Alumni van de lerarenopleiding over hun opleiding en beroep Een kwalitatief onderzoek
Arie Mens
Nijmegen, 21 november 2008
Inhoudsopgave Samenvatting ........................................................................................................................ 3 Voorwoord ............................................................................................................................. 6 1
2
3
INLEIDING ....................................................................................................................... 7 1.1
Onderzoeksopdracht ............................................................................................... 7
1.2
Aanpak van het onderzoek ...................................................................................... 7
1.3
Methode: analyse van kwalitatieve gegevens .......................................................... 8
1.4
Verzameling onderzoeksgegevens.......................................................................... 9
1.5
Positie alumni: binnen of buiten het onderwijs ........................................................10
Alumni achteraf over hun lerarenopleiding ....................................................................12 2.1
Inleiding..................................................................................................................12
2.2
Specificatie van de positieve en negatieve aspecten ..............................................12
Alumni die werkzaam zijn in het onderwijs.....................................................................16 3.1
Alumni die direct na afstuderen in het onderwijs zijn gaan werken .........................16
3.2
Begeleiding en professionalisering van beginnende leraren ...................................18
3.2.1
Inleiding...........................................................................................................18
3.2.2
Begeleiding op de eigen school.......................................................................18
3.2.3
Externe professionaliseringsactiviteiten ...........................................................21
3.2.4
Eindafweging begeleiding en professionalisering ............................................23
3.3
3.3.1
Algemene kenmerken .....................................................................................26
3.3.2
Waarom in 2008 – 2009 werkzaam in het onderwijs?......................................27
3.4
4
De onderwijsgevende alumni in het schooljaar 2008 – 2009 ..................................26
De onderwijsgevende alumni van 2008 – 2009 over hun toekomst ........................28
3.4.1
Blijft u werken in het onderwijs? ......................................................................28
3.4.2
Waardoor zou uw binding met het onderwijs versterkt kunnen worden? .........29
Alumni die niet werkzaam zijn in het onderwijs ..............................................................32 4.1
Waarom na afstuderen, resp. in 2008 – 2009 niet werkzaam in het onderwijs?.....32
4.2
Gaat u in de toekomst werken in het onderwijs? ....................................................34
4.3
Waardoor zou het onderwijs voor u aantrekkelijker kunnen worden? .....................36
2
Samenvatting 1. Over het onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van regionale opleidingsschool, die door de VOscholen in de regio Noord Holland en de drie lerarenopleidingen uit Amsterdam is opgezet. Het onderzoek is gericht op informatie over het rendement (in brede zin) in de ogen van de alumni van de lerarenopleidingen van HVA en UvA. Het onderzoek is kwalitatief van aard: in de belangrijkste fase van het onderzoek konden respondenten zelf via internet aan de hand van een voorgegeven checklist in hun eigen woorden en zo uitvoerig als zij dat wilden hun ervaringen en opvattingen doorgeven. Aan het kwalitatieve onderzoek is deelgenomen door 108 alumni, breed gespreid over de afstudeerrichtingen. 2. Oordeel over de lerarenopleiding De lerarenopleidingen krijgen van hun alumni een rapportcijfer van 6,9 gemiddeld, dus ruim voldoende. Er zijn overigens wel grote verschillen (de cijfers variëren tussen 2 en 9). In lijn hiermee is het resultaat dat twee derde van de alumni achteraf vindt dat de positieve aspecten van de lerarenopleiding overwegen, een zesde is per saldo negatief. Aspecten die het meest genoemde zijn (in aflopende volgorde): - Kwaliteit docenten > 50 procent, grotendeels positieve ervaringen - Kwaliteit vakinhoud > 50 procent, eveneens grotendeels positieve ervaringen - Kwaliteit pedagogisch didactisch deel: 45 procent, grotendeels negatieve ervaringen - Kwaliteit organisatie opleiding 35 procent, grotendeels negatieve ervaringen - Praktijkgerichtheid opleiding 35 procent, grotendeels negatieve ervaringen - Sfeer en medestudenten, beide 30 procent, overgrote deel positieve ervaringen 3. Werken na de opleiding Ca. 70 procent van de alumni is na het afstuderen in het onderwijs (gaan) werken, ca. 30 procent (nog) niet. Eveneens 70 procent is in het huidige schooljaar 2008 – 2009 werkzaam in het onderwijs. Intussen zijn er wel wisselingen geweest: 10 procent heeft het onderwijs verlaten en 10 procent is ingestroomd in het onderwijs. De belangrijkste redenen om direct na het afstuderen in het onderwijs te gaan werken zijn (met 40 procent) dat het zo’n leuk werk is, resp. dat men al in het onderwijs werkte. Ruim 20 procent vindt dat werk in het onderwijs goed past bij de eigen privésituatie, resp. vindt het logisch om in het onderwijs te gaan werken na een opleiding tot leraar. In het schooljaar 2008 – 2009 is de helft (ook) werkzaam in het VMBO, 45 procent (ook) in de onderbouw van havo-vwo en 35 procent (ook) in de bovenbouw. Zij geven niet alleen les, maar bekleden vaak ook andere functies, o.a. . leerlingbegeleiding, mentor, sectieleiding en ontwikkelingsactiviteiten. Wat hun motieven betreft: de onderwijsgevenden uit de onderzochte groep zijn (verrassend?) positief over het werk: meer dan 60 procent vindt het werk in het onderwijs vooral leuk; 30 procent vermeldt het inspirerende omgaan met leerlingen, 30 procent noemt de ruimte voor privé die werken in het onderwijs biedt; 20 procent geeft aan altijd al in het onderwijs te willen werken, resp. vindt de kwaliteit van de school heel goed, resp. waardeert de mogelijkheid tot persoonlijke ontplooiing. 3
Van de 30 procent die in 2008 – 2009 niet werkzaam zijn in het onderwijs vindt een derde zich niet geschikt voor een baan op school, heeft bijna de helft een heel negatief oordeel over het onderwijs en heeft 60 procent (inmiddels) heel andere perspectieven dan een baan in het onderwijs. 4. Begeleiding en professionalisering voor de beginnende leraar Aan alumni die in het onderwijs zijn gaan werken is gevraagd naar hun ervaringen met begeleiding (op de eigen school) en (externe) professionalisering. 30 procent heeft beide vormen genoten, 30 procent alleen professionalisering, een kwart alleen begeleiding en 10 procent rapporteert geen enkele activiteit. Over het totale aanbod aan begeleiding en professionalisering oordeelt de helft per saldo positief en een derde negatief. Enkele opmerkingen hierbij zijn: - relatief vaak voelt men zich overgeleverd aan het eigen initiatief; voor sommigen is dat prima, voor anderen wordt dat als een tekort ervaren; - er is een tendens dat de begeleiding op de scholen in recente jaren is verbeterd; - soms zijn er wel mogelijkheden, maar is er door de drukke baan als beginnende leraar geen tijd om hiervan gebruik te maken Er is ook specifiek gevraagd naar de begeleiding op de eigen school. Het meest worden de volgende vormen vermeld (tussen haakjes ook de waardering van de effectiviteit): - collegiale lesbezoeken, een coach, mentor of buddy en contacten over individuele leerlingen worden elk door een derde vermeld met daarbij de kanttekening dat het gaat om effectieve begeleidingsvormen onder de voorwaarde dat het goed wordt aangepakt. - interne studiebijeenkomsten zijn vermeld door 20 procent (en leiden in het algemeen niet tot veel enthousiasme) collegiaal overleg wordt genoemd 50 procent (maar vormt nauwelijks aanleiding tot positief of negatief commentaar t.a.v. de effectiviteit). Eveneens specifiek is gevraagd naar de ervaringen met de externe professionaliseringsactiviteiten. - Cursussen, bijscholing, studiedagen e.d. worden door 80 procent vermeld, waarbij ze in de helft van de gevallen effectief worden bevonden - Literatuurstudie, zelfstudie noemt 45 procent, waarbij men zich nauwelijks spontaan uitlaat over de effectiviteit - Congressen, conferenties, resp. opleidingen worden beide door 35 procent vermeld, waarbij ze in een derde van de gevallen ook spontaan genoemd worden als effectief. 5. De toekomst in het onderwijs? Van degenen die in het lopend schooljaar 2008 – 2009 werkzaam zijn in het onderwijs: - denkt een kwart er wel eens aan om weg te gaan uit het onderwijs en nog eens 15 procent om binnen het onderwijs van school of functie te veranderen. - vermoedt twee derde dat zij over drie jaar zeker nog wel op hun huidige positie in het onderwijs werken en nog eens 20 procent op een andere plek in het onderwijs De binding van deze onderwijsgevenden aan het onderwijs kan overigens duidelijk versterkt worden. De belangrijkste door hen vermelde factoren zijn; - Verbetering van de (materiële) beloning en de (immateriële) waardering; 60 procent - Vermindering van de werkdruk en taakbelasting; 40 procent - Verbetering van de organisatie en het management; 30 procent Van degenen die in het jaar 2008 – 2009 niet werkzaam zijn in het onderwijs:
4
-
denkt 10 procent wel eens serieus aan een baan in het onderwijs, 30 procent aarzelt; de rest wil zeker geen baan in het onderwijs. - Verwacht 10 procent over drie jaar in het onderwijs werkzaam te zijn, 20 procent (heel) misschien en 70 procent zeker niet. De aantrekkelijkheid van een baan in het onderwijs kan overigens wel worden verhoogd. De respondenten buiten het onderwijs noemen spontaan:: - Verbetering van beloning en waardering 45 procent - Hulp bij de opvang van moeilijke leerlingen 30 procent - Verbetering management en organisatie 25 procent - Verkleining klassen 25 procent - Vermindering van werkdruk en taakbelasting 20 procent
5
Voorwoord Aan de uitvoering van dit onderzoek is bijgedragen door: - ResearchNed te Nijmegen en dan vooral door Marc Thomassen, die de organisatie en technische verwerking van de internetvragenlijsten op zich heeft genomen;. - Secretariaats- en organisatiebureau Malta & de Keijzer te Nijmegen voor de verzending het verzamelen van adressen. Als contactpersoon namens de opdrachtgever (en de HVA) is Fons Morsch opgetreden. Hij is zeer behulpzaam en creatief geweest bij het oplossen van problemen die een voorspoedige uitvoering van het onderzoek in de weg konden staan. Als contactpersoon van de UvA is Selma Gordijn opgetreden, die heeft bemiddeld bij de deelname aan het onderzoek door alumni van de UvA. De belangrijkste personen zijn uiteraard de respondenten. Hen dank ik in het bijzonder. Arie Mens projectleider
6
1 INLEIDING 1.1 Onderzoeksopdracht Opdrachtgever is de regionale opleidingsschool, die door de VO-scholen in de regio Noord Holland en de drie lerarenopleidingen uit Amsterdam (VU, UvA en EhvA) is opgezet. Het onderzoek moet informatie opleveren over het rendement van de opleidingen. De opdracht luidt: “Een onderzoek instellen onder alumni van de lerarenopleidingen van de afgelopen 10 – 3 jaar, gesplitst naar eerste- en tweedegraads afgestudeerden, naar: - de mate van satisfactie in de huidige werkkring; - hoe de lerarenopleidingen kunnen bijdragen om naar tevredenheid te kunnen functioneren als startbekwaam beroepsbeoefenaar; - de mate van tevredenheid over het werkgeverschap van de huidige organisatie; - de motivatie t.a.v. hun keuze voor al of niet werken in het onderwijs; - het perspectief dat zij hebben t.a.v. hun carrière.” In het gezamenlijk overleg over de onderzoeksopdracht is gekozen voor een kwalitatief onderzoek. De opdracht is verleend op 3 juli 2008. Op 25 juli stond de eerste internetvragenlijst klaar voor de respondenten om beantwoord te worden.
1.2 Aanpak van het onderzoek Het onderzoek moest uitmonden in een bestand met kwalitatieve onderzoeksgegevens, m.a.w. in een bestand met teksten. In eerste instantie was voorzien om de kwalitatieve antwoorden te laten verzamelen via telefonische interviews. Voorafgaand aan die interviews zouden via internetvragenlijsten objectieve gegevens over opleiding en loopbaan worden verzameld en worden gevraagd naar opvattingen en evaluaties via gesloten vragen. Op basis van de antwoorden zouden dan (min of meer) gepersonaliseerde vragenlijsten (checklists) kunnen worden gemaakt voor de telefonische interviews. Hiervan zouden schriftelijke gespreksverslagen worden gemaakt als basismateriaal voor de analyse. Zie voor deze kwalitatieve analyse paragraaf 1.3. . Van de doelstelling (kwalitatieve tekstbestanden) is niet afgeweken, maar tijdens de uitvoering van het onderzoek is de methode veranderd. Mede op grond van commentaren van respondenten is ertoe besloten om via internet niet alleen de objectieve gegevens over opleiding en loopbaan te vragen. De respondenten zouden ook in hun eigen woorden in kunnen gaan op een aantal vragen en thema’s die op hun concrete situatie van toepassing waren. De (min of meer) gepersonaliseerde vragenlijsten zijn dus in internetvorm aan de respondenten ter beschikking gesteld met het verzoek daarop te reageren. Deze methode heeft goed gewerkt. Voor de respondenten werkte deze aanpak heel bevredigend. Zij konden hun ei kwijt zonder zich gedwongen te voelen in een keurslijf van structureerde vragen. Het onderzoeksmateriaal bleek van goede kwaliteit te zijn. In een eerste schatting van de beoogde resultaten van de kwalitatieve fase was uitgegaan van 120 telefonische interviews. Het onderzoek heeft uiteindelijk geresulteerd in 108 bruikbare protocollen, een aantal dat dichtbij de oorspronkelijke doelstelling lag.
7
1.3 Methode: analyse van kwalitatieve gegevens Op basis van eerder door de respondenten verstrekte informatie konden aan hen gericht relevante thema’s worden voorgelegd met het verzoek daarop in te gaan in hun eigen woorden, zo uitgebreid als zij dat zelf zouden willen. De hierbij gebruikte voorinformatie had vooral betrekking op de loopbaan van de respondenten ná hun afstuderen.. Globaal zijn de volgende categorieën onderscheiden: Overzicht 1.1.
Categorieënindeling voor de kwalitatieve fase van het onderzoek
A.
Zijn na het diploma gaan werken in het onderwijs en zijn blijven werken in het onderwijs
B
Zijn na het diploma gaan werken in het onderwijs en hebben het onderwijs inmiddels verlaten
C
Zijn na het diploma gaan werken in het onderwijs, maar werken nu niet meer
D E
Zijn na het diploma gaan werken (maar niet in het onderwijs) en werken nog steeds (maar niet in het onderwijs) Zijn na het diploma gaan werken, eerst niet in het onderwijs, maar nu wel
F
Zijn na het diploma werken, maar niet in het onderwijs; werken nu niet
G
Zijn na het diploma niet gaan werken en zijn nu werkzaam in het onderwijs
H
Zijn na het diploma niet gaan werken en zijn nu werkzaam buiten het onderwijs
I
Zijn na het diploma niet gaan werken en werken ook nu niet
Elke respondent kreeg via internet zijn eigen type checklist voorgelegd. Onderwerpen die aan de orde werden gesteld zijn: - De waardering van de lerarenopleiding - De loopbaan na de lerarenopleiding (al dan niet in het onderwijs) en de waardering van de diverse aspecten daarvan - De waardering van begeleiding en professionalisering (alleen voor de beginnende leraren) - De verwachting over een toekomst in het onderwijs. De volgende bewerkingen hebben plaatsgevonden. - Een binnengekomen vragenlijst is eerst in zijn geheel doorgenomen. Hierbij is de informatie van de respondenten getoetst aan de hand van (en eventueel aangevuld met ) de eerdere gegevens. Door de vrijheid van de respondenten bij het vertellen van hun verhalen staat lang niet alle vergelijkbare informatie in de protocollen op een vergelijkbare plaats. Ook hiervoor is “gecorrigeerd”. De bewerkte individuele verslagen kenden door de bank genomen een lengte van twee a drie A4-tjes. - Vervolgens zijn de teksten ingedeeld in passages. Deze passages vormen de verdere eenheden van analyse, waarbij voortdurend ook de context van het materiaal (dus de overige informatie van de respondent, zoals leeftijd, geslacht, jaar van afstuderen, afstudeervak, eerste of tweedegraads, vroegere werkervaringen e.d.) in het oog is gehouden. De passages over hetzelfde onderwerp zijn gegroepeerd in categorieën op basis van hun inhoudelijke overeenkomst. Deze categorieën zijn dus niet voorgegeven, maar komen voort uit het materiaal zelf. - In de tekst van dit rapport zijn voorbeelden van de categorieën gegeven aan de hand van concrete passages van respondenten. Die voorbeelden laten zien wat varianten in de onderzochte bestaan bij de passages over de betreffende categorie. - De samengevatte informatie is in beeld gebracht met behulp van grafieken. Dat isd in dit geval een pseudokwantitatieve methode, die gebruikt wordt om in één oogopslag bepaalde patronen in de antwoorden duidelijk te maken. In dit geval mogen hieraan 8
echter geen kwantitatieve conclusies worden verbonden. Met andere woorden: er wordt niets gezegd over het voorkomen in de populaties met bepaalde schattingsmarges o.i.d.
1.4 Verzameling onderzoeksgegevens Volgens de opzet moesten drie lerarenopleidingen bij het onderzoek worden betrokken, nl. die van: de Hogeschool van Amsterdam (HVA) de Universiteit van Amsterdam (UvA) de Vrije Universiteit (VU) De lerarenopleiding van de VU heeft niet aan de gegevensverzameling meegedaan. Wel is een recent kwalitatief onderzoeksverslag ter beschikking gesteld, gericht op de eigen evaluatie van de opleiding. De betreffende gegevens waren echter slechts zeer partieel vergelijkbaar met die van onze vraagstelling. De lerarenopleiding van de UvA heeft pas op een laat moment haar medewerking kunnen effectueren. Dat betekende weinig tijd voor de diverse dataverzamelingsrondes en de rappels. Het resulteerde ook in een lage response (zie tabel 1.1.). De gegevens zijn uiteraard wel gebruikt bij de kwalitatieve analyse. Bij de lerarenopleiding van de HVA kon wel gewerkt worden in overeenstemming met de opzet. Het leeuwendeel van het onderzoeksmateriaal is dan ook afkomstig van de HVAalumni. Tabel 1.1. Deelname aan het onderzoek Lerarenopleiding UvA Lerarenopleiding HVA totaal
e
startbestand n.v.t. 1033 n.v.t.
Resultaat 1 fase 54 169 223
e
Resultaat 2 fase 19 89 108
De alumni van de UvA zijn rechtstreeks door de opleiding benaderd met het verzoek om mee te werken. De HVA heeft aan de onderzoekers een bestand met adresgegevens ter beschikking gesteld en een begeleidende brief van de opleiding zelf, eveneens met het verzoek om mee te werken. De respondenten konden dan inloggen op de internetvragenlijst van de eerste fase, waarin vooral objectieve gegevens zijn gevraagd over opleiding, en beroepsloopbaan. Deze gegevens zijn gebruikt om de respondenten in te delen in groepen voor de tweede, kwalitatieve fase van het onderzoek. In de tweede fase werd een internetvragenlijst gebruikt, waarbij de respondenten werden uitgenodigd om hun ervaringen, evaluaties en verwachtingen in hun eigen woorden op te schrijven. Deze tweede fase leverde het centrale materiaal voor het onderzoek. Zie verder paragraaf 1.2. over de analyse daarvan. Bij de alumni van de HVA is gecontroleerd in welke mate de deelname aan fase 1 correspondeerde met de samenstelling van het oorspronkelijke bestand. Tabel 1.2. geeft daarover nadere informatie. In de deelname is het aandeel van de jaargroepen 1999-2000 ondervertegenwoordigd en dat van de jaargangen 2005 – 2006 oververtegenwoordigd. Tevens is sprake van een lichte ondervertegenwoordiging van de eerstegraads alumni.
9
Er is ook gecontroleerd voor de afstudeerrichting van de alumni. De kwantitatief belangrijke studierichtingen zijn alle vertegenwoordigd in de deelnamegroep in een verhouding die goed correspondeert met de verhouding in het uitgangsbestand. De uitval tussen fase 1 en fase 2 laat evenmin forse verschillen zien in de verdeling over de categorieën. Tabel 1.2. Vergelijking deelname met het uitgangsbestand Afstudeerjaar 1999-2000 2001 – 2002 2003 – 2004 2005 – 2006 Bevoegdheid e 1 graads e 2 graads
e
uitgangsbestand 20,7 23,1 24,8 31,4
Deelname 1 fase 11,8 24,9 24,3 39,1
14,0 86,0
10,7 89,3
De verdelingsgegevens geven géén aanleiding te veronderstellen dat in het kwalitatieve onderzoek is gewerkt met een sterk selectieve groep respondenten. Zij geeft wel aanleiding om te veronderstellen dat alle relevante groepen binnen de alumni op adequate wijze voorkomen in het deelnamebestand.
1.5 Positie alumni: binnen of buiten het onderwijs In grafiek 1.1. wordt een beeld gegeven van de positie die de respondenten uit fase 2 innemen t.o.v. werken in het onderwijs. Grafiek 1.1. onderzochte groep naar positie binnen of buiten het onderwijs en de veranderingen daarin
De deelnemers aan de tweede fase van het onderzoek zijn in het jaar 2008 – 2009 voor 70 procent werkzaam in het onderwijs (i.c. VMBO, HAVO-VWO). 30 Procent is niet werkzaam in het onderwijs. 10
De meesten verkeren reeds in deze positie sinds hun afstuderen aan de lerarenopleiding. 10 Procent heeft intussen het onderwijs verlaten en eveneens 10 procent is op een later moment tot het onderwijs toegetreden. Op de achtergronden hiervan wordt ingegaan in de volgende hoofdstukken.
11
2 Alumni achteraf over hun lerarenopleiding 2.1 Inleiding Aan alle respondenten zijn vragen gesteld over de lerarenopleiding die zij hebben bezocht, dus zowel aan degenen die op dit moment wél als aan degenen die niet in het onderwijs werkzaam zijn. Dat is op drie manieren gebeurd: er is een samenvattend rapportcijfer gevraagd, er is gevraagd om iets te vertellen over positieve en over negatieve aspecten van de opleiding en er is gevraagd welke aspecten de doorslag gaven, de positieve of de negatieve. In tabel 2.1. staat informatie over het samenvattende rapportcijfer over de opleiding aan de HVA
Tabel 2.1. Rapportcijfer voor de opleiding als geheel (HVA) <6 6 6,5 7 A 7,5 >7,5 -8 >8
10,3% 13,2% 10,3% 44,1% 13,2% 8,8% 100,0%
Het gemiddelde cijfer was 6.7, een ruime voldoende dus.. De meeste respondenten (45 %) gaven de opleiding een 7 tot 7,5, een nog iets hoger cijfer. Cijfers van acht en hoger, resp. cijfers van lager dan zes, werden gegeven door ca. 10 %,. Het hoogste cijfer voor de opleiding was een 9, het laagste een 2. De rapportcijfers voor de lerarenopleiding van de UvA corresponderen met de verdeling van de HVA. Het gemiddelde rapportcijfer voor de lerarenopleiding van de UvA is 6,8, Aan de respondenten is ook gevraagd om aan te geven wat men bij de beoordeling van de opleiding de doorslag vond geven, de positieve aspecten of de negatieve aspecten. Het antwoord staat in tabel 2.2. Tabel 2.2. Wat gaf de doorslag bij de HVA: de positieve of de negatieve aspecten? positieve aspecten neutraal negatieve aspecten
68,3% 15,9% 15,9%
Bij 70 % van de respondenten overwegen de positieve ervaringen met de opleiding, bij 15 % zijn dat de negatieve aspecten Bij de UvA ligt dat anders. Daar tendeert de verhouding naar 50-50..
2.2 Specificatie van de positieve en negatieve aspecten De respondenten hebben de positieve en de negatieve aspecten ook gespecificeerd. Dat deden zij in hun antwoorden op de vraag: “Hoe waardeert u achteraf uw lerarenopleiding? 12
- Wat vond u de belangrijkste positieve aspecten? - Wat vond u de belangrijkste negatieve aspecten?” Grafiek 2.1. geeft een samenvattend beeld van de antwoorden op deze vragen. Grafiek 2.1. Waardering achteraf van de lerarenopleiding, naar positieve en naar negatieve aspecten
In de grafiek zijn de aspecten geordend in 14 categorieën, waarbij telkens de positieve en de negatieve aspecten zijn onderscheiden. De categorieën in grafiek 2.1. zijn gesorteerd van hoge naar lage frequentie. Helemaal links staat de categorie die door de respondenten in hun antwoorden het vaakst is genoemd, nl. docenten, vermeld door meer dan 55 procent. Helemaal rechts staat de schaalgrootte (van de klas), genoemd door iets meer dan 10 procent) Elke balk (categorie) van de grafiek is verdeeld in twee stukken. Zij geven aan hoeveel procent van de respondenten positief en hoeveel negatief gewaardeerde aspecten onderkent. Zo kan men in de eerste kolom zien dat een kleine 20 procent t.a.v. docenten negatieve aspecten noemt, terwijl bijna 40 procent positieve aspecten heeft opgeschreven. Het vaakst zijn aspecten vermeld van: - de docenten (voor het grootste deel positief) - de vakinhoudelijke kant (voor het grootste deel positief) - de pedagogisch-didactische kant (voor het grootste deel negatief) - de organisatie (voor het grootste deel negatief) - de praktijkgerichtheid (voor het grootste deel negatief) - de sfeer (100 procent positief) - de medestudenten (grotendeels positief) - de ruimtes – voorzieningen (iets meer positief dan negatief) - de algemene kwaliteit (iets meer positief dan negatief). Het beeld van grafiek 2.1. correspondeert globaal met de (veel schaarsere) gegevens van de lerarenopleiding van de UvA. Daar wordt echter in verhouding meer melding gemaakt van 13
positieve ervaringen op het terrein van vakdidactiek, terwijl men veelal ook positief staat t.o.v. de individuele begeleiding door supervisor. Deze percentages zeggen nog weinig over de inhoud van de categorieën. Daarom staan in overzicht 2.1. staan per categorie voorbeelden vermeld van de uitspraken van de respondenten. Dat geeft inhoudelijke kleur aan de categorieën. We beperken ons tot uitspraken die horen bij de zeven belangrijkste categorieën. Overzicht 2.1. Voorbeelden van positieve en negatieve uitspraken bij de zeven belangrijkste aspecten waarop de lerarenopleiding door de alumni beoordeeld is Voorbeelden van positieve uitspraken DOCENTEN ik denk vaak met weemoed terug aan de colleges van (volgen vier namen)
Voorbeelden van negatieve uitspraken Tot slot vond ik sommige docenten ronduit teleurstellend.
Bij de kennisvakken duidelijke en goede docenten met een gedegen kennis en voldoende vaardigheid dat over te brengen. het enthousiasme en de kwaliteit van de docenten stonden borg voor goede lessen Ik heb een paar zeer inspirerende docenten gehad. VAKINHOUDELIJKE KANT Vakinhoudelijk was de opleiding voldoende tot goed, Vakinhoudelijk was zwaar maar daar heb ik nu nog steeds plezier van
Creatief omgaan met het vak. De vakkennis zoals overgebracht door de ..... docenten was uitstekend
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE KANT ...en het pedagogisch didactische kwam voldoende aan bod door docenten die zelf ook in het ... gebied lesgeven. Ped.didactisch was het goed
ORGANISATIE flexibiliteit van de coördinator [kon zelfs bij 'm thuis langs komen om een keer wat te regelen].
Ik vond de praktische zaken goed geregeld. Wat ik vooral erg prettig vond was dat je niet alles zelf hoefde te doen (inschrijven, tentamens regelen, etc
Negatieve punten zijn helaas de mindere kwaliteiten van sommige docenten. Pedagogisch-didactisch heb ik het als onder de maat ervaren docenten op een lerarenopleiding die het voorbeeld moeten geven maar zelf slecht lesgeven De kwaliteit van de docenten …. maken dat ik de opleiding als negatief heb ervaren. Ik zou graag een verdieping in (vak) zien. Ik vond het niveau soms wat makkelijk. Te weinig vakinhoud (ik heb het gevoel met mijn havo-kennis begonnen te zijn met lesgeven!). Enkel in het eerste jaar kreeg je vakinhoud, Geringe aandacht voor het vakinhoudelijke aspect of de overdracht ervan. Dat gaf mij het gevoel niet 'boven de stof' te staan en dat gaf onzekerheid tijdens stages. De pedagogisch-didactische informatie van de school stelt niet veel voor. Pedagogisch didactisch ontbrak het een beetje aan diepte omdat het zwaartepunt van de opleiding aan de inhoudskant lag. Ik heb in de praktijk ervaren, dat het didactische deel van de opleiding niet voldoende was om goed beslagen ten ijs te komen. organisatie liet nogal eens te wensen over. NIET van de directe begeleiders, die zorgden er juist vaak weer voor dat problemen opgelost werden organisatorisch rommelig en zwak: ....Punten lijst heeft tijdens opleiding nooit geklopt
..., ook de roosters waren niet op tijd klaar. De snelheid waarmee tentamens teruggegeven werden, er ging soms heel lang overheen (meer dan 2 wkn).
14
Het team was heel chaotisch. Het verkeerde jaarrooster werd uitgedeeld. De docenten wisten niet van elkaar wat ze hadden afgesproken, dus iedere docent gaf of andere examendata en opdrachten door. PRAKTIJKGERICHTHEID ..., pedagogisch- didactisch is in de opleiding voldoende aanbod gekomen om de stages toendertijd tot een goed einde te brengen en zeker is het voldoende geweest om een 'startbekwaamheid'te bezitten na het behalen van het diploma, .... Je staat meteen voor de klas.
SFEER Ook de sfeer is altijd heel goed geweest. Ik heb vooral een hele leuke tijd gehad sfeer in klas gezellig MEDESTUDENTEN All met al heb ik met plezier de opleiding doorlopen. Mede door de medestudenten, die allen erg gemotiveerd waren. ... ,uitwisseling met medestudenten over hun ervaringen, vooral voor de klas. Het contact met medestudenten en hun ervaringen (zij-instromers) Leuk contact met toekomstige collegae.
15
weinig didactische vakken, je werd slecht voorbereid op het daadwerkelijke lesgeven. Had tot het derde jaar geen idee wat lesgeven inhield.
....: de beperkte stage en bijbehorende begeleiding. Ik heb, toen ik begon met werken, heel veel moeten ervaren, wat ik bij stagiaires op mijn huidige school hoor bespreken met begeleiders ...., erg theoretisch, te weinig gelinkt aan de praktijk
Niet iedere medestudent had evenveel affiniteit met......., dat was tijdens het werken in project vorm wel eens lastig.
3 Alumni die werkzaam zijn in het onderwijs 3.1 Alumni die direct na afstuderen in het onderwijs zijn gaan werken Tabel 3.1.1. Had u direct na het afstuderen veel moeite om een baan te vinden in het onderwijs? geen moeite wel moeite
91,3% 8,7%
Voor deze groep afstudeerders van de lerarenopleiding was het in de afgelopen periode kennelijk nauwelijks een probleem om een baan in het onderwijs te vinden. In overzicht 3.1.1 wordt een kort overzicht gegeven van voorbeelden van uitspraken, indicatief voor wel en geen moeite. Overzicht 3.1.1. Had u moeite met het vinden van een baan in het onderwijs na het behalen van het diploma? Voorbeelden uit de antwoorden. GEEN MOEITE OM EEN BAAN TE VINDEN nee, mijn eerste sollicitatie was meteen raak, maar er zijn niet zoveel mensen die op een vmbo school les willen geven in Amsterdam Noord Ik kreeg de baan aangeboden, ben na mijn stage blijven hangen, heb niet hoeven solliciteren Ondanks leeftijd, als 50 jarige overstap gemaakt, geen enkel probleem gehad om baan te vinden Nee , ik had drie sollicitaties lopen. Op de school waar ik nu werk werd een fulltimebaan aangeboden, de andere scholen boden een parttimebaan aan. Ik werd op alle drie scholen uitgenodigd voor een gesprek en kon op alle drie scholen beginnen. WEL MOEITE OM EEN BAAN TE VINDEN Als je boven de 50 jaar kost het heel veel moeite. Net na mijn afstuderen wel maar nadat ik leservaring op had gedaan niet meer.
Aan deze respondenten is ook gevraagd uiteen te zetten waarom zij direct na het afsluiten van hun opleiding in het onderwijs zijn gaan werken. Zie hiervoor grafiek 3.1.1. Opvallende punten uit deze grafiek zijn: - In 40 procent van de gevallen melden respondenten dat zij het onderwijs “leuk werk” vinden. In eveneens 40 procent was de respondent al werkzaam in het onderwijs. - In een kleine kwart van de gevallen meldden respondenten dat het werk in het onderwijs goed paste in hun privésituatie. Eveneens in een kwart vond het logisch om na het afsluiten van de lerarenopleiding in het onderwijs te gaan werken.
16
Grafiek 3.1.1. Waarom bent u direct na het afstuderen gaan werken in het onderwijs?
In overzicht 3.1.2. worden voorbeelden van uitspraken opgenomen, die indicatief zijn voor de belangrijkste categorieën. Overzicht 3.1.2. Waarom bent u direct na uw afstuderen aan de lerarenopleiding in het onderwijs gaan werken? Voorbeelden uit de antwoorden. IS LEUK WERK Ik wilde gewoon heel graag lesgeven Ik wilde altijd al in het onderwijs. Mijn vader gaf ook les en ik wilde niet uit het schoolse leven. Waarom, allerlei redenen: kinderen iets leren is het voornaamste .... Vanuit kinderwerk interesse in werken met kinderen Direct met aanvang studie een baan in onderwijs gezocht Lesgeven is erg leuk (maar wel zwaar als je voltijds werkt) WERKTE AL IN HET ONDERWIJS Ik was al werkzaam in het onderwijs (zij-instroom), maar moest nog mijn bevoegdheid halen om in aanmerking te komen voor een vaste aanstelling. Ik werkte daarvoor al voor deze scholengemeenschap en ik werd meteen na het behalen van mijn diploma gevraagd. Al was het op een andere vestiging. Het liefst had ik de opleiding afgemaakt, voordat ik in het onderwijs ging werken. Maar toen er een vacature was op mijn stageschool waar ik graag wilde werken, heb ik toch - en met succes gesolliciteerd. Ik werkte al in het onderwijs en heb daar een opleiding bij gezocht. PAST GOED IN PRIVÉ-PLANNING Was goed te combineren met gezin. Daarbij leek een baan in het onderwijs een goede combinatie met mijn kinderwens op toen nog langere termijn.
17
IS LOGISCH NA DE LERARENOPLEIDING Lijkt mij onlogisch dat als je een opleiding volgt als leraar dat je dan autoverkoper wordt. Het was logisch om te gaan werken in het gebied waar ik een diploma voor had gehaald.
3.2 Begeleiding en professionalisering van beginnende leraren 3.2.1 Inleiding Aan alle respondenten die na hun afstuderen in het onderwijs hebben gewerkt is gevraagd naar hun ervaringen als beginnende leraren met de begeleiding (op de eigen school) en met professionaliseringsactiviteiten (hier gedefinieerd als externe activiteiten, gericht op vergroting van de professionaliteit). Dit onderwerp is dus aan de orde gesteld bij iedereen die gedurende de hele periode in het onderwijs hebben gewerkt en bij degenen die er later mee begonnen zijn of er inmiddels uitgestapt zijn. In tabel 3.2.1. wordt weergegeven welke soorten activiteiten door de respondenten genoemd zijn. Ca. een derde heeft zowel activiteiten gerapporteerd in de sfeer van begeleiding als van professionalisering, ca. een derde vermeldt alleen externe professionaliseringsactiviteiten, ca. een kwart alleen interne begeleiding en 10 procent geen van beide. Tabel 3.2.1. Hebt u als beginnende leraar begeleiding ontvangen op school of aan externe professionaliseringsactiviteiten gedaan? Begeleiding + professionalisering 31,4% Alleen begeleiding Alleen professionalisering Geen van beide
25,5% 33,3% 9,8%
3.2.2 Begeleiding op de eigen school In grafiek 3.2.1. wordt ingegaan op de begeleiding op de eigen school. De passages van de respondenten over dit onderwerp zijn in acht categorieën ondergebracht. De totale hoogte van de balk geeft het aandeel respondenten dat uitspraken heeft gedaan binnen de betreffende categorie (dus 48 % noemt enige vorm van collegiaal overleg). Aan de respondenten is tevens gevraagd om iets te zeggen over de meest en de minst effectieve vorm van begeleiding. Ook die informatie is in grafiek 3.2.1. opgenomen in de vorm van kleuren binnen de balken. In de balken worden vier kleuren gebruikt: - paars als de activiteit wél is genoemd, maar niet bij de meest of de minst effectieve vormen is gerekend - blauw voor de vormen met de meeste effectiviteit - groen voor de vormen met de minste effectiviteit - (rood als de uitspraak niet leidde tot een oordeel) Enkele opvallende punten in grafiek 3.2.1. zijn: - “collegiaal overleg” mag dan wel het meest genoemd zijn, het leidt minder tot uitspraken over meest of minst effectief. Het is kennelijk een weinig uitgesproken begeleidingsvariant.
18
Grafiek 3.2.1. Hoe waardeerde u als beginnende leraar de begeleiding op uw school?
-
-
“collegiale lesbezoeken” leiden tot de meeste uitgesproken reacties, vóór of tegen. Uit de informatie van de respondenten kan men concluderen dat het een effectieve vorm is, mits aan een aantal voorwaarden voldaan is. Dat laatste geldt ook voor “coach, mentor, buddy” en voor “contacten over individuele leerlingen” “Interne studiebijeenkomsten” leiden i.h.a. niet tot veel enthousiasme.
In overzicht 3.2.1. staan voorbeelden van uitspraken opgenomen, indicatief voor de belangrijkste categorieën. Overzicht 3.2.1. Vormen van begeleiding door de eigen school en de waardering daarvan. Voorbeelden uit de antwoorden. COLLEGIAAL OVERLEG voorbeelden van interne begeleidingsactiviteiten De samenwerking binnen mijn leergebied was, zeker in de ontwikkeltijd heel intens. Alles is bespreekbaar, men is bereid je te helpen als je ergens vastloopt. Ik heb met directe collega’s ook veel gecommuniceerd over de aanpak van bepaalde onderwerpen. Hier heb ik veel aan gehad. Vakinhoudelijke collegiale begeleiding Vooral collegiaal overleg.
19
voorbeelden van meest en minst effectieve interne begeleidingsactiviteiten NEG minst: vakinhoudelijk POS De collegiale consultatie was erg prettig. COLLEGIALE LESBEZOEKEN voorbeelden van interne begeleidingsactiviteiten Tijdens mijn lessen hebben zowel directe collega's als collega's van andere afdelingen mij bezocht. De collega van een andere afdeling was gespecialiseerd in de vorm van het onderwijs wat wij toen aanboden. De directe collega's hielpen meer bij de inhoud van de lessen. Coaching door (gediplomeerde)collega die lesbezoeken deed ...., Collegiale lesbezoeken (ik ben ook bij andere docenten gaan kijken om de kunst af te kijken) voorbeelden van meest en minst effectieve interne begeleidingsactiviteiten POS De collegiale lesbezoeken waren erg nuttig. Zeker ook van een specialist in onderwijsvormen. Daarvan heb ik veel geleerd met betrekking tot het aanpakken van verschillende vormen van lesgeven. POS Het meest effectief waren de lesbezoeken en de nabespreking daarvan, omdat het je bewust maakt van je eigen handelen. POS Het praten met elkaar over ervaringen werkt heel erg goed. NEG de collegiale lesbezoeken. Het geven een praktijkvak is niet te vergelijken met een avo vak, met name dan de lesbezoeken van een avo docent tijdens de praktijkuren is zonde van de tijd, dit dient te worden gedaan door een docent die deze praktijk zelf geeft. Het meest effectief bleek de ondersteuning bij moeilijk te hanteren leerlingen NEG zeer ontevreden, als die persoon in mijn klas zat had ik alleen met haar nog rekening te houden. Klacht bij de directie in gediend. COACH, MENTOR, BUDDY voorbeelden van interne begeleidingsactiviteiten Er was een collega bij wie ik altijd terecht kon, .... Toewijzen interne begeleider voor praktische schoolzaken (hoe regel ik kopieerwerk, wat moet er gebeuren als je een leerling verwijdert uit de les etc.). Deze begeleiding was structureel; .... Bij start op school krijg je een buddy toegewezen die je helpt om je wegwijs te maken op school. Een collega (coach) hielp me bij het oplossen van problemen. voorbeelden van meest en minst effectieve interne begeleidingsactiviteiten POS Een op een contact met coach heb ik ook als zeer prettig ervaren. POS De begeleiding in het 1e jaar door een persoonlijke coach. POS Erg tevreden met mijn buddy, kon alles vragen. Er komt veel op je af als je net begint op een nieuwe school. NEG Het coachen werkte niet optimaal, omdat ik geen vast moment had waarin ik mijn coach sprak. Het was nogal hap-snap. Ik had het voor mijn gevoel zo druk, dat ik er niet aan toe kwam, af en toe naar haar toe te gaan met vragen. CONTACTEN OVER INDIVIDUELE LEERLINGEN voorbeelden van interne begeleidingsactiviteiten Ondersteuning moeilijke groep leerlingen (LWOO) door de school psychologe. De begeleiding bestond vooral uit ondersteuning bij gesprekken met moeilijke leerlingen. Tijdens het interne leerlingenoverleg is er af en toe een professional die uitleg over de handicap van een leerling geeft en vertelt hoe je er mee om kunt gaan. cursus over agressief gedrag voorbeelden van meest en minst effectieve interne begeleidingsactiviteiten POS Het meest effectief bleek de ondersteuning bij moeilijk te hanteren leerlingen POS Leerlingoverleg en extra uitleg over een leerling is heel nuttig. POS ..., bezoek van de SPHér INTERNE STUDIEBIJEENKOMSTEN voorbeelden van interne begeleidingsactiviteiten De interne studiebijeenkomsten waren voor de hele afdeling. Hierin werd de aanpak van bepaalde onderwerpen afdelingsbreed besproken. Ook werden er afdelingsbreed afspraken gemaakt. We volgen regelmatig interne studie, die ons weer een stapje verder brengt. voorbeelden van meest en minst effectieve interne begeleidingsactiviteiten POS ...interne studiebijeenkomsten. Deze (waren) effectief en ik was dan ook tevreden. NEG Interne studie geeft wisselende resultaten, soms leer je veel, soms is het een herhaling van wat je dus al weet.
20
NEG
Minder nuttig waren de interne studiebijeenkomsten, hoewel ik zeker vind dat die er ook moeten zijn.
3.2.3 Externe professionaliseringsactiviteiten De informatie over de externe professionaliseringsactiviteiten is op een vergelijkbare manier verwerkt. Grafiek 3.2.2. bevat de visualisatie van de resultaten. De gegevens zijn ingedeeld in vier categorieën, nl.: - “Cursussen, bijscholing, studiedagen” worden door meer dan 80 procent van de respondenten genoemd. In ongeveer de helft van de gevallen worden zij ook tot de meest effectieve gerekend. - “Literatuurstudie, zelfstudie” worden met 45 procent ook relatief vaak genoemd; zij zijn kennelijk weinig uitgesproken (noch meest, noch minst effectief). - 35 Procent vermeldt “congressen, conferenties”; in ongeveer een derde van de gallen zijn zij het meest effectief. - Iets soortgelijks geldt voor “Opleidingen”, zoals het volgen van een universitaire studie. Grafiek 3.2.2. Hoe waardeerde u als beginnende leraar de externe professionaliseringsactiviteiten?
21
In overzicht 3.2.2. zijn voorbeelden van uitspraken opgenomen, indicatief voor elke categorie. Overzicht 3.2.2. Vormen van externe professionaliseringsactiviteiten en de waardering daarvan. Voorbeelden uit de antwoorden. CURSUSSEN, BIJSCHOLING, STUDIEDAGEN voorbeelden van externe professionaliseringsactiviteiten Studiedagen over diverse onderwerpen, bijscholing m.b.t. het voeren van mentorgesprekken. Bijscholing vooral voor Technologie. Daarnaast vakinhoudelijke bijscholing. Ik ga o.a. naar een scholingen in het bedrijfsleven. Hier kunnen we met collega's van andere scholen informatie uitwisselen en krijgen we uit de praktijk informatie te horen m.b.t het vak. Zo krijg je ook de nieuwste ontwikkelingen te horen. Als er een studiedag voor de methode/ schoolboek waar we mee werken dan ga ik daar soms heen. voorbeelden van meest en minst effectieve externe professionaliseringsactiviteiten POS Effectief zijn de studiedagen in de praktijk met collega's uit het land. Veel uitwisseling van nuttige informatie. POS
Het ivlos is goed!
22
NEG
Ik heb ooit een Life Skills studiedag gehad, zeer weinig effectief. Over het algemeen zijn APS bijscholingen het minst effectief in mijn korte carriere. NEG Het minst effectief is dat je vaak nog eerst les gegeven hebt en dan in de loop van de vond niet veel meer op neemt. LITERATUURSTUDIE, ZELFSTUDIE Voorbeelden van externe professionaliseringsactiviteiten Daarnaast heb ik me nieuwe vakken eigen gemaakt door veel zelfstudie (soms m.b.v. een collega). Ik lees regelmatig vakliteratuur (die ik van school krijg en van de opleiding). Vakliteratuur vind ik ook leuk om bij te houden. Voorbeelden van meest en minst effectieve externe professionaliseringsactiviteiten Zijn niet genoemd CONGRESSEN, CONFERENTIES voorbeelden van externe professionaliseringsactiviteiten Bezoek decanenconferenties, ..... themabijeenkomsten van het Freudenthal Instituut (denk aan netwerkbijeenkomsten). congresbezoeken (ICT, NOT, Netwerk), ... Meerdere keren de conferentie Het Schoolvak Nederlands bezocht.. Daarnaast ga ik nar de conferentie 'autisme op school'. voorbeelden van meest en minst effectieve externe professionaliseringsactiviteiten POS Waren allemaal op hun eigen manier effectief. Sommige op een manier dat ik hierdoor veel ideeën heb gekregen, andere waardoor ik zeker weet dat ik nooit op die manier ga werken. POS allemaal wel effectief: soms is eendaags congres genoeg, ... NEG minst effectief: congresbezoek NOT NEG Algemene congressen leveren leuke ideetjes op, maar niet meer dan dat. OPLEIDINGEN voorbeelden van externe professionaliseringsactiviteiten Ik heb een 1e graads lerarenopleiding gedaan. Dit vond ik voor mezelf verdiepend, maar voor de opleiding waar ik werk, heb ik daar niet zoveel aan. 1e graads opleiding gestart. Universitaire studies,.... Masteropleiding voorbeelden van meest en minst effectieve externe professionaliseringsactiviteiten POS verdieping op het vak NEG De eerste graads lerarenopleiding is het minst effectief, omdat ik daar voor mijn huidige baan niets aan heb. Daarnaast vond ik deze opleiding niet goed.
3.2.4 Eindafweging begeleiding en professionalisering Aan de respondenten is ten slotte gevraagd om, alles overwegende, aan te geven hoe tevreden men is over de begeleiding en professionalisering die als beginnend leraar is ontvangen. Grafiek 3.2.3. geeft een samenvatting van de resultaten. De helft van de respondenten is per saldo tevreden over het pakket aan begeleiding en professionalisering, dat zij als beginnende leraar hebben ontvangen, een derde heeft een negatief oordeel, de rest zit er tussenin. De teksten van de respondenten maken het ook in dit geval mogelijk om nader in te gaan op de achtergronden van deze beoordeling. De argumenten zijn sterk verspreid. - Het meest vermeld is dat men de zaken geheel zelf moet aanpakken. Dat kan overigens zowel positief als negatief uitpakken (zie overzicht 3.2.3.). - Vervolgens komen opmerkingen die aangeven dat de begeleiding door de school onder de maat is.
23
Grafiek 3.2.3. Overall tevredenheid over de begeleiding en de professionaliseringsmogelijkheden als beginnende leraar
-
Overigens treft men ongeveer even vaak opmerkingen aan die aangeven dat de school juist zorgt voor voldoende begeleiding. Onvoldoende begeleiding door de school hoeft niet te betekenen dat ook de professionaliseringsmogelijkheden ontbreken. Nogal wat respondenten vermelden dat de aanpak op de school tegenwoordig verbeterd is in vergelijking met hun eigen tijd. Opvallend is dat nogal wat respondenten vermelden dat zij geen kans zien van de mogelijkheden gebruik te maken, ondanks een toereikend aanbod.
In overzicht 3.2.3. staan voorbeelden van uitspraken opgenomen, indicatief voor elke categorie.
Overzicht 3.2.3. Argumenten bij de overall tevredenheid over begeleiding en professionalisering voor beginnende leraren. Voorbeelden uit de antwoorden. ZELFWERKZAAMHEID POSITIEF Ik ben tevreden met de begeleiding die ik heb gekregen als beginnend leraar. Wil graag zelf alles uitzoeken en zelf "op mijn bek gaan" (excuus). Ik vraag om hulp als ik dit nodig heb, dus voor mij was dit prima.
Na mijn 1e graads behalen was ik geen beginnend docent, maar elke docent kan bij ons op school van begeleiding, ondersteuning en professionaliseringsmogelijkheden gebruik maken, indien gewenst.
ZELFWERKZAAMHEID NEGATIEF De ondersteuning als beginnend docent schiet enorm tekort op onze school. je wordt vrijwel meteen in het diepe gegooid. het hangt van de docent die je moet begeleiden af of er een begeleiding is. Tijd is er nauwelijks, het moet vaak tussendoor. Ik heb mijn weg zelf moeten ontdekken. Je moet het voornamelijk zelf doen. Ondersteuning en begeleiding was op vorige school niet belangrijk genoeg om daar veel tijd en energie in te steken
Niet geboden: je moet het zelf doen. Wat betreft de ondersteuning vanuit hogere echelons: nee. AANPAK VAN BEGELEIDING DOOR SCHOOL ONDER DE MAAT
24
….2 scholen waar ik in het middelbare onderwijs werkte, hadden mijn begeleiders het te druk om mij voldoende steun te bieden. Ondersteuning en begeleiding was op vorige school niet belangrijk genoeg om daar veel tijd en energie in te steken Wat betreft de ondersteuning vanuit hogere echelons: nee. De ondersteuning als beginnend docent schiet enorm tekort op onze school...... het hangt van de docent die je moet begeleiden af of er een begeleiding is. Tijd is er nauwelijks, het moet vaak tussendoor. ….. VOLDOENDE BEGELEIDING? Ja, het sluit aan op mijn behoeften en mogelijkheden. De begeleiding bij mijn werkgever was...jaar geleden, toen ik net van de 2e graadsopleiding afkwam, goed. na het behalen van mijn eerstegraads was de begeleiding alleen nog nodig op sectieniveau en die is nog steeds geweldig. ik was al docent toen ik aan de opleiding begon, dus was dat traject van beginnende leraar al voorbij, maar ik ben in ieder geval toen goed begeleid en was eigenlijk ook al werkzaam in het 1e graads gebied .... nee, maar ik heb ook geen begeleiding of ondersteuning gemist MOGELIJKHEDEN OM TE PROFESSIONALISEREN (Er zijn nu) mogelijkheden om te professionaliseren. .....elke docent kan bij ons op school van .... professionaliseringsmogelijkheden gebruik maken, indien gewenst. Wat betreft de professionalisering heb ik genoeg mogelijkheden gekregen en genomen. Daar ben ik tevreden over. TEGENWOORDIG MEER AANDACHT VOOR BEGELEIDING OP SCHOOL Vijf (bijna zes) jaar terug werd er op onze school weinig aan begeleiding gedaan. Tegenwoordig is dat een stuk beter. Wat dat betreft is onze school ook een lerende organisatie. (Er zijn nu) meer mogelijkheden om jezelf te professionaliseren, ...dat komt nu eigenlijk min of meer op gang.. Toen begon als leraar op deze school werd er begonnen met het begeleiden van nieuwe docenten. Dus ook de begeleiders moesten het nog leren. ...,begeleiding op school is voor beginnende docenten intussen veel beter georganiseerd. ...,dat kan/ moet veel beter en dat gebeurt ook meer bij nieuwe aankomende collega's op school. GEEN TIJD OM VAN DE GEBODEN GELEGENHEDEN GEBRUIK TE MAKEN De .....mogelijkheden zijn er wel. Maar in een druk lesprogramma komt het er vaak niet van. Ze zijn bij ons erg streng m.b.t. lesuitval. Het grootste probleem bij nieuwe docenten is dat ze na een werkdag moe zijn. Er ligt nog een berg nakijkwerk te wachten en er moeten nog lessen worden voorbereid. Daarom was de animo om dit soort (professionele) bijeenkomsten te volgen niet erg hoog en daardoor was het rendement ook niet erg hoog. Mijn tactiek was, om als het mis ging met een bepaalde leerling, even een oude rot in het aan te schieten en hem/ haar om raad te vragen. Dit werkte voor mij veel beter Het is noodzakelijk om cursussen te volgen .....maar als je eenmaal werkt ontbreekt de tijd veelal. De werkdruk is erg hoog en voor bijscholing is weinig ruimte; moet liefst in eigen tijd (worden gedaan)
25
3.3 De onderwijsgevende alumni in het schooljaar 2008 – 2009 3.3.1 Algemene kenmerken De respondenten hebben ook informatie gegeven over het schooltype waar zij les geven en over de functies die zij bekleden. Het betreft het jaar 2008 – 2009. In grafiek 3.3.1. staan gegevens over de schooltypen. Grafiek 3.3.1. De onderwijsgevende deelnemers aan het onderzoek, naar schooltype
De helft van de respondenten is (ook) werkzaam in het VMBO, ca. 45 procent (ook) in de onderbouw van VWO-HAVO en ca. 35 procent (ook) in de bovenbouw. Grafiek 3.3.2. De onderwijsgevende deelnemers aan het onderzoek, naar functie
26
In grafiek 3.3.2. staan de functies vermeld. De belangrijkste functies zijn (in aflopende volgorde): - Ontwikkelingsactiviteiten - Sectieleiding - Leerlingbegeleiding - Mentoraat 3.3.2 Waarom in 2008 – 2009 werkzaam in het onderwijs? Aan de respondenten is gevraagd te vertellen waarom zij in het huidige schooljaar (2008 – 2009) in het onderwijs werken. Zoals gebruikelijk zijn de passages van de respondenten geordend in categorieën. Een samenvatting van de resultaten wordt gegeven in grafiek 3.3.3. Grafiek 3.3.3. Waarom werkt u in 2008 – 2009 in het onderwijs?
-
Twee derde van de respondenten geeft aan dat het werk in het onderwijs leuk is. Een derde noemt het omgaan met leerlingen als een belangrijke factor. Een kwart wijst op de ruimte die werken in het onderwijs biedt voor de privésituatie. Telkens ruim 20 procent wijst erop dat men altijd al in het onderwijs wilde werken, op de kwaliteit van de school waar men werkt en op de mogelijkheid tot persoonlijke ontplooiing die het onderwijs biedt.
In overzicht 3.3.1 staan voorbeelden van uitspraken opgenomen, indicatief voor elke categorie.
27
Overzicht 3.3.1. Specificatie van redenen waarom men in 2008 – 2009 werkzaam is in het onderwijs. Voorbeelden uit de antwoorden WERK IS LEUK Ik geniet elke dag! Omdat het een fantastisch leuke baan is! Zeer goede werkplek voor mij. Voel me echt op mijn plaats en ik doe waar ik goed in ben. Voel en krijg veel waardering en kan mijn ei kwijt.
OMGAAN MET LEERLINGEN Bezig zijn met/ondersteunen van de ontwikkeling (in de breedste zin van het woord) van pubers is het mooiste beroep dat er is. Ik houd ervan om met tieners te werken.
RUIMTE VOOR PRIVÉ deze baan is voor mij nu goed te combineren met mijn gezinsleven .... vrijheid in invulling werktijd, de vakanties, ... .., maar ik kan niets anders vinden dat net zo veel voordelen biedt
ALTIJD IN HET ONDERWIJS GEWILD mijn hart ligt int onderwijs Het is mijn roeping!
KWALITEIT SCHOOL Ik heb nu een goede school. Kan mijn kwaliteiten kwijt. .... Gelukkig geen Amsterdam meer. Bovendien bevalt deze school mij prima: veel jonge collega's, goede sfeer, leuke leerlingen.
PERSOONLIJKE ONTPLOOIING ik kan mijn capaciteiten heel goed kwijt in het onderwijs, ... Zeer interessante baan met inhoudelijke doorgroeimogelijkheden.
3.4 De onderwijsgevende alumni van 2008 – 2009 over hun toekomst 3.4.1 Blijft u werken in het onderwijs? Over dit onderwerp zijn twee vragen gesteld aan de respondent. - “Denkt u er op dit moment wel eens over om het onderwijs te verlaten? Gaat het alleen om een vaag idee of hebt u eigenlijk wel vaste plannen? En wat voor redenen hebt u dan?” - “Verwacht u over drie jaar nog in het onderwijs werkzaam te zijn? Indien neen, aan wat voor soort beroep / functie / branche denkt u? Indien ja, is wellicht uw functie binnen het onderwijs dan veranderd? En, hoe zeker is deze verwachting?” De antwoorden op de eerste vraag zijn samengevat in tabel 3.4.1. Tabel 3.4.1. Denkt u er wel eens aan het onderwijs te verlaten? blijft in onderwijs in huidige positie wil wellicht iets anders, maar binnen onderwijs denkt wel eens weg te gaan uit onderwijs
61,9% 14,3% 23,8%
Overzicht 3.4.1. geeft voorbeelden van uitspraken van de respondenten. Daarbij zijn de drie categorieën uit de grafiek aan de orde, maar ook een tweetal meer specifieke onderwerpen, nl. salaris en werkdruk, waarbij de uitkomst – zoals men in het overzicht kan zien – niet altijd hoeft te betekenen dat betrokkene het onderwijs wil verlatten. Overzicht 3.4.1. Denkt u er wel eens over het onderwijs te verlaten? Specificatie van argumenten. Voorbeelden uit de antwoorden BLIJFT IN ONDERWIJS IN HUIDIGE POSITIE Nee het bevalt mij prima, ik zal het onderwijs niet snel gaan verlaten. Ik ben (tegen de 60) jaar en ik denk na over een pensioendatum. Ik denk dat ik nog plusminus 4 jaar blijf werken en dan met pensioen ga. nee, want ik heb het verschrikkelijk naar mijn zin
WELLICHT IETS ANDERS, MAAR BINNEN ONDERWIJS nee, wel aan verandering van vakken.
28
Ik ben niet van plan het onderwijs te verlaten, maar wil wel deels docent en deels ander werk gaan doen (verder ontwikkelen in een nieuwe richting).
DENKT WEL EENS WEG TE GAAN UIT HET ONDERWIJS Ja, onrust binnen instelling, niet altijd even goed georganiseerd of zelfs amateuristisch, veel inzet relatief weinig loon. Ja, beloning is te laag, er is te weinig ontwikkeling, werk moet veelal thuis gebeuren waardoor werk en privé vaak door elkaar lopen. Ik wil nog twee jaar in het onderwijs blijven.
OPMERKINGEN OVER HET SALARIS Verdiensten kunnen altijd beter maar daar gaat het mij niet om. Blijft in onderwijs Ja, beloning is te laag, ... Weg uit onderwijs En het salaris is om te janken!LB schaal terwijl je werkt in de bovenbouw terwijl sommige collega's Weg uit onderwijs hetzelfde werk doen en wel LD krijgen. Het veel lichtere coördineren wordt wel beloond met LD. Vreemd!
OPMERKINGEN OVER DE WERKDRUK Wel ervaar ik in sommige periodes de werkdruk als hoog. Blijft in onderwijs De werkdruk blijft te hoog. Hoop op verbetering is er nauwelijks gezien het feit dat de VO-raad Weg uit onderwijs deeltijders zelfs die 3% werkdrukverlaging niet gunt. Terwijl we juist vanwege die werkdruk in deeltijd waren gaan werken! Trek het gelijk met bijv. Frankrijk!
Dan nu de tweede vraag: verwacht u over drie jaar nog in het onderwijs werkzaam te zijn? Tabel 3.4.2. Denkt u over drie jaar nog in het onderwijs werkzaam te zijn? zit in onderwijs in huidige positie zit in onderwijs, waarschijnlijk op andere plek weet niet - onzeker zit zeker niet in onderwijs
66,7% 19,0% 7,1% 7,1%
Deze, wat hardere vraag, leidt tot een kleiner aantal vertrekkers uit het onderwijs. Dan de voorgaande vraag. In overzicht 3.4.2. wordt een indicatie gegeven van de achterliggende werkelijkheid aan de hand van voorbeelden van concrete uitspraken van respondenten. Overzicht 3.4.2. Denkt u over drie jaar nog in het onderwijs werkzaam te zijn? Specificatie van argumenten. Voorbeelden uit de antwoorden ZIT IN ONDERWIJS IN HUIDIGE POSITIE Ja, ik vind het lesgeven leuk en wil dat blijven doen. Ik hoef geen carrière te maken omdat ik al doe wat ik wil doen. Ja, ik denk tot mijn pensioen in het onderwijs te blijven werken. Ik kan wel promotie maken maar denk niet dat ik het doe. Ik vind het lesgeven prima en overzichtelijk. a, ik blijf in het onderwijs en dan nog steeds als docent. Het lesgeven is m.i. de mooiste taak binnen het onderwijs.
ZIT IN ONDERWIJS, WAARSCHIJNLIJK OP EEN ANDERE PLEK ja, binnen drie jaar zie ik mezelf een mentor van een klas zijn en mijn salaris in de LC schaal
WEET NIET - ONZEKER Over 3 jaar zal ik nog steeds in het onderwijs werkzaam zijn misschien met een andere functie zoals leerlingbegeleider of een uitbreiding van mijn huidige takenpakket als aanstuurder van een team. Jazeker, ik zal hopelijk meer lesuren geven binnen nu en drie jaar (aangezien ik afgestudeerd zal zijn). Ik zal daarnaast gaan zoeken naar een activiteit naast lesgeven, maar hoop dat het lesgeven in de bovenbouw 2e fase me voldoende bevrediging zal geven. Als ik dan nog steeds werkzaam ben in het onderwijs, dan wel met een kleine baan en ernaast andere dingetjes, want (bijna) fulltime werken in het onderwijs, dat is echt niets voor mij
ZIT ZEKER NIET IN HET ONDERWIJS Ik vermoed dat er niets zal verbeteren in het onderwijs - ondanks de misleidende juichende koppen in de krant. Ik ben zeer teleurgesteld in de politiek. Waarschijnlijk stap ik weer over naar het bedrijfsleven want werken in het onderwijs is leuk, maar ook vreselijk zwaar en onderbetaald.
3.4.2 Waardoor zou uw binding met het onderwijs versterkt kunnen worden? Er is nog een andere benadering toegepast om informatie te krijgen over de mogelijke toekomst van de respondenten in het onderwijs. We hebben namelijk gevraagd wat er zou moeten gebeuren om de binding van de respondent met het onderwijs te versterken. 29
Grafiek 3.4.1. geeft een overzicht van de resultaten. Grafiek 3.4.1. Wat moet er gebeuren om uw binding met het onderwijs te versterken?
De grafiek laat een duidelijke top drie zien. - Met ruim 60 procent komt op de eerste plaats “beloning en waardering”. - Met ruim 40 procent komt “werkdruk en taakbelasting” op de tweede plaats. - Met ruim 30 procent komt “management, organisatie en voorzieningen” op de derde plaats. In overzicht 3.4.3. worden passages gepresenteerd die indicatief zijn voor de drie belangrijkste categorieën uit bovenstaande grafiek. Overzicht 3.4.3. Wat moet er gebeuren om uw binding met het onderwijs te versterken? Voorbeelden van uitspraken. BELONING EN WAARDERING De beloning moet verbeteren, er moet meer waardering komen voor het beroep van leraar..... Ik blijf wel in het onderwijs maar merk aan de jongeren van tegenwoordig dat de beloning te laag is en dat er veel van je wordt verwacht in het onderwijs vooral omdat op het VMBO veel leerlingen met gedragsproblemen voorkomen en die kosten veel energie. mijn salaris moet omhoog (LB-er voor 1e graads functie blijft me dwars zitten) .... Een betere betaling zou al helpen. Omdat ik fulltime lesgeven te zwaar vind, kies ik bewust voor parttime met als gevolg dat ik met een LB salaris niet zo veel verdien.
WERKDRUK EN TAAKBELASTING ....de taakbelasting verminderen. Als parttimer werk ik veel meer uren dan ik zou moeten, weliswaar met plezier, maar toch.
30
Taakbelasting leraar verminderen:... Meer ondersteuning bij moeilijke leerlingen. Het VSO is zo goed als verdwenen, althans de drempel ligt nu echt te laag, waardoor wij als docententeam alsmaar meer erbij krijgen in dezelfde tijd. Bovendien, omdat de norm van de lestijden behaald moet worden gaat een school zich in allerlei bochten wringen ten koste van een docentenkorps). Minder werkdruk, daar wordt de motivatie wel eens door verminderd. Ook in je vrije tijd is er nog veel werk te doen. De taakbelasying moet zeker verminderen. Soms lijkt het erop dat de leidinggevenden taken verzinnen om de docenten extra werk te verschaffen, terwijl het werken als docent veel tijd/energie kost. Zelfs op mijn vrije dag, ben ik vaak veel uren voor school bezig.
MANAGEMENT, ORGANISATIE EN VOORZIENINGEN ... de school, maar ook de sectie moet qua organisatie sterk verbeteren. Beter management -minder vriendjespolitiek ... Ik ben leraar dus ik geef les,dat is mijn primaire taak. Door al die (zinloze) vergaderingen, kernteam bijeenkomsten die altijd uitlopen kom ik tijd te kort om mijn les te evalueren en te verbeteren. Dat vind ik jammer.
31
4 Alumni die niet werkzaam zijn in het onderwijs 4.1 Waarom na afstuderen, resp. in 2008 – 2009 niet werkzaam in het onderwijs? Aan de respondenten die na het behalen van hun bevoegdheid niet direct in het onderwijs zijn gaan werken is gevraagd te vertellen over de reden daarvan. Dezelfde vraag is gesteld aan de respondenten die in het schooljaar 2008 – 2009 niet werkzaam zijn in het onderwijs. Het gaat, zoals in hoofdstuk 1 is vermeld, in beide gevallen om ca. 30 procent van de respondenten. In grafiek 4.1. wordt de informatie samengevat over de situatie direct na het afstuderen. Grafiek 4.1. Waarom bent u na het behalen van uw bevoegdheid niet gaan werken in het onderwijs?
De helft van deze respondenten vindt zichzelf niet geschikt voor het werken in het onderwijs. 40 Procent wilde zeker niet of nog niet werken in het onderwijs. Overzicht 4.1. Redenen waarom men direct na het afstuderen niet in het onderwijs is gaan werken. Voorbeelden van uitspraken. NIET GESCHIKT VOOR HET ONDERWIJS ik vond mijzelf niet geschikt voor het onderwijs; ik zag op tegen de houding van leerlingen Ik was er al tijdens mijn stage achter gekomen dat ik niet voor de klas wilde staan.
WIL (NOG) NIET WERKEN IN HET ONDERWIJS Wilde verder studeren aan universiteit. Ik ben uit interesse voor het vak .... gaan studeren. Ik heb nooit de ambitie gehad leraar te worden. Het valt vorlopig niet te combineren met het zorg voor mijn zoon. Nee, voorlopig denk ik niet aan een overstap naar het voortgezet onderwijs. Het basisonderwijs bevalt me nog goed, al is de werkdruk daar hoger en de beloning minder dan in het voortgezet onderwijs: het werkplezier en de afwisseling in het werk is groter. Nee, voorlopig denk ik niet aan een overstap naar het voortgezet onderwijs. Het basisonderwijs bevalt me nog goed, al is de werkdruk daar hoger en de beloning minder dan in het voortgezet onderwijs: het werkplezier en de afwisseling in het werk is
32
groter.
IS ONZEKER OVER DE TOEKOMST Ik had nog geen idee wat ik wilde.
Grafiek 4.2. geeft een beeld van de antwoorden van degenen die in 2008 – 2009 niet in het onderwijs werkzaam zijn op de vraag naar het waarom. Grafiek 4.2. Redenen waarom men in 2008 - 2009 niet werkzaam is in het onderwijs.
Ook hier zijn drie categorieën onderscheiden, nl.: - Een derde van deze respondenten vindt zich niet geschikt voor het onderwijs. - De helft van de respondenten heeft (deels daarnaast) een negatief oordeel over werken in het onderwijs. - Ruim 60 procent heeft zich vast georiënteerd op ander perspectief. In overzicht 4.2. staan weer voorbeelden van uitspraken van respondenten die bij elk van deze categorieën horen. Overzicht 4.2. Redenen waarom men in 2008 – 2009 niet werkzaam is in het onderwijs. Voorbeelden van uitspraken. NIET GESCHIKT VOOR HET ONDERWIJS ik werk niet meer in het middelbare onderwijs - daar had ik steeds orde problemen Alhoewel ik geen fulltime baan in het onderwijs had, was ik meer dan fulltime met mijn baan bezig. De extra taken die ik als beginnende docent toebedeeld kreeg bleken veel te zwaar. Ik ben op het randje van overspannen geweest, maar heb gelukkig op tijd 'eieren voor mijn geld' gekozen, door uit het onderwijs te stappen.
NEGATIEF OVER ONDERWIJS de volle klassen in combinatie met de drukke, brutale hedendaagse leerlingen plus een naar verhouding slechte betaling, maken een baan als docent (vak) maar matig aantrekkelijk. Zowel salaris als toekomstperspectief vind ik onvoldoende aanwezig in het onderwijs. Verder is het een mooie baan, maar wegen de matige waardering, organisatorische chaos en slecht perspectief nogal zwaar voor mij. Nee. Ik mis de leerlingen wel, maar aangezien de situatie nauwelijks verbeterd is, is er geen reden om terug te gaan. Bovendien staat de beloning niet in verhouding met het te leveren werk.
ANDERE PERSPECTIEVEN DAN ONDERWIJS Een baan in het onderwijs is niet te combineren met mijn eigen bedrijf en freelance activiteiten...
33
Inmiddels in zijn geheel niet meer in onderwijs werkzaam. Geef nog wel af en toe les: ......cursussen via mijn eigen onderneming. Nee, ik heb het nu uistekend voor elkaar en verdien genoeg geld met creatief werk.
4.2 Gaat u in de toekomst werken in het onderwijs? Over dit onderwerp zijn twee vragen gesteld aan de respondent en die in het schooljaar 2008 – 2009 niet in het onderwijs werkzaam zijn (30 procent van het totaal, zie hoofdstuk 1). - “Denkt u er op dit moment wel eens over om in het onderwijs te gaan werken ? Gaat het alleen om een vaag idee of hebt u eigenlijk wel vaste plannen? En wat voor redenen hebt u dan?” - “Verwacht u over drie jaar in het onderwijs werkzaam te zijn? Indien ja , aan wat voor soort beroep / functie / branche denkt u? En, hoe zeker is deze verwachting?” Grafiek 4.3. geeft een samenvatting van de antwoorden op de eerste vraag. Grafiek 4.3. Denkt u er wel eens over om in het onderwijs te gaan werken?
Een heel kleine minderheid (10 procent) staat positief t.o.v. een baan in het onderwijs, ca. 30 procent aarzelt en ca. 60 procent wil zeker geen baan in het onderwijs. In overzicht 4.3. worden voorbeelden gegeven van de argumenten die door deze respondenten worden gebruikt. Overzicht 4.3. Specificaties bij het antwoord op de vraag of men erover denkt weer in het onderwijs te gaan werken. Voorbeelden van uitspraken. POSITIEF T.O.V. BAAN IN HET ONDERWIJS Ja, wil weer het onderwijs in. Sta nu weer stevig in mijn schoenen en wil mijn kennis en vaardigheden die ik ooit heb opgedaan weer gaan benutten
Ja, heel zeker. Ik heb erg veel plezier in het onderwijs, en heb erg veel zin om weer aan de slag te gaan. AARZELT OVER BAAN IN HET ONDERWIJS misschien, een baan in het onderwijs bied wel veel 'veiligheid' en is makkelijk te combineren met opgroeiende kids
34
Ja, ik overweeg dus een 1e graadsstudie om mijzelf op mijn vakgebied zekerder te voelen in een eventuele nieuwe baan in het onderwijs
Ik weet het nog niet. Ik zou het wel willen. Maar ik moet eerst een leuke school voor mijn zoon vinden. WIL ZEKER GEEN BAAN IN HET ONDERWIJS geen plannen, heb net nieuwe leuke baan gevonden. Maar 't is wel handig voor 't geval de economie geheel instort: kan ik altijd nog voor de klas gaan staan [handig om extra papiertje achter de hand te hebben] Ik geloof pas dat ik in het onderwijs ga werken als ik in geldnood kom. Liever niet dus. Nee, zeker niet nu ik er al een tijd uit ben. Ik zou nog wel willen lesgeven, maar er komt teveel bij.
Dan de tweede vraag: “Verwacht u over drie jaar in het onderwijs werkzaam te zijn? Grafiek 4.4. vat de antwoorden samen. Grafiek 4.4. Denkt u over drie jaar in het onderwijs werkzaam te zijn?
De grafiek vertoont een vergelijkbaar beeld met dat van de vorige grafiek. Nauwelijks (10 procent) respondenten die dan zeker in het onderwijs zullen werken en bijna 70 procent bij wie dat zeker niet het geval zal zijn. Overzicht 4.4. geeft voorbeelden van de uitspraken van de respondenten bij elk van deze categorieën hebben gedaan. Overzicht 4.4. Specificaties bij het antwoord op de vraag of men denkt over drie jaar weer weer in het onderwijs te werken. Voorbeelden van uitspraken. ZEKER WEL Naar alle waarschijnlijkheid binnen het onderwijs. Ligt aan het aanbod en de bereidheid van scholen mij een kans te geven. Kans schat ik op zo'n 75%.
MISSCHIEN geen idee. mijn horizon ligt momenteel tot zo rond eind 2008. wie dan leeft wie dan zorgt. niet zover vooruit kijken. probeer de dag te plukken. Als (privésituatie) het noodzakelijk maakt ..... zou het zeker tot de mogelijkheden behoren dat ik terugkeer in het onderwijs, ...
ZEKER NIET Buiten onderwijs werkzaam. Heb een eigen praktijk .... Heel zeker. Ik zie op dit moment geen reden om het onderwijs in te gaan. Ik ben hier op dit moment 100% zeker van. Over 3 jaar ben ik nog buiten het middelbaar onderwijs werkzaam. 100% Zeker. Ik word niet gelukkig van een baan in het middelbaar onderwijs, dus ik moet er maar niet aan beginnen.
35
4.3 Waardoor zou het onderwijs voor u aantrekkelijker kunnen worden? De respondenten is ook gevraagd om aan te geven wat er in het onderwijs zou moeten veranderen om het voor hen weer aantrekkelijker te maken. Grafiek 4.5. geeft een samenvattend beeld van de antwoorden. Grafiek 4.5. Wat moet er gebeuren om voor u de aantrekkelijkheid van het onderwijs te verhogen?
De informatie uit deze grafiek kent haar parallel in die van grafiek 3.4.1., waarin een vergelijkbare vraag is gesteld aan de respondenten die in het jaar 2008 – 2009 wél werkzaam zijn in het onderwijs. In de onderhavige grafiek komt “beloning en waardering” ook op de eerste plaats, “werkdruk een taakbelasting” is hier vijfde (en daar tweede), “management, organisatie en voorzieningen” komt in beide gevallen op de derde plaats. In grafiek 4..5. is er een categorie op de tweede plaats gekomen, nl. “moeilijke leerlingen” en één categorie “verkleining klassegrootte” (ook ex aequo op plaats 3). Voor alumni die in het onderwijs gebleven zijn gaat het hierbij kennelijk niet over zulke dominante categorieën In overzicht 4.5. staan weer voorbeelden van uitspraken die indicatief zijn voor elk van de belangrijkste categorieën. 36
Overzicht 4.5. Wat moet er gebeuren om voor u de aantrekkelijkheid van het onderwijs te verhogen? Voorbeelden van uitspraken BELONING EN WAARDERING Een hogere beloning zowel als aangepaste beloning. Een deel van het salaris op basis van prestatie zou al schelen. Leraar zou meer waardering kunnen krijgen. Zowel financieel als van maatschappij
WERKDRUK EN TAAKBELASTING Minder werkdruk,... werkvormen zouden moeten moderniseren (automatiseren) om de werkdruk te verlichten
MANAGEMENT, ORGANISATIE EN VOORZIENINGEN Kwalitatieve controle op het management... ...prettige werkomstandigheden in de zin van grote lokalen en goede faciliteiten. Allereerst moeten de docenten veel meer ruimte krijgen om les te geven. Weg met de tussen-managementlagen, onzinnige missie/visievergaderingen, bergen formulieren/dossiers, etc.
MOEILIJKE LEERLINGEN .....er moet meer ondersteuning komen bij het omgaan met moeilijke leerlingen,.... duidelijke gedragsregels, duidelijke straffen indien deze overtreden worden,... . Laat ik vooral niet vergeten dat RESPECT ook heel hoog op mijn verlanglijstje staat!! Leuke collega's, prettige werksfeer maken ook veel goed, maar als je voor de klas op je tenen loopt en de leerlingen alleen maar uit zijn op lol maken, dan frustreert dat enorm en houd je het niet vol, lijkt me. de aanpak van probleemleerlingen zou moeten verharden om leraren beter te beschermen en ruimte te bieden zich te richten op vakinhoud.
VERKLEINING KLASSEGROOTTE ...,kleinere klassen zou leuk zijn,... ...de klassen moeten kleiner worden,...
37