Oostereindestraat 31 3560 Lummen Tel. : +32 (0)13/ 29.53.19 Fax. : +32 (0)13/ 29.58.89 e-mail:
[email protected] website: www.enerdo.be
ALGEMEEN VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN PROJECT: Verbouwing van een naschoolse opvang Robbedoes Jaak Tassetstraat 20 te 3910 Neerpelt
DIT ALGEMEEN VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN MAG SLECHTS GEBRUIKT WORDEN BINNEN HET KADER VAN HET BOVENSTAAND BESCHREVEN BOUWPROJECT. GEBRUIK OF OVERNAME VAN DIT DOCUMENT, ZELFS GEDEELTELIJK, VOOR ANDERE DOELEINDEN IS NIET TOEGELATEN. Bouwheer:
Gemeentebestuur Neerpelt Kerkplein 1 3910 Neerpelt
Bouwdirectie ontwerp:
Architect Jan Verbeek bvba Nieuwstraat 36 3891 Borlo
Coördinator ontwerp en verwezenlijking
Enerdo bvba Oostereindestraat 31 3560 Lummen
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 1 van 50
INHOUD
Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Veiligheids- en gezondheidsplan 1.2 Definities 1.3 Afkortingen Hoofdstuk 2: Projectgegevens 2.1 Identificatie van de actoren bij ontwerp en uitvoering van het project 2.2 Algemene informatie van het project 2.2.1 Lokalisering van de werf 2.3 De te realiseren werken 2.3.1 Omschrijving 2.3.2 Planning 2.4 Planning: De kritieke fasen Hoofdstuk 3: Veiligheidsdocumenten - Aanbestedingsdocumenten 3.1 Door de aannemer te leveren documenten en gegevens bij de aanbesteding 3.1.1 Administratieve gegevens - Intentieverklaring 3.1.4 Diversen 3.2 Documenten te leveren voor de aanvang van de werken 3.2.1 Voorafgaande kennisgeving 3.2.3 Specifiek veiligheids- en gezondheidsplan 3.2.4 Planning 3.2.5 Werfinrichtingsplan + signalisatieplan 3.2.6 Procedure voor de afvoer van grond 3.2.7 Verzekeringsattesten en vergunningen 3.3 Documenten te leveren tijdens en na de werken 3.3.1 Keuringen en attesten 3.3.2 Technische fiches 3.3.3 Postinterventies 3.3.4 Verslagen van de toolboxmeetings 3.3.5 ongevalaangifte 3.4 Instrumenten van de veiligheidscoördinator 3.4.1 Het veiligheids- en gezondheidsplan 3.4.2 Coördinatiedagboek 3.4.3 Postinterventiedossier Hoofdstuk 4: Algemene preventiemaatregelen 4.1 Bouwplaatsreglement Hoofdstuk 5: Identificatie van de gevaren Hoofdstuk 6: Specifieke veiligheidsvoorschriften 6.1 Identificatie van de risicovolle werkzaamheden 6.2 Identificatie van de gevaren bij wederzijdse inwerking van tussenkomende partijen, installaties of activiteiten op of in de nabijheid van de bouwplaats Bijlages
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 2 van 50
Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Veiligheids- en gezondheidsplan Dit veiligheids- en gezondheidsplan is opgesteld conform de wettelijke bepalingen, zoals bepaald in de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (B.S. 18.9.1996) en het Koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (B.S. 7.2.2001). Dit veiligheids- en gezondheidsplan bevat projectgegevens, een analyse van de risico’s en een reeks preventiemaatregelen, ter voorkoming van deze risico’s. 1. Elke onderneming en/of elke zelfstandige die op de bouwplaats werken uitvoert en/of laat uitvoeren en ieder persoon die op de bouwplaats aanwezig is, moet het bouwplaatsreglement naleven. (het bouwplaatsreglement is een addendum bij de bestelling). Het reglement evenals de daaruit voortvloeiende verplichtingen beogen de coördinatie van Veiligheid, Gezondheid en Milieu op de bouwplaats. Elke onderneming moet zelf instaan om dit reglement ter kennis van zijn personeel, leveranciers, onderaannemers en eventueel bezoekers te brengen en de toepassing ervan op te leggen. 2. Elke onderneming is verplicht een veiligheids-, gezondheids- en milieu plan op te stellen. Dit plan moet, vooraleer de werken starten, aan de aangestelde coördinator voorgelegd worden. Pas na goedkeuring en/of onderling overleg mogen de werken aangevat worden. 3. Toezicht en sancties: De bouwheer, de bouwdirectie, de coördinator of de aangestelde(n) heeft (hebben) steeds het recht de werkzaamheden te controleren, het gebruik van onveilig materieel, werktuigen en/of werkmethoden te verbieden en de werken te stoppen, indien naar zijn (haar) mening het werk zelf, of de manier van uitvoeren gevaarlijk is. Ingeval correcties en/of aanvullende maatregelen op gebied van veiligheid en/of gezondheid en/of milieu uitgevoerd moeten worden, kan de bouwheer, bouwdirectie, coördinator of aangestelde beslissen deze uit te voeren op kosten van de onderneming(en) die in gebreke blijft (blijven). Personen die de veiligheids-, gezondheids- en milieurichtlijnen niet naleven en/of zich niet kunnen identificeren, zullen van de bouwplaats gestuurd worden. 4. Intentieverklaring: Elke onderneming moet, vooraleer de werken aangevat worden, de intentieverklaring ondertekend terugbezorgen aan de hoofdaannemer die op zijn beurt verslag uitbrengt aan de veiligheidscoördinator.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 3 van 50
1.2 Definities
Opdrachtgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon voor wiens rekening een bouwwerk wordt verwezenlijkt. Bouwdirectie belast met het ontwerp: iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorg draagt voor het ontwerp van het bouwwerk. Bouwdirectie belast met de uitvoering: iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorg draagt voor de uitvoering van het bouwwerk. Bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering: iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorg draagt voor het toezicht op de uitvoering van het bouwwerk. Veiligheidscoördinator ontwerp: iedere persoon die door de opdrachtgever of de bouwdirectie belast met het ontwerp belast is om zorg te dragen voor de coördinatie inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk. Veiligheidscoördinator verwezenlijking: iedere persoon die door de opdrachtgever of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering belast is om zorg te dragen voor de coördinatie inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk. Aannemer: iedere natuurlijke of rechtspersoon die activiteiten verricht tijdens de uitvoeringsfase van de verwezenlijking van het bouwwerk ongeacht of hij werkgever of zelfstandige is of een werkgever die samen met zijn werknemers werkt op de bouwplaats.
1.3 Afkortingen VGP: CD: PID: PBM: CBM: EHBO: VT: NVT: TMB:
Veiligheids- en gezondheidsplan Coördinatiedagboek Post-interventiedossier Persoonlijke beschermingsmiddelen Collectieve beschermingsmiddelen Eerste hulp bij ongevallen Van toepassing Niet van toepassing Tijdelijke of Mobiele Bouwplaatsen
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 4 van 50
Hoofdstuk 2: Projectgegevens 2.1 Identificatie van de actoren bij ontwerp en uitvoering van het project Tussenkom. Partij Opdrachtgever Bouwheer
Bouwdirectie ontwerp
Naam
Contact/functie Contactgegevens
Gemeentebestuur Neerpelt, Kerkplein 1, 3910 Neerpelt
[email protected] 011809740
Architect Jan Verbeek bvba, Nieuwstraat 36, 3891 Borlo
Jan Verbeek
Architect Jan Verbeek bvba, Nieuwstraat 36, 3891 Borlo
Jan Verbeek
Veiligheidscoordinator ontwerp
Enerdo bvba
Rob Kempeneers
[email protected]
Oostereindestraat 31
Veiligheidscoördinator
0475/34 69 41
Veiligheidscoordinator verwezenlijking
Enerdo bvba
Rob Kempeneers
[email protected]
Oostereindestraat 31
Veiligheidscoördinator
0475/34 69 41
Bouwdirectie controle op uitvoering
Studiebureau Technieken
[email protected] 011481216
[email protected] 011481216
3560 Lummen
3560 Lummen
/
/
/
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 5 van 50
2.2 Algemene informatie van het project
2.2.1 Lokalisering van de werf Adres:
Jaak Tassetstraat 20 te 3910 Neerpelt
Kinderopvang Robbedoes is gelegen op een schoolterrein aan de Jaak Tassetstraat 20.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 6 van 50
2.3 De te realiseren werken
2.3.1 Omschrijving Verbouwing opvang Het voorwerpvan vannaschoolse de werf omvat : "Robbedoes". Hertracering van nutsleidingen (gas, water en elektriciteit) en het maken van 2 toegangen in het bestaand schoolgebouw.
Deze werken zijn omschreven in het aanbestedingsdossier bestaande uit de plannen, lastenboeken en meetstaten opgesteld door de architectuur- en studiebureaus. In geval van tegenstrijdigheden tussen de verschillende documenten, hebben de technische bepalingen voorrang op het huidige dossier. De aanneming bevat volgende werkzaamheden: VT Sloop- en afbraakwerken Asbestverwijdering Grond- en graafwerken
X X
Waterbouwkundige werken
X
Fundering en verstevigingswerken
X
Infrastructuurwerken (omgevingsaanleg,...)
X
Plaatsing van nutsleidingen, inzonderheid riolen, gasleidingen, elektriciteitskabels en tussenkomsten op deze leidingen voorafgegaan door andere in deze paragraaf bedoelde werken
X
Metselwerken
X
Gevelbekleding
X
Dakwerken
X
Buitenschrijnwerk
X
Muurafwerking (bepleistering, schilderwerken, betegeling)
X
Vloerafwerking (chape en diverse vloerbekleding)
X
Elektrische installatie
X
Sanitaire installatie
X
Verwarming en ventilatie
X
PV-panelen en zonnecollectoren Binnenschrijnwerk (deuren, trap, keuken, kasten, ...)
NVT
X
X X
Staalbouwwerken
X
Instandhoudingswerken (schoringswerken,...)
X
Installatie liften
X
Verlaagde plafonds
X
Onderhouds-, schilder- en reinigingswerken
X
Saneringswerken Afwerkingswerkzaamheden behorende bij 1 of meer werken bedoeld in de vorige activiteiten Andere specifieke technieken
X X X
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 7 van 50
2.3.2 Planning Bij de start van de werken maakt de aannemer een globale planning met aanduiding van de verschillende hoofdactiviteiten en vermelding of deze activiteit in eigen aanneming of in onderaanneming zal uitgevoerd worden. Met deze globale planning moet duidelijk zijn welke activiteiten elkaar zullen overlappen en wanneer verschillende aannemers gelijktijdig op de werf aanwezig zullen zijn. Per fase wordt deze globale planning meer gedetailleerd uitgewerkt, zodat de haalbaarheid van de globale planning steeds gewaarborgd blijft, timing van verschillende fases en activiteiten gecontroleerd wordt en tijdsdruk op het einde van de werken vermeden wordt. Tevens moet het mogelijk zijn om verschillende aannemers en verschillende activiteiten t.o.v. elkaar te coördineren, nog voor ze hun interventie op de werf starten. Deze planning wordt in onderling overleg met de veiligheidscoördinator bijgewerkt waar nodig. De uitvoeringstermijn van de werken bedraagt 1 jaar, start in Juni 2014. Om deze uitvoeringstermijn te halen zal een goede coördinatie en planning van de werken noodzakelijk zijn. Van bij start van de werken, moet een strikte planning opgelegd worden die waar mogelijk een reserve geeft op het einde van de werken voor eventuele bijkomende onverwachtse gebeurtenissen. In de planning moet rekening gehouden worden met de omvang van de werfzone en de mogelijke noodzaak om de torenkra(a)n(en) te verplaatsen. Het wijzigen van de werfinrichting (fasering van de werforganisatie) moet aangeduid worden op de planning. Uiteraard heeft de werkwijze waarop het project wordt uitgevoerd een grote impact op de planning, het is dus onaanvaardbaar dat er geen planning zou zijn bij de aanvang van de werken en een reden om de werken stil te leggen!
Om de interferentie tussen verschillende activiteiten en aannemers te kunnen inschatten en inplannen is regelmatig overleg ter bespreking van de planning nodig met alle partijen die werken uitvoeren op de werf, pilootaannemer en veiligheidscoördinator: - Globale planning van de werken wordt bij start van de werken opgesteld door de pilootaannemer en ter goedkeuring voorgelegd aan de veiligheidscoördinator. Op deze planning wordt de fasering van werforganisatie en de verschillende uitvoeringsfasen uitgezet, evenals belangrijke milestones en deadlines gedefinieerd. De kritieke fasen zullen op deze planning ingepland staan. Maandelijks moet deze planning geëvalueerd worden en indien nodig herbekeken of bijgestuurd om de uiteindelijke einddatum van de werken te kunnen behouden zonder verhoogde werkdruk. - Tijdens het werfbezoek van de veiligheidscoördinator wordt de planning van de komende dagen/weken overlopen om wijzigingen en bijsturing van de planning te bespreken en eventueel de coördinatie, communicatie en preventiemaatregelen aan te passen - Dagelijks (s morgens bij aanvang van de werkdag) bespreken pilootaannemer en verantwoordelijken van alle aanwezige aannemers de dagplanning en organisatie: - Locatie van de verschillende werkplekken - Werkvergunningen (vuur-, besloten ruimten, werken op hoogte, kraan, enz) - Interferentie en communicatie tussen verschillende aannemers - Signalisatie en beschermingen van gevaarlijke werken - Intern transport en stockage - Leveringen
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 8 van 50
2.4 De kritieke fasen In de fase verwezenlijking moet in de aanstellingsovereenkomst met de coördinator o.a. worden opgenomen de “voor de veiligheid en de gezondheid kritieke fasen waarop de coördinatorverwezenlijking ten minste op de bouwplaats aanwezig zal zijn”. Met “kritieke fasen” wordt onder andere bedoeld: - de tijdstippen, vóór aanvang en/of tijdens de uitvoering van bepaalde werken die bijzondere gevaren (kunnen) inhouden; - de tijdstippen waarop overleg met de betrokken actoren noodzakelijk is. Men kan dus stellen dat met “kritieke fasen” de tijdstippen worden bedoeld waarop m.b.t. de coördinatie overleg met de betrokken actoren noodzakelijk is. Dit zijn expliciet de tijdstippen waarbij een risico-overdracht geschiedt tussen de actoren, zoals bv. de opkomst van een volgende aannemer en/of het beëindigen van de tussenkomst van een aannemer die een restrisico achterlaat. De aanwezigheid van de veiligheidscoördinator is niet noodzakelijk gebonden aan het precieze ogenblik maar wel aan de fase waarop zo’n overdracht geschiedt. Zo kan een correct geplande en opgevolgde voorafgaande veiligheidsbijeenkomst goed tegemoet komen aan de opgelegde verplichting. De kritieke fasen dienen in de ontwerpfase te worden gedefinieerd of geraamd en moeten opgenomen worden in het veiligheids- en gezondheidsplan, waarna zij in de overeenkomst met de coördinatorverwezenlijking verplicht zullen vermeld worden. Het bovenstaande houdt dus in dat het noodzakelijk is een oriënterende planning van de werken op te maken. Deze richtinggevende planning moet opgemaakt worden in de ontwerpfase, om: -
-
opgenomen te worden in het veiligheids- en gezondheidsplan in de ontwerpfase en aangevuld en aangepast te worden tijdens de verwezenlijkingsfase; de werken te bepalen die gelijktijdig of na elkaar zullen worden uitgevoerd; de risicoanalyse op te maken en de bijhorende preventiemaatregelen te bepalen van de overlappende werken, van de omgeving en de bouwplaats, van de aanwezige aannemers en werknemers op de tijdelijke of mobiele bouwplaats; de kritieke fasen te bepalen.
Het is niet de taak van de veiligheidscoördinator om de planning van de werken op te maken doch om het preventieve of het geplande overleg te coördineren. De opmaak van deze oriënterende planning wordt verwacht van de bouwdirectie-ontwerp en/of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering van de werken; zo deze er niet is, van de eerste bouwdirectie uitvoering belast met de aanstelling van de coördinator.
Door het ontbreken van een uitvoeringsplanning is het niet mogelijk om de verschillende kritieke fase te vermelden in dit veiligheidsplan.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 9 van 50
Hoofdstuk 3: Veiligheidsdocumenten - Aanbestedingsdocumenten Bij aanbesteding van het project dienen onderstaande documenten gebruikt te worden (KB van 19/01/2005 tijdelijke of mobiele bouwplaatsen). Na het aanbesteden worden de veiligheidsdocumenten aan de veiligheidscoördinator overhandigd die dan een niet bindend advies geeft in verband met de veiligheid van de diverse inschrijvers.
3.1 Door de aannemer te leveren documenten en gegevens bij de aanbesteding Naast de formulieren vermeld in de meetstaat en het lastenboek van de ontwerper dient de aannemer volgende opgaven met betrekking tot de veiligheid van de werken bij te voegen bij zijn inschrijving
3.1.1 Administratieve gegevens – Intentieverklaring Iedere aannemer dient de intentieverklaring te ondertekenen voor ontvangst van het VGP en voor de start van zijn werkzaamheden. Hiermee verklaart hij de voorschriften in het Veiligheids- en gezondheidsplan te zullen naleven. Zie bijlage B.
3.1.4 Diversen Documenten die van belang kunnen zijn bij de beoordeling van de onderneming door de veiligheidscoördinator uitvoering mogen door de inschrijver bijgevoegd worden. Bijvoorbeeld: structuur van de onderneming, vooropgestelde preventiemaatregelen, structuren en middelen om op een veilige manier te werken, Globaal preventieplan, jaaractieplan, frequentie en ernstgraad, kwaliteitscertificaten,…
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 10 van 50
3.2 Documenten te leveren voor de aanvang van de werken 3.2.1 Voorafgaande kennisgeving Criteria De bouwdirectie belast met de uitvoering, doet een voorafgaande kennisgeving voor de opening van de bouwplaats, wat betreft: Elke tijdelijke of mobiele bouwplaats waar één of meer werkzaamheden, opgesomd in artikel 26, §1° (bijzondere vergrote gevaren), uitgevoerd worden en waarvan de totale duur 5 werkdagen overschrijdt. Elke tijdelijke of mobiele bouwplaats waarvan de omvang van de werken beantwoord aan (artikel 26, §2°): hetzij, de vermoedelijke duur van de werkzaamheden langer is dan 30 werkdagen en waar op één of meer ogenblikken maar dan 20 werknemers tegelijkertijd aan het werk zijn hetzij, het vermoedelijke werkvolume groter is dan 500 mandagen.
Procedure In het kader van het KB op tijdelijke en mobiele bouwplaatsen dienen de werkzaamheden vóór het begin van de werkzaamheden gemeld te worden aan: Technische inspectie van het Ministerie van Tewerkstelling en arbeid van de desbetreffende regio. Nationaal Actiecomité voor Veiligheid en Hygiëne op het bouwbedrijf (N.A.V.B.). Op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waar meerdere bouwdirecties belast met de uitvoering actief zijn, valt de kennisgeving ten laste van de bouwdirectie die als eerste activiteiten op de bouwplaats uitvoert. De voorafgaande kennisgeving dient ten minste 15 kalenderdagen voor de aanvang der werken worden verstuurd naar de bovenstaande instanties. Een kopie van de voorafgaande kennisgeving moet ten minste 10 kalenderdagen vóór het begin der werken zichtbaar op de bouwplaats worden aangeplakt. In geval van dringende en onvoorziene werken wordt de voorafgaande kennisgeving vervangen door een mededeling, gedaan ten laatste de dag zelf van het begin der werken. Vanaf 4 november 2011 moeten de bouwondernemingen hun werven verplicht elektronisch melden aan het NAVB via de UWM- toepassing op het portaal van de Sociale Zekerheid www.socialsecurity.be. Het is niet langer mogelijk om een melding te doen op papier.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 11 van 50
3.2.3 Specifiek veiligheids- en gezondheidsplan Elke aannemer dient het algemeen V&G-plan (opgesteld door de veiligheidscoördinator) aan te vullen voor dat deel dat rechtstreeks slaat op de door hem uit te voeren werkzaamheden, zoals voorgeschreven in de Wet op het welzijn. In deze wet is er sprake van de evaluatie van risico’s, van beschermende maatregelen en de beschermingsmaatregelen evenals van de documenten waarin dit alles wordt vermeld. Het aanvullen van het algemeen V&G-plan dient te gebeuren door het opstellen/invullen van een specifiek V&G-plan, waarin de aannemer naast zijn algemene (identificatie)gegevens omschrijft welke werkzaamheden hij gaat uitvoeren, inclusief tijdstip, duur en de daarbij in te zetten materieel met de daaraan gekoppelde risicoanalyse, risico-evaluatie en preventiemaatregelen. De aannemer is tegenover het bestuur ook verantwoordelijk voor zijn onderaannemers en bijgevolg ook voor het behoorlijk opstellen, tijdig overmaken én in de praktijk omzetten van elk onderdeel van het specifiek V&G-plan, opgesteld door de onderaannemers. Het is belangrijk dat alle onderdelen van het V&G-plan op elkaar zijn afgestemd en dat er concrete afspraken worden gemaakt. Alle onderdelen van het specifiek V&G-plan worden tijdig aan de leidende ingenieur - ontwerper en aan de coördinator verwezenlijking overgemaakt, zodat de doeltreffendheid ervan kan worden beoordeeld en er eventueel coördinatiemaatregelen kunnen genomen worden die het werk van de andere aannemers kunnen beïnvloeden. De analyse van de risico’s met betrekking tot de uitvoering van het werk worden opgemaakt door de betrokken aannemers overeenkomstig art. 5 van de wet en art. 50 van het KB. Deze analyses van de verschillende aannemers worden ingevoegd in het veiligheids- en gezondheidsplan.
3.2.4 Planning Voorafgaand aan de werken dient de aannemer een gedetailleerde planning van de door hem en/of zijn onderaannemers uit te voeren werkzaamheden, ter beoordeling, over te maken aan de veiligheidscoördinator. Om een goed overzicht van de gelijktijdigheid der werken te hebben wordt de gedetailleerde planning uitgezet in een staafdiagram. Zie ook 2.3.2 en 2.4 Kritieke fasen.
3.2.5 Werfinrichtingsplan + signalisatieplan De aannemer dient een werfinrichtingsplan af te leveren aan de veiligheidscoördinator. De onderwerpen die op het werfinrichtingsplan moeten aangeduid worden zijn beschreven in het V&Gplan. Per fase wordt er tevens een signalisatieplan opgemaakt. Indien er omleidingen worden voorzien, dan moet de omleiding ook op het signalisatieplan vermeld staan.
3.2.6 Procedure voor de afvoer van grond De reglementering van VLAREBO, § 10 is van toepassing. Indien er grond, gevaarlijke producten of afval dient afgevoerd te worden dan dient de aannemer een procedure op te stellen en over te maken aan de veiligheidscoördinator. Van alle materialen die afgevoerd worden dient een stortbewijs afgeleverd te worden aan de veiligheidscoördinator.
3.2.7 Verzekeringsattesten en vergunningen Van elke verzekering die werd afgesloten in verband met de hoger vernoemde werf dient een kopie van het verzekeringsattest aan de veiligheidscoördinator overhandigd te worden. Van elke vergunning die werd bekomen in verband met de hogergenoemde werf dient een kopie van de vergunning aan de veiligheidscoördinator te worden.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 12 van 50
3.3 Documenten te leveren tijdens en na de werken Elke aannemer is verplicht een overeenkomst af te sluiten met elk van zijn onderaannemers waarin deze zich verbinden de verplichtingen inzake welzijn op het werk na te komen en neemt desgevallend passende maatregelen indien deze zijn verplichting niet nakomt (Welzijnswet - art 29). De hoofdaannemer stelt een lijst op met de gegevens van zijn onderaannemer. Indien er een verandering op deze lijst komt, dan geeft de hoofdaannemer een “geüpdatet” lijst aan de veiligheidscoördinator - uitvoering.
3.3.1 Keuringen en attesten De aannemer dient voorafgaand aan de werken te melden welk werfmaterieel zal worden ingezet. Van keuringspichtig materieel dient een afschrift van de keuringsattesten aan de veiligheidscoördinator te worden overgemaakt.
3.3.2 Technische fiches Van ALLE aangewende producten dient een afschrift van de technische fiche aan de veiligheidscoördinator overgemaakt te worden. Van de gevaarlijke producten wordt een MSDS fiche afgeleverd.
3.3.3 Postinterventies Elke aannemer dient van zijn aangebrachte materialen en technieken een aantal gegevens te verschaffen die nodig zijn voor het postinterventiedossier. Van alle aangebrachte installaties en leidingen maakt de aannemer een AS BUILT plan op dat aan de veiligheidscoördinator wordt overhandigd. Het aantal AS BUILT plannen dat aan de veiligheidscoördinator overhandigd moet worden is gelijk aan het aantal as built plannen dat op het einde der werken moet afgeleverd worden.
3.3.4 Verslagen van de toolboxmeetings Elke aannemer dient minstens maandelijks en bij aanvang van een nieuwe onderaannemer op de hoogte gebracht te worden van de geldende veiligheidsvoorschriften door middel van een toolboxmeeting.. Een verslag van de toolboxmeeting dient aan de veiligheidscoördinator overhandigd te worden. Er dient vermeld te worden: - De aanwezigen (verslag laten aftekenen) - Het onderwerp van de toolboxmeeting
3.3.5 Ongevalaangifte Bij elk ongeval dient een “ongevallen instructieblad” ingevuld te worden. Om de twee maanden dient de hoofdaannemer een “ongevallen inlichtingenblad” aan de veiligheidscoördinator - uitvoering te overhandigen.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 13 van 50
3.4 Instrumenten van de veiligheidscoördinator 3.4.1 Het veiligheids- en gezondheidsplan Dit is het document of het geheel van documenten dat de risicoanalyse en de vast te stellen preventiemaatregelen bevat ter voorkoming van de risico's waaraan de werknemers kunnen blootgesteld worden. Het bevat: Administratieve informatie (namen en adressen van de opdrachtgever(s), bouwdirecties en aannemers, coördinator-ontwerp en -verwezenlijking); De risicoanalyse en de preventiemaatregelen verbonden aan de werkzaamheden; De preventiemaatregelen die in acht moeten genomen worden ten gevolge van de wederzijdse inwerking van installaties of activiteiten die zich niet noodzakelijk op de bouwplaats bevinden (bv. het openbaar of privétransport van goederen of personen of de uitbating van een bestaand gebouw); De specifieke maatregelen m.b.t. de werkzaamheden met een verhoogd risico; De kritieke fasen tijdens dewelke de coördinator-verwezenlijking moet aanwezig zijn op de bouwplaats; De preventiemaatregelen voor eventuele latere werkzaamheden; De beschrijving van het te realiseren bouwwerk vanaf het ontwerp tot de volledige verwezenlijking; De raming van de duur van de uitvoering van de verschillende werken of werkfasen die tegelijkertijd of na elkaar plaatsvinden. Het veiligheids- en gezondheidsplan kan eventueel deel uitmaken van het globaal preventieplan van de opdrachtgever. Het veiligheids- en gezondheidsplan moet opgesteld worden wanneer de veiligheidscoördinatie verplicht is. Het is bovendien steeds verplicht als er bepaalde werken voorzien zijn die als gevaarlijk of met een verhoogd risico worden beschouwd (bv. gevaren van bedelving, valgevaar van 5 meter of meer, graven of werken aan putten van meer dan 1,2 meter diepte, werken in de nabijheid van drijfzand of slib, ondergrondse werken en tunnelwerken, werkzaamheden onder overdruk, met duikuitrusting, met springstoffen, met (de) montage van geprefabriceerde elementen,...). Het veiligheids- en gezondheidsplan is bovendien verplicht voor de bouwplaatsen: Waarvan de vermoedelijke duur van de werkzaamheden langer is dan 30 werkdagen en waar meer dan 20 werknemers tegelijkertijd aan het werk zijn, of Waarvan het vermoedelijk werkvolume groter is dan 500 mandagen. Voor de andere bouwplaatsen volstaat al naargelang het geval een "vereenvoudigd" veiligheids- en gezondheidsplan of een schriftelijke overeenkomst. Dit veiligheids- en gezondheidsplan wordt aangepast door de coördinator aan de realiteit op het terrein, de alternatieve uitvoeringswijzen die de tussenkomende partijen voorstellen of de opmerkingen die ze naar voren brengen, onvoorziene omstandigheden, identificatie van onvoorziene risico's of onvoldoend onderkende gevaren, wijzigingen aan het project, het optreden of het vertrek van tussenkomende partijen,...
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 14 van 50
3.4.2 Coördinatiedagboek Het coördinatiedagboek mag een afzonderlijk document of het geheel van afzonderlijke documenten zijn, het mag ook gecombineerd worden met het dagboek der werken of met andere documenten die een gelijkaardige functie hebben. De gegevens en de bemerkingen worden vermeld op genummerde bladzijden of geregistreerd aan de hand van een geschikt technologisch middel derwijze dat de verwijdering van de vermelde gegevens of bemerkingen onmogelijk is. De aannemers hebben de mogelijkheid om online via een persoonlijke login het coördinatiedagboek te downloaden en/of digitaal in te vullen en alzo bij te houden.
3.4.3 Postinterventiedossier Dit dossier bevat de voor de veiligheid en gezondheid nuttige elementen waarmee bij eventuele latere werkzaamheden moet worden rekening gehouden en dat aangepast is aan de kenmerken van het bouwwerk. Het bevat ten minste: 1° de informatie betreffende de structurele en essentiële elementen van het bouwwerk; 2° de informatie betreffende de aard en de plaats van aantoonbare of verborgen gevaren, inzonderheid ingewerkte nutsleidingen; 3° de plannen die werkelijk met de uitvoering en de afwerking overeenstemmen; 4° de architecturale, technische en organisatorische elementen in verband met de verwezenlijking, de instandhouding en het onderhoud van het bouwwerk; 5° de informatie voor de uitvoerders van te voorziene latere werkzaamheden, inzonderheid de herstelling, vervanging of ontmanteling van installaties of constructie-elementen; 6° de relevante verantwoording van de keuzen in verband met onder andere de toegepaste uitvoeringsmethoden, technieken, materialen of architecturale elementen; 7° de identificatie van de gebruikte materialen. Indien het gaat om bouwplaatsen van gelijk of groter dan 500 m², zonder verhoogd risico of met een werkvolume van minder dan 500 mandagen, en indien het gaat om een bouwplaats van minder dan 500 m² mag een vereenvoudigde versie van het postinterventiedossier. Dit document is verplicht op alle bouwplaatsen waar een coördinatie moet worden georganiseerd. Het is aan de coördinator(en) om het dossier te openen, aan te vullen en bij te werken.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 15 van 50
Hoofdstuk 4: Algemene preventiemaatregelen 4.1 Bouwplaatsreglement Aan de algemene minimumvoorschriften voor de arbeidsplaatsen op bouwplaatsen en de specifieke minimumvoorschriften voor de werkplekken op bouwplaatsen volgens bijlage III van het KB TMB moet voldaan worden. Het bouwplaatsreglement worden onderverdeeld in volgende punten: 1.
ORGANISATIE V.G.M. (Veiligheid, Gezondheid en Milieu)
1.1.
Het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan bevat veiligheidsvoorschriften die nageleefd moeten worden op de bouwplaats Een exemplaar van dit plan bevindt zich permanent op de bouwplaats bij de verantwoordelijke voor de veiligheid van de algemene aannemer 1.2. De coördinator verwezenlijking heeft de leiding over de coördinatie VGM voor het geheel van de werkzaamheden. 1.3. Elke onderneming moet, vooraleer de werken te starten, zijn risicoanalyse-onderneming tijdens een geplande introductievergadering met de coördinatorverwezenlijking bespreken. 1.4. Elke onderneming aan wie een werk wordt toegewezen is verplicht een veiligheidsverantwoordelijke aan te duiden die gedurende de werkzaamheden op de bouwplaats aanwezig is. 1.5. Elke onderneming voorziet in het houden van veiligheidsvergaderingen (toolbox-meetings) op de bouwplaats, met al haar personeel, waarbij specifieke veiligheidsitems worden besproken, en dit minstens maandelijks. Zij overhandigt een kopie van het verslag en de aanwezigheidslijst aan de coördinator verwezenlijk 1.6. Elke onderneming verklaart dat de werknemers de nodige opleiding/beroepservaring en lichamelijke geschiktheid bezitten om de hen opgelegde taken (incl. verantwoordelijkheden in veiligheidsfunctie) uit te voeren en het bijhorend materiaal te gebruiken en te bedienen op volstrekt veilige wijze. Op vraag van de coördinator-verwezenlijking legt zij de nodige stukken ter staving voor. 1.7. De controle op de naleving van de veiligheidsvoorschriften gebeurt door de hiërarchische lijn. 1.8. De opdrachtgever en/of de veiligheidscoördinator houden zich evenwel het recht voor iedere persoon die de veiligheidsvoorschriften niet naleeft, andere personen in gevaar brengt of die onder invloed van drank of overdreven medicatie is, weg te zenden en de toegang tot de werf te ontzeggen. 1.9. De opdrachtgever, bouwdirectie belast met het ontwerp, bouwdirectie belast met de controle op de verwezenlijking en veiligheidscoördinator hebben steeds het recht: a) De werkzaamheden en de naleving van de verplichtingen inzake V&G te controleren; b) Na ingebrekestelling van de aannemer de werkzaamheden te stoppen indien naar zijn mening het materiaal, de werktuigen en/of werkmethodes zelf of de wijze van uitvoering onaanvaardbare risico’s inhouden voor de mens, uitrusting of omgeving. De werkzaamheden mogen slechts opnieuw hervat worden nadat de aannemer bewezen heeft bekwaam te zijn om in normale en veilige omstandigheden te werken. c) Om zelf de nodige maatregelen inzake veiligheid en gezondheid te treffen, op kosten van de aannemer die in gebreke is gebleven, in de hierna opgesomde gevallen indien de aannemer zijn verplichtingen niet of gebrekkig nakomt, nl. 1. Plaatsen/instandhouden van collectieve beschermingsmiddelen tegen vallen op hoogte 2. Opruimen van afval dat de door- en uitgangen verspert. 1.10 Iedere werknemer heeft de plicht tekortkomingen of onveilige situaties, waarvan hijzelf de oorzaak niet is, onmiddellijk (schriftelijk) te melden. Elke melding zal met de nodige aandacht door de opdrachtgever of de veiligheidscoördinator worden geregistreerd in het coördinatiedagboek. De noodzakelijke acties zullen ondernomen worden om een bevredigende oplossing te bieden voor het gestelde probleem. Indien de oplossing als onvoldoende wordt ervaren, zal het punt besproken worden tijdens de eerstvolgende veiligheidsvergadering op de bouwplaats. 1.11 Op de bouwplaats mag niemand werken uitvoeren zonder zich op voorhand te hebben kenbaar gemaakt aan de opdrachtgever;
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 16 van 50
2.
NOODPROCEDURES
2.1.
2.5.
De minimumvoorschriften van bijlage III deel A en deel B van het KB TMB met in het bijzonder punt 13 (deel A): Eerste hulp zijn van toepassing. Van elk arbeidsongeval, incident of schadegeval moet de dag van het voorval een melding en een onderzoeksrapport aan de coördinator verwezenlijking overhandigd worden. Elke onderneming rust zijn lokalen uit met de wettelijke voorzieningen inzake brandblussers en EHBO materiaal. Op de bouwplaats is ten minste 1 EHBO-hulpverlener permanent aanwezig. De EHBOprocedure opgesteld door de coördinator moet gevolgd worden. De hoofdaannemer stelt een evacuatieprocedure op.
3.
C.B.M. (collectieve beschermingsmiddelen)
3.1.
Ter voorkoming van arbeidsongevallen moet elke onderneming waar nodig CBM voorzien. De keuze wordt bepaald op basis van PREVENTIEPRINCIPES (ARAB art.28bis § 2) waarin ondermeer de voorkeur wordt gegeven aan collectieve bescherming i.p.v. persoonlijke bescherming.
3.2.
Elke aannemer moet zijn realisatie, zelfs indien deze onvolledig afgewerkt is, veilig achterlaten of de toegang ertoe fysiek onmogelijk maken. De beveiligingen blijven ter plaatse tot zolang het bestuur het nodig acht. Gedurende die tijd staat de aannemer in voor de goede staat van de aangebrachte beveiligingen, ook indien hij tijdelijk van de werf afwezig zou blijven.
3.3.
Het plaatsen en/of wegnemen van CBM wordt geregeld IN SAMENSPRAAK met de coördinator. Geplaatste CBM mogen NOOIT verwijderd worden zonder dat vervangende of definitieve beschermingen worden aangebracht.
3.4.
Collectieve beveiliging van voltooide constructies: - Vloeropeningen moeten worden dichtgelegd met een voorlopige afdekking die weerstand biedt aan puntlasten van 150kg en aan een verdeelde last van 250kg/m2. Ook wanneer het betonwapeningsnet in de opening doorloopt, moet daarop een aaneengesloten plankenvloer geplaatst worden. Vloeropeningen waar kaders worden ingestort, worden daarna verder beveiligd met een aangepaste, desnoods licht verhoogde afdekking met dezelfde weerstand als hiervoor vermeld. - Borstweringen langs randen van vloerplaten: op de plaatsen waar draadhulzen voorzien zijn moet de aannemer een leuningsysteem passend op deze hulzen aanbrengen. Waar de hulzen niet voorzien zijn (bijvoorbeeld rond traphallen en aan trapbordessen) stelt de aannemer zijn eigen systeem voor. Bovenregels van voorlopige leuningen moeten minstens aan statische puntlasten van 150kg en verdeelde lasten van 100kg/m weerstand bieden, en dit in alle richtingen. - Een conforme borstwering bestaat uit een bovenleuning 1.20m, tussenleuning 0.50m en voetplint. Het aanbrengen van extra valnetten is geen overbodige luxe.
3.5.
Trappen: De betontrappen tussen de verdiepingen moeten per verdieping mee opgebouwd worden en gebruiksklaar, d.w.z. met voorlopige leuningen beveiligd zijn, voor de werken aan de bovenliggende vloer aanvangen. Van zodra twee boven elkaar liggende bordessen gereed zijn, zullen van bordes tot bordes verticale voorlopige staanders vast geboord worden die boven- en tussenleuningen over de lengte van de trapbomen zullen dragen. Deze tussenleuningen zullen zodanig geschroefd of met doorsteekbouten vastzitten dat ze niet zonder gereedschap of door ruwe” bouwvakkersbehandeling” loskomen. De hier vermelde collectieve beveiligingen worden door de algemene aannemer aangebracht en onderhouden tot ze met akkoord van het bestuur kunnen verwijderd worden.
2.2. 2.3. 2.4.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 17 van 50
3.6.
Valbeveiliging werknemers: De valbeveiliging voor de werknemers kan speciale problemen stellen bij de montage van geprefabriceerde stukken, hetzij metalen hetzij betonnen. Het komt er op aan na te gaan welke bewerkingen de werknemers zullen moeten uitvoeren en deze te specifiëren in het specifiek V&G-plan. Meestal kan men eens de elementen op de werf aangevoerd en aan de hijskraan gehangen, drie soorten activiteiten onderscheiden, namelijk : - het geleiden en juist plaatsen van het stuk - het voorlopig afschoren van het stuk - losmaken van de hijshaken. Geleiden van stukken kan deels van op de grond gebeuren met koorden. Dit is ten sterkste aangewezen als het gaat om lange stukken. Het precies geleiden en het juist plaatsen in de drie dimensies gebeurt echter door personen die zich onvermijdelijk bij de opleg- of opzetpunten moeten bevinden. Afhankelijk van de omstandigheden en rekening houdend met het grondbeginsel dat collectieve beveiligingen de voorkeur moeten krijgen op individuele, kan men stellingen voorzien die zodanig opgesteld zijn dat de plaatsing van het stuk mogelijk blijft en dat door het zwaaien van het stuk de stelling of leuningen ervan niet meegetrokken kunnen worden. Bij een blootstelling aan een val van meer dan 2 m hoog, zijn de werk – en loopvlakken met collectieve beschermingsmiddelen volgens art. 434.7.1 van het ARAB te voorzien. Gebruikte stellingen moeten voldoen aan de wettelijke voorschriften met name ARAB art. 434 en 438, ARAB art. 440 tot 452 voor arbeidsmiddelen voor 25/09/2005 en het K.B. van 31-082005 “Arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte”. Elke stelling vanaf 2m hoog moet voorzien zijn van bovenleuningen(+/- 1,20m), tussenleuningen(+/- 50cm) en plinten. De werkvloer moet aaneensluitend zijn d.w.z. zonder gevaarlijke ruimten tussen de planken en de leuning en voldoende stevig, rekening houdend met de lasten. Ook de afstand tussen de werkvloer en de gevel dient tot een minimum herleid te zijn en mag maximum 30cm bedragen. De toegang tot de werkvloeren gebeurt door middel van trappen(torens) of ladders. Voor de stellingen hoger dan 8m of voor stellingen blootgesteld aan de buitengewone krachten moeten de nodige berekeningsnota's voorgelegd worden aan de coördinator. De collectieve beschermingsmiddelen zullen door de aannemer die deze geplaatst heeft, steeds in goede staat gehouden worden. De collectieve beschermingsmiddelen zullen onder zijn verantwoordelijkheid en toezicht blijven gedurende de ganse duur van de opstelling of gedurende de duur van het gebruik op de bouwplaats. Collectieve beschermingsmiddelen mogen nooit verwijderd worden vooraleer er andere gelijkwaardige beschermingsmaatregelen zijn getroffen.
3.7.
Elke op de bouwplaats vastgestelde gevaarlijke of ongezonde toestand moet onmiddellijk aan de coördinator gemeld worden.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 18 van 50
4.
P.B.M. (persoonlijke beschermingmiddelen)
hoofdbescherming voetbescherming handbescherming gehoorbescherming oogbescherming adembescherming valbeveiliging
4.1.
Het dragen van PBM conform de geldende wetgeving is op de bouwplaats voor IEDEREEN verplicht. Indien de risico's aan de bron niet kunnen voorkomen of collectief beveiligd worden, is het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's) verplicht. Het moet beantwoorden aan de heersende arbeidsomstandigheden op de werkplek. Het moet afgestemd zijn op de vereisten, met betrekking tot de ergonomie, het comfort en de gezondheid van de werknemer. Indien meerdere PBM's gelijktijdig gedragen worden omwille van diverse samen optredende risico's, dan moeten de PBM's op elkaar afgestemd zijn. Elke onderneming moet op haar kosten PBM ter beschikking stellen van haar personeel en/of bezoekers. Zij moet eveneens toezien op het gebruik ervan. Tevens moet zij zorgen voor het onderhoud en de vernieuwing ten gepaste tijde. In verband met het gebruik van PBM's is het noodzakelijk opleiding en informatie aan de werknemers te geven De werknemers moeten, overeenkomstig hun opleiding en de gegeven instructies op de juiste wijze gebruik maken van de PBM. Na gebruik van de PBM's moeten ze onderhouden en op de voorziene plaatsen opgeborgen worden. De PBM mag zelf geen vergroot risico inhouden.
4.2.
4.3.
4.4.
: veiligheidshelm : veiligheidsschoenen, -laarzen : veiligheidshandschoenen, hittebestendige handschoen : oordopjes, oorschelpen : veiligheidsbril : stofmasker, gasmasker : valharnas
De veiligheidshelm: Het art. 158 bis van het ARAB zegt dan een veiligheidshelm moet gedragen worden door werknemers die blootgesteld zijn aan vallende stenen, materiaal, brokstukken of allerlei vallende voorwerpen. Deze individuele beschermingsmiddelen moeten bovendien aan volgende bijzondere voorwaarden voldoen: van PVC zijn of van om het even welke andere stof met evenveel weerstandsvermogen en hardheid. Langs de binnenzijde moet een soepele voering worden aangebracht zodat hij juist en zonde hinder aan het hoofd kan worden aangepast. Deze voering moet eveneens op zo een wijze opgevat zijn dat zij op doeltreffende wijze de kracht der stoten die de helm krijgt, breekt. De voornaamst kenmerken en de eisen waaraan de veiligheidshelmen moeten voldoen, staan omschreven inde norm NBN SO3-101. Ongeacht deze wettelijke bepalingen is iedereen verplicht een veiligheidshelm te dragen bij het betreden van de bouwwerf.
4.5.
De werkkledij: In België bestaat er voor de werkgever de verplichting kosteloos werkkleding te verstrekken aan het personeel. Hij staat ook in voor het onderhoud ervan. De algemene werkkledij is van het type overall of broek en vest. Ze moet goed sluiten aan de hals, armen en benen. De werkkledij moet goed passend om het lichaam zitten en vervaardigd zijn uit een stof die gemakkelijk kan gereinigd worden. In geval van werken in openlucht moet aangepaste regenkledij voorzien zijn, vb. regenjassen, waterwerende kleding.
4.6.
De veiligheidsschoenen en – laarzen: Art. 158 quater van het ARAB bepaalt dat het beschermingsschoeisel met versterkte toppen moet gedragen worden waar zware voorwerpen behandeld worden. Schoenen met versterkte zolen dienen gedragen te worden indien de mogelijkheid bestaat in nagels of scherpe voorwerpen te trappen, meer in het bijzonder bij bekisting en ontkisting en algemeen in de bouwnijverheid. Naast deze reglementaire bepalingen zijn er normen opgesteld over veiligheidsschoeisel, het betreft de normen NBN S05-101 met addendum 1 en S05-102.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 19 van 50
4.7.
De veiligheidshandschoenen: De indeling van persoonlijke hand- en armbescherming is te raadplegen in het K.B. 31.12.92 (BS 4.2.93) – EG Richtlijn 89/686/EG. Risico’s waartegen veiligheidshandschoenen beschermen en algemene vereisten voor veiligheidshandschoenen(EN 420) volgens Europese normen EN zijn terug te vinden op http://www.nbn.be.
4.8.
De filters en maskers voor ademhalingsbescherming: Persoonlijke ademhalingsbescherming moet worden gedragen bij werkzaamheden voorzien in Codex, T. VII, H. II, Bijlage II.7. Naast de reglementaire bepalingen zijn er normen opgesteld over stof- gas en dampfilters, het betreft de normen EN 141, 143 en 371.
4.9.
De veiligheidsbril: Persoonlijke ademhalingsbescherming moet worden gedragen bij werkzaamheden voorzien in Codex, T. VII, H. II, Bijlage II, punt 6 en 13.6
5.
ORDE EN NETHEID
5.1.
De minimumvoorschriften van bijlage III deel A en deel B van het KB TMB met in het bijzonder punt 14 (deel A): Sanitaire voorzieningen en punt 15 (deel A) Verpozingsruimten en onderkomens zijn van toepassing. Elke onderneming moet MINSTENS dagelijks zijn werkposten opkuisen en het afval afvoeren. Wegen en voetpaden moeten tijdens de werken proper gehouden worden. Indien de opdrachtgever of de veiligheidscoördinator een supplementaire inspanning eist, dan moet de onderneming die de last veroorzaakt, binnen de 24 uur die inspanning leveren. Anders gebeurt dit zonder voorafgaande aanmaning en op kosten van de betrokken onderneming. Iedere aannemer is ertoe gehouden om bij het uitvoeren van onderhouds-, reinigings- en verbouwingswerkzaamheden alle gepaste milieumaatregelen te treffen om milieuhinder en verontreiniging te vermijden. De wegen, doorgangen en trappen moeten ten alle tijde vrij zijn van obstakels en hindernissen. Soepele leidingen en kabels mogen de doorgang niet belemmeren. Kruisen zij een doorgang, dan worden zij beschermd tegen beschadiging. Materialen moeten ordelijk en stabiel, beveiligd tegen weersinvloeden, in afspraak met de coördinator, in de voorziene zones gestapeld worden. De minimumvoorschriften van bijlage III deel A en deel B van het KB TMB met in het bijzonder punt 1(deel A): Stabiliteit en stevigheid zijn van toepassing. Indien er werken moeten uitgevoerd worden die doorgangen tijdelijk onbruikbaar maken, dan dient dit vooraf aan de veiligheidscoördinator gemeld te worden. Elke aannemer duidt een persoon aan die instaat voor het goed in orde houden van de bouwplaats. De lokalen bestemd voor het personeel worden dagelijks gereinigd.
5.2.
5.3.
5.4.
5.5. 5.6. 5.7. 5.8.
6.
MILIEU
6.1. 6.2.
Het verbranden van afval op de bouwplaats is verboden. Het verwijderen van afval en/of verpakkingen gebeurt volgens de procedure opgenomen in het veiligheidsplan. Etensresten en persoonlijk afval, houtafval, ijzerafval, papier/karton dienen in de voorziene vuilbakken en/of containers gedeponeerd te worden. Maatregelen dienen opgenomen te worden tegen bezoedeling van bodem, lucht en water. Daartoe dient de stockage van mazout (en andere brandstoffen) in aangepaste recipiënten te gebeuren, d.w.z. bv. Dubbelwandige reservoirs, met een bijhorende vulinstallatie. Geluidshinder: De geluidsoverlast moet beperkt worden tot 84dBA. Het ingezette materieel moet voldoen aan de richtlijn van de Raad van Europese Gemeenschappen 86/622/EEG van 22/12/86, gewijzigd door de richtlijn 89/514/EEG van 02/08/89 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
6.3.
6.4.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 20 van 50
7.
BOUWPLAATSINRICHTING
7.1.
Het inplantingsplan ligt ter inzage op de bouwplaats( opgemaakt door de hoofdaannemer). Het vermeldt ten minste volgende gegevens : toegangen, wegen, rijrichting en parkings ligging van nutsleidingen (HS, LS, telefoon, water, gas, …) zones voor gezondheidsinrichtingen, stockage materieel, werkplaatsen … inplanting hijstoestellen en draaicirkel opgestelde elektrische verdeelborden E.H.B.O -post Het opstellen van werfburelen, refters, kleedkamers, sanitaire installaties, opslagplaatsen, … mag enkel conform het inplantingsplan en in overleg met de coördinator gebeuren. De minimumvoorschriften van bijlage III deel A en deel B van het KB TMB met in het bijzonder punt 18 (deel A): Verlichting van werkplekken zijn van toepassing.
7.2. 7.3.
8.
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
8.1.
8.5.
De minimumvoorschriften van bijlage III deel A en deel B van het KB TMB met in het bijzonder punt 2 (deel A): Installaties voor energiedistributie zijn van toepassing. De elektrische installatie is uitgevoerd volgens het AREI (algemeen reglement voor elektrische installaties) en de regels van goedvakmanschap door gekwalificeerd personeel. De elektrische installatie wordt voor indienststelling gekeurd door een externe dienst voor technische controles op de werkplaats (volgens artikel 270 en 273 van het AREI). Het procesverbaal van het gelijkvormigheidsattest bevindt zich op de bouwplaats en wordt steeds ter beschikking van de met toezicht belaste ambtenaar gehouden. Verdeelborden moeten steeds gesloten blijven. Het aansluiten kan enkel met aangepaste stekkers. Alle verbindingen (stekker/stopcontact) moeten geschikt zijn voor gebruik in vochtige omstandigheden, minimum IP44 (spatwaterdicht). Kabels moeten steeds opgehangen en/of afgeschermd worden tegen mogelijke beschadiging.
9.
ARBEIDSMIDDELEN (machines, gereedschap, materieel,..)
9.1.
Enkel elektrisch materieel conform het A.R.E.I. mag op de bouwplaats aanwezig zijn en aangesloten worden op de daartoe voorziene verdeelborden. De arbeidsmiddelen moet geschikt zijn voor het uit te voeren werk en regelmatig gekeurd door een bevoegd persoon zodat bij het gebruik de veiligheid en gezondheid steeds gewaarborgd zijn. Op vraag van de coördinator moeten de gebruiksaanwijzingen en veiligheids- en gezondheidsinstructies kunnen voorgelegd worden. Bij gebruik van arbeidsmiddelen van derde is DE GEBRUIKER verantwoordelijk voor de veiligheid. Heftoestellen : Alle heftoestellen en hijstoebehoren, evenals grondverzetmachines die gebruikt worden om lasten te hijsen, die op de bouwplaats binnengebracht worden moeten voorzien zijn van een geldig keuringsattest. Een kopie van de keuringsattesten moet aan de coördinator overhandigd worden vooraleer de toestellen in gebruik te nemen. Bij ontstentenis ervan heeft de coördinator het recht de toestellen buiten dienst te stellen. Bij gebruik van meerdere heftoestellen met overlappende gieken moet, in overleg met de coördinator, een gebruiksprocedure opgesteld worden. Ladders zijn steeds in goede staat (zonder beschadigingen en stabiel) en uitgerust met aangepaste antislip voorzieningen. Zij worden opgesteld op een goede, stevige ondergrond. Zij worden steeds vastgemaakt wanneer zij dienst doen als toegangsladder of wanneer de ladder 25 of meer sporten telt. Stijgers : Elke stijgers vanaf 2 m hoog moet voorzien zijn van leuningen, tussenleuningen en plinten. De werkvloer moet aaneensluitend zijn d.w.z. zonder gevaarlijke ruimten tussen de planken en de leuning en voldoende stevig, rekening houdend met de lasten. De toegang tot de werkvloeren gebeurt door middel van trappen (torens) of ladders. Voor de ingebruikname en ten minste één maal per week wordt de stelling nagekeken door een bevoegde persoon van de onderneming. Er wordt telkens een verslag opgemaakt. Voor stellingen hoger dan 8 m of voor stellingen blootgesteld aan de buitengewone krachten moeten de nodige berekeningsnota’s voorgelegd worden aan de coördinator.
8.2. 8.3.
8.4.
9.2.
9.3. 9.4. 9.4.1.
9.4.2.
9.4.3. 9.5.
9.6. 9.6.1
9.7.2. 9.7.3.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 21 van 50
10.
GEVAARLIJKE PRODUCTEN
10.1. Alle producten op de bouwplaats moeten reglementair geëtiketteerd zijn. Het gebruik van brandbare, toxische of andere gevaarlijke producten moet in het VGM-plan vermeld staan. 10.2. Het stockeren van producten en verwijderen van de verpakking dient volgens de vigerende wetgeving en in afspraak met de coördinator te gebeuren. 10.3. Een kopie van de veiligheid- en gezondheidssteekkaart (chemische fiche) van de gebruikte producten moet aan de coördinator overhandigd worden. De steekkaart omvat ten minste : naam van de fabrikant fysische eigenschappen bijzondere kenmerken gevaren/verschijnselen preventie blusstoffen / eerste hulp / evacuatie 10.4. Indien werken worden uitgevoerd waarbij schadelijke of hinderlijke dampen/gassen vrijkomen, moet dit gemeld worden in het VGM-plan. Met de coördinator worden maatregelen afgesproken om de dampen/gassen op een doeltreffende manier af te voeren. (afzuiginstallatie …) 11.
KARAKTERISTIEKEN VAN HET TERREIN
11.1. Er passeren ondergrondse leidingen in de buurt van de bouwplaats. Er dient bijgevolg een kabelplan aanwezig te zijn. Ook de resultaten van eventuele bodemonderzoeken dienen bekend te zijn. Zijn er geen onderzoeken gedaan, dan is het aangewezen dat de aannemer zelf instaat voor dit onderzoek. 11.2. AI naargelang van de beschikbare middelen en de omvang van het te realiseren bouwwerk zijn verschillende vormen van bodemonderzoek mogelijk. Deze laten toe een representatieve voorstelling te bekomen van de bodem waarop en waarin het bouwwerk zal worden opgericht. Deze bodemverkenning gebeurt normaal door de ontwerper. De aannemer dient deze verkenning indien nodig aan te vullen of eventueel zelf uit te voeren (volgens de bepalingen, vermeld in het lastenboek van de architect). 12.
TOEGANG BOUWPLAATS
12.1. Personen die niet behoren tot de op de bouwplaats tewerkgestelde firma's (vertegenwoordigers, leveranciers,…) kunnen enkel na toelating van de werfleider of de coördinator de werf betreden, indien de noodzakelijkheid van hun bezoek bewezen is. Het betreden en verlaten van de bouwplaats gebeurt uitsluitend via de voorziene toegangspoort(en) met eventuele controlepost. Het personeel van een onderneming is enkel toegelaten op deze plaatsen waar de betrokken onderneming werkzaamheden uitvoert. 12.2. Elke firma moet dagelijks mededelen met hoeveel personen zij aanwezig zullen zijn op de bouwplaats (de aanwezigheidslijst van de tewerkgestelde personen moet door de onderneming zelf dagelijks bijgehouden worden en aan de werfleiding gemeld en vermeld worden in het coördinatiedagboek). 12.3. De werfleiding regelt de volledige bouwplaats signalisatie. Op de bouwplaats geldt principieel het algemeen verkeersreglement. Achteruit rijden zonder begeleiding is ten strengste verboden. 13.
BRANDPREVENTIE
13.1 De minimumvoorschriften van bijlage III deel A en deel B van het KB TMB met in het bijzonder punt 4 (deel A): Brandmelding en bestrijding is van toepassing. 13.2 Elke onderneming moet over voldoende, aangepaste en conforme brandbestrijdingsmiddelen beschikken. Elke onderneming rust zijn lokalen uit met de wettelijke voorzieningen inzake brandblussers en E.H.B.O.-materiaal. 13.3 Brandbestrijdingsmiddelen, brandmelders en alarmystemen dienen regelmatig te worden gecontroleerd en onderhouden. Op gezette tijden moeten testen en relevante oefeningen plaatsvinden. De niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen dienen gemakkelijk bereikbaar en te gebruiken zijn. Elke onderneming dient er voor te zorgen dat zijn personeel voldoende getraind is om met de aanwezige blusmiddelen om te gaan.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 22 van 50
14.
HULPVERLENING, EVACUATIE EN ORGANISATIE
14.1 Noodnummers: Zie BIJLAGE A van dit veiligheids- en gezondheidsplan. De telefoonnummers, adressen en het juiste adres van de werf, zullen duidelijk zichtbaar en leesbaar opgehangen worden in de onmiddellijke omgeving van elke telefoonpost op de bouwplaats en aan de ingang van de bouwplaats. De gegevens moeten leesbaar zijn vanop de telefoonpost. 14.2 De minimumvoorschriften van bijlage III deel A en deel B van het KB TMB met in het bijzonder punt 3 (deel A): Vluchtroutes en nooduitgangen en punt 13 (deel A) eerste hulp zijn van toepassing 14.3 Vluchtroutes en nooduitgangen alsmede de verkeersroutes en de deuren dienen vrij te zijn van obstakels zodat ze ten allen tijde zonder belemmeringen kunnen worden gebruikt en via de kortste weg naar een veiligheidszone te voeren. 14.4 De specifieke vluchtrotes en nooduitgangen dienen gemarkeerd te zijn overeenstemming met de bepalingen betreffende de veiligheids- of gezondheidssignalering op het werk.
15.
ALGEMENE GEDRAGSREGELS
15.1. Roken is op de gehele werf verboden 15.2. Wees voorzichtig met vuur en vlam 15.3. Zorg dat ontvlambare en brandbare stoffen voldoende ver verwijderd zijn van iedere warmtebron. 15.4. Ledig geen asbakken in de afvalbak. 15.5. Alcoholische dranken zijn niet toegelaten op de werf 15.6. Het gebruik van geluidsinstallaties (draagbare radio’s e.d.) op de werf is enkel toegelaten mits toestemming van de werfleider en/of opdrachtgever. 15.7. leder transportvoertuig en ander rijdend materieel dient veilig beladen te zijn en nooit ander verkeer te hinderen. 15.8. Alle medewerkers, eigen operators, firmapersoneel zijn aansprakelijk voor de orde en netheid van hun werkplaats. 15.9. U bent verplicht steeds de aangeduide nodige PBM's te dragen om uw taak veilig uit te voeren. 15.10. Schakel elektrische machines en apparaten na gebruik uit en zeker bij het einde van de werktijd. 15.11. Schakel defecte of beschadigde machines of toestellen onmiddellijk uit en signaleer dit dadelijk aan je rechtstreekse ploegbaas/werkgever. 15.12. Het gereedschap dat u gebruikt moet steeds in goede staat van onderhoud verkeren. 15.13. Onveilige handelingen en toestanden dienen steeds direct gestopt te worden. Dit in samenspraak met de collega's en/of directe chef. 15.14. Juwelen die een gevaar zouden kunnen betekenen voor de veiligheid of die een ongeval kunnen veroorzaken zijn verboden op de werf: Kleding is steeds goed sluitend. 15.15. Om te wijzen op hulpmiddelen, u te waarschuwen voor gevaren en uw aandacht te trekken op gebods- en verbodsbepalingen, worden gekleurde symbolen (stickers, pictogrammen) op de werf opgehangen.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 23 van 50
Hoofdstuk 5: Werk gerelateerde veiligheidsvoorschriften De aannemer dient bij het opstellen van zijn specifiek veiligheidsplan en risicoanalyse rekening te houden met de werkzaamheden zoals vermeld in tabel 2.3.1. en met de onderstaande gerelateerde bemerkingen gemaakt door de veiligheidscoördinator.
Sloop- en afbraakwerken Dossier van de af te breken constructie Vooraleer aan de afbraakwerken te beginnen, moet gecontroleerd worden of er een dossier van de af te breken of aan te passen constructie bestaat dat nuttige informatie bevat voor het veilig uitvoeren van deze sloop- of transformatiewerken. Belangrijke informatie is terug te vinden in de 'as built'-plannen, de bodemattesten, de asbestinventaris, het PID, ... Indien nodig moet alle ontbrekende informatie opgezocht worden. Het is niet meer aanvaardbaar om een constructie af te breken zonder eerst de nodige informatie te verzamelen en de aanwezigheid van alle mogelijke risico?s op te sporen en te analyseren. Nutsleidingen opsporen en afsluiten Om elk risico uit te sluiten wordt aanbevolen om alle nutsleidingen die zich op het terrein bevinden, af te sluiten en indien nodig volledig los te koppelen. Als er op de bouwplaats of in de onmiddellijke omgeving ervan bezoekschouwen aanwezig zijn, moeten de nodige beschermingen aangebracht worden om te vermijden dat de deksels worden beschadigd of dat de bezoekschouwen vol puin worden gestort. Ook moeten alle ondergrondse constructies duidelijk gesignaleerd worden om: - te vermijden dat er machines op deze ondergrondse constructies worden opgesteld en ze beschadigen; - te vermijden dat de stabiliteit van de machines in gevaar wordt gebracht wanneer ze op de bouwplaats circuleren of worden opgesteld. Gevaarlijke producten opsporen en verwijderen Een grondige studie van het bouwterrein en de beschikbaarheid van alle nuttige informatie over de eventuele aanwezigheid van gevaarlijke stoffen is nodig. Stabiliteit van de constructie Tijdens de studiefase van het bouwproject moet een analyse gemaakt worden van de bestaande toestand en moet gecontroleerd worden of de stabiliteit van alle constructies voldoende verzekerd is. Bij het evalueren van de stabiliteit van de constructie tijdens de afbraak- of verbouwingswerken moet ook rekening gehouden worden met extra belastingen of gewijzigde spanningsverdelingen. Sloopplan en afvalplan
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 24 van 50
Bij het plannen en voorbereiden van sloopwerken moet een scenario uitgeschreven of uitgetekend worden. In dit ?sloopplan? worden de opeenvolgende stappen beschreven: - de af te breken delen uittekenen op een plan; - de volgorde van de afbraakwerken vastleggen. - de nodige veiligheidszones bepalen (bij risico op instortingen of vallend puin); - de bouwplaats afzetten en de nodige signalisatie plaatsen; - een plaatsbeschrijving van de naburige eigendommen uitvoeren om eventuele nieuwe schade vast te stellen die het gevolg kan zijn van de afbraakwerken (scheuren, verzakkingen, ...); - vastleggen welke afbraakwerken in één doorlopende fase uitgevoerd moeten worden en welke afbraakwerken na een gedeeltelijke afbraak niet onbeheerd achtergelaten mogen worden wegens instortingsgevaar; - Bij omvangrijke werken kan een grondsondering nodig zijn om de kwaliteit van de ondergrond en de aanwezigheid van grondwater te bepalen. Bij afbraakwerken onder het maaiveld en bij diepe uitgravingen kan de aanwezigheid van met water verzadigde lagen de stabiliteit van de taluds in gevaar brengen en eventueel een bijkomende beschoeiing noodzakelijk maken. Het droogzuigen van de ondergrond door een bronbemaling kan ook leiden tot zettingen van de naburige eigendommen. - bestaande nutsleidingen opsporen en signaleren; - de voorzieningen bepalen om beschadiging of instorting van de te bewaren delen te vermijden (schoring, beschoeiing, ...); - de voorzieningen bepalen om beschadiging of instorting van de naburige eigendommen te vermijden; - de werkmethode beschrijven (manueel of machinaal afbreken, ...); - beschrijven welke types van machines ingezet moeten worden; - de voorzieningen bepalen om een val van personen te vermijden; - de voorzieningen bepalen om een val van voorwerpen te vermijden; - de voorzieningen beschrijven om het afbraakpuin af te voeren (puintrechters, containers, graaf-/laadmachines, kipwagens, ...); - de eventuele gescheiden opslag van herbruikbare materialen uitvoeren; - Tijdens de afbraakwerken moeten controles uitgevoerd worden met het oog op de stabiliteit van de constructie, de recuperatie van herbruikbare grondstoffen, de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, ... Gelijklopend met de opmaak van het sloopplan kan ook het afvalplan opgemaakt worden. Hierin wordt geregistreerd welk afval zal vrijkomen tijdens de opeenvolgende fases van de werkzaamheden en op welke manier dit afval afgevoerd en/of verwerkt zal worden. Preventiemaatregelen: schoren, stutten en beschoeien Om afbraakwerken op een veilige manier te laten verlopen moet rekening gehouden worden met de volgende richtlijnen: - De gebruikelijke schoringen en stutten moeten voorzien worden. De schoring moet altijd doorgaan tot op de vaste grond of tot op een dragende muur , tenzij de ingenieur toestemming gegeven heeft om af te schoren op een ander bouwelement, zoals een bestaande balk of staalprofiel.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 25 van 50
- De afmetingen en het aantal schoren moeten aangepast zijn aan de te verwachten belastingen. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met eventuele zettingen tengevolge van de afbraakwerken die tot een andere lastenverdeling kunnen leiden. - Indien nodig moeten verdeelbalken tegen de gemetselde muren geplaatst worden om de stabiliteit ervan te verzekeren en de belasting van de schoren te verdelen over een groter oppervlak. - Er moet altijd uiterst voorzichtig te werk gegaan worden en de aannemer moet altijd voor ogen houden dat er zich onvoorziene omstandigheden kunnen voordoen, waarbij een advies nodig is van de ingenieur die instaat voor de stabiliteitsberekening. In die gevallen is het aangewezen om de afbraakwerken tijdelijk te onderbreken, zodat de vaststellingen ter plaatse gemaakt kunnen worden en de toestand op een correcte manier bestudeerd kan worden. - Gemaakte openingen in vloeren moeten onmiddellijk dichtgelegd worden met een voldoende stevige vloer, of, als dat vanwege de aard van het werk niet mogelijk is, afgeschermd worden met stevige borstweringen of leuningen. - Alle uitgravingen moeten degelijk gestut of beschoeid worden om elke verzakking van de weg of beschadiging van de ondergrondse leidingen te vermijden. - Er moeten gepaste maatregelen getroffen worden om het verkeer van werfvoertuigen op de bouwplaats op een veilige manier te laten verlopen. Als het risico bestaat dat de draagkracht van de ondergrond onvoldoende is, moeten rijplaten voorzien worden. - De schoren moeten beschermd worden tegen de impact van vallend puin en tegen accidentele aanrijdingen door werfvoertuigen (vrachtwagens en bouwplaatsmachines) Grond- en graafwerken Aanwezigheid ondergrondse leidingen: Voor aanvang van de graafwerken dient de aannemer zich te informeren over eventuele aanwezigheid van ondergronds leidingen. Stabiliteit bodem controleren: Indien er een bodemonderzoek uitgevoerd werd om de bodemgesteldheid en de stabiliteit van deze bodem te controleren dient dit advies opgevolgd te worden. Aanpalende constructies: Zorg dat de stabiliteit van de aanpalende constructies niet in het gedrang komt. Indien ondergraven van de funderingen van aanpalende gebouwen nodig is dient er rekening gehouden worden met eventueel stutten van deze constructies. Indien er een droogzuiginstallatie gebruikt dient men op te letten voor bodemverzakkingen in de buurt. Graafwerken: Indien men dieper dan 1,20m graaft dienen de wanden in talud afgegraven te worden om instortingsgevaar te voorkomen. Zorg dat de op bergen gestockeerde aarde voldoende ver van de bouwput geplaatst wordt zodat ook hier weer het gevaar van instorting bij vb. hevige regen of droogte vermeden wordt. Zorg dat deze heuvels ook buiten de werkzone van de werf liggen zodat ze geen extra obstakel vormen. Plaats ook geen materialen e.a. op de rand van de uitgraving.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 26 van 50
Fundering en verstevigingswerken Aanwezigheid ondergrondse leidingen: Voor aanvang van de graafwerken dient de aannemer zich te informeren over eventuele aanwezigheid van ondergronds leidingen. Stabiliteit bodem controleren: Indien er een bodemonderzoek uitgevoerd werd om de bodemgesteldheid en de stabiliteit van deze bodem te controleren dient dit advies opgevolgd te worden. Aanpalende constructies: Zorg dat de stabiliteit van de aanpalende constructies niet in het gedrang komt. Indien ondergraven van de funderingen van aanpalende gebouwen nodig is dient er rekening gehouden worden met eventueel stutten van deze constructies. Indien er een droogzuiginstallatie gebruikt dient men op te letten voor bodemverzakkingen in de buurt. Graafwerken: Indien men dieper dan 1,20m graaft dienen de wanden in talud afgegraven te worden om instortingsgevaar te voorkomen. Zorg dat de op bergen gestockeerde aarde voldoende ver van de bouwput geplaatst wordt zodat ook hier weer het gevaar van instorting bij vb. hevige regen of droogte vermeden wordt. Zorg dat deze heuvels ook buiten de werkzone van de werf liggen zodat ze geen extra obstakel vormen. Plaats ook geen materialen e.a. op de rand van de uitgraving. Wij verwijzen graag naar de hoofdstuk 6 van dit VGP en het NAVB-dossier nrs. 92 en 96. Infrastructuurwerken (omgevingsaanleg,...) Geen specifieke voorschriften te formuleren. De aannemer dient een risicoanalyse van deze werkzaamheden op te nemen in zijn veiligheids- en gezondheidsplan. Plaatsing van nutsleidingen, inzonderheid riolen, gasleidingen, elektriciteitskabels en tussenkomsten op deze leidingen voorafgegaan door andere in deze paragraaf bedoelde werken Geen specifieke voorschriften te formuleren. De aannemer dient een risicoanalyse van deze werkzaamheden op te nemen in zijn veiligheids- en gezondheidsplan. Metselwerken Geen specifieke voorschriften te formuleren. De aannemer dient een risicoanalyse van deze werkzaamheden op te nemen in zijn veiligheids- en gezondheidsplan.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 27 van 50
Gevelbekleding Geen specifieke voorschriften te formuleren. De aannemer dient een risicoanalyse van deze werkzaamheden op te nemen in zijn veiligheids- en gezondheidsplan. Dakwerken Algemeen: Bij de dakdichtingswerken met gebruik van vuur dient er steeds een blusser in de buurt te zijn. Valbeveiliging: De voornaamste risico?s bij de daken is het valgevaar van personen of voorwerpen. De veiligheidsmaatregelen dienen zich dan ook sterk op dit vlak toe te spitsen. Dit door gebruik te maken van stellingen, hoogtewerkers, vangnetten, ? . Werken op een hoogte van op een ladder of op een schuin dak zonder valbeveiliging aan de dakrand is niet toegelaten. De dakwerker dient de nodige veiligheidsvoorzieningen te treffen (collectieve valbeveiliging) zodat er een beveiliging is tegen de val van personen of voorwerpen. Mogelijkheden zijn hier: - Een stelling plaatsen. - Netten voorzien. - Borstwering plaatsen aan de dakrand. - ... De collectieve middelen moeten aan de geldende normeringen voldoen. Indien er geen collectieve valbeveiliging kan geplaatst worden dient men een individuele valbeveiliging te voorzien. Namelijk een valgordel. Werknemers die een persoonlijke valbeveiliging gebruiken moeten hiervoor een gepaste opleiding hebben gekregen.
Voor aanvang van de dakwerken dient de aannemer rekening te houden met minstens volgende items om de val van personen en/of voorwerpen te voorkomen: - Aangepaste werkmethoden - Collectieve veiligheidsmaatregelen - Persoonlijke bescherming - Toegang dak - Aanvoer materiaal naar het dak - Dakrandbeveiliging - Mogelijkheid voor het plaatsen van stellingen, hoogwerkers, ...
Wij verwijzen ook graag naar het NAVB-dossier nr. 110 betreffende 'Dakwerken'.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 28 van 50
Buitenschrijnwerk Geen specifieke voorschriften te formuleren. De aannemer dient een risicoanalyse van deze werkzaamheden op te nemen in zijn veiligheids- en gezondheidsplan. Muurafwerking (bepleistering, schilderwerken, betegeling) Geen specifieke voorschriften te formuleren. De aannemer dient een risicoanalyse van deze werkzaamheden op te nemen in zijn veiligheids- en gezondheidsplan. Vloerafwerking (chape en diverse vloerbekleding) Preventiemaatregelen bij het spuiten van PUR isolatieschuim Het poly-urethaan wordt bekomen door het mengen van twee chemische componenten (een diisocyanaat, meestal methyleendifenyldiisocyanaat (MDI), en een polyol), samen met een schuimmiddel. Deze componenten moeten beschouwd worden als gezondheidsschadelijk (giftig) Tijdens het mengen en het spuiten moet aangepaste werkkledij en een aangepaste ademhalingsbescherming gedragen worden. (zie aanbevelingen fabrikant). Als ademhalingsbescherming wordt meestal een gasmasker met filter A-P2 of een volgelaatsmasker met autonome luchttoevoer voorgeschreven. Tijdens het plaatsen en het uitharden van het product moet de ruimte goed geventileerd worden. Er wordt aanbevolen om de werkruimte gedurende 48 uur verder te ventileren. Bij de plaatsing binnen een gebouw, waarbij een natuurlijke ventilatie onvoldoende of onmogelijk is, moet een aangepaste afzuiging voorzien worden. De dampen zijn zwaarder dan lucht en kunnen in kelders of lager gelegen lokalen ophopen. Opmerking: bij de luchtverversing moet voorkeur gegeven worden aan de afzuiging van de slechte lucht, in plaats van het inpompen van verse lucht. Door de afzuiging wordt een onderdruk gecreëerd en wordt de slechte lucht weggezogen, terwijl bij het inpompen van verse lucht een overdruk wordt gecreëerd waardoor de slechte lucht zich zal verspreiden naar de aangrenzende ruimten. Polyurethaan is irriterend voor de huid en de slijmvliezen. Aangepaste werkkledij en handschoenen zijn aanbevolen. Onderhoud van het materieel: De reinigingsproducten voor het verwijderen van restanten van PUR schuim bevatten sterke oplosmiddelen (onder andere: aceton). Aangepaste PBM (beschermingskledij en ademhalingsbescherming) en brandpreventie zijn verplicht. Preventiemaatregelen bij chapewerken en vloerbekleding Zorg ervoor dat de werkplaats opgeruimd is. Er mogen geen obstakels of bouwafval meer op de werkvloer aanwezig zijn. Gebruik ten allen tijde de gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen. Gebruik gepaste hulpmiddelen om de werken op een zo ergonomische manier mogelijk uit te voeren
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 29 van 50
om fysieke belasting tot een minimum te beperken. Elektrische installatie Geen specifieke voorschriften te formuleren. De aannemer dient een risicoanalyse van deze werkzaamheden op te nemen in zijn veiligheids- en gezondheidsplan. Sanitaire installatie Geen specifieke voorschriften te formuleren. De aannemer dient een risicoanalyse van deze werkzaamheden op te nemen in zijn veiligheids- en gezondheidsplan. Verwarming en ventilatie Geen specifieke voorschriften te formuleren. De aannemer dient een risicoanalyse van deze werkzaamheden op te nemen in zijn veiligheids- en gezondheidsplan. Binnenschrijnwerk (deuren, trap, keuken, kasten, ...) Geen specifieke voorschriften te formuleren. De aannemer dient een risicoanalyse van deze werkzaamheden op te nemen in zijn veiligheids- en gezondheidsplan. Verlaagde plafonds Geen specifieke voorschriften te formuleren. De aannemer dient een risicoanalyse van deze werkzaamheden op te nemen in zijn veiligheids- en gezondheidsplan. Onderhouds-, schilder- en reinigingswerken Geen specifieke voorschriften te formuleren. De aannemer dient een risicoanalyse van deze werkzaamheden op te nemen in zijn veiligheids- en gezondheidsplan. Afwerkingswerkzaamheden behorende bij 1 of meer werken bedoeld in de vorige activiteiten Geen specifieke voorschriften te formuleren. De aannemer dient een risicoanalyse van deze werkzaamheden op te nemen in zijn veiligheids- en gezondheidsplan.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 30 van 50
Hoofdstuk 6: Identificatie van de gevaren 6.1 Identificatie van de risicovolle werkzaamheden Ongeacht de voorziene preventiemaatregelen, is het opstellen en bijhouden van een veiligheids- en gezondheidsplan steeds verplicht voor de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waar één of meer van de volgende werkzaamheden uitgevoerd worden: VT Blootstelling aan gevaren bij het graven van sleuven of putten van meer dan 1.20 m diepte en het werken aan of in deze putten Werkzaamheden in nabijheid van ioniserende stralingen Werkzaamheden in de nabijheid van elektrische hoogspanningslijnen of -kabels Werkzaamheden die de werknemers blootstellen aan een verdrinkingsrisico Werkzaamheden in de nabijheid van leidingen onder een inwendige druk van 15 bar of meer Werkzaamheden met duikuitrusting Werkzaamheden onder overdruk Werkzaamheden waarbij springstoffen worden gebruikt Werkzaamheden in verband met de montage of demontage van geprefabriceerde elementen Blootstelling aan gevaren bij het werken in de onmiddellijke nabijheid van drijfzand of slib Het werken met een valgevaar Blootstelling aan gevaren bij het verwijderen van asbest Werkzaamheden die de werknemers blootstellen aan chemische agentia die een bijzonder risico voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers inhouden Werkzaamheden die de werknemers blootstellen aan biologische agentia die een bijzonder risico voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers inhouden Ondergrondse werkzaamheden en tunnelwerken
NVT
X X X X X X X X X X X X X X X
Blootstelling aan gevaren bij het graven van sleuven of putten van meer dan 1.20 m diepte en het werken aan of in deze putten Enkele vuistregels voor het uitgraven van sleuven Wanneer men het principe van de verticaal uitgegraven sleuven gaat toepassen dan moet men vanaf een put- of sleufdiepte van meer dan 1,2 meter een stempeling, beschoeiing of een damwand gebruiken.
Wanneer de uitgraving niet dieper is dan 1,75 meter en de grond stabiel is kan een deel (kleiner dan of gelijk aan 1,20 meter) onbeschoeid gelaten worden voor zover één van onderstaande principes wordt toegepast: - het eerste deel van de uitgraving getaludeerd onder een hoek van 45° en het laatste deel met maximum 1,20 meter boven de bodem van de put uitvoeren als een onbeschoeide verticale
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 31 van 50
uitgraving, - het eerste deel van de uitgraving beschoeid over een afstand van 50 cm en het laatste deel met maximum 1,20 meter boven de bodem van de put uitvoeren als een onbeschoeide verticale uitgraving
Bij de realisatie van smalle sleuven waarin zich geen personen moeten bevinden, wordt aangeraden volgende minimumafmetingen in acht te nemen: - 30 cm voor een sleufdiepte tot 70 cm, - 40 cm voor een sleufdiepte tot 90 cm, - 50 cm voor een sleufdiepte tot 100 cm en - 60 cm voor een sleufdiepte tot 120 cm. Bij de realisatie van smalle sleuven waarin personen zich continu moeten bevinden wordt aangeraden volgende minimumafmetingen in acht te nemen: - minimum 60 cm breed voor een sleufdiepte tussen 1,20 en 1,75 meter diep, - minimum 80 cm breed voor een sleufdiepte van meer dan 1,75 meter.
Bij uitgravingen in losse of geroerde grond die dieper zijn dan 1,2 meter zal men automatisch moeten
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 32 van 50
zorgen voor een beschoeiing. De beschoeiing moet zo aangebracht worden dat beneden een zone van 1,20 meter diepte slechts om de 50 cm een onbeschoeid (ontlast) deel wordt uitgegraven.
Bij uitgravingen die aan volgende criteria voldoen : - dieper dan 1,20 meter, - er worden werknemers in tewerkgesteld, - het grondwaterpeil zorgt ervoor dat de sleuf of uitgraving onder water zal lopen, is het aan te raden de zone rond de sleuf / uitgraving en de hierbij eventueel gepaard gaande werkputten vooraf en tijdens de werkzaamheden te bemalen.
Algemene preventiemaatregelen bij het werken aan en/of in sleuven of putten
Voorafgaandelijke opmerking: Er moet steeds rekening gehouden worden met eventuele ondergrondse kabels en leidingen. Daarom moeten de liggingsplannen van de ondergrondse kabels en leidingen steeds ter plaatse aanwezig zijn vooraleer de uitgravingen te starten.
Net zoals bij werkzaamheden op een hoogte kan een uitgraving dieper zijn dan 1,20 meter en zal op dat moment een gepaste valbeveiliging voorzien moeten worden: - hetzij leuningen met tussenleuning en kantlijst die aansluit op de vloer; - hetzij volle of uit traliewerk bestaande panelen; - hetzij elke andere inrichting die een gelijkwaardige veiligheid biedt
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 33 van 50
Opslag naast de uitgraving moet zo veel mogelijk worden vermeden. Is dit toch noodzakelijk, dan moeten de materialen op een veilige afstand van de rand van de uitgraving staan, nl. minimum 60 cm. Als het gaat om een last (materiaal of voertuig van meer dan 18 ton), moet een veiligheidsafstand van 1 meter worden gerespecteerd.
Er moeten voldoende ladders aanwezig zijn zodat men de uitgraving op een veilige en vlugge manier kan verlaten.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 34 van 50
Indien de uitgraving een redelijke lengte heeft, zodat er rondgaan zeer tijdrovend wordt, moeten er gepaste overgangen worden voorzien.
Voor meer informatie omtrent deze materie verwijzen wij graag naar de veiligheidsnota nr. 92 van het NAVB. Werkzaamheden in nabijheid van ioniserende stralingen K.B. 25/04/1997 betreffende bescherming van de werknemers tegen de risico's voortkomende uit ioniserende straling. Toestellen met laserstraal: Het gebruik van toestellen met laserstraal dient aangegeven in het specifiek V&G-plan van de aannemer met vermelding van de gevarenklasse van het toestel. Volgens de publicatie 825 van de internationale Elektrotechnische Commissie worden lasertoestellen onderverdeeld in vijf klassen, namelijk 1, 2, 3a, 3b en 4. De uiterst geconcentreerde lichtbundels vormen vooral en in eerste instantie een gevaar voor de ogen (verbranden van het netvlies,..). Klassen 1 en 2: bevatten toestellen zonder gevaar in de praktijk van een bouwwerf. Hieronder vallen bijvoorbeeld de laserprinter. Klassen 3a en 3b: klasse 3a bevat toestellen met een eerder theoretisch gevaar terwijl met toestellen van klasse 3b men het contact van de stralenbundel met de ogen moet vermijden. Bij dit laatste soort toestellen (3a en 3b), waarvan men niet kan aantonen dat ze onschadelijk zijn, moeten de nodige maatregelen genomen worden onder de vorm van: - voorlichting van de werknemers (niet alleen de gebruiker maar ook de omringende collega's) - waarschuwingstekst (zwart op geel) op het toestel in de taal van de gebruiker: - personen met brillen of contactlenzen speciaal informeren over het risico voor oogbeschadiging Klasse 4: Toestellen van klasse 4 worden verboden op de werf, tenzij hun noodzaak op voorhand aangetoond wordt. Werkzaamheden in verband met de montage of demontage van geprefabriceerde elementen Bij de analyse van de risico's van werken op hoogte kan een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende typische toepassingen van geprefabriceerde elementen: - kolommen en balken voor de draagstructuur van industriële gebouwen; - betonwelfsels, breedplaten en vloerelementen; - wanden, gevelelementen, ...
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 35 van 50
Plaatsen van kolommen en balken voor industriële gebouwen: Bij de start van de bouw is er niet veel meer beschikbaar dan de funderingszolen waarop de kolommen geplaatst moeten worden en een braak terrein dat er meestal zeer oneffen bij ligt. Preventie bij het plaatsing van de kolommen: - moet de kraan stabiel opgesteld worden; - kunnen de schoren het best op voorhand aan de kolom bevestigd worden, zodat ze na het plaatsen van de kolom enkel nog langs de onderkant vastgezet moeten worden; - worden de voorziene windverbanden geplaatst om de stabiliteit van de kolommen te verbeteren; - worden de hijshaken bij voorkeur afgekoppeld vanuit een hoogwerker. Als hiervoor een ladder wordt gebruikt, moet ze stevig opgesteld staan, zowel onderaan als bovenaan. Hou er rekening mee dat een kolom die nog niet vast gegoten is, maar een beperkte stabiliteit heeft en dus geen geschikte steun vormt voor de ladder. Voor hoge kolommen is het gebruik van ladders uitgesloten. Voor de montage van balken is werken op hoogte nagenoeg onvermijdelijk. Door de omvang en het gewicht van de balken is geleiding vanaf een ladder niet aanvaardbaar. Preventie bij de montage van balken: - Om het valgevaar te beperken wordt bij voorkeur altijd met twee hoogwerkers of rolsteigers en met een veiligheidsharnas gewerkt. Het gebruik van ladders wordt sterk afgeraden. - De oplegvlakken kunnen al bij de productie voorzien worden van de neopreen oplegging: zo wordt het aantal verticale bewegingen beperkt. Ook na de montage blijft het risico op een val van hoogte bestaan, meer bepaald bij het loskoppelen van de hijsvoorzieningen en het opgieten van de knooppunten. Preventie bij het loskoppelen en opgieten: - Om de hijsvoorzieningen los te koppelen wordt bij voorkeur een hoogwerker gebruikt en geen ladder. - Systemen die vanop afstand ontkoppeld kunnen worden, komen de veiligheid ten goede. - De verbindingen tussen de balken en de kolommen worden pas opgegoten nadat de bovenliggende vloer geplaatst is. Hierbij moet er wel rekening mee gehouden worden dat de balken nog niet geconsolideerd zijn met de kolommen en dat de tijdelijke ondersteuningsconstructie een extra belasting ondergaat. Als de knooppunten toch vroeger opgegoten moeten worden, zijn de werknemers verplicht om ze vanuit de hoogte te gieten, wat veiligheidsrisico's met zich meebrengt, zoals werken vanaf ladders. In dat geval moeten de werknemers beveiligd worden tegen vallen.
Leggen van welfsels, breedplaten en geprefabriceerde vloerelementen Betonwelfsels, breedplaten en geprefabriceerde vloerelementen worden courant toegepast, maar brengen enkele specifieke veiligheidsproblemen met zich mee. Bij de plaatsing van vloerelementen bestaat tijdens de volgende stadia een risico op vallen: - tijdens het lossen van de vloerelementen; - tijdens de plaatsing van het eerste vloerelement;
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 36 van 50
- tijdens de plaatsing van het tweede tot het laatste vloerelement; - na de plaatsing van de vloerelementen.
Preventie: - Tijdens het lossen van de vloerelementen mag er niemand op de vrachtwagen staan. Wie toch op de vrachtwagen staat, kan vallen tijdens het aanpikken van de kraan. - Tijdens de plaatsing van het eerste vloerelement: - Werknemers mogen niet onbeschermd over muren of balken lopen. - Indien mogelijk moeten hoogwerkers gebruikt worden in plaats van ladders. - Het eerste vloerelement moet door minstens drie personen geplaatst worden. - Tijdens de plaatsing van het tweede tot het laatste vloerelement: - Het eerste vloerelement kan al tijdens de productie voorzien worden van een randbeveiliging. - Het tweede vloerelement moet door minstens twee personen geplaatst worden. - Tijdens en na de plaatsing van de vloerelementen: - De randen en trapgaten moeten blijvend voorzien worden van een randbeveiliging. Doorgaans wordt deze beveiliging door de aannemer van de ruwbouwwerken geplaatst. Ze kan ook na afloop van de ruwbouwwerken blijven staan voor de volgende aannemingsactiviteiten.
Plaatsen van kolommen, wanden en gevelelementen Bij de plaatsing van geprefabriceerde kolommen, wanden en gevelelementen is er meestal al een werkvloer aanwezig waarop een geschikte collectieve bescherming aangebracht kan worden. Het risico op vallen kan preventief verminderd worden door al tijdens de productie een randbeveiliging of de nodige bevestigingspunten aan te brengen op het onderliggende wandelement. Preventie: De gevelpanelen moeten altijd aan de dragende structuur bevestigd worden vanaf een werkplatform of hoogwerker. - De afstand tussen het platform van de hoogwerker en het bouwwerk mag niet groter zijn dan 25 cm. - Er moet een leuning aangebracht worden rondom het platform, behalve op de plaats van de gevel aansluiting. Als dat niet mogelijk is, moeten de gebruikers een veiligheidsharnas dragen als persoonlijk beschermingsmiddel. Tijdens de plaatsing mag echter niet uit het oog verloren worden dat er een ander risico op vallen van hoogte bestaat: - Om de volgende wanden gemakkelijker te kunnen plaatsen, wordt de randbeveiliging meestal verwijderd ter hoogte van de gevel of van een vloeropening. - De hijshaken moeten losgekoppeld worden en de hulzen aan de bovenkant van de wanden, gevelelementen of kolommen moeten opgevuld worden. Het plaatsen van opvangnetten als collectieve beveiliging kan hiervoor een oplossing zijn. Als er geen collectieve bescherming aanwezig is, kunnen de plaatsers zich het best beveiligen met een positioneringsgordel of een valharnas. Belangrijk hierbij is de kwaliteit van het ankerpunt. Het heeft weinig zin om reeds geplaatste prefabelementen te gebruiken als ankerpunt als deze elementen zelf nog niet zijn verankerd.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 37 van 50
Plaatsen van trappen, bordessen en balkonelementen De trappen en overlopen worden bij voorkeur per verdieping afgewerkt. Dit heeft enkele voordelen: - Er hoeven geen ladders gebruikt te worden om van de ene naar de andere verdieping te gaan. - Het risico op beschadigingen is kleiner dan wanneer een werknemer een trapelement vanaf het dakniveau door de trapopeningen van meerdere verdiepingen moet laten zakken. Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden kan de veiligheid van de werknemers verzekerd worden door: - een collectieve beveiliging (leuning) te plaatsen die de werknemers beveiligt tijdens het geleiden, plaatsen en bevestigen van de trap, maar de uitvoering van deze werkzaamheden niet hindert; - een individuele valpreventie (positionering) die belet dat een werknemer te dicht bij de rand komt en valt. Bij de plaatsing van bordessen en balkonelementen wordt aan de rand van de vloer gewerkt en moeten dezelfde preventiemaatregelen genomen worden. Een collectieve beveiliging is hier meestal moeilijker uit te voeren. Een degelijke individuele valbescherming is dan ook aangewezen. Bij het plaatsen van geprefabriceerde elementen moet de zone waar er valgevaar van voorwerpen is, voldoende afgebakend en gesignaleerd zijn.
Het werken met een valgevaar Bij werken op hoogte worden werknemers blootgesteld aan het risico op vallen van hoogte. Vroeger werd 2 meter gebruikt als referentiehoogte om na te gaan vanaf welke hoogte een effectieve valbeveiliging verplicht was. Doordat de hoogte van 2 meter als criterium beschouwd werd, oordeelden veel werkgevers echter ten onrechte dat er geen maatregelen nodig waren bij een hoogte van minder dan 2 meter. Ook bij een hoogte van minder dan 2 meter kunnen echter gevaarlijke situaties optreden en bestaat het risico op een val met verwondingen. Daarom is de referentiehoogte van 2 meter uit de wetgeving geschrapt en schrijft de wetgever nu voor dat er een risicoanalyse opgemaakt moet worden om op basis van de situatie ter plaatse de reële risico's te evalueren en de gepaste maatregelen te nemen. Ook bij een hoogte van minder dan 2 meter kan het dus nodig zijn om aangepaste beschermingsmaatregelen te nemen. De volgende preventiemaatregelen zijn in acht te nemen: - De werk- en loopvlakken zijn te voorzien van collectieve beschermingsmiddelen tegen vallen (ARAB art 434.7.1.)
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 38 van 50
- Alle putten en openingen zijn onmiddellijk af te dichten of te voorzien van een collectieve randbeveiliging. - Gebruikte stellingen moeten voldoen aan de wettelijke voorschriften met name ARAB art. 434 en 438, ARAB art. 440 tot 452 voor arbeidsmiddelen voor 25/09/2005 en het K.B. van 31-08-2005 "Arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte". - Stellingen worden periodiek nagezien (ARAB art. 456 voor arbeidsmiddelen voor 25/09/2005 en het K.B. van 31-08-2005 "Arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte".) door een bevoegd persoon van de bouwdirectie uitvoering en de bevindingen worden genoteerd in een stellingregister. Het nazicht gebeurt: o Alvorens indienstname o Ten minste wekelijks o Na elke langdurige onderbreking o Telkens de stabiliteit of weerstand in gevaar is gekomen - Indien de afstand tussen de stellingvloer en de gevel meer dan 30 cm bedraagt moet men ook een leuning met plinten plaatsen aan de zijde van de gevel. - Stellingen zijn te voorzien van een goedkeuringslabel voor het gebruik ervan. - Stellingen worden door een geschoolde plaatsingsploeg gemonteerd. - Rekennota van stellingen die hoger dan 5 m zijn, moet voorgelegd worden (rekening houdend met de aanwezigheid van de stellingzeilen en met de lasten t.g.v. de hijslier). Er moeten voldoende verankeringen voorzien worden. De stelling moet op een stabiele ondergrond geplaatst worden. Er mogen enkel van houten verdeelplaten/-balken gebruikt worden. - Voor een werkvloer die zich op een hoogte van minder dan 5 meter boven het grondvlak (een hoogte van ongeveer twee verdiepingen) bevindt, kan de toegang gebeuren via een ladder die aan de buitenzijde van de steiger gemonteerd is. Steigerladders die aan de buitenzijde van een steiger worden opgesteld, moeten ten minste 1 meter boven de leuning uitsteken op de plaats waar de werkvloer betreden moet worden. De ladder moet zo geplaatst worden dat ze niet kan verschuiven wanneer ze betreden wordt vanaf de stelling. Voor een werkvloer op een hoogte van meer dan 5 meter gebeurt de toegang via verspringende ladders en tussenvloeren die aan de binnenzijde van de steiger zijn gemonteerd. De uitsparing voor ladders in de werkvloeren moet afgeschermd worden met een luik of door leuningen met een klaphekje. - Er moeten trappentorens geplaatst worden als: * de steiger intensief wordt gebruikt door veel personen en als een vluchtweg noodzakelijk is; * de steigerconstructie een bestaande trap en/of vluchtroute blokkeert. Het ontwerp en de berekening van trappentorens wordt geregeld door dezelfde normen als die voor het ontwerp en de berekening van steigers. - Naast collectieve valbeveiliging kan er ook bijkomende uitrusting aangebracht worden op steigers. In het ontwerp en de berekeningsnota moet rekening gehouden worden met het eventueel aanbrengen van deze bijkomende uitrusting, want de aanbrenging brengt vaak een verhoogd kantelgevaar van de steiger met zich mee. Enkele bijkomende uitrustingsmiddelen zijn: * consoles voor het monteren van hijstoestellen; * ontvangplatformen voor het ontvangen van lasten; * zeilen om de werknemers te beschermen tegen regen en wind of om de omgeving te beschermen tegen stof. "Het plaatsen van bijkomende uitrusting is verboden als er geen berekeningsnota of gebruiksinstructie beschikbaar is die aantoont dat het op een veilige manier gebeurt." - Tijdens het opbouwen en afbreken van een steiger is de steigerbouwer verplicht om gebruik te
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 39 van 50
maken van een aangelijnd veiligheidsharnas. Op basis van een grondige risicoanalyse kunnen andere aangepaste maatregelen vastgelegd worden. Er zijn ook hulpmiddelen beschikbaar waarmee tijdens de montage leuningen gerealiseerd kunnen worden voor het bovenliggende niveau, dus voordat de werkvloer van dat niveau geplaatst wordt. Hierdoor wordt vermeden dat de monteerder een veiligheidsharnas moet dragen. Tijdens het opbouwen en afbreken van een steiger moet zeker rekening gehouden worden met vallende voorwerpen. Het is dan ook aangewezen om tijdens de opbouw en afbraak van de steiger een veiligheidszone af te bakenen. Het is verboden om bij het afbreken van een steiger materiaal naar beneden te gooien. - Rolstellingen die hoger zijn dan 3x basisbreedte moeten van stabilisatoren voorzien worden. - Gebruikte ladders die voor 25/09/2005 ter beschikking gesteld worden moeten voldoen aan art. 43bis van het ARAB - Iedere ladder of stelling moet een identificatie hebben zodat de eigenaar kan achterhaald worden. - Ladders van meer dan 25 sporten moeten aan de bovenzijde vastgemaakt worden. - Ladders moeten 1 meter of meer uitsteken boven de werkvloer waartoe zij toegang verlenen. - de collectieve beschermingsmiddelen zullen door aannemer die deze geplaatst heeft, steeds in goede staat gehouden worden. De collectieve beschermingsmiddelen zullen onder zijn verantwoordelijkheid en toezicht blijven gedurende de ganse duur van de opstelling of gedurende de duur van het gebruik op de bouwplaats - collectieve beschermingsmiddelen mogen nooit verwijderd worden vooraleer er andere gelijkwaardige beschermingsmaatregelen zijn getroffen - indien collectieve beschermingsmiddelen niet mogelijk zijn, zijn vangelementen en / of persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken - Persoonlijke beschermingsmiddelen voor bescherming tegen vallen van hoogten moeten onderzocht worden door een externe dienst voor technische controles op de werkplaats, erkend voor de controle van hefwerktuigen volgens artikel 27 van het K.B. van 13-06-2005 "Persoonlijke beschermingsmiddelen". Het verslag van de keuring moet op de bouwplaats ter beschikking liggen. Werkzaamheden die de werknemers blootstellen aan chemische agentia die een bijzonder risico voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers inhouden Gebruik: Met de uitdrukking 'gevaarlijk product' wordt elke stof bedoeld die schadelijk kan zijn voor de gezondheid van de werknemers en/of voor het leefmilieu. Een stof kan schadelijk zijn door haar scheikundige samenstelling, haar onverenigbaarheid met andere stoffen, door effecten op de gezondheid (bijvoorbeeld op ademhaling, ogen, huid, ...) of door haar brandbaarheid, ontvlambaarheid, ontplofbaarheid, radioactiviteit of kankerverwekkende eigenschap. Het ligt bijgevolg voor de hand dat het gebruik van dergelijke producten op het werfterrein, onder welke vorm of in welke hoeveelheid dan ook, dient gesignaleerd te worden aan de veiligheidscoördinator en aan de andere aannemers die tegelijkertijd op het terrein actief zijn. Zo is het nodig om bij het verstuiven van een al of niet brandbaar product (bijvoorbeeld ontkistingsolie) een rookverbod in een werkzone uit te vaardigen. Dit rookverbod moet zeer strikt gerespecteerd worden. Wanneer voor een bepaalde activiteit het gebruik van dergelijke producten gepland wordt, dan moet dit vermeld worden in het specifiek V&G-plan en moet de V&G-steekkaart met alle nuttige gegevens (naam product, naam fabrikant, fysische en chemische eigenschappen, risico's, aangewezen
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 40 van 50
preventie,...) daarbij gevoegd worden. Bij aanwending binnen het reeds geheel of gedeeltelijk gesloten gebouw, moet de nodige verluchting voorzien worden, hetzij natuurlijk hetzij geforceerd. De ventilatie wordt aangehouden tijdens de droogfase van het product. De luchtconcentratie van de gebruikte producten moet beneden hun toelaatbare limietwaarde blijven en beneden 10% van hun onderste explosiegrens. In de mate van het mogelijke wordt een afdichting voorzien tussen de zone waarin met het product gewerkt wordt en de rest van het gebouw. De regels voor het stockeren van gevaarlijke producten zoals hieronder aangehaald dienen eveneens gerespecteerd te worden indien vaten of bussen in beperkte hoeveelheden op het werfterrein opgeslagen worden dicht bij de plaats van gebruik. Ten alle tijde geldt de richtlijn volgens de wettelijke voorschriften, en het etiketteren van vaten en bussen. Deze recipiënten moeten tevens voor en na hun gebruik hermetisch gesloten worden. Elke persoon die gevaarlijke producten gebruikt moet op de hoogte zijn van de gevaren die eraan verbonden zijn. Aangepaste beschermingsmiddelen moeten door die persoon worden gebruikt bij het werken met gevaarlijke producten, zoals vermeld in het specifiek V&G-plan ter zake. Opslag: In de eerste plaats moet men er zeker van zijn dat er voor dezelfde toepassing geen minder gevaarlijke producten met evenwaardige eigenschappen bestaan. De opslagplaatsen van ontvlambare producten en materialen, van welke aard ook, moeten zorgvuldig uitgekozen worden. Dit wil zeggen: zo ver mogelijk van de arbeidsplaatsen en dit vooral bij de uitvoering van werkzaamheden welke een zeker brandrisico inhouden (laswerken). In ieder geval mogen nooit gevaarlijke producten binnen het gebouw worden opgeslagen. Alleen de voor het werk van de dag benodigde hoeveelheden mogen binnengebracht worden. Vloeistoffen : Ontvlambare vloeistoffen moeten opgeslagen worden op een afgebakend terreindeel op een voldoende veiligheidsafstand van de rest van de werf en werfinrichting. De onmiddellijke omgeving van deze zone zal vrij gehouden worden van brandbare materialen. In deze zone voorziet de algemene aannemer de gepaste brandbestrijdingsmiddelen, met een minimum van twee draagbare blustoestellen met 6kg ABC-poeder, beschermd tegen weersinvloeden en klaar voor gebruik.
In het geval van een mobiele opslagplaats zoals een aanhangwagen, moet deze ook uitgerust zijn met de nodige brandbestrijdingsmiddelen. Tevens zal een veiligheidsafstand voorzien worden tussen de opslagplaatsen en de andere lokalen. De opslag van de producten, welke solventen bevatten, zal bij voorkeur in open lucht gebeuren en zoniet in lokalen welke voorzien zijn van een voldoende ventilatie. Omdat de dampen van solventen zwaarder zijn dan lucht moet de ventilatie ter hoogte van de vloer gebeuren. Men moet er zeker van zijn dat de ventilatie het probleem niet verplaatst door de dampen naar ondergrondse lokalen of lager gelegen gedeelten te brengen. Op de werkpost en op gelijk welke andere plaats zal vervuilde lucht zo vlug mogelijk verwijderd worden zonder gevaar voor personen. Eerstehulp voorschriften worden geafficheerd in de opslagplaats of op de plaats van gebruik. De lokalen waar agressieve en vluchtige producten opgeslagen worden, zullen goed en permanent
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 41 van 50
geventileerd worden, ook bij windstil weer. Alle producten zullen opgeslagen worden in stabiele vaten welke aangepast zijn aan de samenstelling en eigenschappen ervan. Ze zullen geëtiketteerd worden volgens de wettelijke voorschriften. Gemorste producten zullen systematisch verwijderd worden met aangepaste middelen. De recipiënten worden na elk gebruik gesloten om elk verlies van vloeistoffen of ontsnappen van dampen te vermijden. Voordat een nieuw product in de opslagplaats gestockeerd mag worden, moet nagegaan worden of dit samen met de andere aanwezige producten geen verhoogd risico inhoudt. Een gedetailleerde lijst met vermelding van de aard en de hoeveelheid zal opgesteld en regelmatig aangepast worden. Slechts een beperkt aantal personen heeft toegang tot dit magazijn. Gassen : Gasflessen zullen opgeslagen worden op een goed verluchte en daartoe gekozen plaats van de werf. Wegens het brand- en explosiegevaar worden de nodige pictogrammen "open vlammen verboden en verboden te roken" aangebracht. Indien de zuurstof- en acetyleenflessen niet gescheiden zijn door een onbrandbare volle wond. moeten ze minstens 1 meter van elkaar opgesteld worden. Brandbestrijdingsmiddelen zullen goed zichtbaar en bereikbaar opgesteld worden. Zoals voor alle lokalen bestemd om gevaarlijke producten op te slaan, is er een veiligheidsafstand te voorzien ten opzichte van de rest van de werf. De omgeving dient vrij gehouden van alle producten en materialen welke een brand kunnen bevorderen. Als de gasflessenwagens op de werf verplaatst worden door een kraan, zullen ze beschouwd worden als hijstoebehoren en dus ook periodiek gecontroleerd worden. Gasflessenwagens zullen steeds uitgerust zijn met een draagbaar poederblustoestel. De flessen worden op hun plaats gehouden door een degelijk bevestigingssysteem (ketting of koord). Geen enkele fles mag los staan noch neerliggen. Gasflessen (ALLE gassen), vol of leeg, staan ofwel op een flessenkar ofwel in een behoorlijk stockagerek op de daartoe voorziene plaats. Elke aannemer brengt de naam van zijn onderneming aan op zijn gasflessen.
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 42 van 50
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 43 van 50
6.2 Identificatie van de gevaren bij wederzijdse inwerking van tussenkomende partijen, installaties of activiteiten op of in de nabijheid van de bouwplaats. De in § 6.1. aangehaalde risicovolle werkzaamheden houden naast de risico’s voor het eigen personeel ook risico’s in voor tussenkomende partijen die gelijktijdig werken uitvoeren of worden beïnvloed door installaties of activiteiten in de nabijheid van de bouwplaats. VT Werken uitgevoerd door een algemene aannemer + onderaanneming
NVT
X
De algemene aannemer coördineert de werken van zijn onder aannemingen en is verantwoordelijk voor de preventie- en beschermingsmaatregelen aan te wenden door zijn onderaannemingen. Eenduidige afspraken betreffende volgende items: - Werf coördinatie - Werforganisatie - Werfplanning inclusief plaatsing van collectieve beveiligingen en toezicht op de instandhouding en naleving PBM?s - Omleggingen bestaande verkeersafwikkeling - Orde en netheid - Afvoer van puin en afval - Opslagbeheersing -... Grondwerken uitgevoerd tijdens constructieve werken
X
- Putten en sleuven steeds afzetten met collectieve valbeveiliging - Taluds nooit steiler dan 45° en supplementair afzetten met signalisatienet of ?lint. - Strikte scheiding tussen bouwwerken, werfverkeer en uitbatingsverkeer Uitvoering van dakwerken tijdens andere werkzaamheden
X
- Tijdelijke collectieve dakrandbeveiliging : systeem zo te voorzien dat deze van in een zo vroeg mogelijk stadium kunnen aangebracht worden en pas zo laat mogelijk (na volledige voltooiing dak werkzaamheden) weggenomen worden. - Niet toelaten dat er onder het dak (zowel binnen als buiten) ,gewerkt wordt. In overleg op coördinatievergaderingen afspraken te maken. Interactie met omgevingswerken (infrastructuur, nutsleidingen,?)
X
Te bespreken volgens planning. Interactie met andere werken op de site
X
Tijdens het bouwproces zullen er op de site meerdere fasen gelijktijdig uitgevoerd te worden. Het is belangrijk om correcte planning te voorzien en rekening te houden met de faseringsplannen. Overleg bij elke nieuwe interactie en/of activiteit is van cruciaal belang. Aanwezigheid van ondergrondse nutsleidingen
X
- Plannen van de nutsleidingen op te vragen bij nutsmaatschappijen. - Geen enkele verplaatsing van kabels mag gebeuren zonder aanvraag en toezicht van de leidend ambtenaar. - Alle leidingen dienen voorafgaandelijk gesondeerd te worden. - Bestaande leidingen dienen beschermd te blijven gedurende de ganse werfduur. - Idem voor de aanwezige gasleidingen ? leidingtracé te markeren en signaleren Openbaar goederen- of personenvervoer, waaronder personeel en gebruikers
X
- Gescheiden gehouden via werfafsluiting - Werfafsluitingen aanpassen in functie van de faseringen
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 44 van 50
Vrijhouden brandweerweg naar aanpalende instellingen
X
- Brandweerweg ten allen tijde vrij te houden. Bereikbaarheid hulpdiensten voor bestaande gebouwen te vrijwaren. Blootstelling aan risico?s door bijzondere opstelling werfinrichting
X
Werfinrichting en omleidingswegen dienen duidelijk aangeduid en besproken te worden Geluidsbeperkende maatregelen
X
- Het gebruik van toestellen en apparaten dient binnen het wettelijk aanvaarbare niveau te blijven (<85dB) Stof- en geurbeperkende maatregelen
X
- Zowel in ruwbouw als in afwerkingen dient de stofhinder beperkt te blijven - Zaagwerk van kwartshoudende materialen dient met waterbehandeling uitgevoerd te worden. Blootstelling van derden aan risico's van de werf (personeel, kinderen, ?)
X
Er dienen maatregelen getroffen te worden ter bescherming van de personen(personeel en kinderen) aan het werk in en/of bezoekers van aangrenzende constructies. Een veilige toegang dient gerealiseerd te worden naar de diverse faciliteiten. Circulatie van werfvoertuigen
X
- Op de bouwplaats geld een algemene snelheidsbeperking van 15 km/h
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 45 van 50
Bijlages Bijlage A Noodoproepnummers Bijlage B Intentieverklaring Bijlage C Lijst beschikbare documenten
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 46 van 50
3560 Lummen Tel. : +32 (0)479/36.55.25 Tel. : +32 (0)471/49.68.69 e-mail:
[email protected] website: www.enerdo.be
Bijlage A
Noodprocedure en Noodoproepnummers
Adres van de werf: Jaak Tassetstraat 20 te 3910 Neerpelt
Medische spoeddienst, ziekenwagen 100 112 (met GSM)
Brandweer Politie (dringende interventies)
101 112 (met GSM)
Antigifcentrum
070-245.245
Brandwondencentrum Stuivenbergziekenhuis
03-217.75.95 016-34.87.50 02-268.62.00 09-240.34.90
Gasthuisberg Militair Hospitaal UZ Gent Secundair ziekenvervoer (rode kruis)
105
Dichtst bijgelegen ziekenhuizen met urgentiedienst 24/24u Naam:
Mariaziekenhuis Noord-Limburg
Adres:
Maesensveld 1 - 3900 Overpelt
Telefoon spoed:
011 82 62 40 011 82 60 00
Telefoon inlichtingen
Plaatselijke EHBO-post // EHBO hulpverlener aannemer Naam: Telefoon:
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 47 van 50
Bijlage B
Intentieverklaring – attest goedkeuring veiligheidsplan
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS Naam aannemer : Adres : Tel :
Fax :
E-mail :
GSM : R.S.Z. nr : B.T.W. : Ondernemingshoofd : Aantal werknemers : Preventieadviseur : Project :
niveau (*) :
I
II
III
Verbouwing van een naschoolse opvang Robbedoes Jaak Tassetstraat 20 te 3910 Neerpelt
Omschrijving van de door u uit te voeren werken : ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………............................................................................ ..............................................
Werfleider : Veiligheidsverantwoordelijke op de bouwplaats : E.H.B.O.-hulpverlener : INTENTIEVERKLARING Ondergetekende verklaart het veiligheids- en gezondheidsplan ontvangen te hebben en de verantwoordelijkheid te zullen nemen om al zijn werknemers en onderaannemers die voor zijn rekening werken, te informeren over de inhoud. Eveneens bevestigt ondergetekende de voorschriften in het veiligheids- en gezondheidsplan duidelijk begrepen te hebben. Hij verklaart zich tevens akkoord om binnen de bouwtermijn en zonder dat er uitdrukkelijk moet om gevraagd worden, ALLE technische fiches van de door hem gebruikte materialen te bezorgen aan de bouwheer en/of de veiligheidscoördinator. Gelezen en goedgekeurd, Naam : Functie : Handtekening,
(*) schrappen wat niet past
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 48 van 50
Bijlage C
Lijst beschikbare documenten
Lijst van alle documenten die op de bouwplaats ter beschikking moeten gehouden worden van de coördinator-verwezenlijking en de leidende ambtenaar: Bouwplaats:
Datum:
Jaak Tassetstraat 20 te 3910 Neerpelt
Verslagnummer: IO = In Orde Wettelijke ref.
1
Algemeen Voorafgaande kennisgeving
NIO = Niet In Orde
IO Art.45 KB
NIO
Opmerkingen Bouwdirectie belast met de uitvoering. Ten minste 15 kalenderdagen voor het begin van de werken
Signalisatievergunning 2
MB 7/5/99
Elektrische installatie Proces-verbaal van het gelijkvormigheidsonderzoek
AREI art.270/273
voor de laagspanningsinstallatie / werfinstallatie Proces-verbaal van het gelijkvormigheidsonderzoek
AREI art.272/273
voor de hoogspanningsinstallatie Proces-verbaal van het controleonderzoek voor de
AREI art.272/273
hoogspanningsinstallatie 3
4
Hefwerktuigen Hijs - en hefwerktuigen "indienststelling"
ARAB art. 280
Geraamte, mechanisme, rolbanen, ...
ARAB art. 281
Kettingen, haken, hijsbanden, jukken, enz.
3-maandelijks
jaarlijks
Stellingen Mobiele hangstellingen, bakken, manden,
ARAB art
draagstoelen
280,281,452,453
3-m tot jaarlijks
KB05/05/95 Hoogte > 8 m: referentie
ARAB art.434.2.2
norm/berekeningsmethode/code van goede praktijk 5
PBM's Tegen het vallen
Codex titel VII KB
Blijvend bevestigd: telkens een val van
13/06/05
een persoon gestuit Niet blijvend bevestigd: - ten minste om de 12 maanden - telkens een val v/e persoon gestuit
Helmen
Helmen beschikbaar voor werknemers en bezoekers
6
Aanbevolen beschikbaarheid op de bouwplaats Veiligheids - en gezondheidskaart van gevaarlijke
ARAB art. 723 bis
stoffen of preparaten
21
Werfreglement
KB Bijlage 1 art. 4
Veiligheids- en gezondheidsplan
VGP
Noodnummers / Noodprocedure
EHBO
Dient zichtbaar ui te hangen op de bouwplaats
Asbestinventaris
Asbest
Te bezorgen aan de
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 49 van 50
veiligheidscoördinator en ter inzage op de bouwplaats
Enerdo BVBA - BTW: BE-817-614-384 KBC 735-0234807-55 - IBAN: BE31 7350 2348 0755
Pagina 50 van 50