Effectmeting DIA Conclusies en aanbevelingen Ambulancezorg Nederland
bijlage: ‘Effectmeting Directe Inzet Ambulance (DIA)’, TNO-rapport, TNO 2015 R10240, 11 februari 2015
februari 2015
1
Effectmeting DIA
Conclusies en aanbevelingen AZN (februari 2015)
Inhoudsopgave 1
Inleiding
3 3 3
2
Definitie DIA
4
3
Uitvoering DIA in 2014
5
4
Onderzoeksopzet
6 6 6
5
Conclusies effectmeting 5.1
Effect DIA op responstijd & de onderliggende tijdblokken 5.1.1 Effect DIA op responstijd A1 en A2 DIA leidt tot een kortere responstijd DIA heeft met name effect op de tijdsduur aanname en uitgifte DIA leidt tot meer A1-inzetten binnen 15 minuten aanwezig 5.1.2 Effect DIA & soort gebied (werkgebied) 5.1.3 Effect DIA & dagdeel (vroege – late – nachtdienst) 5.1.4 Effect DIA & soort gebied + dagdeel (vroege – late – nachtdienst)
7 7 8 8 9 10 11 12 12
5.2
Effect DIA op statuswijzigingen: geannuleerde, afgebroken, loze en EHGV-inzetten Urgentiewijziging ‘Voor niets’ rijden?
12
6
1.1 1.2 1.3
4.1 4.2
Dit rapport Aanleiding besluit DIA Effectmeting DIA
Onderzoeksvragen en –methode Basis voor de effectmeting
5.3
Spreiding & beschikbaarheid: capaciteit
5.4
De mening van medewerkers over DIA DIA blijvend toepassen, dan wel invoeren? Wat betekent DIA voor de werkdruk? Overige conclusies kwalitatief onderzoek
Conclusies en aanbevelingen voor het vervolg 6.1 6.2 6.3
Algemene conclusie Vragen gesteld voorafgaand aan de effectmeting Advies AZN met betrekking tot DIA
12 13
14 14 14 15 15 15 16
2
1 Inleiding 1.1
Dit rapport
Deze notitie begeleidt het TNO-rapport over de effecten van de invoering van de werkwijze Directe Inzet Ambulance (DIA). In deze notitie worden de meest in het oog springende effecten van DIA samengevat en weergegeven, voor nadere onderbouwing en informatie wordt naar het TNO-rapport verwezen. De notitie sluit af met een advies over het toepassen van DIA binnen de ambulancesector.
1.2
Aanleiding besluit DIA
In de zomer van 2013 heeft Booz & Company voor AZN een onderzoek uitgevoerd naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de ambulancezorg. De primaire aanleiding hiervoor waren de actuele meldkamerontwikkelingen, waaronder met name de meldkamer van de toekomst. Booz heeft geadviseerd een aantal pilots in te richten rond het meldkamerdomein, waaronder een onderzoek naar de werkwijze Directe Inzet Ambulance (DIA). Reeds begin 2013 had de RAV Hollands Midden de werkwijze ingevoerd. Op grond van verschillende overwegingen heeft het Algemeen Bestuur van Ambulancezorg Nederland (AZN) in september 2013 besloten om de werkwijze Directe Inzet Ambulance (DIA) in te gaan voeren. Dit onder het voorbehoud dat nog wel nader onderzoek moet worden gedaan naar de effecten van DIA en dat DIA geen negatieve effecten met zich mee mag brengen. De kwaliteit van de zorg aan de patiënt staat immers voorop. DIA is onder meer ingevoerd vanuit de overtuiging dat de ambulancesector met DIA de burger die 112 belt zo spoedig mogelijk te hulp kan schieten, waarmee de ambulancesector tegemoet kan komen aan een van de uitgangspunten van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO). Bovenstaande is ook (uitgebreider) vastgelegd in het ‘Visiedocument meldkamer’ van AZN d.d. 24 februari 2014.
1.3
Effectmeting DIA
Eind 2013 was het besluit DIA in te voeren nog vooral gebaseerd op aannames met betrekking tot de (mogelijke) effecten en daarom is besloten om een onderzoek uit te voeren naar de effecten die DIA heeft in zowel kwalitatief als kwantitatief opzicht. Op basis van de resultaten van de effectmeting kan het besluit uit september 2013 herbevestigd dan wel aangepast worden. TNO heeft in 2014 de effectmeting uitgevoerd.
3
Met de resultaten van de effectmeting zal worden bepaald:
2
of DIA op een verantwoorde wijze bijdraagt om een ambulance vanuit het eerste contact met de melder sneller ter plekke te laten zijn? wat de effecten van DIA zijn in termen van consequenties voor capaciteit, aanrijtijden en responstijden en daarmee de efficiency en effectiviteit van de ambulancezorg? of er verschillen zijn voor de toepasbaarheid van DIA in geografisch verschillende gebieden? op welke wijze DIA het beste gecombineerd kan worden met de toepassing van de triagesystemen binnen de meldkamer ambulancezorg.
Definitie DIA
Directe Inzet Ambulance (DIA) is een werkwijze. De ambulancesector bedoelt met de werkwijze DIA dat een ambulance, op basis van een 112-melding, zo snel als mogelijk én verantwoord is, naar de plaats van het incident gestuurd wordt. Deze Directe Inzet Ambulance (DIA) past binnen een scala aan activiteiten die in de werkprocessen van de ambulancezorg zijn opgenomen.
TNO is bij de effectmeting uitgegaan van de volgende, meer gedetailleerde, beschrijving van DIA:
De multi-intakecentralist krijgt een 112-melding. De multi-intakecentralist stelt het telefoonnummer van de melder en de locatie van het incident vast en controleert deze. De multi-intakecentralist doet een eerste gestandaardiseerde uitvraag voor bepaling van de (multi) inzet van disciplines en inschaling. Dit betekent ook dat de multi-centralist de 112melding als een zorgvraag identificeert. Vervolgens - meldt de multi-intakecentralist aan de melder dat de ambulance onderweg is; - geeft de multi-intakecentralist de opdracht tot inzet van ambulancezorg aan de monodisciplinaire meldkamer - en schakelt de multi-intakecentralist gelijktijdig de zorgvrager door naar de verlengde intake ambulancezorg. - De uitgiftecentralist ambulancezorg geeft de rit uit en laat een ambulance met A2-urgentie naar de zorgvrager gaan.
In de verlengde intake ambulancezorg vinden triage en informatieverrijking plaats: de verlengde intakecentralist vraagt de zorgvrager uit om meer informatie over het toestandsbeeld van de patiënt en de situatie ter plaatse te krijgen.
Na het vaststellen van het toestandsbeeld en de urgentie bepaalt de verlengde intakecentralist of er noodzaak is tot ambulancezorg. Vervolgens bepaalt deze centralist wat de meest geschikte inzet is. Zo nodig wordt de urgentie van de inzet gewijzigd van A2 in A1. Ook kan het zijn dat er een ander ambulancezorgvoertuig (zoals een helikopter) naar de melding moet worden gestuurd. Ten slotte kan het ook nog zo zijn dat er geen ambulancezorg noodzakelijk is, in dat geval wordt de ambulance teruggehaald.
4
Tijdens de verlengde intake voegt de centralist aanvullende beschikbare informatie over de patiënt toe (diverse informatie uit het beschikbare medisch dossier: basis informatie, medicatie, wilsverklaring, informatie van andere zorgverleners). Met de verrijkte informatie kan de meldkamer de ambulance-eenheid voorbereiden op de situatie die zij zullen aantreffen. De verlengde intakecentralist geeft de melder adviezen en instructies (meldersinstructie).
Deze definitie van DIA gaat uit van de toekomstige situatie waarin de Landelijke Meldkamer (LMO) is gerealiseerd en de meldkamerprocessen ambulancezorg facilitair binnen deze LMO zijn ondergebracht. Deze situatie is nog niet gerealiseerd en zal nog enkele jaren op zich laten wachten. Tijdens de uitvoering van de effectmeting lag het startpunt van de werkwijze DIA bij het aannemen van de melding door de centralist ambulancezorg van de betreffende regio.
3
Uitvoering DIA in 2014
In 2014 werkten niet alle RAV’s met DIA: elf regio’s hadden DIA al ingevoerd en dertien nog niet. Acht RAV’s hebben meegewerkt aan de effectmeting: vier zogenaamde DIA-regio’s en vier non DIAregio’s als controleregio’s. Bij de keuze van de RAV’s is rekening gehouden met de mogelijke verschillen tussen DIA en non DIA-regio’s, omgeving (stedelijk / landelijk) en het gebruikte triagesysteem (ProQA / NTS).
DIA non-DIA
ProQA Hollands Midden Noord-Holland Noord Amsterdam Drenthe
NTS IJsselland Utrecht Limburg Zuid Haaglanden
Van elke DIA-regio zijn gegevens opgevraagd van drie weken voor en dezelfde drie weken na de invoering van de werkwijze DIA. Van de controlegroep zijn de gegevens over dezelfde perioden opgevraagd. DIA werd in 2014 alleen uitgevoerd voor 112-meldingen van burgers. Voor de effectmeting zijn daarom alleen de spoedeisende meldingen, die zijn getypeerd als 112-burgermeldingen, meegenomen.
5
4
Onderzoeksopzet
4.1
Onderzoeksvragen en –methode
TNO heeft zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek gedaan in het kader van de effectmeting DIA. De volgende kwantitatieve effecten van DIA zijn onderzocht:
het effect op de responstijden en onderliggende tijdvakken (in verschillende combinaties), ook is het effect op de tijdsduur van de opdracht en de totale procestijd onderzocht (zie §5.1); het effect op het aantal geannuleerde, afgebroken, loze en EHGV-inzetten (zie §5.2); het effect op de spreiding en beschikbaarheid in termen van het effect op de capaciteit (zie §5.3).
In kwalitatieve zin is het effect van DIA is op het werk van de ambulanceverpleegkundige, de ambulancechauffeur en de centralist onderzocht. Om dit effect in kaart te brengen, zijn interviews gehouden en is een elektronische enquête uitgezet binnen de onderzochte RAV’s (zie §5.4). Voor de kwantitatieve gegevens heeft TNO een beroep gedaan op het RIVM en op de onderzochte RAV’s. De data over 2012 en 2013 zijn bij het RIVM opgevraagd, die over 2014 bij de betreffende RAV’s zelf.
4.2
Basis voor de effectmeting
De volgende getallen vormen de basis voor de effectmeting:
de effectmeting is gebaseerd op ongeveer 24.000 inzetten op basis van een 112-melding van een burger dit komt neer op ongeveer 54% van de uitgevoerde inzetten in de onderzochte periode
Naast een kwantitatief onderzoek is in de vorm van een enquête ook een kwalitatief onderzoek gehouden onder medewerkers: ambulancechauffeurs, ambulanceverpleegkundigen en centralisten. 328 medewerkers hebben gereageerd, de respons is 23% en dit is een meer dan gemiddelde respons op een online enquête.
6
5
Conclusies effectmeting
De effectmeting heeft de volgende resultaten en inzichten opgeleverd:
5.1
Effect DIA op responstijd & de onderliggende tijdblokken
De responstijd van een inzet heeft betrekking op het eerste deel van een inzet en betreft de tijd tussen het aannemen van de telefoon door de centralist van de meldkamer ambulancezorg tot en met de aankomst van de ambulance bij de patiënt. De responstijd 1 is samengesteld uit drie verschillende tijdsblokken: de tijdsduur aanname en uitgifte (of de meldkamerverwerkingstijd), de uitruktijd en de aanrijtijd.
De tijdsduur aanname en uitgifte begint op het moment dat de centralist van de meldkamer ambulancezorg de telefoon aanneemt en eindigt wanneer de centralist de ambulance-eenheid heeft gealarmeerd, dan wel een opdracht heeft gegeven. De uitruktijd begint op het moment dat de centralist van de meldkamer ambulancezorg de ambulanceeenheid heeft gealarmeerd, dan wel een opdracht heeft gegeven, en eindigt wanneer de volledige ambulance-eenheid vertrekt naar het door de centralist opgegeven adres. De aanrijtijd begint wanneer de volledige ambulance-eenheid vertrekt naar het door de centralist opgegeven adres en eindigt wanneer de ambulance arriveert bij de plaats waar de patiënt zich bevindt en waar de ambulance nog kan komen.
1
In theorie is de responstijd een optelsom van de onderliggende tijdsblokken. Voor onder andere Ambulances in-zicht, dat hier als referentiemateriaal wordt gebruikt, geldt dat niet. Voor ieder tijdsblok wordt een andere database gebruikt, waardoor de tijdsblokken bij elkaar opgeteld een ander getal opleveren dan de gemiddelde responstijd.
7
5.1.1 effect DIA op responstijd A1 en A2 DIA leidt tot een kortere responstijd Uit de effectmeting blijkt dat de responstijd na invoering van DIA afneemt.
Het beeld voor de vier DIA-regio’s met betrekking tot de tijdswinst op de responstijd voor zowel A1- als A2-inzetten ziet er als volgt uit:
N.b.: de getallen in bovenstaande afbeelding hebben betrekking op de 112-burgermeldingen bij de DIA-regio’s waar de effectmeting heeft plaatsgevonden en zijn niet vergelijkbaar met de door het RIVM berekende getallen in ‘Ambulances in-zicht’.
Met betrekking tot de responstijd kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
De tijdsblokken, waaruit de responstijd is opgebouwd, worden korter: - de tijdsduur aanname en uitgifte van A1-inzetten neemt af - de responstijd van zowel A1- als A2-inzetten neemt af - er is sprake van een aanvullende verkorting van de aanrijtijd bij A2-inzetten
DIA levert vooral tijdswinst op bij inzetten waarbij de triage veel tijd vraagt. Echter, een snellere responstijd betekent in deze gevallen niet per definitie van er ook sprake is van gezondheidswinst.
Er is sprake van een toename van het aantal A1-inzetten dat binnen 15 minuten ter plaatse is: - het aantal A1-inzetten dat binnen 6 minuten ter plaatse is neemt met 79% toe - het aantal A1-inzetten dat binnen 8 minuten ter plaatse is neemt met 52% toe - het aantal A1-inzetten dat binnen 15 minuten ter plaatse is neemt met 6% toe
Vooral centralisten ervaren de tijdswinst als gevolg van de invoering van DIA. Ambulance-eenheden hebben juist regelmatig het gevoel tijd te verliezen (omdat zij nog moeten wachten op benodigde informatie).
8
DIA heeft met name effect op de tijdsduur aanname en uitgifte De tijdswinst als gevolg van de invoering van DIA is zichtbaar in alle tijdsblokken, en met name in de tijdsduur aanname en uitgifte. afname afname afname afname
tijdsduur aanname en uitgifte uitruktijd aanrijtijd responstijd
A1-inzetten - 59 seconden - 5 seconden - 13 seconden - 1:18 minuten
A2-inzetten - 2 minuten - 13 seconden - 1: 22 minuten - 3:37 minuten
N.b.: de getallen in de bovenstaande tabel hebben betrekking op de 112-burgermeldingen bij de regio’s waar de effectmeting heeft plaatsgevonden. Een nadere onderbouwing van de getallen is terug te lezen in het rapport van TNO2.
Overigens leidt een verkorting van de tijdsduur aanname en uitgifte niet tot een verkorting van de tijd gemoeid met intake (triage), bij DIA loopt deze door na het geven van de inzetopdracht. De doorlooptijd van de triage was geen onderdeel van de effectmeting.
Onderstaande figuur geeft de tijden per urgentie na de introductie van DIA weer, samen met het tijdsverschil dat met de invoering van DIA is bereikt (TNO-rapport, figuur 32, pagina 37):
2
Het overzicht met de tijdswinst staat op pagina 11 van het TNO-rapport. Er is sprake van een afname, deze moet afgezet worden tegen de werkwijze van de betreffende RAV’s vóór de invoering van DIA. Het effect verschilt per regio, mede als gevolg van verschil in werkwijze.
9
Het beeld voor de vier DIA-regio’s, met betrekking tot de tijdswinst op respectievelijk de tijdsblokken tijdsduur aanname en uitgifte, uitruktijd en aanrijtijd voor zowel A1- als A2-ritten, ziet er als volgt uit:
N.b.: de getallen in bovenstaande afbeelding hebben betrekking op de 112-burgermeldingen bij de DIA-regio’s waar de effectmeting heeft plaatsgevonden en zijn niet vergelijkbaar met de door het RIVM berekende getallen in ‘Ambulances in-zicht’.
DIA leidt tot meer A1-inzetten binnen 15 minuten aanwezig In de verantwoording van de prestaties is de ambulancesector gewend in te zoomen op de 15 minuten, dit is immers ook de enige wettelijke norm voor de sector. Bij A1-inzetten lijkt er met name effect op te treden bij inzetten die binnen 6 minuten en binnen 8 minuten bij de patiënt zijn. Het aantal A1-inzetten binnen 6 minuten neemt toe met 79%, het aantal A1-inzetten binnen 8 minuten met 52% en het aantal A1-inzetten binnen 15 minuten stijgt met 6%:
% A1-inzetten binnen 6 minuten % A1-inzetten binnen 8 minuten % A1-inzetten binnen 15 minuten
voor invoering DIA 10,4% 27,9% 88,3%
na invoering DIA 18,6% 42,3% 93,7%
stijging 79% 52% 6%
10
5.1.2 effect DIA & soort gebied (werkgebied) Een eenduidige conclusie over het effect van de invoering van DIA en het soort gebied, landelijk of stedelijk, is lastig te trekken. De meningen van medewerkers zijn verdeeld en de tijdseffecten laten een grillig beeld zien. Gemiddeld kan het volgende gezegd worden over het effect van DIA en de aard van het gebied:
het effect van DIA is het kleinst in zeer stedelijk gebied de sterkste afname van de responstijd is bij A2-inzetten in sterk stedelijk gebied én in nietstedelijk gebied
5.1.3 effect DIA & dagdeel (vroege – late – nachtdienst) Voor A1-inzetten geldt dat het grootste effect van de invoering van DIA op de responstijden tijdens de nachtdiensten zichtbaar is. Zowel voor als na de invoering van DIA is de responstijd tijdens de vroege diensten het kortst. Voor A2-inzetten geldt eveneens dat het grootste effect van de invoering van DIA op de responstijden tijdens de nacht zichtbaar is. Bij de A2-inzetten is de kortste responstijd juist tijdens de nacht. Medewerkers ervaren de bovenstaande effecten van de invoering van DIA op de responstijd niet. De responstijden waren ook vóór DIA al tijdens de nachtdienst het kortst. Deze conclusie van medewerkers lijkt echter meer betrekking te hebben op de effectiviteit van DIA (de kwaliteit van de zorg), dan op de responstijden.
11
Daarnaast geven medewerkers aan in de nacht minder gemotiveerd te zijn, dit houdt verband met het aantal geannuleerde ritten, en als gevolg van de invoering van DIA meer vermoeidheid te ervaren. Ten slotte leidt een en ander er toe gedurende de nacht scherpte te missen, wat ten koste van de kwaliteit van de zorg gaat.
5.1.4 effect DIA & dagdeel (vroege – late- nachtdienst) + soort gebied In de voorgaande twee paragrafen, 5.1.2 en 5.13, is ingegaan op de afzonderlijke effecten van de invoering van DIA in relatie tot het soort gebied, dan wel het dagdeel. Er is echter ook een effect af te leiden met betrekking tot een combinatie van beide:
In de eerste plaats blijkt dat DIA vooral een effect heeft op inzetten met een uiteindelijke A1urgentie tijdens de nachtdienst. Daarnaast blijkt het effect van de invoering van DIA op de responstijd is maximaal te zijn bij: - A2-inzetten - gedurende de nacht - in niet-stedelijk gebied Juist bij deze inzetten, A2-urgentie tijdens de nacht, ervaren medewerkers de minste toegevoegde waarde van DIA.
5.2
Effect DIA op statuswijzigingen: geannuleerde, afgebroken, loze en EHGV-inzetten
Urgentiewijziging Invoering van DIA leidt bij de vier onderzochte DIA-regio’s tot een afname van het aantal A1-inzetten: het aantal A1-inzetten neemt met 5% af (bij de controlegroep was sprake van een afname van 3%). Uit de praktijk blijkt dat de urgentiewijziging van A2 naar A1 vaak al gedurende de uitruk van de ambulance plaatsvindt. Medewerkers geven aan de urgentiewijziging, om verschillende redenen, niet altijd goed op te merken. Uitgiftecentralisten geven aan dat bij hen het gevoel van werkdruk toeneemt. Ook intakecentralisten ervaren een toename van het gevoel van werkdruk, maar anderzijds is er met de invoering van DIA ook meer rust in het gesprek ontstaan.
12
‘Voor niets’ rijden? Invoering van DIA leidt niet tot noemenswaardig vaker ‘voor niet’ rijden:
medewerkers ervaren op dit thema geen verschil tussen stedelijk en landelijk gebied centralisten schatten dat sinds de invoering van DIA ongeveer 10% van de inzetten ‘voor niets’ is ambulance-eenheden verwachten dat sinds de invoering van DIA minder dan 10% van de inzetten ‘voor niets’ is TNO berekent dat 6 tot 8% van de inzetten sinds de invoering van DIA ‘voor niets’ plaatsvindt (dit is een geschatte toename van zo’n 3%)
Bij deze conclusies moet de kanttekening geplaatst worden dat RAV’s de geannuleerde en afgebroken inzetten nog onvoldoende eenduidig registreren.
EHGV- en loze inzetten Invoering van DIA leidt:
niet tot een toename van het aantal EHGV-inzetten tot een significante afname van het aantal loze inzetten met een A1-urgentie
5.3
Spreiding & beschikbaarheid: capaciteit
Invoering van de werkwijze DIA heeft enerzijds effect op de gemiddelde duur van de inzet: hoe zijn de ambulance en de ambulance-eenheid ingezet? Anderzijds is er een effect op het aantal inzetten per urgentie (A1 en A2). Samen leidt dit tot een effect op de invoering van de werkwijze DIA op de capaciteit. Meer concreet:
DIA leidt tot een afname van de gemiddelde duur van de inzet DIA leidt tot een toename van het aantal inzetten DIA leidt tot een verschuiving van inzetten met A1-urgentie naar een A2-urgentie
Gecombineerd leidt dit tot het volgende effect: DIA leidt tot een toename van het aantal uren dat ambulances (inclusief eenheid) worden ingezet (+ 6.700 uren):
5.4
De mening van medewerkers over DIA
Medewerkers zijn overwegend kritisch over het blijven werken met dan wel het gaan invoeren van DIA. Het onderzoek heeft in beeld gebracht hoe medewerkers DIA ervaren, het gevoel dat zij bij het werken conform DIA hebben. De kanttekening moet geplaatst worden dat dit kan afwijken van de daadwerkelijke praktijk. Als het bijvoorbeeld gaat om het aantal keren dat een inzet wordt teruggeroepen, kan dit vertaald worden naar gemiddeld vijf inzetten per medewerker per jaar.
13
DIA blijvend toepassen, dan wel invoeren? Op de vraag of DIA blijvend toegepast moet worden, geven medewerkers van DIA-regio’s het volgende antwoord:
meer dan 50% is van mening dat DIA niet blijvend toegepast moet worden ruim 40% geeft aan dat DIA toegepast kan blijven worden, mits dit leidt tot minder voorwaardenscheppende ritten en kortere rijtijden
Medewerkers van niet-Dia-regio’s zijn overwegend (± 75%) over invoering van DIA. Medewerkers van DIA-regio’s geven de werkwijze DIA een rapport cijfer 5: centralisten geven DIA een voldoende, waar ambulancechauffeurs en –verpleegkundigen een onvoldoende geven.
Wat betekent DIA voor de werkdruk? Centralisten ervaren als gevolg van de invoering van DIA een toename van de werkdruk:
61% van de centralisten die belast zijn met triage geeft dit aan, 80% van de centralisten die belast zijn met de uitgifte geeft dit aan.
De toename van de werkdruk wordt veroorzaakt doordat:
er meer ritten uitgegeven worden; niet goed duidelijk is welke rit het belangrijkst is; er meer werk ontstaat door het wijzigen van urgenties van A2 naar A1; er een alarmering DIA is, terwijl er op dat moment geen ambulance beschikbaar is om de rit uit te voeren.
Ambulanceverpleegkundigen en –chauffeurs laten een wisselend beeld zien als het gaat om de werkdruk:
56% ervaart een hogere werkdruk 43% ervaart geen verschil aangegeven wordt dat het veelvuldig annuleren van DIA-ritten gedurende de nacht tijdens de 24uursdienst het werk belastend maakt
Overige conclusies kwalitatief onderzoek Uit het kwalitatieve onderzoek blijken ook de volgende opmerkelijke zaken:
DIA leidt er toe dat het lastiger is creatief om te gaan met de verschillende soorten voertuigen. De meeste medewerkers vinden niet dat er iets in hun presteren is veranderd en ervaren geen effect van DIA op hun prestaties. Ambulance-eenheden moeten soms lang wachten op informatie over de situatie die zij zullen aantreffen. Ambulance-eenheden merken geen verschil in de reactie van patiënten in relatie tot het eerder aanwezig zijn. DIA legt de nadruk op de snelheid van ambulancezorg. 14
6 Conclusies en aanbevelingen voor het vervolg 6.1
Algemene conclusie
De effectmeting DIA laat in kwantitatief opzicht positieve resultaten zien. De prestaties zijn verbeterd: de responstijden worden korter en meer ambulances zijn sneller ter plaatse. Deze tijdswinst heeft ook effect op de kwaliteit van de hulpverlening. Daarnaast is er geen explosieve stijging van het aantal inzetten en is het effect op de capaciteit acceptabel. Het kwalitatieve onderzoek brengt echter de nodige aandachtspunten aan het licht. Medewerkers zijn kritisch over de werkwijze DIA en zijn niet direct voorstander van invoering dan wel handhaving van DIA binnen hun RAV.
6.2
Vragen gesteld voorafgaand aan de effectmeting
Voorafgaand aan de effectmeting heeft AZN zich een aantal vragen gesteld: De eerste vraag was of DIA op een verantwoorde wijze bijdraagt om een ambulance vanuit het eerste contact met de melder sneller ter plekke te laten zijn. Deze vraag kan positief beantwoord worden, de prestaties verbeteren en meer ambulances zijn sneller bij de patiënt.
De tweede vraag van de sector was wat de effecten van DIA zijn in termen van consequenties voor capaciteit, aanrijtijden en responstijden en daarmee de efficiency en effectiviteit van de ambulancezorg. Uit het kwantitatieve onderzoek blijkt een verkorting van de responstijden. Deze afname is vooral gelegen in de tijdsduur aanname en uitgifte en in veel mindere mate in de aanrijtijd. Het effect op de capaciteit is een toename van 6.700 uren, op een jaarlijks totaal van ruim drie miljoen uren is dit verwaarloosbaar (0,2%).
De volgende vraag was of er verschillen zijn voor de toepasbaarheid van DIA in geografisch verschillende gebieden. Uit het kwantitatieve onderzoek blijken verschillen, maar uiteindelijk levert DIA in ieder gebied een kortere responstijd op. Het effect is het grootst bij A2-inzetten in de nacht in niet stedelijk gebied. Dit is echter precies hetzelfde type inzet waarbij medewerkers de minste toegevoegde waarde ervaren. Medewerkers ervaren überhaupt weinig verschil tussen de verschillende geografische gebieden. Met name de nacht is een aandachtspunt waar bij de eventuele invoering van DIA terdege rekening mee gehouden moet worden.
Ten slotte was de vraag op welke wijze DIA het beste gecombineerd kan worden met de toepassing van de triagesystemen binnen de meldkamer ambulancezorg. Naar aanleiding van het traject met de Argumentenfabriek is geconstateerd dat triage plaatsvindt binnen de monodisciplinaire meldkamer. DIA vindt eerder in het proces en binnen de multidisciplinaire meldkamer plaats.
15
6.3
Advies AZN met betrekking tot DIA
Alles overziend is het advies het besluit uit september 2013 tot invoering van DIA op dit moment (februari 2015) te herbevestigen. Dit betekent in praktische zin dat wanneer de LMO een feit is, de eerste intake in het multidomein van de LMO leidt tot een opdracht tot inzet.
Aan dit advies zijn de volgende kanttekeningen en aandachtspunten verbonden:
De mening van medewerkers met betrekking tot DIA is verdeeld en neigt naar het negatieve. Dit verdient nadrukkelijk de aandacht van de sector, in ieder geval in de vorm van een gedegen communicatietraject. De wijze waarop en mate waarin RAV’s DIA invoeren wordt op dit moment nog overgelaten aan de eigen inschatting van RAV’s. Het is aan iedere individuele RAV om te beoordelen wat lokaal de meest optimale wijze van werken conform DIA is.
Invoering van DIA vindt in 2015 plaats in een omgeving die volop in beweging is. Enerzijds betreft dit de ontwikkeling van de LMO, waarbij zowel de multi als de mono-intake aan het veranderen zijn. Daarnaast betekent invoering van DIA een verandering van de werkwijze. De impact die dit op medewerkers heeft is een punt van aandacht. De invoering en de effecten van DIA vragen daarom om blijvende monitoring. Daarom wordt voorgesteld om medio 2016 de effecten van DIA opnieuw in beeld te brengen, waarbij ook de effecten voor ketenpartners (zoals politie) betrokken moeten worden.
16