Arbocatalogus
Ambulancezorg
Voorwoord Voor u ligt de Arbocatalogus Ambulancezorg. In deze catalogus draait het om de aanpak van arbeidsrisico’s in onze sector:
• Fysieke belasting • Psychosociale arbeidsbelasting (PSA) • Arbeidstijden • Geluid • Veiligheid • Biologische agentia Zo’n twee jaar geleden werd het Arboconvenant Ambulancezorg afgerond. Binnen de looptijd van dit convenant zijn tal van concrete materialen ontwikkeld en sectorale afspraken gemaakt over onder meer fysieke belasting, stress, verzuim en een gezonde leefstijl. In het verlengde van het convenant is de catalogus ontwikkeld. Daarin wordt als het ware voortgeborduurd op wat er al lag. De catalogus is zo belangrijk omdat de daarin vastgelegde regels van toepassing zijn voor alle organisaties die vallen onder de Wet op de Ambulancezorg (WAZ) en/of lid zijn van Ambulancezorg Nederland. Dat is afgesproken door:
ABVAKABO FNV FNV Bondgenoten CNV BedrijvenBond CNV Publieke Zaak VNG/College voor Arbeidszaken Vereniging Werkgevers AmbulanceZorg Werkgeversvereniging B4
Verder is het van belang te weten dat de Arbocatalogus Ambulancezorg door de Arbeidsinspectie als uitgangspunt wordt gebruikt bij de inspecties die zij uitvoert. Zwolle, oktober 2009
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
2
Handleiding Klikt u met uw muis op de vet cursief gedrukte teksten springt deze naar het gelinkte tekstonderdeel in deze brochure. Bij het aanklikken van een blauwe tekst gaat u uit deze digitale brochure naar een externe link of een website.
Hoofdstuk 1 Arbowet Hoofdstuk 2 Fysieke belasting Hoofdstuk 3 Psychosociale arbeidsbelasting Hoofdstuk 4 Arbeidstijden Hoofdstuk 5 Geluid Hoofdstuk 6 Veiligheid Hoofdstuk 7 Biologische agentia
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
3
| Arbowet Met de wijzigingen in de Arbowet, ingaande 1 januari 2007, hebben sociale partners in alle sectoren een grotere verantwoordelijkheid gekregen voor de vorm en de inhoud van het arbeidsomstandighedenbeleid. Daarmee hebben sociale partners ook meer vrijheid zelf te bepalen welke aanpak en oplossingen gewenst en mogelijk zijn. De overheid trekt zich verder terug bij het opstellen van normen en voorschriften voor veilig en gezond werken. Aan werkgevers en werknemers wordt overgelaten hoe in de sector veilig en gezond kan worden gewerkt. De uitgangspunten en afspraken daarover worden vastgelegd in een Arbocatalogus.
Inhoudsopgave Arbowet Veiligheid en gezondheid Voorlichting en onderricht Melding en registratie Algemene verplichtingen van de werknemers Definitie Arbocatalogus Doelvoorschriften Waarom een Arbocatalogus Ambulancezorg? RI&E Geldigheidsduur Links
Veiligheid en gezondheid Wettelijke eisen aan arbeidsomstandighedenbeleid Art. 3 Arbowet 1. De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat gericht is op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt: a. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd, organiseert de werkgever de arbeid zodanig dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer; b. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd, worden de gevaren en risico’s voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de bron daarvan voorkomen of beperkt; naar de mate waarin dergelijke gevaren en risico’s niet bij de bron kunnen worden voorkomen of beperkt, worden daarbij andere doeltreffende maatregelen getroffen waarbij maatregelen gericht op collectieve bescherming voorrang hebben boven maatregelen gericht op individuele bescherming; slechts indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
4
worden getroffen die zijn gericht op individuele bescherming, worden doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer beschikbaar gesteld; c. de inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud worden zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van de werknemers aangepast. d. monotone en tempogebonden arbeid wordt, zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd vermeden dan wel, indien dat niet mogelijk is, beperkt; e. doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van medewerkers en andere aanwezige personen en f. elke werknemer moet bij ernstig en onmiddellijk gevaar voor zijn eigen veiligheid of die van anderen, rekening houdend met zijn technische kennis en middelen, de nodige passende maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van dergelijk gevaar te voorkomen waarbij een werknemer (artikel 29 lid 1) bevoegd is het werk te onderbreken indien en zolang naar zijn oordeel ernstig gevaar aanwezig is. 2. De werkgever voert, binnen het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid gericht op voorkoming en, indien dat niet mogelijk is, beperking van psychosociale arbeidsbelasting. 3. Ter uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid draagt de werkgever zorg voor een goede verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij rekening houdt met de bekwaamheid van de werknemers. 4. De werkgever toetst het arbeidsomstandighedenbeleid regelmatig aan de ervaringen die daarmee zijn opgedaan en past de maatregelen aan zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring daartoe aanleiding geeft.
Voorlichting en onderricht Art. 8 Arbowet 1. De werkgever zorgt er voor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken. Tevens zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de wijze waarop de deskundige bijstand in de organisatie is georganiseerd. 2. De werkgever zorgt ervoor dat aan de werknemers doeltreffend en aan hun onderscheiden taken aangepast onderricht wordt verstrekt met betrekking tot de arbeidsomstandigheden. 3. Indien persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking van de werknemers worden gesteld en indien op arbeidsmiddelen of anderszins beveiligingen zijn aangebracht, zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers op de hoogte zijn van hun doel en de wijze waarop zij deze dienen te gebruiken. 4. De werkgever ziet toe op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de arbeidsrisico’s alsmede op het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. 5. Indien binnen de onderneming werknemers jonger dan 18 jaar werkzaam zijn, houdt de werkgever bij de uitvoering van de in de voorgaande leden genoemde verplichtingen in het bijzonder rekening met de aan jeugdige leeftijd inherente beperkte werkervaring en onvoltooide lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van deze medewerkers. ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
5
Melding en registratie (van arbeidsongevallen en beroepsziekten) Art. 9 Arbowet 1. De werkgever meldt arbeidsongevallen die leiden tot de dood, een blijvend letsel of een ziekenhuisopname direct aan de daartoe toegewezen toezichthouder en rapporteert hierover desgevraagd en zo spoedig mogelijk schriftelijk aan deze toezichthouder. 2. De werkgever houdt een lijst bij van de gemelde arbeidsongevallen en van arbeidsongevallen welke hebben geleid tot een verzuim van meer dan drie werkdagen en registreert daarop de aard en datum van het ongeval. 3. De deskundige persoon, waardoor de werkgever zich laat bijstaan, meldt beroepsziekten aan een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hiertoe aangewezen instelling.
Algemene verplichtingen van de werknemers Art. 11 Arbowet De werknemer is verplicht om in zijn doen en laten op de arbeidsplaats, overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar zijn vermogen zorg te dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van andere betrokken personen. Met name is hij verplicht om: a. arbeidsmiddelen en gevaarlijke stoffen op de juiste wijze te gebruiken; b. de hem ter beschikking gestelde, als verplicht aangemerkte, persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze te gebruiken en na gebruik op de daartoe bestemde plaats op te bergen; c. de op de arbeidsmiddelen of anderszins aangebracht beveiligingen niet te veranderen of buiten noodzaak weg te halen en deze beveiligingen op de juiste wijze te gebruiken; d. mee te werken aan het voor hem bedoelde onderricht; e. de door hem opgemerkte gevaren voor de veiligheid en gezondheid terstond ter kennis te brengen aan de werkgever of degene die namens deze ter plaatse met de leiding is belast; f. de werkgever, de andere werknemers, deskundige personen intern of bij de arbodienst indien nodig bij te staan bij de uitvoering van hun verplichtingen en taken.
Definitie Arbocatalogus Schriftelijke afspraken tussen vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers in een branche, bedrijfssector of op landelijk niveau, waaronder begrepen de overheid, waarin maatregelen of voorzieningen ter voorkoming of beperking van arbeidsrisico’s zijn vastgelegd betreffende de wijze waarop in die bedrijfssector of branche dan wel op landelijk niveau kan worden voldaan aan bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet gestelde doelvoorschriften. (bron: Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 november 2008, nr ARBO/A&V/2008/14423, tot vaststelling van een beleidsregel met betrekking tot arbeidsomstandighedencatalogi, kortweg Beleidsregel arbocatalogi).
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
6
Doelvoorschriften In het publieke domein legt de overheid doelvoorschriften vast. Vormen van doelvoorschriften zijn: 1. Concrete doelvoorschriften waarbij moet worden gedacht aan gezondheidskundige grenswaarden, die een minimaal beschermingsniveau aanduiden. De wet geeft bijvoorbeeld voor het risico geluid aan dat vanaf een geluidsniveau van 80dBA gehoorbescherming verplicht is. 2. Globale doelvoorschriften waarbij voor de arbeidsrisico’s doelstellingen kunnen worden afgesproken die niet rechtstreeks uit de Arbowet voortvloeien. 3. Procesnormen waarin wordt vastgelegd dat voor een bepaald arbeidsrisico een nadere regeling vereist is. Een voorbeeld hiervan is de Psychosociale arbeidsbelasting. 4. Middelvoorschriften, maatregelen of methoden om (blootstelling aan) bepaalde risico’s te verminderen. Volgens het SER-advies moet het hierbij gaan om erkende middelen en methoden. Dat wil zeggen dat zij gebaseerd zijn op onderzoek en ervaring en gedragen worden door deskundigen.
Waarom een Arbocatalogus Ambulancezorg? Voor de sector is een arbocatalogus gewenst omdat: • Er een structurele en eenduidige invulling van de zorgplicht van de werkgever plaatsvindt. • De arbocatalogus fungeert als een sectoraal, regio- en organisatieoverschrijdend document. • De arbocatalogus zorgt voor borging en samenhang van managementinstrumenten, zoals de RI&E, Medewerkerstevredenheidsonderzoek en periodiek (preventief) gezondheidsonderzoek. • Door sectorale realisatie van risicobeperkende en risicovoorkomende maatregelen wordt bespaard op kosten. • Er sprake is van sectorale bronaanpak van arbeidsrisico’s door eenduidige beheersmaatregelen. • Kennis en producten voor de hele sector beschikbaar komen. • In de toekomst op basis van de arbocatalogus sectorbreed slechts periodiek een marginale toets door de Arbeidsinspectie wordt uitgevoerd.
Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) Art. 5 Arbowet 1. Bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid legt de werkgever in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich meebrengt. Deze risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) bevat tevens een beschrijving van de gevaren en risicobeperkende maatregelen en de risico’s voor bijzondere categorieën van werknemers. 2. In de RI&E wordt aandacht besteed aan de toegang van werknemers tot een of meer deskundige werknemers, waardoor de werkgever zich laat bijstaan of tot de arbodienst. 3. Een plan van aanpak waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de bedoelde risico’s en de samenhang daartussen, maakt deel uit van de RI&E. In het plan van aanpak wordt tevens aangegeven binnen welke termijn deze maatregelen zullen worden genomen. De RI&E wordt aangepast zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of werkomstandigheden of de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
7
4. De risico-inventarisatie en –evaluatie wordt aangepast zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of werkomstandigheden of de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven. 5. Indien de werkgever arbeid doet verrichten door een werknemer die hem ter beschikking wordt gesteld, verstrekt hij tijdig voor de aanvang van de werkzaamheden aan degene die de werknemer ter beschikking stelt, de beschrijving uit de risico-inventarisatie en -evaluatie van de gevaren en risicobeperkende maatregelen en van de risico’s voor de werknemer op de in te nemen arbeidsplaats, opdat diegene deze beschrijving verstrekt aan de betrokken werknemer. Sinds 2004 heeft de sector Ambulancezorg een digitale, modulair opgebouwde en branchespecifieke RisicoInventarisatie en –Evaluatie (SOVAM 2004, actualisatie 2006). Medewerkers van ambulanceorganisaties kunnen inloggen op de digitale RI&E middels een inlognaam en wachtwoord dat zij aan kunnen vragen bij Ambulancezorg Nederland. In de digitale RI&E Ambulancezorg wordt aandacht besteed aan: • beleid en Organisatie • thema’s • werkplekken • plan van aanpak Aandachtspunten naar aanleiding van de arbocatalogus voor de actualisatie van de RI&E zijn: • vaccinatiebeleid • beroepskleding en het wassen daarvan • aanstellings- en periodiek arbeidsgezondheidkundig onderzoek (na vaststelling door sociale partners) • agressie en geweld
Geldigheidsduur De Arbocatalogus Ambulancezorg heeft een geldigheidsduur voor de periode tot en met 30 juni 2012. Uiterlijk in mei 2011 bezien sociale partners op grond van een evaluatie of en op welke punten de arbocatalogus tussentijds moet worden aangepast.
Links www.overheid.nl www.minszw.nl www.arbeidsinspectie.nl
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
8
1 | Fysieke belasting Fysieke belasting is in de ambulancezorg een risico voor rijdende medewerkers en voor meldkamer- en kantoorpersoneel. De aanpak bij de bron houdt in dat voor alle handelingen die volgens algemeen aanvaarde gezondheidkundige normen te zwaar zijn, oplossingen ingevoerd moeten worden die de belasting aanvaardbaar maken. De arbocatalogus biedt handreikingen voor beleid en richtlijnen voor de praktijk, neergelegd in het Werkpakket 0-1-2- Daar red je ruggen mee.
Inhoudsopgave Fysieke belasting Definities: • Fysieke belasting • Beeldschermwerk Wettelijke voorschriften NIOSH-norm Inventariseren: • RI&E • TilThermometer • Werkpakket • 0-1-2-principe • Beleidsspiegel Praktijkrichtlijnen Fysieke belasting tijdens zwangerschap Werkplekonderzoek Red-je-rugboekje Pregotips Praktijkvoorbeelden Links
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
9
Definities Fysieke belasting De door de werknemer in verband met de arbeid in te nemen werkhouding, uit te voeren bewegingen of uit te oefenen krachten, onder meer bestaande uit tillen, neerzetten, duwen, trekken, dragen of op een andere wijze verplaatsen of ondersteunen van een of meer lasten. (bron: Arbobesluit, artikel 1.1.4a)
Beeldschermwerk a. beeldscherm: een alfanumeriek of grafisch scherm, ongeacht het afbeeldingsprocedé; b. beeldschermwerkplek: het geheel dat bestaat uit beeldschermapparatuur, voorzien van toetsenbord of voorziening voor gegevensinvoer en/of de interface mens/machine bepalende software, facultatieve accessoires, nevenapparatuur, telefoon, modem, printer, documenthouder, stoel, werktafel of werkvlak alsmede de onmiddellijke werkomgeving. (bron: Arbobesluit, artikel 5.7)
Wettelijke voorschriften De Arbowet omschrijft een globaal doel: fysieke belasting tijdens het werk mag geen gevaar voor de gezondheid opleveren. De Arbeidsinspectie gaat uit van gezondheidkundige normen die algemeen geaccepteerd zijn maar niet wettelijk zijn vastgelegd. In de instructie van de Arbeidsinspectie staan de volgende normen waarbij de toetsing afhankelijk is van de situatie: a. het duwen en trekken van lasten op wielen: maximaal 400 kg in horizontale richting, dus zonder helling; b. duwen: de maximale benodigde kracht om een last in beweging te brengen mag de volgende grenswaarden niet overschrijden: 30 kg onder optimale omstandigheden (lage frequentie, korte afstand) en 14 kg onder minder optimale omstandigheden (hoge frequentie, lange afstand); c. duwen: de maximale benodigde kracht om een last in beweging te houden mag de volgende grenswaarden niet overschrijden: 20 kg onder optimale omstandigheden (lage frequentie en korte afstand) en 6 kg onder minder optimale omstandigheden (hoge frequentie en lange afstand); d. trekken: de maximale benodigde kracht om een last in beweging te brengen mag de volgende grenswaarden niet overschrijden: maximaal 20 kg over maximaal 2 meter, maximaal 12 maal per uur en maximaal 20 kg over maximaal 8 meter bij een frequentie van maximaal 1 maal per 8 uur.
NIOSH-norm NIOSH staat voor National Institute for Occupational Safety and Health. Voor de richtlijnen voor de ambulancezorg is, op advies van de gezondheidsraad, ook deze norm als uitgangspunt genomen. Internationaal wordt voor fysieke belasting de zogenaamde NIOSHnorm van 23 kg voor tillen in de meest optimale situatie gehanteerd.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
10
Bij ongunstige omstandigheden als hoogteverschillen, draaien tijdens het tillen etc., daalt het maximale tilgewicht. De NIOSH-methode is een rekenmethode waarmee berekend kan worden hoeveel kilo in een bepaalde situatie mag worden getild zonder gezondheidsrisico te lopen. De methode geeft geen garantie dat werknemers geen gezondheidsklachten zullen ontwikkelen. De tilindex wordt berekend door het gewicht dat feitelijk wordt getild te delen door het aanbevolen gewicht. In een hoger beroep heeft de rechter de uitspraak gedaan dat de NIOSH-methode de gezondheidkundige norm is voor gezond en veilig tillen. Daarmee geldt de norm als stand der wetenschap en is toetsing aan de hand hiervan en zonodig ingrijpen van de Arbeidsinspectie juridisch onderbouwd.
Inventariseren Om inzicht te krijgen in aard en omvang van fysieke belasting zijn de volgende hulpmiddelen beschikbaar: 1. De digitale RI&E Ambulancezorg (ambulancediensten beschikken over inlogcodes waarmee zij zich toegang kunnen verschaffen tot de digitale RI&E), deze bevat een module fysieke belasting. 2. De TilThermometer, een instrument om de fysieke belasting van medewerkers in patiënt gebonden functies in kaart te brengen. In de TilThermometer wordt rekening gehouden met twee soorten hulpverlening: spoedeisend en niet-spoedeisend. Er zijn twee soorten Tilthermometers met een rekenmodule: een tilthermometer die voor teams en locaties kan worden gebruikt met daarbij een toelichting en een tilthermometer die voor de gehele organisatie kan worden ingevuld. Bij deze laatste hoort ook een toelichting. Na invulling wordt duidelijk of er sprake is van overbelasting en zo ja, aan hoeveel en welk type fysieke belasting medewerkers worden blootgesteld. Het vaststellen van wat aanvaardbare belasting en wat overbelasting is, wordt gebaseerd op de Praktijkrichtlijnen Fysieke belasting. Bij regelmatig gebruik wordt ook duidelijk of er veranderingen zijn in aard en mate van blootstelling en effecten van uitgevoerd beleid. 3. De Beleidsspiegel, een instrument om de sterke en zwakke kanten van het preventiebeleid van de eigen organisatie vast te stellen. De Beleidsspiegel bevat een checklist om na te gaan of het beleid voldoende gericht is op het voorkomen van te zware fysieke belasting. Aan de hand van de kleurcodering is meteen inzichtelijk op welke punten goed gescoord wordt en welke punten verbeterd kunnen worden. Ook wordt duidelijk waaraan prioriteit gegeven moet worden en wie wat en wanneer moet doen.
Praktijkrichtlijnen De beschikbare praktijkrichtlijnen zijn opgesteld om ambulanceorganisaties te helpen bij het ontwikkelen en uitvoeren van een preventief beleid. De richtlijnen zijn wetenschappelijk verantwoorde en praktijkgerichte afspraken over hoe onnodige en te zware belasting kan worden voorkomen en verminderd. De praktijkrichtlijnen fysieke belasting zijn onderdeel van het ‘Werkpakket 0-1-2 Daar red je ruggen mee’.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
11
De aard van het werk verdraagt zich slecht met het standaardiseren en opstellen en voorschrijven van regels. De praktijkrichtlijnen zijn daarom gebaseerd op het 0-1-2-principe, volgens de Europese regelgeving.
0-1-2-principe De 0 staat voor eerste keus, de echte bronaanpak. De oplossing zit in: • een beperkt gewicht van apparatuur en couveuse • een beperkt gewicht van de spoedkoffer • een goed werkende brancard • een ergonomisch optimaal ingerichte ambulance • het, waar verantwoord, zelf laten bewegen van de patiënt • het gebruiken van hulpmiddelen die de patiënt zelfredzamer maken • een goed ingerichte en op de gebruiker ingestelde werkplek en beeldscherm • het, bij beeldschermwerk en andere repeterende bewegingen, regelmatig nemen van korte pauzes en/of afwisseling na een uur met een andere korte bezigheid De 1 staat voor de aanpak in situaties waarin de 0-aanpak redelijkerwijs niet mogelijk is. De oplossing zit dan in: • een optimale werktechniek • het toepassen van hulpmiddelen • het inroepen van assistentie De 2 staat voor het zoveel mogelijk beperken van ongunstige belasting als die onvermijdelijk is. De oplossing zit in: • het toepassen van een zo goed mogelijke techniek • het inroepen van assistentie met noodzakelijk materieel • het elkaar tijdig afwisselen De Praktijkrichtlijnen bevatten: • de bronnen van fysieke belasting • de norm • hulpmiddelen voor de beoordeling van een situatie • de situatie en/of de patiënt • de relevante praktijkrichtlijn
Fysieke belasting tijdens zwangerschap Organisatie van de arbeid bij zwangere medewerkers en medewerkers tijdens de lactatie. De werkgever is verplicht de arbeid van een zwangere medewerker en een werknemer tijdens lactatie zodanig te organiseren dat de arbeid voor die werknemer geen gevaren met zich kan brengen voor haar veiligheid en gezondheid en geen terugslag kan veroorzaken op de zwangerschap of lactatie. (Arbobesluit art. 1.42)
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
12
Dat houdt ten aanzien van fysieke belasting tenminste in dat de noodzaak tot bukken, hurken of knielen bij de arbeid voor de zwangere werknemer zo veel mogelijk wordt voorkomen. in de laatste drie maanden van de zwangerschap mogen zwangere werknemers niet worden verplicht tijdens de dienst meer dan eenmaal per uur te hurken, knielen, bukken of staande voetpedalen te bedienen. Als er tot drie maanden voor de zwangerschap toch handmatig getild moet worden, mag het in één handeling te tillen gewicht niet zwaarder zijn dan 10 kg. Vanaf de twintigste week van de zwangerschap geldt dat gewichten van meer dan 5 kg. niet meer dan 10 keer per dienst mogen worden getild. Vanaf de dertigste week mag dat niet vaker dan 5 keer.
Werkplekonderzoek Bij klachten die ontstaan bij repeterende handelingen zoals bij beeldschermwerk op de meldkamer en bij kantoorfuncties, is een werkplekonderzoek door een ergocoach of de arbodienst een hulpmiddel voor verbetering en preventie. Bij werkplekken die bij wisselende diensten door verschillende medewerkers worden gebruikt, is het belangrijk dat medewerkers zelf steeds aandacht schenken aan de hoogte van het werkblad, de hoogte van en de afstand tot het beeldscherm, de instelling van de stoel en het binnen handbereik hebben van benodigdheden. Klachten aan nek en schouders kunnen ook veroorzaakt worden door een visusprobleem. Bij vermoeden van een visusprobleem, is een oogmeting belangrijk en kan zonodig een computerbril worden aangeschaft. Om klachten aan nek en schouders (CANS) te voorkomen en een gezonde werkhouding te stimuleren is het belangrijk dat de medewerkers zich bewust zijn van de risicofactoren. CANS of RSI zijn verzamelnamen voor ziektebeelden die te maken hebben met arbeid en herhaalde bewegingen, krachtsinspanningen en belastende houdingen. Werkdruk en stress spelen ook een rol omdat ze leiden tot verhoogde spierspanning. Te weinig beweging is ook een risicofactor omdat de doorbloeding er onder kan leiden.
Het 0-1-2 Daar Red-je-ruggen-mee boekje Het Red-je-rugboekje is bestemd voor medewerkers in de ambulancezorg. Het boekje bevat instructieve informatie over zo verantwoord mogelijk omgaan met fysieke belasting.
Pregotips Pregotips zijn tips om fysieke belasting te voorkomen en te beperken. Na de uitgave van Pregotips in boekvorm is er nu een digitale voortzetting, zie daarvoor: www.pregoplus.nl
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
13
Praktijkvoorbeelden RAV Hollands Midden heeft in 2008 de medewerkers een cursus Fysieke belasting aangeboden. De cursus is gebaseerd op het ‘Werkpakket 0-1-2 Daar red je ruggen mee’ en werd gegeven door de samenstellers van het werkpakket. De cursus is hoog gewaardeerd en heeft duidelijk bijgedragen aan het verminderen van risico’s.
Links www.ergocoaches.nl www.pregoplus.nl www.szw.nl www.arboportaal.nl
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
14
2 | Psychosociale arbeidsbelasting Psychosociale arbeidsbelasting (PSA) is het gevolg van (een combinatie van) werkdruk, traumatische ervaringen en agressie en geweld. PSA is een voortdurend aanwezig arbeidsrisico dat aanleiding kan zijn tot minder plezier in het werk, lagere productiviteit, fouten, verzuim of verloop. PSA kan het gevolg zijn van gedrag, de organisatie van het werk, de inhoud van het werk en van ingrijpende gebeurtenissen. Of PSA als overbelasting wordt ervaren, is sterk persoonlijk bepaald, afhankelijk van omstandigheden, frequentie, opeenstapeling van incidenten, begrip in werk- en privésfeer, opvang en externe factoren. Medewerkers moeten goed getraind zijn/worden om met PSA om te gaan.
Inhoudsopgave Psychosociale arbeidsbelasting Werkdruk Traumatische ervaringen Agressie en geweld Gedrag Organisatie van het werk Vormen van agressie en geweld Integrale aanpak agressie Beleidsmatige aanpak agressie Preventieve maatregelen agressie Afhandelen agressie-incidenten Wettelijke voorschriften Inventariseren Werkpakket Psychische Belasting Sta-even-stil-bij-stressboekje Praktijkvoorbeelden Links
Werkdruk Werkdruk in de ambulancezorg komt vooral voor in de vorm van piekbelasting. Na een rustige wachttijd, kan opeens het uiterste worden gevergd van de medewerkers. Ook de inhoud en organisatie van het werk kunnen, bijvoorbeeld door onduidelijkheid over taken, veranderende eisen m.b.t. kennis en vaardigheden, als werkdruk ervaren worden. Uit het Evaluatieonderzoek van het Arboconvenant Ambulancezorg (Vijfvinkel en Van Vree 2007) bleek dat bij de afronding van de convenantsperiode 6% van de medewerkers in de sector aangaf de werkdruk belastend te vinden.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
15
Traumatische ervaringen Traumatische ervaringen vormen voor medewerkers in de ambulancezorg een arbeidsrisico. Ze zijn niet te voorkomen en hoe de medewerker deze ervaringen verwerkt en wat daarvoor nodig is, is sterk persoonlijk bepaald. Traumatische ervaringen hebben niet alleen te maken met ernstige ongevallen en rampen maar ook met situaties waarin het om kinderen of bekenden gaat. Ook ongewenst gedrag (zie pagina 15&16 van het Werkpakket Agressie en Geweld) dreigementen, (seksuele) intimidaties, schelden, pesten en chantage kunnen traumatiserend zijn. In de organisatie moet er op gelet worden dat de individuele medewerker er niet alleen voor komt te staan of het gevoel krijgt aan zijn lot te worden overgelaten. In het Werkpakket Psychische belasting zijn diverse hulpmiddelen opgenomen. Bijvoorbeeld: • een leidraad voor de individuele medewerker • een leidraad voor de leidinggevende • een leidraad voor een collega Dit om inzicht te krijgen in de aard, de vorm en de mate waarin traumatische ervaringen zich voordoen, zowel voor de medewerkers als voor de leidinggevenden. Verder zijn er de gespreksmodellen (pagina 17 t/m 29), een hulpmiddel om met elkaar in gesprek te komen, naar oplossingen te zoeken en om van de ervaringen te leren en mogelijk maatregelen te nemen. Elk ambulanceorganisatie heeft een Bedrijfsopvangteam (BOT) dat beschikbaar is voor medewerkers. Ambulanceorganisaties kunnen gebruik maken van het BOT-web. Op het BOT-web kunnen BOT-leden digitaal de BOT-meldingen registreren. BOT-leden kunnen inloggen middels een inlognaam en wachtwoord.
Agressie en geweld Medewerkers in de ambulancezorg en andere dienstverlenende beroepen worden geconfronteerd met agressief en gewelddadig gedrag. Uit rapporten van de Arbeidsinspectie blijkt dat agressie en geweld in toenemende mate voorkomen en daardoor een groter arbeidsrisico vormen. Voor meldkamermedewerkers gaat het vooral om verbale agressie en voor de rijdende medewerkers kan daar ook fysiek geweld bijkomen. Agressie kan zich voordoen als middel om iets voor elkaar te krijgen maar kan ook het gevolg zijn van frustratie of onbeheerste emotie. De afgelopen jaren zijn de overheid en de betrokken sectoren aan de slag gegaan met de aanpak van agressie. In 2006 is begonnen met het Actieprogramma ‘Aanpak agressie en geweld tegen werknemers met een publiek taak’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De aanpak is gericht op verschillende vormen van agressie die ieder een eigen werkwijze vereisen.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
16
In het Werkpakket Agressie en geweld staat informatie over: • de vormen van agressie en geweld • gedrag • een aanzet tot een integrale aanpak • een beleidsmatige aanpak • het voorkomen van agressie door preventieve maatregelen & adequaat optreden tijdens incidenten • het afhandelen, melden en registreren van incidenten Ook worden de rollen, taken en verantwoordelijkheden beschreven. Voor de sector is een Agressieprotocol beschikbaar. Dit agressieprotocol is opgenomen in het Werkpakket Psychische Belasting.
Gedrag De wijze waarop iemand zich gedraagt wordt door veel factoren beïnvloed. Factoren als persoonlijkheidskenmerken, persoonlijkheidstoornissen, boosheid, onzekerheid, beelden en gevoelens die anderen oproepen, gebruik van alcohol en drugs en leeftijd en sekse. Het ervaren en op een bepaalde manier beoordelen van een situatie waarin iemand terechtkomt, kan aanleiding geven tot boosheid die wordt omgezet in agressief of gewelddadig gedrag. Als iemand rationeel kan blijven denken en de gevolgen van zijn handelen kan overzien, zal hij zijn gevoelens en stressreactie onder controle kunnen houden. Zo iemand zal in de meeste gevallen met gepast gedrag reageren. De meeste mensen reageren op een voor ons begrijpelijke manier. Vanuit dit idee maken we een inschatting van het te verwachten gedrag van de persoon tegenover ons en van het mogelijke agressierisico. Maar sommige mensen reageren anders en zijn in hun gedragingen onvoorspelbaar. Zij kunnen boos worden om voor anderen onbegrijpelijke of onnavolgbare redenen en heftig reageren. mogelijke oorzaken hiervan zijn:
Persoonlijkheidsstoornis Mensen beschikken over een ingebouwde rem. Deze rem helpt hen de natuurlijke (vecht) impulsen in goede banen te leiden. Niet bij iedereen werkt die rem even goed. Dat is bijvoorbeeld het geval bij mensen met een persoonlijkheidsstoornis zoals borderline, een antisociale persoonlijkheidsstoornis of narcistische persoonlijkheidstoornis. Stoornissen die effect hebben op de zelfbeheersing en mogelijk ook op de wijze waarop situaties waargenomen worden en informatie verwerkt wordt. Alcohol en drugs beïnvloeden het waarnemings- en beoordelingsvermogen. Hierdoor kan impulsief en onvoorspelbaar gedrag ontstaan. Er zijn subculturen waarin agressief gedrag aangemoedigd wordt en er zijn mensen die zich goed voelen bij machtsuitingen en agressief gedrag of die niet geleerd hebben anders te reageren. Wanneer worden mensen boos: • als hun belangen worden bedreigd • als zij geld dreigen te verliezen
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
17
• bij dreigend verlies van sociaal aanzien en prestige • bij dreigend verlies van zelfstandigheid • bij het ervaren van tegenwerking • als behoeften worden geblokkeerd • bij plotselinge veranderingen • bij plotselinge onzekerheden Kenmerken van een verhoogde kans op agressief gedrag: • de persoon heeft in het verleden te maken gehad met agressie en geweld • de persoon ervaart sterke gevoelens van machteloosheid • een psychiatrisch ziektebeeld • een negatief toekomstbeeld • een lage frustratiedrempel • problemen in de persoonlijke omgeving • persoonlijkheid gekenmerkt door achterdocht, angst en vijandigheid • beperkte communicatieve vaardigheden • alcohol en/of drugs • verslaving in combinatie met psychische stoornissen • medicijngebruik of nalatigheid in medicijngebruik Deze factoren hoeven niet automatisch tot agressief gedrag te leiden maar zijn wel aanleiding om extra alert te zijn. Voorbeelden van aanleiding tot agressief gedrag waarmee meldkamer en hulpverleners te maken kunnen krijgen: • taal/communicatieprobleem • onduidelijke afspraken/misverstanden • te lange (ervaren) wachttijd • niet de gewenste persoon kunnen spreken • wegblokkades met uiterste of te lange aanrijdtijd • inzet anders dan verwacht • eisen en verwachtingspatroon van omstanders • inzet tijdens evenementen • psychiatrische problematiek • groepsgedrag/provocaties De houding van de meldkamermedewerker en de hulpverlener is medebepalend voor het gedrag van degene die een melding doet, de patiënt en de omstanders. Uit het oogpunt van preventie moet aan medewerkers de eis worden gesteld dat zij beschikken over invoelend vermogen, inschattingsvermogen en flexibiliteit. Zij moeten zich hulpvaardig, vakkundig, zakelijk en klantgericht kunnen opstellen. Daarmee wordt de kans verkleind dat een situatie ontaard in een conflict of agressie-incident.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
18
Medewerkers moeten zich kordaat en zelfverzekerd kunnen opstellen als iemand ongewenst of grensoverschrijdend gedrag vertoont. Het in een vroegtijdig stadium benoemen van het ongewenste gedrag en het duidelijk stellen van een grens, kunnen voorkomen dat het agressieve gedrag doorzet. De confrontatie met een agressieve persoon heeft een enorme impact. Ons lichaam reageert met een stressreactie. Als we boos of bang worden leidt dat tot een vecht- of vluchtreactie. Die reactie is niet in alle situaties even effectief. Horen, zien en voelen gebeurt automatisch en deels onbewust. In trainingen agressiehantering en in professioneel gedrag gaat het erom de eigen reacties en waarschuwingssignalen in een vroegtijdig stadium te (leren) herkennen. De eerste, impulsieve reactie is een instinctief veiligheidsmechanisme, een manier om het lichaam in topconditie te brengen. Ons lichaam reageert met een toename van alertheid, concentratie, spierspanningen en bloeddruk met de neiging onszelf te verdedigen en een tegenaanval in te zetten. Daarom is het in hulpverleningssituaties goed de situatie te blijven overzien, in te schatten en daarna pas te handelen. De fysieke reacties in ons lichaam zijn te beïnvloeden door een rustige ademhaling, het ontspannen van spieren die niet nodig zijn om te blijven staan, te tillen etc., een bewuste lichaamshouding en het sturen van gedachten (Dit is niet tegen mij gericht, het is logisch dat de betrokkene zo reageert etc.).
Ongewenst gedrag en gewenst gedrag In het Werkpakket Agressie en geweld Ambulancezorg is bij ongewenst gedrag een schema opgenomen met vormen van agressie die ook bij registratie van incidenten worden gebruikt.
Gedragscodes voor medewerkers In het Werkpakket Agressie en geweld Ambulancezorg staan algemene gedragscodes voor medewerkers met aandachtspunten zoals voorstellen, aanspreekvorm, nakomen van regels etc. opgenomen. Het kunnen omgaan met agressie en geweld vereist van medewerkers ook bepaalde vaardigheden.
Organisatie van het werk Ook in de organisatie zijn factoren van invloed op het agressierisico. Het gaat daarbij om organisatiecultuur, kwaliteit van beleid, werkprocessen en procedures, stijl van leidinggeven en kenmerken van medewerkers. De kans op agressie tegenover medewerkers neemt toe bij stressvolle situaties. Ontevredenheid, al dan niet terecht, over de aard en de kwaliteit van de dienstverlening, kan agressie in de hand werken. De organisatie heeft mogelijkheden om preventieve maatregelen te nemen. Op basis van een goede registratie van incidenten, verzamelde informatie en het benutten van leermomenten kan preventief beleid worden ontwikkeld met risicoprofielen (pagina 27) en voorlichting en training.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
19
Vormen van agressie en geweld Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hanteert voor agressie en geweld de volgende definitie: Het welbewust of onbewust, verbaal of non-verbaal, uiten, gebruiken van fysieke kracht of macht, dan wel het dreigen daarmee, gericht tegen een werknemer, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van de publieke taak, wat resulteert of waarschijnlijk zal resulteren in een gevoel van bedreiging, psychische schade, materiële schade, letsel of de dood tengevolge hebbende.
Instrumentele agressie Bij deze vorm van agressie zet de dader zijn agressie bewust in om een bepaald doel te bereiken. De agressie of het geweld is een middel en de dader kan in eerdere situaties ervaren hebben dat agressief gedrag loont. Er kan al gauw sprake zijn van een machtstrijd. Die uit zich vaak in nonverbaal gedrag: voorover leunen, (te) dichtbij komen staan, dwingen, dreigen of uitdagen. Neem dit gedrag serieus, dreig niet terug, ga niet in discussie of teveel uitleg geven, verschuil u ook niet achter regels en procedures maar benoem het gedrag, geef normen en grenzen aan en maak duidelijk dat agressie niet getolereerd wordt, stel de betrokkene voor de keuze, blijf consequent en rond het tijdig af.
Niet-instrumentele agressie Niet-instrumentele agressie wordt ook frustratie- of emotionele agressie genoemd omdat er sprake is van een externe aanleiding, een uitlokkende gebeurtenis. Die aanleiding roept negatieve gevoelens op bij de persoon in kwestie. Agressie is dan vaak een uiting van ongenoegen, onvrede en onzekerheid. De betrokken kan vol onbegrip reageren, in discussie gaan, met stemverheffing gaan praten of eisen gaan stellen. Ga in zo’n geval niet met de betrokkene in discussie, ga niet zelf met stemverheffing praten en bagatelliseer de situatie niet. Probeer contact te maken, luister actief, veer mee, kom met argumenten en rond het ook af. In het werkpakket Agressie en Geweld Ambulancezorg is zijn in een schema categorieën van agressie en geweld weergegeven.
Integrale aanpak agressie In hoofdstuk 3 van het Werkpakket Agressie en geweld Ambulancezorg wordt beschreven waar het organisatiebeleid aan moet voldoen. In de integrale aanpak, gebaseerd op de Arbowet, kennis, ervaring en goede praktijken, wordt onderscheid gemaakt in beleid, voorzorgsmaatregelen, maatregelen om adequaat te kunnen reageren en afhandeling van incidenten. In de tabel zijn alle aspecten weergegeven met suggesties hoe invulling aan het beleid, en de uitvoering daarvan, gegeven kan worden.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
20
Beleidsmatige aanpak agressie In hoofdstuk 4 van het Werkpakket Agressie en Geweld, het oplossingenboek, wordt een beleidsmatige aanpak van agressie en geweld beschreven. Hier wordt aandacht besteedt aan: • beleid en beleidscyclus • taken en verantwoordelijkheden van directie/MT • (eventueel) gemandateerd verantwoordelijke • de leidinggevende • de medewerkers • de afdeling P&O • de preventiemedewerker
Preventieve maatregelen agressie Om veilig te kunnen werken is het noodzakelijk de risico’s te (her)kennen, vroegtijdig te signaleren, de juiste (voorzorgs)maatregelen te nemen en alternatieve scenario’s achter de hand te hebben. Het Werkpakket Agressie en Geweld geeft inzicht in het proces om tot preventieve maatregelen in een Plan van Aanpak te komen. Bij een preventieve aanpak horen ook voorlichting en training van medewerkers. De alarmprocedure en afspraken met de politie moeten bij de medewerkers bekend zijn.
Afhandelen van agressie-incidenten Naast eerste opvang en nazorg gaat het bij het afhandelen van incidenten ook over onderstaande onderwerpen: • melden en registreren • aangifte doen • een dadergerichte aanpak • sancties • mogelijk schadeverhaal
Wettelijke voorschriften De beleidslijnen in de met ingang van 1 januari 2007 gewijzigde Arbowet verplichten de werkgever Psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen en de werknemers daartegen te beschermen. (Art. 1.3 Arbowet) Daar hoort de verplichting bij de psychosociale arbeidsrisico’s te inventariseren en preventief beleid te ontwikkelen. In artikel 3 van de Arbowet wordt aan werkgevers een algemene zorgplicht opgedragen. Daartoe moet een arbeidsomstandighedenbeleid worden gevoerd in overeenstemming met de stand der wetenschap en professionele dienstverlening, met regelmatige evaluatie en zonodig bijstelling van het beleid op grond van de evaluatie.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
21
De werkgever moet: Art. 3.1.a het werk zodanig organiseren dat er geen nadelige invloed wordt uitgeoefend op de gezondheid van de werknemers Art. 3.1.b gevaren bij de bron aanpakken Art. 3.1.c rekening houden met de persoonlijke eigenschappen van de werknemers Art. 3.1.e doeltreffende maatregelen nemen op het gebied van eerste hulp bij ongelukken De werknemer moet: Art. 3.1.f bij ernstig of onmiddellijk gevaar zelfstandig de nodige maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van een dergelijk gevaar te voorkomen. Het aanpakken van psychosociale arbeidsbelasting is een verantwoordelijkheid van de hele organisatie en waar het agressie betreft ook van de samenleving waarin normen gesteld, gerespecteerd en gehandhaafd moeten worden.
Inventariseren Om inzicht te krijgen in aard en omvang van psychosociale arbeidsbelasting zijn verschillende hulpmiddelen beschikbaar. De module Psychische belasting in de digitale RI&E vormt de basis (Ambulancediensten kunnen bij AZN toegangscodes voor de RI&E aanvragen). In het Werkpakket Psychische belasting zijn onderstaande thema’s opgenomen waarvan ook gebruik gemaakt kan worden: • stroomschema’s • leidraad voor de medewerker • leidraad voor de leidinggevende Het melden (zie meldingsformulier uit de digitale RI&E) en registreren van incidenten en de periodieke overzichten daarvan zijn belangrijk om ontwikkelingen in beeld te krijgen en om het beleid daarop zonodig of gewenst bij te stellen.
Werkpakket Psychische belasting Het Werkpakket Psychische belasting bevat concrete handreikingen en instrumenten voor medewerkers en leidinggevenden om psychische (over)belasting inzichtelijk en bespreekbaar te maken en aan te pakken. De Leidraad voor de individuele medewerker bevat acht stappen: Stap 1 Checklist ‘Signalen van psychische belasting’ Stap 2 Zoeken van verbanden Stap 3 Oorzaken van verstoringen op het werk Stap 4 Ordenen van de uitkomsten: oorzaken van verstoringen op het werk Stap 5 Checklist ‘Onderlinge verhoudingen op het werk en persoonlijke kenmerken’ Stap 6 Ordenen van de uitkomsten: onderlinge verhoudingen Stap 7 Hoe nu verder? Stap 8 In gesprek
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
22
Voor leidinggevenden is het belangrijk dat zij oog en oor hebben voor signalen van psychosociale arbeidsbelasting. De verantwoordelijkheid voor het waarnemen, herkennen en erkennen van signalen en problemen ligt in eerste instantie bij de leidinggevende. De leidinggevende moet ook de competentie hebben en verder ontwikkelen om in te kunnen gaan op signalen en om problemen te kunnen aanpakken. De Leidraad voor de leidinggevende voor het gesprek met een medewerker bevat de zogenaamde WAT-probleemdiagnose. WAT staat voor Werkdruk, Agressie en Traumatische gebeurtenissen. Stap 1 Vaststellen van de belangrijkste WAT-problemen Stap 2 Wat maakt dat dit probleem (nog) in stand blijft? Stap 3 Van individueel naar groepsniveau De Leidraad voor het bespreekbaar maken tijdens werkoverleg bevat een checklist en een procedure. De Leidraad voor analyse van knelpunten in het primaire proces bevat een oorzaak-gevolg diagram, de Visgraat. In de visgraat worden vier groepen oorzaken onderscheiden: 1. onderwerpen die te maken hebben met het primaire proces zoals functie en organisatie van werkzaamheden, normen, patiënten, middelen, informatie en contact: 2. onderwerpen die te maken hebben met personeelsbeleid, organisatiecultuur en arbeidsomstandigheden zoals organisatiebeleid, interne klanten, werkomgeving en formatie. 3. onderwerpen die te maken hebben met het individu zoals de persoonlijke werkstijl; 4. onderwerpen die te maken hebben met factoren die buiten de organisatie liggen zoals externe klanten, arbeidsmarkt, wetgeving, economisch klimaat, politiek, media en de omgeving van de organisatie. De Leidraad om te onderzoeken of normen duidelijk zijn bevat het gespreksmodel normen. Stap 1 Achterhalen geldende normen Stap 2 Discussieren over geldende normen Stap 3 Normen ontwikkelen In het werkpakket zijn ook maatregelen opgenomen ter vermindering of ter voorkoming van psychische belasting: • Maatregelen gericht op productieproces, werkorganisatie en taakstructuur • Maatregelen gericht op het communicatiepatroon • Maatregelen gericht op medewerkers • Algemene maatregelen: mogelijke interventies
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
23
Voor het formuleren van concrete doelen en afspraken is het hulpmiddel Formuleren van SMART-doelen opgenomen. SMART staat voor specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden. Het Werkpakket Agressie en geweld is een inhoudelijk uitbreiding van het in 2006 door SOVAM uitgebrachte Werkpakket Psychische belasting. Het werkpakket gaat nader in op: • aard en verschijningsvormen van agressie en geweld • en geeft richtlijnen voor een integrale aanpak Bij de integrale aanpak wordt onderscheid gemaakt in: • beleid agressie en geweld • voorzorgsmaatregelen en adequaat reageren op agressie en geweld • afhandelen van incidenten • melden en registreren • een dadergerichte aanpak • schadevergoeding
Sta-even-stil-bij-stressboekje Het Sta-even-stil-bij-stressboekje is bestemd voor medewerkers in de ambulancezorg. Het bevat informatie en tips om stress te voorkomen en te beperken.
Praktijkvoorbeelden HeartMath training (Premotions) In november hebben ambulancemedewerkers een tweedaagse training gevolgd gericht op minder stress, meer innerlijke rust en helderheid van geest, meer energie en vitaliteit. De deelnemers hebben de training gemiddeld gewaardeerd met het rapportcijfer 8,5. (www.premotions.org )
Registratie melding agressie jaarwisseling Gelderland Zuid heeft voor de jaarwisseling een apart meldings- en registratieformulier opgesteld. De medewerker kan aangeven met welke vorm van agressie hij/zij geconfronteerd is, of hulp noodzakelijk was, of het incident tot uitval heeft geleid en welke consequenties de medewerker zelf ervaren heeft. Verder wordt de medewerker gevraagd of hij aangifte wil doen en of daarbij juridische ondersteuning van de werkgever gewenst wordt. Ook kan door de betrokken medewerker worden vermeld dat er een andere vorm van ondersteuning op prijs wordt gesteld.
Links www.ergocoaches.nl www.arboportaal.nl
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
24
3 | Arbeidstijden Het regelen van arbeids- en rusttijden en het naleven van de afspraken daarover zijn van groot belang voor de veiligheid, de gezondheid en de inzetbaarheid van medewerkers. Incidentele en structurele vermoeidheid geeft een grotere kans op concentratieproblemen, uitval, verzuim en ongelukken. Ambulancediensten zijn alle dagen van het jaar 24 uur paraat. Meldkamermedewerkers, chauffeurs en verpleegkundigen draaien onregelmatige diensten met consequenties voor hun dag- en nachtritme en de verhouding tussen hun werk en hun privéleven. In de Arbeidstijdenwet, ingegaan op 1 april 2007, zijn wettelijk vastgestelde arbeids- en rusttijden opgenomen. Art. 4.1: De werkgever voert een zo goed mogelijk beleid terzake van arbeids- en rusttijden van de werknemers, en houdt daarbij, voor zover dat redelijkerwijs van hem gevergd kan worden, rekening met de persoonlijke omstandigheden van die werknemers. Het beleid terzake van arbeids- en rusttijden wordt gevoerd in samenhang met het arbeidsomstandighedenbeleid, bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet. Voor de gemeentelijke ambulanceorganisaties gelden de arbeids- en rusttijden die zijn vastgelegd in de CAR/UWO-arbeidstijden. Om onnodige risico’s of problemen te voorkomen zijn geautomatiseerde plannings- en registratiesystemen een goed hulpmiddel en is het zaak goede afspraken over bijbanen te maken. Verder kan in de sector nagedacht worden over het al dan niet voor de sector vastleggen van afspraken over vaststelling van het maximum aantal uren per week voor bezwarende functies. Verplichte registratie van data en tijden per medewerker en afspraken m.h.o. op zwangere medewerkers met een maximum aantal weken zwangerschap waarna de medewerkster wordt uitgesloten van het werk op de ambulance.
Inhoudsopgave Arbeidstijden Wettelijk vastgestelde arbeids- en rusttijden CAR/UWO-arbeidstijden Roosters Afspraken over bijbanen Praktijkvoorbeelden Links
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
25
Wettelijk vastgestelde arbeids- en rusttijden Arbeidstijd
Norm voor medewerkers >18 jaar
Bij dagdienst
-12 uur per dienst
-60 uur per week
-768 uur in 16 weken
Bij nachtdienst
-10 uur per nachtdienst
-60 uur per week
-640 uur in 16 weken
12 uur nachtdienst is toegestaan mits: max. 5x in 14 etmalen en max. 22x in 52 weken
Bij aanwezigheidsdienst 1248 uur in 26 weken
Rusttijd
Norm voor medewerkers >18 jaar
Dagelijks
11 uur onafgebroken in 24 uur
1x in 7 etmalen te bekorten tot 8 uur
Na nachtdienst
14 uur na nachtdienst eindigend na 0.200u
1x in 7 etmalen te bekorten tot 8 uur
12 uur na 12-uurs nachtdienst
46 uur na reeks van 3 of meer nachtdiensten
Bij aanwezigheidsdienst
11 uur, voorafgaand aan en na aanwezigheidsdienst
in 7 etmalen 1x tot 8.uur en 1x tot 10 uur te bekorten
mits compensatie in de daarop volgende rust
Wekelijks
36 uur onafgebroken in 7 etmalen of
72 uur in 14 etmalen, te splitsen in blokken van tenminste 32 uur
Bereikbaarheidsdiensten
max. 3x in 7 etmalen
max. 46x in 16 weken
Aanwezigheidsdienst
max. 52x in 26 weken
Cumulatie van diensten
max. 3x in 7 etmalen
max. 32x in 16 weken consignatie-, aanwezigheids- of
bereikbaarheidsdienst
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
26
CAR/UWO-arbeidstijden Naast de CAR/UWO-normen dienen in ieder geval de wettelijke normen gehanteerd te worden. Voor wisselende werktijden wordt door de werkgever een rooster opgesteld. Het rooster wordt tenminste een maand voor de aanvang bekend gemaakt aan de medewerker.
Vastgelegde arbeids- en rusttijden Bij dagdienst
- 10 uur: over periode van 4 weken mag max. 50 u p.w.
over periode van 13 weken mag max. 45 u p.w.
Zondagsdienst
- medewerker heeft recht op 13 vrije zondagen per jaar
Bij nachtdienst
- 9 uur per nacht
- 40 u gem. p.w. over periode van 13 weken
- over periode van 13 weken max. 35 nachtdiensten
- als de dienst voor of om 0.200 u eindigt max. 52 diensten per 13 weken
Rusttijden Pauze
- de medewerker heeft recht op minimaal een half uur pauze na 5,5 uur
aaneengesloten werken na nachtdienst
- minimale rusttijd van 14 uur
- mag 1x per periode van 7 x 24 u ingekort worden tot 8 uur
Roosters In het opstellen van roosters moet rekening gehouden worden met de vereiste rusttijden opdat medewerkers voldoende tijd hebben voor rust en herstel. Medewerkers moeten naast hun werk in staat zijn tijd en energie te besteden aan andere activiteiten en aan sport en ontspanning.
Evaluatie en verbetering van roostering In de Zorgsector maar ook in andere sectoren met onregelmatige werktijden, wordt veel gebruik gemaakt van de Working Time Evaluator. Dit hulpmiddel is een Excel werkmap waarin eigen gegevens kunnen worden ingevoerd. Binnen enkele seconden worden de eigen roosters geëvalueerd op de Arbeidstijdenwet en CAO-afspraken ten aanzien van roostering. Met de uitkomsten wordt het eenvoudig om tot betere en gezondere roosters te komen. Individuele medewerkers kunnen hun eigen roosters evalueren en voor organisaties geldt dat zij een abonnement op het systeem kunnen nemen. Zie: www.workingtimeevaluator.com
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
27
Afspraken over bijbanen Voor het aangaan en uitvoeren van bijbanen naast het dienstverband moet de werknemer aan de werkgever opgave doen. Als de werkgever er in toestemt, moet hij er op toezien dat de wettelijk vastgestelde arbeids- en rusttijdnormen worden nageleefd.
Praktijkvoorbeelden Praktijkvoorbeelden worden binnenkort toegevoegd.
Links www.szw.nl onder arbeidsvoorwaarden bij verlof en werktijd www.arbeidsinspectie.nl bij arbeidstijden www.car-uwo.nl bij brandweer- en ambulance -arbeidstijden www.workingtimeevaluator.com
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
28
4 | Geluid Geluid kan hinderlijk zijn, kan de communicatie belemmeren en kan ook schadelijk zijn voor het gehoor. Bij blootstelling aan geluidsniveaus van 80 dB(a) of meer gemiddeld over een werkdag, bestaat de kans op blijvende gehoorbeschadiging. Naarmate het geluid harder is en de blootstelling langer duurt, is het risico groter. Gehoorbeschadiging is van permanente aard. In de ambulance kan het geluid van de sirene hinderlijk en schadelijk zijn als het in sterke mate doordringt in de ambulance. Te hard geluid en opgelopen gehoorschade kunnen stressverhogend werken.
Inhoudsopgave Geluid Wettelijke bepalingen Uit de brancherichtlijn optische en geluidssignalen 2009 Gehoorbescherming Gehoorbeschermingsmiddelen Gehoortest Geluidstest sirene Verplaatsing sirene Praktijkvoorbeelden Links
Wettelijke bepalingen De werkgever moet het geluidsniveau waaraan medewerkers worden blootgesteld beoordelen en meten. In de Arbowet zijn grenswaarden vastgelegd voor werkgerelateerde geluidsniveaus: a. Bij dagelijkse blootstelling aan 80 dB(A) en hoger ondervindt het gehoor schade en moeten door de werkgever toereikende en qua geluidsdemping geschikte gehoorbeschermingsmiddelen beschikbaar worden gesteld; b. Bij dagelijkse blootstelling aan 80 dB(A) en hoger is men verplicht gehoorbeschermingsmiddelen te dragen; c. Bij overschrijding van 80 dB(a) moet de werkgever de werknemers in de gelegenheid stellen regelmatig (om de vier jaar) hun gehoor te laten controleren op mogelijke gehoorschade. d. Bij dagelijkse blootstelling aan 85 dB(A) en hoger is de werkgever verplicht met organisatorische en technische maatregelen aan geluidsbestrijding te doen aan de hand van een plan van aanpak; e. Indien het geluidsniveau bij een werkzaamheid boven 85 dB(a) ligt, is het dragen van de beschikbaar gestelde gehoorbescherming voor de werknemers verplicht; f. De werknemers moeten voorlichting krijgen over het risico van het werken in lawaai en geïnstrueerd worden om de risico’s te voorkomen en/of te beperken.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
29
Als de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 80 dB(a) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 135 dB(a) moeten de lawaainiveaus beoordeeld worden, met de Nederlandse norm NEN 3418 ‘Ergonomie’ als leidraad. Indien uit andere bron voldoende nauwkeurige gegevens beschikbaar zijn, kunnen metingen achterwege worden gelaten. Metingen dienen door een deskundige of de arbodienst te worden uitgevoerd. Indien in bepaalde ruimten, zoals de garage, medewerkers dagelijks worden blootgesteld aan geluidsniveaus hoger dan 80 dB(a), dienen deze ruimten als gehoorbeschermingszone gemarkeerd te worden. Daartoe zijn in de handel genormaliseerde waarschuwingspictogrammen te koop. Deze pictogrammen moeten goed zichtbaar zijn. Daarnaast kan de zone met een geel/ zwarte band op vloer en/of muur worden aangeduid. Ook de Brancherichtlijn optische en geluidssignalen 2009 is van toepassing.
Uit de brancherichtlijn optische en geluidssignalen 2009 Artikel 5 lid 5: Tweetonige hoorn: hoorn die achtereenvolgens twee tonen aangeeft. De geluidssterkte van elke toon is bij dag ten minste 110 dB9A) en ’s nachts ten minste 100 dB(A). De minimale geluidssterkte wordt tussen 10 en 100 ms na het inschakelen bereikt. De geluidssterkte is maximaal 125 dB(A). De meting van de geluidssterkte van de hoorn vindt overeenkomstig hoofdstuk 11 van de Regeling toelatingseisen plaats, maar met een meetpositie op het wegdek. De on- en offset ligt tussen de 1 en 10 dB/ms. De wisselfrequentie van de tonen is eenparig en ligt tussen de 0,5 en 5 Hz. De wisselfrequentie mag middels een schakelaar, zolang de bestuurder de hoorn bedient, worden verhoogd. Ook in dat geval is de wisselfrequentie maximaal 5 Hz. De verhoogde wisselfrequentie bedraagt een verdubbeling van de basisfrequentie. De toonhoogte van de lage toon is circa 375 Hz. De ttonhoogte van de hoge toon is circa 500 Hz. De hoorn is alleen in werking wanneer de primaire blauwe signaalverlichting is ingeschakeld.
Gehoorbescherming Ook voor te hard geluid geldt dat een aanpak bij de bron de voorkeur verdient. Als de ambulancemedewerkers hinder ervaren van het geluid van de sirene in de ambulance is het dragen van gehoorbescherming met bijvoorbeeld otoplastieken een mogelijkheid. De werkgever dient zorg te dragen voor gehoorbescherming en op het gebruik er van toe te zien. Bij de keuze van gehoorbeschermingsmiddelen moet rekening gehouden worden met het draagcomfort van de gehoorbeschermers; de persoonlijke voorkeur van de werknemers en eventuele medische aspecten die een beletsel kunnen vormen voor het gebruik van bepaalde typen gehoorbeschermers. Voor de selectie van gehoorbeschermingsmiddelen is de norm NENEN 458:2004 ‘Gehoorbeschermers -aanbevelingen voor keuze, gebruik, verzorging en onderhoud. Praktijkrichtlijn’ van toepassing. ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
30
Gehoorbeschermingsmiddelen Gehoorbeschermingsmiddelen dienen het geluidsniveau terug te brengen tot onder 80 dB(a). Het dragen van gehoorbeschermingsmiddelen heeft bij een normaal horende geen effect op het waarnemen van waarschuwingssignalen. Bij medewerkers met een gehoorbeschadiging kan het horen van deze signalen wel verminderd zijn. Het waarnemen van omgevingsgeluiden kan voor ambulancemedewerkers van levensbelang zijn. Daarom wordt aanbevolen het geluid niet verder te dempen dan tot 70 dB(a). Gehoorbeschermingsmiddelen moeten snel en betrouwbaar kunnen worden in- op opgebracht en het risico van verkeerd gebruik moet zo klein mogelijk zijn. Gehoorbeschermingsmiddelen voor gebruik in het oor moeten met schone handen worden ingebracht. Na gebruik moeten ze worden schoongemaakt en in een gesloten verpakking opgeborgen. In bacterierijke omgevingen wordt het gebruik van schuimplastic rolletjes afgeraden. Er zijn verschillende persoonlijke gehoorbeschermingsmiddelen op de markt, de belangrijkste zijn:
Voorgevormde oordopjes De oordopjes zijn uitgevoerd in buigzaam kunststof en zijn in vele maten verkrijgbaar. Bij regelmatig gebruik van de oordopjes moeten ze goed schoongehouden worden. De oordopjes hebben een open kanaaltje waardoor er geen drukverschillen zijn. Het ingebouwde selectieve dempingsfilter zorgt voor een vlakke demping waardoor het gehoor beschermd wordt en de gebruiker toch alles kan horen.
Rolletjes van schuimplastic Deze oorrolletjes zijn één van de meest gebruikte gehoorbeschermingsmiddelen. Het rolletje wordt met de vingers in elkaar gedrukt en vervolgens in de gehoorgang ingebracht. Het rolletje zet uit en neemt de vorm van de gehoorgang aan. Aanbevolen wordt de oorrolletjes na eenmalig gebruik te vervangen door nieuwe.
Otoplastieken Deze gehoorbeschermers worden op maat van de gehoorgang gemaakt en passen dus uitsluitend in het oor van de betreffende gebruiker. Otoplastieken worden gemaakt van zacht siliconen-rubber of van een harde kunsthars. De zachte uitvoering is te verkiezen. Otoplastieken kunnen maar op één manier in de gehoorgang zitten en kaakbewegingen hebben geen invloed. In de otoplastiek wordt een kanaaltje geboord waarin een dempingsfilter wordt geplaatst. De demping is aangepast aan de omstandigheden. Het is een open systeem waardoor geen drukverschillen ontstaan. Pasvorm en demping zijn optimaal en de spraakverstaanbaarheid blijft. De otoplastiek vergt enkele dagen om er aan te wennen en gaat in de regel bij zorgvuldig gebruik 4 tot 6 jaar mee.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
31
Het aanmeten gebeurt in oorsmeervrije oren met behulp van een pasta. Van de afdruk wordt in een laboratorium de persoonlijke beschermer gemaakt. De kosten van otoplastieken bedragen ongeveer € 130,-.
Gehoortest Bij mogelijke gehoorschade en met de leeftijd afnemend gehoor is het aan te bevelen op gezette tijden een gehoortest te doen. Een gehoortest maakt ook deel uit van het periodieke Preventief Arbeidsgezondheidkundig Onderzoek. Het is mogelijk via internet zelf een indicatieve gehoorstest te doen. Als de uitkomst daartoe aanleiding geeft, kan de betrokkene voor een nader onderzoek naar een audiologisch centrum zoals dat op veel plaatsen, vaak in combinatie met een optiek, gevestigd is of in het reguliere circuit naar een oorarts.
Indicatieve gehoortest De Nationale Hoortest is ontwikkeld door het Audiologisch Centrum van het VU medisch centrum in samenwerking met de Nationale Hoorstichting. Om de test te kunnen doen, dient u over een flash-plugin te beschikken. Daarom moet u eerst de Flash player downloaden.
Geluidstest sirene Voor de signaalfunctie, de veiligheid op de weg en voor de betrokken medewerkers is het aan te bevelen regelmatig de sirene aan een geluidstest te onderwerpen. Het gaat daarbij om de geluidssterkte, de wisselfrequentie en de toonhoogte. De meting van de geluidssterkte dient overeenkomstig hoofdstuk 11 van de Regeling toelatingseisen uitgevoerd te worden met een meetpositie op het wegdek.
Regeling toelatingseisen Art. 11.1 De geluidssterkte van hoorns van personenauto’s, bedrijfsauto’s, motorfietsen en driewielige motorvoertuigen moet worden gemeten met gebruikmaking van de in artikel 11.2 genoemde meetapparatuur, waarbij de in art. 11.3 genoemde meetcondities in acht moeten worden genomen. Art. 11.2 De geluidsniveaumeter moet ten minste voldoen aan het bepaalde in Publicatie nr. 651, eerste editie 1979, Geluidsniveaumeters, van de Internationale Electrotechnische Commissie (IEC) voor geluidsniveaumeters met de nauwkeurigheidsklasse Type 1. Art. 11.3 1. De meting vindt plaats in de open lucht 2. Het proefterrein mag niet blootstaan aan sterke akoestische storingen. Hieraan wordt voldaan indien het oppervlak van het terrein bestaat uit beton, asfalt, tegels of vergelijkbaar hard materiaal.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
32
3. De waarde die door de geluidsniveaumeter voor het omgevingsgeluid en de wind worden aangegeven, moet ten minste 10 dB(A) beneden het geluidsniveau van de hoorn zijn gelegen. Dit wordt gecontroleerd door vaststelling van het achtergrondgeluidsniveau voor en na de meting. De microfoon van de geluidsniveaumeter mag van een passende windkap worden voorzien, mits rekening wordt gehouden met de invloed daarvan op de gevoeligheid van de microfoon. 4. De meting vindt plaats bij een niet draaiende motor van het voertuig. 5. Electrische hoorns moeten tijdens de meting worden gevoed met een spanning van 6,5 volt, 13 volt of 26 volt, gemeten bij de uitgang van de bron van de electrische energie, hetgeen overeenkomt met een nominale spanning van respectievelijk 6 volt, 12 volt en 24 volt. Art. 11.4 1. Voor de aanvang van de meting moet de geluidsniveaumeter worden ingesteld op de tijdweging ‘F’ (voorheen aangeduid met ‘Fast’) en de frequentieweging A, zoals bedoeld in de in art. 11.2 genoemde IEC-publicatie. 2. De meting vindt midden voor het voertuig plaats, waarbij de horizontale afstand tussen de geluidsniveaumeter en de voorzijde van het voertuig 7.00 m bedraagt. 3. De microfoon van de geluidsniveaumeter moet op een hoogte van ten minste 0,50 m en niet meer dan 1,50 m boven het grondoppervlak worden geplaatst, zodanig dat de maximale geluidssterkte wordt gemeten. 4. In de directe omgeving van de geluidsniveaumeter en het voertuig mogen zich geen personene of voorwerpen bevinden die niet noodzakelijk zijn voor de meting. Art. 11.5 Hoorns die voldoen aan het bepaalde in richtlijn 70/388/EEG (PbEG 10 augustus 1970, L 176) dan wel aan het bepaalde in het ECE-reglement nr 28, mogen een geluid voortbrengen waarvan de sterkte meer bedraagt dan 104 dB(A).
Verplaatsing sirene Verplaatsing van de sirene van het dak van de ambulance naar achter de grill of de bumper kan de overlast aanzienlijk verminderen. Dat is te verkiezen als aanpak bij de bron.
Praktijkvoorbeelden RAV Noord-Oost Gelderland heeft sinds 2006 de overlast beduidend teruggebracht door de sirenes achter de voorbumper te laten plaatsen. De cabine werkt daardoor niet langer als klankkast. Verschillende ambulanceorganisaties inventariseren regelmatig voor welke medewerkers gehoorbescherming moet worden aangeschaft . Met de leverancier worden afspraken gemaakt over voorlichting en instructie. Nieuwe medewerkers worden gewezen op de mogelijkheid op kosten van de werkgever gehoorbescherming aan te laten meten.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
33
Links www.overheid.nl/wet-enregelgeving www.szw.nl www.arboportaal.nl www.hoortest.nl www.beterhoren.nl www.hoorwijzer.nl/hoortest
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
34
5 | Veiligheid Medewerkers moeten zo veilig mogelijk kunnen werken. Bij hulpverlening op de snelweg, bij een brand, in een fabriekshal, bij instortingsgevaar e.d. lopen medewerkers risico op persoonlijk letsel en kan schade worden veroorzaakt aan de ambulance of de hulpmiddelen die worden gebruikt.
Inhoudsopgave Veiligheid Veiligheid
Wettelijke bepalingen Rijvaardigheid Protocollen Praktijkvoorbeelden Links
Veiligheid In onveilige en riskante situaties moet elke werknemer afwegingen kunnen maken en zonodig maatregelen nemen om de eigen veiligheid, die van patiënten, collega’s en andere betrokkenen te waarborgen en te behoeden. Instructie, training en oefening zijn daarbij van groot belang. Als op basis van de RI&E duidelijk is in welke situaties en op welke plekken de veiligheid van de medewerkers in het geding kan zijn, moet in het plan van aanpak worden vastgelegd welke maatregelen genomen worden om de situaties en/of de plekken veiliger te maken.
Wettelijke bepalingen De werkgever heeft op grond van de Arbowet de verplichting zorg te dragen voor de veiligheid van werknemers. Daarbij horen een aanpak bij de bron, doeltreffende maatregelen en een goede instructie van de medewerkers.
Rijvaardigheid Het werk van de ambulancechauffeur is de laatste jaren zwaarder geworden door de intensiteit van het verkeer. Steeds meer mede-weggebruikers vinden het niet meer vanzelfsprekend ruim baan te maken voor een ambulance met zwaailicht en sirene. in de periodieke bijscholing van chauffeurs moet hieraan de nodige aandacht worden besteed.
Protocollen In het Landelijk Protocol Ambulancezorg, herziene versie 7.1, juni 2009 (voor het bekijken van LPA7.1 dient u inlogcodes aan te vragen) wordt aandacht gegeven aan veiligheidsrisico’s voor de zorgverlener, de patiënt en voor derden. In 5.15 is een beslisboom weergegeven voor het al dan niet inschakelen van de politie en in 5.16 voor het vragen om politiebegeleiding. ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
35
In 5.20 staat Veiligheid centraal in geval van brand, technische hulpverlening, het stabiliseren van een voertuig, het openknippen van een voertuig, het bevrijden van een patiënt, instorting, electriciteit/bliksem, nog niet afgegane airbags, ongeval gevaarlijke stoffen en waterongeval. Ook wordt aandacht besteed aan riskante omgevingen, agressie en aan infectie- en besmettingsgevaar. In de toelichting VLPA7 wordt als uitgangspunt bij het protocol Veiligheid gehanteerd at de politie en/of de brandweer een veiligheidsverklaring afgeven. Zonder deze verklaring mag het gebied niet betreden worden en dienen ambulancemedewerkers zich op veilige afstand te houden. Pas als de veiligheid van de medewerkers is gewaarborgd, kan met de te verlenen zorg begonnen worden. Voor veiligheid geldt de Code 1-2-3 of safety: 1 veiligheid van jezelf 2 veiligheid van je werkterrein 3 veiligheid van overlevenden
Praktijkvoorbeelden Praktijkvoorbeelden worden binnenkort toegevoegd.
Links www.arboportaal.nl/arbeidsveiligheid www.Postbus51.nl/Arbeidsomstandigheden Google: veilig werken langs de weg
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
36
6 | Biologische agentia Medewerkers kunnen in hun werk in aanraking komen met allerlei bacteriën, virussen en parasieten die onder de verzamelnaam biologische agentia worden aangeduid. Het gevolg daarvan kan zijn dat medewerkers infecties oplopen en ziek worden.Technische en organisatorische maatregelen, persoonlijke beschermingsmiddelen, hygiënische maatregelen en vaccinatie zijn hulpmiddelen om de risico’s van blootstelling aan biologisch agentia tegen te gaan. Voorlichting over risicovolle situaties, instructie hoe om te gaan met een dergelijke situatie en met het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en wat te doen bij incidenten, een regelmatig weerkerend aandachtspunt. Elke werknemer die besmet geraakt kan zijn, heeft recht op een gezondheidskundig onderzoek.
Inhoudsopgave Biologische agentia Biologische agentia Wettelijke bepalingen Vaccinaties Melden en registreren Organisatie van de arbeid van zwangere werknemers en werknemers tijdens lactatie Vervoer besmette of van besmetting verdachte patiënten Praktijkvoorbeelden Links
Biologische agentia biologische agens
verspreidt zich via
kans op besmetting bij
TBC-bacterie
de lucht
inademen
MRSA-bacterie
direct contact
aanraking, wondverzorging
Scabiës mijt
direct contact
aanraking patiënt, kleding, wond
Hepatitis B en C-virus
bloed-bloedcontact
prik-, snij- of bijtincident, bloedspatten
Hepatitis A-virus
fecaal-oraal contact
aanraking
Clostridium difficile
fecaal-oraal contact
aanraking
HIV
bloed-bloedcontact
prik, snij- of bijtincident, bloedspatten
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
37
Indeling van biologische agentia Vier risicocategorieën Categorie 1: een agens waarvan het onwaarschijnlijk is dat het bij de mens ziekten kan veroorzaken Categorie 2 een agens dat bij de mens een ziekte kan veroorzaken en een gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de medewerkers kan opleveren, maar waarvan het onwaarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt en waarvoor een effectieve profylaxe of behandeling bestaat Categorie 3 een agens dat bij de mens een ernstige ziekte kan veroorzaken en een groot gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers kan opleveren, waarvan het waarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt en waarvoor een effectieve profylaxe of behandeling bestaat Categorie 4 een agens dat bij de mens een ernstige ziekte veroorzaakt en een groot gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers oplevert, waarvan het zeer waarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt en waarvoor geen effectieve profylaxe of behandeling bestaat Het RIVM heeft de Landelijke Richtlijn Prikaccidenten opgesteld. De richtlijn geeft aanwijzingen en maatregelen bij bepaalde accidenten. Zie ook de richtlijn ‘Infectiepreventie ten behoeve van de ambulancesector’ van De Stichting Werkgroep Infectie Preventie (WIP). Het documentatiecentrum van de stichting is op kantoordagen geopend van 8.00 u tot 17.30 u.
Wettelijke bepalingen In het Arbobesluit staat de verplichting voor de werkgever vermeld: in alle gevallen waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan biologische agentia of gevaarlijke stoffen draagt de werkgever zorg voor inventarisatie van de risico’s en doeltreffende maatregelen om blootstelling te voorkomen of te beperken. De maatregelen zijn gebaseerd op inzicht ontstaan uit de RI&E. De inventarisatie moet gericht zijn op de aard, de mate en de duur van de blootstelling van de medewerkers. Er moet specifieke aandacht zijn voor: • gegevens over de biologische agens (categorie-indeling) • type werkzaamheden en besmettingsbronnen • medewerkers die blootgesteld (kunnen) worden (mogelijke ziekten voor werknemers en risicogroepen • metingen • plan van aanpak, arbeidsgezonheidkundig onderzoek
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
38
Vaccinatie is een effectieve methode om medewerkers preventief te beschermen tegen mogelijke infecties. Daarom moet de werkgever gratis vaccinaties aanbieden aan de werknemers tegen biologische agentia waarmee men in het werk in aanraking kan komen. Zwangere en oudere werknemers kunnen vatbaarder zijn voor infecties. De Landelijke Werkgroep Infectie Preventie (WIP) heeft de richtlijn voor infectiepreventie opgesteld. Relevante artikelen in het Arbobesluit zijn: - organisatie van de arbeid van zwangere werknemers en werknemers tijdens lactatie (art.1.42) - voorkomen van ongewilde gebeurtenissen (art. 4.6) - maatregelen bij ongewilde gebeurtenissen (art. 4.7) - voorlichting en onderricht (art. 4.10d)
Vaccinaties Periodiek worden medewerkers in de gelegenheid gesteld zich te laten vaccineren tegen besmettelijke ziekten. Medewerkers die kans lopen intensief met humaan bloed in contact te komen, moeten door de werkgever in de gelegenheid worden gesteld zich te laten vaccineren tegen Hepatits B. Het is van belang een register bij te houden van de verstrekte vaccinaties en ook van degenen die bepaalde vaccinaties op grond van hun levensovertuiging weigeren of om medische redenen niet mogen krijgen. De werknemers ontvangen een afschrift van de vaccinatiegegevens waarop minimaal de datum van vaccinatie en de antistoftitels staan vermeld. De registratie dient minimaal 15 jaar bewaard te worden.
Werkgroep Infectie Preventie (WIP) De Stichting Werkgroep Infectie Preventie is een samenwerkingsverband van de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie, de Vereniging voor Infectieziekten en de Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg. De stichting heeft met een werkgroep uit de sector Ambulancezorg in richtlijnen opgesteld voor infectiepreventie.
Melden en registreren RI&E meldingsformulier incidenten In de digitale RI&E Ambulancezorg (waarvoor ambulancediensten inlogcodes aan kunnen vragen bij Ambulancezorg Nederland), is een meldingformulier opgenomen. Het is belangrijk incidenten te melden, te registreren en te analyseren en aan de hand van ervaringen na te gaan hoe deze voorkomen of nog beter beperkt kunnen worden. Bespreek de registraties ook in het werkoverleg en leg afspraken ter verbetering vast. Als afspraken en suggesties relevant zijn voor de instructie van medewerkers, zorg er dan voor dat die aan de betreffende medewerker en/of instantie worden doorgegeven. Als besmetting mogelijk is voor TBC-, HIV- of Hepatitis B of C-infectie (Biologische agentia categorie 3 en 4) moet dat aan de Arbeidsinspectie worden gemeld.
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
39
Organisatie van de arbeid van zwangere werknemers en werknemers tijdens lactatie Zwangere werknemers of werknemers tijdens lactatie mogen niet worden blootgesteld aan stoffen die de gezondheid van henzelf en/of hun (ongeboren) kind kunnen schaden (Arbobesluit 1.42, lid f. Tot de bedoelde stoffen worden in elk geval gerekend: a. stoffen die de gezondheid schade kunnen toebrengen via een zogenaamd genotoxisch werkingsmechanisme en die via de moeder het ongeboren kind of zuigeling kunnen bereiken, waaronder alle mutagene en vrijwel alle kankerverwekkende stoffen; b. stoffen die via een niet genotoxisch werkingsmechanisme door blootstelling van de moeder de gezondheid van het ongeboren kind of de zuigeling kunnen schaden.
Vervoer besmette of van besmetting verdachte patiënten Bij een vervoersvraag van een patiënt met of verdacht van een bekende infectieziekte of met MSRA (meticiline resistente stafylococcus aureus) moeten specifieke maatregelen worden genomen. De medewerkers moeten van deze maatregelen op de hoogte zijn en zich houden aan de richtlijnen. De aanwijzingen voor vervoer van patiënten met bepaalde infectieziekten of patiënten die mogelijk besmet zijn met multiresistente micro-organismen (MRMO) staan in de richtlijn van de Stichting Werkgroep Infectie Preventie ‘Infectiepreventie ten behoeve van de ambulancesector’, hoofdstuk 8. (www.wip.nl) Bij verdenking van aanwezigheid van een infectieziekte geldt het voorzorgsprincipe. Tijdens de actie wordt met de op de centrale post aanwezige arts en diens back-up (ziekenhuishygiënist, microbioloog, arts infectieziekten GGD) overleg gevoerd.
Praktijkvoorbeelden RAV Gelderland-Zuid heeft voor de Veiligheidregio een vaccinatiebeleid Hepatitis B opgesteld waarmee in november 2008 en in januari 2009 ingestemd is door respectievelijk het MT en de OR. Daaronder vallen ook medewerkers die geen formele aanstelling hebben, zoals personen die op detacheringbasis of als uitzendkracht werken of als externe zijn ingehuurd.
Links • Arboportaal www.arboportaal.nl/stoffencentrum/stoffen/a-g/biologische-agentia-1 • Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding www.infectieziekten.info • Protocollen Infectieziekten www.infectieziekten.info • Landelijke richtlijn prikaccidenten www.infectieziekten.info • Beroepsziekten www.beroepsziekten.nl • Werkgroep infectiepreventie www.wip.nl • RIVM richtlijn prikaccidenten www.rivm.nl • Kennissysteem Infectieziekten en Arbeid www.kiza.nl • Hepatitis: Nationaal Hepatitis Centrum www.hepatitis.nl • Arbeidsdermatosen: Nederlands kenniscentrum Arbeidsdermatosen www.necod.nl • Handeczeem onder publicatie 2 www.staz.nl • Wetten www.szw.nl ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
40
Disclaimer Aan de inhoud van de digitale Arbocatalogus Ambulancezorg is de grootst mogelijke zorg besteed. Sociale partners in de sector Ambulancezorg noch Ambulancezorg Nederland kunnen op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor enige schade, direct of indirect voortvloeiende uit het gebruik van onjuiste of onvolledige informatie in deze arbocatalogus. Aan de informatie op de website van Ambulancezorg Nederland kunnen op geen enkele wijze rechten worden ontleend.
Verspreiding De informatie die op de website van Ambulancezorg Nederland staat, mag, mits voor nietcommerciële doeleinden, vrij worden verspreid. Voor overname van materiaal voor commerciële doeleinden, dient contact opgenomen te worden met en toestemming te worden verkregen van Ambulancezorg Nederland.
Op- en aanmerkingen en aanvullingen op praktijkvoorbeelden De redactie van de Arbocatalogus Ambulancezorg ziet graag op- en/of aanmerkingen uit de sector tegemoet. Uiterlijk in mei 2011 wordt door sociale partners, op basis van een evaluatie, besloten of de arbocatalogus gedurende de geldigheidsduur tot en met 30 juni 2012 moet worden bijgesteld. Op- en/of aanmerkingen die aantonen dat informatie onjuist is, zullen zo spoedig mogelijk worden beoordeeld en verwerkt. Aangereikte praktijkvoorbeelden worden ook zo spoedig mogelijk beoordeeld en verwerkt. Graag uw reacties per e-mail sturen naar:
[email protected] &
[email protected]
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
41
Colofon Deze arbocatalogus is vastgesteld door: ABVAKABO FNV FNV Bondgenoten CNV BedrijvenBond CNV Publieke Zaak VNG/College voor Arbeidszaken Vereniging Werkgevers AmbulanceZorg Werkgeversvereniging B4 Tekst Licent BV, Jan Cees de Gruijter Redactie Jan van Bree, programmamanager Ambulancezorg Nederland Nadiene Toby, communicatiemedewerker Ambulancezorg Nederland Vormgeving Vormix, Maarssen
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
42
ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
43
Arbocatalogus
Ambulancezorg ARBOCATALOGUS AMBULANCEZORG
44