(06) Romeinen
1
Romeinen NBV
VOORSTEL
zie bij
dikaio-oo, dikaiosunè rechtvaardigen, gerechtigheid vrijspreken, vrijspraak 15 pisteu-oo, pistis geloven, geloof vertrouwen, vertrouwen 117
-11
geroepen tot apostel en uitgekozen om het evangelie van God te verkondigen speciaal gezant voor Gods goede boodschap.
2
dat al bij monde van zijn profeten [als je vertaalt: Gods goede boodschap] die lang geleden door zijn profeten.
3
het evangelie over zijn Zoon, een mens voortgekomen uit het nageslacht van David - het evangelie – hoeft niet herhaald te worden; - over – het Griekse voorzetsel regeert de 2e naamval, vandaar ook 2e naamval in 4; - zijn Zoon, een mens – persoonlijk geef ik, zeker in verband met wat erop volgt: een mens, de voorkeur aan de weergave: zijn zoon.
4
aangewezen als Zoon van God en door de heilige Geest bekleed met macht toen hij, Jezus Christus, onze Heer, opstond uit de dood - aangewezen als – de Vulgata vertaalt met: praedestinatus, waar designatus beter past: hij werd nu juist niet prae (vooraf) maar post (achteraf) aangewezen, namelijk door zijn opstanding; - de heilige Geest – SV: de Geest der heiligmaking, 1951: de Geest der heiligheid; de nuance van actieve heiligmaking mag niet verloren gaan (wijding, consecratie); - bekleed met macht – en dunamei, met kracht, krachtig; NBV betrekt dit op Jezus, maar je kunt het ook verbinden met 'aangewezen': overtuigend als zoon van God aangewezen door – en dat typeert de Geest die heilig maakt – dodenopstanding: Jezus Christus, onze Heer! 5
Hij heeft mij de genade geschonken apostel te zijn, opdat ik omwille van hem aan alle volken gehoorzaamheid en geloof zou verkondigen – - mij – Paulus spreekt in het meervoud: wij kregen; - de genade... apostel te zijn – genade en apostolaat, gave en opgave; - opdat ik... zou verkondigen – SV: tot | 1951: om... te bewerken; - omwille van hem – voor zijn naam; - gehoorzaamheid en geloof – SV en 1951: gehoorzaamheid des geloofs, geloofsgehoorzaamheid; - geloof – in 43.5.9.11.16.17 geeft NBV pistis/pisteuein (geloof, geloven) weer met 'vertrouwen'; gezien de voorbeeldfunctie van Abraham in Rm, kun je overwegen dit in deze brief ook elders te doen; vgl. de aantekening bij 117 over het correlate begrip dikaiosunè. van hem kregen we de heerlijke opdracht om onder alle volken gehoorzaamheid en geloof te verkondigen, in zijn naam. 7
Genade zij u zij – zie bij 1Kor 13.
9
het evangelie over zijn Zoon vol overgave
(06) Romeinen
2
- over zijn Zoon – je kunt de tweede naamval voorwerpelijk (over zijn zoon) of onderwerpelijk (van zijn zoon) uitleggen; in veel gevallen is het niet of-of maar en-en! - vol overgave – in mijn geest, met alles wat in me is. 10
eindelijk naar u toe te komen dat ik eens naar u toe kom.
13
U moest eens weten u mag wel weten.
14
beschaafde en niet beschaafde Zijn de 'Hellenen' beschaafd en de 'barbaren' onbeschaafd? Kun je niet beter zeggen: Griekstaligen en anderstaligen?
16
het is Gods reddende kracht voor allen die geloven, voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken - voor allen die geloven – voor ieder die gelooft; - voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken – voor een/de jood eerst en dan ook voor een/de Griek, vgl. 29.10 39 1012 (217.28v 31.29 924); het is een goddelijke kracht tot redding voor ieder die vertrouwt, eerst voor de jood, dan ook voor de Griek/niet-jood. 17
In het evangelie openbaart zich dat God enkel en alleen wie gelooft als rechtvaardige aanneemt...: ‘De rechtvaardige zal leven door geloof’ - openbaart zich dat – lijkt me geen goed Nederlands (Germanisme?); openbaren = onhullen, laten zien, laten merken; - enkel en alleen wie gelooft – 1951: uit geloof tot geloof, van vertrouwen naar vertrouwen, vertrouwen vóór en vertrouwen ná; onderstreept niet zozeer het 'enkel en alleen' (sola) als wel het 'altijd maar weer' (semper), van het begin tot het eind; - als rechtvaardige aanneemt – diakaiosunè (Gods rechtvaardigheid), hetzelfde woord in het Grieks hoef/kun je niet altijd weergeven door hetzelfde woord in het Nederlands maar in Rm kun je bij dikaiosunè (gerechtigheid) en verwante woorden vaak denken aan het forensische begrip 'vrijspraak' – zoals NBV terecht doet in 322.28 45 58.16-18.21.30 616 103, maar m.i. kan dit op meer plaatsen; vgl. de aantekening bij 15 over het correlate begrip pisteuein; want daarin laat God vrijspraak zien, van vertrouwen tot vertrouwen...: 'wie vrijgesproken wordt leeft van vertrouwen'.
18
En vanuit de hemel openbaart Gods toorn zich over al het kwaad en onrecht Want uit de hemel laat God merken dat hij boos is over alle goddeloosheid en onrechtvaardigheid.
19
wat een mens over God kan weten is hun bekend wat je van God kunt weten, weten ze ook.
20
Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. Er is niets waardoor zij te verontschuldigen zijn - zijn onzichtbare eigenschappen – ta ahorata autou, de onzichbare dingen van hem, zijn onzichtbare dingen, zijn onzichtbaarheid, namelijk... - ...zijn eeuwige kracht en goddelijkheid – deze twee woorden kun je opvatten als een hendiadys (vgl. bv. 15 en 1Kor 24): zijn eeuwige goddelijke kracht; - zichtbaar in zijn werken – zichtbaar aan zijn werken, scheppingen;
(06) Romeinen
3
- voor het verstand – no-oumena (hoort bij ahorata) waargenomen wordend, door waarneming, door te observeren; - zijn... waarneembaar – kat-horaoo (naar beneden kijken) neerzien; onderzoeken, bespeuren; peilen, doorzien; - er is niets waardoor zij te verontschuldigen zijn – zodat ze (de mensen) niet te excuseren zijn; - SV: Want zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn; want door de schepselen te observeren bespeurt men, sinds de schepping van de wereld, zijn onzichtbare, eeuwige en goddelijke kracht – men is dus niet te verontschuldigen. 21
hebben ze hem niet de eer en dank gebracht die hem toekomen hebben ze hem niet geëerd of gedankt.
23
de majesteit eer, glorie, grootheid.
24
hun lage begeerten naar de begeerten van hun harten.
25
ze vereren en aanbidden eren en dienen.
32
vonnis vordering, gebod.
-21 (a)
Natuurlijk, u veroordeelt dit alles... (b)Het oordeel dat u over anderen velt, velt u over uzelf, (c) want de dingen die u veroordeelt doet u zelf ook (a) SV: Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mensch, wie gij zijt die [anderen] oordeelt, vgl. 1951; zie voor de betekenis van krinein bij 1Kor 43 1129vv: oordelen; (b) waarin u de ander oordeelt, veroordeelt u zichzelf; (c) want u die oordeelt, doet zelf net zo. 2
Wij weten dat God hen die dergelijke dingen doen terecht veroordeelt Bij 2v en 5vv hoef je niet meteen te denken aan het láátste oordeel; je kunt ook denken aan gevolgen hier en nu. Wij weten dat Gods oordeel over wie zulke dingen doen, waarheidsgetrouw is.
3
Of denkt u soms dat u, die zelf doet wat u in anderen veroordeelt, de straf van God kunt ontlopen? - denkt u – rekent u, calculeert u; - de straf van God – Gods oordeel, vgl. bij 2. 4
en weet u niet dat zijn goedheid u tot inkeer wil brengen? wil brengen – brengt; de keus 'verzet of overgave' is niet aan de orde; zonder te beseffen dat zijn goedheid u tot inkeer brengt.
(06) Romeinen
4
5 (a)
Doordat u zo hardleers bent en niet tot inkeer wilt komen, (c1)maakt u dat de straf waartoe God u veroordeelt (b)op de dag dat (c2)hij zijn rechtvaardig vonnis uitspreekt en uitvoert, alleen maar zwaarder wordt (a) door uw hardheid en onveranderlijkheid van hart, door koppig te zijn en te blijven; (b) als hij op een dag; (c1+2) zijn boosheid en rechtvaardig oordeel onthult/laat zien en voelen, vgl. 117; Door koppig te blijven maakt u Gods boosheid alleen maar groter: op een dag laat hij zijn boosheid en oordeel merken. 6
God beloont ieder mens naar zijn daden beloont – heeft alleen positieve betekenis; vergeldt heeft ook négatieve betekenis.
7
Aan wie het goede doet en daarin volhardt, aan wie glorie, eer en onsterfelijkheid zoekt, schenkt hij het eeuwige leven - wie... doet – wie... doen (in 6 enkelvoud, 7-8 meervoud, 9-10 enkelvoud); - daarin volhardt – met volharding, blijvend, altijd maar weer; - glorie, eer – Hb 27 (eer en luister) citeert Ps 86 (glans en glorie), en Rm 27 (glorie, eer) verwijst ernaar: doxa, timè (LXX en NT). Het gaat over mensen die op zoek zijn naar glans en glorie die niet vergaat (onsterfelijkheid, eeuwig leven); - schenkt hij het eeuwige leven – 'schenkt hij' ingevoegd door NBV, 'het eeuwige leven' is grammaticaal nog afhankelijk van 6 : 6 God vergeldt ieder naar zijn daden: 7hun die door goeddoen eeuwige glans en glorie zoeken, met eeuwig leven; 8
Maar wie handelt uit geldingsdrang, de waarheid niet eerbiedigt en zich laat leiden door onrecht, straft hij met zijn toorn en woede zijn toorn en woede – zie bij 2-3; hun die egoïstisch de waarheid níet en het onrecht wèl gehoorzamen, met boosheid en toorn.
9
leed en ellende, de Joden in de eerste plaats, maar ook de andere volken - leed en ellende – zie bij 2, kommer en kwel; - de Joden... – zie bij 116.
10
glorie, eer en vrede, de Joden in de eerste plaats, maar ook de andere volken. - glorie, eer – vgl. bij 7; -de Joden... – zie bij 116.
11
God maakt geen onderscheid SV: daar is geene aanneming des persoons bij God, God behandelt de één niet anders dan de ander.
12
verloren gaan... worden veroordeeld - verloren gaan – 1Kor 118 811 109-10 1518 2Kor 215 43.9 2Ts 210; - worden veroordeeld – worden geoordeeld, zie bij 1.
13
Niet wie de wet slechts aanhoort zal voor God rechtvaardig zijn, maar wie de wet naleeft Het is voorzichtig om de Griekse tekst in tijd en getal nauwkeurig te volgen: Niet de hoorders van de wet zijn rechtvaardig voor God, maar de doeners van de wet zullen vrijgesproken (vgl. bij 321) worden.
15
Ze bewijzen laten zien, showen.
(06) Romeinen 16
op de dag waarop ten dage dat, als, vgl. bij 2.
22
heiligschennis tempelroof.
23
U laat u voorstaan op de wet, maar onteert God door de wet te overtreden. Conclusie of vraagzin – vgl. SV en 1951.
25
naleeft praktiseert.
26
door God toevoeging overbodig.
27
Wie onbesneden is gebleven Wie van nature onbesneden is.
5
29
Jood is men door zijn innerlijk, en de besnijdenis is een innerlijke besnijdenis. Het is het werk van de Geest, niet een voorschrift uit de wet, dus wie innerlijk een Jood is, ontvangt geen lof van mensen maar van God Wie van binnen Jood is, besneden van hart, niet naar de letter maar door de Geest – díe krijgt lof, niet van mensen maar van God.
-31
Wat hebben de Joden dan nog voor op heeft de Jood.
2
zijn het de Joden aan wie God zijn woord heeft toevertrouwd zijn hun Gods woorden toevertrouwd.
3
Wat is daarvan de zin? Wanneer sommigen van hen God ontrouw zijn geworden, zal dat dan geen einde maken aan Gods trouw? - Wat... zin? – pakt de vraag van 1 weer op: wat dan (heeft de jood nog voor)? - Wanneer... trouw? – Hun ontrouw maakt toch geen eind aan Gods trouw? 4
Ieder mens is onbetrouwbaar, maar God is betrouwbaar, ...‘wanneer u vonnist’ En God moet wel te vertrouwen zijn, maar de mens is dat niet, ...‘als u oordeelt’.
5
is het dan niet zo – ik redeneer nu zoals anderen zouden doen – dat God onrechtvaardig is wanneer hij ons toch nog veroordeelt? ons toch nog veroordeelt – SV: als Hij toorn over [ons] brengt? wat zullen we dan zeggen? Is God onrechtvaardig als hij tegen ons uitvaart – menselijkerwijs gesproken? 6
7
kan God anders rechter van de wereld zijn? zal God anders de wereld oordelen?
Maar wanneer door mijn onbetrouwbaarheid Gods trouw alleen maar toeneemt en daardoor ook zijn eer, waarom word ik dan toch nog als een zondaar veroordeeld? Want als Gods waarheid door mijn leugen groter wordt – wat hem siert! – waarom word ik dan nog als zondaar beoordeeld?
(06) Romeinen
6
8
Kunnen we niet beter het kwade doen, opdat het goede eruit voortkomt? Er wordt gezegd dat wij dat beweren, maar wie ons zo belastert zal zijn gerechte straf niet ontlopen. Het is toch niet waar wat boze tongen beweren, dat wij zeggen 'Laten we kwaaddoen zodat 't iets goeds oplevert?' Het oordeel over hen is terecht.
9
Wat betekent dit alles? Zijn we als Joden nu bevoordeeld? Niet in alle opzichten, want ik heb immers al heel duidelijk gemaakt dat allen, zowel de Joden als de andere volken, in de macht van de zonde zijn Wat dan? Zijn wij beter af? Helemaal niet! We hebben Joden en niet-Joden toch al verweten dat ze tot over hun oren in de zonde zitten? 12
heel de mensheid is... Er is geen mens die nog het goede doet, er is er zelfs niet één heel de mensheid is verdorven – allemaal zijn ze verdorven; Er is... zelfs niet één – er is niemand die vriendelijk doet, zelfs niet één.
16
brengen ellende en vernietiging 17 SV: Vernieling en ellendigheid is in hunne wegen, vgl. de weg van de vrede; puinhopen en problemen op hun levensweg.
19
alleen... Maar uiteindelijk wordt ieder mens het zwijgen opgelegd - alleen – overbodig toevoeging; - Maar uiteindelijk – En zo; - wordt... opgelegd – wordt iedereen de mond gestopt.
20
is... geen sterveling onschuldig..., want juist de wet leert ons de zonde kennen wordt... niemand vrijgesproken..., want door de wet merk je pas goed wat zonde is.
21
Gods gerechtigheid, waarvan de Wet en de Profeten al getuigen, wordt nu ook buiten de wet zichtbaar - Een onderkoelde weergave van een verrassende uitspraak van de Rechter: SV: Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard... | 1951: Thans is echter... - wordt zichtbaar: is zichtbaar (perfectum); - vgl. de aantekening bij 15 over het correlate begrip pisteuein, 'vertrouwen'.
22
God schenkt vrijspraak aan allen die in Jezus Christus geloven Terecht vertaalt NBV in 22-30: iedereen, een mens (= mensen), allen, zijn begaan; maar de weergave: wie gelooft, wij, ons, u (wij :: zij!) dreigt dit te beperken. SV: de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, 1951: gerechtigheid Gods door het geloof in [Jezus] Christus; NBV: goed, actief: God schenkt vrijspraak aan allen die in Jezus Christus geloven (op Jezus Christus vertrouwen).
23
Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God - iedereen heeft... en ontbeert – meervoud: allen hebben... en ontberen; - de nabijheid van God – doxa, Gods uitstraling (gen. subj. èn obj.), Ps 86 en Jh 1240v; allen hebben gezondigd en missen goddelijke uitstraling.
24
en iedereen wordt uit genade, die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen omdat hij ons door Christus Jezus heeft verlost maar [allen] worden gratis, uit genade, via de bevrijding door Christus Jezus, vrijgesproken.
25-26
Hij is door God aangewezen om door zijn dood het middel tot verzoening te zijn voor wie gelooft. Hiermee bewijst God dat hij rechtvaardig is, want in zijn verdraagzaamheid gaat hij
(06) Romeinen
7
voorbij aan de zonden die in het verleden zijn begaan. Hij wil ons nu, in deze tijd, zijn gerechtigheid bewijzen: hij laat ons zien dat hij rechtvaardig is door iedereen vrij te spreken die in Jezus gelooft. SV geeft de Griekse tekst woord-voor-woord weer. NBV 25 Hij is door God aangewezen om door zijn dood het middel tot verzoening te zijn voor wie gelooft. Hiermee bewijst God dat hij rechtvaardig is, want in zijn verdraagzaamheid gaat hij voorbij aan de zonden die in het verleden zijn begaan. 26 Hij wil ons nu, in deze tijd, zijn gerechtigheid bewijzen: hij laat ons zien dat hij rechtvaardig is door iedereen vrij te spreken die in Jezus gelooft.
SV 25 Welken God voorgesteld heeft [tot] eene verzoening door het geloof in zijn bloed, tot eene betooning van zijne rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden die tevoren geschied zijn, onder de verdraagzaamheid Gods; 26 Tot eene betooning van zijne rechtvaardigheid in dezen tegenwoordigen tijd; opdat Hij rechtvaardig zij en rechtvaardigende dengene, die uit het geloof van Jezus is.
eigen voorstel 25 Hem heeft God gepresenteerd: dit is zíjn offer, het verzoent doordat men op hem vertrouwt. Zo laat God zíjn manier van vrijspreken zien: verdraagzaam als hij is, gaat hij voorbij aan vroegere zonden. 26
In onze eigen tijd laat hij zíjn manier van vrijspreken zien: hij is rechtvaardig, ook als hij iedereen vrijspreekt die op Jezus vertrouwt.
27
Kunnen wij ons dan nog ergens op laten voorstaan? Dat is uitgesloten. En door welke wet komt dat? Door de wet die eist dat u hem naleeft? Nee, door de wet die eist dat u gelooft. Wat valt er dan nog te pochen? Niets! 28
Ik heb u er immers op gewezen dat een mens wordt vrijgesproken door te geloven, en niet door de wet na te leven door te geloven – door te vertrouwen.
30
want er is maar één God, en hij zal zowel besnedenen als onbesnedenen op grond van hun geloof als rechtvaardigen aannemen op grond van hun geloof – doordat zij vertrouwen.
-41
Wat moeten wij nu zeggen over onze stamvader Abraham? SV: Wat zullen wij dan zeggen dat Abraham, onze vader, verkregen heeft naar het vleesch? - 'verkregen heeft naar het vleesch' – vertaalt NBV niet; deze woorden maken helder dat kinderen-krijgen onmogelijk was, toch vertrouwde Abraham Gods belofte; - verkregen heeft – heurèkenai, find, discover, come upon (Newman, verder N); vgl. heureka! (Archimedes) gevonden, ondervonden, ontdekt heeft; - naar het vlees – kata sarka, flesh, physical body (N 1e betekenis) lichaam; wordt vaak bij 'onze vader' getrokken, maar bij 'verkregen/gevonden' is ook mogelijk. Wat... Abraham? Wat heeft hij aan den lijve ondervonden?
2
Indien hij als een rechtvaardige zou zijn aangenomen op grond van zijn daden, dan had hij zich daarop kunnen laten voorstaan. Want als Abraham om wat hij dééd werd vrijgesproken, dan had hij een punt. 3
‘Abraham vertrouwde op God, en dat werd hem als een daad van gerechtigheid toegerekend.’ - Wel 'van gerechtigheid', maar toch weer 'een daad'! De bedoeling is ongetwijfeld: Abraham vertrouwde op God en dat werd hem aangerekend als vrijspraak. - In 3.4.5.6.8.9.11.22.23 staat telkens hetzelfde werkwoord logidzomai: count, reckon, calculate, take into account (N).
(06) Romeinen
8
4
Iemand die zijn loon verdient, krijgt het niet als een gunst maar als een recht. Maar iemand zonder verdienste, die echter vertrouwt op hem die de schuldige vrijspreekt, wordt vanwege zijn vertrouwen rechtvaardig verklaard - iemand die zijn loon verdient – 'loon' en 'verdienen' horen in de nazin ('recht'); in de voorzin gaat het alleen over iemand die 'werkt' (ergadzomenooi vgl. ergo-therapie); - iemand zonder verdienste – ook hier is 'verdienste' binnengeslopen in de voorzin, het woord is ook dubbelzinnig: je kunt best een verdienstelijk mens zijn zonder dat je een cent verdient; het gaat om iemand die er niets voor 'doet' (mè ergadzomenooi). 4 - SV volgt de Griekse tekst weer op de voet: Nu dengenen, die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar schuld. 5Doch dengenen, die niet werkt, maar gelooft in Hem, die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid. De vraag is alleen: hoe zeg je dit tegenwoordig? Een poging (let op de accenten): 4 Als je ergens voor wèrkt, dan is je loon geen geschènk, maar dan verdíen je het. 5 Maar als je er níets voor doet (je vertróúwt alleen maar op hem die de schuldige vrijspreekt), dan geldt jouw vertrouwen als vrijspraak. 5
6
Zo prijst ook David de mens gelukkig die door God rechtvaardig wordt verklaard zonder dat hij enige verdienste heeft Zo feliciteert David de mens die God vrijspraak schenkt waar hij niets voor gedaan heeft.
7
‘Gelukkig is de mens wiens onrecht is vergeven, wiens zonden zijn bedekt Inderdaad gebruikt David in Ps 32 een enkelvoud: de mens, wiens. Maar Paulus schrijft in Rm 4 een meervoud: de mensen aan wie (of: wier, maar dit is niet meer van deze tijd).
8
niet telt niet aanrekent. God vindt de zonden niet niks, maar hij rekent ze niet aan!
9
Prijzen deze woorden... gelukkig? We zagen al dat Abrahams vertrouwen hem werd toegerekend als een daad van gerechtigheid - Prijzen... gelukkig – Slaat deze felicitatie op...? - een daad van gerechtigheid – zie bij 3. We zeggen immers: zijn vertrouwen werd Abraham aangerekend als vrijspraak.
10
Het laatste, toen hij nog niet besneden was Het laatste, toen hij dus nog niet besneden was.
11a
De besnijdenis ontving hij later als een bezegeling en teken dat hij als onbesnedene rechtvaardig was omdat hij op God vertrouwde Ook kreeg hij het teken van de besnijdenis – het zegel van de vrijspraak, dat hij als onbesnedene op God vertrouwde. 11b
Zo werd hij de vader van alle onbesnedenen die geloven, zodat ook zij als rechtvaardigen konden worden aangenomen Zo werd hij vader van alle onbesnedenen die op God vertrouwen: ook hun wordt de vrijspraak aangerekend. 12
En hij werd eveneens de vader van hen die besneden zijn, althans van hen die zich niet alleen hebben laten besnijden maar ook onze vader Abraham volgen in het geloof dat hij als onbesnedene bezat
(06) Romeinen
9
Èn hij werd vader van hen die niet alleen besneden zijn, maar die ook de voetstappen drukken van onze voorvader Abraham, die als onbesnedene op God vertrouwde. 13
Immers, niet door de wet ontvingen Abraham en zijn nageslacht..., maar door de gerechtigheid die het geloof schenkt Immers niet door een wet kregen Abraham en de zijnen..., maar door vrijspraak (die volgde op) na zijn vertrouwen.
14
Als men op grond van de wet erfgenaam zou zijn, zou het geloof zijn betekenis hebben verloren en de belofte zijn ontkracht Want als je op grond van een wet erfgenaam bent, heb je het vertrouwen uitgehold en is de belofte uitgewerkt. 15
De wet maakt namelijk alleen dat God straft Wet bewerkt namelijk straf.
16
Maar de belofte had alles te maken met vertrouwen omdat ze een gave van God moest zijn, want alleen zo kon ze voor heel het nageslacht blijven gelden. Daarom: 'uit vertrouwen', en dus: 'als geschenk' – zó blijft de belofte vast en zeker voor heel het nageslacht.
18
bleef Abraham... geloven bleef Abraham... vertrouwen.
19
En zijn geloof verzwakte niet toen hij, ongeveer honderd jaar oud, besefte dat zijn krachten hem hadden verlaten en Sara niet langer vruchtbaar was En zijn vertrouwen verslapte niet toen hij... besefte dat zijn eigen lichaam zo goed als dood was en de moeder in Sara ook.
20
Hij twijfelde niet aan Gods belofte; zijn geloof verloor hij niet, integendeel, hij werd erin gesterkt en bewees zo eer aan God Hij betwijfelde en wantrouwde Gods belofte niet.
22
en dat werd hem als een daad van gerechtigheid toegerekend Zie bij 43. Daarom werd het hem ook aangerekend als vrijspaak.
23
En dit is niet alleen voor hem geschreven De Griekse tekst herhaalt hier: Maar niet alleen voor hem is geschreven: 'Het werd hem aangerekend als vrijspraak', 24 maar ook voor ons...
24
maar ook voor ons, want ook wij zullen als rechtvaardigen worden aangenomen omdat we geloven in hem die Jezus, onze Heer, uit de dood heeft opgewekt - omdat we geloven – vgl. een daad van gerechtigheid 3.22; - uit de dood – vgl. 1Kor 1512 Gl 11 2Tm 28; maar (het is) ook (geschreven) voor ons, wie hij het zal aanrekenen, die vertrouwen op hem die Jezus, onze Heer, uit (de) doden heeft opgewekt. 25
omwille van onze rechtvaardiging om onze vrijspraak. 4:1-25 1 Wat moeten wij nu zeggen over onze stamvader Abraham? Wat heeft hij aan den lijve ondervonden?
(06) Romeinen
10
2
Want als Abraham om wat hij dééd werd vrijgesproken, dan had hij een punt. Maar niet bij God, 3want wat zegt de Schrift? 'Abraham vertrouwde op God en dat werd hem aangerekend als vrijspraak. 4 Als je ergens voor wèrkt, dan is je loon geen geschènk, maar dan verdíen je het. 5Maar als je er níets voor doet – je vertrouwt alleen maar op hem die de schuldige vrijspreekt – dan geldt jouw vertrouwen als vrijspraak. 6 Zo feliciteert ook David de mens die God vrijspraak schenkt waar hij niets voor gedaan heeft: 7 ‘Gelukkig zijn de mensen aan wie onrecht is vergeven, van wie zonden zijn bedekt; 8gelukkig is de mens wiens zonden de Heer niet aanrekent. 9 Slaat deze felicitatie op een besneden of een onbesneden mens? We zeggen immers: zijn vertrouwen werd Abraham aangerekend als vrijspraak.10Maar wanneer gebeurde dat? Toen hij al besneden was of daarvoor? Het laatste, toen hij dus nog niet besneden was. 11 Ook kreeg hij het teken van de besnijdenis – het zegel van de vrijspraak, dat hij als onbesnedene op God vertrouwde. Zo werd hij vader van alle onbesnedenen die op God vertrouwen:ook hun wordt de vrijspraak aangerekend. 12 Èn hij werd vader van hen die niet alleen besneden zijn, maar die ook de voetstappen drukken van onze voorvader Abraham, die als onbesnedene op God vertrouwde. 13 Immers niet door een wet kregen Abraham en de zijnen de belofte dat ze de wereld in bezit zouden krijgen. Maar (hij kreeg die belofte) door Gòds vrijspraak na zíjn vertrouwen. 14Want als je op grond van een wet erfgenaam bent, heb je het vertrouwen uitgehold en is de belofte uitgewerkt. 15Wet bewerkt namelijk straf. 16 Daarom: 'uit vertrouwen', en dus: 'als geschenk' – zó blijft de belofte vast en zeker voor heel het nageslacht. Niet alleen voor wie de wet heeft, maar ook voor wie op God vertrouwt zoals Abraham, die de vader van ons allen is. 17 Er staat immers geschreven: ‘Ik heb je een vader van vele volken gemaakt.’ En hij is dit ten overstaan van God, op wie hij vertrouwde, die de doden levend maakt en in het leven roept wat niet bestaat. 18 Hoewel het eigenlijk niet kon, bleef Abraham hopen en vertrouwen dat hij vader van vele volken zou worden, zoals hem was beloofd. 19 En zijn vertrouwen verslapte niet toen hij, ongeveer honderd jaar oud, besefte dat zijn eigen lichaam zo goed als dood was en de moeder in Sara ook. 20 Hij betwijfelde en wantrouwde Gods belofte niet; zijn vertrouwen verloor hij niet, integendeel, hij werd erin gesterkt en bewees zo eer aan God. 21 Hij was ervan overtuigd dat God bij machte was te doen wat hij had beloofd, 22daarom werd het hem ook aangerekend als vrijspaak. 23 Maar niet alleen voor hem is geschreven: 'Het werd hem aangerekend als vrijspraak', 24maar ook voor ons: ons zal hij het aanrekenen, die vertrouwen op hem die Jezus, onze Heer, uit doden heeft opgewekt: 25 hij die werd prijsgegeven om onze zonden en werd opgewekt om onze vrijspraak.
-51
Wij zijn dus als rechtvaardigen aangenomen op grond van ons geloof en leven in vrede met God Vrijgesproken om ons vertrouwen hebben we vrede met God. 2
hebben we... toegang gekregen tot Gods genade, die ons fundament is, en in de hoop te mogen delen in zijn luister prijzen we ons gelukkig - zijn luister – uitstraling vàn God (subjectief) en ook vóór ons (objectief), vgl. bij 323; - hebben we... toegang gekregen tot die genade waar we op staan, en prijzen we ons gelukkig in de hoop op zijn goddelijke uitstraling. 3
En dat niet alleen, we prijzen ons zelfs gelukkig onder alle ellende, omdat we weten dat ellende tot volharding leidt En dat niet alleen, maar ook in alle moeílijke omstandigheden prijzen we ons gelukkig – we weten toch dat moeite volharding bewerkt. 5
Deze hoop zal niet worden beschaamd En de hoop stelt niet teleur.
(06) Romeinen
11
6
Toen wij nog hulpeloos waren is Christus immers voor ons, die op dat moment nog schuldig waren, gestorven Want toen wij nog hulpeloos waren, precies op tijd, is Christus voor goddelozen gestorven.
8
Maar God bewees ons zijn liefde En God bewijst ons zijn liefde.
9
dankzij hem zullen worden gered en niet veroordeeld - en niet veroordeeld – SV: zullen wij door Hem behouden worden van den toorn; het Grieks verbindt 'gered worden' rechtstreeks met 'van de straf', vgl. ook 415; zullen worden gered van de straf.
10
dat wij... worden gered door diens leven dat wij... gered zullen worden door diens leven.
11
En meer nog, dat wij God prijzen danken we aan onze Heer Jezus Christus, door wie we nu al met God zijn verzoend - En meer nog – vgl. 3, het is niet alleen toekomstmuziek, maar ook al werkelijkheid: En dat niet alleen [we zullen niet alleen straks gered worden 10] maar ook nu al prijzen we God, door onze Here Jezus Christus.
12
Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood, en zo is de dood voor ieder mens gekomen, want ieder mens heeft gezondigd - in de wereld gekomen... gekomen – eisèlthe... dièlthen, ingegaan... doorgegaan; - in het Grieks zijn 12a en 12b als volgt verbonden: (a)daarom zoals... (b)zo is ook...; - ieder mens... ieder mens heeft – alle mensen... allen hebben (meervoud); Daarom, zoals door één mens de zonde de wereld in kwam, en via de zonde de dood, zo ook verspreidde de dood zich over alle mensen, want allen zondigden.
13
Er was al zonde in de wereld voordat de wet er was; alleen, zonder wet wordt er van de zonde geen rekening bijgehouden - geen rekening bijgehouden – ondanks het gebruikte werkwoord (ellogeoo, N: charge to one's account, keep record of) gaat het niet om logistiek, maar om werkelijkheid! Want voordat er een wet was, was er al zonde in de wereld; maar als er geen wet is, wordt zonde niet aangerekend. 14
over alle mensen ook al begingen ze met hun zonden niet dezelfde overtreding als Adam. Nu is Adam de voorafbeelding van hem die komen zou - alle mensen – hier wèl meervoud waar het niet staat, en in 12 níet waar het wel staat; - niet dezelfde overtreding – homoiooma, N: likeness, soortgelijk; - Nu – hos, een relatieve aansluiting die je goed kunt weergeven met 'en die is'. - de voorafbeelding – tupos, model, N: type, figure of someone to come in the future; - van hem die komen zou – van de komende (man), de toekomstige (nl. Adam, mens): over hen die niet op dezelfde manier zondigden als Adam, en die staat model voor de mens van de toekomst. 15
Maar de (a)genade gaat zijn overtreding verre te boven. Door de overtreding van één mens moesten alle mensen sterven, maar de (b)genade die God aan alle mensen schenkt door die ene mens, Jezus Christus, is veel overvloediger - genade – charisma (a)gave als blijk van charis (b)goddelijke genade; - moesten... sterven – stierven (aantonende wijs);
(06) Romeinen
12
- veel overvloediger – veel meer, groter. 16
want die ene overtreding heeft tot veroordeling geleid, maar de genade die na talloze overtredingen geschonken werd, heeft tot vrijspraak geleid - overtreding – door de parallellie met 18-19 neig ik ertoe krima op te vaten als: decision, verdict (N); inschatting, oordeel, beslissing, foute keuze van de mens; - veroordeling – katakrima, condemnation (N), de totale veroordeling door God; want het oordeel leidde van één zonde tot veroordeling, maar de genadegave leidt van vele overtredingen tot vrijspraak.
18
zoals de overtreding van één enkel mens ertoe heeft geleid dat allen werden veroordeeld, zo zal de rechtvaardigheid van één enkel mens ertoe leiden dat allen worden vrijgesproken en daardoor zullen leven zoals het door één overtreding voor alle mensen tot veroordeling kwam, zo komt het ook door één vrijspraak voor alle mensen tot levenslange bevrijding.
19
zondaars werden... rechtvaardigen worden - werden... worden – letterlijk: neergezet, gemaakt werden/worden; - rechtvaardigen – vrijgesproken mensen.
21
Zoals de zonde heeft geheerst en tot de dood heeft geleid, zo moest door de vrijspraak de genade heersen en tot het eeuwige leven leiden, dankzij Jezus Christus, onze Heer Zoals de zonde heerste door de dood, zo zal ook de genade heersen door vrijspraak tot in het eeuwige leven.
-61
dat we moeten blijven zondigen SV: zullen wij in de zonde blijven, 1951: mogen wij bij de zonde blijven; aanvoegende wijs: laten we.
4
Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden - uit de dood – uit doden, vgl. 69 en bij 1Kor 1512 Gl 11 2Tm 28; - een nieuw leven leiden – SV, 1951: in nieuwheid des levens zouden wandelen; op een nieuwe manier (zouden) leven.
6
omdat er een einde moest komen aan ons zondige leven: we mochten niet langer slaven van de zonde zijn - omdat er een einde moest komen... – om... buiten werking te stellen; - ons zondige leven – het lichaam der zonde, het zondige lichaam; - we mochten niet langer slaven... te zijn – zodat we niet langer slaven... zouden zijn. 7
is rechtens vrij van de zonde is vrijgesproken van de zonde.
10
Hij is gestorven om een einde te maken aan de zonde, voor eens en altijd; en nu hij leeft, leeft hij voor God Hij die stierf, stierf eens-en-voor-al voor de zonde; hij die leeft, leeft voor God.
11
dood voor de zonde, maar in Christus Jezus levend voor God doden voor de zonde, maar levenden voor God, in Christus Jezus.
12
Laat de zonde dus niet heersen over uw sterfelijke bestaan De zonde moet niet heersen in uw sterfelijk lichaam.
(06) Romeinen
13
13
Stel uzelf niet langer in dienst van de zonde als een werktuig voor het onrecht, maar stel uzelf in dienst van God Stel uw lichaamsdelen niet als instrumenten van onrecht ter beschikking aan de zonde, maar stel uzelf ter beschikking aan God.
14
De zonde mag niet langer over u heersen, want u staat niet onder de wet, maar leeft onder de genade Zonde moet niet over u heersen, want u leeft niet onder wet maar onder genade.
15
dat we vrijuit mogen zondigen laten we zondigen...
16
gehoorzamen? Wanneer u de zonde dient, leidt dat tot de dood; wanneer u God gehoorzaamt, leidt dat tot vrijspraak - gehoorzamen – onderhorig zijn, luisteren; - u bent slaven van aan wie u onderhorig bent – hetzij van zondigen met dood als resultaat, hetzij van luisteren met vrijspraak als gevolg.
17
maar nu gehoorzaamt u van ganser harte de leer waaraan u zich hebt toevertrouwd maar u hebt u zich gewonnen gegeven aan dat soort onderwijs dat hebt ontvangen.
18
en bevrijd van de zonde hebt u zich in dienst gesteld van de gerechtigheid bevrijd... hebt u zich gesteld – 'bevrijd' is een lijdende vorm (passief) en 'zich in dienst gesteld' is dit in het Grieks ook ('u bent slaaf gemaakt geworden'); Verlost van de zonde, bent u slaaf gemaakt van (verslaafd aan) de vrijspraak.
19
zo stelt u zich nu in dienst van de gerechtigheid het is geen constatering maar een bevel; zo moet u zich nu in dienst stellen van de vrijspraak
20
was u niet gebonden aan de gerechtigheid was u los van, viel u buiten de vrijspraak.
21
Wat hebt u daarmee geoogst? Wat leverde dit u op?
-73
noemt men haar... pleegt ze noemt men – vgl. Hd 1126. heeft ze de naam van... is ze.
4a
broeders en zusters... dankzij de dood van Christus - De aanspraak is warmer dan de vertaling doet vermoeden: mijn broeders...; - de dood – sooma kan zowel het levende als het dode lichaam betekenen, hier: de dood. 4b en behoort u nu een ander toe: hem die uit de dood is opgewekt. Ons leven moet vrucht dragen voor God - u... ons – overgang van 'u' naar 'ons'; - ons leven moet vrucht dragen – zodat we dragen. 6
maar nu zijn we bevrijd... zodat we niet meer de oude orde van de wet dienen, maar de nieuwe orde van de Geest
(06) Romeinen
14
Na 2 'van de verplichting ontslagen' past ook 6 maar nu zijn wij van de wet ontslagen. SV: nieuwheid des geestes, oudheid der letter; 1951: nieuwe staat... oude staat. 7a
dat de wet hetzelfde is als de zonde? : wet is zonde? 7b Ik zou immers niet weten wat begeerte was als de wet niet zei: ‘Zet uw zinnen niet op wat van een ander is.’ Na 'begeerte' in 7b1 moet je wel vertalen: 'u zult niet begeren', Ex 2017. 8
gebruik gemaakt om begeerten in mij op te wekken, want zonder de wet is de zonde krachteloos - gebruik gemaakt – SV: oorzaak genomen hebbende door, 1951: uitgaande van; gelegenheid, startpunt; - op te wekken – te produceren; - zonder de wet is de zonde krachteloos – het zegt niet alles dat hier geen lidwoorden staan, wel is het een algemene geldende uitspraak: zonder wet is zonde dood. 9
Eens leefde ik zonder de wet, maar door de komst van het gebod kwam de zonde tot leven leefde ik zonder wet (vgl. 8), maar door het gebod leefde de zonde op.
12
de geboden zijn heilig Niet de afzonderlijke geboden, maar het gebod als zodanig.
13
Is het dan het goede dat mij heeft gedood Is het goede dan mijn dood geworden.
14
Wij weten dat de wet het werk van de Geest is, maar door mijn natuur ben ik uitgeleverd aan de zonde - terecht geeft NBV in 617 hoti weer door een : (dubbele punt). Dit is hier ook op zijn plaats. - in 14.18.25 en later vertaalt NBV sarx met: mijn (eigen) natuur, maar je kunt ook de weeergave '(mijn, ons) lichaam' overwegen. Wij weten: de wet is van de Geest, maar ik ben van het lichaam, verkocht onder de zonde.
16
wanneer mijn daden in strijd zijn met mijn wil Het aanwijzende voornaamwoord (touto, dat) kun je weergeven door toch. In elk geval vind ik dat de vertaling van 15.16.20 uniform moet zijn: 15 wat ik niet wil doe ik toch 16 als ik wat ik niet wil toch doe 20 als ik wat ik niet wil toch doe
18
in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is - natuur – vgl. bij 14.25; - niet aanwezig is – ligt bij, is bij de hand (ik heb het bij de hand, maar er komt niets uit mijn handen).
21
zich aan mij opdringt Vergelijk 18 heb ik bij de hand.
24
ongelukkig mens ellendeling die ik ben.
(06) Romeinen
15
25
Met mijn verstand onderwerp ik mij aan de wet van God, maar door mijn natuur onderwerp ik mij aan de wet van de zonde 81 vertaalt NBV ara wèl: 'Dus'; hier in 725 laat zij dit weg, SV: 'Zoo dan', 1951: 'Derhalve'. Je zou kunnen omschrijven: Conclusie 1: Dus: met mijn verstand dien ik wel de wet van God, maar met mijn lichaam (in de praktijk) dien ik de wet van de zonde. Conclusie 2: Dus: in Christus Jezus is er nu voor de mensen geen greintje veroordeling meer. -8-
1
Dus wie in Christus Jezus zijn, worden niet meer veroordeeld Zie bij 725. 'Wie' is niet beperkend maar omvattend.
2
De wet van de Geest die in Christus Jezus leven brengt, heeft u bevrijd van de wet van de zonde en de dood u – jij; andere lezingen: mij; in elk geval staat er een enkelvoud, recht op de man/vrouw af! Want de wet van de levende Geest in Christus Jezus bevrijdde u van de wet van de dode zonde. 3
Waartoe de wet niet in staat was, machteloos als hij was door de menselijke natuur, dat heeft God tot stand gebracht. Vanwege de zonde heeft hij zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan gestuurd; zo heeft hij in dit bestaan met de zonde afgerekend natuur – zie bij 714; Want de wet kon dat niet: door het lichaam stond hij machteloos. Maar God stuurde zijn eigen zoon met een door de zonde aangetast lichaam. In dit lichaam veroordeelde hij de zonde. 4
opdat in ons wordt volbracht wat de wet van ons eist. Ons leven wordt immers niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest - wat de wet van ons eist – in 516 vertaalt NBV hetzelfde woord met: vrijspraak; hier kun je ook denken aan: ontheffing. - wordt volbracht – wordt vervuld, ten uitvoer gebracht, geëffectueerd; - beheerst door – volgens, conform; En zo komt de vrijspraak van de wet bij ons tot stand – we leven niet langer volgens het lichaam maar volgens de geest. 5
Wie zich door zijn eigen natuur laat leiden is gericht op wat hij zelf wil, maar wie zich laat leiden door de Geest is gericht op wat de Geest wil - door zijn eigen natuur laat leiden is gericht op wat hij zelf wil – enkelvoud, mannelijk vertaald, maar de tekst heeft meervoud (en dus) mannelijk èn vrouwelijk (!); - natuur – zie 714 83.5-9.12-13. 6
7
Wat onze eigen natuur wil brengt de dood, maar wat de Geest wil brengt leven en vrede natuur – SV: het bedenken, 1951: de gezindheid; Want het lichaam is bedacht op dood, maar de Geest op leven en vrede.
Onze eigen wil staat vijandig tegenover God, want hij onderwerpt zich niet aan zijn wet en is daar ook niet toe in staat omdat het lichaam bedacht is op vijandschap met God, onderwerpt het zich niet aan de wet van God, en het kan dit ook niet.
(06) Romeinen
8
16
Wie zich door zijn eigen wil laat leiden, kan God niet behagen Zie bij 5.
9a b
Maar u leeft niet zo. U laat u leiden door de Geest, want de Geest van God woont in u. Iemand die zich niet laat leiden door de Geest van Christus behoort Christus ook niet toe - u leeft niet zo – O nee? Waarom dan, ook in Rm, de vele vermaningen? Het gaat niet over de 'stand' (subjectief) maar over de 'staat' (objectief) van de geadresseerden; - want –1951: althans, indien | beter SV: zoo anders, dewijl, overmits | NBV: want | het voegwoord eiper kun je vergelijken met ei ge, zie bij Kol 123, doch mit grösserer Bestimmtheit der Annahme (BDR); in de brieven van Paulus geeft NBV het weer door: als, ook al, echter, inderdaad, want; a (meervoud) u bent, jullie zijn niet in het lichaam maar in de geest; b (enkelvoud!) wie Christus' geest niet heeft, is niet van hem.
10
Als Christus echter in u leeft, bent u door de zonde weliswaar sterfelijk, maar de Geest schenkt u leven, omdat u door God als rechtvaardigen bent aangenomen Als Christus in u/onder jullie is, is het lichaam wel dood doordat u zondigt, maar is de geest levend doordat God u vrijspreekt.
11
in u woont... ook u die sterfelijk bent... die in u leeft - in u – meervoud, onder jullie - ook u die sterfelijk bent – ook uw sterfelijke lichamen - die in uw leeft – die onder jullie woont.
12
we hoeven ons niet langer te laten leiden door onze eigen wil Vergelijk bij 725. Conclusie 3: Dus: we zijn schuldig om met ons lichaam niet volgens ons lichaam te leven.
13
Als u echter uw zondige wil doodt door de Geest, zult u leven Maar als u met de geest de praktijken van het lichaam doodt, zult u leven.
15
en om hem te kunnen aanroepen met Door hem roepen we...
17
En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God. Samen met Christus zijn wij erfgenamen: wij moeten delen in zijn lijden om met hem te kunnen delen in Gods luister Zijn we kinderen, dan ook erfgenamen. Erfgenamen van God, mede-erfgenamen van Christus. Samen met hem lijden we en samen met hem worden we verheerlijkt.
18
in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard niet opweegt tegen de toekomstige glans/glorie/uitstraling die over ons onthuld wordt.
19
dat openbaar wordt wie Gods kinderen zijn De andere schepselen zijn niet benieuwd wie, maar hoe Gods echte mensen zijn! naar de onthulling van Gods mensenkinderen.
21
omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt - omdat – dubbele punt : ook de schepping zelf - uit.. en zal – uit... tot
(06) Romeinen
17
- de vrijheid... die geschonken wordt – de stralende vrijheid van Gods mensenkinderen. 22
als in barensweeën zucht en lijdt meezucht en meelijdt.
23
die als voorschot de Geest hebben ontvangen voorschot – eerste stuk, een klein begin van de geest.
24
wat hij al kan zien? wat hij al ziet.
25
wat nog niet zichtbaar is wat we nog niet zien.
26
De Geest helpt ons in onze zwakheid Op dezelfde manier schiet de geest van zijn kant te hulp.
27
wat de Geest wil zeggen Wat de geest bedenkt, bedoelt:...
28
volgens zijn voornemen geroepen zijn volgens plan geroepen.
32
omwille van ons allen om ons allen.
33
Gods uitverkorenen uitverkorenen, eklektoi, vergelijk 1Kor 127 Kol 312 1Ts 14 2Tm 210, Rm 911 115. Niet uitverkoren betekent niet automatisch: dùs verworpen: vergelijk Rufus (Rm 1613) met alle andere genoemden in 163-15. Zie ook Lc 935 2335 1Pt 24-6 | Lc 613 Jh 1519 | Hd 65 1522 | Hd 12.15.24 211 8 | Hd 1317.47. Mensen wordt gekozen uit... om te... (voor een bepaalde missie) Jh 1516v.27 1315 Hd 915 1Ko 127v Ef 114 1Ts 133 Jk 25 1Pt 11v 2Pt 110. Uitverkorenen moeten zich vooral kleden in de liefde, Kol 312.14, net zoals de Efeziërs zich moeten bekleden met een geestelijk soldatentenue, Ef 614 (Rm 1314). Vergelijk ook de belangrijke suggestie van Schrenk, genoemd in mijn kanttekening bij Tt 11: mogelijk denkt Paulus aan de christelijke gemeente als kern- of stoottroep van de hele wereld. In deze gedachtegang zijn 'uitverkorenen' niet een deel van de mensheid, maar het begin van de hele nieuwe mensheid, als gave èn opgave.
-91
één ben met verbonden ben met.
3-5
4
omwille om.
de Israëlieten, die God als zijn kinderen heeft aangenomen en aan wie hij zijn nabijheid, de verbonden, de wet, de tempeldienst en de beloften heeft geschonken namelijk de Israëlieten : zij ontvingen het zoonschap en de eer, de verbonden en de wetgeving, de eredienst en de beloften.
(06) Romeinen
18
5
waaruit Christus is voortgekomen. God, die boven alles verheven is, zij geprezen tot in eeuwigheid. Amen. SV: Christus... dewelke is God; 1951: de Christus, die is boven alles, God... Het Grieks heeft geen betrekkelijk voornaamwoord: 'Christus die', maar een lidwoord: 'de boven alles/allen verheven God'. NBV vertaalt terecht als een afzonderlijke zin, het is een lofverheffing. 6
God heeft zijn belofte niet gebroken Gods woord heeft niet gefaald.
7
Alleen de nakomelingen van Isaak zullen gelden als jouw nageslacht In Isaak zal er voor jou sprake zijn van nageslacht.
8
maar gelden als nageslacht van Abraham op grond van Gods belofte op grond van Gods belofte – de kinderen van belofte, de beloofde kinderen. maar alleen de beloofde kinderen zijn dat [Isaak en Jacob].
9
Als íets een belofte is dan zijn het deze woorden Dit is immers een belofte.
11-12
13
Gods besluit blijft namelijk van kracht hè kat' eklogè prothesis, het kiezende plan, het bijzondere voornemen 33 5 SV: naar de verkiezing | 1951: verkiezend | NBV: God kiest uit | zie ook bij 8 11 ; En zo blijft dat heel bijzondere plan van God (overeind) staan.
Jakob heb ik liefgehad, Esau heb ik gehaat Haten is soms een sterke uitdrukking voor: niet beminnen. Toch had ik Jakob lief, maar Esau mocht ik niet (D.Deden). Und ich gewann Jakob lieb, Esau aber begann ich zu hassen (A.Meinhold). miseoo: hate, despise; disregard, be indifferent to (N). Voor dit plan (11) heeft God Jakob aangesteld en Esau gepasseerd.
16
Alles hangt dus af van God en zijn barmhartigheid, niet van de wil of de inspanning van de mens Dus – conclusie, vgl. 725 81.12 918.
17
in leven gelaten opgewekt, aan de macht gebracht.
18
Dus God is barmhartig voor wie hij wil en maakt halsstarrig wie hij wil. - dus – vgl. 16; - is barmhartig – heeft medelijden met (ele-ei, kyri-eleis); - maakt halsstarrig – maakt hard (sklèrunoo), zie ook aantekening bij 13; (1) Behalve hier komt de stam sklèr- nog 15x in NT voor. In de meeste gevallen klinkt er menselijke schuld èn goddelijke bewogenheid in mee: Mt 198 Mc 105 1614 | Mt 2524 Jh 660 Hd 95 2614 Jk 34 Jd15 | Rm 25 | Hd 751 | Hd 199 Hb 38.13.15. (2) In het algemeen geldt dit ook voor de Griekse vertaling van het OT: Dt 1016 Spr 1720 Jr 44 Ez 37 | Gn 2111& 3517& | Dt 927 2Sm (LXX 2Kg) 226 Js 46 2827 | Ex 333& | Gn 497&. (3) Zie de aantekening bij 22-23. (4) Vergelijk ook de citaten uit Hosea en Jesaja in 26-29.
19
Waarom roept God ons dan nog ter verantwoording? Niemand gaat toch in tegen zijn wil? Wat heeft hij dan nog te verwijten? Wie kan tegen hem op?
(06) Romeinen
19
22
God heeft degenen die het voorwerp van zijn toorn zijn en die hij heeft bestemd voor de ondergang 23 heeft hij degenen die het voorwerp zijn van zijn barmhartigheid ertoe voorbestemd om in zijn majesteit te delen 22 1951: de voorwerpen des toorns, die ten verderve toebereid waren 23 de voorwerpen van ontferming, die Hij tot heerlijkheid heeft voorbereid 22 23 1951 maakt onderscheid tussen toebereid waren (door wie? onbeslist) en heeft voorbereid (nl. God); SV: 22tot verderf toebereid en 23die Hij tevoren bereid heeft. 22 23 NBV conformeert aan , waardoor God op gelijke wijze onheil en heil bewerkt. De Griekse tekst van 22 kun je zelfs mediaal vertalen: de voorwerpen die zichzelf rijp gemaakt hebben voor de ondergang. De opmerkingen bij 18 wijzen in dezelfde richting. 27
slechts een klein deel rest, overblijfsel.
30
zijn heidenen als rechtvaardigen aangenomen, op grond van hun geloof In lijn met 15 34.21 (trouwens, het volgende hoofdstuk pakt dit thema ook weer op): zijn volken vrijgesproken door (op God) te vertrouwen.
-102
Ik kan van hen getuigen Ik getuig van hen.
3
Omdat ze Gods gerechtigheid niet kennen, proberen ze hun eigen gerechtigheid te laten gelden en verlaten ze zich niet op Gods vrijspraak Gods vrijspraak kennen ze niet, hun eigen vrijspraak proberen ze overeind te houden – zodoende onderwierpen ze zich niet aan Gods vrijspraak. 4
De wet vindt zijn doel in Christus, zodat iedereen die gelooft rechtvaardig zal worden verklaard Want het doel van de wet is Christus: iedereen die (op hem) vertrouwt wordt vrijgesproken.
5
Zeker, Mozes zegt over de rechtvaardigheid die op grond van de wet verkregen wordt: ‘Wie doet wat de wet voorschrijft, zal leven Mozes beschrijft wel de vrijspraak door de wet: een mens die dat soort dingen doet zal daardoor leven –
6a
En over de rechtvaardigheid die op grond van geloof geschonken wordt staat geschreven: maar over de vrijspraak-door-vertrouwen zegt hij:
6b 7
...dat betekent: wie zal Christus naar beneden brengen ...dat betekent: Christus bij de doden vandaan naar boven brengen 6 en 7 hebben dezelfde zinsconstructie: 'dat betekent' + onbepaalde wijs 'neerhalen'/ 'ophalen'...
8
dat betekent: de boodschap van het geloof die wij verkondigen, is dicht bij u ...maar 8 heeft een ander schema: 'dat betekent' + zelfstandig naamwoord 'het woord over van vertrouwen dat wij verkondigen': Nabij u is het woord... – dit is het woord van vertrouwen dat wij verkondigen.
9
Als uw mond belijdt... en uw hart gelooft
(06) Romeinen
20
Als u met uw mond belijdt... en met uw hart gelooft... (zo ook in 10). 11
Wie in hem gelooft Iedereen die op hem vertrouwt.
12
ze hebben allen dezelfde Heer. Hij geeft zijn rijke gaven aan allen die hem aanroepen allen – allemaal; hij geeft zijn rijke gaven – hij is genereus/edelmoedig/mild.
14
hoe kunnen ze hem aanroepen als ze niet in hem geloven? hoe kunnen ze in hem geloven als ze niet over hem hebben gehoord? hoe kunnen ze over hem horen als hij niet verkondigd wordt? 15 hoe kan iemand verkondigen als hij niet is uitgezonden? hoe zullen ze hem aanroepen op wie ze niet vertrouwden? hoe zullen ze op hem vertrouwen over wie ze niet hoorden? hoe zullen ze horen zonder dat iemand het hun vertelt? hoe zullen ze vertellen als ze niet gezonden werden? 15
Welkom Hoe welkom.
16
Toch hebben slechts weinigen aan het evangelie gehoor gegeven..., heeft iemand geloofd wat wij hebben gezegd? - Toch hebben slechts weinigen – maar niet allen gaven; - heeft iemand geloofd wat wij hebben gezegd? – wie vertrouwde wat wij hoorden?
17
Dus door te luisteren komt men tot geloof, en wat men hoort is de verkondiging van Christus Conclusie: geloven komt doordat je luistert, en luisteren komt doordat God spreekt.
20
En bij Jesaja staat zelfs En Jesaja waagt het (is zo vrij om) te zeggen.
-112
God heeft zijn volk, dat hij al van tevoren uitgekozen heeft, niet verstoten SV: hetwelk Hij tevoren gekend heeft.
5
Zo is ook nu een klein deel over dat God uit genade uitgekozen heeft. - vergelijk 911 – SV: opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vastbleve | 1951: opdat het verkiezend voornemen Gods zou blijven | NBV: God kiest een mens uit. - een overblijfsel kat' eklogèn charitos van een genadige keuze, van een bijzondere genade (term komt in de buurt van kat' exochèn, bij uitstek Hd 2523 1Klemens 334). - zie voor gegonen in de betekenis van 'er bestaat, er is' de aantekening bij Jh 13 ; Zo heb je ook tegenwoordig een overblijfsel dat bijzonder begenadigd is.
6
Maar wanneer ze uit genade zijn uitgekozen, dan is dat niet omdat ze de wet naleven, want in dat geval zou de genade geen genade meer zijn Is het uit genade, dan niet meer uit verdienste: anders is de genade geen genade meer. Is het uit verdienste, dan niet meer uit genade: anders is de verdienste geen verdienste meer. 7
alleen zij die zijn uitgekozen hebben het bereikt. De overigen werden onbuigzaam, (Gods) keuze bereikte het; de overigen hadden er geen gevoel voor.
(06) Romeinen
21
8
zoals ook geschreven staat: ‘God heeft hun geest verdoofd, hun ogen blind gemaakt en hun oren doof’ God gaf hun een verdovende geest, ogen om niet te zien, oren om niet te horen. 9
En David zegt: ‘Laat hun tafel een valstrik worden, een strik, een valkuil en een straf. Laat het licht uit hun ogen verdwijnen, krom hun rug voorgoed.’ Zie Ps 6922v.
10
11
konden de heidenen worden gered en daarop moesten zij afgunstig worden. was er redding voor de volken, om hen jaloers te maken.
12
een rijke gave... wanneer zij zich allen hebben bekeerd. een verrijking...
14
ik hoop afgunst bij mijn volksgenoten op te wekken en een deel van hen te redden. Vgl. 11. ik hoop dat ik mijn volksgenoten jaloers maak en enkelen van hen red.
15
Als God zich met de wereld heeft verzoend toen hij hen verwierp, wat zal hij dan, wanneer hij hen opnieuw aanvaardt, anders teweegbrengen dan hun opstanding uit de dood? God verzoende zich niet met de wereld, maar hij verzoende de wereld met zichzelf, 2Kor 519(20); 1951 (= SV): indien hun verwerping de verzoening der wereld is, wat zal hun aanneming anders wezen dan leven uit de doden?
16
Als een klein deel van het deeg aan God is gewijd, is al het andere deeg het ook - een klein deel – het begin, de voorproef (vgl. Nu 1520, 1951: de eersteling van het gerstemeel in de vorm van een koek, NBV: een brood van het eerste deeg); - aan God gewijd – heilig, gewijd.
20
Zeker, ze zijn afgebroken vanwege hun ongeloof en u dankt uw plaats aan uw geloof. Wees daarom echter niet hoogmoedig, maar heb ontzag voor God: hun ongeloof... uw geloof – om de verbinding met heel het voorafgaande èn met de directe context (ontzag voor God 20b) te bewaren: omdat zij God niet vertrouwden... omdat u hem wèl vertrouwde.
21
de oorspronkelijke takken kata fusin (fysieke), de natuurlijke takken.
22
als u tenminste trouw blijft aan zijn goedheid als u bij zijn goedheid blijft
23
niet volharden in hun ongeloof God weer gaan vertrouwen.
25
Slechts een deel van Israël werd onbuigzaam een deel – apo merous (gedeeltelijke verharding) heeft, in verband met het volgende achris (totdat), naast partiële ook temporele betekenis (tijdelijke onbuigzamheid); zie ook NBV 1524 enige tijd. Het verrassende "totdat" (G.C.Berkouwer, De wederkomst van Christus II.136 (1963).
26
wentelt dan de schuld af van Jacobs nageslacht. - wentelt – zal afwentelen; - schuld – godloosheid, het tegenovergestelde van 20 ontzag voor God.
(06) Romeinen
22
28
Ze zijn Gods vijanden geworden opdat het evangelie aan u kon worden verkondigd, maar God blijft hen liefhebben omdat hij de aartsvaders heeft uitgekozen. - SV: Zoo zijn zij wel vijanden aangaande het Evangelie, om uwentwil, maar aangaande de verkiezing zijn zij beminden om der vaderen wil | 1951: Zij zijn naar het evangelie vijanden om uwentwil, naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil. - uitgekozen – vgl. 5.7 Paulus' pen schrijft puntiger: Volgens het evangelie: vijanden ter wille van u, volgens Gods keus: lieve kinderen ter wille van de aartsvaders.
32
ieder mens... opdat hij voor ieder mens barmhartig kan zijn alle mensen... om allen te begenadigen.
33
hoe onbegrijpelijk zijn wegen ontraceerbaar, onnavolgbaar.
36
Alles is uit hem ontstaan, alles is door hem geschapen, alles heeft in hem zijn doel. Hem komt de eer toe tot in eeuwigheid. Amen. Want uit hem en door hem en tot hem zijn alle dingen. Voor hem de eer, altijd! Amen. -121
de ware eredienst voor u ware – logikè (logos, woord, vgl. 1 Pt 22), uw eredienst van het woord.
2
deze wereld aioon, age, world order (N), deze tijd.
3
Denk overeenkomstig het geloof, dat is de maatstaf die God u heeft gegeven SV: maar dat hij wijs zij tot matigheid, gelijk als God een iegelijk de maat des geloofs gedeeld heeft | 1951: naar de mate van het geloof, dat God elkeen in het bijzonder heeft toebedeeld.
6
in overeenstemming met het geloof overeenstemming, analogia – naar de mate van het geloof/vertrouwen; NB! in 3.6-8 negen(!) keer: u moet. Vergelijk hiermee de constaterende, veel mildere weergave in SV en 1951.
8
blijmoedig opgeruimd.
9
Verafschuw het kwaad Haat het kwaad.
10
11
Heb elkaar lief met de innige liefde van broeders en zusters Een nogal softe weergave. In liefdebetoon elkaar toegewijd.
Laat uw enthousiasme niet bekoelen, maar laat u aanvuren door de Geest en dien de Heer Wees verheugd door de hoop die u hebt, wees standvastig wanneer u tegenspoed ondervindt, en bid onophoudelijk 13 Bekommer u om de noden van de heiligen en wees gastvrij Dan liever (afgezien van kleinigheden) de bondige vertaling van 1951! 12
(06) Romeinen
23
11
in ijver onverdroten, vurig van geest, dient de Here. Weest blijde in de hoop, geduldig in de verdrukking, volhardend in het gebed, 13 bijdragend in de noden der heiligen, legt u toe op de gastvrijheid. 12
17
Vergeld geen kwaad met kwaad Vergeld niemand kwaad met kwaad.
19
Neem geen wraak, geliefde broeders en zusters, maar laat God uw wreker zijn wreek uzelf niet, maar (God) de ruimte om boos te worden.
-131
Iedereen moet het gezag van de overheid erkennen...; ook het huidige gezag is door God ingesteld - Iedereen – elke ziel, ieder voor zich (enkelvoud); - het gezag van de overheid – heersende machten (meervoud); - erkennen – zich onderwerpen, gehoorzamen aan (geen woorden, maar daden); - ook het huidige – en/maar de bestaande autoriteiten (meervoud); Ieder persoonlijk moet zich onderwerpen aan de regerende autoriteiten...; en de bestaande autoriteiten zijn door God ingesteld.
2
en wie dat doet roept over zichzelf zijn veroordeling af - wie dit doet – wie zich tegen hen verzetten (meervoud); - roepen... af – ontvangen, krijgen (meervoud, toekomende tijd); en wie zich tegen hen verzetten, halen zich een veroordeling op de hals.
3 (a)
Wie doet wat goed is (b) heeft van de gezagsdragers niets te vrezen, alleen wie doet (c) wat slecht is. U wilt niets van (d) de overheid te vrezen hebben... (a) Wie doet – NBV gaat uit van de onderdanen, Paulus van de overheden; (b) heeft te vrezen – de gezagsdragers zijn geen (mensen die) vrees (aanjagen); fobos is hier een actief woord, Erreger des Schreckens (Rienecker); (c) wat goed is – in 12 geeft NBV erga weer met 'praktijken', deze vertaling past hier ook; (d) de overheid – in 3b en 4 weer enkelvoud Want de gezagsdragers vormen geen bedreiging voor goede maar voor kwade praktijken.
4
Maar wanneer u doet wat slecht is, (a) kunt u haar beter vrezen: ze voert het zwaard niet voor niets, want ze staat in dienst van God, en (b) door hem die het slechte doet zijn (c) verdiende straf te geven, toont ze Gods toorn (a) kunt u haar beter vrezen – vrees dan! (b) hem... zijn – consequent zou je ook hier moeten expliciteren: hem/haar... zijn/haar, maar dit leidt nergens toe; beter is: wie kwaad doet; (c) verdiende straf te geven, toont ze Gods toorn – 4b-5 noemen God niet met name, en de vertaling moet dit ook maar niet doen: ze wreekt en straft wie kwaad doet.
5
niet alleen uit angst voor Gods toorn, maar ook omwille van uw geweten niet alleen om de straf maar ook om het geweten. (maar vgl. mijn Hoe leest u..., 64v).
6
en staat wie belasting int in dienst van God want zij staan in dienst van God om zich juist daaraan te wijden.
(06) Romeinen 7
Geef iedereen wat hem toekomt Geef allen wat hun toekomt (meervoud).
8
Wees elkaar niets schuldig, behalve liefde Wees niemand iets schuldig, behalve elkaar lief te hebben.
10
dus de wet vindt zijn vervulling in de liefde dus liefhebben vervult de wet.
11
is ons meer nabij Kan subjectief opgevat worden, beter: is nu dichter bij ons.
24
12
Laten we ons daarom ontdoen van de praktijken van de duisternis en ons omgorden met de wapens van het licht Laten we dus de werken van het donker uittrekken en de wapens van het licht aandoen.
13
eerzaam leven In de 21e eeuw lijkt me fatsoenlijk een beter woord.
14
Omkleed u met de Heer Jezus Christus en geef niet toe aan uw eigen wil, die begeerten in u opwekt SV: Maar doet aan den Heere Jezus Christus, en verzorgt het vleesch niet tot begeerlijkheden | 1951: Maar doet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg aan het vlees, zodat begeerteen worden opgewekt | AdV: Stel je volledig ter beschikking van je Heer Jezus Christus, en geef niet toe aan allerlei begeerten van je ongeestelijke natuur. -142
maar iemand die een zwak geloof heeft eet alleen groenten geloof (?) maar wie zwak (ziek) is, eet groenten.
4
Of hij wel of niet volhardt in het geloof gaat alleen zijn eigen meester aan... – ...hem dat te laten doen in het geloof (?) Of hij staat of valt, is aan zijn eigen meester... – ...hem staande te houden 5
De een beschouwt bepaalde dagen als een feestdag, voor de ander zijn alle dagen gelijk De een vindt de ene dag hoger dan de andere, een ander vindt alle dagen gelijk.
6
Wie een feestdag viert, doet dat om de Heer te eren Wie een dag viert, doet dat voor de Heer.
11
en elke tong zal God loven loven – belijden, prijzen.
13
veroordelen Vergelijk bij 21 Jh 318 1Kor 43 beoordelen.
14
Omdat ik één ben met de Heer Jezus - Heer – in déze combinatie geef ik de voorkeur aan het vroegere 'Here', vgl. 511 1314. - omdat ik één ben met – vgl. 168.11.22; in de Here Jezus.
(06) Romeinen
25
15
Als u dus uw broeder of zuster kwetst... Laat hen voor wie Christus gestorven is niet verloren gaan In beide zinnen gebruikt het Grieks een enkelvoud (ho adelfos, de broeder; ekeinon huper hou, hem voor wie). De weergave 'broeder of zuster' in de eerste zin vereist niet het meervoud 'hen' in de tweede zin (eventueel 'broeder en zuster' wèl!). Je kunt in de tweede zin 'hem of haar' gebruiken, maar dan overdrijf je het probleem: je kunt het eenvoudig oplossen met: Als u dus uw broeder of zuster kwetst... Laat voor wie Christus is gestorven niet verloren gaan. 16
Breng het goede dat God u schenkt geen schade toe Het goede (dat er is) in uw leven, beschadig dat niet!
17
want het koninkrijk van God is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest - koninkrijk van God – zie bijvoorbeeld Mt 32; - gerechtigheid – zie bij 117 321; want Gods koningschap gaat niet over eten en drinken, maar over vrijspraak, vrede en vreugde door heilige geest.
20
omwille van wat om wat.
21
Vlees, wijn of iets anders waaraan uw broeder of zuster aanstoot neemt, kunt u beter laten staan kunt u beter – kalos, schön, goed; Het is goed om geen vlees te eten en geen wijn te drinken waar uw broeder of zuster zich aan stoot.
22
Uw overtuiging is een aangelegenheid tussen u en God. Gelukkig is wie zich niet schuldig voelt over zijn overtuiging SV: Hebt gij geloof? Heb [dat] bij uzelven voor God | 1951: Houd gij het geloof, dat gij heb bij uzelf voor het aangezicht Gods | Vg: penes temet ipsum habe coram Deo; Houd uw overtuiging vóór u, in tegenwoordigheid van God.
-153
smaad van wie u smaadt verwijt, belediging, aanklacht, smaad.
4
opdat wij Of: zodat wij, vgl. 6 'dan';
5 (a)
God, die ons doet volharden en ons troost geeft, (b)u de eensgezindheid geven die Christus Jezus van ons vraagt (a) de God van de volharding en de vertroosting; (b) u in harmonie met elkaar leeft, naar het voorbeeld van Christus Jezus. 7
Aanvaard elkaar daarom ter ere van God, zoals Christus u heeft aanvaard Je kunt beter de Griekse zin op de voet volgen: Daarom: aanvaard elkaar zoals ook Christus u aanvaardde, tot eer van God.
(06) Romeinen
26
8
Christus is een dienaar van de Joden geworden om hun te tonen dat God trouw is en om de beloften aan de aartsvaders te vervullen, 9 maar hij is ook gekomen om de heidenen in staat te stellen God te loven om zijn barmhartigheid is geworden – is, vgl. bij 115 en Jh 13; Jezus Christus is dienaar van de Joden: God is trouw – hij vervult de beloften aan de aartsvaders èn hij zorgt dat de volken God loven om zijn barmhartigheid. 12
hij die komt om over de heidenen te heersen; op hem zullen zij hun hoop vestigen zij – èn LXX èn de Griekse tekst van 1512 herhalen ethnè, de volken; dit vers uit Js 1110 heeft dubbele bewijskracht, in de vertaling mag dit niet verloren gaan: hij die komt om over de volken te heersen; op hem zullen de volken hopen.
13 (a)
Moge God, die ons hoop geeft, (b)u in het geloof geheel en al vervullen met vreugde en vrede, (c)zodat uw hoop overvloedig zal zijn door de kracht van de heilige Geest (a) de God van de hoop, vgl. de constructie in 5; (b) u bij het geloven (vertrouwen op God) met alle mogelijke vrede en vreugde vervullen; (c) zo zal uw hoop groeien door de kracht van heilige geest.
14
dat u inderdaad niets dan het goede wilt..., zodat u ook in staat bent om elkaar terecht te wijzen dat u zelf vol goedheid bent..., in staat om ook elkaar terecht te wijzen. 15
maar alleen om u te herinneren aan wat u al weet. Ik doe dat vanwege de genade die God mij geschonken heeft om uw geheugen op te frissen door de genade die God mij gaf:
16
ik moet in volledige toewijding aan zijn evangelie een dienaar van Christus Jezus voor de heidenen zijn, zodat zij een God welgevallig offer kunnen worden, geheiligd door de heilige Geest ik moet namelijk dienaar van Jezus Christus zijn voor de volken, Gods evangelie als een priester dienend, zodat het offer/de gave van de volken welkom is, geheiligd als het wordt door de heilige geest.
18
tot stand brengt tot stand bracht.
19
door zijn macht waarmee ik tekenen en wonderen verricht door de macht van Gods Geest. door de kracht van tekenen en wonderen, door de kracht van Gods Geest.
21
want er staat geschreven Zie Js 5215b.
22
Het is dan ook om deze reden dat het mij nog niet is gelukt u te bezoeken het is mij nog niet gelukt :: ben ik verhinderd! Daarom ben ik ook dikwijls verhinderd om tot u te komen.
23
Maar ik heb mijn taak in deze streken (a)nu (b)beëindigd; en (c)omdat ik er zo naar verlang om na al die jaren naar u toe te komen, 24 (d)hoop ik dat te doen wanneer ik naar Spanje ga. Ik hoop u op weg daarheen te ontmoeten om mijn reis daarna met uw hulp voort te zetten, maar niet voordat ik (e)enige tijd van uw gezelschap genoten heb (a) nu – staat aan het begin van de zin en moet daar ook blijven staan;
(06) Romeinen
27
(b)
beëindigd – niet door maar voor Paulus; omdat – in de tekst staat twee keer een deelwoord (echoon) met een redengevende betekenis: ook het begin van 23 valt onder het 'omdat', daarom, dus; (d) hoop ik – NBV leent dit woord uit het vervolg van 24, maar de lezer hoeft niet vromer te doen dan de schrijver; (e) enige tijd – apo merous, vgl. 1125; Maar nu heb ik in deze omgeving geen taak meer, ik verlang ernaar u na al die jaren eens te bezoeken – en dus doe ik dit op doorreis naar Spanje. Ik hoop namelijk dat ik u op weg daarheen ontmoet en door u verder geholpen word, nadat ik eerst een poosje van u heb genoten. (c)
27
omdat de heidenen deel hebben gekregen aan wat de heiligen in Jeruzalem in geestelijk opzicht geschonken hebben, zijn ze ertoe verplicht hen bij te staan in materiële zaken. immers, als de volken deelden in hun geestelijke zaken, zijn ze ook verplicht om hèn te dienen met materiële middelen 28
zal ik u op doorreis naar Spanje bezoeken reis ik via u naar Spanje.
31
zal worden gewaardeerd Vergelijk 16; welkom is.
33
de vrede zij met u allen zij – zie bij 17.
-164
hun leven op het spel hebben gezet hun eigen nek eronder hebben gezet, hun nek hebben uitgestoken, hun leven hebben geriskeerd.
7
die als apostelen veel aanzien genieten die onder de apostelen aanzien genieten (vgl. SV, 1951).
8
die in de Heer gelooft die in de Heer gelooft – in de Heer (ook in 11.22).
20
De genade... zij met u zij – zie bij 17 1533 1Kor 13.
22
als iemand die in de Heer met u verbonden is die in de Heer met u verbonden is – in de Heer, vgl. 8.11.
23
die mijn gastheer is en die zijn huis voor de hele gemeente openstelt gastheer voor mij en de hele gemeente.
25
het geheim waarover eeuwenlang gezwegen is of: het geheim dat eeuwenlang verzwegen is.
26
gehoorzaamheid en geloof geloofsgehoorzaamheid, geloven [vertrouwen] en gehoorzamen.
27
aan hem, de enige, alwijze God, komt de eer toe, door Jezus Christus Bondiger: (aan) hem... de eer! 27-06-2007 © J.H.Veefkind Amersfoort