Dossier Maeterlinck
Maeterlinck, een portret Tom Velghe
A
ls Woestijnvis, in elk geval niet meer voor de VRT, ooit nog een nieuwe editie van De Slimste Mens ter Wereld zou maken, zou het alvast mooi zijn om de quizkandidaten het vuur aan de schenen te leggen met een vraag over Maurice Maeterlinck. Ik hoor het Erik Van Looy al vragen nadat de kijker getrakteerd wordt op een filmpje waarin Pascale Platel, Luc De Vos of Daniël Termont in sappig Gents vragen: Wat weet u over Maurice Maeterlinck? Mogelijke kernwoorden zouden kunnen zijn: Gent, schrijver, (schreef in het) Frans en Nobelprijs. Maar wat weet u eigenlijk over Maurice Maeterlinck?
Deftige bourgeoisie Maurice Maeterlinck werd geboren op 29 augustus 1862 in een statig herenhuis in de Peperstraat te Gent. De Maeterlincks waren een welstellende familie van grootgrondbezitters en renteniers. Toen Maurice drie was, verhuisde het gezin naar de Frère-Orbanlaan waar vader Maeterlinck een nieuwe woonst had laten bouwen. De kleine Maurice groeide dus in de Gentse binnenstad op, hoewel hij met zijn familie tijdens de zomer zijn intrek nam in een landhuis in Oostakker. Toen Maurice twaalf was, ging hij naar het Sint-Barbaracollege. Hij maakte er kennis met Charles Van Lerberghe en Grégoire Le Roy, twee andere toekomstige (Franstalige) auteurs. Ook de illustere Georges Rodenbach had bij de Gentse jezuïeten school gelopen. Na zijn studies aan Sint-Barbara waar hij een meer dan behoorlijke leerling was gebleken, zonder echt uit te blinken, begon hij een rechtenstudie aan de Rijksuniversiteit waar hij in 1885 afstudeerde. De jonge Maeterlinck toonde echter weinig interesse voor de advocatuur en trok samen met Grégoire Le Roy naar Parijs. Hij had zijn vader wijs gemaakt zich in Parijs in het pleiten te bekwamen, maar in plaats daarvan maakte hij kennis met bekende symbolisten als Villiers de l'Isle-Adam en Saint-Pol Roux. Enige tijd later stond Maeterlinck samen met een paar vrienden aan de wieg van het literaire tijdschrift La Pléiade dat Maeterlincks eerste gedichten zou publiceren. In 1889 kwam zijn eerste bundel uit, Serres chaudes, waar er amper 155 exemplaren van werden gedrukt. Georges Minne zorgde voor passende illustraties. In datzelfde jaar kwam zijn eerste toneelstuk La Princesse Maleine uit, op nog minder exemplaren, slechts 30. Maeterlinck keerde terug naar Gent om in de advocatuur te stappen. Het bleek echter helemaal zijn ding niet te zijn. Op een dag schreef hij zelfs: "C'est fini. Je ne plaiderai plus. Je conduis fatalement mes clients en prison". Hij stelde zich kandidaat voor het ambt van vrederechter, in de hoop om een deftige betrekking te kunnen uitoefenen, maar om tegelijk voldoende tijd vrij
6
Romaneske 36ste jg., nr. 3, december 2011
Dossier Maeterlinck
te kunnen maken voor het schrijverschap. Maeterlinck moest toen toch al van enige bekendheid genieten, want hij misliep zijn benoeming net door zijn literaire activiteiten. De Belgische minister van Justitie vond het ongepast dat een vrederechter zich met dergelijke literaire experimenten zou bezighouden. Maeterlincks niet-benoeming had uiteindelijk toch als gevolg dat hij nu meer dan tijd genoeg had om zich aan de literatuur te wijden. Hij trok zich terug uit de advocatuur en zou bijna alle literaire genres beoefenen: poëzie, theater maar ook essays en op het einde van zijn leven schreef hij zijn memoires neer in Bulles bleues. Enkel aan romans en kortverhalen zou hij zich nooit wagen.
Un flamand francophone Maeterlinck schreef in het Frans wat in die tijd verre van ongewoon was voor een Vlaming. Frans was in die tijd nu eenmaal de taal van de bourgeoisie en cultuurtaal bij uitstek. In de Vlaamse colleges, inclusief het Sint-Barbaracollege, werd er in het Frans lesgegeven. Hoewel het Frans de voertaal was van een generatie auteurs als Max Elskamp, Emile Verhaeren en Maeterlinck, was er toch, zoals bijvoorbeeld bij Maeterlinck, een zeker Vlaams bewustzijn in hun oeuvre te bespeuren, hoewel niet zozeer in de politieke betekenis van het woord. Zo zijn er namelijk sporen van het beslotene en het bekrompene terug te vinden in Maeterlincks eerste bundel Serres chaudes. Maeterlinck zelf legde de vinger op de wonde: "Gand est une ville d'horticulture et surtout de floriculture et les serres y abondent". Soms maakt het beslotene plaats voor enige zwartheid: "Gand notre bonne, sombre et vieille ville, qui, dans mon enfance, comptait autant de ponts que de rues, était hermétiquement fermée à toute littérature. Nous y vivions, van Lerberghe, Grégoire Le Roy et moi, isolés sur un îlot de glace, et, toutes proportions gardées, comme le malheureux Ovide chez les Scythes"1. Maeterlinck schreef in het Frans, maar keek liever naar de Germaanse dan naar de Franse cultuur. Maar daar leest u meer over in de bijdrage Tussen twee talen van prof. Angelet. In ieder geval was Maeterlinck het Nederlands, of zo u wil het Vlaams, machtig. Nederlands was namelijk de omgangstaal met het personeel thuis en de weinige processen die Maeterlinck had gepleit in Gent waren ook in het Nederlands of Vlaams, wat vrij ongewoon was voor het Gent van 1880-1890. Nog opmerkelijker was dat Maeterlinck zijn vroegste werken signeerde met het vervlaamste Mooris. Rond 1890 ontmoette Maeterlinck vrij toevallig tijdens een schaatspartijtje Cyriel Buysse, de bekende naturalistische schrijver van ondermeer Het Recht van de Sterkste en Het Gezin van Paemel. Het was het begin van een sterke vriendschap die veertig jaar zou standhouden. In Buysses correspondentie valt te lezen dat Maeterlinck soms in het Gents met zijn vrienden sprak en Maeterlinck schrijft zelf aan Buysse, in het Frans nota bene: "Sans toi, je crois bien que j'oublierais complètement le flamand”. Toch voelde hij zich niet helemaal thuis in het Nederlands of Vlaams. In een brief aan de historicus en latere rector van de Rijksuniversiteit Gent, Paul Fredericq, verontschuldigde hij zich om niet gewoon te zijn in het Nederlands te schrijven en dat hij bang was om te veel fouten te maken. Niettemin had Maeterlinck een 1
Geciteerd in Capiteyn (2003: 35).
Romaneske 36ste jg., nr. 3, december 2011
7
Dossier Maeterlinck
paar teksten van Jan van Ruusbroec naar het Frans vertaald en kende hij passages van het Halewijnlied uit het hoofd. Maeterlinck joeg de Vlaamse beweging zich echter helemaal tegen het harnas toen hij naar aanleiding van de herdenking van de Guldensporenslag in 1902 het Nederlands bestempelde als ‘un jargon vaseux’. Hij bedoelde daarmee niet zozeer dat het Vlaams een modderig of vuil taaltje was, maar hij verwees naar het feit dat het Vlaams te veel beïnvloed werd door het Noordnederlands. Het kwaad was echter geschied. Maeterlinck verdedigde zich in een krantenartikel waar hij zijn ideeën toelichtte, namelijk dat het echte Vlaams een onbetwistbare culturele waarde had en kon terugkijken op verschillende literaire hoogtepunten. Hij verwees daar waarschijnlijk mee naar zijn eigen vriend Buysse: behalve werken van hem las hij namelijk amper in het Nederlands. Maar veel haalde het niet uit. Maeterlinck leek het verkorven te hebben bij de Vlaamse Beweging. In 1921 ondertekende Maeterlinck zelfs een petitie tegen de vernederlandsing van de Gentse universiteit.
Georgette Leblanc Maeterlinck zou nooit vader worden en stapte pas op zijn zevenenvijftigste in het huwelijksbootje, maar een eenzaam leven op amoureus vlak leidde hij allerminst. Zoals het in burgerlijke kringen paste, hield Maeterlinck er verschillende maîtresses op na. Zijn grote liefde was de vrij bekende actrice en zangeres Georgette Leblanc met wie hij zo’n twintig jaar een relatie had. Georgette was trouwens de zus van Maurice Leblanc, de geestelijke vader van de gentleman-dief Arsène Lupin. Maurice en Georgette hadden elkaar ontmoet in de salons van de schrijver Edmond Picard in Brussel. Georgette was danig onder de indruk en gaf haar werk op aan de Parijse Opéra-Comique om in de Munt aan de slag te gaan. Zo hoopte ze Maeterlinck nogmaals Georgette Leblanc (1875 – 1941), gedurende verschillende jaren te ontmoeten. Op een literaire avond zong ze op de maîtresse van Maeterlinck. muziek van Fauré één van Maeterlincks gedichten, Les trois sœurs aveugles. Maeterlinck, die niet van muziek hield, was niet onder de indruk. Het kostte Georgette nog wat moeite en avances vooraleer hij bezweek onder haar charmes. Samen in het openbaar verschijnen, laat staan trouwen, was uitgesloten gezien het klassenverschil. Georgette werd wel voorgesteld aan de familie en Maurice droeg La Sagesse et la Destinée aan haar op. Toen Claude Debussy van Pelléas et Mélisande een opera wilde maken, maakte Maeterlinck aanvankelijk geen enkel bezwaar en gaf hij Debussy de vrije hand. Enige tijd later, nadat hij de eerste aanzetten had gezien en zag dat Debussy radicale wijzigingen had doorgevoerd, stelde hij zijn eisen. Maeterlinck wou dat Georgette Leblanc de hoofdrol kreeg. Debussy had echter al de Schots-Amerikaanse actrice Mary Gordon in gedachten. Maeterlinck maakte zich danig kwaad en het scheelde naar verluidt geen haar of hij was Debussy met zijn wandelstok te lijf gegaan. Uiteindelijk kreeg Debussy zijn zin. Maeterlinck, die aanvankelijk carte blanche aan Debussy had gegeven onder
8
Romaneske 36ste jg., nr. 3, december 2011
Dossier Maeterlinck
het voorwendsel niets van muziek af te weten, was niet te spreken over het eindresultaat en op de vooravond van de première spuwde hij kritiek in Le Figaro: Le Pelléas en question est une œuvre qui m’est devenue étrangère, presque ennemie ; et, dépouillé ainsi de tout contrôle sur mon œuvre, j’en suis réduit à souhaiter que sa chute soit prompte et retentissante.2 Samen met Leblanc trok Maeterlinck weg van Gent en vestigde zich in Frankrijk, eerst in Parijs, later in Normandië waar hij een voormalige Benedictijnenabdij huurde. Het waren nota bene monniken van diezelfde abdij die in 944 naar Gent waren getrokken om de Sint-Baafsabdij te stichten. Het gebouw was waanzinnig groot en Maurice zou zich binnen het gebouw met de fiets hebben verplaatst. Georgette zou het plan opgevat hebben om van de abdij een Maeterlinckcentrum te maken, maar behalve een paar voorstellingen van Macbeth en Pelléas et Mélisande, met zichzelf in de hoofdrol, werden de plannen nooit doorgedreven. Rond die tijd verdween de zwaarmoedigheid in Maeterlincks werken. Die had plaatsgemaakt voor een meer optimistische kijk op het leven. Het bekendste werk uit die periode is het toneelstuk L’Oiseau bleu waarvan Georgette een versie voor kinderen zou maken: The Children’s Blue Bird.
L’Oiseau bleu L’Oiseau bleu is het voor het brede publiek wellicht een van Maeterlincks bekendste werken. Hij schreef het werk in 1905 en het werd heel populair in Rusland en de latere Sovjet-Unie. Ook in Japan kende het een groot succes en werd het aan het begin van de jaren 80 zelfs tot een serie tekenfilms bewerkt. Er werden ook een aantal stomme films van gemaakt en Hollywood draaide ook een versie met Shirley Temple in de hoofdrol en in de jaren 70 was er ook nog een verfilming met Jane Fonda, Elisabeth Taylor en Oleg Popov, de bekende clown. In 2011 maakte de jonge Belgische cineast Gust Van den Berghe er een eigenzinnige versie van. Maar dat verhaal vertelt Alexander Swerts u wat verder in dit nummer in het artikel Blue Bird: Vlaamse hoogvlieger. Na L’Oiseau bleu groeit ook de belangstelling van Maeterlinck voor meer filosofische en essayistische werken. In 1900 publiceerde hij al La Vie des Abeilles. Maandenlang had hij een kast bijen geobserveerd en schreef hij neer hoe ze samenleefden. Voor termieten en mieren schreef hij een gelijkaardige studie ( La Vie des Termites, 1926 en La Vie des Fourmis, 1930). Met La Vie des Termites veroorzaakte Maeterlinck enige opschudding want hij werd van plagiaat beschuldigd. In zijn boek De plaag, het stille knagen van schrijvers, termieten en Zuid-Afrika onderzoekt David Van Reybrouck de kwestie. Hij toont aan hoe Maeterlinck vertrouwd was met het werk van de Zuid-Afrikaanse schrijver en termietenkenner Eugène Marais. Hij had namelijk termen van de man overgenomen en nam zelfs Marais’ theorie ingaande termieten over, zonder evenwel maar één keer naar hem te verwijzen. Toen Marais in 1936 zelfmoord pleegde, verdween de zaak op de achtergrond. Nooit heeft Maeterlinck op de zaak gereageerd. 2
Geciteerd in Velghe (2009: 27).
Romaneske 36ste jg., nr. 3, december 2011
9
Dossier Maeterlinck
Nobelprijs Maeterlinck schreef nog meer essayistische teksten zoals Le Temple Enseveli (1902), Le Double Jardin (1904) en L'Intelligence des Fleurs (1907) waarin hij zijn liefde voor bloemen en planten etaleerde. Hij schreef ook over meer triviale thema’s zoals autorijden, het algemeen stemrecht en de bokssport (een sport die hij trouwens zelf beoefende). In zijn essayistische teksten probeerde Maeterlinck de vooruitgang van de wetenschap bij te houden. Hij was van mening dat de wetenschap kon bijdragen aan het beter begrijpen van het bestaan. Zijn meer wetenschappelijke teksten hadden dus dezelfde doelstelling als zijn symbolistische werken: op zoek gaan naar de essentie van het bestaan. De teksten waarin hij onder meer de relativiteitstheorie van Einstein probeerde te vatten, brachten hem naar een agnostische levenshouding. Met zijn essays maakte hij zich niet onverdienstelijk voor de vulgarisering van de wetenschap. Rond 1911 stond Maeterlinck op het toppunt van zijn roem. Zijn werk werd vertaald naar het Duits, Frans, Roemeens, Pools, Grieks, Russisch, Fins, Zweeds, Noors, Hebreeuws, Bengaals, Japans en Chinees. Het viel dan ook niet helemaal uit de lucht dat in 1911 aan hem de Nobelprijs voor de Literatuur werd uitgereikt.
Op dit schilderij van Théo van Rysselberghe (1862 – 1926), De lezing door Emile Verhaeren, is Maurice Maeterlinck, helemaal rechts, een aandachtige luisteraar.
Internationaal had Maeterlinck sinds 1890 grote faam bereikt met de publicatie van zijn eerste toneelstuk La Princesse Maleine. De bekende Franse auteur en recensent Octave Mirbeau bestempelde Maeterlinck in Le Figaro als de nieuwe Shakespeare. Maeterlinck brak in dat toneelstuk met het conventionele realistische theater en zette een symbolistisch theater in gang waarin het fin de siècle-gevoel sterk aan bod komt en waarin de werkelijkheid door middel van symbolen en metaforen wordt benaderd. In de stukken van Maeterlinck is er heel weinig actie en ligt het accent op de innerlijke strijd en de tragiek van de personages. Decors zijn er nauwelijks: enkel panelen die de toeschouwer een idee geven van de setting. Die aanpak stond in schril contrast met de burgerlijke en realistische drama’s die toen heel populair waren. Maeterlinck inspireerde verschillende auteurs en zelfs de dichter-filosoof Reiner Maria Rilke behoorde tot zijn bewonderaars.
10
Romaneske 36ste jg., nr. 3, december 2011
Dossier Maeterlinck
Toch was het niet met zijn symbolistisch theater of met zijn poëzie dat hij de Zweedse Academie finaal overtuigde, maar met het eerder aangehaalde L'Oiseau bleu. De concurrentie met de Oostenrijker Karl Schönherr en diens Heimatromans was groot, maar de Nobelprijs voor de Literatuur ging toch naar een Belgische auteur, voor de eerste keer en voorlopig ook laatste keer. De jury verantwoordde als volgt zijn keuze: “Uit waardering voor zijn veelzijdige literaire activiteiten en in het bijzonder voor zijn dramatische werken, die uitmunten door een rijke fantasie en een grote dichterlijke verbeelding, die soms onder het mom van een sprookje een diepe betekenis hebben, waarbij ze tevens op een geheimzinnige manier een beroep doen op de eigen fantasie van de toeschouwer”.3 Maeterlinck was niettemin afwezig op de officiële uitreiking. Hij zou ziek zijn geweest, maar hij had de reputatie niet van officiële ceremonies te houden. Minister Charles Wauters nam in zijn plaats de prijs in ontvangst. Dat de regering aanwezig was, was op zijn minst merkwaardig omdat de Belgische regering Maeterlincks kandidatuur niet had gesteund. De Belgische literaire middens hadden Emile Verhaeren, die goede contacten had met het Paleis, naar voren gedragen. Toch werd Maeterlinck in de lente van 1912 op het Paleis gehuldigd en werd hij tot Grootofficier in de Orde van Leopold verheven. Ondanks al die internationale erkenning was Maeterlinck in eigen land, en zelfs in Gent, niet zo populair. Hij was als het ware geen sant in eigen land. Op dit onderwerp gaat prof. Nachtergaele in Maurice Maeterlinck, sant in eigen land, verder in. Zijn verkeerd begrepen uitlatingen over het Nederlands (zie supra) deden daar zeker geen goed aan. Maeterlinck werd zelfs af en toe op straat uitgejouwd. Eén van zijn bekendste stukken, Pelléas et Mélisande, werd in die tijd maar één keer opgevoerd in Gent, in 1914, met zijn toenmalige maîtresse Georgette Leblanc in de hoofdrol. De volgende keer zou in 1994 zijn in een uitvoering van De Tijd met Chris Lomme en Nand Buyl in de hoofdrollen. Voor L'Oiseau bleu en La Princesse Maleine was het ook wachten tot (lang) na de Tweede Wereldoorlog vooraleer Maeterlinck in Gent te zien was. Yves Segers schrijft in zijn handleiding bij de tentoonstelling rond de vijftigste verjaardag van Maeterlincks overlijden dat de tijdsgeest niet mee zat. Hij legt uit dat L'Oiseau bleu een heel optimistisch werk is met een ietwat naïeve hoopgevende symboliek die door het uitbreken van de Grote Oorlog helemaal werd weggeveegd. Na de oorlog werd het stuk opnieuw razend populair, vooral in de VS. Op vijf jaar tijd werd The Blue Bird of Happiness er 1200 keer opgevoerd en bereikte op die manier een publiek van anderhalf miljoen toeschouwers. De blauwe vogel verscheen op speelkaarten, behangpapier, snoepdozen en whiskeyflessen. In 1912 al had Sir Malcolm Campbell Bluebird als merknaam voor zijn racewagens gekozen. In 1973 brachten Paul McCartney en zijn toenmalige groep Wings het nummer Bluebird uit.
Oude dag in Nice Toen in 1914 de oorlog uitbrak, wou Maeterlinck, in een vlaag van vaderlandslievendheid, dienst nemen in het leger. De toenmalige Belgische regering weigerde de 52-jarige rekruut en raadde hem aan om zijn pen in dienst van de natie te stellen. Maeterlinck voegde de daad bij het woord en hemelde het Belgische verzet tegen de Duitse Kaiser in verschillende Engelse en Franse kranten op. Samen met zijn vriend Cyriel Buysse schreef hij het patriottische La 3
Capiteyn (2003: 65)
Romaneske 36ste jg., nr. 3, december 2011
11
Dossier Maeterlinck
Belgique en Guerre. Ook overwoog hij even om dienst te nemen in het Vreemdelingenlegioen. Na de oorlog verliet hij Georgette Leblanc en trouwde hij met de jonge actrice Renée Dahon. In 1922 waagde hij zich aan een vervolg op L’Oiseau bleu, Les Fiançailles, waarin de volwassen geworden Tyltyl op zoek gaat naar zijn ware geliefde. In 1919 trok Maeterlinck samen met zijn vrouw naar de USA waar hij een reeks voordrachten hield. Hij zette daarna zijn reis verder richting Italië en Egypte. Zijn reiservaringen schreef hij neer in Maeterlinck met zijn dertig jaar jongere vrouw Renée Dahon. En Sicile et en Calabre en in En Egypte. Begin jaren dertig reisde hij opnieuw naar Amerika waar hij filmscenario’s ging schrijven. Uiteindelijk kwam er geen enkele uit. Hij inspireerde één scenario op zijn werk La Vie des Abeilles. Toen Samuel Goldwyn het scenario had doorgenomen zou hij uitgeroepen hebben: “Oh my God! The hero is a bee”. Tot zover de filmcarrière van Maeterlinck. Het leek alsof zijn literaire en creatieve hoogdagen definitief voorbij waren. In 1931 verhief Albert I Maeterlinck in de adelstand. Maeterlinck mocht zich voortaan graaf noemen. In de jaren dertig verbrandde Maeterlinck zich in enige mate door het regime van Salazar in Portugal te steunen. Hij had namelijk het voorwoord geschreven in de Franstalige uitgave van de Portugese dictator zijn toespraken. In 1947 vestigde Maeterlinck zich in een kasteel te Nice dat hij omdoopte tot Orlamonde, naar een gedicht van hem (Les sept filles d’Orlamonde). Hij leidde er een teruggetrokken leven en overleed er op zes mei 1949 aan een hartaanval. Hij werd gecremeerd en de as bleef tot de dood van zijn weduwe Renée Dahon in 1969 in Orlamonde. In 1974 bracht de postuum geadopteerde zoon van Maeterlinck, Louis Vangoitsenhoven-Maeterlinck4 hun beide assen naar Gent om het te schenken aan het kabinet Maeterlinck. De gift werd echter geweigerd en de urnen keerden terug naar Nice waar ze in 1984 ingemetseld werden in de buitenmuur van het kasteel dat tot 2008 een hotel was (Hôtel Palais Maeterlinck). Uitkijkend op de blauwe Middellandse Zee heeft Maeterlinck er zijn laatste rustplaats gevonden. Benieuwd of er af en toe een blauwe vogel voorbij vliegt.
Bibliografie Angelet, C. 1999. "Maurice Maeterlinck gisteren en vandaag". In: Kultuurleven 5: 108- 113. Capiteyn, A. 2003. Maeterlinck, Een Nobelprijs voor Gent. Snoeck: Gent. Deprez, Yves. 1999. Blauwe Vogel met spruiten. Handleiding bij de tentoonstelling "Maurice Maeterlinck. De terugkeer van de Blauwe Vogel". Museum Arnold Vander Haeghen: Gent. Van Reybrouck, David. 2001. De plaag. Het stille knagen van schrijvers, termieten en ZuidAfrika. Meulenhof: Amsterdam. Velghe, T. 2009. Claude Debussy: over faunen en verdronken kathedralen. In: Romaneske 34: 24-28. 4
In 1969, enkele maanden voor de dood van Renée Dahon, werd er een akte van adoptie getekend. De ouders van Louis waren goed bevriend geweest met de Maeterlincks.
12
Romaneske 36ste jg., nr. 3, december 2011