitgevoerd binnen het project ‘renovatie beddentorens’. De werkzaamheden betreffen onder andere het verbeteren van de brand- en rookscheiding door het plaatsen van nieuwe puien in de trappenhuizen, de verkeersgangen en op de afdelingen, en door het aanbrengen van brandkleppen. Deze voorzieningen zijn door de brandweer gecontroleerd en goed bevonden. Het AMC kiest ervoor om in enkele specifieke gevallen over te gaan tot het aanleggen van een sprinklerinstallatie. Het nieuwe, gerenoveerde, OK-complex van het AMC zal voorzien zijn van een sprinklerinstallatie evenals de gerenoveerde energiecentrale. Deze moderne sprinklers zijn dermate betrouwbaar en veilig dat zij zonder bezwaar toegepast kunnen worden in o.a. operatiekamers. Ten behoeve van deze sprinklers zal bij de energiecentrale een watervoorziening worden aangelegd. De interne organisatie van de brandveiligheid is versterkt door het aantrekken van een extra medewerker brandveiligheid, het intensief trainen van de BHV-Calamiteitenploeg AMC in het oefencentrum en het verbeteren van de uitrusting van de calamiteitenploeg door aanschaf van moderne ademluchtapparatuur. Met de brandweer, stadsdeel Zuidoost en Dienst Milieu en Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam is regelmatig overlegd, onder andere over het zogenoemde beleidsdocument brandveiligheid.
Beleid, inspanningen en prestaties
36
ICT Op het gebied van informatiebeveiliging zijn de nodige acties ondernomen om tegemoet te komen aan de NEN7510-norm die aan het AMC wordt gesteld. Informatiebeveiliging en privacybescherming moeten aan deze norm voldoen met inachtneming van de beschikbaarheid, integriteit en betrouwbaarheid van de gegevens. Daarnaast is het in 2009 voor leveranciers van ICT-systemen mogelijk gemaakt op een voor het AMC veilige manier toegang te krijgen tot medische systemen in geval van onderhoud en storingen. Er is extra aandacht besteed aan het fenomeen ‘phishing’ door middel van communicatie in het personeelsblad Status. Bovendien is er speciaal hiervoor een workflow ingericht binnen de dienst ICT om ‘phishing’ zo snel mogelijk aan te kunnen pakken. Daarnaast doet het AMC mee aan het NFU-project 'beveiligde mail in de zorg', om te zoeken naar een oplossing om veilig privacygevoelige informatie naar adressen buiten het AMC te kunnen mailen. Door de snelle groei van het gebruik van ICT-middelen zijn de grenzen van het huidige ICT-netwerk bereikt. In 2009 zijn projecten opgestart om enerzijds de stabiliteit van het netwerk te borgen en anderzijds het netwerk te vernieuwen. Er is o.a. een nieuwe centrale netwerkomgeving (core) geïmplementeerd en een Europese Aanbesteding uitgevoerd voor de vernieuwing van het netwerk. Migratie naar het nieuwe netwerk zal in 2010 plaatsvinden.
Beleid, inspanningen en prestaties
37
4.5 4.5.1
KWALITEIT TEN AANZIEN VAN MEDEWERKERS PERSONEELSBELEID
De Raad van Bestuur AMC heeft eind september 2007 het Overheadproject ingezet. Het project had tot doel om de overheadkosten terug te dringen en de kwaliteit van de ondersteunende entiteiten te vergroten. In 2008 heeft een deel van de effectuering van dit project plaatsgevonden; dit heeft geresulteerd in beheersing van personele uitgaven. Daarnaast heeft dit project gezorgd voor een beter evenwicht in de verhouding van direct en indirect personeel. De in 2007 ingevoerde vacaturebeheersende maatregelen zijn in 2008 opgeheven. Wel is door krapte op de arbeidsmarkt in 2008 het aantal onvervulbare vacatures, vooral in de zorg, toegenomen. Hieronder passeren beknopt de arbeidsvoorwaarden van dit verslagjaar de revue. Primaire arbeidsvoorwaarden In de nieuwe CAO die een looptijd heeft van 1 januari 2008 tot 1 januari 2011, is een salarisverhoging van 10,05% overeengekomen. Die bestaat enerzijds uit een loonsverhoging van 6%, gespreid over drie jaar en anderzijds een verhoging van de eindejaarsuitkering van in totaal 4,05% (stijging van 4,25% naar 8,3% van het jaarsalaris). Als onderdeel van de Cao-afspraken zijn per 1 maart 2009 de salarissen structureel verhoogd met 1,95% en is de eindejaarsuitkering in december 2009 toegenomen van 5,25% naar 6,75% . Budget voor persoonlijke ontwikkeling en extra persoonlijk budget Vanaf 2008 ontvangen medewerkers over de komende drie jaar een persoonlijk budget. In 2008 is elke maand een bedrag van 0,25% gereserveerd, in 2009 0,5% en in 2010 gaat het om een bedrag van 1% van het salaris Dit is bestemd voor hun persoonlijke ontwikkeling. Doel van dit budget is dat medewerkers zo lang mogelijk gezond en gemotiveerd blijven werken. De bestaande Cao-regelingen op het gebied van scholing en opleiding blijven gehandhaafd. In 2010 worden de medewerkers in de gelegenheid gesteld het opgebouwde persoonlijk budget te gaan besteden. Seniorenregeling project Overhead In het kader van het eerder genoemd Overheadproject is de Raad van Bestuur een aanvullende FPUsuppletieregeling overeengekomen met de Ondernemingsraad. Alle medewerkers die werkzaam waren in een overheadfunctie en geboren zijn vóór 1 januari 1950 kwamen hiervoor in aanmerking. Voor deelname zijn een aantal specifieke voorwaarden gesteld. Het resultaat van deze regeling is dat 71 medewerkers met ingang van 1 maart 2009 vervroegd met pensioen zijn gegaan. Destination AMC Het AMC heeft in 2008 een overeenkomst afgesloten met de Stichting Verkeer Advies om medewerkers een pas aan te bieden in het kader van Destination AMC. Deze pas geeft nieuwe medewerkers de mogelijkheid vrijblijvend gedurende de eerste twee maanden van het dienstverband de verschillende openbaar-vervoeropties voor hun woon-werktraject uit te proberen. Uit een recent gehouden onderzoek blijkt dat het gebruik van het openbaar vervoer voor het woonwerkverkeer is gestegen naar 48%.
4.5.2
KWALITEIT VAN HET WERK
Inzetbaarheid, opleiding en ontwikkeling van leiderschap Leergangen, trainingen en maatwerk In 2009 namen 650 medewerkers deel aan een leergang, training of maatwerktraject die door HR Opleiding en Ontwikkeling georganiseerd en gefinancierd werden. Circa 80 medewerkers met een leidinggevende of coördinerende functie doorliepen één van de vier leergangen die het team aanbood. Circa 350 leidinggevenden namen deel aan een training op het gebied van communicatie en HR-instrumenten. Ruim 200 medewerkers participeerden in een van de maatwerktrajecten die het team in 2009 ontworpen en uitgevoerd heeft, 50 secretaresses vormden de voorhoede in het ESF-scholingsproject.
Beleid, inspanningen en prestaties
38
ESF project Het Europees Sociaal Fonds heeft subsidie toegekend voor een ontwikkelingsprogramma voor alle secretaresses in het AMC, dat Wind in de zeilen gedoopt is. Tussen november 2009 en juni 2010 zijn voor de 340 secretaresses in het AMC in totaal 900 trainingsplaatsen in 14 verschillende modulen beschikbaar. Doel van het programma is de secretariële dienstverlening te professionaliseren. Het programma met de bijbehorende brochure Wind in de zeilen is met groot enthousiasme door leidinggevenden en secretaresses ontvangen. Organisatiecurriculum In 2009 is een start gemaakt met het ontwerpen van een organisatiecurriculum. De domeinen Patiëntveiligheid, Servicegerichtheid, Bedrijfsvoering en Professioneel gedrag werden vastgesteld door een werkgroep, waarin alle stakeholders vertegenwoordigd waren. In december werd de wijze van inrichting vastgesteld, waarbij uitgegaan wordt van verschillende rollen en de daarbij vereiste competenties. De daaruit resulterende matrix is het uitgangspunt voor de inventarisatie van het beschikbare en benodigde opleidingsaanbod Personeelsontwikkeling in NFU-verband Eind 2008 heeft het AMC drie projecten ingediend in het kader van het NFU-project Idealoog. Het project is erop gericht een ‘volwassen’ arbeidsrelatie te bevorderen: een relatie waarin medewerker en leidinggevende ieder hun verantwoordelijkheid nemen voor de ontwikkeling en inzetbaarheid van de medewerker. De dialoog tussen medewerkers en leidinggevenden staat daarbij centraal. De projecten van het AMC betreffen een intensivering van het jaargesprek, talent- en carrièremanagement en de invoering van de Workability Index, een screeninginstrument voor het arbeidsvermogen. De drie projecten zijn in 2009 verder uitgewerkt. In 2010 zal met name aandacht worden besteed aan het intensiveren van de jaargesprekken naar 75%. De Workability Index wordt meegenomen in het te houden medewerkersbetrokkenheidsonderzoek in 2010. Werkprocessen In 2009 is het Team Opleidingen en Ontwikkeling gaan werken met Edumanager. In deze database worden niet alleen trainingen, leergangen, deelnemers en evaluaties geregistreerd. De koppeling aan Microsoft Office vergemakkelijkt ook een reeks van werkprocessen, zoals de communicatie met deelnemers en het genereren van managementinformatie over deelnames en evaluaties. Uit een gapanalyse in het kader van het JCI-project bleek dat dankzij het werken met Edumanager de werkprocessen JCI ‘proof’ zijn. Organisatorische ontwikkelingen In 2009 deden zich een aantal organisatorische verbeteringen en aanpassingen voor die voortvloeien uit het Overheadproject. De besluitvorming daarover werd – zoals voorgeschreven in de eigen reorganisatiecode– neergelegd in plannen, waar de Ondernemingsraad vervolgens advies over uitgebracht. Het gaat om de volgende reorganisatietrajecten: - herstructurering van de divisiebureaus in drie nieuwe clusters, gecombineerd met de herinrichting van de bedrijfsbureaus op het gebied van P&C, AO/IC en DBC. - herstructurering van de AO/IC functie in het AMC door de vorming van één centrale stafafdeling Interne Audit Services. - de herinrichting en de strategische heroriëntatie van de centrale en decentrale HR - functie in het AMC, conform het concept reorganisatieplan “Maak het verschil”. - vorming van een Centrale Inkoop directoraat in overeenstemming met het verbeterplan ‘AMC inkoopstrategie 2009-2012’. Medezeggenschap De medezeggenschap van medewerkers wordt in het AMC behartigd door de Ondernemingsraad. De Raad van Bestuur heeft in 2009 tien keer overlegd met de Ondernemingsraad over een breed scala van onderwerpen. In 2009 zijn de voorbereidingen getroffen voor het houden van een AMCbreed medewerkersbetrokkenheidsonderzoek. Dit onderzoek zal in 2010 gehouden worden.
Beleid, inspanningen en prestaties
39
Ziekteverzuimpercentages 2009 Exclusief zwangerschap, inclusief langer dan 1 jaar ziek * 4,47% (was 4,36% in 2008) Periode 2009 ZVP 12 maandsgemiddelde exclusief gravida en inclusief langer dan 1 jaar ziek ZMF 12 maandsgemiddelde Percentage medewerkers langer dan 1 jaar ziek
Realisatie 4,47%
Streefnorm 4,24%
Afwijking 0,23%
1,53 0,86%
1,50 <1%
0,03 geen
De trendmatige verlaging van het verzuim over de afgelopen jaren heeft zich in 2009 helaas niet voortgezet. De ziekmeldingsfrequentie (het aantal keer dat een medewerker zich gemiddeld ziek meldt in een jaar) kwam in 2009 uit op 1,53 en blijft daarmee op hetzelfde niveau als in 2008. Personele getallen Onderstaande getallen per 31 december hebben betrekking op medewerkers die bij het AMC in loondienst zijn. De personeelsaantallen m.b.t. gemiddeld aantal medewerkers in fte zijn inclusief de aantallen van de deelnemingen die zijn meegeconsolideerd in de geconsolideerde jaarrekening. De onderzoekers die op basis van tijdelijke contracten in dienst zijn bij AMC Medical Research BV zijn niet opgenomen.
Aantal medewerkers op 31 december AMC
Gemiddeld aantal medewerkers in fte AMC Amsterdam Medical Research BV VZA Groep BV Alant Vrouw Amsterdam BV
2009
2008
6.672
6.386
5.551 765 331 5 6.652
5.396 672 6.068
858 741
641 714
31-12-2009 1.426 659 343 460 463 252 1.175 657 1.074 163 6.672
31-12-2008 1.375 601 330 448 469 262 1.058 646 1.046 94 6.386
Gemiddeld aantal project fte’s AMR BV Gemiddeld aantal projectmedewerkers AMR BV
Functieverdeling aantal medewerkers op 31/12 Verpleging & verzorging Klinisch ondersteunend Klinisch (mede-)behandelend Analytisch personeel Wetenschappelijk onderzoek en onderwijs Management Staf, administratie en secretariaat Facilitair Klinisch Stagiairs Totaal
Beleid, inspanningen en prestaties
40
Aandeel aantal vrouwen Verpleging & verzorging Klinisch ondersteunend Klinisch (mede-)behandelend Analytisch personeel Wetenschappelijk onderzoek en onderwijs Management Staf, administratie en secretariaat Facilitair Klinisch Stagiairs Totaal
31-12-2009 84% 80% 74% 70% 43% 51% 79% 31% 49% 83% 66%
31-12-2008 85% 77% 83% 70% 42% 51% 79% 34% 47% 82% 66%
Aantal medewerkers naar deeltijd Minder dan 80% 80% of meer
31-12-2009 25% 75%
31-12-2008 22% 78%
Leeftijdsverdeling 15 t/m 24 jaar 25 t/m 34 jaar 35 t/m 44 jaar 45 t/m 54 jaar 55 t/m 64 jaar 65 jaar en ouder
31-12-2009 8% 25% 23% 27% 17% 0%
31-12-2008 7% 24% 24% 27% 18% 0%
2009 12,5% 8,4%
2008 9,4% 10,3%
31-12-2009 26,98% 15,68% 21,19% 13,91% 6,49% 5,85% 3,82% 4,44% 1,68% 0,34%
31-12-2008 30,89% 21,60% 25,22% 12,89% 8,24% 5,45% 5,22% 4,65% 1,50% 0,39%
Verloop in percentage aantal medewerkers (exclusief personeel in opleiding) In dienst Uit dienst Diensttijd AMC <2 jaar 2 tot 5 jaar 5 tot 10 jaar 10 tot 15 jaar 15 tot 20 jaar 20 tot 25 jaar 25 tot 30 jaar 30 tot 35 jaar 35 tot 40 jaar 40 jaar of meer
Beleid, inspanningen en prestaties
41
4.6
SAMENLEVING
Algemeen Dagelijks bezoeken tussen de twaalf- en vijftienduizend mensen het AMC: patiënten, bezoekers, medewerkers, binnen- en buitenlandse collega’s, studenten, leveranciers. Het kan niet anders dan dat een instelling van zo’n omvang vele relaties onderhoudt met de omgeving. Zo is het AMC met zijn zevenduizend werknemers de grootste werkgever van Amsterdam Zuidoost. Voorts is het AMC het ‘gewone’ ziekenhuis voor patiënten uit het basiszorggebied. De nauwe relatie met de stad laat zich tevens merken via het wetenschappelijk onderzoek, zoals de studies naar de gedifferentieerde gezondheidsproblematiek van de verschillende bevolkingsgroepen, studies waarin vaak samen wordt gewerkt met de Amsterdamse GGD. Met het Academisch Psychiatrisch Centrum, heeft het AMC – in samenwerking met Arkin en De Bascule – de zorg voor een kwetsbare groep patiënten. Als Traumacentrum is het AMC verantwoordelijk voor een groot deel van de traumazorg in Noord-West Nederland. Het AMC als onderwijsinstelling kent een groter ‘relatiegebied’. De 2400 studenten komen uit heel Nederland, soms zelfs daarbuiten. Dat laatste geldt ook voor een toenemend aantal onderzoekers van over de hele wereld die - een deel van - hun carrière gestalte geven in het AMC. Mensen In 2009 heeft het Amsterdam Institute for Global Health and Development(AIGHD) het levenslicht gezien. Met het AIGHD wil het AMC wetenschappelijk onderzoek naar ziekten en gezondheidszorg in niet-westerse landen stimuleren. Tot dit instituut behoren behalve het Center for Poverty-related and Communicable Diseases en de ontwikkelingseconomen van UvA en VU ook PharmAccess en het Health Insurance Fund. Van veel minder recente datum is de jaarlijkse steun van het AMC aan de Stichting Medische Hulp Kenia. Een deel van de gelden voor het eindejaarsgeschenk, alsmede de ‘winst’ uit de jaarlijkse AMC-loop komen de stichting ten goede. Voor 2009 en de komende jaren heeft het AMC de stichting een minimumbedrag gegarandeerd als opbrengst uit de AMC-loop. Vanaf 2010 worden twee nieuwe goede doelen aan de loop toegevoegd: het Universitair Asiel Fonds (UAF), dat jonge talentvolle vluchtelingen en asielzoekers ondersteunt bij hun studie en opleiding, en de Openbare Scholengemeenschap Bijlmer (OSB) waarvan het e-learningproject wordt ondersteund. Met de Openbare Scholengemeenschap Bijlmer is in het verslagjaar de eerste aanzet gegeven om een uniek samenwerkingsproject op te zetten. Ook de Hogeschool van Amsterdam (HvA) gaat hierin participeren. Onder de naam 'Passie voor jonge mensen' moet vanaf voorjaar 2010 een structurele uitwisseling tot stand komen op het gebied van wetenschap, techniek en gezondheidszorg. Het uitwisselingsprogramma zal in elk geval beroepsoriënterende stages omvatten voor mbo-leerlingen, maatschappelijke stages voor leerlingen van alle OSB-schooltypen en gezamenlijk te vervaardigen leermodules, die scholieren een ‘realistisch beeld’ van de medische wereld moeten geven. Voor de OSB en veertien andere middelbare scholen in en om Amsterdam heeft het AMC het ‘scholierenproject’ opgezet. Van elke VWO-school worden 10 leerlingen uit de bovenbouw uitgenodigd om kennis te maken met de academische wetenschap in het kader van de medische publiekslezing ‘De Anatomische Les’. Het programma – waarvan het thema gelijk is aan het onderwerp van De Anatomische Les van dat jaar – behelst bezoeken van AMC-onderzoekers aan de scholen. Tevens is er een collegeochtend in het AMC, gevolgd door een tiental workshops. Een select aantal leerlingen wacht een ‘masterclass’ met de spreker van De Anatomische Les van dat jaar. Het AMC biedt ook onderdak aan de IMC Weekendschool Amsterdam Zuidoost. De weekendschool is een school voor aanvullend onderwijs voor gemotiveerde jongeren van tien tot veertien jaar uit sociaaleconomische achterstandswijken. Op de weekendschool krijgen jongeren 2,5 jaar lang elke zondag les van professionals die met plezier hun vak uitoefenen. Doel is jongeren steunen bij het verruimen van perspectieven, het versterken van zelfvertrouwen en het ontwikkelen van hun talenten. De Stichting Emma at Work is een initiatief van het EKZ/AMC. Het uitzendbureau is bedoeld om kinderen en jongeren met een ernstige lichamelijke beperking aan (tijdelijk) werk te helpen door een netwerk van werkgevers te vormen, die met extra advies en ondersteuning bereid en in staat zijn een passende werkplek te bieden. Jaarlijks organiseert het AMC tijdens de ‘Weten-maand’ een Open Dag, waar het publiek kennis kan maken met allerlei aspecten van wetenschap en patiëntenzorg in het AMC. Het programma besttat uit lezingen, een groot aantal rondleidingen en een wetenschapsmarkt.
Beleid, inspanningen en prestaties
42
Het Teddy Bear Hospital in het AMC, een project van medisch studenten om kinderen kennis te laten maken met het ziekenhuis, ontving in 2009 voor het eerst ook blinde en slechtziende kleuters van de Comeniusschool uit Amsterdam. In totaal kwamen ruim duizend prille scholieren uit Amsterdam en omstreken samen met hun zieke teddybeer naar het AMC voor de vijfde editie van dit berenziekenhuis. In 2009 heeft het AMC en het Emma Kinderziekenhuis AMC een bijeenkomst georganiseerd van Ghanezen uit Zuid-Ooost onder het motto ‘How are you? Communication with Ghanaian patients in the hospital’.
Rampen en crises Bedrijfshulpverlening De omvang van de Bedrijfshulpverlening (BHV) van het AMC is in het jaar 2009 volgens planning verder toegenomen naar ruim 550 opgeleide medewerkers; het betreft hier o.a. verpleegkundigen, laboranten en medewerkers van stafafdelingen. Daarnaast hebben sinds 2006 ruim 1.000 verpleegkundigen in het AMC de Brand- en Ontruimingsinstructie (BO) gevolgd. Deze instructie is bedoeld om verpleegkundigen te trainen in het alarmeren, het blussen van een kleine brand en het ontruimen van een (verpleeg)afdeling. De enorme toename van het aantal ‘BO-ers’ is geheel volgens de opdracht van de Raad van Bestuur. De opdracht is dat iedere AMC-verpleegkundige de Brand- en Ontruimingsinstructie volgt en getraind blijft. Ofschoon het aantal brandmeldingen laag is gebleven, blijft het AMC zich voorbereiden op de risico’s die een brand met zich meebrengt in een gezondheidszorginstelling. Naast de BHV gerelateerde opleidingen vinden in het AMC ook BHV-oefeningen plaats. Het gaat hier om (in het algemeen) aangekondigde oefeningen met realistische scenario’s en ensceneringen. Gemiddeld vinden in en rond het AMC 2 á 3 BHV-oefeningen per maand plaats. Zowel op verpleegafdelingen als laboratoria zijn deze oefeningen gerealiseerd. De scenario’s hadden betrekking op brandmeldingen, chemicaliën-spills en technische storingen op een verpleegafdeling zoals de uitval elektriciteit/zuurstoftoevoer. De trainingsintensiteit zal voor 2010 gelijk blijven, maar in de nabije toekomst worden de oefeningen minder vaak aangekondigd. Ter voorkoming van overlast voor de (verpleeg)afdelingen vraagt dit veel organisatietalent van de BHV-afdeling. De BHV Calamiteitenploeg, bestaande uit personeel van de afdelingen Beveiliging en het Energiebedrijf, neemt deel aan iedere oefening in het AMC. Bovendien is deze BHV-plusploeg inmiddels voor het grootste deel getraind in het dragen en werken met ademluchtapparatuur. Driemaal per jaar vinden er specifieke tweedaagse trainingen plaats. Daarvan is ook jaarlijks een tweedaagse training bij het BOCAS (Brandweer opleidingscentrum) gepland. De BHV Calamiteitenploeg mag als de ‘slagkracht’ van de BHV-organisatie worden aangemerkt. De technische- en bouwkundige aanpassingen rondom de afsluiting van de zuurstoftoevoer n.a.v. het Twenteborg-incident, zijn voor een groot deel gerealiseerd. Met de hoogste prioriteit zijn de grootste risicogebieden aangepast en tijdens de verbouw van de verschillende verpleegafdelingen worden de nieuwste aanpassingen geïmplementeerd. Vanuit de BHV-organisatie is voor deze afdelingen een klinische les samengesteld en een instructiefilm opgesteld. Binnen het eigen BHV Trainingscentrum van het AMC is de mogelijkheid nu aanwezig een zuurstoflekkage te ensceneren en het te volgen protocol volledig uit te voeren. Het fenomeen instructiefilm doet ook binnen de BHV zijn intrede. Zowel voor het Operatiecentrum als de afdeling Psychiatrie zijn BHV-instructiefilms in de maak. De bedoeling is dat in dit verband een relatie gezocht met het e-learningtraject dat zich in het AMC verder ontwikkeld. Overwogen wordt een AMC-brede BHV-instructiefilm te koppelen aan een e-learningtraject voor nieuwe AMCmedewerkers. Binnen de BHV is het onderdeel levensreddende handelingen in het afgelopen jaar volledig afgestemd op de BLS & AED-trainingen (basic life support = o.a. reanimatie) & (Automatische Externe Defibrillator) in het AMC. Voordeel van deze afstemming is dat de verpleegkundige die de BHV-herhalingstraining volgt, automatisch de herhalingstraining BLS heeft gevolgd. Dit levert een kostenbesparing voor de afdeling op. Afstemming heeft plaatsgevonden met de afdeling Bij- en Nascholing AMC.
Beleid, inspanningen en prestaties
43
In een samenwerking met de afdeling ARBO en het Directoraat Huisvesting wordt de invoering van een methode ter markering van laboratoriumruimten ingepland. Landelijk is deze wijze van markering inmiddels bekend onder de naam ‘methode BRUL’ (BRUL= Brandweer Utrechts Landschap). Deze wijze van markeren heeft als voordeel dat (externe) hulpverleners op een veilige wijze de hulpverlening kunnen uitvoeren in een laboratoriumomgeving. Vanuit het AMC heeft ook afstemming plaatsgevonden met de overige Amsterdamse ziekenhuizen en Brandweer Amsterdam Amstelland. De Amsterdamse ziekenhuizen wensen over te gaan op deze methode – in samenwerking met Brandweer Amsterdam. Deze regionale implementatie is voor 2010 ingepland. Eerste noodzakelijke maatregelen zijn ten tijde van een incident vaak bepalend voor het verdere verloop van het incident. Bij het AMC is het uitgangspunt dat een incident zo ‘klein mogelijk’ moet worden gehouden. De noodzakelijke informatie rondom deze eerste maatregelen zijn vaak wel op het AMC intranet aanwezig maar niet altijd even gemakkelijk te vinden. Daarom is voor 2010 een ‘noodknop’ gepland op de startpagina van het AMC intranet. Verschillende incidenten worden onder deze noodknop vermeld. Na de keuze van het type incident zal een korte opsomming verschijnen met eerste noodzakelijke maatregelen. Onderaan de pagina worden de relevante links vermeld waarop de gewenste achtergrondinformatie te vinden is of registratie van het incident kan plaatsvinden. Rampenopvang/Ziekenhuisrampenopvangplan (ZiROP) Voor 2007 en 2008 zijn voorbereiden en oefenen in het kader van de externe rampenopvang sleutelbegrippen geweest; deze projecten zijn uitgevoerd met behulp van ZonMw-subsidies. In februari van het verslagjaar heeft het AMC zich ingezet voor de slachtoffers van de vliegtuigcrash van de Boeing van Turkish Airlines; hierbij heeft de organisatie gehandeld volgens het beoefende ZiROP. Bij de opvang en uit de evaluatie zijn nieuwe aspecten naar voren gekomen die van belang zijn bij de actualisatie van het ZiROP. Zo heeft de ramp duidelijk gemaakt dat gerekend moet worden op een grootschalige inzet van de afdeling Radiologie. Daarnaast vereist een afschalingsprocedure op maat de aandacht: het blijkt dat tijdens kantooruren een specifieke aanpak nodig is. In 2010 zal de huidige versie van het ZiROP (augustus 2007) worden herschreven waarbij de verbeterpunten uit de evaluatie en nieuwe ontwikkelingen rond de rampenopvang worden opgenomen. Nieuwe Influenza A Griep (A/H1N1) Vanaf 2008 hebben de Ministers van VWS en BZ het bedrijfsleven en de Nederlandse gezondheidszorg geattendeerd op de noodzaak voorbereid te zijn op een nieuwe griepgolf. Het AMC heeft in het verslagjaar een draaiboek met een geïntegreerd continuïteitsplan opgesteld. Specifieke draaiboeken zijn opgesteld door het Emma Kinderziekenhuis, de Intensive Care Kinderen, de Intensive Care Neonatologie, de Intensive Care Volwassenen en de afdeling Infectieziekten. Voor medewerkers is een interne website gemaakt met informatie over de omgang met patiënten met (verdenking op) de Nieuwe Influenza A Griep en een lijst met preventie maatregelen. Het AMC heeft zich laten adviseren bij het tot stand komen van een samenhangend plan. Daarnaast heeft een aantal functionarissen een eendaagse cursus gevolgd, die was gericht op de activiteiten die van belang zijn bij de continuïteit van (specifieke) zorg tijdens een griep. Hiervoor zijn OTOgelden (opleiden, trainen en oefenen) aangewend. In 2010 wordt het verloop van het proces geëvalueerd. Acute zorg Met ingang van 1 januari 2008 is het AMC een zelfstandig traumacentrum, evenals het VUmc. In goed overleg is de oorspronkelijke traumaregio Noordwest Nederland gedeeld. Twee keer per jaar wordt een regionaal overleg acute zorg (ROAZ) georganiseerd waarbij de vertegenwoordigers van de Raden van Bestuur en medische staven van de instellingen en de GHOR-directeuren aanwezig zijn. Door de minister is prioriteit toegekend aan de organisatie van de zorg rond een vijftal ziektebeelden. De bij deze ziektebeelden meest betrokken specialismen hebben zgn. focusgroepen in het leven geroepen, met als taak de zorg in de regio te inventariseren en afspraken te maken over de onderlinge afstemming. Naast de door de minister benoemde ziektebeelden zijn door het AMC ook focusgroepen opgezet met als onderwerp intensive care en vaatchirurgie. Dit in 2008 in gang gezette beleid is in 2009 voortgezet.
Beleid, inspanningen en prestaties
44
Tussen de genoemde focusgroepen treden nog verschillen aan de dag. Verwijsstromen worden vooral bepaald door netwerken waarin de professionals participeren. Goede contacten tussen de professionals blijken een solide basis voor intensieve samenwerking die ook op andere terreinen aanleiding geeft tot toenadering. Met name de focusgroep intensive care en de focusgroep verloskunde moeten in dat kader worden genoemd. In de laatste bijeenkomst is door de regionale ambulancevoorziening AmsterdamAmstelland/Zaanstreek-Waterland aandacht gevraagd voor afstemming tussen de verschillende eerste-hulpafdelingen. In het komende voorjaarsoverleg zullen hiervoor concrete oplossingen worden gepresenteerd. De opdracht in de WTZi, op grond waarvan de traumacentra het regionaal overleg initiëren, behelst alle bij de acute zorg betrokken hulpverleners. In de praktijk beperkt het overleg zich nog tot de ziekenhuizen, de ambulancevoorzieningen en de GHOR-directies. In de veiligheidsregio Gooi-, en Vechtstreek fungeert al langere tijd een platform acute zorg waarin alle echelons zijn vertegenwoordigd. De verschillende echelons bij de verloskunde zijn vertegenwoordigd in de focusgroep. Vanuit de huisartsenposten zijn signalen ontvangen dat ze graag vertegenwoordigd willen zijn in het regionaal overleg. Het belang om ook de andere echelons bij het overleg te betrekken, conform de wettelijke opdracht, wordt onderkend. In het komende jaar zal, in overleg met vertegenwoordigers van de verschillende groeperingen, hieraan verder invulling worden gegeven. Bij dit alles is een goede afstemming en samenwerking met het VUmc van groot belang. Over en weer zijn de traumacentra aanwezig bij elkaars regionaal overleg. De traumacentra hebben gezamenlijk de voorbereiding op de grieppandemie ter hand genomen. In dat kader heeft tweemaal overleg plaats gevonden in extra vergaderingen van het gecombineerde regionaal overleg. Ook het beleid ter afstemming van de spoedeisende hulpafdelingen in de regio werd gezamenlijk voorbereid. VWS toonde zich bijzonder belangstellend voor het model van gezamenlijke opschaling van ziekenhuizen uit heel Noord-Holland en Flevoland bij eventuele ziekenhuisopname van grote aantallen grieppatiënten. Milieu Het AMC toont zich voor het onderwerp milieu een bewuste, professionele en maatschappelijk betrokken organisatie die actief het milieu beschermt. Vanwege de omvang, continuïteit, diversiteit en het creëren van maximale veiligheid streeft het AMC een grote milieubeheersing na. Het AMC voorkomt en verkleint de milieubelastende invloed van de primaire activiteiten van patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs. Het milieubeleid AMC is op een systematische wijze in de bedrijfsvoering geborgd en geïmplementeerd. Het parool van het AMC op het gebied van milieu in de bedrijfsvoering luidt: ‘Doe gewoon, gewoon doen’. Dit impliceert dat de inspanning voor het milieu en de primaire activiteiten zich in een haalbare relatie tot elkaar moeten verhouden. Milieumanagementsysteem AMC De directeuren en een team van milieufunctionarissen geven invulling aan het milieubeleid. Elk organisatieonderdeel heeft zijn verantwoordelijkheden binnen het milieumanagementsysteem, stelt jaarlijks een milieuplan op, voert audits uit en rapporteert over de resultaten. Kennisuitwisseling vindt periodiek plaats in het Overleg Lokale Milieucoördinatoren. De Milieuprogramma Groep, onderdeel van de Concernstaf – Arbodienst, voert de centrale regie en onderhoudt de interne contacten over strategie en de vertaling van wet- en regelgeving, milieuzorg en kennisuitwisseling. Daarnaast is de Groep het gezicht van het AMC naar buiten, met betrekking tot de milieuvergunning en het behartigen van de milieubelangen. De Raad van Bestuur heeft tot slot het Milieu Adviesplatform (MAP) ingesteld, waarin over strategische milieuvraagstukken gesproken en besloten wordt. Het MAP heeft tevens tot doel om het draagvlak voor milieu en duurzaamheid in de bedrijfsvoering te verbreden en te versterken. In 2009 is de uitvoering van zes centrale milieuplannen gestart, die betrekking hebben op AMCbrede milieuaspecten. De idee achter deze aanpak is dat het rendement van een centrale inspanning groter is dan de som van deelinitiatieven. De centrale milieuplannen hebben een looptijd van vier jaar en richten zich op duurzame inkoop, afvalscheiding en afvalpreventie, energie en emissies, duurzaam bouwen, mobiliteit en afvalwater & waterbesparing.
Beleid, inspanningen en prestaties
45
Milieuvergunning AMC Het AMC is sinds 2004 in het bezit van een milieuvergunning op maat, zodat er in de meeste gevallen geen afzonderlijke wijzigingsvergunningen nodig zijn bij veranderingen in de bedrijfsvoering. Het AMC voert zelf regie over het opstellen, invullen en uitvoeren van milieumaatregelen. Een goed functionerend milieumanagementsysteem en het continu streven naar verbetering van de milieuprestatie is voorwaarde voor het behouden van deze milieuvergunning. Handhaving van de milieuvergunning Het AMC is in 2009 een aantal malen bezocht door de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB) in het kader van de handhaving van de milieuvergunning. Een bezoek is uitgevoerd aan de ADMF, gericht op het onderwerp afvalpreventie en aan Directoraat Inkoop met betrekking tot Duurzaam Inkopen. Op 3 november 2009 heeft de inspecteur van de DMB het bezoek in het kader van de jaarlijkse Algemene Milieucontrole uitgevoerd. Het AMC toonde haar succesvolle voortgang van het invoeren en verbeteren van de systematische aanpak van de milieuaspecten per organisatieonderdeel. De inspecteur was tevreden over het verloop en de inhoud van de dag. Emissievergunning CO2 en NOx De emissies van CO2 en NOx zijn een economisch goed: emissierechten zijn gequoteerd en verhandelbaar. Het AMC neemt verplicht deel aan emissiehandel, vanwege de energiecentrale. Het AMC heeft rechten voor de emissie van 48 kiloton CO2 per jaar. De energiecentrale draait sinds eind 2007 echter op 60 procent van de capaciteit. Hierdoor stoot het AMC minder uit dan aan rechten is toegewezen en ‘spaart’ het AMC momenteel de emissierechten om voor de nieuwe energiecentrale in te zetten. Het AMC heeft een emissieplafond voor NOx-emissie van 27 ton (2009). Er is ongeveer 350 ton méér uitgestoten, waardoor het AMC ook dit jaar extra rechten heeft moeten aankopen. Wanneer de nieuwe energiecentrale in bedrijf wordt gesteld, daalt de NOx-emissie aanzienlijk. Het is de verwachting dat het AMC in de toekomst onder het plafond voor NOx-emissie blijft. Energiebesparing en energie efficiency MJA3 Het AMC heeft dit jaar een nieuw energie-efficiency plan opgesteld voor de periode 2009-2013. Concrete maatregelen in het plan zijn bijvoorbeeld optimalisatie van de klimaatbeheersing, het gebruik van duurzame koude uit de Ouderkerkerplas en het besparen op het energieverbruik van de verlichting in parkeergarage P2. Afvalwater De afvalwatervergunning van het AMC legt nadruk op het terugdringen van overschrijdingen van milieubelastende stoffen in het afvalwater, waarbij de afgelopen tien jaar een neerwaartse trend laat zien van de vervuiling. Het vervangen van afvoerleidingen en de voortdurende aandacht voor beheersing en preventie van verontreiniging van het afvalwater dragen hieraan bij. In 2009 daarnaast is effectief een incidentele overschrijding van kwikzouten aangepakt. Waternet, de vergunningverlener, heeft het AMC in 2009 tweemaal bezocht en aanvullende watermonsters genomen. Daarin zijn geen overschrijdingen waargenomen. Gevaarlijke stoffen en gasflessen Het AMC maakt gebruik van diverse soorten gassen, onderverdeeld in medische gassen voor patiëntenzorg en technische gassen voor routinematige werkzaamheden en voor wetenschappelijk onderzoek in laboratoria. In 2009 is het uniforme AMC-beleid voor het opslaan en werken met gassen en gasdistributiesystemen vastgesteld en een Kwaliteitsmanagementsysteem Gassen opgesteld. Per 1 januari 2010 is de Gassencommissie opgericht, die de invoering van het beleid voortzet. Naast gassen maakt het veilig opslaan en gebruik van chemicaliën, cryovaten en afvalstoffen onderdeel uit van voornoemd AMC-beleid. Bereikbaarheid AMC A1-A6-A9 uitbreidingsplannen Rijkswaterstaat heeft plannen om de verbinding tussen de A1, A6 en A9 (Almere tot Schiphol) te verbeteren. In de periode 2013 - 2018 zal door deze bouwwerkzaamheden de bereikbaarheid van het AMC ernstig beperkt kunnen worden. In 2009 heeft het AMC de invloed van de bouwwerkzaamheden op de bereikbaarheid van het AMC en de veiligheid voor de regio laten onderzoeken door het COT (Instituut voor Veiligheid en Crisismanagement). Het COT heeft in haar rapportage het AMC en Rijkswaterstaat diverse aanbevelingen gedaan om een bereikbare en veilige medische dienstverlening te kunnen borgen. Op basis van deze aanbevelingen is het AMC met Rijkswaterstaat en de gemeente Amsterdam in gesprek om te komen tot concrete afspraken.
Beleid, inspanningen en prestaties
46
Verkeer- en Vervoerstromen AMC In 2009 is een uitgebreid verkeers- en vervoersonderzoek AMC uitgevoerd. Het AMC heeft daardoor actueel inzicht in de vervoersbehoefte en vervoerskeuzes van werknemers, patiënten, studenten en bezoekers. Ook zijn de kansen voor schonere vervoersalternatieven dan de auto onderzocht. Verkeer en vervoer en het uitwerken van concrete kansen krijgt een prominente plek in het AMC-milieubeleid voor 2010 en maakt onderdeel van het te ontwikkelen Mobiliteitsbeleid AMC.
Beleid, inspanningen en prestaties
47
4.7
FINANCIEEL BELEID
Algemeen Het financieel beleid was er in 2009 op gericht het positieve resultaatniveau van 2008 te continueren. In de voorafgaande jaren liep er een uitgebreid kostenreductieprogramma (Meer Bereiken Anders Besteden). In de tweede helft van 2009 werd duidelijk dat dit programma een vervolg zou moeten krijgen. Zoals de jaarrekening ook laat zien, zijn de kosten van het AMC in 2009 harder gestegen dan de opbrengsten. Verschillende onderdelen van de bedrijfslasten lieten in 2009 een substantiële stijging zien. De grootste stijging deed zich voor bij de inhuur van extern personeel, maar ook de algemene kosten en de patiënt- en bewonersgebonden kosten gingen sterk omhoog. Ook de opbrengsten stegen, weliswaar minder dan de kosten, maar nog steeds voldoende om de bedrijfsvoering in evenwicht te laten zijn. Het lukt steeds beter om de productie in de patiëntenzorg en de volumeafspraken met de zorgverzekeraars op elkaar aan te laten sluiten. Wel is het effect te zien van het teruglopen van incidentele opbrengsten uit nacalculaties op oude jaren. Het vervolg op Meer Bereiken Anders Besteden heeft vorm gekregen bij de voorbereiding van de begroting 2010, en zal zich onder meer richten op de optimalisatie van processen rond inkoop, de ICT-ondersteuning, geneesmiddelen, de organisatie van de werkprocessen in het primair proces en de omvang van de overhead. Om de opbrengsten te verhogen is in 2009 onder meer een registratieraad ingesteld. Deze richt zich op de implementatie van maatregelen om te komen tot een volledige registratie van de patiëntenzorgproductie. Hiertoe werd ondermeer het ’Valuecare’systeem aangeschaft. De liquiditeit ontwikkelde zich in 2009 anders dan in voorgaande jaren. In de financiering van de patiëntenzorg wordt het effect gevoeld van het afschaffen van het verrekenpercentage, waarmee tot dusver een forse opslag op de dbc’s werd gegeven. Het AMC wil daarom meerjarige afspraken met verzekeraars maken over verrekening, bevoorschotting en snellere facturering, om zo de rentekosten te minimaliseren.
Investeringen Het jaar 2009 wordt gekenmerkt door het voltooien van grote projecten die in voorgaande jaren zijn opgestart. De grootste projecten betreffen investeringen in apparatuur op het terrein van de beeldvormende technieken. Dit betreft o.a. de vervanging van de lineaire versnellers U5 en U6 de MRI, de Spect CT en de Multipurpose röntgenapparatuur (totaal ruim € 5 mln). Ook op het gebied van ICT zijn grote investeringen gedaan (€ 2,7 mln). Dit betreft vervanging van de Nortel Hardware, de invoering van een EMC-computersysteem en de Upgrade Live Datacentre. Bij de divisie Inwendige Specialismen is het Allura FD10 hartcatheterisatiesysteem ingevoerd (€ 0,7 mln) en is nieuwe Diathermieapparatuur(€ 0,7 mln) aangeschaft Tevens is het AMC-brede project voor de geautomatiseerde kledinguitgifte afgerond (€ 0,5 mln). Grote investeringen op het gebied van laboratoria blijven in het jaar 2009 nagenoeg achter in verband met het uitstel van bouw- en verbouwplannen in het Q, S en IWO gebouw. Deze uitgaven verschuiven naar het jaar 2010. Een aantal grote investeringen dat wel gedaan is, betreft de aanschaf van de robot voor de poliklinische apotheek, de Kiestra straat bij bacteriologie, en het nieuwe Genesis systeem voor de registratie van de klinische genetica productie (vervanging Calliope). De investeringscommissie beoordeelde in 2009 zes businesscases van aanschaffingen van meer dan € 300.000. In alle gevallen werd uiteindelijk een positief advies gegeven. In het jaar 2009 lag de aandacht bij de opstelling en de behandeling van de businesscases op het gebied van de bouw- en installatiekosten. Door de investeringscommissie is aan divisies gevraagd om deze kosten in een vroeger stadium zichtbaar te maken, mede om te voorkomen dat een onvolledig beeld ontstaat. Ook kunnen verschillen in bouw- en installatiekosten van invloed zijn op keuzes tussen verschillende varianten. Voor de afstemming van grote projecten vindt AMC-breed afstemming plaats tussen de Investeringscommissie, de IT Raad en de Research Council.
Beleid, inspanningen en prestaties
48
Financiële resultaten Bedrijfsopbrengsten De grootste bedrijfsopbrengst van het AMC is het gezondheidszorgbudget. Dat kwam in 2009 uit op € 368,5 miljoen. Ten opzichte van 2008 (€ 343,6) is dat een stijging van bijna € 25 mln. Gecorrigeerd voor de eerder genoemde daling in incidentele opbrengsten (van € 36,9 in 2008 naar € 17,2 mln in 2009) was de stijging aanzienlijk hoger namelijk € 44,6 mln. Voor iets meer dan € 23 mln is die stijging veroorzaakt door de overname van de VZA. In het AMC-deel van het gezondheidszorgbudget zijn er goede volume-afspraken met de zorgverzekeraars gemaakt. De toename is verlaagd door landelijke kortingen en door een verlaging van het budget i.v.m. de uitbreiding van het vrije bsegment. Dit laatste effect is in positieve zin terug te zien bij de ontwikkeling van de opbrengsten in het b-segment, Deze stegen van € 21,8 mln in 2008 naar € 37,2 mln in 2009. De stijging is, naast de genoemde uitbreiding in 2009, ook het gevolg van de eerder uitbreiding in 2008 ,die nu pas in volle omvang zijn effect heeft gekregen en van de verbeterde registratie. Andere grote componenten in de bedrijfsopbrengsten zijn de Rijksbijdragen voor Onderwijs en Onderzoek en voor de werkplaatsfunctie die het AMC van het Ministerie van OC&W en de Universiteit van Amsterdam ontvangt. Deze stegen volgens afspraak met beide verstrekkers in totaal met 7%. De overige bedrijfsopbrengsten, waaronder de subsidies voor de academische component en de opleiding van medisch specialisten, kwamen in 2009 uit op € 213,2 mln, een lichte stijging ten opzichte 2008. In totaal steeg de som van de bedrijfsopbrengsten in 2009 naar € 762,1 mln (2008: € 711,6 mln), een stijging van 7% De stijging bedroeg in 2008 nog 10,6 % mede, als gevolg van incidentele baten uit voorgaande jaren.
Bedrijfslasten De totale bedrijfslasten kwamen in 2009 uit op € 755 mln (2008: € 699,9 mln), een stijging met 8%. In absolute termen vond de grootste stijging plaats in de personeelskosten. Naast de effecten van de CAO-afspraken, waaronder een verhoging van de eindejaarsuitkering, werd deze stijging ook veroorzaakt door toename van het aantal fte, en door eerste opname van de cijfers van de VZA groep BV. De kosten van het personeel-niet-in-loondienst lieten de grootste procentuele stijging zien. Deze stegen van € 32,1 mln naar € 51,6 mln. Voor een deel is dit veroorzaakt door de inhuur van personeel voor ICT-projecten, maar ook door moeilijk vervulbare vacatures in het primaire proces, waarbij zorgpersoneel alleen kon worden betrokken via externe bureau’s. De stijging van de patiënt- en bewonersgebonden kosten met € 12 mln, is groter dan de productiestijging die door de verzekeraars wordt vergoed. Hier wreken zich de opgelegde vaste of maximumtarieven die vaak onvoldoende zijn om de kosten van productiegroei te dekken. De financiële lasten zijn in 2009 licht gestegen ten opzichte van 2008, deze stijging wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het opnemen van de cijfers van de VZA. Resultaat Het geconsolideerde resultaat 2009 bedraagt € 4,8 mln. Vooral het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening is verminderd, maar is, gezien de omvang van de kortingen, nog steeds gezond te noemen. Wel is het een signaal dat, gezien de verwachte negatieve ontwikkelingen in de landelijke bekostiging, er sterk op kostenreductie gestuurd zal moeten worden. Perspectief Ook in 2009 is de productie van het AMC toegenomen. Gunstige ontwikkeling is dat deze groei vooral plaats vond in de speerpunten van het AMC. Het sturingsinstrumentarium van het AMC is inmiddels zo ver ontwikkeld dat, met behulp van deze patientenzorgprofielen, hierop blijvend kan worden gestuurd, dit kan worden gefaciliteerd en gemonitored. De verwachting is dan ook dat de groei zich ook in de komende jaren op de speerpunten zal voordoen. De mogelijkheden tot groei worden echter beperkt door capaciteitsknelpunten, een onvoldoende bekostiging van de meer complexe zorg en de obstakels die vanuit toezichthouders worden opgeworpen om tot een efficiënte taakverdeling in de regio te komen.
Beleid, inspanningen en prestaties
49
Uit financieel oogpunt baart vooral het perspectief voor de patiëntenzorg zorgen. De onzekerheden in de bekostiging maken het bijna onmogelijk een goede prognose voor de komende jaren af te geven. De drie achtereenvolgende jaren die het AMC met een positief resultaat heeft kunnen afsluiten, moeten een goed vertrekpunt kunnen geven om ook de komende jaren een evenwichtig resultaat te kunnen laten zien. Kengetallen Door het resultaat 2009 is het eigen vermogen ultimo 2009 gestegen naar € 94,7 mln (2008: € 90 mln). Het niveau van de voorzieningen is ten opzichte van het voorgaande jaar verlaagd naar € 76,6 mln, (2008: € 87,5 mln) waardoor het weerstandsniveau in 2009 is verminderd met 2,4 procent (2008: verbetering met 4,4 procent). De belangrijkste kengetallen (geconsolideerd) zijn als volgt:
(in miljoenen euro’s)
2009
2008
Collectief gefinancierd gebonden vermogen gezondheidszorg Collectief gefinancierd gebonden vermogen O&O Niet collectief gefinancierd vrij vermogen Totaal eigen vermogen Voorzieningen Weerstandsvermogen
25,5
23,5
19,9 49,3 94,7 76,6 171,3
20,0 46,5 90,0 87,5 177,5
Balanstotaal
761,1
768,1
Som der bedrijfsopbrengsten
762,1
711,6
12,4%
12,6%
Vermogensniveau (eigen vermogen / bedrijfsopbrengsten) Voorzieningenniveau (voorzieningen / bedrijfsopbrengsten) Weerstandsniveau (eigen vermogen en voorzieningen / bedrijfsopbrengsten) Solvabiliteit (eigen vermogen, investeringssubsidie/ balanstotaal) Liquiditeit (vlottende activa / vlottende passiva)
10,1%
12,3%
22,5%
24,9%
29,2%
28,9%
76,7%
92,0%
Balansverhoudingen
2009
2008
Vaste activa Vlottende activa Balanstotaal
65,9% 34,1% 100,0%
60,0% 40,0% 100,0%
Groepsvermogen Voorzieningen Weerstandsvermogen Langlopende schulden: Vooruitontvangen investeringssubsidie à fonds perdu Schulden aan kredietinstellingen Kortlopende schulden Balanstotaal
12,5% 10,1% 22,6%
11,9% 11,4% 23,3%
16,8% 16,3% 44,3% 100,0%
17,2% 16,1% 43,4% 100,0%
Beleid, inspanningen en prestaties
50
4.8
INFORMATIE- EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE
In het afgelopen jaar hebben zich ten behoeve van de primaire processen van het AMC de volgende ICT-ontwikkelingen voor gedaan. Patiëntenzorg Voor de elektronische statusvoering wordt onderscheid gemaakt tussen de Algemene-, Generiekeen Specifieke onderdelen van een patiëntenstatus. De ‘Algemene status’ bestaat uit de registratie van de componenten allergieën & contra-indicatie, MRSA, behandelingsbeperking en behandelaar. Registratie van deze componenten moet door elke zogverlener gedaan worden in de AMC Zorgdesktop. In 2009 zijn de voorbereidingen gestart voor realisatie van de componenten in de AMC Zorgdesktop zodat in 2010 de elektronische Algemene status AMC-breed in gebruik genomen kan worden. Voor de elektronische Generieke en Specifieke status wordt gebruik gemaakt van de applicatie Norma. In 2009 is de Generieke- en Specifieke status ingericht en in gebruik genomen door de specialismen Chirurgie, Neurologie, Neurochirurgie en GIOCA. Daarnaast zijn de voorbereidingen gestart voor ingebruikname van de elektronische Generieke en Specifieke status door de specialismen SEH, KNO, Cardiologie en Kindergeneeskunde. Ten behoeve van de voorbereidingen voor implementatie van een volgende generatie Elektronische Patiëntendossier (EPD) is in 2009 aan de hand van twee casestudies (diabetes mellitus en decubitus) een aanpak opgeleverd voor de inrichting van gegevensmanagement ten behoeve van de IGZ- en ZiZo-indicatoren. De inrichting van gegevensmanagement stelt eisen aan de functionaliteit en inrichting van een nieuw te kiezen EPD. Verdere voorbereidingen zijn uitgesteld door beperkte markontwikkeling van geschikte nieuwe EPD’s en de impact van het project Systeemvervanging Ondersteunende Processen (SOP) op de organisatie. Het heeft de voorkeur niet gelijktijdig twee grote programma’s uit te voeren. In het kader van patiëntvriendelijkheid en wettelijke verplichtingen is in 2009 het ‘Incident Management Systeem’ in gebruikgenomen voor het digitaal melden en afhandelen van incidenten, complicaties en vermoedens kindermishandeling. Daarnaast is de opslag van scopische OK-beelden uitgebreid naar een tweetal specialismen, een start gemaakt met het digitaliseren van de SURPASSchecklijsten in de OK en het stroomlijnen van patiëntverwijzingen door huisartsen uit het basiszorggebied. Ten slotte zijn voorbereidingen gestart voor de vervanging van de afdelingssystemen van de radiologie, het laboratorium, het bloedtransfusielaboratorium, de DNA-diagnostiek en de longfunctie. Ondersteunende processen In 2009 is gestart met de voorbereiding op de rationalisatie van het systeemlandschap van de ondersteunende processen. In 2010 zal hieraan een vervolg worden gegeven door het opstellen van een programma van eisen en aanbesteding van één of meerdere pakketten. Tevens is de implementatie van het burgerservicenummer (BSN) verder doorgevoerd. Begin 2010 zullen nog een tweetal systemen gereed worden gemaakt voor het verwerken van het BSN waarna het project kan worden afgerond. Daarnaast zijn er nog enkele kleine aanvragen t.b.v. de herinrichting van HRM-functies, en ten behoeve van de ondersteuning van de reorganisatie bij de poliklinieken, in het kader van het centraal registreren van patiënten, gehonoreerd. Onderwijs & opleiding De in 2009 benoemde ICT-innovatiepilots ter ondersteuning van de ICT-visievorming voor Onderwijs & Opleiding zijn opgestart. Het betreft onder andere de voorbereidingen voor de implementatie van een applicatie voor simulatie van beslismomenten bij het stellen van een diagnose, instellen van een therapie, de follow-up van een patiënt en de realisatie van een digitaal portfolio heelkunde voor verbeterd inzicht in registratie en beoordeling van vorderingen en resultaten van AIOS. In 2010 vindt de verdere uitvoering van de pilots plaats. Daarnaast is door de domeincommissie een visie raamwerk met onderwerpen vastgesteld op basis waarvan de visie verder uitgewerkt en geconcretiseerd kan worden. Dit raamwerk kan tevens gebruikt worden om nieuwe initiatieven te toetsen en te prioriteren.
Beleid, inspanningen en prestaties
51
Onderzoek In 2009 is de implementatie van de Parel IBD afgerond ten behoeve van het Parelsnoerinitiatief, en is de implementatie van de overige zeven parels gestart. Implementatie van de Biobank Registratie wordt in 2010 afgerond. Verder zijn er enkele projecten opgestart t.b.v. de realisatie van de gerichte ICT-dienstverlening voor de AMC-onderzoeker, die doorgang zullen vinden in 2010. Internet/Intranet De roadmap en het beleidskader voor www.amc.nl voor patiënten zijn opgesteld. Via het in 2009 nieuw opgezette webteam worden afdelingen actiever ondersteund bij het aanpassen en of realiseren van nieuwe websites. Overige ICT-ontwikkelingen Programma Facilitaire Ondersteuning-ICT (FO-ICT) Het programma FO-ICT heeft als doel om het decentrale technisch beheer (werkplekken, servers en printers) te centraliseren en te beleggen bij de ICT-dienstverlening. Bij deze centralisatiewerkzaamheden worden tegelijkertijd enkele vernieuwingen op technisch beheer doorgevoerd, die de stabiliteit en kwaliteit van dienstverlening verhogen en efficiënter maken. Om de ADICTdienstverlenersrol naar de divisies en diensten te borgen zijn de gehele systematiek en het coördinatiemechanisme van diensten (Service Catalogus) en dienstverleningsovereenkomsten (Service Level Agreement) geactualiseerd en aangescherpt. Een belangrijke randvoorwaarde die de ICT-kwaliteit en beheersbaarheid verder doet toenemen voor het AMC is de in 2009 vastgestelde procedure voor standaardisatie en centrale inkoop van de PChardware. Tijdens de centralisatiewerkzaamheden worden dienovereenkomstig oude PC’s vervangen door nieuwe PC’s die voldoen aan de huidige technische specificaties voor het AMC. In 2009 zijn uiteindelijk 800 PC’s vervangen bij FO-ICT-migraties. Werkplekmigratie In 2009 zijn in totaal 2600 van de 7000 werkplekken gemigreerd. Op grond van de eerste opleveringen zijn verbeteringen doorgevoerd in de wijze van migratie. Dit heeft geleid tot zowel een versnelling van migreren als kwaliteitsverbetering en -beleving bij de divisies en diensten. Voor 2010 staan de resterende divisies en diensten gepland om gemigreerd te worden. Eind 2010 wordt dit deelproject afgerond. Servermigratie In 2009 zijn diverse servercentralisatie-projecten gerealiseerd en opgestart waardoor applicaties die belangrijk zijn voor het AMC binnen de centrale computerruimtes in beheer komen te staan. Met name bij divisie G (LEV en LAKC), J/K en de ADMF hebben deze trajecten tot resultaten geleid. Printermigratie Het deelproject printercentralisatie heeft betrekking op enerzijds de migratie van kopieerapparatuur naar Multi Functional Printers (MFP) en anderzijds op de standaardisatie en reductie van het aantal netwerkprinters en lokale printers. Van de 250 kopieermachines zijn er in 2009 al 80 omgezet naar MFP’s. In 2010 worden de overige kopieermachines omgezet naar MFP op basis van een uitgewerkt vlekkenplan van kopieer en printconcentraties. Gelijktijdig met deze omzetting wordt de standaardisatie van netwerk en lokale printers doorgevoerd, waarvoor de voorbereidingen al in 2009 zijn gestart. Tijdens de FO-ICT-migraties is door de divisies en diensten verzocht om ook het decentrale licentiebeheer en applicatiebeheer als centrale dienst aan te bieden. In 2010 worden hiervoor afneembare diensten binnen de ICT-dienst ontwikkeld. Deze bijkomende projectonderdelen zullen bijdragen aan een betere stabiliteit en beheersing van de ICT-voorzieningen binnen het AMC. Dit heeft geen vertragend effect op de afronding van het programma FO-ICT eind 2010. Programma basisinfrastructuur Voor het AMC is een adequaat functionerende basis-infrastructuur als fundament voor de informatievoorziening onmiskenbaar. Een fundament dat robuust, betrouwbaar, flexibel, veilig en schaalbaar is. Structureel aandacht geven aan de ontwikkeling van de basis infrastructuur is een voorwaarde voor de verdere ontwikkeling op alle domeinen. Het is van belang dat de inrichting van de verschillende infrastructurele onderdelen in samenhang wordt bekeken, voordat ontwerp- en inrichtingskeuzes worden gemaakt.
Beleid, inspanningen en prestaties
52
Het Programma Basis Infrastructuur bestaat uit een groot aantal projecten die grotendeels in een viertal thema’s zijn ondergebracht, te weten: netwerk: vergroten netwerkcapaciteit, verhogen betrouwbaarheid, draadloos, externe toegang; duurzame opslag: storage, backup, archievering; infrastructurele services: operating systems, communicatieservers, database managementsystemen en gebruikersbeheer; telecommunicatie: telefonie, piepersystemen, communicatiediensten. De eerste helft van 2009 is voornamelijk besteed aan het bijstellen van de architectuur voor de verschillende onderdelen en vervolgens het vertalen hiervan naar technische ontwerpen. Deze ontwerpen zijn vervolgens in uitvoering genomen en leiden in 2009 en 2010 tot concrete producten en diensten.
Beleid, inspanningen en prestaties
53
4.9
HUISVESTING EN TERREINONTWIKKELING
In het AMC waren in 2009 vijf grote huisvestingsprojecten in uitvoering. Deze projecten leggen een belangrijk beslag op de beschikbare middelen en vergt begrip van alle betrokken patiënten, medewerkers en bezoekers. Het eerste deel van de zogenoemde metamorfose van het Emma Kinderziekenhuis AMC (EKZ) is gereed en wordt begin 2010 in gebruik genomen. Het betreft de afdeling H7 die volgens de nieuwste inzichten en met de modernste voorzieningen voor de verpleging van kinderen is ingericht. Zo zijn er onder andere ruime kamers gecreëerd waarin ouders de gelegenheid hebben om samen met hun zieke kind te verblijven. Met de metamorfose van het volgende en grootste deel van het EKZ is eind 2009 begonnen. Dit deel van het project betreft de achtste bouwlaag in het AMC en heeft een doorlooptijd van drie jaar. Dit project zal vanaf eind 2010 gefaseerd opgeleverd worden. De financiële recessie van 2009 heeft helaas ook gevolgen gehad voor de voortgang van de renovatie van de energievoorziening van het AMC. Als gevolg van het faillissement van de gecontracteerde bouwkundig aannemer hebben de werkzaamheden aan de energiecentrale in 2009 in belangrijke mate stil gelegen. Het werk is begin februari 2010 hervat. Eind 2011 wordt het project afgerond en heeft het AMC een moderne dual fuel (gas en dieselolie) gestookte voorziening voor de opwekking van elektriciteit en warmte. De energievoorziening en met name de preferente stroom ten behoeve van het AMC wordt hierdoor optimaal gewaarborgd. Geen enkel ziekenhuis in Nederland beschikt over een dergelijk omvangrijke eigen voorziening voor elektriciteit, koude-, warmte- en ademlucht. De overige werkzaamheden aan de energievoorziening in het AMC konden in 2009 wel uitgevoerd worden. Zo is op een systematische wijze gewerkt aan het verbeteren van het rendement van de opwekking en distributie van koeling in het AMC met als doel de kosten van opwekking van koeling en de milieubelasting te verlagen en het comfort binnen het ziekenhuis te verhogen. In het operatiekamercomplex is in 2009 begonnen met de bouw van de eerste fase van de renovatie van het complex. De eerste vier nieuwe operatiekamers worden naar verwachting rond de zomer 2010 in gebruik genomen. Daarna volgen gefaseerd in een periode van drie jaar de andere 16 operatiekamers van de in totaal 20 klinische OK’s van het AMC. Er worden totaal zes volledig ingerichte OK’s gebouwd voor endoscopische ingrepen en twee speciale röntgen-interventie operatiekamers. De overige twaalf operatiekamers worden zodanig ingericht dat zonder grote aanpassingen ook in deze operatiekamers minimaal invasieve ingrepen kunnen worden uitgevoerd. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de ICT, waarbij vastlegging van beelden ten behoeve van patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek optimaal wordt gefaciliteerd. De realisatie van de uitbreidingen van de poliklinieken is vrijwel afgerond. Dit gebouw wordt in de loop van 2010 in gebruik genomen. Om onderdak te bieden aan afdelingen die tijdelijk verplaatst werden in verband met de renovatie van het oude polikliniekgebouw, wordt een tijdelijk gebouw neergezet. In dit gebouw wordt ook de poliklinische apotheek van het AMC ondergebracht zodat deze de huidige noodbehuizing bij de gecombineerde SEH/Huisartsenpost kan verlaten. De Huisartsenpost is in 2009 bij het AMC in gebruik genomen. Door de gezamenlijke triage met de SEH van het AMC kan de hulpverlening aan de categorie patiënten die deze voorziening bezoekt optimaal ingericht worden. Het eerste deel van de renovatie van de beddentorens van het AMC, de renovatie van de zogenoemde H-toren, is in 2009 afgerond. De komende jaren wordt dit project uitgerold naar de F- en G-toren. Naast een opknapbeurt wordt in dit project veel aandacht besteed aan het realiseren van nieuwe brandscheidingen en andere voorzieningen in het kader van de brandveiligheid. De nieuwbouw op het AMC-terrein is om diverse redenen nog niet tot stand gekomen. De financiële crisis van 2009 heeft bij de projectontwikkelaars geleid tot terughoudendheid in het aangaan van nieuwe grote projecten.
Beleid, inspanningen en prestaties
54
Het NS-station Holendrecht, dat in 2009 voor het eerst een vol jaar in gebruik was, functioneert boven verwachting. Uit recent onderzoek is gebleken dat de afgelopen jaren een toenemend aandeel van de bezoekers en medewerkers van het AMC gebruik maakt van het openbaar vervoer. In tegenstelling tot landelijke trends is het aandeel van het openbaar vervoer toegenomen ten opzichte van het vervoer per auto. Momenteel reist meer dan 50 procent van de medewerkers van het AMC met het openbaar vervoer of de (brom)fiets naar het AMC. Het AMC streeft ernaar dit percentage de komende jaren verder te verhogen.
Beleid, inspanningen en prestaties
55
4.10 KUNST De sectie Kunstzaken van de afdeling Interne en externe communicatie is verantwoordelijk voor behoud, beheer, presentatie en de uitbreiding van de AMC-kunstcollectie. Uitgangspunt van de AMCkunstcollectie is het verzamelen van kunst van Nederlandse of in Nederland wonende kunstenaars vanaf de Tweede Wereldoorlog. De collectie bevat 6000 werken van Karel Appel, Constant, Jan Schoonhoven, Eugène Brands, Jan Dibbets, Ger Lataster, Ger van Elk, Reinier Lucassen, J.C.J. van der Heyden, Robert, Zandvliet, Roy Villevoye, Marlene Dumas, Karen Sargsyan, Jacqueline Hassink, Merijn Bolink en vele andere bekende kunstenaars. Het grootste deel van kunstwerken hangt in de openbare ruimten van het AMC, waar patiënten, medewerkers en bezoekers kennis kunnen nemen van de rijkdom van de collectie. Voor medewerkers van het AMC is er een kunstuitleen. Men kan zelf in het depot een werk uit de collectie uitzoeken voor de eigen werkplek. Bij de oplevering van het gebouw in 1981 zijn een twintigtal speciaal ontworpen monumentale kunstwerken - via de nu niet meer bestaande 1%-regeling - in en om het AMC geplaatst, onder andere van Carel Visser, Auke de Vries, Sjoerd Buisman en Peer Veneman. Sinds 2001 worden er weer opdrachten aan kunstenaars verstrekt voor specifieke locaties in het gebouw. Voor de hal van het polikliniekgebouw heeft Elspeth Diederix een negenluik met foto’s gemaakt. Het Amsterdamse Fonds voor de Kunst subsidieerde dit project via het kleinschalige opdrachtenbeleid net zoals de wandschildering die Jan van der Ploeg in 2005 maakte in de gangen van de Spoedeisende Hulp. Roy Villevoye maakte in 2001 het fotofries ‘The way to go’ (83 m x 2.80 m) en Gert Jan Leusink ontwierp een internet-, lees- en ontmoetingstafel voor het verbouwde plein G/H. Harold Schouten realiseerde in 2001 zijn interactieve ‘Teleted’ voor de kinderpolikliniek, als afscheidscadeau voor de voorzitter van de Kunstcommissie AMC, prof.dr.Tom Voûte. In 2002 maakte Jacqueline Hassink in opdracht van het in het AMC gevestigde Nederlands Centrum voor Beroepsziekten een serie van zes foto’s waarvoor locaties waar beroepsziektes zich voordoen, als uitgangspunt werd gekozen. Bij de oplevering van de nieuwe huisvesting van de psychiatrie in 2008 zijn aan kunstenaars opdrachten verstrekt. Zo legde Vincent Zedelius de overgang van de oude huisvesting naar de nieuwe locatie fotografisch vast. En kregen Merijn Bolink en Scarlett Hooft Graafland ieder een opdracht voor het behandelgebouw, die mede gefinancierd konden worden via het Matching fonds van het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Kunstboek Eind 2003 is het AMC Kunstboek verschenen, deze kleurrijke publicatie vormt de opvolger van de in 1989 verschenen ‘AMC Collectie; Vijftien stromingen in de Nederlandse schilderkunst’. Het AMC Kunstboek bevat afbeeldingen en beschrijvingen van ruim 130 werken uit de omvangrijke AMCverzameling. Kwaliteit fungeert als criterium voor de opgenomen selectie. Daardoor ontstond een mix van ‘klassiekers’ (onder wie Karel Appel, Jan Schoonhoven en Co Westerik) en relatief jonge kunstenaars (zoals Thomas Elshuis, Fahrettin Gürkan Őrenli, Germaine Kruip en Tiong Ang). De verschillende hoofdstukken van het AMC Kunstboek worden afgewisseld met vijf essays, waarin gerenommeerde journalisten zich buigen over kunstwerken die een bijzondere relatie met het AMC hebben. Het AMC Kunstboek, uitgegeven door de Amsterdam University Press, is tweetalig en verscheen onder redactie van Sabrina Kamstra, Simon Knepper en Johan Kortenray. De catalogus werd vormgegeven door Annelys de Vet. In het AMC Magazine verschijnt maandelijks een bespreking van een nieuw verworven werk voor de collectie van de hand van bekende kunstcritici Janneke Wesseling en Tineke Reijnders, die de basis vormen voor een op termijn nieuw te verschijnen kunstboek. Exposities Het AMC heeft twee expositieruimten, de Brummelkamp Galerie en de Vitrines; hier worden regelmatig wisselende tentoonstellingen georganiseerd. De tentoonstellingen in de Brummelkamp Galerie (bij het Dagcentrum D-0) staan in relatie met de vaste kunstcollectie. In 2009 opende met een tentoonstelling ter nagedachtenis aan de voormalige voorzitter van de Kunstcommissie Tom Voûte ‘I am a bird’ met werken uit de AMC- collectie. De tentoonstelling werd begeleid met een publicatie en voorafgegaan door een college van prof.dr. Henk van Os. Op de volgende tentoonstelling ‘Cover’’ werden foto’s getoond van Viviane Sassen en Martine Stig die zij in opdracht hebben gemaakt voor de ArtAids foundation van Han Nefkens.
Beleid, inspanningen en prestaties
56
Aansluitend werden tekeningen en kimono’s van Mieke de Waal getoond. Daarna volgden tentoonstellingen met schilderijen van Danielle van Broekhoven en Koen Ebeling Koning. Afsluiter van het jaarprogramma was Merijn Bolink die dit jaar de opdracht kreeg een prent te maken voor de serie de Menselijke gedaante. Deze prent wordt ieder jaar tijdens De Anatomische Les in het Concertgebouw gepresenteerd, ditmaal door de directeur van het Museum Boijmans van Beuningen, Sjarel Ex. In de Vitrines wordt toegepaste kunst getoond. In 2009, exposeerden Laura Josselin de Jong met een installatie van tafels en bloemen en liet Anne ten Donkelaar persoonlijke colliers en armbanden zien. Marnix Hoys en Nicolas Dings toonden keramische beelden en Trees de Mits liet haar nieuwste werk in keramiek en op papier zien. Projecten en opdrachten Naast de tentoonstellingen zijn er nog tal van andere projecten waarmee Kunstzaken zich bezig houdt, zoals rondleidingen, restauratie en het inrichten van de 50 km openbare ruimten van het AMC. In 2009 werden 74 nieuwe werken voor de collectie verworven en zijn twee opdrachten opgeleverd. Op 12 juni verrichtte de wethouder cultuur van Amsterdam, Caroline Gehrels, de opening van de opdrachten van Merijn Bolink en Scarlett Hooft Graafland. Merijn Bolink situeerde een 20 meter hoog beeld in het restaurantgedeelte van het APC-gebouw en Scarlett Hooft Graafland creëerde op de glazen loopbrug een Scandinavisch rendierveld met foto’s. Hans Eijkelboom bracht de buitenwereld van de Bijlmer binnen door middel van een zich maandelijks uitbreidende serie die uiteindelijk 200 foto’s omvatte. De foto’s van dit tijdelijke project worden gebundeld in een publicatie die in 2010 tijdens De Anatomische Les wordt gepresenteerd. Deze projecten konden mede gefinancierd worden via het convenant Matchingsfonds met het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Het AMC participeert in dit fonds dat bestemd is om opdrachten voor kunst in de openbare ruimte te stimuleren.
Beleid, inspanningen en prestaties
57
5
ONDERWIJS EN OPLEIDING
5.1
DE ONDERWIJSINSTITUTEN
Onderwijsinstituut Geneeskunde
Aantal ingeschreven studenten (peildatum 1 oktober)
2009
2008
2.363
2.318
Instroom 1e-jaars (peildatum 1 oktober) - waarvan decentraal geselecteerd - waarvan direct geplaatsten (> 8 gemiddeld op cijferlijst VWO)
325 111 50
375 149 46
Aantal artsdiploma’s studiejaar 2008/2009
232
246
Studierendement (aantal (arts)examens in %) na 9 jaar Aantal vooraanmeldingen (bron BBI) (teldatum 15 augustus) Marktaandeel vooraanmeldingen (in %) (bron IBG) (teldatum 15 aug.) Capaciteit coassistenten - aantal jaarplaatsen voor opleiding coassistenten AMC (incl. huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde) - aantal jaarplaatsen voor opleiding coassistenten affiliatieziekenhuizen
79
76
959
906
14
14
270
260
243
218
Decentrale selectie In 2009 is opnieuw gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om maximaal 50% van de eerstejaars studenten zelf te selecteren. Daarbij is voor het eerst gebruik gemaakt van interviews. Kandidaten moesten in de eerste selectieronde een biomedische kennistoets maken en een curriculum vitae inleveren. Op grond van de resultaten behaald in deze eerste selectieronde werd een deel van de kandidaten toegelaten tot de tweede selectieronde. De tweede selectieronde bestond uit een toets die werd afgenomen na het bijwonen van een proefcollege en een beoordeling op grond van een interview dat werd afgenomen door koppels van AMC’ers waarvan één staflid en één student. Deze koppels waren vooraf getraind in het voeren van selectiegesprekken. Op grond van de resultaten behaald in de eerste en de tweede selectieronde werden de beste kandidaten geselecteerd. Er hadden zich 820 kandidaten aangemeld voor de decentrale selectie waarvan 200 kandidaten werden opgeroepen voor de tweede selectieronde. Uiteindelijk zijn 111 kandidaten door het AMC geselecteerd. Invoering Bachelor en Master Geneeskunde In september 2009 is het eerste cohort studenten gestart met de Bacheloropleiding Geneeskunde (Curius+). Daarmee worden nu drie verschillende geneeskunde curricula tegelijkertijd aangeboden: ‘Curriculum 93’, ‘Curius’ en ‘Curius+’. Delen van de Bachelor en de Master Geneeskunde worden momenteel nader uitgewerkt. Ondertussen wordt in werkgroepen invulling gegeven aan elementen als uitstroomopties, profielen voor de bacheloropleiding en zij-instroom in de masteropleiding. Met de betrokken afdelingen van het AMC en met de affiliatieziekenhuizen worden de naderende veranderingen besproken en voorbereid. In de tabel op de volgende pagina staat de invoering van de verschillende geneeskunde curricula in de tijd weergegeven.
Onderwijs en opleiding
58
Tabel. Tijdschema curricula Geneeskunde: Curriculum’93, Curius, Curius+ Bachelor, Curius+ Master
Studiejaar
Curriculum '93
Curius
2008-2009 2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015
jaar 4, 5 en 6 jaar 5 en 6 jaar 6
jaar jaar jaar jaar jaar jaar
1, 2 en 2, 3 en 3, 4 en 4, 5 en 5 en 6 6
Curius + Bachelor 3 4 5 6
jaar 1 jaar 1 en 2 Jaar 1, 2 en Jaar 1, 2 en Jaar 1, 2 en Jaar 1, 2 en
Curius + Master
3 3 3 3
jaar 1 jaar 1 en 2 jaar 1, 2 en 3
Curius: het vierde jaar van het nieuwe curriculum Geneeskunde In 2009 is Curius het vierde jaar ingegaan. Alle onderwijsblokken van het nieuwe curriculum zijn nu tenminste eenmaal uitgevoerd en Curius studenten gaan nu beginnen met de co-schappen. Nog onduidelijk is hoe de prestaties van de studenten uit het oude curriculum zich verhouden tot de prestaties van Curius studenten. Professioneel Gedrag In het studiejaar 2009-2010 is het programma voor onderwijs en toetsing van Professioneel Gedrag formeel van start gegaan met de invoering van Curius+. De tutoren van de eerstejaars werkgroepen van het kleinschalig klinisch lijnonderwijs zijn belast met het begeleiden en beoordelen van de studenten op dit punt. Hiervoor wordt een portfolio gebruikt, in eerste instantie nog in papieren vorm. Ondertussen wordt gewerkt aan de voorbereidingen voor een digitaal portfolio. In andere studiejaren wordt ook aandacht besteed aan professioneel gedrag, maar nog zonder consequenties voor de studievoortgang. Coschappen Affiliatieziekenhuizen Opleiders en onderwijscoördinatoren van diverse specialismen hebben hun jaarlijkse affiliatieoverleg gehouden waarbij onder andere inhoudelijke ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit en beoordeling/begeleiding in de coschappen aan de orde kwamen. In november 2009 is voor het eerst het magazine Discours verschenen, een magazine voor coassisten, artsassistenten en hun opleiders in de Onderwijs- en Opleidingsregio van het Academisch Medisch Centrum. Dit magazine zal drie keer per jaar verschijnen en is bedoeld om coassisten, artsassistenten en opleiders te informeren over onderwijskwesties en, samen met de website van Discours, het ‘gesprek’ aan te gaan over onderwijszaken. Planning/instroom/wachttijden De instroom van coassistenten in de coschappen nam in 2009 sterk toe, met bijna 50 procent meer aanmeldingen dan de jaren ervoor. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de naderende veranderingen in het curriculum. Studenten willen voorkomen dat zij bij teveel vertraging moeten overstappen naar een nieuw curriculum, met alle extra belasting die daaruit volgt. Aan het einde van 2009 was de maximale wachttijd voor coschappen opgelopen tot 8 maanden. Dat is voor alle partijen een ongewenste situatie en de capaciteit is mede daarom uitgebreid naar 338 plaatsen. Nominaal is deze capaciteit voldoende om zo goed mogelijk in te spelen op de verwachte studenteninstroom. Ten gevolge van sterke instroomfluctuaties kunnen wachttijden en leegstand echter toch voorkomen. Of de capaciteit op de middellange termijn voldoende is zal moeten blijken. Honours Het Honoursprogramma is vooral gericht op verdieping van de domeinen medisch onderwijs en medisch-wetenschappelijk onderzoek. In het studiejaar 2008-2009 zijn 28 tweedejaars studenten begonnen met het Honoursprogramma. Hiervan zijn 21 zeer gemotiveerde en excellente studenten naar het tweede Honoursjaar doorgegaan. In het studiejaar 2009-2010 zijn 24 tweedejaars studenten begonnen met het Honoursprogramma.
Onderwijs en opleiding
59
ICT in het onderwijs Binnen de domeincommissie ICT en Onderwijs (ICTO) wordt de toekomst van ICT en onderwijs in het AMC in de volle breedte bediscussieerd: er wordt onderzocht of bestaande succesvolle ICTtoepassingen die nu binnen één opleiding worden toegepast ook zijn in te voeren bij andere opleidingen. Daarnaast wordt onderzocht of er standaardisatie binnen het AMC mogelijk is, bijvoorbeeld voor een digitaal portfolio of digitale leeromgeving. Ook zullen nieuwe ontwikkelingen op het terrein van ICT AMC-breed worden opgepakt. E-learning In Curius wordt veelvuldig gebruik gemaakt van e-learningmodules. E-learning creëert een flexibele leeromgeving waarin het onderwijs naar de student wordt gebracht (en niet andersom). Per studiejaar worden ongeveer 35 e-learningmodules ontwikkeld. Om de kwaliteit hiervan te waarborgen worden vanaf het studiejaar 2007-2008 alle modules door studenten geëvalueerd en worden de resultaten met de docenten nabesproken. Op basis van deze evaluaties worden de modules aangepast. Tevens is er een landelijk keurmerk ontwikkeld voor e-learning. Digitaal toetsen Het merendeel van de bonuspuntentoetsen in Curius, de bloktoets voor 3D-mens, het hertentamen van blok 2.3 en het klinisch lijntentamen van het eerste jaar zijn in 2008-2009 digitaal afgenomen. Een tekort aan computers is hierbij nog altijd een hindernis. Bij het digitaal afnemen van de toets van blok 3.1 (aandoeningen van het bewegingsapparaat) ontstond een blokkering van de server door overbelasting. De toets moest uiteindelijk worden overgemaakt. Digitaal toetsen is daarna enige tijd gestaakt. Inmiddels zijn de onderliggende problemen goed in kaart gebracht en worden aanpassingen gedaan. In september 2010 wordt de eerste grote bloktoets weer digitaal afgenomen. Externe voorlichting en PR Er hebben in 2009 diverse Bachelor-voorlichtingsdagen plaatsgevonden voor middelbare scholieren. Daarnaast is gestart met de herziening van diverse middelen die worden gebruikt voor de voorlichting van scholieren en studenten voor zowel de Bachelor als de Master. Onderwijsinstituut Medische Informatiekunde
Aantal ingeschreven studenten (peildatum 1 oktober)* Instroom 1e-jaars Bachelor (peildatum 31 oktober) Instroom 1e-jaars Master (peildatum 31 oktober) Aantal diploma’s doctoraal (peildatum 1 oktober) Aantal diploma’s Bachelor (per studiejaar) Aantal diploma’s Master (per studiejaar) Studierendement % propedeuse binnen 2 jaar** Aantal vooraanmeldingen (bron BBI)
2009 101 17 5 0 9 10 61 19
2008 87 17 8 7 13 3 39 15
* Ingeschrevenen 2009: 69 bachelorstudenten en 32 masterstudenten.
Bachelor Medische informatiekunde De Bacheloropleiding Medische informatiekunde bestaat nu zes jaar en is door de Keuzegids Hoger Onderwijs voor de tweede achtereenvolgende keer als beste beoordeeld van alle informatiekundeopleidingen in Nederland. Vooral het aantal contacturen en het percentage studenten dat tijdig zijn diploma behaalt, worden als zeer positief ervaren. Daarnaast werden ook de docenten, de colleges, de organisatie en de faciliteiten positief beoordeeld. Het belangrijkste verbeterpunt volgens de Keuzegids is het uitvalpercentage van de eerstejaars studenten. De afgelopen drie jaar is het uitvalpercentage aanzienlijk verminderd, mede door een betere benadering van de doelgroep. Herziening Bachelor In september 2009 is het herziene tweede studiejaar van de Bachelor gestart. Om een meer logische opbouw van het studiejaar te realiseren, vond een verschuiving van enkele eindtermen tussen modules plaats.
Onderwijs en opleiding
60
De herziening van het derde studiejaar is in volle gang. Dit bachelorjaar zal een metamorfose ondergaan en van start gaan in september 2010. In het kader van de herziening van de Bachelor is een overgangsregeling opgesteld voor het derde studiejaar van de Bachelor. Het betreft hier vooralsnog een zeer kleine groep recidivisten. Voor de implementatie van de vrije keuze periode heeft de Raad van Bestuur een sterke voorkeur uitgesproken voor stageprojecten die in het AMC vervuld worden. Een bachelorscriptie zal onderdeel uitmaken van de vrije keuze periode. Er wordt een portfolio opgesteld met potentiële stageprojecten in het AMC in samenwerking met onder andere de afdeling KPI en de domeincommissies ICT en patiëntenzorg, ICT en onderzoek en ICT en onderwijs. Master Medical Informatics In 2009 is, in samenwerking met de afdeling Huisartsgeneeskunde, een nieuwe mastermodule aangeboden namelijk ’Quality, accessability and costs of healthcare’. Deze module richt zich op de financiering van het gezondheidszorgsysteem op nationaal en internationaal niveau en zal structureel deel van het curriculum gaan uitmaken. De eerste ervaringen zijn positief. Het coördinatorschap van deze module is in handen van Paul van Dijk. Academische Vaardigheden (AV) De implementatie van de AV-lijn is gestart in september 2009 met module 1.1 en module 2.2. Met deze lijn wordt beoogd een bepaald academisch werk- en denkniveau te bereiken bij de studenten. De AV-lijn is opgebouwd uit vijf leerlijnen, te weten onderzoeksvaardigheden, academisch schrijven, presenteren, managementvaardigheden en attitude- en leervaardigheden. Elke leerlijn is opgebouwd uit een aantal opbouwende stappen die in verschillende modules aan de orde komen en als onderdeel van de module beoordeeld worden. Iedere leerlijn wordt afgesloten met een eindproduct (literatuurscriptie met daaraan gekoppeld een adviesrapport, een presentatie en een portfolio). Alle tussen- en eindproducten met beoordelingen worden verzameld in een digitaal portfolio. Honoursprogramma Het Honoursprogramma Medische informatiekunde is toegesneden op de individuele studenten. Op deze manier kan worden ingespeeld op de specifieke interesses van de student. Kernbestanddeel van het Honoursprogramma is participatie aan wetenschappelijk onderzoek. Externe voorlichting en PR Verschillende voorlichtingsactiviteiten werden uitgevoerd waaronder o.a. voorlichtingsdagen over de Bachelor voor middelbare scholieren, advertenties in diverse schoolkranten van middelbare scholen, activiteiten op Hyves, een voorlichtingsbijeenkomst voor decanen van middelbare scholen in de regio groot Amsterdam, een voorlichtingbijeenkomst over de Master en een wetenschapsdag. Verder is er een nieuwsbrief gelanceerd voor decanen van middelbare scholen. Website In 2009 is een nieuwe website ontwikkeld voor aankomende studenten Medische informatiekunde (www.amc.nl/medischeinformatiekunde). Het doel van deze webpagina is het AMC als leer- en werkomgeving duidelijk voor het voetlicht te brengen om zo op een multimediale wijze meer studenten uit de diverse doelgroepen aan te trekken. In 2010 wordt de nieuwe webpagina uitgebreid met informatie over de masteropleiding. AMC Graduate School for Medical Sciences Instroom promovendi Aantal ingeschreven promovendi Aanstelling - AMC - Amsterdam Medical Research BV - elders Aantal cursussen Aantal deelnemers aan de cursussen
2009 190 693*)
2008 154 841
34% 55% 11% 28 837
38% 52% 10% 24 700
*) het nieuwe registratiesysteem voor promovendi is in april 2009 van start gegaan. Nog niet alle promovendi zijn ingevoerd, waardoor het aantal promovendi lager uitvalt dan in 2008 toen het aantal geschat was op basis van inschrijvingen voor cursussen waaronder ook inschrijvingen door niet-promovendi. Het aantal promovendi wordt geschat op 750.
Onderwijs en opleiding
61
De AMC Graduate School richt het opleidingsgedeelte van de promotietrajecten in het AMC in. Hiertoe biedt de AMC Graduate School het PhD Course Program aan: een facultatief onderwijsprogramma voor promovendi, gericht op het overdragen van kennis en vaardigheden, als onderdeel van de vorming van promovendi tot hooggekwalificeerde, zelfstandige onderzoekers. In het academisch jaar 2009-2010 bestond het programma uit een algemene, inleidende cursus en 27 meer gespecialiseerde cursussen. Jaarlijks wordt het programma aangepast en naar behoefte uitgebreid, op grond van een aan het programma verbonden kwaliteitsborgingsysteem. De AMC Graduate School maakt het programma jaarlijks bekend in een wijd verspreide brochure en op de website van de Graduate School. In 2009 heeft het AMC een zelfevaluatie uitgevoerd conform het Standaard Evaluatieprotocol van KNAW, VSNU en NWO. In die zelfevaluatie is ook de rol van de Graduate School bij het opleidingsgedeelte in de promotietrajecten expliciet benoemd en bestudeerd. Op 6 april 2009 is de Graduate School gestart met de verplichte registratie van AMC promovendi. Met deze registratie is ook een nieuwe procedure ingevoerd, waarbij al bij aanvang van het promotietraject de hoogleraar die bereid is als promotor op te treden de AMC promovendus registreert en haar of zijn handtekening plaatst op het AMC Graduate School Registration Form. Periodiek rapporteert de Graduate School aan de promotores en aan de Raad van Bestuur over de ingeschreven promovendi. Met deze registratie vanaf de start wordt het beter mogelijk om de kwaliteit en het rendement van de promotietrajecten te bewaken en, waar nodig te verbeteren. In de nieuwe Research Code van het AMC wordt de rol van de promotor in het opleidingsgedeelte van de promotietrajecten uitgebreider omschreven. De promotor is niet alleen verantwoordelijk voor het wetenschappelijk gehalte van het proefschrift, maar treedt al bij de start van het promotietraject als opleider van de jonge onderzoeker op. In het tweede kwartaal na de start van het promotietraject wordt de promovendus door de Graduate School uitgenodigd voor een gesprek aan de hand van het Opleidings- en Begeleidingsplan, dat de promotor samen met de promovendus dient op te stellen. Hiermee wordt er op toegezien dat afspraken tussen promovendus en promotor over begeleiding en het volgen van cursussen zijn vastgelegd. Tijdens het gesprek wordt de promovendus tevens geïnformeerd over het promotietraject en wordt op de rechten en plichten gewezen van zowel de promovendus als de promotor en begeleiders. Het AMC wil getalenteerde studenten in staat stellen vanaf het begin zelf hun promotieonderzoek te ontwerpen. Dit is het uitgangspunt van de jaarlijkse uitreiking van AMC PhD Scholarships. Met deze Scholarships worden excellente studenten in staat gesteld om gedurende vier jaar promotieonderzoek te doen in het AMC, over een onderwerp naar keuze en in een onderzoeksgroep naar keuze. Ook in 2009 was er een groot aantal geschikte kandidaten en werden niet zes maar acht Scholarships uitgereikt. Hiervan gingen er 6 naar studenten uit het AMC. De AMC Innovatie-Impuls bood de mogelijkheid om dit aantal uit te breiden met twee externe kandidaten: een kandidaat vanuit de Universiteit van Maastricht en een kandidaat uit Zwitserland. De AMC Scholarships zijn in 2009 verstrekt aan Nadiya Atai, Tijmen Hommes, Daan aan de Kerk, Lucas Maillette de Buy Wenniger, Ingrid van Rijsingen, Maria Cristina Rolandi, Joy Vroemen en Evelien Zoons. De AMC Graduate School kende daarnaast ook in 2009 weer drie prijzen toe aan opmerkelijke proefschriften en drie prijzen voor opvallende publicaties van jonge onderzoekers. De Thesis Awards werden uitgereikt aan Joost Wiersinga (First Prize Thesis Award) en aan Valeria Ramaglia en Job Calis (Excellent Thesis Award). De Publication Awards gingen naar Louis Vermeulen (First Prize Publication Award) en naar Shoaib Amin en Yasmin Namavar, (Publication Award), beiden ook eerdere AMC PhD Scholarshipwinnaars. Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen Het Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen (OMSO) is de centrale opleidingscommissie in het AMC en richt zich op gemeenschappelijke opleidingsaangelegenheden van de erkende medisch specialistische opleidingen in het AMC. De modernisering van de vervolgopleiding was in 2009 blijvend actueel. Tijdens plenaire opleidersvergaderingen is ingegaan op aspecten van de modernisering van de vervolgopleidingen. De OMSO was in 2009 ook betrokken bij de voorbereiding van opleidingsvisitaties met AIOS, bemiddeling tussen AIOS en opleiders, het project AMC by Night, de SeTQ opleiderevaluatie en het programma Teach the Teacher.
Onderwijs en opleiding
62
In 2009 is, dankzij de inzet van de Aios-OMSO-bestuursleden, een AMC-aios-assistentenvereniging tot stand gekomen, waarmee een direct aanspreekpunt voor AIOS is gerealiseerd. De in 2009 geplande OOR-ronde langs de partnerziekenhuizen, samen met het Onderwijsinstituut Geneeskunde, is vanwege overvolle agenda’s aan diverse kanten, uitgesteld tot het voorjaar 2010. Hierbij zal er aandacht zijn voor vernieuwingen in de opleiding Geneeskunde (BaMa) en voor de modernisering van de vervolgopleidingen, met name kwaliteitsindicatoren, de centrale opleidingscommissie, eisen aan goede opleiders en de AIOS-tevredenheidsmeting van individuele opleiders (SetQ). InViVO 2009 In het derde jaar van het project is gewerkt in de lijn van het projectplan zoals dit bij de start in 2007 is geformuleerd en waarin een aantal deelprojecten is onderscheiden. In 2009 hebben ook andere disciplines dan de Obstetrie & Gynaecologie en de Kindergeneeskunde ruimschoots kunnen profiteren van de InVivo initiatieven. In het kader van het deelproject aios-professionalisering bleek het mogelijk om de inmiddels bij de OMSO disciplineoverstijgende modules ondergebrachte - training Active Learner in 2009 aan te bieden aan 70 procent van de eerstejaars AIOS van bijna alle disciplines. Het deelproject Professionalisering Opleidingsteams heeft via de initiatieven van het OMSO geleid tot het Teach the Teacher-programma voor de OOR-AMC. Dit project werd met een brochure eind 2009 onder alle potentiële deelnemers onder de aandacht gebracht. Inhoudelijk kende het programma enkele wijzigingen en uitbreidingen. Er vindt een verschuiving plaats van open inschrijvingstrainingen naar maatwerk per afdeling/specialisme. Het deelproject dat zich bezighoudt met de kwaliteitsborging heeft een vervolg gekregen. Met de D-RECT werd het leerklimaat gemeten op de afdeling Obstetrie & Gynaecologie. Naast inhoudelijke informatie leverde dit een richtlijn kwaliteitsborging op met daarin opgenomen de kwaliteitsjaarkalender van de opleider. Op meer dan 15 afdelingen van het AMC en elders werd onder AIOS het functioneren van individuele opleiders gemeten (SETQ-opleiderevaluatie). Uit de cijfers zijn trends af te leiden die bruikbaar zijn als aandachtgebieden bij de implementatie van meerdere opleidingsprogramma’s en voor de professionalisering van opleiders. Het meetinstrument (SETQ) bleek valide en betrouwbaar en wordt nu breed toegepast. Ook de deelprojecten die betrekking hebben op het ontwikkelen van richtlijnen voor toetsinstrumenten en het protocolleren van bekwaamheidsverklaringen, hadden in 2009 de aandacht. De implementatie van de opleidingsprogramma’s is voorspoedig verlopen, zij het met, vooral bij Kindergeneeskunde, aanpassingen (GOED II). Daarnaast is een begin gemaakt met het ontwikkelen van de zogenaamde opleidingsetalages, meestal bestaande uit differentiatiestages aan het einde van de opleidingen. Programma Teach the Teacher 2009 Het Project Teach the Teacher in de Onderwijs- en OpleidingsRegio (OOR)-AMC faciliteert de professionalisering van opleiders en stafleden, betrokken bij het opleiden in de praktijk. Het programma bestaat uit: 1. Een START-module voor alle professionals in verschillende klinische opleidingsfuncties, in twee varianten: a. Teach the Teacher voor opleiders en stafleden: Communicatie en Modernisering (twee dagen) en b. Coach de Co voor onder andere AIOS, ANIOS en verloskundigen. 2. Het ontwikkelassessment voor opleiders is in 2009 aangepast, meer dan 20 opleiders namen deel. Het assessment vergelijkt het aanwezige met het gewenste competentieprofiel van opleiders en identificeert gebieden voor verdere ontwikkeling en de potentie daartoe. Met het doen van het assessment fungeert de opleider tevens als voorbeeld voor lerend en toetsbaar gedrag. In dit kader is een gevalideerde AMC-vragenlijst voor opleiders ontwikkeld. 3. Om te voldoen aan de vastgestelde ontwikkelingsbehoefte, maken opleiders en stafleden een keus uit diverse verdiepingsmodules, aangeboden in een pakket van flexibel en frequent te geven eenheden van enkele uren of een dagdeel. 4. Samen met intervisie, training on the job en individuele coaching naar behoefte leidt dit tot ‘continuing education’.
Onderwijs en opleiding
63
In 2009 is het programma uitgebreid met Advies & Ondersteuning. Een vorm van advisering, bijvoorbeeld na de SetQ metingen, waarbij de afdeling/het specialisme doel en werkwijze bepaalt en waarin wordt gewerkt aan concrete resultaten als: lokaal opleidingsprogramma, aangepaste formulieren voor feedback en beoordeling van AIOS, organisatie ten behoeve van het opleiden (tijd voor observatie en feedback op de poli). De beoogde deelname aan trainingen was minder dan verwacht. Toch heeft de OMSO, samen met de OMSO-discipline-overstijgende module Active Learner een sterke troef in handen om de modernisering van de vervolgopleidingen krachtig te ondersteunen. Zo wordt bijgedragen aan de door de CCMS ingezette kwaliteitsverbetering van alle specialistische opleidingen in het AMC en de opleidingsregio. Minder deelname aan de trainingen wordt opgevangen door meer maatwerk Advies & Ondersteuning en trainingen op locatie. Aan de basismodule Teach the Teacher hebben 130 opleiders en stafleden van 23 van de 28 disciplines uit de hele opleidingsregio deelgenomen. Aan de training Coach de Co namen 28 AIOS deel die zich hiermee didactisch professionaliseerden in de begeleiding van coassistenten. In het verslagjaar is de Basismodule omgevormd tot een tweedaagse START-module, zijn Verdiepingsmodules geïntroduceerd en heeft weer Intervisie voor opleiders plaatsgevonden. Een eerste groep werd afgesloten met een zeer positieve evaluatie. Medio 2009 heeft een onderzoek plaatsgevonden bij AIOS naar de behoefte aan intervisie. Opleiders en AIOS reageerden positief, waarop een start is gemaakt met twee groepen. Op uitnodiging van de NFU leverden dr. Kiki Lombarts en drs. Coby Baane bijdragen aan de Invitational conference in het najaar. Drs. Coby Baane is lid van de kerngroep oprichting NVMO-werkgroep Vervolgopleidingen. Aios in- en doorstroom Voor 2009 heeft de minister van VWS het CBOG verzocht een voorstel te doen voor toewijzing van de opleidingsplaatsen per zorgopleiding aan de individuele opleidende zorginstellingen. Na toetsing hiervan heeft de minister het verdeelplan vastgesteld, waarbij instroom per specialisme per instelling werd toegekend. De toewijzing van doorstroom vond plaats per instelling op basis van de opleidingsgegevens zoals bekend bij de MSRC en andere registratiecommissies. In totaal wees het ministerie van VWS voor 2009 aan het AMC 56 instroomplaatsen toe, waarvan 48 plaatsen voor de 1e tranche en 8 plaatsen voor de 2e tranche. Met betrekking tot de doorstroom werd in totaal 384,13 fte toegewezen, waarvan 352,41 fte voor de eerste tranche en 31,72 fte voor de tweede tranche. AIOS huisartsgeneeskunde 2009 Huisartsengeneeskunde valt buiten het opleidingsfonds. In 2009 stroomden er 80 huisartsen in opleiding in en was het totaal aantal huisartsen in opleiding in het AMC 231. AIOS Volg en Matching Systeem Het AMC is samen met zes andere umc’s (met uitzondering van het Maastricht Universitair Medisch Centrum) overgegaan tot aanschaf van ORTEC PlanWise AVMS. Het AMC wil hiermee het volgende bereiken: • inzicht in planning en voortgang van de bij het AMC en de aan het AMC gelieerde opleidingsziekenhuizen aanwezige AIOS; • softwarematige ondersteuning in plannen en bijhouden van voortgang van de AIOS; • gezamenlijk met de overige umc’s implementeren en ontwikkelen van ORTEC PlanWise AVMS en het ontwikkelen van een landelijke database ten behoeve van de NFU, waarin de gegevens van alle AIOS worden opgenomen. In 2008 is de Concernstaf Patiëntenzorg gestart met vastlegging van de gegevens van alle AIOS in het AVMS. In 2009 kwam de verantwoordelijkheid voor de invoer van gegevens bij de opleidingsclusters van het AMC zelf.
Onderwijs en opleiding
64
5.2
INTERNATIONALISERING
Geneeskunde In 2009 heeft de Raad van Bestuur een aantal maatregelen genomen om nog meer geneeskundestudenten te stimuleren een studieonderdeel in het buitenland te volgen. Tegelijkertijd is in het afgelopen jaar met diverse instellingen in het buitenland overleg in gang gezet om het aantal plekken waar AMC-studenten terecht kunnen uit te breiden. Het gaat daarbij zowel om samenwerkingsovereenkomsten met nieuwe partners (Istanbul en Antwerpen) als om uitbreiding van bestaande samenwerkingsovereenkomsten (Stellenbosch en Brussel). In 2009 (academisch jaar 2008/2009) is het aantal studenten dat een studieonderdeel in het buitenland heeft gevolgd gestegen naar 227, een lichte toename ten opzichte van het vorige academisch jaar. Studenten doen een verpleeghulpstage, wetenschappelijke stage of coschappen. Ze kunnen terecht bij 19 universiteiten verspreid over de hele wereld en vijf ziekenhuizen in ontwikkelingslanden waarmee het AMC een samenwerkingsverband heeft. Buiten de samenwerkingsverbanden regelen studenten (10) ook zelf stages of co-plaatsen in het buitenland. Omdat alle plaatsen van het coschap Kindergeneeskunde (co-fase 2) bij de Vrije Universiteit Brussel waren volgeboekt, zijn met Brussel afspraken gemaakt om het aantal plaatsen uit te breiden van 18 naar 24. Dit wordt in 2010 geëffectueerd. Ook de beschikbare plaatsen (18) bij de Universiteit van Stellenbosch worden jaarlijks volgeboekt. Naast de reeds bestaande disciplines heeft de Raad van Bestuur met hen besproken om een uitbreiding te realiseren, weliswaar niet in Kaapstad maar in één van de geaffilieerde ziekenhuizen op het platteland. De belangstelling voor een coschap of stageplaats bij de Universiteit van Stellenbosch is groot. Door de AMC studenten werden prestigieuze beurzen in de wacht gesleept, te weten twee beurzen van de Nederlandse Hartstichting en drie VSB-beurzen. In totaal volgden 28 buitenlandse studenten onderwijs in het AMC. Ook dit jaar waren vijf studenten afkomstig van de Taiwan National University, waarmee het AMC een overeenkomst heeft op het gebied van de Gastroenterologie. Medische Informatiekunde (MI) De jaarlijkse internationale masterclass werd georganiseerd door het AMC. Hieraan namen 28 internationale studenten deel, waarvan vijf MIK-studenten. De deelnemers waren afkomstig van de zes partner instellingen te weten University of Heidelberg, University of Heilbronn, University of Utah School of Medicine, University for Health Informatics and Technology Tyrol en University of Washington en het AMC. Vier MI-docenten verzorgden onderwijs in het buitenland te weten: een docent in Griekenland (Athene) en drie docenten in Duitsland (Braunschweig). Uit het buitenland kwamen vier docenten om onderwijs te geven in het reguliere MI-onderwijsprogramma, te weten drie docenten uit Duitsland (Braunschweig en Heidelberg) en een docent uit Oostenrijk (Innsbruck). In het kader van studentenuitwisseling tussen MI en de buitenlandse partners zijn vier MI-studenten naar het buitenland gegaan (Oostenrijk, Duitsland en USA) en uit het buitenland kwamen zes studenten (twee uit Duitsland, twee uit Oostenrijk en twee uit Zwitserland). De internationale bachelor cursus (SIM-cursus) werd in samenwerking met buitenlandse partners door het AMC georganiseerd, in juni 2009. Hieraan namen 62 internationale studenten deel, waarvan 18 MI-studenten. In 2009 zijn twee buitenlandse studenten begonnen aan de Master MI, vier studenten volgen het premaster programma en voor vijf buitenlandse studenten is het toelatingstraject in gang gezet. In 2009 vond ook de 20e editie plaats van de jaarlijkse Amsterdam International Medical Summer School. Er werden vier Summer Schools georganiseerd. De Summer School ‘Exploring the brain: from function to dysfunction’ trok 30 internationale studenten en twee Nederlandse studenten. De Summer School was volgeboekt. De opleiding Medische Informatiekunde organiseerde de Summer School ‘Bridging Health Care with IT’. Er meldden zich negen deelnemers aan. In 2009 werd voor de tweede keer de Biobusiness Summer School georganiseerd waaraan 23 buitenlandse studenten deelnamen afkomstig uit 17 verschillende landen en tien Nederlandse studenten. Tot slot werd de International Summer School for Nursing opgezet. Voor deze eerste Summer School was echter te weinig belangstelling en is besloten de première uit te stellen tot 2010.
Onderwijs en opleiding
65
Activiteiten werden voorts ontplooid om de internationale uitwisseling van studenten naar een hoger plan te tillen en de PR en voorlichting over studeren in het buitenland te verbeteren. In dit kader heeft in november 2009 een voorlichtingsbijeenkomst over internationalisering plaatsgevonden voor eerste-, tweede- en derdejaars Bachelorstudenten en eerstejaars Masterstudenten. Verder zijn in samenwerking met Bureau Internationale Betrekkingen de eerste stappen gezet voor de werving van buitenlandse studenten voor de Master Medical Informatics door middel van buitenlandse onderwijsbeurzen. Inkomende internationale mobiliteit Onderzoek en Patiëntenzorg In 2009 zijn 134 buitenlandse medewerkers bij diverse afdelingen en onderzoeksgroepen in het AMC aan het werk gegaan. Zij deden een promotietraject, volgden trainingen, liepen stages of waren een regulier dienstverband aangegaan.
5.3
PROFESSIONALISERING DOCENTEN EN OPLEIDERS/STAFLEDEN
Bij- en nascholing docenten Aantal AMC-deelnemers Basismodule Teach the Teacher Aantal AMC-OOR-deelnemers Basismodule Teach the Teacher Aantal AMC AIOS voor module Coach de Co Aantal deelnemers aan de verdiepingsmodules: KKLO voor Tutoren onderwijs Klinisch redeneren en Professioneel Gedrag, Curius Vaardigheidsinstructie: Vaardig in 4 stappen Intervisie voor opleiders Individuele coaching van Opleiders Aantal deelnemers Cursus Didactiek voor beginnende universitaire docenten CNA-UvA Aantal deelnemers AMC interne trajecten/ondersteuning: interne maatwerktrajecten Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) ‘on the job’ ondersteuning ICT-toepassingen
2009 40 62 28 54 6 14 2 14
30 65
Participatie in docentprofessionalisering
Basiskwalificatie Onderwijs Dit jaar stond in het teken van het verder inhoud geven aan en het uitvoeren van het BKO-beleid (Basis Kwalificatie Onderwijs) van het AMC. Alle universitair docenten, universitair hoofddocenten, hoogleraren en medisch specialisten met een lesopdracht worden geacht een BKO-certificering te behalen. Voor beginnend docenten geldt een traject van ongeveer 240 uur dat bestaat uit een zesdaagse didactische training bij het Centrum voor Nascholing Amsterdam (CNA) en onder meer het vullen van een portfolio met lesontwerpen en toetsontwerpen. Voor meer ervaren docenten zijn interne maatwerktrajecten ontworpen. De Commissie Onderwijskwalificatie (COK) bestaande uit AMC-hoogleraren, een onderwijskundige van de afdeling Onderwijs en Studentzaken (O&S) en een vertegenwoordiger van CNA, stelt vast of docenten uit deze laatste groep voorgedragen kunnen worden voor certificering. Een onderdeel van het BKO-beleid is de aanwezigheid in het AMC van een loket en een BKO-contactpersoon, bij de afdeling O&S. In 2009 zaten er 30 meer ervaren AMC-docenten in het interne maatwerktraject. Zij worden in hun traject begeleid door een onderwijskundige van O&S. Daarnaast zijn er 14 beginnende docenten die het lange BKO-traject via het CNA volgen. Op 16 november 2009 zijn de eerste 9 BKO-certificaten uitgereikt door prof.dr. L. Gunning, voorzitter RvB en decaan. Deze AMC-docenten kwamen zowel uit het BKO-traject van CNA als uit het interne maatwerktraject van het AMC. BKO-certificering wordt in het personeelsinformatiesysteem geregistreerd.
Onderwijs en opleiding
66
Teach the Teacher In overleg met de coördinatoren van het Kleinschalig Klinisch Lijnonderwijs (KKLO) en de commissie Professioneel Gedrag is voor de tutoren van Curius scholing op maat ontworpen en uitgevoerd. De scholing richt zich op de begeleiding van studenten Geneeskunde bij de ontwikkeling van het klinisch redeneren en de beoordeling van professioneel gedrag. Deze scholing valt vanwege het klinisch perspectief in het programma Teach the Teacher. De activiteiten binnen dit programma worden toegelicht in paragraaf 5.1 van dit hoofdstuk. ICT en Onderwijs De insteek van de afdeling ICT en Onderwijs (ICTO) is om een laagdrempelige, flexibele, snelle en oplossingsgerichte ondersteuning op maat aan gebruikers aan te bieden. De ondersteuning is afgestemd op de doelgroep en informatie wordt gebracht naar de gebruikers op de momenten dat zij deze ook daadwerkelijk nodig hebben. De gebruikers zijn vaak docenten die naast onderwijstaken ook onderzoek en patiëntenzorg in taakpakket hebben. Hun expertise moet, gezien de beperkte tijdsinvestering, optimaal worden benut. Van docenten wordt verwacht dat zij hun inhoudelijke expertise aanwenden. ICTO begeleidt hen didactisch bij het inzetten van ICT- vernieuwingen in het onderwijs. Technische en logistieke zaken, zoals het programmeren en aanbieden van E-learning, de distributie van stemkastjes, de voorbereiding en afname van digitale toetsen, het technisch beheer van servers en applicaties, wordt door ICTO uit handen van de docent genomen. Het trainen van docenten vindt dan ook voornamelijk plaats ‘on the job’ en niet in workshops, zodat er ondersteuning op maat kan worden geleverd op de plaats en het moment dat het de docent het beste uitkomt.
5.4
BIOMEDISCHE OPLEIDINGEN
Het afgelopen jaar is verder gewerkt aan het creëren van een interfacultair platform van waaruit de samenwerking tussen het AMC en de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI) op het gebied van biomedisch onderwijs in de breedte zowel bestuurlijk, inhoudelijk als beheersmatig verder kan worden vormgegeven. Daarom is het de bedoeling een Interfacultaire Commissie Biomedisch Onderwijs FNWI-AMC in te stellen. De decaan FNWI, prof.dr. L.D. Noordam en de vicevoorzitter van de Raad van Bestuur van het AMC, drs. R.J.M. Hopstaken vormen het Bestuurlijk Overleg. Dit Bestuurlijk Overleg vergadert twee keer per jaar met een Stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de FNWI en het AMC. Deze Stuurgroep is ingesteld om de verdere uitwerking van de samenwerkingsmogelijkheden ter hand te nemen en aan te sturen en legt hierover verantwoording af in de halfjaarlijkse vergaderingen met het Bestuurlijk Overleg. Het Bestuurlijk Overleg en de Stuurgroep vormen samen de Interfacultaire Commissie Biomedisch Onderwijs FNWI-AMC. De Stuurgroep is paritair samengesteld en bestaat uit drie leden van het AMC en drie leden van de FNWI en twee studentleden afkomstig uit de Masterfase van opleidingen van respectievelijk het AMC en de FNWI. De Stuurgroep komt minimaal een keer per kwartaal bijeen. Er wordt een vijftal werkgroepen ingesteld waaraan docenten van beide instellingen deelnemen en die vallen onder de Stuurgroep AMC FNWI. Elke werkgroep krijgt als opdracht de samenwerkingsmogelijkheden voor een bepaald thema te onderzoeken en concrete voorstellen te formuleren voor uitwerking. Voor de bemensing van de werkgroepen is primair gezocht naar die leden die als docent en onderzoeker expert zijn en werkzaam zijn binnen het betreffende thema. Voor iedere werkgroep fungeert een lid van de Interfacultaire Commissie Biomedisch Onderwijs FNWI-AMC als voorzitter. Het is zaak thema’s te selecteren die tegemoet komen aan de wens van het AMC en de FNWI om zoveel mogelijk studenten een kwalitatief uitstekend onderwijsaanbod te bieden, daarbij gebruik makend van beider faciliteiten en mogelijkheden. Vanuit dat oogpunt wordt de samenwerking door de werkgroepen tegen het licht gehouden. Verdere uitbouw van de huidige samenwerking is gericht op de volgende thema’s: 1. Het Bachelor-Master-onderwijs Biomedische Wetenschappen en de Geneeskunde 2. Het Bachelor-Master-onderwijs Medische Informatiekunde/Informatica/Informatiekunde 3. Het Honourstraject voor excellente studenten 4. Samenwerking op het gebied van de Fysica 5. Internationalisering en studentenuitwisseling Een samenwerkingsovereenkomst ‘Interfacultaire samenwerking Biomedisch Onderwijs AMC-FNWI’ is in voorbereiding om de samenwerking een verdere impuls te geven.
Onderwijs en opleiding
67
5.5
ACADEMISCHE OPLEIDINGSWERKPLAATS ARBEID, MAATSCHAPPIJ EN GEZONDHEID
De academische opleidingswerkplaats is een initiatief van de Netherlands School of Public and Occupational Health en het AMC op het terrein van Arbeid, Maatschappij en Gezondheid. Vanuit het AMC zijn de afdeling Sociale Geneeskunde en het Coronel instituut voor Arbeid en Gezondheid betrokken. Dit initiatief is gestart in 2009 en heeft als doel het academisch niveau van de (specialistische) opleidingen te garanderen door synergie te creëren tussen onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en de praktijk van beroepsuitoefening. Dit betreft de Sociaal Geneeskundige vervolgopleidingen voor Bedrijfsarts, Verzekeringsarts en Arts Maatschappij & Gezondheid en de Masteropleidingen Public Health (MPH) en Occupational Health (MOH). In dit kader zijn in 2009 de voorbereidingen gestart voor een aanvraag Toets Nieuwe Opleidingen bij de NVAO voor de MPH- en de MOH-opleidingen.
5.6
AMSTERDAM UNIVERSITY COLLEGE
De Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit startten, met ondersteuning van de gemeente Amsterdam, in 2009 een nieuwe opleiding in Amsterdam, het Amsterdam University College (AUC). Het AUC is een Liberal Arts en Science College en is het vierde University College dat in Nederland werd opgericht. Het AUC bevat een breed en intensief driejarig universitair bachelorprogramma. Het kent een strenge selectie aan de poort, een internationaal karakter en een zwaartepunt op het gebied van de exacte wetenschappen. De voertaal is Engels en per jaar is er ruimte voor circa 200 studenten. De eerste 200 studenten zijn in september 2009 van start gegaan. Het AMC draagt intensief bij aan het onderwijs van het AUC. In het eerstejaarsprogramma van het AUC verzorgt het AMC een drietal cursussen: 'The human body', 'Introduction to health and well being' en 'Mechanisms of disease'. Deze cursussen maken deel uit van de curriculumlijn 'Health and well being'. Ook aan het AUC programma voor studiejaar 2 (start: studiejaar 2010/2011) en studiejaar 3 (start: studiejaar 2011/2012) gaat het AMC intensief bijdragen. Daarbij werkt het AMC nauw samen met het VUmc. De cursussen aangeboden vanuit het AMC en het VUmc vormen samen een zogenaamd 'premed track'. Na het succesvol doorlopen van dit premed track kan een AUC-student toegang krijgen tot een zij-instroom programma Master Geneeskunde van het AMC of het Vumc op voorwaarde dat deze ook strenge selectieprocedure met succes heeft afgesloten. Na het met goed gevolgd doorlopen van een eenjarig zij-instroom schakel programma krijgt de kandidaat dan toegang tot de Master Geneeskunde.
Onderwijs en opleiding
68
5.7
AMSTERDAM SCHOOL OF HEALTH PROFESSIONS
Amsterdam School of Health Professions Undergraduate
2009
2008
Aantal ingeschreven studenten (peildatum 1 oktober) Ergotherapie Fysiotherapie Oefentherapie HBO-V voltijd HBO-V duaal Totaal
371 1.284 136 608 255 2.654
344 1.329 118 572 197 2.560
Instroom 1e jaars (peildatum 1 oktober) Ergotherapie Fysiotherapie Oefentherapie HBO-V voltijd HBO-V duaal Totaal
110 353 57 222 67 809
97 520 32 203 51 903
Aantal getuigschriften (peildatum 1 oktober) Ergotherapie Fysiotherapie Oefentherapie HBO-V voltijd HBO-V duaal Totaal
96 189 34 74 28 421
85 184 29 79 19 396
68 22
65 22
ESP instroom SPV instroom
Onderwijs en opleiding
69
Amsterdam School of Health Professions Graduate Onderwijs
2009
2008
MSc EBP Aantal ingeschreven studenten (peildatum 1 oktober) Instroom 1e-jaars (peildatum 1 oktober) Aantal MSc (peildatum 1 oktober) Studierendement (aantal (MSc in %) na 3 jaar Aantal aanmeldingen Totaal aantal PhD-studenten (na afronding MSc-fase)
93 59 17 68% 59 18
104 56 20 63% 56 17
MSc Verloskunde Aantal ingeschreven studenten (peildatum 1 oktober) Instroom 1e-jaars (peildatum 1 oktober) Aantal MSc (peildatum 1 oktober) Studierendement (aantal (MSc in %) na 3 jaar Aantal aanmeldingen Totaal aantal PhD-studenten (na afronding MSc-fase)
27 14 12 50% 14 4
32 nvt* 7 50% 12 4
MSc Occupational therapy Aantal ingeschreven studenten (peildatum 1 oktober) Instroom 1e-jaars (peildatum 1 oktober) Aantal MSc (peildatum 1 oktober) Studierendement (aantal (MSc in %) na 3 jaar Aantal aanmeldingen Marktaandeel vooraanmeldingen (in %) (bron IBG) Studentenoordeel (schaal 1 – 10) Totaal aantal PhD-studenten (na afronding MSc-fase)
48 nvt* 8 81% 26 100% 8,0 18
58 24 16 84% 32 100% 8,0 15
*Eenmalig geen instroom wegens curriculumherziening
ASHP Undergraduate onderwijs De instroom van studenten voor het nieuwe studiejaar is licht gedaald ten gevolge van de numerus fixus voor de opleiding fysiotherapie. De klassieke trend dat er in tijden van economische neergang een toename is van keuze van studenten voor beroepen in de non-profitsfeer wordt niet waargenomen. Het totaal aantal studenten groeide met 104 tot 2654. Voor wat betreft studiesucces in de bacheloropleidingen worden de dertien aanbevelingen van het HvA plan ‘Sturen op studiesucces’ geïmplementeerd en tevens wordt de programmatische opbouw van de propedeusefase herzien. Dit op basis van de interne notitie ‘bouwstenen voor goed onderwijs’. Bij de opleiding ergotherapie gebeurt de herziening als eerste pilot. ASHP Graduate Onderwijs Voor de Masteropleidingen was het een intensief, maar ook een heel succesvol jaar. Alle Master of Science opleidingen van de ASHP (Evidence Based Practice, Verloskunde, en Ergotherapie) zijn dit jaar succesvol geaccrediteerd. Voor de Master Verloskunde wordt de doelmatigheidsaanvraag voorbereid. ASHP Onderzoek Ter voorbereiding op de HvA Validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek hebben de lectoraten van ASHP een zelfevaluatie uitgevoerd op ASHP niveau en per lectoraat. Naast de ontwikkeling van missie, visie, ambitie en relatie met het UvA/HvA instellingsplan, is de inbedding en positionering van het onderzoek op organisatorisch, strategisch en HRM-gebied verder verstevigd. Voor het kwaliteitszorgsysteem is aansluiting gezocht bij de organisatie van het wetenschappelijke onderzoek in het AMC; zo zijn er procedures uitgezet voor onderzoek in het kader van de WMO, aanvragen voor de Medisch Ethische Commissie, de dataverzameling volgens Good Clinical Practice Richtlijnen. Tevens zijn afspraken gemaakt over de betrokkenheid van de Clinical Research Unit (CRU) en afdeling Klinische Epidemiologie en Biostatistiek (KEBB). Momenteel lopen vier PhDtrajecten via de AMC-afdelingen.
Onderwijs en opleiding
70
5.8
HOOGLERAREN AMC-UVA 2009
Hoogleraren AMC-UvA 2009 Het leerstoelenbeleid van de Raad van Bestuur is vastgelegd in het Leerstoelenplan AMC-UvA 20072012. Vanaf 1 januari 2009 zijn conform plan 11 hoogleraren benoemd, waarvan 4 clinici en 7 preclinici. Het AMC telt op 1 januari 2010 in totaal 162 hoogleraren en 10 vacatures; de laatste zijn ontstaan na vertrek van een hoogleraar naar elders of wegens emeritaat. Deze vacatures zullen in de komende planperiode worden ingevuld. Het overzicht geeft de totalen naar functiegroep en geslacht van de AMC hoogleraren.
Tabel. Hoogleraarbenoemingen AMC-UvA 2009-2008
Kernhoogleraren man
2009
2008
35
31
vrouw
7
7
Totaal
42
38
2009
2008
83
83
Strategisch hoogleraren man vrouw
16
15
Totaal
99
98
2009
2008
20
20
Bijzonder hoogleraren man vrouw
1
Totaal
21
20
2009
2008
Totaal hoogleraren man
138
134
vrouw
24
22
Totaal
162
156
Onderwijs en opleiding
71
6
ONDERZOEK
Het onderzoek in het AMC richt zich op basaal, translationeel en klinisch onderzoek in de speerpunten cardiovasculaire aandoeningen, infectieziekten en immunologie, maag-, darm- en leverziekten, metabole aandoeningen, neurologische en psychiatrische aandoeningen, oncologie en public health en epidemiologie. De Universiteit van Amsterdam heeft alle faculteiten opgedragen zwaartepunten in hun onderzoek aan te wijzen. Aan deze zwaartepunten worden in de periode 2009-2011 extra middelen door de faculteiten toegekend. Het AMC - de Faculteit der Geneeskunde - heeft in 2008 gekozen voor drie zwaartepunten waarin samenwerking met andere faculteiten van de UvA een belangrijk element vormt: Het Spinozacentrum voor Neuroimaging, opgericht in het kader van het zwaartepunt Cognitie, in samenwerking met het Netherlands Institute for Neuroscience en de Hersenbank. Dit KNAW-centrum is niet alleen een stimulans voor het onderzoek in het AMC, maar ook voor de Faculteit Maatschappij en Gedragswetenschappen en de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Ook de VU participeert in dit centrum. Het Amsterdam Institute for Global Health and Development (AIGHD), opgericht in 2009, op de locatie AMC. Dit is een samenwerkingsverband tussen het Center for Poverty-related and Communicable Diseases (CPCD) van het AMC, de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UvA, de faculteiten Maatschappij en Gedragswetenschappen van de UvA en de VU, de PharmAccess Foundation en het Health Insurance Fund. De verdere uitbouw van het onderzoek op het gebied van de Systeembiologie in samenwerking met de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica, in het bijzonder voor het metabool-sydroomonderzoek in het AMC. Al het onderzoek is georganiseerd in het AMC Onderzoekinstituut dat wordt bestuurd door de AMC Research Council. De Research Council functioneert tevens als adviesorgaan voor de Raad van Bestuur voor onderwerpen die het onderzoek betreffen. De voornaamste punten aangaande resultaten en kwaliteitszorg van het onderzoek in het AMC komen in de volgende paragrafen aan bod. Zowel door de multiculturele patiëntenpopulatie van het AMC als de verdere globalisering van de gezondheidszorg voltrekt zich in de patiëntenzorg een proces van internationalisering. Samenwerking kan plaatsvinden met landen waar veel van de AMC-patiënten oorspronkelijk vandaan komen of ontstaat door de wetenschappelijke expertise van het AMC op een specifieke aandoening. Door het Parelsnoer-traject wordt een stevige basis gelegd voor internationale ambities met betrekking tot de daarin opgenomen patiëntgroepen. De AMC-fellowships zijn opengesteld voor onderzoekers uit andere landen en de Amsterdam International Medical Summer School is uitgebreid. Parelsnoer Initiatief Door het Parelsnoer Initiatief worden alle umc’s met elkaar verbonden voor wetenschappelijk onderzoek met biobanken en wordt standaardisatie van gegevensverzameling nagestreefd. Door gebruik te maken van elkaars, gepseudonimiseerde, patiëntendata en biomateriaal hopen de gezamenlijke umc’s de komende jaren meer inzicht te krijgen in het ontstaan en behandeling van – voorlopig – acht veel voorkomende ziektebeelden. Het AMC heeft het voortouw genomen van de parel op het gebied van chronische darmontstekingen (IBD). Na een gedegen voorbereiding, waarin vastgesteld werd welke patiëntgegevens in de databanken vastgelegd zouden moeten worden en welk biomateriaal moest worden verzameld, is eind 2008 het project van start gegaan. Zowel de gegevens als het materiaal worden tijdens het normale zorgproces verzameld. De routing van de patiënten is daarvoor gewijzigd. Tijdens het eerste bezoek wordt, door specifiek daarvoor aangestelde IBDverpleegkundigen, gestart met de anamnesegegevens. Later worden deze aangevuld met gegevens en materiaal die door artsen en endoscopie-assistenten zijn verzameld. Hetzelfde gaat gebeuren op de overige centra, waarmee op korte termijn een aanzienlijke hoeveelheid materiaal vastgelegd wordt, waardoor de oorzaken van de verschillende ziektebeelden herkend en behandeld kunnen worden. Aan de overige zeven ‘parels’ zal het AMC tevens een bijdrage leveren door het verzamelen en delen van de daarvoor benodigde gegevens.
Onderzoek
72
6.1
RESULTATEN EN KWALITEITSZORG VAN HET WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
AMC Onderzoeksinstituut en Research Council Research Code In 2009 is ten behoeve van de derde druk de AMC Research Code geheel herzien onder redactie van de Research Council. De Research Code bevat richtlijnen voor het behoud van de wetenschappelijke onafhankelijkheid en integriteit van onderzoekers. De Research Code is deels gebaseerd op nationale en internationale wet- en regelgeving en deels de uitkomst van discussies en ervaringen in het AMC. Who is Who in Research Op initiatief van de afdeling Voorlichting en de Medische Bibliotheek en in samenwerking met de Research Council werden de persoonlijke pagina’s van onderzoekers, Who is Who in Research, geheel vernieuwd zodat de onderzoekers de eigen pagina actueel kunnen houden en bekende gegevens zoveel mogelijk automatisch worden in gevuld. Met de vernieuwde Who is Who in Research is AMC in staat de nevenfuncties en de financieringsbronnen van wetenschappelijk onderzoek openbaar te maken, zoals overeengekomen in NFU-verband. Subsidies In het kader van het Subsidieloket werd regelmatig afgestemd tussen de Research Council, het Bureau KennisTransfer en de AMR. Verder werd onder auspiciën van de NFU uitgewisseld met de EUofficers van de andere umc’s om zo tijdig te kunnen inspelen op Europese ontwikkelingen. In de ZonMw/NWO Vernieuwingsimpuls heeft AMC zes VENI’s, een VIDI, een VICI, twee klinische fellowships en een AGIKO-stipendium verworven. De uitslag van de TOP-rondes en van de ronde NWO Investeringen Middelgroot en Groot is nog niet bekend. Er werden drie NHS-beurzen en een NHS Dekker fellowship verworven. De uitslag van de KWF-rondes is nog niet volledig bekend. De namen van de aanvragers, hun afdelingen en de titels van de projecten staan in bijlage ‘Subsidies 2009’. Tien AMC’ers staan op de main list ( = onderhandelingsfase) van de ronde 2009 van het EU 7e Framework Programme; negen van het Work Programme HEALTH en een van het Work Programme ICT. Prof.dr. P.J. Sterk verwierf een coördinatorschap binnen de eerste call van het programma Innovative Medicine Initiative (IMI) met het project ‘Unbiased biomarkers for the prediction of respiratory disease outcome’ (U-BIOPRED). In de tweede call van het Center for Translational Molecular Medicine (CTMM) verwierf prof.dr. T. van der Poll een coördinatorschap voor het project ‘Molecular Diagnosis and Risk Stratification of Sepsis’ (MARS). Communicatie en uitwisseling Inhoudelijke bijdrages werden geleverd aan de NFU-profileringsnota en aan de VSNU-staalkaart. Er waren vier research besprekingen met de Raad van Bestuur over actuele thema’s van belang voor het onderzoeksbeleid van het AMC. Er waren dit jaar zeven drukbezochte Ruysch-lezingen, waarvan vijf voorafgegaan door een masterclass met jonge onderzoekers. Traditiegetrouw ondersteunde de RC verder de organisatie van diverse seminars en retraites. AMC Principal Investigator De kleinste organisatorische eenheid in de organisatie van het onderzoek in het AMC is de AMC Principal Investigator (PI) met de onderzoeksgroep die hij of zij aanstuurt. Van iedere PI wordt verwacht dat deze binnen en buiten het AMC samenwerkt met andere nationale en internationale onderzoeksgroepen. De PI groep is het laagste aggregatieniveau waarop iedere drie jaar de interne en externe evaluaties in het kader van het Standard Evaluation Protocol plaatsvinden. In 2009 hebben twee ronden benoemingen tot AMC Principal Investigator plaatsgevonden, waarbij door de Raad van Bestuur over de voordrachten conform de procedure advies is gevraagd aan de Research Council. Er zijn door de Raad van Bestuur in 2009 in totaal 13 PI's benoemd. Per 1 januari 2010 zijn 19 PI's benoemd. Zeven hiervan betroffen benoemingen na evaluatie van voorwaardelijk benoemde PI’s. Er zijn nu in totaal 213 AMC Principal Investigators, waarvan er 19 voorwaardelijk benoemd zijn.
Onderzoek
73
AMC Fellowship In het kader van de AMC Innovatie-impuls kent de Raad van Bestuur jaarlijks twee AMC Fellowships en twee AMC Postdocplaatsen toe aan talentvolle jonge gepromoveerde onderzoekers. Dit gebeurt op advies van de AMC Fellowshipcommissie onder voorzitterschap van prof.dr. H.R. Büller. De samenstelling van de commissie is opgenomen in de bijlage ‘AMC Fellowshipcommissie 2009’. Het AMC Fellowship heeft een looptijd van in principe vijf jaar, met een evaluatie na de eerste drie jaar, met een budget van in totaal € 700.000 voor vijf jaar. De AMC Postdocplaats heeft een looptijd van twee jaar en het budget is € 150.000. De Raad van Bestuur heeft in 2009 twee AMC Fellowships toegekend aan dr. N. Zelcer, afdeling Medische Biochemie, met het project ‘Regulation of cholesterol metabolism: A novel IDOL-dependent pathway to degrade the LDL-receptor’ en aan dr. J.E.J. Guikema, afdeling Pathologie, met het project ‘Targeting of Activation-induced Cytidine Deaminase (AID) dependent DNA Double-stranded Breaks and Long-range DNA interactions in Immunoglobulin Class Switch Recombination, Chromosomal Translocations and B-cell Lymphoma’. De Raad van Bestuur heeft de eerste AMC Postdocplaats toegekend aan dr. V.C.J. de Boer, afdeling Klinische Chemie - Lab. Genetische Metabole Ziekten, met het project ‘SIRT4 as sensor and regulator of mitochondrial substrate utilization in fatty acid’. AMC Clinical Research Unit (CRU) Het klinisch wetenschappelijk onderzoek in het AMC wordt ondersteund door de CRU. De dienstverlening richt zich op datamanagement, kwaliteitstoetsing (van geneesmiddelenonderzoek), en methodologische en statistische begeleiding bij het schrijven van een subsidieaanvraag of bij de opzet en uitvoer van een nieuw klinisch onderzoeksproject. De gehonoreerde subsidies in 2009 zijn opgenomen in de bijlage ‘Subsidies 2009’. Daarnaast verzorgt de CRU statistische consultatie (helpdesk statistiek). Alle CRU producten of informatie daarover zijn intern opvraagbaar via de CRU intranetsite. Medio 2009 is gestart met een intensieve samenwerking met de AMC Medical Research BV die in 2010 verder zal worden vormgegeven. Doel van de samenwerking is de eerste concrete stappen te zetten naar de inrichting van een AMC-brede front-office, waar onderzoekers terecht kunnen voor alle aspecten van onderzoeksondersteuning: beheer op financieel, administratief en juridisch gebied, methodologie, statistiek, datamanagement en kwaliteitsborging. De kwaliteitszorg van het onderzoek In 2009 is voor de vijfde maal de bibliometrische analyse door het Centrum voor Wetenschaps- en Technologiestudies in Leiden, de CWTS-analyse, uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), ditmaal over het tijdvak 1998 tot en met 2008. Met behulp van deze analyse wordt een beeld gegeven van de kwaliteit van de publicaties van de Nederlandse umc’s ten opzichte van de rest van de (westerse) wereld. De CWTS-analyse berekent het citatiegemiddelde binnen de afzonderlijke onderzoeksvelden waarin de publicaties vallen. Zelfcitaties worden niet meegerekend en er wordt rekening gehouden met het verschil tussen overzichtsartikelen en reguliere wetenschappelijke publicaties. De veld-citatie-impactscore van het CWTS wordt gebruikt als maat voor de kwaliteit van publicaties. Deze score geeft aan of publicaties gemiddeld of bovengemiddeld worden geciteerd door anderen. De veld-citatie-impactscore wordt berekend als CPP/FCSm (citations per publication/world citation average in the field). De CPP/FCSm geeft de citaties per publicatie van de umc’s gedeeld door het gemiddeld aantal citaties per publicatie in het onderzoeksveld. Dit houdt in dat het wereldgemiddelde daarmee genormeerd is op 1,00. Het AMC publiceerde in het tijdvak 1998-2008 in totaal 14.393 ‘peer-reviewed’ wetenschappelijke publicaties die in de ISI-Thompson-Reuters database die het CWTS gebruikt zijn opgenomen. Deze publicaties verschijnen over het algemeen in de betere internationale wetenschappelijke tijdschriften, gemeten naar hun ‘tijdschrift naar onderzoeksveld impact score’, die voor deze tijdschriften voor het AMC 1,28 is en voor alle umc’s gezamenlijk 1,24. Van alle wetenschappelijke publicaties werd 82 procent ten minste eenmaal geciteerd. Het AMC behaalde gemiddeld 15,2 citaties per publicatie (exclusief zelfcitaties). De umc’s hebben een gezamenlijke CWTS citatie-impact score van 1,40 over het tijdvak 1998-2008. Deze 'over all' citatie-impactscore is voor het AMC 1,42. De trendanalyse over de periode 1998-2008 geeft voor het AMC een zeer stabiel beeld voor de gemiddelde citatie-impactscore. Het totaal aantal artikelen dat door auteurs in het AMC is gepubliceerd in 2009 is hierna opgenomen onder 'Resultaten uit het onderzoek, Publicaties’.
Onderzoek
74
Voor een aantal grotere onderzoeksvelden behaalt het AMC de volgende CWTS veld-citatieimpactscores (CCP/FCSm) in het tijdvak 2004-2008, vergeleken met het gemiddelde voor alle umc’s in Nederland gezamenlijk. AMC 1,43 1,43 1,38 1,16 1,11 1,29 0,93 1,02
Gastroenterology Cardiol. and Cardiovasc. Systems Infectious Diseases Immunology Neurosciences Oncology Endocrinology, Metabol. Public, Environmental and Occ. Health
umc’s Nederland 1,17 1,72 1,37 1,08 1,04 1,21 1,25 1,13
In deze vijfde CWTS-analyse wordt opnieuw bevestigd dat de acht Nederlandse umc’s’s bijzonder goed vertegenwoordigd zijn in het topsegment van de wetenschappelijke tijdschriften, in de onderzoeksvelden waarin de umc’s’s actief zijn. De umc’s laten de CWTS-analyse jaarlijks uitvoeren. Daarmee vormt deze analyse een belangrijk onderdeel van de interne en externe visitaties van het wetenschappelijk onderzoek in de Nederlandse umc’s. Flexibilisering 1e geldstroom De structurele plaatsen voor onderzoekers in opleiding zijn met ingang van de begroting 2006 omgezet in Flexibele OiO-plaatsen. Dit betekent dat de plaatsen die vrijkomen bij een afdeling worden ingenomen met ingang van de begroting van het daaropvolgende jaar. Ingenomen plaatsen worden opnieuw toegekend als tijdelijke, Flexibele OiO-plaatsen, voor vier jaar, aan onderzoekers die een prestigieuze, persoonlijke subsidie hebben verworven van NWO of ZonMw, de ERC, of van het KWF of de NHS. In 2009 is dit beleid gecontinueerd en zijn in totaal 13 Flexibele OiO-plaatsen door de Raad van Bestuur toegekend. Daarnaast zijn in 2009 acht halve Flexibele OiO plaatsen toegekend aan de trekkers van de 'Parels' in het AMC, in het kader van het Parelsnoerinitiatief. Investeringen Infrastructuur onderzoek In 2009 is er door het AMC geïnvesteerd in de facilitering van onderzoek. De belangrijkste investeringen waren de volgende: - DNA Isolator € 119.000 - Solid 2 Sequencer € 381.006 - Upgrade voor Sequencer € 149.940 Resultaten uit het onderzoek Promoties In het kader van het Convenant met het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam voor de periode tot en met 2012 is ten behoeve van de financiering van de 1e geldstroom-OiO’s een afspraak gemaakt over een aantal van tenminste 140 promoties per jaar. Binnen de faculteit geneeskunde AMC-UvA heeft in 2009 het volgende aantal promoties plaatsgevonden (peildatum 31 december).
Aantal promoties:
2009 149
2008 157
Publicaties De belangrijkste maat voor de resultaten uit het wetenschappelijk onderzoek zijn de publicaties in wetenschappelijke vaktijdschriften. Een maat voor de wetenschappelijke kwaliteit kan worden gezien in het aantal artikelen dat verschijnt in de internationaal erkende wetenschappelijke tijdschriften, opgenomen in de Science Citation Index (SCI) voor klinisch en biomedisch onderzoek. De aanduiding (S) staat voor de Social Science Citation Index, waarvan het aandeel in het totaal is meegenomen. Er verschijnen ook artikelen in (wetenschappelijke) vaktijdschriften die niet in deze index zijn opgenomen, deze worden aangeduid met ‘other journals’ en het aantal artikelen hierin kan, met de rapporten, worden gezien als een maat voor de maatschappelijke impact van onderzoek, zowel binnen Nederland als daarbuiten.
Onderzoek
75
ISI- (S)SCI publicaties Other journals Totaal aantal artikelen
2009 2.516 503 3.019
2008 2.480 516 2.996
Dissertaties Boeken (auteurs) Boeken (redactie) Boekdeel – hoofdstuk Rapporten AMC totaal
163 11 29 142 21 3.385
166 12 26 174 19 3.393
AMC kennistransfer, octrooien Een andere maat voor kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek is de kennisvalorisatie. Uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek kunnen leiden tot nieuwe behandelingen, apparatuur of diagnostiek. Alle AMC-uitvindingen worden door het AMC Bureau Kennistransfer (BKT, www.amcuva-tto.nl) geëvalueerd en indien mogelijk, beschermd via een octrooiaanvraag. Vervolgens wordt de technologie door de uitvinders verder ontwikkeld en gevalideerd (o.a. in vivo), waarna de vinding onder begeleiding van BKT aan bestaande of nieuwe bedrijven gelicenseerd kan worden die de technologie op de markt willen brengen.
Nieuwe octrooiaanvragen Vervallen octrooien Actieve octrooiportefeuille Uitgelicenseerde octrooien
2009 17 9 66 28
2008 17 6 58 26
Wervend vermogen De omzet in de 2e, 3e en 4e geldstroom geeft aan wat het wervend vermogen van het AMC is. Voor het AMC wordt de administratie van deze geldstromen vrijwel geheel door de AMC Medical Research B.V. gevoerd. De tweede geldstroom betreft de onderzoeksubsidies van en via NWO/ZonMw-, KNAW-, EU- en FESgelden, de derde geldstroom de subsidies direct afkomstig van de ministeries en van collectebusfondsen en de vierde geldstroom betreft de financiering op basis van contracten met de industrie. Omzet in Euro Geldstroom 2 3 4 Totaal:
2009 21.156.192 17.911.072 14.348.644 53.415.908
Onderzoek
2008 18.731.030 19.281.932 14.140.567 52.153.529
76
6.2
DIEREXPERIMENTEEL ONDERZOEK
Het AMC wil waar nodig en mogelijk, en rekening houdend met de veiligheid van zijn medewerkers, informatie geven over het belang van dierproeven voor wetenschappelijk onderzoek, over hoe de dieren worden gehuisvest en verzorgd in het centrale proefdierenbedrijf Animal Research Institute AMC (ARIA) en hoe het welzijn van de dieren wordt bewaakt. Respect voor proefdieren die betrokken zijn bij biomedisch wetenschappelijk onderzoek, is een van de uitgangspunten die geformuleerd staan in de AMC Researchcode ‘Onafhankelijk in wetenschap”. De Code Openheid Dierproeven is in 2008 door de KNAW, de VSNU en de NFU ondertekend met het doel om tot een niet vrijblijvende openheid en dialoog over dierproeven te komen. Dierproeven zijn onvermijdelijk in fundamenteel en toegepast medisch wetenschappelijk onderzoek, gericht op het ontwikkelen van kennis over oorzaak, voorkoming en genezing van ziekten en op het verkrijgen van fundamentele kennis van biologische processen. In de besluitvorming en uitvoering van dierproeven wordt de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht. Dierproeven worden geplaatst in de context van doelstelling, belang, diergebruik en dierenwelzijn. Het AMC wil openheid betrachten en verantwoording afleggen over het gebruik van proefdieren en dierproeven. Onderzoek met proefdieren wordt vrijwel uitsluitend uitgevoerd binnen de speerpunten van het onderzoek, waarbij het beleid past in het gegeven juridische kader en de ethische uitgangspunten en gericht is op het respecteren van de 3 V’s: verfijning, vermindering en vervanging. De onderzoeker is verplicht om zoveel mogelijk de gevolgen van een ingreep te beperken op basis van deze 3 V’s. Het welzijn van de dieren wordt strikt gecontroleerd door de onderzoekers. In overleg met de proefdierdeskundigen zijn criteria vastgesteld die het welzijn van het dier waarborgen en zijn er humane eindpunten voor elke diermodel afzonderlijk gedefinieerd. Zoals aangegeven in de Wet op de Dierproeven (Wod) is het verboden om een dierproef te verrichten voor een doel dat ook op een alternatieve manier kan worden bereikt, dan wel via een dierproef waarbij minder dieren kunnen worden gebruikt of minder ongerief wordt berokkend dan bij de in het geding zijnde proef het geval is. Het belang van de dierproef moet opwegen tegen het ongerief of leed dat het proefdier wordt aangedaan. Het AMC handhaaft de bepalingen van de Wod binnen de instelling. De ethische toetsing van voorgenomen dierproeven ligt bij de onafhankelijke Dierexperimentencommissie (DEC), die door de Raad van Bestuur is ingesteld. Minstens zo belangrijk is de gedragscode waaraan onderzoekers van het AMC zich in de praktijk moeten houden en die eveneens in de wet is vastgelegd. Als algemeen uitgangspunt, in acht te nemen bij elke voorgenomen dierproef, formuleert de Wod de 'erkenning van de intrinsieke waarde van het dier'. Hiermee wordt bedoeld dat een dier niet uitsluitend als middel mag worden gebruikt en ter wille van zichzelf beschermd en gerespecteerd moet worden. Het begrip komt tegemoet aan het ethische beginsel dat een dier niet alleen instrumentele waarde heeft, dat de waarde van het dier niet samen valt met het nut van dat dier voor de mens. De DEC van het AMC weegt alle voorstellen voor proefdieronderzoek en geeft advies aan de vergunninghouder (Raad van Bestuur). Met deze constructie wordt niet alleen tegemoet gekomen aan wantrouwen in de samenleving naar onderzoekers, maar wordt ook een zo objectief mogelijke schatting van het belang en dierenleed van de uit te voeren dierproef gegeven. Daarnaast kan de DEC nieuwe inzichten aangeven en tekortkomingen in bijvoorbeeld de proefopzet of de uitvoering van het experiment corrigeren. Binnen het AMC wordt de wetenschappelijke kwaliteit van dierproeven door de Principal Investigator gewaarborgd. In de afweging van de DEC wordt sterk gelet op de gevolgen van de handeling voor het dier. Die worden afgewogen tegen het maatschappelijke en wetenschappelijke nut voor mens of dier. Er zijn grenzen, niet alle experimenten zijn te rechtvaardigen door op het bijzondere nut voor de mens te wijzen. Door zorgvuldig overleg en goede, bindende afspraken tussen de DEC en de onderzoeker, door het bijhouden van een welzijnsdagboek per dier in experiment en door controle en advies van de proefdierdeskundige wordt in de praktijk voorkomen dat zeer ernstig ongerief/dierenleed ontstaat.
Onderzoek
77
Het proefdierenbedrijf Het ARIA is een facilitair, dienstverleningsinstituut van het AMC. Het levert ondersteuning aan onderzoeks- en onderwijsprojecten waarbij proefdieren worden gebruikt. Op verzoek adviseert zij bij het aanvragen van vergunningen en goedkeuringen en bij het ontwerpen van studies en voert zij biotechnische handelingen uit. Verantwoordelijkheid, vakbekwaamheid en betrokkenheid (wetenschappelijk en proefdierkundig) zijn van doorslaggevend belang voor de kwaliteit van de resultaten van het onderzoek, alsook voor het welzijn van de dieren en de beheersbaarheid van kosten. Het interne opleidingsprogramma ARIA is ook in 2009 gecontinueerd, met als speerpunten ondersteuning (biotechnische) werkzaamheden van de nieuwe units in het ARIA-IWO, personele veiligheid en consolidatie van verworven vaardigheden naar een kwaliteitssysteem gebaseerd op ISO 9001 & AAALAC int. Het ARIA participeert in meerdere externe proefdierkundige opleidingsprogramma’s en besteedt veel aandacht aan het intern opleiden van medewerkers.
Onderzoek
78
7
JAARREKENING
Jaarrekening Geconsolideerde balans Geconsolideerde resultatenrekening Geconsolideerd kasstroomoverzicht Algemene toelichting op de geconsolideerde jaarrekening Toelichting op de geconsolideerde balans Toelichting op de geconsolideerde resultatenrekening Gesegmenteerde informatie Enkelvoudige balans Enkelvoudige resultatenrekening Algemene toelichting op de enkelvoudige jaarrekening Toelichting op de enkelvoudige balans Toelichting op de enkelvoudige resultatenrekening
80 82 83 84 87 103 107 108 110 111 112 116
Overige gegevens Resultaatbestemming Vaststelling en goedkeuring van de jaarrekening Accountantsverklaring Deelnemingen en samenwerkingsverbanden Vijfjarenoverzicht Verantwoording Rijksbijdrage 2009 Bezoldiging bestuurders Wet openbaarheid uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT)
119 120 121 122 125 127 130 132
In deze jaarrekening zijn alle bedragen opgenomen in duizenden euro, tenzij anders is vermeld.
Jaarrekening
79
GECONSOLIDEERDE BALANS Na bestemming van het resultaat ACTIVA 31-12-2009
31-12-2008
VASTE ACTIVA Immateriële vaste activa [1] Materiële vaste activa [2] Financiële vaste activa [3] Totaal vaste activa
75 499.607 2.278 501.960
459.319 1.801 461.120
VLOTTENDE ACTIVA Voorraden [4] Onderhanden werk uit hoofde van DBC’s [5] Vorderingen [6] Liquide middelen [7] Totaal vlottende activa
7.378 122.027 105.196 24.563 259.164
6.939 123.237 96.898 79.884 306.958
TOTAAL
761.124
768.078
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de geconsolideerde balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarrekening
80
PASSIVA 31-12-2009
31-12-2008
GROEPSVERMOGEN Eigen vermogen [8] Aandeel van derden [9] Totaal groepsvermogen
94.738 255 94.993
89.988 1.077 91.065
VOORZIENINGEN [10]
76.621
87.491
127.740 123.993 251.733
132.101 123.773 255.874
KORTLOPENDE SCHULDEN [12]
337.777
333.648
TOTAAL
761.124
768.078
LANGLOPENDE SCHULDEN [11] Investeringssubsidie à fonds perdu Schulden aan kredietinstellingen
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de geconsolideerde balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarrekening
81
GECONSOLIDEERDE RESULTATENREKENING 2009
2008
Bedrijfsopbrengsten Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten [13] Niet gebudgetteerde zorgprestaties Mutatie onderhanden werk uit hoofde van DBC’s Rijksbijdrage [14] Overige bedrijfsopbrengsten [15] Som der bedrijfsopbrengsten
368.506 29.721 7.562 143.122 213.197 762.108
343.603 13.445 8.366 134.024 212.138 711.576
Bedrijfslasten Personeelskosten [16] Afschrijvingen op vaste activa [17] Overige bedrijfskosten [18] Som der bedrijfslasten
454.931 35.579 264.515 755.025
401.273 44.396 254.321 699.990
Bedrijfsresultaat
7.083
11.586
Financiële baten en lasten [19]
-2.936
-2.391
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen
4.147
9.195
Belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening [20] Resultaat deelnemingen [21] Aandeel derden
51 -560 1.112
-2.387 565
Resultaat na belastingen
4.750
7.373
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de geconsolideerde resultatenrekening, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarrekening
82
GECONSOLIDEERD KASSTROOMOVERZICHT
2009
2008
4.147
9.195
51 -560 39.940 -10.954
-2.387 48.757 37.631
Veranderingen in vlottende middelen • Voorraden • Onderhanden werk DBC’s • Vorderingen • Schuld uit hoofde van financieringsoverschot • Kortlopende schulden (exclusief schulden kredietinstellingen) Totaal kasstroom uit operationele activiteiten
-439 1.210 -15.624 -117.296 31.697 -67.828
-658 9.573 17.135 30.577 -19.802 130.021
Netto investeringen immateriële vaste activa Netto investeringen materiële vaste activa Investeringen deelnemingen (inclusief afwaardering) Mutatie aandeel derden in groepsmaatschappijen Mutatie leningen u/g Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten
-75 -67.129 -855 290 -383 -68.152
-59.304 3.277 549 -634 -56.112
82.000 1.400 -2.741 80.659
-4.361 -11.283 -15.644
-55.321
58.265
79.884 -55.321 24.563
21.619 58.265 79.884
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening Aanpassingen voor: • Belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening • Resultaat van niet-geconsolideerde deelnemingen • Afschrijvingen • Mutaties voorzieningen
Nieuw opgenomen kortlopende leningen Nieuw opgenomen langlopende leningen Mutatie investeringssubsidie à fonds perdu Aflossing langlopende leningen Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten Mutatie geldmiddelen (inclusief kortlopende schulden aan kredietinstellingen)
Geldmiddelen (inclusief kortlopende schulden aan kredietinstellingen) Stand per 1 januari Mutatie geldmiddelen Stand per 31 december
Jaarrekening
83
ALGEMENE TOELICHTING OP DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING ALGEMEEN De jaarrekening over het verslagjaar 2009 van het AMC te Amsterdam is opgesteld in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en de Regeling verslaggeving WTZi. In deze jaarrekening zijn alle bedragen opgenomen in duizenden euro, tenzij anders is vermeld.
GRONDSLAGEN VOOR CONSOLIDATIE In de geconsolideerde jaarrekening is de financiële informatie van het AMC en haar groepsmaatschappijen integraal geconsolideerd. Onder groepsmaatschappijen worden verstaan die maatschappijen waarmee het AMC een organisatorische en economische eenheid vormt en waarin het AMC beslissende zeggenschap uitoefent. Het aandeel derden in het groepsvermogen en het groepsresultaat wordt afzonderlijk in de geconsolideerde jaarrekening tot uiting gebracht. Op bladzijde 122.is een gedetailleerd overzicht opgenomen van alle deelnemingen en samenwerkingsverbanden. In de jaarrekening van het AMC zijn de volgende groepsmaatschappijen geconsolideerd, op basis van de grondslagen van de moedermaatschappij: • AMC Medical Research BV (100%); • Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV (100%); • Amsterdam Vector Production BV (100%); • AMC Medical Services BV (100%); • AMC Terreinontwikkeling BV (100%); • AMCAS BV (100%); • Alant Vrouw Amsterdam BV (44%); • VZA Groep BV (100%); • Stichting Klinische Research; • Psychiatrie Vof AMC/ Arkin.
GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING EN RESULTAATBEPALING BALANS Algemeen De waarderingsgrondslagen zijn gebaseerd op historische kosten Immateriële vaste activa De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. Materiële vaste activa Richtlijn 655 Zorginstellingen is begin 2008 en met ingang van boekjaar 2007 aangepast aan het vervallen van het bouwregime en de voorgenomen wijzigingen in de bekostiging van de kapitaallasten van het vastgoed per 1 januari 2009. Door de wijziging van de bekostigingssystematiek komt een einde aan verwerking en waardering van vaste activa (met name vastgoed) op grond van de bekostigingsvoorschriften. De verwerking en waardering van vaste activa vindt in de toekomst volledig volgens de algemene verslaggevingsregels van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving plaats. Het vervallen van het stelsel van bekostiging kan mogelijk leiden tot een bijzondere waardevermindering overeenkomstig hoofdstuk 121 Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa. Ondanks de landelijke onzekerheden over de hoogte van de toekomstige opbrengsten, als gevolg van de onzekerheid over de toekomstige bekostigingssystematiek, en het ontbreken van een kader van ervaringsnormen voor bijvoorbeeld een bedrijfswaardeberekening heeft het AMC een ‘impairment’ test uitgevoerd. Uit de resultaten van deze ‘impairment’ test kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een bijzondere waardevermindering ultimo 2009. Overeenkomstig RJ 655 is de boekwaarde van de materiële vaste activa ad € 499,6 miljoen per 31 december 2009 dan ook ongewijzigd.
Jaarrekening
84
De materiële vaste activa die zijn gefinancierd op basis van OCW- of DHAZ-convenant, danwel WTZivergunning of WTG, zijn gewaardeerd tegen de historische aanschafwaarde of vervaardigingskosten of goedgekeurde kosten verminderd met afschrijvingen. De afschrijvingen vinden tijdsevenredig plaats, op basis van vaste percentages conform deels de desbetreffende beleidsregels en deels de geschatte economische levensduur. De materiële vaste activa die behoren tot de niet OCW- / DHAZ- / WTZi- / WTG-gefinancierde vaste activa worden gewaardeerd tegen historische aanschafwaarde verminderd met afschrijvingen, dan wel lagere waarde als deze duurzaam lager is. De afschrijvingspercentages die gehanteerd zijn, staan vermeld in de toelichting op de geconsolideerde balans onder het hoofd materiële vaste activa. Financiële vaste activa De deelnemingen waarin invloed van betekenis kan worden uitgeoefend op het financiële en zakelijke beleid worden gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde. De overige deelnemingen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of duurzaam lagere marktwaarde. Voorraden Zelf vervaardigde geneesmiddelen zijn gewaardeerd tegen de kostprijs van materiaal- en personeelskosten. De olievoorraad en de voorraad bloedbank is gewaardeerd tegen inkoopwaarde. De waardering van de andere voorraden geschiedt tegen vaste verrekenprijzen, die worden aangepast zodra een verschil optreedt van meer dan 10% ten opzichte van de werkelijke inkoopprijs. Op de waarde van de voorraden is een voorziening wegens incourantheid in mindering gebracht voor zover daartoe aanleiding bestaat. Onderhanden werk DBC’s De waardering van het onderhanden werk in het A-segment wordt bepaald door de CGAO-kostprijzen en indien van toepassing verhoogd met het verrekenpercentage. Het onderhanden werk in het Bsegment is gewaardeerd tegen de met de zorgverzekeraar overeengekomen prijs. De segmentloze DBC’s worden gewaardeerd op nihil vanwege het onzekere karakter van deze DBC’s. Voor verwachte oninbaarheid wordt een voorziening in aftrek gebracht op dit onderhanden werk. Vorderingen De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde, onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid. Voorzieningen Voorzieningen worden gevormd voor verplichtingen en verliezen die op balansdatum bestaan en waarvan de omvang onzeker is maar op betrouwbare wijze is in te schatten. De omvang van de voorzieningen wordt bepaald door middel van schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende verplichtingen en verliezen per balansdatum af te wikkelen. Voorzieningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde tenzij anders vermeld. Overige activa en passiva Alle overige balansposten worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders aangegeven.
RESULTATENREKENING Resultaatbepaling De baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop deze betrekking hebben, uitgaande van de historische kosten. Baten worden verantwoord in het verslagjaar waarin de diensten en goederen zijn geleverd. Verliezen worden verantwoord op het moment dat deze voorzienbaar zijn. Bedrijfsopbrengsten De baten uit het wettelijk budget aanvaardbare kosten, de Rijksbijdrage of daarmee gelijk te stellen middelen zijn berekend aan de hand van de voorschriften voor bekostiging of subsidiëring. De overige opbrengsten zijn gebaseerd op het gefactureerde of doorberekende bedrag voor geleverde goederen en diensten onder aftrek van omzetbelasting en kortingen.
Jaarrekening
85
De opbrengst uit hoofde van gedurende het verslagjaar in rekening gebrachte DBC’s die behoren tot het B-segment wordt verantwoord onder de ‘niet gebudgetteerde zorgprestaties’. Deze opbrengst wordt berekend voor de DBC’s die in het verslagjaar zijn gerealiseerd en per ultimo verslagjaar waren afgesloten, tegen de tarieven die terzake met verzekeraars zijn afgesproken. DBC’s die per ultimo verslagjaar niet waren afgesloten worden verantwoord als onderhanden werk in de balans. De mutatie in dit onderhanden werk komt als separate post tot uitdrukking onder de bedrijfsopbrengsten. Bedrijfslasten De bedrijfslasten worden bepaald met inachtneming van de hiervoor vermelde waarderingsgrondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Belastingen De belastingen over het resultaat worden berekend op basis van het verantwoorde resultaat, rekening houdend met fiscaal vrijgestelde posten en geheel of gedeeltelijk niet-aftrekbare kosten.
SEGMENTATIE Voor de indeling van de geconsolideerde resultatenrekening naar segment is de volgende indeling gehanteerd: - Patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek (collectief gefinancierd); - Externe geldstroom (niet collectief gefinancierd). Het segment ‘Patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek’ bevat de door middel van de Rijksbijdrage en het NZA-budget gefinancierde activiteiten in het kader van patiëntenzorg alsmede de werkplaatsfunctie. Dit segment bevat ook de kosten en opbrengsten verbonden aan de activiteiten van de Faculteit Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam. In het jaar 2009 zijn in verband met de overname per 1 januari van de VZA Groep BV voor het eerst de cijfers van de VZA Ambulancedienst Amsterdam BV (onderdeel van de VZA Groep BV) opgenomen in de collectief gefinancierde cijfers. Het segment ‘Externe geldstroom’ bevat de direct toerekenbare kosten en opbrengsten aan de onderzoeksprojecten gefinancierd uit de zogenaamde tweede, derde of vierde geldstroom.
GRONDSLAGEN VOOR KASSTROOMOVERZICHT Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit kasmiddelen, tegoeden op bankrekeningen, alsook kortlopende schulden aan kredietinstellingen.
Jaarrekening
86
TOELICHTING OP DE GECONSOLIDEERDE BALANS
[1]
IMMATERIËLE VASTE ACTIVA
Gebruiksrecht merk Alant Vrouw Amsterdam BV Stand per 31 december 2008 Investeringen boekjaar Afschrijvingen Stand per 31 december 2009
[2]
31-12-2009 75 75
31-12-2008 -
MATERIËLE VASTE ACTIVA
Op de materiële vaste activa wordt als volgt afgeschreven: Terreinen 0% Terreinvoorzieningen 5% - 10% Gebouwen 2% - 5% Verbouwingen 5% LTO / kleine werken 10% Installaties 5% Inventarissen 10% Automatisering 20% - 33% Vervoermiddelen 20%
Jaarrekening
87
Het verloopoverzicht van de materiële vaste activa is als volgt:
Terreinen
Afschrijvingspercentage Stand 31 december 2008 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde Mutaties boekjaar Investeringen / overboekingen Consolidatie aanschafwaarde Afschrijvingen Consolidatie cumulatieve afschrijvingen Mutaties in de boekwaarde Stand 31 december 2009 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
0-5
Gebouwen
2-10
Installaties
5
Inventaris sen
Automatisering
10
20
Bouw-projecten projecten Vervoer in uitvoering middelen
0
Totaal
20
50.495 -11.705 38.790
407.884 -144.989 262.895
256.341 - 203.363 52.978
310.526 -238.410 72.116
16.186 -13.592 2.594
29.946 29.946
-
1.071.378 -612.059 459.319
177 466 643 -296 347
45.648 8.438 54.086 -14.999 -93 38.994
493 2.842 3.335 -4.736 -1.737 3.138-
20.686 20.686 -16.743 3.943
5.575 2.146 7.721 -2.342 -1.496 3.883
-6.661 -6.661 -6.661
1.211 4.856 6.067 -824 -2.323 2.920
67.129 18.748 85.877 -39.940 -5.649 40.288
51.138 -12.001 39.137
461.970 -160.081 301.889
259.676 -209.836 49.840
331.212 -255.153 76.059
23.907 -17.430 6.477
23.285 23.285
6.067 -3.147 2.920
1.157.255 -657.648 499.607
Jaarrekening
88
Het verloopoverzicht van de materiële vaste activa, ingedeeld naar de onderscheiden bekostigingssystemen is als volgt:
WTZi-vergunningsplichtige vaste activa Terreinen
Afschrijvingspercentage Stand 31 december 2008 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde Mutaties boekjaar Investeringen / overboekingen Afschrijvingen Mutaties in de boekwaarde Stand 31 december 2009 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
Terreinvoorzieningen
Gebouwen
Installaties
Bouwprojecten in uitvoering
Subtotaal
0
5 - 10
2-5
5
0
33.969 33.969
13.830 -11.411 2.419
292.352 -127.882 164.470
233.494 -199.248 34.246
-
573.645 -338.541 235.104
-
-171 -171
-7.044 -7.044
-3.222 -3.222
-
-10.437 -10.437
33.969 33.969
13.830 -11.582 2.248
292.352 -134.926 157.426
233.494 -202.470 31.024
-
573.645 -348.978 224.667
WTG-gefinancierde vaste activa Inventarissen Afschrijvingspercentage Stand 31 december 2008 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde Mutaties boekjaar Investeringen / overboekingen Afschrijvingen Mutaties in de boekwaarde Stand 31 december 2009 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
Automatisering
Subtotaal
10
20
308.643 -237.003 71.640
15.728 -13.172 2.556
324.371 -250.175 74.196
20.480 -16.629 3.851
5.267 -2.125 3.142
25.747 -18.754 6.993
329.123 -253.632 75.491
20.995 -15.297 5.698
350.118 -268.929 81.189
Jaarrekening
89
DHAZ-gefinancierde vaste activa Verbouw/ renovatie
LTO
Kleine werken
Installaties
Bouwprojecten in uitvoering
Subtotaal
5
10
10
5
0
54.098 -6.944 47.154
22.303 -4.513 17.790
4.689 -1.036 3.653
4.205 -525 3.680
29.946 29.946
115.241 -13.018 102.223
40.281
1.080
2.911
-
45.794
90.066
-
-
-
-
-
-
-44.271 -8.755
-44.271
-
Afschrijvingen Mutaties in de boekwaarde
40.281 -3.712 36.569
1.080 -2.284 -1.204
2.911 -614 2.297
-210 -210
-7.232 -7.232
37.040 -6.820 30.220
Stand 31 december 2009 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
94.379 -10.656 83.723
23.383 -6.797 16.586
7.600 -1.650 5.950
4.205 -735 3.470
22.714 22.714
152.281 -19.838 132.443
Afschrijvingspercentage Stand 31 december 2008 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde Mutaties boekjaar Investeringen / overboekingen Gereedmelding Gereedmelding ten laste van VGO
Jaarrekening
-8.755
90
Niet WTZi- / WTG- / DHAZ-gefinancierde vaste activa Niet WTZi- / WTG- / DHAZ-gefinancierde vaste activa Bouw-projecten
Afschrijvingspercentage Stand 31 december 2008 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde Mutaties boekjaar Investeringen / overboekingen Gereedmelding Consolidatie aanschafwaarde Afschrijvingen Consolidatie cumulatieve afschrijvingen Mutaties in de boekwaarde Stand 31 december 2009 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
Terreinen
Terreinvoorzieningen
Gebouwen
Installaties
Inventari ssen
Automatisering
projecten in uitvoering
5
5
2
5
10
20
-
Vervoer middelen
Subtotaal
Totaal
2.422 -242 2.180
274 -52 222
34.442 -4.614 29.828
18.642 -3.590 15.052
1.883 -1.407 476
458 -420 38
-
-
58.121 -10.325 47.796
1.071.378 -612.059 459.319
177 466 643 -121 522
-4 -4
1.376 8.438 9.814 -1.345 -93 8.376
493 2.842 3.335 -1.304 -1.737 294
206 206 -114 92
308 2.146 2.454 -217 -1.496 741
571 571 571
1.211 4.856 6.067 -824 -2.323 2.920
4.342 18.748 23.090 -3.929 -5.649 13.512
119.886 -52.757 18.748 85.877 -39.940 -5.649 40.288
3.065 -363 2.702
274 -56 218
44.256 -6.052 38.204
21.977 -6.631 15.346
2.089 -1.521 568
2.912 -2.133 779
571 571
6.067 -3.147 2.920
81.211 -19.903 61.308
1.157.255 -657.648 499.607
Jaarrekening
91
De projecten in uitvoering en mutaties in het boekjaar ten aanzien van de DHAZ-gefinancierde vaste activa zijn als volgt opgebouwd: Briefnummer
Datum
Projectnr. AMC
HO/CBV/2004/48654
16-nov-04
H04B0014
HO/CBV/2004/1425
11-jun-04
H04B0016
Briefnummer
HO/CBV/2004/48654 HO/CBV/2004/48654
Briefnummer
BVH/BHO/2007/152777 BVH/BHO/2007/152777 BVH/BHO/2007/152777 BVH/BHO/2007/152777 BVH/BHO/2007/152777
Datum
16-nov-04 16-nov-04
Datum
19-sep-06 19-sep-06 19-sep-06 19-sep-06 19-sep-06
Projectnr. AMC
H05B0004 H06B0003
Projectnr. AMC
H06B0008 H06B0022 H06B0029 H06B0036 H06B0037
Omschrijving
DHAZ-middelen 2004 Uitbreiding Emma Kinderziekenhuis H7 Verbouw 1000m2 ARIA in het IWOgebouw Subtotaal DHAZ 2004 Omschrijving
BVH/BHO/2007/152777
Datum
19-sep-06
Projectnr. AMC
H07B0014
Tot en met 2009 Gereed Onderhanden
4.327
9.998
14.325
-
8.719 13.046
1.220 11.218
9.939 24.264
-
Investeringen t/m 2009 2008
Tot en met 2009 Gereed Onderhanden
DHAZ-middelen 2005 R-noord dakopbouw Wegaanleg op terrein west
151 1.097
15 107
166 -
1.204
Subtotaal DHAZ 2005
1.248
122
166
1.204
Omschrijving
DHAZ-middelen 2006 Renovatie poliklinieken Glasvezelkoppeling IWO en S Apotheek E0 aanpassen Renovatie OK bouwdeel D en E Gebouw Q (opbouw Dianet) Subtotaal DHAZ 2006
Briefnummer
Investeringen 2009 t/m 2009
Omschrijving
DHAZ middelen 2007 Aanp. infrastructuur P1/P2 Subtotaal DHAZ 2007
Jaarrekening
Investeringen t/m 2009 2008
Tot en met 2009 Gereed Onderhanden
535 78 791 1.129 8.503
365 299 1.543 4.176
78 1.090 12.679
2.672 -
11.036
6.383
13.847
3.572
Investeringen t/m 2009 2008
900 -
Tot en met 2009 Gereed Onderhanden
1.064
16
1.080
-
1.064
16
1.080
-
92
Briefnummer
Datum
CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472
12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07
CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472
12-dec-07 12-dec-07
CZ/TSZ-2813472
12-dec-07
CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472
12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07
CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472
12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07
CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472
12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07
CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472
12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07
Projectnr. AMC
H08B0004 H08B0005 H08B0006 H08B0007 H08B0009 H08B0014 H08B0015 H08B0016 H08B0017 H08B0018 H08B0020 H08B0021 H08B0022 H08B0024 H08B0026 H08B0027 H08B0028 H08B0029 H08B0030 H08B0031 H08B0032 H08B0033 H08B0034 H08B0035
Omschrijving
DHAZ middelen 2008 Nazorg APC Radiotherapie Almere Parkeervoorzieningen Voorgebied AMC Stafgebied Anesthesiologie H! Infrastructuur Brandmelden CNT Siemens hele terrein Tijdelijke huisvesting Bascule Aanpassen div stafruimten bouwdelen F-GH-G-8 Renovatie bedafdelingen bouwwelen F-G-H 3 t/m 7 SEH/HAP bouwdeel C01 Upgrade serverruimte D01 Realiseren van een CT Scan ruimte B0-230 Aanpassingen t.b.v. apparatuur CAT kamer 3, B2-119 Herhuisvesting IB op K01 Motorenhal Energiecentrale Koeling HvA 2e verdieping ruimten 228-230 Herinrichting 2e verdieping HvA t.b.v. het BMEYE Verbouwing LAKC B1/F1 LVGA K2 Opheffen waterlekkage H2-230-231 Aanpassen kantoren stiltecentrum G0-218,219 en 220 Bewegwijzering AMC Terrein Ben Sajet Zaal C0-136 Aanpassen ruimten A01 tbv afdeling revalidatie Subtotaal DHAZ 2008
Jaarrekening
Investeringen t/m 2009 2008
Tot en met 2009 Gereed Onderhanden
1.474 41 14 63
774 3 1 7
2.248 70
44 1 14 -
341 3
134 -
3
475 -
13
213
226
-
218 533 51
-218 468 1.684 30
-
468 2.217
81
95 28 566 12
579 4.369 -
95 12
607 4.935 -
12 17 18 3
60 24 1
12 77 42 4
-
16 34 -
153 88 40
169 -
122 40
-
90
90
-
3.552
8.500
3.129
8.923
93
Briefnummer
Datum
CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522
22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08
CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522
22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08
Briefnummer
CZ/TSZ-2974148
Datum
9-dec-09
Projectnr. AMC
H09B0003 H09B0004 H09B0005 H09B0006 H09B0007 H09B0008 H09B0009 H09B0010 H09B0011 H09B0012 H09B0013 H09B0015 H09B0016 H09B0017 H09B0018 H09B0019 H09B0020 H09B0021 H09B0022 H09B0024 H09B0025 H09B0026 H09B0027 H09B0028 H09B0029 H09B0031 H09B0032 H09B0033
Omschrijving
DHAZ middelen 2009 Instandhouding Energiecentrale 2009 Milieukosten Energiecentrale 2009 Nazorg Hartfalencentrum K2/L2 Herinrichting IWO t.b.v. SNIP De rode luifel Herinrichting bouwdeel G2 t.b.v. divisie A&G Nazorg nieuwbouw PET-CT Nazorg TSB in het IWO-A Nazorg onderstation Z Opbouw dak bouwdeel A Herinrichten K3 t.b.v. ML3 lab van het LEV Aanpassing Verkoever bouwdeel H1 Durrercentrum bouwdeel L01 Nazorg rookvoorzieningen F9, G9 en H9 Nazorg SEH vrouwen H3-zuid Verbouwing kapperszaak pruiken C0 Tijdelijke Apotheek bij HAP terrein Verbouwen Distributiecentrum G01-105 Realiseren centrale inschrijfbalie A0 Stafgebied H4, Gynaecologie Verbouwing 1-2-5de verdieping ADICT in HvA Aanpassen ruimte L01-213 Aanpassen personeelsinformatie centrum ruimte C0-215 /217 Nakomende kosten Dianet Herinrichting Lab M1 Antropogenetica Nieuwbouw Spinoza Verbouwing kantoorruimte ADMF op M0 Aanpassen vacuüminstallatie M01 t.b.v. het lab voor KVI Subtotaal DHAZ 2009
Projectnr. AMC
H10B0008
Omschrijving DHAZ middelen 2010 Inbouw gebouw Q (poliklinieken)
Totaal DHAZ
Jaarrekening
Investeringen t/m 2008 2009
Tot en met 2009 Gereed Onderhanden
-
449 338 73 1.182 1.579 291 80 54 193 592 29 110 52 5 33 2 54 59 110 18 1.625 24
449 338 73 54 193 592 29 52 5 -
1.182 1.579 291 80 110 33 2 54 59 110 18 1.625 24
-
139 19 12 8 12 3
-
139 19 12 8 12 3
7.145 Investeringen t/m 2008
2009
1.785
5.360
Tot en met 2009 Gereed Onder-handen
-
3.655 3.655
-
3.655 3.655
29.946
37.039
44.271
22.714
94
Verantwoording DHAZ-middelen 2009:
Toegekende DHAZ-middelen 2009 Saldo oude jaren Indexering oude jaren over VWS-deel Totaal DHAZ-middelen Bestedingen 2009: DHAZ – nieuwbouw DHAZ – verbouwingen DHAZ – kleine werken/lange termijn onderhoud DHAZ – onderhanden werk (mutatie tov 2008) DHAZ – huur Totaal DHAZ – bestedingen Stand DHAZ-middelen per 31 december 2009
OC&W
VWS
Totaal
8.200 12.574 20.774
24.600 39.803 1.194 65.597
32.800 52.377 1.194 86.371
3.732 6.339 998 -1.813 249 9.505
11.195 19.016 2.994 -5.440 747 28.512
14.927 25.355 3.992 -7.253 996 38.017
11.269
37.085
48.354
Jaarrekening
95
[3]
FINANCIËLE VASTE ACTIVA
Het verloopoverzicht van de financiële vaste activa is als volgt: Deelnemingen
Stand 31 december 2007 Verstrekte leningen Kapitaalstortingen Afwaardering Stand 31 december 2008 Consolidatie Verstrekte leningen Kapitaalstortingen Omzetting lening in agio/aandelenkapitaal Afwaardering Stand 31 december 2009
3.499 18 -3.295 222 185 407
Overige vorderingen
945 634 1.579 138 254 -100 1.871
Totaal
4.444 634 18 -3.295 1.801 138 254 185 -100 2.278
De deelnemingen betreffen: PrimaGen Holding BV te Amsterdam (10,37%); MacroZyme BV te Amsterdam (63,8%); Hep-Art Medical Devices BV te Amsterdam (29,22%); Regenesance BV (55,27%) SanEcon BV (40%) AIMM Therapeutics BV te Amsterdam (29,29%); Arthrogen BV te Amsterdam (40%); Amsterdam Molecular Therapeutics BV te Amsterdam. Onder de overige vorderingen is een converteerbare lening opgenomen van € 1,3 miljoen (2008: € 1,2 miljoen) aan AIMM Therapeutics BV. De lening heeft een looptijd van in beginsel 5 jaar. De BDDA BV heeft na 4 jaar het recht om de lening te converteren in gewone aandelen van AIMM Therapeutics BV, met een conversieprijs van € 9,72. Het rentepercentage van de lening is gelijk aan de wettelijke rente.
Jaarrekening
96
[4]
VOORRADEN
Voorraad apotheek Voorraad centraal magazijn Voorraad bloedbank Voorraad technische zaken Voorraad centrale sterilisatie Voorraad olie Overige voorraden Totaal
31-12-2009
31-12-2008
3.247 1.078 473 336 2.032 157 55 7.378
2.795 873 473 398 2.169 175 56 6.939
Er is een voorziening voor incourantheid van € 0,3 miljoen (2008: € 0,3 miljoen) in mindering gebracht.
[5]
ONDERHANDEN WERK UIT HOOFDE VAN DBC’S
Onderhandenwerk DBC’s A-segment Onderhandenwerk DBC’s B-segment Totaal
31-12-2009
31-12-2008
102.910 19.117 122.027
111.682 11.555 123.237
Er is een voorziening voor oninbaarheid van € 1,3 miljoen (2008: € 1,9 miljoen) in mindering gebracht.
[6]
VORDERINGEN
Vorderingen op debiteuren Voorziening dubieuze debiteuren Nog te factureren bedragen Overige vorderingen en overlopende activa Totaal
31-12-2009
31-12-2008
43.001 -3.874 51.579 14.490 105.196
40.954 -4.977 42.492 18.429 96.898
2009
2008
4.977 -2.286 1.183 3.874
3.974 -3.925 4.928 4.977
31-12-2009
31-12-2008
24.546 17 24.563
79.874 10 79.884
Het verloop in de voorziening dubieuze debiteuren is als volgt:
Stand 1 januari Afboekingen Dotatie Stand 31 december
[7]
LIQUIDE MIDDELEN
Banken Kas Totaal
Per 31 december 2009 staat € 1,6 miljoen, (2008: € 31,8 miljoen) op termijndeposito, met een oorspronkelijke looptijd van minder dan 12 maanden. De deposito’s worden steeds stilzwijgend verlengd.
Jaarrekening
97
[8]
GROEPSVERMOGEN
Geconsolideerd eigen vermogen per 1 januari Geconsolideerd resultaat boekjaar Geconsolideerd eigen vermogen per 31 december
2009
2008
89.988 4.750 94.738
82.615 7.373 89.988
Voor een nadere specificatie en toelichting op het groepsvermogen wordt verwezen naar de toelichting op het eigen vermogen, zoals opgenomen onder de posten [26] tot en met [28] in de toelichting op de enkelvoudige balans.
[9]
AANDEEL VAN DERDEN
Stand per 1 januari Wijzigingen in aandeel groepsmaatschappijen Resultaat boekjaar Stand per 31 december
2009
2008
1.077 290 -1.112 255
1.093 549 -565 1.077
Het aandeel derden bestaat uit het aandeel van de Universiteit van Amsterdam in AMC Medical Research BV (49 procent), het aandeel van derden in de deelnemingen van Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV (17,49 procent in Valletta Health Holding BV) en het deel van het kapitaal van Psychiatrie Vof AMC/Arkin dat niet aan het AMC toebehoort.
[10]
VOORZIENINGEN
Het verloop van de voorzieningen is als volgt:
Stand 31 december 2007 Onttrekkingen Dotaties Stand 31 december 2008 Consolidatie Onttrekkingen Dotaties Stand 31 december 2009
Groot onderhoud
Claims
32.163 -5.275 36.825 63.713 -21.475 10.664 52.902
2.406 -461 461 2.406 -583 229 2.052
Eigen risico WIA
1.348 468 1.816 -348 551 2.019
Senioren regeling
Eigen risico wachtgelden
Overige personeels voorziening en
7.283 -1.753 5.530 -1.112 4.418
3.570 -603 2.967 -7 2.960
3.090 7.969 11.059 77 1.134 12.270
De voorziening groot onderhoud is bedoeld om de kosten van periodieke, meerjarige en geplande onderhoudsuitgaven gelijkmatig over de jaren te verdelen. De omvang van de voorziening is gebaseerd op de meerjaren onderhoudsbegroting. De voorziening claims dient ter dekking van claims inzake de wettelijke aansprakelijkheid, die niet bij derden zijn verzekerd. De voorziening eigen risico WIA is getroffen voor het eigen risicodragerschap ter dekking van toekomstige uitkeringen. De voorziening seniorenregeling is gebaseerd op de CAO Academische Ziekenhuizen en heeft ten doel het blijven ontwikkelen van oudere medewerkers, het bieden van loopbaanmogelijkheden op oudere leeftijd en het mogelijk maken om op latere leeftijd minder te werken of vervroegd uit te treden. Deze voorziening wordt opgesteld met toepassing van actuariële methoden en de toereikendheid wordt jaarlijks getoetst aan de hand van sterfte- en deelnamekansen alsmede renteontwikkelingen. De gehanteerde rekenrente bedraagt 4,5 procent. (2008: 5,0 procent). De vrijval als gevolg van de gewijzigde rekenrente is verwerkt als een negatieve dotatie.
Jaarrekening
98
Totaal
49.860 -8.092 45.723 87.491 77 -22.413 11.466 76.621
De voorziening eigen risico wachtgelden dient ter dekking van verplichtingen uit hoofde van wachtgelden inkomenssuppletieregelingen. De voorziening is bepaald op basis van individuele rechten van de betrokken medewerkers, waarbij rekening is gehouden met de kans dat betrokkenen na verloop van tijd elders werk zullen vinden. De gehanteerde rekenrente bedraagt 4,5 procent. Onder -
de overige personeelsvoorzieningen zijn de volgende voorzieningen opgenomen: voorziening jubileum voorziening persoonlijk budget aanvullende personeelsvoorzieningen
De voorziening jubileum is bestemd voor in de toekomst uit te keren jubileumgratificaties aan het personeel op grond van de CAO Academische Ziekenhuizen. Deze voorziening is actuarieel berekend. De toereikendheid wordt jaarlijks getoetst aan de hand van sterfte- en deelnamekansen en renteontwikkelingen. De gehanteerde rekenrente bedraagt 4,5 procent (2008: 5,0 procent). De stand ultimo 2009 bedraagt € 3,6 miljoen (2008: € 3,2 miljoen). De voorziening Persoonlijk Budget is gebaseerd op de CAO-UMC, waarbij sinds januari 2008 het AMC voor het grootste deel van de medewerkers een persoonlijk budget opbouwt. Het Persoonlijk Budget biedt voor werknemers aanvullende financiële ruimte voor het op peil houden van de inzetbaarheid binnen de umc’s en op de arbeidsmarkt in het algemeen, en de mogelijkheid om te investeren in eigen ontwikkeling. Met ingang van 1 januari 2008 is maandelijks een bedrag van 0,25% van het salaris gereserveerd, dit percentage is verhoogd met 0,25% in 2009 en zal uiteindelijk 1% bedragen in 2010. Afhankelijk van het geboortejaar is er sprake van extra opbouw met 0,8% voor een verhoogd persoonlijk budget. De stand ultimo 2009 bedraagt € 4,2 miljoen (2008: €2,6 miljoen) Buiten de uit hoofde van de CAO volgende reguliere afspraken zijn er aanvullende voorzieningen voor personeel toegezegd voor specifieke doelgroepen binnen het AMC. De stand ultimo 2009 bedraagt € 4,4 miljoen. (2008: € 5,2 miljoen).
[11]
LANGLOPENDE SCHULDEN
INVESTERINGSSUBSIDIE À FONDS PERDU
Stand per 1 januari Kortlopend deel eindbalans Stand per 31 december
2009
2008
132.101 -4.361 127.740
136.462 -4.361 132.101
2009
2008
123.773 11.283 12.537 147.593 -11.283 -12.317 123.993
135.056 11.283 146.339 -11.283 -11.283 123.773
SCHULDEN AAN KREDIETINSTELLINGEN Het verloop van de langlopende schulden is als volgt:
Stand per 1 januari Kortlopend deel beginbalans Consolidatie Subtotaal Aflossingen Kortlopend deel eindbalans Stand per 31 december
De langlopende leningen zijn onderhands afgesloten bij kredietinstellingen en worden deels lineair, deels annuïtair en voor een deel ineens aan het einde van de looptijd afgelost. In de leningovereenkomsten zijn zekerheidsstellingen opgenomen, waardoor activa niet zonder voorafgaande toestemming zal worden vervreemd, anders dan in de gebruikelijke uitoefening van het bedrijf.
Jaarrekening
99
Tevens is er zekerheidsstelling in de vorm van hypothecaire inschrijving ter grootte van € 10.061.140 op de bedrijfsgebouwen, te vermeerderen met 40% voor rente en kosten, een borgstelling ter grootte van € 590.000 van de Gemeente Zaanstad, en pandrecht op bedrijfsinventaris en vorderingen. De aflossingsverplichting voor het jaar 2010 ad € 12,3 miljoen is opgenomen onder de kortlopende schulden. De langlopende schulden per 31 december 2009 kunnen als volgt worden gespecificeerd: Afsluitjaar
Hoofdsom
Looptijd (in jaren)
Rente %
2001 2001 2003 2004 2005 2005 2006 2006 2006 2006 2006 2007 2007 2005 2005 2006 2004 2007 2007 2008 2009 2009 2004 2006 2006 2006 2009
9.075 9.075 10.000 4.833 30.000 3.750 10.000 5.000 5.000 5.000 5.000 25.000 10.800 300 550 600 231 1.000 550 540 920 552 984 590 5.300 1.130 1.400
20 20 6 9 15 10 5 9 10 11 12 7 5 6 6 6 6 6 6 6 6 6 45 40 40 40 40
5,335 5,335 4,200 4,165 3,535 3,418 3,309 3,930 3,945 3,960 3,975 4,316 4,419 4,500 4,050 4,900 4,800 5,850 5,050 5,500 5,500 5,800 4,100 4,550 4,900 4,700 6,200
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
[12]
Schuldrest 31-12-2009 < 1 jaar > 1 jaar
454 454 10.000 374 50 92 100 29 167 92 90 154 180 9 5 48 11 8 12.317
Restant looptijd (in jaren)
Schuldrest > 5 jaar
Aflossingswijze
12 12 1 3 11 6 2 6 7 8 9 5 3 1 2 3 1 4 4 4 5 5 40 37 37 37 39
3.176 3.176 30.000 375 5.000 5.000 5.000 5.000 77 868 549 4.957 1.053 1.330 65.561
Lineair Lineair Ineens Ineens Uitgesteld Lineair Ineens Ineens Ineens Ineens Ineens Uitgesteld Ineens Lineair Lineair Lineair Lineair Lineair Lineair Lineair Lineair Lineair Annuïtair Annuïtair Annuïtair Annuïtair Annuïtair
4.991 4.991 4.833 30.000 1.876 10.000 5.000 5.000 5.000 5.000 25.000 10.800 12 69 250 458 229 292 690 372 909 575 5.174 1.103 1.369 123.993
KORTLOPENDE SCHULDEN
Schulden aan kredietinstellingen Investeringssubsidie à fonds perdu Aflossingsverplichting langlopende schulden Bevoorschotting zorgverzekeraars Crediteuren Nog te storten aandelenkapitaal SanEcon BV Belastingen en sociale premies Schulden inzake pensioenen Nog te betalen vakantierechten Nog te betalen kosten Vooruit ontvangen researchgelden Overige schulden en overlopende passiva Financieringsoverschot Totaal
Jaarrekening
31-12-2009
31-12-2008
82.000 4.361 12.317 40.443 31.588 55 19.423 5.731 21.568 32.156 55.828 10.746 21.561 337.777
4.361 11.283 28.296 30.041 16.225 4.564 20.689 21.804 48.751 8.777 138.857 333.648
100
Toelichting financieringsoverschot: t/m 2006
2007
2008
2009
Totaal
Stand 1 januari 2008 Bij/af: financieringsverschil boekjaar Bij/af: afrekening via vaste bedragen Bij/af: afrekening via vaste bedragen PUK Bij/af: betalingen/ontvangsten (regulier) Stand per 31 december 2008
-50.909 -14.956 31.394 -987 -35.458
159.189 -22.231 513 -33.800 103.671
70.644 70.644
-
108.280 33.457 31.394 -474 -33.800 138.857
Bij/af: correctie n.a.v. nacalculatie 2008 Bij/af: afrekening opbrengstenverrekening Bij/af: financieringsverschil boekjaar Stand per 31 december 2009
-35.458
-52.228 -2.100 49.343
-4.416 -15.092 51.136
-43.460 -43.460
-4.416 -52.228 -60.652 21.561
De specificatie van het financieringsverschil in het boekjaar is als volgt: 2008
AMC
KGC
PUK
Totaal
Totaal
15.020
410
1.762
17.192
37.187
303.007
18.100
7.056
328.163
306.416
Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten mutaties voorgaande jaren
Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten 2009
2009
Vergoedingen ter dekking van het wettelijk budget: -verrichtingen -OHW DBC’’s -afgesloten DBC’s
Financieringstekort/overschot
52.769 -11.542 217.253 258.480
14.528 -222 3.929 18.235
2.029 5.959 7.988
44.527
-135
-932
Jaarrekening
67.297 -9.735 227.141
63.137 -17.939 331.862 284.703
377.060
43.460
-70.644
101
NIET UIT DE BALANS BLIJKENDE VERPLICHTINGEN Het AMC heeft zich in het kader van de WA-verzekering die ondergebracht is bij de Onderlinge Waarborgmaatschappij Centramed B.A., gevestigd te Den Haag, tegenover deze maatschappij onherroepelijk en onvoorwaardelijk garant gesteld voor gehele of gedeeltelijke storting in verband met de uitbreiding van het waarborgvermogen op de eerste afroep door Centramed voor een bedrag ter hoogte van € 192.000. Met de gemeente Amsterdam is een intentieovereenkomst gesloten om een deel van het AMC terrein gezamenlijk te ontwikkelen ten behoeve van het vestigen van een Medical Business Park. Ten behoeve van verhuurders zijn bankgaranties verstrekt van in totaal € 224.441 Als zekerheidsstelling is ten behoeve van de douane een akte van borgtocht gesteld ter grootte van € 54.454 Bij Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA B.V. bestaan per 31 december 2009 de volgende verplichtingen: aanvullende kapitaalstorting aan Regenesance BV ter grootte van € 200.000. Met betrekking tot de deelneming Alant Vrouw Amsterdam BV heeft het AMC zich verplicht aanvullend agio bij te storten tot een bedrag van € 85.000. In het kader van de SKE Technostarter regeling heeft het AMC per ultimo 2009 leningen met een totaalbedrag van € 260.000 aan natuurlijke personen gegarandeerd. In het kader van de DHAZ is het AMC in 2009 verplichtingen aangegaan voor een bedrag van € 72,7 miljoen, die door leveranciers nog niet gefactureerd zijn. Bij VZA Groep BV bestaan per 31 december 2009 de volgende verplichtingen: De onderneming is meerjarige huurovereenkomsten aangegaan inzake bedrijfsruimten te Amsterdam. De jaarlijkse huurverplichting bedraagt € 167.000. De onderneming is een verplichting uit hoofde van het leasen van auto’s aangegaan. De jaarlijkse verplichting bedraagt € 629.000 In een proces tussen VZA en Nationale Nederlanden heeft het Hof eind 2007 arrest gewezen. Het Hof heeft daarbij bepaald dat een nieuwe berekening moet worden gemaakt van de premie en het eigen behoud op basis van “experience rating”. Uit de door Nationale Nederlanden nog te maken berekening zal moeten blijken welk bedrag Nationale Nederlanden van VZA tegoed meent te hebben, waarna VZA een tegenberekening kan indienen. Met mogelijke verplichtingen die voortvloeien uit de definitieve afspraak van het hof inzake deze procedure is in de balans per 31 december 2009 geen rekening gehouden. Tussen VZA en de Dienst Zorg en Samenleven van de Gemeente Amsterdam bestaat een geschil over de afwikkeling van de per 31 december 2006 door de gemeente opgezegde vervoersovereenkomst. VZA maakt terzake aanspraak op een bedrag van € 1.069.456, waarvan in 2008 € 515.927 door de gemeente is betaald. De vordering is voor het volledige door VZA geclaimde bedrag in de jaarrekening verwerkt. Bij Alant Vrouw Amsterdam BV bestaan per 31 december 2009 de volgende verplichtingen: De onderneming is meerjarige huurovereenkomsten aangegaan inzake bedrijfsruimten te Amsterdam. De huur periode is 10 jaar (met break-mogelijkheid na 5 jaar) De huur bedraagt jaarlijks € 54.750.
Jaarrekening
102
TOELICHTING OP DE GECONSOLIDEERDE RESULTATENREKENING [13]
WETTELIJK BUDGET VOOR AANVAARDBARE KOSTEN
Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten voorgaand boekjaar Productieafspraken verslagjaar Overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling Prijsindexatie materiële kosten Groei normatieve kapitaalslasten
2009
2008
343.603
390.666
7.500
7.800
6.500 500 -
Beleidsmaatregelen overheid: Korting 2009 (mutatie op korting prestatiecontract cum. 2008) Nacalculeerbare kapitaalslasten: Rente Afschrijvingen
4.500 2.380 7.000
6.880
-450
-4.737
pm -
pm 1.503 1.503
Overige mutaties: Academische component Schoning opleidingen 2e tranche Overige mutaties Overige mutaties voorgaande jaren
7.697 -19.995
-88.363 -5.051 -2.282 37.187 -12.298
-58.509
345.355
343.603
23.151
-
368.506
343.603
Subtotaal Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten 2009/2008 Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten VZA Groep BV
In afwachting van de effecten volgend uit de nacalculatie is het wettelijk budget 2009 verantwoord op basis van productieafspraken.
[14]
RIJKSBIJDRAGE
Rijksbijdrage inzake werkplaatsfunctie Bijdrage Universiteit inzake de faculteit Geneeskunde
2009
2008
84.056 59.066 143.122
80.572 53.452 134.024
De Rijksbijdrage 2009 is conform de brief van CFI, ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 9 december 2009, kenmerk: BEK/BPR-2009/137387M. De bijdrage van de Universiteit van Amsterdam is gebaseerd op het Bestuurs Convenant Faculteit der Geneeskunde 2009-2012 en het daarbij behorende addendum.
Jaarrekening
103
[15]
OVERIGE BEDRIJFSOPBRENGSTEN
Zorgprestaties tussen instellingen Overige zorgprestaties Overige dienstverlening Overige opbrengsten Totaal
2009
2008
4.349 7.553 49.146 152.149 213.197
4.436 9.181 48.962 149.559 212.138
De stijging in de overige dienstverlening wordt veroorzaakt door hogere externe doorberekeningen. De overige opbrengsten stijgen in 2009 onder andere als gevolg van verkregen inkoopkortingen bij inkoop van medische hulpmiddelen die als bate is verantwoord onder de overige opbrengsten en door het voor het eerst consolideren van de cijfers van de VZA Groep BV. Deze stijging wordt gedeeltelijk gecompenseerd door lagere opbrengsten uit zorgopleidingen en lagere huuropbrengsten als gevolg van het corrigeren van huuropbrengsten uit voorgaande jaren.
[16]
PERSONEELSKOSTEN
Lonen en salarissen Sociale lasten Pensioenpremies Andere personeelskosten Personeel niet in loondienst Totaal
2009
2008
318.327 26.190 39.743 19.082 403.342 51.589 454.931
288.208 23.224 38.798 18.932 369.162 32.111 401.273
De lonen en salarissen zijn ten opzichte van 2008 met ongeveer € 30 miljoen gestegen. Deze stijging houdt verband met de loonsverhoging van 1,95 % per 1 maart 2009, de verhoging van de eindejaarsuitkering van 5,25% naar 6,75% en de toename van het gemiddeld aantal fte over 2009 ten opzichte van 2008. Tevens zijn in 2009 voor het eerst de cijfers van de VZA Groep BV opgenomen. De stijging van de sociale lasten met € 3 miljoen houdt verband met de stijging van de lonen en salarissen en het wegvallen van de inhouding van de pseudo WW-premie op het salaris van de werknemer. De stijging wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een lagere dotatie aan de voorziening vakantiedagen. De pensioenpremies stijgen ten opzichte van 2008 met ongeveer € 1 miljoen. Deze stijging wordt onder andere veroorzaakt door de hogere lonen en salarissen, het opnemen van de cijfers van de VZA Groep BV 2009 en een stijging van de pensioenpremie per 1 juli 2009 met 1%. De stijging wordt gedeeltelijk weer gecompenseerd door een lager niveau van genomen voorzieningen ten opzichte van 2008. De pensioentoezegging is ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds ABP. Deze pensioenregeling kwalificeert zich als een toegezegd pensioenregeling, hetgeen inhoudt dat een eventueel tekort door de werkgever dient te worden aangevuld. Ingeval deze regeling van toepassing is, schrijven de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving voor dat het aandeel in het overschot of tekort van de pensioentoezegging in de balans van de werkgever dient te worden opgenomen. Door de Stichting Pensioenfonds ABP is aangegeven dat er geen consistente en betrouwbare basis is om de verplichting, fondsbeleggingen en kosten toe te rekenen aan de separate deelnemende partijen, waardoor het AMC gebruik maakt van de vrijstelling onder RJ 271-310 om de toegezegd pensioenregeling te behandelen als een toegezegde bijdrageregeling. De andere personeelskosten vertonen ten opzichte van 2008 slechts een kleine toename. Deze stijging houdt verband met de hogere kosten van het (extra) persoonlijk budget en een toename van opleidingskosten, die grotendeels wordt gecompenseerd door het vrijvallen van personele voorzieningen.
Jaarrekening
104
De kosten personeel niet in loondienst stijgen ten opzichte van 2008 met ongeveer € 19 miljoen. Deze stijging houdt verband met de toegenomen inzet van extern personeel voor specifieke projecten met name op ICT-gebied en voor het langer dan verwacht tijdelijk invullen van moeilijk vervulbare vacatures. De gemiddelde personeelsbezetting in fulltime equivalenten (exclusief personeel niet in loondienst) met betrekking tot AMC geconsolideerd bedraagt 6.652 fte’s (2008: 6.068). De beloning van het bestuur is gebaseerd op de regelgeving krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) van 7 maart 1992 en 1 juli 1996. De bestuurskosten, inclusief toezichthouders, bedragen € 0,9 miljoen (2008: € 0,9 miljoen). Voor een specificatie conform de door de Minister van VWS gegeven aanwijzingen inzake bestuurdersbeloningen in de jaarverslaggeving wordt verwezen naar het model zoals dat is opgenomen onder ‘Overige Gegevens’.
[17]
AFSCHRIJVINGEN OP VASTE ACTIVA
Afschrijvingen materiële vaste activa Inhaalafschrijving materiële vaste activa Vrijval investeringssubsidie à Fonds perdu Totaal
2009
2008
39.940 -4.361 35.579
37.084 11.673 -4.361 44.396
De afschrijvingskosten (exclusief inhaalafschrijvingen) zijn ten opzichte van 2008 met bijna € 3 miljoen gestegen als gevolg van een hoger investeringsniveau (waaronder mede bedoeld de gereedmelding van bouwprojecten in uitvoering) en als gevolg van het in 2009 voor het eerst opnemen van de cijfers van de VZA Groep BV.
[18]
OVERIGE BEDRIJFSKOSTEN
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten Algemene kosten Patiënt- en bewonersgebonden kosten Onderhoud en energiekosten Huur en leasing Totaal
2009
2008
14.851 59.623 141.917 42.911 5.213 264.515
14.132 44.920 129.832 61.803 3.634 254.321
De stijging van de voedingsmiddelen en hotelmatige kosten houdt verband met meer kosten van schoonmaak en beveiliging. De algemene kosten stijgen ten opzichte van 2008 met ongeveer € 15 miljoen. Deze stijging houdt verband met een hoger niveau van genomen voorzieningen en reserveringen en het opnemen van de cijfers van de VZA Groep BV met ingang van het jaar 2009. De stijging van de patiënt- en bewonersgebonden kosten met ongeveer € 12 miljoen wordt veroorzaakt door een toename van onderzoek verricht door derden, een stijging van de productie met betrekking tot implantatie van pacemakers, een toename van verrichte ablaties, meer geplaatste ICD’s en neurostimulatoren, hogere kosten van verpleging en verzorging, evenals een toename van gebruik van dure- en weesgeneesmiddelen en bloed- en bloedproducten. De stijging wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een afname van het aantal geplaatste cochleaire implantaten. Tevens is er sprake van een toename van deze kosten als gevolg van het in 2009 opnemen van de cijfers van de VZA Groep BV. De daling in de onderhouds- en energiekosten van € 19 miljoen wordt verklaard door enerzijds een lagere dotatie aan de voorziening groot onderhoud en anderzijds een stijging van onderhoudskosten.
Jaarrekening
105
.
[19]
FINANCIËLE BATEN EN LASTEN
Rentebaten Rentelasten Totaal
[20]
3.243 -6.179 -2.936
3.221 -5.612 -2.391
2009
2008
51 51
-
2009
2008
-1.167 607 -560
698 -3.295 -188 20 378 -2.387
RESULTAAT DEELNEMINGEN
VZA Groep BV correctie waarderingsgrondslag vaste activa Ontvangst Genzyme inzake verkoop patenten Macrozyme Afwaardering participatie Macrozyme i.v.m. met verkoop patenten Overig resultaat herstructurering binnen Valletta groep Ontvangst inzake optierecht Valletta Health IP ImCOOH BV Correctie resultaat deelnemingen voorgaande jaren *
*
2008
BELASTINGEN RESULTAAT UIT GEWONE BEDRIJFSUITOEFENING
Vennootschapsbelasting VZA Groep BV Totaal
[21]
2009
Betreft correcties als gevolg van het in voorgaande jaren opnemen van de deelnemingsresultaten op basis van conceptcijfers. De voornoemde correcties hebben betrekking op het opnemen van de resultaten op basis van definitieve cijfers.
Jaarrekening
106
GESEGMENTEERDE INFORMATIE Collectief
Nietcollectief
368.506
-
29.721
Totaal 2009
Collectief
Nietcollectief
Totaal 2008
368.506
343.603
-
343.603
-
29.721
13.445
-
13.445
7.562 143.122
-
7.562 143.122
8.366 134.024
-
8.366 134.024
Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten Niet gebudgetteerde zorgprestaties Mutatie onderhanden werk uit hoofde van DBC’s Rijksbijdrage Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten
176.941
36.256
213.197
178.860
33.278
212.138
725.852
36.256
762.108
678.298
33.278
711.576
Lonen en salarissen Sociale lasten Pensioenpremies Andere personeelskosten Personeel niet in loondienst Totaal personeelskosten
301.909 25.075 38.338 17.174 45.289 427.785
16.418 1.115 1.405 1.908 6.300 27.146
318.327 26.190 39.743 19.082 51.589 454.931
274.611 20.562 38.492 15.596 26.557 375.818
13.597 2.662 306 3.336 5.554 25.455
288.208 23.224 38.798 18.932 32.111 401.273
33.609
1.970
35.579
43.613
783
44.396
14.694 52.571
157 7.052
14.851 59.623
13.565 37.411
567 7.509
14.132 44.920
139.927
1.990
141.917
129.528
304
129.832
Afschrijvingen op vaste activa Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten Algemene kosten Patiënt- en bewonersgebonden kosten Onderhoud en energiekosten Huur en leasing Totaal overige bedrijfskosten
43.304 6.608
-393 -1.395
42.911 5.213
60.816 3.990
987 -356
61.803 3.634
257.104
7.411
264.515
245.310
9.011
254.321
Som der bedrijfslasten
718.498
36.527
755.025
664.741
35.249
699.990
Bedrijfsresultaat
7.354
-271
7.083
13.557
-1.971
11.586
Financiële baten en lasten
-3.609
673
-2.936
-3.576
1.185
-2.391
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening
3.745
402
4.147
9.981
-786
9.195
-
51 -560 1.112
51 -560 1.112
-
-2.387 565
-2.387 565
Resultaat
3.745
1.005
4.750
9.981
-2.608
7.373
Aantal fte’s
5.602
1.050
6.652
5.241
827
6.068
Belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening Resultaat deelnemingen Aandeel derden
Jaarrekening
107
ENKELVOUDIGE BALANS Na bestemming van het resultaat ACTIVA 31-12-2009
31-12-2008
VASTE ACTIVA Materiële vaste activa [22] Financiële vaste activa [23] Totaal vaste activa
469.698 38.580 508.278
444.549 38.247 482.796
VLOTTENDE ACTIVA Voorraden [24] Onderhanden werk uit hoofde van DBC’s [25] Vorderingen [26] Liquide middelen [27] Totaal vlottende activa
7.378 122.027 97.324 1.141 227.870
6.939 123.237 90.127 33.625 253.928
TOTAAL
736.148
736.724
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de enkelvoudige balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarrekening
108
PASSIVA 31-12-2009
31-12-2008
EIGEN VERMOGEN Collectief gefinancierd gebonden vermogen gezondheidszorg [28] Collectief gefinancierd gebonden vermogen O&O [29] Niet collectief gefinancierd vrij vermogen [30] Totaal eigen vermogen
25.472 19.948 49.318 94.738
23.462 20.075 46.451 89.988
VOORZIENINGEN [31]
76.860
90.468
127.740 112.491 240.231
132.101 123.773 255.874
KORTLOPENDE SCHULDEN [33]
324.319
300.394
TOTAAL
736.148
736.724
LANGLOPENDE SCHULDEN [32] Investeringssubsidie à fonds perdu Schulden aan kredietinstellingen
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de enkelvoudige balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarrekening
109
ENKELVOUDIGE RESULTATENREKENING 2009
2008
Bedrijfsopbrengsten Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten [34] Niet gebudgetteerde zorgprestaties Mutatie onderhanden werk uit hoofde van DBC’s Rijksbijdrage [35] Overige bedrijfsopbrengsten [36] Som der bedrijfsopbrengsten
345.355 29.722 7.562 143.122 205.783 731.544
343.603 13.445 8.366 134.024 202.937 702.375
Bedrijfslasten Personeelskosten [37] Afschrijvingen op vaste activa [38] Overige bedrijfskosten [39] Som der bedrijfslasten
434.095 33.276 255.786 723.157
394.750 43.612 251.348 689.710
Bedrijfsresultaat
8.387
12.665
Financiële baten en lasten [40]
-3.391
-3.577
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening
4.996
9.088
-246
-1.715
4.750
7.373
Resultaat deelnemingen [41] Resultaat
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de enkelvoudige resultatenrekening, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarrekening
110
ALGEMENE TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE JAARREKENING De waarderingsgrondslagen en de grondslagen voor de bepaling van het resultaat die zijn gehanteerd bij de enkelvoudige jaarrekening zijn gelijk aan die van de geconsolideerde jaarrekening.
Jaarrekening
111
TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE BALANS [22]
MATERIËLE VASTE ACTIVA
Terreinen Gebouwen Installaties Inventarissen Automatiseringsapparatuur Bouwprojecten in uitvoering Totaal materiële vaste activa
31-12-2009
31-12-2008
38.276 278.584 48.612 75.814 5.698 22.714 469.698
38.568 248.492 52.977 72.009 2.556 29.947 444.549
2009
2008
444.549 58.425 -33.276 469.698
432.547 59.975 -47.973 444.549
Het verloopoverzicht van de materiële vaste activa is als volgt:
Stand per 1 januari Bij: investeringen/overboekingen Af: afschrijvingen Stand per 31 december
[23]
FINANCIËLE VASTE ACTIVA
De financiële vaste activa bestaan uit deelnemingen en overige vorderingen. Het verloopoverzicht is als volgt: Deelnemingen
Stand 31 december 2007 Verstrekte leningen Kapitaalstortingen Resultaat deelnemingen Subtotaal Mutatie voorziening deelnemingen Stand 31 december 2008 Verstrekte leningen Investeringen Kapitaalstortingen Omzetting lening in agio/aandelenkapitaal Resultaat deelnemingen Subtotaal Mutatie voorziening deelnemingen Stand 31 december 2009 Onder -
24.319 1.012 -1.715 23.616 393 24.009 2.686 240 4.000 -246 30.689 -2.447 28.242
Overige vorderingen
13.588 650 14.238 14.238 200 -4.100 10.338 10.338
Totaal
37.907 650 1.012 -1.715 37.854 393 38.247 200 2.686 240 -100 -246 41.027 -2.447 38.580
de financiële vaste activa zijn de navolgende deelnemingen verantwoord: Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV te Amsterdam (100%); AMC Medical Services BV te Amsterdam (100%); Amsterdam Vector Production BV te Amsterdam (100%); AMC Medical Research BV te Amsterdam (51%); AMC Terreinontwikkeling BV te Amsterdam (100%); AMCAS BV te Amsterdam (100%); Alant Vrouw Amsterdam BV (44%); VZA Groep BV (100%).
Een beschrijving van de kernactiviteiten van de deelnemingen is opgenomen onder de Overige gegevens in het overzicht Deelnemingen en samenwerkingsverbanden.
Jaarrekening
112
[24]
VOORRADEN
Voorraad apotheek Voorraad centraal magazijn Voorraad bloedbank Voorraad technische zaken Voorraad centrale sterilisatie Voorraad olie Overige voorraden Totaal
31-12-2009
31-12-2008
3.247 1.078 473 336 2.032 157 55 7.378
2.795 873 473 398 2.169 175 56 6.939
Er is een voorziening voor incourantheid van € 0,3 miljoen (2008: € 0,3 miljoen) in mindering gebracht.
[25]
ONDERHANDEN WERK UIT HOOFDE VAN DBC’S
Onderhandenwerk DBC’s A-segment Onderhandenwerk DBC’s B-segment Totaal
31-12-2009
31-12-2008
102.910 19.117 122.027
111.682 11.555 123.237
Er is een voorziening voor oninbaarheid van € 1,3 miljoen (2008: € 1,9 miljoen) in mindering gebracht.
[26]
VORDERINGEN
Vorderingen op debiteuren Voorziening dubieuze debiteuren Nog te factureren bedragen Vorderingen op groepsmaatschappijen Overige vorderingen en overlopende activa Totaal
31-12-2009
31-12-2008
32.104 -2.609 51.494 174 16.161 97.324
33.062 -4.268 42.492 18.841 90.127
2009
2008
4.268 -2.506 847 2.609
3.574 -3.906 4.600 4.268
31-12-2009
31-12-2008
1.131 10 1.141
33.615 10 33.625
Het verloop in de voorziening dubieuze debiteuren is als volgt:
Stand 1 januari Afboekingen Dotatie Stand 31 december
[27]
LIQUIDE MIDDELEN
Banken Kas Totaal
Per 31 december 2009 staan er geen gelden op termijndeposito (2008: € 0 miljoen).
Jaarrekening
113
[28]
COLLECTIEF GEFINANCIERD GEBONDEN VERMOGEN GEZONDHEIDSZORG Reserve aanvaardbare kosten
Stand 31 december 2007 Resultaatbestemming 2008 Stand 31 december 2008 Resultaatbestemming 2009 Stand 31 december 2009
3.952 1.848 5.800 -95 5.705
Bestemmingsreserve PBA
Totaal
17.057 605 17.662 2.105 19.767
21.009 2.453 23.462 2.010 25.472
De reserve aanvaardbare kosten gezondheidszorg heeft ten doel het kunnen opvangen van incidentele schommelingen in de exploitatie. Conform de richtlijnen is het exploitatieresultaat verdeeld naar rato van het Gezondheidszorgbudget en de Rijksbijdrage aan het medisch centrum, na dotatie c.q. onttrekking aan specifieke bestemmingsreserves.
[29]
COLLECTIEF GEFINANCIERD GEBONDEN VERMOGEN O&O Reserve aanvaardbare kosten
Stand 31 december 2007 Resultaatbestemming 2008 Stand 31 december 2008 Resultaatbestemming 2009 Stand 31 december 2009
Bestemmingsreserve PBA
916 434 1.350 -23 1.327
5.686 202 5.888 701 6.589
Bestemmingsreserve DHAZ
Totaal
11.430 1.407 12.837 -805 12.032
18.032 2.043 20.075 -127 19.948
De reserve aanvaardbare kosten werkplaatsfunctie / O&O heeft ten doel het kunnen opvangen van incidentele schommelingen in de exploitatie. Conform de richtlijnen is het exploitatieresultaat verdeeld naar rato van het Gezondheidszorgbudget en de Rijksbijdrage van het medisch centrum, na dotatie c.q. onttrekking aan specifieke bestemmingsreserves.
[30]
NIET COLLECTIEF GEFINANCIERD VRIJ VERMOGEN Algemene Reserve
Stand 31 december Resultaatbestemming Stand 31 december Resultaatbestemming Stand 31 december
2007 2008 2008 2009 2009
1.888 1.112 3.000 259 3.259
Reserve deelnemingen
Reserve 1e geldstroom faculteit
10.798 1.527 12.325 1.752 14.077
988 988 988
Reserve externe geldstromen
24.730 478 25.208 1.466 26.674
Bestemmingsreserve AMC fonds
5.170 -240 4.930 -610 4.320
De algemene reserve is mede bestemd ter financiering van beleidsbeslissingen voortvloeiend uit de doelstellingen van het AMC. De reserve deelnemingen wordt aangehouden in verband met niet uitkeerbare vermogensbestanddelen van geconsolideerde deelnemingen. De reserve eerste geldstroom faculteit bestaat uit de exploitatiesaldi van de eerste geldstroom van de faculteit, zoals op het moment van integratie (per 1 januari 1997) is vastgesteld. De reserve externe geldstromen bestaat uit de exploitatiesaldi van de afgeronde tweede en derde geldstroomprojecten. De reserve is door de organisatie-eenheden van het AMC gevormd en kan aan nieuwe (research) projecten besteed worden. Deze nieuwe projecten zullen worden ondergebracht bij AMC Medical Research BV.
Jaarrekening
114
Totaal
43.574 2.877 46.451 2.867 49.318
De bestemmingsreserve AMC-fonds is bestemd ter financiering van excellente onderzoekers van binnen en buiten het AMC.
[31]
VOORZIENINGEN
Het verloop van de voorzieningen is als volgt: Deelnemingen
Overig
Totaal
2.584 -1.123 1.516 2.977 -2.606 159 530
49.860 -8.092 45.723 87.491 -26.724 15.563 76.330
52.444 -9.215 47.239 90.468 -29.330 15.722 76.860
Stand 31 december 2007 Onttrekkingen Dotaties Stand 31 december 2008 Onttrekkingen Dotaties Stand 31 december 2009
De voorziening deelnemingen heeft betrekking op het negatieve eigen vermogen van de deelneming AMCAS BV. Voor de specificatie van de overige voorzieningen wordt verwezen naar de toelichting op de geconsolideerde balans onder post [10].
[32]
LANGLOPENDE SCHULDEN
Investeringssubsidie à fonds perdu Schulden aan kredietinstellingen Totaal
31-12-2009
31-12-2008
127.740 112.491 240.231
132.101 123.773 255.874
Voor de specificatie van de onder de langlopende schulden opgenomen schulden aan kredietinstellingen wordt verwezen naar de toelichting op de geconsolideerde balans onder post [11].
[33]
KORTLOPENDE SCHULDEN
Schulden aan kredietinstellingen Vooruit ontvangen investeringssubsidie à fonds perdu Aflossingsverplichting langlopende schulden Bevoorschotting zorgverzekeraars Crediteuren Schulden aan gelieerde maatschappijen Belastingen en sociale premies Schulden inzake pensioenen Nog te betalen vakantierechten Nog te betalen kosten Vooruit ontvangen researchgelden Overige schulden en overlopende passiva Financieringsoverschot (toelichting [12]) Totaal
Jaarrekening
31-12-2009
31-12-2008
82.000 4.361 11.282 37.975 30.715 33.800 16.660 5.099 20.014 32.131 21.193 7.528 21.561 324.319
4.361 11.283 28.296 31.254 100 14.609 4.564 19.397 21.780 20.195 5.698 138.857 300.394
115
TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE RESULTATENREKENING [34]
WETTELIJK BUDGET VOOR AANVAARDBARE KOSTEN
Voor de specificatie van het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten wordt verwezen naar de toelichting op de geconsolideerde resultatenrekening onder post [13].
[35]
RIJKSBIJDRAGE
Voor de specificatie van de rijksbijdrage wordt verwezen naar de toelichting op de geconsolideerde resultatenrekening onder post [14].
[36]
OVERIGE BEDRIJFSOPBRENGSTEN
Zorgprestaties tussen instellingen Overige zorgprestaties Overige dienstverlening Overige opbrengsten Totaal
2009
2008
4.348 7.119 46.229 148.087 205.783
4.436 6.077 41.933 150.491 202.937
De stijging in de overige dienstverlening wordt veroorzaakt door hogere externe doorberekeningen. De overige opbrengsten dalen door lagere opbrengsten uit zorgopleidingen en lagere huuropbrengsten als gevolg van het corrigeren van huuropbrengsten uit voorgaande jaren. De daling wordt gedeeltelijk gecompenseerd door verkregen inkoopkortingen bij inkoop van medische hulpmiddelen die als bate is verantwoord onder de overige opbrengsten.
[37]
PERSONEELSKOSTEN
Lonen en salarissen Sociale lasten Pensioenpremies Andere personeelskosten Personeel niet in loondienst Totaal
2009
2008
303.081 24.133 38.511 17.725 383.450 50.645 434.095
283.547 21.114 39.513 18.215 362.389 32.361 394.750
De lonen en salarissen zijn ten opzichte van 2008 met ongeveer € 20 miljoen gestegen. Deze stijging houdt verband met de loonsverhoging van 1,95 % per 1 maart 2009, de verhoging van de eindejaarsuitkering van 5,25% naar 6,75% en de toename van het gemiddeld aantal fte over 2009 ten opzichte van 2008. De stijging van de sociale lasten met € 3 miljoen houdt verband met de stijging van de lonen en salarissen en het wegvallen van de inhouding van de pseudo WW-premie op het salaris van de werknemer. De stijging wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een lagere dotatie aan de voorziening inzake vakantiedagen. De pensioenpremies dalen ten opzichte van 2008 met ongeveer € 1 miljoen. Deze daling houdt verband met lagere dotaties aan voorzieningen in 2008 die gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een stijging van de pensioenpremie per 1 juli 2009 met 1%.
Jaarrekening
116
De andere personeelskosten dalen ten opzichte van 2008 met ongeveer € 0,5 miljoen. De daling wordt onder ander veroorzaakt door het laten vrijvallen van personele voorzieningen, die grotendeels wordt gecompenseerd door een stijging van de kosten van het (extra) persoonlijk budget. De kosten van personeel niet in loondienst stijgen ten opzichte van 2008 met ongeveer € 18 miljoen. Deze stijging houdt verband met een toegenomen inzet van extern personeel voor specifieke projecten met name op ICT-gebied en voor het langer dan verwacht tijdelijk invullen van moeilijk vervulbare vacatures. De gemiddelde personeelsbezetting in fulltime equivalenten (exclusief personeel niet in loondienst) met betrekking tot AMC enkelvoudig bedraagt 5.551 fte’s (2008: 5.396).
[38]
AFSCHRIJVINGEN OP VASTE ACTIVA
Afschrijvingen materiële vaste activa Inhaalafschrijving Vrijval investeringssubsidie à fonds perdu Totaal
2009
2008
37.637 -4.361 33.276
36.300 11.673 -4.361 43.612
De afschrijvingskosten (exclusief inhaalafschrijvingen) zijn ten opzichte van 2008 met ruim € 1 miljoen gestegen als gevolg van een hoger investeringsniveau (waaronder mede bedoeld gereed melden van bouwprojecten in uitvoering).
[39]
OVERIGE BEDRIJFSKOSTEN
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten Algemene kosten Patiënt- en bewonersgebonden kosten Onderhoud en energiekosten Huur en leasing Totaal
2009
2008
14.851 52.836 141.177 41.374 5.548 255.786
13.863 42.723 129.824 60.933 4.005 251.348
De stijging van de voedingsmiddelen en hotelmatige kosten houdt verband met een toename van kosten voor schoonmaak en beveiliging. De algemene kosten stijgen ten opzichte van 2008 met ongeveer € 10 miljoen. Deze stijging houdt verband met een hoger niveau van genomen voorzieningen en reserveringen. In het boekjaar 2009 zijn binnen de algemene kosten, de kosten van de accountant als volgt ten laste gekomen van de resultatenrekening: - controle van de jaarrekening - andere controleopdrachten - adviesdiensten op fiscaal terrein
k€ 351 (2008: k€ 387) k€ 136 (2008: k€ 222) k€ 152 (2008: k€ 65)
De stijging van de patiënt- en bewonersgebonden kosten met ruim € 11 miljoen wordt veroorzaakt door een toename van onderzoek verricht door derden, een stijging van de productie met betrekking tot implantatie van pacemakers, een toename van verrichte ablaties, meer geplaatste ICD’s en neurostimulatoren, hogere kosten van verpleging en verzorging, en een toename van gebruik van dure- en weesgeneesmiddelen en bloed- en bloedproducten. De stijging wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een afname van het aantal geplaatste cochleaire implantaten. De daling in de onderhouds- en energiekosten met € 19 miljoen wordt verklaard door enerzijds een lagere dotatie aan de voorziening groot onderhoud en anderzijds een stijging van onderhoudskosten.
Jaarrekening
117
De stijging in huur en leasing houdt verband met het in 2009 voor het eerst opnemen van een verschuldigde parkeervergoeding aan AMC Terreinontwikkeling BV over zowel het jaar 2009 als 2008.
[40]
FINANCIËLE BATEN EN LASTEN
Rentebaten Rentelasten Totaal
[41]
2008
2.156 -5.547 -3.391
2.052 -5.629 -3.577
2009
2008
-226 744 -495 650 -14 -159 -75 5 491 -1.167 -246
-2.090 1.557 -1.370 -12 -146 -33 174 -5 210 -1.715
RESULTAAT DEELNEMINGEN
Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV AMC Medical Research BV AMC Terreinontwikkeling BV AMC Terreinontwikkeling BV (inzake jaar 2008) Amsterdam Vector Production BV AMCAS BV Alant Vrouw Amsterdam BV AMC Medical Services BV (inzake jaar 2008) VZA Groep BV VZA Groep BV correctie waarderingsgrondslag vaste activa Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV (2007)* AMC Medical Services BV (jaren 2006 en 2007)* Amsterdam Vector Production BV (jaren 2005 t/m 2007)*
•
2009
In de jaarrekening over 2007 is m.b.t. de deelnemingen Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV, Amsterdam Vector Production BV en AMC Medical Services BV het resultaat over 2007 op basis van conceptcijfers verwerkt. De voornoemde correctie heeft betrekking op aanpassing naar het resultaat op basis van definitieve cijfers over het jaar 2007.
Jaarrekening
118
OVERIGE GEGEVENS RESULTAATBESTEMMING 2009
2008
Resultaat volgens de resultatenrekening
4.750
7.373
Dotatie reserve externe geldstromen Dotatie algemene reserve Onttrekking AMC fonds Dotatie reserve deelnemingen Dotatie/onttrekking bestemmingsreserve gezondheidszorg PBA Dotatie/onttrekking bestemmingsreserve O&O PBA Onttrekking/dotatie bestemmingsreserve DHAZ Resultaat ter nadere bestemming
-1.466 -259 610 -1.752 -2.105 -701 805 -118
-478 -1.112 240 -1.527 -605 -202 -1.407 2.282
-95 -23 -118
1.848 434 2.282
Onttrekking/dotatie reserve aanvaardbare kosten gezondheidszorg Onttrekking/dotatie reserve aanvaardbare kosten O&O
Jaarrekening
119
VASTSTELLING EN GOEDKEURING VAN DE JAARREKENING De jaarrekening 2009 is door de Raad van Bestuur vastgesteld in de vergadering van 30 maart 2010 en goedgekeurd door de Raad van Toezicht in de vergadering van 19 april 2010. Amsterdam, 30 maart 2010
Amsterdam, 19 april 2010
De Raad van Bestuur,
De Raad van Toezicht,
prof.dr. L.J. Gunning-Schepers
dr. A.H.G. Rinnooy Kan
drs. R.J.M. Hopstaken
dr. K. van der Toorn
prof.dr. M. Džoljić
jhr.drs. R.W.F. van Tets
drs. A. Baan
Jaarrekening
120
ACCOUNTANTSVERKLARING Aan: de Raad van Bestuur van het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam. ACCOUNTANTSVERKLARING Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2009 van het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam te Amsterdam bestaande uit de geconsolideerde en enkelvoudige balans per 31 december 2009 en de geconsolideerde en enkelvoudige winst- en verliesrekening over 2009 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur De Raad van Bestuur van het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beiden in overeenstemming met de Regeling verslaggeving WTZi. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In de beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die de Raad van Bestuur van het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam per 31 december 2009 en van het resultaat over 2009 in overeenstemming met de Regeling verslaggeving WTZi. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 30 maart 2010 Ernst & Young Accountants LLP namens deze
w.g. drs M. Hagers RA
Jaarrekening
121
DEELNEMINGEN EN SAMENWERKINGSVERBANDEN 1) Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV, Amsterdam. De Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV is een 100 procent deelneming van het AMC. De beheersmaatschappij is opgericht om vanuit onder andere fiscaal en juridisch oogpunt participatie door het ziekenhuis in startende ondernemingen mogelijk te maken. De BDDA BV heeft belangen in: - AMT BV te Amsterdam; - Primagen Holding BV te Amsterdam (10,37%); - MacroZyme BV te Amsterdam (63,8%); - Hep-Art Medical Devices BV te Amsterdam (29,22%); - Valletta Health Holding BV te Heemstede (82,519%); - AIMM Therapeutics BV te Amsterdam (29,29%); - Arthrogen BV te Amsterdam (40%); - SanEcon BV (40%); - Regenesance BV (55,27%); - Forensic Technical Solutions BV i.o. (100%). 2) AMC Terreinontwikkeling BV te Amsterdam Het AMC heeft sinds december 2007 alle uitstaande aandelen van de AMC Terreinontwikkeling BV in eigendom. De vennootschap heeft ten doel de terreinen van het AMC te ontwikkelen ten behoeve van de academische doelstelling, waaronder het Medical Business Park AMC. 3) AMC Medical Research BV, Amsterdam De AMC Medical Research BV is een 51 procent deelneming van het AMC. De Universiteit van Amsterdam beheert de overige 49 procent. De vennootschap heeft ten doel het uitvoeren van geheel of gedeeltelijk door derden gefinancierde medische researchprojecten binnen het AMC. 4) Psychiatrie Vof AMC/ Arkin, Amsterdam Psychiatrie Vof AMC/Arkin (voorheen AMC de Meren) is een vennootschap onder firma van Arkin (deel wat op het AMC terrein is gevestigd) en het AMC die tot doel heeft de geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen voor het gebiedsdeel Amsterdam-Zuidoost en Diemen te verzorgen. Vanuit de Vof worden zowel opleiding, wetenschappelijk onderwijs en onderzoek als ook de feitelijke uitvoering van de geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen in Amsterdam Zuidoost en Diemen alsmede de bovenregionale topreferente functie op het gebied van de volwassenenpsychiatrie verzorgd. Sinds 2007 is het AMC de beherend vennoot en worden de cijfers van de Vof opgenomen in de geconsolideerde cijfers van het AMC. 5) AMC Medical Services BV, Amsterdam De AMC Medical Services BV is een 100 procent deelneming van het AMC. De vennootschap heeft ten doel het coördineren, uitvoeren, beheren en administreren van geheel of gedeeltelijk door derden gefinancierde projecten gericht op patiëntenzorg, facilitaire dienstverlening en consultancy en alles wat daarmee direct of indirect samenhangt, bij voorkeur buiten het AMC. 6) Amsterdam Vector Production (AVP) BV, Amsterdam Amsterdam Vector Production BV is een 100 procent deelneming van het AMC. AVP stelt laboratoriumruimten en –faciliteiten ter beschikking ten behoeve van de productie van genproducten en celtherapeutische producten voor klinische toepassingen. 7) AMCAS BV, Amsterdam De AMCAS BV is een 100 procent deelneming van het AMC. De vennootschap heeft ten doel het uitvoeren van onderzoek op het gebied van het testen van geneesmiddelen en/of vaccins voor infectieziekten en/of immunologische ziekten. 8)
Alant Vrouw Amsterdam BV. Amsterdam Deze vennootschap is voor 44% eigendom van het AMC en is in oktober 2008 opgericht. Doelstelling van de vennootschap is de exploitatie van een centrum voor vrouwengeneeskunde, waarin met name de zorg voor vrouwen met bekkenbodemklachten en afwijkende cervix cytologie zal worden vormgegeven.
Jaarrekening
122
9) VZA Groep BV, Amsterdam Deze vennootschap is per 1 januari 2009 overgenomen en voor 100% eigendom van het AMC. Met de overname is vooral beoogd de doelmatigheid en kwaliteit van de acute zorg en de ambulancezorg te vergroten. 10) Stichting Klinische Research, Amsterdam Deze steunstichting heeft als doel de klinische research binnen het AMC te bevorderen, onder andere door verkregen inkomsten uit octrooien aan het AMC over te maken ten behoeve van nieuwe onderzoeksprojecten in het AMC. Gelet op het feit dat de Raad van Bestuur AMC het bestuur van deze stichting benoemt zijn de cijfers van de stichting opgenomen in de geconsolideerde cijfers van het AMC.
Samenwerkingsverbanden Onderstaand is een overzicht opgenomen van de belangrijkste samenwerkingsverbanden. 1) Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (NIN-KNAW), Amsterdam Het (NIN-KNAW) doet fundamenteel wetenschappelijk onderzoek aan het centraal zenuwstelsel. Het onderzoek is multidisciplinair van opzet en richt zich vooral op ontwikkeling, plasticiteit en veroudering van de hersenen. Het NIN verricht zowel onderzoek naar het normale functioneren van de hersenen als naar het ontstaan van ziektebeelden en de ontwikkeling van therapeutische strategieën. De Nederlandse Hersenbank, die klinisch en neuropathologisch gedocumenteerd hersenmateriaal van overleden neurologische en psychiatrische patiënten voor onderzoek ter beschikking stelt, is ondergebracht bij het instituut. 2) Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam Het OLVG fungeert voor het AMC als ‘teaching hospital’ voor de arts-assistenten in opleiding tot medisch specialist. Sinds 2009 heeft het AMC een samenwerkingsovereenkomst met het OLVG op het gebied van Klinische Genetica, met het doel het instellen van een klinisch genetisch spreekuur binnen het OLVG door een klinisch geneticus van het AMC 3) Sanquin, Amsterdam Met Sanquin bestaat een samenwerkingsverband, waarbij gezamenlijk met het AMC onderzoek wordt verricht op hematologisch gebied. 4) Dianet, Utrecht Het AMC heeft met Dianet een samenwerkingsovereenkomst op het gebied van de nierfunctievervangende behandelingen getekend. De beide organisaties versterken de samenwerkingsrelatie, zowel met betrekking tot de inhoud van zorg- en dienstverlening, als met betrekking tot de efficiency, doelmatigheid en flexibiliteit. Hiermee worden goede voorwaarden geschapen voor de ontwikkeling van de integrale zorgverlening van de patiënten. 5) De Bascule, Amsterdam. De Bascule is een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Deze instelling voert de academische functie op het gebied van kinder- en jeugdpsychiatrie van het AMC en de VU uit. 6) Stichting Kinderopvang, Amsterdam Deze stichting exploiteert een tweetal kindercrèches. 7) UMCU, Utrecht Met het UMC Utrecht is het AMC een strategische alliantie aangegaan. De bundeling van krachten en de inzet op strategische samenwerkingsprojecten (met name op het gebied van wetenschappelijk onderzoek) vergroot de internationale concurrentiekracht. 8) Stichting Prenatale Screening Amsterdam en Omstreken (SPSAO) De SPSAO heeft voornamelijk als doel het regionaal faciliteren van de mogelijkheden voor alle zwangeren om toegang te krijgen tot prenatale screening en het bewaken van de kwaliteit van de voorlichting en de uitvoering van de onderzoeken door de verbonden instellingen (ziekenhuizen/gynaecologen, verloskundigen, huisartsen en echoscopisten).
Jaarrekening
123
9) OOR De OOR (onderwijs- en opleidingsregio) van het AMC wordt gevormd door het regionaal netwerk bestaande uit het AMC en de opleidingsziekenhuizen die onderling samenwerken ten behoeve van het (continuüm tussen het) initiële geneeskunde onderwijs en de medisch specialistische vervolgopleidingen. In de OOR worden de landelijk vastgestelde kaders voor inhoud en planning van de medische (vervolg)opleidingen vertaald naar concrete activiteiten op ziekenhuisniveau, waarbij het AMC de rol van coördinator op zich neemt. 10) Acute Zorgregio Met het verwerven van de status van zelfstandig traumacentrum per 1 januari 2008 is het AMC ook verantwoordelijk geworden voor het initiëren, coördineren en rapporteren over het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) in zijn regio. Deze regio is tot stand gekomen door een opsplitsing van de oorspronkelijke regio Noordwest Nederland, waarvoor VUmc en AMC voorheen gezamenlijk de rol van traumacentrum vervulden. 11) Flevoziekenhuis, Almere Samenwerking vindt plaats op het gebied van radiotherapie. Er zijn twee radiotherapie behandelunits voor het AMC gerealiseerd op de locatie van het Flevoziekenhuis. Het voornemen om op diverse terreinen te gaan samenwerken heeft in 2009 vorm gekregen door het van start gaan van samenwerking op het gebied van chirurgie waarbij het uitgangspunt is het bereiken van kwalitatief hoogstaande patiëntenzorg per deelgebied van de chirurgie door een betere benutting van capaciteiten, het maken van een kwaliteitsslag door een concentratie van speerpunten en het creëren van mogelijkheden voor onderwijs, opleiding en onderzoek. Tevens heeft het AMC sinds 2009 een samenwerkingsovereenkomst met het Flevoziekenhuis op het gebied van Klinische Genetica, met als doel het instellen van een klinisch genetisch spreekuur binnen het Flevoziekenhuis door een klinisch geneticus van het AMC 12) Flevoziekenhuis en Tergooiziekenhuizen In 2009 is een overeenkomst opgesteld tussen het AMC het Flevoziekenhuis en de Tergooiziekenhuizen met het doel te gaan samenwerken op het gebied van interventiecardiologie. Ook hier is het uitgangspunt het bereiken van kwalitatief hoogstaande patiëntenzorg over het AMC en andere locaties binnen het verzorgingsgebied.
Jaarrekening
124
VIJFJARENOVERZICHT (GECONSOLIDEERDE
CIJFERS)
2009
2008
2007
2006
2005
94.993 76.621 251.733 423.347
91.065 87.491 255.874 434.430
83.708 49.860 271.518 405.086
84.080 31.926 253.459 369.465
47.589 185.257 25.716 98.084 356.646
75 499.607 2.278 501.960
459.319 1.801 461.120
448.772 4.444 453.216
429.374 5.602 434.976
401.335 5.122 406.457
-78.613
-26.690
-48.130
-65.511
-49.811
7.378
6.939
6.281
5.354
5.231
122.027
123.237
132.810
144.464
110.636
105.196 24.563 259.164
96.898 79.884 306.958
114.033 21.619 274.743
121.221 11.947 282.986
104.655 11.303 44.233 276.058
316.216 21.561 337.777
194.791 138.857 333.648
214.593 108.280 322.873
316.140 32.357 348.497
325.869 325.869
-78.613
-26.690
-48.130
-65.511
-49.811
761.124
768.078
727.959
717.962
682.515
Balansposten in % balanstotaal Vaste activa Vlottende activa Balanstotaal
65,9% 34,1% 100%
60,0% 40,0% 100%
62,3% 37,7% 100%
60,6% 39,4% 100%
59,6% 40,4% 100%
Groepsvermogen Voorzieningen Weerstandsvermogen Egalisatierekening Langlopende schulden Kortlopende schulden Balanstotaal
12,5% 10,1% 22,6% 33,1% 44,3% 100%
11,9% 11,4% 23,3% 33,3% 43,4% 100%
11,5% 6,8% 18,3% 37,3% 44,4% 100%
11,7% 4,4% 16,1% 35,3% 48,6% 100%
6,9% 3,8% 10,7% 27,1% 14,4% 47,8% 100%
FINANCIËLE POSITIE Beschikbare middelen lange termijn Groepsvermogen Egalisatierekening afschrijvingen Voorzieningen Langlopende schulden
Geïnvesteerd op lange termijn Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa
Beschikbaar als werkkapitaal
Aanwending beschikbaar werkkapitaal Voorraden Onderhanden werk uit hoofde van DBC’s Vorderingen en overlopende activa Financieringstekort Liquide middelen
Minus: Kortlopende schulden Financieringsoverschot
Saldo werkkapitaal
RELATIEVE VERMOGENSPOSITIE Balanstotaal
Jaarrekening
125
2009
2008
2007
2006
2005
368.506
343.603
402.378
409.236
375.293
FINANCIËLE RESULTATEN Wettelijk budget aanvaardbare kosten Niet gebudgetteerde zorgprestaties Mutatie onderhanden werk DBC’s Rijksbijdrage Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten
29.721
13.445
7.800
3.915
2.679
7.562 143.122 213.197 762.108
8.366 134.024 212.138 711.576
-1.181 127.435 106.950 643.382
2.019 118.055 68.216 601.441
2.626 113.846 70.795 565.239
Personeelskosten Afschrijvingen op vaste activa Overige bedrijfskosten Som der bedrijfslasten
454.931 35.579 264.515 755.025
401.273 44.396 254.321 699.990
367.487 38.073 231.725 637.285
356.626 27.217 210.329 594.172
352.061 26.266 185.696 564.023
Bedrijfsresultaat
7.083
11.586
6.097
7.269
1.216
Financiële baten en lasten Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belasting
-2.936
-2.391
-6.466
-7.845
-4.911
4.147
9.195
-369
-576
-3.695
Belastingen resultaat Resultaat deelnemingen Aandeel resultaat derden
51 -560 1.112
-2.387 565
-146
996 -245
438 102
Resultaat
4.750
7.373
-515
175
-3.155
Jaarrekening
126
VERANTWOORDING RIJKSBIJDRAGEN 2009 De hoofdtaken van het universitair medisch centrum bestaan uit patiëntenzorg, onderwijs, opleiding en onderzoek. Voor het onderwijs aan studenten geneeskunde en medische informatiekunde en het medisch-wetenschappelijk onderzoek, ontvangt het AMC, via de UvA, een rijksbijdrage onderwijs en onderzoek. Hierover wordt rechtstreeks overlegd met het College van Bestuur van de UvA. De Raad van Bestuur van het AMC is met het College van Bestuur UvA een plandocument (convenant) overeengekomen, waarin de omvang van de rijksbijdrage onderwijs en onderzoek, de wederzijdse inspanningsverplichtingen en de wijze van verantwoorden zijn vastgelegd. In december 2008 is een convenant afgesloten voor de periode 2009 t/m 2012. Het AMC is tevens de werkplaats voor geneeskundig onderwijs en onderzoek. Het gaat hierbij om de personele en materiële infrastructuur (‘uitrusting en bestand’) die nodig is om studenten geneeskunde op te leiden en het medisch wetenschappelijk onderzoek te faciliteren. Voor deze werkplaatsfunctie (art. 2.5. WHW) ontvangt de UvA een rijksbijdrage, die onverwijld wordt doorgegeven aan het AMC. De Raad van Bestuur AMC hecht er aan om verantwoording af te leggen over de uitvoering van de werkplaatsfunctie. Daarom is in dit document een afgeleide bestedingsverantwoording opgenomen van de activiteiten, die ten laste van de Rijksbijdrage Werkplaatsfunctie zijn gefinancierd. Deze bestedingsverantwoording is afgeleid van zowel de begroting als de werkelijke kosten. De Rijksbijdrage OC&W over 2009 bedroeg € 84,056 miljoen. Het Ministerie van OCW heeft samen met het ministerie van VWS opdracht gegeven voor een onderzoek naar de besteding van de rijksbijdrage voor de werkplaatsfunctie. De uitkomsten van dit onderzoek zullen in 2010 worden gepubliceerd. In het onderzoek wordt ook meegenomen of de jaarlijkse verantwoording van de besteding moet worden herzien. Dit kan consequenties hebben voor de verantwoording van de rijksbijdrage werkplaatsfunctie vanaf 2010.
Jaarrekening
127
De afgeleide bestedingsverantwoording ten laste van de Rijksbijdrage is als volgt opgebouwd (in € mln.):
1
Normatieve ruimte Medische en Overige Inventaris Binnen de opbouw van de Rijksbijdrage OC&W is een modelmatige ruimte begrepen ter dekking van de afschrijvingskosten van de medische inventaris en apparatuur. De NZa geeft voor deze normatieve ruimte de richtlijnbedragen af. Het Ministerie van OC&W draagt 25% bij aan de totale dekking. Voor 2009 is dit bepaald op een bijdrage van circa:
2
PBA/DHAZ De bijdrage van OC&W in haar Rijksbijdrage, volgens de Planning Bouwvolume Academische Ziekenhuizen resp. het convenant Decentralisatie Huisvesting Academische Ziekenhuizen, ter dekking van de afschrijvingskosten en rente voor 2009, bedraagt:
3
Onderwijsinzet De opleidingskosten per student zijn voor het hele traject € 163.000 (bron: Rapport Linschoten). Een student doet gemiddeld acht jaar over de studie. De jaarlijkse kosten bedragen dan gemiddeld € 20.375 per jaar. De faculteit geneeskunde van het AMC had in 2009 gemiddeld 2.363 studenten. Dit resulteert omgerekend in een kostenniveau van 48,1 miljoen. Verminderd met een hieraan door het AMC toe te rekenen aandeel uit de Rijksbijdrage O&O van ca. € 22,4 mln., bedraagt bij benadering het deel dat uit de Rijksbijdrage Werkplaatsfunctie (OC&W), wordt gefinancierd:
4
Onderzoeksinzet Betreft globale benaderingen van: Inzet per divisie Inwendige specialismen Chirurgische specialismen en Operatiecentrum Emma Kinderziekenhuis AMC Neurozintuigspecialismen Verloskunde/gynaecologie Psychiatrie Laboratoriumspecialismen Beeldvormende specialismen en onderzoek- en behandelcentrum Klinische methoden en public health
2.7
5.3
25.7
4A
6.3 3.2 2.4 1.9 0.9 0.5 7.8 1.9 2.7 27.6
4B
Overige onderzoeksinzet GDIA Research/octrooi/kennisontwikkeling
1.1 0.8 1.9
5
Algemene Lasten/Doelbudgetten Kwaliteitsbewaking Opleidingen CAO-gerelateerde kosten/pers. ontspanning/preventie Overige algemene personele lasten en OR-activiteiten Huisvestings- en facilitaire kosten Verzekeringen en belastingen Overige algemene lasten
3.2 2.1 1.5 5.8 1.4 2.0 4.9 20.9
Totaal Rijksbijdrage OC&W
84.1
Jaarrekening
128
Kwantitatieve gegevens Onderwijs en opleiding in de Kliniek Aios¹
Coassistenten
Anesthesiologie
28,27
1,6
Cardiologie
16,64
1,7
Cardiothoracale Chirurgie
2,91
-
Chirurgie
15,60
70,5
Dermatologie
12,17
16,6
Gastro-enterologie Verloskunde/ gynaecologie Huisartsgeneeskunde IC-volwassenen Inwendige geneeskunde Keel-, neus- en oorheelkunde
-
0,2
14,79
44,4
-
24,6
-
1,5
58,62
79,2
9,20
22,7
22,32
46,6
Klinisch fysicus
8,16
-
Klinisch chemicus
3,00
-
Klinische genetica
4,64
0,5
Kindergeneeskunde
Klinische neurofysiologie
-
-
5,58
0,2
10,75
1,42
Medische microbiologie
6,17
-
Mondziekten en Kaakchirurgie
4,00
-
Longziekten Maag-, darm-, leverziekten
Neonatologie
-
-
3,97
0,5
21,25
32,0
2,66
-
Oogziekten
10,95
15,9
Orthopedie
10,91
1,4
Neurochirurgie Neurologie Nucleaire geneeskunde
Pathologie
9,74
-
Plastische en reconstructieve chirurgie
4,28
0,8
Psychiatrie
27,77
32,0
Radiologie
20,48
1,5
Reumatologie
4,17
0,2
Revalidatie
3,20
0,7
Radiotherapie
5,49
-
-
9,8
Spoedeisende hulp
5,28
2,5
Urologie
4,52
0,4
Ziekenhuisapotheker
4,00
-
Overig
1,82
22,9
363,31
432,5
2009
2008
232 149 -
246 157 7
Sociale geneeskunde
TOTAAL
De overige kengetallen zijn:
Aantal behaalde artsexamens Aantal promoties 2 Aantal doctoraal examens Medische Informatiekunde
3
1. Gemiddeld aantal fte aios per MSRC-specialisme, exclusief detacheringen door het AMC in rekening gebracht aan derden, inclusief detacheringen in rekening gebracht aan het AMC inclusief Klifio’s, Klinisch chemicus en Apothekers in opleiding. 2 Peildatum 31 december 3. Peildatum 1oktober
Jaarrekening
129
BEZOLDIGING BESTUURDERS RAAD VAN BESTUUR Naam De heer of mevrouw Bestuursfunctie
prof.dr. L.J. Gunning-Schepers Mevrouw Voorzitter en decaan
drs. R.J.M. Hopstaken De heer Vicevoorzitter
Nevenfunctie
Lid Gezondheidsraad
Bestuurslid Nictiz
Lid Conference Concertgebouw
Bestuurslid Dutch Hospital Data
Lid Raad van Commissarissen Arbo Unie
Lid Raad van Toezicht GGNet
Lid Raad van Toezicht Sanquin
Bestuurslid Stichting HIV Monitoring Lid Raad van Commissarissen Centramed Bestuurslid ING Adviesraad Gezondheidszorg Bestuurslid Faria-Clowns
Lid Raad van Commissarissen DSM Voorzitter Raad van Toezicht Rijksacademie Van Beeldende Kunsten
prof.dr. M. Džoljić De heer Lid en vice-decaan Lid Raad van Toezicht van de Bascule
Vanaf welke datum is de bestuurder als bestuurder werkzaam in uw organisatie? Maakt de persoon op dit moment nog steeds deel uit van het bestuur? Is de persoon in het verslagjaar voorzitter van het bestuur geweest? zo ja: hoeveel maanden is de persoon voorzitter geweest in het verslagjaar? Wat is de aard van de arbeidsovereenkomst? Welke salarisregeling is toegepast? Wat is de deeltijdfactor?
1-7-1997 (1-1-2001 voorzitter) Ja Ja 12 maanden onbepaalde tijd CAO-volgend 100%
1-12-2004 Ja Nee
1-3-2005 Ja Nee
onbepaalde tijd CAO-volgend 100%
onbepaalde tijd CAO-volgend 100%
Bruto inkomen, incl. vakantiegeld, eindejaarsuitkeringsalaris en andere vaste toelagen Waarvan: verkoop verlofuren Waarvan: nabetalingen voorgaande jaren Bruto onkostenvergoeding Werkgeversbijdrage sociale lasten Werkgeversbijdrage pensioen, VUT, FPU Ontslagvergoeding Bonussen Totaal inkomen Cataloguswaarde auto van de zaak Eigen bijdrage auto van de zaak
261.100,27 nvt nvt nvt 5.911,36 30.397,94 nvt nvt 297.409,57 nvt nvt
236.490,18 nvt nvt nvt 5.871,25 36.219,48 nvt nvt 278.580,91 nvt nvt
236.490,18 nvt nvt nvt 5.871,25 36.219,48 nvt nvt 278.580,91 nvt nvt
De leden van de Raad van Bestuur genieten een netto onkostenvergoeding van € 400 per maand (die niet in bovenstaande opstelling is inbegrepen). Inkomsten uit nevenwerkzaamheden vervallen aan het AMC.
Jaarrekening
130
Bezoldiging Raad van Toezicht Naam prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan prof.dr. K. van der Toorn drs. A. Baan jhr. drs. R.W.F. van Tets * mw. mr. P.F.M. van der Meer Mohr * vergoeding wordt gedeclareerd inclusief BTW
2009 Bezoldiging Belastbaar loon 14.521 14.521 7.260 7.260 7.260 7.260 8.639 8.639 7.260
Jaarrekening
7.260
131
Wet openbaarheid uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) Functie
Duur dienstverband in het verslagjaar In dienst vanaf In dienst tot
Belastbaar loon 2009
2008
Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn 2009 2008
Academisch medisch specialist
01-jan-97
258.566
240.011
40.395
37.490
Academisch medisch specialist
01-nov-82
248.230
249.374
35.059
32.896
Academisch medisch specialist
01-jan-98
223.831
216.934
36.051
33.867
Academisch medisch specialist
01-mei-89
210.726
202.667
34.737
32.550
Academisch medisch specialist
01-mrt-93
204.776
200.851
34.806
32.540
Academisch medisch specialist
01-mrt-06
202.145
196.831
34.163
30.780
Academisch medisch specialist
01-dec-02
196.621
190.052
33.032
30.339
Academisch medisch specialist
01-jan-97
193.899
187.648
32.443
29.993
Academisch medisch specialist
01-feb-99
193.758
185.272
32.372
29.662
Academisch medisch specialist
01-feb-98
193.413
194.698
31.530
29.806
Academisch medisch specialist
01-mei-95
197.742
197.837
23.071
32.442
Academisch medisch specialist
15-feb-01
184.954
205.993
32.275
27.375
Academisch medisch specialist
01-jan-03
185.231
176.121
31.442
27.163
Academisch medisch specialist
01-jun-87
184.287
177.776
30.293
28.506
Academisch medisch specialist
01-apr-98
183.715
176.132
30.165
27.163
Academisch medisch specialist
01-jan-03
179.342
176.377
32.070
23.551
Academisch medisch specialist
01-jun-92
180.145
172.806
28.814
25.826
Academisch medisch specialist
01-jan-97
178.802
174.750
29.168
26.617
Academisch medisch specialist
01-aug-99
176.859
171.041
29.415
27.163
Academisch medisch specialist
01-sep-98
176.512
170.699
29.354
27.105
Academisch medisch specialist
01-apr-89
174.959
168.742
30.072
27.472
Academisch medisch specialist
01-jan-99
175.258
171.041
29.415
27.163
Academisch medisch specialist
16-sep-02
174.578
171.394
29.377
26.809
Academisch medisch specialist
01-jan-97
174.696
170.428
28.802
27.163
Academisch medisch specialist
01-nov-89
174.371
168.585
28.616
26.984
Academisch medisch specialist
15-jun-02
175.692
170.129
26.870
27.416
Academisch medisch specialist
01-okt-81
161.710
224.162
40.321
20.413
Academisch medisch specialist
01-jan-97
174.523
168.104
27.395
25.512
Academisch medisch specialist
01-jan-05
173.335
164.073
27.992
24.997
Academisch medisch specialist
01-jul-97
174.745
168.825
26.458
24.585
Academisch medisch specialist
01-mrt-89
173.191
165.336
27.785
28.387
30-sep-09
Jaarrekening
132
Academisch medisch specialist
01-jan-97
172.578
165.951
28.293
24.537
Academisch medisch specialist
01-jan-97
172.672
167.830
26.022
27.163
Academisch medisch specialist
01-jan-97
170.280
154.974
28.408
23.439
Academisch medisch specialist
01-jan-09
169.649
28.477
-
Academisch medisch specialist
01-mei-02
171.110
157.979
27.011
24.837
Academisch medisch specialist
01-nov-03
171.057
164.347
26.638
25.703
Academisch medisch specialist
01-jan-97
169.797
157.262
27.421
24.027
Academisch medisch specialist
01-apr-03
171.916
145.041
24.455
22.741
Academisch medisch specialist
16-apr-73
167.457
163.370
28.024
25.826
Academisch medisch specialist
15-nov-04
167.541
158.510
27.583
24.617
Academisch medisch specialist
01-jan-84
166.777
158.030
26.719
25.872
Academisch medisch specialist
01-mrt-07
165.767
156.658
27.071
24.587
Academisch medisch specialist
01-jan-97
166.779
160.366
25.571
25.703
Academisch medisch specialist
01-aug-77
164.123
175.184
27.420
25.826
Academisch medisch specialist
01-jan-98
165.666
159.955
25.470
25.797
Academisch medisch specialist
01-mei-94
165.468
157.209
23.977
24.851
Academisch medisch specialist
01-jan-07
162.155
152.252
27.010
23.870
Academisch medisch specialist
01-okt-07
155.466
142.058
24.863
22.204
Academisch medisch specialist
01-jan-07
150.956
140.101
24.782
21.618
Academisch medisch specialist
01-jul-01
151.108
145.289
23.257
23.497
Academisch medisch specialist
01-jun-99
145.571
136.594
24.764
27.007
Academisch medisch specialist
01-jan-97
136.549
146.691
22.383
23.044
Academisch medisch specialist
01-jun-05
131.553
127.117
24.441
20.610
Academisch medisch specialist
01-sep-02
129.943
124.039
20.972
19.251
Academisch medisch specialist
01-jan-97
104.895
111.615
16.978
18.368
-
Peildatum is 31 december 2009, indien de bezoldiging in 2009 hoger was dan het gemiddelde ministersalaris van € 188.000 zijn tevens de vergelijkende cijfers over 2008 opgenomen. Het overschrijden van het gemiddelde ministersalaris door bovenstaande academisch medisch specialisten wordt veroorzaakt door de huidige situatie op de arbeidsmarkt, de concurrentiepositie ten opzichte van vrijgevestigd medisch specialisten, gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 40 – 48 uur exclusief diensten respectievelijk maximaal 55 uur inclusief diensten bij voltijds dienstverband.
Jaarrekening
133
BIJLAGEN
Bijlagen
134
PRESTATIE-INDICATOREN
1. Decubitus (doorliggen) Decubitus veroorzaakt veel pijn en ongemak en kan soms levensbedreigend zijn. Uit de Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen (LPZ) blijkt dat decubitus frequent voorkomt in ziekenhuizen (de prevalentie in de onderzochte populatie was in 2006 gemiddeld 5,3 procent). Uit nationale en internationale literatuur blijkt dat een significante kwaliteitsverbetering haalbaar is, omdat decubitus vaak te voorkomen is door goede preventieve maatregelen en het tijdig opsporen van patiënten die een verhoogd risico lopen op decubitus. Decubitus wordt gezien als een belangrijke indicator voor de kwaliteit van de verpleegkundige zorg. De aanwezigheid van een registratie van de prevalentie en ernst van decubitus, uitgedrukt in een decubitusscore, is een indicator voor de kwaliteit van het decubituspreventiebeleid. Deze score wordt door het Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen (LPZ) gedefinieerd, landelijk verzameld en van spiegelgegevens voorzien. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.18. Decubitusregistratie Bij het beperken van de kans op decubitus is een decubitusregistratiesysteem van belang. Als structuurindicator wordt daarom gevraagd om aan te geven of met een systematische decubitusregistratie wordt gewerkt. Kenmerken van een systematische decubitusregistratie zijn opgenomen in onderstaand schema. Kenmerken van een systematische decubitusregistratie Aanwezigheid van één of meer decubitusconsulenten: Het houden van regelmatige puntprevalentiemetingen bij alle opgenomen patiënten in het gehele ziekenhuis: Het bijhouden van een incidentieregistratie bij één of meer specifieke patiëntengroepen: De aanwezigheid van een commissie of werkgroep die het decubitusbeleid op basis van deze registraties waar nodig bijstelt:
2009 Ja 1 x / wk Ja Ja
1.1 Puntprevalentie decubitus (inclusief vochtletsel) ziekenhuisbreed Om inzicht te krijgen in de omvang van de decubitusproblematiek is als uitkomstindicator gekozen voor het registreren van een puntprevalentiemeting. Bij een puntprevalentiemeting wordt op een bepaald tijdstip (één dag) bij alle patiënten van het ziekenhuis onderzocht of zij decubitus hebben. Om de betrouwbaarheid te bevorderen, wordt decubitus graad 1 niet in de indicator opgenomen. Dit is in overeenstemming met de registratie van de LPZ. Omdat het gaat om decubitus die in het ziekenhuis ontstaan is, worden patiënten bij wie bij opname al decubitus aanwezig was, uitgesloten. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.19. Vanaf verslagjaar 2008 worden ook vochtletsels geïncludeerd. Hierbij gaat het om rode plekken, die veroorzaakt worden door incontinentie. IGZ - vragen - puntprevalentie decubitus AMC breed Is de decubitusprevalentie in het verslagjaar bekend? Teller: aantal patiënten met decubitus graad 2 tot en met 4, aanwezig in het ziekenhuis op een vast tijdstip in het verslagjaar: Noemer 1: aantal op decubitus onderzochte (klinische) patiënten in het ziekenhuis op het genoemde tijdstip: Totaal aantal opgenomen patiënten op datzelfde tijdstip: Puntprevalentie: Datum en tijdstip van de meting: Patiënten worden onderzocht door een decubitusconsulent en afdelingsverpleegkundige: * Aantal op de geïncludeerde afdelingen opgenomen patiënten op 7-4-2009
Prestatie-indicatoren
2009 Ja 35 298 385* 11,7% 7-4-2009 Ja
135
Er zijn 21 (somatische) verpleegafdelingen in het onderzoek betrokken. De kinderafdelingen (7) plus de afdelingen met een aantal short-stay bedden zijn geëxcludeerd. Het verschil tussen noemer 1 en het totaal aantal opgenomen patiënten wordt veroorzaakt doordat niet alle patiënten toestemming hebben gegeven voor participatie in het onderzoek en een deel van de patiënten op het moment van de meting niet op de afdeling aanwezig was, vanwege onderzoek of operatie. De in- en exclusiecriteria zijn gelijk aan 2008. Vorig jaar was de puntprevalentie van decubitis 11,1%, tegen 11,7% dit jaar. 1.2 Decubitusincidentie bij een homogene patiëntenpopulatie De incidentie bij een homogene patiëntengroep met een laag decubitusrisico geeft inzicht in de zorg die aan die specifieke groep gegeven wordt. […] Daarom is bij patiënten met een totale heupvervanging gekozen voor de incidentie van decubitus. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.21.
IGZ - vragen - decubitusincidentie bij patiënten met een totale heupvervanging De decubitusincidentie bij patiënten met een totale heupvervanging is bekend? Alle voor een totale heupvervanging opgenomen patiënten: Steekproefgrootte Aantal nieuwe gevallen van decubitus bij patiënten opgenomen voor een totale heupvervanging: Incidentie:
2009 Ja 64 16 1 6,3%
Er wordt gebruik gemaakt van een eigen registratiesysteem. In 2009 vindt in tegenstelling tot 2007 ook registratie van vochtletsel plaats.
2. Ondervoeding Het probleem van ziektegerelateerde ondervoeding in ziekenhuizen is al jaren bekend. De prevalentie is hoog (20-40 procent bij volwassenen en kinderen) en zonder systematische screening wordt slechts de helft van de ondervoede patiënten als zodanig herkend en hiervoor behandeld. De gevolgen van ondervoeding zijn in een veelheid van wetenschappelijk onderzoek beschreven: ondervoeding kan onder meer leiden tot vertraagde wondgenezing, verhoogde postoperatieve morbiditeit, verlengde ligduur en zelfs vroegtijdig overlijden. Deze factoren leiden tot een toename van de kosten van gezondheidszorg. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.23. 2.1 A. Screening op ondervoeding in de kliniek bij volwassenen De screening op ondervoeding bij opname wordt nu bij de volwassenen in het gehele AMC gedaan (afdelingen en IC's). Screening vindt plaats door verpleegkundigen met behulp van de Short Nutritional Assessment Questionnaire, kortweg SNAQ. IGZ - vragen - screening op ondervoeding Is het percentage volwassen patiënten dat bij opname in het verslagjaar wordt gescreend op ondervoeding bekend? Welk screeningsinstrument voor de screening bij volwassenen wordt gebruikt? Beschikt u over een registratiesysteem?
2009 Ja Short Nutritional Assessment Questionnaire Ja
Streven was, om de vastlegging en verwerking van de gegevens in 2009 te automatiseren. Door vertraging in de invoering van het automatiseringssysteem zijn de getallen over verslagjaar 2009 nog steeds handmatig verzameld om daarna in een systeem te worden vastgelegd. Als elektronische registratie is ingevoerd, zullen de resultaten van de screening direct naar de diëtisten teruggekoppeld worden waardoor nog snellere interventie mogelijk wordt.
Prestatie-indicatoren
136
IGZ - vragen - het percentage volwassen patiënten dat wordt gescreend op ondervoeding Teller: Aantal volwassen patiënten, bij opname gescreend op ondervoeding:
2009 14.805
Noemer: Aantal klinisch opgenomen volwassen patiënten in 2009 (met uitzondering van patiënten in dagopname):
22.545
Percentage op ondervoeding gescreende patiënten:
65,7%
IGZ - vragen - het percentage volwassen patiënten waarbij sprake is van matige ondervoeding Teller: aantal patiënten die zijn geclassificeerd als ‘matig ondervoed’: Noemer: aantal volwassen patiënten, bij opname gescreend op ondervoeding:
2009 816 14.805
Percentage matig ondervoede patiënten:
5,5%
IGZ - vragen - het percentage volwassen patiënten waarbij sprake is van ernstige ondervoeding
2009
Teller: aantal patiënten die zijn geclassificeerd als ‘ernstig ondervoed’:
2294
Noemer: aantal volwassen patiënten, bij opname gescreend op ondervoeding:
14.805
Percentage ernstig ondervoede patiënten:
15,5%
2.1 B. Screening op ondervoeding in de kliniek bij kinderen Ondervoeding bij kinderen is lastig op te sporen. Er zijn verschillende screeningsinstrumenten in omloop, echter deze zijn niet gevalideerd voor alle leeftijdsgroepen. Het kindervoedingsteam AMC heeft in overleg met de kindergastro-enterologen medio 2007 besloten om te wachten op een gevalideerd screeningsinstrument. Streven is overigens ook in 2009 geweest om van alle kinderen de groeicurve bij te houden en bij afbuigende groeicurve de diëtist in te schakelen. De eis van de IGZ om kinderen te classificeren als 'ondervoed' bij een SDS -2 (lengte/gewicht) wordt geen goede parameter gevonden, aangezien al voordat dit punt bereikt wordt er sprake is van ondervoeding. Uit de PI-metingen blijkt tevens dat er bij hantering van deze parameter nauwelijks ondervoeding voorkomt op de kinderafdelingen. Verder stelt de IGZ dat behandeling van ondervoeding een eiwitinname van 1.2 gram / kg en energie-inname van Schofield + 30% moet zijn. Dit is eveneens discutabel. De voedingsbehandeling van zieke kinderen vraagt om een veel hogere behoefte aan eiwit en energie. Hiervoor zijn vaste richtlijnen gemaakt. In 2009 is gestart met een pilot met het gebruik van het kinderscreeningsinstrument STRONGkids (zie www.stuurgroepondervoeding.nl) op 7 kinderafdelingen. De resultaten daarvan zijn (nog) niet naar tevredenheid, sturing daarop kan nog niet plaatsvinden. Streven is om de groeicurven op te nemen in de AMC - zorgdesktop (AZD) of in het elektronisch patiëntendossier waardoor er decentrale registratie plaats kan vinden en eerdere herkenning. Daarmee zal er ook meer inzicht komen in aantallen registraties.
IGZ - vragen - het percentage kinderen dat bij opname wordt gescreend op ondervoeding Teller: Aantal kinderen, bij opname gescreend op ondervoeding: Noemer: Aantal patiënten dat is geclassificeerd als ondervoed: Percentage kinderen dat geclassificeerd is als ondervoed:
2009 263 39 15%
2.2 A. Behandeling van ondervoeding bij ernstig ondervoede volwassen patiënten met een totale heupvervanging In het AMC werd in 2009 bij 64 volwassen patiënten (>18 jaar) een totale heupvervanging gedaan. In het verslagjaar is bij de populatie 'totale heupvervanging' geen ondervoeding vastgesteld. De meeste patiënten waren op dag 4 al met ontslag waardoor het niet mogelijk was te kijken of deze patiënten een adequate eiwitinname hadden.
Prestatie-indicatoren
137
2.2 B. Behandeling van ondervoeding bij volwassen Bij de metingen in het AMC zijn alle verpleegafdelingen waaronder de Intensive Care Volwassenen geïncludeerd, maar exclusief de Psychiatrie. IGZ - vragen - behandeling van ondervoeding bij volwassenen Is het aantal ernstig ondervoede volwassen patiënten met een adequate eiwitinname op de 4e opnamedag bekend
2009 Ja 3-3-2009
Meetdag 1 Teller: aantal ernstig ondervoede volwassen patiënten met een adequate eiwitinname op de vierde opnamedag
33
Noemer: aantal op dag vijf opgenomen ernstig ondervoede volwassen patiënten.
67
Percentage:
49,3%
Meetdag 2
6-4-2009
Teller: aantal ernstig ondervoede volwassen patiënten met een adequate eiwitinname op de vierde opnamedag Noemer: aantal op dag vijf opgenomen ernstig ondervoede volwassen patiënten. Percentage:
28 49 57,1% 27-09-2009
Meetdag 3 Teller: aantal ernstig ondervoede volwassen patiënten met een adequate eiwitinname op de vierde opnamedag Noemer: aantal op dag vijf opgenomen ernstig ondervoede volwassen patiënten. Percentage:
32 64 50,0% 1-12-2009
Meetdag 4 Teller: aantal ernstig ondervoede volwassen patiënten met een adequate eiwitinname op de vierde opnamedag Noemer: aantal op dag vijf opgenomen ernstig ondervoede volwassen patiënten. Percentage:
25 53 47%
2.2 C Behandeling van ondervoeding bij kinderen De meeste 'ondervoede' patiëntjes blijken neonaten te zijn. Gelukkig worden alle kinderen goed gevoed, veelal ver boven de standaard gesteld voor de PI, maar conform onze eigen standaarden. Extra aandacht aan de voeding van neonaten wordt zeker onderkend. IGZ - vragen - behandeling van ondervoeding bij kinderen Is het aantal ondervoede kinderen met een adequate eiwitinname en energieinname op de vierde opnamedag bekend?
2009 Ja 3-3-2009
Meetdag 1 Teller 1: aantal ondervoede kinderen met een adequate eiwitinname op de vierde opnamedag:
9
Teller 2: aantal ondervoede kinderen met een adequate energie-inname op de vierde opnamedag:
9
Noemer: aantal op dag 5 opgenomen ondervoede kinderen:
9
Percentage 1:
100%
Percentage 2:
100%
Prestatie-indicatoren
138
6-4-2009
Meetdag 2 Teller 1: aantal ondervoede kinderen met een adequate eiwitinname op de vierde opnamedag:
13
Teller 2: aantal ondervoede kinderen met een adequate energie-inname op de vierde opnamedag:
13
Noemer: aantal op dag 5 opgenomen ondervoede kinderen: Percentage 1:
14 92,9%
Percentage 2:
92,9%
Meetdag 3 Teller 1: aantal ondervoede kinderen met een adequate eiwitinname op de vierde opnamedag: Teller 2: aantal ondervoede kinderen met een adequate energie-inname op de vierde opnamedag:
27-09-2009 8 8
Noemer: aantal op dag 5 opgenomen ondervoede kinderen: Percentage 1:
8 100%
Percentage 2:
100% 1-12-2009
Meetdag 4 Teller 1: aantal ondervoede kinderen met een adequate eiwitinname op de vierde opnamedag:
8
Teller 2: aantal ondervoede kinderen met een adequate energie-inname op de vierde opnamedag:
8
Noemer: aantal op dag 5 opgenomen ondervoede kinderen: Percentage 1:
8 100%
Percentage 2:
100%
3. Medicatieveiligheid Medicatiefouten behoren tot de grootste problemen op het gebied van patiëntveiligheid. De keten van voorschrijven, gereed maken, ter hand stellen en toedienen van medicatie levert veel risico op fouten op. Door een goed medicatieveiligheidsbeleid te ontwikkelen met daarin aandacht voor zowel de patiënt, als het geneesmiddel en het proces, kunnen risico’s tijdig worden onderkend en ondervangen. Voor het opstellen van de prestatie-indicator Medicatieveiligheid is gekozen voor cytostatica als groep van risicogeneesmiddelen. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.34. IGZ - vragen - volledigheid van gegevens van een cytostaticumaanvraag Aantal cytostaticabereidingen in het verslagjaar: Beschikt u over een registratiesysteem waaruit de gegevens voor deze indicator automatisch te verkrijgen zijn? Heeft u een steekproef genomen?
Populatie: Steekproefgrootte: Selectiecriteria: Bevindingen op de onderstaande kenmerken Lichaamsgewicht + lengte of het lichaamsgewicht + lichaamsoppervlak van de patiënt Dosering: Datum van toediening:
Prestatie-indicatoren
2009 18.600 Nee In de maand oktober en november is naar alle volwassenen op de polikliniek gekeken met een 1e kuur. Volwassenen (>18 jaar) 82 volwassenen Leeftijd Ingevuld 81
Onderzocht 82
76
82
82
82
139
De apotheker overlegt altijd met de voorschrijver bij ontbreken van gegevens op het elektronisch recept of bij twijfel. Vrijgifte van cytostatica Geeft een apotheker cytostaticabereidingen (VTGM) vrij voordat de cytostatica de apotheek verlaten?
2009 Ja
In 2009 is alleen gekeken naar het aantal eerste kuren, in 2008 werd ook nog gekeken naar het aantal vervolgkuren. Om die reden zijn de cijfers niet met elkaar te vergelijken. 4. Zorg-ICT ICT speelt een rol bij het verbeteren van patiëntveiligheid, effectiviteit, efficiëntie en patiëntgerichtheid van de zorg. Onderzoek van de inspectie maakt duidelijk dat in de afgelopen jaren op verschillende fronten binnen de ziekenhuizen vooruitgang is geboekt. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.36. IGZ - vragen - beschikbaarheid elektronische gegevens Administratieve basisgegevens Laboratoriumgegevens Correspondentie vanuit het ziekenhuis Radiologieverslagen Bacteriologieverslagen PA-verslagen Operatieverslagen Beelden (X-foto’s, CT, MRI, etc.)
Op polikliniek Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Op afdeling Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Voorts is er elektronische beschikbaarheid van de weekendoverdracht, AMC-brede beschikbaarheid van verslagen van bijv. anesthesie, cardiologie, longfunctie, audiologie, endoscopie en klinische neurofysiologie. Op een aantal afdelingen wordt binnenkomende correspondentie ingescand en met behulp van Medical Viewer AMC-breed voor daartoe bevoegden beschikbaar gesteld. IGZ - vragen - beschikbaarheid van elektronische medicatiegegevens Klinisch voorgeschreven medicatie
Ja
In ziekenhuis apotheek Ja
Poliklinisch voorgeschreven medicatie Extramuraal voorgeschreven medicatie
Ja
Ja
Ja
Nee
Nee
Nee
Op polikliniek
Op afdeling Ja
Aanwezige toepassingen zijn beschikbaar in spreekkamers, artsenkamers, bij balies en op verpleegafdelingen. IGZ - vragen - beschikbaarheid van procesondersteunende ICT: Elektronische medische intake Elektronische verpleegkundige intake Elektronische medische decursus Elektronische verpleegkundige decursus Multidisciplinair patiënttraject planningsysteem Ordercommunicatie voor lab Ondersteuning bij voorschrijven Ordercommunicatie voor klinische medicatie Ordercommunicatie voor poliklinische medicatie Ordercommunicatie voor radiologie Ordercommunicatie m.b.v. geprotocolleerde order-sets Ordercommunicatie voor overige zorgdiensten
Op polikliniek
Op afdeling
Gedeeltelijk Gedeeltelijk Gedeeltelijk Nee Nee Ja Ja Ja Gedeeltelijk Nee Ja Gedeeltelijk
Gedeeltelijk Gedeeltelijk Gedeeltelijk Nee Nee Ja Ja Ja Gedeeltelijk Nee Ja Gedeeltelijk
Nee
Nee
Elektronische bewaking van het behandeltraject
Prestatie-indicatoren
140
5. Ziekenhuisinfecties Ziekenhuisinfecties behoren tot de veelal vermijdbare en soms ernstige complicaties van ziekenhuisopname en ingrepen en veroorzaken verhoogde morbiditeit, opnameduur en kosten. Het risico van een patiënt op een ziekenhuisinfectie varieert sterk. De kans op een ziekenhuisinfectie is groot bij alle invasieve ingrepen, operaties, beademingstubes, infusen en katheters, maar hangt ook af van de ernst van de aandoening(en) waaraan de patiënt lijdt, de soort ingreep en de ziekenhuishygiënische routines van de ziekenhuismedewerkers. Inzicht in het aantal en de soort ziekenhuisinfecties geven het ziekenhuis een handvat om het gevoerde preventiebeleid te evalueren en te bepalen waar verbeteracties mogelijk of nodig zijn. Uit de literatuur blijkt dat het percentage ziekenhuisinfecties kan worden teruggebracht door gegevens over ziekenhuisinfecties te registreren, te analyseren en terug te rapporteren (surveillance). Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.41.
Incidentiemeting Post-operatieve wondinfecties Via PREZIES
Eigen incidentiemeting
Hoeveel patiënten geïncludeerd in de incidentiemeting?
Wondinfecties Centrale lijn Beademing Blaaskatheter na gerelateerde gerelateerde gerelateerde hartchirurgie infecties pneumonie infecties
Operaties na Nee Nee heupfractuur; Electieve kop/halsprotheses Nee On-line Nee registratie van post-operatieve wondinfecties door afdeling Cardiochirurgie AMC en verwijzende ziekenhuizen 155 810 N.v.t.
Hoeveel patiënten 155 kwamen voor de incidentiemeting in aanmerking?
810
N.v.t.
Nee
Nee
Nee
Nee
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Prevalentiemeting
PostWondinfecties Centrale lijn Beademing Blaaskatheter operatieve na gerelateerde gerelateerde gerelateerde wondinfecties hartchirurgie infecties pneumonie infecties
Via PREZIES
In maart, alle opgenomen patienten In oktober, alle geopereerde patienten maart: 162; oktober:165
In maart, alle opgenomen patienten In oktober, alle geopereerde patienten maart: 24; oktober: 21
In maart, alle opgenomen patienten Nee
In maart, alle opgenomen patienten Nee
In maart, alle opgenomen patienten Nee
54
10
94
maart: 162; oktober:165
maart: 24; oktober: 21
54
10
94
Eigen prevalentiemeting Hoeveel patiënten geïncludeerd in de prevalentiemeting? Hoeveel patiënten kwamen voor de prevalentiemeting in aanmerking?
Prestatie-indicatoren
141
Algemeen
Post-operatieve wondinfecties
Wondinfecties na hartchirurgie
Zijn n.a.v. de surveillance interventies gepleegd?
Ja; implementatie van richtlijn 'Infectiepreventie Operatiecentrum' en audits daarover Ja; richtlijn wordt beter nageleefd
Ja;implementatie Nee van richtlijn 'Infectiepreventie Operatiecentrum' en audits daarover Ja; richtlijn wordt N.v.t. beter nageleefd
Hadden de interventies het gewenste resultaat?
Centrale lijn Beademing Blaaskatheter gerelateerde gerelateerde gerelateerde infecties pneumonie infecties Nee
Nee
N.v.t.
N.v.t.
6. Complicatieregistratie Een complicatie is een onbedoelde en ongewenste uitkomst tijdens of volgend op medisch handelen, die voor de gezondheid van de patiënt zodanig nadelig is, dat aanpassing van het medisch (be)handelen noodzakelijk is dan wel dat er sprake is van onherstelbare schade. Een complicatieregistratie kan de gezondheidszorg veiliger maken. Voorwaarde voor een effectieve, open bespreking van geregistreerde risico’s is een omgeving waarin: – complicaties veilig gemeld kunnen worden; – complicaties in een betrouwbaar en veilig systeem geregistreerd kunnen worden. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.44.
Prestatie-indicatoren
142
Complicatieregistratie Specialisme
Zelfstandig specialisme?
Landelijk registratiesysteem
Algemene chirurgie Anesthesiologie Cardiochirurgie Cardiologie Dermatologie
Ja Ja Ja Ja Ja
LHCR LCR NVA Euroscore, NICE
Dialyse Geriatrie Gynaecologie Hematologie Interne geneeskunde Intensive Care Interventie cardiologie
Nee Nee Ja Nee Ja Nee Nee
o.b.v. landelijke richtlijnen van de NVDV RENINE NIV CCR LIR PRN Ja-EBMT SCT/Ferese NIV Nee NICE PCI, NCDR en DIPR ja
Kaakchirurgie/ mondheelkunde Keel/neus/oorheelkunde Kindergeneeskunde
Ja
Ja
4
Ja
CR NV KNO
3
Ja
LCR NVK
Klinische chemie
Ja
Register Ned.Ver.voor Klinische Chemie, o.a. TRIP, Landelijk Hemovigilantie Bureau
ja
2
Klinische oncologie Klinische pathologie
Nee Ja
Ja PALGA
ja
4 4
Longziekten Ja ja Maag/darm/leverziekten Medische microbiologie Ja
Andere registratie?
BHN BHN
Bespreking* 4 4 4 3 2 4 4 4 2 3 3 3
3
LCR NVALT (pilot) Nee
ENDOBASE
4 3
Nee
ja
2
Nefrologie
Nee
RENINE (aantal dialyse pat) en Eurotransplant (niertranspl pat)
4
Neonatologie
Ja
Neosafe, een incidentregistratie waaraan 9 NICU's deelnemen
3
Neurochirurgie
Ja
LCR NVvN
2
Neurologie Ja Nucleaire geneeskunde Ja
LCR NVN In ontwikkeling
Oogheelkunde Orthopedie Plastische chirurgie Psychiatrie Radiodiagnostiek
Ja Ja Ja Ja Ja
LCR NOG NOV In ontwikkeling Nee NGIR
Radiotherapie
Ja
Reumatologie Revalidatie
Ja Ja
Urologie Vaatchirurgie Verloskunde
Ja Nee ja
In ontwikkeling o.b.v. richtlijnen NRV LCR VRA, intra-articulaire schouderinjecties gedeeltelijk LHCR VOKS-i
ja
ja ja
4 2 2 3 3 3 3 2,3,4
ja
PRN en DVVonline
3 2 3 4 4
*Gebruikt u de registratie voor bespreking in uw team? 1 = Nee, 2 =J a, ad hoc, 3 = Ja, maandelijks, 4 = Ja, wekelijks
Prestatie-indicatoren
143
7. Pijn na een operatie Postoperatieve pijn is een te verwachten, maar ongewenst bijproduct van een operatie. Niet alleen is postoperatieve pijn ongewenst, pijn belemmert ook een spoedig herstel. Daarnaast lijkt het zo te zijn dat ernstige postoperatieve pijn in relatie staat tot het ontwikkelen van chronische pijn na een operatie. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.50. Postoperatieve pijn interfereert met het herstelproces van de patiënt. Pijn heeft vaak een negatieve invloed op mobiliseren, doorademen en hoesten. Dit kan leiden tot complicaties. Bovendien heeft pijn consequenties voor het welbevinden van de patiënt. Pijn kan een beïnvloedende factor zijn bij het ontstaan en versterken van angst, delier, slaapstoornissen en uitputting. In het AMC wordt veel aandacht besteed aan pijnbestrijding. Voor pijnmeting bij postoperatieve patiënten wordt gebruik gemaakt van een ziekenhuisbreed pijnprotocol. In 2009 is dit protocol bijgesteld, implementatie daarvan vindt AMC-breed plaats. Veel specialismen registreren de pijnscores. De pijnscores voor dit jaar zijn afkomstig van de volgende afdelingen: Plastische Hand- en Reconstructieve Chirurgie, Algemene Chirurgie, Urologie, Traumatologie, Orthopedie, Cardio-thoracale Chirurgie, Neurochirurgie, Oogheelkunde, Keel-neus en oorziekten en Kinderchirurgie. Daarnaast zijn er een aantal specialismen die wel bezig zijn met de pijnscores, maar deze nog niet controleerbaar registreren, dit betreft bijvoorbeeld de afdeling Gynaecologie. In onderstaande tekst wordt eerst een antwoord gegeven op de twee IGZ-indicatoren (7.1 en 7.2) met deelvragen, waarna een toelichting volgt. 7.1 Percentage gestandaardiseerde pijnmetingen bij postoperatieve patiënten Het structureel meten van pijnintensiteit (pijnscore) met een Visual Analogue Scale (VAS), Numerical Rating Scale (NRS) of Verbal Rating Scale (VRS) draagt bij aan de effectiviteit van de pijnbehandeling. Een pijnscore van minder dan 4 (op een schaal van 10) geeft acceptabele pijn aan, een pijnscore van 4 tot en met 7 matig ernstige pijn en een pijnscore van boven de 7 ernstige pijn. Pijnbestrijding is van belang zowel voor het welbevinden van de patiënt als voor het genezingsproces. Het blijkt dat gestandaardiseerde pijnmetingen leiden tot meer inzicht in pijnervaring van patiënten en daardoor tot een effectieve pijnbestrijding. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.50. IGZ - vragen- percentage gestandaardiseerde pijnmetingen bij postoperatieve patiënten Is het percentage gestandaardiseerde pijnmetingen bij postoperatieve patiënten in het verslagjaar bekend? Beschikt u over een registratiesysteem? Teller 1: aantal klinische operatiepatiënten waarbij een gestandaardiseerde pijnmeting op de verkoever is uitgevoerd en geregistreerd: Noemer 1: totaal aantal klinische operatiepatiënten (verblijfsperiodes) op de verkoever: Percentage 1: Teller 2: aantal klinische operatiepatiënten waarbij een gestandaardiseerde pijnmeting op de verpleegafdeling is uitgevoerd Noemer 2: totaal aantal klinische operatiepatiënten op de verpleegafdelingen Percentage 2:
Prestatie-indicatoren
2009 Ja Ja 9.263 9.263 100% 381 473 80,5%
144
7.2 Percentage patiënten met op enig moment een pijnscore van boven de 7 in de eerste 72 uur na de operatie IGZ - vragen – percentage patiënten met op enig moment een pijnscore van boven de 7 in de 2009 eerste 72 uur na de operatie Is het aantal patiënten met op enig moment een pijnscore boven de 7 in de eerste 72 uur na een Ja operatie in het verslagjaar bekend? Beschikt u over een registratiesysteem? Ja Heeft u een steekproef genomen? Ja Patiënten op de 7 chirurgische klinische verpleegafdelingen van divisie Populatie (beschrijving): Chirurgische Specialismen, Neurochirurgie, KNO, Oogheelkunde, recovery/high care en Kinderchirurgie Steekproefgrootte:
6.175 At random selectie van postoperatieve patiënten waarbij op een verpleegafdeling een systematische pijnmeting is gedaan, geregistreerd in een beschikbaar dossier. *
Selectiecriteria:
Teller: aantal patiënten met op enig moment een pijnscore boven de 7 in de eerste 72 uur na een operatie: Noemer: totaal aantal patiënten bij wie systematisch een pijnscore is gemeten tenminste 6 metingen per patiënt gelijk verdeeld over de eerste 72 uur na een operatie): Percentage:
477
5.861
8,1%
* Exclusie: patiënten die voor de derde dag postoperatief naar huis gaan. Pijnmeting verkoever Het aantal klinische operatiepatiënten op de verkoeverkamer was in 2009 9.263. Bij deze patiënten vindt standaard pijnmeting plaats voor overdracht naar de verpleegafdeling. Pijnmeting op verpleegafdelingen Op alle verpleegafdelingen behorende bij de divisie Chirurgische Specialismen is er een verpleegkundige ‘aandachtsvelder pijn’ aanwezig. Registratie van pijn vindt plaats in het verpleegkundig dossier. Op de high care vindt deze registratie in PDMS plaats. Aangezien registratie nog niet in een EPD plaatsvindt, is er een dossieranalyse uitgevoerd naar gestandaardiseerde metingen. Op de high care vindt deze registratie in PDMS plaats. Deze gegevens zijn wel direct beschikbaar. Acute Pijn Service Het AMC heeft een Acute Pijn Service (APS). Doel hiervan is het organiseren en verbeteren van de postoperatieve pijnbehandeling. Omdat postoperatieve pijn een specialisme overstijgend probleem is, kent het APS-team een multidisciplinaire samenstelling, namelijk een chirurg, (assistent) anesthesioloog, pijnconsulent-verpleegkundige. Taken zijn onder andere: 24-uurs aanwezigheid van het APS-team voor de bestrijding van pijn voorlichting aan patiënten introduceren van pijnmeetinstrumenten en pijnregistratieformulieren het opstellen van richtlijnen betreffende de indicatie van de verschillende analgetica en de verschillende technieken (analgesie via loco-regionale technieken, epidurale en spinale analgesie, Patiënt Controlled Analgesia).
Prestatie-indicatoren
145
8. Volume van risicovolle interventies Als gevolg van de uitvoer van risicovolle interventies kunnen ernstige complicaties optreden. Voorbeelden van risicovolle interventies zijn operaties aan een aneurysma van de abdominale aorta (AAA-operaties) en oesophaguscardiaresecties (OCR’s). Bij de handelingen in het algemeen en bij technisch gecompliceerde handelingen zoals de AAA-operaties en de OCR in het bijzonder, is het duidelijk dat hoe vaker een operatie wordt uitgevoerd, hoe kleiner de kans is dat complicaties optreden. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 54. 8.1 Volume aneurysma van de abdominale aorta operaties (AAA-operaties) Het herstellen van een aneurysma van de abdominale aorta is een procedure waarvoor deskundigheid vereist is. Complicaties die hierbij kunnen optreden, zijn aritmie, een acuut myocardinfarct, bloedverlies, nierfunctiestoornissen en een ischemie, met soms een dodelijke afloop tot gevolg. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 54. Vraagstelling Aantal patiënten bij wie een AAA-operatie is uitgevoerd in het verslagjaar? Antwoord: In 2009 is bij 79 patiënten een AAA-operatie uitgevoerd. 8.2 Volume oesophaguscardiaresecties (OCR’s) Resectie van een oesophaguscarcinoom is een procedure waarvoor deskundigheid ten aanzien van de techniek van de ingreep en ervaring met het postoperatieve beleid vereist zijn. Complicaties die kunnen optreden zijn naadlekkage, sepsis en pneumonie, met soms dodelijke afloop tot gevolg. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 55. Vraagstelling Aantal patiënten bij wie in het verslagjaar een oesophaguscardiaresectie is uitgevoerd? Antwoord: In 2009 is bij 80 patiënten een oesophaguscardiaresectie uitgevoerd.
9. Cholecystectomie (vervallen) Deze indicator is vervallen. Het nummer van het hoofdstuk is niet toegekend aan een andere indicator.
10 Colorectale operaties 10.1 Ongeplande heroperaties na een colorectale operatie Een ongeplande heroperatie is een operatie die wordt verricht omdat een vorige operatie tot complicaties heeft geleid of niet het verwachte resultaat heeft opgeleverd. Complicaties kunnen altijd voorkomen, maar kunnen ook het gevolg zijn van onvoldoende kwaliteit van zorg […] Het registreren van heroperaties helpt bij het leren van gemaakte fouten en het ondernemen van actie om vermijdbare complicaties te voorkomen. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.56. Percentage heroperaties na een colorectale operatie Is het percentage heroperaties binnen 30 dagen na een colorectale operatie in het verslagjaar bekend?
2009 Ja
Beschikt u over een registratiesysteem?
Ja
Teller: aantal heroperaties binnen 30 dagen na een colorectale operatie:
21
Noemer: totaal aantal eerste colorectale operaties: Percentage:
215 9,8%
Prestatie-indicatoren
146
10.2 Deelname aan de Dutch Surgical Colorectal Audit (DSCA) Darmresecties zijn chirurgische procedures die in elk ziekenhuis in Nederland worden uitgevoerd. Alhoewel het volume van deze ingrepen hoog is (ongeveer 10.000 resecties per jaar), blijkt het risico op complicaties (bijvoorbeeld naadlekkage) aanzienlijk en overlijdt 7 procent van de patiënten postoperatief [Engel 2005] […]Een adequate patiëntenselectie, een kwalitatief goed diagnostisch proces, een juiste chirurgische behandeling en goede perioperatieve zorg bepalen de korte- én lange termijn uitkomsten. Voor de chirurgische behandeling van colorectale tumoren zijn belangrijke verschillen in uitkomsten van zorg beschreven tussen hoog- en laag volume ziekenhuizen en tussen gespecialiseerde en niet gespecialiseerde chirurgen [Birkmeyer 2002, 2003, Chowdhury 2007]. Om de kwaliteit van zorg te verbeteren zou er meer inzicht moeten zijn in de factoren die leiden tot (on)gewenste uitkomsten van zorg. Dit is het doel van Dutch Surgical Colorectal Audit. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.58.
Deelname aan de Dutch Surgical Colorectal Audit (DSCA) Heeft u in het verslagjaar informatie over chirurgische resecties van colorectale carcinomen aan de Dutch Surgical Colorectal Audit geleverd? Teller: Aantal chirurgische resecties van een colorectaal carcinoom gelegen in colon of rectum (zowel resecties voor primaire carcinomen als recidieven meetellen) waarvan gegevens aangeleverd zijn aan de Dutch Surgical Colorectal Audit Noemer: Totaal aantal chirurgische resecties van een colorectaal carcinoom gelegen in colon of rectum (zowel resecties voor primaire carcinomen als recidieven meetellen).
2009
Percentage:
100%
Ja
75
75
11. Afgezegde operaties Een afgezegde operatie kan leiden tot emotionele problemen en tot gezondheidsschade voor de patiënt. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 60. Afgezegde operaties
2009
Is het aantal afgezegde operaties binnen 24 uur voor het geplande tijdstip bekend? Aantal electieve afgezegde operaties binnen 24 uur voor het geplande tijdstip: Totaal aantal uitgevoerde electieve operaties plus het aantal afgezegde operaties: Percentage:
Ja 713 13.515 5,3%
Van de electieve afgezegde operaties binnen 24 uur voor het geplande tijdstip zijn 494 (3,7%) operaties afgezegd door het ziekenhuis en 219 (1,6%) door de patiënt zelf. 12 Intensive Care Op een IC-afdeling worden patiënten opgenomen bij wie de vitale functies gestoord of ernstig bedreigd zijn en bij wie vaak beademing noodzakelijk is. Afhankelijk van het niveau van de ICafdeling kan dit om een kortdurende ondersteuning van ademhaling of circulatie bij nietcomplexe patiënten gaan of om intensieve behandeling van complexe patiënten. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.61. 12.1 Niveau-indeling van de Intensive Care De Nederlandse Vereniging voor Intensive Care erkent een indeling in drie niveaus gebaseerd op een aantal essentiële criteria waaraan de zorg dient te voldoen. Voor verantwoorde zorgverlening is het van belang dat de ernst en complexiteit bij opgenomen patiënten in overeenstemming is met het niveau van zorg dat de IC-afdeling kan bieden. Vraagstelling Wat is het niveau van uw IC-afdeling? Antwoord: Het AMC heeft een niveau III IC-afdeling (toegerust voor complexe patiënten).
Prestatie-indicatoren
147
12.2 Niveau-indeling van de Intensive Care bij kwaliteitsvisitatie bevestigd Bij visitatie van de IC-afdeling wordt nagegaan welk niveau aan de IC kan worden toegekend. In afdelingen die intensivisten opleiden (dit zijn altijd IC-afdelingen van niveau 3) is deelname aan een opleidingsvisitatie verplicht. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.62. Vraagstelling Is het opgegeven IC-niveau bij kwaliteitsvisitatie bevestigd? Antwoord: Ja, de IC Volwassenen is gevisiteerd door de Gemeenschappelijke Intensivistencommissie in 2005. De IC Kinderen en NICU zijn gevisiteerd door de Commissie Subspecialistische opleidingen van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde in 2009. 12.3 Totaal aantal fte geregistreerde intensivisten beschikbaar voor de IC-afdeling Een geregistreerde intensivist is een medisch specialist die in het bezit is van de aantekening in het aandachtsgebied IC-geneeskunde, uitgereikt door zijn of haar wetenschappelijke vereniging, aangesloten bij de Gemeenschappelijke Intensivisten Commissie (GIC). Bij 1 fte wordt uitgegaan van een volledige werkweek voor specialisten, inclusief patiëntgebonden en nietpatiëntgebonden werkzaamheden op de IC. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.63 Het aantal intensivisten is een maat voor de beschikbaarheid van gekwalificeerde medische begeleiding. IGZ - vragen – totaal aantal fte intensivisten beschikbaar voor de IC-afdeling Fte geregistreerde intensivisten beschikbaar voor de IC
Bereikt u met deze formatie een 7x24 uurs exclusieve beschikbaarheid voor de IC?
2009 IC Volwassen: 12,0 fte IC Kinderen: 7,4 fte NICU: 6,8 fte neonatoloog-intensivist Totaal: 26,2 fte Ja
12.4 Beademingsuren per patiënt op een IC afdeling De richtlijn beveelt aan dat patiënten met een beademingsduur van meer dan 72 uur niet op een niveau 1 intensive care afdeling behandeld worden. Deze intensive care afdelingen missen de continuïteit van medische zorg die voor deze categorie patiënten noodzakelijk is. Voor niveau 2 en 3 is het aantal van deze patiënten een maat voor de expertise die aanwezig is. De aard van de onderliggende problematiek ((niet-)postoperatief, cardiochirurgisch) geeft inzicht in de reden van mechanische beademing. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.63. IGZ - vragen – beademingsuren per patiënt op een IC afdeling < 72 uur
Niet postoperatief Postoperatief (excl. cardiochirurgisch) Postoperatief cardiochirurgisch Kinderen (<16)
72-120 uur
> 120 uur
Aantal patiënten
Totaal aantal beademingsuren
Aantal patiënten
Totaal aantal beademingsuren
Aantal patiënten
Totaal aantal beademingsuren
595
13.815
113
10.473
189
59.184
202
3.653
21
1.974
31
9.093
642
12.309
31
2.910
43
12.364
256
11.592
96
10.008
237
119.064
Prestatie-indicatoren
148
12.5 NICE deelname en aanlevering De stichting Nationale Intensive Care Evaluatie (NICE) stelt Nederlandse IC-afdelingen sinds 1996 in de gelegenheid om van iedere patiënt die op de IC wordt opgenomen gegevens aan te leveren voor de Nationale Database. Hiervoor dient per patiënt een Minimale Data Set (MDS) te worden aangeleverd waarin gegevens staan betreffende de situatie bij opname alsmede omtrent de ernst van ziekte. Tevens worden uitkomstgegevens zoals behandelduur en sterfte geregistreerd, gecorrigeerd voor de ernst van de ziekte. Al deze gegevens worden geanonimiseerd opgeslagen. De data blijven in eigendom van de betreffende IC-afdeling en zijn als zodanig niet openbaar. Sinds 2007 stelt de stichting NICE de IC-afdelingen in de gelegenheid om de kwaliteitsindicatoren zoals geformuleerd door de NVIC tevens in deze database op te slaan. De stichting NICE zorgt voor een uniforme registratie en voor controle op de kwaliteit van de data. Daarmee is zij in staat om een vergelijk in de tijd en een vergelijk met andere IC-afdelingen te maken. Deze analyses worden teruggekoppeld naar de individuele ICafdelingen. waarmee intern het kwaliteitsbeleid kan worden vormgegeven. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.65 IGZ - vragen – NICE - deelname en aanlevering Levert uw IC-afdeling data aan voor de database die door de stichting NICE wordt beheerd? Zo Ja, betreft dit data voor de MDS (Minimale Data Set) Betreft dit data voor de NIVC-kwaliteitsindicatoren?
Ja (IC-volwassenen) Ja Voorzover van toepassing
De afdeling Intensive Care Kinderen levert haar data aan de Pediatric Intensive care Evaluation (PICE). De NICU aan de Landelijke Neonatologie Registratie (LNR).
13. Zwangerschap Het percentage keizersneden, een internationaal veel gebruikte indicator, wordt geregistreerd in de Landelijke Verloskunde Registratie voor de tweede lijn (LVR-2) en is daarmee eenvoudig te meten. Omdat in Nederland vrouwen met een laag risico onder begeleiding van een verloskundige in de eerste lijn bevallen en hun gegevens niet in de LVR-2 zijn opgenomen, is dit percentage niet bruikbaar voor internationale vergelijking. Omdat het aantal thuisbevallingen per regio verschilt van 16 tot 64 procent is het evenmin geschikt voor een vergelijking binnen Nederland. Om toch tot een zinvolle beoordeling van het verloskundig beleid te kunnen komen, is binnen de Nederlandse Vereniging van Obstetrie en Gynaecologie de Verloskunde Onderlinge Kwaliteits Spiegeling (VOKS) ontwikkeld, die rekening houdt met hoeveel pathologie er in een bepaalde praktijk voorkomt. Zo wordt het percentage keizersneden van een praktijk in de VOKS gecorrigeerd voor 15 factoren. In feite geeft dit getal (de VOKS-percentiel) aan wat de positie van de gynaecologenmaatschap is in de landelijke percentielverdeling; wat andere praktijken bij een zelfde populatie zouden hebben gedaan. Met andere woorden, indien een kliniek zich op de 40e VOKS-percentiel bevindt, zullen 60 procent van de praktijken op dezelfde populatie vaker een keizersnede doen en 40 procent minder vaak. De verwachting en de uitkomst worden berekend aan de hand van een aantal risicofactoren van de individuele patiënten uit de LVR-2. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.66. In mei 2010 is het VOKS-percentiel over het verslagjaar 2009 beschikbaar. Aangezien de jaarverslagen dan al gepubliceerd zijn, worden hier de cijfers over verslagjaar 2008 gepresenteerd. Het percentage uitgevoerde bevallingen met een keizersnede in verhouding tot het verwachte percentage (VOKS-percentiel) Is er sprake van een perinatologisch centrum in uw ziekenhuis? Totaal aantal bevallingen onder leiding van een gynaecoloog (LVR-2), in het verslagjaar:
2008 Ja 1.465
Is het VOKS-percentiel voor primaire en secundaire sectio's bekend?
Ja
VOKS-percentiel primaire sectio's 2008:
74
VOKS-percentiel secundaire sectio's 2008:
75
Prestatie-indicatoren
149
14. Diabetes mellitus Diabetes mellitus is een stofwisselingsziekte waarbij een relatief of absoluut tekort aan het hormoon insuline bestaat […] Diabetes mellitus kan leiden tot ernstige complicaties, zoals harten vaatziekten, retinopathie, neuropathie en nefropathie. Tijdige onderkenning en goede instelling van de bloedglucosewaarde verminderen de kans op dergelijke complicaties. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.68. 14.1 Gemiddelde HbA1c-waarde bij diabetes IGZ - vragen - gemiddelde HbA1c-waarde bij diabetes Zijn de gegevens over HbA1c-bepalingen van het verslagjaar bekend?
2009 Ja
A Som van alle HbA1c-waardes van patiënten met diabetes type I en II
29.879,5
B Aantal HbA1c-bepalingen bij patiënten met diabetes type I en II
3.719
C Aantal patiënten met diabetes type I en II bij wie HbA1c-bepaling(en) zijn toegepast.
1.367
Gemiddelde HbA1c-waarde per bepaling (A/B)
8,03
Gemiddeld aantal HbA1c-bepalingen per patiënt per jaar (B/C)
2,72
Laboratoriumreferentie (normaalwaarde die uw laboratorium hanteert): Exclusie, vrouwen met zwangerschapsdiabetes
4,0-6,0*
*De streefwaarde voor het HbA1c bij diabeten is in het AMC 7. 14.2 Oogheelkundige controle bij diabetes IGZ - vragen - oogheelkundige controle bij diabetes Is bekend hoeveel patiënten met diabetes onder oogheelkundige controle staan in het verslagjaar? Beschikt u over een registratiesysteem? Heeft u een steekproef genomen? Populatie (beschrijving): Steekproefgrootte:
Selectiecriteria:
Teller: aantal patiënten met diabetes, dat een fundusscopie of fundusfotografie heeft ondergaan?* Noemer: aantal patiënten met diabetes:* Percentage: * Exclusie, patiënten jonger dan 16 jaar
2009 Ja Ja Ja Alle patiënten bekend bij de diabetes - verpleegkundige 611 Patiënten waarvan bekend is wanneer zij een oogarts bezocht hebben. Digitale registratie hiervan is in 2009 gestart. 492 611 80,5%
15. Cardiologie Hart- en vaatziekten zijn vanuit oogpunt van de volksgezondheid belangrijke oorzaken van sterfte en invaliditeit. In de afgelopen decennia waren zij steeds doodsoorzaak nummer één in Nederland. Door de toegenomen medisch-technologische mogelijkheden is het sterftecijfer per 100.000 inwoners aanzienlijk gedaald van 478 in 1980 naar 295 in 2000, maar er is nog meer winst te behalen. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p.72. De IGZ heeft - gezien het belang voor de volksgezondheid - een viertal indicatoren opgenomen in de basisset 2009.
Prestatie-indicatoren
150
15.1 Sterfte in het jaar na eerste administratief constult (EAC) op de polikliniek Cardiologie Vraagstelling: Aantal patiënten met een eerste administratief consult (EAC) op de polikliniek Cardiologie in 2008, die in 2009 zijn overleden. IGZ - vragen - sterfte in het jaar na eerste administratief constult (EAC) op de polikliniek Cardiologie Teller : totaal aantal patiënten ≥ 70 die zich in 2008 poliklinisch bij de cardioloog hebben gepresenteerd voor 37 een EAC en in 2009 zijn overleden. Noemer : totaal aantal patiënten ≥ 70 die zich in 2008 poliklinisch bij de cardioloog hebben gepresenteerd voor 553 een EAC. Percentage 6,7% * Dit cijfers is anders dan vorig jaar opgegeven, namelijk 553 in plaats van 644. Dit verschil komt door een verkeerd gehanteerde leeftijdscategorie.
15.2 Ziekenhuissterfte na opname voor een AMI In verslagjaar 2009 zijn totaal 626 patiënten opgenomen wegens AMI, hiervan zijn 28 patiënten binnen 30 dagen overleden (incl. ziekenhuissterfte). In navolging van de IGZ is in onderstaande tabel een splitsing gemaakt tussen patiënten jonger dan 65 jaar, en patiënten van 65 jaar en ouder. Naast het aantal opnames in verslagjaar 2009, wordt het aantal overleden patiënten aangegeven. De data is ontrokken aan de database voor Percutane Coronaire Interventie (PCI). IGZ - vragen ziekenhuissterfte na opname voor een AMI aantal patiënten < 65 jaar aantal patiënten ≥ 65 jaar
Aantal opnames
30-daagse mortaliteit
Percentage
340 286
4 24
1,2% 8,4%
15.3 Evaluatie van het inbrengen van pacemakers: deelname aan systematische registratie van gegevens Pacemakerimplantaties worden bijna 10.000 maal per jaar in Nederland uitgevoerd, waar inbegrepen bijna 7000 primo implantaties. […] Coördinatie van de zorgketen is van groot belang omdat dit complicaties kan voorkomen. De inspectie beschouwt registratie en analyse van gegevens over pacemakerimplantaten als belangrijk voor een goede kwaliteit van zorg. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 77. IGZ - vragen – evaluatie van het inbrengen van pacemakers Voert u binnen uw ziekenhuis voor kwaliteit van zorg een registratie van belangrijke gegevens over het inbrengen van pacemakers? Zo ja, op welke wijze voert u deze registratie
Toetst u uw eigen gegevens aan externe referenties
2009 Ja Path Find. Ja, indien complicaties of bijwerkingen in onze database frequenter voorkomen dan gemeld in de wetenschappelijke literatuur, is er aanleiding om ons handelen te herevalueren.
15.4 Heropname na hartfalen Het percentage heropnames wordt door de IGZ gezien als indicator voor het succes van de behandeling van hartfalen. In onderstaande tabel is een splitsing gemaakt tussen patiënten van 75 jaar en ouder, en patiënten jonger dan 75 jaar. Naast het aantal opnames in verslagjaar 2009, wordt het aantal heropnames voor hartfalen binnen 12 weken na ontslag gegeven. Hierbij is steeds 12 weken teruggekeken (ook bij de opnames in januari 2009). IGZ - vragen - heropname na hartfalen Aantal opnames aantal patiënten < 75 jaar 152 aantal patiënten ≥ 75 jaar 132
Waarvan heropnames 12 4
Prestatie-indicatoren
Percentage 7,9% 3,0%
151
16. Cerebrovasculair Accident (CVA) Een Cerebrovasculair Accident (CVA) kan zowel door een infarct als door een bloeding veroorzaakt worden. In Nederland krijgen jaarlijks 30.000 mensen voor het eerst een CVA. Het CVA is doodsoorzaak nummer vier en de meest voorkomende oorzaak van blijvende invaliditeit. Bij een hersenbloeding is de kans op overlijden veel groter dan bij een herseninfarct. Bij veel CVA-patiënten is sprake van een herseninfarct door verstopping van een bloedvat in de hersenen. Met de invoering van trombolyse in de eerste uren na het ontstaan van een herseninfarct is de kans op verbetering van ADL-functies groter. Een goede organisatie van de acute opvang blijkt samen te hangen met een geringere sterfte. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 81. De IGZ ziet een korte doorlooptijd van binnenkomst van de patiënt in het ziekenhuis tot het starten van de trombolyse (door-to-needle time) als een goede indicator voor de kwaliteit van zorg. Bij een efficiënte organisatie is de door-to-needle time korter dan 1 uur. Bij de registratie voor deze indicator wordt onderscheid gemaakt tussen groepen patiënten die binnen 1 uur, tussen 1 en 2 uur en later dan 2 uur na binnenkomst behandeld worden. IGZ - vragen - door-to-needle time trombolyse Is het aantal patiënten dat behandeld is met trombolyse na een herseninfarct bekend? Beschikt u over een registratiesysteem? A. Aantal patiënten met een herseninfarct binnen 1 uur na binnenkomst in het ziekenhuis behandeld met trombolyse: B. Aantal patiënten met een herseninfarct later dan 1 uur, maar binnen 2 uur na binnenkomst in het ziekenhuis behandeld met trombolyse C. Alle patiënten met een herseninfarct behandeld met trombolyse: D. Alle patiënten met een herseninfarct: Percentage 1 (A/C):
2009 Ja Ja 77 4 82 168 94%
Percentage 2 (B/C)
5%
Percentage 3 (C-(A+B)/C)
1%
Percentage 4 (C/D):
49%
17. Heupfractuur Bij personen jonger dan 50 jaar komen heupfracturen weinig voor en meestal alleen na een belangrijk trauma. Op latere leeftijd (boven de 65 jaar) treden heupfracturen steeds vaker op na een val. In 2005 werden bijna 18.000 personen met een heupfractuur in het ziekenhuis opgenomen, waarvan 15.500 personen 65 jaar en ouder zijn. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 84. 17.1 Percentage patiënten met een heupfractuur dat binnen één kalenderdag geopereerd is Uit literatuur blijkt dat de tijd die verstrijkt tussen het moment van opname en het moment van operatieve fractuurbehandeling van invloed is op de uitkomst van de behandeling. Wanneer de tijd tussen opname en operatie langer duurt dan 24 uur, neemt de kans op complicaties zoals diep veneuze trombose, longembolie en decubitus toe. […] Ziekenhuizen waar het merendeel van de oudere patiënten met een heupfractuur tijdig wordt geopereerd, laten zien dat de acute zorg rondom een heupfractuur goed georganiseerd is. Een langer tijdsverloop tussen optreden van de fractuur en operatie kan samenhangen met de leeftijd van de patiënt en met de ernst van bijkomende aandoeningen (ASA-classificatie). Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 83.
Prestatie-indicatoren
152
Percentage patiënten met een heupfractuur dat binnen één kalenderdag geopereerd is ASA klasse ASA klasse1-2 ASA klasse3-5 Totaal onbekend Aantal patiënten van 65 jaar of ouder met een heupfractuur geopereerd binnen één kalenderdag
37
33
0
70
Noemer: totaal aantal patiënten van 65 jaar of ouder met een heupfractuur
42
44
0
86
88,1%
75%
0
81,4%
% patiënten van 65 jaar of ouder met een heupfractuur geopereerd binnen 1 kalenderdag
18. Mammacarcinoom Borstkanker is, na hart- en vaatziekten, de belangrijkste doodsoorzaak in Nederland. Een goede organisatie van de zorg rond borstkanker (mammazorg) maakt het mogelijk het diagnostische proces te versnellen en de kwaliteit ervan te verhogen. Ook de voorbereiding en de uitvoering van de behandeling kan door een goed georganiseerde mammazorg worden geoptimaliseerd. 18.1 Differentiatiebeleid De wijze waarop een chirurg (in opleiding) ervaring met oncologische ingrepen verwerft en de wijze waarop de maatschap/vakgroep organiseert dat een praktiserend chirurg deze ervaring behoudt, zijn indicatoren voor de kwaliteit van zorg. Dit laatste kan in een ziekenhuis op verschillende wijzen worden geregeld, bijvoorbeeld door differentiatie waarbij iedere chirurg zijn/haar eigen aandachtsgebied heeft of door gezamenlijk opereren bij complexe ingrepen. Bij iedere operatieve ingreep is één chirurg de eindverantwoordelijke. Naast het beleid ten aanzien van differentiatie zijn in opleidingsziekenhuizen afspraken voor het verwerven van ervaring van belang. Hoe is de supervisie geregeld en wat zijn de criteria en waarborgen voor zelfstandig behandelen door chirurgen in opleiding? Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 88. Differentiatiebeleid Heeft de maatschap/vakgroep Heelkunde een differentiatiebeleid voor mammacarcinoom? Aantal chirurgen binnen de maatschap/vakgroep dat in het verslagjaar één of meer chirurgische behandelingen van mammacarcinoom patiënten verrichtte Totaal aantal chirurgen in de maatschap/vakgroep Percentage % Aantal patiënten bij wie een mammacarcinoom chirurgisch is behandeld in het verslagjaar Heeft het ziekenhuis een erkende heelkunde-opleiding?
2009 Ja 2 20 10% 65 Ja
Het AMC heeft een erkende heelkunde-opleiding. In principe wordt 100% van de mamma-operaties uitgevoerd door opleidingsassistenten onder supervisie van specialist (‘mammachirurg’). 18.2 Percentage patiënten bij wie kankerweefsel is achtergebleven na een eerste borstsparende operatie. Bij een (relatief) kleine tumor waarbij geen uitzaaiing is aangetoond zijn twee behandelingen mogelijk: mammasparende therapie of borstamputatie. Mammasparende therapie bestaat uit lokale excisie van de tumor met daaromheen een marge van gezond weefsel, gevolgd door radiotherapie op de hele borst. Het doel van borstsparende therapie is het radicaal verwijderen van de tumor met een zo goed mogelijk cosmetisch resultaat. Vooral een goede diagnostiek en accurate bepaling van de uitbreiding van het mammacarcinoom zijn bepalend voor het resultaat. […] De meeste recidieven na borstsparende therapie ontstaan door lokale uitgroei van resttumor. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 89
Prestatie-indicatoren
153
Het aantonen van tumorweefsel in de snijvlakken is één van de belangrijkste voorspellers van resttumor. Dit wordt in de kankerregistratie geregistreerd als tumorresidu: 0 = geen tumorresidu (snijranden vrij en/of ingreep radicaal volgens patholoog); 1 = microscopisch tumorresidu (snijrand niet vrij en/of ingreep niet radicaal volgens patholoog maar chirurg geeft aan dat er geen tumorrest is achtergebleven); 2 = macroscopisch tumorresidu (chirurg geeft aan dat tumorrest is achtergebleven); X = onbekend. Percentage patiënten bij wie kankerweefsel is achtergebleven na een Aantal patiënten eerste borstsparende operatie* 2009 Teller 1: Aantal patiënten bij wie kankerweefsel is achtergebleven na een eerste locale excisie van een maligne mammatumor (tumorresidu 1 of 2)
4
Teller 2: Aantal patiënten bij wie niet bekend is of kankerweefsel is achtergebleven na een eerste locale excisie van een maligne mammatumor (tumorresidu X)
0
Noemer: Totaal aantal patiënten met een eerste borstsparende therapie voor een maligne mammatumor Percentage patiënten bij wie kankerweefsel is achtergebleven na een eerste locale excisie van een maligne mammatumor (tumorresidu 1 of 2) Percentage patiënten bij wie niet bekend is of kankerweefsel is achtergebleven na een eerste locale excisie van een maligne mammatumor (tumorresidu X).
54
7,4%
0%
* De volgende databronnen zijn gebruikt: IKA, Palga, OK- en PA-verslagen.
18.3 Beschikbaarheid van het verslag van de pre- en postoperatieve multidisciplinaire mammabespreking in het ziekenhuisinformatiesysteem of EPD De behandeling van patiënten met kanker vereist op elkaar afgestemde deskundigheid vanuit verscheidene disciplines. Door het beschikbaar komen van verbeterde behandelingen die gebruik maken van zowel chirurgische, radiotherapeutische als medicinale interventies, is overleg al direct na de diagnostische fase in steeds meer situaties gewenst. De beschikbaarheid van verslaglegging van de multidisciplinaire pre- en postoperatieve bespreking binnen het elektronische patiënt dossier (of voorloper hiervan binnen het ZIS) is essentieel bij de goede zorg binnen de intramurale oncologische keten. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 92. Registratie operatieve data Is verslaglegging van de preoperatieve multidisciplinaire mammabespreking, waarin een op de patiënt afgestemd behandelplan is opgenomen, beschikbaar binnen het ziekenhuisinformatiesysteem of EPD? Is verslaglegging van de postoperatieve multidisciplinaire mammabespreking, waarin een op de patiënt afgestemd behandelplan is opgenomen, beschikbaar binnen het ziekenhuisinformatiesysteem of EPD?
2009 Ja
Ja
19. Cataract Bij cataract is sprake van een geleidelijke vertroebeling van de lens met als gevolg een daling van de gezichtsscherpte die uiteindelijk tot blindheid kan leiden. […] Cataract kan verholpen worden door een chirurgische ingreep waarbij de troebele lens wordt vervangen door een kunstlens. In 2004 werden er in Nederland ongeveer 130.000 van deze operaties uitgevoerd. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 94.
Prestatie-indicatoren
154
19.1 Registratie operatieve data Om meer inzicht te krijgen in de uitkomsten en daarmee in de kwaliteit van de cataractchirurgie is het wenselijk dat de registratie en analyse van gegevens rond de operatie (pré-, per- en postoperatieve data) geoptimaliseerd worden. […] Complicatieregistratie is een belangrijk onderdeel van de registratie. Een cataractoperatie kan namelijk gepaard gaan met ernstige complicaties zoals infecties, het loslaten van de retina, intraoculaire lensdislocaties en bloedingen. De registratie en de analyse van complicaties kunnen ertoe bijdragen dat oorzaken van complicaties worden achterhaald en complicaties daarmee in de toekomst voorkomen kunnen worden. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 94. Registratie operatieve data Hebt u voor cataractextracties een complicatie dataregistratie conform afspraken met de NOG in een gegevensbestand?
2009
Houdt u voor cataractextracties een dataregistratie bij voor pré-operatieve data?
Ja
Welk registratiesysteem gebruikt u?
Ja
NOG
Houdt u voor cataractextracties een dataregistratie bij voor per-operatieve data? Welk registratiesysteem gebruikt u? Houdt u voor cataractextracties een dataregistratie bij voor post-operatieve data? Welk registratiesysteem gebruikt u?
Ja NOG Ja NOG
19.2 Percentage patiënten met voldoende wachttijd tussen de operatie van eerste en tweede oog Bij cataract worden vaak beide ogen geopereerd. Een operatie aan het tweede oog biedt extra voordelen voor het visueel functioneren bij de dagelijkse activiteiten en voor de kwaliteit van leven die verder gaan dan de voordelen die na de operatie aan het eerste oog worden bereikt. Bij operatie aan het tweede oog is van belang dat de tijdsperiode tussen operatie van het eerste en het tweede oog voldoende lang is om een zorgvuldige indicatie voor een cataractoperatie aan het tweede oog te stellen én om het resultaat na de eerste oogoperatie te betrekken bij de beoordeling van de indicatiestelling voor een operatie van het tweede oog. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 96.
Percentage patiënten met voldoende wachttijd tussen de operatie van eerste en tweede oog Is het percentage patiënten bekend met een cataractoperatie aan beide ogen bij wie de wachttijd tussen de eerste en de tweede oogoperatie groter of gelijk is aan 28 dagen? Teller: aantal patiënten met een cataractoperatie aan het tweede oog in het verslagjaar waarbij de datum van de tweede oogoperatie minus datum van de eerste oogoperatie groter of gelijk is aan 28 dagen Noemer: totaal aantal patiënten met een cataractoperatie aan het tweede oog in het verslagjaar Percentage %
Prestatie-indicatoren
2009
Ja
116
121 96,0%
155
20. Kinderchirurgie Ingewikkelde operaties bij kinderen of operaties bij zeer jonge kinderen kunnen soms beter in een kinderchirurgisch centrum uitgevoerd worden. Routineoperaties, zoals een blindedarmoperatie, kunnen in principe in alle ziekenhuizen uitgevoerd worden. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 95. 20.1 Postoperatieve opnameduur na blindedarmoperatie De postoperatieve ligduur is mogelijk gerelateerd aan de kwaliteit van de zorg. De wijze waarop moet nog nader onderzocht worden. Wanneer sprake is van een lange ligduur, kunnen hier verschillende oorzaken voor zijn, zoals complicaties of case-mixfactoren. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 98. Het aantal opnames van kinderen tot 15 jaar wegens blindedarmoperaties in het AMC, in 2009, was 33. De postoperatieve ligduur is mogelijk gerelateerd aan de kwaliteit van de zorg. De wijze waarop moet nog nader onderzocht worden. Wanneer sprake is van een lange ligduur, kunnen hier verschillende oorzaken voor zijn, zoals complicaties of case-mixfactoren. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 98. IGZ - vragen - postoperatieve opnameduur na blindedarmoperatie a. Gemiddeld b. Minimum c. Maximum d. Mediaan
Aantal ligdagen 2009 3,7 1 22 2
21. Evalueren van het functioneren van medisch specialisten De kwaliteit van zorg wordt in belangrijke mate bepaald door de kwaliteit van het werk van de medisch specialist. Dat leidt tot de stelling dat verantwoorde medisch specialistische zorg in belangrijke mate wordt bepaald door de kwaliteit van de medisch specialist. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 100. 21.1 Jaargesprekken Sinds enige tijd bestaat het systeem van jaargesprekken, waarbij een gesprek gevoerd wordt tussen het afdelingshoofd en de medisch specialist ondermeer over het inhoudelijk functioneren. Bron: Prestatie-indicatoren Basisset Ziekenhuizen 2009, p. 100.
o
2009
Jaargesprekken
Is het systeem van jaargesprekken tussen afdelingshoofd (medisch specialist) en Ja de individuele medisch specialist ingevoerd in het ziekenhuis? In welke maand van welk jaar is het eerste gesprek volgens dit systeem Meer dan 24 gehouden (indien meer dan 24 maanden geleden mag meer dan 24 maanden maanden. geleden als antwoord gegeven worden)? Teller: Het aantal medisch specialisten dat in de 24 maanden voorafgaande aan 31 december van het verslagjaar aan minimaal één jaargesprek hebben 306 deelgenomen. Noemer: Het totaal aantal medisch specialisten dat in de 24 maanden voorafgaande aan 31 december van het verslagjaar werkzaamheden verricht 647 hebben in de instelling (ongeacht het soort dienstverband). Percentage 47,3%
Prestatie-indicatoren
156
Het percentage jaargesprekken is nog aan de lage kant. De definitie van de 'noemer' betekent dat verloop onder medisch specialisten met zeer kleine of korte aanstellingen ook worden meegeteld. Met deze medewerkers worden vaak geen jaargesprekken gevoerd. Verder speelt een rol dat niet alle jaargesprekken die met medisch specialisten worden gevoerd, ook op de juiste wijze worden geregistreerd. Wij vermoeden dat het percentage jaargesprekken dat feitelijk is gevoerd, hoger ligt dan 47,3%. Dit percentage wordt beschouwd als een 0-meting waarbij in 2010 en 2011 door de Raad van Bestuur en door het directoraat Human Resource extra aandacht wordt besteed aan het intensiveren van jaargesprekken met medisch specialisten in kwantitatieve maar ook in kwalitatieve zin. 21.2 Individueel Functioneren van Medisch Specialisten (IFMS) Conform een afspraak binnen de NFU is de methodiek IFMS in de umc’s niet ingevoerd. Dit houdt verband met het feit dat medisch specialisten bij de umc's in loondienst zijn aangesteld. De CAOUMC is op hen van toepassing. Het afdelingshoofd voert jaargesprekken met de medisch specialisten. Het is niet bekend hoeveel medisch specialisten zelfstandig deelnemen aan IFMS. 21.3 Regeling mogelijk disfunctioneren medisch specialisten Regeling mogelijk disfunctioneren medisch specialisten Heeft het ziekenhuis een regeling ingevoerd voor een mogelijk disfunctionerend medisch specialist?
Wordt deze regeling gebruikt, elke keer dat disfunctioneren van een medisch specialist wordt vermoed?
2009 Ja. Er is beleid ontwikkeld en ingevoerd over hoe te handelen t.a.v. disfunctionerende medewerkers. Dit is ook van toepassing op medisch specialisten. Dit document is getiteld "over functioneren valt te praten". Ja, het beleid wordt toegepast elke keer dat disfunctioneren van een medisch specialist wordt vermoed.
Prestatie-indicatoren
157
PRODUCTIECIJFERS Om een reëel beeld te geven van de groei van de productie zijn twee correcties toegepast op de cijfers van 2008: • De Spoedeisende-Hulpconsulten zijn vanaf 2009 als eerste polikliniekbezoeken geregistreerd, voor een deel met terugwerkende kracht voor 2008. Om deze reden zijn de consulten Spoedeisende Hulp op een aparte regel gepresenteerd. • Bij de Coronaire Care Unit (cardiologie) zijn opnamen die voorheen ten onrechte als dagbehandeling zijn vastgelegd met ingang van 2009 op de juiste wijze geregistreerd. Om een goede vergelijking te kunnen maken is daarom het aantal dagverplegingen van 2008 verlaagd ten gunste van een verhoging van het aantal opnamen. Correctie op cijfers van 2008 2009 Eerste polikliniekbezoeken Consulten Spoedeisende Hulp* Herhaalconsult Dagverpleging Opnamen Verpleegdagen
Herzien 2008
Correctie 2008
2008
119.719
98.976
-
98.976
31.330
10.732
10.732
0
258.768
257.296
-
257.296
28.962
26.952
-2.111
29.063
28.319
27.705
2.451
25.254
199.705
198.560
-
198.560
* consulten spoedeisende hulp jaar 2008 betreffen geen volledig jaar
Productie 2009 in vergelijking met 2008 2009
2008
% verschil
Aantallen Poliklinische behandelingen
378.487
356.272
6,2%
(Dag)klinische behandelingen
57.281
54.657
4,8%
Dagverpleging
28.962
26.952
7,5%
Opnamen
28.319
27.705
2,2%
199.705
198.560
0,6%
Aandeel dagbehandeling
50,6%
49,3%
Behandelcoëfficiënt
47,8%
55,2%
7,1
7,2
Verpleegdagen
Kengetallen
Verpleegduur in dagen
In 2009 wordt de lichte productiedaling van 2008 meer dan goed gemaakt. Een deel van deze groei wordt echter verklaard door een verhoogde inzet om juist, tijdig en volledig te registreren. Voor wat betreft de productie kan onderscheid worden gemaakt tussen de poliklinische- en klinische productie. In de polikliniek kwamen vorig jaar bijna 380.000 patiënten en dat is 6,2% meer dan in 2008. Een deel van deze patiënten wordt dagklinisch behandeld (bijna 29.000) en een deel wordt opgenomen in de kliniek (ruim 28.000). Van de bijna 120.000 nieuwe poliklinische patiënten (eerste polikliniekbezoeken) wordt bijna 48% klinisch of dagklinisch verder behandeld. Het aantal opnamen steeg, dat gold ook voor het aantal verpleegdagen, hoewel in mindere mate, omdat de gemiddelde verpleegduur daalde van 7,2 tot 7,1 dagen.
Productiecijfers
158
LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT Inleiding Het ministerie van VWS heeft met de NFU en Zorgverzekeraars Nederland afspraken gemaakt over de wijze waarop de umc’s inzicht bieden in en verantwoording afleggen over de inzet van de middelen die worden ontvangen voor de academische component . Elke umc legt, naar analogie van voorgaande jaren, afzonderlijk een kwantitatieve en kwalitatieve verantwoording af over de besteding 2009 bij het Ministerie van VWS. Deze afspraken worden in 2010 geëvalueerd. Dit kan betekenen dat de legitimering in de jaarrekening 2010 op andere wijze wordt vormgegeven. De wijze van verantwoording is vorm gegeven in een afgesproken format, waarin de volgende onderwerpen aan de orde komen: definitie academische component; doel legitimering / verantwoording academische component; wijze van verantwoording; legitimeringcyclus; verantwoording academische component. Legitimatie De academische component bestaat uit twee onderdelen, te weten topreferente zorg (TRF) en innovatie en ontwikkeling (I&O). De definitie is als volgt: a) TRF: bedoeld voor (de meerkosten van) zeer specialistische patiëntenzorg die gepaard gaat met bijzondere diagnostiek en behandeling. Het betreft een last-resort-functie, waarbij het vaak om tertiaire verwijzing gaat (huisarts – algemeen ziekenhuis – academisch ziekenhuis). Topreferente zorg vereist een infrastructuur waarbinnen vele disciplines samenwerken en die gekoppeld is aan fundamenteel patiëntgericht onderzoek; b) I&O: bedoeld voor de R&D-functie; het ontwikkelingen bedenken, uitproberen en testen. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de direct patiëntgebonden zorg, de organisatie van zorg, maar ook aspecten die met voeding te maken hebben of bijvoorbeeld patiëntenvoorlichting. Ook de exportfunctie van kennis behoort tot deze taken. Voor het ministerie van VWS is het van belang inzicht te krijgen in wat er op hoofdlijnen met de academische component wordt gedaan, wat is te verwachten aan nieuwe zorg, hoe kwijten de umc’s zich van hun academische taken. Daarnaast is het voor VWS van belang om te bezien of er accenten moeten worden gelegd, gelet op de beleidsthema’s die VWS benadrukt zou willen zien, mede in relatie met activiteiten die gevraagd worden van ZonMW en/of andere implementatie ondersteunende organisaties. Voor verzekeraars is het belangrijk om voor hun zorginkoop in beeld te houden of patiënten die dat nodig hebben gebruik kunnen maken van de last-resort-functie. De onderdelen TRF en I&O van de academische component dienen dusdanig transparant te worden dat sprake is van een maatschappelijke legitimering van de aanwending van de middelen. Daarnaast is het van belang om ondoelmatige aanwending en te eenzijdige inzet van de middelen te voorkomen. Ook dient tijdig zicht te komen op de mogelijke doorwerking naar de reguliere zorg van de resultaten die bereikt zijn met de inzet van de academische component. De kenmerken van zowel de TRF- als de I&O-functie belemmeren een parameterisering vooraf en een kostentoerekening achteraf. Het ‘eindproduct’ is niet altijd even afgebakend. Door deze kenmerken is een directe toerekening naar activiteiten alleen mogelijk tegen zeer hoge kosten. De academische component is een lumpsum. Dit is in lijn met het Convenant zoals gesloten tussen VWS, NVZ, Orde, ZN en NFU in oktober 2000 over de invoering van de DBC-systematiek. Dit is niet voor niets geweest. Bij TRF en I&O bestaat er geen eenduidig verband tussen de besteding van middelen en het resultaat. Toch dient een vorm van verantwoording plaats te vinden waarbij helder is dat de middelen maatschappelijk verantwoord zijn ingezet. Hiervoor is een jaarlijkse legitimeringcyclus afgesproken. De afspraken over de verantwoording academische component zijn ook vastgelegd in de nota ‘Publieke functies van de umc’s in een marktomgeving’, die de ministeries van VWS en OC&W op 20 december 2006 aan de Tweede Kamer hebben aangeboden.
Legitimering academische component
159
Voor de genoemde onderdelen van de academische component, te weten: TRF en I&O, worden navolgend de definitie en indicatoren (outputparameters) beschreven. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar kwantitatieve en kwalitatieve parameters. De genoemde bedragen zijn gebaseerd op de subsidietoekenning 2009, aangevuld met de definitieve indexatie van de lonen en prijzen 2009. Legitimatie naar onderdeel a) Topreferente zorg- TRF Omvang AMC € 72,3 miljoen. Definitie Voor de TRF geldt, dat sprake is van gecompliceerde zorgvragen, die vaak zeldzaam zijn, zich presenteren in de vorm van meerdere problemen tegelijk en waarvan de behandeling een onvoorspelbaar beloop kent. De complexiteit die bij TRF een grote rol speelt vertaalt zich in een grotere zorgzwaarte of in het feit dat bijzondere expertise noodzakelijk is. TRF is meestal vernieuwend en ontstaat daarom door een sterke interactie tussen patiëntenzorg en translationeel en klinisch wetenschappelijk onderzoek en de infrastructuur die de medische faculteit en het academisch ziekenhuis daartoe onderhouden. Dit betekent dat protocollering niet altijd mogelijk is, de inzet van personeel en materieel per patiënt sterk kan verschillen en specifieke deskundigheid vraagt en deze inzet tevens moeilijk voorspelbaar is. Tot slot is het voor de TRF van belang dat infrastructuur en kennis beschikbaar zijn, ook al is een 100% efficiënte inzet niet haalbaar. Outputparameters Kwantitatief: Het is van groot maatschappelijk belang vast te stellen of de topreferente zorg in Nederland enerzijds voldoende is geconcentreerd en anderzijds wel voldoende geografisch is gespreid. De concentratie is van belang voor de instandhouding van de kennisinfrastructuur die nodig is voor deze vormen van zorg. De spreiding is van belang om deze vormen van zorg ook bereikbaar te laten zijn voor iedere Nederlander. De legitimering van de TRF is mede gebaseerd op het TRF case review committee. Door de NFU is een audit-commissie ingesteld, die in elk umc een beeld moet vormen van de herkomst van de patiënten en die een deskundig oordeel moet geven op de vraag of het een topreferente patiënt betreft. Daarmee geeft de audit-commissie dus zicht op de omvang van het aantal topreferente patiënten per umc. In het najaar van 2008 zijn door de Case Review Committee (CRC) bezoeken afgelegd aan de afdelingen Neurologie van het AMC en het UMC Utrecht. Met behulp van een medical audit van de CRC is het topreferente aandeel van de patiëntenzorg in beeld gebracht. Ter voorbereiding op deze audits is een instrument ontwikkeld dat is toegepast op een steekproef van 2x100 statussen van (gerandomiseerde) patiënten vanuit een organisatorische eenheid (dagbehandeling versus kliniek) en met een nader omschreven diagnose (subarachnoïdale bloeding en herseninfarct). De CRC heeft de resultaten van de scores gebruikt ter voorbereiding op het bezoek aan de afdelingen. De CRC heeft: een inhoudelijk oordeel gegeven over de mate van TRF; • een oordeel gegeven over de toepasbaarheid van het instrument en de betrouwbaarheid van de verzamelde gegevens; • een oordeel gegeven over relevantie en proportionaliteit van de methode. Tijdens de jaarlijkse conferentie is een terugkoppeling gegeven van de bevindingen. Daaruit bleek dat zeker nog nadere uitwerking nodig is en dat kan worden aangesloten bij de ontwikkeling van de portal door daarop aantallen, infrastructuur en wetenschappelijke publicaties te koppelen aan de beschrijvingen. Kwalitatief: Om een completer beeld te geven van de aanpak van de kwantificering wordt ter illustratie aangesloten op enkele specificaties welke in de subsidieaanvraag van de Academische Component 2010 zijn gepresenteerd. De bijbehorende achtergrond van de gekozen aanpak is als volgt: Omdat de academische component bedoeld is voor de méérkosten van de patiëntenzorg is het logisch de financiële onderbouwing te benaderen vanuit de meerkosten. Per patiëntgroep kan het kostenaandeel worden geïndentificeerd dat niet door de huidige dbc-tarieven wordt gedekt. Om dit te laten zien is de volgende aanpak gekozen:
Legitimering academische component
160
• •
Er is per patiëntengroep van het AMC gekeken naar het verschil tussen DBC-tarief en kosten patiëntenzorg 2008. Hoe groter het verschil, hoe topreferenter de zorg, is de aanname. Van de top 15 met het meeste negatieve resultaat is nader gekeken naar kosten, tarieven, reisafstand per patiënt.
Een aantal specificaties resulterend uit deze onderzoeksaanpak is onderstaand opgenomen.
Herkomst top 15 patiëntengroepen AMC met grootste financiële onderdekking 2008 nr profielnaam 1 hemato-oncologie 2 oncologische gynaecologie 3 complexe hemostase/trombose problemen 4 trauma/posttrauma 5 bacteriele infecties 6 hematologie/infectieziekten/immunolo 7 gie pancreas 8 niertransplantatie 9 vaatafwijking in het hoofd (operabel) 10 benigne hematologie 11 coronair 12 bot en weke delen tumoren 13 benigne darm 14 oesophagus 15 klep Totaal
<= 7,5 km
> 7,5 en <= 20 km
> 75 km
onbekend
Totaal
25% 22% 33%
> 20 en <= 75 km 49% 51% 30%
11% 8% 33%
13% 19% 3%
1% 1% 1%
100% 100% 100%
32% 22% 20%
35% 36% 24%
26% 30% 47%
5% 7% 8%
3% 5% 1%
100% 100% 100%
2% 4% 7% 32% 7% 12% 12% 1% 9% 18%
14% 27% 27% 31% 23% 22% 18% 20% 21% 27%
54% 58% 52% 33% 51% 56% 48% 57% 56% 42%
28% 10% 10% 4% 13% 9% 23% 21% 13% 10%
3% 2% 5% 0% 6% 1% 0% 0% 3% 2%
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Toelichting: • het betreft de reisafstand van de patiënten in kilometers • 18% van de patiënten is afkomstig uit eigen adherentiegebied • meer dan de helft van de patiënten heeft een reisafstand van meer dan 20 km
Legitimering academische component
161
Voorbeeld 1: hemato-oncologie tarief versus kosten per patient
tarief - kosten per patient hemato -oncologie 2008
tarief
0
180.000
-20.000
160.000
kosten
140.000
-40.000
120.000
-60.000
euro
tarief - kosten
20.000
-80.000
100.000 80.000
-100.000
60.000
-120.000
40.000 20.000
-140.000
0
-160.000
1
1
85
3
5
7
9
11
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
169 253 337 421 505 589 673 757 841 925 1009
aantal patienten
aantal patienten 2008
Toelichting: • de totale onderdekking voor 2008 bedraagt - € 4,2 mln • bij 106 van de 1054 patiënten is de financiële onderdekking > € 10.000 • 32 van de 1054 patiënten dragen voor 50% bij aan de onderdekking
Voorbeeld 2: oncologische gynaecologie tarief - kosten per patient oncologsiche gynaecologie 2008
tarief versus kosten per patient
10000
tarief
60.000
-10000
50.000
-20000
euro
tarief - kosten
kosten
70.000
0
-30000
40.000 30.000
-40000 20.000
-50000 10.000
-60000 1
44 87 130 173 216 259 302 345 388 431 474 517 560 603 646 689 732 775 818
0 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51 53 55 57 59 61
aantal patienten
aantal patienten
Toelichting: • de totale onderdekking voor 2008 bedraagt - € 3,0 mln • bij 113 van de 832 patiënten is de financiële onderdekking > € 10.000 • 62 van de 832 patiënten dragen voor 50% bij aan de onderdekking
Legitimering academische component
162
Bij het opstellen van de aanvraag van het verzoek tot definitieve subsidievaststelling van de Academische Component 2009, zal een actualisatie van beschikbare informatie worden verwerkt. De reeds in het jaarverslag 2007 aangekondigde portal van de NFU waarop de umc’s gezamenlijk hun lijst van TRF’s publiceren werd in 2008 gerealiseerd. In oktober 2008 werd de website in het bijzijn van de minister van VWS officieel gepresenteerd. De NFU portal is inmiddels operationeel, voor het AMC is een deel van de TRF functies beschreven. Op de NFU portal wordt per umc per TRF functie een toelichting gegeven. Voor de volledige lijst van TRF’s wordt verwezen naar de website van de NFU: www.nfu.nl/trf. Hoewel ontstaan vanuit de wens om de bijzondere positie van de universitaire medische centra te verantwoorden is er voor gekozen om met de beschrijvingen primair patiënten te informeren over de zorg die wordt geboden. Deze hybride doelstelling heeft tot gevolg dat in de verschillende beschrijvingen de patiëntenzorg en in andere beschrijvingen de wetenschappelijke achtergrond meer wordt benadrukt. Nadat alle beschrijvingen zijn gepubliceerd zullen de teksten in het kader van de periodieke evaluatie worden aangepast. Onder meer door meer gebruik te maken van de mogelijkheden van doorverwijzing zal gestreefd worden naar een grotere vergelijkbaarheid. In 2009 zijn door vrijwel alle specialismen teksten opgesteld waarvan een groot deel inmiddels is toegevoegd aan de website. Naar verwachting zullen begin 2010 ook nog de resterende teksten voorhandig zijn.
Navolgend zijn een aantal voorbeelden binnen het AMC van specifieke technologie en specifieke expertise op het terrein van topreferente zorg gegeven. ‘Deep Brain Stimulation’ (DBS) DBS is een behandelingsvorm waarbij diep in de hersenen elektroden worden geplaatst die zijn aangesloten op een inwendige stimulator, een soort pacemaker. Door middel van deze elektrische stimulatie kunnen heel lokaal in de hersenen symptomen van verschillende ziektebeelden worden onderdrukt. Wie komen in aanmerking voor DBS? DBS wordt toegepast bij mensen met bewegingsstoornissen, zoals de ziekte van Parkinson, verschillende vormen van beven en dystonie [het ongewild aanspannen van een spier of spiergroepen]. Het gaat hierbij om mensen in een verder gevorderd stadium van de ziekte, bij wie de symptomen niet meer voldoende kunnen worden behandeld met medicijnen. Symptomen die kunnen worden onderdrukt zijn beven (tremor), spierstijfheid (rigiditeit), vertraagde beweging van armen en benen (hypokinesie), overmatige bewegingen veroorzaakt door medicijnen (dyskinesieën), en onwillekeurig aanspannen van spieren waardoor verkrampte houdingen ontstaan (dystonie). DBS wordt sinds kort ook toegepast bij een aantal psychiatrische ziektebeelden, te weten obsessiefcompulsieve stoornis [aandoening die wordt gekenmerkt doordat bepaalde handelingen en gedachten uitgevoerd 'moeten' worden] en depressie. Het gaat hierbij om een kleine groep mensen met een zeer ernstige vorm van de ziekte bij wie geen enkele andere behandeling een verbetering heeft kunnen geven. DBS bij deze patiënten moet nog als experimenteel worden aangemerkt. De behandeling: De elektroden worden onder plaatselijke verdoving geïmplanteerd, hetgeen mogelijk is omdat de hersenen en de schedel gevoelloos zijn en dus alleen de hoofdhuid verdoofd hoeft te worden. Een metalen frame wordt aan het hoofd bevestigd, Vervolgens wordt er een MRIscan gemaakt om precies de plaats in hersenen in kaart te brengen waar de elektrodes moeten komen te liggen. Daarna worden twee boorgaatjes in de schedel gemaakt en worden de elektroden in de hersenen geplaatst. Hierbij worden verschillende metingen gedaan en testen van de bewegingen uitgevoerd om te bevestigen dat de elektroden op de goede positie liggen. Hiervoor is het noodzakelijk dat de patiënt wakker is tijdens de operatie. Vervolgens wordt in een tweede operatie onder algehele narcose een stimulator geïmplanteerd onder het sleutelbeen, die met een onderhuidse draad wordt verbonden aan de elektroden. Na de operaties wordt de stimulatie geprogrammeerd, waarbij instellingen worden gezocht die het beste effect op de symptomen hebben zonder dat er bijwerkingen ontstaan. Het definitief instellen van de stimulatie kan veelal poliklinisch plaatsvinden. Ziekenhuizen waar DBS wordt uitgevoerd DBS wordt in Nederland in zes neurochirurgische centra uitgevoerd: het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam, het Sint Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg, het Universitair Medisch Centrum Groningen, het Academisch Ziekenhuis Maastricht, het Leyenburg Ziekenhuis te Den Haag en het Medisch Spectrum Twente te Enschede. Per jaar worden ongeveer 100 patiënten behandeld, waarvan 45 in het AMC te Amsterdam. De behandelende centra vormen samen een landelijke werkgroep die twee keer per jaar bij elkaar komt.
Legitimering academische component
163
Verwijzing voor behandeling met DBS in het AMC Patiënten met bewegingsstoornissen kunnen door hun behandelend neuroloog naar het AMC worden verwezen. Na het eerste polikliniekbezoek wordt in een korte opname beoordeeld of men in aanmerking komt voor DBS. De verwijzing van psychiatrische patiënten voor behandeling binnen de onderzoeksprojecten loopt eveneens via de eigen behandelend specialist. Betrokken klinische disciplines: neurochirurgie, neurologie, neurofysiologie, psychiatrie, neuroradiologie, neuropsychologie.
Cardiogenetica Cardiogenetica is het vakgebied van de erfelijke hartziektes in het bijzonder de erfelijke hartritmestoornissen en cardiomyopathieën [aandoeningen van de hartspier]. De patiëntenzorg speelt zich af op het grensvlak van de genetica en de cardiologie waarbij patiënten met bewezen of vermoede erfelijke hartziektes gezamenlijk worden gezien. Een belangrijk deel van de problematiek speelt zich af rond het risico op premature plotselinge hartdood. Plotseling overlijden aan een hartstilstand op jonge leeftijd berust namelijk vaak op een erfelijke oorzaak. De belangrijkste erfelijke aritmiesyndromen [ziektebeelden met een ritmestoornis] zijn de lange QTintervalsyndromen (LQTS), het Brugada syndroom en de catecholaminerge inspanningsgebonden ventriculaire aritmieën. De belangrijkste cardiomyopathieën zijn de hypertrofisch cardiomyopathie, de gedilateerde cardiomyopathie en de aritmogene rechter ventrikel cardiomyopathie Belangrijkste betrokken klinische disciplines en waar relevant verpleegkundige, paramedische of laboratorium expertise: • Cardiologie • Kindercardiologie • Klinische Genetica • Soms Neurologie Belangrijkste betrokken fundamentele disciplines: • Moleculaire genetica • Experimentele cardiologie; In 2005 en 2006 werden respectievelijk 571 en 642 patiënten gezien in verband met erfelijke hartziektes (ritmestoornissen en cardiomyopathieën). Het AMC fungeert hiervoor als een nationaal verwijzingscentrum en ziet ongeveer 30-40% van de patiënten die in Nederland met dergelijke ziektes bekend zijn. In totaal zijn meer dan 3500 patiënten gezien sedert begin 1996.
Complexe hartritmestoornissen Complexe hartritmestoornissen betreffen eigenlijk vooral tachycardieën [ritmestoornissen die gekenmerkt worden door een versneld hartritme]. De verschijnselen variëren van een kortdurend gevoel van hartkloppingen en/of duizeligheid tot plotselinge hartdood. Behandelingsopties variëren van medicamenten tot ingrijpendere behandelingen zoals een catheterablatie. De zenuwvezels in het hart die verantwoordelijk zijn voor de ritmestoornis, worden dan uitgeschakeld via een catheter, een dunne buis die via de liesslagader in het lichaam wordt ingebracht. Met behulp van radiogolven of lokale bevriezing schakelt de cardioloog vervolgens de betreffende zenuwvezels uit. Bij patiënten met een dreigende hartstilstand door een ernstige ritmestoornis in de hartkamers (kamerfibrilleren) kan een automatische cardioverter defibrillator (ICD) worden ingebracht. Dat is een soort pacemaker die kamerfibrilleren kan herkennen en herstellen. Catheterablatie en de implantatie van een ICD zijn topklinische behandelingen, die alleen mogen worden uitgevoerd in centra met een speciale vergunning (artikel 2 vergunning). Als bij een patiënt een erfelijke basis voor de ritmestoornis vermoed wordt, is de behandeling mede gericht op het voorkomen van ernstige klachten (profylaxe). Het aantal ablatiebehandelingen neemt toe, met name in het complexe segment waartoe de ablatie van boezemfibrilleren behoort (± 100 patiënten in het AMC in 2007) en de ablatie van ventriculaire [in de hartkamer] ritmestoornissen bij doorbloedingsstoornissen van de hartspier (ischemisch hartlijden) en (supra-) ventriculaire ritmestoornissen bij aangeboren hartafwijkingen (congenitale vitia).
Legitimering academische component
164
Belangrijkste betrokken klinische disciplines en waar relevant verpleegkundige -, paramedische – of laboratorium expertise: • Cardiologie; • Kindercardiologie; • Klinische genetica; • Cardiothoracale chirurgie [chirurgie van hart en borstkas]; • Soms neurologie. Belangrijkste betrokken fundamentele disciplines: • Moleculaire genetica • Experimentele cardiologie; In het AMC worden jaarlijkse enkele duizenden patiënten met hartritmestoornissen gezien waarvan ongeveer 40% in het kader van een topreferente [topreferentie: verwijzing naar de gespecialiseerde zorg in een umc] verwijzing i.v.m. een complexe hartritmestoornis. Het aantal ICDs dat jaarlijks geïmplanteerd wordt en het aantal ablaties dat wordt verricht bedraagt al enkele jaren ruim 300. Cerebrovasculaire ziekten De beroerte is de meest voorkomende hersenaandoening met vaak ernstige gevolgen voor het dagelijks functioneren van de patiënt. De meest voorkomende vorm is het herseninfarct waarbij een vat in de hersenen door een stolsel wordt afgesloten. De oorzaak is meestal atherosclerose. Door de vaatwandverandering bij atherosclerose kan ook een bloeding in de hersenen ontstaan. Hoge bloeddruk is de belangrijkste risicofactor voor het krijgen van herseninfarcten of hersenbloedingen. Herseninfarcten en hersenbloedingen komen voor zeventigste jaar veel minder vaak voor dan vroeger door betere herkenning en behandeling van hoge bloeddruk. Ook heeft de invoering van de koelkast en daardoor de verandering in de wijze van preserveren van voedsel een gunstig effect gehad.
Toch komen herseninfarcten en hersenbloedingen nog zeer vaak voor en is er ook een lichte stijging te bemerken die verklaard wordt door het ouder worden van de populatie waardoor er meer mensen een risico hebben een herseninfarct of hersenbloeding te krijgen. Met tijdige onderkenning en behandeling van de bloeddruk kan het aantal herseninfarcten en hersenbloedingen nog verder omlaag worden gebracht. De neurologen van het AMC richten zich vooral op de verbetering van de behandeling in de acute fase. Aangetoond is dat neuroprotectieve therapie in de acute fase geen gunstig effect heeft, wel blijkt het snel weer openen van een afgesloten bloedvat in de hersenen effectief te zijn. Dit gebeurd met tPA, een stolseloplossende stof. Deze behandeling is vooral effectief als deze zo vroeg mogelijk wordt gegeven. In het AMC is daartoe een acute hersenhulp opgezet om het uitstel tussen binnenkomst van de patiënt en de uiteindelijke behandeling zo kort mogelijk te laten zijn. Thans worden patiënten ongeveer 20 minuten na binnenkomst behandeld met tPA. Pogingen worden thans gedaan patiënten bij wie het vat op deze wijze niet doorgankelijk wordt of bij patiënten die te laat voor de tPA behandeling binnenkomen, met behulp van katheters in de hersenvaten, het vat alsnog doorgankelijk te maken. Bij patiënten met een bepaald type hersenbloeding (subarachnoïdale bloeding) wordt onderzocht of achteruitgang na de bloeding (door ischaemie) kan worden voorkomen. Patiënten met een zogenaamde veneuze trombose van de hersenvaten worden indien zij in slechte toestand geraken vanuit het hele land voor behandeling naar het AMC verwezen. De belangrijkste betrokken andere klinische disciplines zijn Cardiologie, Vaatgeneeskunde, Neurochirurgie en Radiologie. De belangrijkste betrokken fundamentele disciplines zijn onderzoekers op het gebied van bloedstolling, klinische epidemiologie en genetica. Thans lopend onderzoek gaat na of behandeling van patiënten die worden opgenomen met een hersenbloeding en die aspirine gebruiken kan worden verbeterd, of het toedienen van tPA effectiever kan worden gemaakt; wat de effecten van operatieve behandeling zijn van patiënten met een hersenbloeding die een doorbraak hebben naar het liquorsysteem; of cerebrale ischaemie na een subarachnoïdale bloeding kan worden voorkomen; pathologisch onderzoek naar de aard van de vaatwandveranderingen bij herseninfarcten.
Legitimering academische component
165
b) I&O- Innovatie en Ontwikkeling Omvang AMC € 21,5 mln. Definitie I&O betreft de zogenaamde R&D-functie van de zorg. Dit betekent dat ontwikkelingen worden bedacht, uitgeprobeerd en uitgetest. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de direct patiëntgebonden zorg, maar ook bijvoorbeeld op de organisatie van de zorg. Ook de exportfunctie van kennis behoort hiertoe. Outputparameters In de nota ‘Publieke functies van de umc’s in een marktomgeving’ van december 2006 staan de ijkpunten opgenomen waarmee de umc’s het onderdeel O&I van de academische component inzichtelijk maken. Kwantitatief: Jaarlijks voert het Centrum voor Wetenschap- en Technologie Studies (CWTS) een bibliometrische analyse van het onderzoek van alle umc’s uit. In het najaar van jaar t wordt gerapporteerd over de periode t-1 en eerdere jaren. Voor publicaties is in onderstaande tabel het aantal en de citatiescore opgenomen over het tijdvak 1998-2008. De citatiescore CPP/FCSm betreft de impact van alle publicaties van een instelling vergeleken met het wereld-citatiegemiddelde in (sub)velden waarin de instelling actief is. Aantal citaties per artikel (exclusief zelfcitaties) (19982008) 15,22
Aantal publicaties in CWTS analyse (1998– 2008) Alle umc’s
90.468
AMC
14.393
Citatiescore CPP/FCSm (1998-2008) 1,40
15,18
1,42
In de volgende tabel zijn voor de publicaties in top 1% segment en de tijdschriftimpact (hoe past een tijdschrift in het veld) de gegevens van alle umc’s en van het AMC (tijdvak 1998-2004 respectievelijk 1998-2007) opgenomen.
Alle umc’s
Aantal publicaties in top 1% segment (1998-2005) 1.229
AMC
Gemiddelde Tijdschriftimpact (JCSm/FCSm) (1998-2008) 1,24
162
1,28
In de volgende tabel zijn de METC-projecten, promoties en lopende octrooien en patenten opgenomen.
Totaal AMC
Goedgekeurde METC-projecten (aantal 2008) 215
Promoties (aantal 2009) 149
Totaal lopende octrooien/patenten (aantal 2008) 66
Legitimering academische component
Nieuw verworven octrooien/patenten (aantal 2008) 17
166
Voor de onderzoeksprojecten gefinancierd door derden is in onderstaande tabel een indeling gemaakt naar 2e, 3e en 4e geldstroom. Projecten NWO ZonMw FES Europese Unie e
Overig 2 geldstroom (semi-overheid)
Aantal 2009
Omzet 2009
30
1.889.827
140
12.022.471
15
2.026.869
57
1.931.634
89
3.285.391
Collectebusfondsen en overig 3e geldstroom
456
17.911.072
Bedrijven (binnen- en buitenland)
490
14.348.644
Kwalitatief: De umc’s doen onderzoek op alle op dit moment belangrijke thema's van life sciences research. Zij zijn daarin succesvol, zoals blijkt uit de analyse van het aantal en de kwaliteit van wetenschappelijke publicaties. Zij kunnen de concurrentie met de top van de medische wetenschap volledig aan. Daarbij is niet ieder umc actief op alle wetenschapsgebieden; er is sprake van keuzes zodat een dynamisch systeem van concurrentie en complementariteit ontstaat. Waar elk umc zich vooral op toelegt, kan het beste worden afgeleid uit de publicaties. Zwaartepunten van onderzoek komen tot uiting in de vorm van succesvol publiceren. Het signalement van elk umc wordt aangegeven als de vijf gebieden van medische wetenschap met de hoogste en beste output. Het AMC heeft de volgende onderzoeksspeerpunten:
-
cardiovasculaire aandoeningen infectieziekten en immunologie maag-, darm- en leverziekten metabole aandoeningen neurologische en psychiatrische aandoeningen oncologie public health en epidemiologie
Onderstaand enkele voorbeelden van projecten binnen het AMC die betrekking hebben op genoemde onderzoeksspeerpunten: - cardiovasculaire aandoeningen: HEART REPAIR (EU-FP7 project, scientific leader: prof.dr. Antoon Moorman, afdeling Anatomie en Embryologie) - infectieziekten en immunologie: Characterization and optimization of HIV-specific humoral immunity (ZonMw VICI, prof.dr. Hanneke Schuitemaker, afdeling Experimentele Immunologie, Laboratorium Virale ImmuunPathogenese) - maag-, darm- en leverziekten: Development of gene therapy for Crigler Najjar Disease (ZonMw-programma Translationeel Gentherapeutisch Onderzoek, dr. Piter J. Bosma, AMC Levercentrum) - metabole aandoeningen: Synthetic tools to interfere with glucosylceramide metabolism: fundamental studies and therapeutical applications (TOP-grant NOW Chemische Wetenschappen, hoofdaanvragers: prof.dr. J.M. Aerts, afdeling Medische Biochemie AMC en prof.dr. H.S. Overkleeft, afdeling Bio-Organische Chemie, Universiteit Leiden) - neurologische en psychiatrische aandoeningen: Deep brain stimulation for therapy-refractory psychiatric disorders: exploring effecacy and mechanism of action: (ZonMW, Medtronic, onderzoeker: prof.dr. Damiaan Denys, afdeling Psychiatrie) - oncologie: KidsCancerKinomie; validating kinases as drug targets in high risk childhood cancer (EU-FP6 project, scientific leader: prof.dr. Huib N. Caron, afdeling Kinderoncologie, Emma Kinderziekenhuis AMC) - public health en epidemiologie: From ‘problem district’ to ‘power district’: does the health of residents benefit? Evaluation of the population health impact of a programme of the Dutch Minister of Housing, Communities and Integration (ZonMW preventieprogramma, deelprogramma 2 (effectiviteit), prof.dr. Karien Stronks, afdeling Sociale Geneeskunde, samenwerking met Universiteit Maastricht en RIVM)
Legitimering academische component
167
Het AMC heeft in Amsterdam en omgeving vele mogelijkheden voor productieve samenwerkingsverbanden. Naast het AMC staan het Netherlands Institute for Neuroscience (NIN) en de Hersenbank. Samen met deze instituten en het VUmc werkt het AMC aan de totstandkoming van het Spinoza Centre for Neuroimaging. Cognitiewetenschappen is verder één van de drie onderzoekszwaartepunten van de Universiteit van Amsterdam (UvA), naast Global Health en Systeembiologie. Historisch sterk is ook de samenwerking met Sanquin. Het AMC maakt deel uit van het kennis- en innovatie netwerk Biomed Cluster Amsterdam en van het Life Sciences Center Amsterdam op het Science park in de Watergraafsmeer, samen met de UvA, de Vrije Universiteit (VU) en het VUmc, Sanquin en het Nederlands Kanker Instituut/Antoni van Leeuwenhoek Hospital (NKI-AvL). Met het VUmc en het NKI/AvL wordt daarnaast productief samengewerkt in de Onderzoeksschool Oncologie Amsterdam voor PhD studenten en ook in het voornemen om al het kinderoncologisch onderzoek te concentreren in één centrum is deze samenwerking relevant. De samenwerking met de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI) van de UvA is van belang voor het aantrekken van goede masterstudenten en voor het onderzoekszwaartepunt Systeembiologie, voor het AMC in het bijzonder voor onderzoek aan het metabool syndroom. Met de recente oprichting van het Amsterdam Institute for Global Health and Development is de samenwerking versterkt met het Center for Poverty-related and Communicable Diseases (CPCD), de faculteiten Maatschappij en Gedragswetenschappen van de UvA en de VU, de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UvA, de PharmAccess Foundation en het Health Insurance Fund. Het AMC is toonaangevend in het opzetten en uitvoeren van klinisch-wetenschappelijk (evaluatie)onderzoek voor Evidence Based Medicine en huist ook het Dutch Cochrane Center. Met de GGD Amsterdam zijn diverse samenwerkingtrajecten. Last but not least staat het AMC in één van de meest etnisch diverse omgevingen ter wereld, en met de langlopend cohortstudie Helius wordt hier op in gespeeld. Hierbij wordt samengewerkt met de Gemeente Amsterdam. Voor multicenter klinische studies en voor personele uitwisseling is de samenwerking van belang met onder andere het OLVG en het Flevoziekenhuis. Het AMC kent een aantal samenwerkingsverbanden die vooral gericht zijn op kennisoverdracht. Voorbeelden hiervan zijn: - Het 10 x 10-project: In het kader van de medische publiekslezing ‘De Anatomische Les’, organiseert het AMC samen met oorspronkelijk tien (inmiddels 15) Vwo-scholen in, en rond Amsterdam colleges en opdrachten die aansluiten bij het onderwerp van De Anatomische Les. Vwo-leerlingen krijgen zo de kans om kennis te maken met wetenschap en academische geneeskunde. - Summer school Medische Informatiekunde: het bureau Internationalisering organiseert voor de universitaire studie Medische Informatiekunde (MIK) jaarlijks een Summer school. Studenten en docenten van Europese en Amerikaanse universiteiten waarmee MIK een vaste relatie onderhoudt, bezoeken cq. doceren op de Summer school in het AMC. Daarnaast bezoeken studenten uit alle delen van de wereld de Summer school. Om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop innovaties aan de periferie worden overgedragen en naar welke instellingen overdracht plaatsvindt, is in juni 2007 een werkconferentie georganiseerd. Tijdens deze conferentie is nadrukkelijk ingezoomd op de belemmeringen in het proces van doorvertalen van uitontwikkelde zorg naar te bekostigen prestaties en het verzekerde pakket. Hierbij zijn, d.m.v. een technische discussie op basis van vijf casussen, voor de betrokken instanties de procedurele problemen geïdentificeerd en is verhelderd welke oplossingen daarvoor kunnen worden geboden. Met het Team Innovatie en Procesmanagement (TIP) heeft het AMC de afgelopen jaren gericht gewerkt aan innovatie en efficiëntieverbetering in de organisatie van de zorgverlening. Zo werden in het afgelopen jaar grote winsten geboekt met de toegangstijden bij de poli Neurologie. Verbeteringen in de werkwijze en organisatie hebben geleid tot een wachttijd van maximaal 10 dagen. Deze werkwijze wordt nu ook bij de andere poliklinieken doorgevoerd. In de SURPASS-studie van de afdeling Chirurgie werd gericht gekeken naar de verbetering van de communicatie rond het operatieve proces, dat naadloos aansluit bij de door de IGZ gewenste aandacht. Aan deze studie doen inmiddels een flink aantal ziekenhuizen in Nederland mee. Een laatste voorbeeld betreft het combineren van de verpleegafdeling en dagbehandeling van de afdelingen KNO en Oogheelkunde.
Legitimering academische component
168
Elk jaar wordt een aantal van dergelijke projecten gestart met het TIP-team, maar de aandacht voor de logistieke processen en organisatieverbetering wordt ook door afdelingen zelf volgens eenzelfde stramien ter hand genomen, zodat de resultaten veel breder verspreid worden. In 2008 heeft het TIP-team een structurele plaats in de organisatie gekregen door de instelling van een centrale stafgroep kwaliteit en procesinnovatie. Uitgeverij Noordhoff en het AMC ontwikkelen een e-learningprogramma: e-learning in de zorg. Het programma is gericht op permanente educatie van verpleegkundigen, studenten geneeskunde en verpleegkunde en jonge doktoren die aan hun klinische werk beginnen. Met de ontwikkeling van elearning willen Noordhoff en het AMC investeren in kennisontwikkeling en onderwijsvernieuwing in de medische zorg. Onlangs is de module medisch rekenen afgerond. In 2009 wordt het cursusaanbod verder uitgebreid met de volgende onderwerpen: pijnbeleid, thoraxdrainage, cardiologische aandoeningen en early warning vital signs. Ook andere instellingen in Nederland en in het buitenland kunnen gebruik maken van dit lesmateriaal.
Legitimering academische component
169
FINANCIERS VAN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK (SEMI-)OVERHEIDSINSTELLINGEN Academisch Medisch Centrum amfAR C.V.Z. CENTRO Biotecnologie Cardarelli Hospital CTC Maastricht CTMM Dutch Cochrane Centre Erasmus MC European and developing countries clinical trials European Association of Urology European Research Council European Society of Intensive Care Medicine Europese Unie Fundació CREAL Gemeente Amsterdam Gemeente Den Haag GGD Amsterdam GGD Nederland GGZ Nederland Ghent University Hovon Centr Bureau Human Frontier Science Program ICIN Innovatiefonds Zorgverzekeraars Instituut defensie geneeskundige opleidingen Johns Hopkins University K.N.A.W. Klinikum der Univ. Muenchen Leids Universitair Medisch Centrum LUMC Audiologisch Centrum LUMC Exp. vasc. geneeskunde Maxima Medisch Centrum MC Grilo Mesquita Lebre Mc Master University Medical Centre Medical University of Vienna Ministerie van Defensie Ministerie van OCW Ministerie van SZW Ministerie van VWS
N.K.I. Nederlands Forensisch Instituut (NFI) Nederlands Vaccin Instituut Nederlandse Federatie Van Universitair Medische Centra NWO Onze Lieve Vrouwe Gasthuis Orde van Medisch Specialisten Polikliniek Mens en Arbeid (PMA) Productschappen Vee, Vlees en Eieren Ragon Institute of Harvard RIVM, Centrum voor Zorgonderzoek Royal Brisbane & Women's Hospital Health Serv.Distr. Senter Den Haag Slotervaartziekenhuis Spinoza Leerstoel St. Sophia Ziekenhuis Stichting BioMedical Materials Stichting Top Institute Pharma Swiss Tropical and Public Health Institute Technologiestichting STW
The Graduate School Neurosc. Amsterdam Trimbos Instituut UMC Julius Centrum UMC Maastricht UMC Utrecht Universiteit Antwerpen Universiteit Twente Universiteit van Amsterdam University Hospital Zurich University of Birmingham University of British Colombia University of California Los Angeles University of Cambridge School UWV VMS Veiligheidsprogramma VU Medisch Centrum WOTRO ZonMw
STICHTINGEN, COLLECTEBUSFONDSEN EN CHARITATIEVE INSTELLINGEN Association for Researh in CTEPH B.H.N. Registratie Cardiovascular Anesthesiologists Foundation Diabetes Fonds Nederland EAES, Euro-Notes Foundation Egbers Stichting Europ Renal Association EDTA
Stichting Stichting Stichting Stichting
Aidsfonds/SOA AIDS Nederland AMC Foundation AMPHoraest Arbouw
Stichting Ars Donandi Stichting Astma Bestrijding Stichting Azua Fonds
Financiers van wetenschappelijk onderzoek
170
Eur. Org.for research and treatment of cancer Fonds NUTS-OHRA Fonds Psychische Gezondheid Gesch.f.Biotechn.Forschung mbH Hersenstichting Nederland Het Nederlandse Rode Kruis Imagine a world without aids (IAVI) Infectious Disease Research Institute (IDRI) INTAS International Anesthesia Research Society Internationale Stichting Alzheimer Onderzoek KNCV Tuberculosefonds Koningin Wilhelmina Fonds Land.Stichting voor Blinden en Slechtzienden Referentiecentrum voor bevolkingsonderzoek Landsteiner St. voor Bloedtransfusie Research Maag, Lever, Darm Stichting MS Steunfonds Nationaal Epilepsie Fonds Nationaal ICT Instituut in de Zorg Ned. Vereniging van Dystoniepatienten Nederlands Astma Fonds Nederlandse Brandwonden Stichting Nederlandse Hartstichting Nederlandse Internisten Vereeniging Nederlandse Stichting Leprabestrijding Ned. Ver. van Orthopedisch Schoentechnici Ned. Ver. voor Gastro-Enterologie Netherlands Found. for Cardiovascular Excellence Nierstichting Nederland ODAS Stichting Parkinson Patienten Vereniging Phelps Stichting voor spastici PinkRibbon Prinses Beatrix Fonds Reumafonds Rotterdamse Vereniging Blindenbelangen Sanquin Blood Supply Found. SBOH St. Inst. Innovative Therapies
Stichting Blindenhulp Stichting Stichting Stichting Stichting
Centraal Fonds RVVZ Cure for Cancer De Kootje Fundatien Europese Post Graduate GS School
Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting
GEKHV Heinsius-Houbolt Fonds Hematologisch Oncologische Wetenschap HIV Monitoring Instituut GAK Internationaal Parkinson Fonds John.L.Emmett Fonds KIKA Kindergeneeskundig Kankeronderzoek Kindermotiliteit Kinderpostzegels Nederland KIR Leveronderzoek MS Research Nationaal Fonds "Het Gehandicapte Kind"
Stichting Nationaal Fonds tegen kanker Stichting Nationale Computerfaciliteiten Stichting NBIC Stichting Stichting Stichting Stichting
Nephron NICE PACT Perinatale registratie Nederland
Stichting Pl. & R. Handchirurgie Stichting Sonura Stichting Steun Orthopedie AMC Stichting Stichting Stichting Stichting
tot Steun EKZ-AMC Van Vlissingen Lymfoom Fonds Vasculair Research Network Villa Joep
Stichting WOK The Cochrane Collaboration The Dana Foundation The Michael J. Fox Foundation for Parkinson's Research Trombose Stichting Nederland
BEDRIJFSLEVEN AAIPharma Deutschland GmbH & CO KG Abbott BV Abbott Laboratories Abbott Laboratories U.S.A Abbott Nederland BV Abbott Vascular (Diegem) Abiomed Europe GmbH Abiomed Inc. Actelion Pharmaceuticals Ltd. Actelion Pharmaceuticals Ned. B.V.
Janssen Pharmaceutica N.V. Johnson & Johnson Medical BV Johnson & Johnson PRD L.L.C. Jolife AB Julius Clinical Research BV Kendle International B.V. Link Nederland BV Lutonix Inc. MacroZyme Meda Pharma BV
Financiers van wetenschappelijk onderzoek
171
Adamas Pharmaceuticals, Inc. Addex Pharma SA Alfa Wasserman S.p.A. Alk-Abelló A/S AMCAS Amsterdam Molecular Therapeutics B.V. arGen-X BVBA Astellas Pharma BV Astellas Pharma Europe BV AstraZeneca AB AstraZeneca BV Axcan Pharma Inc. Canada BaroSense Barrx Medical Inc. Baxter AG Baxter B.V. Baxter Healthcare Corporation Baxter Innovations GmbH Bayer Schering Pharma AG BHC HealthCare AG Biomarin Pharmaceutical Inc. Biomet Nederland B.V. BMEYE BOC Limited Boehringer Ingelheim BV Boston Scientific Benelux Boston Scientific International SA Boston Scientific Nederland BV Bracco Imaging S.p.A. Brijder Verslavingszorg B.V. Bristol Myers Squibb B.V. Bristol Myers Squibb EMEA SARL Bristol-Myers Squibb Int. Cop Centocor BV Chiesi Farmaceutici S.p.A. Clinsys Clinical Research Inc. Cochlear Europe Ltd. Cook Endoscopy Cook Ireland Ltd. Cordis Johnson & Johnson Belgium Cougar Biotechnology, Inc. Covance Inc. Covidien Nederland BV Crucell Holland BV. CSL Behring BV Daiichi Sankyo Development Ltd. Danone Research BV Debiopharm S.A. Diagnostica Stago S.A.S. Dr. Falk Pharma GmbH Edelman Ltd Eli Lilly Nederland BV Ethicon Endo-Surgery (Europe) GmbH Eurovasc Ltd
Medac Research GmbH Medical Vision Research & Dev. Medicongress BV Medlmmune Limited Medpace Inc. Medtronic Bakken Research Center BV Medtronic Trading NL BV Merck & Co., Inc Merck Serono S.A. Millennium Pharmaceuticals Mölnlycke Health Care AB Movetis NV Mpex Pharmaceuticals, Inc. MSD B.V. N.V. Alcon-Couvreur S.A. Nederlandse Vereniging Van Audicienbedrijven Novartis Pharma AG Novartis Pharma BV Novartis Vaccine and Diagnostics Srl Novimmune SA Novo Nordisk A/S Nucletron BV Numico Research BV Nutricia Nederland BV Nvalt Studies Octoplus Olympus Medical Systems Corp. Olympus Medical Systems Europe OncoMethylome Sciences SA OrbusNeich Medical B.V. OrbusNeich Medical Inc Oxthera IP AB Pantarhei Bioscience B.V. PAREXEL Nederland B.V. Pfizer BV Pfizer Limited Pharmaceutical Research Associates Group BV PharmaNet AG Pharmaxis Ltd. Pharming Technologies B.V. Pharm-Olam International (UK) Philips Electronics Nederland b.v. Research Physio-Control Inc., a division of Medtronic PPD Development Protalix Ltd. Quintiles B.V. Quintiles Benelux BV Regenesance B.V. Roche België S.A. Roche Diagnostics Ltd. Roche Diagnostics Nederland BV Roche Nederland B.V. Roche Palo Alto LLC Roche Products Ltd.
Financiers van wetenschappelijk onderzoek
172
F. Hoffmann - La Roche AG F. Hoffmann-La Roche Ltd Ferring Pharmaceuticals Fundació La Marató de TV3 Furore GE Healthcare Diagnostic Imaging Genmab A/S Genzyme Corporation Genzyme Europe BV Given Imaging Europe GmbH GK PharmaComm and Events Limited GlaxoSmithKline BV GlaxoSmithKline Ltd. GlaxoSmithKline Research & Development Ltd. H. Lundbeck A/S HAL Allergy bv Hamilton Health Sciences Co. Heger Héma-Québec Hoffman-La Roche Hutchinson Technology Incorporated Iatec BV ICON Clinical Research Ltd. ICTA PM Imagination Unlimited BV Insite Interventions GmbH Intercept Pharmaceuticals Intervet International B.V. Ipsen Farmaceutica BV ISIS Pharmaceuticals Inc Isu Abxis Co., Ltd. Italfarmaco S.p.A Janssen Cilag B.V.
Sanofi - Aventis Netherlands BV Scarritt Group, Inc. Schering Plough BV Schering-Plough Research Institute Shire Pharmac. Development Ltd Sirtris Pharmaceuticals, INC SJM Coordination Center BVBA Socar Research S.A. Solvay Pharma B.V. Solvay Pharmaceuticals Sophia Kindergeneeskunde BV Sorin Biomedica Cardio Srl Sorin Group Nederland N.V. Spectrum Pharmaceuticals Inc Speedel Pharma Ltd St. Jude Medical B.V. Sticares InterACT BV SYNARC S.A. Synta Pharmaceuticals Corp. Teva Pharma B.V. Tibotec Pharmaceuticals Ltd. TOP Medical B.V. Torax Medical, Inc. Unilever Research Laboratory Verbond van Verzekeraars VIRxSYS Corporation W.L. Gore & Associates, Inc. Work Recovery Europe B.V. Wyeth Pharmaceuticals BV Xenon Pharmaceuticals Inc. Xention Limited Xigen S.A.
Financiers van wetenschappelijk onderzoek
173
PERSONALIA PER 31 DECEMBER 2009 RAAD VAN TOEZICHT dr. A.H.G. Rinnooy Kan dr. K. van der Toorn drs. A. Baan jhr.drs. R.W.F. van Tets mevr. mr. P.F.M. van der Meer Mohr
voorzitter lid lid lid lid
mevr. prof.dr. L.J. Gunning-Schepers drs. R.J.M. Hopstaken prof.dr. M. Džoljić mevr. dr. M.E.A. Stouthard
voorzitter en decaan vicevoorzitter lid en vicedecaan secretaris
Inwendige specialismen
prof.dr. M.M. Levi mevr. M. Mens M. Wiesenekker
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Chirurgische specialismen
prof.dr. D.J. Gouma mevr. E.M. Schinkel-Hopkoper mevr. drs. J.W. Hingst
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Emma Kinderziekenhuis AMC
prof.dr. H.S.A. Heymans R. Simons mevr. drs. R. Leber
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Neurozintuigspecialismen
mevr. prof.dr. M. de Visser mevr. J. Steenbruggen drs. A.S. Kok
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Verloskunde / gynaecologie
prof.dr. M.J. Heineman mevr. M.A. van Korlaar mevr. drs. R. Leber
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Psychiatrie AMC o)
prof.dr. D.A.J.P. Denys C.A. Ligtenberg drs. A.S. Kok
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Laboratoriumspecialismen
prof.dr. A. Sturk prof.dr. R.A.W. van Lier dr. J. de Wolde
voorzitter lid directeur bedrijfsvoering
Operatiecentrum & intensive care
mevr. prof.dr. M.B. Vroom mevr. C.A. Moleman mevr. ir. M.A. Brink-Zimmerman
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Beeldvormende specialismen en onderzoek- en behandelcentra
prof.dr. J.S. Laméris mevr. ir. M.A. Brink-Zimmerman
voorzitter directeur bedrijfsvoering
Klinische methoden en public health
prof.dr. E. Schadé mevr. drs. J.W. Hingst
voorzitter directeur bedrijfsvoering
RAAD VAN BESTUUR
DIVISIEBESTUREN
o)
Hierin is de academische en regionale psychiatrie Amsterdam Oost/Zuidoost gebundeld. Het heeft de juridische vorm van een Vennootschap onder Firma, waarvan de vennoten het AMC en Arkin zijn. De voorzitter van de Raad van Bestuur van Arkin is de heer J. Muller.
Personalia per 31 december 2009
174
HOOFDEN VAN MEDISCH WETENSCHAPPELIJKE AFDELINGEN Anatomie, embryologie & fysiologie Anesthesiologie Antropogenetica Apotheek Biochemie Cardiologie Cardiothoracale chirurgie Celbiologie en histologie Chirurgie Dermatologie Experimentele Immunologie Experimentele Inwendige Geneeskunde Experimentele Vasculaire Geneeskunde Farmacologie en farmacotherapie Gastro-enterologie Genoomanalyse Gezondheidkunde Huisartsgeneeskunde IC-volwassenen Inwendige geneeskunde Keel-, neus- en oorheelkunde Kinderchirurgie Kindergeneeskunde Klinische chemie Klinische epidemiologie, biostatistiek en bioinformatica Klinische genetica Klinische informatiekunde Levercentrum Longziekten Biomedical Engineering & Physics Medische microbiologie Medische psychologie Mondziekten en kaakchirurgie Neurochirurgie Neurologie Nucleaire geneeskunde Oogziekten Orthopedie Pathologie Plastische en reconstructieve chirurgie Psychiatrie Radiologie Radiotherapie Revalidatie Sociale geneeskunde Spoedeisende hulp Urologie Verloskunde /gynaecologie
prof.dr. A.F.M. Moorman prof.dr. W.S. Schlack prof.dr. R. Versteeg mevr. prof.dr. L. Lie A Huen prof.dr. J.M.F.G. Aerts prof.dr. A.A.M. Wilde prof.dr.mr. B.A.J.M. de Mol prof.dr. C.J.F. van Noorden prof.dr. D.J. Gouma prof.dr. J.D. Bos mevr. prof.dr. J. Schuitemaker prof.dr. T. van der Poll prof.dr. J.C.M. Meijers prof.dr. M.C. Michel prof.dr. J.F.W.M. Bartelsman prof.dr. F. Baas mevr. prof.dr. M.H.W. Frings-Dresen prof.dr. E. Schadé mevr. prof.dr. M.B. Vroom prof.dr. M.M. Levi mevr. prof.dr. J.W. Fokkens prof.dr. H.A. Heij prof.dr. H.S.A. Heymans prof.dr. A. Sturk prof.dr. M.W. Borgdorff prof.dr. N.J. Leschot prof.dr.ir. A. Hasman prof.dr. R.J.P. Oude Elferink mevr. prof.dr. E.H.D. Bel prof.dr. A.G.J.M. van Leeuwen prof.dr. M.D. de Jong mevr. prof.dr. J.C.J.M. de Haes prof.dr. H.P. van den Akker prof.dr. W.P. Vandertop prof.dr. M. Vermeulen mevr. prof.dr. B.L.F. van Eck-Smit prof.dr. M.P. Mourits prof.dr. C.N. van Dijk prof.dr. M.J. van de Vijver mevr. prof.dr. C.M.A.M. van der Horst prof.dr. D.A.J.P. Denys prof.dr. J.S. Laméris mevr. prof.dr. C.C.E. Koning prof.dr. F. Nollet mevr. prof.dr. K. Stronks dr. J.S.K. Luitse prof.dr. J.J.M.C.H. de la Rosette prof.dr. M.J. Heineman
Personalia per 31 december 2009
175
SAMENSTELLING BESTUUR ONDERZOEKINSTITUUT prof.dr. R.A.W. van Lier mevr. dr. J. van Kammen
voorzitter ambtelijk secretaris
Cardiovasculaire aandoeningen
prof.dr. J.J.P. Kastelein prof.dr. A.F.P. Moorman
lid DB lid
Infectieziekten en Immunologie
prof.dr. T. van der Poll mevr. prof.dr. J. Schuitemaker
lid DB lid
Gastro-enterologie
prof.dr. P. Fockens prof.dr. T.M. van Gulik prof.dr. R.P.J. Oude Elferink
lid lid lid
Metabole ziekten
prof.dr. F. Wijburg prof.dr. J.M.F.G. Aerts
lid lid
Neurologische en psychiatrische aandoeningen
prof.dr. W.A. van Gool prof.dr. F. Baas prof.dr. W. van den Brink
lid lid lid
Oncologie
prof.dr. H. Caron prof.dr. J.P. Medema
lid DB lid
Epidemiologie & Public health
mevr. prof.dr. K Stronks prof.dr. P.M.M. Bossuyt
lid lid
VOORZITTERS BESTUUR ONDERWIJSINSTITUTEN Geneeskunde
prof.dr. R.J.G. Peters mevr. Y.J. Lunes
voorzitter ambtelijk secretaris
Medische Informatiekunde (MI)
prof.dr. G.J. den Heeten mevr. Y.J. Lunes
voorzitter ambtelijk secretaris
Medisch Specialistische Opleidingen (OMSO)
prof.dr. M.J. Heineman mevr. I. Mourer
voorzitter ambtelijk secretaris
AMC Graduate School for Medical Sciences
prof.dr. P.M.M. Bossuyt mevr. drs. R. Friedländer
voorzitter ambtelijk secretaris
Geneeskunde
prof.dr. R.J. Oostra Y. Bulten
voorzitter ambtelijk secretaris
Medische Informatiekunde
prof.dr. J.H. Ravesloot Y. Bulten
voorzitter ambtelijk secretaris
OPLEIDINGSCOMMISSIES
Personalia per 31 december 2009
176
STUDENTENRAAD R. Molenaar (GEN) JF. Bijvank (GEN) mevr. L. Elbers (GEN) mevr. A. van Els (GEN) D. Schrijnders (GEN) mevr. P. van der Meulen (GEN) R. van der Doel (GEN) mevr. R. Brinkman (GEN) Z. Ejder (GEN) mevr. M. Spaargaren
voorzitter vicevoorzitter secretaris lid lid lid lid lid lid ambtelijk secretaris
prof.dr. M.M. Levi mevr. drs. M.L. Köhlen prof.dr. W.M.C. van Aalderen prof.dr. M.J. Heineman prof.dr. D.A.J.P. Denys prof.dr. J.S. Laméris prof.dr. D.J. Gouma prof.dr. A. Sturk mevr. prof.dr. M. de Visser mevr. prof.dr. M.B. Vroom prof.dr. E. Schadé dr. A. Wiegman
voorzitter secretaris lid lid lid lid lid lid lid lid assessor assessor
prof.dr. M.M. Levi dr. A. Wiegman prof.dr. M.J. Heineman prof.dr. D.J.A.P.Denys prof.dr. D.J. Gouma prof.dr. H.S.A. Heymans prof.dr. J.S. Laméris prof.dr. E. Schadé prof.dr. A. Sturk mevr. prof.dr. M. de Visser prof.dr. M.B. Vroom
voorzitter lid lid lid lid lid lid lid lid lid lid
BESTUUR STAFCONVENT
PATIËNTENZORGCOMMISSIE
DIRECTEUREN DIENSTEN EN STAVEN RvB staf Directoraat patiëntenzorg Algemene Dienst Beheer Algemene Dienst ICT Algemene Dienst Materiële Faciliteiten Directoraat HRM Directoraat Huisvesting Directoraat Inkoop Directoraat Onderwijs en Onderzoek Kwaliteit en Proces Innovatie
drs. G.C. Grift dr. A. Wiegman F.J. Hilders RA J.E. Slot MB MSc MBA mevr. drs. E. Groenendijk drs. A.K. Roelofs drs. G.J. van Oenen drs. P. van den Berg a.i. mevr. drs. A.J.M. Sanders prof.dr. P.J.M. Bakker
Personalia per 31 december 2009
177
ONDERNEMINGSRAAD ABVAKABO FNV
H. Gijsbers A.J. Eijgenberger mevr. M.A.H. Boon Mw. A.H. Ligtermoed P. Soedarso mevr. M. Schmitz Th. van der Storm mevr. A.C.M. van der Weijden
vicevoorzitter
Ambtenarencentrum
M.J. Lubbers mevr. M.C. Blom mevr. S.A.J.M. ten Brink mevr. A.M.M.J. Borgmeyer J.J.M. van Grieken mevr. N.I. Regenburg mevr. F.M.M. Prato
voorzitter
CNV Publieke zaak
mevr. J. van den Doel Mevr. E. Voigt
CMHF (Zorg en wetenschap)
R. Videler J. Posthuma
CMHF (NU ‘91)
J. van Beek mevr. E. Samson mevr. A. van der Star H.J. Topman
Ambtelijk secretariaat
mevr. J.J.A. Willems
Bestuurders van de bij het AMC betrokken centrales voor overheidspersoneel
mevr. M. van den Berg R. de Wilde D. Hamaker mevr. mr. B. Sprokholt B. Schnoor
ABVAKABO FNV CMHF NU ‘91 CHMF Wetenschap en Zorg Ambtenarencentrum CNV Publieke zaak
COMMISSIE FOUTEN, ONGEVALLEN EN BIJNA ONGEVALLEN dr. M.H. Godfried M. van Kleef
voorzitter ambtelijk secretaris
ETHISCHE COMMISSIE T.B.V. DE PATIËNTENZORG prof.dr. D.L. Willems mevr. C.F. Bouwhuis
voorzitter secretariaat
prof.dr. R.T. Krediet mevr. dr. Y.E. Donselaar
voorzitter secretaris
MEDISCH ETHISCHE COMMISSIE
COMMISSIE KLACHTENBEHANDELING PATIËNTEN dr. E.L.F.B. Raaymakers D.J. van der Plas
Personalia per 31 december 2009
voorzitter secretaris
178
COMMISSIE INTERNE VISITATIE mevr. prof.dr. M. de Visser prof.dr. H.N. Caron prof.dr. M.M. Levi prof.dr. C.N. Dijk mevr. prof.dr. M.B. Vroom R. Simons
voorzitter lid lid lid lid lid
ADVIESCOMMISSIE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT mevr. mr. P.E.M. Messer-Dinnissen mevr. dr. M.E.A. Stouthard
voorzitter ambtelijk secretaris
LEDEN VAN DE SUPPORTGROEPEN VENI support groep
prof.dr. R.J.P. Oude Elferink prof.dr. B.L.F. van Eck-Smit prof.dr. W.A. van Gool prof.dr. C.J.M. de Vries prof.dr. A.H. Zwinderman prof.dr. R.J.A. Wanders dr. M.A.J. de Koning-Tijssen prof.dr. F. Baas (voorzitter) prof.dr. P.M.M. Bossuyt dr. E. Eldering prof.dr. E. Fliers prof.dr. J.C.M. Meijers prof.dr. H. Schuitemaker prof.dr. T. van der Poll prof.dr. R.A.W. van Lier (voorzitter) prof.dr. W. van den Brink prof.dr. H.R. Büller prof.dr. W.H. Lamers prof.dr. M. Vermeulen prof.dr. R. Versteeg prof.dr. D.J. Richel (voorzitter) prof.dr. S. Florquin pr. M.A. Boermeester prof. J.P. Medema, (voorzitter) prof. D.J. Richel pr. M. Spaargaren prof.dr. A. Moorman (voorzitter) prof.dr. ir. J.M.T. Bakker prof.dr. J.J. Kastelein prof.dr. M.C. Michel prof.dr. J. Piek
VIDI / ERC Starting grant / Landsteiner support groep
VICI / TOP / ERC Advanced grant support groep
AGIKO stipendium / Klinische Fellowship support groep KWF Kankerbestrijding support groep Nederlandse Hart Stichting support groep
Secretaris van de supportgroepen
mevr. dr.ir. J.R.van Kammen mevr. dr. S.A.M. van Vliet
Personalia per 31 december 2009
(voorzitter)
(met ingang van 1 oktober 2009)
(tot 1 augustus 2009) (met ingang van 1 augustus 2009)
179
AMC Fellowshipcommissie
prof.dr. C.J.F. van Noorden prof.dr. J.M.F.G. Aerts mevr. prof.dr. E.H.D. Bel prof.dr. W. Bemelman prof.dr. G.E.E. Boeckxstaens prof.dr. H.R. Büller prof.dr. H. Clevers mevr. prof.dr. S. Florquin prof.dr. H. Spits mevr. prof.dr. K. Stronks mevr. dr. H.G. Uiterdijk prof.dr. R. Versteeg prof.dr. A.H. Zwinderman
Personalia per 31 december 2009
voorselectie van de aanvragen AMC Fellowship of AMC Postdocplaats met ingang van 1 november 2009, lid AMC Research Council, tot 1 november 2009 voorzitter tot 1 november 2009 met ingang van 1 november 2009 lid AMC Research Council secretaris
180
WETENSCHAPPELIJKE LEZINGEN DE ANATOMISCHE LES 2009 5 november 2009 Prof.dr. Svante Pääbo, hoogleraar Genetica (Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie in Leipzig) (Het menselijk verschil) Prof. Pääbo sprak deze jaarlijkse publiekslezing op het snijvlak van geneeskunde en maatschappij uit in het Concertgebouw, op uitnodiging van De Raad van Bestuur. + masterclass DE ANNA REYNVAANLEZING 2009 14 mei 2009 Cheri Lattimer, executive director Case Management Society of America (CSMA) (Complex Patients) Mevrouw Lattimer sprak deze jaarlijkse verpleegkundige publiekslezing uit in De Stadsschouwburg in Amsterdam op uitnodiging van de Raad van Bestuur en de Verpleegkundig Bestuurders. + masterclass en expertmeeting SPINOZALEZINGEN 2009 29 januari 2009 Prof.dr. C. Martin Bailey (Senior Consultant Paediatric Otolaryngologist, Great Ormond Street Hospital for Children, University of London, UK) The Evolution of Paediatric Airway Surgery Prof. Bailey bezette de Spinoza Leerstoel van 26 tot 30 januari 2009 Gastheer: prof.dr. W.J. Fokkens en dr. A.M. Koning Op 29 januari 2009 werd de masterclass for honours gegeven, getiteld: Hearing loss in children. 9 april 2009 Prof.dr. Dirk Verellen (hoogleraar Medische Fysica aan de Vrije Universiteit Brussel) Innovations in Image-guided Radiotherapy Prof. Verellen bezette de Spinoza Leerstoel van 6 tot 9 april 2009 Gastheer: prof.dr. C.C.E. Koning en dr. A. Bel Op 9 april 2009 werd de masterclass voor honours gegeven, getiteld: 4D imaging, management of motion in radiotherapy. 16 april 2009 Prof.dr. James L. Boyer (hoogleraar Geneeskunde aan de Yale University, New Haven, USA) When bile flows - the liver goes Prof. Boyer bezette de Spinoza Leerstoel van 15 tot 20 april 2009 Gastheer: prof.dr. P.L.M. Jansen Op 17 april 2009 werd de masterclass voor honours gegeven, getiteld: From bedside to laboratory bench, and back. 12 mei 2009 Dr. Pasquale Chieco (Experimental pathologist, St. Orsola – Malpighi, Bologna, Italy) Organisation of translational research in a medical center Dr. Chieco bezette de Spinoza Leerstoel van 12 tot 14 mei 2009 Gastheer: prof.dr. C.J.F. Van Noorden Op 13 mei 2009 werd de masterclass voor honours gegeven, getiteld: Optimization of therapy of hepatocellular carcinoma. 19 november 2009 Prof.dr. David Rubinsztein (Professor of Molecular Neurogenetics, University of Cambridge, UK) Autophagy and neurodegeneration Prof. Rubinsztein bezette de Spinoza Leerstoel van 19 tot 20 november 2009 Gastheer: dr. E.A. Reits Op 19 november 2009 werd de masterclass voor honours gegeven, getiteld: The role of autophagy in health and disease.
Wetenschappelijke lezingen
181
1 december 2009 Prof.dr. Jeff A. Sloan (Professor of Oncology & Health Science, Mayo Clinic, Rochester, MA, USA) Listen to me doc! Incorporating patient-reported outcomes in clinical research and practice Prof. Sloan bezette de Spinoza Leerstoel van 30 november tot 3 december 2009 Gastheer: prof.dr. M.A.G. Sprangers Op 30 november 2009 werd de masterclass voor honours gegeven, getiteld: The assessment of patient-reported outcomes.
AMC RUYSCH LECTURES 2009 20 januari 2009 Jurg Tschopp (Institute of Biochemistry, University of Lausanne) The inflammasomes: guardians of our body Gastheer: Dr. Eric Eldering + Masterclass 3 februari 2009 Harry Büller (Dept. of Vascular Medicine, Academic Medical Center 25 years of venous thromboembolism research – lessons and failures Gastheer: Prof. René van Lier 17 maart 2009 Jeff Esko (Glycobiology Trainings Center, UC San Diego, USA) Proteoglycans as portals of entry for lipoproteins and therapeutic agents Gastheer: Prof. John Kastelein + Masterclass 14 april 2009 Charles T Esmon (University of Oklahoma Health Sciences Center & Medical Research Center) The protein C pathway: from bench to bedside Gastheer: Prof. Tom van der Poll + Masterclass 15 september 2009 Prof. Sir John Walker FRS (Director MRC Dunn Human Nutrition Unit, Cambridge, UK) The mitochondrion in health and disease Gastheer: Dr. René Lutter + Masterclass 20 oktober 2009 Prof. Antoon F. Moorman, (Dept. of Anatomy and Embryology, Academic Medical Center) The making of a heart Gastheer: Prof. René van Lier 15 december 2009 Prof. Marc Feldmann (Kennedy Institute of Rheumatology, Faculty of Medicine, Imperial College,London) Cytokines as effective therapeutic targets: lessons from anti TNF therapy Gastheer: Prof. Peter Paul Tak + Masterclass
Wetenschappelijke lezingen
182
AMC PHD SCHOLARSHIPS 2009 AMC PhD Scholarships 2009 Ingrid van Rijsingen Geneeskunde, Universiteit Maastricht Titel onderzoek: Can changes in circulating thyroid hormone levels improve the cardiomyopathy induced by a mutation in myosin heavy chain? Promotor: prof.dr. Y.M. Pinto Joy Vroemen Geneeskunde, Universiteit van Amsterdam Titel onderzoek: Minimaal-invasieve correctie osteotomie van distale radiusfracturen Promotor: prof.dr. C.M.A.M. van der Horst Tijmen Hommes Geneeskunde, Universiteit van Amsterdam Titel onderzoek: The role of TREM-1 and TREM-2 in sepsis and pneumonia Promotor: prof.dr. T. van der Poll Maria Cristina Rolandi MSc Biomedical engineering, Ecole Polytechnique Fédérale de Lausanne Titel onderzoek: Characterization of coronary-cardiac interaction by wave intensity analysis: model development and clinical application in microvascular dysfunction Promotores: prof.dr. J.A.E. Spaan en Prof. dr. J.J. Piek Daan aan de Kerk Geneeskunde, Universiteit van Amsterdam Titel onderzoek: Immunological Memory and Suppression of recall Responses Promotor: prof.dr. T.W. Kuijpers Evelien Zoons Geneeskunde, Universiteit van Amsterdam Titel onderzoek: Dopamine-serotonin dysbalance in patients with focal dystonia Promotores: prof.dr. M. Vermeulen en Prof.dr. J. Booij Lucas Maillette de Buy Wenniger Geneeskunde, Universiteit van Amsterdam Titel onderzoek: Understanding cholangiocyte integrity in health and sclerosing cholangitis to improve therapeutic strategies Promotores: prof.dr. U. Beuers en Prof.dr. R.P.J. Oude Elferink Nadiya Atai Geneeskunde, Universiteit van Amsterdam Titel onderzoek: Follow The Leader: Role of Exosomes in Migration of Glioma Cells Promotores: prof.dr. C.J.F. van Noorden en Prof.dr. X.O. Breakefield (Harvard)
AMC Fellowships 2009 Dr. N. Zelcer, afdeling Medische Biochemie, ‘Regulation of cholesterol metabolism: A novel IDOL-dependent pathway to degrade the LDLreceptor’ Dr. J.E.J. Guikema, afdeling Pathologie, ‘Targeting of Activation-induced Cytidine Deaminase (AID) dependent DNA Double-stranded Breaks and Long-range DNA interactions in Immunoglobulin Class Switch Recombination, Chromosomal Translocations and B-cell Lymphoma’.
AMC Postdocplaats 2009 Dr. V.C.J. de Boer, afdeling Klinische Chemie - Lab. Genetische Metabole Ziekten, ‘SIRT4 as sensor and regulator of mitochondrial substrate utilization in fatty acid’
AMC PhD Scholarships 2009
183
SUBSIDIES DOOR NWO/ZONMW GEHONOREERDE PROJECTEN IN 2009 Veni Mevr. dr. L.M. Brewster, afdeling Inwendige Geneeskunde - Algemene Inwendige Geneeskunde ‘Exploring the association between creatine kinase and blood pressure’ Mevr. dr. M.M.G. Leeflang, afdeling Klinische Epidemiologie, Bioinformatica en Biostatistiek, ‘New methods for comparative evaluations of diagnostic tests’ Dr. A.D. Bins, afdeling Inwendige Geneeskunde - Algemene Inwendige Geneeskunde ‘Development of DNA tattoo vaccine candidates directed against Mycobacterium Tuberculosis’ Dr. V.C.J. de Boer, afdeling Klinische Chemie-Lab Genetische Metabole Ziekten ‘SIRT4 as sensor and regulator of mitochondrial substrate utilization in fatty acid disorders’ Mevr. dr. Y. Stienstra, afdeling Inwendige Geneeskunde - Algemene Inwendige Geneeskunde, ‘Buruli ulcer: the new frontiers in treatment and diagnosis’ Dr. W.J. Wiersinga, afdeling inwendige Geneeskunde-Algemene Inwendige Geneeskunde, ‘Host-pathogen interactions during melioidosis: where bacterial virulence meets the Toll-like receptor system’
Vidi Dr. N. Zelcer, afdeling Medische Biochemie, ‘Regulation of cholesterol metabolism: A novel IDOL-dependent pathway to degrade the LDLreceptor’
VICI Dr. T. B.H. Geijtenbeek, afdeling Experimentele Inwendige Geneeskunde/CEMM ‘Human Langerhans cells in anti-viral defence and immunity to pathogens’ (toegekend in januari 2010)
AGIKO Mevr. dr. C.J. Fijnvandraat, afdeling Kindergeneeskunde/Hematologie/Infec./Immunologie, voor mevr. C.L. Eckhardt, afdeling Inwendige Geneeskunde-Vasculaire Geneeskunde, ‘The INSIGHT study: International Study on etiology of inhibitors in patients with a moderate or mild form of hemophilia A, influences of Immuno Genetic & Hemophilia Treatment factors’
Klinische Fellowships Mevr. dr. K.C. Wolthers, afdeling Medische Microbiologie, ‘Neonatal infection by human parechovirus: a model for development of antiviral strategies against human picornaviruses’ Mevr. dr. N.P. Juffermans, afdeling Intensive Care Volwassenen, ‘The effect of hypothermia on ventilator-induced lung injury’
MEERVOUD - Meer vrouwelijke onderzoekers als UD Mevr. dr. C.A. Remme, afdeling Cardiologie-Experimentele Cardiologie, ‘Detrimental efffects of sodium channel dysfunction on cardiomyocyte integrity and viability’
Subsidies
184
Rubicon Dr. J. den Dunnen, van VUmc naar AMC, ‘Nieuwe functie voor antistoffen’ Dr. B.J. van Raam, van AMC naar Burnham Institute for Medical Research (USA), ‘De vele gezichten van celdood’ Mevr. dr. F. van Maldegem, van AMC naar MRC Laboratory of Molecular Biology (GB), ‘Mutaties tegen infectie’ Mevr. dr. K. Strijbis, van AMC naar Whitehead Institute (USA), ‘Opsporing verzocht: immuun detectie van Candida albicans’
ZonMw DoelmatigheidsOnderzoek Mevr. dr. M.A. Boermeester, afdeling Chirurgie, ‘A double-blind, placebo-controlled, multicenter randomized clinical trial investigating the effectiveness of antibiotics in the treatment of uncomplicated acute diverticulitis (DIABOLA trial)’ Mevr. dr. N.P. Juffermans, afdeling Intensive Care volwassenen, ‘The use of fresh frozen plasma in non-bleeding critically ill patients’ Dr. P.J. Nederkoorn, afdeling Neurologie, ‘Antibiotic prophylaxis with ceftriaxon in patients with moderate or severe stroke’ Prof.dr. J.M. Prins, afdeling Inwendige Geneeskunde, ‘Is antibiotic therapy associated with reduced risk of a subsequent exacerbation in chronic obstructive lung disease? A randomized clinical trial’ Prof.dr. J. Stoker, afdeling Radiologie, ‘MRI in patients with clinically suspected acute appendicitis’ Prof.dr. J.C. Goslings, afdeling Chirurgie, ‘Implementation of a decision rule for exluding cervical spine injuries in trauma patients’ Prof.dr. W.A. Bemelman, afdeling Chirurgie, ‘Laparoscopic peritoneal lavage for gegeneralised peritonitis for perforated purulent diverticulitis’ Prof.dr. P.M.M. Bossuyt, afdeling Klinische Epidemiologie, Biostatistiek en Bioinformatica, ‘Evaluating putative predictive markers in randomized clinical trials of pharmaceuticals’ Mevr. dr. A. Goossens, Kwaliteit en Proces Innovatie, ‘Implementatiefellow Academisch Medisch Centrum’
ZonMw Preventie Prof.dr. P.P. Tak, afdeling Klinische Immunologie en Reumatologie, ‘Prospective study on the effects of rituximab treatment in pre-clinical rheumatoid arthritis patients’ Dr. B.W.J. Mol, afdeling Gynaecologie/Verloskunde, ‘Prevention of preterm delivery with a pessary in women with a multiple pregnancy (ProTWIN study)’
ZonMw Gezonde Slagkracht Mevr. prof.dr. K. Stronks, afdeling Sociale geneeskunde, ‘LOCAL 50: Process and impact evaluation of the 'gezonde slagkracht' programme’ ZonMw Nationaal Programma Ouderenzorg Dr. M.G.W. Dijkgraaf, afdeling Klinische Epidemiologie, Biostatistiek en Bioinformatica, ‘Passen en meten: een CITO-toets voor een optimale indicatiestelling’
Subsidies
185
ZonMw Effectiviteits- en Doelmatigheidsonderzoek Mevr. dr. M. Deutekom, afdeling Sociale Geneeskunde, ‘The effectiveness of health check-ups for promoting healthy behaviour: a quasiexperimental study’
ZonMw Palliatieve Zorg Prof.dr. D.L. Willems, afdeling Huisartsgeneeskunde, ‘Het palliatieve-zorgmodel in de neurologie’
ZonMw Diseasemanagement Chronische Ziekten Prof.dr. J.B.L. Hoekstra, afdeling Inwendige Geneeskunde, ‘Web-based insulin titration: Improving diabetes care in the Netherlands’
ZonMw Nationaal Programma Ouderenzorg Dr. A. Abu-Hanna / mevr. dr. S.E.J.A. de Rooij, afdeling Klinische Informatiekunde / Inwendige Geneeskunde – Geriatrie, ‘OAZ4: Acute Care, ICOVE: Development of a pro-active decision support system in primary and secondary care using ACOVE with update via Dutch Cochrane’ Mevr. dr. S.E.J.A. de Rooij en mevr. dr. D.E. Bokma, afdeling Inwendige Geneeskunde - Geriatrie, ‘T2: Een tranmurale zorgbrug tussen 2e en 1e lijn’ Mevr. dr. S.E.J.A. de Rooij, afdeling Inwendige Geneeskunde - Geriatrie, ‘'Acute care' onderzoeksvoorstel OAZ1 bij T2. Preventieve behandeling en vroegtijdige detectie van delirium in ziekenhuis bij ouderen met een heupfractuur’
ZonMw Diseasemanagement Chronische Ziekten Mevr. dr. S.M.E. Vrouenraets, afdeling Inwendige Geneeskunde – Algemene Inwendige Geneeskunde, ‘Comorbidity and aging with HIV’ Dr. A. Abu-Hanna, afdeling Klinische Informatiekunde, ‘PROFIT: Prevention of falls using IT’ Dr. N.B. Peek, afdeling Klinische Informatiekunde, ‘Self-regulation services for cardiovascular risk management’
ZonMw Kennisbeleid Kwaliteit Curatieve Zorg Dr. B.W.J. Mol, afdeling Gynaecologie / Verloskunde, ‘Multidisciplinaire richtlijnen verloskunde’
ZonMw Risicogedrag en Afhankelijkheid Prof.dr. W. van den Brink, afdeling Psychiatrie – Verslavingszorg, ‘Deep brain stimulation in chronic treatment refractory drug dependence: a translational study’
Subsidies
186
SUBSIDIES VAN HET KONINGIN WILHELMINA FONDS EN DE NEDERLANDSE HARTSTICHTING KWF Dr. C.A. Spek, afdeling Experimentele Inwendige Geneeskunde/CEMM, ‘Blood coagulation and pancreas cancer metastasis’ KWF fellow M. de Ruiter, afdeling Radiologie en Psychiatrie, ‘De toepassing van beeldvormende technieken bij onderzoek naar cognitieve stoornissen en klachten na chemotherapie’ M.F. Bijlsma, afdeling Radiotherapie, ‘Mechanisme, specificiteit en effectiviteit van vitamine D3 voor de behandeling van Hedgehog-afhankelijk maligniteiten’
Nederlandse Hartstichting Mevr. dr. C.R. Bezzina / mevr. ing. T.T Koopmann, afdeling Cardiologie-Experimentele Cardiologie, ‘Understanding the role of DPP6 in predisposition to sudden cardiac death’ Dr. E.S.G. Stroes / dr. J.A. Kuivenhoven, afdeling Inwendige Geneeskunde-Vasculaire Geneeskunde / Exp. Vasculaire Geneeskunde, ‘HDL alterations determine adrenal steroid synthesis capacity: Consequences for Cardiovascular prevention in Clinical Practice’ Mevr. dr. B.A. Hutten/ mevr. dr. M.N. Vissers, afdeling Klinische Epidemiologie, Bioinformatica en Biostatistiek / Inwendige Geneeskunde - Vasculaire Geneeskunde, ‘Ten years of statin therapy that was started in childhood: efficacy, safety, compliance and tolerability of patients with familial hypercholesterolemia (AfterTen-study)’
Subsidies
187
LIJST MET AFKORTINGEN AAA ABP ADL ADMF AHHA AICD aios AiO ALL Anios AMC AML AMR AMT AMvB APC APS ARBO ARIA ART ASHP ASP AVP AZ AZUA BBI BDDA BIG BKO BKT BOZ BV CAM CAO CBO CBS CCR CGAO CNA CO2 COK CPP/FCSm CRAZ CRC CRU CT CVA CWTS DBC DEC DHAZ DNA EAC EBM EBP ECLAM EKZ EPD EPO ESP FES
Aneurysma van de Abdominale Aorta Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds Activiteiten van het Dagelijks Leven Algemene Dienst Materiële Faciliteiten Acute HersenHulp AMC Automatische Implanteerbare Cardioverter Defibrillator Arts in opleiding tot specialist Assistent-onderzoeker in opleiding Lymfatische leukemie Arts niet in opleiding tot specialist Academisch Medisch Centrum Acute myeloïde AMC Medical Research Amsterdam Molecular Therapeutics Algemene Maatregel van Bestuur Academisch Psychiatrisch Centrum Acute Pijn Service Arbeidsomstandigheden Animal Research Institute Amsterdam Artikel Amsterdam School of Health Professions Apotheek service punt Amsterdam Vector Production Academische Ziekenhuizen Academisch Ziekenhuis bij de Universiteit van Amsterdam Bureau Bestuurlijke Informatie Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA Beroepsoefenaren in de Nederlands Gezondheidszorg Basiskwalificatie Onderwijs Bureau Kennis Transfer Brancheorganisaties Zorg Besloten Vennootschap Commissie Apotheek Middelen Collectieve Arbeidsovereenkomst Centraal BegeleidingsOrgaan Centraal Bureau voor de Statistiek Centrale Cliënten Raad Centrale Gegevens Analyse Omgeving Centrum voor Nascholing van de Universiteit van Amsterdam Koolstofdioxide Commissie Onderwijskwalificatie Citations per publication/ world citation average in the field CliëntenRaad Academische Ziekenhuizen Case Review Committee Clinical Research Unit Computertomografie Cerebrovasculair accident Centrum voor Wetenschaps- en Technologiestudies Diagnose Behandeling Combinatie Dierexperimentencommissie Decentralisatie Huisvesting Academische Ziekenhuizen DeoxyriboNucleic Acid Eerste Administratief Consult Evidence Based Medicine Evidence Based Practice European College of Laboratory Animal Medicine Emma Kinderziekenhuis AMC Elektronisch Patiënten Dossier Erytropoïtine The European School of Physiotherapy Fonds Economische Structuurversterking
Lijst met afkortingen
188
FNWI FTE FOBO GHOR GGD GGZ GMP-z HbA1c HBO HBO-V HKZ HIC HIV HvA HRM IBD IBG IC ICK ICP ICT ICU ICV IGZ IN VIVO IT IVF I&O JCI KNAW KNO KPI KWF LAP LHCR LIR LNR LPZ LUMC LVR MBP MDS NHS MICU MIK MJA MRI MRSA MSc NBC NEa NFU NGIR NHS NICE NICU NIN NIV NKI-AvL NOx NOG NOV NRS NVvN
Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica Full Time Equivalent Fouten Ongelukken en Bijna Ongelukken Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Gemeentelijke Gezondheidsdienst Geestelijke Gezondheidszorg Good Manufacturing Practice voor ziekenhuizen Hemoglobine van het type A1c Hoger Beroepsonderwijs Hoger Beroepsonderwijs Verpleegkunde Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector Hematologische intensive care Humaan immunodeficiëntie virus Hogeschool van Amsterdam Human Resource Management Inflammatoire darmziekten Informatie Beheer Groep Intensive Care Intensive Care voor Kinderen Internationale congressen en postacademisch onderwijs Informatie- en communicatietechnologie Intensive Care Unit Intensive Care voor Volwassenen Inspectie voor de Gezondheidszorg Vaart in Innovatie VervolgOpleidingen Informatie Technologie In Vitro Fertilisatie Innovatie en Ontwikkeling Joint Commission International Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Keel-, neus- en oorziekten Kwaliteit en Proces Innovatie Koningin Wilhelmina Fonds Landelijk Afvalbeheer Plan Landelijk Heelkundige Complicatie Registratie Landelijk Infertiliteit Registratie Landelijke Neonatologie Registratie Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen Leids Universitair Medisch Centrum Landelijke Verloskundige Registratie Medical Business Park Minimale Data Sets Nederlandse Hart Stichting Mobiele Intensive Care Unit Medische Informatiekunde Meerjarenafspraak Magnetic Resonance Imaging Methicilline resistente staphylococcus aurus Master of Science Nucleaire, Biologische of Chemische Nederlandse Emmissie autoriteit Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra Nederlands Genootschap voor Interventie Radiologie Nederlandse Hart Stichting Nationale Intensive Care Evaluatie Neonatale Intensive Care Unit Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen Nederlandsche Internisten Vereeniging Nederlands Kanker Instituut – Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis Stikstofoxide Nederlands Oogheelkundig Gezelschap Nederlandse Orthopaedische Vereniging Numeric Rating Scale Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgen
Lijst met afkortingen
189
NVZ NWO NZa OCR OC&W Oio OK OLVG OMSO OOR OR O&O OZIS PBA PC PCI PCR PDMS PHEEM PhD PI PICE PICO PICU PMO PTCA PUK RA RAV RENINE R&D RGF RJ ROAZ RvB SCI SDS SEH SER SNAQ SPSAO SPV SR SURPASS SWAB TIP TRALI TRF TRIP U/G UMC UvA VFI VMS VOKS VRS VSNU VTGM VU VUmc VWO VWS WAO WBMV
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen Nieuw Wetenschappelijk Onderzoek Nederlandse Zorgautoriteit Oesophaguscardiaresecties Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Onderzoeker in opleiding Operatiekamer Onze Lieve Vrouwe Gasthuis Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen Onderwijs- en OpleidingsRegio Ondernemingsraad Onderwijs en Onderzoek Open Zorg Informatie Systeem Planning Bouwinvesteringen Academische Ziekenhuizen Personal Computer Percutane Coronaire Interventie Polymerase Chain Reaction Patiënt Data Management Systeem Postgraduate Hospital Educational Environment Measure Doctor of Philisophy Principal Investigator Pediatric Intensive Care Evaluation Patient, Intervention, Comparison, Outcome Pediatrische Intensive Care Unit Preventief Medisch Onderzoek Percutane Transluminale Coronaire Angioplastiek (dotteren) Psychiatrische Universiteitskliniek Reumatoïde artritis Regionale Ambulance Voorzieningen Registratie Nierfunctievervanging Nederland Research & Development Regionaal Geneeskundige Functionarissen Raad voor de Jaarverslaggeving Regionaal Overleg Acute Zorg Raad van Bestuur Science Citation Index Standaarddeviatiescore Spoedeisende eerste hulp Sociaal Economische Raad Short Nutritional Assessment Questionnaire Stichting Prenatale Screening Amsterdam en Omstreken Sociaal Psychiatrische Verpleegkunde Studentenraad SURgical PAtient Safety System Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid Team Innovatie & Procesmanagement Transfusion Related Acute Long Injury Topreferente zorg Transfusie Reacties in Patiënten Uitstaande gelden Universitair Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam Vereniging Fondsenwervende instellingen Veiligheidsmanagementsysteem Verloskundige Onderlinge KwaliteitsSpiegeling Verbal Rating Scale Vereniging van Universiteiten Voor Toediening Gereed Maken Vrije Universiteit Vrije Universiteit Medisch Centrum Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet Arbeidsongeschiktheid Wet Bijzondere Medische Verrichtingen
Lijst met afkortingen
190
WHW WIA WMO WO Wod WOR WOPT WTG WTZi WZV ZBC ZiROP ZN ZONMW ZVW
Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek Wet werk en inkomen naar Arbeidsvermogen Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen Wetenschappelijk onderwijs Wet op de Dierproeven Wet op de Ondernemingsraden Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens Wet Tarieven Gezondheidszorg Wet Toelating Zorginstellingen Wet Ziekenhuis Voorzieningen Zelfstandig Behandel Centrum Ziekenhuis Rampen Opvang Plan Zorgverzekeraars Nederland ZorgOnderzoek Nederland – Medische Wetenschappen Zorgverzekeringswet
Lijst met afkortingen
191