…als je kinderen bang voor je zijn”
Convenant ‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties’
Convenant ‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties’
Convenant ‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties’ Integrale aanpak van geweld voor de inwoners van de gemeenten Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, Wassenaar en Zoetermeer Ondergetekenden, • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Dhr. R.S. Baldewsingh, wethouder Volksgezondheid, Duurzaamheid, Media en Organisatie, namens Gemeente Den Haag; Dhr. G.G.J. Rensen, wethouder Volksgezondheid en Zorg, namens de Gemeente Leidschendam-Voorburg Dhr. J. Bolte, wethouder Sociale Zaken, Welzijn, Onderwijs en Zorg, namens gemeente Rijswijk Dhr. M.J.M.V. van Dijk, wethouder Financiën en Sociale Zaken, namens de gemeente Wassenaar Dhr. F.J.M. Speel, wethouder Zorg, Ouderen, Natuur en Milieu, namens de gemeente Zoetermeer Dhr. H.P. van Essen, Korpschef Haaglanden, namens politie Haaglanden Dhr. R. Bakker, regiodirecteur, namens Reclassering Nederland Dhr. T. Gernler, manager Forensisch Ambulatorium/ GGZ Reclassering, namens Palier Dhr. majoor G. Stoffers, directeur, namens Goodwillwerk Leger des Heils Reclassering, regio Den Haag Dhr. R. Scheenstra , regiodirecteur, namens Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering Dhr. E. Lemstra, namens de gezamelijke Haagse AMW’s Dhr. J.L. van der Werf, directeur, namens AMW Scheveningen Dhr. R. Verkuylen, directeur, namens Kwadraad Dhr. J.R. Sietsma, directeur, namens Stichting Wende Dhr. E.W. Pontier, locatiemanager, namens De Waag Mw. M. Groenberg, bestuurder, namens Bureau Jeugdzorg Haaglanden Dhr. A. Venus, voorzitter raad van bestuur, namens Stichting Jeugdformaat Dhr. R. Mets, directeur, namens Stichting De Jutters, centrum voor Jeugd GGZ Haaglanden Dhr. H.D. Nusse, regiodirecteur, namens de Raad voor de Kinderbescherming Haaglanden en Zuid-Holland Noord Mw. J.R. Beck – Lie A Fat, directeur Zorg van Zorgservice BV en Stichting Parnassia Bavo Groep Dhr. P. van den Worm, directeur, namens Stichting Mee Zuid Holland Noord Dhr. J.M. van Geest, voorzitter van de Raad van Bestuur, namens Zorggroep Florence
Verklaren zich akkoord met het convenant ‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties’. In de hieronder geformuleerde doelstelling en toelichting wordt nader ingegaan op de achtergronden van het convenant. In het convenant wordt verwezen naar bestaande uitvoeringsprotocollen, die gezien het voorliggende convenant mogelijk op onderdelen aanpassing behoeven. Nieuwe uitvoeringsprotocollen zullen nog worden toegevoegd.
2
3
Convenant ‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties’
Definitie ‘geweld in afhankelijkheidsrelaties’ Onder ‘geweld in afhankelijkheidsrelaties’ verstaan we alle geweld waarbij een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen slachtoffer(s) en pleger(s). Definitie van ‘afhankelijkheidsrelatie’: relaties die zich kenmerken door een ongelijkwaardige verdeling van economische en sociale middelen. Naast huiselijk geweld en ander geweld in de privésfeer gaat het daarbij om geweld binnen een professionele relatie in de zorg of ondersteuning. Definitie van ‘geweld’: onder geweld wordt verstaan de aantasting van de persoonlijke integriteit verstaan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in lichamelijk, psychisch en seksueel geweld. Onder de definitie vallen huiselijk geweld, kindermishandeling, ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld, de aanpak van mensenhandel voor zover het minderjarigen betreft en seksueel geweld.
Convenant ‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties’
Doelstelling
Toelichting
Met het convenant willen de ondertekenende partijen een effectieve en efficiënte aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties bereiken. Deze is gericht op de aanpak van het geweld en een goede opvang en zorg voor alle betrokkenen, waardoor recidive wordt voorkomen (secundaire preventie). Daarmee kan op termijn het aantal gevallen van geweld in afhankelijkheidsrelaties verminderen. Deze doelstelling wordt bereikt door: • het, op basis van vaste criteria, onverkort doorzetten van alle relevante meldingen bij de politie naar het Steunpunt Huiselijk Geweld, dat als coördinatiecentrum voor de aanpak van geweld in afhankelijksrelaties fungeert1; • ook relevante meldingen die niet van de politie afkomstig zijn, maar bijvoorbeeld van het Veiligheidshuis of via de Meldcode, door het Steunpunt Huiselijk Geweld in behandeling te laten nemen; • het inzetten van het ‘Veilig Verderteam’, waarin alle benodigde competenties aanwezig zijn om alle betrokkenen te behandelen door middel van een gezinssysteemgerichte aanpak in gevallen waar het gaat om huiselijk geweld en andere vormen van geweld binnen de gezinssfeer; • het ook buiten het ‘Veilig Verderteam’ ondernemen van activiteiten door de betreffende organisaties en het bevorderen van een goede ketensamenwerking gericht op het vermijden, signaleren en stoppen van geweld; • een snellere plegeraanpak door ervoor te zorgen dat, afhankelijk van de urgentie, uiterlijk binnen vijf werkdagen na de melding contact is opgenomen met de pleger; • het borgen van de verbinding tussen hulpverlening en strafrecht, door te zorgen voor aansluiting tussen het gerechtelijk traject en het zorgtraject; • het bevorderen van de samenwerking tussen het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en het Steunpunt Huiselijk Geweld; • een optimale gegevensuitwisseling tussen de betrokken instanties met gewaarborgde privacy op grond van de Wet Bescherming Persoonsgegevens; • het monitoren van betrokkenen door het Steunpunt Huiselijk Geweld.
Dit convenant betreft een aanpassing en uitbreiding van het op 16 april 2009 ondertekende convenant ‘Integrale aanpak geweld voor de inwoners van de gemeenten Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, Wassenaar en Zoetermeer’. Op basis van de evaluatie van het convenant is de werkwijze aangepast en de organisatiesstructuur verbeterd en veranderd. De werkwijze houdt in dat gezinnen (pleger, slachtoffer en eventuele kinderen) vanuit een multidisciplinaire gezinssysteembenadering in behandeling worden genomen op basis van de principes van ‘Signs of Safety’: een oplossingsgerichte benadering met als doel in een zo vroeg mogelijk stadium een veilige thuissituatie te creëren. Om dit te bereiken is het noodzakelijk te komen tot een goed functionerende multidisciplinaire aanpak, waarbij de primaire hulpverlening veelal plaatsvindt in een decentraal team van zorgverleners (‘Veilig Verderteam’). De werkwijze vraagt verder om een betrouwbare en zo volledig mogelijke uitwisseling van gegevens tussen de ketenpartners. Een snelle plegeraanpak is nodig om recidive zoveel mogelijk te voorkomen.
1
4
Het Steunpunt Huiselijk Geweld behandelt momenteel geen mensenhandel en fungeert voor seksueel geweld en slachtoffers van loverboys als meldpunt
De gemeente acht zich verantwoordelijk voor alle groepen kwetsbare burgers die te maken kunnen krijgen met geweld in afhankelijkheidsrelaties en daarom strekt het convenant zich uit tot de aanpak van alle vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties. De benadering is daarbij steeds voorkomen, signaleren, stoppen (inclusief opvang) en de schade beperken (inclusief nazorg). De per 20 november 2010 van kracht zijnde ‘Regionale Meldcode aanpak Huiselijk Geweld en Kindermishandeling’ stelt het hebben van een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en kennis over signaleren en handelen bij de medewerkers verplicht.2 De Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling stelt daarnaast een wettelijke meldplicht in voor geweld binnen professionele zorgrelaties. Bij vrijwel alle vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties zijn veelal dezelfde instellingen betrokken en wordt gebruik gemaakt van dezelfde infrastructuur. Zo zijn de centrale rol van het Steunpunt Huiselijk Geweld, de multidisciplinaire samenwerking, de gegevensuitwisseling en de privacy belangrijke gemeenschap2
pelijke punten. De behandelmethodiek kan uiteraard wel verschillen. Daarom worden aan het convenant verschillende uitvoeringsprotocollen toegevoegd. Hierbij kan worden gedacht aan het Veilig Verderteam, Kindermishandeling, Eergerelateerd geweld, Ouderenmishandeling en Gegevensuitwisseling. Zodra de protocollen beschikbaar zijn, zullen zij aan het convenant worden toegevoegd. De aanpassing en uitbreiding van het convenant betekent concreet dat: • waar in de artikelen van het convenant uit 2009 gesproken wordt over ‘huiselijk geweld’, deze term is verbreed door ‘geweld in afhankelijkheidsrelaties’; • een aantal nieuwe artikelen aan het convenant is toegevoegd, die met name betrekking hebben op de werkwijze rond het Veilig Verderteam. • daarnaast een enkel artikel is vervallen door een veranderde werkwijze. Daarmee zijn alleen de artikelen 1, 2 (gedeeltelijk) en 6 van het convenant uit 2009 voor wat betreft hun strekking ongewijzigd gebleven. Artikel 1 uit 2009 is terug te vinden in het nieuwe artikel 1, artikel 2 in het nieuwe artikel 7 en artikel 6 in het nieuwe artikel 15.
Onder de Regionale Meldcode aanpak Huiselijk Geweld en Kindermishandeling vallen alle vormen van geweld als genoemd in de Wet Meldcode (huiselijk geweld, kindermishandeling, eergerelateerd geweld, seksueel geweld, ouderenmishandeling en mensenhandel)
5
Convenant ‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties’
Partijen overwegen • •
•
• • •
•
• •
•
6
Dat geweld in afhankelijkheidsrelaties een groot maatschappelijk probleem is; Dat het belangrijk is geweld in afhankelijkheidssituaties aan te pakken vanuit een gedeelde visie, namelijk het zo vroeg mogelijk signaleren, zoveel mogelijk terugdringen en doen stoppen van alle vormen van dit geweld en het beschermen en ondersteunen van de betrokkenen door middel van (een combinatie van) adequate interventies, zowel op het gebied van bestuurs- en/of strafrecht als op het gebied van hulpverlening; Dat het ondergaan van geweld in afhankelijkheidsrelaties en het getuige zijn van geweld in afhankelijkheidsrelaties bij kinderen schadelijk is voor hun ontwikkeling; Dat geweld tegen personen een strafbaar feit is; Dat het van belang is de aangiftebereidheid van slachtoffers te vergroten; Dat een systeemgerichte en intergenerationele benadering essentieel is bij huiselijk geweldproblematiek; Dat geweld in afhankelijkheidsrelaties vaak een complex probleem is, waarbij in de benadering rekening moet worden gehouden met angst, schaamte, schuldgevoelens en afhankelijkheid bij betrokkenen, wat kan leiden tot een ambivalente houding t.a.v. de hulpverlening; Dat het belangrijk is rekening te houden met de culturele achtergrond van betrokkenen; Dat een samenwerkingsverband tussen partijen, zoals beschreven in het convenant, een geschikte aanpak biedt voor de bestrijding van geweld in afhankelijkheidsrelaties, temeer daar het hulpaanbod op korte termijn kan worden gerealiseerd; Dat partijen ieder vanuit hun eigen deskundigheid in het samenwerkingsverband participeren.
Convenant ‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties’
Partijen komen overeen 1. Structureel beleid te voeren binnen de doelstellingen van de eigen organisatie met betrekking tot geweld in afhankelijkheidsrelaties gericht op: • het stoppen van geweld; • het bieden van een hulpverlenings- en veiligheidsaanbod aan betrokkenen van geweld in afhankelijkheidsrelaties en kinderen die hiervan getuige zijn (geweest); • de signalering en registratie van geweld in afhankelijkheidsrelaties; • de inzet van deskundig personeel en het bevorderen van de deskundigheid met betrekking tot signalering, bespreekbaar maken, verwijzen en bieden van hulp aangaande geweld in afhankelijkheidsrelaties; • het bieden van outreachende hulpverlening; • het bieden van preventie en nazorg.
5. Dat wanneer het gaat om geweld in huiselijke kring door het Steunpunt Huiselijk Geweld het ‘Veilig Verderteam’ wordt ingezet. Het ‘Veilig Verderteam’ maakt naar aanleiding van het eerste cliëntencontact een risico-inschatting en op basis hiervan stelt het een behandelplan op, zodat gestart kan worden met een adequaat hulpverleningstraject. Wanneer het ‘Veilig Verderteam’ niet wordt ingezet, verwijst het Steunpunt Huiselijk Geweld naar andere hulpverleningsinstellingen. Naar aanleiding van het eerste cliëntencontact doet deze instelling een risico-inschatting, waarna ook zij een behandelplan opstellen en starten met het hulpverleningstraject. De termijnen van doorverwijzing tot behandeltraject worden beschreven in het Uitvoeringsprotocol Huiselijk Geweld.
2. Dat de politie in de betreffende gemeenten op basis van vaste criteria alle relevante gevallen van geweld in afhankelijkheidsrelaties binnen 48 uur per mail doorzet naar het Steunpunt Huiselijk Geweld.
6. Dat de instellingen die deelnemen aan het Veilig Verderteam (in ieder geval het Steunpunt Huiselijk Geweld, het Algemeen Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg en De Waag) werken op basis van de uitgangspunten van Signs of Safety en hiervoor voldoende deskundige capaciteit beschikbaar stellen. De werkwijze is verder uitgewerkt in het Uitvoeringsprotocol Huiselijk Geweld.
3. Dat het Steunpunt Huiselijk Geweld binnen vijf werkdagen na binnenkomst van de melding zorg draagt voor een afspraak over de intake van de betrokkenen door het ‘Veilig Verderteam’ of de betrokkenen doorverwijst naar de geëigende hulpverleningsinstellingen. Het Steunpunt Huiselijk Geweld biedt advies, informatie en ondersteuning aan alle betrokkenen van geweld in afhankelijkheidsrelaties. 4. Dat melden bij het Steunpunt Huiselijk Geweld onverlet laat dat kindermishandeling bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling wordt gemeld. Afstemming in de samenwerking vindt plaats op basis van artikel 3 van de ‘Regionale Meldcode Aanpak Huiselijk Geweld en Kindermishandeling’.
7. Dat alle betrokken instellingen hun hulpverleningsaanbod en werkprocessen zoveel mogelijk op elkaar afstemmen (met inachtneming van de bestaande convenanten en verwijsprotocollen) en hierbij rekening houden met de complexiteit van de problematiek van geweld in afhankelijkheidsrelaties en de ambivalentie van de betrokkenen ten aanzien van de hulpverlening. Indien de cliënt door een instelling naar een andere instelling wordt doorverwezen, wordt de betreffende instelling onderdeel van het netwerk. Hierbij is het belangrijk dat zorg wordt gedragen voor een goede samenwerking en informatievoorziening tussen de betreffende instellingen. Dit wordt geregeld in het uitvoeringsprotocol voor het ‘Veilig Verderteam’ en waar nodig andere uitvoeringsprotocollen.
8. Dat zowel de verwijzende als de ontvangende instelling ten aanzien van de doorverwijzing een actieve houding hebben. Indien de cliënt bij de ontvangende instelling niet op de eerste afspraak verschijnt, neemt deze instelling onverwijld contact op met de cliënt. Alle betrokken instellingen verplichten zich mutaties met betrekking tot de cliënten (zoals doorverwijzing of beëindiging van de hulpverlening) zo spoedig mogelijk door te geven aan het Steunpunt Huiselijk Geweld (zie ook artikel 11). 9. Dat het Steunpunt Huiselijk Geweld in het geval van risicovolle huiselijk geweldzaken waarvan het hulpverleningstraject dreigt vast te lopen, dit probleem opschaalt naar het Veiligheidshuis. De wijze waarop en voorwaarden waaronder deze opschaling plaatsvindt, zijn uitgewerkt in het Uitvoeringsprotocol Huiselijk Geweld. 10. Dat in het geval van een strafrechtelijk traject de Reclassering en het Steunpunt Huiselijk Geweld zich samen zullen inspannen om tijdens of direct volgend op dit traject het hulpverleningstraject optimaal te laten aansluiten. Het gaat daarbij ook om de situatie dat een hulpverleningstraject als justitiële voorwaarde bij een voorwaardelijke sanctie is opgelegd. 11. Dat in het geval een Huisverbod is opgelegd, de betreffende gemeente het Steunpunt Huiselijk Geweld hiervan op de hoogte stelt. Voor de verdere werkwijze wordt verwezen naar het protocol Huisverbod en het uitvoeringsprotocol voor het ‘Veilig Verderteam’. 12. Dat het Steunpunt Huiselijk Geweld zorg draagt voor een adequaat informatiesysteem over de cliënten, dat door alle betrokken instellingen met inachtneming van het privacyconvenant ‘aanpak huiselijk geweld’ 2009 kan worden geraadpleegd. De instellingen verplichten zich de gegevens over hun cliënten aan het Steunpunt Huiselijk Geweld zo spoedig mogelijk te verstrekken, zoals vastgelegd in het Uitvoeringsprotocol Huiselijk Geweld. Zolang het genoemde informatiesysteem niet
7
Convenant ‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties’
operationeel is, zijn de leden van het ‘Veilig Verderteam’ gerechtigd informatie over hun cliënten uit te wisselen op basis van het ‘need to know’ principe. 13. Dat het Steunpunt Huiselijk Geweld, op basis van het informatiesysteem, gedurende 12 maanden individuele monitoring uitvoert. Daarnaast monitort het Steunpunt gedurende de eerste 24 maanden na het breed in werking treden van het convenant3 ten behoeve van een beleidsmatige evaluatie. 14. Dat de Kernwerkgroep Huiselijk Geweld een centrale rol krijgt in het volgen en waar nodig afstemmen van de uitvoeringspraktijk, het signaleren en aandragen van oplossingen voor knelpunten, het versterken van de samenhang tussen de aanpak van de verschillende vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties en de afstemming tussen uitvoering en beleid. De kernwerkgroep is door het Directeurenoverleg ingesteld, en bereidt ten behoeve van het halfjaarlijkse Directeurenoverleg de beleidsmatige evaluatie voor. Eventuele knelpunten in de samenwerking worden waar nodig tevens in het Directeurenoverleg geagendeerd. 15. Dat een protocol voor de eigen organisatie met betrekking tot de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties wordt opgesteld dat in lijn is met dit convenant en de ‘Regionale Meldcode aanpak Huiselijk Geweld en Kindermishandeling’. 16. Dat wanneer uitvoeringsprotocollen worden toegevoegd aan het convenant, vaststelling plaatsvindt in de daartoe bevoegde besluitvormende structuren. 17. Dat de volgende eerder afgesloten convenanten en samenwerkingsovereenkomsten, die van belang zijn voor de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties, van kracht blijven maar waar nodig worden aangepast om te voldoen aan het convenant ‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties’: het privacyconvenant ‘aanpak huiselijk geweld’ 3
8
Convenant ‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties’
2009, het privacyconvenant Veiligheidshuis Den Haag 2009, de samenwerkingsovereenkomst tussen lokale zelforganisaties, (hulp) organisaties, migrantenkoepels en gemeente Den Haag 2010-2014 ‘Aan de goede kant van de eer’ en het protocol Huisverbod.
Aldus getekend op 16 februari 2012 te Den Haag, Dhr. R.S. Baldewsingh
Dhr. G.G.J. Rensen
Dhr. J. Bolte
Dhr. M.J.M.V. van Dijk
Dhr. F.J.M. Speel
Dhr. H.P. van Essen
21. Dat het convenant ingaat op 1 juni 2012 en van onbepaalde duur is. Partijen die het convenant wensen op te zeggen, dienen dit drie maanden van te voren schriftelijk kenbaar te maken bij de voorzitter van het directeurenoverleg. In het directeurenoverleg wordt beslist of, wanneer en onder welke voorwaarden kan worden ingestemd met het opzeggen van het convenant.
Dhr. R. Bakker
Dhr. T. Gernler
22. Dat in alle zaken waarin het convenant niet voorziet, het directeurenoverleg beslist.
Dhr. majoor G. Stoffers
Dhr. R. Scheenstra
18. Dat het toevoegen van nieuwe ondertekenende partijen wordt vastgelegd in een aan dit convenant toe te voegen verklaring. Partijen die het convenant al hebben ondertekend hoeven daarmee niet opnieuw het convenant te tekenen. 19. Dat geschillen tussen ondertekenende partijen in eerste instantie in het directeurenoverleg dan wel, indien het beleidsmatige zaken betreft, in het bestuurlijk overleg van de regiogemeenten worden besproken. Indien dit niet tot een oplossing leidt, kunnen de betreffende partijen gezamenlijk een mediator benoemen. Indien ook dit geen oplossing biedt, zijn partijen gebonden hun geschil voor te leggen aan een door het directeurenoverleg te benoemen onafhankelijke partij, die als arbiter een bindende uitspraak doet. 20. Dat partijen elkaar vrijwaren voor de aanspraken van derden op vergoeding van schade die door een partij in het kader van het convenant wordt veroorzaakt.
Naar verwachting 1 juni 2012, nadat de pilot in Escamp is afgerond en geëvalueerd.
9
Convenant ‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties’
10
Dhr. E. Lemstra
Dhr. J.L. Van der Werf
Dhr. R. Verkuylen
Dhr. R. Sietsma
Dhr. E.W. Pontier
Dhr. H. Beelen (namens mw. M. Groenberg)
Dhr. A. Venus
Dhr. R. Mets
Dhr. H.D. Nusse
Mw. J.R. Beck – Lie A Fat
11