AMC JAARVERSLAG 2010
betreffende het ACADEMISCH ZIEKENHUIS en de FACULTEIT der GENEESKUNDE van de UNIVERSITEIT van AMSTERDAM
.
Inhoudsopgave
2
INHOUDSOPGAVE 5
1
Uitgangspunten voor de verslaggeving
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.4
Profiel van de organisatie 6 Algemene identificatiegegevens ................................................................................. 6 Structuur van het concern ......................................................................................... 8 Kerngegevens.........................................................................................................10 Kernactiviteiten en nadere typering ...........................................................................10 Patienten, capaciteit en productie..............................................................................11 Werkgebieden.........................................................................................................12 Samenwerkingsrelaties ............................................................................................13
3 3.1 3.1.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.6.1
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap 16 Normen voor goed bestuur .......................................................................................16 Zorgbrede governancecode ......................................................................................16 Raad van Bestuur....................................................................................................17 Toezichthouders......................................................................................................19 Bedrijfsvoering .......................................................................................................22 Cliëntenraad ...........................................................................................................26 Ondernemingsraad ..................................................................................................27 Overige advies- en overlegorganen ...........................................................................27
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.4 4.4.1 4.4.2 4.5 4.5.1 4.5.2 4.6 4.6.1 4.6.2 4.7 4.8
Beleid, inspanningen en prestaties 28 Meerjarenbeleid ......................................................................................................28 Algemeen beleid verslagjaar .....................................................................................29 Algemeen kwaliteitsbeleid ........................................................................................30 Gehanteerde kwaliteitssystemen ...............................................................................30 Kwaliteit van informatie en registratie........................................................................31 Huisvesting en terreinontwikkeling ............................................................................31 ICT .......................................................................................................................32 Kwaliteitsbeleid ten aanzien van patiënten .................................................................36 Kwaliteit van de zorg ...............................................................................................37 Klachten ................................................................................................................45 Kwaliteit ten aanzien van medewerkers......................................................................48 Personeelsbeleid .....................................................................................................50 Kwaliteit van het werk .............................................................................................51 Samenleving en belanghebbenden ............................................................................53 Algemeen, jongeren en mensen ................................................................................53 Milieu ....................................................................................................................53 Financieel beleid .....................................................................................................55 Kunst.....................................................................................................................58
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8
Onderwijs en opleiding 60 Onderwijsinstituten .................................................................................................60 Internationalisering .................................................................................................68 Professionalisering docenten en opleiders/stafleden.....................................................69 Academische opleidingswerkplaats arbeid, maatschappij en gezondheid.........................70 Biomedische opleidingen ..........................................................................................71 Amsterdam University College ..................................................................................72 Amsterdam School of Health Professions ....................................................................73 Hoogleraren AMC-UvA 2010 .....................................................................................75
6 6.1 6.2
Onderzoek 76 Resultaten en kwaliteitszorg van het wetenschappelijk onderzoek .................................77 Dierexperimenteel onderzoek ...................................................................................82
7
Jaarrekening
83
Inhoudsopgave
3
8 8.1 8.1.1 8.1.2 8.1.3 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7
Bijlagen 142 Legitimering academische component...................................................................... 142 Algemeen deel inclusief cijfers ................................................................................ 142 Innovatie en ontwikkeling ...................................................................................... 143 Topreferente zorg.................................................................................................. 146 Financiers wetenschappelijk onderzoek .................................................................... 150 Personalia per 31 december 2010 ........................................................................... 155 Wetenschappelijke lezingen 2010 ............................................................................ 161 AMC PhD scholarships 2010.................................................................................... 163 Subsisies 2010...................................................................................................... 165 Lijst met afkortingen ............................................................................................. 170
Inhoudsopgave
4
1
UITGANGSPUNTEN VOOR DE VERSLAGGEVING
Voor u ligt het AMC Jaarverslag 2010. Dit verslag verschijnt uitsluitend in digitale vorm. In dit jaardocument geeft het AMC conform de richtlijnen van het ministerie van VWS een overzicht van de prestaties in het afgelopen jaar. Wij vertrouwen erop dat hiermee een indruk te verkrijgen is van de activiteiten van het AMC op nationaal en internationaal niveau. Op deze wijze legt het AMC tegelijkertijd rekenschap af aan de samenleving over het gevoerde beleid. In het Patiëntenmagazine 2011 geeft het AMC speciaal voor patiënten, inzicht in de activiteiten van het afgelopen jaar. Dit jaardocument bevat, naast een beschrijving van de kernactiviteiten van het AMC, de financiële verslaglegging in de vorm van een jaarrekening. Het AMC eindigt het jaar 2010 met positieve cijfers. De jaarrekening laat een positief resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening zien van € 1.035.000. Het jaar 2010 stond in het teken van de voorbereiding van het nieuwe strategisch beleid 2011-2015. Het AMC heeft in grote lijnen dezelfde taken als andere umc’s. Belangrijke onderscheidende voornemens van het AMC ten opzichte van de andere umc’s is een sterk op de Europese top gericht ambitieniveau, gelijktijdige en gebalanceerde nadruk op alle drie de kerntaken onderwijs/opleiding, onderzoek en patiëntenzorg en de synergie daartussen, specifieke aandacht voor kweken en stimuleren van academisch (bio) medische toptalenten, de positie van het AMC in de grootstedelijke regio Amsterdam en omstreken en de internationale positie van het AMC (o.a. tot uitdrukking komend in de toenemende activiteit in het kader van het Amsterdam Institute for Global Health and Development). Deze punten vormen de startpunten voor het in begin 2011 definitief vast te stellen strategisch beleidsplan. Het jaar 2010 was ook het jaar waarin Louise Gunning-Schepers na tien jaar aan het roer gestaan te hebben afscheid nam van het AMC. Op 1 september werd zij benoemd tot voorzitter van de Gezondheidsraad. Bij haar afscheid werd zij vanwege haar grote verdiensten geridderd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Demissionair Minister van Volksgezondheid Welzijn & Sport, dr. A. Klink speldde haar persoonlijk bij haar afscheid de versierselen op. Louise Gunning werd opgevolgd door Marcel Levi.
Uitgangspunten voor de verslaggeving
5
2
PROFIEL VAN DE ORGANISATIE
2.1
ALGEMENE IDENTIFICATIEGEGEVENS
Naam Adres Postcode Plaats Postadres
Academisch Medisch Centrum Meibergdreef 9 1105 AZ Amsterdam Zuidoost Postbus 22660 1100 DD Amsterdam Telefoon 020 5669111 KvK nummer 34362777 E-mail adres
[email protected] Internetpagina www.amc.nl
2010 806.497 374.743 29.473 30.977 7.129 6.957 360 2.342 440
Kengetallen (geconsolideerd) som der bedrijfsopbrengsten (* € 1.000) poliklinische behandelingen klinische opnamen dagbehandelingen personeelsbezetting (in fte) aantal personeelsleden per 31 december arts-assistenten (in fte) studenten (peildatum 1 oktober) co-assistenten (in fte)
2009 762.108 378.487 28.319 28.962 6.652 6.672 363 2.363 432
Kernactiviteiten Het AMC omvat het Academisch Ziekenhuis en de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam. De kernactiviteiten van het AMC liggen op het gebied van patiëntenzorg, (medisch) wetenschappelijk onderwijs en (medische) opleidingen, en wetenschappelijk onderzoek. Kennis is hierbij de bindende factor: het gaat bij de kernactiviteiten om kennisontwikkeling, kennisoverdracht en kennistoepassing. Organogram De organisatie van het AMC is gedecentraliseerd en ingericht op basis van principes van duaal en integraal management. De AMC-organisatie bestaat uit 17 eenheden: divisies, een RvB-staf en algemene diensten en directoraten. Per divisie en per specialisme is een combinatie van medici en verpleegkundig bestuurders eerstverantwoordelijk, daarbij ondersteund door een directeur bedrijfsvoering met eigen bedrijfsbureau.
Profiel van de organisatie
6
Organogram
Raad van Toezicht
Raad van Bestuur
Inwendige specialismen - cardiologie - farmacologie en farmacotherapie
- inwendige geneeskunde - longziekten - maag-, darm-, en leverziekten
Chirurgische specialismen
Emma Kinderziekenhuis AMC
Laboratoriumspecialismen
- cardiothoracale chirurgie - chirurgie - mondziekten en
- kinderchirurgie - kindergeneeskunde
- anatomie, embryologie & -
kaakchirurgie
- orthopedie - plastische en reconstructieve chirurgie
- spoedeisende hulp - urologie
-
Neurozintuigspecialismen -
dermatologie keel-, neus- en oorziekten oogziekten neurochirurgie neurologie
Beeldvormende specialismen en onderzoek- en behandelcentrum -
nucleaire geneeskunde radiologie radiotherapie revalidatie
Algemene Dienst Beheer -
financial control financiële administratie functioneel beheer managementinformatie treasury zorgadministratie
Verloskunde / gynaecologie
Psychiatrie - kinder- en jeugdpsychiatrie
- verloskunde / gynaecologie
-
Klinische methoden en public health - arbeid en gezondheid - huisartsgeneeskunde - klinische epidemiologie, -
biostatistiek en bioinformatica klinische informatiekunde medische bibliotheek medische psychologie sociale geneeskunde
(in samenwerkingsverband De Bascule) psychiatrie (in samenwerkingsverband Psychiatrie en Arkin)
Operatiecentrum en Intensive Care - anesthesiologie - biomedical engineering & physics
- dagcentrum - IC volwassenen - OK-centrum
RvB-staf
Directoraat Services
- arbogroep en beheer - directoraat onderwijs &
- beveiliging,
-
onderzoek directoraat patiëntenzorg kwaliteit en procesinnovatie interne audit services juridische zaken marktontwikkeling& control voorlichting
Algemene Dienst ICT
Directoraat Huisvesting
-
- onderhoud - beheer installaties & gebouwen - (bouw)projecten
applicatie services infrastructuur services programma-management project support office relatiemanagement
fysiologie antropogenetica apotheek celbiologie & histologie experimentele immunologie experimentele inwendige geneeskunde experimentele vasculaire geneeskunde genoomanalyse klinische chemie klinische genetica levercentrum medische biochemie medische microbiologie pathologie
-
publieksservice energiebedrijf instrumenteel bedrijf logistiek dienstencentrum medische fotografie en illustratie schoonmaak beddenhuis voeding patiënten
Directoraat HR -
administratie advies ontwikkeling reporting services
Directoraat Inkoop
Profiel van de organisatie
7
2.2
STRUCTUUR VAN HET CONCERN
Juridische structuur In onderstaand diagram is een overzicht van de juridische structuur van het AMC per 31 december 2010 opgenomen.
Het AMC is het Academisch Ziekenhuis bij de Universiteit van Amsterdam en vervult, naast zijn werkzaamheden op het gebied van patiëntenzorg, wettelijke taken op het gebied van onderwijs en onderzoek en de taken van de medische faculteit zoals met de Universiteit van Amsterdam contractueel is overeengekomen. Het AMC heeft een publiekrechtelijke rechtspositie op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV (BDDA) faciliteert toponderzoekers in het AMC in hun poging om op basis van hun wetenschappelijke vindingen vennootschappen op te richten op het gebied van Research & Development of daaruit voortvloeiende productie. AMC Terreinontwikkeling BV ontwikkelt activiteiten die voortvloeien uit de verdere ontwikkeling van het AMC-terrein. Hiertoe behoort onder meer de uitgifte van terreinen en opdrachten tot bebouwing. AMC Medical Research BV ondersteunt financiers, projectleiders en medewerkers bij het transparant en doelmatig uitvoeren van door derden gefinancierd medisch wetenschappelijk onderzoek binnen het AMC. Psychiatrie Vof AMC/Arkin is een vennootschap onder firma van Arkin en het AMC. De vennootschap is verantwoordelijk voor klinische en ambulante geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen in de regio rond het AMC, een aantal topreferente zorgprogramma's en voor het academisch onderwijs, onderzoek en de opleiding tot psychiater. AMC en Arkin zijn op zoek naar een andere samenwerkingsvorm. Vooruitlopend op besluitvorming hierover is de samenwerking via de vennootschap onder firma per 1 januari 2011 opgezegd en bevindt de vennootschap onder firma zich vanaf die datum in ontbinding. AMC Medical Services BV detacheert en levert medische expertise aan derden. Amsterdam Vector Production BV stelt laboratoriumruimten en -faciliteiten ter beschikking voor productie van genproducten en celtherapeutische producten voor klinische toepassingen. AMCAS BV voert onderzoek uit op het gebied van het testen van geneesmiddelen en/of vaccins voor infectieziekten en/of immunologische ziekten.
Profiel van de organisatie
8
Stichting Klinische Research heeft ten doel de klinische research binnen het AMC te bevorderen, onder andere door verkregen inkomsten uit octrooien aan het AMC over te maken ten behoeve van nieuwe onderzoeksprojecten in het AMC. Alant Vrouw Amsterdam heeft tot doel de exploitatie van een centrum voor vrouwengeneeskunde, waarin met name de zorg voor vrouwen met bekkenbodemklachten en afwijkende cervixcytologie wordt vormgegeven. Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam (VZA Groep BV) De VZA richt zich hoofdzakelijk op ambulancezorg en het AWBZ-vervoer.
Profiel van de organisatie
9
2.3
KERNGEGEVENS
2.3.1 KERNACTIVITEITEN EN NADERE TYPERING Het AMC is een publieke instelling met maatschappelijke verantwoordelijkheden. Het omvat het Academisch Ziekenhuis en de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam. De kernactiviteiten van het AMC liggen op het gebied van: academische patiëntenzorg, (medisch) wetenschappelijk onderwijs en (medische) opleidingen, en wetenschappelijk onderzoek. Kennis is hierbij de bindende factor: het gaat bij de kernactiviteiten om kennisontwikkeling, kennisoverdracht en kennistoepassing. Patiëntenzorg De patiëntenzorg van het AMC omvat basiszorg, topklinische zorg en topreferente zorg. Zoals in alle universitair medische centra (umc’s) valt ook in het AMC een groot deel van de verrichtingen onder de zogeheten topreferente patiëntenzorg. Dit is het deel van de zorg dat alleen door umc’s wordt aangeboden. Binnen het topreferente domein heeft elk umc zijn eigen specialiteiten, die gewoonlijk een weerspiegeling vormen van speerpunten in het medisch-wetenschappelijk onderzoek. Vergeleken bij de andere umc’s verleent het AMC een hoog percentage topreferente patiëntenzorg. Ongeveer 60% van de AMC-patiënten komt voor een behandeling die nauw aansluit bij de academische speerpunten. De patiënten in kwestie zijn verwezen door huisartsen en specialisten in heel Nederland en ook daarbuiten. Tot de topreferente specialismen van het AMC Centrum horen cardiovasculaire ziekten, immunologie en infectieziekten, ziekten van het spijsverteringsstelsel (chirurgie en interne geneeskunde), stofwisselingsziekten, gynaecologische oncologie, gespecialiseerde zorg in de vroege zwangerschap, prenatale diagnostiek, kinderoncologie, kinderimmunologie/ hematologie, vaataandoeningen van de hersenen, ernstige gehoorstoornissen, schizofrenie, amyotrofische lateraalsclerose (ALS) en ernstige dwangstoornissen. Van overheidswege heeft het AMC een groot aantal ‘topklinische’ functies toebedeeld gekregen. Dat zijn medische behandelingen en voorzieningen die, met het oog op de hoge kosten en de vereiste deskundigheid, maar aan een beperkt aantal ziekenhuizen worden toegewezen. Tot de topklinische AMC-functies behoren nierdialyse en niertransplantatie, openhartoperaties, radiotherapie, neurochirurgie, neonatologie en nucleaire geneeskunde. De patiëntenzorg blijft niet beperkt tot gecompliceerde en bijzondere aandoeningen. Met name voor een deel van Amsterdam en voor de bewoners van de Gooi- en Vechtstreek vervult het AMC de rol van ‘algemeen’ ziekenhuis. Het gevarieerde patiëntenaanbod dat die functie met zich meebrengt, is belangrijk voor het onderwijs aan medisch studenten. De meeste studenten kiezen na hun opleiding niet voor een loopbaan in een universitair medisch centrum, maar voor bijvoorbeeld een huisartsenpraktijk of een aanstelling als specialist in een algemeen ziekenhuis. Door de profilering onderscheidt het AMC zich in toenemende mate ten opzichte van collegazorgaanbieders in de regio. Als het gaat om de speerpunt-specialismen cardiologie, interne geneeskunde, gastro-enterologie en kindergeneeskunde, kiest circa de helft van de patiënten die vanuit de aangrenzende regio’s naar een Amsterdams ziekenhuis komen voor het AMC. Ondanks deze profilering blijft het AMC toegankelijk voor de patiënten uit de basisregio, waarbij voor alle specialismen het aandeel -gemiddeld- rond de 15% bedraagt. Voor de patiënten van buiten de regio die op een niet-speerpuntspecialisme zorg nodig hebben, is het aandeel van rond de 35% ook aanzienlijk. Wetenschappelijk onderwijs & opleidingen Onderwijs en opleiding zijn de belangrijkste instrumenten om de kwaliteit van de gezondheidszorg hoog te houden. Naast geneeskunde verzorgt het AMC een opleiding Medische Informatiekunde. Deze opleiding richt zich op het raakvlak van informatiekunde en geneeskunde. Binnen het Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen (OMSO) geeft het AMC cursussen voor artsassistenten. Het OMSO voert tevens regie in de Onderwijs- en Opleidingsregio (OOR) van het AMC: het samenwerkingsverband met algemene ziekenhuizen waar ‘onze’ arts-assistenten een deel van hun opleiding ontvangen. De Graduate School for Medical Sciences ten slotte, richt zich op stroomlijning, professionalisering en verdere internationalisering van het promotietraject.
Profiel van de organisatie
10
Wetenschappelijk onderzoek Bij het onderzoek kiest het AMC voor translationeel onderzoek en klinisch onderzoek. Er is gekozen voor de volgende speerpunten: cardiovasculaire aandoeningen, infectieziekten en immunologie, maag-, darm- en leverziekten, metabole ziekten, neurologische en psychiatrische aandoeningen, oncologie, epidemiologie en public health. Het onderzoek in bovenstaande speerpunten is samengebracht in een overkoepelend onderzoekinstituut (AMC Research Institute).
2.3.2 PATIENTEN, CAPACITEIT EN PRODUCTIE Patiënten en capaciteit De patiëntenzorg van het AMC omvat basiszorg, topklinische zorg en topreferente zorg: • bij de basiszorg, ofwel de reguliere tweedelijns zorg, vormen de circa 200.000 bewoners in de directe omgeving het grootste deel van de primaire doelgroep; • de topklinische zorg is voornamelijk bestemd voor de ruim 3 miljoen inwoners van NoordHolland, Flevoland en een deel van de provincie Utrecht; • voor de topreferente zorg zijn alle inwoners van Nederland als doelgroep te beschouwen. De zorg komt voort uit een verwijzing. Huisartsen en verwijzende specialisten zijn in die zin ook een belangrijke doelgroep. Met de verzekeraars tenslotte worden de productie-afspraken gemaakt. Zij zijn in zowel financieel als medisch inhoudelijk opzicht een belangrijke stakeholder. In 2010 is de geleverde zorg over de hele linie toegenomen. Het aantal nieuwe patiënten nam met 1,7% toe, het aantal klinische (dag)behandelingen groeide met 5,5%. Hierdoor stijgt ook het behandelpercentage. Meer dan de helft van het aantal nieuwe polikliniekpatiënten wordt klinisch verder behandeld. Het aantal verpleegdagen nam toe, maar het aantal opnamen steeg sterker. Hierdoor is de gemiddelde verpleegduur licht gedaald met 2,7%.
Verandering t.o.v. 2009 nieuwe patiënten
klinische (dag) behandelingen
behandelpercentage
verpleegdagen
verpleegduur
-10,0%
-5,0%
0,0%
5,0%
10,0%
Productie In de onderstaande tabel zijn de belangrijkste productieparameters opgenomen voor 2010 en 2009. Productie in vergelijking met 2010 nieuwe patiënten poliklinische behandelingen klinische (dag)behandelingen - waarvan dagverpleging - waarvan opnamen verpleegdagen
2010
2009
verschil in %
121.703 374.743 60.450 30.977 29.473 201.777
119.719 378.487 57.281 28.962 28.319 199.705
1,7 -1,0 5,5 7,0 4,1 1,0
Profiel van de organisatie
11
In 2010 is het aantal patiënten welke voor een eerste bezoek in de polikliniek komen toegenomen tot bijna 122.000. Doordat er minder herhaalconsulten werden gedaan, is het totaal aantal poliklinische behandelingen licht gedaald, met 1%. Opvallend is de aanzienlijke groei van het aantal klinische (dag)behandelingen met 5,5%. Bij de dagbehandeling is de groei met 7% wat groter dan bij de opnamen (4,1%). Ook het aantal verpleegdagen is licht toegenomen. Kengetallen aandeel dagbehandeling verpleegduur in dagen behandelcoëfficiënt
2010 51,2% 6,8 dag 49,7%
2009 50,6% 7,1 dag 47,8%
De belangrijkste kengetallen geven het volgende beeld: • het aandeel dagbehandelingen stijgt tot 51,2%. Meer dan de helft van de klinische behandelingen wordt via een dagopname gerealiseerd; • bij de opgenomen patiënten is de gemiddelde verpleegduur licht gedaald van 7,1 tot 6,8 dagen; • de behandelcoëfficiënt neemt toe tot 50%, dat wil zeggen dat bijna 1 op de 2 nieuwe patiënten klinisch wordt behandeld.
2.3.3 WERKGEBIEDEN Het werkbereik van het AMC is sterk afhankelijk van de verschillende activiteiten. Voor de kerntaken patiëntenzorg, onderwijs en opleiding en onderzoek zijn er verschillende werkgebieden. Voor patiëntenzorg verschilt het werkgebied van het AMC per type zorg: • Bij de basiszorg, ofwel de reguliere tweedelijns zorg, vormen de circa 200.000 bewoners in de directe omgeving het grootste deel van de primaire doelgroep; • De topklinische zorg is voornamelijk bestemd voor de ruim drie miljoen inwoners van NoordHolland, Flevoland en een deel van de provincie Utrecht; • Voor de topreferente zorg zijn alle inwoners van Nederland als doelgroep te beschouwen. Meer dan de helft van de patiënten komt naar het AMC, omdat ze zijn doorverwezen door een specialist van een ander ziekenhuis. De faculteit geneeskunde trekt studenten uit heel Nederland, maar ook uit de rest van de wereld. Bij de opleiding van arts-assistenten wordt samengewerkt met een groot aantal ziekenhuizen -voornamelijk- in Noordwest-Nederland. Voor het wetenschappelijke onderzoek is het werkgebied veel groter, deze activiteit heeft immers een internationaal karakter.
Profiel van de organisatie
12
2.4
SAMENWERKINGSRELATIES
Als publieke instelling en grote aanbieder van ziekenhuiszorg in de regio, voelt het AMC zich verantwoordelijk om - in samenspraak met de partners en verzekeraars - de zorg zo vorm te geven dat toegankelijkheid en kwaliteit van zorg gemaximaliseerd wordt. Klinisch wetenschappelijk onderzoek resulteert in een toename van behandelmogelijkheden, terwijl de zorgvraag - door onder andere de vergrijzing - toeneemt. Tegelijkertijd staan toegankelijkheid, patiëntveiligheid en patiëntgerichtheid - terecht - in het brandpunt van de publieke aandacht. Optimale inzet van de beperkte middelen om in kwantitatieve zin te voldoen aan de vraag en tegelijkertijd de kwaliteit van de gezondheidszorg te verhogen wordt steeds belangrijker. Het AMC richt zich op het stroomlijnen van de zorg. Allereerst door de taken te vervullen die door de overheid zijn belegd (bijvoorbeeld de regie als Traumacentrum en regisseur in de acute-zorgregio) of gewenst (regierol in de ketenzorg). Daarnaast heeft het AMC te maken met kwantitatieve verschuivingen in de patiëntenzorgtaken wegens de door de Inspectie voor de Gezondheidszorg gehanteerde minimale volumina van complexe ingrepen zoals de oncologische slokdarmchirurgie. Deze verschuivingen worden via samenwerkingsverbanden met verschillende ziekenhuizen in de regio en met andere umc’s gerealiseerd. De intensiteit verschilt per specialisme of ziekte, variërend van kennisuitwisseling tot afspraken over de concentratie van de behandeling van zeldzame aandoeningen. Allianties De coördinatie van het alliantiebeleid is ingebed in de RvB-staf. Dit garandeert een multidisciplinaire benadering en afstemming met aanpalende beleidsterreinen als de acute zorg, marktontwikkeling en de opleidingen (OOR-regio). In 2011 zal het alliantiebeleid patiëntenzorg verder worden vormgegeven. Landelijke ontwikkelingen op het gebied van taakverdeling en concentratie geven een nieuwe impuls aan het alliantiebeleid. In de regio (groot) Amsterdam zijn er in de eerste plaats de lopende allianties met het VUmc (bijvoorbeeld op het gebied van gynaecologische oncologie), het OLVG (onder andere hart- en vaatziekten en chirurgie) en Flevoziekenhuis (chirurgie en cardiologie). In 2011 speelt dit onder andere bij de kindergeneeskunde, de cardiologie/cardiochirurgie en de neurologie/neurochirurgie. Met het Flevoziekenhuis zal, naast chirurgie en cardiologie, in 2011 samenwerking worden nagestreefd voor onder andere inwendige geneeskunde, longziekten, geriatrie en nucleaire geneeskunde. Voor het AMC is de samenwerking met het Flevoziekenhuis gewenst, omdat (basis)zorg verlegd kan worden, waardoor meer capaciteit in het AMC vrijkomt voor academische zorg en het gezamenlijk adherentiegebied groter wordt. Op dit moment wordt de al lopende samenwerking op het gebied van neurochirurgie tussen het VUmc en het AMC nader uitgewerkt (Neurochirurgisch Centrum Amsterdam). Van belang is te realiseren dat naast samenwerkingsverbanden op ziekenhuisniveau er veel samenwerking is op het niveau van specialismen.
Profiel van de organisatie
13
In de tabel hieronder wordt een deel van de samenwerkingsverbanden in de patiëntenzorg weergegeven. Onderwerp GIOCA (gastro-enterologie en chirurgie) interne geneeskunde / stamceltransplantaties Hartcentrum (cardiologie/cardiochirurgie) cardiologie
leverziekten – samenwerking met Erasmus MC dikke darmonderzoek cardiothoracale chirurgie en plastische chirurgie oncologie chirurgie (borsttumoren) orthopedie (heupoperaties) kindergeneeskunde buitenpoli’s kinder-pulmonologie, MDL en cardiologie neurochirurgie en neurologie (NCA en bewegingsstoornissen) KNO - hoofdhalschirurgie oogheelkunde CGOA (Centrum voor Gynaecologische Oncologie Amsterdam) gynaecologie (invasieve ingrepen) klinische genetica productie van moleculaire diagnostiek (HIVresistentie/ hepatitis) PICU AMC & VUmc, RAZA, MICU revalidatie (buitenpoli HvA tbv onderwijs en onderzoek) radiotherapie psychiatrie gynaecologie (bekkenbodemklachten en cervix cytologie)
Samenwerkingsverband / alliantie Flevoziekenhuis / OLVG Flevoziekenhuis / VUmc OLVG Tergooi ziekenhuizen / Flevoziekenhuis, SLAZ / Westfries Gasthuis / OLVG en Geervliet Erasmus MC Procolo (ZBC) OLVG NKI-AVL / Vumc Flevoziekenhuis Flevoziekenhuis VUmc Kinderkliniek Almere / Flevoziekenhuis VUmc NKI-AVL Flevoziekenhuis / Zonnestraal NKI-AVL / VUmc OLVG / Tergooi ziekenhuizen Flevoziekenhuis / OLVG VUmc VUmc / VZA / GGD HvA Flevoziekenhuis / OLVG Arkin Alant Vrouw Amsterdam (ZBC)
Traumacentrum Het AMC is één van de elf traumacentra in Nederland. De minister van VWS heeft het traumacentrum van het AMC aangewezen als coördinator van een samenwerkingsnetwerk van ziekenhuizen (Traumanet AMC) waarin traumazorg aan ongevalslachtoffers is geregeld in het gebied ten oosten en noordoosten van Amsterdam. Behalve de zorgtaak voor patiënten heeft het traumacentrum van het AMC van het ministerie van VWS ook bijzondere taken gekregen. De bijzondere taken zoals genoemd in de beleidsstukken van het ministerie zijn: • opzetten en versterken van het regionaal traumazorgnetwerk; • opzetten en onderhouden van een regionale traumaregistratie-databank; • alle ziekenhuizen binnen de desbetreffende regio nemen hieraan deel; • level-indeling betreffende toedeling van traumapatiënten completeren; • vergaring en verspreiding van kennis en kunde; • opzetten van een kwaliteitssysteem voor traumazorg. Regiefunctie acute zorg Zo’n 35% van alle geneeskundige zorg in ons land valt onder de noemer acuut. De overheid vindt het belangrijk die zorg goed te coördineren. Een cruciale rol is daarbij weggelegd voor de elf traumacentra, waaronder het AMC. De traumacentra hebben een coördinerende rol in de acute zorg - in eerste instantie het acuut hartinfarct, acuut CVA, acute verloskunde, spoedeisende psychiatrie en acuut heuptrauma - in hun regio. Dit houdt onder meer in dat het AMC regie voert over het overleg met de ziekenhuizen in de acute-zorgregio (het Regionaal Overleg Acute Zorg - ROAZ), de vraag en het aanbod van de acute zorg in zijn regio inventariseert en de minister van VWS daarover rapporteert.
Profiel van de organisatie
14
Ambulancevervoer Door de strategische verwerving van de VZA in 2009, is het AMC beter in staat om de samenwerking met de ambulancevervoerders vorm te geven. De VZA is, samen met de GGD, de enige aanbieder in de regio. Onderwijs en onderzoek Het AMC heeft de volgende samenwerkingsverbanden met de andere faculteiten van de UvA: • cognitief onderzoek met de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI, afdeling biologie), Maatschappij en Gedragswetenschappen (afdeling psychologie) en het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen. In dit onderzoek zal het op te richten SpinozaInstituut, waarin ook de KNAW, de VU en het VUmc participeren, een belangrijke rol spelen; • het Amsterdam Institute for Global Health and Development (AIGHD) met de faculteit Economie en Bedrijfskunde die samen met het AMC de leidende positie in Europa wil behouden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek naar ziekten en gezondheidszorg in niet-westerse landen. In het AIGHD participeren ook de ontwikkelingseconomen van de VU; • de systeembiologie met de faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica die de toepassing van systeembiologie op het metabool syndroom een enorme impuls zal gaan geven aan het basale onderzoek van het AMC.
Profiel van de organisatie
15
3
BESTUUR, TOEZICHT, BEDRIJFSVOERING EN MEDEZEGGENSCHAP
Het AMC is een publieke instelling met maatschappelijke verantwoordelijkheden. De hoofdtaken zijn gezondheidszorg (o.a. topklinische zorg en topreferente zorg), (universitair) onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en als voorwaarde daarvoor, het bieden van een passende werkplaats voor onderzoek, onderwijs en opleiding. Kwaliteit en doelmatigheid staan bij het uitvoeren van deze taken voorop.
3.1
NORMEN VOOR GOED BESTUUR
De Raad van Bestuur draagt de eindverantwoordelijkheid voor goed bestuur van het AMC. De Raad van Toezicht houdt hierop toezicht. Het Stafconvent, de Ondernemingsraad en de Studentenraad zijn de drie belangrijkste algemene interne adviesorganen betreffende verantwoording en transparantie van het gevoerde, en het te voeren beleid. De CliëntenRaad Academische Ziekenhuizen (CRAZ) oefent medezeggenschap uit in het kader van de wet ‘Medezeggenschap cliënten zorginstellingen’. De Raad van Bestuur laat zich daarnaast intern adviseren door diverse commissies en instituten. Ten slotte hecht het AMC aan een goede dialoog met externe belanghebbenden zoals de zorgverzekeraars, de universiteit, de gemeente en de centrale overheid, de bewoners en professionals in het basiszorggebied, patiëntenverenigingen, wetenschappelijke beroepsverenigingen, vakbonden, banken, leveranciers, media, andere zorginstellingen, de inspectie en koepelorganisaties. De Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek bepaalt voor een groot deel de organisatiestructuur en het bestuur en toezicht van de universitair medische centra. In het in navolging van deze wet opgestelde bestuursreglement AMC-UvA, laatstelijk gewijzigd op 16 februari 2007, worden de taken en verantwoordelijkheden van de diverse organisatieonderdelen van het AMC nader omschreven.
3.1.1 ZORGBREDE GOVERNANCECODE In 2010 is door de Brancheorganisaties Zorg (BOZ) een Zorgbrede Governancecode vastgesteld. In deze code zijn de beginselen van goed en transparant bestuur voor zorginstellingen vervat. Met ingang van 1 januari 2010 is deze code bindend voor de aangesloten organisaties. De Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) heeft een eigen versie van de Governancecode vastgesteld. Hierin zijn afwijkingen opgenomen die voortkomen uit de specifieke positie en taakstelling van umc’s, zoals ook vastgelegd in de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW). Het AMC heeft de organisatie en verantwoordelijkheden van het bestuur ingericht conform de UMC Governancecode. In de vergadering van 30 september werd deze code door de Raad van Toezicht goedgekeurd.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
16
3.2
RAAD VAN BESTUUR
De Raad van Bestuur bestaat uit drie leden waarbij de voorzitter van de raad tevens de functie van decaan vervult. De twee overige leden zijn respectievelijk vicevoorzitter en vicedecaan. De leden van de Raad van Bestuur worden benoemd voor onbepaalde tijd door de Raad van Toezicht. De raad vergadert in beginsel eenmaal per week over de diverse het AMC aangaande aangelegenheden. De Raad van Bestuur benoemt de leden van de divisiebesturen alsook de directeuren bedrijfsvoering van de divisies en de diensten. Met de afzonderlijke divisiebesturen en directeuren bedrijfsvoering wordt elk kwartaal overleg gevoerd om de inhoudelijke gang van zaken te bespreken. Ten behoeve van dit overleg is een planning & controlcyclus opgesteld zodat de relevante onderwerpen hetzij minstens jaarlijks, hetzij per kwartaal aan bod komen. Maandelijks is er een gezamenlijk overleg van de divisievoorzitters met de Raad van Bestuur. De Raad van Bestuur legt eens per week een werkplekbezoek af bij een afdeling. Naast het kwartaaloverleg met de divisies overlegt de Raad van Bestuur periodiek met de verpleegkundig bestuurders en de onderzoek- en onderwijsinstituten. Maandelijks vindt overleg plaats met de Ondernemingsraad. Op 31 december 2010 bestond de Raad van Bestuur uit de volgende leden: naam
functie
benoemd met ingang van
nevenfuncties
Prof. dr. M. Levi
Voorzitter en decaan
1 september 2010
Vice-voorzitter ZonMw Lid Centrale Commissie Mensgebonden Wetenschappelijk Onderzoek (CCMO) Lid Wetenschappelijke adviesraad: Sanquin Lid raad van toezicht Beth Shalom, Amsterdam Lid bestuur Nederlandse Internisten Vereniging Voorzitter Stichting ATHEROS voor vasculair onderzoek Lid bestuur Health Insurance Fund (Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking) Lid Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen Lid Medical Research Council of the Royal Academy of Arts and Sciences Fellow Royal College of Physicians, UK Lid GO VICI-commissie NWO Lid GO Programmacommissie NWO Lid European Medical Research Council, European Community Voorzitter commissie ‘Illicit drugs in non competitive sport’, Gezondheidsraad Voorzitter Subcommittee DIC International Society for Thrombosis and Haemostasis Voorzitter medical board Netherlands Patients Association Hereditary Angioedema Voorzitter Raad van Toezicht Procolo Lid Wetenschappelijke Adviesraad International Congress on Thrombosis and Hemostasis Lid Wetenschappelijke Adviesraad Nederlandze Trombose Stichting Voorzitter Stichting International Association Selfmanagement of Anticoagulant (ISMAA) Redacteur Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde Associate editor Journal of Thrombosis and Hemostasis Editor-in-chief Netherlands Journal of Medicine Associate editor Seminars in Thrombosis and Hemostasis Associate editor European Journal of Internal Medicine
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
17
naam
functie
benoemd met ingang van
nevenfuncties
drs. R.J.M. Hopstaken (1960)
vicevoorzitter
1 maart 2005, lid van de Raad van Bestuur sinds december 2004
Bestuurslid Nictiz Bestuurslid Dutch Hospital Data Lid Raad van Toezicht GGNet Bestuurslid Stichting HIV Monitoring Lid Raad van Commissarissen Centramed Bestuurslid ING Adviesraad Gezondheidszorg Bestuurslid Faria-Clowns
prof. dr. M. Džoljić (1962)
lid en vicedecaan
1 maart 2005
Lid Raad van Toezicht van De Bascule
prof. dr. L.J. Gunning (1951)
voorzitter en decaan
1 januari 2001, lid van de Raad van Bestuur van 1997 tot 1 september 2010
Lid Gezondheidsraad Lid Conference Concertgebouw Lid Raad van Commissarissen Arbo Unie Lid Raad van Toezicht Sanquin Lid Raad van Commissarissen DSM Voorzitter Raad van Toezicht Rijksacademie van Beeldende Kunsten
Een overzicht van de bezoldiging van de bestuurders is opgenomen in hoofdstuk 7. Inkomsten uit nevenfuncties vloeien terug naar het AMC.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
18
3.3
TOEZICHTHOUDERS
Het jaar 2010 stond in het teken van het traject op weg naar de formulering van een nieuw strategisch beleid voor het AMC en van de overdracht van het voorzitterschap van de raad van bestuur. Over het nieuwe strategisch beleid 2011-2015 is gedurende het verslagjaar regelmatig door de Raad van Toezicht met de Raad van Bestuur gesproken. Daarbij is aan de orde geweest dat het AMC er nadrukkelijk voor kiest om patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek integraal te benaderen zonder op één van de drie pijlers meer nadruk te leggen. In de Raad van Toezicht is aan de orde gekomen hoe de oncologische zorg bezien vanuit het patiëntenperspectief zo goed mogelijk georganiseerd kan worden. Vooruitlopend op de internationale accreditatie van het onderzoek binnen het AMC in 2011 heeft de Raad van Toezicht gesproken over de kwaliteit van het onderzoek waarbij maatschappelijke relevantie een belangrijk aandachtspunt vormt. Door de Raad van Toezicht is vervolgens stilgestaan bij het ambitieniveau van het AMC om op dit gebied te willen behoren bij de wereldtop. In de raad van toezicht is gedurende het verslagjaar meerdere keren gesproken over de Nederlandse Mededingingsautoriteit NMa. Aanleiding hiervoor was een inval door medewerkers van de NMa in het begin van het jaar. Dit voor de Nederlandse gezondheidszorg nieuwe fenomeen onderstreept goed het veranderende landschap waarin de zorg functioneert. De Raad van Toezicht heeft de jaarrekening 2009 goedgekeurd en daarbij tot tevredenheid vastgesteld dat er een positief resultaat is behaald. De Raad van Toezicht vergaderde op de volgende data: 11 februari 2010 (Aanwezig: A.H.G. Rinnooy Kan, A. Baan, K. van der Toorn, R.W.F. 19 april 2010 (Aanwezig: A.H.G. Rinnooy Kan, A. Baan, K. van der Toorn, R.W.F. 14 juni 2010 (Aanwezig: A.H.G. Rinnooy Kan, A. Baan, K. van der Toorn, R.W.F. 30 september 2010 (Aanwezig: A.H.G. Rinnooy Kan, A. Baan, K. van der Toorn, R.W.F. 8 december 2010 (Aanwezig: A.H.G. Rinnooy Kan, A. Baan, K. van der Toorn)
van Tets) van Tets) van Tets, mevrouw P.L. Meurs) van Tets, mevrouw P.L. Meurs)
Op 14 juni werd door de voltallige Raad van Toezicht een werkbezoek afgelegd aan de divisie Chirurgische Specialismen. Tijdens het bezoek werd aandacht besteed aan multidisciplinaire zorg en centralisatie, innovatietechnologie en bewaking van het operatief proces. De Raad van Toezicht heeft zich laten bijpraten over de huisvesting van het AMC, zowel wat betreft de nieuwbouw als de onderhoudsplannen. Daarbij is stilgestaan bij de discussie die ook op landelijk niveau gevoerd werd over de kapitaalslasten. In de vergadering van september heeft de Raad van Toezicht de UMC Governancecode goedgekeurd. Ook is in september stilgestaan bij het kwaliteitsbeleid binnen het AMC en de voorbereidingen die getroffen worden voor een accreditatie door de Joint Commission International (JCI). Deze Amerikaanse organisatie zal in 2012 het AMC op zijn kwaliteitsbeleid accrediteren. Gedurende het verslagjaar werd mevrouw professor dr. P.L. Meurs benoemd tot nieuw lid van de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht vervult in zijn volle omvang de rol van financiële commissie en heeft tijdens het verslagjaar een financiële audit gedaan. De heren Baan en Rinnooy Kan fungeren als renumeratiecommissie en hebben uit dien hoofde gesprekken gevoerd met de individuele leden van de Raad van Bestuur over hun functioneren. De Raad van Toezicht vergadert eenmaal per jaar in afwezigheid van de Raad van Bestuur. In deze vergadering is het functioneren van de Raad van Bestuur en het eigen functioneren onderwerp van gesprek. De Raad van Toezicht heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor 2010 van het AMC zowel op het terrein van de productie als op het gebied van bedrijfsvoering, onderwijs en opleiding en wetenschap zijn gehaald. De Beloningscode voor Bestuurders in de Zorg (BBZ) is besproken in het Presidentenoverleg, het overleg van de voorzitters van de Raden van Toezicht van de acht umc’s, waarin de heer Baan namens de Raad van Toezicht heeft geparticipeerd. Op 31 december van het verslagjaar 2010 werd de Raad van Toezicht gevormd door dr. A.H.G. Rinnooy Kan (voorzitter) en de leden drs. A. Baan, dr. K. van der Toorn, jhr. drs. R.W.F. van Tets en mevrouw prof. dr. P.L. Meurs. Mevrouw Meurs is per 1 mei 2010 benoemd als lid van de Raad van Toezicht AMC voor een periode van vier jaar. Zij heeft een achtergrond in het universitaire onderwijs en is expert op het gebied van governance.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
19
De Raad van Toezicht heeft het jaarverslag 2010 van het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam, waarvan het verslag van de Faculteit der Geneeskunde integraal onderdeel uitmaakt, goedgekeurd in zijn vergadering van 16 mei 2011, na bespreking met de Raad van Bestuur en de accountant. De Raad van Bestuur werd décharge verleend over het in 2010 gevoerde beleid. Amsterdam, 16 mei 2011 Dr. A.H.G. Rinnooy Kan, voorzitter
In de Raad van Toezicht zijn verschillende deskundigheden vertegenwoordigd, zoals kennis van, en ervaring in de gezondheidszorg en de universiteit, juridische en financiële expertise en ervaring met het leiden van grote organisaties. De Raad van Toezicht bestaat uit vijf leden die benoemd worden door de Minister van OC&W. Op 31 december 2010 kende de Raad van Toezicht de hiernavolgende samenstelling: Naam
benoemingsperiode
(neven)functies
dr. A.H.G. Rinnooy Kan (voorzitter)
1 februari 2007 t/m 31 januari 2011
huidige functies: Voorzitter Sociaal Economische Raad nevenfuncties: (*=bezoldigd) Voorzitter Raad van Commissarissen Het Concertgebouw NV Voorzitter Raad van Toezicht Stichting Lezen & Schrijven Voorzitter IUCN Werkgroep Den Haag Voorzitter Strategische Adviescommissie Innovatie* Voorzitter Raad van Toezicht Prins Bernhard Cultuurfonds Voorzitter Curatorium Stichting De Baak Voorzitter Raad van Toezicht en Advies Stichting World Press Photo Voorzitter Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen Voorzitter Maatschappelijke Raad VO-Raad Voorzitter Raad van Advies BINT Voorzitter van 'Apeldoorn Conference Series' Voorzitter van de International Advisory Board Rotterdam (IAB) Voorzitter Raad van Advies Lorentz Center Voorzitter Raad van Advies Nederlandse Orde van Advocaten Vicevoorzitter Bestuur ACB Mediation Vice Voorzitter Raad van Toezicht War Trauma Foundation Hoogleraar Policy Analysis in the Private and Public Sectors aan de Universiteit van Amsterdam Lid Innovatieplatform Lid Raad van Toezicht Nicis Institute Lid Netherlands Academy of Technology and Innovation Lid Bestuurscommissie Investments van PFZW* Lid Raad van Toezicht Stichting Kröller-Müller Museum Lid Raad van Toezicht ECP-EPN Lid Raad van Advies Lang Leve Leren Lid Raad van Advies Stichting Cosmicus Lid Academy Stichting Gouden Ganzenveer Lid Raad van Commissarissen (op voordracht) N.V. Sara Lee* Lid Raad van Toezicht Nexus Institute Lid Raad van Advies NIVRA Lid Comité Koninkrijksrelaties Lid Netwerk Onderwijs Innovatie Lid van de Maatschappelijke Adviesraad van het instituut voor Migratie- en Etnische Studies (IMES) van de Universiteit van Amsterdam Bestuurslid Stichting Preferente Aandelen KAS BANK* Lid Raad van Toezicht Erasmus Trustfonds Lid van de Trilateral Commissions
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
20
naam
benoemingsperiode
(neven)functies
dr. K. van der Toorn
1 mei 2007 t/m 30 april 2011
huidige functies: Voorzitter College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam nevenfuncties: Voorzitter bestuur Stichting Frans Nederlandse Academie Voorzitter bestuur SIOO (Interuniversitair Centrum voor Organisatieen Veranderkunde) Voorzitter bestuur NIKHEF (Nationaal Instituut voor Kernfysica en Hoge-Energie Fysica) Bestuurslid Stichting Leerstoel Geschiedenis van de Hermetische Filosofie en verwante stromingen Lid DB en AB Kenniskring Amsterdam Lid curatorium NINO/NIT (Nederlands Instituut voor t Nabije Oosten)
jhr. drs. R.W.F. van Tets
1 januari 2003 t/m 31 januari 2011
huidige functie: General partner Laaken Asset management N.V. nevenfuncties: Voorzitter Raad van Commissarissen Arcadis N.V. Voorzitter Raad van Commissarissen Euronext Amsterdam N.V. Voorzitter Raad van Commissarissen Euronext N.V. Lid Raad van Commissarissen IFF Europe Lid Raad van Commissarissen NYSE Euronext Inc. Chairman of the Board, Equity Trust Holdings SARL Non-executive director of Petrofac
drs. A. Baan
1 april 2005 t/m 31 maart 2013
huidige functie: Gepensioneerd nevenfuncties: Voorzitter Raad van Commissarissen Wolters Kluwer NV Voorzitter Raad van Commissarissen Volker Wessels Stevin Chairman Dockwise Ltd. (Bermuda) Lid Raad van Commissarissen OCÉ NV Lid Raad van Commissarissen Imtech NV Voorzitter Administratiekantoor KASBANK NV Lid bestuur Stichting Preferente aandelen ASML NV Lid Raad van Toezicht van de Universiteit van Amsterdam Voorzitter Stichting Resocialisatie en Begeleiding Criminele Jongeren Adviseur Warburg Pincus London (UK)
Prof. dr. P.L. Meurs
1 mei 2010 t/m 30 april 2014
Huidige functie: Hoogleraar BMG Erasmus Universiteit Rotterdam Directeur Erasmus Centrum voor Management Development in de Zorg Nevenfuncties: Lid Eerste Kamer Voorzitter bestuur ZonMw Voorzitter Raad van Toezicht Alysis Zorggroep Voorzitter Bestuur Fonds Psychische Gezondheid Voorzitter Bestuur WorldGranny Lid Raad van Toezicht Teleac/NOT Lid Bestuur Health Insurance Fund Lid Bestuur Forum, Instituur voor Multiculturele Ontwikkeling Lid Bestuur Stichting voor Oude Muziek Lid Bestuursraad van de Onderwijsinspectie Lid ad hoc Adviesraad van de Inspectie voor de Gezondheidszorg Lid Internationale Adviesraad ICCO
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
21
3.4
BEDRIJFSVOERING
Doelmatigheid Vooruitlopend op meerjarige ontwikkelingen zijn in 2010 de nodige maatregelen ingezet voor doelmatigheidsverbetering. De belangrijkste besparing in 2010 betrof de inkoop en vermindering van inhuur als gevolg van het opnieuw prioriteren van ICT-innovatieprojecten. In • • • • • • •
2010 zijn zeven optimalisatietrajecten gestart om de doelmatigheid structureel te verbeteren: versterking van de inkoopfunctie; centrale facilitaire ondersteuning ICT; optimalisatie in het primaire proces; efficiënter gebruik van geneesmiddelen; reductie overhead diensten en staven; motivatie in registratie; kostenbewustzijn OK-materialen.
Deze optimalisatietrajecten worden voortgezet in 2011; ze moeten de ruimte bieden om de verwachte kortingen op te vangen. Vanaf 2011 worden er twee trajecten toegevoegd, ‘Gepast gebruik Horizontaal verkeer’ en ‘Doelmatigheid op de OK’. De organisatie rond de trajecten is een gezamenlijk project van centrale en decentrale eenheden: bedrijfsbureaus, directeuren bedrijfsvoering, medewerkers en directeuren van de centrale diensten en staf. De voorzitters van de divisies hebben een rapporterende rol. Het directeurenoverleg is verantwoordelijk voor de coördinatie van het doelmatigheidsprogramma. Hieronder volgt een korte toelichting per traject: Versterking van de inkoopfunctie Met de vorming in 2010 van een directie Inkoop is een eerste stap gezet in het versterken van de inkoopfunctie. De nadruk ligt hierbij op het correct regelen van autorisatie binnen het AMC. Dit geldt o.a. de volgende terreinen: • externe tekenbevoegdheid; • logische controles (ICT-gerelateerd); • fysieke controles. Een correcte autorisatie leidt tot eenduidige processen en is nodig voor de inrichting en invoering van SAP, het in 2010 gekozen ERP-systeem. Binnen dit project wordt een specifiek traject gestart, gericht op de beperking van externe advisering, interim-management, inleen- en uitzendkrachten. Vanaf 1 januari 2011 is de inhuur van externen aan (nieuwe) regelgeving gebonden: personeel niet in loondienst mag alleen nog worden ingezet voor doelen en projecten mits vooraf overeenstemming is bereikt met de Raad van Bestuur. Voor noodgevallen wordt een commissie ingesteld, die toestemming moet geven om een adviseur of een uitzendkracht aan te trekken. Ten opzichte van de realisatie 2010 wordt voor externe advisering, interim-management, inleen- en uitzendkrachten een aanzienlijke kostendaling verwacht. Centrale facilitaire ondersteuning ICT (FO-ICT) De standaardisatie en centralisatie van het werkplekbeheer is in 2010 grotendeels afgerond. Alleen bij de divisies Laboratoriumspecialismen en Beeldvormende Specialismen en Onderzoek- & Behandelcentrum loopt het implementatietraject door tot in 2011. Vanaf 2011 kunnen alle divisies en diensten door de afronding van het FO-ICT project hun decentrale beheer doelmatiger inrichten en daardoor belangrijke besparingen bereiken. Optimalisatie in het primaire proces De inrichting en vormgeving van primaire processen geven mogelijkheden tot verdere optimalisatie. De optimalisatie in het primaire proces richt zich op drie aandachtsgebieden: de organisatiecultuur, bedrijfsprocessen en de structuur en kwaliteit van het management ten aanzien van de bedrijfsvoering. De directie van Kwaliteit en Proces Innovatie (KPI) zal de lopende programma’s uit 2010 uitbreiden met verbeterprogramma’s zoals Lean Six Sigma.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
22
Daarnaast ligt de nadruk in 2011 op het stroomlijnen van het ‘projectmatig’ werken. Primaire taken kennen steeds meer concurrentie van secundaire werkzaamheden in de vorm van projecten. Hierdoor komen de professionals die beschikbaar zijn voor de primaire taken steeds minder aan deze taken toe, zodat een scheve verhouding ontstaat tussen primaire en overige taken. Naar verwachting valt met de herinrichting van verpleegafdelingen (werkplekvergroting) en de aanpassing van bestaande concepten voor verpleging en verzorging, op langere termijn de meeste winst te behalen. Een aantal divisies (Inwendige Specialismen, Chirurgische Specialismen, Emma Kinderziekenhuis AMC en Neurozintuigspecialismen) heeft in hun jaarplan aangegeven in 2011 over te gaan tot het samenvoegen en/of opheffen van verpleegafdelingen. Efficiënter gebruik van geneesmiddelen Dit traject volgt twee sporen: enerzijds wordt getracht om de medicatie zo goedkoop mogelijk in te kopen en anderzijds wordt in overleg met de kliniek getracht het voorschrijfgedrag en de keuze van voorgeschreven middelen te beïnvloeden met het oog op kosteneffectiviteit. De grootste opbrengst wordt verwacht bij patentafloop en overstap naar een generiek middel; het potentieel voor de komende jaren is echter beperkt. Voor 2011 wordt een besparing van € 1 miljoen verwacht. Reductie overhead diensten en staven In 2011 ligt de nadruk op het herinrichten van de bedrijfsprocessen met behulp van het instrumentarium van Lean Six Sigma. Hierbij zal worden aangesloten bij het TOP-project (inrichting en invoering ERP-systeem). Een belangrijk deel van de begrote besparing op het personeel niet in loondienst wordt gerealiseerd bij de diensten, vooral bij de ADICT. Motivatie in registratie In 2010 is een communicatiebureau aangetrokken dat zich gespecialiseerd heeft in gedragsbeïnvloeding. Het bureau heeft de opdracht gekregen om – in samenspraak met de afdeling Voorlichting - een campagne te ontwikkelen voor de registratieproblematiek. De invoering hiervan wordt opgepakt door de afdeling Voorlichting en de DBC-consulenten. De hele campagne is verweven met alle projecten vanuit de Registratieraad, maar ook bijvoorbeeld met het inbouwen van incentives in de interne budgettering, een belangrijke voorwaarde voor de interne motivatie. Verbetering van registratie leidt, buiten het B-segment, bij de reguliere productie normaal niet tot budgetcompensatie bij divisies. Besloten is om in 2011 een verdere stimulans te geven aan de registratie door middel van het intern verrekenen van de reguliere meer- of minderproductie in het A-segment. De verrekening wordt gedaan onder voorwaarde van een verbetering in de registratie van de DBC’s. In 2010 is de verdere uitrol van het Valuecare-systeem in gang gezet, waarbij de bestaande (deel-) controles worden vervangen door een systematische set van controlemaatregelen om de volledigheid van de registratie en opbrengsten na te gaan. Kostenbewustzijn OK-materialen In diverse overleggen is er met alle betrokken partijen in 2010 een eerste impuls gegeven aan een (hernieuwd) kostenbewustzijn over OK-materialen. Dit wordt o.a. gerealiseerd door de materiële OK-budgetten met de daarbij horende kosten over te hevelen naar de poortdivisies. Op deze manier krijgt de aanvragende divisie meer inzicht in de kosten die samenhangen met het gebruik van OKmaterialen. Verwacht wordt dat dit vanaf 2011 een dempende werking heeft op de kostenstijging van de OK-materialen. Planning en controlcyclus In 2010 is binnen de P&C-cylus van het AMC een verdere stap gezet met de integratie van het instrument patiëntenzorgprofielen in het begrotingsproces. Hiermee wordt er een samenhang gesimuleerd tussen de keuzen voor bepaalde patiëntgroepen en verwachte uitwerking hiervan op de kosten en opbrengsten van de zorg voor deze groep. Per patiëntengroep worden deze kosten en opbrengsten afgezet tegen het belang van die patiëntgroepen voor de hoofdtaken van het AMC. Op basis van de ingediende jaarplannen 2011 kon de verwevenheid van de plannen, de vraag naar OK-capaciteit, de mate van topreferentie etc. worden vastgesteld. Hierdoor was het mogelijk om keuzes te maken die recht doen aan de kerntaken van het AMC, terwijl tegelijkertijd de betaalbaarheid van de profilering in beeld kwam.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
23
Risicomanagement Het AMC heeft medio 2009 een risicoanalyse uitgevoerd, waarbij voor 23 risicogebieden is nagegaan hoe waarschijnlijk het is dat een risico optreedt, wat het potentieel effect daarvan is op de realisatie van de doelstellingen van het AMC en wat het verbeterpotentieel is voor de verschillende gebieden. De uitkomsten van de risicoanalyse zijn besproken met de Raad van Toezicht. In het vervolg op de analyse is het risicomanagement voor de verschillende onderwerpen expliciet neergelegd bij identificeerbare verantwoordelijken en ingebed in de AMC-organisatie. De uitkomst van de analyse was dat vijf gebieden een hoog risicoprofiel combineren met een hoog beheersingsprofiel. Hieronder zijn deze gebieden opgesomd met de wijze van inbedding en de in 2010 genomen maatregelen. Personeel Er is een nieuwe HRM-dienst gevormd. De dreigende tekorten op de arbeidsmarkt en de aantrekkelijkheid van het AMC als werkgever vormden de belangrijkste risico’s. Daarom is in 2010 met voorrang een nieuw beleid geformuleerd en ingevoerd op het gebied van werving en selectie. Tevens is de afhankelijkheid van tijdelijk personeel teruggebracht. Er is een beleid ontwikkeld met betrekking tot het voeren van jaargesprekken voor het medisch wetenschappelijk personeel en er is een medewerkersbetrokkenheidsonderzoek uitgevoerd. Een belangrijk risico dat werd benoemd, betrof de kwaliteit van het management. Er is daarom een training competentiemanagement opgezet en een ´Lean leiderschapsprogramma´ ontwikkeld. Kwaliteit zorgverlening Kwaliteit en zorgverlening is ondergebracht bij de projectorganisatie die zich richt op accreditatie door de Joint Commission International (JCI). In dit kader is het bestaande beheersinstrumentarium in het AMC vergeleken met de JCI-norm. Deze ´Gap-analyse´ bevestigt de conclusies van de risicoanalyse: de meeste noodzakelijke systemen en maatregelen zijn aanwezig, maar ze zijn onvoldoende verankerd en soms niet bekend, de samenhang is onvoldoende en de uitvoering van de maatregelen wordt onvoldoende gemonitord. In de loop van het jaar zijn een aantal ´tracers´ -externe audits volgens de JCI-systematiek- uitgevoerd, die hebben geleid tot een uitgebreid verbeterprogramma. Voor elk onderdeel van het verbeterprogramma is een verantwoordelijke benoemd. Prioriteit wordt gegeven aan medicatieveiligheid, patiëntidentificatie en gebouw- en apparatuurveiligheid. Marktwerking Marktwerking is ondergebracht bij het nieuw gevormde directoraat Marktontwikkeling en Control (MC). MC heeft een aantal instrumenten ontwikkeld om de gevolgen van de prestatiebekostiging voor het AMC te analyseren en te beheersen en is betrokken bij diverse initiatieven om nieuwe zorgproducten en initiatieven te ontwikkelen. Ter beheersing van de risico´s van de prestatiebekostiging heeft de Raad van Bestuur een Registratieraad ingesteld, die diverse initiatieven heeft genomen om de medische registratie in het AMC te verbeteren waardoor de inkomsten aanmerkelijk zijn verhoogd. Externe samenwerking Er is een directeur allianties aangesteld die de verschillende vormen van samenwerking, met name met andere ziekenhuizen, coördineert. Vanaf maart 2010 is de alliantieportefeuille ondergebracht bij de directeur van de staf Raad van Bestuur, waardoor een integratie met strategievorming, medisch beleid en markontwikkeling geborgd is. Informatie en ICT Informatie en ICT zijn belegd bij de directeur van de dienst ICT. De kwetsbaarheid van het AMC-net was bij ICT het grootste risico. In 2010 is het netwerk gesegmenteerd en de basisinfrastructuur verbeterd. Eind 2010 is de ICT-governance aangepast en vereenvoudigd en is een begin gemaakt met de reorganisatie van de dienst. Beide maatregelen moeten leiden tot een grotere slagvaardigheid, lagere kosten en beheersing van de risico´s. Voor de overige 17 risicogebieden is vastgesteld dat óf het risicoprofiel laag was, óf dat de bestaande beheersingsmaatregelen in het AMC voldoende zijn. De activiteiten op het gebied van het risicomanagement worden bewaakt binnen de reguliere P&C-cyclus. Dit wil zeggen in de periodieke rapportages en kwartaaloverleggen van en met de directeur HR (personeel en leiderschap), de directeur staf Raad van bestuur (marktwerking en externe samenwerking) en de directeur IT (informatie en ICT), ondersteund door interne audits.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
24
Het verbeterprogramma voor de kwaliteit van de zorgverlening wordt bewaakt en verantwoord in de stuurgroep JCI, die wordt geleid door een lid van de Raad van Bestuur, waarbij periodiek externe audits worden uitgevoerd. De inbedding is compleet gemaakt met de opdracht aan de concerncontroller om regulier in de P&C-cyclus te rapporteren over de voortgang van de beheersingsmaatregelen.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
25
3.5
CLIENTENRAAD
CRAZ In de CliëntenRaad Academische Ziekenhuizen (CRAZ) zijn circa 50 patiëntenverenigingen verenigd die gezamenlijk de belangen van de diverse patiënten(organisaties) behartigen in de acht umc’s. De Raden van Bestuur van de umc's vergaderen vier maal per jaar met de voltallige CRAZ. In aanvulling hierop heeft de Raad van Bestuur van het AMC in 2010 periodiek overleg gevoerd met twee vertegenwoordigers uit de CRAZ (de aandachtspersonen). Vaste aandachtspunten daarbij zijn regievoering in de zorg, klachtentrajecten en patiëntveiligheid. Begin 2010 heeft de CRAZ de umc’s geadviseerd over de concentratie van de kindergeneeskunde in de umc’s. De CRAZ-commissie Kwaliteit heeft in april 2010 enkele afdelingen van het AMC bezocht in het kader van het toetsen van, en het adviseren over het kwaliteitsbeleid van het AMC vanuit patiëntenperspectief. Daarbij is zowel met bestuurders, managers als medewerkers uit het primaire proces gesproken. In 2010 hebben enkele vertegenwoordigers van de CRAZ het symposium ‘Emma zorgt voor de toekomst’ en de opening van de nieuwe afdeling zuigelingen bijgewoond. Ook is op verschillende momenten verspreid over het jaar door leden van de CRAZ en/of door de CRAZ-bouwcommissie deelgenomen aan bijeenkomsten gerelateerd aan de verbouwing en herinrichting van het polikliniekgebouw. Daarbij is bijvoorbeeld gediscussieerd over de basisprincipes die richting geven aan de polikliniekverbouwing, en is feedback van de CRAZ ontvangen met betrekking tot twee proefopstellingen van het nieuwe polikliniekmeubilair. Het Veiligheidsplan van het AMC is voor advies ingediend bij de CRAZ. Dit plan is besproken met de twee vaste CRAZ aandachtspersonen. Tot slot is de CRAZ geïnformeerd en geconsulteerd over de ontwikkeling en invoering van het kwaliteitssysteem van het AMC, dat is gebaseerd op de normen en systematiek van de Joint Commission International. Voor 2011 zijn opnieuw afspraken gemaakt om de medezeggenschap van de CRAZ vorm en inhoud te geven.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
26
3.6
ONDERNEMINGSRAAD
De werknemers van het AMC zijn vertegenwoordigd in de op grond van de Wet op de Ondernemingsraden ingestelde Ondernemingsraad. De Ondernemingsraad bestaat uit 25 leden. Eén van de leden van de Raad van Bestuur heeft vanuit zijn aandachtsgebied een bijzondere betrokkenheid bij de Ondernemingsraad wat onder meer gestalte krijgt in het maandelijks overleg. Ten minste twee maal per jaar wordt de algemene gang van zaken in het AMC door de Raad van Bestuur met de Ondernemingsraad besproken (art. 24 WOR). De verhouding tussen de Raad van Bestuur en de Ondernemingsraad is constructief en het gevoerde overleg was ook dit verslagjaar vruchtbaar. Daarnaast is de Ondernemingsraad regelmatig om advies c.q. instemming gevraagd betreffende diverse voorgenomen besluiten zoals overheveling functionele applicatiebeheerders van ADMF naar ADB, overheveling Energievoorziening van ADMF naar directoraat Huisvesting, advies benoeming prof. dr. M.M. Levi als voorzitter van de Raad van Bestuur, ‘Alliantieovereenkomsten AMC met het Flevoziekenhuis en het OLVG’, overeenkomst Hartcentrum Amsterdam OLVG-AMC, Werkwinkel-serviceloket HR, werving Indiase OK-assistenten, bevoegdhedenregeling AMC, principebesluit gunning invoering SAP, Deloitte/Pink Roccade, werktijden besluit Divisie Emma Kinderziekenhuis afdeling Algehele Pediatrie, Neonatologie en Intensive Care, projectinitiatie medewerkersbetrokkenheidsonderzoek, dienstroosters arts-assistenten Heelkunde, Kindergeneeskunde en Neurologie, reiskostenregeling woon-werkverkeer 2010, fiscale regeling woon-werkverkeer 2010 en fiscale regeling en regeling reiskosten woon-werkverkeer 2011-2012.
3.6.1 OVERIGE ADVIES- EN OVERLEGORGANEN Studentenraad De medezeggenschap van de studenten is formeel vormgegeven in de Studentenraad die is ingesteld met inachtneming van de Medezeggenschapsregeling studenten Universiteit van Amsterdam 1997. De Studentenraad heeft maandelijks, en vaker indien nodig, overleg met de vicedecaan over alle relevante onderwijszaken. Daarnaast is de Studentenraad gesprekspartner voor de onderwijsinstituten Geneeskunde en Medische Informatiekunde. De Studentenraad heeft onder meer adviesrecht ten aanzien van besluiten van de decaan betreffende aangelegenheden die het functioneren en de dagelijkse gang van zaken binnen de faculteit betreffen, vaststelling en wijziging van het onderwijsplan en de onderwijsvoorzieningen. De Studentenraad en de Raad van Bestuur hebben in 2010 het beleidsplan van de Studentenraad besproken, waarbij onder andere de wachttijden voor de co-schappen, de verbetering van de docentevaluatie en de digitale toetsing bijzondere aandacht kregen. De Studentenraad adviseerde ook dit jaar weer regelmatig over benoemingen in commissies of besturen die het onderwijs en de opleiding betreffen. Stafconvent Het Stafconvent heeft een bestuur dat bestaat uit de voorzitters van de patiëntenzorgdivisies. Dit bestuur kan worden aangevuld met maximaal drie leden op voorstel van het bestuur van het Stafconvent. Het Stafconvent ondersteunt de Raad van Bestuur, onder meer door het geven van gevraagd en ongevraagd advies ten aanzien van de kwaliteit van de patiëntenzorg. In 2010 heeft er wisseling van het voorzitterschap plaatsgevonden. In 2010 zijn in het Stafconvent veelvuldig de opnamecoördinatie in de avond- nacht en weekenddiensten en de supervisie op de Spoedeisende Eerste Hulp aan de orde geweest. Het Stafconvent heeft zich regelmatig laten informeren over de voorbereidingen met betrekking tot de accreditatie JCI en het draaiboek / continuïteitsplan grieppandemie. Ook is de richtlijn ‘veilige overdracht van medicatiegegevens’ van de Inspectie voor de Gezondheidszorg aan de orde geweest. Het Stafconvent overlegt regelmatig met de Verpleegkundig Bestuurders.
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
27
4
BELEID, INSPANNINGEN EN PRESTATIES
4.1
MEERJARENBELEID
‘Een professionele organisatie die innovatief wil zijn, moet het verbeteren van allerlei interne processen hoger waarderen dan het ogenschijnlijk gemak van oude gewoonten’ Als academische instelling wil het AMC een heldere visie uitstralen op zijn rol bij topmedische innovaties, verpleegkundige vernieuwingen, patiëntveiligheid en organisatie van de gezondheidszorg, cutting edge biomedische research en modernisering van medisch onderwijs en opleidingen. De inzet van AMC-medewerkers moet in het teken staan van een continu streven naar verbetering; dat is immers het begin van innovatie. Het AMC is dat aan zijn academische achtergrond verplicht en iedere medewerker kan hier op zijn eigen manier aan bijdragen. Op allen rust tevens de plicht om het werk doelmatig en doelgericht in te richten. Zo’n bedrijfsmatiger aanpak weerhoudt het AMC er overigens nimmer van om zijn verleden als ‘gasthuis’ in ere te houden: vriendelijke en empathische bejegening en goede service aan patiënten en studenten staat daarbij centraal. De komende jaren zal het AMC toewerken naar het verkrijgen van accreditatie volgens de normen van de Joint Commission International (JCI). Daarnaast zal de efficiency en transparantie van de bedrijfsvoering tegen het licht worden gehouden langs de principes van het Lean-concept, waarbij het verbeteren van de logistiek en de kwaliteit van de patiëntenzorg centraal staan. Ten slotte wordt met behulp van een zestal doelmatigheidsprojecten de bedrijfsvoering geoptimaliseerd. Zo wil het AMC klaar zijn voor de invoering van de nieuwe prestatiebekostiging van de ziekenhuizen. AMC strategie 2011-2015 Van 18 tot en met 20 januari 2011 heeft een groep van ruim 100 AMC'ers zich gebogen over het strategisch beleid van het AMC in de periode 2011-2015. Uit alle geledingen van de AMC-organisatie zijn daarbij ideeën en suggesties aangedragen. Op deze wijze heeft het AMC zijn nieuwe koers kunnen bepalen, waarbij in een integrale visie patiëntenzorg, onderwijs en opleiding en onderzoek een plaats hebben gekregen. Voor deze beleidsdagen was al een breed vormgegeven raadplegings- en inspraaktraject gevolgd. Vanaf deze driedaagse bijeenkomst in januari 2011 is sindsdien gewerkt aan het handen en voeten geven van het nieuwe AMC-beleid.
Beleid, inspanningen en prestaties
28
4.2
ALGEMEEN BELEID VERSLAGJAAR
In 2009 is een begin gemaakt met de opzet van een integraal risicomanagement van het AMC. Met behulp van een risicoanalyse zijn risicogebieden en lopende activiteiten om de risico’s te beheersen in kaart gebracht. Teneinde de kwaliteit van de facilitaire ondersteuning van het primaire proces te verbeteren is de structuur van de diensten onder de loep genomen en zijn sommige onderdelen overgeheveld naar andere diensten. Patiëntenzorg Kwaliteit van zorg is voor het AMC al jarenlang een speerpunt. Hierbij gaat het om drie aspecten. Allereerst het verschaffen van excellente zorg gebaseerd op de AMC-traditie van evidence-based medicine. Ten tweede een goede logistiek en organisatie van zorg waardoor de infrastructuur en voorzieningen van het ziekenhuis op een patiëntvriendelijke manier worden benut. Tot slot de servicegerichtheid van medewerkers die tot uitdrukking komt in de bejegening van de patiënt en van elkaar. De laatste jaren is daar de expliciete aandacht voor patiëntveiligheid aan toegevoegd. Het AMC heeft een omgevingsanalyse voor de patiëntenzorg uitgevoerd. De drie functies van het AMC - basis-, topklinische- en topreferente zorg - spelen zich af in respectievelijk de lokale, regionale en landelijke geografische markt. Overeenkomstig het academische profiel van het AMC is het aandeel patiënten uit de lokale markt relatief gering. Een groot deel van de geboden zorg is topklinisch of topreferent. Het AMC heeft gekozen voor een aantal speerpunten in de patiëntenzorg, zoals gastrointestinale oncologie, cardiovasculaire aandoeningen en kindergeneeskunde. Tot slot wil het AMC, ter bevordering van de dienstverlening aan de patiënt, het initiatief nemen om in overleg met regionale partners de inzet van ziekenhuiszorg in de Amsterdamse regio beter te stroomlijnen: concentratie daar waar nodig, goede doorstroming over en weer en heldere afspraken over de kwaliteit van de zorg. De investeringen van de afgelopen jaren in de veelbelovende samenwerkingsverbanden met de partnerziekenhuizen helpen daarbij en zullen de komende jaren worden gecontinueerd. Onderwijs en Opleiding Onderwijs en Opleiding zijn de belangrijkste instrumenten om de kwaliteit van de gezondheidszorg hoog te houden. De bachelor-master Geneeskunde is met het curriculum Curius+ in 2009 van start gegaan. Mede als gevolg van de invoering van de nieuwe curricula Curius en Curius+ is er een tijdelijke toename in het aanbod van co-assisten. Om deze toename te accommoderen is een verruiming van de doorstromingsmogelijkheden naar de co-schappen in gang gezet. De opleiding Medische Informatiekunde is opnieuw tot de beste informatiekunde-opleiding in Nederland verkozen. De bachelor opleiding wordt verder verbeterd door de academische vaardigheden te accentueren. Er wordt veel aandacht besteed aan de marketing met behulp van een nieuwe website. Het Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen (OMSO) zal steeds belangrijker worden als bindende factor en plaats waar AMC-brede cursussen voor assistenten worden gegeven en ontwikkeld. Voor de evaluatie van de opleiding is een instrument ontwikkeld en dit wordt breed ingezet. De Graduate School for Medical Sciences heeft een traject van verdere stroomlijning, professionalisering en bovenal een grotere internationalisering van het promotietraject ingezet, naast het verzorgen van onderwijs aan promovendi. In 2010 heeft een nieuwe groep zeer talentvolle jonge onderzoekers een promotiebeurs gekregen om een eigen promotieonderzoek binnen een zelfgekozen onderzoeksgroep in het AMC op te zetten en uit te voeren. Onderzoek Het AMC kiest voor translationeel én klinisch onderzoek. Het onderzoek kent de volgende speerpunten: cardiovasculaire aandoeningen, infectieziekten en immunologie, maag-, darm- en leverziekten, metabole ziekten, neurologische en psychiatrische aandoeningen, oncologie en public health en is samengebracht in een overkoepelend onderzoekinstituut (AMC Onderzoekinstituut). Het bestuur van het AMC Onderzoekinstituut wordt gevormd door de AMC Research Council, die de Raad van Bestuur adviseert. Als de drie UvA-onderzoekszwaartepunten zijn aangewezen: cognitieonderzoek in samenwerking met het Spinoza Instituut, de systeembiologie in samenwerking met de FNWI en international health (Amsterdam Institute for Global Health and Development) in samenwerking met de faculteit Economie. In 2010 is het talentbeleid voor onderzoekers verder ontwikkeld en uitgebreid met een aantal AMC fellowships en AMC postdoc beurzen, bedoeld om talent te behouden en terug te halen.
Beleid, inspanningen en prestaties
29
4.3
ALGEMEEN KWALITEITSBELEID
4.3.1 GEHANTEERDE KWALITEITSSYSTEMEN Het AMC heeft zijn kwaliteitsmanagementsysteem gebaseerd op de accreditatienormen van de Joint Commission International (JCI). Dit kader wordt momenteel internationaal het meest gehanteerd. De waarde ervan is door wetenschappelijk onderzoek en in de praktijk bewezen. Het AMC is voornemens om zijn kwaliteitsmanagementsysteem in 2012 te laten toetsen door JCI (zie ook hoofdstuk 4.4). De basis van het normenkader wordt gevormd door zes internationale patiënt-veiligheidsdoelen waarmee JCI definieert wat een patiënt verwacht tijdens een bezoek aan een ziekenhuis: • zorgvuldige identificatie; • effectieve communicatie; • zorgvuldigheid t.a.v. (high alert) medicatie; • juiste patiënt, juiste interventie, juiste zijde; • voorkomen van ziekenhuisinfecties; • voorkomen van onnodige schade. Om na te gaan of de verwachtingen en ervaringen van een patiënt op één lijn liggen, heeft JCI het normenkader ingedeeld naar twee soorten functies: functies die verband houden met de patiëntenzorg en functies die verband houden met een veilige omgeving en een effectieve en goed geleide organisatie. Deze functies zijn zowel van toepassing op het AMC als geheel als op elke divisie of dienst. De • • • • • • •
aan de patiëntenzorg gerelateerde standaarden zijn: toegang tot de zorg en continuïteit van zorg; rechten van patiënten en familie; beoordeling / assessment van patiënten; behandeling en zorg voor patiënten; anaesthesie en het operatieve proces; beheer en gebruik van medicatie; voorlichting en instructie aan patiënten en familie.
De • • • • • •
instellingsgebonden standaarden zijn de volgende: kwaliteitsverbetering en patiëntveiligheid; preventie en beheersing van infecties; bestuur, leiderschap en richting; facilitair management en veiligheid; kwaliteit en onderwijs personeel; management van communicatie en informatie.
Allereerst is er binnen het AMC een nulmeting uitgevoerd met dit normenkader. Zo werd in het voorjaar van 2010 zichtbaar waar de JCI-standaarden en de dagelijkse praktijk van het AMC met elkaar overeen kwamen. Vervolgens zijn de uitkomsten in 2010 voorgelegd aan twee JCI-consultants die een second opinion hebben gegeven over het primaire proces, de ondersteunende en facilitaire diensten. De aanbevelingen van de JCI-consultans zijn verwerkt in een aktielijst. Aan elke aktie is een opdrachtnemer verbonden die verantwoordelijk is voor de verdere verbetering. Daarnaast zijn 350 AMC-medewerkers opgeleid om de JCI-normen te kunnen toepassen in de praktijk. Ook zijn 36 medewerkers specifiek getraind door JCI-consultants in het uitvoeren van een interne toetsing binnen de eigen divisie of dienst. De uitkomsten van de interne toetsingen worden centraal teruggekoppeld. Tot slot wordt het JCI-normenkader als basis gebruikt voor het kwaliteitshandboek waarin alle beleidsdocumenten, procedures en richtlijnen zijn ondergebracht. Dit kwaliteitshandboek is digitaal beschikbaar door middel van een documentmanagement-systeem. Voor de inrichting is het project Kwadraet ( Kwaliteit dragen en toetsen) van start gegaan. Uiteindelijk worden alle kwaliteitsdocumenten in dit systeem ondergebracht. De inrichting is in 2011 gereed.
Beleid, inspanningen en prestaties
30
4.3.2 KWALITEIT VAN INFORMATIE EN REGISTRATIE Registratie Het jaar 2010 zou het voorbereidende jaar zijn op de introductie van DBC’s Op weg naar Transparantie (DOT), maar door de val van het laatste kabinet Balkenende is de invoering van DOT uitgesteld. Toch heeft het AMC de activiteiten opgepakt om zich voor te bereiden op het nieuwe DBC-systeem. Er is veel energie gestoken in het project BROO: basisregistratie op orde. Het grootste deel van de afdelingen is bezocht om de huidige registratie van geleverde zorg in kaart te brengen, omissies op te sporen en aanbevelingen achter te laten. Daarnaast zijn de centrale en decentrale DBC-consulenten gestart met het doorgronden van de beslisbomen van DOT. De consulenten hebben per specialisme een grondige analyse uitgevoerd van de opbouw van de DOT-structuur, en hebben onderzocht of, en hoe de specifieke zorg die het AMC levert in DOT terugkomt. Verbeterpunten zijn aangedragen aan DBC-onderhoud die veel van de voorstellen heeft gehonoreerd. Pas als in de zomer van 2011 de DOT-tarieven worden gepubliceerd wordt duidelijk wat het effect is voor het AMC. Het AMC was een van de koploperziekenhuizen voor wat betreft het grouperen, ofwel het aanleveren van zorggegevens aan de landelijke afleidingssoftware die van uitgevoerde activiteiten een DOT zorgproduct maakt. Die voorsprong hebben we ook in 2010 gebruikt om onze verbinding met de landelijke ‘Grouper’ goed te testen en daar waar nodig te verbeteren. Alle signalen wijzen er voorlopig op dat DOT doorgaat. Daarom zal het AMC veel energie steken in de juiste, tijdige en volledige vastlegging van de geleverde zorg. Op die manier is het AMC optimaal voorbereid op DOT en de aangekondigde prestatiebekostiging.
4.3.3 HUISVESTING EN TERREINONTWIKKELING In 2010 is in het AMC voortvarend gewerkt aan het renovatieprogramma en aan de ontwikkeling van het AMC-terrein. Deze werkzaamheden zijn in ruim zeventig verschillende projecten uitgevoerd, waarvan enkele een doorlooptijd hebben van meerdere jaren. Uitbreiding poliklinieken In 2010 is een belangrijke stap gezet met het uitbreiden van de capaciteit van de poliklinieken van het AMC door het in gebruik nemen van de vijf verdiepingen tellende nieuwbouw op het Q-gebouw. Deze nieuwbouw huisvest de poliklinieken van Inwendige Geneeskunde, de zogenoemde prikpoli voor bloedafname en het Centrum voor Voortplantingsgeneeskunde. Dit laatste is in een hypermoderne faciliteit op de bovenste verdieping van het nieuwe gebouw. Onderdeel van dit centrum is een cleanroom-faciliteit waar in een nauwkeurig gecontroleerde laboratoriumomgeving gewerkt kan worden. Met het uitbreiden van de poliklinieken is een eerste stap gezet op weg naar een volledige renovatie van alle poliklinieken van het AMC, gevestigd in gebouw A. Dit gebouw zal in de komende jaren gefaseerd worden gerenoveerd, terwijl de zorgverlening in dat gebouw min of meer ongehinderd doorgang vindt. Mede door een jaarlijkse stroom van zo’n 400.000 bezoekers aan de poliklinieken, zal dit geen eenvoudige logistiek opgave worden. Rode Luifel In 2010 is ‘De Rode Luifel’ opgeleverd. Dit tijdelijke gebouw is als een rode buitengevel om het A-gebouw gerealiseerd. Het is enerzijds bedoeld als faciliteit om tijdens de renovatie tijdelijke huisvesting te bieden aan poliklinieken. Daarnaast zijn in dit gebouw twee nieuwe functies van het AMC gehuisvest, de poliklinische apotheek en Procolo, het zelfstandig behandelcentrum voor darmonderzoek. Met de poliklinische apotheek wordt het voor patiënten mogelijk om alle dagen van de week, 24 uur per dag, geneesmiddelen voor thuisgebruik te verkrijgen. De apotheekfunctie is onlosmakelijk verbonden met de Huisartsenpost die al enige tijd op het AMC-terrein is gevestigd, geïntegreerd met de Spoedeisende Hulp.
Beleid, inspanningen en prestaties
31
Energiecentrale In 2010 is volop gewerkt aan de renovatie van de energiecentrale. Een letterlijk hoogtepunt in deze werkzaamheden was het inhijsen van twee nieuwe motoren voor de warmte-kracht-koppeling. Deze motoren zijn in het najaar van 2010 met hulp van enkele enorme hijskranen op hun plek in de nieuwe centrale neergezet. De oude motoren zijn buiten gebruik gesteld en na vele jaren trouwe dienst gedemonteerd en afgevoerd. In de loop van 2011 worden de twee nieuwe motoren in bedrijf gesteld. Daarna wordt de derde en laatste WKK-motor geïnstalleerd en in bedrijf genomen. Operatiekamers De eerste fase van de renovatie van de klinische operatiekamers van het AMC is eind 2010 vrijwel volledig afgerond. Na uitgebreid testen van de nieuwe kamers en installaties zullen deze vier operatiekamers begin 2011 in gebruik worden genomen. Het renovatieproject wordt in 2011 voortgezet. Medical Business Park De samenwerking met de gemeente Amsterdam voor de ontwikkeling van een Medical Business Park op het AMC-terrein is in 2010 voortgezet. De werkzaamheden hebben zich geconcentreerd op het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het AMC-terrein ter vervanging van het plan uit 1974. Ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan is onder meer onderzoek uitgevoerd naar de bodem- en luchtkwaliteit en de bereikbaarheid van het terrein. Naar verwachting kan dit nieuwe bestemmingsplan aan het einde van 2011 ter visie worden gelegd. Bereikbaarheid van het AMC Rijkswaterstaat heeft plannen om de verbinding tussen de A1, A6 en A9 (Almere-Schiphol) te verbeteren. In de periode 2011–2020 zal door de beoogde bouwwerkzaamheden de bereikbaarheid van het AMC ernstig beperkt kunnen worden. Het AMC houdt de ontwikkelingen nauwgezet in de gaten en denkt mee met Rijkswaterstaat bij de totstandkoming van het Tracébesluit begin 2011. In 2010 zijn verdergaande afspraken gemaakt over toetsing door, samenwerking met, en coördinatie tussen Rijkswaterstaat en het AMC met het oog op bereikbaarheid van het AMC voor nood- en hulpdiensten en voor patiënten, bezoekers en werknemers gedurende de voorgenomen wegaanpassingen. Brandveligheid Een belangrijk deel van de in 2009 aangekondigde werkzaamheden ter bevordering van de brandveiligheid is afgerond. Door te werken met vaste procedures, zoals de invoering van een faseringsmatrix, een keuringsplan veiligheidsmiddelen, inspectieschema’s, een opleverprotocol en de werkvergunningsprocedure is de brandveiligheid goed te bewaken en te borgen. Het nieuwe, gerenoveerde OK-complex is inmiddels voorzien van een sprinklerinstallatie. Deze installatie is niet geëist op grond van wet- en regelgeving, maar is een bewuste keus geweest van het AMC om een hoger brandveiligheidsniveau te realiseren. Het AMC beschikt intussen over twee coördinatoren brandveiligheid met eigen aandachtsgebieden. Deze coördinatoren vertegenwoordigen het AMC in het regulier overleg met de handhavende onderdelen van de overheid en zijn bevoegd om (namens de directeur Huisvesting) het veiligheidsbeleid in het AMC te handhaven. De coördinatoren worden ook ingezet om de BHVCalamiteitenploeg te trainen en operationeel aan te sturen. In oktober 2010 is het beleidsdocument ‘brandveiligheid AMC’ vastgesteld en overhandigd aan De overheid.
4.3.4 ICT In het afgelopen jaar hebben zich ten behoeve van de primaire processen van het AMC de volgende ICT-ontwikkelingen voorgedaan. Patiëntenzorg Een belangrijk onderdeel van het Elektronisch Patiëntendossier (EPD) is, naast de naslagmogelijkheden van uitslagen, verslagen en brieven, de elektronische dossiervoering voor zorgverleners. Hiermee zijn in 2010 belangrijke resultaten geboekt met onder andere de digitalisering op de Spoedeisende Hulp en de invoering van de E-status bij het Hartcentrum. Daarnaast is er hard gewerkt aan de ontwikkeling van een elektronische status voor de kindergeneeskunde, deze wordt begin 2011 in gebruik genomen.
Beleid, inspanningen en prestaties
32
Een deel van de patiëntinformatie wordt organisatiebreed gedeeld: de zogeheten Algemene Status. Onder deze vlag zijn de allergieregistratie en de code behandelingsbeperking in 2010 in gebruik genomen en volgt begin 2011 het onderdeel MRSA. Het elektronisch aanvragen van aanvullend onderzoek is een ander belangrijk onderdeel van het EPD. Klinische genetica, klinische neurofysiologie, hartcatheterisatie en nucleaire geneeskunde vragen onderzoek elektronisch aan. Dit wordt gestaag verder ingevoerd. Ondanks bovenstaande ontwikkelingen - vooral een voortschrijdende uitrol van beschikbare functionaliteit - is geconstateerd dat de zorg tegenwoordig andere eisen stelt aan een EPD dan waaraan de huidige systemen voldoen. Een moderner en meer geïntegreerd EPD is noodzakelijk. De vervanging van de EPD-omgeving van het AMC is onderdeel van de meerjarenstrategie van het AMC. Medio 2010 is de strategiefase gestart om de EPD-vervanging voor te bereiden. Onderdeel van het traject zal een Europese aanbesteding zijn, te starten in de loop van 2011. Diverse medische afdelingssystemen moeten, net als het EPD, vervangen worden om met de tijd mee te gaan. Recent zijn de systemen voor longfunctie, bloedtransfusie en klinische neurofysiologie vervangen. Voor de vastlegging van allerhande beeldmateriaal is bovendien het systeem Clinical Assistent ingevoerd. De SURPASS-checklist trekt - met name - sinds eind 2010 veel media-aandacht: het is een multidisciplinaire checklist om onbedoelde schade bij de (operatie)patiënt te voorkomen. Een digitale versie hiervan is in 2010 ontwikkeld en werkt samen met de EPD onderdelen: AMC Zorgdesktop, OKPlus en Metavision. De digitale versie van SURPASS wordt begin 2011 in gebruik genomen. Onderwijs en Opleiding Naast het opstellen van een Leermanagementsysteem (LMS) en het vaststellen van het beleid E-portfolio voor verpleegkundigen is er een LMS geïmplementeerd; in eerste instantie voor ondersteuning van bij- en nascholing en HR-ontwikkeling. Een pilot voor de gebruikersgroep verpleging van de divisie Inwendige Specialismen is gestart, afdelingen van andere divisies zullen hierop aansluiten. Voor AIOS Heelkunde en Orthopedie is het digitaal portfolio van de firma Vrest geïmplementeerd. Er is voor het eerst een koppeling met het OK-systeem van Chipsoft gerealiseerd waardoor de verrichtingen op de OK automatisch in het portfolio terecht komen. De AIOS kunnen het portfolio ook in de affiliatie- ziekenhuizen gebruiken. Waardenweb, een website voor morele reflectie, is ontwikkeld en gelanceerd vanuit het AMC voor (huis)artsen en artsen in opleiding in Nederland. De interactieve E-learning is zeer positief ontvangen ook vanuit de landelijk media. Verschillende andere beroepsgroepen (bijvoorbeeld Verpleging) hebben hun interesse getoond. Inzet van simulatie binnen onderwijs en opleiding voor multidisciplinair samenwerking en training van kennis en kunde is een speerpunt. De eerste aanzet is gemaakt door middel van een AMC-brede enquête over dit onderwerp. Uitkomst van de enquête geeft input voor het opstellen van een meerjarenplan. Onderzoek Het Domein Onderzoek is gestart met het versterken en uitbereiden van de technische infrastructuur voor onderzoekers, waar binnen zij hun werk efficiënt en effectief kunnen uitvoeren. Een doelarchitectuur voor de technische infrastructuur is opgesteld. Aan onderzoekers wordt een gestructureerde omgeving aangeboden voor de verschillende soorten onderzoek. Hiervoor zijn opslag van data, ontsluiting van data, en aspecten zoals beveiliging, privacy en beheer geregeld. Het Parelsnoerinitiatief heeft nu alle 8 parels (de ziektebeelden: LML, Reuma, BED, Dementie, CVA, Diabetes, Nierfalen, IBD) geïmplementeerd en de in data- en biobanken opgeslagen patiëntgegevens worden gebruikt voor landelijk onderzoek. Het project E-Bioscience ontwikkelt een krachtiger infrastructuur met behulp van grid-technologie voor de biomedische onderzoekers. Een groot aantal cases is beschreven en één case is geïmplementeerd. Voor medical imaging en DNA sequencing worden nieuwe applicaties ontwikkeld waarmee de rekentijd voor deze cases aanzienlijk wordt verkort. Mede vanuit wettelijke verplichting is bij de Medisch Ethische commissie het archiveren gedigitaliseerd en het workflowproces geautomatiseerd ondersteund. Internet/Intranet In april 2010 is het AMC webteam opgericht. Het Webteam is verantwoordelijk voor de functionaliteit van inter- en intranet van het AMC, neemt een deel van de redactionele werkzaamheden op zich, en ondersteunt de decentrale (inhoudelijke) redacteuren. Het webteam geeft advies over het gebruik van het web als communicatiemiddel voor het gehele AMC. Daarnaast is het Webteam bezig met de uitvoering van verschillende projecten, waaronder de volledige vernieuwing van amc.nl.
Beleid, inspanningen en prestaties
33
Het webteam is een dynamisch multidisciplinair team met redacteuren, contentspecialisten, webcommunicatieadviseurs, een projectcoördinator, een functioneel beheerder, een vormgever en een technisch adviseur. De vernieuwing van amc.nl is in volle gang: in 2010 is gezorgd voor de herstructurering van patiëntgerichte zorginformatie op amc.nl. De onderdelen 'Afspraak op de polikliniek' en ‘Opname voor meerdere dagen’ zijn geheel vervangen. De onderdelen bieden de patiënt nu gerichte informatie over zijn of haar (toekomstige) afspraak of opname in het AMC, toegespitst per afdeling. Zo wordt er toegelicht wie de patiënt kan bellen om vragen te stellen of een afspraak te maken en hoe zij zich kunnen voorbereiden op een bezoek aan het ziekenhuis en welke voorzieningen er voor hen zijn. Ook kan de patiënt alvast kennismaken met het team van verpleegkundigen en artsen op de afdeling via de functionaliteit ‘Wie is mijn dokter?’ bestaande uit een foto en een kort cv. Naast de patiënteninformatie is ook de bezoekersinformatie, de research-informatie en de informatie over de organisatie op amc.nl gestructureerd en uitgebreid. Tevens is er gekozen voor een nieuw contentmanagementsysteem dat het mogelijk maakt om eenvoudig, zonder veel technische kennis, documenten en gegevens op internet te publiceren. Volgend jaar zal het Webteam amc.nl compleet vernieuwen en vormgeven tot een website die gebruiksvriendelijker is, technisch beter presteert, en nauwer aansluit bij de behoeften van bezoekers. Overige ICT-ontwikkelingen Programma Facilitaire Ondersteuning-ICT (FO-ICT) Het programma FO-ICT is in 2010 succesvol afgerond en overgedragen aan de ADICT. Met de afronding van dit programma is de centralisatie van de ICT-dienstverlening op werkplek, server en multifunctionals bij nagenoeg alle divisies afgerond. Alleen de divisie Laboratoriumspecialismen vraagt nog om afrondende werkzaamheden in 2011 die door de ADICT zullen worden uitgevoerd. Met name de exclusieve en complexe ICT-omgeving van deze divisie vraagt om een aangepaste migratiestrategie en –uitvoering. In totaal zijn 5.500 werkplekken - van de in totaal 7000 werkplekken - gemigreerd naar één van de nieuwe AMC standaard werkplekdiensten. Inmiddels vinden de eerste reguliere vervangingen plaats van oude PC’s conform het vastgestelde PC-hardwarebeleid. Uiteindelijk is in 2010 ook de vervanging van het kopieerplatform naar multifunctionals afgerond en opgeleverd. De koppeling van dit platform aan de nieuwe AMC-personeelspas, om private printing en het follow-me-principe te realiseren, zal in 2011 afgerond worden. De uitloop van dit onderdeel is vooral gelegen in de verlate besluitvorming over de uiteindelijke AMC-personeelspas en de levering van de daarvoor benodigde paslezers. De uiteindelijke rationalisatie en reductie van het decentrale printerlandschap zal eveneens in 2011 uitgevoerd worden vanuit de ADICT. Programma Basis-Infrastructuur Het programma BI heeft als doelstelling om een - onder architectuur- gebouwde basis-infrastructuur te realiseren die voldoet aan de volgende kenmerken: • betrouwbaarheid: de infrastructuur ondersteunt de bedrijfsvoering, zonder schade door ongewenste onderbrekingen in de aan de gebruikers te leveren services of verlies van gegevens; • flexibiliteit: snel de gevraagde capaciteit en functionaliteit te leveren; • kostenefficiency: afgestemd op de behoefte, waarbij marktconform producten, diensten en tarieven worden aangeboden. Flexibiliteit wordt bereikt met een schaalbare en aanpasbare infrastructuur. Beschikbaarheid en veiligheid vormen de basis voor een betrouwbare infrastructuur. Om dit kostenefficiënt en duurzaam te leveren moeten de beheerbaarheid en de toerekenbaarheid optimaal zijn. In 2010 zijn in aanvang in totaal veertig projecten benoemd voor uitvoering. Deze waren toebedeeld naar een tweetal aandachtsgebieden, te weten: Innovatie en Regulier beheer. Van deze veertig projecten is de begindatum van een zestal projecten doorgeschoven naar 2011 en lopen er een viertal gepland door naar 2011. Van de overige dertig projecten zijn er 24 projecten volledig afgerond en een zestal lopen nog door naar januari 2011. Dit betekent dat 80% van de uiteindelijk in 2010 gestarte projecten binnen tijd zijn gerealiseerd. Programma TOP 2010 is ook het jaar van de keuzes voor het programma Toekomst Ondersteunende Processen (TOP). TOP is het programma voor de invoering van het product CareCtrl op basis van SAP. Voor wat betreft ICT heeft de tweede helft van het jaar vooral in het teken gestaan van applicaties en architectuur rond TOP.
Beleid, inspanningen en prestaties
34
Er is met een breed team gewerkt aan de architectuur, de projectie van functies en processen op het applicatielandschap, de allocatie van master-datamanagement, het opstellen van (informatie) technische specificaties en vereisten, het voorbereiden van koppelingen en conversies, het voorbereiden van het beheer etc. Tevens is er bij voortduring de brug gezocht met de verschillende functionele groepen binnen TOP om techniek aan te laten sluiten bij de bedrijfsvoering. De betrokkenheid van ICT bij TOP bereikte een piek rond de twee aanbestedingsmomenten (zomer en eind 2010). Eind 2010 is er een start gemaakt met de opbouw van de eerste volledige SAP omgeving ten behoeve van TOP. Veiligheid Op het gebied van informatiebeveiliging zijn de eerder ingezette acties om te voldoen aan de NEN7510-norm, vervolgd. Het doel van de norm is dat de beschikbaarheid, vertrouwelijkheid en integriteit worden beschermd, naar mate het belang en de gevoeligheid van de informatie dat bepalen. Rond het einde van 2010 heeft het AMC een externe audit laten uitvoeren op basis van het voor alle Nederlandse ziekenhuizen vastgestelde NVZ-toetsingsreglement. De resultaten geven aan dat het AMC duidelijk op de goede weg zit. Leveranciers van nieuwe en vernieuwde producten moeten in toenemende mate gaan voldoen aan eisen die vanwege beschikbaarheid, vertrouwelijkheid en integriteit worden gesteld. Dit geldt niet alleen voor de informatiesystemen die worden geleverd, maar ook voor de wijze waarop deze systemen tot stand zijn gekomen en worden onderhouden. Verschillende bedreigingen in de categorie 'social engineering' (het met een list proberen gebruikers zo ver te krijgen dingen te doen die niet de bedoeling zijn, zoals een wachtwoord aan een derde verstrekken) blijven langskomen. Dat vergt bij herhaling het verstrekken van waarschuwingen aan gebruikers per e-mail en in Status, maar ook extra inzet van ICT-medewerkers om –de gevolgen van- uitglijders van individuele medewerkers te herstellen. Het NFU-project 'beveiligde mail in de zorg' wordt in samenwerking met Nictiz voortgezet in een Proof-of-Concept pilot. De eerder ingezette migratie van netwerk, werkstations en decentrale servers is nagenoeg afgerond.
Beleid, inspanningen en prestaties
35
4.4
KWALITEITSBELEID TEN AANZIEN VAN PATIËNTEN
Veiligheid patiënten Patiëntveiligheid is een centraal thema in het AMC-beleid. Er vinden binnen het AMC verschillende initiatieven plaats om de patiëntveiligheid te verbeteren, zowel centraal als decentraal. Implementatie Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) Het AMC heeft in 2009 besloten om te participeren in het nationale VMS Veiligheidsprogramma ‘Voorkom schade; werk veilig’. Dit programma is gebaseerd op het rapport ‘Hier werk je veilig of je werkt hier niet‘ (2004) van Rein Willems (President-directeur Shell Nederland), waarin wordt aanbevolen dat ziekenhuizen met een gecertificeerd Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) werken. Een VMS is een systeem om risico’s in de organisatie te monitoren en te beheersen. Het veiligheidsprogramma heeft tot doel de patiëntveiligheid in de Nederlandse ziekenhuizen in vijf jaar tijd te verbeteren door de invoering van een veiligheidsmanagementsysteem en het behalen van specifieke doelstellingen voor 10 zorginhoudelijke thema’s. Bij het Directoraat Patiëntenzorg is de coördinatie van het landelijke veiligheidsprogramma en de rapportage naar de externe organisaties belegd. Het beleid en de te behalen doelstellingen voor het AMC ten aanzien van het VMS-programma zijn beschreven in het document ‘Veiligheidsplan AMC’. In 2010 is de onvoering van het veiligheidsmanagementsysteem gecontinueerd volgens de afgesproken deadlines in het veiligheidsplan. Alle tien de zorginhoudelijke thema’s zijn gestart en het streven is om de thema’s in 2012 afgerond te hebben met een succesvolle invoering. De invoering van het veiligheidsmanagementsysteem en de tien thema’s gebeurt sinds medio 2010 in nauwe afstemming met de JCI-accreditatie. JCI Het AMC wil kwaliteit en patiëntveiligheid zichtbaar en inzichtelijk maken voor patiënten, huisartsen, zorgverzekeraars, de overheid en alle overige belanghebbenden. Het AMC heeft zich tot doel gesteld zijn kwaliteitsmanagementsysteem in 2012 te laten accrediteren volgens de eisen van de Joint Commission International (JCI). Dit is een accrediterende instantie die wordt erkend door de WHO. Het AMC laat zich daarmee spiegelen aan internationale JCIgeaccrediteerde ziekenhuizen in veertig landen. JCI biedt een normkader voor patiëntveilige zorg en een veilige omgeving voor medewerkers, bezoekers en patiënten. In dit kwaliteitskader gaat het enerzijds om patiëntgerichte thema’s waarbij de patiënt wordt gevolgd vanaf het eerste contact met het ziekenhuis tot ontslag. Anderzijds bevat het kader normen voor de totale bedrijfsvoering. De afdeling Kwaliteit en Proces Innovatie (KPI) is verantwoordelijk voor deze ziekenhuisbrede accreditatie. Alle leidinggevenden en kwaliteitsmedewerkers hebben een training gevolgd om kennis te maken met de JCI-methodiek. Daarnaast zijn 35 AMC-medewerkers opgeleid om zelf regelmatig een JCIaudit op de eigen afdeling uit te voeren. JCI-consultants hebben in 2010 diverse proefaudits uitgevoerd in de directe patiëntenzorg en in de ondersteunende diensten. Met de aanbevelingen zijn diverse thema’s opgepakt om de patiëntenzorg te verbeteren. SURPASS Het effectiviteitonderzoek van het Surgical Patient Safety System (SURPASS) werd op 11 november 2010 in het New England Journal of Medicine gepubliceerd. De onderzoeksuitkomsten waren voor de Raad van Bestuur aanleiding om SURPASS in te voeren voor alle patiënten die een operatie ondergaan. Naar verwachting is de uitrol van SURPASS in de eerste helft van 2011 een feit. Spoed Interventie Systeem (SIS) In het kader van de JCI en op verzoek van de Inspectie wil het AMC wil een systeem introduceren waarbij de vitaal bedreigde patiënt vroegtijdig(er) herkend en behandeld zal gaan worden. Daarom is een start gemaakt met de implementatiebundel ‘Vroegtijdige herkenning vitaal bedreigde patiënt’ van VMS die deel uitmaakt van de invoering van het Spoed Interventie Systeem (SIS).
Beleid, inspanningen en prestaties
36
Dit systeem bestaat uit drie onderdelen: • de verpleegkundige vult een score-kaart in genaamd: Modified Early Warning Signs (MEWS); • wanneer de MEWS een score oplevert van 3 of meer punten, dienen de bevindingen te worden gecommuniceerd met de arts met behulp van het communicatieinstrument Situation, Background, Assessment, Recommendation and Repeat-back (SBAR); • indien nodig kan zowel de geconsulteerde arts als de verpleegkundige een Spoed Interventie Team (SIT) oproepen dat bestaat uit een IC-arts en een IC-verpleegkundige. Dit team komt interveniëren op de afdeling zelf. Er zijn nu al aanwijzingen dat de vitaal bedreigde patiënt beter wordt herkend na invoering van deze methodiek. Daarom koppelt het AMC de invoering van het SIS aan een onderzoek, ‘The Cost and Outcomes analysis Of Medical Emergency–studie (COMET-studie)’. Deze studie is eind 2009 van start gegaan op vier afdelingen en loopt tot eind 2011. Parallel aan dit traject is een start gemaakt met de invoering van MEWS en het communicatie instrument SBAR bij de divisie Inwendige Specialismen. Medicatieveiligheid Medicatieveiligheid is een onderwerp dat nationaal en internationaal uit meerdere invalshoeken veel aandacht krijgt. In 2009 is binnen het AMC een start gemaakt met de thema's Cytostatica en Medicatieoverdracht die een vervolg kregen in 2010. In 2010 is op basis van een pakketselectie een nieuw systeem aangeschaft ter ondersteuning van het proces van het voorschrijven, bereiden en toedienen van cytostatica. Ter voorkoming van fouten bij de overdracht van medicatiegegevens is een beoogde nieuwe werkwijze voor opname en ontslag vastgesteld, en in een pilot geïmplementeerd. Alle betrokken medewerkers onderschrijven het nut en noodzaak medicatieverificatie bij de overdracht van medicatiegegevens, maar de beoogde werkwijze blijkt momenteel niet haalbaar in de praktijk. Ook andere ziekenhuizen hebben vergelijkbare ervaringen en er is een trend waarneembaar, waarbij medewerkers van de apotheek een grote rol hebben in de uitvoering van medicatieverificatie. Het digitale formulier voor het melden van medicatiegerelateerde incidenten is geoptimaliseerd naar een eenvoudig en efficiënt meldingsformulier dat tevens voldoet aan de gestelde richtlijnen van de Centrale Medicatiefouten Registratie (CMR). Voor het onderwerp ‘klaarmaken en toedienen van parenteralia’ is in het AMC een oriënterende enquête uitgezet onder verpleegkundigen. Bevindingen uit de enquête komen overeen met de bevindingen uit medicatiegerelateerde tracers ten behoeve van de aankomende JCI-accreditatie. Het blijkt dat nog winst te behalen valt door standaardisatie van de medicatiegerelateerde processen. Voor 2011 zal de focus liggen op het realiseren van de doelstellingen voor de aankomende JCI-accreditatie.
4.4.1 KWALITEIT VAN DE ZORG Speerpunten Onder kwaliteit van zorg verstaat het AMC het bieden van excellente zorg, gebaseerd op onderzoek, en verstrekt op een goed georganiseerde, vriendelijke en veilige manier. Een groot deel van die zorg is topklinisch of topreferent. Topreferente zorg wil zeggen dat de diagnostiek en behandeling van patiënten, die doorgaans door specialisten van andere ziekenhuizen worden doorverwezen, door specialisten van het AMC plaatsvindt. De topreferente functie van het AMC bestrijkt zo goed als alle specialismen met een speerpuntenbeleid voor de ziektes vallend binnen de aandachtsgebieden. Het AMC heeft gekozen voor een viertal speerpunten in de patiëntenzorg. Dit ‘AMC-profiel’ omvat gastrointestinale oncologie (het Gastro Intestinaal Oncologisch Centrum Amsterdam (GIOCA) en het ColectoRaal Cancer screeningscentrum (CRC)), vasculaire aandoeningen (het Hartcentrum en de interventieradiologie), Kindergeneeskunde (het consolideren van een volwaardig academisch kinderziekenhuis) en immunologie & infectieziekten. Daarnaast beschikt het AMC over een groot aantal topklinische functies. Hierbij gaat het om medische voorzieningen waarvan de spreiding, met het oog op de hoge kosten en vereiste expertise, door de overheid is geregeld. Voorbeelden hiervan zijn niertransplantatie, radiotherapie en neonatologische intensive care. Excellente zorg vereist dat de (para)medische en verpleegkundige medewerkers goed zijn opgeleid, hun deskundigheden op peil houden en toepassen in de praktijk. De grote hoeveelheid en verscheidenheid aan (wetenschappelijke) onderzoeken en publicaties zijn bewijzen van deze deskundigheden op allerlei gebied. Beleid, inspanningen en prestaties
37
Prestatie-indicatoren Het AMC verschaft inzicht in de kwaliteit van de zorg onder meer via het programma ‘Zichtbare Zorg Ziekenhuizen’ en de prestatie-indicatoren van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Patiënten, zorgverzekeraars, de overheid en andere belanghebbenden vragen steeds nadrukkelijker naar informatie over specifieke zorgprocessen en de behandeling van bepaalde aandoeningen. Deze gegevens worden opgevraagd via de indicatorensets. Diverse artsen in het AMC zijn dan ook betrokken bij het inzichtelijk maken van de geleverde kwaliteit van zorg. In 2010 is informatie aangeleverd over operatieve processen, verpleegkundige zorg, intensive care, oncologie, hart en vaten, infectieziekten en een 23 tal aandoeningen. Deze informatie bestrijkt vele terreinen en is voor patiënten terug te vinden via www.kiesbeter.nl, www.ziekenhuizentransparant.nl of www.zichtbarezorg.nl. De scores op prestatie-indicatoren kunnen niet altijd gezien worden als absolute maat om kwaliteit uit te drukken, maar zijn veeleer een signaal van het achterliggende proces. De Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) participeert in de verdere ontwikkeling hiervan en wil een verdiepingsslag maken in discussies over kwaliteit en kwaliteitsinformatie. Onderlinge vergelijking tussen ziekenhuizen is veelal niet goed mogelijk. Oorzaken hiervoor zijn interpretatieverschillen in definities, inadequate registratie en vooral verschillen in patiëntenmix. Wel is een vergelijking in de tijd binnen een ziekenhuis mogelijk. Prestatieindicator aangaande Decubitus en huidletsels ontstaan door incontinentie Decubitus en huidletsels vanwege incontinentie veroorzaken veel pijn en ongemak. Het ontstaan is vaak te voorkomen door goede preventieve maatregelen en het tijdig opsporen van patiënten, die een verhoogd risico lopen. Ze zijn een belangrijke indicator voor de kwaliteit van de verpleegkundige zorg. Daarom wordt hierover ook aan de IGZ gerapporteerd. Bij het beperken van de neemt maatregelen om de prevalentie van ontstane decubitus te verminderen. In het AMC is ook een coördinator decubitus- en wondzorg werkzaam. De coördinator en de twee decubitus- en wondconsulenten adviseren verpleegkundigen van verpleegafdelingen en poliklinieken over decubituspreventie en wondverzorging. In 2010 ging het in totaal om 1.182 consulten. Als indicator om inzicht te krijgen in de omvang van de problematiek rond decubitus worden zogenaamde puntprevalentiemetingen gedaan. Bij een puntprevalentiemeting wordt op een bepaald tijdstip bij alle patiënten van het ziekenhuis onderzocht of zij decubitus of huidletsels door incontinentie hebben. In 2010 zijn 404 patiënten op één dag onderzocht. Bij 23 patiënten is letsel vastgesteld die tijdens opname is ontstaan of verergerd. Daarnaast wordt voor specifieke aandoeningen het decubitusrisico inzichtelijk gemaakt. Aan de inspectie wordt gerapporteerd wat de incidentie is bij patiënten met een totale heupvervanging. Bij patiënten die hiervoor op de verpleegafdeling Orthopedie verpleegd zijn, is gekeken hoe vaak decubitus of letsel is ontstaan. Bij twee patiënten is decubitus en/of huidletsel vastgesteld. De incidentie bedroeg 2,4%.
Voorbeelden en initiatieven gerelateerd aan de kwaliteit van de zorg Acute zorg Het AMC heeft als zelfstandig traumacentrum de opdracht een regionaal overleg acute zorg (ROAZ) te organiseren, een netwerkorganisatie, waarin door nauwe samenwerking afspraken worden gemaakt om een patiënt die acute zorg nodig heeft, zo snel mogelijk op de juiste plaats te laten terechtkomen. Binnen dit overleg wordt het zorgaanbod in de regio in kaart gebracht zodat zorgcapaciteit goed op elkaar aansluit. Een ander aandachtsgebied betreft de voorbereiding van geneeskundige hulp bij rampen. Dit geschiedt i.s.m. de geneeskundige hulpverleningsorganisaties in de regio (GHOR). Deelnemers aan dit overleg zijn ziekenhuizen, ambulancevoorzieningen, regionaal geneeskundige functionarissen (RGF), huisartsen (nog niet vertegenwoordigd), GGZ–instellingen en verloskundigen. In 2010 zijn de basiseisen voor de verschillende SEH’s binnen de regio geïnventariseerd en is een aanzet gegeven tot het opstellen van de SEH-profielen van de ziekenhuizen. In een bestuurlijk overleg tussen ziekenhuizen is een akkoord bereikt over de besteding van financiële middelen ter aanwending van chemische, biologische, radiologische en nucleaire rampen. Daarnaast kwam het ROAZ ook dit verslagjaar twee keer voltallig bijeen. In 2011 zal expliciet aandacht wordt gegeven aan een aantal, door VWS geprioriteerde ziektebeelden, te weten acute heuptrauma’s, myocardinfarct, CVA’s, acute obstetrie, acute psychiatrie die de SEH-profielen completeren, waarna activiteiten m.b.t. afstemming kunnen worden gestart. In het ROAZ-AMC zijn de thema’s Intensive Care en Vaatchirurgie toegevoegd. Een gezamenlijk protocol is in voorbereiding om te komen tot vermindering dan wel verbeterde spreiding m.b.t. SEH-stops met als doel altijd voldoende adequate acute zorg te kunnen bieden.
Beleid, inspanningen en prestaties
38
Ziekenhuis-rampenopvangplan (ZiROP) Het Academisch Medisch Centrum beschikt over een ziekenhuis-rampenopvang plan. Het is van belang dat sleutelfunctionarissen regelmatig deel nemen aan activiteiten op het gebied van opleiden, trainen en oefenen (OTO) van (delen van) het ZiROP. De OTO-stimuleringsgelden die hiervoor beschikbaar zijn, hebben voor dit doel een duidelijke meerwaarde. De doelen in het kader van externe rampenopvang in 2010 waren: • checken van het ZiROP aan het vernieuwde, landelijk referentiekader en hierop aanpassen; • bevorderen van de transparantie van de command- en controlstructuur door het beschikbaar hebben van actiekaarten van sleutelfunctionarissen; • investeren in kennis en vaardigheden en hierop de OTO-activiteiten afstemmen. De twee eerste doelen worden gerealiseerd begin 2011 en vormen uitgangspunt voor de OTOactiviteiten in dat jaar. De OTO-stimuleringsgelden zijn besteed aan: • de Hospital Major Incident and Management Support (HMIMS) training met elf sleutelfunctionarissen van kritische afdelingen; • de training tot het begeleiden van oefeningen volgens het Emergo Train System (ETS) met twee deelnemers van kritische afdelingen; • een cursus chemisch-besmette slachtoffers door de GHOR-academie op de Spoedeisende Hulp, voornamelijk met deelname van medewerkers van de SEH en medewerkers met een functie gericht op veiligheid in het AMC; • een workshop voor sleutelfunctionarissen behorend tot de facilitaire dienst van het AMC; tijdens oefeningen en het paraat stellen van het AMC is gebleken dat het juist handelen door deze grote dienst van belang is. Duidelijkheid over de functie en de structuur van de verschillende onderdelen is voor medewerkers van kritische afdelingen van belang zodat alle betrokkenen efficiënt kunnen werken. Rampen en crises De omvang van de Bedrijfshulpverlening (BHV) van het AMC is gegroeid naar 680 opgeleide medewerkers; het betreft hier onder meer verpleegkundigen, laboranten en medewerkers van stafafdelingen. Daarnaast hebben sinds 2006 1.165 verpleegkundigen in het AMC de Brand- en Ontruimingsinstructie (BO) gevolgd. Deze instructie is bedoeld om verpleegkundigen te trainen in het alarmeren, het blussen van een kleine brand en het ontruimen van een (verpleeg)afdeling. Deze toename is conform de doelstelling iedere verpleegkundige deze instructie te laten volgen. Hierdoor is ook een groter beroep gedaan op de capaciteit van het trainingscentrum. Het aantal trainingsdagen/-momenten is gestegen van 104 in 2009 naar 162 in 2010. In 2010 zijn alle verpleegafdelingen bezocht om de lokale noodplannen te actualiseren en om te zetten naar een nieuw format. Ook deze actie droeg bij aan de verhoogde aanmelding van cursisten voor de BHV- en BO-opleidingen en verzoeken om lokale oefeningen. Bijzonderheden rond het gebruik van gevaarlijke stoffen zijn beter in kaart gebracht en veel afdelingen hebben actie ondernomen om de informatiestroom naar het personeel te verbeteren en werkwijzen aan te passen in geval van noodsituaties. Daarnaast is via het intranet een ‘noodknop’ beschikbaar gesteld waarmee een ieder overzicht krijgt over handelwijzen bij noodsituaties. In het afgelopen jaar vonden op 28 locaties oefeningen plaats. Vanouds is hier met name vanuit laboratoria – met het oog op accreditaties – behoefte aan. Het aantal verpleegafdelingen dat oefent om noodgevallen te kunnen adresseren is eveneens gegroeid. Interne visitatie patiëntenzorg AMC Sinds 2003 worden in het AMC op afdelingen die bij de patiëntenzorg zijn betrokken interne visitaties uitgevoerd. De visitaties zijn gericht op de kwaliteit van de patiëntenzorg en worden in een vierjarige cyclus uitgevoerd door AMC-collega’s. De visitatieteams bestaan uit een afdelingshoofd, een chef werkplek, een hoofdverpleegkundige en een ambtelijk secretaris. Vrijwel alle klinische afdelingen zijn inmiddels voor de tweede keer gevisiteerd. Deze hoge mate van participatie is te appreciëren aangezien de afdelingen zich ook geconfronteerd zien met opleidings-, kwaliteits- en eventuele andere vormen van visitaties of certificering. Van de gevisiteerde afdelingshoofden wordt verwacht dat zij de commissie een voortgangsrapportage zenden, zodat monitoring plaatsvindt van de aanbevelingen, zwaarwegende adviezen en voorwaarden die in het visitatierapport zijn opgenomen. De voortgangsrapportage is verbonden aan een termijn. Uit de ontvangen rapportages kan worden geconcludeerd dat er te allen tijde verbeteracties voortvloeien uit de visitaties.
Beleid, inspanningen en prestaties
39
Sinds de besluitvorming over accreditatie in 2012 door de Joint Commission International, heeft de Commissie interne visitatie nauw samengewerkt met het kernteam JCI van het AMC. In het najaar vond een pilot plaats waarin interne visitaties werden gecombineerd met patiënttracers: de JCImethodiek die wordt gebruikt om standaarden te toetsen. Uit de pilot bleek dat beide methoden in hoge mate complementair zijn. Vanaf 2011 zullen de tracers onder regie en monitoring van de Commissie Interne visitatie worden uitgevoerd. Samen met het kernteam JCI wordt een plan opgesteld voor de integratie en monitoring van alle relevante interne en externe visitaties en audits, zodanig dat overlap wordt voorkomen en afdelingen niet onnodig worden belast. Meldingen incidenten patiëntenzorg In 2010 is een toename zichtbaar van meldingen van ongewenste voorvallen aan één van de decentrale multidisciplinaire Veiligheidscommissies. Het onderzoek van de melding wordt vervolgens door de decentrale veiligheidscommissie zelfstandig uitgevoerd. Werd in 2009 nog 59% van het totaal aantal gemelde ongewenste voorvallen via het elektronische Incident Melding Systeem (IMS) gemeld, in 2010 is dit percentage opgelopen naar 94%. De overige 6% van de meldingen wordt in andere meldingsystemen vastgelegd en schriftelijk ter kennisname aan de FOBO-commissie (Fouten, Ongevallen en Bijna Ongevallen) doorgegeven. Door het ontbreken van een aantal decentrale veiligheidscommissies is nog een substantieel deel door de FOBO-commissie afgehandeld. Meldingen
2010
2009
totaal aantal meldingen in het Incident Melding Systeem te verdelen in - valmeldingen - medicatiefouten - overig (communicatie, apparatuur, medisch en verpleegkundig handelen) totaal aantal overige meldingen Totaal
5.111
2.734
4% 36%
8% 49%
60% 328 5.439
43% 1.934 4.668
Beleid, inspanningen en prestaties Naar verwachting beschikken in 2011 alle werkplekken en/of afdelingen over een decentrale veiligheidscommissie. Hierdoor zal de rol en taak van de FOBO-commissie definitief wijzigen. Slechts incidenteel zal de commissie (op verzoek) individuele incidenten analyseren. De commissie zal zich meer op afdeling- of divisieoverstijgende trends richten. Zij zal deze trends en systeemoorzaken terugrapporteren aan de Raad van Bestuur, gekoppeld aan een advies over te nemen maatregelen om risico’s te reduceren. Daarnaast zal de commissie als adviesorgaan voor de veiligheidscoördinatoren en -commissies van de afdelingen/werkplekken gaan fungeren. Om aan deze rol en taak uitvoering te geven worden o.a. de volgende initiatieven genomen: • vaststellen en invoeren van het nieuwe reglement van de centrale commissie; • kiezen van een nieuwe naam voor de centrale commissie; • ombuiging werkzaamheden van de ‘oude’ naar de nieuwe centrale commissie; • aanschaf van de module Analytics voor het uitvoeren van betrouwbare trendanalyses. Acute Pijn Service (APS) In september 2009 is in het AMC een verpleegkundig-gebaseerde Acute Pijn Service (APS), onder supervisie van anesthesiologen opgestart. Daarmee wordt de kwaliteit en veiligheid van vooral de postoperatieve pijnbestrijding verder verbeterd. Ook de interdisciplinaire samenwerking tussen verpleegkundigen, pijnverpleegkundigen, zaalartsen, snijdend specialisten, pijnspecialisten en anesthesiologen zal de kwaliteit en veiligheid voor onze patiënten bevorderen. De APS is 24/7 bereikbaar en heeft zo in 2010 al ruim 12.000 consulten uitgevoerd. Naast deze directe patiëntenzorg is de opleiding van medewerkers en het verspreiden van kennis over pijnbehandeling (o.a. via de verpleegkundige aandachtsvelders pijn) één van de speerpunten van de APS. Een centrale APS maakt het ook mogelijk snel, breed en veilig nieuwe technieken en therapieën van pijnbehandeling in te voeren. Zo zullen in 2011/2012 patiëntgecontroleerde regionale technieken voor postoperatieve pijnbehandeling ingevoerd worden. Dit project wordt begeleid door de afdeling KPI. Acute Hersen Hulp Ongeveer 80 tot 90% van de patiënten met een CVA – een beroerte – heeft een herseninfarct, de overige patiënten hebben een hersenbloeding. Bij een herseninfarct is één van de bloedvaten in het hoofd afgesloten door een stolsel. De acute behandeling bestaat uit het intraveneus toedienen van het stolseloplossende medicijn ‘rt-Pa’. De tijdsduur die verstrijkt tussen de binnenkomst van de patiënt en het starten van deze behandeling wordt de door-to-needle time (DNT) genoemd. Beleid, inspanningen en prestaties
40
Een zo kort mogelijke DNT is van belang omdat de kans op goed herstel door behandeling snel afneemt in de loop van de tijd na het ontstaan van de beroerte. Uitgedrukt in een zogenaamde ‘number needed to treat’ (NNT) is de behandeling bij starten binnen 1½ uur na het begin van de beroerte al effectief bij 1 op de 4 patiënten, tussen de 1½ en 3 uur loopt dit getal op naar 1 op 7 en tussen de 3 en 4½ uur is de behandeling nog maar zinvol bij 1 op 14. Met effectiviteit wordt in dit geval verstaan dat een patiënt zodanig herstelt door de behandeling, dat deze zelfstandig kan functioneren. In het AMC is voor het snel diagnosticeren van een herseninfarct en het snel toedienen van deze behandeling in 2006 een speciaal daarvoor ingerichte Acute Hersen Hulp AMC (AHHA) opgericht. Op de AHHA krijgen patiënten met een herseninfarct al binnen 30 minuten na binnenkomst de behandeling op een veilige manier toegediend. Door de opzet van de AHHA en de betrokkenheid van ambulance-diensten is bovendien de tijd die verstrijkt tussen het begin van de beroerte en het binnenkomen in het ziekenhuis korter geworden. De totale tijdswinst is hierdoor vaak meer dan één uur. Door deze snelle behandeling is de kans op goed herstel voor deze patiënten fors toegenomen. De AHHA profileert zich als ‘best practise’ en wordt door vele andere centra als voorbeeld gezien. Het functioneren van de AHHA is terug te vinden op de website www.hersenhulp.nl. In 2007 kreeg de AHHA de Univé Paludanus prijs voor het beste zorgvernieuwingsproject. De AHHA staat nu aan de vooravond van een belangrijke nieuwe ontwikkeling. Bij patiënten waarbij de intraveneuze behandeling niet slaagt, bestaan er mogelijkheden om door middel van nieuwe katheter-technieken stolsels mechanisch uit de bloedvaten weg te halen – ‘dotteren in de hersenen’. Deze nieuwe, deels nog in ontwikkeling zijnde, endovasculaire technieken kunnen in Nederland alleen gecentraliseerd worden toegepast. Het AMC speelt een belangrijke rol hierin, onder andere door gedegen onderzoek naar deze behandeling. Zeker is echter dat, wil deze aanpak slagen, snelheid gecombineerd met veiligheid essentieel zal zijn. De AHHA zal een cruciale rol spelen in de goed georganiseerde en vlotte overname van patiënten uit regionale ziekenhuizen, zodat ook zij de beste kans hebben te profiteren van deze nieuwe ontwikkelingen. Signalering kindermishandeling Het AMC hecht groot belang aan snelle en adequate signalering en behandeling van kindermishandeling. Sinds 2004 is daarom het transmurale Team Kindermishandeling (TKM) in het leven geroepen, met experts van binnen en buiten het AMC (waaronder een vertrouwensarts van het AMK en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming). De dagelijkse leiding van dit team bestaat uit een kinderarts sociale pediatrie (voorzitter), een basisarts coördinator TKM en sinds een jaar een orthopedagogisch specialist kindermishandeling. De aanpak van het TKM is dit jaar onder andere door de minister van VWS in de Tweede Kamer genoemd als voorbeeld voor heel Nederland. Het TKM draagt zorg voor een gestructureerde aanpak van kindermishandeling en tracht de attitude en kennis van alle medewerkers te verbeteren. Het TKM heeft in samenwerking met het AMK en de Augeo Foundation voor de tweede keer een zeer succesvol nationaal congres Kindermishandeling georganiseerd. Naast scholing over kindermishandeling biedt het TKM ook steun en advies bij individuele casuïstiek. De casuïstiek wordt daarnaast maandelijks besproken met waarborging van de follow-up. In totaal zijn er in 2010 200 vermoedens van kindermishandeling elektronisch bij het TKM aangemeld. Naast deze reguliere patiëntenzorg heeft het AMC in december een speciale polikliniek opgezet voor de diagnostiek bij slachtoffers van de grote Amsterdamse Zedenzaak. Het TKM heeft in 2010 de invoering voltooid van onderzoek naar de waarde van signaleringsinstrumenten op de spoedeisende hulp (SEH), te weten het SPUTOVAMO- formulier en het Top-Teen-onderzoek. In 2011 en 2012 zullen data verzameld worden om deze instrumenten wetenschappelijk te valideren. Tevens is op de SEH gestart met het protocol ‘Amsterdamse Beslisbomen huiselijk geweld en kindermishandeling’. Hiermee worden ouders op de SEH met zorgwekkend gedrag (huiselijk geweld, tentamen-suïcide, en/of middelenintoxicatie) verzocht op de speciale polikliniek Kindergeneeskunde te komen voor inventarisatie en hulpverlening. Het TKM zal de effecten van de beslisbomen onderzoeken bij alle participerende ziekenhuizen. Dit project is genomineerd door de vakjury van de Nationale Jeugdzorg Prijs en heeft subsidies van de Stichting Kinderpostzegels en de gemeente Amsterdam ontvangen. Geriatrie/Ouderengeneeskunde Het AMC steekt veel energie in snelle en adequate signalering en behandeling van kwetsbare ouderen. Sinds 2002 is daarom het Geriatrie-team in het leven geroepen. De dagelijkse leiding van dit team bestaat uit een geriater en een verpleegkundig specialist geriatrie. De aanpak van het geriatrieteam is eind vorig jaar onder andere door het standpunt KNMG ‘sterke medische ouderenzorg’ genoemd als voorbeeld voor heel Nederland.
Beleid, inspanningen en prestaties
41
Het team valt onder de (onder)afdeling Geriatrie/Ouderengeneeskunde en draagt zorg voor een gestructureerde aanpak van kwetsbare ouderen en hun problemen, zoals delirium, en tracht de attitude en kennis van alle medewerkers te verbeteren. Deze ouderen worden acuut opgenomen maar kunnen ook na een grote operatie of een ingreep, zoals een percutane hartklepvervanging, kwetsbaar blijken. Naast patiëntenzorg en opleiding is de afdeling ook zeer actief op het gebied van onderzoek. De rode draad vormt de vraag: Wat zijn de effecten van acute ziekte op pathologische, normale en succesvolle veroudering en op het herstel van kwetsbare ouderen? Speerpunten vormen het onderzoek naar delirium, functieverlies en oorzaken van vallen. De afdeling heeft in november 2010 in samenwerking met the European Delirium Association een zeer succesvol internationaal lustrumcongres ‘Delirium’ georganiseerd. Naast onderzoek en scholing over delirium en andere condities die veel voorkomen bij acuut zieke ouderen, biedt de afdeling ook poliklinische en dagklinische patiëntenzorg. De casuïstiek van patiënten met multimorbiditeit en een dementie wordt daarnaast wekelijks besproken op de geheugenbespreking, in nauwe samenwerking met de neuroloog, neuropsycholoog en ouderenpsychiater. De (onder)afdeling Geriatrie/Ouderengeneeskunde heeft een zeer actieve bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het VMS-zorgprogramma, in het bijzonder van het thema de kwetsbare oudere patiënt en draagt momenteel in het AMC zorg voor de uitvoering en implementatie van deze praktijkbundel. In 2008 is met steun van VWS en ZonMw, het kader van het Nationaal Programma Ouderenzorg opgericht, een groot geriatrienetwerk, dat naast Amsterdam delen van Noord-Holland en Flevoland omvat. Ruim 70 partners, inclusief de ouderen zelf, zijn actief bezig in meer dan 10 gehonoreerde projecten ter verbetering van de zorg voor kwetsbare ouderen. Thans worden bij duizenden ouderen data verzameld om screeningsinstrumenten, zoals de ISAR-Hosptialized Patients en de ISAR-Primary Care en zorgmodellen wetenschappelijk te valideren. Zie hiervoor ook de uitgebreide website www.effectieveouderenzorg.nl die recent is gelanceerd. Tevens is op een aantal afdelingen gestart met de patiëntbrief en met ‘beter voorbereid met ontslag’, een protocol dat niet alleen ouderen een goede voorbereiding biedt op herstel thuis. De Transmurale ZorgBrug is een voorbeeld van een ZonMw-onderzoek dat kwetsbare ouderen een betere voorbereiding biedt op zelfstandig functioneren in de thuissituatie na een acute ziekenhuisopname. De afdeling zal de effecten van de zorgmodellen onderzoeken bij alle participerende ziekenhuizen. Er wordt intensief samengewerkt met de afdelingen Klinische Informatiekunde, Traumatologie, Orthopedie, Huisartsgeneeskunde, Sociale Geneeskunde, en de Intensive Care maar ook met de Ziekenhuisapotheek. Medicatiefouten vormen bij oudere patiënten een risico. Recent zijn de voorlopige resultaten van een groot onderzoek, de WINGS-studie, naar het verminderen van medicatiefouten gepresenteerd: Deze nieuwe werkwijze waarbij een ziekenhuisapotheker als medicatieconsulent op de verpleegafdeling wordt ingezet, in combinatie met een checklist, liet een reductie zien van 45% in het aantal medicatiefouten bij kwetsbare ouderen. Dit onderzoek werd gepresenteerd op de Geriatriedagen en kon rekenen op veel belangstelling in binnen-en buitenland. Ziekenhuiscommissies Antibioticacommissie De antibioticacommissie heeft als doel het antibioticabeleid te optimaliseren en zo een bijdrage te leveren aan de beheersing van resistentieontwikkeling en van kosten. In 2010 heeft de antibioticacommissie verder gewerkt aan het in het voorafgaande jaar geïntroduceerde digitale antibioticaboekje. Omdat het huidige digitale platform niet optimaal werkt, zal dit in 2011 worden gewijzigd. Verder heeft de commissie, vanwege data over bacteriële resistentie in het AMC, onderzocht hoe het praktijkbeleid is bij bacteriën met veel voorkomende gram-negatieve microorganismen. Mede als gevolg van dit onderzoek besloot de commissie om in de komende jaren meer aandacht te besteden aan de iinvoering van het antibioticabeleid in het AMC. Om dit te effectueren wordt gezocht naar mogelijkheden om de richtlijnen voor antibioticagebruik te koppelen aan het invoeren van gegevens in de AMC-zorgdesktop en Medicator. Op die manier hoopt de commissie het voorschrijven van antibiotica te vergemakkelijken en meer inzicht te krijgen in het gebruik van antimicrobiële therapie in het AMC. Decubitus- en Wondcommissie Afgelopen jaar is veel tijd gespendeerd aan het effectief in gebruik krijgen van de on-line registratie van decubitus. Eind 2010 kon deze registratie worden ingevoerd. Hiermee moet het voor verpleegkundigen makkelijker worden om decubitus- en vochtletsel te registreren en om hier vervolgens bruikbare feed-back op te krijgen.
Beleid, inspanningen en prestaties
42
De aandachtsvelders decubitus zijn goed geschoold en het aantal blijkt op sterkte. Ernstige decubitus –in het AMC opgelopen- zagen we gelukkig niet gedurende het afgelopen jaar, hoewel patiënten met ernstig overgewicht voor een nieuwe uitdaging zorgen! Farmacotherapiecommissie De commissie levert een bijdrage aan een verantwoord medicijngebruik door te adviseren over de introductie van nieuwe geneesmiddelen en over nieuwe indicatiegebieden in het AMC. Voorts brengt de commissie advies uit over de samenstelling van het klinisch formularium en het evalueren van het gebruik van de betreffende geneesmiddelen. De commissie vindt het noodzakelijk de opzet het E-formularium te vernieuwen. Het huidig voorschrijfgedrag zal als basis voor het formularium dienen, waarbij aanpassingen kunnen plaatsvinden op basis van farmacologische en farmaco-economische argumenten. Voorts zijn de intranetpagina’s van de commissie herzien en is begonnen met het opstellen van een richtsnoer belangenconflicten voor de leden. De belangrijkste doelen voor 2011 zijn de voltooiing van de ingezette vernieuwing van het Eformularium en het voldoen aan de eisen die de Joint Commission International stelt voor de door het AMC gewenste accreditatie. Commissie Enterale Patiëntenvoeding Het belang van voeding en vooral het tegengaan van ondervoeding wordt algemeen onderkend. In 2006 is gestart met beleid dat ten doel heeft om alle patiënten, die worden opgenomen, te screenen op eventuele ondervoeding. Helaas werden alle data ook in 2010 nog handmatig verwerkt en kunnen de resultaten niet gemakkelijk zichtbaar gemaakt worden in het verpleegkundig dossier. Uit de prestatie-indicatoren blijkt dat ruim 70% van de volwassen patiënten gescreend wordt. Bijna 80% van de patiënten blijkt in een goede voedingstoestand te verkeren. Ruim 60% van de ondervoede patiënten krijgt daadwerkelijk eiwitrijke stoffen toegediend ter behandeling. Alhoewel het aantal ondervoede patiënten lijkt af te nemen en het aantal ondervoede patiënten, waarbij een dietist is ingeschakeld, toeneemt, zijn de uitkomsten grosso modo vergelijkbaar met die van de vorige jaren. Het is nog niet gelukt om een significante verbetering in de resultaten te realiseren. Beperkende factoren zijn de moeilijkheden bij het delen van de beschikbare informatie en onvoldoende afstemming tussen de betrokken disciplines (Voedingsdienst, verpleging, artsen en diëtisten). Een elektronisch verpleegkundig dossier zou hierin veel verbetering kunnen brengen. Naast ondervoeding waren o.a. voedingsallergie en toedieningssystemen voor enterale voeding onderwerp van bespreking. Geconstateerd wordt dat bij al deze onderwerpen sprake is van een versnippering over meerdere gremia, waardoor de eenheid in beleid wordt doorbroken. Voorgesteld wordt om de taakopdracht en de samenstelling van de commissie uit te breiden en de naam Commissie Enterale Patiëntenvoeding te wijzigen in Voedingsteam. De samenstelling van de commissie moet worden uitgebreid met verpleegkundig onderzoekers en een vertegenwoordiger van de Apotheek. De taak van het Voedingsteam zal zijn: optimalisering van het voedingsbeleid van de patiënt in het AMC. Dit sluit aan bij de JCI-en VMS-voorwaarden tot transparantie op gebied van ondervoeding. Ethische Commissie ten behoeve van de patiëntenzorg Deze commissie stelt zich tot taak steun te verlenen bij het nemen van ethisch, verantwoorde beslissingen en advies uit te brengen -gevraagd en ongevraagd- aan zowel de Raad van Bestuur als aan ziekenhuismedewerkers. De adviezen omvatten ethische vraagstukken op het gebied van de patiëntenzorg. Deze kunnen zich voordoen als er bij een beslissing verschillende normen, rechten en belangen in het geding zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om algemeen medisch-ethische kwesties als: zelfbeschikkingsrecht van patiënten, beslissingen rond het levenseinde of keuzes in de zorg. De commissie is volgens reglement zodanig samengesteld dat zij een afspiegeling vormt van de verschillende disciplines in het AMC, die zich met patiëntenzorg bezighouden. In het jaar 2010 heeft de commissie zich gebogen over een 7-tal adviesaanvragen, waaronder vier gecompliceerde casussen, ingediend door de Nationale Ombudsman, (via de Medische Directie AMC), het Centrum voor Voortplanting, Inwendige Geneeskunde en Intensive Care Volwassenen. De commissie kwam dit verslagjaar 10 keer bijeen. Leden van de commissie participeerden in het zogeheten moreel beraad op verschillende afdelingen in het ziekenhuis. De activiteiten van de PR-werkgroep hebben geresulteerd in een ethieklunch begin 2011 met als thema ‘Codebehandelingsbeperking’. In het komende jaar zal - naast toetsings- en adviseringsaanvragen- verder worden gewerkt aan een nieuwe intranet-site en een geactualiseerde versie van de beleidsnotitie ‘Medische beslissingen rond het levenseinde’. Het ligt in de bedoeling om 2x per jaar een ethieklunch te organiseren. In 2011 zullen meerdere commissieleden, die hun termijn(en) hebben vervuld, worden vervangen. Na invulling van de vacatures zal de voltallige commissie een gezamenlijke training volgen. Beleid, inspanningen en prestaties
43
Infectiecommissie De Infectiecommissie adviseert de Raad van Bestuur over het voorkómen van infecties die patiënten of medewerkers kunnen oplopen in het ziekenhuis. In 2010 heeft de commissie diverse activiteiten die zij zich ten doel had gesteld gehaald. Het betrof onder meer het herzien van een aantal richtlijnen, en de invoering van de richtlijn ‘Infectiepreventie op het OK complex’. Samen met de IC volwassenen is er gewerkt aan invoering van de richtlijn ‘Infectiepreventie op de Intensive Care afdelingen’. Daarnaast wordt veel aandacht geschonken aan de thema’s uit het VMS-veiligheidsprogramma, desinfectie van flexibele scopen op het OBC, continue registratie van patiënten met TBC, MRSA en andere multiresistente micro-organismen en Clostridium difficile. Tevens zijn adviezen gegeven over: desinfectie van de huid vóór een injectie, pre-operatieve huiddesinfectie, bofvaccinatie van co-assistenten, het gebruik van CT/MRI apparatuur bij proefdieren en over het Platform Weefselvigilantie AMC. Ook is de audit voorbereid van de Joint Commission International (JCI) door bespreking van het infectiepreventiehoofdstuk uit het handboek van JCI en de opmerkingen die uit de ‘tracers’ door JCI naar voren kwamen. Samen met de Antibioticacommissie is vergaderd over toepassing van mupirocine en chloorhexidine voor profylaxe van postoperatieve wondinfecties, en besloten om het bestaande AMC-beleid ongewijzigd voort te zetten. In de nabije toekomst zal veel aandacht uitgaan naar de voorbereiding van de audit van JCI, de verdere ontwikkeling en invoering van de VMS-veiligheidsprogramma’s en het opstellen van nieuwe richtlijnen en registraties. Voor 2011 heeft de Infectiecommissie de volgende doelen: • voorbereiding van de JCI-audit;. • starten van de registratie van POWI in het kader van het VMS-veiligheidsprogramma in het voorjaar van 2011; • meewerken aan de registratie van lijnsepsis in het kader van het VMS-veiligheidsprogramma (thema 2); • opstellen van een richtlijn Infectiepreventie bij verbouwingen i.s.m. Directoraat Huisvesting en een richtlijn Infectiepreventie in behandelkamers; • registratie van ziekenhuisinfecties: puntprevalentiestudies naar het vóórkomen van ziekenhuisinfecties in het gehele AMC, en naar POWI bij geopereerde patiënten; • continue registratie van patiënten met TBC, MRSA en andere multiresistente micro-organismen en Clostridium difficile; • advies uitbrengen over H2O2-desinfectie van isolatiekamers. Ziekenhuistransfusiecommissie Deze commissie formuleert het transfusiebeleid in het ziekenhuis en bereidt de vaststelling voor van de richtlijnen op dit gebied door de Raad van Bestuur. Het transfusiebeleid is gericht op een veilig, zuinig en efficiënt gebruik van bloedproducten. Voorts toetst de commissie de uitvoering van het beleid en rapporteert daarover aan de Raad van Bestuur en aan de medische staf. Verbruik bloedproducten: in 2010 laat het aantal uitgegeven erytrocyten een daling zien van ongeveer 6%, het aantal uitgegeven trombocytenconcentraten is gelijk gebleven terwijl het aantal uitgegeven plasma’s, na een daling in 2009, een forse stijging van 20% laat zien. Deze stijging is voornamelijk toe te schrijven aan de plasmaferese-afdeling. Bijwerkingen transfusies: alle 83 gemelde transfusiereacties zijn ook in 2010 gerapporteerd aan de landelijke organisatie TRIP (Transfusie Reacties in Patiënten). Hieronder bevonden zich geen ernstige reacties. In 2010 is gestart met de invoering van een nieuw bloedbankprogramma, ‘LabtrainTransfusie’, dat mede door het transfusielaboratorium is ontwikkeld, waardoor managementinformatie sneller beschikbaar komt. Tevens is begonnen met het vervangen van de kruisproef door een elektronische kruisproef bij die patiënten bij wie dit verantwoord is. Een aanpassing wordt in 2011 uitgetest. Door gebruik van koelboxen en –tasjes worden de bewaarcondities van bloedproducten tijdens het interne transport geoptimaliseerd. Resultaten hiervan zullen in 2011 worden geëvalueerd. In 2010 zijn audits uitgevoerd met betrekking tot de klinische transfusieketen, samen met de vertegenwoordiger van het betreffende specialisme in de Ziekenhuistransfusiecommissie. Er zullen voorbereidingen getroffen worden t.b.v. de accreditatie door JCI. Samen met het Operatiecomplex wordt onderzocht of een buizenpost speciaal voor bloedproducten kan zorgen voor een optimaal gebruik.
Beleid, inspanningen en prestaties
44
Zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) Medisch Ethische Toetsingscommissie De Medisch Ethische Toetsingscommissie is een ingevolge artikel 16 van de Wet Medisch Wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO) erkende commissie. Krachtens haar reglement is de commissie belast met de medisch-ethische toetsing van wetenschappelijk onderzoek in de zin van deze Wet dat plaatsvindt onder (mede)verantwoordelijkheid van een van de afdelingen van het AMC. De commissie treedt bovendien op als toetsingscommissie voor een aantal aan het AMC gelieerde instellingen. De commissie toetst niet alleen monocenter-onderzoek, maar ook multicenter-onderzoek, mits het AMC of een van de andere in haar reglement genoemde instellingen voor dat onderzoek als hoofdlocatie fungeert c.q. de locatie van de hoofdonderzoeker is. Voor de participatie van het AMC in multicenter-onderzoek waarvoor een andere erkend medisch-ethische toetsingscommissie optreedt als formele beoordelaar in de zin van de WMO, dient de Raad van Bestuur een verklaring af te geven betreffende de lokale uitvoerbaarheid van het onderzoek in het AMC. De Raad van Bestuur laat zich in dezen adviseren door de commissie. De commissie heeft in 2010, 343 onderzoeksprotocollen beoordeeld als formele beoordelaar in de zin van de Wet medisch wetenschappelijk onderzoek met mensen; waarvan 85 multicenteronderzoeken. Over 83 onderzoeksprotocollen waarvoor een andere erkende medisch-ethische toetsingscommissie als formele beoordelaar fungeerde, is advies uitgebracht aan de Raad van Bestuur over de lokale uitvoerbaarheid van het onderzoek in het AMC.
4.4.2 KLACHTEN Er zijn in het AMC twee wegen waarlangs patiënten hun klachten kenbaar kunnen maken: • afdeling Patiëntenvoorlichting voor laagdrempelige klachtenopvang en- bemiddeling. Deze afdeling valt onder het Directoraat Patiëntenzorg; • Commissie Klachtenbehandeling Patiënten AMC voor formele melding en behandeling van klachten. Deze Commissie valt rechtstreeks onder de Raad van Bestuur. Klachtenopvang en –bemiddeling door patiëntenvoorlichting Wanneer er in de patiëntenzorg iets misgaat, bestaat bij sommige patiënten behoefte aan een plek om hun ervaringen te bespreken. Soms blijkt een luisterend oor voldoende, maar soms wordt er hulp gezocht bij het vinden van een snelle, praktische oplossing voor het probleem. Dit is de kern van klachtenopvang, die door de klachtenfunctionaris van de afdeling Patiëntenvoorlichting geboden wordt. Het is een effectief instrument om tegemoet te komen aan de onvrede van de patiënten. De klachtenopvang heeft daarnaast een belangrijke signaalfunctie voor mogelijk structurele knelpunten in de zorgverlening. Hiertoe worden periodiek klachtenrapportages opgesteld en besproken met het werkplekmanagement, de verantwoordelijke afdelingshoofden, de divisiebesturen en de medische directie. Het doel hiervan is lering te trekken uit de afgegeven signalen. De afdeling Patiëntenvoorlichting wil zoveel mogelijk van deze signalen opvangen en streeft er daarom naar bekendheid te geven aan de mogelijkheid van klachtenopvang. Patiënten en naasten kunnen hun klachten op verschillende manieren indienen: persoonlijk, telefonisch, via een papieren formulier of via internet. Tijdens de openingsuren van de afdeling Patiëntenvoorlichting is er altijd een medewerker beschikbaar voor het voeren van een klachtengesprek en het helpen oplossen van urgente problemen. Na een sterke toename in 2007, schommelt het aantal patiënten met een klacht de laatste jaren rond de 800 per jaar. Dit lijkt veel, maar relatief gezien is het aantal patiënten dat een klacht indient gering: slechts 1 à 1,5 promille van de polikliniekbezoekers meldt zich hiervoor bij Patiëntenvoorlichting.
Beleid, inspanningen en prestaties
45
Klachtenopvang door Patiëntenvoorlichting: aantal patiënten met klachten
aantal patiënten met 1 of meer klachten
1000
800
600 3 klachten 2 klachten 1 klacht 400
200
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
kalenderjaar
Sommige patiënten hebben meer dan één klacht. De 825 patiënten die in 2010 bij de afdeling Patiëntenvoorlichting aanklopten, hebben in totaal 1.119 klachten gemeld; gemiddeld 1,4 klacht per patiënt. Het aantal klachten per patiënt is door de jaren heen stabiel. Hetzelfde geldt voor de getalsmatige verhouding van de verschillende categorieën onderwerpen waarover patiënten klagen. Net als in de voorgaande jaren gaat in 2010 bijna de helft van de klachten over organisatie en beschikbaarheid, ongeveer een kwart over attitude en bejegening en het resterende kwart over medisch-technisch handelen en overige zaken.
Klachtenopvang door Patiëntenvoorlichting: aantal klachten per categorie 1200
1000
aantal klachten
800 overig medisch technisch handelen
600
attitude en bejegening organisatie en beschikbaarheid
400
200
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
kalenderjaar
. Formele klachtenbehandeling door de Commissie Klachtenbehandeling Patiënten (CKP) De CKP heeft tot doel om: • een oordeel te geven over de gegrondheid van klachten; • het rechtsgevoel van klager en aangeklaagde te dienen; • de Raad van Bestuur of een afdeling te adviseren over eventueel uit haar oordeel voortvloeiende maatregelen, en zo een bijdrage te leveren aan de verbetering van de kwaliteit van zorg.
Beleid, inspanningen en prestaties
46
Conform de regels van de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector artikel 2, lid 2 is de onafhankelijkheid van de commissie gewaarborgd door een brede samenstelling en een onafhankelijke voorzitter, die niet in of voor het AMC werkt. In het jaar 2010 heeft de Commissie met behoud van de eigen verantwoordelijkheden de samenwerking met de afdeling Patiëntenvoorlichting en Klachtbemiddeling verder uitgebouwd. Dit heeft geresulteerd in het opstellen van een gezamenlijke klachtenregeling, die begin 2011 door de Raad van Bestuur is goedgekeurd. Klachten in het verslagjaar aantal klachtbrieven ingediend bij de klachtencommissie aantal deelklachten (een klachtbrief kan meerdere deelklachten bevatten) aantal klachten waarover de klachtencommissie advies heeft uitgebracht aantal deelklachten dat gegrond is verklaard (per 30 januari 2011) aantal deelklachten dat ongegrond is verklaard (per 30 januari 2011) aantal nog niet beoordeelde deelklachten (per 30 januari 2011)
Aantal 98 116 100%* 68 26 22
* Vrijwel iedere klacht heeft bij de afhandeling een adviescomponent naar de Raad van Bestuur, de afdeling of de personen op wie de klacht betrekking heeft.
Wachttijden Wachttijden ontstaan wanneer de vraag naar zorg groter is dan het aanbod. De capaciteit is niet altijd toereikend om patiënten meteen te kunnen zien. Het is ook niet altijd nodig om direct terecht te kunnen voor een consult of behandeling. Met huisartsen in de regio is afgesproken dat dezelfde dag nog wordt gereageerd op een faxverwijzing: door een specialist wordt vervolgens aangegeven of een patiënt met spoed, op korte termijn, of via de normale afsprakenprocedure kan worden gezien. De wachttijden in dagen tot de poliklinieken verschillen per afdeling en zijn ook afhankelijk van het type zorg. Het AMC hanteert in algemene zin een norm van 14 dagen. Deze norm is afgelopen jaar niet altijd gehaald om bovengenoemde redenen. Op de website van het AMC geven medische afdelingen veel informatie over aandoeningen en de medisch specialistische hulp die geboden wordt. Hierbij wordt veelal ook informatie over de toegankelijkheid van zorg gegeven. Daarnaast worden de wachttijden per specialisme en voor een beperkt aantal behandelingen, expliciet vermeld.
Beleid, inspanningen en prestaties
47
4.5
KWALITEIT TEN AANZIEN VAN MEDEWERKERS
De Arbodienst AMC, adviseur en uitvoerder van het Arbo, Straling en Milieubeleid was ook in 2010 betrokken bij meerdere preventieprojecten en daarmee samenhangende activiteiten. Vraaggestuurde verzuimbegeleiding Het AMC ziet een belangrijke rol voor de leidinggevende in het verzuimbeleid. Sinds september 2010 wordt daarom een pilot ‘verzuimaanpak Eigen Regie’ binnen de divisies Emma Kinderziekenhuis AMC en Verloskunde/Gynaecologie uitgevoerd. Deze bijgestelde verzuimaanpak kenmerkt zich door een vraaggestuurde begeleiding op verzoek van de leidinggevende aan de Arbodienst. De leidinggevende formuleert - bij voorkeur samen met zijn medewerker - een gerichte vraag aan de bedrijfsarts, waarbij de leidinggevende actief informatie verstrekt. De bedrijfsarts brengt vervolgens een schriftelijk advies uit. Het is de bedoeling dat deze verzuimaanpak voor de hele organisatie gaat gelden. Met deze aanpak wordt een maximaal efficiënte verzuimbegeleiding nagestreefd. Infectiepreventie Infectiepreventie vormt een dagelijks weerkerende activiteit van de Arbodienst. Een belangrijke beleidsmatige taak was de advisering over de aanschaf van veilige producten ter preventie van bloedoverdraagbare aandoeningen (BOA). Enkele in het oog springende operationele taken waren de screening voor HBV, TBC en MRSA bij de aanstelling van nieuw personeel, de screening van de immuunstatus (waterpokken, mazelen, bof e.d.) van personeel op risicoafdelingen, de uitvoering van de jaarlijkse griepvaccinatie en de acute opvang van personeel na een prik-, snij-, of bijtincident. Een zichtbaar resultaat van infectiepreventie is de ziekenhuisbrede overstap naar veilige infuusnaalden medio 2010. Hiermee is een belangrijke vervolgstap gezet naar het gebruik van veilige naaldsystemen. Sinds de invoering in 2008 van de veilige injectienaalden en de veilige bloedafnamesystemen mogen we spreken van een voorzichtig positief resultaat. De inspanningen om te komen tot een veilige prikomgeving voor de medewerkers werpen hun vruchten af. Het jaar 2010 laat een forse daling van het aantal gerapporteerde prikaccidenten zien. Veilige werkomgeving en gevaarlijke stoffen Het werken met gevaarlijke stoffen in laboratoria brengt altijd risico’s met zich mee. In het kader van risicobeheersing was de Arbodienst betrokken bij onder meer het opstellen van criteria voor verantwoorde inpandige opslag van gevaarlijke stoffen, het veilig gebruik van gassen, advies over beschermende kleding en realisatie van een aangescherpt toegangsbeheer en fysieke beveiligingsmaatregelen. Met het opzetten van een AMC-brede database voor gevaarlijke stoffen werd bijgedragen aan een veiliger werkomgeving voor de medewerkers. Het project wordt samen met de andere umc’s uitgevoerd en is zeer succesvol. Van meer dan 5.000 stoffen die in de umc’s worden gebruikt, zijn nu gevalideerde en toegespitste veiligheidsbladen (VIB) en werkplekinformatiekaarten (WIK) beschikbaar. De Arbodienst heeft op verzoek van de verpleegkundig bestuurders een advies ‘veilig werken met geneesmiddelen’ opgesteld. Het betrof een onderzoek naar en advies over het vernevelen van medicatie waarbij een deel van de medicatie in de ruimte terecht komt. Dit leidt tot onveilige situaties voor verpleegkundigen omdat zij de medicatie ook inademen. De adviezen betroffen een goede instructie aan verpleegkundigen en – bijvoorbeeld - het gebruik van medicatie in de vorm van een puf met voorzetkamer. Op deze manier kan zowel in de thuissituatie als in de kliniek de veiligheid vergroot worden. De Arbodienst heeft in nauwe samenwerking met de divisie Laboratoriumspecialismen een systeem opgezet om op eenvoudige wijze de wettelijk verplichte registratie CMR (kankerverwekkende) stoffen uit te voeren. Alle AMC-laboratoria doen mee en 64 medewerkers zijn actief betrokken bij de lokale registratie. De Arbodienst levert een inhoudelijke bijdrage aan het ontwerp en draagt zorg voor een goede werking van het registratiesysteem. Arbomeldingen en aansluiting VeiligheidManagementSysteem (VMS) In het verslagjaar werd een start gemaakt met de integratie van de arbomeldingen in het AMCbrede VMS. De arbomeldingen betreffen arbeidsongevallen, ingrijpende gebeurtenissen, prikaccidenten en gevaarlijke werksituaties. Het VMS bevat een systematische analyse van incidenten centraal, met als doel het leren van ervaringen. Ongewenste gebeurtenissen in het zorgproces kunnen direct consequenties hebben voor de medewerkers.
Beleid, inspanningen en prestaties
48
Hoe en waar de risicomomenten in de patiëntenzorg kunnen worden verminderd en de veiligheid van medewerkers kan worden verhoogd, wordt inzichtelijk door opname van de arbomeldingen in het VMS. Opvallend binnen de arbomeldingen in 2010 was de verdubbeling van het aantal meldingen ingrijpende gebeurtenissen ten opzichte van 2009. Onderwerpen die vallen onder ingrijpende gebeurtenissen zijn: agressie en geweld, pesten, discriminatie en seksuele intimidatie. De top drie van meldingen betrof verbale agressie, verbale agressie in combinatie met (dreigende) fysieke agressie en verbale agressie en bedreiging. Meer dan de helft van het aantal meldingen werd veroorzaakt door patiënten en een derde door bezoek en familie. Met de workshop ‘signaleren in investeren’ biedt de Arbodienst leidinggevenden een preventief instrument. Arbocatalogus-ontwikkelingen Het NFU-project arbocatalogus wordt sinds 2010 landelijk gecoördineerd door een kerndeskundige van onze eigen arbodienst. De deelprojecten ’agressie en geweld’ en MRI zijn in 2010 afgerond. Deze projecten worden momenteel door de arbeidsinspectie getoetst als referentie voor toekomstige audits. Belangrijke arbeidsrisico´s evenals de preventieve maatregelen zijn hiermee in kaart gebracht. De toegankelijkheid van deze voor medewerkers belangrijke informatiebronnen met betrekking tot arbeidsveiligheid is mogelijk geworden door het beschikbaar komen van de NFU-site www.dokterhoe.nl. Preventieprogramma’s fysieke belasting en RSI/KANS De Arbodienst verzorgde trainingen en begeleidde de afdelingen bij de uitvoering van preventieprogramma’s voor fysieke belasting en RSI. Vrijwel alle afdelingen doen hieraan mee zodat de medewerkers minimaal eenmaal zijn getraind. Instrumenten voor de borging van de preventieprogramma’s zijn het afdelingsactieplan en ook de eigen medewerkers, de ergo coaches en de RSI-coaches. Voor deze coaches wordt na de initiële training tweemaal per jaar een bijscholing georganiseerd. Meerdere disciplines in het AMC verleenden hun medewerking hieraan. Een belangrijk aandachtspunt in de preventieprogramma’s was het veilig werken met patiëntentilliften. Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) Uitvoering van de RI&E is gedelegeerd naar de divisies. De arbodienst heeft hierbij een ondersteunende en toetsende rol. Het NFU-instrument dat voor de RI&E kon worden gebruikt, werkte niet meer naar tevredenheid. De arbodienst is een pilot gestart voor een gewijzigde aanpak van de RI&E. Tevens heeft de Arbodienst bijgedragen aan de vragen die in het medewerkersbetrokkenheidsonderzoek zijn opgenomen. Het ging hierbij voornamelijk om de beleving van arbeidsomstandigheden, agressie en geweld. Deze thema's krijgen nadere aandacht in reguliere overleggen (zoals het Human Resource Team- en RI&E-besprekingen) met de divisies en diensten. Arbozorg UvA en HvA en samenwerking met het Coronel Instituut Naast de activiteiten voor het AMC werden de activiteiten voor de UvA en HvA gecontinueerd. Ook de samenwerking met het Coronel Instituut om te komen tot een academische werkplaats voor het opzetten van sociaal medisch wetenschappelijk onderzoek werd voortgezet. Stralingsveiligheid De stralingsbescherminggroep heeft in het verslagjaar gewerkt aan advies en voorlichting, interne vergunningverlening en toezicht op de naleving van interne en externe wet- en regelgeving. Zo werd de cursus stralingsbescherming niveau 5B gegeven, waarbij zowel theoretische als praktische onderdelen van de cursus door medewerkers van het AMC zijn verzorgd. Daarnaast zijn de BHVorganisatie en de nieuwe labmedewerkers voorgelicht over stralingshygiëne in het AMC. Verschillende interne vergunningen werden aangepast, (opnieuw) verleend dan wel ingetrokken. Tevens zijn enkele afdelingen bezocht en gecontroleerd op naleving van het Reglement Stralingshygiëne AMC. Intranet: ‘Gezond Werken’ De Arbodienst onderhoudt op het intranet van het AMC de pagina’s ‘Gezond werken’. Goede en actuele informatie via intranet over risico’s en de maatregelen daartegen kan bijdragen aan vormgeving van het preventiebeleid van het AMC als geheel en aan de individuele afdelingen in het bijzonder. De intranetsite ondersteunt ook het stralings- en milieubeleid en diverse projecten zoals de CMR-registratie, de preventieprogramma’s en het project Veilige naalden.
Beleid, inspanningen en prestaties
49
NEN-EN-ISO 9001 certificering In het verslagjaar werden de afdelingen milieu en stralingshygiëne toegevoegd aan het ISO 9001 certificaat. Hiermee is de gehele dienstverlening van de arbodienst gecertificeerd. Zowel de processen als de inhoud van de geleverde arbo-, milieu- en stralingszorg zijn kwalitatief geborgd. Tevens vindt er continue verbetering plaats.
4.5.1 PERSONEELSBELEID Gelet op externe ontwikkelingen lag het accent in 2010 naast de verdere invulling van de serviceorganisatie met name op het versterken van de arbeidsmarktpositie van het AMC in de metropool Amsterdam, het aantrekken en binden van talentvolle medewerkers en het ondersteunen van leidinggevenden bij een succesvolle uitvoering van het personeelsbeleid. Zodoende is in 2010 in goede afstemming met het management en de HR professionals voortvarende uitvoering gegeven aan een aantal ontwikkelingen ter optimalisering van het personeelsbeleid: • het inrichten van een HR-serviceorganisatie voor het gehele AMC. Transparantie van werkprocessen, snellere administratieve afhandelingen en het inrichten van een integraal Click-, Call- en Face principe zijn hierbij sleutelbegrippen; • het coördineren van inhuur van derden en contracteren van uitzend- en detacheringbureaus; • het adviseren van de divisies en Raad van Bestuur bij de (tijdelijke) toekenning van arbeidsmarkt gerelateerde toelages en bindingspremies; • het verschuiven van de nadruk op personeelsbeheer naar HR Development. In 2010 is de aandacht uitgegaan naar de toenemende arbeidsmarktproblematiek. Het aantrekken van nieuw personeel en het binden van zittend personeel vormt hierbij de belangrijkste pijler. Betrokkenheid van medewerkers Aan werknemers wil het AMC een aantrekkelijke werkomgeving bieden waar het ontwikkelen en bijhouden van kennis en vaardigheden een vanzelfsprekende zaak is. Om een goed beeld te krijgen van de werkbeleving en de mate van betrokkenheid van alle medewerkers werd daarom in 2010 begonnen met een periodiek medewerkersbetrokkenheids-onderzoek. Dit onderzoek biedt inzicht in hoe medewerkers tegen hun werk aankijken en geeft handvatten voor verbeteringen. Daarnaast werd met dit onderzoek de basis gelegd voor het op te stellen HR-meerjarenbeleidsplan. De medewerkers geven het AMC een 7,3 als beoordeling voor de tevredenheid. Daarnaast waarderen ze de mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling, de ruimte voor innovatie, en de persoonlijke aandacht. Minder te spreken zijn de medewerkers over de soms wat te ver doorgeslagen bureaucratie. Het mag wat efficiënter, effectiever en meer patiëntgerichter binnen het AMC. In het AMC werken ruim 7.000 personen. Een vindplaats voor de toekomst. Het identificeren van toekomstig talent voor sleutelposities in de organisatie is in 2010 dan ook verder ter hand genomen. De binnen de umc’s ingezette weg naar het bereiken van een volwaardige arbeidsrelatie loopt via het project Idealoog. Deelprojecten daarvan zijn: het versterken van jaargesprekken, het introduceren van zogenaamde spiegelgesprekken en het optimaliseren van het introductieprogramma voor nieuwe medewerkers. Tevens is door middel van diverse informatiebijeenkomsten veel aandacht besteed aan de mogelijkheden van het aanwenden van het persoonlijke budget en is een eerste aanzet gemaakt voor een AMC-breed organisatiecurriculum dat in 2011 als eerste nader zal worden uitgewerkt voor de verpleegkundige beroepsgroep. Gezondheid van medewerkers Onder de naam ‘Beter’ is in 2010 een belangrijke stap gezet naar de ontwikkeling en toepassing van een integrale methodiek die leidinggevenden en medewerkers ondersteunt bij de verbetering van de inzetbaarheid en het tot stand brengen van een gezonde en veilige werkomgeving. Deze methodiek moet inzicht geven in hoe de diverse afdelingen op deze punten scoren en in welke mate de gestelde doelen onderling zijn afgestemd (afdelingen versus individuele medewerkers). Wanneer de balans in evenwicht is kan het AMC de optimale randvoorwaarden scheppen voor een gezonde, flexibele en inzetbare organisatie en zo het beste uit zijn medewerkers halen. In het personeelsbeleid zal de nadruk steeds meer op duurzame inzetbaarheid komen te liggen in plaats van activiteiten die zich in engere zin op ziekteverzuim richten. Deze nieuwe benadering sluit aan bij het creëren van een volwaardige arbeidsrelatie.
Beleid, inspanningen en prestaties
50
Norm ziekteverzuim: 12-maandsgemiddelde excl. gravida en incl. langer dan 1 jaar ziek ziekmeldingsfrequentie: 12-maandgemiddelde percentage medewerkers langer dan 1 jaar ziek
4,00% 1,50% 0,74%
Realisatie 4,52% 1,46% 0,49%
Afwijking 0,52% -0,04% -0,25%
Het ziekteverzuimpercentage is in 2010 iets gestegen ten opzichte van 2009 (van 4,47% naar 4,52%). De ziekmeldingsfrequentie is ten opzichte van 2009 iets gedaald (van 1,53 naar 1,46) evenals het percentage medewerkers langer dan 1 jaar ziek (van 0,86% naar 0,5%). Loonontwikkeling In 2008 werd een CAO afgesproken met een looptijd van 38 maanden, (van 1 januari 2008 tot 1 maart 2011). Als onderdeel van de CAO-afspraken gingen de salarissen per 1 maart 2010 structureel omhoog met 1,95% en nam de eindejaarstoeslag in december 2010 toe van 6,75% naar 8,3%. De opbouw van het persoonlijk budget werd in 2010 verdubbeld naar 1%.
4.5.2 KWALITEIT VAN HET WERK De arbeidsmarkt ontwikkelt zich van een werkgeversmarkt naar een werknemersmarkt. Bekendheid bij de doelgroepen op die markt is voor het AMC van het grootste belang. Binnen diverse beroepsgroepen moeten vooral jonge professionals het AMC kennen en ze moeten weten wat de instelling als topwerkgever te bieden heeft en wat de normen en waarden van het AMC zijn. Vanuit dit perspectief is in 2010 op basis van doelgroepgerichte arbeidsmarktplannen gewerkt aan het vergroten van het onderscheidend vermogen van het AMC op een turbulente arbeidsmarkt. Daartoe behoorde ook het actiever opzoeken van noodzakelijk arbeidspotentieel. In 2010 zijn er 150 ‘aanvechtbare’ rechtspositionele besluiten genomen. Arbeidsmarktmanagement Uit regionale arbeidsmarktverkenningen blijkt dat het aandeel van de ziekenhuissector ook in de regio Amsterdam de komende jaren zal blijven groeien door een stijgende vraag naar zorg. Tegelijkertijd is er sprake van een stagnerend en op de lange termijn zelfs krimpend arbeidsaanbod. De verder doorzettende vergrijzing en de daarmee samenhangende ontgroening zijn hieraan debet. Om structurele oplossingen te bereiken werd in 2010 het besluit genomen tot het inrichten van de ‘Werkwinkel’. De Werkwinkel coördineert en regisseert alle activiteiten rondom de instroom van medewerkers. Daarvoor zijn in de keten van recruitment ook de mobiliteits- en reïntegratiestromen geïntegreerd. In het AMC-arbeidsmarktbeleid in 2010 waren de prioriteiten: het aanbrengen van functiedifferentiatie, het voor sommige functies combineren van taken in meer samengestelde functies, het vergroten van de loopbaanmogelijkheden en het investeren in opleidingen. Een belangrijk ontwikkelpunt hierbij is het bestaande netwerk van stagiaires te vergroten. Dit wordt mogelijk als er een centraal stagecoördinatiepunt wordt ingericht waar vraag naar en aanbod van praktijkleerplaatsen naadloos op elkaar aansluiten. In dit kader is besloten om binnen het directoraat HR een dergelijke voorziening te realiseren. Dit stagecoördinatiepunt zal er mede voor gaan zorgen dat snelle en adequate doorstroming naar geschikte stageplekken mogelijk wordt. Voor een effectieve benadering van de arbeidsmarkt in een complexe en overvolle regio als de metropool Amsterdam, is samenwerking gezocht met collega-instellingen. Dit samenwerkingsverband moet er toe leiden dat gezamenlijk zorg wordt gedragen voor voldoende gekwalificeerd personeel in de regio. Opleiden wordt hierbij gezien als een belangrijk instrument voor het werven van nieuwe medewerkers.
Beleid, inspanningen en prestaties
51
Personele kengetallen Aantal medewerkers AMC
31-12-2010 6.957
31-12-2009 6.672
5.885 885 347 12 7.129
5.551 765 331 5 6.652
854 947
741 858
Functieverdeling medewerkers verpleging en verzorging klinisch ondersteunend klinisch (mede)behandelend analytisch wetenschappelijk onderwijs en onderzoek management staf, administratie en secretariaat facilitair klinisch stagiairs Totaal
31-12-2010 1.467 709 364 471 460 252 1.254 694 1.088 212 6.957
31-12-2009 1.426 659 343 460 463 252 1.175 657 1.074 163 6.672
Vrouwen (in %) verpleging en verzorging klinisch ondersteunend klinisch (mede)behandelend analytisch wetenschappelijk onderwijs en onderzoek management staf, administratie en secretariaat facilitair klinisch stagiairs Gemiddeld
31-12-2010 84 80 76 69 46 53 78 30 49 82 67
31-12-2009 84 80 74 70 43 51 79 31 49 83 66
Medewerkers naar deeltijd (in %) minder dan 80% meer dan 80%
31-12-2010 25 75
31-12-2009 25 75
Leeftijdsverdeling (in %) 15 t/m 24 jaar 25 t/m 34 jaar 35 t/m 44 jaar 45 t/m 54 jaar 55 t/m 64 jaar 65 jaar en ouder
31-12-2010 8 25 23 27 17 0
31-12-2009 8 25 23 27 17 0
2010 11,4 8,1
2009 12,5 8,4
31-12-2010 28,3 16,3 19,2 15,0 5,7 5,6 3,6 4,0 2,0 0,4
31-12-2009 27,0 15,7 21,2 13,9 6,5 5,8 3,8 4,4 1,7 0,3
gemiddeld aantal in fte AMC Amsterdam Medical Research BV VZA Groep BV Alant Vrouw Amsterdam BV
gemiddeld aantal project fte’s AMR BV gemiddeld aantal projectmedewerkers AMR BV
Verloop medewerkers (excl. Personeel in opleiding (in %) in dienst uit dienst Diensttijd in het AMC (in %) minder dan 2 jaar 2 tot 5 jaar 5 tot 10 jaar 15 tot 20 jaar 20 tot 25 jaar 25 tot 30 jaar 30 tot 35 jaar 35 tot 40 jaar 40 tot 50 jaar 50 jaar of meer
Beleid, inspanningen en prestaties
52
4.6
SAMENLEVING EN BELANGHEBBENDEN
4.6.1 ALGEMEEN, JONGEREN EN MENSEN Algemeen Dagelijks bezoeken tussen de twaalf- en vijftienduizend mensen het AMC: patiënten, bezoekers, medewerkers, binnen- en buitenlandse collega’s, studenten, leveranciers. Het kan niet anders dan dat een instelling van zo’n omvang vele relaties onderhoudt met de omgeving. Zo is het AMC met zijn zevenduizend werknemers de grootste werkgever van Amsterdam Zuidoost. Voorts is het AMC het ‘gewone’ ziekenhuis voor patiënten uit het basiszorggebied. De nauwe relatie met de stad laat zich tevens merken via het wetenschappelijk onderzoek, zoals de studies naar de gedifferentieerde gezondheidsproblematiek van de verschillende bevolkingsgroepen, studies waarin vaak samen wordt gewerkt met de Amsterdamse GGD. Met het Academisch Psychiatrisch Centrum, heeft het AMC – in samenwerking met Arkin en De Bascule – de zorg voor een kwetsbare groep patiënten. Als Traumacentrum is het AMC verantwoordelijk voor een groot deel van de traumazorg in Noord-West Nederland. Het AMC als onderwijsinstelling kent een groter ‘relatiegebied’. De 2400 studenten komen uit heel Nederland, soms zelfs daarbuiten. Dat laatste geldt ook voor een toenemend aantal onderzoekers van over de hele wereld die - een deel van - hun carrière gestalte geven in het AMC.
4.6.2 MILIEU Het AMC voorkomt en verkleint waar mogelijk de milieubelastende invloed van de primaire activiteiten van patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs. Met het Milieuzorgsysteem AMC heeft de instelling het milieubeleid op een systematische wijze in de bedrijfsvoering geborgd en geïmplementeerd. De AMC-milieumissie ‘Doe gewoon, gewoon doen’, impliceert dat de inspanning voor het milieu en de primaire activiteiten zich haalbaar tot elkaar moeten blijven verhouden. Daarbij hanteert het AMC het principe van decentrale verantwoordelijkheid: alle divisies, directoraten, afdelingen en staven binnen het AMC én de instellingen op het AMC-terrein zijn zelf verantwoordelijk voor het milieubeleid, -doelen en –resultaten. Daarvoor kunnen ze een beroep doen op de centrale milieuorganisatie, de Milieuprogramma Groep. Milieumanagementsysteem AMC Een team van milieufunctionarissen en alle directeuren geven invulling aan het milieubeleid. Elk organisatieonderdeel maakt deel uit van het Milieuzorgsysteem AMC, stelt jaarlijks een milieuplan op, voert meerdere audits uit en rapporteert over de milieuresultaten. De rapportages en milieuplannen vormen de bron van het AMC Milieujaarverslag. De milieufunctionarissen overleggen viermaal per jaar over de operationele zaken uit het milieumanagementsysteem, voor de gehele AMC-organisatie. In dit ’Overleg Lokale Milieucoördinatoren’ is in 2010 extra aandacht besteed aan energieregistratie- en energiebesparingsprojecten, de campagne ’ik print bewust’ ter ondersteuning van de uitrol van de multifunctionals in het ziekenhuis, duurzaam inkopen en etikettering van gevaarlijke stoffen. De centrale regie op milieugebied wordt ingevuld door de Milieuprogramma Groep, onderdeel van de Arbodienst. De Milieuprogramma Groep onderhoudt de contacten intern over de te voeren milieustrategie, de praktische vertaling van wet- en regelgeving, milieuzorg en kennisuitwisseling. Daarnaast vormt de Groep het gezicht van het AMC naar buiten, met betrekking tot de milieuvergunning en het behartigen van de milieubelangen. Zes centrale milieuplannen zijn in 2009 opgestart en kennen een looptijd van vier jaar. De centrale milieuplannen richten zich op: duurzame inkoop, afvalscheiding en afvalpreventie, energie en emissies, duurzaam bouwen, afvalwater en waterbesparing en mobiliteit. Op alle gebied zijn afgelopen jaar stappen voorwaarts gezet. Het AMC neemt sinds 1998 deel aan de meerjarenafspraak energie-efficiency. In 2009 is een nieuw energie-efficiencyplan opgesteld voor de periode 2009-2013, waarin de aanpak van energiebesparing in het AMC is vastgelegd. Zo is in 2010 het contract gesloten waarmee het AMC duurzame koude afneemt voor de koeling van kantoren en utiliteiten. De koude wordt onttrekken uit de Ouderkerkerplas en leidt tot aanzienlijke besparing van elektriciteit voor de opwekking van koude met koelmachines.
Beleid, inspanningen en prestaties
53
De Raad van Bestuur AMC heeft het Milieu Adviesplatform (MAP) ingesteld om het draagvlak voor milieu en duurzaamheid op managementniveau in het AMC verder te verbreden en te versterken. Het MAP heeft onder meer de milieustrategie, de voortgang en verdieping van het milieu-managementsysteem, de afspraken en opvolgingsacties met het bevoegde gezag en het afvalwaterbeleid verder vorm gegeven. De Milieuprogramma Groep werkt samen met de leden van het MAP op dit moment aan nieuwe strategische milieudoelstellingen 2011-2015. Deze worden naar verwachting in de loop van 2011 vastgesteld door de Raad van Bestuur. Milieuvergunning Het AMC is sinds 2004 in het bezit van een milieuvergunning op maat en heeft veel baat bij deze vergunning, omdat er in de meeste gevallen geen afzonderlijke wijzigingsvergunningen nodig zijn bij veranderingen in de bedrijfsvoering. Daarnaast voert het AMC zelf de regie over het opstellen, invullen en uitvoeren van milieumaatregelen. Een goed functionerend milieuzorgsysteem is voorwaarde voor het behouden van deze milieuvergunning. Een belangrijke wijziging voor het AMC voltrok zich eind 2010 bij het van kracht worden van het omgevingsrecht. Vergunningsprocedures op het gebied van bouwen, milieu en ruimtelijke ordening zijn hierdoor nauwer met elkaar verweven. Dit heeft tot intensivering van de samenwerking met het Directoraat Huisvesting geleid bij het verlenen van de diensten aan de AMC-organisatie. Voorts heeft het nieuwe omgevingsrecht ervoor gezorgd dat het bevoegd gezag voor het AMC niet langer bij de gemeente Amsterdam ligt, maar verschoven is naar de provincie Noord-Holland. Veranderingen in de milieuvergunning De volgende wijzigingen op de milieuvergunning AMC hebben plaatsgevonden in 2010: • veranderingen IWO-centrale; • AMC-beleid Opslag en Gebruik Gevaarlijke stoffen conform PGS15; • plaatsing van een noodstroominstallatie. Emissievergunning CO2 en NOx Het AMC neemt verplicht deel aan emissiehandel, vanwege de energiecentrale. De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) is het bevoegd gezag voor de vergunning. De huidige energiecentrale is gefaseerd uit bedrijf genomen. Hierdoor heeft het AMC relatief weinig CO2 en NOx uitgestoten. Met de ingebruikname van de gerenoveerde centrale in 2011 zal met name de NOx-emissie in zeer belangrijke mate afnemen. De nieuwe energiecentrale zorgt ervoor dat de milieubelasting van het AMC vanaf komend jaar aanmerkelijk afneemt. Er is in 2010 een nieuwe emissievergunning voor CO2 en NOx aangevraagd voor de gerenoveerde energiecentrale. Begin 2011, ruim voordat de gerenoveerde centrale in bedrijf gesteld wordt, is deze vergunning rechtsgeldig.
Beleid, inspanningen en prestaties
54
4.7
FINANCIEEL BELEID
Algemeen In 2010 is het het AMC wederom gelukt de baten en lasten goed in evenwicht te houden. Bij een nog steeds stijgende patiëntenzorgproductie, oplopende kortingen van de overheid en de ambitie om te blijven innoveren, is dat niet vanzelfsprekend. In de begroting 2010 werd daarom al een vervolg op het traject van Meer Bereiken Anders Besteden aangekondigd, dat in paragraaf 3.2 van dit verslag is toegelicht. Op initiatief van, en in overleg met, de decentrale bedrijfsvoering, werden de meest kansrijk geachte doelmatigheidsprojecten in gang gezet. Omdat het merendeel van deze projecten zich richtte op de middellange termijn, leidden deze in 2010 over het algemeen nog niet tot harde besparingen. Wel werd door het toegenomen kostenbewustzijn een verdere stijging van uitgaven op specifieke onderwerpen voorkomen, zoals bij de OK-materialen. De grootste (incidentele) lastenstijging deed zich ook dit jaar weer voor bij de inhuur van extern personeel. Omdat een aanzienlijk deel hiervan werd ingehuurd voor ICT-innovatieprojecten werden in de loop van 2010 al deze projecten opnieuw overwogen en werd een begin gemaakt met het vervangen door eigen personeel. Ook op dit onderwerp kon daarmee een verdere kostenstijging worden voorkomen. Daarnaast had ook een deel van de batenstijging een schijnbaar incidenteel karakter. De betreffende post, nacalculaties op het patiëntenzorgbudget, komt echter als gevolg van de bekostigingssystematiek ieder jaar terug en is daarmee bijna structureel. De omvang is in de loop van de jaren wel gedaald, omdat er een inhaalslag geweest in de afronding van de nacalculaties. Investeringen In 2010 zijn de grootste investeringen gedaan op het gebied van ICT. De eerste stap is gezet naar de overgang op een ERP-systeem (€ 0,7 mln) voor ondersteunende diensten. Overige ICT aankopen (ter waarde van totaal € 2,8 mln) hebben betrekking op een upgrade van telefonie en datacenter, een back-up systeem en hardware en computerrandapparatuur. Diverse projecten voor radiologie en het laboratorium hebben in 2009 een positief advies gekregen van de Adviescommissie Investeringen en zijn in 2010 geëffectueerd. Het gaat hierbij om de aanschaf van een external beam treatment planning system (€ 0,6 mln) en diverse apparatuur voor het laboratorium (€ 0,7 mln). De Adviescommissie Investeringen heeft in 2010 twee businesscases positief geadviseerd. Dit betreft de aanschaf/vervanging van de longfunctieapparatuur en een CT scan op de SEH. Naast deze onderwerpen zijn er in 2010 geen businesscases ingediend, maar zijn wel (ten behoeve van afstemming) binnen de Commissie grote projecten besproken, te weten de interventiekamers, de fertiliteitkliniek in het Q-gebouw en de grote verbouwing van de OK. Tevens zijn bepaalde onderwerpen (b.v. videoconferencing) kortgesloten met de IT Raad. In 2010 is door de decentrale eenheden een meerjarenbegroting opgesteld voor een vijfjaarlijkse periode. De Commissie heeft op basis daarvan een aantal adviezen opgesteld ten aanzien van het niveau van de budgetten, het verbeteren van vervangingsplannen en het verduidelijken van uitgangspunten voor investeringsprojecten. Financiële resultaten Bedrijfsopbrengsten De grootste bedrijfsopbrengst van het AMC is het gezondheidszorgbudget. Dat kwam in 2010 uit op € 383,9 miljoen. Ten opzichte van 2009 (€ 368,5) is dat een stijging van € 15,4 mln. Voor iets meer dan € 1,5 mln houdt deze stijging verband met VZA (van € 23,2 in 2009 naar € 24,7 in 2010). In het AMC-deel van het gezondheidszorgbudget hebben de productie afspraken met verzekeraars en de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling geleid tot een toename van het budget met ongeveer € 10,5 mln. De rest van de toename houdt verband met correcties voorgaande jaren. Andere grote componenten in de bedrijfsopbrengsten zijn de Rijksbijdragen voor Onderwijs en Onderzoek en voor de werkplaatsfunctie die het AMC van het Ministerie van OC&W en de Universiteit van Amsterdam ontvangt. Deze daalden als gevolg van externe kortingen in totaal met 1,8% (2009: stijging van 7%). De overige bedrijfsopbrengsten, waaronder de subsidies voor de academische component en de opleiding van medisch specialisten, kwamen in 2010 uit op € 243,5 mln. Ten opzichte van 2009 (€ 213,2 mln) betekent dat een stijging van € 30,3 mln.
Beleid, inspanningen en prestaties
55
Daarvan heeft € 11 miljoen betrekking op nagekomen royalty-opbrengsten; daarnaast is in 2010 met name bij AMR B.V. sprake geweest van een hoger niveau van externe doorberekeningen. In totaal steeg de som van de bedrijfsopbrengsten in 2010 naar € 806,5 mln (2009: € 762,1 mln), een stijging van 5,8% (2009: 7%). Bedrijfslasten De totale bedrijfslasten kwamen in 2010 uit op € 799,2 mln (2009: € 755,0 mln), een stijging met 5,8% (2009: 8%). In absolute termen vond de grootste stijging plaats in de personeelskosten. Naast de effecten van de CAO-afspraken, waaronder een verdere verhoging van de eindejaarsuitkering en verhoging van de pensioenpremies werd deze stijging ook veroorzaakt door toename van het aantal fte. De kosten van het personeel-niet-in-loondienst bedroegen € 58,8 mln in 2010, een stijging van € 7,2 mln vergeleken met 2009. De afschrijvingskosten zijn in 2010 gestegen met € 6,9 miljoen, waarin mede begrepen een afschrijving ineens van € 1,9 mln die verband houdt met immateriële vaste activa. De overige bedrijfskosten zijn in totaal met – per saldo - € 9,4 mln gedaald ten opzichte van 2009, waarbij met de name de algemene kosten aanzienlijk zijn gedaald. De stijging van de patiënt- en bewonersgebonden kosten met € 6,2 mln, is groter dan de productiestijging die door de verzekeraars wordt vergoed. Hier wreken zich de opgelegde vaste of maximumtarieven die vaak onvoldoende zijn om de kosten van productiegroei te dekken. De financiële lasten zijn in 2010 met € 3,3 mln gestegen ten opzichte van 2009, door een hoger niveau van kortlopende leningen en de opgelopen geldmarktrente. De schulden aan kredietinstellingen bedroegen € 221,9 miljoen in 2010, een stijging van € 139,8 miljoen ten opzichte van 2009. Deze opwaartse lijn is het gevolg van de toename van het financieringstekort en materiële vaste activa. Resultaat Als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen is het geconsolideerde resultaat in 2010 uitgekomen op € 1,0 mln (2009: € 4,8 mln). Kengetallen Door het resultaat 2010 is het eigen vermogen ultimo 2010 gestegen naar € 95,7 mln (2009: € 94,7 mln). Het niveau van de voorzieningen is ten opzichte van het voorgaande jaar verlaagd naar € 69,7 mln, (2009: € 76,6 mln) waardoor het weerstandsniveau in 2010 is verminderd met 2,0% (2009: vermindering met 2,4%).
Beleid, inspanningen en prestaties
56
De belangrijkste kengetallen (geconsolideerd) zijn als volgt: (in miljoenen euro’s)
2010
2009
Collectief gefinancierd gebonden vermogen gezondheidszorg Collectief gefinancierd gebonden vermogen O&O Niet collectief gefinancierd vrij vermogen Totaal eigen vermogen Voorzieningen Weerstandsvermogen
22,9 18,0 54,8 95,7 69,7 165,4
25,5 19,9 49,3 94,7 76,6 171,3
Balanstotaal
828,0
729,5
Som der bedrijfsopbrengsten
806,5
762,1
11,9% 8,6% 20,5%
12,4% 10,1% 22,5%
26,4% 64,8%
30,5% 74,3%
66,6% 33,4% 100,0%
68,8% 31,2% 100,0%
11,5% 8,4% 19,9%
13,0% 10,5% 23,5%
14,9% 13,6% 51,6% 100,0%
17,5% 17,0% 42,0% 100,0%
Vermogensniveau (eigen vermogen / bedrijfsopbrengsten) Voorzieningenniveau (voorzieningen / bedrijfsopbrengsten) Weerstandsniveau (eigen vermogen en voorzieningen/bedrijfsopbrengsten) Solvabiliteit (eigen vermogen, investeringssubsidie/ balanstotaal) Liquiditeit (vlottende activa / vlottende passiva) Balansverhoudingen Vaste activa Vlottende activa Balanstotaal Groepsvermogen Voorzieningen Weerstandsvermogen Langlopende schulden: Vooruitontvangen investeringssubsidie à fonds perdu Schulden aan kredietinstellingen Kortlopende schulden Balanstotaal
Beleid, inspanningen en prestaties
57
4.8
KUNST
De sectie Kunstzaken van de afdeling Interne en externe communicatie is verantwoordelijk voor behoud, beheer, presentatie en uitbreiding van de AMC-kunstcollectie. Uitgangspunt van de collectie is het verzamelen van kunst van Nederlandse of in Nederland wonende kunstenaars vanaf de Tweede Wereldoorlog. De collectie bevat 6.000 werken van Karel Appel, Constant, Jan Schoonhoven, Eugène Brands, Jan Dibbets, Ger Lataster, Ger van Elk, Reinier Lucassen, J.C.J. van der Heyden, Robert Zandvliet, Roy Villevoye, Marlene Dumas, Karen Sargsyan, Jacqueline Hassink, Merijn Bolink en vele andere bekende kunstenaars. Het grootste deel van kunstwerken hangt in de openbare ruimten van het AMC, waar patiënten, medewerkers en bezoekers kennis kunnen nemen van de rijkdom van de collectie. Voor medewerkers van het AMC is er een kunstuitleen. Men kan zelf in het depot een werk uit de collectie uitzoeken voor de eigen werkplek. Bij de oplevering van het gebouw in 1981 zijn een twintigtal speciaal ontworpen monumentale kunstwerken - via de nu niet meer bestaande 1%-regeling - in en om het AMC geplaatst, onder andere van Carel Visser, Auke de Vries, Sjoerd Buisman en Peer Veneman. Sinds 2001 worden er weer opdrachten aan kunstenaars verstrekt voor specifieke locaties in het gebouw Bij de oplevering van de nieuwe huisvesting van de psychiatrie in 2008 legde Vincent Zedelius de overgang van de oude huisvesting naar de nieuwe locatie fotografisch vast. Merijn Bolink, Scarlett Hooft Graafland en Hans Eijkelboom kregen opdrachten voor het Academisch Psychiatrisch Centrum en het Q- gebouw; opdrachten die mede gefinancierd konden worden via het Matchingfonds van het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Kunstboek Eind 2003 is het AMC Kunstboek verschenen, deze kleurrijke publicatie vormt de opvolger van de in 1989 verschenen ‘AMC Collectie; Vijftien stromingen in de Nederlandse schilderkunst’. Het AMC Kunstboek bevat afbeeldingen en beschrijvingen van ruim 130 werken uit de omvangrijke AMCcollectie. Kwaliteit fungeert als criterium voor de opgenomen selectie. Het AMC Kunstboek, uitgegeven door de Amsterdam University Press, is tweetalig en verscheen in een oplage van 2.000 onder redactie van Sabrina Kamstra, Simon Knepper en Johan Kortenray. Het werd vormgegeven door Annelys de Vet. In het AMC Magazine verschijnt maandelijks een bespreking van een nieuw verworven werk voor de collectie van de hand van bekende kunstcritici Janneke Wesseling en Tineke Reijnders, die de basis vormen voor een in 2013 nieuw te verschijnen kunstboek. Exposities 2010 Het AMC beschikt over twee expositieruimten, de AMC Brummelkamp Galerie en de Vitrines; hier worden tweemaandelijks wisselende tentoonstellingen georganiseerd. In de AMC Brummelkamp Galerie wordt werk getoond van kunstenaars die al in de collectie zijn opgenomen of zullen worden aangekocht. De kunstenaars exposeren om niet, uit bijna elke expositie wordt een werk aangekocht. In 2010 exposeerde in de AMC Brummelkamp Galerie achtereenvolgens Karin Bos met tekeningen en schilderijen, daarna liet Jan Koster foto’s van Cuba en wereldsteden zien. Caren van Herwaarden en Sandra Kruisbrink exposeerden in een dubbeltentoonstelling hun collages in zowel de AMC Brummelkamp Galerie als de Vitrines. Elspeth Struijk van Bergen en Rem van der Zee exposeerden foto’s waar het AMC als locatie had gediend. Afsluiter van het jaarprogramma was de tentoonstelling Skulls van Hans Eijkelboom die dit jaar ook de opdracht kreeg om een prent te maken voor de serie de Menselijke gedaante. Deze prent wordt ieder jaar tijdens De Anatomische Les in het Concertgebouw gepresenteerd, ditmaal door prof. dr. Damiaan Denys. In de Vitrines wordt toegepaste kunst getoond. In 2010 toonde Iris Roskam fragiele vazen. Daarna was er de bijzondere expositie van Afrikaanse glaskralen uit de collectie van Herman Domisse. Caren van Herwaarden en Sandra Kruisbrink toonden in een dubbel tentoonstelling collages en tekeningen. Van Caro Bensca waren kleine bronzen en zilveren beeldjes te zien en van Femke Habets borduurwerken. De laatste tentoonstelling van het jaar was van Karin Järvinen met keramische objecten. Werken uit deze tentoonstellingen worden doorgaans niet aangekocht voor de collectie.
Beleid, inspanningen en prestaties
58
Gerealiseerde projecten, aankopen en opdrachten in 2010 Naast de tentoonstellingen zijn er tal van projecten waarmee Kunstzaken zich bezighoudt, zoals rondleidingen, restauraties en het inrichten van de openbare ruimten van het AMC. In 2010 werden 101 nieuwe werken voor de collectie verworven en is er een opdracht opgeleverd in de vorm van een boek van Hans Eijkelboom. In november was er een samenwerking met de Illustere School van de UvA voor het cursusonderdeel Bedrijfscollecties in Nederland, een lezing en excursies. Boek ‘Goede bedoelingen en modern wonen, fotonotities over de Bijlmer’ van Hans Eijkelboom werd op 19 november tijdens de 17e Anatomische Les in het Concertgebouw gepresenteerd. Om het boek onder de aandacht te brengen zijn er twee tentoonstellingen georganiseerd, een in de Brummelkamp Galerie ( zie boven) en een in het Erfgoedlab van de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Hans Eijkelboom kreeg in 2008 van de AMC-Kunststichting de opdracht om de buitenwereld van de Bijlmer binnen te brengen. Dit deed hij door middel van een zich maandelijks uitbreidende serie die uiteindelijk ruim 200 foto’s omvatte. De foto’s van dit tijdelijke project zijn gebundeld in een boek wat is vormgegeven door Mevis en van Deursen. Het boek is in een oplage van 2.000 stuks verschenen bij NAi uitgevers. Het project is mede gefinancierd via een convenant Matchingsfonds met het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Het AMC participeert in dit fonds dat bestemd is om opdrachten voor kunst in de openbare ruimte te stimuleren. Inrichting Q-gebouw In 2010 is het inrichtingsplan voor het nieuw Q-gebouw (uitbreiding polikliniek) gerealiseerd. Er is voor gekozen om per etage werk van een kunstenaar te presenteren waardoor er meer aandacht voor het werk is en er aan oeuvre-opbouw in de collectie kan worden gedaan. Op de begane grond hangen foto’s uit Hans Eijkelbooms Bijlmer serie, die aangekocht zijn naar aanleiding zijn opdracht voor diezelfde locatie. Op de eerste etage hangen 15 scanwerken van bloemenkransen van Mirjam de Zeeuw. Op de tweede etage hangen 19 foto’s van landschappen van Kim Boske. Opdracht Q-2 Voor de polikliniiek Oncologie-Hematologie is een opdracht verstrekt aan Thomas Elshuis. Hij ontwierp een speels waterlandschap van 75 m² voor de raampartij van de afdeling.
Beleid, inspanningen en prestaties
59
5
ONDERWIJS EN OPLEIDING
5.1
ONDERWIJSINSTITUTEN Onderwijsinstituut Geneeskunde Aantal ingeschreven studenten (peildatum 1 oktober) Instroom eerstejaars (peildatum 1 oktober) - waarvan decentraal geselecteerd - waarvan direct geplaatsten (> 8 gemiddeld op cijferlijst VWO) Aantal artsdiploma’s studiejaar Studierendement (aantal (arts)examens in %) na 9 jaar Aantal vooraanmeldingen (bron BBI) (teldatum 15 augustus) Marktaandeel vooraanmeldingen (in %) (bron IBG) (teldatum 15 augustus) Capaciteit co-assistenten - aantal jaarplaatsen voor opleiding co-assistenten AMC (incl. huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde) - aantal jaarplaatsen voor opleiding co-assistenten affiliatieziekenhuizen
2010 2.342 350 128 46 246 (2009/2010) 74,5 1018 14
2009 2.363 325 111 50 232 (2008/2009) 79 959 14
309
270
264
243
In 2010 werden er drie verschillende geneeskundecurricula gelijktijdig aangeboden, te weten ‘Curriculum ’93’ (voornamelijk in de co-schappen), ‘Curius’ (ongedeelde opleiding, gestart per studiejaar 2006-2007) en ‘Curius+’ de bacheloropleiding, die gestart is per studiejaar 2009-2010. Met ‘Curius+’ is een start gemaakt met de invoering van de gedeelde bachelor-masteropleiding bij geneeskunde. Hiermee sluit het AMC-UvA aan bij de belangrijkste internationale ontwikkeling op onderwijsgebied van het afgelopen decennium, de BaMa-structuur. In nauwe samenwerking met de afdeling Onderwijs- & Studentenzaken (O&S) en de Studentenraad van AMC-UvA, is de invoering van het eerste jaar van de bacheloropleiding Geneeskunde prima verlopen. Dankzij de grote inzet van onderwijsprofessionals, bestuurders, docenten en coördinatoren is deze voor het AMC nieuwe, gedeelde geneeskunde-opleidingsstructuur, geruisloos en probleemloos gestart. In onderstaande tabel staat de invoering van de verschillende Geneeskundecurricula in de tijd weergegeven. Tijdschema curricula Geneeskunde: Curriculum’93, Curius, Curius+Bachelor, Curius+ Master Studiejaar Curriculum '93 Curius Curius + bachelor Curius + master 2009-2010 jaar 5 en 6 jaar 2, 3 en 4 jaar 1 2010-2011 jaar 6 jaar 3, 4 en 5 jaar 1 en 2 2011-2012 jaar 4, 5 en 6 Jaar 1, 2 en 3 2012-2013 jaar 5 en 6 Jaar 1, 2 en 3 jaar 1 2013-2014 jaar 6 Jaar 1, 2 en 3 jaar 1 en 2 2014-2015 Jaar 1, 2 en 3 jaar 1, 2 en 3
Decentrale selectie In 2010 is opnieuw gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om maximaal 50% van de eerstejaars zelf te selecteren. De selectieprocedure bleef ten opzichte van 2009 onveranderd en bestond uit twee selectierondes. Kandidaten moesten in de eerste selectieronde een biomedische kennistoets maken en een curriculum vitae inleveren. Op grond van de resultaten in deze eerste selectieronde, werd een deel van de kandidaten toegelaten tot de tweede ronde, die bestond uit een toets na afloop van een proefcollege, en een beoordeling op grond van een interview dat werd afgenomen door een staflid en een student. Zij waren vooraf getraind in het voeren van selectiegesprekken. Op grond van de resultaten werden de kandidaten geselecteerd. Er hadden zich 926 kandidaten aangemeld voor de decentrale selectie, waarvan er 766 daadwerkelijk aan de eerste ronde meededen; 248 zijn doorgestroomd naar de tweede selectieronde. Uiteindelijk zijn 128 kandidaten door het AMC geselecteerd.
Onderwijs en opleiding
60
Bachelorfase Met de overgang van ‘Curius’ naar een 3-jarige bachelorfase in ‘Curius+’, moest herallocatie plaatsvinden van onderwijsonderdelen uit het vierde studiejaar naar het tweede en derde studiejaar; dit had consequenties voor de bestaande blokken in het eerste, tweede en derde studiejaar. Gewerkt werd en wordt vooral aan het deels meer integreren van onderwijsonderdelen van het blok ‘Ziekte, Gedrag en Samenleving’ in zowel eerdere jaren, als in de coschappen van de masterfase, waardoor het bachelorblok zelf tot 4 weken kan worden teruggebracht. Evenzo zullen onderdelen van het oncologie-onderwijs naar blokken in het tweede jaar verplaatst worden, dan wel een plaats moeten krijgen in de masterfase. De rode draad ‘Klinische Wetenschappelijke Methodologie’ voldeed niet aan de verwachtingen met betrekking tot het beklijven van kennis bij de studenten. In 2011 zal met de nieuw benoemde coördinatoren een nieuw plan worden gemaakt. Daarnaast werd en wordt het onderwijs afgezet tegen de eisen die in het ‘Raamplan 2009’ aan de bachelorfase worden gesteld, met onderdelen als de ‘Canon Psychologie’, het vaardigheidsonderwijs, ‘Professioneel Gedrag’ en de thema’s ‘Diversiteit en Academische Vorming’. Co-schappenfase Planning/Instroom/wachttijden In 2009 was de aanmelding voor de co-schappen boven verwachting toegenomen, waardoor wachttijden van acht maanden ontstonden. In het eerste half jaar van 2010 bleef de aanmelding voor de co-schappen hoog, waardoor de wachttijden voor instroom in de co-schappen onveranderd hoog bleven. In de tweede helft van 2010 was de aanmelding voor de co-schappen weer relatief laag en liepen de wachttijden langzaam terug: in 2009 waren er 376 studenten die zich aanmeldden voor de co-schappen, in 2010 waren er 297 aanmeldingen. In 2010 is een zodanige uitbreiding van capaciteit gerealiseerd dat 338 studenten co-schappen kunnen lopen. Daarmee leek een maximum bereikt, echter eind 2010 is opnieuw besloten tot capaciteitsuitbreiding die begin 2011 zijn beslag krijgt. Deze capaciteitsuitbreiding werd ingevoerd ter voorbereiding op de nieuwe masteropleiding ‘Curius+’ die in september 2012 van start gaat. Internationalisering Het aantal coschapplaatsen in het buitenland is uitgebreid. Zo kunnen nu ook reguliere co-schappen kindergeneeskunde in Brussel, Antwerpen of India gelopen worden. Nieuw beoordelingssysteem co-schappen Per 1 oktober 2010 is een nieuw beoordelingssysteem voor de co-schappen ingevoerd. De belangrijkste doelen van deze nieuwe beoordelingssystematiek zijn: • het verbeteren van de validiteit en betrouwbaarheid van de beoordelingen door duidelijke afspraken over de aspecten waarop een co-assistent wordt beoordeeld en in welke situaties deze beoordeling plaatsvindt; • te komen tot meer realistische en onderscheidende beoordelingen; • te komen tot meer observaties van de co-assistent en meer en gerichter feedback op zijn/haar handelen; • te komen tot een beoordeling op professioneel gedrag en medische deskundigheid. Beide maken de co-assistent uiteindelijk tot een bekwaam arts. Om de eerder genoemde doelen te bereiken zijn nieuwe beoordelingsformulieren ontwikkeld; voor ieder co-schap zijn korte beoordelingsformulieren ontwikkeld of aangepast en samengevoegd in een nieuw handzaam beoordelingsboekje. Daarnaast is een website ontwikkeld ter ondersteuning, hierin wordt per rol (co-assistent, coschapcoördinator, onderwijssecretariaat of beoordelaar/examinator) uitgelegd wat er verandert en waarop gelet moet worden (www.amc.nl/coschapbeoordelingen). In 2011 wordt deze nieuwe beoordelingssystematiek geëvalueerd. Vaardigheidsonderwijs Bij het vaardigheidsonderwijs is gewerkt aan betere scholing van docenten, wordt verdere integratie in het curriculum nagestreefd en krijgt toetsing veel aandacht. In 2011 zal de intensieve aandacht aan deze thema’s gecontinueerd worden. Professioneel gedrag In het studiejaar 2009-2010 is het programma voor onderwijs en toetsing van professioneel gedrag formeel van start gegaan met de invoering van ‘Curius+’. Professioneel gedrag is getoetst in de volgende vier onderdelen: kleinschalig klinisch lijnonderwijs; een essay, de verpleeghulpstage en blok 1.5 (3D-mens), waarbij de student 1 studiepunt behaald zodra e.e.a. succesvol is afgerond. De eerste ervaringen met toetsing zijn positief: alle betrokken coördinatoren waren zeer coöperatief en alle beoordelingen zijn tijdig door O&S verwerkt. Onderwijs en opleiding
61
In het studiejaar 2010-2011 is begonnen met de toetsing van professioneel gedrag in het kleinschalig klinisch lijnonderwijs; het essay, het juco en het vaardigheidsonderwijs. De longitudinale opbouw van het onderwijs in ‘Professioneel Gedrag’ krijgt vorm door een verdere, concrete uitwerking en afstemming van de onderwijsinhoud in de afzonderlijke onderdelen en een eenduidig gebruik van begrippen. Honours Geneeskunde Het Honoursprogramma biedt verdieping en verbreding in de patiëntenzorg, medisch onderwijs en medisch-wetenschappelijk onderzoek voor excellente studenten. In het studiejaar 2009-2010 zijn in het ‘Curius+’ programma 25 eerstejaars begonnen met het Honoursprogramma. Hiervan zijn 23 studenten naar het tweede Honoursjaar doorgegaan. In het Curius-curriculum zijn in 2009-2010 24 tweedejaars studenten begonnen met het Honoursprogramma. Daarvan zijn nog 16 studenten bezig met het Honoursprogramma. In 2010 hebben 30 Honoursstudenten hun testimonium behaald. ICT in het onderwijs E-learning In ‘Curius’ en ‘Curius+’ wordt veelvuldig gebruik gemaakt van e-learningmodules. Door middel van e-learning kan een student op elke gewenst moment op een interactieve manier de leerstof doornemen in zijn eigen tempo. Op dit moment wordt er binnen de Bachelor gebruik gemaakt van ongeveer zeventig e-learning modules. Om de kwaliteit hiervan te waarborgen worden alle modules geëvalueerd, nabesproken en zonodig aangepast. Ook vindt er jaarlijks een medisch inhoudelijke update plaats. Digitaal toetsen Het merendeel van de bonuspuntentoetsen in ‘Curius’ en ‘Curius+’ wordt digitaal afgenomen. Dat geldt ook voor de bloktoets ‘3D-mens’. Ook wordt digitaal toetsen ingezet als voorbereiding voor diverse practica, waarbij een student eerst succesvol een zogenaamde ingangstoets moet hebben afgerond voordat hij aan het practicum mag beginnen. Een tekort aan een grote toetszaal is nog altijd een hindernis voor grootschalige implementatie van digitale toetsing. Externe voorlichting en PRr Diverse voorlichtingsactiviteiten werden uitgevoerd voor de bachelor Geneeskunde, zoals voorlichting op middelbare scholen, een nadere kennismaking met het AMC, het proefstuderen, de webklassen en het meelopen. Nieuw dit jaar was de voorlichting ten behoeve van de zijinstroom Geneeskunde, die in 2011 zal starten. Tevens is er een nieuw voorlichtingsmiddel ingezet voor de derde- en vierdejaars studenten geneeskunde; het speeddaten. De student kan tijdens deze date van 8 minuten al zijn of haar prangende vragen stellen aan de specialist in kwestie. Website Speciaal voor aankomende studenten heeft de afdeling Voorlichting in samenwerking met het Audiovisueel Centrum en het Webteam een nieuwe site ontworpen voor potentiële studenten. Achter acht silhouetten gaan thema’s schuil die in korte filmpjes worden doorgenomen. De thema’s zijn: ‘Dokter vanaf de eerste dag’, ‘De snijzaal in’, ‘De digitale patiëntsimulator’, ‘Academische vorming’, ‘I AMC’ (‘naar jouw stem wordt geluisterd’), ‘Professioneel gedrag’, ‘Honours’ (een studietraject speciaal voor toptalenten) en ‘Naar het buitenland’. Met deze zorgvuldig gekozen thema’s wil het AMC aankomende studenten laten zien dat het AMCUvA zich onderscheidt door een bijzondere invulling van de studie. Behalve filmpjes bevat de site interviews met VWO’ers die meededen aan de decentrale selectie, informatie over open dagen en studentenvoorzieningen, foto’s van het studentenleven en exclusieve driedimensionale beelden van organen. Onderwijsinstituut Medische informatiekunde aantal ingeschreven studenten (peildatum 1 oktober)* instroom 1e-jaars Bachelor (peildatum 31 oktober) instroom 1e-jaars Master (peildatum 31 oktober) aantal diploma’s doctoraal (peildatum 1 oktober) aantal diploma’s Bachelor (per studiejaar) aantal diploma’s Master (per studiejaar) studierendement % propedeuse binnen 2 jaar aantal vooraanmeldingen (bron BBI)
2010 84 21 13 0 9 13 82 19
2009 101 17 5 0 9 10 61 19
* Ingeschrevenen 2010: 61 bachelorstudenten en 23 masterstudenten.
Onderwijs en opleiding
62
Visitatie Het studiejaar 2009-2010 heeft voor het Onderwijsinstituut Medische Informatiekunde voornamelijk in het teken gestaan van de visitatie van de bachelor- en de masteropleiding. De visitatie heeft plaatsgevonden op 24 en 25 augustus 2010 en beide opleidingen zijn op alle onderzochte facetten positief beoordeeld door de visitatiecommissie. De heraccreditatie van beide opleidingen door de NVAO is op basis van het lovende visitatierapport van de QANU gerealiseerd. De visitatiecommissie was onder de indruk van de wijze waarop de opleidingen erin slagen om meerdere disciplines te integreren in de programma’s, in aansluiting op het domeinspecifiek referentiekader en de internationale IMIA-standaard. De visitatiecommissie oordeelde daarnaast bijzonder positief over de aansluiting tussen het profiel van de opleiding en het toekomstige beroepenveld. Afgestudeerden onderscheiden zich volgens de commissie van afgestudeerden van beroepsgerichte opleidingen door hun innovatief en academisch denkvermogen. Naast het oplossen van problemen zijn afgestudeerden in staat om problemen te analyseren, op toekomstige ontwikkelingen te anticiperen en nieuwe kennis te genereren. De commissie concludeerde op basis hiervan dat de opleidingen er succesvol op doelen en uitstekend in slagen om studenten op te leiden met een uniek en gewenst profiel. Naast alle positieve klanken heeft de visitatiecommissie tevens aanbevelingen gedaan om de opleidingen naar een hoger niveau te tillen. Zo blijft de instroom, ondanks de pogingen die zijn ondernomen door de opleidingen tot betere naamsbekendheid, laag. De ontwikkeling van minors voor bachelors en Hbo’ers, een deeltijdvariant van de masteropleiding voor werkenden zou de instroom mogelijk kunnen verhogen. Naar aanleiding van deze aanbevelingen heeft het bestuur van het Onderwijsinstituut Medische Informatiekunde haar beleidsvoornemens voor de komende periode opgesteld. Dit heeft geresulteerd in vier concrete plannen: een herziening van het mastercurriculum, het verhogen van de instroom in de master, het verkennen van de mogelijkheden voor een 1-jarige deeltijdvariant van de master en het ontwikkelen en invoeren van een kwaliteitssysteem. Voor deze plannen zijn projectaanvragen geschreven. Toetsing Vanuit het besef dat een goed toetsbeleid met adequate toetsmethoden een belangrijk criterium is voor een goede opleiding, is in januari 2010 het startsein gegeven voor het project ‘Verbetering Toetskwaliteit Medische Informatiekunde’. Als eerste stap in het verbetertraject is een Commissie Toetsing ingesteld die als opdracht heeft gekregen een onderbouwd en breed gedragen beleidskader voor toetsing binnen de bachelor- en masteropleiding Medische informatiekunde te ontwikkelen. De uitkomsten van de Commissie Toetsing staan beschreven in het Rapport ‘Toetsing binnen de Medische Informatiekunde AMC-UvA’. Vervolgens heeft het bestuur van het Onderwijsinstituut Medische Informatiekunde besloten om het toetsbeleid vorm te geven en te implementeren. Vanuit het programma ‘Studiesucces’ van de UvA is er voor dit implementatieproject subsidie toegekend. Per opleiding wordt een toetsbeleidsplan opgesteld, inclusief toetsplannen en -matrijzen. De toetsdeskundige van O&S heeft een spilfunctie in de kwaliteitsborging van de toetsing en wordt actief betrokken bij de nabesprekingen van de kwaliteit van het toetsen. Ook zal gekeken worden naar mogelijkheden om de toetsexpertise op docentniveau te versterken. Vooruitlopend op het voorstaande heeft het bestuur in 2010 ingezet op beleid waarbij minimaal twee weken voorafgaand aan het tentamen een voorbeeldtentamen met modelantwoorden op Blackboard beschikbaar is. Na afloop van het tentamen hebben de studenten de mogelijkheid de modelantwoorden en tentamenopdrachten in te zien. Honours Medische Informatiekunde Het Honoursprogramma Medische Informatiekunde biedt extra uitdagend onderwijs voor getalenteerde en gemotiveerde studenten. In het studiejaar 2009-2010 zijn in het bachelorprogramma voor het eerst drie eerstejaars begonnen met het Honoursprogramma. De deelnemende studenten worden begeleid door de coördinator van het Honoursprogramma. Het streven is om jaarlijks minimaal twee studenten in het Honoursprogramma te laten instromen. Externe voorlichting en PR Diverse voorlichtingsactiviteiten werden uitgevoerd voor de bachelor Medische Informatiekunde, zoals voorlichting op middelbare scholen, een nadere kennismaking met Medische Informatiekunde in het AMC, speeddaten met studenten Medische Informatiekunde, en chatsessies via Studiekeuze123. Naast de voorlichtingsactiviteiten is Medische Informatiekunde meerdere malen zichtbaar geweest met testimonials in Schoolmagazine en hebben alle vijfde- en zesdejaars VWOscholieren met interesse in de ICT een mailing en ansichtkaart ontvangen. Ook de aankomende masterstudenten Medical Informatics hebben via de UvA Masterweken kennis kunnen maken met de studie.
Onderwijs en opleiding
63
AMC Graduate School for Medical Sciences instroom promovendi aantal ingeschreven promovendi *) aanstelling: - AMC - AMC Medical Research BV - elders aantal cursussen aantal deelnemers aan de cursussen
2010 180 903
2009 190 693
28% 46% 26% 29 1.004
34% 55% 11% 28 837
* Het nieuwe registratiesysteem voor promovendi is in april 2009 van start gegaan. Nog niet alle promovendi zijn geregistreerd. In 2010 wordt het totaal aantal AMC-promovendi geschat op 950.
De AMC Graduate School for Medical Sciences schept de infrastructuur voor het opleidingsgedeelte van de promotietrajecten in het AMC. Hiertoe biedt de AMC Graduate School het PhD Course Program aan: een facultatief onderwijsprogramma voor promovendi, gericht op het overdragen van kennis en vaardigheden, als onderdeel van de vorming van promovendi tot hooggekwalificeerde, zelfstandige onderzoekers. In het academisch jaar 2010-2011 bestond het programma uit een algemene, inleidende cursus (AMC World of Science) en 28 meer gespecialiseerde cursussen. Jaarlijks wordt het programma aangepast en naar behoefte uitgebreid, op grond van een aan het programma verbonden kwaliteitsborgingsysteem. De AMC Graduate School maakt het programma ieder jaar bekend in een wijd verspreide brochure en op zijn website www.amc.nl/graduateschool. In 2010 heeft het AMC een zelfevaluatie uitgevoerd conform het Standaard Evaluatieprotocol van KNAW, VSNU en NWO, als voorbereiding op een internationale onderzoeksvisitatie in 2011. In die zelfevaluatie is ook de rol van de AMC Graduate School bij het opleidingsgedeelte in de promotietrajecten expliciet opgenomen. De verplichte registratie van promovendi, die in 2009 is gestart, heeft geresulteerd in aanmelding van ruim 900 promovendi eind 2010. Het aantal geregistreerde promovendi met een aanstelling buiten het AMC of AMR BV kent een duidelijke toename. De verplichte registratie heeft er zoals beoogd toe geleid dat de status van de AMC-promovendus duidelijker is geworden. Het heeft ook de zichtbaarheid van de Graduate School in het AMC vergroot. De functionaliteit van het registratiesysteem DOCTOR is in 2010 verbeterd, waardoor meer rapportages kunnen worden gegenereerd. Hoogleraren ontvangen ieder kwartaal een mailing met een overzicht van hun geregistreerde promovendi. Het aantal deelnemers aan cursussen van de Graduate School is in 2010 verder gestegen. De professionalisering van de organisatie van de cursusadministratie heeft geresulteerd in een kwaliteitstoename. Het aantal deelnemers aan de cursus ‘AMC World of Science’ lag in 2010 voor het eerst boven de honderd. De cursussen ‘Project Management’ en ‘Career Development’ zijn toegevoegd aan het cursusaanbod. De wachtlijsten voor een aantal van de cursussen zijn in 2010 wel opgelopen. Voor deze onwenselijke situatie is nog geen oplossing gevonden. In 2010 heeft de Raad van Bestuur de Opleidingscommissie Graduate School ingesteld, met als opdracht de Raad van Bestuur en het bestuur van de Graduate School te adviseren over aangelegenheden die betrekking hebben op de opleiding van promovendi. De Graduate School nodigt promovendi in het tweede kwartaal van hun aanstelling uit voor een gesprek aan de hand van het Opleidings- en Begeleidingsplan (OBP), dat promovendus en promotor samen opstellen. In het OBP zijn afspraken vastgelegd tussen promovendus en promotor over begeleiding en het volgen van cursussen. Tijdens het gesprek wordt de promovendus tevens geïnformeerd over het promotietraject en wordt hij op de rechten en plichten gewezen van zowel de promovendus als de promotor en begeleiders. De Graduate School gebruikt de informatie uit de OBP-gesprekken voor permanente verbetering van zijn procedures en werkwijze. In 2010 is de Graduate School gestart met de ondersteuning aan begeleiders van de AMCpromovendi: promotoren, copromotoren en andere (dagelijkse) begeleiders. Samen met een focusgroep, bestaande uit recent benoemde hoogleraren, is geïnventariseerd welke ondersteuning promotoren zouden willen krijgen in de begeleiding van hun promovendi. In samenwerking met het directoraat HR is een pilot georganiseerd van de workshop ‘Begeleiding van promovendi’. De workshop voorzag in een grote behoefte, gezien het aantal aanmeldingen en de reacties van de deelnemers, en zal in 2011 in het reguliere opleidingsaanbod van het directoraat HR worden opgenomen.
Onderwijs en opleiding
64
De AMC Graduate School heeft in samenwerking met de NFU een inventarisatie gemaakt van de opzet, structuur en activiteiten van de graduate schools bij de 8 umc’s. De resultaten van deze inventarisatie laten zien dat er grote verschillen bestaan tussen de graduate schools. De AMC Graduate School neemt een opvallende positie in, met één PhD Program voor alle promovendi en zonder masteropleidingen. Het AMC stelt met de jaarlijkse toekenning van PhD Scholarships excellente studenten in staat hun talent verder te ontwikkelen. Met deze Scholarships kunnen studenten gedurende vier jaar promotieonderzoek doen in het AMC, over een onderwerp naar keuze en in een onderzoeksgroep naar keuze. In 2010 werden er 11 PhD Scholarships toegekend. Hiervan gingen er acht naar studenten Geneeskunde uit het AMC en een naar een student Medische Informatiekunde. De AMC PhD Scholarships zijn in 2010 verstrekt aan Adam Ahmad Anas, Merih Irem Baharoglu, Lieuwe Bos, Judith van der Harg, Katja de Jong, Maaike Hoekstra, Michel Hof, Wouter Mallee, Marieke Schooneman, Sacha de Stoppelaar en Kei Mee Wong. De AMC Graduate School kende daarnaast ook weer drie geldprijzen toe aan voortreffelijke proefschriften en drie geldprijzen voor uitmuntende publicaties van jonge onderzoekers. De Thesis Awards werden uitgereikt aan Joppe Hovius (First Prize Thesis Award) en aan Tilly Mommersteeg en Marieke Straver (Excellent Thesis Award). De Publication Awards gingen naar Hooman Sadri Ardekani (First Prize Publication Award) en naar Gert van den Berg en Lars Klieverik (Second Prize Publication Award). Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen Het Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen (OMSO) dient in de rol van centrale opleidingscommissie als actief platform van alle medisch specialistische opleidingen in het AMC. Van hieruit worden initiatieven ontplooid en werkzaamheden verricht om de kwaliteit van de opleidingen te optimaliseren in het licht van de door de KNMG ingezette ‘Modernisering’. In 2010 ging de aandacht uit naar samenwerking in de regio, de positie van AIOS en - onder invloed van landelijke ontwikkelingen - de interne kwaliteitszorg. Hiertoe vond een bezoekronde plaats aan de medische staven in de affiliatieziekenhuizen in de regio. Er werd informatie uitgewisseld over ontwikkelingen in de initiële opleidingen en de vervolgopleidingen, en werd aandacht gevraagd voor het belang van regionale samenwerking en AIOS- en opleidersprofessionalisering. Betreffende de positieversterking van AIOS vervult de assistentenvereniging (triple A) inmiddels een belangrijke rol, onder andere door regelmatig een nieuwsbrief uit te brengen. Mede in verband met veilige patiëntenzorg is de instructie voor de arts al dan niet in opleiding tot (medisch) specialist in het AMC geactualiseerd en beschikbaar op de website van de OMSO; tevens is het opleidingscharter ontwikkeld. In het najaar heeft intern onderzoek plaatsgevonden naar de arbeidstijden van AIOS en vond intensief overleg met de Inspectie voor de Gezondheidszorg plaats. In verband met de aanpassing van de opleidingen aan het nieuwe Kaderbesluit (1-1-2011) heeft het OMSO in 2010 veel activiteiten verricht ten behoeve van de interne kwaliteitszorg: • de SetQ-opleidersevaluatie is geïmplementeerd in vrijwel alle opleidingen; • de D-RECT (meting opleidingsklimaat) is AMC-breed afgenomen; • een jaarcyclus voor clusterkwaliteit is gepresenteerd; • 24 van de 28 opleidingen hebben kennis gemaakt met het zelfevaluatie-instrument en hiermee een 0-meting van de eigen opleidingskwaliteit verricht. Hiermee zijn de nieuwe kwaliteitsdomeinen en -indicatoren meer gaan leven. Daarnaast wordt vrijwel elke opleidingsvisitatie voorafgegaan door een interne proefvisitatie. Hierbij gebruiken AIOS gezamenlijk de vragenlijst met nieuwe domeinen en indicatoren en voeren de AIOS dan wel een afvaardiging van hen een gesprek met het bestuur van OMSO. Hiermee bereiden AIOS zich goed voor op de visitatie waarbij zij volgens de nieuwe procedure een centrale rol vervullen. Ten slotte ondersteunt het OMSO waar het kan opleiders en opleidingsgroepen bij de aanpassingen van hun opleidingen: • hulp bij het opstellen van (lokale) opleidingsplannen; • ondersteuning bij het vullen van de landelijke en AMC-specifieke opleidingsetalage ten behoeve van de differentiatiefases van de opleidingen; • is het Teach the Teacher (TtT) programma verder ontwikkeld tot een scala aan professionaliseringsmogelijkheden voor AIOS, opleiders en leden van opleidingsteams. Informatie daarover is te vinden op de website www.amc.nl/ttt.
Onderwijs en opleiding
65
In 2010 is het voorloperproject InVIVO afgesloten. Via een bijdrage aan het afsluitende congres hebben diverse medewerkers een bijdrage geleverd zodat het stokje van de modernisering definitief is overgedragen aan alle specialismen. In het AMC is die aansluiting naadloos verlopen. AIOS Instroom en Doorstroom Voor toewijzing van het aantal opleidingsplaatsen per zorgopleiding heeft het CBOG een voorstel ingediend bij het ministerie van VWS. Na toetsing heeft de minister een verdeelplan voor de instroom per individuele opleiding en opleidende zorginstelling vastgesteld. Deze toekenning vond plaats aan de hand van de opleidingsgegevens zoals deze bekend waren bij de MSRC en andere registratiecommissies. In totaal wees het ministerie van VWS voor 2010 aan het AMC 62 instroomplaatsen toe, waarvan 49 plaatsen voor de 1e tranche en 13 plaatsen voor de 2e tranche. Met betrekking tot de doorstroom werd in totaal 355,96 fte toegewezen, waarvan 329,1 fte voor de 1e tranche en 26,86 voor de 2e tranche. AIOS Huisartsgeneeskunde Huisartsgeneeskunde valt buiten het opleidingsfonds. In 2010 stroomden er 80 huisartsen in de opleiding in en telde het AMC in totaal 235 huisartsen in opleiding. AIOS Volg- en Matchingsysteem Voor de registratie van de opleidingsschema’s van de arts-assistenten in opleiding tot medisch specialist gebruikt het AMC, samen met zes andere umc’s (met uitzondering van het Maastricht Universitair Medisch Centrum), het systeem PlanWise AVMS van ORTEC. Het AMC wil hiermee het volgende bereiken: • inzicht in planning en voortgang van de bij het AMC en de aan het AMC gelieerde opleidingsziekenhuizen aanwezige AIOS; • softwarematige ondersteuning in plannen en bijhouden van voortgang van de AIOS; • gezamenlijk met de overige umc’s het verder ontwikkelen van ORTEC PlanWise AVMS en het ontwikkelen van een landelijke database ten behoeve van de NFU, waarin de gegevens van alle AIOS worden opgenomen. Na een aanloopperiode waarin het Directoraat Patiëntenzorg is gestart met vastlegging van de gegevens van alle AIOS in het AVMS, is vanaf 2009 de verantwoordelijkheid voor de invoer van gegevens neergelegd bij de opleiders van het AMC zelf. Tot nu toe werd het systeem vooral gebruikt voor de registratie van opleidingsschema’s ten behoeve van de interne en externe (financiële) verantwoording. Nu de primaire registratie en controle daarvan beter ondersteund wordt in het systeem, zal in de toekomst ondersteuning van de opleiders en planners bij de overige activiteiten meer aandacht krijgen. Teach the teacher Het programma Teach the Teacher in de Onderwijs- en OpleidingsRegio (OOR)-AMC stelt AIOS, opleiders en leden van opleidingsgroepen in de gelegenheid zich didactisch te professionaliseren. Het programma bestaat uit: • START-module voor alle professionals in verschillende klinische opleidingsfuncties, in twee varianten: Teach the Teacher voor opleiders en stafleden: Communicatie en Modernisering en Coach de Co voor AIOS, ANIOS en verloskundigen; • ontwikkelassessment voor opleiders. Hierover vond een werkgroepsessie plaats op het NVMO congres 2010; • diverse verdiepingsmodules om deelnemers te faciliteren in regelmatige geaccrediteerde scholing (Kaderbesluit 2011). Het betreft flexibel en frequent te geven workshops van enkele uren of een dagdeel; • intervisie, training on the job, individuele coaching naar behoefte en advies & ondersteuning maken het aanbod compleet en passend bij de behoeften van de deelnemers. Vanwege veel landelijke nadruk op de modernisering van de vervolgopleidingen, namen veel specialisten deel aan de trainingen: • START-module (moderniseringsdag & communicatietraining): 253 specialisten, waarvan 81 van AMC; • Coach de Co: 54 AIOS uit de opleidingsregio; • verdiepingsmodules: - docenten kleinschalig klinisch lijnonderwijs: 67 deelnemers; - vaardig in vier stappen: 4 deelnemers - voortgangsgesprek: 8 deelnemers - coaching: 10 deelnemers - intervisie voor opleiders: 8 deelnemers (een groep). Onderwijs en opleiding
66
Deelname aan de START-module verdubbelde, mede veroorzaakt door meerdere uitvoeringen op locatie van verschillende ziekenhuizen in de regio. Hoewel de deelname aan de training Coach de Co is verdubbeld, is nog slechts een beperkt deel van de AIOS didactisch geschoold. Met een deelname van 68 AIOS aan de module Active Learner wordt een dekkingsgraad van 60% behaald. Met Intervisie voor AIOS is een voorzichtige start gemaakt. Begin 2010 werd een brochure uitgebracht over de werving.
Onderwijs en opleiding
67
5.2
INTERNATIONALISERING
Onderwijs De inspanningen om de mobiliteit van AMC-studenten naar het buitenland te verhogen laat in het academisch jaar 2009/2010 effect zien. Maar liefst 299 Geneeskunde- en MI-studenten deden in dat jaar een deel van de studie in het buitenland, een toename van 31% ten opzichte van het jaar ervoor. Van alle afgestudeerden in 2009/2010 heeft 65% één of meer studieonderdelen in het buitenland gedaan. Het AMC heeft zich tot doel gesteld dat 80% van de studenten een studieonderdeel of een stage in het buitenland heeft gedaan; het AMC is hiermee flink op weg dat doel te halen. De Verenigde Staten en landen in Afrika blijven de populairste bestemmingen voor co-schappen en wetenschappelijke stages. Met enkele bestaande partners (Brussel en Stellenbosch) is het aantal (reguliere) co-plaatsen uitgebreid. In 2010 is de samenwerking met het Universitair Ziekenhuis Antwerpen geëffectueerd: jaarlijks kunnen er twaalf studenten het reguliere co-schap Kindergeneeskunde lopen. Tevens werden gesprekken gestart met Manipal University over een brede samenwerking. Dit heeft voor de korte termijn geresulteerd in co-plaatsen Kindergeneeskunde voor AMC-studenten en studenten uit Manipal kunnen in het AMC deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek of een summer school. Er kwamen 53 studenten uit het buitenland voor een studieonderdeel in het AMC. Het merendeel deed een onderzoekstage, enkele studenten volgden een heel jaar lang blokken. Inmiddels is een aantal internationale samenwerkingsverbanden structureel geworden. Zo komen nu elk jaar zo’n 5 studenten van de Taiwan National University naar het AMC om een onderzoekstage te doen op de afdeling Maag-Darm-Leverziekten, gaan er studenten over en weer tussen het AMC en Stellenbosch en sturen Istanbul University en Kansas University jaarlijks studenten voor de summer school. Naast studentenmobiliteit is er ook sprake van docentenmobiliteit. Docenten Medische Informatiekunde geven jaarlijks onderwijs bij voornamelijk Duitse partnerinstellingen. De internationale Master Class van de Medische Informatiekunde voor studenten werd gehouden bij de Universiteit van Washington, Seatle, USA. Onderzoek en patiëntenzorg In 2010 is het aantal buitenlandse onderzoekers en staf dat in het AMC aan de slag ging weer toegenomen. Dit jaar waren dat 177 nieuwe medewerkers, afkomstig uit zowel de Europese Unie als daarbuiten. Van hen gingen er zestig een promotietraject in. Bijzonder was de komst van 22 Indiase OK-assistenten. The Amsterdam International Medical Summer School werd in 2010 voor de 22e keer georganiseerd met 2 summer schools, t.w. ‘Diabetes and the metabolic syndrome’ met 24 deelnemers en ‘Bridging health care with IT’ met 14 deelnemers. De deelnemers kwamen uit 18 verschillende landen. In 2010 werd voor de 3e keer de Biobusiness Summer School georganiseerd. Van de 28 deelnemers kwam de helft uit het buitenland.
Onderwijs en opleiding
68
5.3
PROFESSIONALISERING DOCENTEN EN OPLEIDERS/STAFLEDEN Bij- en nascholing docenten aantal AMC-deelnemers basismodule Teach the Teacher aantal AMC-OOR-deelnemers basismodule Teach the Teacher aantal AMC AIOS voor module Coach de Co aantal AMC-OOR–deelnemers voor module Coach de Co aantal deelnemers aan de verdiepingsmodules: KKLO voor Tutoren onderwijs Klinisch redeneren en Professioneel Gedrag, Curius vaardigheidsinstructie: Vaardig in 4 stappen intervisie voor opleiders (één groep) individuele coaching van Opleiders aantal deelnemers Cursus Didactiek voor beginnende universitaire docenten CNA-UvA aantal deelnemers AMC interne trajecten/ondersteuning: interne maatwerktrajecten Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) ‘On the job’ ondersteuning ICT-toepassingen
2010 81 172 22 32 67 4 8 1 11 60 100
Basis Kwalificatie Onderwijs (BKO) In 2010 is gewerkt aan de verdere ontwikkeling en uitwerking van het Basis Kwalificatie Onderwijs (BKO)-beleid. Alle universitair docenten, universitair hoofddocenten, hoogleraren en medisch specialisten met een lesopdracht worden geacht een BKO-certificering te behalen. Voor de beginnende docent is er een didactische scholing bij Centrum voor Nascholing Amsterdam (CNA). Deze scholing is onder andere gericht op het verzorgen van onderwijs voor grote en kleine groepen. Na afloop van deze scholing vullen deze docenten een onderwijsdossier wat ter beoordeling wordt voorgelegd aan de Commissie Onderwijskwalificatie (COK). Deze COK bestaat uit AMC-hoogleraren, een onderwijskundige van de afdeling Onderwijs en Studentzaken (O&S) en een vertegenwoordiger van CNA. De commissie stelt vast of docenten in aanmerking komen voor certificering. Voor meer ervaren docenten zijn interne maatwerktrajecten ontworpen. Zij worden in hun traject begeleid door een onderwijskundige van O&S. Ook deze groep docenten vult een onderwijsdossier dat ter beoordeling wordt voorgelegd aan de Commissie Onderwijskwalificatie. In 2010 jaar zaten er in totaal 71 docenten in het BKO-traject. Dit betreft zowel geneeskunde docenten als docenten Medische Informatiekunde. Daarvan zijn 9 BKO-dossiers met een positief resultaat beoordeeld en liggen er nog 4 dossiers 2010 ter beoordeling bij Centrum Nascholing. Van de totale groep van 71 docenten hebben er 12 een scholing gevolgd bij Centrum Nascholing en zitten er 59 docenten in het interne maatwerktraject. Teach the teacher (TtT) In overleg met de coördinatoren van het Kleinschalig Klinisch Lijnonderwijs (KKLO) en de commissie Professioneel Gedrag is voor de tutoren van Curius scholing op maat ontworpen en uitgevoerd. De scholing richt zich op de begeleiding van studenten Geneeskunde bij de ontwikkeling van het klinisch redeneren en de beoordeling van professioneel gedrag. Deze scholing valt vanwege het klinisch perspectief in het programma Teach the Teacher. De activiteiten binnen dit programma worden toegelicht in hoofdstuk 5.1 van dit hoofdstuk. ICT en Onderwijs De insteek van de sectie ICT en Onderwijs (ICTO) is om een laagdrempelige, flexibele, snelle en oplossingsgerichte ondersteuning op maat aan gebruikers aan te bieden. De ondersteuning is afgestemd op de doelgroep en informatie wordt gebracht naar de gebruikers op de momenten dat zij deze ook daadwerkelijk nodig hebben. De gebruikers zijn vaak docenten die naast onderwijstaken ook onderzoek en patiëntenzorg in taakpakket hebben. Hun expertise moet, gezien de beperkte tijdsinvestering, optimaal worden benut. Van docenten wordt verwacht dat zij hun inhoudelijke expertise aanwenden. ICTO begeleidt hen didactisch bij het inzetten van ICT- vernieuwingen in het onderwijs, zoals bij het ontwikkelen van e-learning, meerwaarde bepalen van digitale toetsen en optimale inzet van de elektronische leeromgeving (Blackboard). Ook technische en logistieke zaken, zoals het programmeren en aanbieden van E-learning, de voorbereiding en afname van digitale toetsen, het technisch beheer van servers en applicaties, wordt door ICTO uit handen van de docent genomen. Het trainen van docenten vindt dan ook voornamelijk plaats ‘on the job’ en niet in workshops, zodat er ondersteuning op maat kan worden geleverd op de plaats, in het tempo en op het moment dat het de docent het beste uitkomt.
Onderwijs en opleiding
69
5.4
ACADEMISCHE OPLEIDINGSWERKPLAATS ARBEID, MAATSCHAPPIJ EN GEZONDHEID
De academische opleidingswerkplaats is een initiatief van de Netherlands School of Public and Occupational Health en het AMC op het terrein van Arbeid, Maatschappij en Gezondheid. Vanuit het AMC zijn de afdeling Sociale Geneeskunde en het Coronel instituut voor Arbeid en Gezondheid betrokken. Dit initiatief is gestart in 2009 en heeft als doel het academisch niveau van de (specialistische) opleidingen te garanderen door synergie te creëren tussen onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en de praktijk van beroepsuitoefening. Dit betreft de Sociaal Geneeskundige vervolgopleidingen voor Bedrijfsarts, Verzekeringsarts en Arts Maatschappij & Gezondheid en de Masteropleidingen Public Health (MPH) en Occupational Health (MOH).
Onderwijs en opleiding
70
5.5
BIOMEDISCHE OPLEIDINGEN
Om de samenwerking tussen de FNWI en het AMC te intensiveren, is het afgelopen jaar een samenwerkingsovereenkomst tussen beide faculteiten gesloten. Er is een interfacultair platform gecreëerd dat de samenwerking tussen het AMC en de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI) op het gebied van biomedisch onderwijs in de breedte zowel bestuurlijk, inhoudelijk als beheersmatig verder vormgeeft. Daartoe is een Interfacultaire Commissie Biomedisch Onderwijs FNWI-AMC ingesteld. De decaan FNWI, prof. dr. L.D. Noordam en de vicevoorzitter van de Raad van Bestuur van het AMC, drs. R.J.M. Hopstaken vormen het Bestuurlijk Overleg. Dit Bestuurlijk Overleg vergadert twee keer per jaar met een paritaire Stuurgroep, die is ingesteld om de verdere uitwerking van de samenwerkingsmogelijkheden ter hand te nemen en aan te sturen en legt hierover verantwoording af in de halfjaarlijkse vergaderingen met het Bestuurlijk Overleg. Het Bestuurlijk Overleg en de Stuurgroep vormen samen de Interfacultaire Commissie Biomedisch Onderwijs FNWI-AMC. Er is een vijftal werkgroepen ingesteld waaraan docenten van beide instellingen deelnemen die vallen onder de Stuurgroep AMC FNWI. Elke werkgroep krijgt als opdracht de samenwerkingsmogelijkheden voor een bepaald thema te onderzoeken en concrete voorstellen te formuleren voor uitwerking. De thema's die geselecteerd zijn om op samen te werken zijn zodanig gekozen dat ze tegemoet komen aan de wens van het AMC en de FNWI om zoveel mogelijk studenten een kwalitatief goed onderwijsaanbod te bieden, daarbij gebruik makend van beider faciliteiten en mogelijkheden. Vanuit dat oogpunt wordt de samenwerking door de werkgroepen tegen het licht gehouden. Verdere uitbouw van de samenwerking is gericht op de volgende thema's: • bachelor-masteronderwijs Biomedische Wetenschappen en de Geneeskunde; • bachelor-masteronderwijs Medische Informatiekunde/Informatica/Informatiekunde; • honourstraject voor excellente studenten; • samenwerking op het gebied van de fysica; • internationalisering en studentenuitwisseling. Het thema bachelor-masteronderwijs heeft het voorbije jaar veel aandacht gekregen: verdeeld over vijf masters (Infection & Immunity, Oncology, Cell Biology & Advanced Microscopy, Biochemistry & Metabolic Diseases, Experimental Internal Medicine) worden per studiejaar 2011/2012, naar alle waarschijnlijkheid negen biomedische mastercursussen aangeboden in de samenwerking tussen de FNWI en het AMC.
Onderwijs en opleiding
71
5.6
AMSTERDAM UNIVERSITY COLLEGE
De Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit startten, met ondersteuning van de gemeente Amsterdam, in 2009 een nieuwe opleiding in Amsterdam, het Amsterdam University College (AUC). Het AUC is een Liberal Arts en Science College en is het vierde University College dat in Nederland werd opgericht. Het AUC bevat een breed en intensief driejarig universitair bachelorprogramma. Het kent een strenge selectie aan de poort, een internationaal karakter en een zwaartepunt op het gebied van de exacte wetenschappen. De voertaal is Engels en per jaar is er ruimte voor circa 200 studenten. De eerste 200 studenten zijn in september 2009 van start gegaan en inmiddels is de tweede lichting studenten gestart. Het AMC draagt intensief bij aan het onderwijs van het AUC. In het eerstejaarsprogramma van het AUC verzorgt het AMC een drietal cursussen die deel uitmaken van de curriculumlijn 'Health and well being'. Ook aan het tweedejaarsprogramma wordt intensief bijgedragen; dat zal ook gelden voor het derde jaar. Bij het aanbieden van dit onderwijs werkt het AMC nauw samen met het VUmc. De cursussen aangeboden vanuit het AMC en het VUmc vormen samen een zogenaamd 'premed track'. Na het succesvol doorlopen van dit premed track kan een AUC-student toegang krijgen tot een zijinstroomprogramma voor de master Geneeskunde van het AMC of het Vumc, op voorwaarde dat hij ook de strenge selectieprocedure met succes heeft afgesloten. Na een goed doorlopen eenjarig zijinstroom-schakelprogramma krijgt de kandidaat dan toegang tot de master Geneeskunde.
Onderwijs en opleiding
72
5.7
AMSTERDAM SCHOOL OF HEALTH PROFESSIONS
Amsterdam School of Health Professions undergraduate onderwijs
2010
2009
378 1.310 183 691 255 2.817
371 1.284 136 608 255 2.654
Instroom 1e jaars (peildatum 1 oktober) Ergotherapie Fysiotherapie (zonder ESP) Oefentherapie HBO-V voltijd HBO-V duaal Totaal
127 356 82 291 65 921
110 353 57 222 67 809
Aantal getuigschriften (peildatum 1 oktober) Ergotherapie Fysiotherapie incl ESP Oefentherapie HBO-V voltijd HBO-V duaal Totaal
61 207 31 105 45 449
96 189 34 74 28 421
58 28
68 22
2010
2009
MSc EBP Aantal ingeschreven studenten Instroom 1e-jaars (peildatum 1 oktober) Aantal MSC (peildatum 1 oktober) Studierendement (aantal MSc in % na 3 jaar) Aantal aanmeldingen Totaal aantal PhD-studenten (na afronding MSc-fase)
145 58 41 81 62 21
93 59 17 68 59 18
MSc Verloskunde Aantal ingeschreven studenten (peildatum 1 oktober) Instroom 1e-jaars studenten (peildatum 1 oktober) Aantal MSc (peildatum 1 oktober) Studierendement (aantal MSC in % na 3 jaar) Aantal aanmeldingen Totaal aantal PhD-studenten (na afronding Msc-fase)
31 12 9 57 13 4
27 14 12 50 14 4
MSc Occupational therapy Aantal ingeschreven studenten (peildatum 1 oktober) Instroom 1e-jaars (peildatum 1 oktober) Aantal MSc (peildatum 1 oktober) Studierendement (aantal MSc in % na 3 jaar) Aantal aanmeldingen Marktaandeel vooraanmeldingen (in %) (bron IBG) Studentenoordeel (schaal 1–10) Totaal aantal PhD-studenten (na afronding MSc-fase)
49 17 21 82 20 100 8,2 20
48 nvt* 8 81 26 100 8,0 18
Aantal ingeschreven studenten (peildatum 1 oktober) Ergotherapie VT + VT verkort Fysiotherapie Oefentherapie (inclusief bachelor traject) HBO-V voltijd (inclusief doorstroom programma) HBO-V duaal (inclusief doorstroom programma) Totaal
ESP instroom SPV instroom
Amsterdam School of Health Professions Graduate Onderwijs
Onderwijs en opleiding
73
ASHP De faculteit Gezondheid van de Hogeschool van Amsterdam is onderdeel van de Amsterdam School of Health Professions (ASHP). Hogescholen moeten de voorhoede zijn van de professionele beroepsuitoefening. Hoger gezondheidszorgonderwijs vindt mede hierom thans in belangrijke mate in de praktijk plaats en wordt mede ontwikkeld vanuit die praktijk. Daarnaast is wetenschappelijk onderzoek een leidraad geworden bij het onderwijs in het vakgebied (Evidence Based Practice), en is bij uitstek geschikt om het vak verder te ontwikkelen. Koppeling van beroepsonderwijs met de beroepspraktijk De ASHP heeft ruim 2800 bachelorstudenten; zij worden in het ‘binnenschoolse’ curriculum voorbereid op de beroepspraktijk. Via stages, het zogenaamde ‘buitenschoolse’ curriculum, worden zij in opgeleid en getoetst aan de praktijk. Het AMC en de HvA richtten in 2010 een eigen beroepspraktijk in waar de praktijk van patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek samenkomen op een manier dat deze praktijk functioneert in de keten van gezondheidszorgvoorzieningen in de regio. Een dergelijke samenwerking en een polikliniek in een Hogeschool is uniek. Aandacht voor de onderwijskwaliteit De ASHP wil onderwijs van topkwaliteit bieden, passend bij de ontwikkelingen in de ‘studentenmarkt’ en het beroepenveld en passend bij de ambities van docenten. Studenten worden opgeleid tot verantwoordelijke, goed op de nationale- en internationale markt voorbereide, professionals in de verpleegkundige en paramedische gezondheidszorg, die bereid en in staat zijn tot ‘life long learning’. Dit onderwijs kan niet tot stand komen zonder een goede aansluiting met de medische disciplines van het AMC die een impuls geven aan de ontwikkeling van het onderwijs. De Hogeschool van Amsterdam keert jaarlijks de onderwijsprijs uit bedoeld als stimulans voor goed onderwijs. In 2010 behaalde Mevrouw Zeelen (oefentherapeut en docent bij de ASHP) hier de tweede plaats. De Master of Science opleiding Occupational Therapy ontving een prestigieuze NVAO-kenmerk voor het goed vormgeven van het aspect ’Internationalisering’. Onderzoek Zonder wetenschap staat kennis over de behandeling van patiënten en de kennis in het onderwijs stil. Het AMC en de HvA hebben baat bij wetenschappelijk verantwoord praktijkgericht onderzoek waarbij men kennis kan ontwikkelen, en de nieuwe inzichten uitgedragen worden naar de regio en, via publicaties, naar nationaal en internationaal niveau. Vanzelfsprekend zijn internationale publicaties in peer reviewed tijdschriften een belangrijke parameter van succes. De ASHP publiceerde in het verslagjaar 25 publicaties in peer reviewed tijdschriften. De Hogeschool van Amsterdam keert jaarlijks de onderzoeksprijs uit bedoeld als stimulans voor goed onderzoek. Drs. Mark Scheper (docent/onderzoeker ASHP) won in 2010 de onderzoeksprijs van de HvA met het onderwerp ‘hypermobiliteit bij kinderen’.
Onderwijs en opleiding
74
5.8
HOOGLERAREN AMC-UVA 2010
Het leerstoelenbeleid van de Raad van Bestuur is vastgelegd in het Leerstoelenplan AMC-UvA 2007-2012. Vanaf 1 januari 2010 zijn conform beleid 22 hoogleraren benoemd, waarvan 19 clinici en 3 pre-clinici. Het AMC telt op 1 januari 2011 in totaal 171 hoogleraren en 3 vacatures; de laatste zijn ontstaan na vertrek van een hoogleraar naar elders of wegens emeritaat. Deze vacatures zullen in de komende planperiode worden ingevuld. Het overzicht geeft de totalen naar functiegroep en geslacht van de AMC hoogleraren.
Hoogleraarbenoemingen AMC-UvA 2010-2009 Kern- hoogleraren man vrouw Totaal Strategisch hoogleraren
2010
2009
37
35
7
7
44
42
2010
2009
man
88
83
vrouw
17
16
105
99
2010
2009
21
20
1
1
22
21
2010
2009
146
138
Totaal Bijzonder hoogleraren man vrouw Totaal Totaal hoogleraren man vrouw Totaal
Onderwijs en opleiding
25
24
171
162
75
6
ONDERZOEK
Het onderzoek in het AMC richt zich op basaal, translationeel en klinisch onderzoek in de speerpunten cardiovasculaire aandoeningen, infectieziekten en immunologie, maag-, darm- en leverziekten, metabole aandoeningen, neurologische en psychiatrische aandoeningen, oncologie en Public Health en epidemiologie. De Universiteit van Amsterdam heeft alle faculteiten opgedragen zwaartepunten in hun onderzoek aan te wijzen. Aan deze zwaartepunten worden in de periode 2009-2011 extra middelen door het AMC toegekend, in het kader van de AMC Innovatie-impuls. Het AMC -Faculteit der Geneeskunde- heeft in 2008 gekozen voor drie zwaartepunten waarin samenwerking met faculteiten van de UvA een belangrijk element vormt: • het Spinozacentrum voor Neuroimaging, opgericht in het kader van het zwaartepunt Cognitie, in samenwerking met het Netherlands Institute for Neuroscience en de Hersenbank. Dit KNAWcentrum is niet alleen een stimulans voor het onderzoek in het AMC, maar ook voor de Faculteit Maatschappij en Gedragswetenschappen en de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Ook de VU en het LUMC participeren in dit centrum; • het Amsterdam Institute for Global Health and Development (AIGHD), opgericht in 2009, op de locatie AMC. Dit is een samenwerkingsverband tussen het Center for Poverty-related and Communicable Diseases (CPCD) van het AMC, de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UvA, de faculteiten Maatschappij en Gedragswetenschappen van de UvA en de VU, de PharmAccess Foundation en het Health Insurance Fund; • onderzoek op het gebied van de Systeembiologie in samenwerking met de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Al het onderzoek is georganiseerd in het AMC Onderzoekinstituut waarvan het bestuur wordt gevormd door de AMC Research Council. De Research Council functioneert tevens als adviesorgaan voor de Raad van Bestuur voor onderwerpen die het onderzoek betreffen.
Onderzoek
76
6.1
RESULTATEN EN KWALITEITSZORG VAN HET WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
AMC Onderzoeksinstituut en Research Council Voorbereiding onderzoeksevaluatie 2010 stond in het teken van de voorbereiding van de periodieke internationale evaluatie van het onderzoek. Van alle 71 (onder)afdelingen en 202 PI’s werd op gestructureerde wijze de benodigde informatie verzameld en beoordeeld. Uitgangspunt was om zoveel mogelijk gebruik te maken van al bekende informatie uit de WetenschapsRegistratie van de Medische Bibliotheek, de persoonlijke pagina’s van de onderzoekers (Who is Who in Research) en het projectenadministratiesysteem van de AMR BV Panama. De Medische Bibliotheek bouwde een applicatie om de informatieverzameling te ondersteunen. De beoordeling vond plaats volgens de werkwijze zoals die ontwikkeld was voor de Zelfevaluatie van het onderzoek in 2008. Begin 2011 is het rapport ‘AMC research evaluation 2011’, verschenen en met het bezoek van de internationale evaluatiecommissie in maart 2011 is deze onderzoeksevaluatie afgerond. Subsidies De ondersteuning van subsidieaanvragen bij de EU kreeg dit jaar een extra impuls. Met medewerking van Agentschap NL was er een informatiebijeenkomst gekoppeld aan adviesgesprekken en AMC nam deel aan een benchmark over EU-succes door Agentschap NL in LERU-verband. Met ondersteuning van de Raad van Bestuur werd PwC betrokken om twee aanvragen waarbij het AMC als coördinator van het consortium optrad, actief te ondersteunen. Twee andere indieners als coördinator zijn door het secretariaat van de Research Council geadviseerd. Een schrijftraining voor onderzoekers leidde tot een hoog aantal ERC Starting Grant aanvragen. In NFU verband werd een bijdrage geleverd aan de NFU-profileringsnota, die in mei werd aangeboden aan enkele leden van het Europese Parlement tijdens een themabijeenkomst. Om de informatie voorziening over subsidiemogelijkheden aan onderzoekers te optimaliseren heeft het AMC in aanvulling op de Yellow Pages sinds september een abonnement op de subsidiedatabase Research Professional. In het kader van het Subsidieloket werd regelmatig afgestemd tussen de Research Council, het Bureau KennisTransfer en de AMR. Wat betreft de nationale subsidieprogramma’s heeft het AMC zeven Veni’s, twee Vidi’s, drie klinische fellowships en twee AGIKO-stipendia verworven. Met vier TOP-subsidies was AMC dit jaar bijzonder succesvol in dit prestigieuze programma. Voor het eerst sinds lange tijd werd bovendien een subsidie verkregen van NWO Investeringen Middelgroot. Het AMC verwierf zeven NHS beurzen en er werden twee KWF persoonsgebonden beurzen in het AMC toegekend. De namen van de aanvragers, hun afdelingen en de titels van de projecten staan in bijlage Subsidies 2010. In december 2010 heeft prof. dr. J.J.P. Kastelein voor zijn wetenschappelijke oeuvre de eerste Hartstichting Wetenschapsprijs ontvangen. Communicatie en uitwisseling Er waren vier research besprekingen met de Raad van Bestuur over actuele thema’s van belang voor het onderzoeksbeleid van het AMC. Verder werd een start gemaakt met informatie- en netwerkbijeenkomsten voor Veni-laureaten en voor 'midcareer' laureaten. Dit jaar waren er tien drukbezochte Ruysch-lezingen, waarvan negen werden voorafgegaan door een masterclass met jonge onderzoekers. Traditiegetrouw ondersteunde de RC verder de organisatie van diverse seminars en retraites. AMC Principal Investigator De kleinste organisatorische eenheid in de organisatie van het onderzoek in het AMC is de AMC Principal Investigator (PI) met de onderzoeksgroep die hij of zij aanstuurt. Van iedere PI wordt verwacht dat deze binnen en buiten het AMC samenwerkt met andere nationale en internationale onderzoeksgroepen. De PI-groep is het laagste aggregatieniveau waarop iedere drie jaar de interne en externe evaluaties in het kader van het Standard Evaluation Protocol plaatsvinden. In 2010 hebben twee ronden benoemingen tot AMC Principal Investigator plaatsgevonden, waarbij door de Raad van Bestuur over de voordrachten conform de procedure advies is gevraagd aan de Research Council. Er zijn nu in totaal 217 AMC Principal Investigators.
Onderzoek
77
AMC Fellowship en AMC PostDoc In het kader van de AMC Innovatie-impuls kent de Raad van Bestuur jaarlijks twee AMC Fellowships en twee AMC Postdocplaatsen toe aan talentvolle jonge gepromoveerde onderzoekers. Dit gebeurt op advies van de AMC Fellowshipcommissie onder voorzitterschap van prof. dr. H.R. Büller. De samenstelling van de commissie is opgenomen in de bijlage ‘AMC Fellowshipcommissie 2010’. Het AMC Fellowship heeft een looptijd van in principe vijf jaar, met een evaluatie na de eerste drie jaar, met een budget van in totaal € 700.000 voor vijf jaar. De AMC Postdocplaats heeft een looptijd van twee jaar en het budget is € 150.000. De Raad van Bestuur heeft in 2010 twee AMC Fellowships toegekend; aan de heer dr. G.R. van den Brink, afdeling Maag-Darm-Leverziekten en het Tytgat Instituut maag-darm-leveronderzoek, met het project ‘Role of morphogens in the maintenance of gastrointestinal homeostasis’ en aan de heer dr. G. Hamer, Lab. Voortplantingsbiologie, met het project ‘4D analysis of chromatin dynamics during the early stages of spermatogenesis: a journey to the stem of male infertility’. De Raad van Bestuur heeft drie AMC Postdocplaatsen toegekend aan mevrouw dr. A.E. Goudriaan, afdeling Psychiatrie – Verslavingszorg, mevrouw dr. T.T. Koopmann, onderafdeling Experimentele Cardiologie, en de heer dr. J. den Dunnen, afdeling Celbiologie & Histologie. Clinical Research Unit (CRU) De AMC Clinical Research Unit (CRU) ondersteunt onderzoekers op het terrein van kwaliteitsborging, datamanagement en methodologie/statistiek. In het licht van de strengere wet- en regelgeving (Good Clinical Practice; GCP) voor geneesmiddelenonderzoek heeft de CRU dit jaar diverse verbeterstappen op het gebied van kwaliteitsborging van (geneesmiddelen)onderzoek geïntroduceerd. AMC-onderzoekers kunnen gebruik maken van gecertificeerde CRU-monitors, die de uitvoer van het GCP-plichtig onderzoek op kwaliteit controleren. In 2010 is een Quality Assurance Manager aangesteld met als taak een kwaliteitssysteem in het AMC te ontwikkelen dat voldoet aan de eisen van GCP. CRU-datamanagement heeft in 2010 een honderdtal projecten uitgevoerd, variërend van (internet) onderzoeksdatabases en datawarehouses tot de opzet van randomisatieprogramma's en webquestionnaires. Het afgelopen jaar is een aantal ICT-projecten geïnitieerd waardoor de diverse CRU-systemen kunnen voldoen aan de toenemende (GCP-)kwaliteitseisen, informatiebeheersing en privacybescherming. In 2010 zijn door CRU-methodologie 65 lopende onderzoeks-projecten ondersteund, en zijn 41 subsidieaanvragen begeleid in de voorbereiding en uitvoering. CRU-statistiek is begonnen met de professionalisering van data-oplevering uit de verschillende CRUinvoerapplicaties om de toegankelijkheid en kwaliteit van de onderzoeksdata te verhogen. Dit jaar werd de wiki Biostatistiek verplaatst van het intranet naar het internet. De bezoekersaantallen zijn gedurende het jaar verdubbeld. In september 2010 is ook gestart met het project 'e-learning praktische biostatistiek'. In dit project wordt de huidige cursus Praktische Biostatistiek, die drie maal per jaar 'live' wordt aangeboden, omgezet naar een e-learning-omgeving. Het ontwikkeltraject van de e-learning loopt tot eind 2011. De kwaliteitszorg van het onderzoek In 2010 is voor de zesde maal de bibliometrische analyse door het Centrum voor Wetenschaps- en Technologiestudies in Leiden, de CWTS-analyse, uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), ditmaal over het tijdvak 1998 tot en met 2009. Met behulp van deze analyse wordt een beeld gegeven van de kwaliteit van de publicaties van de Nederlandse umc’s ten opzichte van de rest van de (westerse) wereld. De CWTS-analyse berekent het citatiegemiddelde binnen de afzonderlijke onderzoeksvelden waarin de publicaties vallen. Zelfcitaties worden niet meegerekend en er wordt rekening gehouden met het verschil tussen overzichtsartikelen en reguliere wetenschappelijke publicaties. De veld-citatie-impact score van het CWTS wordt gebruikt als maat voor de kwaliteit van publicaties. Deze score geeft aan of publicaties gemiddeld of bovengemiddeld worden geciteerd door anderen. De veld-citatie-impactscore wordt berekend als CPP/FCSm (citations per publication/world citation average in the field). De CPP/FCSm geeft de citaties per publicatie van de umc’s gedeeld door het gemiddeld aantal citaties per publicatie in het onderzoeksveld. Dit houdt in dat het wereldgemiddelde daarmee genormeerd is op 1,00. Het AMC publiceerde in het tijdvak 1998-2009 in totaal 16.530 ‘peer-reviewed’ wetenschappelijke publicaties die zijn opgenomen in de ISI-Thompson-Reuters database die het CWTS gebruikt. Met deze publicaties werden in totaal 328.308 citaties behaald. De publicaties verschijnen over het algemeen in de betere internationale wetenschappelijke tijdschriften, gemeten naar hun ‘tijdschrift naar onderzoeksveld impact score’, die voor deze tijdschriften voor het AMC 1,28 is en voor alle umc’s gezamenlijk 1,24. Van alle wetenschappelijke publicaties werd 83% ten minste eenmaal geciteerd. Het AMC behaalde gemiddeld 16,5 citaties per publicatie (exclusief zelfcitaties). Onderzoek
78
De umc´s hebben een gezamenlijke CWTS citatie-impact score van 1,41 over het tijdvak 19982009. Deze 'over all' citatie-impactscore is voor het AMC 1,42. De trendanalyse over de periode 1998-2009 geeft voor het AMC een zeer stabiel beeld voor de gemiddelde citatie-impact score. Het totaal aantal artikelen dat door auteurs in het AMC is gepubliceerd in 2010 is hierna opgenomen onder 'Resultaten uit het onderzoek, Publicaties’. Voor een aantal grotere onderzoeksvelden behaalt het AMC de volgende CWTS veld-citatieimpactscores (CCP/FCSm) in het tijdvak 2005-2009, vergeleken met het gemiddelde voor alle umc´s in Nederland gezamenlijk. CWTS-analyse Gastroenterology Cardiology and Cardiovascular Systems Infectious Diseases Immunology Neurosciences Oncology Endocrinology, Metabolism Public, Environmental and Occupational Health
AMC 1,70 1,36 1,26 1,21 1,05 1,08 1,00 0,99
umc’s Nederland 1,29 1,70 1,29 1,07 1,08 1,20 1,19 1,19
In deze zesde CWTS-analyse wordt opnieuw bevestigd dat de acht Nederlandse umc’s bijzonder goed vertegenwoordigd zijn in het topsegment van de wetenschappelijke tijdschriften, in de onderzoeksvelden waarin de umc’s actief zijn. De umc’s laten de CWTS-analyse jaarlijks uitvoeren. Daarmee vormt deze analyse een belangrijk onderdeel van de interne en externe visitaties van het wetenschappelijk onderzoek in de Nederlandse umc’s. Flexibilisering 1e geldstroom De structurele plaatsen voor onderzoekers in opleiding zijn in de begrotingen 2006-2010 omgezet in flexibele OiO-plaatsen. Deze tijdelijke, flexibele OiO-plaatsen, worden toegekend voor vier jaar bij de verwerving van prestigieuze, persoonlijke subsidies. Met ingang van 2010 is de grondslag verruimd en worden ze ook toegekend aan onderzoekers die een subsidie hebben verworven van NWO of ZonMw, de ERC, of van een collectebusfonds met een wetenschappelijke adviesraad. In 2010 zijn in totaal 22 flexibele OiO-plaatsen door de Raad van Bestuur toegekend. Medische Bibliotheek Who is Who in Research De gevens over de wetenschappelijke output worden verzameld in de Medische Bibliotheek (MB), afdeling Elektronische Dienstverlening. Vanuit deze database, WetReg, worden de Who is Who in Research-pagina's gevoed, die op de AMC-internetsite staan. Ter voorbereiding op de in 2011 te houden internationale visitatie van het wetenschappelijk onderzoek heeft de MB het 'systeem' uitgebreid, zodat bekende gegevens aan Principal Investigators (PI's) konden worden voorgelegd. De PI's vulden deze gegevens aan ten behoeve van de visitatie en hun eigen pagina. Als gevolg is het aantal AMC’ers met een persoonlijke Who is Who in Research-pagina toegenomen van 1.200 naar bijna 3.000. Digitale bibliotheek AMC-literatuur, de digitale bibliotheek van het AMC, biedt toegang tot meer dan 7.000 elektronische tijdschriften en andere bronnen. AMC-literatuur trok maandelijks gemiddeld iets meer dan 3.000 bezoekers, met een gemiddelde van 4 keer. In totaal werden in 2010 meer dan 12 miljoen pagina's opgevraagd. Hoewel meer dan 99,9% van de wetenschappelijke collectie digitaal aanwezig is, zijn toch nog 5.300 kopieën opgevraagd via het netwerk van de MB. De Clinical Librarians hebben bij meer dan 70 Systematic Reviews en andere complexe zoekvragen hulp geboden en in 197 cursussen meer dan 1.200 artsen, onderzoekers en studenten getraind in het (EMB-)zoeken naar informatie. Resultaten uit het onderzoek Promoties In het kader van het Convenant met het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam voor de periode tot en met 2012 is ten behoeve van de financiering van de 1e geldstroom-OiO’s een afspraak gemaakt over een aantal van ten minste 140 promoties per jaar. Binnen de faculteit geneeskunde AMC-UvA heeft in 2010 het volgende aantal promoties plaatsgevonden (peildatum 31 december). Promoties totaal
2010 153
Onderzoek
2009 149
79
Publicaties De belangrijkste maat voor de resultaten uit het wetenschappelijk onderzoek zijn de publicaties in wetenschappelijke vaktijdschriften. Een maat voor de wetenschappelijke kwaliteit kan worden gezien in het aantal artikelen dat verschijnt in de internationaal erkende wetenschappelijke tijdschriften, opgenomen in de Science Citation Index (SCI) voor klinisch en biomedisch onderzoek. De aanduiding (S) staat voor de Social Science Citation Index, waarvan het aandeel in het totaal is meegenomen. Er verschijnen ook artikelen in (wetenschappelijke) vaktijdschriften die niet in deze index zijn opgenomen, deze worden aangeduid met ‘other journals’ en het aantal artikelen hierin kan, met de rapporten, worden gezien als een maat voor de maatschappelijke impact van onderzoek, zowel binnen Nederland als daarbuiten. Publicaties ISI- (S)SCI publicaties Other journals Totaal aantal artikelen
2010 2.828 458 3.286
2009 2.516 503 3.019
dissertaties boeken (auteurs) boeken (redactie) boekdeel/hoofdstuk rapporten AMC totaal
182 9 28 152 10 3.667
163 11 29 142 21 3.452
Bureau Kennistransfer Resultaten van wetenschappelijk onderzoek worden niet vanzelf producten voor de patiënt (denk aan nieuwe behandelingen, medicijnen, apparatuur of diagnostiek). Hiervoor is zogenaamde kennisvalorisatie nodig, wat inmiddels na patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek een vierde belangrijke taak voor het AMC is geworden en uitgevoerd wordt door het AMC Bureau Kennistransfer (BKT, www.amc-uva-tto.nl). BKT evalueert o.a. alle nieuwe uitvindingen en zorgt, indien mogelijk en commercieel voldoende interessant, voor bescherming middels een octrooiaanvraag. Vervolgens wordt de technologie door de uitvinders verder ontwikkeld en gevalideerd (o.a. in vivo), waarna deze onder begeleiding van BKT gelicenseerd kan worden aan bestaande of nieuwe (vaak AMC spinoff) bedrijven die het op de markt willen brengen. Het aantal octrooiaanvragen, maar zeker ook het aantal uitgelicenseerde octrooien is een graadmeter van de activiteit op dit gebied. Octrooien nieuwe octrooiaanvragen vervallen octrooien actieve octrooiportefeuille uitgelicenseerde octrooien
2010 15 11 73 41
2009 17 9 66 28
'Highlights' 2010 • in juli is AMC spin-off Sigmascreening opgericht. Sigmascreening richt zich op de ontwikkeling van producten op het gebied van borstkanker screening, alle gericht op het verbeteren van de digitale mammografie, de gouden standaard voor borstkankeronderzoek. Investeerder in Sigmascreening is het Life Science Fund Amsterdam. Meer informatie: www.sigmascreening.nl; • een tweede spin-off die in 2010 het licht zag, is AMDIX dat zich richt op de ontwikkeling van innovatieve diagnostische producten, met name voor erfelijke stapelingsziekten. Het eerste product is een assay waarmee in patiënten met de ziekte van Gaucher de hoeveelheid van het enzym glucocerebrosidase gemeten kan worden. Behalve voor diagnose is dit ook nuttig voor het bepalen van de juiste dosering van de kostbare enzymvervanging therapie; • 2010 was een vruchtbaar jaar wat betreft het uitlicenseren van AMC octrooiaanvragen aan bedrijven. Zoals gebruikelijk betreft het merendeel van de 14 licenties contracten met AMC spinoff bedrijven (AIMM, AMCAS, Forensic Technical Solutions, AMDIX, Sigmascreening); • ook het aantal contracten waarin AMC en bedrijfsleven samenwerken is in 2010 flink toegenomen (zie onderstaande tabel). Daarnaast is BKT op juridisch vlak betrokken bij de NBIC onderhandelingen namens NFU, het structureren van euSEND, AIGHD en het Quantivision project; • eind 2010 is Bureau Kennistransfer verhuisd van de vertrouwde, maar krappe locatie op RNoord naar een mooie, ruimere plek boven de Poli-(apo)theek in de Rode Luifel (bouwdeel TKs0).
Onderzoek
80
Overzicht afgesloten overeenkomsten Confidential Disclosure Agreement (CDA) Material Transfer Agreement (MTA) Clinical Trial Agreement (investigator initiated) Research Agreement Consortium Agreement Consultancy Service Agreement (contract research) Licenses/Assignment (technology exploitation) Shareholders Agreement Other agreements Totaal
2010 51 80 5 31 25 13 8 15 3 35 266
2009 47 69 24 6 8 5 5 23 191
Wervend vermogen De omzet in de 2e, 3e en 4e geldstroom geeft aan wat het wervend vermogen van het AMC is. Voor het AMC wordt de administratie van deze geldstromen vrijwel geheel door de AMC Medical Research B.V. gevoerd. De tweede geldstroom betreft de onderzoeksubsidies van en via NWO/ZonMw, KNAW, EU en FES, de derde geldstroom de subsidies direct afkomstig van de ministeries en van collectebusfondsen en de vierde geldstroom betreft de financiering op basis van contracten met de industrie. De groei in de omzet van de extern gefinancierde onderzoeksprojecten heeft zich in het jaar 2010 verder doorgezet. Deze stijging is in het bijzonder op het conto te schrijven van de 2e- en 3e-geldstroomfinanciers. De 4e-geldstroomfinanciering (industrie) laat een lichte omzetdaling van 3% zien. De daling valt gezien de invloed van de wereldwijde kredietcrisis vooralsnog mee. De groei heeft zich in het jaar 2010 vertaald in de aanstelling van de duizendste AMR-medewerker bij de afdeling Neurologie van het AMC. Gefactureerde omzet in Euro’s (semi-)overheidsinstellingen stichtingen, collectebusfondsen, e.d. bedrijfsleven totaal
2010 33.294.729 19.473.749 13.923.076 66.691.554
Onderzoek
2009 21.156.192 17.911.072 14.348.644 53.415.918
81
6.2
DIEREXPERIMENTEEL ONDERZOEK
Het AMC hecht aan respect voor dieren en openheid over het gebruik van proefdieren in biomedisch onderzoek. Dierproeven worden in het AMC uitgevoerd in het Animal Research Institute AMC (ARIA) en mogen - conform de Wet op de Dierproeven (WoD) - pas worden uitgevoerd nadat er een positief advies is gegeven door een Dierexperimentencommissie (DEC). Ethische toetsing De Dierexperimentencommissie (DEC) van het AMC beoordeelt ethische aspecten van projecten waarbij met proefdieren gewerkt wordt. De DEC beoordeelt het voorgenomen onderzoek en gaat na of het belang van de dierproef opweegt tegen het leed dat de betrokken proefdieren ondervinden. De DEC bestaat uit deskundigen op het gebied van dierproeven, alternatieven voor dierproeven, proefdieren en hun bescherming en ethische toetsing. De voorzitter van de commissie en ten minste twee van de andere leden zijn niet in dienst van het AMC. Toezicht op het welzijn van proefdieren De proefdierdeskundigen houden toezicht op het welzijn van proefdieren (artikel 14 van de WoD en artikel 6 en 18 van het Dierproevenbesluit) door dierproeven bij te wonen en advies te geven op proefdierkundig gebied aan alle medewerkers die betrokken zijn bij dierproeven. De proefdierdeskundigen werken mee aan het geven van informatie over het uitvoeren van dierproeven aan studenten, scholieren en andere geïnteresseerden. In 2010 organiseerden zij de cursus proefdierkunde, onderdeel van de opleiding van onderzoekers die dierproeven gaan uitvoeren. Deze cursus, die driemaal plaatsvond, werd gegeven in samenwerking met de UvA, de KNAW, het NKI en de VU. Proefdierenbedrijf (ARIA) Het ARIA ondersteunt onderzoeks- en onderwijsprojecten waarbij proefdieren worden gebruikt, in overeenstemming met de hiervoor geldende professionele normen. De zorg voor het welzijn van proefdieren, klantgerichtheid, het verhogen van vakinhoudelijke kennis bij uitvoerenden en het informeren van het algemene publiek staan hierbij centraal. Om up-to-date faciliteiten beschikbaar te hebben is besloten de bestaande proefdierfaciliteit voor knaagdieren uit te breiden met nieuwe voorzieningen voor middelgrote dieren, voor dierproeven met micro-organismen en voor dierproeven met radioactieve stoffen. Een aanmerkelijk deel van deze voorzieningen is in 2010 in gebruik genomen. Naast investeringen in voorzieningen, is in 2010 veel tijd besteed aan ‘opleiding’: extern in samenwerking met collega-proefdierinstellingen en MBO agrarische opleidingen, intern in het onderhouden en uitbreiden van kennis en vaardigheden van uitvoerenden. Hierdoor kon de aan onderzoekers geleverde biotechnische ondersteuning worden uitgebreid ten bate van de uitvoeringskwaliteit van dierexperimenten. Mede door de versoepeling van de wetgeving op het gebied van genetisch modificatie van proefdieren, kon het ARIA het genereren van Genetisch Gemodificeerde knaagdieren, cryopreserveren en rederiveren van muizenstammen intensiveren. Dit gebeurde in nauwe samenwerking met de afdeling Anatomie, Embryologie & Fysiologie. Het ARIA hecht aan kwaliteit, met inbegrip van ’verantwoord gebruik van proefdieren’, openheid en transparantie wanneer dit op verantwoorde wijze mogelijk is. Het door onafhankelijke derden laten beoordelen van de kwaliteit van haar diensten is daarbij een belangrijk middel. Van overheidswege voert de Voedsel en warenautoriteit (onderdeel dierproeven) deze beoordelingen uit. Het ARIA werkt daarnaast aan AAALAC-accreditatie, waarin behalve aan de dienstverlening van het proefdierbedrijf aandacht wordt besteed aan de totale keten van het ‘in-life´ deel van een dierexperiment, inclusief DEC, proefdierdeskundige, Biologische Veiligheid, veilig werken en de ‘researchers labs’.
Onderzoek
82
7
JAARREKENING
Jaarrekening Geconsolideerde balans Geconsolideerde resultatenrekening Geconsolideerd kasstroomoverzicht Algemene toelichting op de geconsolideerde jaarrekening Toelichting op de geconsolideerde balans Toelichting op de geconsolideerde resultatenrekening Gesegmenteerde informatie Enkelvoudige balans Enkelvoudige resultatenrekening Algemene toelichting op de enkelvoudige jaarrekening Toelichting op de enkelvoudige balans Toelichting op de enkelvoudige resultatenrekening
84 86 87 88 93 110 114 115 117 118 119 124
Overige gegevens Resultaatbestemming Gebeurtenissen na balansdatum Vaststelling en goedkeuring van de jaarrekening Controleverklaring Deelnemingen en samenwerkingsverbanden Vijfjarenoverzicht Verantwoording Rijksbijdrage 2010 Bezoldiging bestuurders Wet openbaarheid uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT)
127 127 128 129 131 134 136 139 140
In deze jaarrekening zijn alle bedragen opgenomen in duizenden euro, tenzij anders is vermeld.
Jaarrekening
83
GECONSOLIDEERDE BALANS Na bestemming van het resultaat ACTIVA 31-12-2010
31-12-2009
VASTE ACTIVA Immateriële vaste activa [1] Materiële vaste activa [2] Financiële vaste activa [3] Totaal vaste activa
60 548.258 3.047 551.365
75 499.607 2.278 501.960
VLOTTENDE ACTIVA Voorraden [4] Onderhanden werk uit hoofde van DBC’s [5] Vorderingen [6] Financieringstekort [7] Liquide middelen [8] Totaal vlottende activa
7.145 93.238 101.472 45.790 28.996 276.641
7.378 90.411 105.196 24.563 227.548
TOTAAL
828.006
729.508
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de geconsolideerde balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarrekening
84
PASSIVA 31-12-2010
31-12-2009
GROEPSVERMOGEN Eigen vermogen [9] Aandeel van derden [10] Totaal groepsvermogen
95.674 -246 95.428
94.738 255 94.993
VOORZIENINGEN [11]
69.666
76.621
123.379 112.370 235.749
127.740 123.993 251.733
KORTLOPENDE SCHULDEN [13]
427.163
306.161
TOTAAL
828.006
729.508
LANGLOPENDE SCHULDEN [12] Investeringssubsidie à fonds perdu Schulden aan kredietinstellingen
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de geconsolideerde balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarrekening
85
GECONSOLIDEERDE RESULTATENREKENING 2010
2009
Bedrijfsopbrengsten Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten [14] Niet gebudgetteerde zorgprestaties Mutatie onderhanden werk uit hoofde van DBC’s Rijksbijdrage [15] Overige bedrijfsopbrengsten [16] Som der bedrijfsopbrengsten
383.898 40.086 -1.537 140.571 243.479 806.497
368.506 29.721 7.562 143.122 213.197 762.108
Bedrijfslasten Personeelskosten [17] Afschrijvingen op vaste activa [18] Overige bedrijfskosten [19] Som der bedrijfslasten
501.663 42.441 255.107 799.211
454.931 35.579 264.515 755.025
Bedrijfsresultaat
7.286
7.083
Financiële baten en lasten [20]
-6.251
-2.936
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen
1.035
4.147
Belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening [21] Resultaat deelnemingen [22] Aandeel derden
-540 441
51 -560 1.112
Resultaat na belastingen
936
4.750
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de geconsolideerde resultatenrekening, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarrekening
86
GECONSOLIDEERD KASSTROOMOVERZICHT 2010
2009
7.286
7.083
46.802 -6.955
39.940 -10.954
233 -2.827 3.724 -67.351 2.811 -16.277
-439 1.210 -15.624 -117.296 31.697 -64.383
1.403 -7.654 -6.251
3.243 -6.179 51 -2.885
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten
-22.528
-67.268
Investeringen immateriële vaste activa Investeringen materiële vaste activa Desvesteringen materiële vaste activa Investeringen deelnemingen Resultaat van niet-geconsolideerde deelnemingen Mutatie leningen u/g Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten
-1.945 -93.718 225 -536 -540 -293 -96.807
-75 -73.790 6.661 -565 -560 -383 -68.712
Nieuw opgenomen kortlopende leningen Nieuw opgenomen langlopende leningen Aflossing langlopende leningen Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten
139.752 603 -16.587 123.768
82.000 1.400 -2.741 80.659
4.433
-55.321
24.563 4.433 28.996
79.884 -55.321 24.563
Bedrijfsresultaat Aanpassingen voor: • Afschrijvingen • Mutaties voorzieningen Veranderingen in vlottende middelen • Voorraden • Onderhanden werk DBC’s • Vorderingen • Schuld uit hoofde van financieringstekort/overschot • Kortlopende schulden (exclusief schulden kredietinstellingen)
Kasstroom uit bedrijfsoperaties • Ontvangen interest • Betaalde interest • Belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening
Mutatie geldmiddelen (inclusief kortlopende schulden aan kredietinstellingen)
Geldmiddelen (inclusief kortlopende schulden aan kredietinstellingen) Stand per 1 januari Mutatie geldmiddelen Stand per 31 december
Jaarrekening
87
ALGEMENE TOELICHTING OP DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING ALGEMEEN De jaarrekening over het verslagjaar 2010 van het AMC te Amsterdam is opgesteld in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving, de Regeling verslaggeving WTZi, Richtlijn voor de jaarverslaggeving 655 (zorginstellingen) evenals relevante wijzigingen van Uiting 2010-2. In deze jaarrekening zijn alle bedragen opgenomen in duizenden euro, tenzij anders is vermeld.
GRONDSLAGEN VOOR CONSOLIDATIE In de geconsolideerde jaarrekening is de financiële informatie van het AMC en haar groepsmaatschappijen integraal geconsolideerd. Onder groepsmaatschappijen worden verstaan die maatschappijen waarmee het AMC een organisatorische en economische eenheid vormt en waarin het AMC beslissende zeggenschap uitoefent. Het aandeel derden in het groepsvermogen en het groepsresultaat wordt afzonderlijk in de geconsolideerde jaarrekening tot uiting gebracht. Op bladzijde 128 tot en met 130 is een gedetailleerd overzicht opgenomen van alle deelnemingen en samenwerkingsverbanden. In de jaarrekening van het AMC zijn de volgende groepsmaatschappijen geconsolideerd, op basis van de grondslagen van de moedermaatschappij: • AMC Medical Research BV (51%); • Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV (100%); • Amsterdam Vector Production BV (100%); • AMC Medical Services BV (100%); • AMC Terreinontwikkeling BV (100%); • AMCAS BV (100%); • Alant Vrouw Amsterdam BV (44%); • VZA Groep BV (100%); • Stichting Klinische Research. Gezien de geringe omvang van de te consolideren posten Vof AMC/Arkin in relatie tot de ontbinding van deze Vof per 1 januari 2011 zijn deze cijfers niet meer opgenomen in de consolidatie over boekjaar 2010. Begin 2011 is besloten Stichting Klinische Research te ontbinden, waarbij eveneens is vastgelegd dat de Raad van Bestuur van het AMC met de afwikkeling van de liquidatie belast zal zijn. Als uitgangspunt voor de liquidatiebalans zal de balans per 31 december dienen. GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING EN RESULTAATBEPALING BALANS Algemeen De waarderingsgrondslagen zijn gebaseerd op historische kosten. Immateriële vaste activa Een immaterieel vast actief wordt in de balans opgenomen als: -
het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen die een actief in zich bergt, zullen toekomen aan de groep; en de kosten van het actief betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
Uitgaven inzake een immaterieel vast actief dat niet aan de voorwaarden voor activering voldoet (bijvoorbeeld uitgaven van onderzoek en intern ontwikkelde merken, logo’s, uitgavenrechten en klantenbestanden) worden rechtstreeks in de winst-en-verliesrekening verantwoord. De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen danwel de lagere realiseerbare waarde (hier de hoogste van de bedrijfswaarde en opbrengstwaarde). Jaarrekening
88
Het afschrijven van de immateriële vaste activa geschiedt stelselmatig op basis van de geschatte economische levensduur met een maximum van 20 jaar. De economische levensduur en afschrijvingsmethode worden aan het einde van ieder boekjaar opnieuw beoordeeld. Indien de geschatte economische levensduur langer is dan 20 jaar, zal vanaf het moment van verwerking aan het einde van elk boekjaar een impairment test worden uitgevoerd. De immateriële vaste activa die zijn verkregen bij de acquisitie van een groepsmaatschappij worden tegen de reële waarde op het verkrijgingsmoment opgenomen. Wanneer de reële waarde van een immaterieel vast actief niet kan worden bepaald onder verwijzing naar een actieve markt, wordt het te activeren bedrag beperkt tot een bedrag dat niet leidt tot het ontstaan of verhogen van negatieve goodwill.
Materiële vaste activa Wijziging bekostiging kapitaallasten, overgangsregime en aanpassing Regeling verslaggeving WTZi en Richtlijn 655 Zorginstellingen Sinds 2007 zijn belangrijke wijzigingen in de regelgeving rondom zorgvastgoed en de bekostiging van vaste activa aangekondigd. Per 1 januari 2008 is het bouwregime voor ziekenhuizen afgeschaft. Hierdoor ontstaat meer vrijheid in bouwen, maar tevens vervalt de garantie van het Ministerie van VWS op de vergoeding van afschrijvingen en rentelasten. Het risico van de dekking van kapitaallasten van het vastgoed en daarmee van de boekwaarde ligt daardoor meer en meer bij de ziekenhuizen. Richtlijn 655 Zorginstellingen is met ingang van boekjaar 2009 aangepast aan het vervallen van het bouwregime en de (voorgenomen) wijzigingen in de bekostiging van de kapitaallasten van het vastgoed. Naar aanleiding van de wijziging van de bekostigingssystematiek is niet langer toegestaan om de afschrijvingstermijn te baseren op de bekostigingssystematiek. In gevolge de vooralsnog beperkte transitie in de bekostiging, waarin ziekenhuizen steeds meer worden afgerekend op basis van integrale tarieven (enkel B-segment), en de samenhang van afschrijvingstermijnen hiermee heeft het AMC de verwachte gebruiksduur nog niet aangepast. Voor de verwerking en waardering van vaste activa gelden nu de algemene verslaggevingsregels van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Op 1 april 2010 heeft de Ministerie van VWS het overgangsregime kapitaallasten voorgelegd aan de Tweede Kamer. Dit overgangsregime geeft, aflopend in de tijd, gedeeltelijke zekerheid voor oudbouwen nieuwbouwproblematiek van het vastgoed en zekerheid voor de afwikkeling van de voormalige Immateriële Vaste Activa (door versnelde afschrijving en vergoeding in de budgetten). Dit overgangsregime is in juli 2010 uitgewerkt in beleidsregels van de NZa. De feitelijke werking en effecten zijn echter afhankelijk van de wijze van invoering van prestatiebekostiging en de kapitaallasten hierbinnen. Er is nog geen duidelijkheid over de hoogte, definitieve invoeringsdatum en wijze van integrale prestatiebekostiging en DOT-systematiek. Vooralsnog loopt voor het A-segment de bekostiging van kapitaallasten door op basis van nacalculatie. Mogelijk is vanaf 2012 sprake van integrale tarieven. Afschrijvingen en gebruiksduur De tot en met 2010 gehanteerde afschrijvingstermijnen behoeven naar de mening van de Raad van Bestuur van het AMC per saldo geen aanpassing; dit gegeven de resterende gebruiksduur en de verwachte compensatie voor de overgangsproblematiek. De Raad van Bestuur van het AMC acht de overheid verantwoordelijk compensatie te verlenen indien de bekostiging ontoereikend is geweest voor activa waarvoor in de geldende budgetsystematiek vergunningen en daarmee bekostigingstoezeggingen zijn verleend. Waardering Materiële vaste activa Algemeen Het vervallen van het stelsel van bekostiging waarbij een integrale vergoeding voor de werkelijke afschrijvingskosten van vaste activa was opgenomen, kan ook gevolgen hebben voor de waardering van de materiële vaste activa. Het vervallen van het stelsel van bekostiging kan ook worden aangemerkt als een aanwijzing voor de aanwezigheid van een bijzondere waardevermindering overeenkomstig RJ hoofdstuk 121 Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa. Door de onzekerheid over de toekomstige bekostigingssystematiek (zie voorgaande alinea) is nog nauwelijks mogelijk vast te stellen of sprake is van een bijzondere waardevermindering ultimo 2010.
Jaarrekening
89
De overgangsregeling en de versnelde afschrijvingsregeling voor immateriële vaste activa zouden (afhankelijk van de impact en uitwerking van prestatiebekostiging door de NZa) voor diverse problemen van oudbouw en recente nieuwbouw in ieder geval een gedeeltelijke en tijdelijke oplossing moeten kunnen bieden. Daarnaast heeft de NZa de bevoegdheid van eigen beleidsregels af te wijken ten einde maatwerk oplossingen te kunnen bieden voor additionele problematiek. Bedrijfswaarde Het vervallen van het stelsel van bekostiging kan mogelijk leiden tot een bijzondere waardevermindering overeenkomstig hoofdstuk 121 Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa. Ondanks de landelijke onderzekerheden over de hoogte van de toekomstige opbrengsten, als gevolg van de onzekerheid over de toekomstige bekostigingssystematiek, en het ontbreken van een kader van ervaringsnormen voor bijvoorbeeld een bedrijfswaardeberekening heeft het AMC een ‘impairment’ test uitgevoerd. Uit de resultaten van deze ‘impairment’ test kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een bijzondere waardevermindering ultimo 2010. Overeenkomstig RJ 655 is de boekwaarde van de materiële vaste activa ad € 548,2 miljoen per 31 december 2010 dan ook ongewijzigd. De materiële vaste activa die zijn gefinancierd op basis van OCW- of DHAZ-convenant, danwel WTZivergunning of WTG, zijn gewaardeerd tegen de historische aanschafwaarde of vervaardigingskosten of goedgekeurde kosten verminderd met afschrijvingen. De afschrijvingen vinden tijdsevenredig plaats, op basis van vaste percentages conform deels de desbetreffende beleidsregels en deels de geschatte verwachte gebruiksduur. De materiële vaste activa die behoren tot de niet OCW- / DHAZ- / WTZi- / WTG-gefinancierde vaste activa worden gewaardeerd tegen historische aanschafwaarde verminderd met afschrijvingen, dan wel lagere waarde als deze duurzaam lager is. De afschrijvingspercentages die gehanteerd zijn, staan vermeld in de toelichting op de geconsolideerde balans onder het hoofd materiële vaste activa. Financiële vaste activa De deelnemingen waarin invloed van betekenis kan worden uitgeoefend op het financiële en zakelijke beleid worden gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde. De overige deelnemingen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of duurzaam lagere marktwaarde. Voorraden Zelf vervaardigde geneesmiddelen zijn gewaardeerd tegen de kostprijs van materiaal- en personeelskosten. De olievoorraad en de voorraad bloedbank is gewaardeerd tegen inkoopwaarde. De waardering van de andere voorraden geschiedt tegen vaste verrekenprijzen, die worden aangepast zodra een verschil optreedt van meer dan 10% ten opzichte van de werkelijke inkoopprijs. Op de waarde van de voorraden is een voorziening wegens incourantheid in mindering gebracht voor zover daartoe aanleiding bestaat. Onderhanden werk DBC’s De waardering van het onderhanden werk in het A-segment wordt bepaald door de CGAO-kostprijzen en indien van toepassing verhoogd met het verrekenpercentage. Het onderhanden werk in het Bsegment is gewaardeerd tegen de met de zorgverzekeraar overeengekomen prijs. De segmentloze DBC’s worden gewaardeerd op nihil vanwege het onzekere karakter van deze DBC’s. Voor verwachte oninbaarheid wordt een voorziening in aftrek gebracht op dit onderhanden werk. Met ingang van boekjaar 2010 zijn de van zorgverzekeraars ontvangen voorschotten ten laste van de post onderhanden werk DBC’s verwerkt, conform RJ 221. Uit oogpunt van vergelijkinsgdoeleinden zijn de vergelijkende cijfers van 2009 daartoe aangepast. Vorderingen De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde, onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid. Voorzieningen Voorzieningen worden gevormd voor verplichtingen en verliezen die op balansdatum bestaan en waarvan de omvang onzeker is maar op betrouwbare wijze is in te schatten. De omvang van de voorzieningen wordt bepaald door middel van schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende verplichtingen en verliezen per balansdatum af te wikkelen. Voorzieningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde tenzij anders vermeld.
Jaarrekening
90
Investeringssubsidies Als gevolg van een wijziging in RJ655 Zorginstellingen zijn per 1 januari 2008 de posten van de egalisatierekening afschrijving per die datum geherrubriceerd. De egalisatierekening à fonds perdu gefinancierde activa, dit betreft door het Rijk à fonds perdu ter beschikking gestelde middelen ten behoeve van financiering van tot 1 januari 1988 aangeschafte materiële vaste activa, is per 1 januari 2008 aangemerkt als investeringssubsidie en als afzonderlijke post opgenomen onder de langlopende schulden. De investeringssubsidie valt onder de post afschrijvingen vrij ten gunste van het resultaat conform de afschrijvingen van het desbetreffende activa. Overige activa en passiva Alle overige balansposten worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders aangegeven.
RESULTATENREKENING Resultaatbepaling De baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop deze betrekking hebben, uitgaande van de historische kosten. Baten worden verantwoord in het verslagjaar waarin de diensten en goederen zijn geleverd. Verliezen worden verantwoord op het moment dat deze voorzienbaar zijn. Bedrijfsopbrengsten De baten uit het wettelijk budget aanvaardbare kosten, de Rijksbijdrage of daarmee gelijk te stellen middelen zijn berekend aan de hand van de voorschriften voor bekostiging of subsidiëring. De overige opbrengsten zijn gebaseerd op het gefactureerde of doorberekende bedrag voor geleverde goederen en diensten onder aftrek van omzetbelasting en kortingen. De opbrengst uit hoofde van gedurende het verslagjaar in rekening gebrachte DBC’s die behoren tot het B-segment wordt verantwoord onder de ‘niet gebudgetteerde zorgprestaties’. Deze opbrengst wordt berekend voor de DBC’s die in het verslagjaar zijn gerealiseerd en per ultimo verslagjaar waren afgesloten, tegen de tarieven die terzake met verzekeraars zijn afgesproken. DBC’s die per ultimo verslagjaar niet waren afgesloten worden verantwoord als onderhanden werk in de balans. De mutatie in dit onderhanden werk komt als separate post tot uitdrukking onder de bedrijfsopbrengsten. Bedrijfslasten De bedrijfslasten worden bepaald met inachtneming van de hiervoor vermelde waarderingsgrondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Het AMC heeft voor zijn werknemers een toegezegde pensioenregeling. Hiervoor in aanmerking komende werknemers hebben op de pensioengerechtigde leeftijd recht op een pensioen dat afhankelijk is van leeftijd, salaris en dienstjaren. De regeling is ondergebracht bij het ABP. Het AMC heeft geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bijdragen in geval van een tekort bij het ABP, anders dan het effect van hogere toekomstige premies. De pensioenregeling is verwerkt als een toegezegde bijdrageregeling. Voor toegezegde bijdrageregelingen worden de premies verantwoord als personeelskosten als deze verschuldigd zijn. De rechten en verplichtingen uit hoofde van meerjarige financiële contracten, zoals huur en lease, worden in overeenstemming met RJ 292 in de jaarrekening verwerkt. De beoordeling of een overeenkomst als operational c.q. financial lease dient te worden geclassificeerd, vindt plaats op grond van de economische realiteit. Een lease-overeenkomst wordt geclassificeerd als een financiële lease als de voor- en nadelen verbonden aan de eigendom van het lease-object geheel of nagenoeg geheel door het AMC worden gedragen. Alle andere lease-overeenkomsten worden als operationele leases te geclassificeerd. Belastingen De belastingen over het resultaat worden berekend op basis van het verantwoorde resultaat, rekening houdend met fiscaal vrijgestelde posten en geheel of gedeeltelijk niet-aftrekbare kosten.
Jaarrekening
91
SEGMENTATIE Voor de indeling van de geconsolideerde resultatenrekening naar segment is de volgende indeling gehanteerd: - Patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek (collectief gefinancierd); - Externe geldstroom (niet collectief gefinancierd). Het segment ‘Patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek’ bevat de door middel van de Rijksbijdrage en het NZA-budget gefinancierde activiteiten in het kader van patiëntenzorg alsmede de werkplaatsfunctie. Dit segment bevat ook de kosten en opbrengsten verbonden aan de activiteiten van de Faculteit Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam en zijn in dit segment de cijfers van de VZA Ambulancedienst Amsterdam BV (onderdeel van de VZA Groep BV) opgenomen. Het segment ‘Externe geldstroom’ bevat de direct toerekenbare kosten en opbrengsten aan de onderzoeksprojecten gefinancierd uit de zogenaamde tweede, derde of vierde geldstroom.
GRONDSLAGEN VOOR KASSTROOMOVERZICHT Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit kasmiddelen, tegoeden op bankrekeningen, alsook kortlopende schulden aan kredietinstellingen.
Jaarrekening
92
TOELICHTING OP DE GECONSOLIDEERDE BALANS
[1]
IMMATERIËLE VASTE ACTIVA
AMC
Stand 31 december 2009 Investeringen Afschrijvingen Stand 31 december 2010
1.944 -1.944 -
Deelnemingen
Totaal
75 -15 60
75 1.944 -1.959 60
De activering en afschrijvingskosten op immateriële vaste activa zijn opgevoerd als gevolg van de beleidsregel Compensatie IVA (ingangsdatum 1 januari 2010 en einddatum 31 december 2010). Diverse posten (zoals kosten verband houdende met asbestproblematiek) zijn alsnog als immaterieel vast actief opgevoerd en ineens afgeschreven.
De immateriële vaste activa bij de deelnemingen betreft het verworven recht voor het gebruik van het merk Alant Vrouw. [2]
MATERIËLE VASTE ACTIVA
Op de materiële vaste activa wordt als volgt afgeschreven: Terreinen 0% Terreinvoorzieningen 5% - 10% Gebouwen 2% - 5% Verbouwingen 5% LTO / kleine werken 10% Installaties 5% Inventarissen 10% Automatisering 20% - 33% Vervoermiddelen 20%
Jaarrekening
93
Het verloopoverzicht van de materiële vaste activa is als volgt:
Terreinen
Afschrijvingspercentage Stand 31 december 2009 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde Mutaties boekjaar Investeringen / overboekingen Afschrijvingen Mutaties in de boekwaarde Stand 31 december 2010 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
0-5
Gebouwen
2-10
Installaties
Inventaris sen
Automatisering
10
20
5
Bouwprojecten in uitvoering
Vervoer middelen
0
20
Totaal
51.138 -12.001 39.137
461.970 -160.081 301.889
259.676 -209.836 49.840
331.212 -255.153 76.059
23.907 -17.430 6.477
23.285 23.285
6.067 -3.147 2.920
1.157.255 -657.648 499.607
-297 -297
45.186 -17.679 27.507
218 -4.427 -4.209
18.006 -18.264 -258
8.392 -3.738 4.654
21.916 21.916
-225 -437 -662
93.493 -44.842 48.651
51.138 -12.298 38.840
507.156 -177.760 329.396
259.894 -214.263 45.631
349.211 -273.410 75.801
32.299 -21.168 11.131
45.201 45.201
5.842 -3.584 2.258
1.250.741 -702.483 548.258
Jaarrekening
94
Het verloopoverzicht van de materiële vaste activa, ingedeeld naar de onderscheiden bekostigingssystemen is als volgt:
WTZi-vergunningsplichtige vaste activa
Afschrijvingspercentage Stand 31 december 2009 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde Mutaties boekjaar Investeringen / overboekingen Afschrijvingen Mutaties in de boekwaarde Stand 31 december 2010 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
Terreinen
Terreinvoorzieningen
Gebouwen
Installaties
0
5 - 10
2-5
5
Bouwprojecten in uitvoering 0
Subtotaal
33.969 33.969
13.830 -11.582 2.248
292.352 -134.926 157.426
233.494 -202.470 31.024
-
573.645 -348.978 224.667
-
-171 -171
-7.044 -7.044
-2.982 -2.982
-
-10.197 -10.197
33.969 33.969
13.830 -11.753 2.077
292.352 -141.970 150.382
233.494 -205.452 28.042
-
573.645 -359.175 214.470
WTG-gefinancierde vaste activa Inventarissen Afschrijvingspercentage Stand 31 december 2009 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde Mutaties boekjaar Investeringen / overboekingen Afschrijvingen Mutaties in de boekwaarde Stand 31 december 2010 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
Automatisering
Subtotaal
10
20
329.123 -253.632 75.491
20.995 -15.297 5.698
350.118 -268.929 81.189
17.984 -18.156 -172
8.153 -3.456 4.697
26.137 -21.612 4.525
347.107 -271.788 75.319
29.148 -18.753 10.395
376.255 -290.541 85.714
Jaarrekening
95
DHAZ-gefinancierde vaste activa
Afschrijvingspercentage
Verbouw/ renovatie
LTO
Kleine werken
Installaties
5
10
10
5
Bouwprojecten in uitvoering 0
Subtotaal
Stand 31 december 2009 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
94.379 -10.656 83.723
23.383 -6.797 16.586
7.600 -1.650 5.950
4.205 -735 3.470
22.714 22.714
152.281 -19.838 132.443
Mutaties boekjaar Investeringen / overboekingen Gereedmelding Gereedmelding ten laste van VGO Afschrijvingen Mutaties in de boekwaarde
28.978 -5.444 23.534
386 -2.358 -1.972
15.822 -1.551 14.271
-210 -210
72.539 -45.186 -5.479 21.874
117.725 -45.186 -5.479 -9.563 57.497
123.357 -16.100 107.257
23.769 -9.155 14.614
23.422 -3.201 20.221
4.205 -945 3.260
44.588 44.588
219.341 -29.401 189.940
Stand 31 december 2010 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
Jaarrekening
96
Niet WTZi- / WTG- / DHAZ-gefinancierde vaste activa Niet WTZi- / WTG- / DHAZ-gefinancierde vaste activa
Terreinen
Terreinvoorzieningen
Gebouwen
Installaties
Inventarissen
Automatise -ring
Bouwprojecten in uitvoering
Vervoermiddelen
Afschrijvingspercentage
5
5
2
5
10
20
0
20
Stand 31 december 2009 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
3.065 -363 2.702
274 -56 218
44.256 -6.052 38.204
21.977 -6.631 15.346
2.089 -1.521 568
2.912 -2.133 779
571 571
6.067 -3.147 2.920
81.211 -19.903 61.308
1.157.255 -657.648 499.607
-121 -121
-5 -5
-1.282 -1.282
218 -1.235 -1.017
22 -108 -86
239 -282 -43
42 42
-225 -437 -662
296 -3.470 -3.174
144.158 -50.665 -44.842 48.651
3.065 -484 2.581
274 -61 213
44.256 -7.334 36.922
22.195 -7.866 14.329
2.104 -1.622 482
3.151 -2.415 736
613 613
5.842 -3.584 2.258
81.500 -23.366 58.134
1.250.741 -702.483 548.258
Mutaties boekjaar Investeringen / overboekingen Gereedmelding Afschrijvingen Mutaties in de boekwaarde Stand 31 december 2010 Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
Jaarrekening
Subtotaal
Totaal
97
De projecten in uitvoering en mutaties in het boekjaar ten aanzien van de DHAZ-gefinancierde vaste activa zijn als volgt opgebouwd: Briefnummer
Datum
Projectnr. AMC
Omschrijving
Investeringen 2010 t/m 2009
Tot en met 2010 Gereed Onderhanden
DHAZ-middelen 2005 HO/CBV/2004/48654
16-nov-04
H06B0003
Wegaanleg op terrein west Subtotaal DHAZ 2005
1.204 1.204
338 338
1.542 1.542
-
900 2.672 3.572
857 10.674 11.531
-
1.757 13.346 15.103
Radiotherapie Almere Voorgebied AMC Infrastructuur Brandmelden CNT Siemens hele terrein SEH/HAP bouwdeel C01 Upgrade serverruimte D01 Herhuisvesting IB op K01 Motorenhal Energiecentrale Bewegwijzering AMC Terrein Ben Sajet Zaal C0-136
44 14 475 468 2.217 607 4.935 122 40
39 275 919 252 14.811 11 22
14 743 3.136 133 62
44 514 859 19.746 -
Subtotaal DHAZ 2008
8.922
16.329
4.088
21.163
DHAZ-middelen 2006 BVH/BHO/2007/152777 BVH/BHO/2007/152777
19-sep-06 19-sep-06
H06B0008 H06B0036
Renovatie poliklinieken Renovatie OK bouwdeel D en E Subtotaal DHAZ 2006
DHAZ middelen 2008 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472 CZ/TSZ-2813472
12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07 12-dec-07
H08B0005 H08B0007 H08B0014 H08B0018 H08B0020 H08B0024 H08B0026 H08B0033 H08B0034
Jaarrekening
98
Briefnummer
Datum
Projectnr. AMC
Omschrijving
Investeringen t/m 2009 2010
Tot en met 2010 Gereed Onderhanden
DHAZ middelen 2009 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522
22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08
CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522 CZ/TSZ-2903522
22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08 22-dec-08
H09B0006 H09B0007 H09B0008 H09B0009 H09B0015 H09B0018 H09B0019 H09B0020 H09B0021 H09B0022 H09B0024 H09B0025 H09B0026 H09B0027 H09B0028 H09B0029 H09B0030 H09B0031 H09B0032 H09B0033
Herinrichting IWO t.b.v. SNIP De rode luifel Herinrichting bouwdeel G2 t.b.v. divisie A&G Nazorg nieuwbouw PET-CT Aanpassing Verkoever bouwdeel H1 Nazorg SEH vrouwen H3-zuid Verbouwing kapperszaak pruiken C0 Tijdelijke Apotheek bij HAP terrein Verbouwen Distributiecentrum G01-105 Realiseren centrale inschrijfbalie A0 Stafgebied H4, Gynaecologie Verbouwing 1-2-5de verdieping ADICT in HvA Aanpassen ruimte L01-213 Aanpassen personeelsinformatie centrum ruimte C0215 /217 Nakomende kosten Dianet Herinrichting Lab M1 Antropogenetica Verbouwen KIA/KUA bouwdeel F01-C0-M01-J0 Nieuwbouw Spinoza Verbouwing kantoorruimte ADMF op M0 Aanpassen vacuüminstallatie M01 t.b.v. het lab voor KVI Subtotaal DHAZ 2009
Jaarrekening
1.182 1.579 291 80 110 33 2 54 59 110 18 1.625 24
69 7.928 27 238 32 12 23 19 17 61 995 -
1.251 9.507 318 318 142 45 25 73 76 110 2.620 24
79 -
139 19 12 8 12
4 64 1.238 281 98 378
143 83 281 390
1.250 106 -
3 5.360
11.484
3 15.409
1.435
99
Briefnummer
Datum
Projectnr. AMC
Omschrijving
Investeringen t/m 2009 2010
Tot en met 2010 Gereed Onderhanden
DHAZ middelen 2010 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148 CZ/TSZ-2974148
9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 10-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09 9-dec-09
H10B0003 H10B0005 H10B0006 H10B0008 H10B0009 H10B0010 H10B0011 H10B0013 H10B0014 H10B0015 H10B0016 H10B0017 H10B0019 H10B0020 H10B0021 H10B0022 H10B0023 H10B0024 H10B0025 H10B0026 H10B0028 H10B0029 H10B0032 H10B0033 H10B0034 H10B0035 H10B0036 H10B0037 H10B0040 H10B0042 H10B0050
Milieukosten Energiecentrale 2010 Instandhouding Energiecentrale Opbouw dak bouwdeel A 2010 Inbouw gebouw Q (poliklinieken) Emma Kinderziekenhuis F-G-H 8e verdieping Nazorg Emma Kinderziekenhuis H7 Nazorg ARIA in het IWO gebouw Koffiepaviljoen op AMC terrein Inrichtingskosten Trinitygebouw Durrercentrum L01 fase 2 Verbouwing MLIII laboratorium Virologie Samenvoeging J1a 125 en 127 Inhuizen Neonatologie en HR op D3 Vervangen regelkleppen apotheek E0 Inrichten L01-126 en 137 tbv fotograaf div B Aanpassen lichtstraat IWO Verbouwing BOOT Radiologie Nazorg aanpassen stafruimten F-G-H Realiseren behandelruimte USC in IWO APC realiseren inaliden toegang Slopen oudbouw Psychiatrie Verbouwen J1a-233 Voorbereiden bouw AIGHD Tijdelijke huisvesting op P2 Aanpassing parkeergarage P2 Fietsenstalling bij IWO gebouw Herinrichting LAKC Inhuizen AIMM in R-zuid RASA verbouwing F2 Loopbrug en parkeergarage P2 Telefooncentrale C01
3.655 -
228 386 20 16.775 578 2.127 1.295 23 444 103 1.089 34 53 179 76 199 26 68 24 17 43 12 43 268 13 92 68 219 1.352 2 66
228 386 20 20.430 2.127 444 103 34 76 68 12 219 -
578 1.295 23 1.089 53 179 199 26 24 17 43 43 268 13 92 68 1.352 2 66
Subtotaal DHAZ 2010
3.655
25.922
24.147
5.430
Jaarrekening
100
Briefnummer
Datum
Projectnr. AMC
Omschrijving
Investeringen t/m 2009 2010
Tot en met 2010 Gereed Onderhanden
DHAZ middelen 2011 H11B0002
Afronding APC
-
1.457
-
1.457
Subtotaal DHAZ 2011
-
1.457
-
1.457
22.713
67.061
45.186
44.588
TOTAAL DHAZ
Verantwoording DHAZ-middelen 2010: OC&W
VWS
Totaal
Toegekende DHAZ-middelen 2010 Saldo oude jaren Indexering oude jaren over VWS-deel Corectie toekenning/indexering oude jaren Totaal DHAZ-middelen
8.450 11.269 250 19.969
25.350 37.085 1.113 750 64.298
33.800 48.354 1.113 1.000 84.267
Bestedingen 2010 DHAZ – nieuwbouw DHAZ – verbouwingen DHAZ – kleine werken/lange termijn onderhoud DHAZ – onderhanden werk (mutatie tov 2009) DHAZ – huur Totaal DHAZ – bestedingen
5.108 2.137 4.052 5.468 385 17.150
15.323 6.411 12.156 16.405 1.155 51.450
20.431 8.548 16.208 21.873 1.540 68.600
2.819
12.848
15.667
Stand DHAZ-middelen per 31 december 2010
Jaarrekening
101
[3]
FINANCIËLE VASTE ACTIVA
Het verloopoverzicht van de financiële vaste activa is als volgt: Deelnemingen
Stand 31 december 2008 Consolidatie Verstrekte leningen Kapitaalstortingen Omzetting lening in agio/aandelenkapitaal Stand 31 december 2009 Verstrekte leningen Kapitaalstortingen Omzetting lening in agio/aandelenkapitaal Afwaardering/kwijtschelding Stand 31 december 2010
De • • • • • • • • • • •
222 185 407 476 883
Overige vorderingen
Totaal
1.579 138 254 -100 1.871 703 -360 -50 2.164
1.801 138 254 185 -100 2.278 703 476 -360 -50 3.047
deelnemingen betreffen: PrimaGen Holding BV te Amsterdam (10,37%); MacroZyme BV te Amsterdam (63,8%); Hep-Art Medical Devices BV te Amsterdam (29,22%); Regenesance BV (39,1%) SanEcon BV (40%) AIMM Therapeutics BV te Amsterdam (29,29%); Arthrogen BV te Amsterdam (40%); Amsterdam Molecular Therapeutics BV te Amsterdam; ACS Biomarker BV te Maastricht (33,33%); Inreda Diabetic BV te Goor (10%); Optimam BV h/o Sigma Screening te Amsterdam (30,57%).
Onder de overige vorderingen is een converteerbare lening opgenomen van € 1,3 miljoen (2009: € 1,3 miljoen) aan AIMM Therapeutics BV. De lening heeft een looptijd van in beginsel 5 jaar. De BDDA BV heeft na 4 jaar het recht om de lening te converteren in gewone aandelen van AIMM Therapeutics BV, met een conversieprijs van € 9,72. Het rentepercentage van de lening is gelijk aan de wettelijke rente. De post consolidatie in 2009 heeft betrekking op het in 2009 voor het eerst opnemen van de cijfers van de VZA Groep BV als gevolg van het 100% verkijgen van de VZA Groep BV door het AMC per 1 januari 2009.
Jaarrekening
102
[4]
VOORRADEN
Voorraad apotheek Voorraad centraal magazijn Voorraad bloedbank Voorraad technische zaken Voorraad centrale sterilisatie Voorraad olie Overige voorraden Totaal
31-12-2010
31-12-2009
3.121 936 370 400 2.192 79 47 7.145
3.247 1.078 473 336 2.032 157 55 7.378
Er is een voorziening voor incourantheid van € 0,3 miljoen (2009: € 0,3 miljoen) in mindering gebracht.
[5]
ONDERHANDEN WERK UIT HOOFDE VAN DBC’S
Onderhandenwerk DBC’s A-segment Onderhandenwerk DBC’s B-segment Bevoorschotting onderhandenwerk zorgverzekeraars Totaal
31-12-2010
31-12-2009
106.249 17.580 -30.591 93.238
102.910 19.117 -31.616 90.411
Er is een voorziening voor oninbaarheid van € 2,4 miljoen (2009: € 1,3 miljoen) in mindering gebracht.
[6]
VORDERINGEN
Vorderingen op debiteuren Voorziening dubieuze debiteuren Nog te factureren bedragen Overige vorderingen en overlopende activa Totaal
31-12-2010
31-12-2009
56.326 -5.083 26.824 23.405 101.472
43.001 -3.874 51.579 14.490 105.196
2010
2009
3.874 -2.311 3.520 5.083
4.977 -2.286 1.183 3.874
Het verloop in de voorziening dubieuze debiteuren is als volgt:
Stand 1 januari Afboekingen Dotatie Stand 31 december
Jaarrekening
103
[7]
FINANCIERINGSOVERSCHOT
Toelichting financieringstekort/overschot: t/m 2007
2008
2009
2010
Totaal
Stand 1 januari 2009 Bij/af: correctie n.a.v. nacalculatie 2008 Bij/af: afrekening opbrengstenverrekening Correcties mutaties voorgaande boekjaren Bij/af: financieringsverschil boekjaar Stand per 31 december 2009
-68.213 52.228 2.100 -13.885
-70.644 4.416 15.092 -51.136
43.460 43.460
-
-138.857 4.416 52.228 17.192 43.460 -21.561
Bij/af: correctie n.a.v. nacalculatie 2009 Bij/af: afrekening opbrengstenverrekening Correcties mutaties voorgaande boekjaren Bij/af: financieringsverschil boekjaar Stand per 31 december 2010
4.879 686 -8.320
-525 1.436 124 -50.101
566 10.571 54.597
49.614 49.614
4.920 2.122 10.695 49.614 45.790
De specificatie van het financieringsverschil in het boekjaar is als volgt:
AMC Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten mutaties voorgaande jaren Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten 2010
KGC
PUK
2010 Totaal
2009 Totaal
8.806
1.335
554
10.695
17.192
320.359
20.938
7.223
348.520
328.163
45.872 3.488 218.950 268.310
15.481 243 4.195 19.919
751 9.926 10.677
52.049
1.019
-3.454
Vergoedingen ter dekking van het wettelijk budget: -verrichtingen -OHW DBC’’s -afgesloten DBC’s
Financieringstekort/overschot
[8]
61.353 4.482 233.071
67.297 -9.735 227.141 298.906
284.703
49.614
43.460
LIQUIDE MIDDELEN
Banken Kas Totaal
31-12-2010
31-12-2009
28.983 13 28.996
24.546 17 24.563
Per 31 december 2010 staat € 7,6 miljoen, (2009: € 1,6 miljoen) op termijndeposito, met een oorspronkelijke looptijd van minder dan 12 maanden. De deposito’s worden steeds stilzwijgend verlengd.
Jaarrekening
104
[9]
GROEPSVERMOGEN
Geconsolideerd eigen vermogen per 1 januari Geconsolideerd resultaat boekjaar Geconsolideerd eigen vermogen per 31 december
2010
2009
94.738 936 95.674
89.988 4.750 94.738
Voor een nadere specificatie en toelichting op het groepsvermogen wordt verwezen naar de toelichting op het eigen vermogen, zoals opgenomen onder de posten [30] tot en met [32] in de toelichting op de enkelvoudige balans.
[10]
AANDEEL VAN DERDEN
Stand per 1 januari Wijzigingen in aandeel groepsmaatschappijen Resultaat boekjaar Stand per 31 december
2010
2009
255 -60 -441 -246
1.077 290 -1.112 255
Het aandeel derden bestaat uit het aandeel van de Universiteit van Amsterdam in AMC Medical Research BV (49 procent), het aandeel van derden in de deelnemingen van Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV (17,49 procent in Valletta Health Holding BV) en het aandeel van derden in Alant Vrouw Amsterdam BV.
[11]
VOORZIENINGEN
Het verloop van de voorzieningen is als volgt: Groot onderhoud
Stand 31 december 2008 Consolidatie Onttrekkingen Dotaties Stand 31 december 2009 Onttrekkingen Dotaties Stand 31 december 2010
63.713 -21.475 10.664 52.902 -21.083 9.611 41.430
Claims
Eigen risico WIA
2.406 -583 229 2.052 1.880 3.932
Senioren regeling
1.816 -348 551 2.019 -252 802 2.569
5.530 -1.112 4.418 -483 3.935
Eigen risico wachtGelden 2.967 -7 2.960 790 3.750
Overige personeels voorzieningen
Overige voorzieningen
11.059 77 1.134 12.270 -3.273 4.497 13.494
Totaal
556 556
De voorziening groot onderhoud is bedoeld om de kosten van periodieke, meerjarige en geplande onderhoudsuitgaven gelijkmatig over de jaren te verdelen. De omvang van de voorziening is gebaseerd op de meerjaren onderhoudsbegroting. De toevoeging is gebaseerd op het lange termijn onderhoudsplan, de uitgaven van groot onderhoud worden in mindering gebracht op de voorziening. De voorziening wordt gewaardeerd tegen nominale waarde. De voorziening claims dient ter dekking van claims inzake de wettelijke aansprakelijkheid, die niet bij derden zijn verzekerd. De voorziening eigen risico WIA is getroffen voor het eigen risicodragerschap ter dekking van toekomstige uitkeringen. De voorziening seniorenregeling is gebaseerd op de CAO Academische Ziekenhuizen en heeft ten doel het blijven ontwikkelen van oudere medewerkers, het bieden van loopbaanmogelijkheden op oudere leeftijd en het mogelijk maken om op latere leeftijd minder te werken of vervroegd uit te treden. Deze voorziening wordt opgesteld met toepassing van actuariële methoden en de toereikendheid wordt jaarlijks getoetst aan de hand van sterfte- en deelnamekansen alsmede renteontwikkelingen. De gehanteerde rekenrente bedraagt 4,0 procent. (2009: 4,5 procent).
Jaarrekening
105
87.491 77 -22.413 11.466 76.621 -25.091 18.136 69.666
De voorziening eigen risico wachtgelden dient ter dekking van verplichtingen uit hoofde van wachtgelden inkomenssuppletieregelingen. De voorziening is bepaald op basis van individuele rechten van de betrokken medewerkers, waarbij rekening is gehouden met de kans dat betrokkenen na verloop van tijd elders werk zullen vinden. De gehanteerde rekenrente bedraagt 4,0 procent. Onder -
de overige personeelsvoorzieningen zijn de volgende voorzieningen opgenomen: voorziening jubileum voorziening persoonlijk budget aanvullende personeelsvoorzieningen
De voorziening jubileum is bestemd voor in de toekomst uit te keren jubileumgratificaties aan het personeel op grond van de CAO Academische Ziekenhuizen. Deze voorziening is actuarieel berekend. De toereikendheid wordt jaarlijks getoetst aan de hand van sterfte- en deelnamekansen en renteontwikkelingen. De gehanteerde rekenrente bedraagt 4,0 procent (2009: 4,5 procent). De stand ultimo 2010 bedraagt € 4,7 miljoen (2009: € 3,7 miljoen). De voorziening Persoonlijk Budget is gebaseerd op de CAO-UMC, waarbij het AMC sinds januari 2008 voor het grootste deel van de medewerkers een persoonlijk budget opbouwt. Het Persoonlijk Budget biedt voor werknemers aanvullende financiële ruimte voor het op peil houden van de inzetbaarheid binnen de umc’s en op de arbeidsmarkt in het algemeen, en de mogelijkheid om te investeren in eigen ontwikkeling. Met ingang van 1 januari 2008 is maandelijks een bedrag van 0,25% van het salaris gereserveerd, dit percentage is verhoogd met 0,25% in 2009 en bedraagt inmiddels 1%. Afhankelijk van het geboortejaar is er sprake van extra opbouw met 0,8% voor een verhoogd persoonlijk budget. De stand ultimo 2010 bedraagt € 5,3 miljoen (2009: € 4,2 miljoen). Buiten de uit hoofde van de CAO volgende reguliere afspraken zijn er aanvullende voorzieningen voor personeel toegezegd voor specifieke doelgroepen binnen het AMC. De stand ultimo 2010 bedraagt € 3,2 miljoen. (2009 € 4,4 miljoen). De in 2009 benoemde post consolidatie onder de overige personeelsvoorzieningen heeft betrekking op het in 2009 voor het eerst opnemen van de cijfers van de VZA Groep BV als gevolg van het 100% verkijgen van de VZA Groep BV door het AMC per 1 januari 2009. De overige voorziening heeft betrekking op de verwachte waardevermindering van een deelneming van de VZA Groep BV.
[12]
LANGLOPENDE SCHULDEN
INVESTERINGSSUBSIDIE À FONDS PERDU
Stand per 1 januari Kortlopend deel eindbalans Stand per 31 december
2010
2009
127.740 -4.361 123.379
132.101 -4.361 127.740
2010
2009
123.993 12.317 603 136.913 -12.314 -12.229 112.370
123.773 11.283 12.537 147.593 -11.283 -12.317 123.993
SCHULDEN AAN KREDIETINSTELLINGEN Het verloop van de langlopende schulden is als volgt:
Stand per 1 januari Kortlopend deel beginbalans Consolidatie Nieuw Subtotaal Aflossingen Kortlopend deel eindbalans Stand per 31 december Jaarrekening
106
De langlopende leningen zijn onderhands afgesloten bij kredietinstellingen en worden deels lineair, deels annuïtair en voor een deel ineens aan het einde van de looptijd afgelost. In de leningovereenkomsten zijn zekerheidsstellingen opgenomen, waardoor activa niet zonder voorafgaande toestemming zullen worden vervreemd, anders dan in de gebruikelijke uitoefening van het bedrijf. Tevens is er zekerheidsstelling in de vorm van hypothecaire inschrijving ter grootte van € 10.061.140 op de bedrijfsgebouwen, te vermeerderen met 40% voor rente en kosten, een borgstelling ter grootte van € 590.000 van de Gemeente Zaanstad, en pandrecht op bedrijfsinventaris en vorderingen. De aflossingsverplichting voor het jaar 2010 ad € 12,3 miljoen is opgenomen onder de kortlopende schulden. De langlopende schulden per 31 december 2010 kunnen als volgt worden gespecificeerd:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Afsluitjaar
Hoofdsom
Looptijd (in jaren)
Rente %
2001 2001 2004 2005 2005 2006 2006 2006 2006 2006 2007 2007 2005 2005 2006 2004 2007 2007 2008 2009 2009 2004 2006 2006 2006 2009 2010
9.075 9.075 4.833 30.000 3.750 10.000 5.000 5.000 5.000 5.000 25.000 10.800 300 550 600 231 1.000 550 540 920 1080 984 590 5.300 1.130 1.400 75
20 20 9 15 10 5 9 10 11 12 7 5 6 6 6 6 6 6 6 6 6 45 40 40 40 40 -
5,435 5,335 4,165 3,535 3,418 3,309 3,930 3,945 3,960 3,975 4,316 4,419 4,500 4,050 4,900 4,800 5,850 5,050 5,500 5,500 5,800 4,100 4,550 4,900 4,700 6,200 4,000
Schuldrest 31-12-2010 < 1 jaar > 1 jaar
454 454 375 10.000 12 69 100 167 92 90 153 180 8 6 50 11 8 12.229
Jaarrekening
4.537 4.537 4.833 30.000 1.502 5.000 5.000 5.000 5.000 25.000 10.800 150 292 137 202 537 720 903 569 5.123 1.091 1.362 75 112.370
Restant looptijd (in jaren)
Schuldrest > 5 jaar
Aflossings -wijze
11 11 2 10 5 1 5 6 7 8 4 2 1 1 2 3 3 3 4 4 39 36 36 36 38 -
3.176 3.176 30.000 375 5.000 5.000 5.000 5.000 866 541 4.896 1.040 1.324 65.394
Lineair Lineair Ineens Uitgesteld Lineair Ineens Ineens Ineens Ineens Ineens Uitgesteld Ineens Lineair Lineair Lineair Lineair Lineair Lineair Lineair Lineair Lineair Annuïtair Annuïtair Annuïtair Annuïtair Annuïtair Ineens
107
[13]
KORTLOPENDE SCHULDEN
Schulden aan kredietinstellingen Investeringssubsidie à fonds perdu Aflossingsverplichting langlopende schulden Crediteuren Nog te storten aandelenkapitaal SanEcon BV Belastingen en sociale premies Schulden inzake pensioenen Nog te betalen vakantierechten Nog te betalen kosten Vooruit ontvangen researchgelden Overige schulden en overlopende passiva Financieringsoverschot [7] Totaal
31-12-2010
31-12-2009
221.752 4.361 12.229 36.781 23.487 6.352 23.470 28.420 56.805 13.506 427.163
82.000 4.361 12.317 31.588 55 19.423 5.731 21.568 32.156 55.828 19.573 21.561 306.161
NIET UIT DE BALANS BLIJKENDE VERPLICHTINGEN Het AMC heeft zich in het kader van de WA-verzekering die ondergebracht is bij de Onderlinge Waarborgmaatschappij Centramed B.A., gevestigd te Den Haag, tegenover deze maatschappij onherroepelijk en onvoorwaardelijk garant gesteld voor gehele of gedeeltelijke storting in verband met de uitbreiding van het waarborgvermogen op de eerste afroep door Centramed voor een bedrag ter hoogte van € 192.000. Met de gemeente Amsterdam is een intentieovereenkomst gesloten om een deel van het AMC-terrein gezamenlijk te ontwikkelen ten behoeve van het vestigen van een Medical Business Park. Het AMC is op 1 februari 2010 een huurovereenkomst aangegaan met Rreef Speczial Invest GmbH inzake de huur van een kantoorgebouw inclusief 36 parkeerplaatsen gelegen aan de Pietersbergweg 17 te Amsterdam Zuid-Oost. De looptijd van de overeenkomst bedraagt 10 jaar met aansluitende periode(n) van telkens 5 jaar en eindigt derhalve op 31 januari 2020. In samenhang met de huurovereenkomst is er door het AMC een bankgarantie van drie maanden inclusief servicekosten (vermeerderd met BTW) en de BTW compensatie betreffende de exploitatiekosten afgegeven. (bedrag navragen en benoemen). De jaarlijkse huurverplichting bedraagt € 690.175 (exclusief servicekosten en btw) en wordt jaarlijks geindexeerd, voor het eerst op 1 februari 2011. Op 1 juli 2005 is er met Stichting Hogeschool van Amsterdam een huurovereenkomst aangegaan voor de huur van een kantoorgebouw inclusief 80 parkeerplaatsen gelegen aan de Tafelbergweg 51 te Amsterdam. De looptijd van de overeenkomst bedraagt 5 jaar met aansluitende periode(n) van telkens 1 jaar. De huurverplichting is aangegaan op 1 juli 2005 en eindigt derhalve op 30 juni 2015. In samenhang met de huurovereenkomst is er door het AMC geen bankgarantie afgegeven. De jaarlijkse huurverplichting bedraagt in 2010 € 1.508.228 (exclusief servicekosten en btw) en wordt jaarlijks geïndexeerd. Op 8 december 2008 is er met Stichting Flevoziekenhuis een huurovereenkomst aangegaan voor de huur van een kantoorgebouw gelegen aan de Hospitaalweg 1 te Almere. De looptijd van de overeenkomst hangt samen met de duur van de Uitwerkingsovereenkomst Radiotherapie. De huurverplichting is aangegaan op 8 december 2008. In samenhang met de huurovereenkomst is er door het AMC geen bankgarantie afgegeven. De jaarlijkse huurverplichting bedraagt in 2010 € 542.995 (exclusief servicekosten en btw). De huurvergoeding voor de komende huurperiode is vastgelegd in een overeengekomen huurschema. Het totaal ten behoeve van aan verhuurders verstrekte bankgaranties bedraagt € 224.441. Als zekerheidsstelling is ten behoeve van de douane een akte van borgtocht gesteld ter grootte van € 54.454. In het kader van de SKE Technostarter regeling heeft het AMC per ultimo 2010 leningen met een totaalbedrag van € 50.000 aan natuurlijke personen gegarandeerd. Jaarrekening
108
In het kader van de DHAZ is het AMC in 2010 verplichtingen aangegaan voor een bedrag van € 65,6 miljoen, die door leveranciers nog niet gefactureerd zijn. Bij VZA Groep BV bestaan per 31 december 2010 de volgende verplichtingen: De onderneming is meerjarige huurovereenkomsten aangegaan inzake bedrijfsruimten te Amsterdam. De jaarlijkse huurverplichting bedraagt € 199.000. De VZA Groep BV heeft zich garant gesteld voor alle verplichtingen van dochters jegens externe leasemaatschappijen. De leaseverplichting voor 2011 jegens externe partijen bedraagt € 598.000 en in totaal € 1.106.000. Tussen VZA en de Dienst Zorg en Samenleven van de Gemeente Amsterdam bestaat een geschil over de afwikkeling van de per 31 december 2006 door de gemeente opgezegde vervoersovereenkomst. VZA maakt ter zake aanspraak op een bedrag van € 1.451.689 waarvan in 2008 € 515.927 door de gemeente is betaald. De vordering is voor een bedrag van € 506.125 in de jaarrekening verwerkt. De groepsmaatschappijen VZA Ambulancedienst Amsterdam BV en VZA Dienstverlening BV hebben een VUT-regeling ondergebracht bij de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Personenvervoer over de Weg. Deze VUT-regeling zal eindigen op 31 december 2014. Voor de affinanciering van de VUT-regeling is door de stichting om 2010 een bijdrage gevraagd van 5,04%. Niet uitgesloten kan worden dat de financiële positie van de stichting zich de komende jaren toch anders zal ontwikkelen dan thans wordt ingeschat. Indien de toekomstige inkomsten onvoldoende zijn om de regeling volledig af te financieren, zal ook na 2010 van de vennootschappen een bijdrage worden gevraagd. -
-
Voorgenomen vervreemding deelnemingen De vennootschap is voornemens haar (middellijk gehouden) deelnemingen in VZA Regionale Meldkamer BV, VZA Ziekentaxivervoer Amsterdam BV en Tandarts Bemiddelings Bureau (TBB) BV in 2011 te vervreemden. De deelnemingen zijn per balansdatum gewaardeerd tegen de verwachte verkoopopbrengst ad € nihil. Verkoper zal in het kader van deze vervreemding bepaalde (balans)garanties aan de kopende partij verstrekken. Eventuele inroeping van die garanties door koper is afhankelijk van gebeurtenissen in de toekomst. De financiële effecten ter zake zullen in de jaarrekening worden verwerkt van het jaar waarin die gebeurtenissen zich hebben voortgedaan. Fiscale eenheid VZA Groep BV maakt voor de vennootschapsbelasting en omzetbelasting deel uit van een fiscale eenheid met dochtermaatschappijen. De vennootschap is op grond hiervan hoofdelijk aansprakelijk voor belastingschulden.
Bij Alant Vrouw Amsterdam BV bestaan per 31 december 2010 de volgende verplichtingen: De onderneming is meerjarige huurovereenkomsten aangegaan inzake bedrijfsruimten te Amsterdam. De huur periode is 10 jaar (met break-mogelijkheid na 5 jaar) en is ingegaan op 1 december 2008. De huur bedraagt jaarlijks € 54.750 exclusief 10% BTW compensatie. De onderneming is een huurovereenkomst aangegaan voor de huur van twee kantoorapparaten. De huur loopt tot januari 2014 en bedraagt jaarlijks € 3.000.
Jaarrekening
109
TOELICHTING OP DE GECONSOLIDEERDE RESULTATENREKENING [14]
WETTELIJK BUDGET VOOR AANVAARDBARE KOSTEN
Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten voorgaand boekjaar Productieafspraken verslagjaar Overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling Prijsindexatie materiële kosten
2009
345.355
343.603
8.400
7.500
2.400 -220
Beleidsmaatregelen overheid: Korting 2010 (mutatie op korting prestatiecontract cummutief 2009) Nacalculeerbare kapitaalslasten: Rente Afschrijvingen
2010
6.500 500 2.180
7.000
-1.823
-450
-114 2.200
pm 2.086
Overige mutaties: Academische component Schoning opleidingen 2e tranche Overige mutaties Overige mutaties voorgaande jaren
-7.678 10.695
7.697 -19.995 3.017
-12.298
359.215
345.355
24.683
23.151
383.898
368.506
Subtotaal Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten 2010/2009 Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten VZA Groep BV
[15]
RIJKSBIJDRAGE
Rijksbijdrage inzake werkplaatsfunctie Bijdrage Universiteit inzake de faculteit Geneeskunde
2010
2009
82.540 58.031 140.571
84.056 59.066 143.122
De Rijksbijdrage 2010 is conform de brief van DUO, ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 9 december 2010, kenmerk: BEK/BPR-2010/96124M ten bedrage van € 81.706.100 aangevuld met het nog te compenseren budgetdeel inzake de OVA 2010. De bijdrage van de Universiteit van Amsterdam is gebaseerd op het Bestuurs Convenant Faculteit der Geneeskunde 2009-2012 en het daarbij behorende addendum.
Jaarrekening
110
[16]
OVERIGE BEDRIJFSOPBRENGSTEN
Zorgprestaties tussen instellingen Overige zorgprestaties Overige dienstverlening Overige opbrengsten Totaal
2010
2009
3.990 9.824 58.885 170.780 243.479
4.349 7.553 49.146 152.149 213.197
De stijging in de overige zorgprestaties met € 2,2 miljoen en overige dienstverlening € 9,7 miljoen kan worden verklaard uit een lichte stijging van de diverse externe doorberekeningen over de hele linie, waarvan €6,2 miljoen betrekking heeft op het AMC en het restant voornamelijk bij AMR wordt gerealiseerd. De stijging van de overige opbrengsten ad € 18,6 miljoen kan onder andere worden verklaard door het verwerken van royalty-opbrengsten van € 11 miljoen (ontvangen via Stichting Klinische Research) in het AMC. Dit betreft gedeeltelijk een inhaalslag over de jaren 2007 tot en met 2010, mede als gevolg van nabetalingen over voorgaande jaren.
[17]
PERSONEELSKOSTEN
Lonen en salarissen Sociale lasten Pensioenpremies Andere personeelskosten Personeel niet in loondienst Totaal
2010
2009
344.539 29.170 43.084 26.104 442.897 58.766 501.663
318.327 26.190 39.743 19.082 403.342 51.589 454.931
De lonen en salarissen zijn ten opzichte van 2009 met ongeveer € 26,2 miljoen gestegen. Deze stijging houdt verband met de loonsverhoging van 1,95 % per 1 maart 2010 en de verhoging van de eindejaarsuitkering van 6,75% naar 8,3%. Er is sprake van een toename van het gemiddeld aantal fte over 2010 ten opzichte van 2009, zowel bij het AMC als bij de deelnemingen die zijn meegenomen in de geconsolideerde cijfers. De stijging van de sociale lasten met € 2,9 miljoen houdt verband met de voornoemde stijging van de lonen en salarissen. De pensioenpremies stijgen ten opzichte van 2009 met ongeveer € 3,3 miljoen. Deze stijging houdt verband met een hogere gemiddelde grondslag als gevolg van de loonsverhoging van 1,95% per 1 maart 2010 en een stijging van de ABP-pensioenpremie per 1 augustus 2010, evenals de hiervoor genoemde toename van het gemiddeld aantal fte. De andere personeelskosten stijgen ten opzichte van 2009 met ongeveer € 7,0 miljoen. Deze stijging wordt onder andere veroorzaakt door hogere kosten opbouw persoonlijk budget € 1,4 miljoen, dotatie personele voorzieningen ter grootte van € 2,2 miljoen, aanschaf nieuwe dienstkleding € 0,4 miljoen en toename van reiskosten woon-werkverkeer in verband met gewijzigde fiscale regelgeving € 0,5 miljoen. De kosten van personeel niet in loondienst stijgen ten opzichte van 2009 met ongeveer € 7,1 miljoen. Deze stijging houdt verband met een toegenomen inzet van extern personeel voor specifieke projecten met name op ICT-gebied en voor het langer dan verwacht tijdelijk invullen van moeilijk vervulbare vacatures. De gemiddelde personeelsbezetting in fulltime equivalenten (exclusief personeel niet in loondienst) met betrekking tot AMC geconsolideerd bedraagt 7.129 (2009: 6.652). De beloning van het bestuur is gebaseerd op de regelgeving krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) van 7 maart 1992 en 1 juli 1996. De bestuurskosten, inclusief toezichthouders, bedragen € 1,0 miljoen (2009: € 0,9 miljoen). Jaarrekening
111
Voor een specificatie conform de door de Minister van VWS gegeven aanwijzingen inzake bestuurdersbeloningen in de jaarverslaggeving wordt verwezen naar het model zoals dat is opgenomen onder ‘Overige Gegevens’.
[18]
AFSCHRIJVINGEN OP VASTE ACTIVA
Afschrijvingen immateriële vaste activa AMC Afschrijvingen immateriële vaste activa Alant Vrouw Afschrijvingen materiële vaste activa Vrijval investeringssubsidie à Fonds perdu Totaal
2010
2009
1.945 15 44.842 -4.361 42.441
39.940 -4.361 35.579
De afschrijvingskosten op immateriële vaste activa zijn opgevoerd als gevolg van de beleidsregel Compensatie IVA (ingangsdatum 1 januari 2010 en einddatum 31 december 2010). Diverse posten (zoals kosten verband houdende met asbestproblematiek) zijn alsnog als immaterieel vast actief opgevoerd en ineens afgeschreven. De vergoeding wordt verwerkt in de nacalculatie over 2010 en is opgenomen in het wettelijk budget. De afschrijvingskosten op materiële vaste activa zijn ten opzichte van 2009 met ruim € 4,9 miljoen gestegen als gevolg van een gemiddeld hoger investeringsniveau (waaronder mede bedoeld gereed melden van bouwprojecten in uitvoering).
[19]
OVERIGE BEDRIJFSKOSTEN
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten Algemene kosten Patiënt- en bewonersgebonden kosten Onderhoud en energiekosten Huur en leasing Totaal
2010
2009
14.676 45.317 148.137 40.359 6.618 255.107
14.851 59.623 141.917 42.911 5.213 264.515
De algemene kosten dalen ten opzichte van 2009 met ongeveer € 14 miljoen. Deze daling houdt voornamelijk verband met de vrijval van een te hoog opgenomen voorziening in 2009. Tegenover de verwachte opbrengsten in het wettelijk budget uit hoofde van de IVA-regeling is voorzichtigheidshalve een voorziening ter grootte van € 1 miljoen verwerkt onder de algemene kosten. In de vergelijkende cijfers over 2009 is bovendien onder de post algemene kosten een verrekening met Vof Arkin ter grootte van € 1,4 miljoen opgenomen, deze bedroeg in 2010 nihil. De stijging van de patiënt- en bewonersgebonden kosten met ruim € 6 miljoen wordt veroorzaakt door een toename van onderzoek verricht door derden, een stijging van kosten van genees- en bestralingsmiddelen, een toename van gebruik van dure- en weesgeneesmiddelen evenals bloed- en bloedproducten. Eveneens is er sprake van een toename van kosten van onderhoud van medisch instrumentarium en apparatuur. De daling per saldo van de onderhouds- en energiekosten met € 2,5 miljoen wordt grotendeels verklaard door een lagere benodigde dotatie aan de voorziening groot onderhoud en anderzijds een stijging van de energiekosten. De stijging in huur en leasing houdt voornamelijk verband met het in 2010 verwerken van een nagekomen huurnota voor de locatie Radiotherapie AMC locatie Flevoziekenhuis en het in gebruik nemen van een kantoorpand aan de Pietersbergweg te Amsterdam.
Jaarrekening
112
[20]
FINANCIËLE BATEN EN LASTEN
Rentebaten Rentelasten Totaal
2010
2009
1.403 -7.654 -6.251
3.243 -6.179 -2.936
De toename van de rentelasten wordt geheel verklaard door een hoger niveau van kortlopende leningen en de opgelopen geldmarktrente. [21]
BELASTINGEN RESULTAAT UIT GEWONE BEDRIJFSUITOEFENING
Vennootschapsbelasting VZA Groep BV Totaal
[22]
2009
-
51 51
2010
2009
-556 16 -540
-1.167 607 -560
RESULTAAT DEELNEMINGEN
VZA Groep BV resultaateffect afstoten ‘Zorg en Welzijn’ VZA Groep BV correctie waarderingsgrondslag vaste activa Correctie resultaat deelnemingen voorgaande jaren *
*
2010
Betreft correcties als gevolg van het in voorgaande jaren opnemen van de deelnemingsresultaten op basis van conceptcijfers. De voornoemde correcties hebben betrekking op het opnemen van de resultaten op basis van definitieve cijfers.
Jaarrekening
113
GESEGMENTEERDE INFORMATIE Collectief
Nietcollectief
383.898
-
40.086
Totaal 2010
Collectief
Nietcollectief
Totaal 2009
383.898
368.506
-
368.506
-
40.086
29.721
-
29.721
-1.537 140.571
-
-1.537 140.571
7.562 143.122
-
7.562 143.122
Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten Niet gebudgetteerde zorgprestaties Mutatie onderhanden werk uit hoofde van DBC’s Rijksbijdrage Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten
196.552
46.927
243.479
176.941
36.256
213.197
759.570
46.927
806.497
725.852
36.256
762.108
Lonen en salarissen Sociale lasten Pensioenpremies Andere personeelskosten Personeel niet in loondienst Totaal personeelskosten
328.403 27.673 41.491 22.441 51.036 471.044
16.136 1.497 1.593 3.663 7.730 30.619
344.539 29.170 43.084 26.104 58.766 501.663
301.909 25.075 38.338 17.174 45.289 427.785
16.418 1.115 1.405 1.908 6.300 27.146
318.327 26.190 39.743 19.082 51.589 454.931
41.002
1.439
42.441
33.609
1.970
35.579
14.521 37.457
155 7.860
14.676 45.317
14.694 52.571
157 7.052
14.851 59.623
146.100
2.037
148.137
139.927
1.990
141.917
Afschrijvingen op vaste activa Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten Algemene kosten Patiënt- en bewonersgebonden kosten Onderhoud en energiekosten Huur en leasing Totaal overige bedrijfskosten
37.830 7.101
2.529 -483
40.359 6.618
43.304 6.608
-393 -1.395
42.911 5.213
243.009
12.098
255.107
257.104
7.411
264.515
Som der bedrijfslasten
755.055
44.156
799.211
718.498
36.527
755.025
Bedrijfsresultaat
4.515
2.771
7.286
7.354
-271
7.083
Financiële baten en lasten
-6.741
490
-6.251
-3.609
673
-2.936
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening
-2.226
3.261
1.035
3.745
402
4.147
-
-540 441
-540 441
-
51 -560 1.112
51 -560 1.112
-2.226
3.162
936
3.745
1.005
4.750
5.885
1.244
7.129
5.602
1.050
6.652
Belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening Resultaat deelnemingen Aandeel derden Resultaat
Aantal fte’s
Jaarrekening
114
ENKELVOUDIGE BALANS Na bestemming van het resultaat ACTIVA 31-12-2010
31-12-2009
VASTE ACTIVA Immateriële vaste activa [23] Materiële vaste activa [24] Financiële vaste activa [25] Totaal vaste activa
525.142 38.951 564.093
469.698 38.580 508.278
VLOTTENDE ACTIVA Voorraden [26] Onderhanden werk uit hoofde van DBC’s [27] Vorderingen [28] Financieringstekort Liquide middelen [29] Totaal vlottende activa
7.145 93.129 88.518 45.790 8.532 243.114
7.378 92.879 97.324 1.141 198.722
TOTAAL
807.207
707.000
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de enkelvoudige balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarrekening
115
PASSIVA 31-12-2010
31-12-2009
EIGEN VERMOGEN Collectief gefinancierd gebonden vermogen gezondheidszorg [30] Collectief gefinancierd gebonden vermogen O&O [31] Niet collectief gefinancierd vrij vermogen [32] Totaal eigen vermogen
22.868 18.010 54.796 95.674
25.472 19.948 49.318 94.738
VOORZIENINGEN [33]
69.216
76.860
123.379 106.592 229.971
127.740 112.491 240.231
KORTLOPENDE SCHULDEN [35]
412.346
295.171
TOTAAL
807.207
707.000
LANGLOPENDE SCHULDEN [34] Investeringssubsidie à fonds perdu Schulden aan kredietinstellingen
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de enkelvoudige balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarrekening
116
ENKELVOUDIGE RESULTATENREKENING 2010
2009
Bedrijfsopbrengsten Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten [36] Niet gebudgetteerde zorgprestaties Mutatie onderhanden werk uit hoofde van DBC’s Rijksbijdrage [37] Overige bedrijfsopbrengsten [38] Som der bedrijfsopbrengsten
359.215 40.086 -1.537 140.571 231.308 769.643
345.355 29.722 7.562 143.122 205.783 731.544
Bedrijfslasten Personeelskosten [39] Afschrijvngen op vaste activa [40] Overige bedrijfskosten [41] Som der bedrijfslasten
479.079 40.720 242.444 762.243
434.095 33.276 255.786 723.157
Bedrijfsresultaat
7.400
8.387
Financiële baten en lasten [42]
-6.395
-3.391
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening
1.005
4.996
-69
-246
936
4.750
Resultaat deelnemingen [43] Resultaat
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de enkelvoudige resultatenrekening, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarrekening
117
ALGEMENE TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE JAARREKENING De waarderingsgrondslagen en de grondslagen voor de bepaling van het resultaat die zijn gehanteerd bij de enkelvoudige jaarrekening zijn gelijk aan die van de geconsolideerde jaarrekening.
Jaarrekening
118
TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE BALANS [23]
IMMATERIËLE VASTE ACTIVA
Stand per 1 januari Bij: activering Af: afschrijvingen Stand per 31 december
2010
2009
1.944 -1.944 -
-
De activering en afschrijvingskosten op immateriële vaste activa zijn opgevoerd als gevolg van de beleidsregel Compensatie IVA (ingangsdatum 1 januari 2010 en einddatum 31 december 2010). Diverse posten (zoals kosten verband houdende met asbestproblematiek) zijn alsnog als immaterieel vast actief opgevoerd en ineens afgeschreven.
[24]
MATERIËLE VASTE ACTIVA
Terreinen Gebouwen Installaties Inventarissen Automatiseringsapparatuur Bouwprojecten in uitvoering Totaal materiële vaste activa
31-12-2010
31-12-2009
37.984 312.092 44.488 75.596 10.395 44.587 525.142
38.276 278.584 48.612 75.814 5.698 22.714 469.698
2010
2009
469.698 94.220 -38.776 525.142
444.549 58.425 -33.276 469.698
Het verloopoverzicht van de materiële vaste activa is als volgt:
Stand per 1 januari Bij: investeringen/overboekingen Af: afschrijvingen Stand per 31 december
[25]
FINANCIËLE VASTE ACTIVA
De financiële vaste activa bestaan uit deelnemingen en overige vorderingen. Het verloopoverzicht is als volgt: Deelnemingen
Stand 31 december 2009 Verstrekte leningen Kapitaalstortingen Resultaat deelnemingen Subtotaal Mutatie voorziening deelnemingen Stand 31 december 2010
28.242 85 -69 28.258 155 28.413
Jaarrekening
Overige vorderingen
10.338 200 10.538 10.538
Totaal
38.580 200 85 -69 38.796 155 38.951
119
Onder de financiële vaste activa zijn de navolgende deelnemingen verantwoord: Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV te Amsterdam (100%); AMC Medical Services BV te Amsterdam (100%); Amsterdam Vector Production BV te Amsterdam (100%); AMC Medical Research BV te Amsterdam (51%); AMC Terreinontwikkeling BV te Amsterdam (100%); AMCAS BV te Amsterdam (100%); Alant Vrouw Amsterdam BV (44%); VZA Groep BV (100%). Een beschrijving van de kernactiviteiten van de deelnemingen is opgenomen onder de Overige gegevens in het overzicht Deelnemingen en samenwerkingsverbanden.
[26]
VOORRADEN
Voorraad apotheek Voorraad centraal magazijn Voorraad bloedbank Voorraad technische zaken Voorraad centrale sterilisatie Voorraad olie Overige voorraden Totaal
31-12-2010
31-12-2009
3.121 936 370 400 2.192 79 47 7.145
3.247 1.078 473 336 2.032 157 55 7.378
Er is een voorziening voor incourantheid van € 0,3 miljoen (2009: € 0,3 miljoen) in mindering gebracht.
[27]
ONDERHANDEN WERK UIT HOOFDE VAN DBC’S
Onderhandenwerk DBC’s A-segment Onderhandenwerk DBC’s B-segment Bevoorschotting onderhandenwerk zorgverzekeraars Totaal
31-12-2010
31-12-2009
106.140 17.580 -30.591 93.129
102.910 19.117 -29.148 92.879
Er is een voorziening voor oninbaarheid van € 2,4 miljoen (2009: € 1,3 miljoen) in mindering gebracht.
[28]
VORDERINGEN
Vorderingen op debiteuren Voorziening dubieuze debiteuren Nog te factureren bedragen Vorderingen op groepsmaatschappijen Overige vorderingen en overlopende activa Subtotaal Financieringstekort (toelichting [7]) Totaal
Jaarrekening
31-12-2010
31-12-2009
42.456 -3.793 26.751 432 22.672 88.518 45.790 134.308
32.104 -2.609 51.494 174 16.161 97.324 97.324
120
Het verloop in de voorziening dubieuze debiteuren is als volgt:
Stand 1 januari Afboekingen Dotatie Stand 31 december
[29]
2010
2009
2.609 -1.816 3.000 3.793
4.268 -2.506 847 2.609
31-12-2010
31-12-2009
8.522 10 8.532
1.131 10 1.141
LIQUIDE MIDDELEN
Banken Kas Totaal
Per 31 december 2010 staan er geen gelden op termijndeposito (2009: € 0 miljoen).
[30]
COLLECTIEF GEFINANCIERD GEBONDEN VERMOGEN GEZONDHEIDSZORG Reserve aanvaardbare kosten
Stand 31 december 2008 Resultaatbestemming 2009 Stand 31 december 2009 Resultaatbestemming 2010 Stand 31 december 2010
5.800 -95 5.705 -7.597 -1.892
Bestemmingsreserve PBA
17.662 2.105 19.767 4.993 24.760
Totaal
23.462 2.010 25.472 -2.604 22.868
De reserve aanvaardbare kosten gezondheidszorg heeft ten doel het kunnen opvangen van incidentele schommelingen in de exploitatie. Conform de richtlijnen is het exploitatieresultaat verdeeld naar rato van het Gezondheidszorgbudget en de Rijksbijdrage aan het medisch centrum, na dotatie c.q. onttrekking aan specifieke bestemmingsreserves.
[31]
COLLECTIEF GEFINANCIERD GEBONDEN VERMOGEN O&O Reserve aanvaardbare kosten
Stand 31 december 2008 Resultaatbestemming 2009 Stand 31 december 2009 Resultaatbestemming 2010 Stand 31 december 2010
1.350 -23 1.327 -1.736 -409
Bestemmingsreserve PBA
5.888 701 6.589 1.665 8.254
Bestemmingsreserve DHAZ
12.837 -805 12.032 -1.867 10.165
Totaal
20.075 -127 19.948 -1.938 18.010
De reserve aanvaardbare kosten werkplaatsfunctie / O&O heeft ten doel het kunnen opvangen van incidentele schommelingen in de exploitatie. Conform de richtlijnen is het exploitatieresultaat verdeeld naar rato van het Gezondheidszorgbudget en de Rijksbijdrage van het medisch centrum, na dotatie c.q. onttrekking aan specifieke bestemmingsreserves.
Jaarrekening
121
[32]
NIET COLLECTIEF GEFINANCIERD VRIJ VERMOGEN Algemene Reserve
Stand 31 december Resultaatbestemming Stand 31 december Resultaatbestemming Stand 31 december
2008 2009 2009 2010 2010
3.000 259 3.259 143 3.402
Reserve deelnemingen
Reserve 1e geldstroom faculteit
12.325 1.752 14.077 2.367 16.444
Reserve externe geldstromen
988 988 988
Bestemmingsreserve AMC fonds
25.208 1.466 26.674 3.763 30.437
Totaal
4.930 -610 4.320 -795 3.525
46.451 2.867 49.318 5.478 54.796
De algemene reserve is mede bestemd ter financiering van beleidsbeslissingen voortvloeiend uit de doelstellingen van het AMC. De reserve deelnemingen wordt aangehouden in verband met niet uitkeerbare vermogensbestanddelen van geconsolideerde deelnemingen. De reserve eerste geldstroom faculteit bestaat uit de exploitatiesaldi van de eerste geldstroom van de faculteit, zoals op het moment van integratie (per 1 januari 1997) is vastgesteld. De reserve externe geldstromen bestaat uit de exploitatiesaldi van de afgeronde tweede en derde geldstroomprojecten. De reserve is door de organisatie-eenheden van het AMC gevormd en kan aan nieuwe (research) projecten besteed worden. Deze nieuwe projecten zullen worden ondergebracht bij AMC Medical Research BV. De bestemmingsreserve AMC-fonds is bestemd ter financiering van excellente onderzoekers van binnen en buiten het AMC.
[33]
VOORZIENINGEN
Het verloop van de voorzieningen is als volgt: Deelnemingen
Overig
Totaal
2.977 -2.606 159 530 155 685
87.491 -26.724 15.563 76.330 -27.013 19.214 68.531
90.468 -29.330 15.722 76.860 -27.013 19.369 69.216
Stand 31 december 2008 Onttrekkingen Dotaties Stand 31 december 2009 Onttrekkingen Dotaties Stand 31 december 2010
De voorziening deelnemingen heeft betrekking op het negatieve eigen vermogen van de deelneming AMCAS BV. Voor de specificatie van de overige voorzieningen wordt verwezen naar de toelichting op de geconsolideerde balans onder post [11].
[34]
LANGLOPENDE SCHULDEN
Investeringssubsidie à fonds perdu Schulden aan kredietinstellingen Schulden aan groepsmaatschappijen Totaal
31-12-2010
31-12-2009
123.379 101.209 5.383 229.971
127.740 112.491 240.231
Voor de specificatie van de onder de langlopende schulden opgenomen schulden aan kredietinstellingen wordt verwezen naar de toelichting op de geconsolideerde balans onder post [12].
Jaarrekening
122
[35]
KORTLOPENDE SCHULDEN
Schulden aan kredietinstellingen Vooruit ontvangen investeringssubsidie à fonds perdu Aflossingsverplichting langlopende schulden Crediteuren Schulden aan groepsmaatschappijen Belastingen en sociale premies Schulden inzake pensioenen Nog te betalen vakantierechten Nog te betalen kosten Vooruit ontvangen researchgelden Overige schulden en overlopende passiva Financieringsoverschot (toelichting [7]) Totaal
Jaarrekening
31-12-2010
31-12-2009
221.752 4.361 11.282 33.281 42.011 20.060 5.606 20.414 28.394 17.172 8.013 412.346
82.000 4.361 11.282 30.715 33.800 16.660 5.099 20.014 32.131 21.193 16.355 21.561 295.171
123
TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE RESULTATENREKENING [36]
WETTELIJK BUDGET VOOR AANVAARDBARE KOSTEN
Voor de specificatie van het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten wordt verwezen naar de toelichting op de geconsolideerde resultatenrekening onder post [14].
[37]
RIJKSBIJDRAGE
Voor de specificatie van de rijksbijdrage wordt verwezen naar de toelichting op de geconsolideerde resultatenrekening onder post [15].
[38]
OVERIGE BEDRIJFSOPBRENGSTEN
Zorgprestaties tussen instellingen Overige zorgprestaties Overige dienstverlening Overige opbrengsten Totaal
2010
2009
3.990 9.824 52.476 165.018 231.308
4.348 7.119 46.229 148.087 205.783
De stijging in de overige zorgprestaties met € 2,7 miljoen en overige dienstverlening € 6,2 miljoen kan worden verklaard uit een lichte stijging van de diverse externe doorberekeningen over de hele linie. De stijging van de overige opbrengsten ad € 16,9 miljoen kan onder andere worden verklaard door het verwerken van royalty-opbrengsten van € 11 miljoen (ontvangen via Stichting Klinische Research) in het AMC. Dit betreft gedeeltelijk een inhaalslag over de jaren 2007 tot en met 2010, mede als gevolg van nabetalingen over voorgaande jaren.
[39]
PERSONEELSKOSTEN
Lonen en salarissen Sociale lasten Pensioenpremies Andere personeelskosten Personeel niet in loondienst Totaal
2010
2009
327.806 26.692 41.803 25.051 421.352 57.727 479.079
303.081 24.133 38.511 17.725 383.450 50.645 434.095
De lonen en salarissen zijn ten opzichte van 2009 met ongeveer € 24,7 miljoen gestegen. Deze stijging houdt verband met de loonsverhoging van 1,95 % per 1 maart 2010, de verhoging van de eindejaarsuitkering van 6,75% naar 8,3% en een toename van het gemiddeld aantal fte over 2010 ten opzichte van 2009. De stijging van de sociale lasten met € 2,5 miljoen houdt verband met de stijging van de lonen en salarissen. Deze stijging wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een lagere benodigde voorziening inzake vakantiedagen, met als resultaat een kleine vrijval ten gunste van de sociale lasten. De pensioenpremies stijgen ten opzichte van 2009 met ongeveer € 3,3 miljoen. Deze stijging houdt verband met een hogere gemiddelde grondslag als gevolg van de loonsverhoging van 1,95% per 1 maart 2010 en een stijging van de ABP-pensioenpremie per 1 augustus 2010.
Jaarrekening
124
De andere personeelskosten stijgen ten opzichte van 2009 met ongeveer € 7,3 miljoen. Deze stijging wordt onder andere veroorzaakt door hogere kosten opbouw persoonlijk budget, € 1,4 miljoen, dotatie personele voorzieningen ter grootte van € 2,2 miljoen, aanschaf nieuwe dienstkleding, € 0,4 miljoen en toename van reiskosten woon-werkverkeer in verband met gewijzigde fiscale regelgeving, € 0,5 miljoen. De kosten van personeel niet in loondienst stijgen ten opzichte van 2009 met ongeveer € 7,1 miljoen. Deze stijging houdt verband met een toegenomen inzet van extern personeel voor specifieke projecten met name op ICT-gebied en voor het langer dan verwacht tijdelijk invullen van moeilijk vervulbare vacatures. De gemiddelde personeelsbezetting in fulltime equivalenten (exclusief personeel niet in loondienst) met betrekking tot AMC enkelvoudig bedraagt 5.885 fte’s (2009: 5.551).
[40]
AFSCHRIJVINGEN OP VASTE ACTIVA
Afschrijvingen immateriële vaste activa AMC Afschrijvingen materiële vaste activa AMC Vrijval investeringssubsidie à fonds perdu Totaal
2010
2009
1.944 43.137 -4.361 40.720
37.637 -4.361 33.276
De afschrijvingskosten op immateriële vaste activa zijn opgevoerd als gevolg van de beleidsregel Compensatie IVA (ingangsdatum 1 januari 2010 en einddatum 31 december 2010). Diverse posten (zoals kosten verband houdende met asbestproblematiek) zijn alsnog als immaterieel vast actief opgevoerd en ineens afgeschreven. De vergoeding wordt verwerkt in de nacalculatie over 2010 en is opgenomen in het wettelijk budget. De afschrijvingskosten op materiële vaste activa zijn ten opzichte van 2009 met ruim € 5,5 miljoen gestegen als gevolg van een gemiddeld hoger investeringsniveau (waaronder mede bedoeld gereed melden van bouwprojecten in uitvoering).
[41]
OVERIGE BEDRIJFSKOSTEN
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten Algemene kosten Patiënt- en bewonersgebonden kosten Onderhoud en energiekosten Huur en leasing Totaal
2010
2009
14.676 35.698 147.410 37.669 6.991 242.444
14.851 52.836 141.177 41.374 5.548 255.786
De algemene kosten dalen ten opzichte van 2009 met ongeveer € 17 miljoen. Deze daling houdt voornamelijk verband met de vrijval van een te hoog opgenomen voorziening in 2009. Tegenover de verwachte opbrengsten in het wettelijk budget uit hoofde van de IVA-regeling is voorzichtigheidshalve een voorziening ter grootte van € 1 miljoen verwerkt onder de algemene kosten. In de vergelijkende cijfers over 2009 is bovendien onder de post algemene kosten een verrekening met Vof Arkin ter grootte van € 1,4 miljoen opgenomen, deze bedroeg in 2010 nihil. In het boekjaar 2010 zijn binnen de algemene kosten, de kosten van de accountant als volgt ten laste gekomen van de resultatenrekening: - controle van de jaarrekening - andere controleopdrachten - adviesdiensten op fiscaal terrein
k€ 311 (2009: k€ 351) k€ 121 (2009: k€ 136) k€ 241 (2009: k€ 152)
De stijging van de patiënt- en bewonersgebonden kosten met ruim € 6 miljoen wordt veroorzaakt door een toename van onderzoek verricht door derden, een stijging van kosten van genees- en Jaarrekening
125
bestralingsmiddelen, een toename van gebruik van dure- en weesgeneesmiddelen evenals bloed- en bloedproducten. Eveneens is er sprake van een toename van kosten van onderhoud van medisch instrumentarium en apparatuur. De daling per saldo van de onderhouds- en energiekosten met € 3,7 miljoen wordt enerzijds verklaard door een lagere benodigde dotatie aan de voorziening groot onderhoud en anderzijds een stijging van de energiekosten. De stijging in huur en leasing houdt voornamelijk verband met het in 2010 verwerken van een nagekomen huurnota voor de locatie Radiotherapie AMC locatie Flevoziekenhuis en het in gebruik nemen van een kantoorpand aan de Pietersbergweg te Amsterdam.
[42]
FINANCIËLE BATEN EN LASTEN
Rentebaten Rentelasten Totaal
2010
2009
1.019 -7.414 -6.395
2.156 -5.547 -3.391
De toename van de rentelasten wordt geheel verklaard door een hoger niveau van kortlopende leningen en de opgelopen geldmarktrente.
[43]
RESULTAAT DEELNEMINGEN
Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV AMC Medical Research BV AMC Terreinontwikkeling BV AMC Terreinontwikkeling BV (inzake jaar 2008) Amsterdam Vector Production BV AMCAS BV Alant Vrouw Amsterdam BV AMC Medical Services BV (inzake voorgaande boekjaar) VZA Groep BV VZA Groep BV resultaateffect afstoten ‘Zorg en Welzijn’ VZA Groep BV correctie waarderingsgrondslag vaste activa
Jaarrekening
2010
2009
-959 2.553 -212 -2 -154 -26 1 -714 -556 -69
-226 744 -495 650 -14 -159 -75 5 491 -1.167 -246
126
OVERIGE GEGEVENS RE S U LT A AT BE ST E M M I N G 2010
2009
936
4.750
Onttrekking/dotatie reserve externe geldstromen Dotatie algemene reserve Onttrekking AMC fonds Dotatie reserve deelnemingen Dotatie bestemmingsreserve gezondheidszorg PBA Dotatie bestemmingsreserve O&O PBA Onttrekking bestemmingsreserve DHAZ Resultaat ter nadere bestemming
-3.763 -143 795 -2.367 -4.993 -1.665 1.867 -9.333
-1.466 -259 610 -1.752 -2.105 -701 805 -118
Onttrekking reserve aanvaardbare kosten gezondheidszorg Onttrekking reserve aanvaardbare kosten O&O
-7.597 -1.736 -9.333
-95 -23 -118
Resultaat volgens de resultatenrekening
GEBEURTENISSEN NA BALANSDATUM 2010 Er hebben na de balansdatum geen materiële gebeurtenissen plaatsgevonden die noodzaken tot een bijstelling van de geconsolideerde jaarrekening per 31 december 2010.
Jaarrekening
127
VASTSTELLING EN GOEDKEURING VAN DE JAARREKENING De jaarrekening 2010 is door de Raad van Bestuur vastgesteld in de vergadering van 16 mei 2011 en goedgekeurd door de Raad van Toezicht in de vergadering van 16 mei 2011.
Amsterdam, 16 mei 2011 Raad van Bestuur:
Amsterdam, 16 mei 2011 Raad van Toezicht:
prof. dr. M.M. Levi
dr. A.H.G. Rinnooy Kan
drs. R.J.M. Hopstaken
prof. dr. K. van der Toorn
prof. dr. M. Džoljić
drs. A. Baan
prof. dr. P.L. Meurs
Jaarrekening
128
CONTROLEVERKLARING CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT Aan: de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur van Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2010 van het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de winst-en-verliesrekening over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur De Raad van Bestuur van het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam te Amsterdam is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de in Nederland geldende Regeling verslaggeving WTZi. De Raad van Bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als hij noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Onze controle is tevens verricht in overeenstemming met het Controleprotocol bij de jaarverantwoording zorginstellingen 2010 van het ministerie van VWS. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam te Amsterdam. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door de Raad van Bestuur van het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam te Amsterdam gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam te Amsterdam per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling verslaggeving WTZi.
Jaarrekening
129
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Wij vermelden dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig de Voorschriften voor de inrichting van het Jaarverslag van zorginstellingen is opgesteld, en of –voor zover van toepassingde in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 16 mei 2011
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. drs. M. Hagers RA
Jaarrekening
130
DEELNEMINGEN EN SAMENWERKINGSVERBANDEN Deelnemingen 1. Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV, Amsterdam De Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA BV is een 100 procent deelneming van het AMC. De beheersmaatschappij is opgericht om vanuit onder andere fiscaal en juridisch oogpunt participatie door het ziekenhuis in startende ondernemingen mogelijk te maken. De BDDA BV heeft belangen in: - Amsterdam Molecular Therapeutics BV; - Primagen Holding BV te Amsterdam (10,37%); - MacroZyme BV te Amsterdam (63,8%); - Hep-Art Medical Devices BV te Amsterdam (29,22%); - Valletta Health Holding BV te Heemstede (82,519%); - AIMM Therapeutics BV te Amsterdam (29,29%); - Arthrogen BV te Amsterdam (40%); - SanEcon BV (40%); - Regenesance BV (39,1%); - Forensic Technical Solutions BV (100%); - ACS Biomarker BV te Maastricht (33,33%); - Inreda Diabetic BV te Goor (10%); - Amdix BV te Amsterdam, (100%): - Optimam BV h/o Sigma Screening te Amsterdam (30,57%). 2.
AMC Terreinontwikkeling BV te Amsterdam Het AMC heeft sinds december 2007 alle uitstaande aandelen van de AMC Terreinontwikkeling BV in eigendom. De vennootschap heeft ten doel de terreinen van het AMC te ontwikkelen ten behoeve van de academische doelstelling, waaronder het Medical Business Park AMC.
3.
AMC Medical Research BV, Amsterdam De AMC Medical Research BV is een 51 procent deelneming van het AMC. De Universiteit van Amsterdam beheert de overige 49 procent. De vennootschap heeft ten doel het uitvoeren van geheel of gedeeltelijk door derden gefinancierde medische researchprojecten binnen het AMC.
4. Psychiatrie Vof AMC/Arkin Psychiatrie Vof AMC/Arkin is een vennootschap onder firma van Arkin en het AMC. De vennootschap is verantwoordelijk voor klinische en ambulante geeestelijke gezondheidszorg voor volwassenen in de regio rond het AMC, een aantal topreferente zorgprogramma's en voor het academisch onderwijs, onderzoek en de opleiding tot psychiater. AMC en Arkin zijn op zoek naar een andere samenwerkingsvorm. Vooruitlopend op besluitvorming hierover is de samenwerking via de vof per 1 januari 2011 opgezegd en bevindt de vof zich vanaf die datum in ontbinding. Als gevolg van de ontbinding per 1 januari 2011, zijn de cijfers met ingang van het boekjaar 2010 niet meer opgenomen in de geconsolideerde cijfers. 5.
AMC Medical Services BV, Amsterdam De AMC Medical Services BV is een 100 procent deelneming van het AMC. De vennootschap heeft ten doel het coördineren, uitvoeren, beheren en administreren van geheel of gedeeltelijk door derden gefinancierde projecten gericht op patiëntenzorg, facilitaire dienstverlening en consultancy en alles wat daarmee direct of indirect samenhangt, bij voorkeur buiten het AMC.
6. Amsterdam Vector Production (AVP) BV, Amsterdam Amsterdam Vector Production BV is een 100 procent deelneming van het AMC. AVP stelt laboratoriumruimten en –faciliteiten ter beschikking ten behoeve van de productie van genproducten en celtherapeutische producten voor klinische toepassingen. 7. AMCAS BV, Amsterdam De AMCAS BV is een 100 procent deelneming van het AMC. De vennootschap heeft ten doel het uitvoeren van onderzoek op het gebied van het testen van geneesmiddelen en/of vaccins voor infectieziekten en/of immunologische ziekten.
Jaarrekening
131
8.
Alant Vrouw Amsterdam BV. Amsterdam Deze vennootschap is voor 44% eigendom van het AMC en is in oktober 2008 opgericht. Doelstelling van de vennootschap is de exploitatie van een centrum voor vrouwengeneeskunde, waarin met name de zorg voor vrouwen met bekkenbodemklachten en afwijkende cervix cytologie zal worden vormgegeven.
9. VZA Groep BV, Amsterdam Deze vennootschap is per 1 januari 2009 overgenomen en voor 100% eigendom van het AMC. Met de overname is vooral beoogd de doelmatigheid en kwaliteit van de acute zorg en de ambulancezorg te vergroten. 10. Stichting Klinische Research, Amsterdam Deze steunstichting heeft als doel de klinische research binnen het AMC te bevorderen, onder andere door verkregen inkomsten uit octrooien aan het AMC over te maken ten behoeve van nieuwe onderzoeksprojecten in het AMC. Gelet op het feit dat de Raad van Bestuur AMC het bestuur van deze stichting benoemt zijn de cijfers van de stichting opgenomen in de geconsolideerde cijfers van het AMC. Begin 2011 is besloten Stichting Klinische Research te ontbinden, waarbij eveneens is vastgelegd dat de Raad van Bestuur van het AMC met de afwikkeling van de liquidatie belast zal zijn. Als uitgangspunt voor de liquidatiebalans zal de balans per 31 december dienen.
Samenwerkingsverbanden Onderstaand is een overzicht opgenomen van de belangrijkste samenwerkingsverbanden. 1. Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (NIN-KNAW), Amsterdam Het (NIN-KNAW) doet fundamenteel wetenschappelijk onderzoek aan het centraal zenuwstelsel. Het onderzoek is multidisciplinair van opzet en richt zich vooral op ontwikkeling, plasticiteit en veroudering van de hersenen. Het NIN verricht zowel onderzoek naar het normale functioneren van de hersenen als naar het ontstaan van ziektebeelden en de ontwikkeling van therapeutische strategieën. De Nederlandse Hersenbank, die klinisch en neuropathologisch gedocumenteerd hersenmateriaal van overleden neurologische en psychiatrische patiënten voor onderzoek ter beschikking stelt, is ondergebracht bij het instituut. 2. Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam Het OLVG fungeert voor het AMC als ‘teaching hospital’ voor de arts-assistenten in opleiding tot medisch specialist. In 2010 is een alliantieovereenkomst gesloten. Binnen dit raamwerk wordt samengewerkt door de afdelingen cardiologie en cardiochirurgie, heelkunde (gastrointestinale chirurgie) en plastische- en reconstructieve chirurgie. De afdelingen radiotherapie en klinische genetica verzorgen spreekuren binnen het OLVG. 3. Sanquin, Amsterdam Met Sanquin bestaat een samenwerkingsverband, waarbij gezamenlijk met het AMC onderzoek wordt verricht op immunologisch en hematologisch gebied. 4. Dianet, Utrecht Het AMC heeft met Dianet een samenwerkingsovereenkomst op het gebied van de nierfunctievervangende behandelingen getekend. De beide organisaties versterken de samenwerkingsrelatie, zowel met betrekking tot de inhoud van zorg- en dienstverlening, als met betrekking tot de efficiency, doelmatigheid en flexibiliteit. Hiermee worden goede voorwaarden geschapen voor de ontwikkeling van de integrale zorgverlening van de patiënten. 5. De Bascule, Amsterdam De Bascule is een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Deze instelling voert de academische functie op het gebied van kinder- en jeugdpsychiatrie van het AMC en de VU uit. 6. Stichting Kinderopvang, Amsterdam Deze stichting exploiteert een tweetal kindercrèches.
Jaarrekening
132
7. VU medisch centrum Met het VUmc zijn diverse samenwerkingsrelaties op het gebied van onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg. De samenwerking met het Amsterdam University College en bij het masteronderwijs is in 2010 verder uitgebreid. Bij de patiëntenzorg moet de samenwerking op het gebied van de neurochirurgie en de gynaecologische oncologie genoemd worden. 8. AvL/NKI Met het AvL wordt samengewerkt op verschillende onderdelen van de oncologische patiëntenzorg en –onderzoek. 9. Stichting Prenatale Screening Amsterdam en Omstreken De SPSAO heeft voornamelijk als doel het regionaal faciliteren van de mogelijkheden voor alle zwangeren om toegang te krijgen tot prenatale screening en het bewaken van de kwaliteit van de voorlichting en de uitvoering van de onderzoeken door de verbonden instellingen (ziekenhuizen/gynaecologen, verloskundigen, huisartsen en echoscopisten). 10. OOR De OOR (onderwijs- en opleidingsregio) van het AMC wordt gevormd door het regionaal netwerk bestaande uit het AMC en de opleidingsziekenhuizen die onderling samenwerken ten behoeve van het (continuüm tussen het) initiële geneeskunde onderwijs en de medisch specialistische vervolgopleidingen. In de OOR worden de landelijk vastgestelde kaders voor inhoud en planning van de medische (vervolg)opleidingen vertaald naar concrete activiteiten op ziekenhuisniveau, waarbij het AMC de rol van coördinator op zich neemt. 11. Acute Zorgregio Met het verwerven van de status van zelfstandig traumacentrum per 1 januari 2008 is het AMC ook verantwoordelijk geworden voor het initiëren, coördineren en rapporteren over het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) in zijn regio. Deze regio is tot stand gekomen door een opsplitsing van de oorspronkelijke regio Noordwest Nederland, waarvoor VUmc en AMC voorheen gezamenlijk de rol van traumacentrum vervulden. 12. Flevoziekenhuis, Almere Samenwerking vindt plaats op het gebied van radiotherapie. Er zijn twee radiotherapie behandelunits voor het AMC gerealiseerd op de locatie van het Flevoziekenhuis. In 2009 is de samenwerking op het gebied van chirurgie gestart, waarbij het uitgangspunt is het bereiken van kwalitatief hoogstaande patiëntenzorg per deelgebied van de chirurgie door een betere benutting van capaciteiten, het maken van een kwaliteitsslag door een concentratie van speerpunten en het creëren van mogelijkheden voor onderwijs, opleiding en onderzoek. De samenwerking is in 2010 verder uitgebreid. Op het gebied van de Klinische Genetica wordt een spreekuur binnen het Flevoziekenhuis verzorgd. In 2010 is een samenwerking gestart met de aan het Flevoziekenhuis verbonden Kinderkliniek. 13. Flevoziekenhuis en Tergooi ziekenhuizen Met het Flevoziekenhuis en de Tergooi ziekenhuizen wordt samengewerkt op het gebied van de interventiecardiologie. Ook met het SLAZ en het Westfries Gasthuis bestaat een samenwerkingsrelatie op dit terrein.
Jaarrekening
133
VIJFJARENOVERZICHT (GECONSOLIDEERDE CIJFERS) 2010
2009
2008
2007
2006
95.428 69.666 235.749 400.843
94.993 76.621 251.733 423.347
91.065 87.491 255.874 434.430
83.708 49.860 271.518 405.086
84.080 31.926 253.459 369.465
60 548.258 3.047 551.365
75 499.607 2.278 501.960
459.319 1.801 461.120
448.772 4.444 453.216
429.374 5.602 434.976
-150.522
-78.613
-26.690
-48.130
-65.511
7.145
7.378
6.939
6.281
5.354
93.238
90.411
123.237
132.810
144.464
101.472 45.790 28.996 276.641
105.196 24.563 227.548
96.898 79.884 306.958
114.033 21.619 274.743
121.221 11.947 282.986
427.163 427.163
306.161 306.161
194.791 138.857 333.648
214.593 108.280 322.873
316.140 32.357 348.497
-150.522
-78.613
-26.690
-48.130
-65.511
828.006
729.508
768.078
727.959
717.962
66,6% 33,4% 100,0%
68,8% 31,2% 100,0%
60,0% 40,0% 100,0%
62,3% 37,7% 100,0%
60,6% 39,4% 100,0%
Groepsvermogen Voorzieningen Weerstandsvermogen
11,5% 8,4% 19,9%
13,0% 10,5% 23,5%
11,9% 11,4% 23,3%
11,5% 6,8% 18,3%
11,7% 4,4% 16,1%
Langlopende schulden Kortlopende schulden Balanstotaal
28,5% 51,6% 100,0%
34,5% 42,0% 100,0%
33,3% 43,4% 100,0%
37,3% 44,4% 100,0%
35,3% 48,6% 100,0%
FINANCIËLE POSITIE Beschikbare middelen lange termijn Groepsvermogen Voorzieningen Langlopende schulden
Geïnvesteerd op lange termijn Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa
Beschikbaar als werkkapitaal
Aanwending beschikbaar werkkapitaal Voorraden Onderhanden werk uit hoofde van DBC’s Vorderingen en overlopende activa Financieringstekort Liquide middelen
Minus: Kortlopende schulden Financieringsoverschot
Saldo werkkapitaal
RELATIEVE VERMOGENSPOSITIE Balanstotaal Balansposten in % balanstotaal Vaste activa Vlottende activa Balanstotaal
Jaarrekening
134
2010
2009
2008
2007
2006
383.898
368.506
343.603
402.378
409.236
FINANCIËLE RESULTATEN Wettelijk budget aanvaardbare kosten Niet gebudgetteerde zorgprestaties Mutatie onderhanden werk DBC’s Rijksbijdrage Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten
40.086
29.721
13.445
7.800
3.915
-1.537 140.571 243.479 806.497
7.562 143.122 213.197 762.108
8.366 134.024 212.138 711.576
-1.181 127.435 106.950 643.382
2.019 118.055 68.216 601.441
Personeelskosten Afschrijvingen op vaste activa Overige bedrijfskosten Som der bedrijfslasten
501.663 42.441 255.107 799.211
454.931 35.579 264.515 755.025
401.273 44.396 254.321 699.990
367.487 38.073 231.725 637.285
356.626 27.217 210.329 594.172
Bedrijfsresultaat
7.286
7.083
11.586
6.097
7.269
Financiële baten en lasten Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belasting
-6.251
-2.936
-2.391
-6.466
-7.845
1.035
4.147
9.195
-369
-576
Belastingen resultaat Resultaat deelnemingen Aandeel resultaat derden
-540 441
51 -560 1.112
-2.387 565
-146
996 -245
Resultaat
936
4.750
7.373
-515
175
Jaarrekening
135
VERANTWOORDING RIJKSBIJDRAGEN 2010 De hoofdtaken van het universitair medisch centrum bestaan uit patiëntenzorg, onderwijs, opleiding en onderzoek. Voor het onderwijs aan studenten geneeskunde en medische informatiekunde en het medisch-wetenschappelijk onderzoek, ontvangt het AMC, via de UvA, een rijksbijdrage onderwijs en onderzoek. Hierover wordt rechtstreeks overlegd met het College van Bestuur van de UvA. De Raad van Bestuur van het AMC is met het College van Bestuur UvA een plandocument (convenant) overeengekomen, waarin de omvang van de rijksbijdrage onderwijs en onderzoek, de wederzijdse inspanningsverplichtingen en de wijze van verantwoorden zijn vastgelegd. In december 2008 is een convenant afgesloten voor de periode 2009 t/m 2012. Het AMC is tevens de werkplaats voor geneeskundig onderwijs en onderzoek. Het gaat hierbij om de personele en materiële infrastructuur (‘uitrusting en bestand’) die nodig is om studenten geneeskunde op te leiden en het medisch wetenschappelijk onderzoek te faciliteren. Voor deze werkplaatsfunctie (art. 2.5. WHW) ontvangt de UvA een rijksbijdrage, die onverwijld wordt doorgegeven aan het AMC. De Raad van Bestuur AMC hecht er aan om verantwoording af te leggen over de uitvoering van de werkplaatsfunctie. Daarom is in dit document een afgeleide bestedingsverantwoording opgenomen van de activiteiten, die ten laste van de Rijksbijdrage Werkplaatsfunctie zijn gefinancierd. Deze bestedingsverantwoording is afgeleid van zowel de begroting als de werkelijke kosten. De Rijksbijdrage OC&W over 2010 bedroeg € 82,54 miljoen. Het Ministerie van OCW heeft samen met het ministerie van VWS opdracht gegeven voor een onderzoek naar de besteding van de rijksbijdrage voor de werkplaatsfunctie. De uitkomsten van dit onderzoek zijn gepubliceerd in 2010. In NFU-verband wordt onderzocht of het door het onderzoeksbureau ontwikkelde format kan worden gebruikt voor de jaarlijkse verantwoording. In afwachting van de uitkomst hiervan, is de verantwoording voor 2010 opgesteld op de tot dusver gehanteerde wijze.
Jaarrekening
136
De afgeleide bestedingsverantwoording ten laste van de Rijksbijdrage is als volgt opgebouwd (in € mln.):
1
2
3
Normatieve ruimte Medische en Overige Inventaris Binnen de opbouw van de Rijksbijdrage OC&W is een modelmatige ruimte begrepen ter dekking van de afschrijvingskosten van de medische inventaris en apparatuur. De NZa geeft voor deze normatieve ruimte de richtlijnbedragen af. Het Ministerie van OC&W draagt 25% bij aan de totale dekking. Voor 2010 is dit bepaald op een bijdrage van circa:
2.7
PBA/DHAZ De bijdrage van OC&W in haar Rijksbijdrage, volgens de Planning Bouwvolume Academische Ziekenhuizen resp. het convenant Decentralisatie Huisvesting Academische Ziekenhuizen, ter dekking van de afschrijvingskosten en rente voor 2010, bedraagt:
5.7
Onderwijsinzet De opleidingskosten per student zijn voor het hele traject € 163.000 (bron: Rapport Linschoten). Een student doet gemiddeld acht jaar over de studie. De jaarlijkse kosten bedragen dan gemiddeld € 20.375 per jaar. De faculteit geneeskunde van het AMC/UvA had in 2010 gemiddeld 2.342 studenten. Dit resulteert omgerekend in een kostenniveau van 47,7 miljoen. Verminderd met een hieraan door het AMC toe te rekenen aandeel uit de Rijksbijdrage O&O van ca. € 22,4 mln., bedraagt bij benadering het deel dat uit de Rijksbijdrage Werkplaatsfunctie (OC&W), wordt gefinancierd:
4
Onderzoeksinzet Betreft globale benaderingen van:
4A
Inzet per divisie Inwendige specialismen Chirurgische specialismen en Operatiecentrum Emma Kinderziekenhuis AMC Neurozintuigspecialismen Verloskunde/gynaecologie Psychiatrie Laboratoriumspecialismen Beeldvormende specialismen en onderzoek- en behandelcentrum Klinische methoden en public health
25.3
5.4 2.8 2.1 1.6 0.8 0.5 6.8 1.6 2.3 23.9
4B
Overige onderzoeksinzet GDIA Research/octrooi/kennisontwikkeling
0.8 1.0 1.8
5
Algemene Lasten/Doelbudgetten Kwaliteitsbewaking opleidingen CAO-gerelateerde kosten/pers. ontspanning/preventie overige algemene personele lasten en OR-activiteiten huisvestingskosten en facilitaire kosten verzekeringen en belastingen overige algemene lasten
4.4 2.8 2.4 5.5 1.6 1.7 4.7 23.1
Totaal Rijksbijdrage OC&W
82.5
Jaarrekening
137
KWANTITATIEVE GEGEVENS ONDERWIJS EN OPLEIDING IN DE KLINIEK
Anesthesiologie Cardiologie Cardiothoracale Chirurgie Chirurgie Dermatologie Gastro-enterologie Verloskunde/ gynaecologie Huisartsgeneeskunde IC-volwassenen Inwendige geneeskunde Keel-, neus- en oorheelkunde Kindergeneeskunde Klinisch fysicus Klinisch chemicus Klinische genetica Klinische neurofysiologie Longziekten Maag-, darm-, leverziekten Medische microbiologie Mondziekten en Kaakchirurgie Neonatologie Neurochirurgie Neurologie Nucleaire geneeskunde Oogziekten Orthopedie Pathologie Plastische en reconstructieve chirurgie Psychiatrie Radiologie Reumatologie Revalidatie Radiotherapie Sociale geneeskunde Spoedeisende hulp Urologie Ziekenhuisapotheker Overig TOTAAL
Overige kengetallen behaalde artsexamens 1) promoties 2) doctoraal examens Medische Informatiekunde 3) 1.
2. 3.
AIOS¹ 26,59 11,93 2,75 13,64 14,16 14,76 62,02 9,68 18,30 6,75 3,00 3,70 7,57 13,04 5,81 4,01 5,91 19,68 4,26 12,21 10,95 10,16 4,66 26,05 21,91 5,76 2,62 3,87 5,57 3,44 4,00 1,65
Coassistenten 1,00 0,85 0,12 72,71 18,52 0,12 41,65 25,29 0,81 81,33 24,81 50,12 0,12 0,12 0,12 0,38 32,42 18,46 0,69 0,12 31,80 0,46 0,27 11,07 1,03 0,11 25,40
360,41
439,90
2010 246 153 -
2009 232 149 -
Gemiddeld aantal fte AIOS per MSRC-specialisme, exclusief detacheringen door het AMC in rekening gebracht aan derden, inclusief detacheringen in rekening gebracht aan het AMC inclusief Klifio’s, klinisch chemicus en apothekers in opleiding. Peildatum 31 december 2010 Peildatum 1oktober 2010
Jaarrekening
138
BEZOLDIGING BESTUURDERS RAAD VAN BESTUUR
Prof. dr. L.J. Gunning-Schepers
Prof. dr. M.M. Levi
Drs. R.J.M. Hopstaken
Prof. dr. M. Džoljić
De heer of mevrouw Bestuursfunctie Nevenfuncties Vanaf welke datum is de bestuurder als bestuurder werkzaam in uw organisatie? Maakt de persoon op dit moment nog steeds deel uit van het bestuur? Zo nee: tot welke datum was de persoon als bestuurder werkzaam in uw organisatie? Is de persoon in het verslagjaar voorzitter van het bestuur geweest? Zo ja: hoeveel maanden is de persoon voorzitter geweest in het verslagjaar? Wat is de aard van de arbeidsovereenkomst? Welke salarisregeling is toegepast? Wat is de deeltijdfactor? Bruto inkomen, incl. vakantiegeld, eindejaarsuitkeringsalaris en andere vaste toelagen waarvan verkoop verlofuren waarvan nabetalingen voorgaande jaren Bruto onkostenvergoeding Werkgeversbijdrage sociale lasten Werkgeversbijdrage pensioen, VUT, FPU Ontslagvergoeding Bonussen Totaal inkomen Cataloguswaarde auto van de zaak Eigen bijdrage auto van de zaak
vrouw Voorzitter en decaan zie hoofdstuk 3.2
man Voorzitter en decaan zie hoofdstuk 3.2
man Vice-voorzitter zie hoofdstuk 3.2
man Lid en vice-decaan zie hoofdstuk 3.2
1-7-1997 (1-1-2001 voorzitter)
01-05-2010
1-12-2004
1-3-2005
nee
ja
ja
ja
ja
ja
nee
nee
8 maanden onbepaalde tijd CAO volgend 100%
4 maanden onbepaalde tijd CAO volgend 100%
onbepaalde tijd CAO volgend 100%
onbepaalde tijd CAO volgend 100%
€ 176.240,70 nvt nvt nvt € 3.013,60 € 24.158,02 nvt nvt € 203.412.32 nvt nvt
€ 126.438,45 nvt nvt nvt € 4.193,44 € 18.145,69 nvt nvt € 148.777,58 nvt nvt
€ 242.693,93 nvt nvt nvt € 5.175,25 € 37.355,83 nvt nvt € 285.225,01 nvt nvt
€ 242.673,93 nvt nvt nvt € 5.175,25 € 37.355,83 nvt nvt € 285.225,01 nvt nvt
01-09-2010
De leden van de Raad van Bestuur genieten een netto onkostenvergoeding van € 400 per maand (welke niet in bovenstaande opstelling is begrepen). Inkomsten uit nevenwerkzaamheden vervallen aan het AMC.
Bezoldiging Raad van Toezicht 2010 naam dr. A.H.G. Rinnooy Kan prof. dr. K. van der Toorn drs. A. Baan jhr.drs. R.W.F. van Tets * Mevr. prof. P.L. Meurs
bezoldiging 15.000 10.000 10.000 11.900 5.000
belastbaar loon 15.000 10.000 10.000 11.900 5.000
* vergoeding wordt gedeclareerd inclusief BTW
Jaarrekening
139
WET OPENBAARHEID UIT PUBLIEKE MIDDELEN GEFINANCIERDE TOPINKOMENS duur dienstverband functie omschrijving
in dienst
uit dienst
(WOPT)
belastbaar loon 2010
voorziening tbv beloningen betaalbaar op termijn 2009 2010 2009
Academisch medisch specialist
1-11-1982
300.044
248.230
36.368
35.059
Academisch medisch specialist
1-1-1997
250.427
258.566
43.663
40.395
Academisch medisch specialist
1-1-1998
230.269
223.831
37.369
36.051
Academisch medisch specialist
1-5-1989
216.792
210.726
36.040
34.737
Academisch medisch specialist
1-3-2006
213.250
202.145
34.442
34.163
Academisch medisch specialist
1-3-1993
210.564
204.776
36.005
34.806
Academisch medisch specialist
1-11-2009
204.607
167.778
1.117
22.182
Academisch medisch specialist
1-12-2002
202.559
196.621
34.794
33.032
Academisch medisch specialist
1-2-1998
201.562
193.413
32.639
31.530
Academisch medisch specialist
1-2-1999
199.823
193.758
33.551
32.732
Academisch medisch specialist
1-1-1997
199.678
193.899
33.600
32.443
Academisch medisch specialist
15-2-2001
193.408
184.954
29.739
32.275
Academisch medisch specialist
1-6-1987
191.348
184.287
31.426
30.293
Academisch medisch specialist
1-1-2003
190.478
185.231
32.228
31.442
Academisch medisch specialist
1-1-2003
187.584
179.342
31.658
32.070
Academisch medisch specialist
1-3-1989
187.261
173.191
28.862
27.785
Academisch medisch specialist
1-4-1998
186.883
183.715
31.689
30.165
Academisch medisch specialist
1-1-1997
184.302
178.802
30.347
29.168
Academisch medisch specialist
1-7-1999
183.689
150.796
30.741
29.675
Academisch medisch specialist
1-1-2005
183.167
173.335
29.959
27.992
Academisch medisch specialist
15-6-2002
182.965
175.692
28.098
26.870
Academisch medisch specialist
1-1-2009
182.771
169.649
30.476
28.477
Academisch medisch specialist
1-7-1990
182.281
151.150
26.891
24.656
Academisch medisch specialist
1-8-1999
182.164
176.859
30.476
29.415
Academisch medisch specialist
1-2-2009
181.741
155.656
30.697
26.412
Academisch medisch specialist
1-1-1999
181.222
175.258
30.476
29.415
Academisch medisch specialist
16-9-2002
181.097
174.578
30.569
29.377
Academisch medisch specialist
1-1-1997
180.824
174.696
29.863
28.802
Academisch medisch specialist
1-6-1997
180.643
156.667
29.675
24.912
Academisch medisch specialist
1-4-1989
179.555
174.959
31.285
30.072
Academisch medisch specialist
1-9-1998
179.483
176.512
30.415
29.354
Academisch medisch specialist
1-1-1997
178.919
172.672
27.244
26.022
Academisch medisch specialist
1-11-1989
178.226
174.371
29.675
28.616
Academisch medisch specialist
1-1-1997
177.840
172.578
29.486
28.293
Academisch medisch specialist
15-11-2004
176.761
167.541
15.275
27.583
Academisch medisch specialist
1-11-2003
176.701
171.057
27.711
26.638
Academisch medisch specialist
1-1-1984
175.837
166.777
28.527
26.719
Academisch medisch specialist
1-1-1997
175.427
170.280
13.381
28.408
Academisch medisch specialist
1-4-2003
175.198
171.916
31.313
24.455
Academisch medisch specialist
1-1-1997
174.802
169.797
29.393
27.421
Academisch medisch specialist
1-1-2007
173.577
162.155
28.201
27.010
Academisch medisch specialist
16-4-1973
172.535
167.457
29.053
28.024
Academisch medisch specialist
16-5-2006
171.278
153.755
28.128
26.850
Academisch medisch specialist
1-1-1998
171.029
165.666
26.698
25.470
Academisch medisch specialist
1-6-1992
170.876
180.145
30.639
28.814
Academisch medisch specialist
1-9-2009
169.093
51.725
28.728
9.227
Academisch medisch specialist
1-1-1997
169.043
166.779
26.851
25.571
Academisch medisch specialist
1-8-1977
168.723
164.123
26.840
27.420
Academisch medisch specialist
1-2-2008
168.384
160.347
27.067
25.267
Jaarrekening
140
duur dienstverband functie omschrijving
in dienst
uit dienst
belastbaar loon 2010
voorziening tbv beloningen betaalbaar op termijn 2009 2010 2009
Academisch medisch specialist
1-5-1994
167.736
165.468
16.103
23.977
Academisch medisch specialist
1-3-2007
167.657
165.767
28.213
27.071
Academisch medisch specialist
1-5-2002
166.396
171.110
28.031
27.011
Academisch medisch specialist
1-1-2009
165.434
116.111
28.372
17.586
Academisch medisch specialist
1-3-1974
164.659
161.141
25.201
23.913
Academisch medisch specialist
1-10-2007
164.486
155.466
26.635
24.863
Academisch medisch specialist
1-9-2000
164.192
148.923
24.638
24.553
Academisch medisch specialist Academisch medisch specialist
1-10-2002 1-2-2000
163.813 163.446
159.196 158.534
27.600 27.221
26.458 26.215
Academisch medisch specialist
25-3-1991
163.306
159.773
27.931
24.302
Academisch medisch specialist
1-1-1997
162.217
156.967
27.253
26.108
Academisch medisch specialist
1-8-2008
161.591
154.575
27.253
26.112
Academisch medisch specialist
1-4-1990
161.164
158.426
26.829
25.819
Academisch medisch specialist
1-7-2007
161.023
155.611
26.640
25.495
Academisch medisch specialist
1-1-1978
159.099
154.668
25.870
24.958
Academisch medisch specialist
1-10-1994
158.722
153.421
24.532
23.398
Academisch medisch specialist
1-9-1986
158.674
153.481
26.520
25.522
Academisch medisch specialist
1-10-1995
158.560
153.777
29.053
28.024
Academisch medisch specialist
1-1-1997
158.294
162.612
26.636
25.135
Academisch medisch specialist
1-1-2003
158.201
148.841
25.752
23.864
Academisch medisch specialist
1-3-2007
157.918
148.049
25.597
23.712
Academisch medisch specialist
1-7-1998
157.851
151.786
25.119
23.365
Academisch medisch specialist
1-11-2007
157.837
152.889
26.303
25.247
Academisch medisch specialist
1-1-1992
157.815
152.849
26.301
25.266
Academisch medisch specialist
1-6-1998
156.797
149.257
24.386
22.296
Academisch medisch specialist
15-8-1991
156.766
151.996
24.524
23.242
Academisch medisch specialist
1-2-2008
156.141
152.980
26.300
25.268
Academisch medisch specialist
1-7-2001
156.132
151.108
25.302
23.257
Academisch medisch specialist
1-6-1999
151.831
145.571
24.381
24.764
Academisch medisch specialist
1-6-2005
137.863
131.553
23.226
24.441
Academisch medisch specialist
1-9-2002
131.207
129.943
21.777
20.972
Academisch medisch specialist
1-7-2003
85.431
80.873
14.039
12.692
Het gemiddeld belastbaar jaarloon van ministers bedraagt voor 2010 € 193.000,00. Het overschrijden van het gemiddeld ministersalaris door bovenstaande academisch medisch specialisten wordt veroorzaakt door de huidige situatie op de arbeidsmarkt en de concurrentiepositie ten opzichte van vrijgevestigd medisch specialisten, gebaseerd op een werkweek van 40-48 uur exclusief diensten, respectievelijk een werkweek van maximaal 55 uur inclusief diensten bij voltijds dienstverband.
Jaarrekening
141
8
BIJLAGEN
8.1
LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
8.1.1 ALGEMEEN DEEL INCLUSIEF CIJFERS Inleiding Het ministerie van VWS heeft met de NFU en Zorgverzekeraars Nederland afspraken gemaakt over de wijze waarop de umc’s inzicht bieden in, en verantwoording afleggen over de inzet van de middelen die worden ontvangen voor de academische component . Elk umc legt, naar analogie van voorgaande jaren, afzonderlijk een kwantitatieve en kwalitatieve verantwoording af over de besteding 2010 bij het Ministerie van VWS. Momenteel wordt in overleg tussen VWS en NFU gesproken over een verdere ontwikkeling van de verantwoording.
De wijze van verantwoording is vormgegeven in een afgesproken format, waarin de volgende onderwerpen aan de orde komen: • definitie academische component; • doel legitimering / verantwoording academische component; • wijze van verantwoording; • legitimeringcyclus; • verantwoording academische component. Legitimatie De academische component bestaat uit twee onderdelen, te weten topreferente zorg (TRF) en innovatie en ontwikkeling (I&O). De definitie is als volgt: • TRF: bedoeld voor (de meerkosten van) zeer specialistische patiëntenzorg die gepaard gaat met bijzondere diagnostiek en behandeling. Het betreft een last-resort-functie, waarbij het vaak om tertiaire verwijzing gaat (huisarts – algemeen ziekenhuis – academisch ziekenhuis). Topreferente zorg vereist een infrastructuur waarbinnen vele disciplines samenwerken en die gekoppeld is aan fundamenteel patiëntgericht onderzoek; • I&O: bedoeld voor de R&D-functie; het ontwikkelingen bedenken, uitproberen en testen. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de direct patiëntgebonden zorg, de organisatie van zorg, maar ook aspecten die met voeding te maken hebben of bijvoorbeeld patiëntenvoorlichting. Ook de exportfunctie van kennis behoort tot deze taken. Voor het ministerie van VWS is het van belang inzicht te krijgen in wat er op hoofdlijnen met de academische component wordt gedaan, wat te verwachten is aan nieuwe zorg, en hoe de umc’s zich kwijten van hun academische taken. Daarnaast is het voor VWS van belang om te bezien of er accenten moeten worden gelegd, gelet op de beleidsthema’s die VWS benadrukt zou willen zien, mede in relatie met activiteiten die gevraagd worden van ZonMw en/of andere implementatieondersteunende organisaties. Voor verzekeraars is het belangrijk om voor hun zorginkoop in beeld te houden of patiënten die dat nodig hebben gebruik kunnen maken van de last-resort-functie. De onderdelen TRF en I&O van de academische component dienen dusdanig transparant te worden dat sprake is van een maatschappelijke legitimering van de inzet van de middelen. Daarnaast is het van belang om ondoelmatige, en te eenzijdige inzet van de middelen te voorkomen. Ook dient tijdig zicht te komen op de mogelijke doorwerking naar de reguliere zorg van de resultaten die bereikt zijn met de inzet van de academische component. De academische component is een vast budget. Toch dient een vorm van verantwoording plaats te vinden waarbij helder is dat de middelen maatschappelijk verantwoord zijn ingezet. Hiervoor is een jaarlijkse legitimeringcyclus afgesproken. De afspraken over de verantwoording academische component zijn ook vastgelegd in de nota ‘Publieke functies van de umc’s in een marktomgeving’, die de ministeries van VWS en OC&W op 20 december 2006 aan de Tweede Kamer hebben aangeboden.
Voor de genoemde onderdelen van de academische component, te weten: I&O en TRF, worden navolgend de definitie en wijze van legitimering beschreven. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar kwantitatieve en kwalitatieve parameters. De genoemde bedragen zijn gebaseerd op de subsidietoekenning 2010, aangevuld met de indexatie van de lonen en prijzen 2010.
Bijlagen
142
8.1.2 INNOVATIE EN ONTWIKKELING Definitie I&O betreft de zogenaamde R&D-functie van de zorg. Dit betekent dat ontwikkelingen worden bedacht, uitgeprobeerd en uitgetest. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de direct patiëntgebonden zorg, maar ook bijvoorbeeld op de organisatie van de zorg. Ook de exportfunctie van kennis behoort hiertoe. Outputparameters In de nota ‘Publieke functies van de umc’s in een marktomgeving’ van december 2006 staan de ijkpunten opgenomen waarmee de umc’s het onderdeel O&I van de academische component inzichtelijk maken. Kwantitatief Jaarlijks voert het Centrum voor Wetenschap- en Technologie Studies (CWTS) een bibliometrische analyse van het onderzoek van alle umc’s uit. In het najaar van jaar t wordt gerapporteerd over de periode t-1 en eerdere jaren. Voor publicaties is in onderstaande tabel het aantal en de citatiescore opgenomen over het tijdvak 1998-2008. De citatiescore CPP/FCSm betreft de impact van alle publicaties van een instelling vergeleken met het wereld-citatiegemiddelde in (sub)velden waarin de instelling actief is.
alle umc’s AMC
Aantal publicaties in CWTS analyse (1998–2009) 101.811 16.530
Aantal citaties per artikel (excl. zelfcitaties) (1998-2009) 16,72 16,45
Citatiescore CPP/FCSm (1998-2009) 1,41 1,42
In de volgende tabel zijn voor de publicaties in top 1% segment en de tijdschriftimpact (hoe past een tijdschrift in het veld) de gegevens van alle umc’s en van het AMC (tijdvak 1998-2004 respectievelijk 1998-2007) opgenomen.
alle umc’s AMC
Aantal publicaties in top 1% segment (1998-2006) 1.410 179
Gemiddelde tijdschriftimpact (JCSm/FCSm) (1998-2009) 1,24 1,28
In de volgende tabel zijn de METC-projecten, promoties en lopende octrooien en patenten opgenomen. Goedgekeurde METC-projecten (aantal 2010) Totaal AMC
Promoties (aantal 2010)
184
Lopende octrooien/ patenten (aantal 2010)
153
Nieuw verworven octrooien/patenten (aantal 2010)
73
15
Voor de onderzoeksprojecten gefinancierd door derden is in onderstaande tabel een indeling gemaakt naar 2e, 3e en 4e geldstroom. Projecten 2010 NWO ZonMw FES Europese Unie overig 2e geldstroom (semi-overheid) collectebusfondsen en overig 3e geldstroom bedrijven (binnen- en buitenland)
aantal 23 105 19 28 119 299 402
Bijlagen
omzet 2.888.091 12.058.046 4.512.071 5.596.764 8.239.757 19.473.749 13.923.076
143
Kwalitatief De umc’s doen onderzoek op alle op dit moment belangrijke thema's van life sciences research. Zij zijn daarin succesvol, zoals blijkt uit de analyse van het aantal en de kwaliteit van wetenschappelijke publicaties. Zij kunnen de concurrentie met de top van de medische wetenschap volledig aan. Daarbij is niet ieder umc actief op alle wetenschapsgebieden; er is sprake van keuzes zodat een dynamisch systeem van concurrentie en complementariteit ontstaat. Waar elk umc zich vooral op toelegt, kan het beste worden afgeleid uit de publicaties. Zwaartepunten van onderzoek komen tot uiting in de vorm van succesvol publiceren. Het signalement van elk umc wordt aangegeven als de vijf gebieden van medische wetenschap met de hoogste en beste output. Het AMC heeft als onderzoeksspeerpunten: cardiovasculaire aandoeningen, infectieziekten en immunologie, maag-, darm- en leverziekten, metabole aandoeningen, neurologische en psychiatrische aandoeningen, oncologie en public health en epidemiologie. Voorbeelden van projecten binnen het AMC die betrekking hebben op genoemde onderzoeksspeerpunten zijn: • •
•
•
•
•
•
Cardiovasculaire aandoeningen: ‘CHeartED’, prof. dr. A.F. Moorman Infectieziekten en immunologie ‘U-BIOPRED: unbiased biomarkers for the prediction of respiratory disease outcome’, prof. dr. P.J. Sterk Maag-, darm- en leverziekten: ‘Morphostasis of the intestinal mucosa and it's deregulation in cancer and inflammation’, dr. G. van den Brink Metabole aandoeningen: ‘SPHINX: Lysosomale stapelingsziekten: research, diagnostiek, behandeling en evaluatie van therapie’ (landelijk behandelcentrum voor sphingolipidoses), prof. dr. C.E.M. Hollak, prof. dr. F.A. Wijburg, prof. dr. J.M.F.G. Aerts, dr. R.G. Boot Neurologische en psychiatrische aandoeningen: ‘Sepsis associated delirium: mechanisms, interventions and outcome’, prof. dr. W.A. van Gool ‘Timing of levodopa initiation in early Parkinson’s disease’, Dr. R.M.A. de Bie Oncologie: ‘Microarray analysis of stage 2 colorectal cancer patients linking prognosis with methylation and cancer stem cells’, prof. dr. J.P. Medema, prof. dr. D. Richel, prof. dr. S.T. Pals, prof. dr. R. Versteeg, en prof. dr. W. Bemelman Public health en epidemiologie: ‘HEalthy LIfe in an Urban Setting (HELIUS): a multi-ethnic cohort study on the causes of ethnic inequalities in (chronic) diseases’, prof. dr. K. Stronks, prof. dr. A.H. Zwinderman, prof. dr. A.H. Schene, prof. dr. R.J. Peters en prof. dr. M. Prins. ‘De kwetsbare oudere van allochtone herkomst, op de juiste weg naar voorzieningen voor zorg en welzijn’, Mevrouw dr. M.L. Essink-Bot
Het AMC heeft in Amsterdam en omgeving uitstekende mogelijkheden voor intensieve samenwerkingsverbanden. Op het AMC terrein staan het KNAW Instituut Netherlands Institute for Neuroscience (NIN) en de Hersenbank. Samen met deze instituten, het VUmc en het LUMC participeert het AMC in het Spinoza Centre for Neuroimaging dat te zijner tijd eveneens op het AMC terrein zal worden gehuisvest. Historisch sterk is ook de samenwerking met Sanquin. Het AMC maakt deel uit van het kennis- en innovatie netwerk Biomed Cluster Amsterdam en van het Life Sciences Center Amsterdam op het Science park in de Watergraafsmeer, samen met de UvA, de Vrije Universiteit (VU) en het VUmc, Sanquin en het Nederlands Kanker Instituut/Antoni van Leeuwenhoek Hospital (NKI-AvL). Met het VUmc en het NKI/AvL wordt daarnaast productief samengewerkt in de Onderzoeksschool Oncologie Amsterdam voor PhD studenten. Het AMC is toonaangevend in het opzetten en uitvoeren van klinisch-wetenschappelijk (evaluatie)onderzoek voor Evidence Based Medicine en het Dutch Cochrane Center bevindt zich in het AMC. Met de GGD Amsterdam zijn diverse samenwerkingtrajecten. Het AMC doet onderzoek in één van de meest etnisch diverse omgevingen ter wereld met de langlopend cohortstudie Helius. Hierbij wordt samengewerkt met de Gemeente Amsterdam.
Bijlagen
144
Voor multicenter klinische studies en voor personele uitwisseling is de samenwerking van belang met onder andere het OLVG en het Flevoziekenhuis. Hersenen en Cognitie, Global Health en Systeembiologie zijn de drie Zwaartepunten onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (UvA), waar het AMC in participeert. Het Spinozacentrum voor Neuroimaging, opgericht in het kader van het zwaartepunt Hersenen Cognitie, in samenwerking met het Netherlands Institute for Neuroscience en de Hersenbank. Dit KNAW-centrum is niet alleen een stimulans voor het onderzoek in het AMC, maar ook voor de Faculteit Maatschappij en Gedragswetenschappen en de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Ook de VU en het LUMC participeren in dit centrum. Het Amsterdam Institute for Global Health and Development (AIGHD), opgericht in 2009, op de locatie AMC. Dit is een samenwerkingsverband tussen het Center for Poverty-related and Communicable Diseases (CPCD) van het AMC, de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UvA, de faculteiten Maatschappij en Gedragswetenschappen van de UvA en de VU, de PharmAccess Foundation en het Health Insurance Fund. Onderzoek op het gebied van de Systeembiologie wordt gedaan in samenwerking met de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Het AMC kent een aantal samenwerkingsverbanden welke vooral gericht zijn op kennisoverdracht. Voorbeelden hiervan zijn: • Het 10 x 10-project: In het kader van de medische publiekslezing ‘De Anatomische Les’, organiseert het AMC samen met oorspronkelijk tien (inmiddels 15) Vwo-scholen in, en rond Amsterdam colleges en opdrachten die aansluiten bij het onderwerp van De Anatomische Les. Vwo-leerlingen krijgen zo de kans om kennis te maken met wetenschap en academische geneeskunde. • Summer school Medische Informatiekunde: het bureau Internationalisering organiseert voor de universitaire studie Medische Informatiekunde (MIK) jaarlijks een Summer school. Studenten en docenten van Europese en Amerikaanse universiteiten waarmee MIK een vaste relatie onderhoudt, bezoeken cq. doceren op de Summer school in het AMC. Daarnaast bezoeken studenten uit alle delen van de wereld de Summer school. • De Amsterdam International Medical Summer School (AIMSS) wordt jaarlijks georganiseerd door het AMC-UvA in samenwerking met de Amsterdam Maastricht Summer University. Een belangrijk thema in 2010 was ''Diabetes and the metabolic syndrome''. • De Biobusiness Summerschool wordt georganiseerd door het AMC-UvA in samenwerking met een aantal instellingen en bedrijven in de regio Utrecht-Amsterdam. Om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop innovaties aan de periferie worden overgedragen en naar welke instellingen overdracht plaatsvindt, werd in juni 2007 een werkconferentie georganiseerd. Tijdens deze conferentie is nadrukkelijk ingezoomd op de belemmeringen in het proces van doorvertalen van uitontwikkelde zorg naar te bekostigen prestaties en het verzekerde pakket. Hierbij zijn, door middel van technische discussies, op basis van vijf casussen voor de betrokken instanties, de procedurele problemen geïdentificeerd en is verhelderd welke oplossingen daarvoor kunnen worden geboden. In het AMC heeft de RvB-staf Kwaliteit en Procesinnovatie, de afgelopen jaren gericht gewerkt aan innovatie en efficiëntieverbetering in de organisatie van de zorgverlening. Zo werden in het afgelopen jaar grote winsten geboekt met de toegangstijden bij de poli Neurologie. Verbeteringen in de werkwijze en organisatie hebben geleid tot een wachttijd van maximaal 10 dagen. Deze werkwijze wordt nu ook bij de andere poliklinieken doorgevoerd. In de SURPASS-studie van de afdeling Chirurgie werd gericht gekeken naar de verbetering van de communicatie rond het operatieve proces, dat naadloos aansluit bij de door de IGZ gewenste aandacht. Aan deze studie doen inmiddels een flink aantal ziekenhuizen in Nederland mee. Een laatste voorbeeld betreft het combineren van de verpleegafdeling en dagbehandeling van de afdelingen KNO en Oogheelkunde. Elk jaar wordt een aantal van dergelijke projecten gestart, maar de aandacht voor de logistieke processen en organisatieverbetering wordt ook door afdelingen zelf volgens eenzelfde stramien ter hand genomen, zodat de resultaten veel breder verspreid worden. Uitgeverij Noordhoff en het AMC ontwikkelen een e-learningprogramma: e-learning in de zorg. Het programma is gericht op permanente educatie van verpleegkundigen, studenten geneeskunde, studenten verpleegkunde en jonge doktoren die aan hun klinische werk beginnen. Met de ontwikkeling van e-learning willen Noordhoff en het AMC investeren in kennisontwikkeling en onderwijsvernieuwing in de medische zorg. Het cursusaanbod is verder uitgebreid met de volgende onderwerpen: pijnbeleid, thoraxdrainage, cardiologische aandoeningen en early warning vital signs. Ook andere instellingen in Nederland en in het buitenland kunnen gebruik maken van dit lesmateriaal. Bijlagen
145
8.1.3 TOPREFERENTE ZORG Definitie Voor de topreferente zorg (TRF) geldt, dat sprake is van gecompliceerde zorgvragen, die vaak zeldzaam zijn, zich presenteren in de vorm van meerdere problemen tegelijk en waarvan de behandeling een onvoorspelbaar beloop kent. De complexiteit die bij TRF een grote rol speelt vertaalt zich in een grotere zorgzwaarte of in het feit dat bijzondere expertise noodzakelijk is. TRF is meestal vernieuwend en ontstaat daarom door een sterke interactie tussen patiëntenzorg en translationeel en klinisch wetenschappelijk onderzoek en de infrastructuur die de medische faculteit en het academisch ziekenhuis daartoe onderhouden. Dit betekent dat protocollering niet altijd mogelijk is, de inzet van personeel en materieel per patiënt sterk kan verschillen en specifieke deskundigheid vraagt, en deze inzet tevens moeilijk voorspelbaar is. Tot slot is het voor de TRF van belang dat infrastructuur en kennis beschikbaar zijn, ook al is een 100% efficiënte inzet niet haalbaar. Omvang AMC € 74 miljoen Legitimeringscyclus Ultimo 2010 heeft VWS de subsidie Academische Component 2009 definitief vastgesteld. In het begeleidend schrijven1 constateert de minister dat in de afgelopen periode goede stappen zijn gezet de academische component beter te legitimeren. Als belangrijkste voorbeeld hiervan wordt genoemd de notitie: ‘Legitimering Academische Component’ van de NFU en VWS, tijdens de legitimeringsconferentie van 25 juni 2010. De afspraken zijn door de NFU per brief van 3 september 20102 bevestigd waarin de NFU heeft aangegeven dat de umc’s jaarlijks inzicht zullen verschaffen in de besteding van de academische component en de resultaten. Daarnaast is afgesproken dat de komende tijd de umc’s en VWS nadere afspraken maken over de jaarlijkse legitimering, de eerste te effectueren bij de legitimering van 2010. In het najaar 2010 heeft op ambtelijk niveau overleg plaatsgevonden bij VWS over de legitimering van de academische component. Mede naar aanleiding van het rapport van de Rijksauditdienst, heeft VWS de umc’s verzocht om meer inzicht in de besteding van de academische component te verschaffen. Medio maart 2011 heeft de dedicated group Academische Component namens de NFU met VWS de volgende afspraak gemaakt: VWS zal schriftelijk instructies geven voor de verantwoording van de academische component; in hoofdlijnen komt dit neer op het aangeven van het aantal topreferente patiënten, bij voorkeur per specialisme en daarbij: - de argumentatie van de criteria op grond waarvan het percentage TRF-patiënten tot stand is gekomen; - de onderbouwing van de kostenbepaling is daarvan onderdeel; - de kosten van de topreferente zorg worden per specialisme aangeven.
In deze bijlage wordt als eerste stap naar de nieuwe verantwoording aangegeven hoe het AMC dit wil gaan aanpakken. Er vindt over de specifieke invulling nog overleg plaats met de andere umc’s en VWS, dat kan nog tot wijzigingen leiden. Bepalen van het aantal topreferente patiënten Het is van groot maatschappelijk belang vast te stellen of de topreferente zorg in Nederland enerzijds voldoende is geconcentreerd en anderzijds wel voldoende geografisch is gespreid. De concentratie is van belang voor de instandhouding van de kennisinfrastructuur die nodig is voor deze vormen van zorg. De spreiding is van belang om deze vormen van zorg ook bereikbaar te laten zijn voor iedere Nederlander. In vervolg op de door VWS aangegeven wens een verdiepingsslag te maken in de verantwoording van de academische component is in het AMC de volgende aanpak gevolgd: voor de jaarlijkse beleids- en begrotingscyclus hebben medische afdelingen hun patiënten ingedeeld in patiëntengroepen op basis van diagnose/behandeling, leeftijd of combinaties daarvan.
1 2
Zie brief VWS d.d. 20-10-2010 (kenmerk: CZ/FBI-3028225) Kenmerk: 10.2706/FDB/LVDT Bijlagen
146
In de jaarplannen wordt de divisies gevraagd om per patiëntengroep aan te geven wat de inhoudelijke speerpunten zijn en op welke wijze deze worden onderbouwd. Hierbij zijn een aantal indicatoren meegegeven die de divisies kunnen gebruiken bij het identificeren van topreferente patiënten. De gehanteerde indicatoren zijn: • tertiaire verwijzers; • complexiteit van de patiënt; • herkomst van de patiënt; • gebruik innovatief materiaal; • aantal patiënten in onderzoek; • wetenschappelijke output; • (inter)nationale interactie; • ontwikkeling protocollen en richtlijnen; • overige kenmerken zoals: translationele research. Bij de identificatie kan niet alleen worden volstaan met het uitvragen van kwantitatieve indicatoren, aanvullende informatie van de professionals is hierbij essentieel. Het AMC heeft er bewust voor gekozen geen weging bij de indicatoren aan te brengen, vanuit de gedachte dat topreferentie vanuit verschillende invalshoeken kan worden benaderd. In het ene geval is de verwijzer relevant, de andere keer is dat de relatie met onderzoek. Hiervoor is geen prioritering in aangebracht, identificatie van TRF patiënten door de professionals is leidend. Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het aantal topreferente patiënten per specialisme is bepaald op basis van een mix van kwalitatieve en kwantitatieve factoren. Speerpunten die gerelateerd zijn aan WBMV-productie zijn vervolgens uitgesloten van de analyse omdat dit topklinische zorg betreft. Kostenbepaling Topreferentie De kostprijzen van de patiëntenzorg worden jaarlijks bepaald door de totale kosten van het AMC te schonen van de kerntaken onderwijs, opleiding en onderzoek. Na schoning resteren de kosten die toegerekend kunnen worden aan het segment patiëntenzorg. Het segment patiëntenzorg bevat naast de reguliere zorg, eveneens de topklinische zorg en de zorg voor topreferente patiënten. Deze kosten worden vervolgens toegewezen aan de uitgevoerde verrichtingen en bijbehorende diagnosebehandelcombinaties (DBC’s)/patiëntengroepen. Voor de kostenbepaling van TRF wordt gekeken naar de kosten van de topreferente patiëntengroepen (binnen de AMC-speerpunten). Omdat tegenover een deel van deze kosten een reguliere DBC-vergoeding staat, wordt de DBC-vergoeding in mindering gebracht op deze kosten. De resterende meerkosten zijn toe te schrijven aan topreferentie. De werkelijke meerkosten zullen hoger liggen aangezien ook niet-speerpunten topreferente zorg bevatten. Het budget voor topreferentie wordt voor de verantwoording naar rato van deze meerkosten toegewezen aan de verschillende specialismen. Deze verantwoording blijft een benadering, maar is gezien de verwevenheid, voorlopig de best mogelijke indicatie. Zoals aangegeven vindt over deze benadering nog overleg plaats. Resultaten Onderstaand is een grafische weergave opgenomen van het aantal TRF-gerelateerde DBC’s naar specialisme. Onder het specialisme interne geneeskunde zijn onder andere de volgende specialismen ondergebracht: algemene interne geneeskunde, reumatologie, geriatrie, gastro-enterologie, cardiologie en longziekten. Onder het specialisme heelkunde zijn samengevoegd: heelkunde, plastische chirurgie, orthopedie, cardio-pulmonale chirurgie en urologie. Het specialisme neurozintuigen omvat KNO, oogheelkunde, dermatologie, neurologie en neurochirurgie. Onder de categorie overig zijn o.a. opgenomen: anesthesiologie, klinische genetica en radiodiagnostiek. Er wordt nogmaals benadrukt dat het hier gaat om de topreferente patiëntengroepen die zijn aangemerkt als speerpunt.
Bijlagen
147
Aantal TRF gerelateerde DBC's naar specialisme 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000
Ov er ig
e lo gi Gy na ec o
ige n zin tu Ne ur o
un de Ki nd er ge ne es ku nd e
He el k
In te rn
e
0
Onderstaand zijn een aantal voorbeelden binnen het AMC van specifieke technologie en specifieke expertise op het terrein van topreferente zorg gegeven. Beroepsgebonden longaandoeningen De afdeling Longziekten van het AMC heeft landelijke bekendheid op het gebied van de analyse en behandeling van beroepsgebonden luchtwegklachten. De afdeling werkt intensief samen met het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en de Polikliniek Mens en Arbeid, beide eveneens in het AMC gehuisvest. Beroepsgebonden longaandoeningen ontstaan door inademing van stoffen waaraan men in een beroep wordt blootgesteld. Vaak gaat het om beroepsastma door allergie voor dierlijke, plantaardige of chemische stoffen. Voorbeelden zijn astma bij proefdierlaboranten, bakkers (allergie voor meel) of werkers in de plasticindustrie (twee-componenten harders). Behalve deze echte beroepsziekten, kunnen ook de klachten van al langer bestaande luchtwegaandoeningen toenemen door arbeidsomstandigheden. Zo kunnen klachten van astma of COPD verergeren wanneer er op het werk sprake is van blootstelling aan stof of andere irriterende stoffen. In het AMC worden patiënten met beroepsgebonden longaandoeningen op een apart spreekuur gezien door longartsen met veel ervaring op dit gebied. Bijzondere problemen worden maandelijks besproken in een multidisciplinair overleg met speciaal geschoolde bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en dermatologen. Zonodig vindt een bezoek aan de arbeidsplek plaats om uit te zoeken welke vorm van blootstelling verantwoordelijk is voor de problemen. Op grond van dergelijk onderzoek is het vaak mogelijk een bedrijf gerichte adviezen te geven voor het realiseren van een gezondere werkomgeving. Verwijzing in verband met beroepsgerelateerde luchtwegklachten door huisarts of specialist kan rechtstreeks naar de polikliniek Longziekten van het AMC. Aanmelding via een bedrijfsgeneeskundige dienst vindt bij voorkeur plaats via de website portal van de Polikliniek Mens en Arbeid van het AMC: www.mensenarbeid.nl. De afdeling Longziekten werkt samen met het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (onderdeel van het Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid) en de Polikliniek Mens en Arbeid van het AMC. Door deze samenwerking bestaat brede expertise om mensen met luchtwegklachten die samenhangen met het beroep op maat te kunnen adviseren. De afdeling Longziekten van het AMC doet wetenschappelijk op het gebied van beroepsgebonden luchtwegaandoeningen in samenwerking met grote allergieklinieken in de Verenigde Staten. Met name wordt gekeken naar het voorkomen van beroepsallergie en de onderliggende mechanismen.
Bijlagen
148
Neuromusculaire ziekten Een belangrijk kenmerk van neuromusculaire ziekten is dat zeer vele zeldzame aandoeningen tot deze groep moeten worden gerekend. Het gaat omziekten van de zenuwen, de zenuwspierovergang en van de spier zelf. Iedere ziekte binnen deze groep komt weinig voor waardoor neurologen in algemene ziekenhuizen te weinig ervaring opdoen om deze ziekten te kunnen herkennen of behandelen. Daarom is enkele decennia geleden al besloten binnen universitaire medische centra deze groep van patiënten te concentreren. Het AMC heeft een lange traditie in de behandeling van deze ziekten evenals in onderzoek op dit gebied. De patiëntenzorg bij patiënten met deze aandoeningen evenals het onderzoek richt zich in het AMC op amyotrofische lateraalsclerose (ALS), de erfelijke neuropathieën en de zogenaamde ontstekingachtige neuropathieën. Tevens wordt onderzoek gedaan naar de herkenning en behandeling van patiënten met de zogenaamde dunne vezelneuropathie. Onderzoek en patiëntenzorg bij patiënten met ALS wordt verricht binnen het ALS-centrum wat een samenwerkingsverband is tussen de afdelingen Neurologie van het AMC, Nijmegen en Utrecht. Voor patiënten met de mogelijke erfelijke neuropathieën in Nederland wordt in het AMC de DNAdiagnostiek verricht. Patiënten met de ontstekingachtige neuropathieën worden meestel behandeld in het kader van clinical trials. De neurologen, gespecialiseerd in neuromusculaire ziekten, werken nauw samen met de afdeling klinische genetica, pathologie, klinische neurofysiologie en revalidatie. De belangrijkste betrokken fundamentele disciplines zijn neurogenetica en experimentele pathologie. Het onderzoek kent projecten bij patiënten met ALS, de erfelijke neuropathieën, de ontstekingachtige neuropathieën en dermatomyositis. Systemische auto-immuunziekten Bij reumatische bindweefselziekten worden weefsels binnen en buiten de gewrichten aangetast door een ontstekingsreactie. Voorbeelden van dergelijke ziekten zijn systemische lupus erythematodes (SLE), polymyositis (ontsteking van de spieren), dermatomyositis (ontsteking van huid en spieren), sclerodermie, relapsing polychondritis, vasculitis en overlapsyndromen. Om tot een juiste diagnose en therapie te komen is veelal multidisciplinaire expertise nodig, zoals die beschikbaar is in een gespecialiseerd universitair centrum. De klinische praktijk in het AMC is in hoge mate geïntegreerd met het wetenschappelijke programma dat zich richt op de innovatieve therapie van onder andere de ziekte van Sjögren, SLE en verschillende vormen van vasculitis. Ongeveer 45% van de totale groep patiënten met auto-immuunziekten in het AMC behoort tot de topreferente zorg. De centrale behandelaar is de reumatoloog c.q. internist/reumatoloog die nauw samenwerkt met een team bestaande uit internisten, immunologen, dermatologen, longartsen, nefrologen, neurologen en verpleegkundig reumaconsulenten. Er bestaat eveneens een nauwe samenwerking met de afdeling Vasculaire Geneeskunde op het gebied van vasculitis met een geheel geïntegreerde polikliniek (VASKIR-poli) waarbij de patiënt door zowel de reumatoloog als de vasculaire geneeskundige wordt gezien. Samen met de afdeling nucleaire geneeskunde wordt onderzoek gedaan naar nieuwe technieken om vasculitis aan te tonen. Het team beschikt daarnaast over eigen arts-onderzoekers, fundamentele onderzoekers en analisten en uitgebreide laboratoriumfaciliteiten in het laboratorium voor experimentele immunologie. Het wetenschappelijk onderzoek richt zich vooral op de ziekte van Sjögren, SLE en verschillende vormen van vasculitis. Betrokken fundamentele specialisten zijn immunologen, moleculair biologen, biochemici. Meer voorbeelden van topreferente functies zijn te vinden op de TRF-portal van de Nederlandse Federatie van universitair medische centra: www.nfu.nl/trf.
Bijlagen
149
8.2
FINANCIERS WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
(Semi-)overheidsinstellingen (1/1) Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen Agentschap NL AMC amfAR Amstel Academie VU Medisch Centrum Arkin Academy BBMRI-NL C.V.Z. afdeling Onderzoek Cardiovascular Research Group, Univ. of Manchester Centrale Commissie Behandeling Heroineverslaafden (CCBH) Centre Clermont-Theix-Lyon INFRA-SFC Civiele Griffie van de Rechtbank 's-Gravenhage Cognitieve Neuroscience Group Conseil de L' Europe CTC Maastricht CTMM de Bascule Dir.Gen. of Higher Education, Ministry of National Education Dutch Cochrane Centre Erasmus MC European Association of Urology European Science Foundation Europese Unie Fondazione IRCCS Policlinico San Matteo Fundació CREAL Gemeente Amsterdam Gemeente Den Haag Gemeente Eindhoven GGD Amsterdam GGD Nederland Ghent University Hogeschool INHOLLAND Hovon Centr Bureau p/a VU MC ICIN Indraprastha Apollo Hospitals Innovatiefonds Zorgverzekeraars Inserm Transfert SA INSERM U 700 - Epidemiologie Institut Municipal d'Investigacio Medica Institute of Child Health, UCL Institute of Food Research Integraal Kankercentrum A'dam Johns Hopkins University K.N.A.W. Karolinska Institutet Fakturor Leids Universitair Medisch Centrum LRCB LSCA (Life Sciences Center Amsterdam) Maatschap R&D Cardiologie, St.Antonius Ziekenhuis Nieuwegein Maxima Medisch Centrum Mc Master University Medical Centre Medical University of Vienna Medisch Centrum Leeuwarden Ministerie van Defensie (Kerkrade)
Ministerie van VWS Montreal Heart Institute Research Coordinating Center NKI Ned. Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) Nederlands Forensisch Instituut (NFI) Nederlands Vaccin Instituut Nederlandse Federatie Van Universitair Medische Centra Netherlands Genomics Initiative Netherlands Proteomics Centre NWO NWO MAG bedrijfsbureau Productschappen Vee, Vlees en Eieren Righospitalet, Copenhagen University Hospital RINO Nascholing en Opleiding GGZ RIVM, Centrum voor Zorgonderzoek Senter Den Haag Slotervaartziekenhuis Spaarne Ziekenhuis St. Isala Klinieken St. Sophia Ziekenhuis Stichting BioMedical Materials Stichting Top Institute Pharma Sunnybrook Health Sciences Centre SURFfoundation Swiss Cardiovascular Center, University Hospital Bern Swiss Tropical and Public Health Institute Technologiestichting STW Trimbos Instituut UMC Groningen UMC Maastricht UMC St. Radboud UMC Utrecht Università degli Studi di Milano-Bicocca Universite D'Auvergne Clermont Ferrand 1 European Office Universiteit Antwerpen Universiteit Leiden Universiteit Maastricht Universiteit Twente Universiteit Utrecht - FSW Universiteit van Amsterdam University Hospital Zurich, Inst.of Clinical Chemistry University of Birmingham University of British Colombia University of California Los Angeles University of Cambridge School University Tor Vergata UWV, AMS-G1 Veiligheidsregio Kennemerland VMS Veiligheidsprogramma VU Faculteit der Psychologie & Pedagogiek VU Medisch Centrum William Harvey Research Institute WOTRO ZonMw
Bijlagen
150
Stichtingen/collectebusfondsen/charitatieve instellingen (1/2) Ass. Decl. Assoc. Sec. Les Templiers Augeo Foundation BHN. Registratie Brijder Verslavingszorg B.V. Cardiovascular Research Foundation De Hoge Dijk Deutsche Morbus Crohn/Colitis ulcerosa Vereinigung Bundesgeschaeftsstelle Diabetes Fonds Nederland EAES, Euro-Notes Foundation ECMT EDCTP Egbers Stichting ELA (Ass contre les leucodystr.) Europ Renal Association EDTA European Academy of Allergy and Clinical Immunology Fonds NUTS-OHRA Fonds Psychische Gezondheid Gesch.f.Biotechn.Forschung mbH Graduate School Neurosciences A’dam Rotterdam (ONWAR) Hans Mak Instituut Hersenstichting Nederland Human Frontier Science Program Infectious Disease Research Institute (IDRI) Johanna Kinderfonds KEK Kennemer Gasthuis Keystone Symposia KNCV Tuberculosefonds Kon. Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) Koningin Wilhelmina Fonds Land.Stichting voor Blinden en Slechtzienden Landsteiner Stichting voor Bloedtransfusie Research Leernetwerk (LNW) - Verslavingszorg Maag, Lever, Darm Stichting NVOS Nationaal Epilepsie Fonds Nationaal ICT Instituut in de Zorg Nationale Hoorstichting Nederlands Astma Fonds Nederlandse Brandwonden St. Nederlandse Cystic Fibrosis Stichting, NCFS Nederlandse Hartstichting Nederlandse Internisten Vereeniging Nederlandse Stichting Leprabestrijding Nederlandse Vereniging MDL Nederlandse Vereniging van Graves Patienten Nederlandse Vereniging voor Gastro-Entrologie Nederlandse Vereniging voor Haematologie Netherlands Foundation for Cardiovascular Excellence Nierstichting Nederland Norwegian PSC Research Center Nuffic NVHVV NVVC (CCPH) NVZ ODAS Stichting Pacific Northwest Gastroenterology Society Parelsnoer Initiatief PinkRibbon Portuguese Science and Technology Foundation
PSC Partners Seeking a Cure Reumafonds Sanquin Blood Supply Foundation SBOH SMA Europe, Assoc. Famiglie SMA Onlus Societa Italiana di Nefrologia Société Luxembourgeoise de Pédiatrie St. Rotterdams Kinderrevalidatie Fonds Adriaanstichting Stichting Instituut Innovative Therapies St. Wetensch. Onderzoek Chirurgie en Vaatchirurgie OLVG Stichting 1ste Lijn Amsterdam Stichting Aero Stichting Aidsfonds/SOA AIDS Nederland Stichting AMC Foundation Stichting Amsterdams Universititeitsfonds Stichting Amstol Stichting Anna Fonds Stichting Aquamarijn Stichting Arbouw Stichting Ars Donandi Stichting Astma Bestrijding Stichting ATA Visser-Edel Stichting Beek Donner Stichting Benevolentia Stichting Bewegingsstoornissen AMC Stichting Blindenhulp Stichting Centraal Fonds RVVZ Stichting Cure for Cancer Stichting CVOI Stichting Europees Post Graduate GS School Stichting GEKHVO Stichting Haemophilia Stichting Hart en Longen Stichting Heinsius-Houbolt Fonds Stichting Hematologisch Oncologische Wetenschap Stichting HIV Monitoring Stichting Jim Reekers Stichting John.L.Emmett Fonds Stichting KIKA Stichting Kindergeneeskundig Kankeronderzoek Stichting Kindermotiliteit Stichting Kinderoncologie Nederland Stichting Kinderpostzegels Nederland Stichting KIR Stichting Leveronderzoek Stichting Nationaal Fonds tegen kanker Stichting Nationale Computerfaciliteiten Stichting NBIC Stichting Nederlands Jeugdinstituut Stichting Nephron Stichting NICE Stichting Onderweg Stichting PCD Belangengroep Stichting Perinatale Registratie Nederland Stichting Pl.&, R. Handchirurgie Stichting Sonura Stichting Steun Orthopedie AMC Stichting Steunfonds Huisartsgeneeskunde Stichting tot Steun EKZ-AMC Stichting Transfusie Geneeskunde
Bijlagen
151
Stichtingen/collectebusfondsen/charitatieve instellingen (2/2) Prinses Beatrix Fonds Stichting Vasculair Research Network Stichting Villa Joep Stichting WOK STIVORO The Cochrane Collaboration The Int.Federation of MBE The Korean Society for Molecular and Cellular Biology
Stichting Vanderes The Michael J.Fox Foundation for Parkinson's Research The Stop ALD Foundation The Waterloo Foundation Thrombosis Research Institute Trombose Stichting Nederland Vereniging ZiZo Wetenschappelijk Fonds Bloedtransfusie Onderzoek
Bedrijfsleven (1/3) AAIPharma AAIPharma Deutschland GmbH & Co KG Abbott BV Abbott Healthcare Products BV Abbott Laboratories Abbott Laboratories USA Abbott Vascular (Diegem) AbD Serotec Abiomed Europe GmbH Abiomed Inc. ABN AMRO Bank NV Academic Pharmaceutical Productions BV Actelion Pharmaceuticals Ltd. Actelion Pharmaceuticals Ned. BV Adamas Pharmaceuticals Inc. ADIR Agis Zorgverzekeringen Ambulance Oost, Cluster Acute Zorgdiensten AMCAS Amdix BV Amgen BV Amsterdam Innovatie Motor Amsterdam Molecular Therapeutics BV Anadys Pharmaceuticals Inc. AngioCare BV Apeptico Forschung und Entwicklung GmbH Arthrogen BV Assissa Consultancy Europe Astellas Pharma BV Astellas Pharma Europe BV AstraZeneca AstraZeneca BV AstraZeneca Pharmaceuticals LP Axcan Pharma Inc. Canada BaroSense, Inc. Barrx Medical Inc. Baxter B.V. Baxter Healthcare Corporation Baxter Innovations GmbH Bayer BV Bayer Schering Pharma AG BEGETU Benecke Consultants BV BIOCLINICA Biolex Therapeutics Biomarin Pharmaceutical Inc. Biomet Nederland BV Blackwell Publishing Ltd. BMEYE
Boston Scientific Nederland BV Bracco Imaging SpA Braun Medical BV Bristol Myers Squibb Bristol Myers Squibb BV Bristol Myers Squibb EMEA SARL Bristol-Myers Squibb Int. Co Bureau STZ Care Cure & More Communication Services Celera Corporation Cellerix S.A. Chiesi Farmaceutici SpA Chiltern International BVBA Clinsys Clinical Research Inc. Cochlear AG Cochlear Europe Ltd. ConvaTec Nederland BV Cook Medical Ireland Ltd. Cordis Johnson & Johnson Belgium Cougar Biotechnology, Inc. Covance Inc. Crucell Holland BV CSL Behring BV CSL Behring GmbH CuraTrial SMO & Research BV Cure & Care Development Daiichi Sankyo Development Ltd. Daiichi Sankyo Pharma Development Daiichi-Sankyo Nederland BV Danone Research Danone Research BV Debiopharm SA DJO UK, Ltd. Dr. Falk Pharma GmbH Dr. Falk Pharma GmbH, c/o ClinResearch GmbH Eisai Inc. Eli Lilly Nederland BV ESPN ESTAV-Centro Ethicon Endo Surgery Ethicon Endo-Surgery (Europe) GmbH Ethicon Endo-Surgery, Inc. Eurocongress Conference Management EuroVasc Ltd Exencia Pharma Academy F. Hoffman-La Roche Ltd. F. Hoffmann-La Roche AG Ferring Pharmaceuticals FivePrime Therapeutics Inc.
Bijlagen
152
Bedrijfsleven (2/3) Boehringer Ingelheim BV Furness Car Amsterdam BV Furore Galapagos BV GE Healthcare Diagnostic Imaging Genactis SAS Genmab A/S Genzyme Corporation Genzyme Europe BV Given Imaging GmbH GlaxoSmithKline BV GlaxoSmithKline Ltd. GlaxoSmithKline Research & Development Ltd. GlaxoSmithKline Service Unlimited GlaxoSmithKline, GSK US Processing/Genpact AP Greensplash Ltd. Guerbet Nederland BV HAL Allergy bv Hamilton Health Sciences Co Harrison Clinical Research Benelux Héma-Québec HepArt Medical Devices BV Hilton Worldwide HMP Communications, LLC Hoffmann - La Roche Inc. Hutchinson Technology Incorporated Iatec BV ICON Clinical Research (UK) Ltd. ICON Clinical Research Ltd. Imagination Unlimited BV INC Research Netherlands BV INC Research UK Limited Ingenix Pharmaceutical Services (U.K.) Ltd. Ingenix Pharmaceutical Services (UK) Ltd. Intercept Pharmaceuticals Ipsen Farmaceutica BV Ipsen Pharma SAS ISIS Pharmaceuticals Inc. Isu Abxis Co., Ltd. Janssen Biologics BV Janssen Cilag BV Janssen Pharmaceutica NV Janssen-Cilag NV Johnson & Johnson Medical BV Julius Clinical Research BV KAI Pharmaceuticals, Inc. Karo Bio AB KCI Medical BV Kendle GmbH Kendle International BV Kenes International Kowa Pharmaceuticals KSYOS Telemedisch Centrum Laboratoires Fournier SA LEO Pharma A/S Leo Pharma BV Lionix BV Lutonix Inc. Medac GmbH Medcon Europe VOF Medicongress
Framingham BV Medsim BV Medtronic Bakken Research Center BV Medtronic Trading NL BV Menarini Farma Nederland Merck & Co. Inc. Merck BV Merck Research Laboratories Merck Serono SA, Company reg.in CH-1267 Coinsins Merck Sharp & Dohme BV MicroScan BV Miracor Medical Systems GmbH Molnlycke Health Care AB Movetis NV MSD BV Nederlandse Vereniging Van Audicienbedrijven NIPED / NDDO Institute for Prevention and Early Diagnostics Novadic-Kentron Novartis Pharma AG Novartis Pharma BV Novimmune SA Novo Nordisk A/S Novo Nordisk Farma BV NS Reizigers Nucletron BV Nutricia Nederland BV NV Roche SA OIM Holding Olympus Europa Holding GmbH MSD OncoMethylome Sciences SA OrbusNeich Medical BV OrbusNeich Medical Inc. Organoflush BV OSI Pharmaceuticals, Inc. c/o Medpace, Inc. Outcome Sciences Inc. Oxiplenisch BV Oxthera IP AB Pantarhei Bioscience BV PAREXEL Nederland BV Pfizer BV Pfizer Inc. Pfizer International Organization Pharmaceutical Research Associates Group BV PharmaNet BV PharmaNet GmbH Pharmaxis Ltd. Philips Electronics Nederland BV Research Philips Medical Systems Nederland BV Philips Research Europe PhotoCure ASA Physio-Control Inc., a division of Medtronic Polikliniek Mens en Arbeid (PMA) PPD Bennekom Protalix Ltd. Quintiles BV Quintiles Benelux BV RDCM Group Allergan Ltd Roche Diagnostics Ltd. Roche Nederland BV Roche Products Ltd. Ruysch BV h/o Villa Ruysch
Bijlagen
153
Bedrijfsleven (3/3) Medpace Europe BV Medpace Inc. Santaris Pharma A/S Schering-Plough Research Institute Scientific Institute for Quality of Healthcare (IQ Healthcare) Servier Nederland Farma Servier R&D Benelux NV/SA Shire Human Genetic Therapies Shire Pharmaceuticals Ltd. SHS International Ltd. Siemens Nederland NV Siron BV Sirtris Pharmaceuticals, Iin. SJM Coordination Center BVBA Solvay Pharmaceuticals Sophia Kindergeneeskunde BV Sorin Biomedica Cardio Srl Sorin Group Nederland NV Spectrum Pharmaceuticals Inc. Springer SBM LLC Springer Uitgeverij BV St. Jude Medical St. Jude Medical BV St.Jude Medical Canada Inc. Sticares InterACT BV StudieArena Zorg&Wonen
Sanofi - Aventis Netherlands BV Sanofi Recherche SYNARC SA Teva Pharma BV TOP Medical BV Topcon Europe Medical BV Torax Medical, Inc. Torrent Pharmaceuticals Ltd. Trimel Biopharma SRL UMC Utrecht BV & St. Derden Unilever R&D Vlaardingen Unilever Research Laboratory Universal CIT Inc. Van Zuiden Communication BV Verbond van Verzekeraars VIRxSYS Corporation Vivantes Netzwerk fur Gesundheit GmbH Volcano Japan Co. Ltd. Worldwide Clinical Trials Xenon Pharmaceuticals Inc. Xention Limited Xigen SA Yakult Nederland BV, Pa Yakult SSC AP ZAMBON Nederland BV ZOLL Medical Corporation
Bijlagen
154
8.3
PERSONALIA PER 31 DECEMBER 2010
RAAD VAN TOEZICHT dr. A.H.G. Rinnooy Kan dr. K. van der Toorn drs. A. Baan jhr. drs. R.W.F. van Tets mevr. prof. dr. P.L. Meurs
voorzitter lid lid lid lid
prof. dr. M.M. Levi drs. R.J.M. Hopstaken prof. dr. M. Džoljić mr. R.R.M. Berendsen
voorzitter en decaan vicevoorzitter lid en vicedecaan secretaris a.i.
Inwendige specialismen
prof. dr. J.F.W.M. Bartelsman mevr. M.A.P. Mens drs. M. Wiesenekker
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Chirurgische specialismen
prof. dr. D.J. Gouma mevr. E.M. Schinkel-Hopkoper mevr. drs. J.W. Hingst
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Emma Kinderziekenhuis AMC
prof. dr. H.S.A. Heymans R. Simons mevr. drs. R. Leber
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Neurozintuigspecialismen
mevr. prof. dr. M. de Visser mevr. J.H. Steenbruggen drs. A.S. Kok
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Verloskunde / gynaecologie
prof. dr. M.J. Heineman R. Simons mevr. drs. R. Leber
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Psychiatrie AMC )
prof. dr. D.A.J.P. Denys C.A. Ligtenberg drs. A.S. Kok
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Laboratoriumspecialismen
prof. dr. A. Sturk prof. dr. R.A.W. van Lier drs. J.R. de Wolde
voorzitter lid directeur bedrijfsvoering
Operatiecentrum & intensive care
mevr. prof. dr. M.B. Vroom mevr. C.A. Moleman mevr. ir. M.A. Brink-Zimmerman
voorzitter verpleegkundig bestuurder directeur bedrijfsvoering
Beeldvormende specialismen en onderzoek- en behandelcentra
prof. dr. J.S. Laméris mevr. ir. M.A. Brink-Zimmerman
voorzitter directeur bedrijfsvoering
Klinische methoden en public health
prof. dr. E. Schadé prof. dr. P.M.M. Bossuyt drs. J.P.J. van Eijck
voorzitter lid directeur bedrijfsvoering
RAAD VAN BESTUUR
DIVISIEBESTUREN
)
Hierin is de academische en regionale psychiatrie Amsterdam Oost/Zuidoost gebundeld. Het heeft de juridische vorm van een Vennootschap onder Firma, waarvan de vennoten het AMC en Arkin zijn.
Bijlagen
155
HOOFDEN VAN MEDISCH WETENSCHAPPELIJKE AFDELINGEN Anatomie, Embryologie & Fysiologie Anesthesiologie Antropogenetica Apotheek Biochemie Cardiologie Cardiothoracale chirurgie Celbiologie en histologie Chirurgie Dermatologie Experimentele Immunologie Experimentele Inwendige Geneeskunde Experimentele Vasculaire Geneeskunde Farmacologie en farmacotherapie Gastro-enterologie Genoomanalyse Gezondheidkunde Huisartsgeneeskunde IC-volwassenen Inwendige geneeskunde Keel-, neus- en oorheelkunde Kinderchirurgie Kindergeneeskunde Klinische chemie Klinische epidemiologie, biostatistiek en bioinformatica Klinische genetica Klinische informatiekunde Levercentrum Longziekten Biomedical Engineering & Physics Medische microbiologie Medische psychologie Mondziekten en kaakchirurgie Neurochirurgie Neurologie Nucleaire geneeskunde Oogziekten Orthopedie Pathologie Plastische en reconstructieve chirurgie Psychiatrie Radiologie Radiotherapie Revalidatie Sociale geneeskunde Spoedeisende hulp Urologie Verloskunde /Gynaecologie
prof. dr. A.F.M. Moorman prof. dr. W.S. Schlack prof. dr. R. Versteeg mevr. prof. dr. L. Lie A Huen prof. dr. J.M.F.G. Aerts prof. dr. A.A.M. Wilde prof. dr. mr. B.A.J.M. de Mol prof. dr. C.J.F. van Noorden prof. dr. D.J. Gouma prof. dr. J.D. Bos prof. dr. R. van Ree (a.i.) prof. dr. T. van der Poll prof. dr. J.C.M. Meijers prof. dr. M.C. Michel prof. dr. P. Fockens prof. dr. F. Baas mevr. prof. dr. M.H.W. Frings-Dresen prof. dr. H.C.P.M. van Weert mevr. prof. dr. M.B. Vroom prof. dr. M.M. Levi tot 1-9-2010 prof. dr. J. Romijn vanaf 1-9-2010 mevr. prof. dr. J.W. Fokkens prof. dr. H.A. Heij prof. dr. J.B. van Goudoever prof. dr. A. Sturk prof. dr. A.H. Zwinderman prof. dr. N.J. Leschot prof. dr. A. Abu Hanna prof. dr. R.J.P. Oude Elferink mevr. prof. dr. E.H.D. Bel prof. dr. A.G.J.M. van Leeuwen prof. dr. M.D. de Jong mevr. prof. dr. J.C.J.M. de Haes prof. dr. J. de Lange prof. dr. W.P. Vandertop prof. dr. I.N. van Schaik mevr. prof. dr. B.L.F. van Eck-Smit prof. dr. M.P. Mourits prof. dr. C.N. van Dijk prof. dr. M.J. van de Vijver mevr. prof. dr. C.M.A.M. van der Horst prof. dr. D.A.J.P. Denys prof. dr. J.S. Laméris mevr. prof. dr. C.C.E. Koning prof. dr. F. Nollet mevr. prof. dr. K. Stronks dr. J.S.K. Luitse prof. dr. J.J.M.C.H. de la Rosette prof. dr. M.J. Heineman
Bijlagen
156
BESTUUR ONDERZOEKINSTITUUT Research Council
prof. dr. R.A.W. van Lier mevr. dr. ir. J. van Kammen
voorzitter ambtelijk secretaris
Cardiovasculaire aandoeningen
prof. dr. J.J.P. Kastelein prof. dr. A.F.P. Moorman
lid DB lid
Infectieziekten en Immunologie
prof. dr. T. van der Poll
lid DB
Gastro-enterologie
prof. dr. P. Fockens prof. dr. T.M. van Gulik prof. dr. R.P.J. Oude Elferink
lid lid lid
Metabole ziekten
prof. dr. F. Wijburg prof. dr. J.M.F.G. Aerts
lid lid
Neurologische en psychiatrische aandoeningen
prof. dr. W.A. van Gool prof. dr. F. Baas prof. dr. W. van den Brink
lid lid lid DB
Oncologie
prof. dr. H. Caron prof. dr. J.P. Medema
lid lid
Epidemiologie & Public health
mevr. prof. dr. K. Stronks prof. dr. P.M.M. Bossuyt
lid lid
VOORZITTERS BESTUUR ONDERWIJSINSTITUTEN Geneeskunde
dr. M. Maas mevr. Y.J. Lunes
voorzitter ambtelijk secretaris
Medische Informatiekunde (MI)
mevr. dr. M.W.M. Jaspers mevr. Y.J. Lunes
voorzitter ambtelijk secretaris
Medisch Specialistische Opleidingen (OMSO)
prof. dr. M.J. Heineman mevr. I. Mourer
voorzitter ambtelijk secretaris
AMC Graduate School for Medical Sciences
prof. dr. P.M.M. Bossuyt mevr. drs. R. Friedländer
voorzitter ambtelijk secretaris
Geneeskunde
prof. dr. R.J. Oostra mevr. Y. Bulten
voorzitter ambtelijk secretaris
Medische Informatiekunde
prof. dr. J.H. Ravesloot mevr. Y. Bulten
voorzitter ambtelijk secretaris
Graduate School
prof. dr. W.A. van Gool
voorzitter
prof. dr. D.J. Gouma mevr. drs. M.L. Köhlen prof. dr. W.M.C. van Aalderen prof. dr. M.J. Heineman prof. dr. D.A.J.P. Denys prof. dr. J.S. Laméris prof. dr. D.J. Gouma prof. dr. A. Sturk mevr. prof. dr. M. de Visser mevr. prof. dr. M.B. Vroom prof. dr. E. Schadé dr. A. Wiegman
voorzitter secretaris lid lid lid lid lid lid lid lid assessor assessor
OPLEIDINGSCOMMISSIES
BESTUUR STAFCONVENT
Bijlagen
157
PATIËNTENZORGCOMMISSIE prof. dr. D.J. Gouma dr. A. Wiegman prof. dr. M.J. Heineman prof. dr. D.J.A.P. Denys prof. dr. J. Romijn prof. dr. H.S.A. Heymans prof. dr. J.S. Laméris prof. dr. E. Schadé prof. dr. A. Sturk mevr. prof. dr. M. de Visser prof. dr. M.B. Vroom
voorzitter lid lid lid lid lid lid lid lid lid lid
DIRECTEUREN DIENSTEN EN STAVEN Staf Raad van Bestuur Directoraat patiëntenzorg Algemene Dienst Beheer Algemene Dienst ICT Directoraat Services Directoraat HR Directoraat Huisvesting Directoraat Inkoop Directoraat Onderwijs en Onderzoek Kwaliteit en Proces Innovatie
drs. G.C. Grift dr. A. Wiegman F.J. Hilders RA J.D. Spanjersberg a.i. mevr. drs. E. Groenendijk drs. A.K. Roelofs drs. G.J. van Oenen mevr. mr. C.A. Kelly mevr. drs. A.J.M. Sanders prof. dr. P.J.M. Bakker
ONDERNEMINGSRAAD Avakabo FNV
H. Gijsbers A.J. Eijgenberger mevr. M.A.H. Boon R. van Groen mevr. I.E.M. Kos P. Soedarso mevr. A.M. Schmitz Th. van der Storm mevr. A.C.M. van der Weijden
Ambtenarencentrum
J.D. Biervliet mevr. M.C. Blom A. van den Brink mevr. A.M.M.J. Borgmeyer J.J.M. van Grieken M.J. Lubbers mevr. T.T.T. Nyugen mevr. F.M.M. Prato P. Tamminga D.T. Ubbink
CNV Publieke zaak
mevr. J. van den Doel
CMHF - NU ‘91
J.C.M. van Beek mevr. C.P.M. Douqué mevr. E.C.M. Samson mevr. A. van der Star R.E.M. Videler
Bestuurders van de bij het AMC betrokken centrales voor overheidspersoneel
voorzitter
mevr. J.J.A. Willems
ambtelijk secretaris
mevr. M. van den Berg R. de Wilde D. Hamaker mevr. mr. B. Sprokholt B. Schnoor
Avakabo FNV CMHF NU ‘91 CHMF Wetenschap en Zorg Ambtenarencentrum FBZ CNV Publieke zaak
Bijlagen
158
STUDENTENRAAD mevr. T. van Engelen (GEN) J.F. Bijvank (GEN) mevr. L. van Iersel (GEN) J. Van den Berg (GEN) J. Berkhout (GEN) mevr. R. Brinkman (GEN) mevr. F. van Wijk (GEN) E. Mesfum (GEN) Z. Ejder (GEN) mevr. M. Spaargaren
voorzitter vicevoorzitter secretaris lid lid lid lid lid lid (CSR-lid) ambtelijk secretaris
COMMISSIE FOUTEN, ONGEVALLEN EN BIJNA ONGEVALLEN dr. M.H. Godfried M. van Kleef
voorzitter ambtelijk secretaris
ETHISCHE COMMISSIE T.B.V. DE PATIËNTENZORG prof. dr. D.L. Willems mevr. C.F. Bouwhuis
voorzitter secretariaat
mevr. dr. M.D. Trip mevr. dr. Y.E. Donselaar
voorzitter secretaris
MEDISCH ETHISCHE COMMISSIE
COMMISSIE KLACHTENBEHANDELING PATIËNTEN dr. E.L.F.B. Raaymakers D.J. van der Plas, arts
voorzitter secretaris
mevr. prof. dr. M. de Visser prof. dr. W.M. van Aalderen prof. dr. D.J. Gouma mevr. prof. dr. C.E.E. Koning prof. dr. J. Romijn prof. dr. J. Swinkels mevr. prof. dr. M.B. Vroom R. Simons
voorzitter
VENI support groep
prof. dr. R.J.P. Oude Elferink mevr. prof. dr. B.L.F. van Eck-Smit mevr. prof. dr. C.J.M. de Vries prof. dr. A.H. Zwinderman prof. dr. R.J.A. Wanders mevr. dr. M.A.J. de Koning-Tijssen dr. A.P. Kater
voorzitter
VIDI / ERC Starting grant / Landsteiner support groep
prof. dr. F. Baas prof. dr. P.M.M. Bossuyt dr. E. Eldering prof. dr. E. Fliers prof. dr. J.C.M. Meijers prof. dr. H. Spits prof. dr. T. van der Poll
voorzitter
COMMISSIE INTERNE VISITATIE
SUPPORTGROEPEN
Bijlagen
159
VICI / TOP / ERC Advanced grant support groep
prof. dr. P.J. Sterk prof. dr. W. van den Brink prof. dr. H.R. Büller prof. dr. T.B. Geijtenbeek prof. dr. W.H. Lamers prof. dr. M. Vermeulen prof. dr. R. Versteeg mevr. prof. dr. K. Stronks dr. H.L. Tan
voorzitter
AGIKO stipendium / Klinische Fellowship support groep
prof. dr. D.J. Richel mevr. prof. dr. S. Florquin mevr. dr. M.A. Boermeester
voorzitter
KWF Kankerbestrijding support groep
prof. dr. J.P. Medema prof. dr. D.J. Richel dr. M. Spaargaren
voorzitter
Nederlandse Hart Stichting support groep
prof. prof. prof. prof. prof. prof.
dr. dr. dr. dr. dr. dr.
J.J. Piek ir. J.M.T. Bakker J.J. Kastelein M.C. Michel V.M. Christoffels A. Moorman
voorzitter
NWO Investeringen support groep
prof. prof. prof. prof.
dr. dr. dr. dr.
E. van Bavel F. Baas J. Stoker J.C.M. Meijers
voorzitter
mevr. dr. S.A.M. van Vliet
ambtelijk secretaris
prof. dr. C.J.F. van Noorden
voorselectie van de aanvragen AMC Fellowship of AMC Postdocplaats
prof. dr. J.M.F.G. Aerts
lid AMC Research Council
AMC FELLOWSHIP COMMISSIE
AMC fellowship/AMC Postdoc commissie
mevr. prof. dr. E.H.D. Bel prof. dr. G.E.E. Boeckxstaens mevr. prof. dr. S. Florquin prof. dr. H. Spits mevr. prof. dr. K. Stronks prof. dr. R. Versteeg prof. dr. A.H. Zwinderman mevr. dr. H.G. Uiterdijk
lid AMC Research Council
ambtelijk secretaris
ADVIESCOMMISSIE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT mevr. mr. P.E.M. Messer-Dinnissen
voorzitter
mevr. J.H. Schermers
ambtelijk secretaris
Bijlagen
160
8.4
WETENSCHAPPELIJKE LEZINGEN 2010
DE ANATOMISCHE LES 18 november Prof. dr. Rino Rappuoli, Global Head of Vaccines Research, Novartis Vaccines and Diagnostics in Siena, Italië (Leven met vaccineren) Prof. Rappuoli sprak deze jaarlijkse publiekslezing op het snijvlak van geneeskunde en maatschappij uit in het Concertgebouw, op uitnodiging van De Raad van Bestuur. + masterclass
DE ANNA REYNVAAN LEZING 20 mei Simon Stewart, hoofd Preventieve Cardiologie van het Baker IDI Heart & Diabetes Institute in Melbourne. (Klinische observatie) Simon Stewart sprak deze jaarlijkse verpleegkundige publiekslezing uit in De Stadsschouwburg van Amsterdam op uitnodiging van de Raad van Bestuur en de Verpleegkundig Bestuurders. + genomineerdenbijeenkomst en expertmeeting SPINOZALEZINGEN 30 maart 2010 Prof. dr. Kypros H. Nicolaides (Director of the Harris Birthright Centre for Fetal Medicine, Professor in Fetal Medicine at King’s College and University College Hospital, Director of the Fetal Medicine Foundation, London, Great Britain) Past and future research in Fetal-Maternal Medicine: ‘What has been done, what remains to be done’ Prof. Nicolaides bezette de Spinoza Leerstoel van 30 maart tot 1 april 2010 Gastheer: Dr. C.M. Bilardo Op 30 maart 2010 werd de masterclass for honours gegeven, getiteld: First and second trimester ultrasound screening: beyond screening for aneuploidies. 27 april 2010 Prof. G.P. Haidley (Pediatric Surgeon, University of KwaZulu Natal, Durban, South Africa) Surgical oncology in Africa, challenges & opportunities Prof. Haidley bezette de Spinoza Leerstoel van 22 tot 29 april 2010 Gastheer: prof. dr. H.A. Heij en prof. Dr. J. Lange Op 26 april 2010 werd de masterclass voor honours gegeven, getiteld: Pediatric surgical oncology in Africa 9 november 2010 Prof. dr. S.H. Ahmedzai (Professor of Palliative Medice and Head of Academic Unit of Supportive Care – University of Sheffield, UK) ‘Can palliative care really work in an academic hospital? – misconceptions, challenges and opportunities’ Prof. Dr. Ahmedzai bezette de Spinoza Leerstoel van 8 tot 12 november Gastheer: prof. dr. D.L. Willems, Drs. B. Wanrooij en prof. dr. D. Richel Op 8 november 2010 werd de masterclass voor honours gegeven, getiteld: Clinical Research in Palliative Care 30 november 2010 Prof. dr. Arjan W. Griffioen (Professor of Angiogenesis – VUmc, Amsterdam) ‘How to convert anti-angiogenesis into effective cancer therapy?’ Prof. dr. Griffioen bezette de Spinoza Leerstoel van 30 november, 1 december 2010 en 13 januari 2011 Gastheer: prof. dr. R.O. Schlingemann Op 1 december 2010 werd de masterclass voor honours gegeven, getiteld: The role of angiogenesis in the progression of cancer
Bijlagen
161
AMC RUYSCH LECTURES 19 januari Speaker Hans Clevers Title Wnt, Lgr5 stem cells and colon cancer Host Sheila Krishnadath + Master class 2 maart Speaker Title Host + Master class
Andreas Kispert, Medizinische Hochschule, Hannover From models to molecules: T-blox genes and the dynamic nature of proximaldistal patterning of the vertebrate limb Antoon Moorman
16 maart Speaker Katherine High, Howard Hughes Medical Institute Title Gene therapy for genetic disease: the future is bright Host Piter Bosma + Master class 20 april Speaker Title Host
Fiona Powrie, University of Oxford Gut Reactions: Immune pathways in the intestine in health and disease Wouter de Jonge
18 mei Speaker John Hogenesch, University of Pennsylvania Title Network Biology of the Circadian Clock Host Ronald Oude Elferink + Master class 8 juni Speaker Erica Frank, University of British Columbia Title Healthier Physicians = Healthier Patients Host Judith Sluiter + Master class 21 september Speaker Federica Sallusto, IRB, Bellinzona, Switserland Title T cell trafficking in immunity and autoimmunity Host Martijn Nolte + Master class 26 oktober Speaker Title Host
Paul-Peter Tak Rheumatoid arthritis: from pathogenesis towards prevention of Immune-mediated inflammatory disease Ronald Oude Elferink
16 november Speaker Coen Stehouwer Title Microvascular dysfunction: key to understanding the metabolic syndrome Host Mireille Serlie + Masterclass 14 december Speaker Kay Dickersin Title Reporting biases and trial registration: two decades of work and more to go Host Gerben ter Riet + Masterclass
Bijlagen
162
8.5
AMC PHD SCHOLARSHIPS 2010
AMC Fellowships Dr. G.R. van den Brink, afdeling Maag-Darm-Leverziekten en Tytgat Instituut voor maag lever darm onderzoek, 'Role of morphogens in the maintenance of gastrointestinal homeostasis’' Dr. G. Hamer, Lab. Voortplantingsbiologie, '4D analysis of chromatin dynamics during the early stages of spermatogenesis: a journey to the stem of male infertility'
AMC Postdocplaatsen Mevrouw dr. A.E. Goudriaan, afdeling Psychiatrie – Verslavingszorg, 'Changing the cycle of addictive disorders: an fMRI interventional study using repetitive Transcranial Magnetic Stimulation (rTMS)' Mevrouw dr. T.T. Koopmann, onderafdeling Experimentele Cardiologie, 'Genetic treatment of cardiac arrhythmias' Dr. J. den Dunnen, afdeling Celbiologie & Histologie, 'Cross-talk between Fcγ receptors and TLRs: defining the molecular mechanisms in autoimmune diseases'
AMC PhD Scholarships Adam Ahmad Anas (Medicijnen), afdeling Experimentele en Moleculaire Geneeskunde/CEMM, 'Role of MyD88 and IRAK-M in the activation of the respiratory epithelium during pneumococcal pneumonia', promotor prof. dr. T. van der Poll Merih Irem Baharoglu (Medicijnen), afdeling Neurologie, 'Delayed cerebral ischemia after subarachnoid haemorrhage: pathogenesis, diagnosis and treatment options', promotor prof. dr. M. Vermeulen Lieuwe Bos (Medicijnen), afdeling IC Volwassenen, 'Breatheomics of mechanically ventilated critically ill patients', promotores prof. dr D.J. Sterk en prof. dr M.J. Schultz Judith van der Harg (BA Psychobiology, MS Brain and Cognitive Science), afdeling Genoomanalyse, 'Sporadic Alzheimer’s disease as a complication of the metabolic syndrome', promotores prof. dr. F. Baas en prof. dr. W.A. van Gool Katja de Jong (Medicijnen), afdeling Experimentele en Moleculaire Geneeskunde/CEMM, 'Interaction between Toll-like receptors ( TLRs) and Nod-like receptors (NLRs) in Typhoid fever', promotor prof. dr. T. van der Poll Maaike Hoekstra (Medicijnen), afdeling Cardoiologie, 'iPS-derived cardiomyocytes as a model for the study of DPP6-related inherited cardiac arrhythmia', promotor prof. dr. A.A.M. Wilde Michel Hof (Medische Informatiekunde), afdeling Klinische Epidemiologie, Biostatistiek en Bioinformatica, 'The development of data-analytical methods for association and causal analysis in large epidemiological cohorts with weighted sampling and imperfect medical record linkage: application to the HELIUS project', promotor prof. dr. A.H. Zwinderman Wouter Mallee (Medicijnen), afdeling Orthopedie, 'Suspected Scaphoid Fractures: Towards an Evidence Based Imaging Protocol', promotor prof. dr. C.N. van Dijk
Bijlagen
163
Marieke Schooneman (Medicijnen), afdelingen Kindergeneeskunde en Inwendige Geneeskunde, 'Acylcarnitines in health and insulin resistance', promotores prof. dr. R.J.A. Wanders en prof. dr. C.E.M. Hollak Sacha de Stoppelaar (Medicijnen), afdeling Experimentele en Moleculaire Geneeskunde/CEMM, 'The Role of Protease-Activated Receptor 2 in Host Defense against Pneumococcal Pneumonia', promotor prof. dr. T. van der Poll Kai Mee Wong (Biomedische Wetenschappen en Medicijnen), lab Voortplantingsbiologie, 'On the origin of life: studying the occurrence of aneuploidy during human oocyte maturation and preimplantation embryo development', promotor prof. dr. S. Repping
Bijlagen
164
8.6
SUBSIDIES 2010
NWO TOP Mevrouw dr. C. Ris-Stalpers, Laboratorium Voortplantingsbiologie, ‘Identification of prognostic markers and therapeutic targets for premature labour; based on the clinical and molecular relation with maternal congenital heart defects’ Prof. dr. R.P.J. Oude Elferink, Tytgat Instituut, ‘The molecular mechanism of cholestatic itch’ Prof. dr. W.A. van Gool, afdeling Neurologie, ‘Sepsis associated delirium: mechanisms, interventions and outcome’ Dr. Ben Distel (AMC) en Prof. dr. Ype Elgersma (Erasmus MC), 'Angelman syndroom begrijpen'
NWO VICI Prof. dr. T.B.H. Geijtenbeek, Experimentele en Moleculaire Geneeskunde/CEMM, 'Human Langerhans cells in anti-viral defence and immunity to pathogens' (ronde 2009/2010)
NWO VIDI Dr. D. van de Beek, afdeling Neurologie, ‘Host and pathogen genetics in bacterial meningitis’ Dr. R.W. Sanders, afdeling Medische Microbiologie - Lab Experimentele Virologie, ‘Exploration of ‘cis-adjuvants’ for viral protein vaccines’
NWO VENI Dr. J. den Dunnen, afdeling Celbiologie & Histologie, ‘Molecular mechanisms of anti-viral T cell immunity by human DCs’ Dr. J.W.R. Hovius, afdeling Inwendige Geneeskunde, ‘Immunosuppression by an Ixodes tick salivary protein: implications for the pathogenesis and prevention of Lyme borreliosis’ Dr. J.P.H.M. van den Wijngaard, afdeling Biomedical Engineering & Physics, ‘Visualizing and quantifying adaptive remodeling of the intramural ventricular microvasculature in hypertrophy and heart failure’ Dr. A. Mazaheri, afdeling Psychiatrie, ‘ADHD: a disconnection between the attentional control and sensory systems of the brain?’ Dr. G.A. van Wingen, afdeling Psychiatrie, ‘Inhibiting emotions’ Dr. R.J. van Oort, afdeling Cardiologie, 'Myotonic Dystrophy Protein Kinase (DMPK) as regulator of adverse cardiomyocyte remodeling in heart failure' Mw. dr. M. Westerterp, afdeling Inwendige Geneeskunde 'ATP Binding Cassette Transporter G1: a regulator of endothelial lipid homeostasis in the vasculature'
NWO Investeringen Middelgroot Dr. J.A. Aten en dr. P. M. Krawczyk, afdeling Celbiologie & Histologie, ‘Multi-microbeam system for high-throughput, localized induction of DNA damage by multiple types of radiations and live imaging of cellular responses’ Bijlagen
165
ZonMw AGIKO Dr. E.P. Moll van Charante, afdeling Huisartsgeneeskunde, voor Mevrouw drs. S.A. Ligthart, afdeling Huisartsgeneeskunde, ‘Prevention of dementia by intensive vascular care in elderly patients. A study in general practice’ Mevrouw dr. K.K. Krishnadath, afdeling Maag-Darm-Leverziekten, voor Mevrouw drs. W.M. Westra, afdeling CEMM, ‘Investigating molecular targets for treatment of Barrett's Esopagus’ Dr. C.Y. Ponsioen, Maag-Darm-Leverziekten, voor Mevrouw drs. C.P. Peters, Tytgat Instituut, ‘The discovery of lymphoid tissue inducer cells as key players in Crohn’s disease’
ZonMw Klinische Fellowships Dr. P.H.L.T. Bisschop, afdeling Inwendige Geneeskunde - Endocrinologie en Metabolisme, ‘The contribution of the symphatetic nervous system to the anabolic effect of estrogen on bone’ drs. B.J.H. van den Born, afdeling Inwendige Geneeskunde - Vasculaire Geneeskunde, ‘The role of the Glycocalyx and magnesium in pre-eclampsia - a translational approach’ dr. M.D. Hazenberg, afdeling Inwendige Geneeskunde - Klinische Hematologie, ‘T lyphocyte kinetics during immune reconstitution after hematopoietic stem cell Transplantation’
ZonMw DoelmatigheidsOnderzoek Mevrouw dr. M.A. Boermeester, afdeling Chirurgie, ‘Early Surgery versus Expectative Management for Chronic Pancreatitis (ESCAPE) trial: a randomized controlled trial’ Mevrouw dr. M.A. Boermeester, afdeling Chirurgie, ‘A systematic analysis of factors hindering and supporting implementation of the relaparotomy on demand'strategy in patients with secondary peritonitis’ Dr. R.M.A. de Bie, afdeling Neurologie, 'Timing of levodopa initiation in early Parkinson’s disease’ Mevrouw dr. I.M. Evers, afdeling Verloskunde/Gynaecologie, ‘Effectiveness of continuous glucose monitoring during pregnancy in women with type 1 and type 2 diabetes’ Dr. M.A. Benninga, afdeling Kindergeneeskunde - MDL, ‘Hypnotherapy for adolescents and adults with inflammatory bowel disease (IBD) and symptoms compatible with irritable bowel syndrome (IBS); a multi-centre randomized controlled trial’ Mevrouw dr. M.A. Buist, afdeling Verloskunde/Gynaecologie, ‘Towards a cost-effective diagnostic work-up for women with ovarian carcinoma’ Prof. dr. J.C. Goslings, afdeling Chirurgie - Traumatologie, ‘Costs and effects of immediate ‘total body’ CT scanning in severely injured patients’ Dr. B.W.J. Mol, afdeling Verloskunde/Gynaecologie, ‘Hypertension and preeclampsia intervention trial in the almost term patient (Hypitat II)’ Dr. B.W.J. Mol, afdeling Verloskunde/Gynaecologie, ‘Implementation of the external cephalic version in breech delivery’ Dr. B.W.J. Mol, afdeling Verloskunde/Gynaecologie, ‘Long term follow up of five randomised clinical trials assessing costs and effects of obstetrical interventions’
Bijlagen
166
Prof. dr. S. Repping, Lab Voortplantingsbiologie, ‘To freeze or not to freeze: disengaging embryo transfer from ovarian hyperstimulation in IVF/ICSI cycles’ Dr. M.J.W. Koelemaij, afdeling Chirurgie - Vaatchirurgie, ‘Supervised excercise therapy or ommediate PTA for intermittent claudication in patients with an iliac artery obstruction - a randomized controlled trial’
ZonMw Priority Medicines voor Kinderen en Ouderen Mevrouw dr. L. Reneman, afdeling Radiologie, ‘Validating non invasive imaging of the serontonergic- and dopaminergic system and adult neurogenesis with MRI; towards a better insight in the neurobiological mechanisms underlying psychiatric disorders in the population’ Mevrouw dr. I.M. Hein, De Bascule, ‘Development and use of a standardized instrument for assessing competence to consent to medication trials in children: are legally established age limits valid?’ Mevrouw dr. M.C. Ploem, afdeling Sociale Geneeskunde, ‘Development medicines for vulnerable groups: a legal and ethical study on adequate consent procedures in relation to gaining or losing competence to consent to participation in research’ Mevrouw dr. C. Schultsz, Center for poverty related diseases, CPCD, ‘Antimicrobial drug resistance: the human-animal interface in Vietnam’ Mevrouw dr. S.E. Geerlings, afdeling Inwendige Geneeskunde, ‘Development of generic quality indicators for the optimalisation of antibiotic use in the hospital’
ZonMw Nationaal Programma Ouderenzorg Dr. M.G.W. Dijkgraaf, afdeling Klinische Epidemiologie, Biostatistiek en Bioinformatica, KEBB, ‘Passen en meten: een CITO-toets voor een optmale indicatiestelling’ Mevrouw dr. M.L. Essink-Bot, afdeling Sociale Geneeskunde, ‘De kwetsbare oudere van allochtone herkomst, op de juiste weg naar voorzieningen voor zorg en welzijn’ Mevrouw dr. M.L. Essink-Bot, afdeling Sociale Geneeskunde, ‘Crossculturele adaptatie van de 'Minimale Dataset'voor toepassing onder oudere migranten in Nederland’
ZonMw Preventie Mevrouw prof. dr. K. Stronks, afdeling Sociale Geneeskunde, ‘Collaboration between public health, primary and social care in deprived neighbourhoods: developmental evaluation of two pilots in Amsterdam North and Utrecht Overvecht’ Mevrouw dr. V. Nierkens, afdeling Sociale Geneeskunde, ‘A smoking cessation service in a disadvantaged neighbourhood in the Hague, The Netherlands: an evaluation of its reach and effectiveness’ ZonMw Translationeel Onderzoek Dr. B. Preckel, afdeling Anesthesiologie, ‘Does helium protect the heart against ischaemia-reperfusion damage in patients with acute myocardial infarction?’ ZonNw Gezondheidszorgonderzoek Mevrouw dr. M.L. Essink-Bot, afdeling Sociale Geneeskunde, ‘Evidence-based cultureel-competente zorg’
Bijlagen
167
ZonMw Gezonde Slagkracht Mevrouw prof. dr. K. Stronks, afdeling Sociale Geneeskunde, ‘LOCAL50: Process and impact evaluation of the 'gezonde slagkracht' programme’ ZonMw Zorg voor Jeugd Dr. R.J.L. Lindauer, Bascule, ‘Vergroten van onderzoeksrijpheid binnen een poliklinische Jeugd GGZ-instelling: samen naar meer evidentie voor psychotraumazorg’ ZonMw Palliatieve Zorg Prof. dr. D.L. Willems, afdeling Huisartsgeneeskunde, ‘Hoe een onwaardige laatste levensfase te voorkomen’ ZonMw Participatie en Gezondheid Mevrouw dr. K. Nieuwenhuijsen, Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid, ‘Mental Vitality@work: optimal work functioning in helathcare, effectiveness of a job- specific workers health surveillance mental module’ ZonMw Gezonde Voeding Mevrouw dr. M. Nicolaou, afdeling Sociale Geneeskunde, ‘The dietary patterns of 5 ethnic groups in the Netherlands: can they explain differences in cardiovascular disease risk?’
KWF Dr. R. Versteeg, afdeling Antropogenetica, ‘Identification and validation of acquired genomic aberrations involved in neuroblastoma tumor evolution’ Dr. G.A.M. Tytgat, afdeling Kindergeneeskunde - Oncologie, ‘Molecular tumor response monitoring of neuroblastoma patients to support treatment stratification and new drug development’ Prof. dr. H. Spits, afdeling Celbiologie & Histologie, ‘Establishment of diagnostic and therapeutic monoclonal anti tumor antibodies from B cells of melanoma patients’
NHS Prof. dr. V.M. Christoffels, afdeling Anatomie & Embryologie, ‘Resolving the molecular basis of WPW syndrome’ Dr. W.E.M. Kok, afdeling Cardiologie, ‘Can NT-proBNP guided therapy during hospital admission for acutely decompensated heart failure reduce mortality and readmissions?’ Dr.ir. C.J. Zuurbier, afdeling Experimentele Anesthesiologie, ‘Mitochondrial hexokinase and cardioprotection’ Mevrouw dr. C.A. Remme, afdeling Experimentele Cardiologie, ‘Signaltransduction properties of an ion channel: cardiac failure secondary to sodium channel dysfunction’ Dr. E.S.G. Stroes, afdeling Vasculaire Geneeskunde, ‘Failure of endogenous regulators of the Toll like receptor pathway contributes to the proinflammatory state and adverse disease outcome in heart failure patients’ Mevrouw dr. T.T. Koopmann, afdeling Experimentele Cardiologie, ‘Do rare genetic variants contribute to sudden cardiac death during acute myocardial infarction?’ Mevrouw dr. G.M. Dallinga-Thie, afdeling Vasculaire Geneeskunde, ‘Search for Novel Therapeutic Targets to Improve LPL Action in Patients with Hypertriglyceridemia’ Bijlagen
168
NHS Dekker stipendium Mevrouw dr. K.P. Borensztajn, Afdeling Experimentele Inwendige Geneeskunde/CEMM, ‘Protease-activated receptor-2: a cellular receptor at the cross-roads between atherosclerosis and fibrosis?’
Horizon Mevrouw dr. C.W. Wieland, afdeling IC Volwassenen - Experimentele Anesthesiologie, ‘miRNA expression as a new tool for sepsis diagnosis in Intensive Care’ Dr. P.C.J. Haasnoot, Lab Experimentele Virologie, ‘Analyses of the role of small virus-derived RNAs in human antiviral immune responses’
Diabetes Research Grants (Sapphire Grants) Dr. M.C. van Eijk, afdeling Medische Biochemie, ‘Targetting glycosphingolipids in the pathophysiology of type 2 diabetes’
LSBR fellowship Dr. M.A. Nolte, afdeling Experimentele Immunologie, ‘T cell modulation of hematopoiesis’
Bijlagen
169
8.7 AAA ABP ADL ADMF AHHA AICD AIOS AiO ALL ANIOS AMC AML AMR AMT AMvB APC APS ARBO ARIA ART ASHP ASP AVP AZ AZUA BBI BDDA BIG BKO BKT BOZ BV CAM CAO CBO CBS CCR CGAO CNA CO2 COK CPP/FCSm CRAZ CRC CRU CT CVA CWTS DBC DEC DHAZ DNA DOT EAC EBM EBP ECLAM EKZ EPD EPO
LIJST MET AFKORTINGEN Aneurysma van de Abdominale Aorta Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds Activiteiten van het Dagelijks Leven Algemene Dienst Materiële Faciliteiten Acute HersenHulp AMC Automatische Implanteerbare Cardioverter Defibrillator Arts In Opleiding tot Specialist Assistent-onderzoeker in Opleiding Lymfatische Leukemie Arts Niet In Opleiding tot Specialist Academisch Medisch Centrum Acute Myeloïde Leukemie AMC Medical Research Amsterdam Molecular Therapeutics Algemene Maatregel van Bestuur Academisch Psychiatrisch Centrum Acute Pijn Service Arbeidsomstandigheden Animal Research Institute Amsterdam Artikel Amsterdam School of Health Professions Apotheek Service Punt Amsterdam Vector Production Academische Ziekenhuizen Academisch Ziekenhuis bij de Universiteit van Amsterdam Bureau Bestuurlijke Informatie Beheersmaatschappij Dienstverlening en Deelneming AZUA Beroepsoefenaren In de Nederlandse Gezondheidszorg Basiskwalificatie Onderwijs Bureau Kennis Transfer Branche Organisaties Zorg Besloten Vennootschap Commissie Apotheek Middelen Collectieve Arbeidsovereenkomst Centraal BegeleidingsOrgaan Centraal Bureau voor de Statistiek Centrale Cliënten Raad Centrale Gegevens Analyse Omgeving Centrum voor Nascholing van de Universiteit van Amsterdam Koolstofdioxide Commissie Onderwijskwalificatie Citations per publication/ world citation average in the field Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen Case Review Committee Clinical Research Unit Computertomografie CerebroVasculair Accident Centrum voor Wetenschaps- en Technologiestudies Diagnose Behandeling Combinatie Dierexperimenten Commissie Decentralisatie Huisvesting Academische Ziekenhuizen Deoxyribonucleic Acid DBC’s Op weg naar Transparantie Eerste Administratief Consult Evidence Based Medicine Evidence Based Practice European College of Laboratory Animal Medicine Emma Kinderziekenhuis AMC Elektronisch Patiënten Dossier Erytropoïtine Bijlagen
170
ESP FES FNWI FTE FOBO GHOR GGD GGZ GMP-z HbA1c HBO HBO-V HKZ HIC HIV HvA HRM IBD IBG IC ICK ICP ICT ICU ICV IGZ IN VIVO IT IVF I&O JCI KNAW KNO KPI KWF LAP LHCR LIR LNR LPZ LUMC LVR MBP MDS NHS MICU MIK MJA MRI MRSA MSc NBC NEa NFU NGIR NHS NICE NICU NIN NIV NKI-AvL NOx NOG NOV
The European School of Physiotherapy Fonds Economische Structuurversterking Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica Full Time Equivalent Fouten Ongelukken en Bijna Ongelukken Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Gemeentelijke Gezondheidsdienst Geestelijke Gezondheidszorg Good Manufacturing Practice voor ziekenhuizen Hemoglobine van het type A1c Hoger BeroepsOnderwijs Hoger BeroepsOnderwijs Verpleegkunde Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector Hematologische Intensive Care Humaan Immunodeficiëntie Virus Hogeschool van Amsterdam Human Resource Management Inflammatoire darmziekten Informatie Beheer Groep Intensive Care Intensive Care voor Kinderen Internationale Congressen en Postacademisch onderwijs Informatie- en CommunicatieTechnologie Intensive Care Unit Intensive Care voor Volwassenen Inspectie voor de Gezondheidszorg Vaart in Innovatie Vervolgopleidingen InformatieTechnologie In Vitro Fertilisatie Innovatie en Ontwikkeling Joint Commission International Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Keel-, Neus- en Oorziekten Kwaliteit en Proces Innovatie Koningin Wilhelmina Fonds Landelijk Afvalbeheer Plan Landelijk Heelkundige Complicatie Registratie Landelijk Infertiliteit Registratie Landelijke Neonatologie Registratie Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen Leids Universitair Medisch Centrum Landelijke Verloskundige Registratie Medical Business Park Minimale Data Sets Nederlandse Hart Stichting Mobiele Intensive Care Unit Medische InformatieKunde Meerjarenafspraak Magnetic Resonance Imaging Methicilline Resistente Staphylococcus Aurus Master of Science Nucleaire, Biologische of Chemische Nederlandse Emissie autoriteit Nederlandse Federatie van Universitair medische centra Nederlands Genootschap voor Interventie Radiologie Nederlandse Hart Stichting Nationale Intensive Care Evaluatie Neonatale Intensive Care Unit Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen Nederlandsche Internisten Vereeniging Nederlands Kanker Instituut – Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis Stikstofoxide Nederlands Oogheelkundig Gezelschap Nederlandse Orthopaedische Vereniging Bijlagen
171
NRS NVvN NVZ NWO NZa OCR OC&W Oio OK OLVG OMSO OOR OR O&O OZIS PBA PC PCI PCR PDMS PHEEM PhD PI PICE PICO PICU PMO PTCA PUK RA RAV RENINE R&D RGF RJ ROAZ RvB SCI SDS SEH SER SNAQ SPSAO SPV SR SURPASS SWAB TIP TRALI TRF TRIP U/G umc UvA VFI VMS VOKS VRS VSNU VTGM VU VUmc VWO VWS
Numeric Rating Scale Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgen Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen Nieuw Wetenschappelijk Onderzoek Nederlandse Zorgautoriteit Oesophaguscardiare Secties Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Onderzoeker in opleiding Operatiekamer Onze Lieve Vrouwe Gasthuis Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen Onderwijs- en Opleidingsregio Ondernemingsraad Onderwijs en Onderzoek Open Zorg Informatie Systeem Planning Bouwinvesteringen Academische ziekenhuizen Personal Computer Percutane Coronaire Interventie Polymerase Chain Reaction Patiënt Data Management Systeem Postgraduate Hospital Educational Environment Measure Doctor of Philisophy Principal Investigator Pediatric Intensive Care Evaluation Patient, Intervention, Comparison, Outcome Pediatrische Intensive Care Unit Preventief Medisch Onderzoek Percutane Transluminale Coronaire Angioplastiek (dotteren) Psychiatrische Universiteitskliniek Reumatoïde artritis Regionale Ambulance Voorzieningen Registratie Nierfunctievervanging Nederland Research & Development Regionaal Geneeskundige Functionarissen Raad voor de Jaarverslaggeving Regionaal Overleg Acute Zorg Raad van Bestuur Science Citation Index Standaard Deviatie Score Spoedeisende Hulp Sociaal Economische Raad Short Nutritional Assessment Questionnaire Stichting Prenatale Screening Amsterdam en Omstreken Sociaal Psychiatrische Verpleegkunde Studentenraad Surgical Patient Safety System Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid Team Innovatie & Procesmanagement Transfusion Related Acute Long Injury Topreferente Functies Transfusie Reacties In Patiënten Uitstaande Gelden universitair medisch centrum Universiteit van Amsterdam Vereniging Fondsenwervende Instellingen VeiligheidsmanagementSysteem Verloskundige Onderlinge KwaliteitsSpiegeling Verbal Rating Scale Vereniging van Universiteiten Voor Toediening Gereed Maken Vrije Universiteit Vrije Universiteit medisch centrum Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Bijlagen
172
WAO WBMV WHW WIA WMO WO Wod WOR WOPT WTG WTZi WZV ZBC ZiROP ZN ZonMw ZVW
Wet Arbeidsongeschiktheid Wet Bijzondere Medische Verrichtingen Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen Wetenschappelijk onderwijs Wet op de dierproeven Wet op de Ondernemingsraden Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens Wet Tarieven Gezondheidszorg Wet Toelating Zorginstellingen Wet Ziekenhuis Voorzieningen Zelfstandig Behandel Centrum Ziekenhuis Rampen Opvang Plan Zorgverzekeraars Nederland Zorgonderzoek Nederland – Medische wetenschappen ZorgVerzekeringswet
Bijlagen
173