Ambulancezorg Nederland De sectororganisatie voor de Ambulancezorg
Ledenvergadering
17/02/2016
Programma Ledenbijeenkomst 16 en 17 februari 2016 Locatie Kontakt der Kontinenten Amersfoortsestraat 20 3769 AS Soesterberg
Dinsdag 16 februari 19.30 -21.00 uur Thema-avond
: Passende zorg binnen de ambulancezorg Niet alles wat kan, moet!
Gastsprekers
: Bert Keizer, (verpleeghuis)arts, filosoof en schrijver Paul Giesen, huisarts en senioronderzoeker Jan Benedictus, beleidsmedewerker patiëntfederatie NPCF
Woensdag 17 februari Ochtend 09.30 - 11.15 uur
: Bestuurscommissies en werkgroep
11.30 - 12.45 uur
: Bestuurscommissie Meldkamer/Sturing & Financiering (Plenair)
Lunch 12.45 - 13.30 uur
: Lunch
Ledenvergadering 13.30 – 16.00 uur
: Ledenvergadering
Agenda Ledenvergadering Datum
:
17 februari 2016
Tijdstip
:
13.30 – 16.00 uur
Locatie
:
Kontakt der Kontinenten, Soesterberg
1. Opening 2. Voorzitterschap AZN vanaf 2017 (mondeling) 3. Concept-verslag Ledenvergadering 9 december 2015 4. Terugkoppeling bestuurscommissies en werkgroep (mondeling) 4.1 Kwaliteit van Zorg 4.2 Arbeidsmarkt/werkgeverszaken 4.3 ICT & Innovatie 4.4 Medische Zaken
Informerend 5. Stand van zaken RAV’s voorbereid/GGB 6. (acute) psychiatrie ambulancezorg; stand van zaken Bijlage: Actiepunten verbetering Ambulancezorg psychiatrie
7. Stand van zaken en planning Indicatoren Ambulancezorg 8. Ambulancezorg binnen jaarplannen IGZ en Inspectie SZW Bijlage 1: Jaarplan IGZ 2016, hfdst. 5.1, pag. 37-39 Bijlage 2: Jaarplan Inspectie SZW 2016, hdst. 4.1.2, pag. 32
Besluitvormend 9. Procedure versiebeheer LPA Bijlage: Procedure wijziging Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA)
10. Landelijk onderzoek patientervaringen met CQI Bijlage: Onderzoeksvoorstel NIVEL
11. Inrichten Geschillencommissie Ambulancezorg Bijlage: Profiel commissielid branche (zorg)
12. Rondvraag 13. Sluiting
Concept-verslag Ledenvergadering d.d. 9 december 2015 Aanwezige bestuursleden: De heren Van Aken (Brabant Zuidoost), Benthem (Groningen), Van Egmond (Haaglanden), Schat (Gelderland Midden), Haasbeek (Hollands Midden), Hiddes (Drenthe/Limburg Noord),
Honigh (Gelderland Zuid), Jacobs (Brabant Midden West Noord), Huizinga (IJsselland/Twente), Janssen (Zuid Holland Zuid), Kijlstra (Friesland), Hesselink (Rotterdam/Rijnmond), mevrouw Vluggen (Flevoland), Pierik (Amsterdam-Amstelland/Zaanstreek-Waterland), Smeekes (Noord Holland Noord), Ton (Gooi en Vechtstreek), Van Pijkeren (NOG/Zeeland), Versluis (RAVU) en Simons (voorzitter)
Aanwezig namens AZN-bureau: de dames Boers, Hoogeveen, Prins en Westerveld, en de heren Reumer, Van Dijk en Van Van der Vlist Afwezig: De heren Klaassen (Limburg Zuid), Rozemeijer (Kennemerland) 1.
Opening. Meegedeeld wordt dat de heren Rozemeijer en Klaassen afwezig zijn. De heer Hesselink vervangt de heer Littoij en de heer Van Pijkeren vervangt de heer Wildschut.
2.
Concept-verslag Ledenvergadering 11 november 2015. Het besluit mbt principe akkoordCAO ontbreekt in de besluitenlijst. Deze wordt alsnog toegevoegd. Het verslag wordt goedgekeurd met toevoeging van bovegenoemde opmerking.
3.
Uitkomst Gateway-review (mondeling) De heer Simons vat het rapport van de Gateway-review commissie samen. Conclusie van de rapportage is dat het LMO-traject beslist niet goed verloopt en dat de aansturing niet goed ingericht is. Met name aansturing/governance tussen V&J en politie is niet duidelijk. De commissie is ook kritisch over de kwartiermakersorganisatie zelf. Op dit moment worden te veel verschillende onderwerpen tegelijk opgepakt waardoor het geheel stagneert. Afgesproken is dat er fasering moet worden aangebracht. De 1 e fase is nu gericht op het tot stand komen van de 10 regionale meldkamers. Dit heeft de prioteit tot 2020. De kwartiermakersorganisatie zal hierin een ondersteunende rol spelen. De KLMO wordt meer de politie-organisatie in getrokken en de politie komt in de lead bij de ontwikkeling. Daarnaast spelen nog verschilende andere thema’s, zoals standaardisatie van werkprocessen, één GMS per meldkamer en één landelijke ICT architectuur. Afgesproken is dat Rotterdam in 2017 overgaat naar deze nieuwe architectuur, Rotterdam zou in de huidige voorstellen goed als proeftuin kunnen fungeren. Daarnaast moet NMS gereed gemaakt worden voor de overgang na 2020. Tussendoor speelt nog het C2000 verhaal met het nieuwe bediensysteem. Hiervoor moeten medewerkers geschoold. Al met al is er sprake van grote druk op de politie. Er komt een doorstartnotitie die in januari besproken wordt tijdens een gezamenlijke bijeenkomst van de regiegroep en stuurgroep. Ook wordt er op korte termijn een informatiebulletin uitgebracht voor alle medewerkers op de meldkamer om hen te informeren over de huidige ontwikkelingen.
De heer Jansen uit zijn zorgen rondom het LMO-traject in zijn eigen regio en is niet blij dat de politie de regie krijgt. Het is nu al een probleem om als witte kolom gehoor te krijgen bij de politie en aan te sluiten bij overleggen. Dit punt speelt ook in Hollands Midden. Voorstel wordt gedaan dat Tom van der Vlist een inventarisatie doet naar de stand van zaken in de regio’s zodat er een duidelijk beeld ontstaat hoe de witte kolom ervoor staat. In zijn algemeenheid wordt opgemerkt dat er in de aanloop naar de nieuwe wet nog veel onduidelijkheden zijn. Vraag is of dit betekent dat TWAZ verlengd gaat worden. 4.
Toekomstige inrichting. Er zijn nog geen nieuwe ontwikkelingen bij het department. Er is een concept-brief opgesteld voor het geval de minister vasthoudt aan de zorgverzekeraarsmodel. De heer Pierik stelt voor zelf contact te leggen met de kamerleden. De heer Simons zal dit op korte termijn in gang zetten. De heer Hiddes zou het mandaat graag binnen bepaalde kaders zien. Daarnaast merkt spreker op dat in een marktanalyse de Nederlandse ambulancezorg heel goed uit de bus komt. Dat moeten we gebruiken in dit traject. De heer Haasbeek zou graag zien dat we in de brief pleiten voor uitstel van 5 jaar i.p.v 1 of 2 jaar. De gemaakte opmerkingen worden meegenomen.
5.
Strategie, bekostiging, financiering. Op 11 november lag in de ALV een notitie voor waarin de financiële ontwikkelingen kort zijn geschetst: met welke kostenverhogende zaken wordt de sector geconfronteerd en welke instrumenten staan ter beschikking om daar iets aan te doen. Geconstateerd is dat VWS, zonder enige betrokkenheid van de brancheorganisatie, is begonnen met de voorbereidingen om het landelijk referentiekader Spreiding & Beschikbaarheid volgend jaar te actualiseren. Spreiding & Beschikbaarheid is echter slechts een element, zij het een niet onbelangrijk element, dat medebepalend is voor de omvang van het macrokader voor de ambulancezorg. Om te komen tot een stabiel financieel kader voor de volgende jaren, is meer nodig. In de vergadering ligt een concept brief aan VWS voor waarin een en ander uiteengezet wordt. De brief sluit af met het voorstel/verzoek in overleg te gaan over het totaal van de ontwikkelingen (en dus niet uitsluitend over S&B). Het idee is deze brief vóór de kerstvakantie te verzenden. Aan de vergadering wordt gevraagd inhoudelijk op de brief te reageren en voorzitter en bureau te mandateren een en ander af te handelen. Opmerkingen vanuit de vergadering
De planningsnorm van 15 naar 8 minuten niet opnemen
U1 en U2 inzet van huisartsen hierbij betrekken
Het punt dat anderen dan de sector over ons gaan oordelen scherper formuleren
Kostenstijgingen als gevolg van stelselwijzigingen opnemen in de notitie i.p.v produktiestijgingen in 2013 en 2014.
Stijging opleidingskosten (als onderdeel van kwaliteitsdruk) Kan de ORT afkoop uit het verleden uit RAK betaald worden of dit argument uit de brief Verwijderen? Er wordt steeds meer verwacht van de sector op gebied van kwaliteit
Onderscheid maken tussen rurale en stedelijke gebieden qua werkdruk/ritten (meer differentiatie in S&B)
RAK: De RAV moet een bepaald vermogen hebben om een lening te kunnen krijgen. Dat betekent dat je RAK aangesproken moet worden. RAK moet wel weer aangevuld worden ivm solvabiliteit.
ATW: rechtelijke uitspraak leidt tot hogere kosten. NZA heeft gevraagd om informatie hieromtrent en zal dit bekijken.
De heren Reumer en Simons gaan in op de gemaakte opmerkingen. AZN is bezig om aan te sluiten bij het S&B-traject. Differentiatie binnen het model is lastig. De regio’s moeten dan in categorieen verdeeld worden en daar zitten nogal wat haken en ogen aan. Bedoeling met deze brief is aan te geven dat AZN het niet eens is met het in gang gezette S&B traject zonder betrokkenheid van de sector. Daarnaast geven we een toelichting op alle kostenverhogende aspecten. De genoemde stelselwijzigingen wordt meegenomen. De 8 minutennorm zal uit de brief gehaald worden en de tekst zal algemener beschreven worden. Differentiatie moet het uitgangspunt zijn. De gemaakte opmerkingen worden meegenomen en voorzitter en bureau hebben mandaat een en ander conform de opmerkingen af te handelen. De brief gaat voor de kerst uit. Er dient nog een delegatie vastgesteld te worden die samen met Koos Reumer en Hans Simons met VWS gaat praten. 6.
Zorgapp. Naar aanleiding van ideeën en initiatieven van RAV’s heeft AZN een projectvoorstel gemaakt om een ‘ZorgApp’ te bouwen voor een betere bereikbaarheid van de acute zorg. Dit voorstel is besproken in de ledenvergadering van 30 september. Afgesproken is om de notitie op onderdelen aan te scherpen en om te bezien in hoeverre bestaande app’s voorzien in de gewenste functionaliteit. De heer Reumer geeft aan dat de zorgvraag in de acute zorg toeneemt. Hierbij moeten we steeds meer samenwerken met ketenpartners zoals huisartsen. Het bouwen van een app is een manier om hierop in te spelen. Door de vergadering wordt aangegeven dat kosten en consequenties (bijv. aanname van de hulpvraag via deze ap) niet goed genoeg te overzien zijn. Besloten wordt dit voorstel terug te nemen. De heer Hiddes voegt tot slot toe dat het goed zou zijn het nummer 116 te claimen voor niet acute zorg.
7.
Deskundigheidsgebied en Eindtermen Ambulancechauffeur. In de bestuursvergadering is de wens geuit om eerst de discussie te voeren over de ontwikkeling van de functie van ambulancechauffeur alvorens een besluit te nemen over het CZO-document. Er is zorg bij sommige bestuursleden dat vaststelling van het CZO-document leidt tot ‘opwaartse druk’ van de functie ambulancechauffeur en dat de CZO-systematiek leidt tot minder flexibiliteit en extra belasting van de organisatie. Alvorens een besluit te nemen over de volgorde in dit traject de volgende punten ter overweging:
Het D&E ambulancechauffeur is een beschrijving van de huidige functie; met het vaststellen van het D&E blijft dit gehandhaafd.
De CZO-systematiek regelt dat de RAV zelf een nadrukkelijker rol vervult als opleider en daarmee meer flexibel is.
Niet vaststellen van het D&E betekent dat invoering van de CZO-systematiek voor de opleiding tot ambulancechauffeur stagneert. De huidige afspraken over de landelijke initiële opleiding van ambulancechauffeur en de huidige eindtermen, blijven dan van toepassing.
De heren Hiddes en Van Pijkeren geven aan niet te kunnen instemmen met als reden de eerder genoemde zorgpunten. Aangegeven wordt dat het deskundigheidsgebied en eindtermen ACH een beschrijving is van de huidige functie. Niets meer en niets minder. De CZO systematiek regelt dat de RAV zelf een nadrukkelijker rol vervult als opleider. De heer Van Egmond geeft aan dat hij tijdens de vorige vergadering niet kon instemmen in verband met de bovengenoemde punten. Met de huidige aanvullingen en uitleg zijn zijn zorgpunten niet meer aan de orde en kan hij instemmen met de notitie. De heer Hiddes geeft hierop aan ook te kunnen instemmen. De heer Janssen stelt aanvullend voor om eventueel onderscheid te maken tussen kleding van de ambulancechauffeur en ambulanceverpleegkundige. Het bestuur stemt in met het voorgestelde besluit.
8.
Planning Sectorrapport Het bestuur stemt in met de voorgestelde planning. Geen van de leden voorziet hierin problemen.
9.
GGB en RAV’s voorbereid 9.1 Stand van zaken GGB en RAV’s voorbereid Dit punt is ter informatie. De heer Honigh geeft hierbij aan dat de communicatieschema’s c2000z ijn aangepast aan de GGB-werkwijze en dat er behoefte bestaat aan mogelijkheden om te oefenen. Begin volgend jaar wordt de nieuwe werkwijze rond GGB geevalueerd. 9.2 Gewondenkaart Het bestuur stemt in met het voorgestelde besluit.
10. Studiereis 2016. Naar aanleiding van de vraag waarom gekozen is voor Denemarken wordt aangegeven dat we kunnen leren van de ontwikkelingen in ziekenhuizen, omdat aansluiting van prehospitaal op ziekenhuizen de Denemarken goed geregeld is. Ook op meldkamergebied zijn er ontwikkelingen waar we van kunnen leren. Het bestuur stemt in en de data worden gereserveerd. Omdat 2 leden (M. van Aken en R. Ton) op genoemde data niet kunnen, wordt gekeken of er nog een mogelijkheid is om in oktober te gaan. 11. Stand van zaken aansluitingen op LSDV. Dit punt is ter informatie. 12. CAO (toegevoegd agendapunt) De heer Benthem geeft een toelichting op de stand van zaken.
13. Rondvraag E-learning GGB (G. Jacobs) De e-learning GGB loopt niet helemaal goed. Er zijn wat obstakels op ICT-vlak. BMH (G. Jacobs) Volgend jaar treedt BMH in werking. De brancherichtlijnen moeten hierop aangepast worden omdat nu in alle documenten nog gesproken wordt over alleen een ambulanceverpleegkundige. Het bureau neemt dit mee. Indicatoren (M. Smeekes)
De heer Smeekes attendeert een ieder op het rapport “Spoed moet goed”. Voor de ontwikkelingen binnen de acute zorg een relevant rapport waar het gaat om aansluiting op de prehospitale acute zorg voor deze indicaties en waar het gaat om de effecten van sommige normen (mn de volumenormen). In de februari-vergadering komt dit onderwerp terug. Psychiatrie (H. Jansen) Spreker heeft samen met de heer Littoij gesproken met aantal grote actoren in de regio. Vanuit de psychiatrie wordt aangegeven dat men het jammer vindt dat de ambulanceverpleegkundigen weinig tot geen opleiding krijgen op het gebied van psychiatrie. De heer Simons geeft aan dat tijdens de thema-avond over psychiatrie een aantal agendapunten zijn genoemd. Dit punt komt terug in de februarivergadering.
Meldcode huiselijk geweld (H. Jansen) De heer Jansen heeft aan dat zijn organisatie iemand gaat opleiden om hiermee om te gaan. Er is namelijk sprake van een enorme toename van het aantal meldingen. Spreker pleit ervoor dit punt gezamenlijk te bespreken. Wellicht is dit een onderwerp voor een thema avond? Het bureau pakt dit op. Verkoop oude voertuigen (T. Hiddes) Spreker vraagt aandacht voor de verkoop van oude voertuigen. Er zijn afspraken gemaakt voertuigen te ontstripen voordat deze verkocht worden. Dit blijkt niet bij alle RAV’s bekend te zijn. Spreker stelt voor een notitie te schrijven over hoe we omgaan met onze voertuigen en het gebruik daarvan. Het bureau pakt dit op. Schade als gevolg van terrorisme (J. Pierik) Schadeverzekeraars sluiten schade als gevolg van terrorisme uit. Graag aandacht hiervoor. Het bureau pakt dit punt op. Ambulance-onderscheiding Aan de orde is of AZN de uitreiking van een ambulance-onderscheiding nog onderschrijft. Na overleg wordt besloten dat dit niet het geval is. Het AZN bureau zal de V&VN hierover informeren. NVMMA De heer Simons en mevrouw Hoogeveen hebben gesproken met de NVMMA over de inrichting medisch management op landelijk niveau. In de vergadering werd aan de orde gesteld dat er grote verschillen zijn binnen de RAV’s mbt beschikbare budget MMA. Dit is zeker een aandachtspunt in de kwaliteitsverbetering. De heer Van Egmond zou graag inzicht willen in de functiebeschrijvingen van de medisch managers binnen alle RAV’s. 14. Sluiting. De voorzitter sluit de vergadering.
Besluitenlijst bestuursvergadering 9 december 2015
Voorgesteld besluit
Genomen besluit
Toekomstige inrichting
De ledenvergadering stemt in met voorgesteld
inhoudelijk behandelen en voorlopig vaststellen van de
besluit.
bijgevoegde brief
voorzitter en bureau mandateren om wanneer het juiste moment daar is, een en ander af te handelen conform de inhoudelijke afspraken
Strategie, bekostiging, financiering
De ledenvergadering stemt in met de brief
Ontwikkeling ZorgApp
De ledenvergadering stemt niet in met het voorgestelde besluit
Deskundigheidsgebied en eindtermen
De ledenvergadering stemt in met voorgesteld
opleiding tot ambulancechauffeur
besluit
(CZO De ledenvergadering stemt in met voorgesteld Planning MI
besluit
Gewondenkaart
Het bestuur stemt in met de adviezen van de expertgroep met betrekking tot de gewondenkaart
Studiereis 2016
De ledenvergadering stemt in met de voorgestelde opzet voor de studiereis en de datum. Er wordt nog onderzoek gedaan naar een eventuele alternatieve datum
Voorlegger bij
:
Agendapunt 5
Vergadering
:
Ledenvergadering Ambulancezorg Nederland
Datum
:
17 februari 2016
Onderwerp
:
Stand van zaken RAV’s voorbereid/GGB
Reeds genomen besluiten
:
20-11-2013:visie verantwoorde opgeschaalde zorg en projectvoorstel RAV’s voorbereid vastgesteld 26-03-2014: uitgangspunten opschalingsplan vastgesteld 18-06-2014: model opschalingplan vastgesteld en voorstel uitwerking implementatieplan goedgekeurd 01-10-2014: implementatieplan opschalingsplan vastgesteld 17-12-2014: besloten tot nadere afstemming en uitwerking OTO-plan ter voorbereiding op besluitvorming in maart 2015. 11-02-2015: integraal crisisplan ambulancezorg vastgesteld 25-03-2015: OTO ambulancezorg bij rampen en crises
Behandeld door
:
Bijlage(n)
:
Gijs Roest/Margreet Hoogeveen -
In deze voortgangsrapportage informeren wij u over de voortgang van implementatie en andere zaken rondom GGB en het project RAV’s voorbereid. 1.
Stand van zaken regionale implementatie RAV’s voorbereid
1.1.
GGB
Voor zover bekend hebben 5 RAV’s GGB nog niet volledig geïmplementeerd. In dit verband betreft het de onderdelen:
implementatie van de alarmeringscodes op de MKA;
implementatie van een alarmeringsregeling voor de Noodhulp van het NRK;
implementatie van een opschalingsregeling voor MKA centralisten;
implementatie van het tijdelijk (en na 1 april het nieuw) verbindingsschema C2000;
implementatie van een regeling voor alarmering en opkomst roostervrij personeel;
implementatie van een regeling voor het inzetten van roostervrij personeel op vrijstaande ambulances en calamiteitenvoertuigen;
implementatie van een coördinatiestructuur op de plaats van het incident met taakverantwoordelijken voor triage, treatment, transport en secundaire triage, onder aansturing van een OvD-G .
Van belang is dat de RAV’s, die op onderdelen nog niet hebben kunnen implementeren, daarover afstemmen met hun buurregio’s. De stuurgroep GGB heeft op 6 januari de Leidraad Grootschalige Geneeskundige Bijstand vastgesteld. Deze is verspreid onder de RAV’s . 1.2.
Planvorming en opschaling interne crisisstructuur
Veel regio’s werken nog aan het integraal crisisplan RAV. Het merendeel gebruikt daarvoor de Crisisplan app als basis. Van belang is dan dat:
landelijke uitwerkingen worden gecheckt en zo nodig worden vervangen door regionale;
in afstemming met de GHOR (samenvattingen van) regionale operationele plannen worden toegevoegd;
deelplannen op het terrein van continuïteitszorg, personeelszorg, PR en BHV worden toegevoegd.
Daarnaast zijn een opschalingsregeling voor de interne crisisorganisatie en een gewondenspreidingsplan nodig. Hiervoor circuleren voorbeelden. 1.3.
Kennisgroep opgeschaalde ambulancezorg
Voor borging en doorontwikkeling van de resultaten heeft AZN een Kennisgroep opgeschaalde ambulancezorg ingesteld. De kennisgroep heeft als doelstellingen:
het ontwikkelen/ uitwisselen kennis, ervaring en documenten;
het bewaken en bevorderen van uniformiteit;
het uitwerken van beleidsvoorstellen;
het adviseren van de ALV en andere kennisgroepen;
het actueel houden van het model integraal crisisplan.
Het eerste overleg van de kennisgroep heeft plaatsgevonden op 2 december 2015. Speerpunten voor 2016 zijn de implementatie van de Crisisplan app en OTO (beleid) voor 2017 en verder. 2. Stand van zaken online cursus opgeschaalde ambulancezorg De onlinecursus opgeschaalde ambulancezorg is op 16 november 2015. uitgerold. Op 5 RAV’s na (waarvan één binnenkort zal starten) hebben alle RAV’s gebruik gemaakt van de onlinecursus. In algemene zin hebben ROC’s en deelnemers de onlinecursus goed ontvangen. Als positief wordt beoordeeld:
de gebruiksvriendelijkheid van de leeromgeving;
de inhoud en vormgeving van de lesstof;
de kwaliteit van de beelden en de duidelijkheid van animaties;
de helpdesk en snelheid van oplossen van problemen.
Er zijn enkele terechte inhoudelijke kritiekpunten. Deze worden verzameld en in maart 2016 ter lering inzichtelijk gemaakt aan alle deelnemers. Enkele klachten over de techniek zijn opgelost. Er loopt een actie van de ontwikkelaar (MCW) en het Witte Kruis om een SCORM-compliant versie te maken (waarmee de onlinecursus vanaf ieder e-learning platform kan worden aangeboden). De helpdesk van MCW blijft de komende tijd nog beschikbaar. 3. C2000 verbindingsschema’s De werkgroep verbindingsschema’s bereidt in afstemming met een vertegenwoordiging uit de Kennisgroep een test voor van het C2000 verbindingsschema (versie 1 april 2016) op een nader te bepalen datum. Hierbij wordt zowel de techniek als de menselijke factor getest. 4.
Verdere implementatie en aanscherpingen GGB
De stuurgroep GGB heeft op 6 januari een voorstel voor verder implementatie en aanscherpingen GGB in 2016 vastgesteld. Hieronder vallen als acties voor AZN:
registratie van triage en behandelgegevens op plaats incident;
organiseren van de herkenbaarheid van taakverantwoordelijken;
een verkenning naar de mogelijkheid en haalbaarheid voor flexibele alarmering noodhulp.
AZN, GGD GHOR NL en het IFV/ AGOZ werken in afstemming met het OTO Platform van het LNAZ in 2016 een voorstel uit voor een grootschalige GGB test in 2017. Voorgesteld besluit Kennis te nemen van de stand van zaken en ontwikkelingen Bijlagen -
Voorlegger bij
:
Agendapunt 6
Vergadering
:
Ledenvergadering Ambulancezorg Nederland
Datum
:
17 februari 2016
Onderwerp
:
(acute) psychiatrie ambulancezorg; stand van zaken
Reeds genomen besluiten
:
Kwaliteitskader (acute) psychiatrie ambulancezorg; november 2015
Behandeld door
:
Bijlage(n)
:
Wim ten Wolde 1. Actiepunten verbetering Ambulancezorg psychiatrie
In november 2015 is het Kwaliteitskader ‘(acute) psychiatrie ambulancezorg’ vastgesteld. Tijdens de themabijeenkomst voorafgaand aan de bestuursvergadering is met GGZ NL en Politie afgesproken de implementatieaspecten van het Kwaliteitskader gezamenlijk uit te werken. In bijlage treft u de uitwerking aan. Ter vergadering wordt een toelichting/stand van zaken gegeven op de lopende ontwikkelingen:
binnen de ambulancesector (inventarisatie regionale initiatieven)
afstemming met het ‘Netwerk Acute GGZ’ van VWS (keten afstemming)
afstemming met het landelijke aanjaagteam “Verwarde personen’;
ontwikkeling van de generieke module psychiatrie (beschrijving van de inhoud van zorg in de keten van de acute psychiatrie en de organisatie die bij de inhoud past); module wordt ontwikkeld in opdracht van V&VN en GGZ NL en wordt ondersteund door bureau SiRM; AZN/V&VN zijn vertegenwoordigd in de ontwikkelgroepen en stuurgroep.
ontwikkeling generieke module voor diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag: Trimbos instituut in opdracht van het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ; AZN is vertegenwoordigd in de adviesgroep.
Voorgesteld besluit Kennis te nemen van bovenstaande ontwikkelingen Bijlage(n) bij voorgesteld besluit 1. Actiepunten verbetering Ambulancezorg psychiatrie
Actiepunten Verbetering Ambulancezorg psychiatrie Inleiding: In november hebben de bestuursleden van AZN, de voorzitter van GGZ Nederland Jacobine Geel en Pieter Jaap Aalbersberg, portefeuillehouder van verwarde personen van de Nationale Politie, overleg gevoerd over de invoering van het kwaliteitskader van ambulancezorg (acute) psychiatrie. AZN heeft naar aanleiding hiervan een concept actieplan opgesteld om met de implementatie hiervan aan de slag te gaan. GGZNL en de NP geven hierbij nog een aantal aanvullingen op, waar zij graag samen met AZN aan willen werken in 2016. Actiepunt 1: Opstellen landelijke en regionale agenda De direct betrokken landelijke organisaties (AZN, GGZ NL, NHG, Nationale Politie, LPGGz,) stellen gezamenlijk een ‘samenwerkingsagenda 2016 en verder’ op. In deze agenda staan o.m. onderstaande onderwerpen: 1. Verbetering telefonische triage in de meldkamer: de 112 meldingen voor verwarde personen die bij de meldkamer binnen komen gaan vaak rechtstreeks naar de politie, terwijl vaak inzet professionele geestelijke gezondheidszorg nodig is naast of in plaats van de politie.. Deze meldingen moeten direct doorgezet worden naar de Meldkamer Ambulancezorg (MKA) voor zorgtriage. De verpleegkundig centralist van de MKA dient over de vereiste deskundigheid te beschikken om mensen met psychiatrische problematiek of verward gedrag goed te triëren waardoor ambulancezorg en ggz eerder ingeroepen worden in plaats van de politie. De gezamenlijke organisaties stellen hiervoor aanbevelingen op die regionaal uitgewerkt kunnen worden. 2. Eenduidige definiëring voor alle ketenpartners van het begrip “medisch, verpleegkundige indicatie“ bij zowel spoed- en niet spoedeisende zorg. Dit kan door middel van een factsheet en met behulp van uitgewerkte casussen. Tevens wordt dan in kaart gebracht wanneer het vervoer valt onder de TWAZ1 en wanneer de ggz organisatie verantwoordelijk is. 3. Monitoren en ondersteunen van regionale initiatieven o.a. differentiatie van vervoer(psycholance, GGZ als onderaannemer voor besteld-vervoer, etc.) 4. ‘Good practices’ identificeren en beschikbaar stellen; zowel rond vervoer van verwarde personen als van mensen met acute psychiatrische problematiek. 5. Monitoren en inventariseren van knelpunten in de uitvoering van het kwaliteitskader 6. Monitoren van de verbetering van de kwaliteit van de ambulancezorg wat betreft het normaliseren van de situatie, de-escaleren en herstelgerichte en persoonlijke bejegening. 7. Totaal overzicht maken van de beschikbaarheid van passend vervoer (regionaal en boven-regionaal) van mensen met psychiatrische problematiek en van mensen met verward gedrag i acute en niet-acute situaties, waarbij de verantwoordelijke organisaties en de financiering beschreven wordt. Eventuele lacunes of knelpunten in het vervoer worden geconstateerd en onder de aandacht gebracht van het Landelijk Aanjaagteam. Dit overzicht wordt opgesteld in samenwerking met de partners van het Netwerk Acute GGZ en met het Landelijk aanjaagteam. 8. Opvang-/beoordeling locaties: Bij de RAV bestuurders is onduidelijkheid over waar een patiënt in een acute situatie naar toe gebracht moet worden. In het land is nu een ontwikkeling gaande waarbij er meer opvanglocaties in de regio ontstaan, maar sommige randvoorwaarden zijn hiervoor nog niet goed geregeld. Bedoeling is dat er een overzicht gemaakt wordt van de reeds aanwezige beoordelingslocaties in de regio. Daarnaast worden noodzakelijke randvoorwaarden en mogelijke oplossingen aan de orde gebracht bij het Landelijke Aanjaagteam en het Netwerk Acute ggz.
1
Tijdelijke Wet Ambulancezorg
1
Actiepunt 2: Psychiatrische zorg is ketenzorg Kenmerk vanacute psychiatrische zorg is dat er altijd sprake is van ketenzorg. Op basis van het landelijke kwaliteitskader ‘(acute) psychiatrie ambulancezorg’ worden er op landelijk en regionaal niveau - voor de spoed- en niet spoedeisende zorg – in 2016 afspraken gemaakt tussen de ketenpartners. Actie: 1. Landelijk: AZN, GGZ NL, NHG, Nationale Politie, LPGGz; Een handreiking opstellen(bouwstenen aanbieden) te behoeve van een regionaal convenant.(mede op basis van de evaluatie van het convenant GGZNL-Politie 2012). 2. Regionaal: RAV’s, crisisdiensten GGZ, huisartsen, Politie en andere direct betrokkenen: stimuleren en ondersteunen ontwikkeling van regionale convenanten GGZ, Politie, gemeenten, huisartsen en ambulancezorg. Hierbij komen de onderwerpen opvanglocaties, medische indicatie, kwaliteit van ambulancezorg specifiek voor mensen met psychiatrische problematiek, verschillende vervoer situaties en onderaannemer schap aan de orde. Actiepunt 3: Verbeteren (bij- en na)scholing meldkamerverpleegkundigen en ambulancemedewerkers Voor de triagisten op de meldkamer wordt bekeken op welke manier de deskundigheid over psychiatrische problematiek ten behoeve van de triage vergroot kan worden. Voor de ambulancemedewerkers is bij- en na scholing vereist betreft het normaliseren en deescaleren van een persoon in een psychiatrische crisis situatie. Tevens komen de aspecten van persoonlijke en herstelgerichte bejegening bij mensen met verschillende psychiatrische symptomen aan bod. Actie: 1. Landelijk: AZN beoordeelt de huidige opleidingen voor ambulanceprofessionals en doet aanbevelingen ter verbetering; GGZ NL, Nationale Politie en LPGGz denken hier graag in mee. 2. Regionaal: RAV’s en regionale ketenpartners maken in 2016 een meerjarig regionaal bijscholingsprogramma.
2
Voorlegger bij
:
Agendapunt 7
Vergadering
:
Ledenvergadering Ambulancezorg Nederland
Datum
:
17 februari 2016
Onderwerp
:
Stand van zaken en planning Indicatoren Ambulancezorg
Reeds genomen besluiten
:
01-10-2014: indicatorenset ambulancezorg vastgesteld. 11-02-2015: implementatieplan indicatoren
Behandeld door
:
Bijlage(n)
:
Margreet Hoogeveen -
Inleiding In oktober 2014 heeft het bestuur van Ambulancezorg Nederland de indicatorenset ambulancezorg vastgesteld. In februari 2015 is een implementatieplan vastgesteld. Beoogde doel is om in 2017 over een volledig jaar (2016) de indicatoren op eenduidige, betrouwbare wijze te kunnen meten. Hieronder informeren wij u over de stand van zaken en de activiteiten voor dit jaar. Regionale contactpersonen Om de informatie tussen AZN en de RAVs over het indicatorentraject goed te kunnen geleiden, is per RAV een regionaal contactpersoon aangewezen. Landelijke veldtest Onderdeel van de implementatie is een landelijke veldtest. Het doel van de landelijke veldtest is: •
Inzicht te krijgen in de mate waarin RAV in staat zijn om de indicatoren te berekenen.
•
Inzicht krijgen in de wijze waarop deze berekeningen tot stand komen
In het najaar van 2015 is de eerste landelijke veldtest uitgevoerd, over de periode januari 2015 tot juli 2015. Het RIVM is als externe deskundige bij de landelijke veldtest betrokken. 12 RAVs hebben gegevens aangeleverd voor de veldtest. De overige RAVs waren nog niet in staat de gegevens aan te leveren. In een gezamenlijke bijeenkomst, op 14 december 2015, zijn de uitkomsten van de veldtest besproken. Algemene conclusie is dat het eenduidig berekenen van de meeste indicatoren nog een hele opgave is. Een goede registratie aan de bron (ritformulieren), goede eenduidige afspraken over definities, en aanscherping van in- en exclusiecriteria blijken nodig. Dit zijn belangrijke aandachtspunten voor de komende tijd. Per indicator zijn hiervoor voorstellen gedaan. Deze zijn gedeeld met alle RAV’s. Een aantal voorgestelde wijzigingen zijn voorgelegd aan de bestuurscommissie kwaliteit. De commissie besluit hierover in de vergadering op 17februari. Vervolgstappen/activiteiten 2016
De aangepaste factsheets worden na 17 februari gedeeld met de RAVs met het verzoek deze te implementeren binnen de eigen organisatie.
Tweede veldtest: Over de 1e periode van 2016 wordt opnieuw een veldtest uitgevoerd. Het is van groot belang dat er nog een meting komt waaraan alle RAVs deelnemen. Alleen dan krijgen we als sector een volledig beeld van de waarin de RAVs in staat zijn om te registreren en wat de uitkomsten daarvan zijn.
De uiteindelijke 1e landelijke meting over heel 2016 zal plaatsvinden in 2017.
Planning 2016 Wat 2e
Wanneer
veldtest indicatoren ambulancezorg
Deadline aanleveren gegevens
2e
veldtest
Bijeenkomst bespreken uitkomsten veldtest
1 januari 2016 t/m 31 mei 2016 Maandag 20 juni 2016 Donderdag 30 juni 2016 09.30 – 14.00 uur Kontakt der Kontinenten, Soesterberg
Voorgesteld besluit Kennis te nemen van de stand van zaken en activiteiten 2016 Bijlage(n) bij voorgesteld besluit -
Voorlegger bij
:
Agendapunt 8
Vergadering
:
Ledenvergadering Ambulancezorg Nederland
Datum
:
17 februari 2016
Onderwerp
:
Ambulancezorg binnen jaarplannen IGZ en Inspectie SZW
Behandeld door
:
Margreet Hoogeveen, Jolanda Rigterink
Bijlagen
:
1. Jaarplan IGZ 2016, hfdst. 5.1, pag. 37-39 2. Jaarplan Inspectie SZW 2016, hfdst. 4.1.2, pag. 32
Inleiding Zowel de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) als de Inspectie SZW hebben in hun jaarplan 2016 aangekondigd onderzoek te doen binnen de ambulancezorg. Inspectie voor de Gezondheidszorg De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) beschrijft in haar werkplan 2016 een aantal aandachtsgebieden die de ambulancezorg raken. Zo meldt IGZ dat zij in 2016 specifieke aandacht heeft voor de acute zorgketen, voor MICU-vervoer, (begeleid) ambulancevervoer en voor de inzet van niet- (of onvoldoende) professionele zorgverleners. Ook de extramuralisering van de GGZ-zorg zal de aandacht hebben van IGZ. In bijlage treft u ter informatie hoofdstuk 5. Curatieve zorg. Het volledige plan is te vinden op www.igz.nl. Inspectie SZW De Inspectie SZW heeft in haar jaarplan 2016 opgenomen dat zij bij de ambulancediensten op fysieke belasting en psychosociale arbeidsbelasting zullen gaan inspecteren. In hoeverre er daadwerkelijk geïnspecteerd gaat worden is op dit moment niet bekend. In september 2015 hebben Marloes Walma en Jolanda Rigterink van AZN een gesprek gehad met de Inspectie SZW over fysieke belasting binnen de ambulancezorg. Dit gesprek was op initiatief van de Inspectie. Binnen de ambulancezorg zijn instrumenten ontwikkeld om de fysieke belasting te verminderen. Tevens is er de praktijkrichtlijn Fysieke belasting ambulancezorg. Deze richtlijn is gebaseerd op de NIOSH-methode. Met deze methode wordt berekend hoeveel kilo in een bepaalde situatie mag worden getild zonder dat een medewerker gezondheidsrisico’s loopt. De NIOSH-norm gaat uit van een maximumtilgewicht van 23 kg in de meest optimale tilsituatie. Bij ongunstige omstandigheden, zoals hoogteverschillen overbruggen, of draaien tijdens het tillen, daalt het maximale tilgewicht. Deze norm geldt als stand der wetenschap en wordt door de Gezondheidsraad als goede standaard gezien voor het handmatig verplaatsen van lasten in arbeidssituaties. Meer informatie over dit arbeidsrisico is opgenomen in de Arbocatalogus Ambulancezorg. De Inspectie ziet met de komst van elektrische brandcardsystemen mogelijkheden om de fysieke belastbaarheid te verminderen en wil graag zien dat de ambulancesector hier aandacht voor heeft en tracht om dit te verbeteren. In het najaar van 2015 is op verzoek van de Inspectie en in opdracht van AZN een onderzoek gestart naar vier relatief nieuwe – elektrische - brancardsystemen. Het onderzoek bevindt zich in de afrondende fase en wordt uitgevoerd door LOCOmotion.
Onderzoek naar brancardsystemen Een aantal RAV’s werkt of experimenteert momenteel met elektrische brancards en er is nader onderzoek nodig om na te gaan of de fysieke belastbaarheid daadwerkelijk verminderd wordt met deze brandcardsystemen. Naast ergonomische aspecten worden ook andere elementen en effecten meegenomen in dit onderzoek. Onderstaande relatief nieuwe brancardsystemen zijn meegenomen in het onderzoek: •
Ferno IN/X
•
Kartsana PowerBrava
•
Stryker Power-Load
•
Reqcare Move-in
Opzet onderzoek Via het ledenbericht van AZN in september en december 2015 bent u op de hoogte gebracht van de onderzoeksopzet en de voortgang van het onderzoek. Het onderzoek bestaat uit vier onderdelen: 1. Het vaststellen van de onderzoeksparameters; 2. Inventarisatie van ervaringen van de RAV’s; 3. Testdag; 4. Literatuurstudie. Alle onderdelen zijn inmiddels afgerond. De onderzoeker is momenteel bezig om het onderzoeksrapport op te stellen. Voorlopige conclusies Op basis van de onderzoeksresultaten en vooruitlopend op de publicatie van dit onderzoeksrapport, zijn de volgende conclusies te geven: -
De fysieke belasting van het ambulancepersoneel kan door de inzet van elektrische brancardsystemen voor een aantal bronnen (voor fysieke overbelasting) naar een veilig niveau terug gebracht worden. Het gaat dan om de bronnen ‘het in het voertuig rijden van de brancard’, ‘het uit het voertuig rijden van de brancard’ en ‘het in hoogte verstellen van de brancard’. Bij de traditionele niet-elektrische brancardsystemen werden de Praktijkrichtlijnen Fysieke Belasting - zoals vastgesteld door de sector - systematisch overschreden. Bij gebruik van de elektrische brancardsystemen is dat voor deze bronnen niet meer het geval.
-
De bron ‘het manoeuvreren van de brancard’ is bij gebruik van de elektrische brancardsystemen bij een harde ondergrond terug te brengen naar een veilig niveau. Dat is overigens niet anders bij de traditionele niet-elektrische brancardsystemen. Daarnaast is ‘het tillen van de brancard’, bijvoorbeeld over een drempel, als bron van fysieke overbelasting nog niet terug te brengen naar een veilig niveau door het inzetten van elektrische brancardsystemen.
-
Verschillen tussen de brancards zijn er verder op onderdelen als de complexiteit van de bediening, het makkelijk in bok- en zwenkstand kunnen zetten van de wielen en het gewicht van de brancard.
-
De Recqare Move-in is een deeloplossing en moet derhalve gezien worden als een (kosten)efficiënte korte termijn overbrugging naar een lange termijn oplossing.
Vervolg De verwachting is dat het onderzoeksrapport in maart 2016 wordt opgeleverd. Het onderzoeksrapport zullen wij via het ledenbericht met u delen. Tevens worden uitkomsten gedeeld met de Inspectie SZW.
De Inspectie SZW kan op basis van de uitkomsten wellicht wel nadere eisen
gaan stellen. Verder zullen wij u informeren indien er meer duidelijkheid is over de door Inspectie SZW aangekondigde inspectieronde binnen de ambulancezorg.
Voorgesteld besluit De uitkomsten van het onderzoek naar brancardsystemen kan de RAV gebruiken bij de aanschaf van brancardsystemen. Er zal door de ambulancesector geen landelijk beleid worden ontwikkeld voor de aanschaf van (elektrische) brancardsystemen. Bijlagen bij voorgesteld besluit 1. IGZ werkplan 2016, hoofdstuk 5. Curatieve gezondheidszorg, geneesmiddelen en medische technologie. IGZ, januari 2016. 2. Inspectie SZW jaarplan 2016, hoofdstuk 4.1.2. Inspectie SZW, januari 2016.
5
Curatieve gezondheidszorg, geneesmiddelen en medische technologie
Het toezicht in het domein curatieve gezondheidszorg, geneesmiddelen en medische technologie beslaat de sectoren eerstelijnszorg, medisch specialistische zorg, farmaceutische bedrijven, producten en mondzorg, en medische technologie.
5.1
Eerstelijnszorg
5.1.1
Overzicht van de sector
Waaronder: – Huisartsenzorg – Eerstelijns farmaceutische zorg – Verloskundige zorg – Acute eerstelijnszorg – Paramedische zorg – Alternatieve zorg, waaronder zowel zorginstellingen als individuele beroeps beoefenaren
Belangrijke ontwikkelingen en risico’s Het zorgveld is continu in beweging, zo ook de eerstelijnszorg. Daarmee zijn ook de mogelijke patiëntrisico’s voor de veiligheid en kwaliteit van de zorg aan verandering onderhevig. Een deel van de regie- en zorgtaken verschuift naar de huisarts en de wijkverpleegkundige, die in hun onderscheiden rollen een spil zijn in de eerstelijnszorg. Daarnaast ontstaan er samenwerkingsverbanden en tussenvormen van zorg (ook wel anderhalvelijnszorg genoemd). Al deze ontwikkelingen hebben in verband met mogelijke patiëntrisico’s de aandacht van de IGZ in 2016. Voor 2016 ziet de IGZ dat de zorg nog meer over de landgrenzen heen gaat. Ook voorziet ze dat de aanpassingen in wet- en regelgeving met name in de eerstelijnszorg en alternatieve zorg consequenties gaan hebben. Daarnaast ziet de IGZ de consequenties van de trage introductie van het Landelijk Schakelpunt voor de overdracht van medische gegevens. Binnen de acute eerstelijnszorg – huisartsenposten en ambulancezorg – zijn er vraagstukken rond krimpregio’s. Ook veranderingen in het zorglandschap door fusies en faillissementen hebben effect op de inrichting van deze zorg. Hierbinnen heeft de IGZ
Werkplan 2016
37
specifiek aandacht voor de acute zorgketen, voor MICU[11]-vervoer en (begeleid) ambulancevervoer en voor de inzet van niet- (of onvoldoende) professionele zorgverleners. Ook de extramuralisering van de GGZ-zorg heeft de aandacht van de IGZ aangezien dit gevolgen heeft voor onder andere de acute eerstelijnszorg en de huisartsenzorg. De IGZ neemt in deze sector wel een beweging waar naar het meer in samenhang organiseren van zorg. Zo ontstaat er meer netwerkzorg en zorgaanbieders in een solopraktijk sluiten zich aan bij zorggroepen. Hierdoor groeien praktijken in omvang en zijn ze beter gestructureerd. Collega-zorgaanbieders zijn mede daardoor beter in staat om verminderd functioneren te signaleren en tijdig bij te sturen. Dat heeft consequenties voor het toezicht. 5.1.2
Vertaling naar toezicht
Toezichtstrategie De eerstelijns zorgsector kent een brede spreiding qua zorgaanbieders. Er is zowel sprake van grote netwerken, van ketens en grotere instellingen als van solistisch werkende personen. Binnen de eerstelijnszorg richten het toezicht van de IGZ zich op drie deelsectoren: acute zorg, eerstelijns farmaceutische zorg en eerstelijnszorg. In de loop der jaren ging het bij het toezicht op de eerstelijnszorg steeds meer om het onderzoeken van meldingen. Met name de toename van meldingen op het gebied van disfunctionerende beroepsbeoefenaren zorgde ervoor dat de IGZ niet de slag kon maken tot het opzetten van het risicotoezicht in deze sector. De IGZ zal in 2016 in deze sector de omslag maken van incidententoezicht naar risicotoezicht. De deelsectoren verschillen in de mate waarin ze hierin ontwikkeld zijn, waar de IGZ zo goed mogelijk (in stimulerende én in handhavende zin) bij aansluit. De IGZ maakt hiervoor een inventarisatie van bestaande indicatoren per deelsector die als basis kunnen dienen voor een inschatting van patiëntrisico’s. Die risico-inschatting bepaalt mede bij wie de IGZ op bezoek gaat. Ook van de mogelijkheid die IGZ hiermee creëert voor zorgaanbieders om zich te spiegelen aan collega-zorgaanbieders, zal een kwaliteitslag uitgaan. In alle vormen van toezicht op de deelsectoren in de eerstelijnszorg streeft de IGZ naar samenwerking met koepels en patiënten(verenigingen) en bespreekt ze de ontwikkelingen. Doel daarvan is om – waar mogelijk – te komen tot vermindering van regeldruk voor zorgaanbieders en tot de meest effectieve wijze van inrichting van het toezicht. De IGZ zal passend en effectief optreden en met het haar ter beschikking staande toezichtinstrumentarium ervoor zorgen dat de vereiste verbeteringen in de zorg tot stand komen. De IGZ kijkt hierbij mede naar het lerend vermogen van organisaties en professionals. Specifieke aandacht van de IGZ in 2016 gaat – naast de algemene voorwaarden voor goede zorg – in deze sector uit naar meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, medicatiebeoordelingen, cosmetische zorg – onder andere de gezamenlijke inventarisatie met NVWA [11] MICU: Mobiele Intensive Care Unit
38
Inspectie voor de Gezondheidszorg
bij schoonheidssalons – en solistisch werkende disfunctionerende beroepsbeoefenaren. Incidententoezicht De IGZ verwacht in 2016 ca. 1.100 meldingen over de eerstelijnszorg te behandelen. Dit is exclusief de verwachte toename aan meldingen door de inwerkingtreding van de Wkkgz. Gezien dit grote aantal meldingen is de IGZ genoodzaakt om tot een andere werkwijze te komen binnen het incidententoezicht op deze sector. Zo wil ze dáár onderzoek doen waar dit de kwaliteit van zorg substantieel kan verbeteren, dan wel ingrijpen waar risico’s voor de patiënt echt moeten worden weggenomen. Indien mogelijk doet de IGZ het werk van taakvolwassen zorgaanbieders in hun beoordeling en bijsturing op kwaliteit niet over. Dat vraagt afstemming met veldpartijen en VWS. Mochten er uit het incidententoezicht trends waarneembaar zijn die verband houden met ontwikkelingen in de zorgsector dan gaat de IGZ hierover het gesprek aan met de betrokken koepels en branches. Risicotoezicht Binnen de drie deelsectoren – acute zorg, eerstelijns farmaceutische zorg en eerstelijnszorg – lopen de ontwikkelingen voor wat betreft risicotoezicht uiteen. In 2016 besteedt de IGZ in haar toezicht op de eerstelijnszorg extra aandacht aan het initiëren (acute zorg en eerstelijnszorg) en verder implementeren (apotheekzorg) van risicotoezicht. Het toezicht op de eerstelijns farmaceutische zorg vindt al plaats door de uitvraag van risicoindicatoren. De IGZ selecteert de te bezoeken apotheken op basis van de uitkomsten hiervan. Handhaving Waar de veiligheid en kwaliteit van de zorg onder de maat is, treedt de inspectie handhavend op. De inzet voor handhaving hangt af van de geconstateerde overtredingen. Door de verdere ontwikkeling naar risicotoezicht wordt eerder duidelijk waar de patiëntrisico’s zitten en waar de IGZ moet ingrijpen. De inzet van handhaving neemt om die reden waarschijnlijk in de komende twee jaar toe. Het opleggen van maatregelen moet wel proportioneel, doelgericht en effectief zijn en gericht op beperking van het patiëntrisico. – – –
Beoogde resultaten eind 2016 De IGZ start in 2016 binnen haar toezicht op de eerstelijns acute zorg met het gebruik van een instrument voor het invullen van risicotoezicht, met als doel de focus te leggen op zorgaanbieders die niet ‘in control’ zijn. Voor het toezicht op de eerstelijns farmaceutische zorg ligt er een algemeen handhavings- en interventieplan. In overleg met veldpartijen wordt vervolgens het toezicht op medicatieveiligheid verder ontwikkeld en uitgerold over deze deelsector. Doel hiervan is binnen een aantal jaren een systematische aanpak van medicatiebeoordeling voor kwetsbare patiëntgroepen in te voeren en te borgen. In de eerstelijnszorg is de huidige lijn gehandhaafd en is een nieuw toezichtinstrument ontwikkeld waarmee risico’s bij huisartsen en huisartspraktijken sneller te identificeren zijn. De IGZ heeft dit instrument besproken met de koepels en gevalideerd in de praktijk. Werkplan 2016
39
heeft invloed op de meer ambulante zorg. De noodzakelijke aandacht voor deze ontwikkelingen krijgt vorm in de uitwerking van het nieuwe programma Zorg en Welzijn. Risico’s Deze sector kent vooral de risico’s van fysieke (over)belasting, te grote psychosociale arbeidsbelasting, blootstelling aan biologische agentia, en een onvoldoende naleving van wettelijke arbozorgbepalingen. 2016 De Inspectie SZW voert samen met de Inspectie Gezondheidszorg (IGZ) inspecties uit. Deze combineert zij met communicatieactiviteiten in ouderenzorginstellingen, in het kader van de kwaliteitsverbetering ouderenzorg. Binnen deze activiteiten is de doorwerking van meer flexibele arbeidscontracten een aandachtspunt. De Inspectie heeft afspraken gemaakt met IGZ, Inspectie Jeugdzorg en Jeugdhulp over het uitwisselen van informatie over te inspecteren instellingen en locaties. Mogelijk is dit de eerste stap in een verdere samenwerking. In de hele sector worden herinspecties uitgevoerd. Met ambulancediensten maakt de Inspectie concrete afspraken over het gebruik van brancards, en op welke termijn bepaalde typen brancards niet meer gebruikt mogen worden. Tevens inspecteert de Inspectie bij de ambulancediensten op fysieke belasting en psychosociale arbeidsbelasting. Tot slot communiceert en overlegt de Inspectie gericht met ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen over toepassing van veilige naaldsystemen.
4.1.3 Sectorgerichte programma’s werk en inkomen Onderstaande (meestal meerjarige) programma’s worden op het moment dat dit jaarplan verschijnt op hoofdlijnen afgerond. Dit kan betekenen dat onderwerpen en fasering nog aangepast worden.
Flexibilisering Arbeidsmarkt De Inspectie signaleert in haar meerjarenprogramma dat de arbeidsmarkt fundamenteel aan het veranderen is, omdat arbeid fragmenteert. Er is steeds vaker behoefte aan een stukje arbeid op een bepaald moment. Een gevolg daarvan is dat een derde van de werknemers geen vaste arbeidsovereenkomst meer heeft. In Nederland zijn flexibele werknemers een van de snelst groeiende groepen op de arbeidsmarkt. De positie van deze groep is kwetsbaar op het terrein van veilig en gezondheid werken en bestaanszekerheid. Het inspectieprogramma Flexibilisering Arbeidsmarkt draagt bij aan een goed functionerende arbeidsmarkt. Hiervoor schept de Inspectie inzicht in de uitvoering en werking van de regulerende taken van de organisaties in het SZW-domein. Het gaat hierbij om taken die rechtstreeks ingrijpen op het functioneren van de arbeidsmarkt. In het geval van UWV gaat het dan onder meer om de afgifte van tewerkstellingsvergunningen voor buitenlandse studenten en voor kennismigranten die tot drie maanden in Nederland verblijven 3. Bij gemeenten gaat het vooral om de regie op het regionale arbeidsmarktbeleid en om de toepassing van re-integratie-instrumenten. Een meer specifiek onderwerp is het stimuleren van zzp-schap onder mensen met een uitkering door UWV en gemeenten. Dat kan een goede manier zijn om participatie en economische zelfstandigheid te stimuleren, maar er is een aantal mogelijke neveneffecten: de toename van schijnzelfstandigheid, onderbetaling en oneigenlijke concurrentie. Het programma richt zich daarom op flexibilisering en verdringing waar deze processen verstorend dreigen te werken op de arbeidsmarkt. Het programma heeft raakvlakken met het inspectieprogramma Fraude en misbruik van regelingen en voorzieningen. Bijvoorbeeld waar het gaat om instrumenten die toelating van arbeidsmigranten tot de arbeidsmarkt reguleren, en het eventuele misbruik daarvan door werkgevers. Maar ook waar het gaat om goede handhaving door uitvoerders op uitstroomgedrag, en de invloed daarvan op kansen op werk voor re-integrerende uitkeringsgerechtigden. In de uitwerking van beide programma’s is de Inspectie 3
De IND is verantwoordelijk voor de toelating van kennismigranten voor een verblijf van langer dan drie maanden.
32 | Jaarplan 2016
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Inspectie SZW
Voorlegger bij
:
Agendapunt 9
Vergadering
:
Ledenvergadering Ambulancezorg Nederland
Datum
:
17 februari 2016
Onderwerp
:
Procedure versiebeheer LPA
Reeds genomen besluiten
:
‘Ontwikkeling, herziening, beheer en toegankelijkheid landelijke
Behandeld door
:
Bijlage(n)
:
protocollen meldkamer-/ambulancezorg; vastgesteld april 2011’. Wim ten Wolde
In april 2011 is door uw bestuur de procedure vastgesteld op welk wijze het Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA) wordt ontwikkeld. Bij verschillende RAV’s is bij de (KIWA) audit geconstateerd, dat er een tekortkoming is m.b.t. de actualisatie van de (regionale) aanpassingen van het LPA. Geconstateerd is, dat er geen aantoonbaar versiebeheer op de regionale protocollen/werkinstructies in de protocollen boekjes is. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan tussen de tekst van de stickers (= verantwoordelijkheid RAV) en de digitale App versie (verantwoordelijkheid AZN). De procedure (bijlage) geeft de uitgangspunten en procedure aan voor het tussentijds wijzigen en aanvullen van het LPA. V&VN AZ en NVMMA hebben inmiddels ingestemd met deze procedure. Voorgesteld besluit In te stemmen met de ‘Procedure wijziging Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA)’ Bijlage(n) bij voorgesteld besluit 1.
Procedure wijziging Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA); februari 2016
Procedure wijziging Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA) Ambulancezorg Nederland i.c. de landelijke protocollencommissie is verantwoordelijk voor het beheer van de landelijke protocollen (LPA) zoals vastgelegd in de procedure ‘Ontwikkeling, herziening, beheer en toegankelijkheid landelijke protocollen meldkamer-/ambulancezorg; april 2011’. Het voldoen aan de HKZ-eisen is de verantwoordelijkheid van de RAV. In dit document wordt de procedure m.b.t. het (tussentijds) wijzigen van het vigerende LPA en de goedkeuringsprocedure van (aanvullende) regionale protocollen en - werkinstructies beschreven. 1.
Cycli en Criteria revisie LPA Cycli: 3-jaarlijks: volledige revisie van alle protocollen; Jaarlijks: op basis van uitgave van nieuwe richtlijnen, wijzigingen in opdracht van het Kwaliteitsinstituut (Zorginstituut Nederland) en gesignaleerde verbeterpunten; Tussentijds: op basis van onvoorziene uitgave van richtlijnen en ontwikkelingen (b.v. grieppandemie, ebola, etc.).
Criteria voor het ontwikkelen of revisie van een protocol zijn: Publicatie van relevant (wetenschappelijk) onderzoek dat betrekking heeft/van invloed is op het inhoudelijke primaire proces van de ambulancezorg; Het uitkomen van een richtlijn, standaard van een ketenpartner acute zorg en/of (wetenschappelijke) beroepsorganisatie; Verbeteringen en knelpunten die worden gesignaleerd met betrekking tot de uitvoering van protocollen in de dagelijkse praktijk; In het kader van een regionaal wetenschappelijk onderzoek. Voorwaarde voor opname van de regionale aanvulling in het LPA is dat er een medisch ethische toetsing van een dergelijk onderzoek vooraf heeft plaatsgevonden als het onderzoek WMO-plichtig is; Actuele situatie vereist ontwikkeling en/of revisie van een protocol; (Formele) aanbevelingen en -wijzigingen IGZ en het Kwaliteitsinstituut (Zorginstituut Nederland).
2.
Jaarlijkse en tussentijdse revisie vigerende LPA
Het LPA wordt door de landelijke protocollencommissie vastgesteld en waar nodig gewijzigd. RAV’s kunnen het LPA niet wijzigen. Indien de landelijke protocollencommissie besluit tot revisie van het vigerende LPA worden de gereviseerde protocollen voor inhoudelijke vaststelling voorgelegd aan de besturen van NVMMA en V&VN AZ. Het bestuur van AZN stelt de revisie formeel vast en bepaalt de implementatiedatum. Publicatie van de revisie zal daarna plaatsvinden via de gebruikelijk kanalen. Het bericht omvat het volgende:
•
Wijziging per gereviseerd protocol incl. de daarbij behorende toelichting;
•
Implementatiedatum en versienummer van het gereviseerde protocol.
Het gereviseerde LPA wordt – met vermelding van de implementatiedatum en versienummer – als pdfbestand op www.ambulancezorg.nl gepubliceerd en geldt vanaf de implementatiedatum als ‘Verantwoorde Ambulancezorg’. De revisie wordt door het bureau van AZN op 2 manieren verwerkt:
in de ‘Ambulancezorg’ app;
in opdracht van de RAV kunnen stickers van de gereviseerde protocollen t.b.v. het LPA boek aangeleverd.
3.
Aanvullende regionale protocollen en werkinstructies
Voorstellen voor regionale protocollen en –werkinstructies (medisch-/verpleegkundig) worden door de RAV aan het bureau van AZN aangeleverd en vervolgens door de landelijke protocollencommissie inhoudelijk beoordeeld. Deze beoordeling vindt plaats op basis van onderstaande uitgangspunten1: •
Regionale protocollen mogen niet strijdig zijn met het landelijk protocol (LPA);
•
Regionale protocollen ter voorkoming van een calamiteit worden regionaal toegevoegd en zo nodig ook landelijk;
•
Regionale protocollen met minder impact/urgentie worden beoordeeld bij de jaarlijkse revisie van de landelijke protocollen (LPA);
•
Regionale aanvullingen en werkinstructies direct gerelateerd aan een protocol worden door de regionale MMA aangeleverd en door bureau AZN verwerkt;
•
Regionale goedgekeurde onderzoeksprotocollen worden tussentijds verwerkt.
Indien een (aanvullend) regionaal protocol/werkinstructie wordt goedgekeurd door de landelijk protocollencommissie wordt de RAV een pdf-bestand ter beschikking gesteld waarin de regionale aanvulling/wijziging is verwerkt. Dit wordt ook in de ‘Ambulancezorg app’ verwerkt in de eerste week van de volgende maand. Februari 2016
1
Conform besluit ALV NVMMA december 2015
Voorlegger bij
:
Agendapunt 10
Vergadering
:
Ledenvergadering Ambulancezorg Nederland
Datum
:
17 februari 2016
Onderwerp
:
Landelijk onderzoek patiëntervaringen met CQI
Reeds genomen besluiten
:
05-02-2014: instemming periodieke landelijke meting CQI spoedeisende ambulancezorg 24-06-2015: periodieke landelijke meting CQI planbare ambulancezorg en CQI spoedeisende ambulancezorg, in 2016. 11-11-2015: jaarplan 2016
Behandeld door
:
Bijlage(n)
:
Margreet Hoogeveen 1. Onderzoeksvoorstel NIVEL
Inleiding De afgelopen jaren heeft de ambulancesector geïnvesteerd in de ontwikkelingen van eenduidige instrumenten om patiëntervaringen te meten. Dit heeft geresulteerd in een CQI Spoedeisende ambulancezorg en een CQI Planbare ambulancezorg. Met het realiseren van deze CQI’s heeft de sector de ambitie uitgesproken dat alle RAVs periodiek deelnemen aan een landelijke meting. Belangrijkste reden is om de kwaliteit van de ambulancezorg te onderzoeken en verder te verbeteren. Dit landelijke onderzoek biedt de ambulancesector en de individuele RAV’s mogelijk nog meer aanknopingspunten voor het handhaven en verbeteren van de kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van hun cliënten. Daarnaast past de ontwikkeling en onafhankelijke toepassing van een meetinstrument als CQI binnen de doelstelling van de sector om kwaliteitsinformatie te ontwikkelen. Besloten is om in 2016 dit landelijk onderzoek uit te voeren. AZN heeft het NIVEL gevraagd hiervoor een voorstel te maken. Het voorstel treft u in de bijlage aan. Opzet Het onderzoek richt zich op het meten van de ervaringen van cliënten met de ambulancezorg. Door het gelijktijdig uitzetten van de CQI planbare Ambulancezorg en de CQI spoedeisende Ambulancezorg wordt een compleet beeld verkregen van de kwaliteit van ambulancezorg vanuit cliëntenperspectief. Het betreft een landelijk onderzoek onder patiënten van alle 24 RAV’s, die ervaringen hebben met ambulance ritten type A1, A2 of B. De meetperiode betreft een periode van 4 maanden. Het totale onderzoek, van voorbereiding tot rapportages en aanbieden van de instrumenten aan Kwaliteitsinstituut, beslaat een periode van twaalf maanden. Planning Op hoofdlijnen ziet de planning er als volgt uit: Periode
Activiteit
Maand 1 t/m 3
Voorbereiding landelijk onderzoek:
Maand 4 t/m 7
(her)instellen begeleidingscommissie,
actualiseren bestaande CQI spoedeisende Ambulancezorg
toelichting onderzoek en opstellen samenwerkingsovereenkomsten met RAV’s
voorbereiding steekproeftrekking en voorbereiding dataverzameling
Uitvoering onderzoek:
Meetperiode - Continue meting en steekproeven
Maand 8 t/m 12
Dataverwerking, Analyse en rapportages
dataverwerking/-bewerking
data-analyses
spiegelrapportages en landelijke rapportage
Kosten De kosten voor het onderzoek, inclusief analyses en rapportages (landelijk rapport en spiegelrapportages aan RAV), bedragen per RAV 9400,- euro. De kosten voor het landelijk onderzoek worden door het NIVEL in rekening gebracht bij AZN. AZN factureert de kosten aan de individuele RAVs. Vervolg Na goedkeuring van het voorstel, wordt een overeenkomst met het NIVEL afgesloten en kan de eerste fase van het project, de voorbereiding van het onderzoek, starten. Voorgesteld besluit
Instemmen met de uitvoering van het landelijk onderzoek patiëntervaringen met CQi spoedeisende en planbare ambulancezorg conform het onderzoeksvoorstel. Bijlage(n) bij voorgesteld besluit
1. Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten; Ervaringen van cliënten met de ambulancezorg gemeten met de CQI’s planbare en spoedeisende Ambulancezorg. Concept Onderzoeksvoorstel. NIVEL, december 2015.
VERTROUWELIJK
ONDERZOEKSVOORSTEL
Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten Ervaringen van cliënten met de ambulancezorg gemeten met de CQI’s planbare en spoedeisende Ambulancezorg
December 2015
1
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
NIVEL Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg Otterstraat 118-124 Postbus 1568 3500 BN Utrecht Telefoon 030 2 729 700 Fax 030 2 729 729 www.nivel.nl
2
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
1 Algemene gegevens Titel onderzoek
Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
Subsidieverstrekker Onderzoeksinstelling Voorgenomen aanvang Geschatte projectduur Contactpersoon
Ambulance Zorg Nederland (AZN) NIVEL 1 januari 2016 12 maanden Nanne Bos (
[email protected], telefoon 030 2 729 635)
Het onderzoeksvoorstel is geldig tot 3 maanden na indiening. Dit onderzoeksvoorstel is en blijft eigendom van het NIVEL. Het is de subsidieverstrekker en derden niet toegestaan om hiervan zonder toestemming van het NIVEL gebruik te maken. De onderzoeksvoorwaarden van het NIVEL zijn van toepassing en als bijlage aan dit onderzoeksvoorstel toegevoegd.
3
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
2 Samenvatting De ambulancesector legt al jaren op transparante en objectieve wijze verantwoording af over de geleverde prestaties en de kwaliteit. Maar dat is voor de toekomst onvoldoende. De waardering van cliënten, het formuleren van inhoudelijke kwaliteitsnormen en indicatoren en de wetenschappelijke onderbouwing van de geboden zorg nemen in belang toe. Het periodiek landelijk meten van de ervaren kwaliteit, met behulp van een CQI past in de doelstelling van de sector om op eenduidige, transparante en onafhankelijke (door externe partij) wijze kwaliteitsinformatie te genereren. Daarnaast sluit het verkrijgen van inzicht in de prestaties van Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s) aan bij de nog te formuleren wetgeving ter vervanging van de Tijdelijke Wet Ambulancezorg (TWAz) uit 2013. De nieuwe wetgeving zal per januari 2018 gereed zijn en meer gericht zijn op kwaliteit van ambulancezorg in plaats van beschikbaarheid. Dit onderzoek richt zich op de wensen en behoeftes van patiënten ter verbetering van de kwaliteit van ambulancezorg door het in kaart brengen van de ervaringen van patiënten met deze zorg. Hiervoor zijn de twee CQI-vragenlijsten, de CQI planbare Ambulancezorg en de CQI spoedeisende Ambulancezorg, ontwikkeld door het NIVEL in opdracht van AZN. Beide vragenlijsten worden in dit onderzoek uitgezet. Bij het ontwikkelen van CQI-vragenlijsten worden vier fasen doorlopen. De CQI spoedeisende Ambulancezorg heeft alle vier fasen doorlopen. De CQI planbare Ambulancezorg moet de laatste fase van de ontwikkeling, het aantonen van het onderscheidend vermogen van de vragenlijst, nog doorlopen. De laatste fase van het ontwikkelproces van de CQI planbare Ambulancezorg maakt onderdeel uit van dit onderzoek. Het onderzoek richt zich op het meten van ervaringen van gebruikers van ambulancezorg. Het gaat daarbij om ambulancezorg zoals die bij volwaardige A1 en A2 ritten, de zogenaamde spoedritten, en B ritten, de zogenaamde planbare ritten, wordt geboden. Aangezien de beide CQ-indexen vergelijkbare kwaliteitsthema’s bevatten, worden de ervaringen van cliënten met de spoedeisende en de planbare ambulancezorg ook met elkaar vergeleken. In een eerder onderzoek in 2013 zijn met de CQI spoedeisende Ambulancezorg de ervaringen van cliënten van spoedeisende ambulancezorg in kaart gebracht. Dit maakt het tevens mogelijk om de ervaringen uit 2013 met de ervaringen van 2016 te vergelijken. Om deze doelen te realiseren vindt er een dataverzameling plaats bij (in principe) alle 24 RAV’s in Nederland. De dataverzameling bestaat uit twee delen. Ten eerste nodigt het ambulancepersoneel voor een periode van 4 maanden alle vervoerde cliënten uit om een van de beide CQI-vragenlijsten online in te vullen. In het eerste deel worden de ervaringen van cliënten daardoor continu gemeten. Aangezien dit de eerste ervaring binnen de ambulancezorg is met het continu meten moet dit gecontroleerd gebeuren. Daarom worden na twee en vier maanden 250 cliënten per RAV uit dezelfde periode geselecteerd, waarbij gestratificeerd wordt voor type vervoer (spoedeisend met vervoer cliënt, spoedeisend eerste hulp ter plaatse en besteld vervoer). Deze cliënten ontvangen per post een uitnodiging om deel te nemen aan het onderzoek. Dit is deel 2 van de dataverzameling. De deelnemende RAV’s ontvangen een (individuele) spiegelrapportage over de door hun dienst geboden ambulancezorg gezien vanuit het perspectief van de patiënt. De resultaten van het project zullen worden vastgelegd in een openbaar rapport en een (wetenschappelijk) artikel. Daarnaast worden de twee CQ-indexen, CQI planbare Ambulancezorg en CQI spoedeisende Ambulancezorg, aangeboden aan het register van het Kwaliteitsinstituut.
4
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
Voorgesteld wordt een begindatum van 1 januari 2016; de uiterlijke begindatum is drie maanden na de formele subsidietoekenning. De doorlooptijd van het project is 12 maanden. Het benodigde subsidiebedrag is 194.306 euro (exclusief btw). Het project is een initiatief van het Ambulancezorg Nederland.
5
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
3 Projectteam
Dr. Nanne Bos is in 2013 gepromoveerd op onderzoek naar de kwaliteit van spoedeisende zorgverlening vanuit het patiënten perspectief. Naast ander onderzoek naar patiëntervaringen bij het NIVEL werkte zij mee aan het opstellen van de CQ-index Planbare Ambulancezorg (2014). In 2015 was zij betrokken bij het onderzoek waarin een inventarisatie van de ambulancezorg in Europa is gemaakt. Ook was zij als wetenschappelijk secretaris betrokken bij het tot stand komen van kwaliteitsindicatoren voor zes complexe spoedzorg indicaties. Nanne zal de projectleiding van dit onderzoek op zich nemen.
Dr. Anne Marie Plass is programmaleider ‘Kwaliteit van Zorg vanuit Patiënten Perspectief’. Binnen dit NIVEL onderzoeksprogramma staat de patiënt centraal. Het onderzoek richt zich op het verbeteren van kwaliteit van zorg door het meten van patiëntenervaringen en door te onderzoeken hoe patiënten beter bij de zorg kunnen worden betrokken, zelf kunnen kiezen en eigen regie kunnen voeren over gezondheid en ziekte (‘patient involvement & empowerment’). Daarnaast staan diversiteit en de multiculturele samenleving centraal. Anne Marie is eindverantwoordelijke bij dit onderzoeksproject.
Naast Nanne Bos en Anne Marie Plass zal een junior onderzoeker worden aangesteld voor diverse werkzaamheden binnen het onderzoeksproject. De junior onderzoeker is de contactpersoon voor de deelnemende RAV’s en coördineert de dataverzameling. De junior onderzoeker analyseert en rapporteert de resultaten van het onderzoek. Ook is de junior onderzoeker betrokken bij de organisatie van een slotbijeenkomst voor de deelnemende RAV’s aan het einde van het onderzoeksproject.
6
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
7
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
4 Doelstelling en motivering Aanleiding De ambulancesector legt al jaren op transparante en objectieve wijze verantwoording af over de geleverde prestaties en de kwaliteit. Maar dat is voor de toekomst onvoldoende. De waardering van cliënten, het formuleren van inhoudelijke kwaliteitsnormen en indicatoren en de wetenschappelijke onderbouwing van de geboden zorg nemen in belang toe. Het periodiek landelijk meten van de ervaren kwaliteit, met behulp van een CQI past in de doelstelling van de sector om op eenduidige, transparante en onafhankelijke (door externe partij) wijze kwaliteitsinformatie te genereren. Het generen van kwaliteitsinformatie gaat ook tot uitdrukking komen in de nieuwe wetgeving die vanaf januari 2018 de huidige Tijdelijke Wet Ambulancezorg (TWAz) zal gaan vervangen. De nieuwe wetgeving zal gericht zijn op kwaliteit van ambulancezorg in plaats van (alleen op) beschikbaarheid, waardoor de nieuwe wetgeving ambulancezorg aansluit bij het Nederlandse beleid over de gezondheidszorg. Naast kwaliteitsverbetering zijn kwaliteitsborging en het creëren van meer vraagsturing beleidsonderwerpen. Om de kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van zorggebruikers op een gestandaardiseerde manier te meten zijn (in Nederland) veel Consumer Quality indexen (CQI’s) vragenlijsten ontwikkeld. CQI vragenlijsten zijn wetenschappelijk gefundeerd en meten ervaringen van consumenten van zorg. Behalve dat wordt gekeken naar de ervaringen, wordt via CQIvragenlijsten ook het belang gemeten dat door patiënten wordt toegekend aan kwaliteitsaspecten. De combinatie van de (gerapporteerde) ervaringen en belangscores maken het mogelijk om voor verschillende kwaliteitsaspecten verbeterscores uit te rekenen. Verbeterscores kunnen de basis vormen voor programma’s gericht op kwaliteitsverbetering en kwaliteitsborging. Bij de ontwikkeling van CQI-vragenlijsten worden vier fasen onderscheiden: (1) voorbereiding (opstellen onderzoeksplan; vaststelling onderzoeksplan door begeleidingscommissie en stakeholders); (2) constructie (opstellen eerste conceptvragenlijst onder meer op basis van kwalitatief onderzoek en/of bestaande vragenlijsten); (3) psychometrisch onderzoek (vaststellen van de psychometrische eigenschappen van de vragenlijsten); (4) validatieonderzoek naar het discriminerend vermogen van de nieuwe vragenlijst. In 2010 werd een project afgesloten waarbij de CQI spoedeisende Ambulancezorg is ontwikkeld (Sixma et al, 2010). Het betrof een project waarbij het NIVEL, met subsidie van de Regionale Ambulancevoorziening Utrecht (RAVU) en AZN, de eerste drie fasen van de ontwikkeling van de CQI spoedeisende Ambulancezorg zijn doorlopen. Deze versie had betrekking op enkel spoedeisende ambulancezorg (A1 en A2-urgentie) die leiden tot vervoer naar het ziekenhuis. In 2013 is gestart met een vervolgtraject waarbij een aangepaste versie van de CQI
8
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
spoedeisende Ambulancezorg, inclusief EHGV (Eerste Hulp Geen Vervoer), is uitgezet bij 16 RAV’s voor verdere validatie en ter vaststelling van het discriminerend vermogen van het meetinstrument. Deze versie van de CQI spoedeisende Ambulancezorg had niet alleen betrekking op spoedeisende ambulancezorg met vervoer naar het ziekenhuis, maar bevat ook een module voor A1- en A2-ritten waarbij wel eerste hulp ter plaatse is verleend maar de patiënt niet is vervoerd naar het ziekenhuis (de zogenaamde Eerste Hulp Geen Vervoer ritten). De kwaliteitsaspecten van de CQI spoedeisende Ambulancezorg hebben betrekking op vijf thema’s: (1) melding en meldkamer, (2) de zorg verleend door het ambulancepersoneel bij de patiënt thuis of op de plaats van het ongeval, (3) het vervoer naar het ziekenhuis, (4) acties ondernomen bij EHGV ritten, en (5) de overdracht ambulance – ziekenhuis. Bij de zorg die wordt verleend door het ambulancepersoneel kan nog een onderscheid worden gemaakt naar deskundigheidsaspecten en aspecten die vooral te maken hebben met de bejegening, handelen door het zorgpersoneel en communicatie (Krol, Sixma & Plass, 2013). In 2014 is op initiatief van AZN gestart met het ontwikkelen van de CQI planbare Ambulancezorg. De eerste drie fasen van de ontwikkeling van de CQI planbare Ambulancezorg zijn in dit project doorlopen. De vier belangrijkste kwaliteitsthema’s die werden vastgesteld (vervoer, bejegening, handelen en communicatie van het ambulancepersoneel), komen overeen met die van de CQI spoedeisende Ambulancezorg. Hierdoor is het mogelijk om de ervaringen van cliënten met de spoedeisende en de planbare ambulancezorg te vergelijken. Vaak wordt veronderstelt dat patiënten in een spoedeisende situatie de ambulancezorg anders ervaren dan in planbare situaties, terwijl veel aspecten overeenkomen. De vraag is of ervaringen van patiënten met ambulancezorg afhankelijk zijn van het type rit. AZN heeft met het realiseren van de CQI planbare Ambulancezorg en de CQI spoedeisende Ambulancezorg de ambitie uitgesproken periodiek landelijke metingen uit te (laten) voeren bij alle aangesloten RAV’s. Belangrijkste reden is om de kwaliteit van de ambulancezorg te onderzoeken en verder te verbeteren. Zo liet het onderzoek uit 2013 zien dat bij de informatievoorziening door de meldkamer enige ruimte is voor verbetering. Het onderzoek uit 2014 maakt duidelijk dat de kwaliteit verder verbetert door te vertellen wat er bij aankomst van de ambulance gaat gebeuren. Dit landelijke onderzoek biedt de ambulancesector en de individuele RAV’s mogelijk nog meer aanknopingspunten voor het handhaven en verbeteren van de kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van hun cliënten. Ook wordt ervaring opgedaan met het continu meten van deze ervaringen, waarbij haalbaarheid en vergelijkbaarheid belangrijke aspecten zijn. Daarnaast past de ontwikkeling en onafhankelijke toepassing van een meetinstrument als CQI binnen de doelstelling van de sector om kwaliteitsinformatie te ontwikkelen. Het onderzoek dat centraal staat in dit projectvoorstel richt zich op het meten van ervaringen van gebruikers van ambulancezorg. Het gaat daarbij om ambulancezorg zoals die bij volwaardige A1, A2 en B ritten wordt geboden. Deze ritten worden uitgevoerd in de 25 RAVregio’s in Nederland. Bij de A1 ritten gaat het jaarlijks om bijna 580.000 inzetten (een rit waarbij sprake is van een acute, levensbedreigende situatie en zo spoedig mogelijk zorg ter plaatse moet worden verleend) in 2014; het aantal A2-inzetten (ritten waarbij wel spoed
9
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
vereist is, maar er geen sprake is van een levensbedreigende situatie) bedroeg in 2014 ongeveer 290.000 ritten; het aantal B-inzetten oftewel ‘besteld vervoer’ (ritten voor zorg en vervoer van patiënten tussen het woon- of verblijfadres en zorginstellingen voor diagnostiek, therapie of opname en vice versa op afspraak) bedroeg in hetzelfde jaar ruim 321.000 (AZN, 2015). De CQI planbare Ambulancezorg heeft de eerste drie fasen van de ontwikkeling inmiddels doorlopen (Rozeboom, Krol, Bos & Plass, 2015). De laatste fase van de ontwikkeling van de CQI planbare Ambulancezorg, validatie-fase van het discriminerend vermogen, maakt onderdeel uit van dit project. Voorafgaand aan het bepalen van het onderscheidend vermogen worden de psychometrische eigenschappen bepaald. Hierbij wordt nogmaals gekeken naar bijvoorbeeld correlaties tussen vragen om zodoende overbodige vragen te verwijderen en de vragenlijst in te korten. Na het doorlopen van fasen van de ontwikkeling wordt de CQI planbare Ambulancezorg gezamenlijk met de CQI spoedeisende ambulancezorg aangeboden aan het register van het Kwaliteitsinstituut. Daarnaast is een analyse van de ervaringen van de cliënten over de afgelopen drie jaren met de ambulancezorg bij A1 of A2 inzet mogelijk. De resultaten van de meting in 2013 aan de hand van de CQI spoedeisende Ambulancezorg en de resultaten die voortkomen uit dit onderzoek worden hiervoor gebruikt.
Doel AZN heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in het ontwikkelen van gestandaardiseerde, gevalideerde vragenlijsten (CQI planbare Ambulancezorg en CQI spoedeisende Ambulancezorg), zodat over de volledige breedte van de ambulancezorg de ervaringen van cliënten gemeten kunnen worden, waardoor kwaliteit van zorg inzichtelijk wordt gemaakt vanuit het perspectief van de patiënt. Dit onderzoek heeft het doel om een landelijk beeld te krijgen van de ervaringen van cliënten met de ambulancezorg. Binnen het onderzoek wordt de haalbaarheid van het continu meten van de ervaringen van cliënten met de ambulancezorg onderzocht. Daarnaast worden ervaringen van cliënten van verschillende type ritten met elkaar vergeleken om de veronderstelling dat de ervaringen afhankelijk zijn van het type rit te toetsen. Ook maakt het onderzoek duidelijk of ervaringen van cliënten met de spoedeisende ambulancezorg zijn veranderd tussen 2013 en 2016. De CQI planbare Ambulancezorg is niet eerder ingezet bij een grootschalige meting. Het vaststellen van de psychometrische eigenschappen en het onderscheidend vermogen van de vragenlijst maakt deel uit van dit onderzoek.
Vraagstellingen Vanuit de bovenstaande doelstellingen zijn de volgende vraagstellingen geformuleerd: 1. Wat zijn de concrete ervaringen van cliënten die gebruik maken van ambulancezorg in Nederland gemeten aan de hand van de CQI planbare Ambulancezorg en de CQI spoedeisende Ambulancezorg? 2. Komen de ervaringen van gebruikers na inzet van A1 of A2 ritten overeen met de ervaringen van gebruikers na inzet van B-ritten?
10
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
3. Verschillen de ervaringen van patiënten met de ambulancezorg tussen 2013 en 2016 in het algemeen en per RAV? 4. Wat zijn de psychometrische eigenschappen van de CQI planbare Ambulancezorg? 5. Kan met de CQI planbare Ambulancezorg verschil tussen regionale ambulancevoorzieningen worden vastgesteld?
Verwachte resultaten en toepassingen Uitvoering van het projectvoorstel dient het publiek belang en resulteert in meer en vergelijkend inzicht in de prestaties en geboden kwaliteit van zorg van de regionale ambulancevoorzieningen vanuit het cliënten perspectief. Dit kan een belangrijke stimulans betekenen voor het kwaliteitsbeleid van Ambulancezorg Nederland en de afzonderlijke, bij deze vereniging aangesloten regionale ambulancevoorzieningen. Door de toepassing van gestandaardiseerde meetinstrumenten worden de vergelijkbaarheid van cliëntoordelen over regionale ambulancevoorzieningen vergroot en gaat ‘benchmarking’ binnen de sector (en op bescheiden schaal ook met andere sectoren waarin CQI vragenlijsten zijn geïmplementeerd) tot de mogelijkheden behoren. Een analyse tussen de gegevens van 2013 en 2016 maakt het mogelijk om eventuele veranderingen van ervaringen van cliënten in de afgelopen drie jaar te signaleren en te relateren aan bijvoorbeeld de toename van zorgvragen en eventuele organisatie veranderingen in de afgelopen drie jaar. Het onderzoek zal een aanknopingspunt zijn bij de overweging om binnen de sector ervaringen van cliënten continu te meten.
11
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
5 Werkplan en onderzoeksopzet Opzet van het onderzoek Het hier voorgestelde onderzoek richt zich op het meten van de ervaringen van cliënten met de ambulancezorg. Door het gelijktijdig uitzetten van de CQI planbare Ambulancezorg en de CQI spoedeisende Ambulancezorg wordt een compleet beeld verkregen van de kwaliteit van ambulancezorg vanuit cliëntenperspectief. Het betreft een landelijk onderzoek onder patiënten van alle 24 RAV’s, die ervaringen hebben met ambulance ritten type A1, A2 of B. De meetperiode betreft een periode van 4 maanden. Het totale onderzoek beslaat een periode van twaalf maanden en onderscheidt de volgende vier stappen: -
Stap 1: Start onderzoek en actualisatie van de bestaande CQI spoedeisende Ambulancezorg (2013). Na de vaststelling van het definitieve projectplan wordt de bestaande CQI spoedeisende Ambulancezorg geactualiseerd aan de hand van vraagstellingen en bewoordingen die worden gebruikt in de CQI planbare Ambulancezorg (2015).
-
Stap 2: Dataverzameling. Ten behoeve van een reeks kwantitatieve analyses vindt dataverzameling plaats bij (in principe) alle 24 RAV’s in Nederland. De dataverzameling bestaat uit twee delen. Deel 1 betreft het continu meten van ervaringen van cliënten gedurende de maanden april t/m juli. Deel 2 betreft het meten van ervaringen van cliënten aan de hand van het trekken van steekproeven na twee maanden na het contact met de ambulancezorg.
-
Stap 3: Analyses. Met behulp van de in stap 2 verkregen dataset zullen de volgende analyses worden uitgevoerd: o (opnieuw) vaststellen van de psychometrische eigenschappen van de CQI planbare ambulancezorg. o Vaststellen van het discriminerend vermogen van de CQI planbare Ambulancezorg. o Berekenen cliëntervaringen op regioniveau (beide CQI’s) aan de hand van kwaliteitsthema’s. o Analyse gegevens van CQI spoedeisende Ambulancezorg 2013 en 2016.
-
Stap 4: Verslaglegging en afronding. De resultaten van het project worden vastgelegd in een generiek eindrapport, spiegelrapportages per RAV en een artikel. Daarnaast wordt een slotbijeenkomst georganiseerd voor de deelnemende RAV’s.
Stap 1: Start onderzoek en actualisatie bestaande CQI spoedeisende Ambulancezorg (doorlooptijd 3 maanden) Fase 1 van het project begint met een aantal voorbereidende activiteiten zoals (a) het vaststellen van het definitieve projectplan en de vragenlijsten die gebruikt worden en (b)
12
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
afstemmen en vastleggen van de deelnemende RAV’s en (c) de voorbereiding van steekproeftrekking en dataverzameling. De feitelijke dataverzameling vindt plaats bij stap 2. Naast de voorbereidende werkzaamheden dient de reeds bestaande CQI spoedeisende Ambulancezorg te worden geactualiseerd. De oorspronkelijke lijst is opgesteld in 2013 en goed afgestemd op de huidige situatie, maar kan geactualiseerd worden aan de hand van de recent ontwikkelde CQI planbare Ambulancezorg (2015). Vraagstellingen en bewoordingen van beide CQI’s worden naast elkaar gelegd, waarbij de meest recente vragenlijst leidend is. Het betreft geen fundamentele wijzigingen van de vragenlijst, waardoor een vergelijking met de eerdere meting in 2013 mogelijk is. De CQI spoedeisende Ambulancezorg (versie 1.0; december 2013) bestaat uit 48 vragen en meet de ervaringen van cliënten op 7 kwaliteitsthema’s: 1) Meldkamer 2) Bejegening 3) Professionaliteit 4) Communicatie 5) Eerste hulp geen vervoer 6) Vervoer 7) SEH De CQI planbare Ambulancezorg (versie 1.0; februari 2015) bestaat uit 41 vragen en meet de ervaringen van cliënten op 4 kwaliteitsthema’s: 1) Vervoer 2) Bejegening 3) Handelen 4) Communicatie Het kwaliteitsthema handelen in de CQI planbare Ambulancezorg is onderdeel van het thema professionaliteit uit de CQI spoedeisende Ambulancezorg. Stap 2: dataverzameling (doorlooptijd 7 maanden) De dataverzameling vindt plaats bij (in principe) alle regionale ambulancevoorzieningen in Nederland [in 2013 deden 16 RAV’s mee]. AZN heeft een coördinerende rol. De dataverzameling bestaat uit twee delen. Deel 1: Elke regionale ambulancevoorziening zal gedurende de meetperiode van 4 maanden (april t/m juli 2016) iedere cliënt uitnodigen voor het onderzoek. De uitnodigingen worden door het ambulancepersoneel meegegeven aan de cliënt bij het afsluiten van het contact. De uitnodiging bevat een link naar een website waar de cliënt door in te loggen kan starten met het invullen van een van de beide CQI’s. Er wordt rekening gehouden met cliënten waarbij als gevolg van aandoening of situatie het verstrekken van de uitnodiging ongepast is, hierbij valt te denken aan ernstige traumapatiënten of cliënten die meermaals gepland vervoerd worden.
13
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
Deel 2: Na twee maanden en na vier maanden levert iedere RAV twee steekproeven aan met cliënten die vervoerd zijn in de voorgaande twee maanden. Ten eerste een steekproef van 250 cliënten waarbij de inzet van de ambulance een A1 of A2 rit betrof, waarvan 75 cliënten alleen ter plaatse zijn behandeld. Ten tweede een steekproef van 250 cliënten vervoerd met een B-rit. Na 4 maanden zijn per RAV in totaal 1000 cliënten uitgenodigd. Cliënten die bij het eerste deel van de dataverzameling NAW-gegevens hebben achtergelaten zijn herleidbaar en zullen niet nogmaals een uitnodiging ontvangen. Cliënten die geen NAW-gegevens hebben bij het invullen van de CQI kunnen nogmaals uitgenodigd worden. Door een antwoordkaart toe te voegen met de optie dat zij al gereageerd hebben, wordt voorkomen dat zij reminders ontvangen. Bij een geschatte respons van 25-30% - bij het onderzoek uitgevoerd in 2013 kwam de netto respons uit op 30% voor spoedeisende ritten en in 2015 kwam de netto respons uit op 25% voor planbare ritten - zal dit resulteren in circa 250 respondenten per RAV. Bij het afsluiten van de meetperiode bevat het databestand in totaal circa 6.250 respondenten. Deze beoogde aantallen zijn voldoende voor het uitvoeren van de benodigde analyses voor een kwaliteitsmeting. Aangezien cliënten over het algemeen zeer positief zijn over de ambulancezorg verwachten wij geen verschillen tussen RAV’s op kwaliteitsthema’s als bejegening en communicatie te vinden. De steekproeven bestaan uit een gestratificeerde random selectie van patiënten die spoedeisende of planbare ambulancezorg hebben ontvangen. Inclusiecriteria zijn: A1, A2 of B urgentie. Binnen de eerste steekproef wordt gestratificeerd voor patiënten die worden vervoerd per ambulance en patiënten met eerste hulp ter plaatse. Exclusiecriteria zijn: patiënt is overleden of had dusdanig zwaar letsel dat de kans op overlijden reëel was, patiënt was niet bij bewustzijn tijdens de ambulancezorg, patiënt was jonger dan 16 jaar en loze ritten, de patiënt heeft de vragenlijst reeds ingevuld (herleidbaar als respondent NAW-gegevens heeft achtergelaten). Inclusiecriteria: Steekproef 1A: - in de voorgaande twee maanden hulp ontvangen van de betreffende RAV; - A1- of A2-urgentie; - vervoer naar een afdeling Spoedeisende eerste hulp (SEH) of functieafdeling van een ziekenhuis; (N=175) - alleen ter plaatse behandeld (geen vervoer: classificatie EHGV); (N=75) - patiënt ten tijde van de steekproeftrekking 16 jaar of ouder. Steekproef 1B: - in de voorgaande twee maanden hulp ontvangen van de betreffende RAV; - B-urgentie (N=250); - patiënt ten tijde van de steekproeftrekking 16 jaar of ouder. Steekproeftrekking en aanlevering van het steekproefbestand vinden plaats bij de deelnemende regionale ambulancevoorzieningen via richtlijnen opgesteld door het NIVEL in overleg met het meetbureau. Het meetbureau sluit met elke RAV afzonderlijk een bewerkersovereenkomst af waarin verantwoord gebruik van te overleggen privacygevoelige gegevens wordt gegarandeerd. Dataverzameling gaat via de mixed-mode methode, waarbij
14
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
men in principe de vragenlijst online invult. Wanneer dit na herhaalde oproep niet is gebeurd, wordt een papieren versie van de vragenlijst aangeboden. Het NIVEL en AZN stellen een modelbrief op, die vervolgens wordt afgedrukt met het logo van de betreffende RAV. Iedere brief bevat een unieke inlogcode. In deze brief wordt ook duidelijk vermeld dat de RAV niet weet of de betreffende patiënt inmiddels is overleden of anderszins niet in staat is om deel te nemen of al deel heeft genomen zonder verstrekking van NAW-gegevens. Bij de brief ontvangen de cliënten een antwoordkaart waarop men kan aangeven dat men afziet van deelname, inclusief de reden daarvan of al heeft deelgenomen. Ook kan aangegeven worden dat men de vragenlijst liever op papier wil ontvangen. Reageert men niet binnen een week (vragenlijst niet ingevuld en geen antwoordkaart teruggestuurd), dan volgt een eerste herinneringsbrief. De tweede herinneringsbrief met inloggegevens en papierenversie van de vragenlijst volgt na nog eens 3 vier weken. Het databestand dat wordt gegenereerd op basis van de ingevulde vragenlijsten zal worden geschoond volgens bij het NIVEL bekende procedures. Om de ervaringen van clienten uit 2016 te vergelijken met de ervaringen van clienten uit 2013 wordt naast de verzamelde data gebruikt gemaakt van een bestaand bestand, waarin de ervaringen van 1.688 cliënten met de spoedeisende ambulancezorg in 2013 staan opgenomen. Stap 3: Analyses (doorlooptijd 3 maanden) Op het geschoonde databestand worden eerst een aantal herhaalde psychometrische analyses uitgevoerd. Bij deze analyses zal opnieuw worden gekeken naar de eigenschappen van de CQI planbare Ambulancezorg; immers, de vragenlijst is niet eerder ingezet bij een onderzoek van deze omvang. Bij de psychometrische analyses zal het gaan om : (1) itemanalyse: bij elke vraag zal worden gekeken naar de item non-respons en wijze waarop de antwoorden zijn verdeeld over de verschillende antwoordcategorieën; (2) inter-item analyse: via correlaties zal worden nagegaan wat de onderlinge samenhang is in de antwoordpatronen bij de items; (3) factoranalyse: via confirmatieve factoranalyse zal gekeken worden naar de betrouwbaarheid van de kwaliteitsthema’s bij de items; Met behulp van ‘multi-level’ analyses (Snijders & Bosker 1994) zal vervolgens worden nagegaan in hoeverre bij de verschillende schalen en afzonderlijke vragen in de CQI planbare Ambulancezorg er sprake is van onderscheidend vermogen. Daarnaast zal in deze fase worden vastgesteld welke respondentkenmerken kunnen worden aangemerkt als ‘case-mix adjusters’; dit zijn variabelen (patiëntkenmerken) waarvoor de uitkomsten gecorrigeerd moeten worden om te komen tot een eerlijke vergelijking tussen regionale ambulancevoorzieningen voor wat betreft de ervaren kwaliteit van zorg. Op basis van de uitkomsten van alle analyses zal een voorstel worden gedaan om de CQI planbare Ambulancezorg waar nodig aan te passen; een versie die is geoptimaliseerd waar het gaat om psychometrische eigenschappen en discriminerend vermogen. Door de ervaringsscore te berekenen voor zowel de CQI planbare Ambulancezorg als de CQI spoedeisende Ambulancezorg kunnen de ervaringen van beide type gebruikers/ cliënten met elkaar worden vergeleken. De ervaringsscores van de CQI spoedeisende Ambulancezorg worden tevens gebruikt voor de analyse waarbij de resultaten van 2016 worden vergeleken met de resultaten van 2013. Stap 4: rapportage en afronding (doorlooptijd 2 maanden)
15
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
Van het onderzoek zal verslag worden gedaan in een openbaar rapport. De regionale ambulancevoorzieningen die hebben deelgenomen aan het onderzoek ontvangen van het NIVEL een individuele spiegelrapportage, waarin de eigen resultaten voor wat betreft de ervaringen van patiënten worden afgezet tegen gemiddelde scores van alle diensten die aan het onderzoek hebben deelgenomen. Daarnaast worden de RAV’s uitgenodigd voor een slotbijeenkomst, waarin de resultaten worden gedeeld en besproken. Begeleiding De CQI planbare Ambulancezorg zal uiteindelijk, net als alle CQI vragenlijsten, meerdere gebruiksdoelen gaan dienen. Om die reden wordt het ontwikkeltraject van een CQI vragenlijst begeleid door een commissie waarin, naast subsidiegever, ook vertegenwoordigers van andere partijen participeren. De commissieleden die waren betrokken bij de eerste drie fasen van de ontwikkeling van de CQI planbare Ambulancezorg worden nogmaals gevraagd om ook de laatste fase van de ontwikkeling van de vragenlijst te begeleiden. Het betreft de volgende organisaties en personen: Nederlandse Federatie Nefrologie NPCF RAV IJsselland Zorgbelang Nederland V&VN Ambulancezorg RAV Utrecht Vereniging Samenwerkingsverband Chronische Ademhalingsondersteuning Ambulancezorg Nederland LHV Nederlandse Vereniging van Medisch Managers Ambulancezorg Revalidatie Nederland Stichting Miletus Stichting Miletus Nederlandse vereniging voor radiotherapie en oncologie Ministerie van VWS
Dhr. J. Barendregt Dhr. J. Benedictus Dhr. G. Berendschot Dhr. R. Boersma Mw. I. Bolt Mw. C. Fledderus-Plaisier Dhr. M. Gaytant Mw. M. Hoogeveen Mw. L. Romijn Nog onbekend Dhr. J. Smale Mw. B. Vriens Mw. C. van Weert Dhr. E. Wiegman Dhr. G. Wiggers
De begeleidingscommissie staat onder voorzitterschap van het NIVEL en zal naar verwachting één keer bij elkaar komen. De leden worden bij aanvang per e-mail over dit onderzoek op de hoogte gesteld, waarbij de bijeenkomst alvast wordt aangekondigd.
16
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
Producten (met beoogde opleverdatum) 1
Eindrapport: Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten. Het betreft een openbaar te publiceren onderzoeksrapport waarin verslag wordt gedaan van het project. Dit rapport vormt de verantwoording voor het onderscheidend vermogen van de CQI planbare Ambulancezorg, bevat de uitkomsten van de verschillende analyses en geeft een beeld van de patiëntervaringen met betrekking tot de sector.
Maand 12
2
Spiegelrapportages voor regionale ambulancevoorzieningen die aan het onderzoek hebben deelgenomen.
Maand 12
3
Een (Engelstalig) artikel over de CQI’s ambulancezorg en de toepassingsmogelijkheden van de meetinstrumenten
Maand 12
4
De CQI planbare Ambulancezorg en CQI spoedeisende Ambulancezorg worden aangeboden aan het register van het Kwaliteitsinstituut.
Maand 12
Planning NIVEL Maand 1 Stap 1: (her)instellen begeleidingscommissie, (jan 2016) definitief onderzoeksplan, actualiseren bestaande CQI spoedeisende Ambulancezorg
Andere partijen AZN: informatie naar RAV’s over onderzoek
Maand 2 (feb.)
Stap 1: samenwerkingsovereenkomsten RAV’s, afstemming voorbereiding steekproeftrekking en voorbereiding dataverzameling
Maand 3 (mrt)
Stap 1: voorbereiding steekproeftrekking en voorbereiding dataverzameling Stap 4: verslaglegging stap 1 t.b.v. eindrapport
Maand 4 (april)
Stap 2: Start meetperiode + dataverzameling
RAV’s: uitnodiging verstrekken
Maand 5 (mei)
Stap 2: vervolg meetperiode + dataverzameling Stap 4: verslaglegging stap 2 t.b.v. eindrapport
RAV’s: uitnodiging verstrekken
Maand 6 (juni)
Stap 2: vervolg meetperiode + dataverzameling + start dataverzameling steekproef Stap 3: opstellen en testen analyseplan Stap 4: vervolg verslaglegging stap 3 t.b.v. eindrapport
Mailhouse: 1e verzending RAV’s: uitnodiging verstrekken + 1e steekproeftrekking
17
Mailhouse: voorbereiding dataverzameling RAV’s: voorbereiding uitnodiging t.b.v. continu meten en steekproeftrekking Mailhouse: voorbereiding dataverzameling RAV’s: voorbereiding uitnodiging en steekproeftrekking
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
Mailhouse: dataverzameling RAV’s: uitnodiging verstrekken
Maand 7 (juli)
Stap 2: vervolg meetperiode + dataverzameling Stap 3: eerste psychometrische analyses, opstellen analyse discriminerend vermogen Stap 4: vervolg verslaglegging stap 3 t.b.v. eindrapport
Maand 8 (aug.)
Mailhouse: 2e verzending + 1e Stap 2: eind meetperiode Stap 3: script voor analyses vergelijking 2013-2016 tussenbestand RAV’s: 2e steekproeftrekking Stap 4: vervolg verslaglegging stap 3 t.b.v. eindrapport
Maand 9 (sept.)
Mailhouse: dataverzameling Stap 2: vervolg dataverzameling Stap 3: vervolg analyses Stap 4: vervolg verslaglegging t.b.v. eindrapport en spiegelrapportages + uitnodigen begeleidingscommissie
Maand 10 Stap 2: afronding dataverzameling (okt.) Stap 3: vervolg analyses Stap 4: verslaglegging t.b.v. eindrapport en spiegelrapportages
Mailhouse: afronding dataverzameling, opleveren definitief databestand
Maand 11 Stap 3: afronding analyses (nov.) Stap 4: verslaglegging t.b.v. eindrapport en spiegelrapportages en bijeenkomst begeleidingscommissie.
Begeleidingscommissie: vaststellen definitieve versie CQI planbare Ambulancezorg
Maand 12 Stap 4: afronding eindrapport en (dec.) spiegelrapportage, verzending spiegelrapportages, (Engelstalig) artikel, en aanbieden CQ-indexen register Kwaliteitsinstituut.
6 Expertise Het NIVEL is gespecialiseerd in en heeft ruime ervaring met het uitvoeren van beleidsgericht, toegepast gezondheidszorgonderzoek. Het NIVEL heeft aantoonbare ervaring met het ontwikkelen van meetinstrumenten (bijvoorbeeld vragenlijsten), het uitvoeren van kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar de ervaren kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van zorggebruikers (bijvoorbeeld via groepsgesprekken, telefonische interviews, mondelinge interviews, schriftelijke vragenlijsten) en het rapporteren van de onderzoeksresultaten naar zowel zorggebruikers als subsidiegevers. Daarnaast heeft het NIVEL specifieke expertise op het terrein van de acute zorg, waar het gaat om de samenwerking binnen de acute zorgketens, de preparatie op rampen binnen de acute zorgketens en de gang van de patiënt door de acute zorg(-keten).
18
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
Bij het NIVEL wordt het onderzoek ingebed in het onderzoeksprogramma Vraaggestuurde zorg. Binnen dit onderzoeksprogramma is een groot aantal vragenlijsten ontwikkeld waarin de wensen en verwachtingen van zorggebruikers centraal staan, waaronder een groot aantal op het CQI principe gebaseerde meetinstrumenten (CQI Staaroperatie, CQI Verpleging, Verzorging & Thuiszorg, CQI Huisartsenzorg overdag, CQI Fysiotherapie, CQI Mammacare, CQI Reumatoïde Artritis, CQI Spataderen, CQI Ziekenhuisopname, CQI Afasie, CQI radiologie, CQI Hulp bij huishouden). Samen met Ambulancezorg Nederland heeft het NIVEL de CQI spoedeisende Ambulancezorg en de CQI planbare Ambulancezorg ontwikkeld en gevalideerd. Het NIVEL is gewend onderzoek te doen in complexe situaties, waarin vaak gelaveerd moet worden tussen de belangen van verschillende stakeholders. Het NIVEL hecht er aan stakeholders van het begin af aan te betrekken bij onderzoeksprojecten. Het NIVEL hanteert een publicatiebeleid dat gericht is op maximale transparantie over de resultaten en de gevolgde werkwijze. Het NIVEL is ISO-9001 gecertificeerd, waarbij het certificaat is afgegeven door CIIO.
7 Publicaties - Ambulancezorg Nederland. Uniform Begrippenkader Ambulancezorg. Zwolle: AZN, 2013a - Ambulancezorg Nederland. Ambulances In-Zicht 2014. Zwolle: AZN, 2015 - Krol M, Sixma H, Plass AM. CQI spoedeisende Ambulancezorg: actualisatie en bepaling van het discriminerend vermogen. Utrecht: NIVEL, 2013. - Rozeboom R, Krol M, Bos N, Plass AM. CQI planbare Ambulancezorg: meetinstrumentontwikkeling. Ontwikkeling van de CQ-index Planbare Ambulancezorg en ervaringen van cliënten met planbare ambulancezorg (B-ritten). Utrecht NIVEL, 2015. - Sixma H, Bloemendal E, Wagtendonk I van, Rademakers J. CQ index Ambulancezorg: ontwikkeling en psychometrische test. Utrecht: NIVEL, 2010. - Snijders T, Bosker J. Modelled variance in two-level models. Sociol Methods Res, 1994; 22: 342-363.
19
NIVEL - Kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van cliënten
20
Voorlegger bij
:
Agendapunt 11
Vergadering
:
Ledenvergadering Ambulancezorg Nederland
Datum
:
17 februari 2016
Onderwerp
:
Inrichten Geschillencommissie Ambulancezorg
Reeds genomen besluiten
:
11-11-2015: instemming met aansluiting ambulancezorg bij landelijke
Behandeld door
:
Margreet Hoogeveen/Liesbeth Prins
Bijlage(n)
:
1. profiel commissielid branche (zorg)
geschillencommissie in het kader van Wkkgz.
1. Inleiding Per 1 januari 2016 is de Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg, de WKKGZ, van kracht. Deze wet vervangt de kwaliteitswet zorginstellingen en de wet klachten zorginstellingen. Een van de eisen uit de Wkkgz is dat elke zorginstelling zich aansluit bij een onafhankelijke geschillencommissie. In de vergadering van 11 november 2015 is door de ledenvergadering ingestemd met het voorstel om de vereiste aansluiting bij een geschillencommissie landelijk te regelen, door een branchecommissie Ambulancezorg in te richten, onder de Landelijke Geschillencommissie. Hierbij is gekozen voor een branchemodel, wat het volgende inhoudt:
aansluiting van alle leden via de branche (AZN);
leden committeren zich aan de keuze van cliënt om zich te wenden tot de geschillencommissie, en committeren zich aan de uitspraak. (Dit geldt overigens ook voor cliënten die zich tot de geschillencommissie wenden).
de brancheorganisatie bekostigt installatie en instandhouding van de branchecommissie;
de brancheorganisatie bekostigt geschillenbehandeling (uitgangspunt voor 2016 = behandeling van max 10 geschillen);
indien het oordeel van de geschillencommissie leidt tot toekenning van schadevergoeding, betaalt de zorgaanbieder deze. De brancheorganisatie staat garant. Deze nakomingsgarantie
houdt in dat de branche (uiteindelijk) garant staat voor de nakoming van het bindend advies. Deze situatie kan zich voordoen als de zorgaanbieder na aanmaning en herinnering zich niet houdt aan hetgeen in het bindend advies is bepaald. Het is vervolgens aan de branchevereniging om de kosten te verhalen bij het betreffende lid. Uitgangspunt is dat de cliënt hier niet de dupe van mag worden.
2. Te nemen stappen Met de geschillencommissie heeft na het besluit door de leden overleg plaatsgevonden en zijn de te nemen stappen nader omschreven en uitgewerkt. Hieronder treft u een overzicht van de stappen die genomen moeten worden en de stand van zaken. 2.1.
Opstellen samenwerkingsovereenkomst AZN-Geschillencommissie; Hierin worden zaken beschreven als: inrichting geschillencommissie Ambulancezorg, kostenaspecten bij een geschil, garantstelling, etc. De samenwerkingsovereenkomst wordt ter vaststelling aan het azn-bestuur voorgelegd.
status: de geschillencommissie is bezig met het opstellen van een concept-overeenkomst. het definitieve concept wordt in de vergadering van april ter vaststelling voorgelegd. 2.2.
Inrichten van de Geschillencommissie Ambulancezorg; voordracht kandidaat-leden namens de ambulancezorg De landelijke geschillencommissie is verantwoordelijk voor het inrichten van de branchecommissie ambulancezorg. Deze commissie wordt tripartiet samengesteld: -
een rechter als onafhankelijk voorzitter,
-
een consumentenvertegenwoordiging, op voordracht van de consumentenbond/cliëntenfederatie
-
een branchevertegenwoordiging, op voordracht van de brancheorganisatie.
AZN dient dus 1, bij voorkeur 2, kandidaten aan voor de branchecommissie ambulancezorg voor te dragen. status: de geschillencommissie Ambulancezorg wordt officieel ingesteld na ondertekening overeenkomst. ter voorbereiding hierop zoekt AZN kandidaten om namens de sector zitting te nemen in de commissie. Definitieve voordracht wordt ter instemming aan het bestuur voorgelegd in de vergadering van april. Verzoek aan de leden: Aan de leden wordt gevraagd om hiervoor suggesties te doen op basis van bijgevoegd profiel (bijlage1). Inhoudsdeskundigheid, gezag en neutraliteit zijn de belangrijkste criteria. Suggesties voor kandidaten kunnen worden gemeld bij Liesbeth prins, voor 16 maart a.s. 2.3.
Opstellen tweezijdige leveringsvoorwaarden tussen AZN en consumentenorganisatie. De branche – AZN – dient samen met de consumentenorganisatie/clientenorganisatie tweezijdige leveringsvoorwaarden op te stellen. Hierin worden afspraken vastgelegd over wederzijdse rechten en plichten van cliënt en zorginstelling. Status: Er hebben verkennende gesprekken plaatsgevonden met de SER, die de vertegenwoordiging van consumenten/cliëntenorganisaties regelt, en met zorgbranches die dit traject al hebben ingericht (GGZ NL, Actiz). Dit om zicht te krijgen in wat deze leveringsvoorwaarden inhouden. Voor de totstandkoming van de tweezijdige leveringsvoorwaarden wordt een werkgroep ingericht, en een aantal overleggen gepland tussen vertegenwoordigers namens AZN en de cliëntenvertegenwoordiging. Voor de werkgroep zullen (min 2) vertegenwoordigers binnen de RAV’s worden gevraagd met kennis van het ambulancezorgproces en een juridische achtergrond. Ook zal externe juridische expertise worden ingezet.
2.4.
Overige stappen Als bovengenoemde zaken zijn gerealiseerd en de geschillencommissie Ambulancezorg is een feit, dan volgen nog de volgende stappen. Hierover wordt u t.z.t. nader geïnformeerd. -
De Geschillencommissie ontwikkelt informatiemateriaal voor RAV’s en cliënten en richt op haar site een branchepagina in.
-
De RAV’s ontvangen informatie met een link naar de website van de Geschillencommissie. Deze informatie plaatsen zij op hun eigen website. Aanmelding van
geschillen vindt digitaal plaats, evenals het aanleveren van stukken door zowel client als zorgaanbieder. Dit is onderdeel van de branchepagina. Planning De planning is er op gericht dat de branchecommissie voor de zomer van 2016 ingericht is. Voorgesteld besluit 1. Aan de leden wordt gevraagd suggesties te doen voor kandidaten voor vertegenwoordiging namens de sector in de Geschillencommissie Ambulancezorg 2. Instemmen met het voorstel om een werkgroep in te richten t.b.v. het opstellen van de tweezijdige leveringsvoorwaarden. Bijlage(n) bij voorgesteld besluit 1. Functieprofiel commissielid branche (zorg)