Papa vertelt…
Heel heel heel lang geleden… Heel heel heel lang geleden was er een Koning en Koningin die woonden op de Hoek van de Wereld in een mooi groot kasteel. De Koning heette Koning Brionis de 1e en de laatste en de Koningin heette Koningin Deborien de mooiste en knapste. De koning en koningin hadden 3 kinderen. Prinses Viona, Prins Livanvidivici en de kleine prins Jayvidivici. De 3 prinsenkinderen waren schatten van kinderen maar de prinses was nu op een leeftijd gekomen dat de koning voor haar een knappe rijke prins wilde zoeken. Hij riep het volk van de Hoek van de Wereld op om alle knappe en rijke mannen langs te sturen om te laten keuren door de koning en koningin en tot slot om langs te komen bij de 2 prinsen. De koning en koningin waren op zich niet zo moeilijk. Zolang Prinses Viona gelukkig is vinden zij alles prima. Maar Prins Livanvidivici daarentegen was heel kieskeurig. De eerste jongeman kwam langs, zijn naam was jonkheer Bollebol een vriendelijke jongeman maar Prins Livanvidivici wilde wel eens weten of hij goed kon voetballen. Maar wat bleek jonkheer Bollebol had nog nooit een bal gezien. Prins Livanvidivici gooide de bal naar Bollebol maar ipv de bal te vangen dacht hij dat het een bom was en rende hard weg. Prins Livanvidivici en de toekijkende kleine prins Jayvidivici lagen op de grond van het lachen. Prinses Viona ging teleurgesteld terug naar haar kamer. De volgende dag kwam er een andere Jonkheer langs. Zijn naam wilde hij pas zeggen als hij mocht trouwen met de Prinses. Voor de koning en koningin was dit geen probleem maar Prins Livanvidivici vond dit maar raar. De mysterieuze Jonkheer kon heel goed voetballen. Maar prins Livanvidivici was wel benieuwd of dit wel een stoere man was voor zijn zus. Dus besloot hij de mysterieuze Jonkheer uit te dagen voor een potje Judo. Ik zie je over een uur in de gymzaal. Zorg dat je je judopak aan hebt zei prins Livanvidivici. Heel de stad was uitgelopen voor de judopartij van het jaar. En als een echte gladiator kwam prins Livanvidivici de zaal binnen. De hele stad ging uit zijn dak en riepen luidkeels Livanvidivici Livanvidivici. Prins Livanvidivici stond een kwartier te wachten toe hij ongeduldig begon te worden. Was de mysterieuze jonkheer misschien bang geworden? Maar niet veel later kwam hij binnen. Heel stoer kwam hij aangelopen in een mooi wit judopak. Maar iedereen in de gymzaal begon ineens keihard te lachen. Wat was dat nou. De jonkheer had roze sokjes aan. Dit kan je niet menen zei prins Livanvidivici is dit nou de stoere man voor mijn zus. Maar hij dacht misschien is hij wel heel stoer en sterk. De scheidsrechter riep beide heren bij elkaar en vertelde de regels. Ze begonnen, maar wat deed de mysterieuze jonkheer nu? In plaats van te judo-en rende hij hard rondjes om maar uit de buurt van prins Livanvidivici te blijven. Prins Livanvidivici dreef hem in een hoek pakte hem bij zijn lurven om hem vervolgens in de houtgreep te nemen. De mysterieuze jonkheer gilde als een klein kind van wie de speen werd afgepakt. Nee Nee Nee zei prins Livanvidivici jij bent totaal ongeschikt voor mijn zus. De kleine prins Jayvidivici pakte de jonkheer bij de neus en sleurde hem naar buiten. Wegwezen bangerik wij zoeken een stoere man voor mijn zus. En daar ging de mysterieuze jonkheer op zijn roze sokjes. Huilend terug naar zijn mama.
Alle hoop was gevestigd op jonkheer Binkibink. Zijn naam was veel belovend. MAar is hij echt wel zo leuk en stoer als dat men had gezegd?Hij kwam aan op zijn witte paard. Hij kwam het kasteel binnen en zei tegen koningin Deborien. Goededag koningin ik ben uw aanstaande schoonzoon. Hij ging direct naar Prinses Viona toe en zei: hey moppie, als je met mij wil chillen is dat geen probleem waar wil je heen ik ben niet gemeen want ik ben Binki-Bink ik ben Binki-Bink. Hij gooide er een coole dansmove uit en de prinses was meteen verliefd tot over dr oren. Prins Livanvidivici dacht wat hebben we hier nou weer. Hij pakte zijn voetbal en daagde Binkibink uit voor een potje voetbal. Maar wat bleek Binkibink kon net zo goed voetballen als Livanvidivici. Ze waren uur aan het spelen maar geen doelpunt. na 2 uur nog geen doelpunt. We waren inmiddels een halve dag verder nog geen doelpunt. Livanvidivici zei tegen Binkibink we kunnen wel jaren blijven spelen maar ik denk dat we geen van beiden zullen scoren. Ik daag je uit voor judo zei Livanvidivici. Binkibink pakte zijn paard en haalde thuis zijn judopak en was met 5 minuten weer terug. Wat bleek zowel Livanvidivici als binkibink hadden allebei de zwarte band van judo. Het gevecht begon. Livanvidivici pakte Binkibink bij zn kladden maar binkibink dook weg en pakte Livanvidivici bij de lurven. En zo ging dit een uur door. Na 2.5 uur vielen de ogen van de scheidsrechter dicht en waren we niets opgeschoten. Livanvidivici was er wel klaar mee. Jij bent de ideale man voor mijn zus. Prinses Viona was dolblij en wilde direct met Binkibink op stap gaan de plaatstelijke disco. Maar Livanvidivici had een ander idee. Nog voor zij wat kon zeggen zat Livanvidivici en binkibink in de plaatselijke kroeg alcoholvrij bier te drinken tot midden in de nacht. Ze hadden de grootste lol samen. De ene mop na de andere kwam voorbij. Livanvidivici zei ik heb een raadsel, wie slaapt er eerder een konijn of krokodil? Binkibink had geen idee. Een konijn zei Livanvidivici die hoeft maar 2 tanden te poetsen. Beiden lagen op de grond van het lachen en liepen in polonaise naar huis. Een aantal maanden later trouwden Prinses Viona en BinkiBink. Het werd een prachtige dag. Er werd gefeest en gedanst tot in de vroege uurtjes. En de hele stad mocht meefeesten. Iedereen had de dag en nacht van zijn leven. Prinses Viona beloofde haar broertjes dat zij voor hen ook een leuke jonkvrouw zou zoeken. Hoe dat verder gaat.... Tja dat houden jullie nog tegoed... Geschreven door de vader van Livano (groep 2) en Vienna (groep 5).
Er was eens.. Er was eens een dag niet zo lang geleden. Het was een donkere koude dag. Buiten regende het. Het was heel erg nat. Deze dag zou je het liefste in je bed wil blijven liggen. Iedereen behalve Lotje. Lotje was 6 jaar en werd heel vroeg wakker. Ze verveelde zich. Ze lag in bed en dacht ik ga eruit. Lotje liep naar het kast. Ze pakte een dikke trui, een lekkere warme broek en ze pakte haar pantoffels. Ze ging op bed zitten en deed haar nachtjapon uit en begon zich aan te kleden. Poeh poeh poeh wat was het koud. Ze liep door de gang naar de trap. Voordat ze naar benden ging keek ze even in de kamer van pappa en mamma. Die sliepen allebei nog. Pappa snurkte dat vond Lotje wel grappig. Lotje had honger. Toen kreeg ze een idee. Ze dacht: ”Ik ga een lekker ontbijtje maken voor pappa en mamma. “ Ze ging snel naar beneden en pakte het brood. Ze pakte de boter en maakte de koelkast open. Waar zouden pappa en mamma trek in hebben. In ieder geval melk, ja dat schenk ik in. Ze pakte twee plastic bekers en vulde die tot de rand in met melk. Dat zag er goed uit. Nu nog iets op het brood. Ze pakte de boter en begon de boterhammen te smeren. De ene klodder boter na de andere klodder boter ging op de boterham. Toen de bruine boterhammen helemaal wit waren pakte ze de hagelslag. Ze deed de hagelslag op de boterhammen. Er lag een hele berg op de boterhammen. Lotje vond dat helemaal niet erg, want hagelslag vond ze super lekker. Toen de boterhammen klaar waren nam ze een hapje van de boterham van pappa. Nou die was lekker. Pappa vind het vast niet erg als ik nog een hapje neem. Nog een mag ook wel denk ik en nog een en nog een. De boterham was al bijna op. Lotjes buikje zat al aardig vol, maar wat krijg je toch een dorst van brood met hagelslag. Pappa vind het vast niet erg als ik een slokje melk neem, en nog een en nog een. Hmmmmmmm wat lekker. Het begon al licht te worden en het was gestopt met regenen. Tijd om het lekkere ontbijtje voor pappa en mamma naar boven te brengen dacht Lotje. Ze deed de borden en de bekers melk op een dienblad en nam die mee naar boven. Ze deed voorzichtig de borden op de nachtkastjes en de bekers ook. Eerst maakte ze mamma wakker door een kus op haar wang te geven. Toen mamma wakker werd zag ze het ontbijtje en ze gaf Lotje een dikke knuffel. Dat vond Lotje heel fijn. Mamma zei, zullen we pappa wakker maken. Lotje knikte. Lotje gaf pappa ook een kus maar die werd helemaal niet wakker. Toen schudde ze aan pappa maar nog steeds bleef hij slapen. Wat moesten ze nou doen. Op eens kreeg ze een idee. Ze rende naar de badkamer en pakte een washandje. Ze maakte die nat met heel, heel koud water. Ze rende weer naar het bed en ze legde het washandje op het gezicht van pappa. Pappa werd met een gil wakker. WHAAAA dat is koud riep hij. Lotje en mamma begonnen hard te lachen. Toen pappa dat zag moest hij ook wel lachen. Lotje zei dat ze een ontbijtje had gemaakt. Pappa en mamma waren super trots.
Toen pappa naar zijn bord keek zag hij nog iets minder dan een halve boterham en een halve beker melk. Lotje begon een beetje te blozen. Lotje vertelde dat ze dacht dat pappa het vast niet erg zou vinden als ze een hapje proefde. Maar dat het zo lekker was dat ze nog een hapje had genomen en nog een. Pappa, mamma en Lotje moesten hard lachen. Pappa gaf een knuffel aan lotje en zei: “Je mag altijd een hapje van mijn boterham, Lotje. Altijd”. Lotje was blij. Wat een leuke ochtend. De zon was ook nog eens gaan schijnen en het was niet meer zo koud. Het beloofd een mooie dag te worden. Laten we hopen dat die net zo leuk wordt als de ochtend.
Geschreven door de vader van Lilly (groep 3).
Verboden te lezen! Slapen Tommie ligt in bed. Het is donker in zijn kamer. Het is avond en de gordijnen zijn dicht. Maar Tommie slaapt niet. Onder zijn dekbed schijnt een klein lichtje. Het is de zaklamp van Tommie. De lamp maakt een rondje van licht. De lamp schijnt op zijn boek. Alleen het boek is verlicht. De rest van de kamer is donker. Maar Tommie kan het goed zien. Hij heeft al bijna een uur gelezen. Het boek is bijna uit. Hoe zal het aflopen? Het licht gaat aan op de gang. Zijn vader komt de trap op. Snel doet Tommie zijn zaklamp uit. Hij gaat op het boek liggen. Hij doet of hij slaapt. De deur van zijn kamer gaat open. Het hoofd van zijn vader komt om de deur. Even blijft het stil. 'Nu slapen, Tommie! Ik heb je wel door.' Tommie beweegt niet. Hij ligt heel stil, met zijn ogen dicht. Net of hij slaapt. Zijn vader blijft nog even staan. Dan gaat hij weer naar beneden. 'Slapen!' bromt hij als hij weg loopt. Voorzichtig kijkt Tommie over zijn dekbed. Hij ziet dat de deur dicht is. Hoe weet zijn vader dat hij nog niet slaapt? Hoe kan hij dat zien? Misschien weet zijn vader niet dat hij wakker is. Misschien zegt hij dit wel iedere avond. Ook als Tommie wel slaapt. Dat kan Tommie niet weten. Dat zou wel slim zijn van zijn vader.
Hij denkt daar over na. Er komt een glimlach over zijn gezicht. Dat zou fijn zijn. Tommie wil heel graag dat zijn vader slim zou zijn. Al is het maar voor één keer. Geschreven voor de vader van Devanelly Serenity Anasagasti (groep 7).
Raar maar waar
Er was eens een waar, die wilde graag een raar. Maar de raar, wilde geen waar. Want de raar, vindt de waar, maar raar. “Maar”, zegt de maar, doen we eerst de raar. Toen werd het raar, maar waar. Dat klinkt toch beter dan waar, maar raar. En toen leefde ze nog lang en gelukkig, als raar maar waar. Geschreven door de vader van Jessie (groep 4) en Maggie (groep 3).
Bomen Het is een regenachtige dag als Vera verveeld in de woonkamer naar buiten zit te staren. De bomen dansen op de wind en soms lijkt het net of de toppen uitbundig naar haar zwaaien. De takken bewegen wild van links naar rechts, terwijl de bladeren in het rond vliegen. In gedachte vraagt ze zich af of de bomen er iets van merken als er een tak afbreekt door de wind en een paar meter verderop op de grond valt. Haar moeder heeft weleens gezegd dat bomen heel erg lijken op mensen, maar eigenlijk begreep ze dat niet zo goed. Bomen zien er helemaal niet uit als een mens, met al die takken, bladeren en zo’n dikke stam. Met een diepe zucht staat Vera op en gaat op zoek naar haar moeder. “Mam”, zo begint Vera als ze haar moeder in de keuken aantreft. “Jij zei toch een keer dat bomen heel erg op mensen lijken?”. Mamma kijkt haar wat afwezig aan terwijl ze met een grote lepel in de pan blijft roeren. “Of bomen lijken op mensen? Hmm, ja, dat klopt wel inderdaad, zo zou je dat kunnen zeggen”. Vera gaat aan de keukentafel zitten. “Maar een boom ziet er toch helemaal niet uit als een mens?”, vraagt Vera met een grote frons op haar gezicht aan haar moeder. “Haha”, lacht mamma, “nee, dat klopt inderdaad, op die manier lijken ze misschien niet zo op elkaar. Maar weet je, een boom kent heel veel soorten, net zoals er ook heel veel soorten mensen zijn. Je hebt grote bomen, kleine bomen, bomen met groene bladeren en bomen met bruine bladeren. De ene heeft heel veel takken, de andere maar een paar. Het zijn allemaal bomen, maar toch is elke boom uniek, zoals ook elk mens uniek is. Geen enkele mens is hetzelfde, niet van buiten maar ook niet van binnen. Welk karakter iemand heeft kom je pas achter als je iemand beter leert kennen. Net zoals de ene boom diepe wortels heeft en de andere juist niet, je ziet dat niet van de buitenkant, daar moet je dieper voor graven. “En”, zo gaat moeder door, “de meeste bomen vinden het fijn om bij andere bomen in de buurt te staan, maar een enkele boom staat liever helemaal alleen, met veel ruimte. Zo is dat ook bij mensen. Snap je?”. Met een peinzend gezicht knikt Vera wat twijfelachtig naar haar moeder. “Maar mam”, gaat Vera verder, “wat voor type boom ben jij dan eigenlijk?”. Moeder begint hard te lachen en trekt haar schouders wat op. “Weet je Vera, ik heb een leuk idee. Pak eens een velletje papier en teken maar eens hoe jij denkt dat mamma er zou uitzien als een boom”. “Ok!”, zegt Vera en ze staat op, pakt tekenpapier en potloden. Ze start met een dikke stam, niet kaarsrecht naar boven maar af en toe een beetje kronkelig. Heel veel takken, lange takken, die flink de hoogte in gaan. Dan vult ze de takken helemaal met bladeren. Dan moet Vera even nadenken, wat mist er nog? Ze besluit om nog twee rode appels te tekenen in de boom, eentje aan elke kant. En bijna net zo veel wortels in de grond als takken bovenaan de boom. “Zo”, zegt Vera, “ik denk dat je er dan zo zou uitzien mam”. Moeder komt naar haar toelopen en ze bestudeert de boom aandachtig. “Dat is een hele mooie boom Vera. Kan je uitleggen waarom deze boom nou op mamma lijkt?”. “Ja hoor”, zegt Vera. “Kijk, jij bent altijd met heel veel dingen bezig, dus ik heb je heel veel takken gegeven. Het is net alsof je heel veel armen hebt om veel dingen mee te doen. En je hebt ook heel veel blaadjes, want als je zoveel armen hebt kan je ook heel veel blaadjes vasthouden toch? Maar ondanks dat je zoveel te doen hebt, kom ik nooit te laat op school en ben je bijna altijd vrolijk. Dus ik heb je een stevige dikke stam gegeven die diep in de grond staat met veel wortels in de aarde, zodat hij niet kan omwaaien”. “En die twee rode appels?”, vraagt moeder nieuwsgierig.
“Die appelen zijn je twee kinderen natuurlijk. Als ze rijp zijn, dan vallen ze van de boom, net zoals ik ook op een dag groot genoeg ben om in een eigen huis te gaan wonen”. Moeder heeft een grote glimlach op haar gezicht en geeft Vera een dikke kus. “Kijk”, zegt moeder, “dat heb je echt ontzettend goed getekend en mooi uitgelegd. Begrijp je nu dat je iedereen als een boom kan tekenen en dat elke boom er anders uitziet omdat iedereen anders is?”. Vera snapt het helemaal nu. Ze bedankt haar moeder, loopt terug naar de woonkamer en gaat weer zitten bij het raam. De regen is opgehouden, maar de bomen zwaaien nog steeds wild heen en weer met hun takken. Voor een seconde twijfelt Vera. Ze kijkt om haar heen om zeker te zijn dat niemand haar ziet, maar daarna staat ze op, steekt haar armen in de lucht en terwijl ze net zoals de bomen haar armen heen en weer beweegt denkt ze: “hoe zouden al die bomen eruit zien als mens?” Geschreven door de vader van Ana-Lucia (groep 5).
Een dag uit het leven van een conciërge Er was eens een conciërge. Zijn wekker ging om zes uur in de ochtend. De dag begint. De conciërge, zijn vrouw en daarna de kinderen worden in volgorde gewekt. Zij wassen zich, kleden zich aan en eten een boterham. Daarna is iedereen klaar voor de dag. Op de donderdag- en vrijdagochtend gaat de conciërge van dienst om zeven uur op weg naar zijn werkplek in Hoek van Holland (ook bekend als Rotterdam aan Zee). Na het alarm uitgezet te hebben, begint de ‘voor-voorschoolse-ronde’ door school. De conciërge doet de lichten aan, zet koffie- en thee en vult op de wc’s het toiletpapier en handdoekjes bij. Hij leegt de papierbakken in de klassen en haalt de vaatwasser leeg. Dan zijn er weer schone theekoppen en koffiemokken voor de juffen en meesters. Zo rond half acht gaat de tussendeur voor de voorschoolse opvang open, waarna de eerste kinderen ontvangen kunnen worden. In het lokaal voor de voorschoolse opvang wordt de televisie aangezet en kunnen ‘de kids’ zich vermaken met lezen, spelletjes spelen, tekenen en natuurlijk tv-kijken. Om ongeveer tien voor half negen geeft de conciërge een teken om op te ruimen. De aanwezige kinderen kijken reikhalzend uit naar het eerste sein van het begin van de schooldag. Dat is de bel van vijf voor half negen! De hoofddeur wordt geopend en daar zijn ze: de lieftallige kinderen met soms hun ouders. Iedereen wordt welkom geheten met ’een goede morgen’. Om half negen precies gaat de tweede bel. De deuren worden gesloten. Hierna mogen de laatkomers zich melden. Nog een keer zet de conciërge verse koffie. Nu zet hij ook thee. Met de vrouw van de administratie, collega Moniekkie, wordt een gezellig gesprekje gevoerd. Dit gaat eigenlijk nergens over, maar ja. De conciërge is vanaf het moment dat de kinderen in de klas zijn een soort manusje van alles. Hij kopieert , repareert wat kapot is of niet netjes en lost plotselinge problemen op. Ook neemt hij de telefoon op. Om half tien wordt de eerste keer melk en optimel geserveerd. Opnieuw wachten hierna de klusjes. Hij is het paar handjes waar het maar nodig is. Niks is hem te veel, lampen vervangen, tafels verhuizen, plankjes ophangen, en nog veel meer. Om half elf tot kwart voor elf: toezicht bij de ‘kleine pauze’. Oeps, er is een kind gevallen. Hij heeft een flinke wond op zijn knie. De conciërge gaat met hem naar de dokter. Gelukkig is het dichtbij. Met Pietertje komt het weer goed. Als Pietertje weer in de klas zit, haalt de conciërge de post(stukken). Hij doet dit op de fiets.
Na terugkomst wacht er weer een toilet-ronde, waarna om half twaalf de tweede ronde melk en optimel is aangebroken om te worden bezorgd in de klassen. Dan eten de kinderen de eigen meegebrachte lunch. Om kwart over twaalf is er grote pauze en is de conciërge pleinwacht tot één uur in de middag. Dit is het einde van de werkdag van zomaar een conciërge. Hierna gaat de conciërge naar huis en leeft hij nog lang en gelukkig. Geschreven door de vader van Mischa (groep 7).
De familie Drijfnat Hoog, nog hoger, nee, nog veel hoger, zo hoog mogelijk, het allerhoogst dat je je kunt voorstellen, en dat keer honderd, zo hoog ja, op het alleralleralllerhoogste puntje van de wereld woonde de familie Sneeuwsok. Ik stel ze graag aan je voor: Pa Sneeuwsok, ook wel Dikke Vlok genaamd Ma Sneeuwsok, ook wel Witje genaamd Kind Sneeuwsok, ook wel Dwarrel genaamd Deze familie woonde in een sneeuwhuis , een soort iglo, met dat verschil dat een iglo bestaat uit ijs, en het huis van de familie Sneeuwsok bestond uit de meest zachte sneeuw dat je je kon voorstellen. Het was zooooooo zacht dat als je ging slapen in je sneeuwbed, dat het leek alsof je zweefde. Als Dwarrel ’s-ochtends opstond en naar beneden liep over de zachte sneeuwtrappen van het huis, en beneden kwam en aan de sneeuwtafel ging zitten, leek het alsof ze op een groot zacht kussen zat. Moeder Witje had het ontbijt dan klaargemaakt in de sneeuwkeuken, en vader Dikke Vlok had de koffie alvast gezet. Dwarrel ging na het ontbijt naar school, ze liep van hun Sneeuwhuis met hele grote laarzen het sneeuwpad af en na een dik half uur naar beneden lopen kwam ze bij de school. Dwarrel vond het leuk op school, had veel vriendjes , juf Zwemzwom was superlief en als de laatste bel klonk dat de school uit was, rende ze weer vrolijk met haar grote laarzen naar boven, terug naar het heerlijke Sneeuwhuis. Op een dag, midden in de nacht, hoorde Dwarrel een tikkend geluid. Tik, tik, tik, tik, om de 2 seconden hoorde ze de tik, ze kon er niet meer van slapen. Na bijna de hele nacht wakker te hebben gelegen, sloop ze door de sneeuwgang en klopte op de zachte sneeuwdeur van haar vader en moeder. Dikke Vlok schrok en stond snel op, schoot in zijn sneeuwsloffen en vroeg Dwarrel wat er aan de hand was. Witje was ook wakker geworden en ze deden alle lichten in het sneeuwhuis aan. Ze zochten waar het tikkende geluid vandaan kwam. En ja hoor, daar was het, ze zagen dat het druppelde op de sneeuwtrappen, en het kwam van boven, van het dak, ze hadden een lekkage…. “Hoe kan dat nou” riep Dwarrel, “het is hier ijskoud, hoe kan het dan druppelen?”. “Ik bel de dakreparateur Daakie wel, hij kan alles repareren dat stuk is” zei Dikke Vlok. En zo geschiedde, Daakie kwam diezelfde dag nog langs en repareerde het dak. Echter toen de avond viel en Dwarrel naar bed ging, hoorde ze na tien minuten hetzelfde geluid, tik, tik, tik. Vlug stapte ze uit bed en riep via de sneeuwtrap naar haar ouders, “het lekt weer!!”.
Een dag later kwam Daakie met collega Pannendak kijken naar de lekkage, ze begrepen er niets van, alles dat zij repareerden ging nooit meer stuk. Ze klommen het sneeuwdak op, en zagen het meteen. Er was bijna geen sneeuw meer op het dak. En de boosdoener? Dat was de zon. Die zorgde ervoor dat het sneeuwdak wegsmolt. De paniek was groot. Dikke Vlok, Witje en Dwarrel wisten niet wat ze moesten doen. Het was duidelijk dat als het sneeuwdak smolt, binnenkort ook de sneeuwtrap, het sneeuwbed en alle andere sneeuwspullen zouden smelten. Dwarrel moest huilen bij de gedachte alleen al dat alles zou wegsmelten. Daakie en Pannendak hadden dit nog nooit meegemaakt, en ze hadden ook geen oplossing. De volgende dag vertelde Dwarrel haar verhaal op school. Alle kinderen keken geschrokken en met open mond van verbazing naar Dwarrel. Juf Zwemzwom moest echter heel hard lachen, zo hard dat de tafeltjes in de klas begonnen te trillen op hun poten, de stoelen bewogen en de lichten aan en uit gingen. Dwarrel snapte er niets van, dit was toch geen verhaal om te lachen. Nadat juf Zwemzwom uitgelachen was zei ze “ach Dwarrel, ook al lijkt alles tegen te zitten, en zie je het niet meer zitten, er is altijd een lichtpuntje aan de horizon”. Dwarrel snapte de juf niet zo goed, wat wilde ze nou zeggen. De juf zag de ik snap het niet blik in de ogen van Dwarrel en zei: “Dwarrel, het lijkt slecht nieuws dat je huis wegsmelt, maar het is ook goed nieuws. Je kunt je huis nu omtoveren tot een waterhuis. Stel je voor, een waterbed, de sneeuwtrap wordt een duikplank waardoor je naar beneden duikt en meteen aan de ontbijttafel dobbert. Je geen laarzen meer aan hoeft maar met een duikbril en je zwemvliezen zo naar school kunt zwemmen. Zo had Dwarrel het niet gezien. Opgetogen ging ze na schooltijd naar huis, haar laarzen verdwenen al half in de sneeuwdrab, en eenmaal thuis was ze enorm enthousiast. Ze vertelde haar ouders het verhaal van juf Zwemzwom. Haar ouders waren niet zo enthousiast over het waterhuis. Sterker nog, ze hadden de hele woonkamer onder de ijsblokjes gelegd, en ook het dak zat onder de ijsblokjes. Dikke Vlok en Witje wilden kostte wat het kost het Sneeuwhuis behouden. Die avond en nacht tikte het nog harder dan alle dagen daarvoor. De ijsblokjes smolten en in de woonkamer lag nu een plas water tot op enkelhoogte. Met grote regenlaarzen vertrok Dwarrel naar school. Eenmaal op school vertelde ze juf ZwemZwom wat haar ouders gedaan hadden et die ijsblokjes en ze niet enthousiast waren over juf Zwemzwom’s verhaal. Na schooltijd liep juf Zwemzwom met een grote tas mee naar het huis van Dwarrel. In de verte zagen ze drie vrachtwagens staan die een hele berg ijsblokjes aan het lossen waren in de woonkamer en op het dak.
Juf Zwemzwom begon weer enorm hard te lachen, zo hard dat alle ijsblokjes van het dak vielen. Verschrikt keken Dikke Vlok en Witje naar buiten en zagen daar Dwarrel en een hele vrolijke juf Zwemzwom met een grote tas. De juf liep kordaat naar binnen, stak haar hand uit en zei: “Ik ben juf Zwemzwom en ik ga jullie helpen”. “Hoe dan?” vroegen de ouders van Dwarrel. Juf Zwemzwom deed haar grote tas open en gaf Dikke Vlok een zwembroek, een snorkel en zwemvliezen . Witje kreeg een badpak, een badmuts, een duikbril en zwemvliezen. De juf vroeg de ouders van Dwarrel zich om te kleden (iets dat juf Zwemzwom ook deed) en met zijn drieën liepen ze naar boven. “Dwarrel, doe de deur open, zet de ramen open zowel beneden als boven, en ook het zolderraam open doen”zei de juf. “Niet doen” zeiden Dikke Vlok en Witje, “anders smelt het hele huis”. Dwarrel besloot voor deze keer niet te luisteren naar haar ouders en zo snel als ze kon deed ze alle ramen en deuren open.
Wat er toen gebeurde……binnen 1 minuut smolt zoveel sneeuw dat er voor zeker twee meter aan water in de woonkamer stond. “Spring”zei juf Zwemzwom tegen Dikke Vlok en Witje. “Spring of duik van de trap van boven naar beneden”. Na enige aarzeling sprongen de ouders van Dwarrel naar beneden, in het enorme zwembad dat ooit hun woonkamer was. Drijfnat kwamen ze weer bovendrijven en juf Zwemzwom lachte, ze lachte zo aanstekelijk dat iedereen begon te lachen. “Zie het als een nieuw begin” zei de juf. “Het Sneeuwhuis is niet meer. Niet getreurd, daar is het Zwempaleis voor in de plaats gekomen”. Vanaf die dag was alles anders in huize Sneeuwsok. Ze sliepen voortaan in een waterbed, hoefden nooit meer te douchen, aten op een luchtbed hun ontbijt, doken via de waterweg aan hun huis zo naar beneden naar school, en als Dwarrel jarig was, gaf ze een zwemfeestje bij haar thuis. En juf Zwemzwom? Zij gaf vanaf die dag alle kinderen zwemles in het huis van Dwarrel. Geschreven door de vader van Isaura (groep 4).
Het Gigantische Hongerige Konijn
Er was eens drie kleindochters die samen met hun oma woonde. De drie kleine dochters hielpen oma altijd met de huishoudelijke taken omdat, ze zoveel liefde voor hun oma hadden. Op een dag vertelde oma haar drie kleindochters dat wanneer elk van hun klaar waren met hun taken, konden ze naar de kelder beneden en lekker brood met honing eten. Al gauw was de kleinste al klaar met haar taken en rende naar beneden. Voor ze beneden naar binnen kon gaan, hoorde ze een zingende stem: Kleine, kleine meid, kom niet hier, tralala, tralala ‘’ Waar komt dat stem vandaar’’? Vroeg ze zichzelf af. En besloot om toch naar binnen te gaan. Aha Hebbes!! Op dat moment pakte de gigantische hongerig konijn het meisje op en stopte haar in een zak en sloot haar op. Na ongeveer een half uur was de middelste kleindochter klaar met haar taken en zei tegen haar oma dat ze ook naar beneden ging om brood met honing te ontbijten. - Dat is goed zei oma, kun je gelijk tegen je zusje zeggen dat het te lang duurt daar beneden?. - Dat zal ik doen oma antwoordde de middelste kleindochter en net voordat ze beneden naar binnen kon, hoorde ze een zingende stem: Middelste, middelste kom niet naar binnen, Jammie, Jammie!! Wie is daar? Vroeg ze. Ook al hoorde niemand antwoorden besloot ze om toch naar binnen te gaan en Hebbes!! De gigantische konijn stopte haar in een zak en sloot haar op. Tegen de middag aan, liep oma naar haar oudste kleindochter en vroeg: - Ben je bijna klaar met je taak? - Nog even en dan ben ik klaar lieve oma Weet je wat. Laat alles liggen en ga voor mij naar de kelder om te kijken waar je zussen zijn gebleven… net voor ze naar binnen ging hoorde ze een zingende stem: Oudste, Oudste, kom niet naar binnen, Jammie, Jammie!! Ze werd nieuwsgierig en ging toch naar binnen en… Hebbes!! Ze werd in een zak gestopt en opgesloten. Alle drie zussen zijn in de zak van de gigantische hongerig konijn terecht gekomen.
Oma werd erg bezorg en besloot zelf naar de kelder te gaan opzoek naar haar drie kleindochters, net voordat zij naar binnen kon hoorde oma een zingende stem: Oma, Oma kom niet naar binnen, Jammie, Jammie!! Oh God, mijn klein dochter ze zijn zeker door de gigantische hongerige konijn opgevangen… Oma kende de gigantische hongerige konijn al. Ze rende de straat op om hulp te vragen. Hard op riep zij: Help, Help mijn klein dochters zijn door de gigantische hongerige konijn gevangen. Maar er was niemand die haar kon helpen. Ze zat op een steen en begon te huilen om haar drie kleindochters, een wesp kwam dichtbij en vroeg: Oude dammetje wat is er toch met u aan de hand? Alles goed met u? - Mijn klein dochters, ze zijn opgevangen door de gigantische hongerige konijn, arme klein dochters van me. - Maakt uw geen zorgen lieve oude dame, die gigantische hongerige konijn zal gestraft worden. Ze riep al zijn wespen vrienden en vriendinnen en met een gillende stem zei: - We gaan die gigantische hongerige konijn pakken!! Op dat moment kwam de gigantische hongerige konijn uit de kelder richting de bos. Alle wespen vlogen naar hem toen en begonnen hem overal te steken. Hij werd bang en rende weg en daarbij vergat hij de zak met de drie klein dochters erin. De drie kleindochter waren van de schrik af dankzij de lieve wespen die hun geholpen hebben. Samen met haar oma liepen ze blij richten het huis om samen te genieten van een lekkere stuk brood met honing.
Eind!!
Geschreven door de vader van Yiandro (groep 6).