ALGEMEEN VEILIGHEIDS- & GEZONDHEIDSPLAN MACOBO (ALGM. VGP)
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
1 / 32
INHOUDSOPGAVE
1
2
3
4
INLEIDING ...................................................................................................................................4 1.1
Doel ....................................................................................................................................4
1.2
Wettelijke basis ..................................................................................................................4
1.3
Definitie (KB TMB art. 3, 6°) ................................................................................................4
1.4
Toepassing (KB TMB art. 26) ...............................................................................................5
1.5
Inhoud VGP (KB TMB art. 27) ..............................................................................................5
1.6
Instrumenten ......................................................................................................................6
1.6.1
Veiligheids- en gezondheidsplan (VGP).........................................................................6
1.6.2
Coördinatiedagboek (CD) .............................................................................................6
1.6.3
Postinterventiedossier (PID).........................................................................................7
1.6.4
Coördinatiestructuur (CS).............................................................................................7
ACTOREN – VERPLICHTINGEN .....................................................................................................8 2.1
Definities.............................................................................................................................8
2.2
Taken van de opdrachtgever...............................................................................................9
2.3
Taken van de architect ........................................................................................................9
2.4
Taken van de coördinator ...................................................................................................9
2.5
Taken van de aannemer......................................................................................................9
2.6
Door de aannemer te leveren documenten bij inschrijving ................................................9
2.7
Door de aannemer te leveren documenten vóór aanvang van de werken .........................9
2.8
Door de aannemer te leveren documenten tijdens en na de uitvoering van de werken...12
2.8.1
Keuringen en attesten................................................................................................12
2.8.2
Veiligheids - en technische fiches ...............................................................................12
2.8.3
As-built plannen.........................................................................................................12
ALGEMENE VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSRICHTLIJNEN ........................................................13 3.1
Algemeen ..........................................................................................................................13
3.2
Werfinrichting...................................................................................................................14
3.3
Materieel en werfinstallaties ............................................................................................15
3.4
Collectieve beschermingsmiddelen...................................................................................19
3.5
Persoonlijke beschermingsmiddelen ................................................................................19
3.6
Werkmethoden.................................................................................................................20
NOODPLAN ...............................................................................................................................26 4.1
Procedure .........................................................................................................................26
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
2 / 32
4.2
Wat te doen bij arbeidsongevallen? .................................................................................27
BIJLAGE 1: IDENTIFICATIEFORMULIER AANNEMER ..........................................................................29 BIJLAGE 2: INTENTIEVERKLARING AANNEMER .................................................................................30 BIJLAGE 3: NOODNUMMERS ............................................................................................................31 BIJLAGE 4: MELDINGSFORMULIER ARBEIDSONGEVALLEN / INCIDENTEN.........................................32
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
3 / 32
1 1.1
INLEIDING Doel
Het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan (ALGM. VGP) is een overkoepeld veiligheidsdocument van Macobo dat van toepassing is voor alle projecten waarvoor zij aangesteld zijn als veiligheidscoördinator. Zaken die voor elk project identiek zijn maar verplicht op te nemen in ieder veiligheids- en gezondheidsplan, worden in dit document gebundeld opdat het bijzonder veiligheidsen gezondheidsplan (B VGP) beknopter en meer concreet kan opgesteld worden. Het bijzonder veiligheids- en gezondheidsplan bevat naast de algemene projectgegevens vooral de essentiële en projectspecifieke risico’s en preventiemaatregelen in aanvulling of wijziging van het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan.
1.2
Wettelijke basis
De Europese richtlijn 92/57/EEG van 24 juni 1992 met de minimumvoorschriften betreffende veiligheid en gezondheid voor tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, is in het Belgisch recht omgezet door de verschijning van KB van 25 januari 2001 voor tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (KB TMB) in het Belgische Staatsblad van 07 februari 2001 en zijn wijziging in het KB van 19 januari 2005. Ook de welzijnswet van 04 augustus 1996 met betrekking tot het welzijn van de werknemers is van toepassing. Door dit Koninklijk Besluit zal er een coördinatie van veiligheid en gezondheid moeten plaatsvinden op het merendeel van de bouwplaatsen (zie art. 2, §1) waar ten minste 2 verschillende aannemers tegelijkertijd of achtereenvolgens bouwwerken of werken van burgerlijke bouwkunde uitvoeren. Die coördinatie is verplicht zowel in de ontwerp- als in de uitvoeringsfase van het bouwwerk en zelfs tijdens de latere onderhoudsfase.
1.3
Definitie (KB TMB art. 3, 6°)
Het veiligheids- en gezondheidsplan is het belangrijkste coördinatie-instrument. Het is een document of het geheel van documenten dat de risicoanalyse en de vast te stellen preventiemaatregelen bevat ter voorkoming van de risico’s waaraan de werknemers kunnen blootgesteld worden als gevolg van: · de aard van het bouwwerk · de wederzijdse inwerking van activiteiten van de diverse tussenkomende partijen die tegelijkertijd op de tijdelijke of mobiele bouwplaats aanwezig zijn · de opeenvolging van activiteiten van de diverse tussenkomende partijen op een tijdelijke of mobiele bouwplaats wanneer een tussenkomst, na het beëindigen ervan, risico’s laat bestaan voor de andere tussenkomende partijen die later zullen tussenkomen · de uitvoering van mogelijke latere werkzaamheden aan het bouwwerk
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
4 / 32
1.4
Toepassing (KB TMB art. 26)
Een veiligheids- en gezondheidsplan is verplicht · zodra er ten minste twee aannemers gelijktijdig of achtereenvolgens werken uitvoeren op de tijdelijke en mobiele bouwplaats · voor tijdelijke of mobiele bouwplaatsen groter dan 500 m² (Macobo gebruikt dezelfde veiligheids- en gezondheidsplannen voor projecten met een oppervlakte kleiner dan 500 m²). · bij werken met een verhoogd risico (graafwerken > 1,20 m, valgevaar > 5 m, drijfzand/slib, chemische/biologische agentia, ioniserende straling, hoogspanningslijnen of drukleidingen > 15 bar, verdrinkingsgevaar, ondergrondse/tunnelwerken, werken met duikuitrusting, overdruk, springstoffen, prefab-elementen) · wanneer de vermoedelijke duur langer is dan 30 werkdagen · indien het vermoedelijk werkvolume groter is dan 500 mandagen
1.5
Inhoud VGP (KB TMB art. 27)
Het veiligheids- en gezondheidsplan bevat ten minste de volgende elementen: · de beschrijving van het te realiseren bouwwerk vanaf het ontwerp tot de volledige verwezenlijking ervan · de beschrijving van de resultaten van de risicoanalyse · de beschrijving van de preventiemaatregelen, aangepast aan de kenmerken van het bouwwerk en voortvloeiend uit de toepassing van de algemene preventieprincipes · de beschrijving van de preventiemaatregelen van de specifieke maatregelen met betrekking tot de werkzaamheden met een verhoogd risico · de beschrijving van de preventiemaatregelen van de instructies voor de tussenkomende partijen · de raming van de duur van de verwezenlijking van de verschillende werken of werkfasen die tegelijkertijd of na elkaar plaatsvinden · de lijst met namen en adressen van alle opdrachtgevers, bouwdirecties en aannemers, vanaf het moment dat deze personen bij de bouwplaats betrokken worden · de naam en het adres van de coördinator-ontwerp · de naam en het adres van de coördinator-verwezenlijking vanaf het moment van zijn aanstelling (deze gegevens zijn terug te vinden in het B VGP) · De inhoud van het veiligheids- en gezondheidsplan wordt aangepast in functie van de volgende elementen: · in voorkomend geval, de wijzigingen in verband met de uitvoeringsmodaliteiten, overeengekomen tussen de tussenkomende partijen, waarvan de weerslag op het welzijn bij het werk dezelfde waarborgen biedt als de oorspronkelijk in het plan voorziene uitvoeringsmodaliteiten · in voorkomend geval, de opmerkingen van de tussenkomende partijen aan wie de elementen uit het veiligheids- en gezondheidsplan, die hen aanbelangen, zijn overgemaakt · de stand van de werken · het identificeren van onvoorziene risico’s of onvoldoende onderkende gevaren · het optreden of het vertrek van tussenkomende partijen
·
de eventueel aan het ontwerp of de werken aangebrachte wijzigingen
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
5 / 32
1.6
Instrumenten
Om zijn taken te kunnen uit te voeren, beschikt de veiligheidscoördinator over enkele veiligheidsinstrumenten. Hierna wordt kort een overzicht gegeven.
1.6.1
Veiligheids- en gezondheidsplan (VGP)
Het bijzonder veiligheids- en gezondheidsplan bevat naast de algemene projectgegevens vooral de essentiële en projectspecifieke risico’s en preventiemaatregelen in aanvulling of wijziging van het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan. Dit document wordt tijdens de ontwerpfase geïnitieerd door de veiligheidscoördinator ontwerp. Dit document omvat : · Algemene gegevens zoals bouwplaats en lijst met deelnemende partijen · Werfinplanting zoals toegangswegen, materialenstock, EHBO-plaats, aansluiting elektrische installatie, inplanting eetlokaal, vergaderruimte en sanitair, opslagzone voor gevaarlijke producten, opstelplaatsen voor hijskranen, betonpompen, etc. · Een risicoanalyse van de uit te voeren werken waarbij vooral rekening gehouden wordt met wederzijdse invloeden van activiteiten, overdrachten van risico’s, inwerkingen van installaties, goederenvervoer, personenvervoer, gebruik van het gebouw, latere werkzaamheden in het gebouw. · Beschrijving van het bouwwerk, interpretatie van de risicoanalyse, voorstellen van preventiemaatregelen, raming van verwezenlijkingsduur, beschermingsmaatregelen en – middelen waarvoor de offertes rekening mee moeten houden · De lijst van allen tussenkomende partijen, ook van de coördinator ontwerp en deze van de coördinator verwezenlijking. 1.6.2
Coördinatiedagboek (CD)
Bij een werf met een totale oppervlakte < 500 m² is er geen coördinatiedagboek nodig. Bij een werf > 500 m² moet het beantwoorden aan de wettelijke verplichtingen (KB 19/01/05 art. 31 t/m 33).Dit document is de leidraad van het veiligheidsgebeuren van bij ontwerp tot einde verwezenlijking. De inhoud moet systematisch bijgehouden worden, d.w.z. periodieke verslagen stelselmatig bijgevoegd en andere documenten naar gelang de vooruitgang en evolutie van de werf. De verschillende aannemers moeten de documenten, of kopieën ervan – die hun werkzaamheden en installaties aanbelangen – spontaan en tijdig aan de veiligheidscoördinator verwezenlijking overhandigen zodat deze het coördinatiedagboek behoorlijk kan beheren. De inhoud van dit document omvat : · Namen en adressen van tussenkomende partijen · De beslissingen, vaststellingen en gebeurtenissen in het belang van de veiligheid · De opmerkingen aan de tussenkomende partijen en de gevolgen hiervan · De opmerkingen van de aannemers en de gevolgen hiervan · De tekortkomingen en maatregelen inzake veiligheid · Verslagen van de veiligheidscoördinator · De ongevallen
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
6 / 32
Het bijhouden en aanvullen van het coördinatiedagboek is de verantwoordelijkheid van de veiligheidscoördinator verwezenlijking en dient tevens als uitbreiding van het Postinterventiedossier (PID).
1.6.3
Postinterventiedossier (PID)
Het postinterventiedossier is verplicht op alle bouwplaatsen waar coördinatie moet worden georganiseerd en wordt reeds opgesteld in de ontwerpfase. Het is van toepassing op alle niet proces, transport-, en projectgebonden installaties waar bouwwerken of civiel technische latere onderhouds-, herstellings-, instandhoudings- en saneringswerken worden uitgevoerd, cfr art. 2 van het KB 25/01/2001 & aanvullingen van 19/01/2005. Het dossier moet voor uitvoerders van eventuele latere werkzaamheden, nuttige documenten bevatten m.b.t. veiligheid en gezondheid, aangepast aan de kenmerken van het bouwwerk. De opdrachtgever dient het postinterventiedossier bij te houden om het ter beschikking te stellen van de coördinator of aannemer bij de verwezenlijking van onderhouds-, herstellings- of renovatiewerken van het bouwwerk. De veiligheidscoördinator draagt het postinterventiedossier over aan de bouwheer en maakt hiervoor een proces-verbaal op volgens art. 22 van het KB van 25 januari 2001. De inhoud van dit document omvat het volgende : · Architecturale, technische en organisatorische elementen i.v.m. de verwezenlijking, instandhouding en onderhoud van het gebouw (As-builtplannen). · Informatie voor uitvoerders van later te voorziene werkzaamheden bvb. Onderhoud, herstellingen, vervangingen, ontmantelingen van installaties en/of constructie-elementen. · De verantwoording van de materiaalkeuzes. Wat waren op het moment van de bouwfase de redenen om welbepaalde materialen te gebruiken. 1.6.4
Coördinatiestructuur (CS)
Een coördinatiestructuur wordt opgericht op alle bouwplaatsen waarvan, hetzij, het vermoedelijk werkvolume meer dan 5000 mandagen bedraagt, hetzij de totale prijs van de werken, geschat door de bouwdirectie ontwerp, 2.500.000 EUR, BTW niet meegerekend, overschrijdt, en waar ten minste drie aannemers gelijktijdig werken uitvoeren. De coördinator-verwezenlijking roept de coördinatiestructuur samen en zit deze voor. De coördinatiestructuur draagt bij tot de organisatie van de coördinatie inzake veilighied en gezondheid op de bouwplaats door: · Te zorgen voor de vereenvoudiging van de informatie en de raadpleging van de verschillende tussenkomende partijen evenals van hun onderlinge communicatie; · Te zorgen voor een efficiënt overleg tussen de tussenkomende partijen omtrent de toepassing van de preventiemaatregelen op de bouwplaats; · Te zorgen voor de regelgeving van elke betwisting of onduidelijkheid inzake de naleving van de preventiemaatregelen op de bouwplaats; · Adviezen inzake veiligheid en gezondheid uit te brengen.
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
7 / 32
2 2.1
ACTOREN – VERPLICHTINGEN Definities
Opdrachtgever
De natuurlijke of rechtspersoon voor wiens rekening een bouwwerk wordt ontworpen en verwezenlijkt.
Bouwdirectie belast met het ontwerp
De natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorg draagt voor het ontwerp van het bouwwerk.
Bouwdirectie belast met de uitvoering
De natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorg draagt voor de uitvoering van het bouwwerk.
Bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering
De natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorg draagt voor het toezicht op de uitvoering van de werf.
Aannemer
De natuurlijke of rechtspersoon die activiteiten verricht tijdens de uitvoeringsfase van de verwezenlijking van het bouwwerk ongeacht of het werkgever of zelfstandige is of een werkgever samen met zijn werknemers op de bouwplaats.
Zelfstandige
Ieder natuurlijk persoon die een beroepsactiviteit uitoefent waarvoor hij niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst of waarvan zijn rechtspositie niet eenzijdig is geregeld door de overheid.
Onderaannemer
Iedere natuurlijke of rechtspersoon die activiteiten verricht tijdens de uitvoeringsfase van de verwezenlijking van het bouwwerk, ongeacht hij een werkgever of zelfstandige is of een werkgever die samen met zijn werknemers werkt op de bouwplaats. Rapporteert aan de Aannemer.
Coördinator-ontwerp
De persoon die door de opdrachtgever of, in voorkomend geval de bouwdirectie belast met het ontwerp, belast is met zorg te dragen voor de coördinatie inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitvoeringsfase van het ontwerp van het bouwwerk.
Coördinator-verwezenlijking
De persoon die door de opdrachtgever of, in voorkomend geval de bouwdirectie belast met het ontwerp, belast is met zorg te dragen voor de coördinatie inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitvoeringsfase van het ontwerp van het bouwwerk.
Werknemer
De persoon die arbeid verricht onder het gezag van een ander persoon of personen verbonden door een leerovereenkomst of stagiairs
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
8 / 32
Werkgever
2.2
Personen die werknemers tewerkstellen.
Taken van de opdrachtgever
Hij of zij moet er voor zorgen dat het veiligheids- en gezondheidsplan deel uitmaakt van het bestek, dat de kandidaten bij offertes een document met verwijzing naar het veiligheids- en gezondheidsplan voegen in verband met de uitvoering van het werk, de kandidaten een afzonderlijke prijsberekening geven in verband met het veiligheids- en gezondheidsplan en dat de coördinator-ontwerp de overeenstemming van de offertes kan controleren.
2.3
Taken van de architect
Hij of zij is verplicht de algemene preventiebeginselen toe te passen. De bouwdirectie mag de uitwerking van het project niet aanvatten of voortzetten zolang de coördinator-ontwerp niet is aangesteld. Ook de raming wordt door de architect opgemaakt.
2.4
Taken van de coördinator
Hij of zij moet volgens de welzijnswet een veiligheids- en gezondheidsplan opstellen en de algemene preventiebeginselen toepassen bij bouwkundige, technische en organisatorische keuzen in verband met planning en raming van de duur van de werken. Volgens het KB TMB moet hij of zij een veiligheids- en gezondheidsplan opstellen en ter beschikking stellen van alle actoren, advies verlenen aan zijn aansteller inzake overeenkomst van de offertes met het veiligheids- en gezondheidsplan, openen en aanvullen van het coördinatiedagboek en het postinterventiedossier. Na de werken worden deze documenten over gedragen aan de opdrachtgever.
2.5
Taken van de aannemer
Zij moeten het veiligheids- en gezondheidsplan naleven en er voor zorgen dat ook elke onderaannemer het naleeft.
2.6
Door de aannemer te leveren documenten bij inschrijving
Zie bijzonder Veiligheids- & Gezondheidsplan in bijlage van het bestek.
2.7
Door de aannemer te leveren documenten vóór aanvang van de werken
Onderstaande documenten worden opgevraagd nadat de werken gegund zijn aan de aannemer en vóór de eigenlijke start van de werken. Ook indien de gevraagde documenten bij inschrijving (zie bijzonder Veiligheids- & Gezondheidsplan in bijlage van het bestek) nog niet bezorgd zijn, dienen deze alsnog bezorgd te worden.
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
9 / 32
Onderstaande aanduidingen A t.e.m. G worden dienen door de aannemer vóór aanvang der werken ingevuld en ondertekend terug bezorgd te worden aan de veiligheidscoördinator uitvoering. A) In de intentieverklaring verklaart de aannemer kennis genomen te hebben van het Algemeen en Bijzonder Veiligheids- en Gezondheidsplan en het werfreglement. Hij zal de bijkomende adviezen van de veiligheidscoördinator opvolgen in overleg met de opdrachtgever en architect. Hij zorgt er ook voor dat alle onderaannemers kennis hebben genomen van de veiligheidsmaatregelen en dat de bouwplaats enkel betreden mag worden door bevoegden. B) In het identificatieformulier vermeldt de hoofdaannemer zijn bedrijfs- en contactgegevens, projectleider, preventieadviseur en gegevens van zijn onderaannemers. C) Bewijs van de unieke werfmelding aan RSZ, NAVB, FOD Arbeid en Sociaal Overleg. De aannemers in de bouwsector zijn gebonden aan een aantal wettelijke verplichtingen inzake melding van werken. Afhankelijk van de aard en de omvang van de uitgevoerde werken, moeten mogelijk diverse meldingen aan verschillende instellingen uitgevoerd worden die daarenboven gedeeltelijk dezelfde gegevens bevatten. Meer informatie over de aangifte kan geraadpleegd worden via: www.socialsecurity.be D) Het geactualiseerd specifiek veiligheids- en gezondheidsplan met bijhorende risicoanalyse van de aannemer en alle onderaannemers dient 14 dagen vóór aanvang der werken aan de veiligheidscoördinator bezorgd te worden. De aannemer blijft echter verantwoordelijk voor zijn onderaannemers. Deze specifieke veiligheidsplannen zullen in casus gescreend worden door de veiligheidscoördinator verwezenlijking op inhoud, realistische inschatting van de risico’s, in overeenstemming met de omgevingsfactoren en in overeenstemming met de specifieke veiligheidsplannen van de andere intervenanten. De aannemers staan er voor in dat de opgesomde preventiemaatregelen nageleefd worden door eigen personeel en derden (leveranciers, bezoekers,...). Bij werkzaamheden met een “verhoogde risico’s” dient de aannemer, een risicoanalyse te bezorgen met inbegrip van een voorstel tot bijhorende preventiemaatregelen. E) Voorafgaand aan de werken dient de hoofdaannemer de (voorlopige) planning van de door hem en/of zijn onderaannemers uit te voeren werkzaamheden ter beoordeling over te maken aan de veiligheidscoördinator. De aanvangsdatum, de duur en de einddatum van zijn interventie, evenals het werkvolume waarmee hij belast is en het personeel toegewezen aan de bouwplaats worden meegedeeld. F) De hoofdaannemer dient een werfinrichtingsplan af te leveren aan de veiligheidscoördinator. Hierin wordt oa. opgenomen; de te gebruiken toegangswegen, de gekozen plaatsen voor de werkposten (werfkeet, sanitair, signalisatie en afsluitingen), de oppervlakte nodig om het materiaal en de grondstoffen op te slaan. G) Indien van toepassing (bvb. bij wegenwerken) dient een goedgekeurd signalisatieplan bezorgd te worden aan de veiligheidscoördinator uitvoering. Hierin staan de omleidingen vermeld en de plaats en specificatie van de te gebruiken verkeersborden. A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
10 / 32
H) Bijkomende specifieke documenten met betrekking tot de toegewezen werf, kunnen op verzoek van de veiligheidscoördinator opgevraagd worden.
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
11 / 32
2.8
Door de aannemer te leveren documenten tijdens en na de uitvoering van de werken
Ook gedurende de werken en/of wanneer de werken volledig voltooid zijn, dient de aannemer op verzoek van de veiligheidscoördinator volgende documenten te bezorgen om het postinterventiedossier te vervolledigen.
2.8.1
Keuringen en attesten
Elke aannemer dient voorafgaandelijk aan de werken te melden welk werfmaterieel zal worden ingezet (kan ingevuld worden op invulformulier van specifiek V&G-plan) Van keuringsplichtig materieel (heftoestellen, kranen, liften,…) dient een afschrift van de keuringsattesten/certificaten aan de veiligheidscoördinator te worden overgemaakt. 2.8.2
Veiligheids - en technische fiches
De aannemer bezorgt de veiligheidscoördinator de MSDS-fiches (Material Safety Data Sheets, of m.a.w. de veiligheidsinformatiebladen ) en de door de architect goed gekeurde technische fiches van alle aangewende materialen. 2.8.3
As-built plannen
Dit is een attest waarin wordt verklaard dat handelingen m.b.t. een constructie of gebouwencomplex niet of slechts minimaal afwijken van de plannen die het voorwerp uitmaken van de stedenbouwkundige vergunning of de melding.
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
12 / 32
3
ALGEMENE VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSRICHTLIJNEN
Hierna wordt een overzicht gegeven van de elementen die risico’s veroorzaken en waarvoor bijgevolg preventiemaatregelen en/of aandachtspunten nodig zijn. Het zijn situaties die tot stand komen door de activiteiten van de (onder)aannemer en die een risico kunnen vormen voor werknemers van de desbetreffende aannemer, maar ook gevolg kunnen hebben voor latere projectfases of voor derden. Deze veiligheidsmaatregelen gelden voor elk project waar Macobo aangesteld is als veiligheidscoördinator. In dit ALGM VGP zijn de minimum preventiemaatregelen in algemene termen opgesomd of wordt verwezen naar de wettelijke context. De aannemers worden geacht deze maatregelen zonder meer toe te passen. In het B VGP zal worden aangegeven welke projectspecifieke aanvullende maatregelen deze minimumvoorzieningen overstijgen en die noodzakelijk zijn voor een gecoördineerde uitvoering van de werken.
3.1
Algemeen
De V&G-eisen gesteld in het lastenboek dienen te allen tijde nageleefd te worden. Elke aannemer verplicht er zich toe de hem toegewezen werken uit te voeren conform de wettelijke bepalingen betreffende de arbeidsveiligheid. De aannemer is volledig verantwoordelijk en aansprakelijk voor het naleven en doen naleven (door al zijn werknemers en onderaannemers) van alle wettelijke bepalingen in het veiligheids- en gezondheidsplan voor onderhavig project. De aannemers worden gewezen op al hun verplichtingen in het kader van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gewijzigd bij de wetten van 13-02-1998, 28-02-1999 en 05-03-1999 en de geldende uitvoeringsbesluiten. Dit reglement doet geen afbreuk aan verplichtingen opgelegd door ARAB, Welzijnswet, AREI Elke aannemer en onderaannemer verbindt er zich toe de bepalingen van het algemeen en bijzonder veiligheids- en gezondheidsplan en het specifieke veiligheids- en gezondheidsplan (van de aannemer zelf), de bijkomende adviezen van de veiligheidscoördinator op te volgen in overleg met de opdrachtgever. Elke onderneming die op de werf werken uitvoert en/of laat uitvoeren en iedere persoon die op de bouwplaats aanwezig is, moet dit werfreglement naleven. Ondernemingen die deze voorschriften overtreden, zullen instaan voor de te maken kosten. Elke onderneming moet zelf instaan om dit reglement ter kennis van zijn personeel, leveranciers, onderaannemers en bezoekers te brengen en de toepassing ervan op te volgen. Alle aannemers zullen zich er toe verbinden op de bouwplaats enkel gekwalificeerde personen tewerk te stellen, die op de hoogte zijn van alle risico’s, verbonden aan de uitvoering van hun werk, en de daarbij horende preventiemaatregelen. De toegang tot de werf wordt formeel verboden voor personen die de veiligheidsinstructies niet kennen of toepassen. De aannemer heeft de plicht om elk ongeval en elke onveilige situatie op de werf te melden aan de veiligheidscoördinator verwezenlijking. De aannemer zal in zijn eigen VGP alle aanwezige risico’s voor derden ten gevolge van zijn werken opnemen. Hij zal tijdens de uitvoering onmiddellijk nieuw opgedoken veiligheids- en gezondheidsrisico’s signaleren aan zijn opdrachtgever.
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
13 / 32
Indien werknemers van verschillende ondernemingen op eenzelfde werf aanwezig zijn, moeten deze samenwerken bij de uitvoering van de preventiemaatregelen en elkaar op de hoogte brengen van de aanwezige risico’s op de werf. De aannemer zorgt er te allen tijde voor dat de brandveiligheid van het/de (aanpalende) gebouw(en) gegarandeerd blijft. Voor aanvang van werken met open vlam en slijpwerkzaamheden dient de aannemer in voorafgaandelijk overleg met de opdrachtgever de nodige middelen te voorzien om brand te voorkomen en te bestrijden (vuurvergunning, brandwacht, brandblussers). Code van goede praktijk De werken worden uitgevoerd in overeenstemming met: · het AREI (Algemeen Reglement inzake Elektrische Installaties) · de “welzijnswet” (Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, BS 18 september 1996) · het KB van 27 maart 1998 (BS 31 maart 1998) betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk · VLAREBO en vzw Grondbank (wettelijke de laagspanningsrichtlijn 73/23/EEG van 19 februari 1973 (PB van 26 maart 1973), richtlijn 93/68/EEG van 22 juli 1993 (PB van 30 augustus 1993), KB van 23 maart 1977 (BS van 31 maart 1977) als Belgische omzetting van de laagspanningsrichtlijn · de EMC-richtlijn 89/336/EEG gewijzigd door de richtlijn 92/31/EEG, KB van 18 mei 1994 als Belgische omzetting van de EMC-richtlijn · de richtlijn betreffende persoonlijke beschermmiddelen (89/686,93/68,93/95), KB van 31/12/1992 en 05/05/1995 (BS 04/02/1993 en 31/05/1995). · het KB van 25/01/2001 (e.v.), inzake tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (BS 07/02/2001) · Vlarem I en II (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, voorschriften, …); · Vlarea (Vlaams reglement betreffende de afvalstoffen) · bepalingen inzake „grondverzet‟)
3.2
Werfinrichting
De omgeving en omtrek van de bouwplaats dienen te worden gemarkeerd ‘Verboden toegang voor onbevoegden’ en te zijn omgeven door fysieke afsluiting, zodat zij duidelijk zichtbaar en als zodanig herkenbaar zijn (KB25/01/01, bijlage III, deel A-18a). De werf dient zodanig ingericht dat hij voldoet aan de vereiste veiligheidsnormen. Rondom de bouwplaats plaatst de aannemer een werfafsluiting en de nodige signalisatie, die voldoende doeltreffend is om onbevoegden te weren van de werf. Voor bouwwerken is deze afsluiting min. 2m hoog. De aannemer treft de nodige voorzieningen voor zijn personeel (aparte eetruimte/vergaderruimte en een apart toilet) en ten behoeve van een veilige en ordelijke opslag van materialen. De aannemer zorgt ervoor dat de bouwplaats te allen tijde ordelijk is. Hij zal dagelijks de werf gesorteerd opruimen en op regelmatige basis bouwafval afvoeren. Elke (onder)aannemer staat in voor de opkuis van zijn persoonlijk huishoudelijk afval. Het verbranden van afval op de bouwplaats is verboden op de werf. Eventuele gevaarlijke afvalstoffen worden gescheiden afgevoerd. In dat geval dient de opdrachtgever op de hoogte te worden gesteld van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, zodat in overleg met de veiligheidscoördinator de juiste behandelingmethode kan worden gevolgd. De hoofdaannemer is verantwoordelijk voor de organisatie van de EHBO. Zij voorzien tenminste een niet vervallen brandblusser, een verbanddoos en een brancard op de werf. Per 20 werknemers dient A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
14 / 32
1 EHBO hulpverlener permanent op de werf aanwezig te zijn. Deze worden aangesteld door de hoofdaannemer. De namen worden doorgegeven aan de veiligheidscoördinator.
3.3
Materieel en werfinstallaties
Het gebruik van materieel en installaties op de werf mag enkel gebeuren door bevoegd en opgeleid personeel. Bij gebruik van materieel, installaties van collega-aannemers op de werf dient hiervoor diens toestemming gevraagd te worden. Gebruik van onveilig materieel op de werf is verboden. Het advies van de veiligheidscoördinator hieromtrent dient te worden gevolgd. De elektrische werfinstallatie(s) zal door een erkend organisme gekeurd worden conform het A.R.E.I. Elk defect moet direct gemeld worden aan de verantwoordelijke, welk een bevoegd persoon aanstelt voor de onmiddellijke herstelling van het defect. Verdeelborden moeten steeds gesloten blijven. Het aansluiten kan enkel met aangepaste stekkers. Aardingskabels aansluitingen en de kast zelf mogen niet beschadigd zijn. Alle verbindingen (stekker/stopcontact) moeten geschikt zijn voor gebruik in vochtige omstandigheden, minimum IP44. Kabels moeten steeds opgehangen en/of afgeschermd worden tegen mogelijke beschadiging. Elke onderneming staat zelf in voor de verlichting van haar werkposten. Deze verlichting moet uitgevoerd worden volgens de geldende wetgeving. Voordat aan een elektrische installatie wordt gewerkt, dient deze spanningsloos gezet te worden (Lock-out). Deze toestand wordt verzekerd m.b.v. hangsloten. Iedere betrokken partij zal een hangslot hangen, zodoende kan er niet ongewenst aanof uitgeschakeld worden. Ladders zijn eigenlijk alleen bedoeld om een hoogteverschil te overbruggen, en dus niet om op te werken. Ze moeten onderaan verankerd worden om wegschuiven en wegzakken te voorkomen en worden bovenaan vast gemaakt zodat het risico op omkantelen verkleint. Bovenaan steekt de ladder 1 meter uit en een goede hellingshoek voor opstelling van de ladder is 75°. Er mag steeds maar 1 persoon de ladder beklimmen. Reik niet verder dan 1 armlengte naar buiten maar verplaats de ladder. Bij een windkracht vanaf 6 Beaufort worden alle werken op hoogte stil gelegd. Ladders die gebreken vertonen, moeten onmiddellijk uit dienst genomen worden. Dit wordt door elke gebruiker gecontroleerd. Een stelling en een steiger behoren volgens het KB van 31.08.2005 en het ARAB-artikel 434 tot de werkplatforms, hoger dan 2 m, en moeten bij gevolg voorzien zijn van een borstleuning (1 à 1,2 m), een tussenleuning (+/- 50cm) en een kantplint onderaan van 15cm. Indien dit niet mogelijk blijkt, moet persoonlijke valbescherming gebruikt worden (bvb. montage van de steiger). Voor elke steiger dient een steigerdocument aanwezig te zijn, zichtbaar opgehangen onderaan de steiger. Dit omvat de montage- en gebruiksinstructies en de berekeningsnota van de steiger. De werkgever is verplicht om bevoegd personeel (via opleiding) aan te stellen voor de montage, demontage en ombouwing van de steiger. De regelgeving is van toepassing voor zowel vaste als voor rolsteigers. De toegang gebeurt bij voorkeur via de binnenzijde. Stel geen steigers op die toegangen, nooduitgangen en/of vluchtwegen versperren. De weersomstandigheden mogen geen risico’s inhouden voor het veilige gebruik van de steiger. De wielen van de rolstelling worden geblokkeerd tijdens het gebruik. De
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
15 / 32
maximale werkvloerhoogte bedraagt 3 maal de kleinste afmeting van de steunbasis. Installeer geen loopplank tussen twee rolsteigers. Elke gebruiker controleert de staat van de steiger. Gevaarlijke producten De aannemer zorgt ervoor dat een lijst van alle producten die gebruikt worden op de werf beschikbaar is met vermelding van de maximum hoeveelheid aanwezig op de werf. De aannemer overhandigt VIB (veiligheidsinformatiebladen = vroegere MSDS fiches) aan de veiligheidscoördinator en heeft een exemplaar van de VIB op de werf. Alle producten moeten bewaard worden in hun originele verpakking die voorzien is van het originele etiket met gevaarsymbolen of CLP symbolen. De producten worden naar gelang de compatibiliteit van de producten opgeslagen, indien het vloeistoffen zijn is het gebruik van een lekbak of opvangbak verplicht. Werknemers zijn getraind voor het herkennen van de gevaarsymbolen en om met de gevaarlijke producten te werken. Brandstofopslagtanks (mobiele werftanks voor mazout) Enkelwandige houders moeten in of boven een inkuiping geplaatst worden. Dubbelwandige houders dienen niet in of boven een inkuiping geplaatst mits ze uitgerust zijn met een permanent lekdetectiesysteem. De tank moet voorzien worden met een etiket (zie gevaarlijke producten in dit VGP) en CLP symbool of gevaarsymbool. Gasflessen die niet in gebruik zijn worden buiten op een vaste plaats rechtop en vastgemaakt gestockeerd, beschermd tegen zonnestralen en hittebronnen. De opslag van de gascilinders moet gebeuren volgens de huidige wetgeving (gescheiden opslag, veiligheidsafstanden , etc. ). De gascilinders moeten voorzien zijn van een geldig etiket met gevaarsymbolen. Transport van gascilinders moet gebeuren met geschikte behandelingstoestellen (hijskooi, flessenwagen, etc. ). Vertikaaltransport kan enkel wanneer de gascilinders stevig vastgemaakt zijn zodat deze niet kunnen schuiven, wegglijden of vallen tijdens het transport. Beschouw lege flessen als even gevaarlijk als volle flessen. Lege flessen moeten gescheiden opgeslagen worden van de volle. Gascilinders op de werkvloer moeten stevig vast gezet worden en enkele de gebruikte daghoeveelheid mag op de werkvloer aanwezig zijn. Gasflessen zijn voorzien van een permanente beschermkraag (nieuwe type gasflessen) of de gasflessen worden, wanneer deze niet in gebruik zijn, voorzien van de beschermkap. Gebruik steeds de juiste gasflexibels. Werk steeds met een ontspanner/ drukregelaar al dan niet voorzien van een drukmeter. Vermijdt contact met oliën en vetten (deze kunnen gemakkelijk in brand geraken bij plots ontstaan van een lek). Gasflessen die in gebruik zijn moeten buiten het vonkbereik staan. Gasflessen mogen nooit in een gesloten ruimte gebracht worden. Gasflessen worden bij het einde van de dagtaak dichtgedraaid en de slangen en manometers worden ontspannen. Torenkraan De plaatsbepaling van torenkraan en kraanspoor zal zodanig gebeuren dat het giekuiteinde, de hijskabel en de opgehangen lasten voldoende ver verwijderd blijven van elke elektrische luchtlijn; om elke verzakking te voorkomen, geen enkele uitgraving in de onmiddellijke omgeving van het kraanspoor nodig is; geen lasten boven elektrische luchtlijnen draaien. Als aan bovenstaande niet kan voldaan worden, zullen maatregelen genomen worden om te verhinderen dat de kraan in de verboden zone komt (bijvoorbeeld zwaaibeperking). Wanneer de actievelden van verschillende kranen elkaar overlappen zullen deze uitgerust worden met een antiaanrijdingssysteem om elke botsing te voorkomen. Bovendien zullen, om alle problemen uit te
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
16 / 32
sluiten, volgende maatregelen genomen worden aan de kraanmannen radio zend- en ontvangstposten ter beschikking stellen om hen toe te laten met elkaar en met de werfleider in verbinding te staan; de giekuiteinden en tegengiekuiteinden uitrusten met knipperlichten die de aandacht van de kraanmannen trekken op het gevaar voor botsing; voorrangsregels en voorschriften vastleggen en doen toepassen; maatregelen nemen om conversatiestoringen, veroorzaakt door de radio zend- en ontvangstposten, te voorkomen tussen stuurmannen en de aangestelde verantwoordelijke tijdens de handelingen. Arbeidsmiddelen en toebehoren Enkel elektrisch materieel conform het AREI mag op de bouwplaats aanwezig zijn en aangesloten worden op de daartoe voorziene verdeelborden. Elke aannemer moet zijn arbeidsmiddelen zodanig markeren dat ze identificeerbaar zijn. Het identificatiesysteem moet beschreven worden in de risicoanalyse van de aannemer. De arbeidsmiddelen moeten geschikt zijn voor het uit te voeren werk en regelmatig gekeurd door een bevoegd persoon zodat bij het gebruik de veiligheid en gezondheid steeds gewaarborgd zijn. Op vraag van de veiligheidscoördinator moeten de gebruiksaanwijzingen en veiligheids- en gezondheidsinstructies kunnen voorgelegd worden. Bij gebruik van arbeidsmiddelen van derden is de gebruiker verantwoordelijk voor de veiligheid. Bekisten en ontkisten Voor de bekisting wordt een systeem gekozen dat het best past bij de te bouwen constructie (traditionele planken en platenbekisting, zelfdragende panelensysteem,..). Deze bekisting wordt opgebouwd met in acht name van de grondregels van de arbeidsveiligheid, namelijk orde en netheid bij stapelen en werken. Voorziet men dat met de houtcirkelzaag zal gewerkt worden, dan dient daarvoor een plaats gekozen die gemakkelijk bereikbaar blijft en van waar men de afvalresten op een vlotte manier kan verwijderen. Op voorhand dient ook bepaald op welke manier de valbeveiliging van de werknemers verzekerd zal worden. Dit kan door middel van stellingen bij traditionele opbouw of door middel van door de fabrikant bijgeleverde elementen zoals draagconsoles, leuningstijlen en -planken, bevestigingstoebehoren, loopvloeren, geïntegreerde ladders en zo verder. De loop- en werkvloeren moeten steeds voldoende breed zijn om ook het eventueel nodige materieel een plaats te geven evenals schoringsplanken of stutten. Bij het bepalen van de breedte van een werkvloer moet ook rekening worden gehouden met de behoeften bij het ontkisten voor bijvoorbeeld het tijdelijk stapelen van de bekistingplanken of -panelen plus de nodige ruimte voor het uittrekken van nagels en verder kuisen van het materieel. Trekstangen en wachtwapening moeten afdoend afgeschermd worden en wel met een doorlopende afscherming als meerdere uiteinden zich op een rij bevinden, afzonderlijk in de andere gevallen. Het dient strikt gecontroleerd dat de bekistingpanelen nooit los staan behalve als deze met een hijstoestel aangeslagen zijn. Om ernstige of dodelijke ongevallen te vermijden, gebeurt dit onder strikt toezicht. Het gebruik van ontkistingsolie moet met overleg gebeuren. In het V&G-plan dient vermeld welke ademhalingsbescherming nodig is bij verstuiven en op welke manier rookverbod (altijd verplicht) aangeduid wordt. Bij een verticale tussen stockage van bekistingelementen moeten de nodige schoringen voorzien worden tegen de invloed van de wind. Betonpompen en betonstorten Vooraleer het betonstorten aan te vatten worden de geschikte loopvloeren aangebracht om voldoende armslag te geven bij het werken zelf, om de werknemers
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
17 / 32
tegen het vallen te beveiligen en om het nodige materieel een plaats te geven zoals trilnaalden, hun aandrijfmotoren en verlengkabels. Betonneren gebeurt nooit met ontbloot bovenlichaam, opgerolde mouwen of korte broek. Voor het reinigen van de betonmixers of het achterlaten van betonoverschotten worden gepaste voorzieningen getroffen en richtlijnen gegeven om te vermijden dat men op alle mogelijke plaatsen hoopjes verhard beton aantreft die de werfcirculatie ernstig hinderen en om te vermijden dat cementwater zijn weg vindt naar de riolering. Men kan bijvoorbeeld een welbepaalde plek aanduiden waar het reinigen gebeurt en waar de betonresten regelmatig met de graafmachine opgeschept en afgevoerd kunnen worden. Funderingen De toegang tot de putten gebeurt met aangepaste, veilige middelen (ladder, hellend vlak, trap,...). Die putten dienen voldoende ruim gegraven te worden om circulatie rond de bekisting, waar die nodig is, mogelijk te maken. Wachtwapening dient bij voorkeur in beugelvorm uitgevoerd. Indien toch staafpunten blijven uitsteken dan worden deze van bij het begin, d.w.z. van bij de bewapeningsfase van de nodige bescherming voorzien. De bekistingen zullen voorzien zijn van gepaste middelen om een gemakkelijke en veilige manipulatie mogelijk te maken. De stabiliteit van de bekisting wordt op een doeltreffende manier verzekerd door middelen voorzien door de constructeur. Elke improvisatie tijdens de montage zal verboden worden. De arbeiders zullen voor het plaatsen van de bewapening geschikte handschoenen dragen. Over de rand van de bekisting dient een loopplank van voldoende breedte (60 tal cm) geplaatst te worden zodat klauterpartijen over de opstaande bekisting voorkomen worden. Hef- en hijstoestellen Alle heftoestellen en hijstoestellen (inclusief de hoogwerkers en schaarliften), evenals grondverzetmachines die gebruikt worden om lasten te hijsen, die op de bouwplaats binnengebracht worden moeten voorzien zijn van een geldig keuringsattest. Alle hef- en hijsmaterieel (machines en toebehoren) dient driemaandelijks gekeurd te worden. Een kopie van de keuringsattesten moet beschikbaar (= ter inzage) zijn op de werf. Een hijsplan is verplicht bij gebruik van meerdere heftoestellen met overlappend werkbereik, indien de kraan op minder dan 10 meter + de eigen hoogte van de kraan opgesteld staat van een hoogspanningslijn of bij het hijsen van gecompliceerde lasten, zeer zware lasten, lasten met een niet centraal gelegen zwaartepunt of bij moeilijke omgevingssituatie (in stad, slechte zichtbaarheid voor de rigger etc. ) . Het is absoluut verboden om hangende lasten boven personen te laten bewegen. Minimale inhoud van een hijsplan · Namen van de betrokken partijen met contactgegevens · Naam rigger (hijsverantwoordelijke/monteerder) · Risico analyse van het hijsproject · Stappenplan en wijze van toezicht · Datum en tijdstip van de hijswerkzaamheden · Tekening, massa en afmetingen van de last met de hijspunten · Zwaartepuntberekening. · Hijstabellen en/of grafieken A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
18 / 32
· · · · · · · ·
3.4
Situatieschets van de omgeving en de opstelling van de kraan en last Te gebruiken hijsmaterieel Beperkingen door weersinvloed (wind, ijs, etc.) Tijdsschema, route van de last, etc. Communicatieprocedure en middelen tussen kraanman en rigger Afbakening en signalisatie van de werkzone PBM’s Inhoud van de startwerkbespreking
Collectieve beschermingsmiddelen
Elke onderneming is verplicht zijn eigen personeel te beschermen tegen vallen. Het gebruik van collectieve beschermingsmiddelen zoals leuningen, veiligheidsnetten, afbakening van putten en vloeropeningen en afscherming van machines is verplicht waar het noodzakelijk is voor de veiligheid van de op de werf of in de nabijheid ervan (bv. openbaar verkeer). De onderneming die de collectieve beschermingsmiddelen wegneemt om bepaalde werkzaamheden uit te voeren, moeten deze voorzieningen achteraf zo snel mogelijk terugplaatsen. Randbeveiligingen moeten moeten voldoen aan de norm NBN EN13374 (klassen A, B, C). Men plaatst best een drie-leuningen-systeem: Borstleuning op 1m à 1m20, een tussenleuning op +/- 50cm en een stootplank onderaan. Deze laatste belet het vallen van materieel (hamer,…) naar lager gelegen verdiepingen en mag niet vergeten worden. Allen voldoende stevig en goed verankerd. Veiligheidsnetten moeten voldoen aan de norm NBN EN1263-1 en 2). Bij de technische onmogelijkheid om collectieve beschermingsmiddelen te voorzien zorgt elke onderneming voor zijn werknemers vervangende persoonlijke beschermingsmiddelen (vb. valharnas).
3.5
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Elke onderneming moet op zijn kosten instaan voor de levering, het onderhoud en de vernieuwing van de voorgeschreven, individuele beschermingsmiddelen. Hij moet er ook op toezien dat deze middelen adequaat gebruikt worden. Het gebruik van individuele beschermingsmiddelen (conform de vigerende wetgeving) is op de werf verplicht als dit zo werd opgelegd door de veiligheidscoördinator. Het betreft hier oa. veiligheidshelm, -schoenen, -handschoenen, -bril, antivalapparatuur en gehoorbescherming. Veiligheidsschoenen zijn steeds verplicht te dragen op elke bouwplaats. Veiligheidshelm dient verplicht gedragen te worden zodra men onder een last werkt en als de kans bestaat op stoten van het hoofd of vallen van voorwerpen op het hoofd. Handschoenen verplicht te dragen bij het hanteren van scherpe of ruwe materialen, chemische producten,… Veiligheidsbril verplicht te dragen bij allerhande slijp- en boorwerken en bij werken boven het hoofd waarbij deeltjes in het oog kunnen terecht komen (bv. verfwerken, boren van gaten in plafonds,…) Bij las- en branderwerken zullen de lassers of andere in de omgeving werkende uitvoerders hetzij laskappen, branderbrillen of UV-afschermende veiligheidsbrillen moeten dragen.
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
19 / 32
Anti-valapparatuur: veiligheidsharnassen moeten gedragen worden bij elk werk waar valgevaar bestaat en niet kan worden gewerkt met collectieve bescherming. Het veiligheidsharnas kan ook als extra veiligheid worden gevraagd in. bv hoogtewerkers. Gehoorbescherming: bij een gehoorbelasting van meer dan 80 dB(A) is gehoorbescherming aan te raden. Deze moet vanaf dit geluidsniveau ter beschikking zijn gesteld door de aannemer aan zijn werknemers. Bij een belasting hoger dan 85 dB(A) is het dragen van gehoorbescherming verplicht. (Wegwerp) stofmaskers: verplicht in stofrijke werkplaatsen (vb. Slijpen). Half- of volgelaatsmasker/ P3-filter: t.b.v. vermijden van inademen van gevaarlijke stoffen (asbest, pecticiden,…) Fluo kledij in geval van wegenwerken: om zichtbaarheid voor verkeer te vergroten
3.6
Werkmethoden
Heffen en tillen, rugbescherming. Ter bescherming van de rug tijdens het uitvoeren van werken gelden volgende aanbevelingen. Gebruik bij het tillen je beenspieren, dit zijn je sterkste spieren. Zo spaar je je rug. Zet je benen wat uit elkaar en zorg voor een stabiele houding. Zak door uw benen in hurkhouding. Til de last met gestrekte rug. Bij graafwerken dient de aannemer de liggingsplannen van alle ondergrondse kabels en leidingen op te vragen. Dit kan op elektronische wijze via www.klip.be (Kabel en LeidingInformatiePortaal). Het bezitten van een plan met ondergrondse leidingen ontslaat de aannemer niet om voorzichtig te werk te gaan. Een plan garandeert immers niet de “correcte” ligging van ondergrondse leidingen. Wanneer de graafwerken dieper gaan dan 1,2 m dient in functie van de omstandigheden de noodzaak van een beschoeiing bekeken te worden. Er dienen echter steeds voldoende uitgangen voor handen zijn. Verwijderen van de asbesthoudende toepassingen binnen dit project dient conform de vigerende wetgeving te worden georganiseerd: KB van 16/03/2006 m.b.t de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest (B.S. 23/3/2006). De aannemer dient er zich tijdens de sloopwerken van te vergewissen dat er bij ontdekken van asbesthoudende toepassingen dit onmiddellijk wordt gemeld aan de opdrachtgever, zodat in overleg met de veiligheidscoördinator de juiste verwijderingsmethode kan worden gevolgd. Lassen en Branden: Bij de uitvoering van las- en snijwerken dient steeds minimaal één poederblusser binnen handbereik te zijn. De lasapparatuur moet door de uitvoerder voor het werk gecontroleerd worden. De apparatuur moet voldoen aan de veiligheidseisen. Las- en snijwerken steeds met lasscherm en lashandschoenen. Elektrisch: De aardingsklem bevestigen aan het stuk waaraan gelast wordt, dicht bij het punt van het lassen. De las- en massakabel, evenals de aansluitingen zijn geïsoleerd en in perfecte staat. De lasser zal zich steeds beschermen tegen elektrocutie. Wanneer het elektrisch lassen in open lucht gebeurt, is de natuurlijke ventilatie voldoende om beschadiging aan de ademhalingswegen te voorkomen. Het is daarbij aangeraden met de wind in de rug te werken. Autogeen lassen en branden: Hou de slangen verwijderd van hete pijpen, scherpe kanten en elektrische kabels. Het gebruik van branders, reduceerafsluiters, gasflessen en diverse toebehoren voor laswerk is verboden voor onbevoegden. Bij niet gebruik worden gasflessen afgesloten, na aflaten van de darmen. Samengeperste gassen in cilinders worden steeds rechtstaand opgeslagen en geketend op de voorziene plaatsen (ook op de kar zelf). De volle en lege flessen worden gescheiden
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
20 / 32
opgeslagen. Projecties van metaal, slak en elektrode-uiteinden, alsook de hoge temperatuur van het werkstuk vormen een rechtstreeks gevaar voor brandwonden. Omdat UV-stralen een schadelijke invloed hebben op huid en ogen is het nodig een aangepaste beveiliging te dragen. Het werkpak moet tevens uit katoen zijn omdat kunststof-weefsels UV-straling doorlaten. Bij lassen, alsook bij branden of slijpen moeten de nodige schermen oordeelkundig aangebracht worden om geen andere werfdeelnemers te hinderen. Het spreidingsoppervlakte van de gensters, vonken of intense lichtstraling moet tot een minimum herleid worden. Lassers en eventuele helpers dienen daarom individueel beschermd te worden als volgt: dragen van lederen lasserhandschoenen; brandvrij katoenen werkpak met kraag, gesloten aan de mouwen en voorzien van zakken met kleppen; gelaatsscherm met veiligheidsglas en aangepast UVfilter voor de lasser zelf; lasbril voor de helper; een lederen lasschort is aan te bevelen; de hoofdharen dienen beschermd te worden door een aangepast hoofddeksel zoals pet of muts veiligheidsschoenen speciaal voor lassers. Grondverzet De aannemer voert alle grondverzet-werken (afgraven, verplaatsen, …) uit volgens de wettelijke bepalingen (Vlarea, VLAREBO en vzw Grondbank). Indien grondverzethoeveelheden groter zijn dan 250 m³ (ook indien deze ter plaatse worden herbruikt) wordt er een „technisch verslag‟ en „bodembeheerrapport‟ opgesteld door een erkend bodemdeskundige. Deze deskundige wordt door de aannemer aangesteld, het verslag zal door de Coördinerend- aannemer bezorgd worden aan de bouwheer. Werken in putten en sleuven Bij het graven van putten moet onderstaande richtlijn van NAVB gevolgd worden Vanaf 1,2m diepte moet er in helling uitgegraven worden. De helling is afhankelijk van de grondsoort. Een veilige hellingshoek die men voor alle grondsoorten kan toepassen is deze van 45°. Indien dit in de breedte van het traject niet haalbaar is, moet er gewerkt worden met een beschoeiing (sleuvenbak). Stockage naast de bouwput best vermijden, en indien niet mogelijk een afstand van 60cm houden (boven 18 ton = 1m). Vervuilde bodems Wanneer, tijdens de uitvoering van werken, vervuilde bodems worden vastgesteld (oude stortterreinen, bodemvervuiling….) die risico‟s inhouden voor het welzijn en de gezondheid van werknemers worden onverwijld alle nodige preventieve maatregelen genomen (staken van de werkzaamheden op de vervuilde plekken, plaatsen van afscherming rond de betrokken zone….) teneinde de werknemers te beschermen tegen deze risico‟s. De veiligheidscoördinator verwezenlijking en de bouwheer worden direct van deze vaststellingen op de hoogte gebracht zodat het B-PVGP kan aangepast worden in functie van de verder te ondernemen stappen. Milieu Het verbranden van afval is op de bouwplaats verboden. Maatregelen dienen genomen te worden tegen bodem-, lucht- en waterverontreiniging. De milieuwetgeving is integraal van toepassing. De hoofdaannemer zorgt dat het afval en bouwafval volgens de milieuwetgeving gesorteerd wordt en is ook verantwoordelijk voor de afvoer van alle bouwafval en overig afval naar officieel erkende
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
21 / 32
stortplaatsen of verwerkingscentra, hij dient hiervoor de nodige bewijzen af te leveren aan de bouwheer. Onder geen beding zullen afbraakmaterialen, puin, vuilnis of afval op de werf achtergelaten, ingegraven of verbrand worden. Bij het ontstaan van een lek of ongewenst vrijkomen van producten in het milieu (bodem, water, lucht, etc.) is het verplicht om het lek in te dijken en op te ruimen (inclusief de verontreinigde milieu component) en de VC op de hoogte te brengen. Het afval wordt verwijderd van de werf via een erkend afvalverwerkingsbedrijf. Gemeenschappelijk gebruik van stellingen, gereedschap, etc. Het gemeenschappelijk gebruik van materieel door meerdere aannemers is slechts toegelaten mits aan volgende voorwaarden voldaan wordt: · De aannemer-eigenaar is verantwoordelijk voor de goede staat van het materieel (onderhoud, inspecties, keuringen,…). · De aannemer-gebruiker is verantwoordelijk voor het correct gebruik van het materieel, door werknemers die beschikken over de vereiste opleiding, kwalificaties en ervaring. · De aannemers stellen vooraf een onderlinge gebruikersprocedure op. Besloten ruimten Het werken in besloten ruimten zoals kelders, bouwputten, schachten, riolen en collectoren kunnen een reëel risico betekenen vanwege : · de moeilijke toegang en moeilijke redding van personen in nood · valrisico voor personen en van voorwerpen · mogelijke slechte atmosfeer (zuurstoftekort, toxische gassen en explosieve dampen) · geen direct contact vanwege afgezonderd werk en moeilijke verwittiging bij incident · mogelijk contact met ongedierte en biologische agentia Volgende preventiemaatregelen moeten voorzien worden: · permanente en gegarandeerde ventilatie met verse ademlucht · de ingang van de werkzone voldoende vrij houden · een permanente manwacht moet aan de ingang staan (min. 18 jaar, degelijk opgeleid en continu contact met betreder) · controle van de atmosfeer door een permanente/periodieke detectie · collectieve voorzieningen voor een veilige betreding (verlichting, trap, lift, ladder…) · organisatorische en praktische maatregelen gericht op controle en alarmering in nood · een snelle en efficiënte evacuatie in functie van de risico‟s en omstandigheden · Bijkomende individuele voorzieningen indien nodig : o eerste lijnsredding (zuurstof producerend zelfredmiddel) o valrisico en evacuatie (harnasgordel, helm, lamp) o vluchtroute (levenslijn) o alarmering bij slechte atmosfeer (gasdetectie) o ademlucht ifv de evacuatietijd (vluchtmasker) o biologische agentia (handschoenen, laarzen, kledij) Blootstelling aan biologische agentia(in slib, stilstaand water, uitwerpselen, schimmels, overblijfselen, etc.) Werknemers zijn verplicht om met vochtresistente handschoenen en overall te werken. Wanneer dampen of nevels kunnen vrijkomen is bijkomend een nevelmasker verplicht. De werknemers A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
22 / 32
moeten zichzelf aan de blootgestelde delen kunnen wassen met antiseptische zeep. De mogelijk gecontamineerde werkkledij dient op een andere locatie bewaard te worden dan de stadskledij van de werknemers, de kledij moet regelmatig van de site verwijderd te worden (wegwerpkledij via correcte afvalstroom verwijderen of kledij laten reinigen). Het is niet toegestaan om met mogelijk verontreinigde kledij in de refter en rust ruimte te komen. Mogelijk biologisch gecontamineerde afvalstromen dienen verwijderd te worden via de correcte afvalstroom (biologisch gecontamineerd afval , krengen etc. ). Werknemers die deze werkzaamheden uitvoeren moeten getraind zijn om met de gevaren van biologische agentia om te gaan. Bij het ontgraven van menselijke overblijfselen is het aangeraden om de zone af te bakenen met HERAS hekken die voorzien zijn van ondoorzichtige bekleding. Werken met teerhoudend asfalt Bitumen, het bindmiddel in asfalt, bevat weinig schadelijke stoffen. Wel bevat asfaltrook een verhoogde concentratie aan PAK’s (polycyclische aromatische koolwaterstoffen). Hoe heter het asfalt en het bitumen, hoe meer PAK’s er vrijkomen. Preventiemaatregelen: · Gebruik warm asfalt op een zo laag mogelijke temperatuur, dat geeft minder rook. · Gebruik geen asfaltproducten die een hogere verwerkingstemperatuur noodzakelijk maken. · Hergebruik alleen afvalmaterialen waarvan zeker is dat de verwerking niet tot bijkomende gezondheidsrisico’s leidt. · Zorg voor sociale voorzieningen (refter, kleedkamer, sanitaire voorzieningen…) die voldoen aan de CAO van 10 februari 2005 (koninklijk besluit van 24 september 2006). Werken met kalk Op bouwplaatsen met een groot grondoverschot ligt het dikwijls voor de hand om de grond te hergebruiken, eventueel nadat hij gestabiliseerd werd met ongebluste kalk (calciumoxide). Het gebruik van ongebluste kalk brengt echter specifieke veiligheidsproblemen met zich mee. Het is een stof die hevig reageert met water en daarbij komt veel warmte, waterdamp en stof vrij. Ongebluste kalk kan ook ernstige huidirritaties veroorzaken. Zweet in combinatie met kalk vergroot de kans op irritatie nog. Bescherm de ogen beschermen door een stofdichte veiligheidsbril te dragen. Draag een wegwerpstofmasker (P2 vor fijn stof) en bescherm de huid door een overall te dragen die goed aansluit ter hoogte van de polsen en de halsstreek. Draag ook handschoenen. Blootstelling aan kwartsstof Bij het aanvatten van frezen, slijpen, boren of andere activiteiten in kwartshoudende materialen moet rekening gehouden worden met mogelijke blootstelling aan kristallijn silica (kwartsstof). Met volgende punten moet rekening gehouden worden: · de werknemer moet op de hoogte zijn van de risico’s van kwartsstof. · Veilige werkmethodes gebruiken. · Dragen van PBM’s. · Hinder naar andere personen en de omgeving beperken dit kan door het werkstuk te bevochtigen of gebruik te maken van slijp, frees, boormachines etc. met waterbevochtiging of stofafzuiging. · Maak niet schoon met keerborstel of perslucht (natschoonmaken of gebruik van een stofzuiger wordt aanbevolen).
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
23 / 32
Signalisatie voor wegeniswerken en werken nabij of op de openbare weg Voor wegeniswerken en werken op of nabij de openbare weg wordt voldaan aan de eisen van het ministerieel besluit betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg (MB07/05/1999). Een signalisatieverantwoordelijke met de nodige kwalificaties moet aangesteld worden wanneer een gedeelte van de rijweg in beslag wordt genomen (volgens CAO 2003 in de bouwsector). Werken nabij spoorwegen De uitvoering van werken langs de sporen in dienst vraagt bijzondere aandacht en de naleving van de veiligheidsconsignes die door Infrabel worden uitgevaardigd, met name het feit dat, behoudens een speciale toestemming: · geen enkele activiteit mag worden uitgevoerd binnen het vrijeruimteprofiel van een spoor in dienst; · het verboden is om de sporen met een voertuig over te steken; · op elk ogenblik een afstand van 1,50 m van de buitenste rand van de dichtstbijzijnde spoorstaaf in acht moet worden genomen. Een oranje net wordt zo nodig aangebracht op die afstand; · een veiligheidsafstand van 3,00 m in acht wordt genomen ten opzichte van de vaste installaties van elektrische tractie (bovenleiding 3.000 V of 25.000V, …). · het strikt verboden is om, zonder redenen voor het werk, de sporen in dienst over te steken of erop te rijden wegens het gevaar dat de doorrit van treinen inhoudt (normaal spoor, tegenspoor, parallel rijden,…). · Het oversteken van sporen in dienst is altijd onderworpen aan een risicoanalyse en aan de voorschriften opgenomen in het algemeen of specifiek veiligheidsplan. Dit houdt rekening met de kennis van de aannemer van de risico’s in de betrokken zone. · De personen die zich voor het werk aan de overkant van de sporen moeten begeven, moeten verplicht de volgende regels naleven, in volgorde van prioriteit: · hetzij oversteken via een speciaal daarvoor gebouwde brug, onderdoorgang, overweg of o dienstpad; o hetzij oversteken tijdens een periode van buitendienststelling van de sporen; o hetzij oversteken onder toezicht van een “schildwacht” die toeziet op hun veiligheid (de o schildwacht kan een lid zijn van de ploeg van de werknemers – bij goede zichtbaarheid en o in een eenvoudig geval), terwijl de volgende voorschriften worden nageleefd: · Kijk steeds aandachtig aan beide kanten alvorens de sporen over te steken; · Een trein die u ziet kan een andere verbergen; · Een trein die u hoort kan het lawaai van een andere trein afzwakken; · Kijk goed naar eventuele naar eventuele hindernissen in het spoor; · Steek de sporen over zonder te treuzelen en zonder u te laten afleiden; · Plaats uw voeten niet op de dwarsliggers of de spoorstaven, ze kunnen glad zijn; · Plaats nooit een voet tussen een wisseltong en de aanslagrail; · Loop slechts tussen twee stilstaande voertuigen door als ze zich ten minste 20 m van o elkaar bevinden en houd een afstand van minimum 5 m van de stootbokken van elk voertuig; · Draag geen last die uw zicht kan belemmeren;
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
24 / 32
·
o
Indien u ondanks alles toch wordt verrast door een trein, werp uzelf op de grond naast het spoor. · Het is verboden om oorluidsprekers te dragen.
Alle personen die op spoorlijnen of in de onmiddellijke nabijheid van de sporen werkzaam zijn, moeten gele fluorescerende signalisatiekledij of –overkledij (> of = klasse 2) dragen; het gebruik van rode uitrustingen (werkkledij, helm, gereedschap,…) is verboden.
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
25 / 32
4 4.1
NOODPLAN Procedure
Elke aannemer zal de procedure inzake EHBO en arbeidsongevallen, opgesteld door de veiligheidscoördinator verwezenlijking respecteren. Van elk arbeidsongeval, incident of schadegeval moet de dag van het voorval een melding en een onderzoeksrapport aan de veiligheidscoördinator verwezenlijking overhandigd worden. Elke onderneming rust zijn lokalen uit met de wettelijke voorzieningen inzake brandblussers en EHBO-materiaal. Op de bouwplaats is ten minste 1 EHBOhulpverlener permanent aanwezig. Bij incidenten geeft het werfincidentenplan gestructureerd de manier van handelen weer om snel en efficiënt te reageren. Elke aannemer dient te beschikken over de nodige voorzieningen tot het verlenen van eerste hulp volgens de voorschriften van de gangbare wetgeving. Dit impliceert een gebrevetteerde hulpverlener bij meer dan 20 werknemers op de werf. Hij of zij kan de eerste hulp toedienen. De EHBO-post is aangeduid met het groene pictogram 150/150 met witte kruis. De EHBO post is een daarvoor geschikt lokaal met volledige verbanddoos, draagberrie en minimaal 2 dekens. Het lokaal is gemakkelijk toegankelijk met een draagberrie, te allen tijde bereikbaar voor de hulpdiensten, voldoende verwarmd, verlicht en verlucht. Daarnaast heeft elke ploeg op de werkplek de beschikking over een verbanddoos, bij te houden door een daarvoor aangestelde verantwoordelijke. De verantwoordelijke(n) worden opgelijst in een tabel. De noodnummers voor hulpdiensten dienen op een goed zichtbare en bereikbare plek (vb.werfkeet) opgehangen te worden. In geval van nood, als de EHBO verantwoordelijke niet bereikbaar is of het nodig acht, dienen gespecialiseerde hulpdiensten gecontacteerd te worden. Ondertussen dienen, indien de omstandigheden dit vereisen, alle personen die op de werf aanwezig zijn bijstand te verlenen aan het slachtoffer of zijn hulpverleners. Vervoer van slachtoffers geschiedt door hulp of nooddiensten die bij oproep een duidelijke identificatie van de werf dienen te ontvangen. De boodschap bevat volgende elementen: plaats van het delict, naam van de oproeper, aantal gekwetsten, aard van de verwonding (noodzaak tot MUG indien vereist), specifieke arbeidsomstandigheden (indien vereist). In ieder geval dient de werfleiding ingelicht te worden van iedere interventie betreffende EHBO en contactname met externe hulpverlening teneinde de hulpdiensten aan de ingang van de werf op te wachten, de nodige inlichtingen te verschaffen en naar de plaats van het ongeval te begeleiden. Bij iedere interventie betreffende EHBO wordt een onderzoek uitgevoerd waarbij op de volledige assistentie van de medewerkers op de werf kan gerekend worden om preventiemaatregelen te treffen om elk gelijkaardig incident te voorkomen. Van elk incident wordt een rapport opgesteld waarvan minstens één kopie bij de aannemer, één kopie bij de werfleiding en één kopie aan de instanties (verzekering, arbeidsinspectie, ...) worden overgemaakt. De verschillende aannemers staan in voor de afhandeling van de wettelijke meldingsplichten voor wat betreft hun medewerkers. Werkhervatting, geschikt of aangepast werk is enkel toegelaten mits schriftelijk advies van de arbeidsgeneesheer. De coördinator verwezenlijking dient op de hoogte gehouden te worden van de toestand van personen die EHBO behandeling hebben gekregen. De ongevallen en/of incidenten worden (dagelijks) bijgehouden en opgelijst. Dit kan met onderstaand incident/ongevallen melding. Tijdens elke coördinatievergadering dienen deze besproken te worden, alsook de ongevallen. Op deze manier wordt de kans op een ongeval stelselmatig verminderd.
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
26 / 32
4.2
Wat te doen bij arbeidsongevallen?
Een voorbeeld van een meldingsformulier vindt u terug als bijlage van dit document (Bijlage 4).
1.
Vóór elk ander ingrijpen: het eventueel nog bestaande gevaar uitschakelen (bv. voorwerpen die dreigen te vallen wegnemen, elektrische stroom afsluiten,…).
2.
Verwittigen van interne hulpdiensten, werfleiding en bestuur.
3.
Hulp verlenen aan het slachtoffer.
4.
Oproepen van de externe hulpdiensten: Inhoud van de boodschap: § Naam van de oproeper; § Identificatie van de werf; § Aantal gekwetsten + aard verwondingen; § Indien nodig het medisch urgentieteam er bijvragen. Bij de werftoegang wordt een persoon geposteerd die de hulpdienst ontvangt, de nodige inlichtingen verschaft en begeleidt naar de plaats van het ongeval.
5.
Verwittigen van: § De familie van de gekwetste bij opname in het hospitaal of bij overlijden; § De preventieadviseur van de hoofdaannemer; § De werkgever van de gekwetste; § De Veiligheidscoördinator verwezenlijking; § Arbeidsinspectie: onmiddellijk indien het slachtoffer dood is of > 25 % blijvende handicap; binnen de 2 dagen indien een ongeschiktheid van meer dan een maand of een lichte permanente handicap verwacht wordt; na elk ongeval waarbij een persoon een elektrische schok onderging; § De Dienst Elektrische Energie van het Ministerie van Economische Zaken na elk ongeval “met elektriciteit” waarbij gekwetsten vielen; § Federale Politie in geval van verkeersongeval (woonwerkverkeer).
6.
Ongevalsonderzoek: Onderzoek naar de omstandigheden uitgevoerd door de preventie-adviseur van de betreffende onderneming middels geschreven rapport (kopie aan de coördinator verwezenlijking).
7.
Maatregelen nemen om herhaling van elk gelijkaardig ongeval te voorkomen.
8.
Documenten: § Kopieën van ongevalanalyse klasseren in de veiligheidsmap op de werf; § Proces-verbaal van Federale Politie in geval van verkeersongeval (woon- werkverkeer).
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
27 / 32
9.
Bij werkhervatting: § Geen werkhervatting zonder genezingsattest; § Verwittigen preventieadviseur (indien de afwezigheid meer dan 1 week bedroeg); § Steeds de Veiligheidscoördinator op de hoogte brengen; § Eventueel medisch onderzoek door de arbeidsgeneesheer (art. 131 ARAB).
10. Opmerking: Onder ernstig ongeval wordt verstaan: Een ongeval op de arbeidsplaats dat · Ofwel aanleiding heeft gegeven tot de dood. · Ofwel aanleiding heeft gegeven tot: o Hetzij blijvende invaliditeit met § Of een afwijkende gebeurtenis (Codex, T.II, H.III, bijlage I) § Of een betrokken voorwerp(Codex, T.II, H.III, bijlage 2) o Hetzij een tijdelijk letsel uit tabel (Codex, T.I, H.III, bijlage 3) § Of een afwijkende gebeurtenis (Codex, T.II, H.III, bijlage I)Of § een betrokken voorwerp(Codex, T.II, H.III, bijlage 2)
5
AANWEZIGHEIDSREGISTRATIE Voor werken waarvan het totale bedrag gelijk aan of hoger is dan 800.000 euro, excl. btw, is er een aanwezigheidsregistratie verplicht. De opdrachtgever moet daarom de Veiligheidscoördinator in kennis stellen over de te verwachten bouwwaarde. De Veiligheidscoördinator zal op deze werven, onafhankelijk van andere tussenkomende personen, enkel en alleen zijn aanwezigheid melden via een eigen systeem. De Veiligheidscoördinator draagt daaromtrent de verantwoordelijkheid voor de correcte werking van zijn systeem. Het blijft daarentegen wel de verantwoordelijkheid van de bouwdirectie gelast met de uitvoering der werken (d.i. de hoofdaannemer) om ervoor te zorgen dat de aanwezigheid van alle andere partijen, die zich op zijn werf bevinden en onder deze regelgeving vallen, te laten registreren.
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
28 / 32
BIJLAGE 1: IDENTIFICATIEFORMULIER AANNEMER
Identificatieformulier aannemer: Onderneming naam activiteit bij het project adres tel
fax
e-mail
ondernemingsnummer max. aantal personen van de aannemer op de werf Projectleider naam
gsm
e-mail
gsm
e-mail
Interne preventieadviseur naam Onderaannemers op de werf 1
2
3
4
naam
activiteit
adres
aantal werknemers op werf
naam
activiteit
adres
aantal werknemers op werf
naam
activiteit
adres
aantal werknemers op werf
naam
activiteit
adres
aantal werknemers op werf
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
29 / 32
BIJLAGE 2: INTENTIEVERKLARING AANNEMER
Intentieverklaring van de aannemer i.v.m. de VEILIGHEID op zijn werf: Door het ondertekenen van dit document, verklaart de vernoemde aannemer de bepalingen van het V&G plan en de bijkomende adviezen van de Veiligheidscoördinator op te volgen en te laten opvolgen door al zijn werknemers en zijn onderaannemers op de werf, en dit in overleg met de opdrachtgever en de architect. Op de bouwplaats zal de aannemer enkel gekwalificeerde personen tewerkstellen, die op de hoogte zijn van alle risico’s, verbonden aan de uitvoering van hun werk, en de daarbij horende preventiemaatregelen. De toegang tot de werf wordt formeel verboden voor personen die de veiligheidsinstructies niet kennen of toepassen. De aannemer heeft de plicht om elk ongeval tijdens uitvoering van de werken en elke onveilige situatie op de werf te melden aan de Veiligheidscoördinator. Hij zal zijn specifiek Veiligheidscoördinator.
Veiligheidsplan
vóór
aanvang
der werken
overmaken
aan de
Aannemer
Afgevaardigde
Naam
Handtekening
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
30 / 32
BIJLAGE 3: NOODNUMMERS Ambulance: 100 of 112
Brandweer: 100 of 112
Politie: 101 of 112
Antigifcentrum: 070/245.245
Belgische BrandwondenStichting: 02/649.65.89
Tele-onthaal 106
FOD WASO Dienst Toezicht op het Welzijn op het werk Antwerpen: 03/232.79.05 - Limburg & Vlaams Brabant: 013/35.90.50 - Brussel: 02/233.45.46 - Oost-Vlaanderen: 09/268.63.30 NAVB: 02/55.20.500
Veiligheidscoördinator: 013/460.420
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
31 / 32
BIJLAGE 4: MELDINGSFORMULIER ARBEIDSONGEVALLEN / INCIDENTEN Eerst en vooral dient de veiligheidscoördinator telefonisch verwittigd worden (014/750.450)!
Meldingsformulier arbeidsongevallen / incidenten Bouwproject:
Werfverantwoordelijke:
Adres:
Telefoonnummer/GSM: Emailadres:
Getroffene Naam/voornaam: Adres: Telefoonnummer/GSM: Werkgever van de getroffene: Beroep of functie binnen de onderneming: Ongeval a) op weg naar of van het werk:
Ja/neen
b) op de werf:
Ja/neen
Dag - datum - uur van het ongeval: Uren niet gewerkt op de dag van het ongeval: Normale diensturen van de getroffene: Naam van de getuige(n): Eerste zorgen gegeven door: Omstandigheden en materiële oorzaken van het ongeval Waarmee was hij bezig? Hoe heeft het ongeval zich voorgedaan? Aard en plaats van het letsel: Materiële oorzaken: Getroffen of te treffen maatregelen om gelijkaardige ongevallen te vermijden
Naam van de werfleider of afgevaardigde
Datum
A VGP Algemeen Veiligheids- en GezondheidsPlan Macobo V02
Handtekening
32 / 32