ALLE PEUTERS DOOR ÉÉN DEUR! Op weg naar een harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in Boxtel
Advies van de Projectgroep Harmonisatie, mei 2008
1
Samenvatting Als vervolg op het proces waarin lokaal wordt onderzocht op welke wijze het peuterspeelzaalwerk kan worden gepositioneerd in de toekomst, heeft een projectgroep zich gebogen over concrete kansen en mogelijkheden voor een samenhangende aanpak in peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en basisonderwijs vanuit de veronderstelling dat dit een optimale ontwikkeling van kinderen ten goede komt. In de periode van voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs (0-13 jaar) wordt de doorgaande lijn gekenmerkt door het hanteren van één en hetzelfde pedagogisch-didactisch concept en een gezamenlijke huisvesting van voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs. We richten ons in deze notitie op de voorschoolse voorzieningen en de aansluiting bij het primair onderwijs. In het landelijk beleid wordt gestreefd naar een toenadering van kinderdagopvang en peuterspeelzaalwerk door harmonisatie van de regelgeving. Hierin is de basiskwaliteit van de peuterspeelzalen en de kinderopvang gegarandeerd en wordt ruimte voor variëteit in de voorzieningen en keuzevrijheid voor ouders gegarandeerd. De voorschoolse voorzieningen dienen financieel toegankelijk voor ouders te zijn. Het streven is voorts dat het toezichtkader wordt geharmoniseerd. Op grond van eigen ervaringen en inzicht heeft men in Boxtel de overtuiging dat het eigene van het peuterspeelzaalwerk – het ontwikkelingsgericht (educatief) werken met peuters – behouden moet worden en dat het de voorkeur heeft de inhoudelijke verantwoordelijkheid over te dragen aan een professionele werkorganisatie. Het primair onderwijs in Boxtel en Liempde wenst niet de werkgeversrol op zich te nemen maar staat wel open voor inhoudelijke samenwerking en afstemming. In de aanbevelingen doet de projectgroep concrete voorstellen om de toenadering tussen de werksoorten kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en primair onderwijs te realiseren teneinde op termijn te komen tot een structurele integrale aanpak waarin er voor peuters geen drempels zijn bij de toegang de voorschoolse – educatieve – voorziening. De notitie heeft daarom als titel gekregen: Alle peuters door één deur! De projectgroep Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in Boxtel
2
Inleiding 1.1. De opdracht van de projectgroep Harmonisatie In het overlegplatform, waarin de gemeente (portefeuillehouder jeugdwelzijn en onderwijs) en de besturen peuterspeelzaalwerk, primair onderwijs en kinderopvang elkaar treffen rondom het toekomstige beleid peuterspeelzaalwerk in Boxtel, is op 20 november 2007 aangegeven dat: - “een projectgroep Harmonisatie peuterspeelzaalwerk wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de betrokken organisaties, - die – onder leiding van een onafhankelijk voorzitter - beleidslijnen gaat uitzetten voor de te nemen maatregelen om - te komen tot een breed gedragen beleidsvoorstel over de toekomstige organisatie en werkwijze van het ontwikkelingsgerichte peuterspeelzaalwerk. - Op cruciale momenten wordt van de leden van de projectgroep verwacht dat zij terugkoppelen met de organisaties van hun achterban”. Het betreft hierbij de educatieve activiteiten voor peuters en de zogenaamde harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderdagopvang. Vragen die hierbij kunnen worden gesteld zijn onder meer: - Is een onderscheid tussen de werksoorten in Boxtel in de toekomst (nog) wenselijk? - Zo ja, op welke punten? - Waar liggen de verantwoordelijkheden voor de uitvoering? - Wie monitort welke informatie – ten behoeve van wie? Dit zijn vragen waarover de projectgroep zich zal moeten uitspreken, bij voorkeur in de vorm van concrete aanbevelingen en voorstellen. Aspecten die door de projectgroep bij deze opdracht te betrekken zijn: - uitgangspunten bij de wijziging in de subsidiesystematiek per januari 2008; - actuele wet- en regelgeving: WMO, kinderopvang, onderwijsachterstandenbeleid; - organisatorische aansluiting bij de Lokale Educatieve Agenda; - experiment in Brede School Lennisheuvel als voorbeeld tegen het licht houden; - visie op educatieve centra en brede scholen. De opdracht houdt volgens de projectgroep ook in: - het in beeld brengen van de kansen en eventuele knelpunten op weg naar harmonisatie; - in kaart wordt brengen hoe het traject 'inhoudelijke afstemming' eruit ziet voor het peuterspeelzaalwerk, de kinderopvang en het primair onderwijs in Boxtel; - aangegeven welke acties en managementmiddelen effectief zijn. De leden van de projectgroep nemen deel vanuit de vertegenwoordiging van hun eigen achterban. Het advies van de projectgroep is geënt op de wensen van het veld. Het advies wordt door de werkgroep en door de organisaties die zij vertegenwoordigen serieus genomen. De kwaliteit van het advies moet ‘verkoopbaar’ zijn. 1.2. Projectgroep De projectgroep bestaat uit de volgende deelnemers: Stichting Peuterspeelzalen Boxtel: Eri van Abeelen en Han Vlamings Stichting De Peuterhof: Margot Zwijnenberg
3
Sector kinderopvang: Suzanne van Brunschot, Kinderopvang Humanitas Hindrik Schuurman, Kindercentrum Kindertuin Primair onderwijs: Peter Adriaans, Stichting St. Christoffel Jos Korsten, Stichting Katholiek Onderwijs Breukelen Gemeente Boxtel Wilma Weren en Nico van de Wiel (gedeeltelijk).
Anders dan aanvankelijk was bedacht werd voor dit traject geen externe adviseur ingeschakeld. Dat betekent dat de projectgroep zelf heeft zorg gedragen voor invulling van de agenda en het voorzitterschap. Ter vergadering zijn afspraken gemaakt over de rol- en taakverdeling voor dit overleg. Met instemming van de projectgroep heeft Peter Adriaans de rol van gespreksleider op zich genomen is het secretariaat door Wima Weren uitgevoerd. Van alle leden van de projectgroep werd verwacht dat zij effectief deelnamen aan het overleg en de vergaderingen voorbereidden. 1.3. Werkwijze De projectgroep heeft een betrekkelijke korte tijd gehad voor het uitvoeren van de opdracht. In een periode van drie maanden is zij 5 keer bijeengekomen. Zij wilde de opdracht spoedig afronden zodat zij de resultaten in mei 2008 zou kunnen voorleggen aan het overlegplatform van gemeente en organisaties. De verslaglegging van de vergaderingen vond plaats in de vorm van een “groeirapportage” zodat aan het slot een – niet vrijblijvend – advies door de projectgroep kon worden vastgesteld. 2. Landelijke ontwikkelingen Het huidige kabinet heeft zich voorgenomen op termijn de wet- en regelgeving voor de voorschoolse voorzieningen te harmoniseren. De kabinetsplannen zijn gebaseerd op 4 uitgangspunten: - een voortvarende aanpak van taalachterstanden bij jonge kinderen, 100% bereik van doelgroepkinderen van 2 en 3 jaar; - realiseren van optimale mogelijkheden voor alle ouders met betrekking tot de combinatie van arbeid en zorg; - kinderen moeten ‘samen spelen en samen leren’, het kabinet wil daarom de verschillende voorzieningen in de voorschoolse periode harmoniseren; - het bevorderen van integratie en het voorkomen van segregatie. Voor kinderen in de leeftijd tussen 2 en 4 jaar zijn de afgelopen decennia twee typen voorzieningen ontstaan: de peuterspeelzalen en de kinderopvangcentra. De peuterspeelzalen zijn gericht op het samen leren spelen met andere kinderen. Kinderopvang is een belangrijke voorwaarde voor ouders om arbeid en zorg te kunnen combineren. In beide voorzieningen staan het ontmoeten van andere kinderen en het stimuleren van de ontwikkeling centraal. Verschillen tussen voorzieningen hebben vooral te maken met de wijze van financiering tussen beide voorzieningen, het toezicht op de kwaliteit en met de duur van het verblijf in de voorziening. Peuterspeelzalen bereiken hierdoor een andere groep kinderen dan kinderopvangcentra. Dit kan een segregatie tussen groepen kinderen op jonge leeftijd bevorderen. Kinderopvang behoort sinds de invoering van de Wet Kinderopvang in 2005 tot de marktgerichte private sector. Het peuterspeelzaalwerk behoort tot de gemeentelijke autonome beleidstaken. De Wet Kinderopvang kent een vraagfinanciering, ouders kunnen een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang via de belastingsdienst ontvangen. Peuterspeelzalen worden grotendeels door gemeentelijke subsidies en ouderbijdragen bekostigd. In peuterspeelzalen worden
4
veel taalstimuleringsprogramma’s aangeboden. Binnen de kinderopvangcentra is dit (nog) veel minder het geval. Het kabinet wil de verschillende typen voorzieningen voor jonge kinderen op termijn onder één wettelijk kader onderbrengen. De Wet Kinderopvang is naar de mening van het kabinet daartoe het meest geschikte wetgevingskader. De consequenties hiervan zijn: - in een geharmoniseerd stelsel van voorschoolse voorzieningen worden het peuterspeelzaalwerk en de VVE ondergebracht in een marktgerichte sector; - VVE-programma’s worden binnen deze voorzieningen aangeboden aan alle doelgroepkinderen; - aanpassing van de kwaliteitsregelgeving, het toezicht en de handhaving, verankerd in een - wettelijk kader; - versteviging van de regierol van gemeenten voor de voorschoolse educatie. 3. Harmonisatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang in Boxtel 3.1. Toekomst peuterspeelzaalwerk In augustus 2006 is in Boxtel het Project Toekomst peuterspeelzaalwerk van start gegaan. De doelstelling van de gemeente richt zich op: a. Verdere professionalisering en flexibilisering van het peuterspeelzaalwerk in onze gemeente b. Een duidelijke positionering van het peuterspeelzaalwerk t.o.v. basisonderwijs – kinderopvang c. Een nieuwe subsidiesystematiek Ad a. Professionalisering en flexibilisering In de beginperiode van het peuterspeelzaalwerk werd de opvang verzorgd door ongediplomeerde leidsters die hiervoor een vergoeding ontvingen. In de jaren ’90 werden hogere eisen gesteld aan de beroepsopleiding en beloning conform de CAO. De introductie van de VVE vanaf 2002 heeft een grote impact gehad door de methodische aanpak en de professionalisering van de leidsters. Ad b. Positionering peuterspeelzaalwerk In 2006 werd de voorschoolse educatie bestendigd en startte de herbezinning op de positie van de werksoort in Boxtel. Gedacht werd aan een meer indirecte rol van de gemeente en aan een duidelijke keuze wat betreft de positionering ten opzichte van het basisonderwijs en de kinderopvang. Ad c. Nieuwe subsidiesystematiek Gemeentelijke uitgangspunten voor het toekomstig subsidiebeleid: a. Een bedrag per peuter. b. Het accent leggen op de voorbereiding op het basisonderwijs (VVE en doorlopende leerlijn). Met andere woorden op een ontwikkelingsgericht aanbod. c. Meer sturing door het werkveld. d. Betaling volgens CAO-welzijn, twee professionele leid(st)ers per groep, integrale huisvesting. Het positioneringstraject heeft tot de volgende acties geleid: Verzamelen van informatie. Gesprekken met de besturen van de peuterspeelzaalorganisaties e.a. (standpuntbepaling). Voorbereiding nieuwe subsidiesystematiek, w.o. overleg met betrokken organisaties. Organisatie studiebijeenkomst op 13 december 2006: informatie, gedachtevorming en discussie, peiling van opvattingen. Overleg in het BOJO in mei 2007. Overleg met betrokken partijen (peuterspeelzaalwerk, kinderopvang, primair onderwijs en
5
gemeente) in september en november 2007. Vaststelling en invoering nieuwe subsidiesystematiek per 2008 in december 2007.
Voor de nadere uitwerking van de positionering van het peuterspeelzaalwerk in het licht van de komende harmonisatie is in december 2007 een projectgroep samengesteld. 3.2. Uitgangspunten projectgroep De projectgroep stelt in haar eerste bijeenkomst in februari 2008 de volgende uitgangspunten vast: • Wat ons bindt is het kind en het belang van een ononderbroken ontwikkeling van jonge kinderen in een veilige omgeving. • Uit oogpunt van kwaliteit en efficiency gaat de voorkeur uit naar één personele organisatie voor opvang en educatie van kinderen van 0-4 jaar. • De veranderde opdracht aan onderwijs- en opvangorganisaties vereist – ook van de scholen - een meer ondernemende rol. • Samenwerking heeft een positief effect op het rendement. • Goede praktijkervaringen kunnen stappen zijn op weg naar samenwerking tussen en samengaan van organisaties. 4. Positiebepaling en wensen van de organisaties in Boxtel 4.1. Peuterspeelzalen Boxtel en Liempde De beide organisaties hebben wensen over de toekomstige positionering van de werksoort. Zij zien mogelijkheden om in de toekomst aan te sluiten bij de kinderopvang en willen een goede samenwerking met het primair onderwijs. De operatie moet zorgvuldig verlopen en de belangen van het personeel moeten gewaarborgd worden. De leidsters moeten goed worden geïnformeerd en zelfstandig keuzes kunnen maken. Als peuterspeelzaalleidsters bij de kinderopvang kunnen werken onder gelijksoortige condities zal een groot deel van hun bezwaren zijn weggenomen. De peuterspeelzaalorganisaties willen geen kinderopvang gaan organiseren. Een punt van zorg in de huidige en voor de toekomstige situatie vormt het gebrek aan bestuurskracht. Gezien de hedendaagse eisen aan de werksoort peuterspeelzaalwerk in combinatie met voorschoolse educatie is er steeds meer behoefte aan professionele aansturing en afstemming. Het – soms snel wisselende – bestuur, bestaande uit vrijwillige leden (vaak ouders), ervaart dit als een (te) grote belasting. De bestuurlijke samenwerking tussen peuterspeelzaal en basisschool in Liempde is vooralsnog “geparkeerd”. Er leven (nog) geen concrete fusie-initiatieven. Op de werkvloer weet men elkaar steeds beter te vinden. Er is een grote bereidheid tot samenwerking. De Stichting Peuterspeelzalen Boxtel wil wijkgericht werken, ook wat betreft de plaatsing van peuters, en hiermee een afspiegeling van de wijk bevorderen. 4.2. Kinderopvang De kinderopvangorganisaties hebben vaak relatief kleine arbeidscontracten met pedagogische medewerkers in de BSO (buitenschoolse opvang) vanwege de werktijden. De kindercentra zien mogelijkheden voor het realiseren van combinatie van functies (b.v. peuterspeelzaalwerk met BSO of onderwijsassistent). De CAO-kinderopvang is financieel interessant voor het personeel van peuterspeelzalen. De kindercentra willen onderzoeken of de arbeidsvoorwaarden van peuterspeelzaalleidsters kunnen worden gehandhaafd na functiewijziging. Dergelijke afspraken kunnen tussen werkgever en aspirant werknemer worden gemaakt.
6
De kindercentra staan open voor deskundigheidsbevordering en aansluiting bij lokaal voorschools educatief beleid en aansluiting bij de preventieve zorgstructuur. Kindercentrum Kindertuin heeft hiermee vanaf januari 2007 ervaring opgedaan in de pilot Peuterspel in de Brede School Lennisheuvel. Kinderopvang Humanitas kent voor geïntegreerd peuterspeelzaalwerk in een kinderdagverblijf eigen functionarissen (b.v. St. Oedenrode). Voor kwetsbare kinderen kent Kinderopvang Humanitas een eigen benadering; onderzocht is hoe zich dit verhoudt tot ontwikkelingsgericht werken met peuters en voorschoolse educatie. Kinderopvang Humanitas wil het perspectief van de harmonisatie verbreden: zij wil in samenwerking met diverse partners op het gebied van opvoeding, onderwijs en opvang een dagarrangement creëren dat aansluit bij de behoeften en wensen van kinderen en ouders. Zij stelt een educatief centrum niet gelijk met een gebouw. 4.3. Primair onderwijs Voor het primair onderwijs zijn afstemming en samenwerking rondom het kind in Brede scholen van belang. Schoolbestuur St. Christoffel heeft een meerjarenbeleid voor alle basisscholen geformuleerd met als kern de ononderbroken leerlijn van kinderen tot 13 jaar. Doelgroep is vooralsnog kinderen vanaf 2,5 jaar. Het realiseren van samenwerking met kinderdagopvang (buitenschoolse opvang en kinderdagopvang) krijgt een steeds grotere betekenis. De pilot Peuterspel in de Brede School Lennisheuvel in 2007 vormde een uitwerking van de visie op ontwikkelingsgericht werken met peuters. De scholen staan positief tegenover de voorgenomen plannen in het kader van de harmonisatie vanuit het belang van samenhang en ontwikkeling. Het bevorderen van integratie en het voorkomen van segregatie vormen belangrijke aandachtspunten. De uitvoering van kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, TSO (tussenschoolse opvang) en BSO zou bij voorkeur door één (externe) organisatie uitgevoerd moeten worden om versnippering te voorkomen. Samen met andere organisaties willen scholen “dagarrangementen” creëren, dat wil zeggen een samenhangend aanbod van onderwijs, educatie, opvang en vrije tijd. 5. Gemeentelijk beleid Voorschoolse voorzieningen vormen een belangrijke schakel in de keten die gericht is op een optimale ontwikkeling van kinderen. Realisering van de doorgaande lijn is mogelijk door versterking van voorschoolse voorzieningen waarmee alle kinderen worden bereikt. Daartoe wordt in Boxtel gewerkt aan de totstandkoming van (brede) scholen in combinatie met kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Dit zijn op termijn geïntegreerde voorschoolse voorzieningen, waarin geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. De doorgaande ontwikkelingslijn heeft betrekking op de periode vanaf het eerste moment dat opvang of voorschoolse educatie wordt aangeboden naar de instroom in het basisonderwijs en de instroom in het voortgezet onderwijs. Om een betere aansluiting van voorschoolse voorzieningen op het primair onderwijs te bereiken wordt al een aantal jaren gewerkt aan de fysieke en inhoudelijke samenvoeging van en samenwerking tussen voorzieningen (onder meer in de brede scholen). Alle peuterspeelzalen zijn inmiddels gehuisvest in schoolgebouwen (bijlage1). Experimenteel is in 2007 aan een schoolbestuur opdracht verleend tot het organiseren van kwalitatief hoogwaardig peuterspeelzaalwerk in samenhang met de kinderopvang en de school: de pilot Peuterspel. Voor het overige peuterspeelzaalwerk zijn de besturen van de twee stichtingen in Boxtel en Liempde verantwoordelijk. Aan uitvoerende organisaties (werkorganisaties) die subsidie (willen) ontvangen worden voorwaarden gesteld (bijlage 2). In het huidige model, dat is gebaseerd op een lumpsumsystematiek, wordt de
7
toezichthoudende rol op de kwaliteit van de doorgaande lijn toegekend aan het primair onderwijs. De effectuering hiervan wordt in 2008 uitgewerkt. De gemeente heeft als inspanningsverplichting het bestrijden van taalachterstanden bij jonge kinderen uit de doelgroep. Hiertoe voert zij sinds 2002 een beleid Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). In het kader van de Lokale Educatieve Agenda worden afspraken met besturen van voorschoolse organisaties en van scholen gemaakt over de doorlopende aanpak. Per 2008 is het beleid geïntensiveerd en verbreed. Organisaties die een voorschools educatief programma aanbieden aan kinderen van 2,5 tot 4 jaar kunnen in aanmerking komen voor een subsidie op basis van lumpsumfinanciering. In Boxtel is de doelgroep voor voorschoolse educatie gedefinieerd overeenkomstig de landelijke richtlijnen van het ministerie op basis van het opleidingsniveau van de ouder(s). In uitzonderlijke situaties kan hiervan worden afgeweken. In dergelijke situaties wordt door de gemeente een schriftelijke motivatie van de begeleidster peuterzorg vereist ten behoeve van de verantwoording aan de accountant. 5.1. Wet- en regelgeving Het kabinet is van plan om peuterspeelzalen en VVE onder de Wet Kinderopvang te brengen. Nu vallen beiden nog onder verschillende wetten en regelingen. De peuterspeelzalen vallen onder de Wet maatschappelijke ondersteuning en de gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering. De VVE, voor- en vroegschoolse educatie, valt onder de Wet op het primair onderwijs. Een overzicht van de huidige regelingen is opgenomen in bijlage 3. Door de vigerende CAO’s kan een combinatie van functies en een samengaan van organisaties mogelijk op bezwaren stuiten. Harmonisatie betekent zorgen voor eenduidige financiering, wet- en regelgeving en het inhoudelijk op elkaar afstemmen van de diverse werksoorten zodat opvang, ontwikkeling en opvoeding een samenhangend geheel gaan vormen, met behoud van diversiteit in aanbod. In april 2008 heeft het ministerie van OCW met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten afspraken gemaakt over een sluitende aanpak voor voorschoolse educatie voor kinderen van de doelgroep (bijlage 4). 6. Oriëntatie op mogelijkheden: hoe kunnen opvoeding, onderwijs en opvang worden geïntegreerd? De projectgroep heeft verschillende mogelijkheden in het kader van harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk onder de loep genomen. Dit leverde – samengevat – de volgende informatie op. 6.1. Klup Up in ‘s-Hertogenbosch Het beleid van de gemeente ’s-Hertogenbosch is gericht op het stimuleren van een optimale ontwikkeling van kinderen van 0- tot 13-jaar, Dit wordt bereikt door de realisatie van een doorgaande ontwikkelingslijn in de voorschoolse periode en het basisonderwijs. Afgeleide doelstelling hiervan is de totstandkoming van het basiscluster. Klup Up, een pilotproject van de gemeente ‘s-Hertogenbosch, is een nieuwe vorm van opvang en geeft kinderen van 0-4 jaar de mogelijkheid zich op eigen wijze en al spelenderwijs te ontplooien. Het zowel financieel, inhoudelijk als organisatorisch integreren van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang is nog vrij uniek in Nederland. Doelstelling Klup Up: een omgeving scheppen waarin één vorm van voorschoolse opvang is gerealiseerd. En een vloeiende overgang naar basisonderwijs realiseren. In het plan van aanpak zijn de volgende resultaten vastgelegd: - fysiek en inhoudelijk koppelen van peuterspeelzaal en kinderopvang (één vorm van opvang voor 0-4 jaar) - een uitgebalanceerd (educatief) aanbod voor kinderen van 0 tot 4 jaar waarbij er keuze is in afname van uren en opvang.
8
- verbeteren ontwikkelingsmogelijkheden van het kind in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. - grotere participatie van kinderen aan een voorschoolse voorziening. - het realiseren van een economisch/financieel rendabele voorziening - het waarborgen van een doorgaande lijn voor kinderen van 0 tot 13 jaar. Aanpak : KLUP UP brengt onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang bij elkaar zodat de kwaliteit ervan en de ontwikkeling bij kinderen op sociaal, cognitief en motorisch gebied worden verbeterd. In Klup Up worden de kwaliteiten van het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang gecombineerd. Dit project had een looptijd van twee jaar en is verlengd om ervaring op kunnen te doen met efficiencybevorderende maatregelen (schaalvergroting). Deelnemers hieraan zijn de gemeente, de Stichting Peuterspeelzalen 's-Hertogenbosch en Kanteel Kinderopvang. Er is gestart op twee locaties met op elke locatie een groep van twaalf kinderen. Aanbevelingen na evaluatie zijn o.m. het verbeteren van de organisatie waardoor, naar verwachting, financiële haalbaarheid wordt gecreëerd. Om de continuïteit te verbeteren en de organisatie te versterken is schaalvergroting noodzakelijk. Schaalvergroting kan worden bereikt door: 1. het samengaan van peuterspeelzalen, kinderopvang en onderwijs waardoor: • de doorgaande ontwikkelingslijn wordt bevorderd • het educatief aanbod verder ontwikkeld kan worden • de continuïteit wordt verbeterd • een betere indeling van de leeftijd van de kinderen wordt bereikt • betere inzetbaarheid van leidsteruren op inhoudelijk niveau mogelijk wordt • de accommodaties efficiënter gebruikt worden. 2. samenvoegen Klup Up 0-4 en Klup Up 4-13 • doorgaande ontwikkelingslijn wordt bevorderd • grotere bekendheid • uitbreiden samenwerkingsverbanden • de continuïteit wordt verbeterd. Verder wordt aanbevolen een duidelijk organisatiemodel te implementeren waarbij wordt uitgegaan van één coördinatiepunt; het ontwikkelen en implementeren van functieprofielen; beleid ontwikkelen op het gebied van uitvoering, management en de afstemming bevorderen opdat efficiënter gewerkt kan worden. 6.2. Kindercentra voor 0 tot 4 jarigen in Tilburg Meerdere kinderopvangorganisaties in Tilburg pleiten voor integratie van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. De organisatie Kinderstad is hiervan de initiatiefnemer. Zij voelt zich gesterkt in haar visie door vooraanstaande pedagogen en andere deskundigen en is een brede discussie gestart over dit onderwerp in het belang van het jonge kind. In de leeftijdsfase tussen de 0 en 4 jaar legt een kind een belangrijke basis voor de verdere ontwikkeling: de persoonlijke en sociale vaardigheden, het leren (taal) en leren denken en de lichamelijke vaardigheden. De visie van de deelnemende kindercentra bestaat uit de volgende elementen: o jonge kinderen moeten kunnen spelen o de begeleiding van jonge kinderen vereist een specifieke deskundigheid, waarbij er aandacht is voor alle ontwikkelingsgebieden die het kind doormaakt o er liggen nu kansen om kindercentra voor 0 tot 4-jarigen te gaan inrichten, waarbij samenwerking tussen alle partijen (onderwijs, gemeente, kinderopvang en peuterspeelzalen) onontbeerlijk is o integratie van de huidige voorzieningen (kinderdagopvang, peuterspeelzalen) komt ten goede aan alle kinderen en gaat verdere segregatie in de samenleving tegen
9
o
kinderopvangorganisaties en peuterspeelzalen hebben vanuit hun professionele ervaring met jonge kinderen hierin duidelijke ideeën en die willen ze met andere delen. Niet vanuit de instituten maar in het belang van het kind.
De deskundigheid in één centrum bundelen. Als je het kind en zijn ontwikkeling centraal stelt is het logischer speciale kindercentra te starten voor deze leeftijdsgroep. Deze centra zijn in staat alle kinderen op te vangen en te begeleiden in hun ontwikkeling. Deze centra werken samen met het onderwijs om de doorgaande lijn te borgen, maar werken ook samen met bijvoorbeeld het consultatiebureau, maatschappelijk werk en andere instanties. In een gezamenlijke verantwoordelijkheid om het kind optimale kansen te geven zich goed te ontwikkelen. Voorkomen van segregatie. Door de huidige voorzieningen werken we segregatie in de samenleving in de hand: kinderen van werkende ouders gaan naar de kinderdagverblijven, kinderen van niet-werkende ouders gaan naar de peuterspeelzaal. Ze komen elkaar misschien tegen in de buurt, maar anders niet. Kinderopvangorganisaties hebben ook te maken met doelgroepkinderen, terwijl er daar nog nauwelijks sprake is van samenwerking met de basisschool of de doorgaande lijn. Er liggen dus kansen als we het methodisch werken van de peuterspeelzalen meer toepassen in de kinderopvang. Door peuterspeelzalen en kinderopvang te integreren krijgt de opvang ook een andere insteek: in plaats van ‘het regelen van opvang zodat ouders kunnen werken’ wordt het een verrijkende voorziening voor alle kinderen. Rol van het basisonderwijs. Jaren geleden is landelijk gekozen voor het onderbrengen van het kleuteronderwijs bij de basisschool. In Tilburg vraagt men zich af of we hierin nu moeten voortgaan en ook de peuterspeelzaal laten aansluiten bij het onderwijs. Lopen we hiermee niet het gevaar dat de ontwikkeling van kleine kinderen te veel gericht is op de cognitieve kant? Juist voor peuters en kleuters zijn de lichamelijke en sociaal-emotionele ontwikkeling minstens zo belangrijk. Is het onderwijs wel het aangewezen instituut om dit vorm en inhoud te geven? Een leidster op een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf heeft een ander profiel dan de leerkracht op de basisschool. Ondersteuning moet geboden worden in een omgeving en met speelgoed en leermiddelen die passen bij de ontwikkeling van de groep kinderen. Het automatisme waarmee we allerlei voorzieningen koppelen aan het onderwijs wordt in Tilburg met klem met klem ter discussie gesteld. 6.3. Pilot Peutertotaal in Breda Kober, de grote organisatie van kindercentra in West-Brabant, staat positief tegenover de harmonisatie omdat: - dit gelijke kansen voor kinderen van 0-4 jaar betekent; - hierdoor vorming van “witte” en “zwarte” groepen wordt tegengegaan; - wet- en (o.a. financiële, kwaliteits-) regelgeving voor beide opvangvormen gelijkgetrokken worden; - ontwikkelingsstimulering en sociale vaardigheden van jonge kinderen worden erkend als belangrijk onderdeel van het lokale jeugdbeleid; - ondersteuning van ouders – zonodig – kan worden geboden Peutertotaal is een combinatie van halve dagopvang voor peuters van 2 tot 4 jaar, conform de Wet kinderopvang, met peuterspeelzaalwerk, uitgevoerd conform de verordening van Breda. Het biedt peuters tal van ontwikkelingsmogelijkheden in een plezierige omgeving.
10
De pedagogische medewerkers die bij Peutertotaal werken vallen onder de CAO kinderopvang en zijn in dienst van Kindercentra Kober. Zij kunnen geen aanspraak meer maken op de indirecte urenregeling voor peuterspeelzalen. (Deze regeling in de CAO welzijn is gericht op 40 weken werken op jaarbasis, waardoor peuterspeelzaalleidsters recht op 12 weken verlof hebben). Bij de evaluatie in mei 2008 worden- naast de resultaten van tevredenheidsonderzoeken - de volgende zaken betrokken: - initiatieven van kinderen centraal stellen; - per dagdeel werken 2 vaste pedagogische medewerkers; - wachtmomenten voor kinderen zoveel mogelijk beperken; - ruimte huiselijk inrichten; - goede afspraken met ouders voor halen en brengen en daar consequent in zijn; - voldoende tijd voor oudercontacten; - voldoende tijd voor collegiaal overleg. In het zogenaamde Stockholm-akkoord heeft de gemeente Breda met het primair onderwijs en de kinderopvang een aantal intenties vastgelegd. Hun streven is gericht om in 2015 in iedere wijk c.q. buurt en/of dorp een geïntegreerd aanbod van kinderopvang en basisonderwijs te realiseren. Dit aanbod omvat: - een doorlopende ontwikkelingslijn van 0-13 jaar; - een opvang van 7.00 – 19.00 uur; - ontwikkelingsstimulering in de meest brede zin. Wat uitvoering en inzet van middelen betreft zijn de volgende afspraken gemaakt: - Kinderopvang en basisonderwijs vinden plaats in geïntegreerde centra c.q. locaties. De partners zullen daartoe een gezamenlijk huisvestingsplan ontwikkelen, met als speerpunt om de fysieke integratie van beide voorzieningen in hetzelfde gebouw te realiseren. Daarbij zal samenwerking worden gezocht met organisaties als woningcorporaties, etc. - Er wordt gewerkt met een onderlinge afstemming van het pedagogisch/didactisch aanbod met betrekking tot het aanbod, opbouw, observatie, registratie, zorg. - Er wordt gestreefd, waar functioneel, naar een integratie van de geldstromen, om een optimale inzet van mensen en middelen te kunnen realiseren (o.a. combifuncties). - De uitwerking van bovenstaande krijgt vorm via pilotprojecten (2008-2011). 6.4. Pilot Peuterspel in Lennisheuvel: een combinatie van kinderdagverblijf en peuterspeelzaal In opdracht van schoolbestuur St.-Christoffel en conform de afspraak met de gemeente biedt Kindercentrum Kindertuin vanaf 15 januari 2007 - naast kinderdagopvang en BSO - het geïntegreerd peuterspeelzaalwerk aan in de Brede School te Lennisheuvel. Indien de peuter gebruikt maakt van het kinderdagverblijf is een combinatie mogelijk tussen kinderdagverblijf en peuterspeelzaal. Deze combinatie wordt 'Peuterspel' genoemd. De doelstelling van de peuterspeelzaal bestaat uit de volgende aspecten: bevorderen van de ontwikkeling van peuters in de leeftijd van 2 jaar tot 4 jaar, onder deskundige begeleiding; bevorderen van de ontmoeting tussen kinderen in de leeftijd tussen 2 en 4 jaar en het stimuleren van het samenspel; signaleren van bijzonderheden in de ontwikkeling en het ondersteunen bij ontwikkelingsachterstanden indien nodig; het versterken van het werkveld en het efficiënt gebruiken van voorzieningen. In de benadering van de peuters wordt uitgegaan van de eigenheid van ieder kind. Dit is verder uitgewerkt is het pedagogisch beleidsplan. Op de groep is dagelijks een vast team van leidsters
11
aanwezig, afhankelijk van de groepsgrootte zijn er 1 of 2 gediplomeerde leid(st)ers aanwezig. Door de leidsters van de peuterspeelzaal wordt met een pedagogisch beleid gewerkt, gebaseerd op de visie van de kinderpsycholoog Thomas Gordon. Dit houdt in dat de leidsters actief luisteren en kijken naar het kind om inzicht te krijgen in hun behoefte en gedrag. De totale communicatie, verbaal en nonverbaal staat daarbij centraal. Het doel is om ieder kind met zijn of haar mogelijkheden te begeleiden naar zelfstandigheid, zodat het in staat is eigen keuzes te maken. Het pedagogisch beleid wordt om de twee jaar organisatiebreed getoetst en geëvalueerd. De school kan hierbij aansluiten. Ouders worden via de ouderraad betrokken bij de ontwikkeling en vaststelling van het pedagogisch beleid. Ook wordt er eens in de twee jaar een klanttevredenheidsonderzoek gehouden. De peuterspeelzaal is geopend op dinsdag en donderdag. Elke peuter mag twee dagdelen naar de peuterspeelzaal komen. De peuterspeelzaal is gesloten tijdens de schoolvakanties en op nationale feestdagen. Het kinderdagverblijf is 52 weken per jaar geopend behoudens de vastgestelde feestdagen. Voor Peuterspel wordt een apart tarief gehanteerd dat gelijk is aan het tarief van de Stichting Peuterspeelzalen Boxtel. In de toekomst wordt bezien hoe gedurende de dagdelen van deze aanpak het ambitieniveau 2 kan worden gegarandeerd. De ouder heeft dan een vrije keus wat betreft een peuterarrangement met of zonder ontwikkelingsgericht werk. Het gaat dan met name om het realiseren van een vaste groep met vaste leid(st)ers onder bepaalde kwaliteitsvoorwaarden gedurende 2 dagdelen per week. Dit is nu nog niet mogelijk. 6.5. Peuterspeelzaalwerk en Kinderopvang Humanitas De landelijke organisatie Kinderopvang Humanitas organiseert – naast kinderdagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang – ook peuterspeelzaalwerk. Er is beleid ontwikkeld ten aanzien van het spelen in de peuterspeelzaal en het welbevinden van kinderen. Lekker spelen, andere kinderen ontmoeten en ook nog een extra stapje zetten in de ontwikkeling: dat is wat peuters doen op de peuterspeelzaal, een omgeving die helemaal voor hen is ingericht. Het is niet alleen leuk, maar ook goed voor de ontwikkeling van kinderen. De openingstijden zijn afhankelijk van wat met de betreffende gemeente is afgesproken. Voor alle leeftijdsgroepen hanteert Kinderopvang Humanitas dezelfde pedagogische uitgangspunten: het hanteren van de 7 R-en: naast Rust, Reinheid, Regelmaat ook Ruimte voor individuele en sociale ontwikkeling, Respect voor elkaar en de omgeving, Reflectie op de werkzaamheden met als uiteindelijk Resultaat "tevreden kinderen, ouders en medewerkers! Daarbij geldt: - elk kind is uniek, sterk en actief en heeft eigen mogelijkheden, verlangens en wensen; - de inrichting van de ruimte heeft invloed op de keuzes van kinderen en leidsters. De peuterspeelzaal wordt gezien als een plek waar kinderen, ouders en medewerkers zich veilig en prettig voelen; - kinderen leren veel van elkaar als zij met elkaar interacteren; - een goede informatievoorziening en communicatie tussen ouders, management en groepsleiding is belangrijk om een sfeer te ontwikkelen waarin interactie en betrokkenheid vanzelfsprekend zijn; - Kinderopvang Humanitas onderzoekt wat goed is en wat beter kan voor peuters. Zij ziet het werken aan pedagogische kwaliteit als een continu proces. 7. Naar een lokaal geïntegreerd jeugdbeleid 0-4jarigen De projectgroep constateert dat er in het kader van de harmonisatie sprake is van kansen en bedreigingen. Zij stelt tevens vast dat de harmonisatie een logische stap is met het oog op de vraag van ouders naar heldere arrangementen voor hun jonge kinderen. In de peuterspeelzalen wordt steeds professioneler gewerkt; wat dat betreft heeft Boxtel een voorsprong op een aantal andere
12
gemeentes. Er worden steeds vaker voorschoolse educatieve programma’s aangeboden aan kinderen die het Nederlands niet goed beheersen. Dit komt tevens zowel de sociaal-emotionele als de cognitieve en motorische ontwikkeling van kinderen ten goede. In de aanbevelingen worden concrete suggesties gedaan voor de praktijk. Aanbevolen wordt het onderwerp op de lokale educatieve agenda (LEA) te plaatsen. 7.1. Kansen voor kinderen, ouders en andere partijen - Voor kinderen: één doorlopend aanbod in een veilige en vertrouwde omgeving creëren. - Voor ouders: de mogelijkheid van een dagarrangement van opvang en educatie aanbieden. - Voor het personeel: een breder carrièreperspectief voor peuterspeelzaalleidsters. - Voor de voorschoolse organisaties: meer effect en efficiency; een sluitende aanpak; één loket. - Voor het primair onderwijs: meer zeggenschap over de kwaliteit van de voorschoolse educatie; realiseren van een doorlopende lijn c.q. aanpak. - Voor alle partijen: aanzet tot beleidsvorming ‘pedagogische basisvoorzieningen’. - Voor de gemeenschap: betere toekomstkansen voor jeugdigen (minder voortijdige uitval), meer maatschappelijk rendement en een betere combinatie van arbeid en zorg. 7.2. Mogelijke bedreigingen en knelpunten - Er wordt rekening gehouden met een personeelstekort in de sector kinderopvang. - Als de groei zich doorzet zal mogelijk een krapte in de ruimtelijke capaciteit ontstaan. - Praktische gevolgen voor de gebruikers, bijvoorbeeld verhuizingen, tijdelijke overplaatsing van de kinderen. - Het VVE-programma vereist vaste leiding gedurende 4 dagdelen per week. - Wijziging van arbeidsomstandigheden kan leiden tot gevoelens van onzekerheid bij individuele peuterspeelzaalleidsters. 7.3. Aanbevelingen De projectgroep beveelt aan om zo snel mogelijk – in harmonie tussen de samenwerkende partijen – concrete stappen op weg naar samenwerking rondom het kind zetten. Vanuit een gedeelde ambitie van de deelnemers doet de projectgroep hiertoe de volgende voorstellen: a. Schep organisatorische en personele mogelijkheden om vormen van samenwerking en integratie mogelijk te maken. Denk hierbij b.v. aan combinatie van functies en overname van personeel. Onderzoek eventuele CAO-technische belemmeringen en geef oplossingsrichtingen aan. b. Breid het aantal experimenten, waarin ervaring kan worden opgedaan met geïntegreerd aanbod van ontwikkelingsgericht werken met peuters en voorschoolse educatie uit. De gedachten gaan uit naar pilots in 1. de Brede School Selissenwal (start in zomer 2008), 2. de Brede School Liempde en zomogelijk 3. de Brede School in Boxtel Oost. In deze formule heeft het betreffende schoolbestuur een leidende rol bij de organisatie van het geïntegreerde aanbod. Voor de ontwikkeling en beschrijving van de pilot, kwaliteitsbewaking en coördinatie van de projecten zou een deskundige ingeschakeld kunnen worden die – gedurende de periode van het experiment – verantwoordelijk is voor de effectuering en communicatie. c. Maak bij de pilots gebruik van de bestaande mogelijkheden en van de subsidieregeling van OCW (bijlage 5). d. Schep mogelijkheden voor deskundigheidsbevordering van het personeel. Denk hierbij aan monitoring en ICT naast verbreding van kennis en vaardigheden. e. Organiseer een overlegorganisatie en een vervolgtraject om de pilots te begeleiden, tussentijds te evalueren en – waar nodig – bij te stellen en uit te breiden naar overige locaties. f. Zorg voor goede informatieverstrekking aan en communicatie met personeel en ouders.
13
g. Zorg voor een stappenplan en tijdpad voor bestuurlijke besluitvorming. Hiervan maken onderdeel de planning van de pilots en de streefdatum van de afronding van het harmonisatieproces. De overdracht van de verantwoordelijkheid voor het peuterspeelzaalwerk en de voorschoolse educatie aan de besturen van het primair onderwijs en de werkorganisaties geëffectueerd nadat de besturen hieraan hun instemming hebben gegeven. . Bevorder waar mogelijk een effectief en efficiënt gebruik van ruimtes met als doel het scheppen van extra mogelijkheden voor kinderen. h. Beschouw de harmonisatie als een stap in de richting van vorming van pedagogische basisvoorzieningen voor 0-13 jarigen. Vraag de besturen van de scholen en de gemeente hiermee wat betreft huisvesting en samenwerkingsverbanden rekening te houden. i. Haak aan bij de Lokale Educatieve Agenda en agendeer dit onderwerp op het Bestuurlijk Overleg Jeugd en Onderwijs.
14
Bijlage 1 Huisvesting voorzieningen ANNO NU Basisschool/ locatie Vorsenpoel
+ peuterspeelzaal
+ kinderdagverblijf
+ BSO
+ activiteiten brede school
+
Beemden Hobbendonken
20
Wilgenbroek
+
Angela
+
72
80
+
40 e 1 groep: ja e 2 groep nog niet op locatie
Molenwijk Walpoort
+
in 2008
20
+
Oversteek
+
32 Nog niet op locatie
40 Nog niet op locatie
+
Theresia
+
32
10
+
St. Petrus
+
Huisvesting pedagogische basisvoorzieningen ANNO 2010? Locatie Vorsenpoel Beemden
Kinderdagopvang en/of peuterspeelzaalwerk
+ buitenschoolse opvang
+ activiteiten brede school
peuterspeelzaal peuterspeelzaal vanaf 2009 met – zomogelijk – kinderdagopvang
+ vanaf 2009
++
+
+
++ Vanaf 2008
+ vanaf 2008
+
BS Liempde
++
+
+
Bs Lennisheuvel
++
+
+
Angelaschool
peuterspeelzaal
+
St. Petrus
peuterspeelzaal
+ vanaf 2008
BS in Oost BS Selissenwal
Opmerking: naast genoemde organisaties is in Boxtel een aantal stand-alone kinderdagverblijven actief.
15
Bijlage 2 Gemeentelijk subsidiebeleid peuterspeelzaalwerk 2008 e.v. Samenvatting Tot en met 2007 werd het peuterspeelzaalwerk jaarlijks gesubsidieerd op basis van een vooraf vastgesteld aantal groepen; daarnaast zijn in 2003 afspraken gemaakt over omzetting van de organisatie van vrijwilligersniveau naar professionalisering en honorering volgens CAO-welzijn van de leidster, afgerond in 2010. Inmiddels zijn landelijk en lokaal ontwikkelingen gaande op het terrein van samengaan peuterspeelzaalwerk en kinderdagopvang. In verband hiermede is in januari 2007 een pilot in Lennisheuvel gestart. Al deze ontwikkelingen maken een herziening van het subsidiestelsel wenselijk. Het betekent een omzetting van een exploitatiesubsidie in een lumpsum bekostiging met als ingangsdatum 01012008. Om de instellingen de tijd te geven aan de nieuwe systematiek te wennen wordt gedurende 2 jaren, waar nodig, aanvullende bekostiging beschikbaar gesteld. De lumpsum is gebaseerd op ambitieniveau 2. Daarmee wordt een volwaardig professioneel aanbod mogelijk gemaakt. Inleiding De gemeente Boxtel werkt samen met de uitvoerende organisaties aan een breed bereik van kwalitatief hoogstaande voorschoolse voorzieningen. Na de trajecten van scholing van personeel en realiseren van huisvesting wil de gemeente: a. het peuterspeelzaalwerk subsidiëren conform een vooraf vastgesteld kwaliteitsniveau; b. subsidiëring op basis van lumpsum, zowel het reguliere peuterspeelzaalwerk als de Voor- en Vroegschoolse Educatie. Invoeringsdatum voor deze wijze van financieren is 1 januari 2008. Beoogd effect 1. Bijdragen aan de ontwikkeling en onderwijskansen van peuters en een goede aansluiting (doorgaande lijn) met het basisonderwijs realiseren door peuterspeelzaalwerk aan te bieden op basis van ambitieniveau 2, omdat - hiermee de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk wordt verhoogd waarmee de doelstelling volgens artikel 167 WPO (verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs) beter bereikbaar wordt; en omdat het aanbod van professioneel peuterspeelzaalwerk beter aansluit bij het niveau van basisonderwijs. 2. Subsidiëren op basis van lumpsum en daarmee harmonisatie in de opvang van 0 tot 4 jarigen mogelijk maken door combineren van peuterspeelzaalwerk en kinderdagopvang, omdat: - hiermee de regels worden beperkt en verantwoording en controle achteraf kunnen plaatsvinden; - wordt bevorderd dat alle kinderen in Boxtel een peuterspeelzaal kunnen bezoeken; - hiermee ingespeeld kan worden op toekomstige ontwikkeling waaronder een samengaan van het traditionele peuterspeelzaalwerk met kinderdagopvang. 3. De gemeentelijke bijdrage is vooraf bekend, zodat: - instellingen niet in de financiële problemen hoeven te geraken en kunnen wennen aan de nieuwe systematiek. Bovendien sluit deze overgangstermijn aan op de landelijke planning om na 2010 met een harmonisatie regeling te komen voor kinderdagopvang en peuterspeelzaal.
16
Voorts heeft het college van B&W besloten het aanbod peuterspeelzaalwerk waar mogelijk te benaderen vanuit een continuüm om aansluiting tussen diverse werksoorten te bevorderen. Dit doet zij door de volgende maatregelen op te leggen aan voor peuterspeelzaalwerk gesubsidieerde organisaties: a. Het niveau van het aanbod peuterspeelzaalwerk laten vaststellen door het basisonderwijs omdat hiermede een betere aansluiting wordt verkregen tussen beide werksoorten en dit van invloed is op ontwikkelen van de doorgaande ontwikkelingslijn van het kind; dit niveau wordt door het samenwerkingsverband Pluralis en, bij ontbreken daarvan, door de directie van de basisschool, waar de organisatie voor peuterspeelzaalwerk is gehuisvest, bepaald. b. Aanbieden van gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk is gekoppeld aan onderwijsaccommodaties omdat het toezicht op de kwaliteit en doorgaande lijn dan beter kan worden gerealiseerd. Bovendien heeft de gemeente geïnvesteerd in de accommodaties en wordt vorming van educatieve centra c.q. brede scholen mogelijk gemaakt. c. Registreren via leerlingenadministratie op basis van aanmelding van de uitvoerende organisatie Om de ontwikkeling van peuters te kunnen volgen en effecten op langere termijn vast te stellen wordt registratie van de kinderen opgelegd. Tevens wordt het peutervolgsysteem geïntensiveerd, ook wat betreft overdracht gegevens aan basisscholen. Introductie van een nieuw systeem vraagt om evaluatie. Subsidiëren op basis van lumpsum geschiedt op meerdere plaatsen in het onderwijs en is dus niet nieuw. Nog niet zo lang geleden is het systeem ook volledig ingevoerd voor het basisonderwijs. Het verdient aanbeveling met de belanghebbende organisaties deze nieuwe aanpak te volgen; niet alleen het financiële aspect is daarbij van belang maar ook de nieuwe voorwaarden die aan het subsidie gekoppeld zijn. Met het veld is afgesproken in 2008 te evalueren; genoemd is juni 2008. Vanwege vakantieperikelen wordt voorgesteld als tijdstip oktober 2008 aan te houden; daaraan wordt toegevoegd oktober 2009. Kanttekeningen 1. Ambitieniveau 2 betekent onder andere dat de leiding van peuterspeelzalen moet voldoen aan professionele kwaliteitseisen. 2. Subsidiëren op basis van lumpsum Het aanhouden van het aanbevolen stelsel betekent dat ook de ouders/verzorgers een substantiële financiële bijdrage blijven leveren aan het reguliere peuterspeelzaalwerk. De door de organisaties gehanteerde ouderbijdrage wijkt overigens alleen voor het tweede kind in belangrijke mate af; er wordt een bepaalde kortingsregeling aangereikt. De nieuwe subsidiesystematiek gaat daar niet vanuit. Ouders/verzorgers kunnen zonodig een beroep doen op het welzijnsfonds. Voor het onderdeel Voor en Vroegschoolse Educatie (bovenop het reguliere aanbod van 2 dagdelen worden 2 dagdelen extra conform een specifieke aanpak aangeboden ) wordt geen ouderbijdrage gevraagd voor de extra dagdelen. Dit wordt volledig gedekt uit de specifieke rijksbijdrage. Verondersteld wordt dat geregistreerde kinderopvangorganisatie geen dubbele inkomsten voor deze kinderen ontvangen. Onduidelijk is hoe de markt van kinderopvang zich gaat bewegen en welke gevolgen dit heeft voor deelname aan peuterspeelzaalwerk. Kinderdagopvang is voor een grote groep financieel aantrekkelijker gemaakt door belastingmaatregelen. Peuterspeelzaalwerk kent een vaste eigen ouder bijdrage van de ouders. 3. Subsidiëren op basis van lumpsum is geen garantie voor het voorkomen van wachtlijsten.
17
Dit stelsel legt het financiële risico voor een gedeelte bij de uitvoerende organisatie. Om dat risico te beperken zullen vrije plekken zoveel mogelijk ingevuld (moeten) worden door vormen van reguliere kinderdagopvang. Dit kan tot gevolg hebben dat wachtlijsten voor peuterspeelzaalwerk ontstaan. Overigens is dit niet nieuw want ook op dit moment kan sprake zijn van wachtlijsten indien de gemeente bij een toenemende vraag het aantal te subsidiëren peuterspeelzaalgroepen niet verhoogt. 4. Aan doelgroepkinderen, die in aanmerking komen voor deelname aan plaatsing van Voor- en Vroegschoolse educatie (VVE) zal prioriteit worden gegeven. Planning en uitvoering De regeling wordt per 1 januari 2008 ingevoerd. Door de garantstelling gedurende 2 jaar wordt een eventuele inkomensvermindering voor de instellingen overbrugd. De administratie en verslaglegging door het Meldpunt Jeugdzorg (LLA) kan vanaf 1 januari 2008 daadwerkelijk gaan functioneren. In het verlengde hiervan kan gemeld worden dat een extra module is aangeschaft. De pilot in Lennisheuvel geeft aan dat samengaan peuterspeelzaalwerk en kinderdagopvang zeer goed realiseerbaar is en juist kansen biedt voor uitbreiding c.q. instandhouding van een gevarieerd aanbod, ook op locaties die anders om financiële reden verstoken zouden blijven van deze voorzieningen. Opleiding van personeel en aanbod van de voorziening maken dat personeel en accommodaties voor beide werksoorten aan dezelfde kwalificaties moeten voldoen. In 2008 en 2009 vindt financiële garantstelling plaats Het verdient aanbeveling het stelsel gedurende een tweetal momenten (juni 2008 en juni 2009) te evalieren. Communicatie Met de peuterspeelzaalinstellingen in Boxtel, Liempde en Lennisheuvel is uitgebreid gesproken; tevens zijn in het laatste stadium het basisonderwijs en kinderdagverblijven betrokken bij dit overleg. Er is een werkgroep in het leven geroepen bestaande uit vertegenwoordiging van peuterspeelzaalwerk, basisonderwijs, kinderdagopvang en gemeente die de verdere harmonisatie van de verschillende werksoorten vorm en inhoud geeft en begeleidt. In 2008 zullen hiertoe voorstellen worden uitgewerkt.
18
Bijlage 3 Overzicht wet- en regelgeving kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en VVE Activiteit/ functie
Regelgeving • •
Kinderopvang
• • Peuterspeelzaalwerk
• •
VVE-voorschools
Verantwoordelijke instantie
Wet basisvoorziening kinderopvang Registratieplicht bij gemeente
• •
WMO voorheen welzijnswet Financiering via gemeentefonds Gemeentelijke verordening ( VNG model) Registratieplicht bij gemeente
• •
Besluit doelstelling en bekostiging OAB beleid 20062010
•
• •
• • •
Artikel 28 Bekostigingsbesluit WPO VVE-vroegschools
• •
Privaat domein Bekostiging ouders, overheid en bedrijfsleven Toezicht GGD, handhaving gemeente en tweedelijns toezicht rijk Privaat domein Bekostiging door gemeente en ouders Toezicht door GGD 4.250 peuterspeelzalen en 1.800 organisaties
Uitvoering door gemeente Taakstelling doelgroep bereik Toezicht GGD Uitvoering door school – bestuur Toezicht onderwijs inspectie
Opmerkingen: 1. Tot heden wordt in Boxtel geen toezicht op de kwaliteit van de uitvoering van het peuterspeelzaalwerk en de voorschoolse educatie door de GGD uitgevoerd. 2. Tot heden zijn peuterspeelzalen niet in het Register (kinderopvang) van de gemeente opgenomen.
19
Bijlage 4
Persbericht: Gemeenten krijgen regierol bij positieverbetering peuterspeelzalen De VNG en staatssecretaris Dijksma van OCW hebben afspraken gemaakt om de positie van peuterspeelzalen te verstevigen. Er komt een wet die ervoor moet zorgen dat de kwaliteit van peuterspeelzalen meer aansluit op die van kinderopvangcentra. Peuterspeelzalen en kinderopvangcentra moeten meer met elkaar samenwerken. Gemeenten krijgen hierbij een belangrijke regierol. Toezicht en handhaving Voor de toezichts- en de handhavingstaak wordt aangesloten bij de structuur van de kinderopvang. De Inspectie van het Onderwijs wordt toezichthouder op de uitvoering van het VVE-beleid. Daarbij vervult de GGD een signaalfunctie. Harmonisatiemodellen De afspraken worden op lokaal niveau uitgewerkt. De VNG gaat gemeenten ondersteunen door hen drie harmonisatiemodellen voor te leggen. Op deze manier kunnen gemeenten kiezen voor harmonisatiemodellen die het best passen bij de lokale situatie én de betreffende speelzaal. In de modellen worden meer of minder vergaande vormen van samenwerking met de kinderopvang uitgewerkt. Daarnaast hebben zij als doel de financiële toegankelijkheid van peuterspeelzalen te bevorderen. De staatssecretaris stelt hiervoor geld ter beschikking voor kinderen die voor- en vroegschoolse educatie nodig hebben. Eén van deze modellen gaat uit van volledige harmonisatie en van een ouderbijdrage voor alle ouders die gelijk is aan die van de kinderopvang. Gemeenten zijn vrij te kiezen voor meerdere modellen die zij kunnen toepassen op diverse peuterspeelzaallocaties. Afspraken VNG-OCW Binnenkort tekenen mevrouw Korthuis, lid directieraad VNG, en de heer Eigeman, voorzitter van de VNG-commissie Onderwijs, Zorg en Welzijn, een gezamenlijke verklaring met de staatssecretaris waarin de afspraken staan vermeld. Dit betekent overigens niet dat de VNG achter de plannen staat die het kabinet aan het ontwikkelen is voor de bezuinigingen op de kinderopvang. Wetsvoorstel Het verbeteren van de kwaliteit en de versterking van de regierol van gemeenten komen in een wetsvoorstel te staan dat eind dit jaar aan de Tweede Kamer wordt gestuurd. Het is de bedoeling dat de wet 1 januari 2010 in werking treedt. In totaal trekt staatssecretaris Dijksma ruim € 60 miljoen uit voor het verbeteren van de kwaliteit van peuterspeelzalen. Mei 2008
20
Bijlage 5
Regeling tot wijziging van de Subsidieregeling kinderopvang en wijziging van de Regeling Wet kinderopvang. Artikel 5. Reikwijdte projecten voor het jaar 2008 Voor projectsubsidie in het kalenderjaar 2008 komen uitsluitend projecten in aanmerking die passen binnen de in artikel 2 genoemde doelstelling en betrekking hebben op de volgende thema’s: a. bevordering van de kwaliteit van de kinderopvang, in het bijzonder gericht op: verbetering van de pedagogische kwaliteit; verbetering van de aansluiting tussen de opvang van kinderen tot de leeftijd waarop zij het basisonderwijs volgen en het basisonderwijs met het oog op een doorlopende ontwikkelingslijn; verbetering van de kwaliteit van opvang in een peuterspeelzaal; b. stimulering en ontwikkeling van innovaties in de buitenschoolse opvang, in het bijzonder gericht op: - het aanbod van activiteiten voor oudere kinderen; - de relatie tussen buitenschoolse opvang en basisonderwijs; - een betere benutting van bestaande opvangcapaciteit; - een betere afstemming tussen school- en opvangtijden; - gezamenlijke huisvesting van opvang en onderwijs; c. stimulering van samenwerking tussen kinderopvangcentra en peuterspeelzalen, in het bijzonder gericht op: - een groter bereik van kinderen met onderwijsachterstand die op grond van artikel 6 van het Besluit vaststelling doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006-2010 in aanmerking komen voor het volgen van voorschoolse educatie of voor wie een gewicht is vastgesteld op grond van artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO, zoals dat luidde op 31 juli 2006, en die in aanmerking komen voor het volgen van voorschoolse educatie; - stimulering van de ontwikkeling van kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs; - verhoging van de kwaliteit van de opvang in de peuterspeelzaal of het kinderopvangcentrum; - voorkoming van segregatie-effecten casu quo het bevorderen van integratie tussen kinderen met verschillende (culturele) achtergronden; - een betere benutting van de personele capaciteit van de samenwerkende partners; - het ontwikkelen van mogelijkheden tot gezamenlijke exploitatie en gebruik van ruimtes voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk; - meer flexibiliteit respectievelijk variëteit in het opvangaanbod; - een doorlopende ontwikkelingslijn en aansluiting met de basisschool. Indien de aanvraag betrekking heeft op een projectsubsidie als bedoeld in artikel 5, onder c, wordt projectsubsidie aangevraagd hetzij door de houder van een kindercentrum hetzij door de houder van een peuterspeelzaal mede namens de ander. Bij de aanvraag wordt een door beide houders getekende verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat de houder namens wie projectsubsidie mede wordt aangevraagd, instemt met de aanvraag.
21
Datum inwerkingtreding: 11 mei 2008. Aanvraagtijdvak en subsidieplafonds voor het jaar 2008: 1. Voor het kalenderjaar 2008 kunnen aanvragen voor projectsubsidies als bedoeld in artikel 5, onder a en b, worden ingediend in de periode vanaf 16 juni tot 16 juli 2008. Voor projectsubsidies als bedoeld in artikel 5, onder c, kunnen aanvragen worden ingediend vanaf 1 september tot 1 oktober 2008. 2. Voor subsidieverlening is in het kalenderjaar 2008 een bedrag van ten hoogste € 13.250.000. beschikbaar, waarvan: a. € 3.500.000 beschikbaar is voor projecten als bedoeld in artikel 5, onder a; b. € 3.500.000 beschikbaar is voor projecten als bedoeld in artikel 5, onder b; c. € 6.250.000 beschikbaar is voor projecten als bedoeld in artikel 5, onder c; 3. De subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 5, onder a en b, bedraagt per subsidieontvanger ten hoogste € 250.000. 4. Voor projecten als bedoeld in artikel 5, onder c, bedraagt de subsidie per subsidieontvanger ten hoogste € 35.000. 5. Subsidie wordt slechts verleend voor projecten met een tijdsduur van ten hoogste 18 maanden.
22