VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen Interne Dienst voor Preventie en Bescherming Haven 63, Siberiastraat 20, 2030 Antwerpen, België T +32 3 205 22 28, F +32 3 205 24 37 E
[email protected], www.portofantwerp.com
Voorschriften na te leven bij de uitvoering van opdrachten en leveringen bij het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen
Versie 23-12-2008
Pagina : 1 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN INHOUD 1
Algemeen........................................................................................................................ 4
2
Stabiliteit en stevigheid voor de arbeidsplaatsen op bouwplaatsen ................................. 4
3
Stabiliteit en stevigheid voor de werkplekken op bouwplaatsen ...................................... 4 3.1 3.2
4
In ruimten op bouwplaatsen ........................................................................................ 4 In open lucht op bouwplaatsen.................................................................................... 4 Vloeren, muren en plafonds van de ruimten.................................................................... 5
5
Ramen en bovenlichten van de ruimten .......................................................................... 5
6
Bewegingsruimte op de werkplek.................................................................................... 5
7
Afmetingen en luchtvolume van de ruimten..................................................................... 5
8
Toegangsmiddelen en doorgangen (ARAB artikel 458 en 466)....................................... 5
9
Deuren en poorten .......................................................................................................... 6
10
Temperatuur ................................................................................................................... 6
11
Ongunstige weersomstandigheden ................................................................................. 7
12
Verkeersroutes en –gevarenzones.................................................................................. 7
13
Verzekeren van de openbare veiligheid .......................................................................... 7
14
Afsluiten van de bouwplaats – Schuttingen ..................................................................... 8
15
Natuurlijke en kunstverlichting van werkplekken, ruimten en verkeersroutes op de bouwplaats...................................................................................................................... 8
16
Werktoelating bij de brug- en sluiswachter ...................................................................... 8
17
Machines, installaties en toestellen ................................................................................. 9
17.1 De minimumvoorschriften van de aangewende arbeidsmiddelen................................ 9 18 Uitgravingen, bouwputten, ondergrondse werkzaamheden, tunnels en grondverzetwerkzaamheden ......................................................................................... 13 19
Bouwkuipen en caissons............................................................................................... 13
20
Vallende voorwerpen .................................................................................................... 14
21
Metaal- en betonconstructies, bekisting en zware prefabelementen.............................. 14
22
Werken op het dak – Werken op hoogte ....................................................................... 14
23
Brandbeveiliging ........................................................................................................... 15
24
Vluchtroutes en nooduitgangen..................................................................................... 16
25
Eerste hulp en verzorging ............................................................................................. 17
26
Blootstelling aan bijzondere risico’s............................................................................... 17
27
Hefwerktuigen............................................................................................................... 17
28
Collectieve beschermingsmiddelen ............................................................................... 19
29
Persoonlijke beschermingsmiddelen ............................................................................. 20
Versie 23-12-2008
Pagina : 2 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN 30
Stellingen, ladders, werkvloeren en trappen.................................................................. 21
31
Specifieke maatregelen voor roltrappen en –paden ...................................................... 23
32
Putten, sleuven, houders, openingen enzovoort............................................................ 23
33
Oprichten en losmaken van gewelfbogen, schoren en plankenbekledingen (ARAB artikel 463). ............................................................................................................................. 23
34
Sloopwerken (ARAB artikel 464) ................................................................................... 23
35
Afbraakwerken – verwijdering asbest............................................................................ 23
36
Voertuigen en verkeer................................................................................................... 24
37
Voorafgaande kennisgeving.......................................................................................... 24
38
Rapportering van ongevallen ........................................................................................ 25
39
Bouwplaatsinrichting ..................................................................................................... 26
40
Orde en netheid ............................................................................................................ 26
41
Sanitaire voorzieningen................................................................................................. 26
41.1 Kleedruimtes en garderobekasten............................................................................. 26 41.2 Douches en wastafels............................................................................................... 27 41.3 Toiletten en wasgelegenheid..................................................................................... 27 41.4 Verpozingsruimten en onderkomens......................................................................... 27 42 Ventilatie ....................................................................................................................... 28 43
Installaties voor energiedistributie ................................................................................. 28
44
Geluidshinder................................................................................................................ 29
45
Aanwending van gevaarlijke producten......................................................................... 29
46
Zwangere vrouwen en zogende moeders ..................................................................... 30
47
Andersvaliden ............................................................................................................... 30
48
Voorschriften van uiteenlopende aard........................................................................... 30
49
Milieuvoorschriften ........................................................................................................ 31
50
Organisatie van de maatregelen die nodig zijn voor het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk ................................................................................................ 31
Versie 23-12-2008
Pagina : 3 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN ALGEMENE OPMERKING: Indien wetgeving veranderd is van ARAB naar Codex is deze laatste van toepassing. 1
Algemeen
Wanneer de bepalingen van het ARAB, de codex over het welzijn op het werk of andere wettelijke en reglementaire bepalingen minder streng zijn dan deze opgenomen in de voorschriften, hebben deze laatste de voorrang. Bij niet-naleving van de voorschriften kan de leidende ambtenaar de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van het FOD WASO inschakelen. De artikels zijn niet limitatief maar dienen als uitdrukkelijke herinnering aan de verplichting om de noodzakelijke voorzorgs- en preventiemaatregelen te treffen. 2
Stabiliteit en stevigheid voor de arbeidsplaatsen op bouwplaatsen
De materialen, de outillage en algemeen gesproken elk element dat bij welke verplaatsing dan ook de veiligheid en gezondheid in gevaar kan brengen, moeten op passende veilige wijze worden gestabiliseerd. De toegang tot elke oppervlakte bestaande uit materialen die onvoldoende weerstand bieden, is slechts toegestaan indien de benodigde uitrusting of passende middelen worden geleverd om de werkzaamheden op een veilige manier te verwezenlijken. 3 3.1
Stabiliteit en stevigheid voor de werkplekken op bouwplaatsen In ruimten op bouwplaatsen
De ruimten moeten een constructie en een stabiliteit bezitten die aangepast zijn aan de aard van het gebruik dat ervan wordt gemaakt. 3.2
In open lucht op bouwplaatsen
De hoger of lager gesitueerde mobiele of vaste werkplekken moeten stevig en stabiel zijn uitgevoerd. Hierbij zal men rekening moeten houden met: • het globale aantal werknemers dat zich op een plek bevindt; • de maximale belasting en de verdeling ervan; • eventuele externe invloeden. Indien de ondersteunende en de andere samenstellende delen van deze werkplekken zelf niet stabiel zijn, moet er voor stabiliteit worden gezorgd. Dit moet gebeuren door gebruik te maken van geschikte, veilige bevestigingsmiddelen zodat een toevallige of ongewilde verplaatsing van de gehele werkplek of delen ervan wordt voorkomen. De stabiliteit en de stevigheid moeten steeds adequaat en vooral na een eventuele wijziging van de hoogte of van de diepte van de werkplek worden gecontroleerd.
Versie 23-12-2008
Pagina : 4 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN 4
Vloeren, muren en plafonds van de ruimten
De vloeren van de ruimten moeten vast, stabiel en niet glad zijn. Ze mogen geen oneffenheden, gaten of gevaarlijke hellingen vertonen. De oppervlakken van vloeren, muren en plafonds in de ruimten moeten kunnen worden gereinigd en afgekrabd zodanig dat men de juiste hygiënische omstandigheden kan bereiken. Transparante of lichtdoorlatende wanden en volledig glazen wanden in de ruimten of in de onmiddellijke omgeving van de werkplekken en verkeersroutes, dienen duidelijk te worden gemarkeerd. Ze moeten van veiligheidsmateriaal zijn vervaardigd of goed gescheiden zijn van deze werkplekken en verkeersroutes, zodanig dat de werknemers niet met deze wanden in aanraking kunnen komen en niet gewond kunnen raken bij verbrijzeling ervan. 5
Ramen en bovenlichten van de ruimten
Ramen, bovenlichten en ventilatie-inrichtingen moeten door de werknemers zonder risico kunnen worden geopend, gesloten, geregeld en vastgezet. In geopende stand mogen zij geen gevaar voor de werknemers opleveren. De ramen en bovenlichten moeten zodanig zijn ontworpen en uitgerust dat zij kunnen worden schoongemaakt zonder gevaar voor de werknemers die dit schoonmaakwerk verrichten of voor de aanwezige werknemers. 6
Bewegingsruimte op de werkplek
Het oppervlak van de werkplek moet zodanig zijn ingedeeld dat de werknemers, rekening houdend met de aanwezige noodzakelijke uitrusting of materialen, voldoende bewegingsruimte voor hun werkzaamheden hebben. 7
Afmetingen en luchtvolume van de ruimten
Arbeidsruimten dienen een zodanige oppervlak en hoogte te bezitten dat de werknemers zonder gevaar voor hun veiligheid, gezondheid of welzijn hun werk kunnen uitvoeren. 8
Toegangsmiddelen en doorgangen (ARAB artikel 458 en 466)
De platformen en de bruggetjes zullen steeds vrij worden gehouden van elke onnodige belemmering. Elk platform en elke andere werkvloer zullen voorzien moeten zijn van toegangsmiddelen welke alle veiligheid bieden.
Versie 23-12-2008
Pagina : 5 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN 9
Deuren en poorten
Schuifdeuren moeten zijn voorzien van een veiligheidssysteem waardoor wordt verhinderd dat zij uit de rails lopen en omvallen. Deuren en poorten die naar boven opengaan dienen te zijn voorzien van een veiligheidssysteem waardoor zij niet kunnen terugvallen. Deuren en poorten in het tracé van vluchtroutes dienen op passende wijze te zijn gemarkeerd (KB van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering – Belgisch Staatsblad 19.09.1997). Wanneer de doorgang voor voetgangers niet veilig is, moeten, in de onmiddellijke omgeving van poorten die hoofdzakelijk voor het verkeer van voertuigen zijn bestemd, duidelijk zichtbaar gemarkeerde deuren aanwezig zijn, die steeds toegankelijk moeten zijn. Automatische deuren en poorten dienen zodanig te functioneren dat zij geen gevaar voor de werknemers kunnen opleveren. Zij dienen te zijn voorzien van gemakkelijk herkenbare en bereikbare noodstroomvoorzieningen en moeten, behalve wanneer zij bij stroomonderbreking automatisch opengaan, met de hand kunnen worden geopend. De locatie, het aantal, de gebruikte materialen en de afmetingen van deuren en poorten zijn afhankelijk van de aard en bestemming van de ruimten. Op doorzichtige deuren dient op ooghoogte een markering te zijn aangebracht. Klapdeuren en poorten moeten transparant zijn of van transparante kijkvensters zijn voorzien. Wanneer de transparante of lichtdoorlatende oppervlakken van deuren en poorten niet van veiligheidsmateriaal zijn vervaardigd en de vrees bestaat dat werknemers bij het verbrijzelen van een van deze oppervlakken kunnen gewond raken, dan dienen deze oppervlakken te zijn beschermd tegen het indrukken of induwen. 10 Temperatuur Rekening houdend met de toegepaste werkmethoden en de van de werknemers verlangde lichaamsinspanningen moet de temperatuur tijdens het werken zijn afgestemd op het menselijk organisme. De temperatuur van verpozingsruimten, ruimten voor personeelsleden die avond- of nachtdienst hebben, sanitaire ruimten, kantines en ruimten voor de EHBO dient op de specifieke bestemming van deze ruimten te worden afgestemd. Ramen, bovenlichten en glazen wanden dienen zodanig te worden geconstrueerd dat een té grote zonnestraling wordt vermeden. Hierbij zal men rekening moeten houden met de aard van het werk en het gebruik van de ruimte.
Versie 23-12-2008
Pagina : 6 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN 11 Ongunstige weersomstandigheden De werknemers moeten worden beschermd tegen ongunstige weersomstandigheden die hun veiligheid in gevaar kunnen brengen. 12 Verkeersroutes en –gevarenzones Verkeersroutes, met inbegrip van de trappen, vaste ladders, laadplatforms en –hellingen, moeten zodanig worden berekend, gesitueerd, ingericht en gereedgemaakt, dat zij gemakkelijk, volledig veilig en overeenkomstig hun bestemming kunnen worden gebruikt waarbij de werknemers, die zich in de buurt van deze verkeersroutes bevinden, geen enkel risico kunnen lopen. De afmetingen van voor het verkeer van personen en/of goederen bestemde verkeersroutes, inbegrepen die waar wordt gelost of geladen, dienen te zijn afgestemd op het mogelijke aantal gebruikers en de aard van de werkzaamheden. Eveneens dienen de laadplatforms en –hellingen te zijn aangepast aan de omvang van de te vervoeren lasten. De laadplatforms dienen over ten minste één uitgang te beschikken. Laadhellingen dienen veilig te zijn uitgevoerd zodanig dat de werknemers er niet ten val kunnen komen. Wanneer op de verkeersroutes vervoermiddelen worden gebruikt, moet er voor de andere op de bouwplaats aanwezige personen een voldoende veilige afstand in acht worden genomen of passende beschermende maatregelen worden getroffen. De routes dienen duidelijk gemarkeerd (zie KB van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk – Belgisch Staatsblad 19.09.1997), regelmatig te worden gecontroleerd en onderhouden. De voor voertuigen bestemde verkeersroutes dienen op een voldoende afstand van deuren, poorten, doorgangen voor voetgangers, gangen en trappen, te zijn gelegen. Indien de bouwplaats zones bevat waarvoor een beperkte toegang geldt, dienen deze zones te zijn uitgerust met voorzieningen die verhinderen dat onbevoegde werknemers deze zones kunnen betreden. Men zal eveneens de nodige beschermingsmaatregelen moeten treffen voor werknemers die de toelating hebben om de gevarenzones te betreden. Zulke gevarenzones zullen altijd zeer duidelijk dienen te worden gemarkeerd (zie KB van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk – Belgisch Staatsblad 19.09.1997). 13 Verzekeren van de openbare veiligheid De aannemer is gehouden alle nodige maatregelen te treffen tot het verzekeren van de openbare veiligheid.
Versie 23-12-2008
Pagina : 7 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen zal altijd, zonder voorafgaande in morastelling, het recht hebben ambtshalve, op kosten van de aannemer, te voorzien in de voorzorgen, die deze laatste zou verzuimen te nemen ter vrijwaring van de openbare veiligheid enzovoort. Zulks vermindert geenszins de verplichtingen van de aannemer. 14 Afsluiten van de bouwplaats – Schuttingen De aannemer moet de bouwplaats, indien nodig voor de openbare veiligheid, afsluiten met een stevige schutting van ten minste 2,0 m hoogte en voorzien van een toegangsdeur die met stevige grendels en sloten kan worden afgesloten. De schutting blijft na het einde van het werk eigendom van de aannemer. Taksen op schuttingen zijn niet van toepassing. 15 Natuurlijke en kunstverlichting van werkplekken, ruimten en verkeersroutes op de bouwplaats De aannemer draagt er zorg voor dat de bouwplaats en de gestapelde materialen dag en nacht duidelijk worden aangeduid en verlicht. Elke onderneming staat zelf in voor de verlichting en eventuele noodverlichting van haar werkposten. Deze verlichtingen moet worden uitgevoerd volgens de geldende reglementeringen. Voor afspraken in verband met de stroomvoorziening kan men zich richten tot de leidende ambtenaar. Werkplekken, ruimten en verkeersroutes dienen zoveel mogelijk en voldoende natuurlijk te worden verlicht en zowel ‘s nachts als overdag, wanneer het daglicht niet volstaat, op een passende en voldoende wijze worden verlicht met kunstverlichting die geschikt is om de veiligheid en gezondheid van de werknemers te beschermen. Eventueel dient men verplaatsbare en schokbestendige lichtbronnen te gebruiken. De voor de kunstverlichting gebruikte kleur mag de waarneming van de markeringstekens of borden niet wijzigen of beïnvloeden. De installaties voor de verlichting van ruimten, werkplekken en verkeersroutes dienen zodanig geplaatst dat voor de werknemers het type van de verlichting geen ongevallenrisico met zich mag meebrengen. De ruimten, werkplekken en verkeersroutes waar het uitvallen van de kunstverlichting grote risico’s voor de werknemers kan opleveren dienen met een toereikende noodverlichting te zijn uitgerust. 16 Werktoelating bij de brug- en sluiswachter De werken aan sluisdeuren, brug of op het sluisplateau kunnen slechts worden aangevat nadat een officiële werktoelating bij de desbetreffende brug- en sluiswachter is bekomen.
Versie 23-12-2008
Pagina : 8 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN 17 Machines, installaties en toestellen Indien het van toepassing is, moet het koninklijk besluit van 5 mei 1995 (Belgisch Staatsblad 31.05.1995) tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese gemeenschappen inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende machines op deze aanneming worden nageleefd (machinerichtlijn). Bij het eindigen van de dagtaak zullen alle machines en toestellen van de aannemer tegen misbruik worden beveiligd. De installaties, machines en uitrustingen, met inbegrip van al dan niet gemotoriseerde handwerktuigen, moeten: • vakkundig zijn ontworpen en geconstrueerd, waarbij zoveel mogelijk rekening is gehouden met de beginselen van de ergonomie; • in een goede staat van onderhoud zijn; • uitsluitend worden gebruikt voor werkzaamheden waarvoor zij zijn ontworpen; • worden bediend door werknemers die hiervoor speciaal zijn opgeleid. Installaties en toestellen onder druk moeten, overeenkomstig de vigerende reglementering, regelmatig worden nagekeken en aan tests of controles worden onderworpen. Enkel elektrisch materiaal conform met het Algemeen reglement voor de elektrische installaties mag aanwezig zijn en worden aangesloten op de daartoe voorziene verdeelborden. 17.1 De minimumvoorschriften van de aangewende arbeidsmiddelen Onder arbeidsmiddelen moet men verstaan: alle op de bouwplaats gebruikte machines, apparaten, gereedschappen en installaties. Met gebruik bedoelt men: elke activiteit met een arbeidsmiddel zoals ingebruikneming, buitengebruikstelling, aanwending, vervoer, herstelling, ombouwing, onderhoud, verzorging of reiniging. De aangewende arbeidsmiddelen moeten geschikt zijn voor het uit te voeren werk of daaraan zijn aangepast, zodat de veiligheid en gezondheid van de personen tijdens het gebruik van deze middelen worden gewaarborgd. Op vraag van de coördinator ontwerp/verwezenlijking moeten de gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinstructies kunnen worden voorgelegd. Bij de keuze van de arbeidsmiddelen, moeten de aannemers, die op de bouwplaats een beroepsactiviteit uitoefenen, rekening houden met: • de arbeidsomstandigheden; • de uitvoering; • de risico’s, voor de veiligheid en de gezondheid van personen, die reeds aanwezig zijn of worden toegevoegd door het gebruik van die arbeidsmiddelen. Wanneer het niet mogelijk is om de veiligheid en gezondheid, van de personen bij het gebruik van de arbeidsmiddelen, te waarborgen, dienen de aannemers, die op de bouwplaats een beroepsactiviteit uitoefenen, de passende maatregelen te treffen om de risico’s tot een minimum te beperken.
Versie 23-12-2008
Pagina : 9 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN De aangewende arbeidsmiddelen zullen alleszins moeten voldoen aan de reglementaire bepalingen van de codex over het welzijn op het werk, Titel VI, Arbeidsmiddelen, Hoofdstuk 1. Indien het voorgaande niet van toepassing zou zijn of slechts ten dele, dan dienen ze te voldoen aan volgende algemene minimumvoorschriften. Algemene minimumvoorschriften: • De bedieningssystemen van een arbeidsmiddel die van invloed zijn op de veiligheid, moeten duidelijk zichtbaar en herkenbaar zijn en waar nodig op een passende wijze zijn gemerkt; • De bedieningssystemen dienen zich buiten de gevaarlijke zones te bevinden, behalve zonodig in bepaalde gevallen, en zodanig te zijn geplaatst dat de bediening geen extra gevaren met zich brengt. Zij mogen bij onopzettelijke behandelingen geen gevaar opleveren. De bedienaar moet vanaf de hoofdbedieningspost kunnen vaststellen of er zich personen in de gevaarlijke zones bevinden. Indien dit onmogelijk is, moet elke inschakeling automatisch worden voorafgegaan door een veilig systeem zoals een waarschuwend geluids- of lichtsignaal. De blootgestelde persoon moet de tijd en/of middelen hebben om het gevaar dat ontstaat door het starten en/of stoppen van het arbeidsmiddel snel te ontlopen; • Bedieningssystemen moeten altijd veilig worden uitgevoerd en een storing of beschadiging in de bediening mag niet tot een gevaarlijke situatie leiden; • Het in werking stellen van een arbeidsmiddel mag alleen kunnen geschieden door een opzettelijk verrichte handeling met een hiervoor bestemd bedieningssysteem. Dit geldt ook voor: - het opnieuw in werking stellen na stilstand, ongeacht de oorzaak ervan; - het bewerkstelligen van een belangrijke wijziging in de werking (bijvoorbeeld: snelheid, druk enzovoort), behalve indien dit opnieuw in werking stellen of deze wijziging geen risico voor de blootgestelde persoen inhoudt. Het opnieuw in werking stellen of wijzigen van de werking in het kader van het normale programma van een automatische cyclus valt hier niet onder; • Elk arbeidsmiddel moet zijn voorzien van een bedieningssysteem waarmee het op veilige wijze volledig kan worden stopgezet. De bediening van deze systemen moet zijn geplaatst binnen het handbereik van de bedienaar; Elke werkpost moet zijn voorzien van een bedieningssysteem waarmee, naargelang van het risico, hetzij: - het gehele arbeidsmiddel; - een deel van het arbeidsmiddel, kan worden stilgelegd, zodat het arbeidsmiddel in veilige toestand is. De stopopdracht aan het arbeidsmiddel moet voorrang hebben op startopdrachten. Wanneer het arbeidsmiddel of de gevaarlijke onderdelen tot stilstand zijn gekomen, moet de energievoorziening van de betrokken aandrijfmechanismen zijn onderbroken. • Indien dit nodig is, met het oog op de gevaren van het arbeidsmiddel en de normale uitschakeltijd, moet een arbeidsmiddel zijn voorzien van een noodstopinrichting;
Versie 23-12-2008
Pagina : 10 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN • Een arbeidsmiddel dat gevaar van vallende of wegschietende voorwerpen oplevert, moet zijn voorzien van geschikte veiligheidsinrichtingen die op dat gevaar zijn afgestemd. Een arbeidsmiddel dat gevaar oplevert voor gas-, damp- of stofontwikkeling ofwel vloeistoffen laat vrijkomen, moet nabij de bron van die gevaren zijn voorzien van geschikte opvang- en/of afvoerinrichtingen en voorzien van een centrale afsluiter. • Indien zulks noodzakelijk is voor de veiligheid of de gezondheid van de personen, moeten arbeidsmiddelen en hun onderdelen, door bevestiging of met andere middelen, zijn gestabiliseerd; • Indien het risico bestaat dat delen van het arbeidsmiddel uiteenspringen of breken, waardoor reële gevaren voor de veiligheid of de gezondheid van de personen zouden kunnen ontstaan, moeten passende beveiligingsmiddelen worden genomen. De gereedschappen van werktuigmachines die aan de invloed van de middelpuntvliedende kracht zijn onderworpen, moeten zodanig zijn bevestigd dat zij niet kunnen worden uitgeslingerd; • Wanneer bij bewegende delen van een arbeidsmiddel het risico bestaat van mechanisch contact waardoor zich ongelukken zouden kunnen voordoen, moeten zij zijn uitgerust met schermen of inrichtingen waarmee de toegang tot de gevaarlijke zones wordt verhinderd of de bewegingen van gevaarlijke delen worden stilgezet voordat de gevaarlijke zones worden bereikt. De schermen en beveiligingsinrichtingen: − moeten stevig zijn; − mogen geen bijkomende gevaren met zich meebrengen; − mogen niet op eenvoudige wijze omzeild of buiten werking worden gesteld; − moeten voldoende ver van de gevaarlijke zone zijn verwijderd; − moeten het zicht op het verloop van het werk zo min mogelijk belemmeren; − moeten de noodzakelijke handelingen voor het aanbrengen en/of de vervanging van de delen alsmede voor de verzorgingswerkzaamheden mogelijk maken, waarbij de toegang wordt beperkt tot de sector waar het werk moet worden verricht en, zo mogelijk, demontage van het scherm of de beveiligingsmiddelen niet nodig is. • De werk- en onderhoudspunten van een arbeidsmiddel moeten voor de te verrichten werkzaamheden voldoende zijn verlicht; • Delen van een arbeidsmiddel met een hoge of zeer lage temperatuur moeten tegen het gevaar voor de aanraking door of ingevolge de nabijheid van betrokken personen zijn beveiligd. • De alarmsignalen van het arbeidsmiddel moeten onduidelijkheid waarneembaar en te begrijpen zijn.
gemakkelijk
en
zonder
• Een arbeidsmiddel mag niet worden gebruikt voor bewerkingen en onder omstandigheden waarvoor het niet geschikt is.
Versie 23-12-2008
Pagina : 11 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN • Onderhoudswerkzaamheden moeten kunnen plaatsvinden wanneer het arbeidsmiddel is uitgeschakeld. Indien dit niet mogelijk is, moeten er passende beveiligingsmaatregelen voor het verrichten van deze werkzaamheden worden genomen of moeten de werkzaamheden buiten de gevaarlijke zones kunnen plaatsvinden.
Terwijl de werktuigen of toestellen in beweging zijn, is het verboden: - ze te reinigen of te herstellen; - de wiggen, bouten of andere dergelijke stukken vast te draaien, wanneer deze verrichtingen ongevallen kunnen veroorzaken of indien zij op of nabij gevaarlijke, in beweging zijnde werktuigdelen moeten geschieden. Het is eveneens verboden de in werking zijnde gevaarlijke delen van drijfwerken, drijf- of andere machines te smeren, tenzij de daarvoor aangenomen procédés de noodzakelijke veiligheidswaarborgen bieden. De bij de arbeidsmiddelen horende onderhoudboekjes dienen consequent te worden bijgehouden. • Elk arbeidsmiddel moet zijn voorzien van duidelijk identificeerbare inrichtingen waarmee het van elk van zijn krachtbronnen kan worden losgekoppeld. De herverbinding mag geen gevaar opleveren voor de betrokken personen. • Arbeidsmiddelen moeten zijn voorzien van de waarschuwingen en signaleringen die noodzakelijk zijn voor de veiligheid van de personen. • Voor het verrichten van productie-, afstel- en onderhoudswerkzaamheden met of aan de arbeidsmiddelen moeten de eraan verbonden personen onder voortdurend veilige omstandigheden alle nodige punten kunnen bereiken. • Elk arbeidsmiddel moet de personen op passende wijze beschermen tegen de gevaren van brand of verhitting van de arbeidsmiddelen, gas-, stof- of dampontwikkeling en het vrijkomen van vloeistoffen of andere stoffen die in het arbeidsmiddel worden gebruikt of opgeslagen. • Elk arbeidsmiddel moet op passende wijze voorkomen dat er risico’s van ontploffing van het arbeidsmiddel of van in het arbeidsmiddel vrijkomende, gebruikte of opgeslagen stoffen bestaat. • Elk arbeidsmiddel moet de blootgestelde personen op passende wijze beschermen tegen het gevaar van rechtstreeks of indirect contact met elektriciteit. Bij het voorgaande moet worden verstaan, onder: gevaarlijke zone: elke zone in of rondom een arbeidsmiddel waar de aanwezigheid van een blootgestelde persoon een gevaar voor zijn veiligheid of gezondheid oplevert; bij het gebruik van een arbeidsmiddel blootgestelde persoon: elke persoon die zich geheel of gedeeltelijk in een gevaarlijke zone bevindt; bediener: de persoon die tot taak heeft om het arbeidsmiddel te gebruiken.
Versie 23-12-2008
Pagina : 12 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN De aannemers, die op de bouwplaats een beroepsactiviteit uitoefenen, nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de arbeidsmiddelen tijdens de gehele gebruiksduur door een doeltreffend onderhoud in zodanige staat worden gehouden dat zij voldoen aan de hiervoor vermelde voorschriften. 18 Uitgravingen, bouwputten, ondergrondse werkzaamheden, tunnels en grondverzetwerkzaamheden Bij een uitgraving, bouwput, ondergronds werk of tunnel moeten passende voorzorgsmaatregelen worden genomen: • door middel van passende stut- en taludwerkzaamheden; • om gevaren in verband met het vallen van personen, materiaal, voorwerpen en overstromingsgevaar te voorkomen; • om te zorgen voor voldoende ventilatie op alle werkplekken zodat er een gezonde werkomgeving ontstaat die niet gevaarlijk of schadelijk is voor de luchtwegen; • om de werknemers de gelegenheid te bieden om zich in geval van brand, overstroming of instorting in veiligheid te brengen. Vóór het begin van de grondverzetwerkzaamheden moeten maatregelen worden getroffen om gevaren in verband met ondergrondse kabels en andere distributiesystemen op te sporen en tot een minimum te beperken. Voor de ondergrondse kabels, zie AREI artikel 192 en 194 – ARAB artikel 467. Er moeten veilige wegen naar en vanuit de uitgraving worden aangelegd. De uitgegraven aarde, het materiaal en de voertuigen die in gebruik zijn, moeten op veilige afstand van de uitgravingen worden gehouden, eventueel moet er een passend hekwerk worden geplaatst. De bepalingen van het ARAB inzake de voorzorgsmaatregelen (artikel 435 en 437) moeten worden opgevolgd. 19 Bouwkuipen en caissons Alle bouwkuipen en caissons moeten: • goed geconstrueerd zijn, met geschikt en stevig materiaal, dat voldoende weerstandbiedend is; • zijn voorzien van een adequate uitrusting die de werknemers in staat stelt een veilig onderkomen te vinden wanneer water of materiaal binnendringt; • een bouwkuip of caisson mag slechts worden gebouwd, geïnstalleerd, aangepast of gedemonteerd onder toezicht van een bevoegd persoon; • alle bouwkuipen en caissons moeten regelmatig door een bevoegd persoon worden geïnspecteerd.
Versie 23-12-2008
Pagina : 13 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN 20 Vallende voorwerpen Wanneer dit technisch mogelijk is, moeten de werknemers als groep worden beschermd tegen vallende voorwerpen met algemene middelen (zie eveneens ARAB artikel 466). Materialen en uitrusting moeten zodanig worden geplaatst of gestapeld dat zij niet kunnen instorten, verschuiven, omvallen of kantelen. Zo nodig moet er op de bouwplaats in overdekte doorgangen worden voorzien of moet de toegang tot gevaarlijke zones onmogelijk worden gemaakt. De behandeling, vervoer en opslag van voorwerpen binnen de inrichting is onderworpen aan het ARAB artikel 44 ter tot en met artikel 51. Het vallen van een hoogte moet materieel worden voorkomen door middel van stevige leuningen die hoog genoeg zijn en die ten minste een kantplint, een handleuning en een tussenleuning of een andere gelijkwaardige voorziening hebben. Werken op grote hoogten mogen in beginsel alleen worden uitgevoerd met behulp van een aangepaste uitrusting en algemene beschermingsmiddelen zoals leuningen, platforms en vangnetten. Indien het gebruik van dergelijke uitrustingen door de aard van de werken is uitgesloten, dienen er passende toegangsmiddelen voorzien en dient gebruik te worden gemaakt van een hangtuig of andere gelijkwaardige veiligheidsvoorzieningen met verankering. 21 Metaal- en betonconstructies, bekisting en zware prefabelementen Metaal- en betonconstructies samen met hun onderdelen, bekistingen, prefabelementen of tijdelijke stutten en schoren mogen slechts worden gemonteerd of gedemonteerd onder toezicht van een bevoegd persoon. Er moeten toereikende voorzorgsmaatregelen worden getroffen om de werknemers te beschermen tegen gevaren die samenhangen met de breekbaarheid of de tijdelijke instabiliteit van een werk. Bekistingen, tijdelijke stutten en schoren moeten zodanig worden ontworpen, berekend, geïnstalleerd en onderhouden, dat zij zonder gevaar de spanning kunnen dragen waaraan zij kunnen blootstaan. 22 Werken op het dak – Werken op hoogte Indien zulks nodig is om risico’s te voorkomen of wanneer de hoogte of de helling de reglementaire waarden van het ARAB artikel 462, 434.7 en 434.9.1 overschrijden, moeten algemeen preventieve maatregelen worden getroffen om te vermijden dat werknemers, werktuigen of andere voorwerpen of materialen vallen. Indien werknemers moeten werken op of in de nabijheid van een dak of een ander oppervlak van breekbaar materiaal waar men door kan vallen, moeten preventieve maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat zij het oppervlak van breekbaar materiaal per vergissing betreden of ten val komen.
Versie 23-12-2008
Pagina : 14 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Bijkomend dient men bij het werken op hoogte zich te houden aan de bepalingen van het KB 31/08/2005 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte. 23 Brandbeveiliging De aandacht van de aannemer wordt gevestigd op de bepalingen van artikel 14 van de “Verordening op het benutten van de kaaien en de afdaken in de haven”, goedgekeurd door het directiecomité van 11 september 1997, volgens dewelke onder andere voor het uitvoeren van werken die brandgevaar kunnen meebrengen, zoals het uitvoeren van las- en snijwerk enzovoort, een schriftelijke toelating moet worden aangevraagd bij de havenkapiteincommandant (Fax: +3232052025). De zone of de plaats waar las- of snijwerkzaamheden worden verricht, moet worden vrijgehouden van alle brandbare stoffen (hout, karton, brandbare vloeistoffen enzovoort). Voor sommige werken kan het nodig zijn, iemand de taak toe te wijzen, toezicht te houden om het ontstaan van brand te voorkomen. Er moet een voldoende groot poederblusapparaat (met ABC-poeder) aanwezig zijn bij elk las-, snij-, brand- of soortgelijk werk (bijvoorbeeld 12kg of 2x6kg). Het is de verantwoordelijkheid van de aannemer om zich de vereiste brandblusapparaten aan te schaffen. Het is bovendien zijn verantwoordelijkheid om maatregelen te treffen op dat de brandblusapparaten onmiddellijk na gebruik opnieuw worden gevuld en gebruiksklaar gemaakt. De aannemer moet waarschuwingsborden aanbrengen, die pictogrammen welke het verbod om vuur te maken voorstellen, rondom elke brandstofopslagplaats en andere plaatsen waar brandbare stoffen worden opgeslagen. Het behandelen van gasflessen gebeurt met de meeste zorg. Gasflessen die niet in gebruik zijn worden buiten het gebouw op een vaste plaats rechtop gestockeerd, vastgemaakt, voorzien van de beschermkap en beschermd tegen het zonlicht. De zuurstof- en brandgasflessen worden bij gebruik verticaal of schuin onder een hoek van minimum 35° geplaatst. Ze moeten zijn gemonteerd o p een flessenkar. Op het einde van de dagtaak moeten de gasflessen worden dichtgedraaid en de slangen en manometers moeten volledig zijn ontspannen. De aannemer moet nagaan dat zijn werknemers voldoende vertrouwd zijn met het bedienen van de aanwezige brandblusapparaten. Alle gebruikte dekkleden moeten brandvrij zijn en als zodanig herkenbaar zijn. Brandvrije dekens van bijvoorbeeld glasvezel of brandvertragend zeildoek zijn toegestaan. Asbest is niet toegestaan, ook niet voor dekens die zijn uitgevoerd met een coating. Alle elektrische toestellen voor kantoren, werkplaatsen, werkruimtes, kleedkamers enzovoort moeten in goede staat verkeren en periodiek door de aannemer worden geïnspecteerd. Elektrische verwarmingstoestellen in houten gebouwen moeten zijn vastgezet en zijn voorzien van een degelijke bescherming, dit wil zeggen ze moeten van houten delen worden afgeschermd door brandvrij materiaal. Boven de toestellen moeten roosters worden aangebracht om te verhinderen dat kledingstukken of andere materialen op de
Versie 23-12-2008
Pagina : 15 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN verwarmingselementen worden gelegd. Alle elektrische toestellen moeten van een gesloten type zijn. Open gloeispiralen zijn verboden. De signalering ingevolge het KB van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering – Belgisch Staatsblad 19.09.1997 moet worden nageleefd. De markering dient duurzaam te zijn en op daarvoor in aanmerking komende plaatsen aangebracht Afhankelijk van de kenmerken van de bouwplaats, de afmetingen en het gebruik van de ruimten, de aanwezige uitrusting, de fysische en chemische eigenschappen van de aanwezige stoffen of materialen alsmede het maximale aantal personen dat aanwezig kan zijn, dient er een voldoende aantal passende brandbestrijdingsmiddelen en indien nodig brandmelders en alarmsystemen geplaatst. Deze brandbestrijdingsmiddelen, brandmelders en alarmsystemen dienen regelmatig te worden gecontroleerd en onderhouden. Eveneens moeten testen en relevante oefeningen op geregelde tijdstippen plaatsvinden. De niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen dienen gemakkelijk bereikbaar en te gebruiken zijn. De opslag van ontvlambare materialen moet geschieden volgens het ARAB art. 52, het VLAREM II en de Codex over het welzijn op het werk, Titel III “Arbeidsplaatsen”, Hoofdstuk IV “Bijzondere arbeidsplaatsen”, Afdeling 9 “Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen”. 24 Vluchtroutes en nooduitgangen Vluchtroutes en nooduitgangen dienen vrij te zijn van obstakels en via de kortste weg naar een veiligheidszone te voeren. Bij gevaar moeten alle werkplekken snel en onder maximale veiligheidsomstandigheden kunnen worden geëvacueerd. Het aantal, de verdeling en de afmetingen van de vluchtroutes en uitgangen zijn afhankelijk van de bestemming, de outillage en de afmetingen van de bouwplaats en de ruimten alsmede van het maximale aantal personen dat zich aldaar kan ophouden. De specifieke vluchtroutes en de nooduitgangen dienen gemarkeerd volgens de bepalingen betreffende de veiligheids- of gezondheidssignalering op het werk ingevolge het KB van 17 juni 1997 - Belgisch Staatsblad 19.09.1997. Deze markering dient duurzaam te zijn en op daarvoor in aanmerking komende plaatsen aangebracht. De vluchtroutes en nooduitgangen alsmede de verkeersroutes en de deuren die daarop uitkomen dienen vrij te zijn van obstakels zodat ze te allen tijde zonder belemmeringen kunnen worden gebruikt. Vluchtroutes en nooduitgangen waar verlichting noodzakelijk is, dienen te worden voorzien van een veiligheidsverlichting die bij het uitvallen van de elektrische stroom voldoende lichtsterkte bezit. De deuren van nooduitgangen dienen naar buiten open te gaan. Deze deuren moeten op zodanige wijze zijn gesloten dat ze gemakkelijk en onmiddellijk kunnen worden geopend door iedereen die ze in geval van nood moet gebruiken.
Versie 23-12-2008
Pagina : 16 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Schuif- en draaideuren mogen niet als nooduitgang worden gebruikt. 25 Eerste hulp en verzorging De aannemer dient ervoor te zorgen dat er op elk moment gekwalificeerd personeel aanwezig is om eerste hulp te verlenen. Er dienen maatregelen te worden getroffen om werknemers die betrokken zijn bij een ongeval of die plotseling onwel worden, te kunnen vervoeren voor medische verzorging. Wanneer de omvang van de bouwplaats of de aard van de werkzaamheden dat noodzakelijk maakt, dienen een of meer ruimten beschikbaar te zijn voor het verlenen van de eerste hulp. De voor het verlenen van de eerste hulp bestemde ruimten dienen te worden voorzien van de uitrusting en de materialen die voor deze hulp absoluut noodzakelijk zijn en dienen gemakkelijk met brancards toegankelijk te zijn. Zij worden gemarkeerd overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk ingevolge het KB van 17 juni 1997 - Belgisch Staatsblad 19.09.1997. Deze markering dient duurzaam te zijn en op daarvoor in aanmerking komende plaatsen aangebracht. Op alle plaatsen, waar de arbeidsomstandigheden zulks vereisen, dient er eveneens materiaal aanwezig te zijn om de eerste hulp te verlenen. Dit materiaal dient eveneens te zijn voorzien van hiervoor vermelde de reglementaire markering en moet gemakkelijk bereikbaar zijn. Tevens moeten het adres en het telefoonnummer van de plaatselijke eerste hulppost steeds duidelijk zichtbaar zijn aangegeven. Wanneer er verdrinkingsgevaar bestaat zal zolang de leidende ambtenaar het nodig oordeelt, de aannemer tijdens de uitvoering van de werken in de onmiddellijke nabijheid een reddingsboot in gereedheid houden. Deze boot moet eveneens zijn voorzien van een reddingsboei, reddingsvesten, roeispanen en een voldoende krachtige buitenmotor. 26 Blootstelling aan bijzondere risico’s De werknemers mogen niet worden blootgesteld aan een schadelijk geluidsniveau of aan schadelijke invloeden van buitenaf zoals gassen, dampen of stof. Indien werknemers een zone moeten betreden waar de atmosfeer mogelijk een giftige of schadelijke stof of onvoldoende zuurstof bevat of ontvlambaar kan zijn, dient de atmosfeer in deze zone te worden gecontroleerd en moeten passende maatregelen worden genomen om elk gevaar te voorkomen. Een werknemer mag in geen geval worden blootgesteld aan een atmosfeer met verhoogd risico. Hij moet in ieder geval permanent van buitenaf worden geobserveerd en alle passende voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen opdat hem onmiddellijk op doeltreffende wijze hulp kan worden geboden. 27 Hefwerktuigen Ieder hefwerktuig en elk hulpstuk, met inbegrip van de bestanddelen, bevestigingsmiddelen, verankeringen en steunen moeten:
Versie 23-12-2008
Pagina : 17 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN • goed ontworpen, geconstrueerd en stevig genoeg zijn voor het gebruik dat ervan wordt gemaakt; • op de juiste wijze worden geïnstalleerd en gebruikt; • in een goede staat van onderhoud zijn; • overeenkomstig de vigerende reglementering regelmatig worden nagekeken, aan tests en controles worden onderworpen; • bediend worden door gekwalificeerde werknemers die hiervoor speciaal zijn opgeleid; • op elk hefwerktuig en elk hulpstuk moet het maximum laadvermogen duidelijk en zichtbaar zijn aangegeven; • hefwerktuigen en de hulpstukken mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan die waarvoor zij zijn bestemd. Het onderhoud moet zorgvuldig gebeuren. Ieder defect of onzeker onderdeel wordt verwijderd zodat het niet meer kan worden gebruikt (ARAB artikel 279 of machinerichtlijn). De controle van de stevigheid, de stabiliteit en het weerstandsvermogen van de hefwerktuigen en hun toebehoren (kettingen, haken, kabels enzovoort ) moeten beantwoorden aan het ARAB artikel. 268 ofwel aan de machinerichtlijn. De nodige voorzorgen moeten worden genomen om ieder toevallig contact met elektrische geleiders te vermijden. Dit dient te geschieden door de aarding van de elektrische installatie. Remmen, pallen, valschermen of andere veiligheidsmiddelen moeten aanwezig zijn zodat men het onverwachts neerdalen van de lasten vermijdt. Voor kranen met veranderlijke vlucht dient er een inrichting (naald met wijzerplaat) aanwezig te zijn die automatisch de toegelaten maximumbelasting aangeeft voor elke hellingshoek (ARAB artikel 269 of machinerichtlijn). Geen last mag blijven hangen buiten het daadwerkelijk toezicht van de kraandrijver. Een opschrift moet bevatten: • maximumbelasting; • maximum aantal personen (voor liften) (ARAB artikel 268 of machinerichtlijn). De bestuurder van het hefwerktuig moet steeds toezicht op de last kunnen houden. Kan dit niet, dan mogen de bewegingen slechts worden uitgevoerd op bevel en volgens de aanwijzingen van een aangestelde (KB van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering – Belgisch Staatsblad 19.09.1997). De bestuurder en de aangestelden zijn bevoegd en betrouwbaar. Er dienen leuningen of andere inrichtingen aangebracht ter bescherming van openingen die bestemd zijn voor het doorlaten en/of hanteren van lasten. Indien deze beweeglijk zijn, dan moeten ze automatisch kunnen functioneren. Zo nodig moeten er veiligheidsgordels ter beschikking zijn. De kettingen, haken, kabels en andere afneembare delen moeten een volgnummer dragen. Leverancier, datum van ingebruikname, toegelaten maximumbelasting en datum van uitgloeiingen worden aangetekend in een register (ARAB artikel 269 of machinerichtlijn).
Versie 23-12-2008
Pagina : 18 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Er mogen geen knopen, bouten of andere hulpmiddelen worden gebruikt om de kettingen of kabels in te korten (ARAB artikel 269 of machinerichtlijn). Alle hefwerktuigen, hijstoebehoren en grondverzetmachines die worden gebruikt om lasten te hijsen, welke op de bouwplaats worden gebruikt, moeten in het bezit zijn van een geldig en recent keuringsattest dat opgesteld is door een daartoe erkende externe dienst voor de technische controle op het werk. Vooraleer ze in gebruik worden genomen, moet een kopie van de keuringsverslagen aan de leidende ambtenaar en/of coördinator ontwerp/verwezenlijking worden overhandigd. Bij ontstentenis hebben deze het recht de toestellen buiten gebruik te stellen. Eveneens kan de leidende ambtenaar en coördinator hijsmateriaal van twijfelachtige kwaliteit door een externe dienst voor de technische controle op het werk laten onderzoeken en dit op kosten van de aannemer. Wanneer meerdere hefwerktuigen met overlappende gieken moeten worden gebruikt, dan moet in overleg met de coördinator ontwerp/verwezenlijking een gebruiksprocedure worden opgesteld. Tijdens de hijswerkzaamheden moet het gebied waarbinnen wordt gehesen, duidelijk zijn afgebakend zodat personen die niets met het hijsen te maken hebben, zich niet argeloos in dat gebied kunnen bewegen. De hefwerktuigen zullen worden bediend door gekwalificeerde werknemers die hiervoor speciaal zijn opgeleid. Op elk hefwerktuig en elk hulpstuk moet het maximum laadvermogen duidelijk en zichtbaar zijn aangegeven. Hefwerktuigen en de hulpstukken mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan die waarvoor zij zijn bestemd. Wanneer op een stelling een hefwerktuig dient opgesteld, moeten volgens het ARAB artikel 455: • de delen waaruit de stelling bestaat, zorgvuldig worden nagezien en desnoods behoorlijk versterkt; • de dwarshouten onbeweegbaar worden gemaakt; • de staanders stevig worden vastgemaakt aan een weerstandbiedend gedeelte van het gebouw, op de plaats waar het hefwerktuig dient opgesteld. Verder moet: • een verticaal schutsel worden opgesteld op de hele hoogte van de stelling om te beletten dat de vloer of de vracht aan de stelling hapert; • de stelling periodiek worden nagekeken. 28 Collectieve beschermingsmiddelen Ter voorkoming van arbeidsongevallen moet waar nodig collectieve beschermingsmiddelen worden voorzien. De keuze wordt bepaald op basis van de preventieprincipes van de Codex over het welzijn op het werk – welzijnsbeleid, waarin onder meer de voorkeur wordt gegeven aan collectieve beschermingsmiddelen boven de persoonlijke beschermingsmiddelen.
Versie 23-12-2008
Pagina : 19 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Het plaatsen en/of wegnemen van collectieve beschermingsmiddelen wordt geregeld in samenspraak met de coördinator ontwerp/verwezenlijking. Geplaatste collectieve beschermingsmiddelen mogen nooit worden verwijderd zonder dat vervangende of definitieve beschermingen worden aangebracht. Elke op de bouwplaats vastgestelde gevaarlijke of ongezonde toestanden moeten onmiddellijk aan de coördinator ontwerp/verwezenlijking worden gemeld. 29 Persoonlijke beschermingsmiddelen Wanneer de risico’s niet aan de bron kunnen worden uitgeschakeld of niet voldoende kunnen worden beperkt met maatregelen, methodes of procédés op het gebied van de arbeidsorganisatie of met collectieve technische beschermingsmiddelen, moeten CE-gekeurde persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt. Het dragen van de beschermingsmiddelen is voor iedereen op de bouwplaats een reglementaire verplichting. Deze middelen moeten in alle gevallen: • geschikt zijn voor de te vermijden risico’s, zonder zelf een vergroot risico in te houden; • beantwoorden aan de heersende omstandigheden op de bouwplaats; • afgestemd zijn op de vereisten met betrekking tot de ergonomie, het comfort en de gezondheid van de personen; • na de nodige afregelingen geschikt zijn voor de drager. Indien allerlei risico’s het tegelijkertijd dragen van meer dan één persoonlijk beschermingsmiddel noodzakelijk maken, moeten deze op elkaar zijn afgestemd en doeltreffend blijven tegen de betrokken risico’s. De omstandigheden waaronder een persoonlijk beschermingsmiddel moet worden gebruikt, inzonderheid wat betreft de duur van het dragen, moeten worden bepaald. Deze omstandigheden zijn afhankelijk van de ernst van het risico, de frequentie van de blootstelling aan het risico en de kenmerken van de werkplek van elke persoon afzonderlijk, alsmede van de doeltreffendheid van het beschermingsmiddel. De persoonlijke beschermingsmiddelen mogen, behoudens in uitzonderingsgevallen, slechts voor de beoogde doeleinden worden gebruikt.
bijzondere
Ze moeten worden gebruikt overeenkomstig de gebruiksaanwijzingen. gebruiksaanwijzingen moeten begrijpelijk zijn voor de betrokken personen.
en
Deze
Een persoonlijk beschermingsmiddel is in beginsel bestemd voor het gebruik door één persoon. De aannemer die zelf een beroepsactiviteit uitoefent op de bouwplaats, moet alvorens een persoonlijk beschermingsmiddel te kiezen, een beoordeling maken van de uitrusting die hij van plan is te gebruiken, om na te gaan hoever deze beantwoordt aan voorgaande bepalingen. Deze beoordeling omvat: • de analyse en evaluatie van de risico’s die niet andere middelen kunnen worden vermeden; • de omschrijving van de kenmerken die het persoonlijk beschermingsmiddel moeten bezitten om vorige vermelde risico’s te kunnen ondervangen, waarbij rekening moet worden gehouden met eventuele risicobronnen die het middel zelf kan vormen; • de evaluatie van de kenmerken van de beschikbare persoonlijk beschermingsmiddelen
Versie 23-12-2008
Pagina : 20 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN De beoordeling moet worden herzien bij veranderingen in de aangewende onderdelen waaruit ze bestaat. Elke aannemer moet op zijn kosten persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking stellen van zijn werknemers en/of bezoekers. Hij moet eveneens toezien op het gebruik ervan en indien nodig zorgen voor het onderhoud en de vernieuwing van de beschermingsmiddelen. De werknemers moeten, overeenkomstig hun opleiding en de gegeven instructies, op de juiste wijze gebruik maken van de persoonlijke beschermingsmiddelen en ze na gebruik zorgvuldig opbergen. Het dragen van veiligheidsschoenen is altijd verplicht. Op de plaatsen waar werknemers worden blootgesteld aan vallende voorwerpen of indien er werken op verschillende niveaus worden uitgevoerd, moet een veiligheidshelm worden gedragen. Oogbescherming, dit wil zeggen minimaal een CE-gekeurde veiligheidsbril met zijkapjes, is verplicht bij slijpwerk, hakken, polijsten, het gebruik van machinale reinigingsapparaten en bij alle andere werkzaamheden waar de kans op oogletsels bestaat. De aannemer moet geschikte maskers ter beschikking stellen en is er verantwoordelijk voor dat zijn werknemers deze dragen tijdens werken met materialen die bij de inademing risico's inhouden voor de gezondheid. Van de aannemers wordt verwacht dat zijn werknemers kleding dragen die veilig en aangepast zijn aan hun werk. De werknemers dienen een veiligheidsgordel te dragen wanneer de collectieve valbeveiliging ontoereikend of niet aanwezig is. Het gebruik en het onderhoud van de persoonlijke beschermingsmiddelen dienen te gebeuren volgens de codex over het welzijn op het werk titel VII "Persoonlijke beschermingsmiddelen". 30 Stellingen, ladders, werkvloeren en trappen Iedere stelling moet naar behoren zijn ontworpen, geconstrueerd en onderhouden zodat zij niet kan instorten of bij toeval kan gaan schuiven. Het platform, de doorgangen en ladders moeten dusdanig worden geconstrueerd, gedimensioneerd, beschermd en gebruikt dat niemand kan vallen of door vallende voorwerpen kan worden getroffen. De stellingen moeten door een bevoegd persoon worden nagekeken: • vóór hun ingebruikneming; • ten minste eenmaal per week; • na elke langdurige onderbreking van de werken; • na iedere wijziging, blootstelling aan weer en wind of aardschokken, dit wil zeggen telkens wanneer de stabiliteit of de weerstand in gevaar is gebracht.
Versie 23-12-2008
Pagina : 21 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Aan de toegang tot de stelling dient er een label te worden gehangen waarop de toegang tot de stelling wordt bevestigd, de datum van de uitgevoerde keuring en de naam van de keurder. Voor stellingen vanaf een bepaalde hoogte, met uitbouw, hangstellingen of specifieke toepassing zal er ook een berekeningsnota op basis van de elementaire kennis van de sterkteleer moeten uitgevoerd worden. De stellingen dienen te voldoen aan de bepalingen van de Codex over het welzijn op het werk, wat betreft: • de montage en materiaalkeuze; • loop- en werkvloer; • vaste stellingen met ladders; • stellingen op schragen; • vliegende stellingen; • beweegbare hangstellingen; • stellingen op wielen. De verrijdbare stellingen zullen steeds worden beveiligd tegen ongewilde verplaatsingen. Het gebruik van de zogenaamde "Brusselse" stellingen is verboden. De werkvloeren waarvan zich een val van meer dan 2 m kan voor doen, dienen uitgerust met: • een of meerdere leuningen die stevig en sterk zijn, op minstens 1 m en maximaal 1,2 m hoog; • plinten van ten minste 15 cm hoog zodat er geen materiaal en gereedschap van het platform kan vallen. De leuningen en plinten moeten langs de binnenkant zijn vastgemaakt. Als er zittend werk moet worden verricht, dan dient er een tweede leuning op de hoogte van de schouder van een zittend werknemer (40 tot 60 cm hoog) te worden aangebracht. De ladders moeten stevig genoeg zijn, op de juiste wijze worden onderhouden en gebruikt op die plaatsen waarvoor ze zijn bestemd. Ze zijn steeds in goede staat, zonder beschadigingen en uitgerust met aangepaste antislipvoorzieningen. Zij zijn stabiel opgesteld op een goede, stevige ondergrond. Ladders moeten altijd 1 m boven de toegangsplaats uitsteken. De ladders die dienst doen als toegangsladder of wanneer ze meer dan 25 sporten tellen, dienen steeds bovenaan worden vastgemaakt. De trappen dienen in overeenstemming te zijn met het ARAB artikel 43 en 434.2.1 en het KB van 31/08/2005 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte. Dit betekent dat ze moeten zijn voorzien van stevige leuningen, aangebracht op een minimumhoogte van 0,75 m en aan de zijde waar er eventueel gevaar tot vallen bestaat. Als de trappen breder zijn dan 1,50 m of als er aan beide kanten gevaar tot vallen bestaat, zijn aan beide kanten leuningen aangebracht. De verplaatsbare trappen steunen zo dat ze niet kunnen omvallen of glijden. De lengte ervan is voldoende en de nodige maatregelen worden genomen om de werknemers in staat te stellen in
Versie 23-12-2008
Pagina : 22 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN alle veiligheid van die trappen op de vloeren, waartoe ze toegang verlenen, te gaan of, omgekeerd, van die vloeren op de trappen. 31 Specifieke maatregelen voor roltrappen en –paden Roltrappen en –paden moeten veilig functioneren. Zij dienen te zijn voorzien van de noodzakelijke veiligheidsinrichtingen. Ze moeten zijn uitgerust met gemakkelijk herkenbare en toegankelijke noodstopvoorzieningen. 32 Putten, sleuven, houders, openingen enzovoort Hier moet de aannemer: • leuningen en afdekkingen (ARAB artikel 42) voorzien; • grondverzakking en ongevallen voorkomen - toezicht houden (ARAB artikel 435); • de gesteldheid van de putwanden dagelijks controleren (ARAB artikel 436); • de reglementering naleven voor werkzaamheden in plaatsen waar gevaarlijke gassen kunnen voorkomen (ARAB artikel 53). 33 Oprichten en losmaken van gewelfbogen, schoren en plankenbekledingen (ARAB artikel 463). Deze elementen moeten altijd de gewenste stevigheid en stabiliteit bieden. 34 Sloopwerken (ARAB artikel 464) Indien de sloop van een gebouw of een werk gevaren kan opleveren: • moeten passende voorzorgen, methodes en procedures worden genomen; • mogen de werken slechts worden gepland en uitgevoerd onder toezicht van een bevoegd persoon. 35 Afbraakwerken – verwijdering asbest Indien het gaat om verwijderingen of afbraakwerken van asbest en asbesthoudend materiaal, dan dienen deze werken te gebeuren volgens het ARAB artikel 148 decies 2.5.9.3. Afbraak en verwijdering van asbest en het KB van 16/03/2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest. Op de ondernemingen die deze verwijdering of afbraak uitvoeren, is het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden voor ondernemingen bedoeld in artikel 148 decies 2.5.9.3.4 van het ARAB (Belgisch Staatsblad 24.06.1999) van toepassing. De lokalen zullen slechts worden vrijgegeven wanneer een attest, opgesteld door een dienst of laboratorium dat hiervoor erkend is door het ministerie van tewerkstelling en arbeid, bevestigt dat de resterende concentratie aan asbestvezels gelijk is of lager dan 0,01 vezel per kubieke centimeter lucht.
Versie 23-12-2008
Pagina : 23 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN 36 Voertuigen en verkeer Enkel de voertuigen die strikt noodzakelijk zijn voor het uit te voeren werk of voor het aan- en/of wegvoeren van materialen of uitrustingen, worden toegelaten op de werkplaats en dit alleen gedurende de periode die voor het werk of voor het aan- en/of wegvoeren strikt noodzakelijk is. De volgende regels moeten door het personeel in acht worden genomen bij het bedienen van voertuigen die aan de voor- of achterkant een kraanarm of uitstekende last van meer dan 5 m hebben. Bij het transport van zware, hoge of lage ladingen of bij het gebruik van diepladers, moet er vooraf overleg zijn gepleegd met de bevoegde instanties, wat betreft het tijdstip en de wegen die zullen worden gebruikt. De aannemer of de transporteur blijft hiervoor volledig verantwoordelijk. Het blokkeren van wegen is verboden. Mobiele kranen moeten zich verplaatsen met de giek in de laagst mogelijke stand. Het hydraulische gedeelte moet volledig zijn ingetrokken. Bij iedere verplaatsing van een mobiele kraan moet een tweede man aanwezig zijn die met behulp van de nodige signalisatie aanwijzigingen geeft. De veiligheidsvoorschriften van de kraanfabrikant moeten worden nageleefd. Alle voertuigen, grondverzet- en materiaalverladingsmachines moeten: • vakkundig zijn ontworpen en geconstrueerd, waarbij zoveel mogelijk rekening is gehouden met de beginselen van de ergonomie; • in een goede staat van onderhoud zijn; • op de juiste wijze worden gebruikt; • bestuurders en bedieners van voertuigen en machines voor grondverzetwerkzaamheden en materiaalverlading moeten hiervoor speciaal zijn opgeleid; • er moeten voorzorgsmaatregelen worden getroffen om te voorkomen dat voertuigen of machines voor grondverzetwerkzaamheden en materiaalverlading in uitgravingen of in het water terechtkomen; • evenwel moeten grondverzet- en materiaalverladingsmachines zijn voorzien van een constructie die moet voorkomen dat de bestuurder, ingeval de machine omslaat, wordt verpletterd en die bescherming biedt tegen vallende voorwerpen. 37 Voorafgaande kennisgeving Voor welbepaalde werkzaamheden dient er een voorafgaande kennisgeving worden uitgevoerd. Deze werkzaamheden zijn: • werkzaamheden die de werknemers aan gevaren van bedelving, wegzinken of vallen blootstellen, gevaren die bijzonder worden vergroot door de aard van de werkzaamheden of van de toegepaste procédés of door de omgeving van de arbeidsplaats of met andere woorden: - het graven van sleuven of putten van meer dan 1,20 m diepte en het werken aan of in deze putten; - het werken in de onmiddellijke nabijheid van materialen zoals drijfzand of slib; - het werken met een valgevaar van een hoogte van 5 m of meer;
Versie 23-12-2008
Pagina : 24 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN • werkzaamheden die de werknemers blootstellen aan chemische of biologische agentia die een bijzonder risico voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers inhouden; • elk werk met ioniserende stralingen waarvoor de aanwijzing van gecontroleerde of bewaakte zones bepaald in artikel 2 van het KB van 28 februari 1963 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen gevaar van de ioniserende stralingen, vereist is; • werkzaamheden in de nabijheid van elektrische hoogspanningslijnen of-kabels; • werkzaamheden die de werknemers blootstellen aan een risico op verdrinking; • ondergrondse werken en tunnelwerken; • werkzaamheden met duikuitrusting • werkzaamheden onder overdruk; • werkzaamheden waarbij springstoffen worden gebruikt; • werkzaamheden in verband met montage of demontage van geprefabriceerde elementen; • werkzaamheden waarvan de vermoedelijke duur langer dan dertig werkdagen is en waarbij meer dan twintig werknemers tegelijkertijd aan het werk zijn; • werkzaamheden waarvan de vermoedelijke duur langer dan 500 mandagen is. De aannemer die als eerste, activiteiten op de bouwplaats uitvoert, doet de voorafgaande kennisgeving ten minste vijftien kalenderdagen vóór het begin van de werken op de bouwplaats aan de met toezicht inzake arbeidsveiligheid belaste ambtenaar. Een kopie van deze kennisgeving moet zichtbaar op de bouwplaats worden aangeplakt ten minste tien kalenderdagen vóór het begin van de werken. In geval van onvoorziene en dringende weken wordt de voorafgaande kennisgeving vervangen door een mededeling, gedaan ten laatste de dag zelf van het begin van de werken bij wijze van een geschikt technologisch middel. Indien de werkzaamheden door één enkele aannemer worden uitgevoerd, dan is de voorafgaande kennisgeving slechts verplicht indien de totale duur van de vorige vermelde werkzaamheden vijf werkdagen overschrijdt. 38 Rapportering van ongevallen Elk arbeidsongeval met of zonder werkverlet zal schriftelijk worden medegedeeld aan de leidende ambtenaar en de coördinator ontwerp/verwezenlijking. Men zal er voor zorgen dat in alle werfwagens of -ketens, de telefoonnummers van de plaatselijke hulpdiensten zijn vermeld: • brandweer; • ambulancedienst; • politie. Indien een ernstig arbeidsongeval (een arbeidsongeval dat aanleiding heeft gegeven tot de dood OF een arbeidsongeval waarvan het gebeuren in direct verband staat met ofwel een afwijkende gebeurtenis uit bijlage 1 van het koninklijk besluit van 24 februari 2005 ofwel een voorwerp uit bijlage 2 van hetzelfde koninklijk besluit EN dat aanleiding heeft gegeven tot ofwel een blijvend letsel ofwel een tijdelijk letsel uit bijlage 3 van hetzelfde koninklijk besluit) heeft plaatsgehad, dan moet dit binnen de 24 uur schriftelijk worden medegedeeld aan de leidende ambtenaar en/of coördinator ontwerp/verwezenlijking.
Versie 23-12-2008
Pagina : 25 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Dit houdt in: • plaats en tijdstip van het ongeval; • naam, leeftijd en beroep van het slachtoffer; • aard van de letsels; • de eerste interventie; • beschrijving van het ongeval met vermelding van eventuele getuigen; • preventieve maatregelen die werden genomen of worden voorzien om gelijkaardige arbeidsongevallen te voorkomen. 39 Bouwplaatsinrichting De inplanting van de accommodaties zoals magazijn, eet- en kleedruimten, sanitaire installaties en dergelijke meer dient te gebeuren in overleg met coördinator ontwerp/verwezenlijking. Maaltijden mogen enkel in de daartoe voorziene inrichtingen worden gebruikt. 40 Orde en netheid De orde en netheid op de werkplaatsen moeten steeds worden gehandhaafd. Speciale aandacht moet worden besteed: • aan het vrijhouden van looppaden en wegen; • aan het verwijderen van obstakels, zodat men niet kan uitglijden of struikelen; • aan het juist opstapelen van materialen. Men moet er voor zorgen dat er geen slijk, modder of andere glibberige bestanddelen van de toegangswegen terechtkomen. Indien dit niet wordt voorkomen dan moeten deze wegen onmiddellijk en regelmatig worden schoongemaakt. Niet-gebruikte materialen, gereedschappen en uitrustingen moeten zodanig worden opgeslagen of opgestapeld dat ze geen hinder opleveren voor de werken van anderen. De refter, kleedruimten en sanitaire installaties moeten dagelijks worden opgeruimd en gereinigd. De coördinator ontwerp/verwezenlijking kan op kosten van de aannemer die in gebreke blijft, de opdracht geven aan derden de werkplaatsen op te ruimen. Materialen moeten ordelijk, stabiel en beveiligd tegen weersomstandigheden, in afspraak met de coördinator ontwerp/verwezenlijking in de voorziene zones worden gestapeld. De wegen, doorgangen en trappen moeten steeds vrij zijn van obstakels en hindernissen. Soepele leidingen en kabels mogen de doorgangen niet belemmeren. Kruisen zij een doorgang, dan moeten zij worden beschermd tegen beschadigingen. 41 Sanitaire voorzieningen 41.1 Kleedruimtes en garderobekasten Indien de werknemers speciale werkkleding moeten dragen en hun uit gezondheids- of betamelijkheidoverwegingen niet kan worden verzocht zich in een andere ruimte uit te kleden, dienen er voor hen geschikte kleedruimten beschikbaar te worden gesteld.
Versie 23-12-2008
Pagina : 26 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN De kleedruimten dienen gemakkelijk toegankelijk te zijn, ruim genoeg en zijn voorzien van zitplaatsen. De kleedruimten dienen groot genoeg te zijn en zodanig zijn uitgerust dat de werknemers eventueel hun werkkleding alsmede hun eigen kleding en persoonlijke eigendommen kunnen laten drogen en deze achter slot en grendel kunnen opbergen. Indien de omstandigheden zulks vereisen, bijvoorbeeld bij het gebruik van gevaarlijke stoffen, vocht en vuil, moeten werkkleding en eigen kleding alsmede persoonlijke eigendommen afzonderlijk kunnen worden bewaard. Er moeten aparte kleedruimten voor mannen en vrouwen worden ingericht. Bij het ontbreken van kleedkamers moet elke werknemer kunnen beschikken over een eigen ruimte waar hij zijn kleding en persoonlijke eigendommen achter slot en grendel kan bewaren.
41.2 Douches en wastafels Wanneer de aard van het werk of de zorg voor de gezondheid dat noodzakelijk maakt, dienen er voldoende geschikte douches ter beschikking van de werknemers te worden gesteld. Voor mannen en vrouwen dienen aparte doucheruimten te worden ingericht. De doucheruimten dienen groot genoeg te zijn om elke werknemer in staat te stellen zonder belemmeringen en onder passende hygiënische omstandigheden toilet te maken. De douchecellen dienen van warm en koud stromend water te zijn voorzien. Wanneer er geen douches noodzakelijk zijn, dienen in de nabijheid van de werkplekken en de kleedruimten voldoende geschikte wastafels met stromend en zo nodig warm water te worden geplaatst. Voor mannen en vrouwen dienen er aparte wastafels te worden geplaatst of moeten de wastafels dienen gescheiden worden gebruikt, wanneer de betamelijkheid zulks vereist. Indien de douche- of wasruimten en de kleedruimten van elkaar gescheiden zijn, dienen deze ruimten onderling met elkaar in verbinding te staan. 41.3 Toiletten en wasgelegenheid De werknemers dienen in de nabijheid van hun werkplek te kunnen beschikken over verpozingsruimten, kleedkamers, douche– of wasruimten en speciale ruimten voorzien van voldoende toiletten en wastafels. Voor mannen en vrouwen dienen aparte toiletten te worden ingericht. 41.4 Verpozingsruimten en onderkomens Wanneer de veiligheid of de gezondheid van de werknemers ingevolge de aard van het werk, het aantal werknemers of de afgelegenheid van de bouwplaats het noodzakelijk maakt, dienen de werknemers de beschikking te hebben over gemakkelijk bereikbare verpozingsruimten en/of onderkomens.
Versie 23-12-2008
Pagina : 27 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN De verpozingsruimten en/of onderkomens dienen voldoende ruim bemeten en zijn uitgerust met een voldoende aantal tafels en stoelen met rugleuning, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal werknemers. Bij het ontbreken van dergelijke ruimten dienen de werknemers de beschikking te hebben over andere faciliteiten waar zij de werkpauzes kunnen doorbrengen. Vaste onderkomens moeten over voldoende sanitaire voorzieningen, een eetruimte en een ontspanningruimte beschikken, behalve indien zij slechts per uitzondering worden gebruikt. Zij moeten zijn uitgerust met bedden, kasten, tafels en stoelen met rugleuning. Hierbij moet men rekening houden met het aantal werknemers en eventueel met de aanwezigheid van beide seksen. De verpozingsruimten en onderkomens zijn steeds rookvrij. 42 Ventilatie De werknemers dienen, met inachtneming van de arbeidsmethodes en de fysieke belemmeringen waaraan zij zijn onderworpen, over voldoende verse lucht te beschikken. Bij gebruik van een ventilatie-inrichting dient deze in gebruiksklare toestand gehouden en mogen de werknemers niet worden blootgesteld aan luchtstromingen die hun gezondheid kan schaden. Een controlesysteem dient storingen te melden telkens wanneer dat voor de gezondheid van de werknemers noodzakelijk wordt geacht. Stortplaatsen van vuil en verontreinigingen die als gevolg van de vervuiling van de in te ademen lucht een direct gevaar voor de gezondheid van de werknemers kunnen opleveren, dienen snel te worden verwijderd. 43 Installaties voor energiedistributie Deze installaties dienen zodanig te zijn ontworpen, uitgevoerd en te worden gebruikt dat zij geen brand of ontploffingsgevaar opleveren en dat de personen op afdoende wijze worden beschermd tegen het gevaar van elektrocutie door directe of indirecte aanraking. Bij het ontwerp, de uitvoering en de keuze van het materiaal én de beschermingsvoorzieningen dient men rekening te houden met de aard en het vermogen van de verdeelde energie, externe invloeden en de deskundigheid van de personen die toegang hebben tot de installatie. Op de bouwplaats aanwezige installaties voor energiedistributie, welke aan externe invloeden blootstaan, dienen regelmatig te worden gecontroleerd en onderhouden. Installaties die al voor het begin van de werkzaamheden op de bouwplaats aanwezig waren, dienen te worden geïdentificeerd, gecontroleerd en duidelijk gekenmerkt. De elektrische installatie zal door een externe dienst voor de technische controle op het werk conform met het Algemeen reglement voor de elektrische installaties zijn gekeurd. Een tekortkoming zal onmiddellijk aan de leidende ambtenaar en/of coördinator ontwerp/verwezenlijking moeten worden meegedeeld.
Versie 23-12-2008
Pagina : 28 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Verdeelborden moeten steeds gesloten blijven. Het aansluiten zal alleen met aangepaste stekkers. Alle verbindingen, stekkers, stopcontacten enzovoort moeten geschikt zijn voor gebruik in vochtige omstandigheden, minimum IP 44. Wanneer er bovengrondse elektriciteitsleidingen zijn, dienen deze zoveel mogelijk buiten de bouwplaats te worden geleid ofwel spanningsloos te worden gemaakt. Indien dit niet mogelijk is, moeten er hekken of waarschuwingen worden geplaatst om voertuigen en installaties op een afstand te houden. Wanneer voertuigen op de bouwplaats onder elektriciteitsleidingen door moeten rijden, dienen passende waarschuwingen en een bescherming onder deze draden te zijn aangebracht; Kabels mogen niet op scherpe randen, in water of in doorgangen worden gelegd. 44 Geluidshinder De aannemer is ertoe gehouden: • de aan te wenden apparatuur te voorzien van de recentste geluiddempende middelen; • de volgende koninklijke besluiten na te leven, namelijk: - het koninklijk besluit van 9 december 1998 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake beperking van geluidsemissies van bouwmateriaal en bouwmachines (Belgisch Staatsblad 29.12.1998); - het koninklijk besluit van 9 december 1998 betreffende de beperking van geluidsemissies van hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines (Belgisch Staatsblad 29.12.1998); - het koninklijk besluit van 9 december 1998 betreffende het toelaatbare geluidsvermogenniveau van torenkranen (Belgisch Staatsblad 29.12.1998); - het koninklijk besluit van 9 december 1998 betreffende het toelaatbare geluidsvermogenniveau van motorcompressoren (Belgisch Staatsblad 29.12.1998); - het koninklijk besluit van 9 december 1998 betreffende het toelaatbare geluidsvermogenniveau van energieaggregaten (Belgisch Staatsblad 29.12.1998; - het koninklijk besluit van 9 december 1998 betreffende het toelaatbare geluidsvermogenniveau van aggregaten voor laswerk (Belgisch Staatsblad 29.12.1998); - het koninklijk besluit van 9 december 1998 betreffende het toelaatbare geluidsvermogenniveau van met de hand bediende betonbrekers en trilhamers voor sloopwerk (Belgisch Staatsblad 29.12.1998); - het koninklijk besluit van 9 december 1998 betreffende het toelaatbare geluidsvermogenniveau van gazonmachines (Belgisch Staatsblad 29.12.1998); - het koninklijk besluit van 16 januari 2006 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico’s van lawaai op het werk. 45 Aanwending van gevaarlijke producten Als werken de aanwending van gevaarlijke producten vergen, dienen de bepalingen van de Codex over het welzijn op het werk strikt te worden nageleefd. Hierbij dient in het bijzonder gelet op de keuze van degelijke en geschikte recipiënten, op de duidelijke etikettering ervan en de wijze waarop deze worden opgeslagen. Een behoorlijke etikettering moet toelaten aan elk personeelslid van het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen of van de aannemer aanwezig op het werk, op zeer snelle wijze het product te identificeren, de risico's te leren kennen en de nodige preventieve maatregelen te nemen.
Versie 23-12-2008
Pagina : 29 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Het gebruik van alle gevaarlijke producten zal in een Veiligheids- en Gezondheidsplan moeten zijn vermeld. Met de coördinator ontwerp/verwezenlijking zullen de maatregelen om de ontstane dampen/gassen op een doeltreffende manier af te voeren worden afgesproken, door bijvoorbeeld een afzuiginstallatie te plaatsen. Een kopie van de veiligheids- en gezondheidskaart van de aangewende gevaarlijke producten moet aan de leidende ambtenaar en/of coördinator ontwerp/verwezenlijking worden overhandigd. Deze kaart omvat tenminste: • naam van de fabrikant; • de fysische eigenschappen; • eventuele bijzondere kenmerken; • de gevaren en verschijnselen; • preventiemaatregelen; • blusstoffen - eerste hulp – evacuatie. 46 Zwangere vrouwen en zogende moeders Zwangere vrouwen en zogende moeders moeten de gelegenheid hebben om onder passende omstandigheden te gaan liggen om uit te rusten. 47 Andersvaliden Bij de inrichting van werkplaatsen dient men eveneens rekening te houden met eventueel gehandicapte werknemers. Dit geldt voornamelijk voor de deuren, verkeersroutes, trappen, douches, wastafels, toiletten, werkplekken die door de andersvaliden worden gebruikt en de werkplekken waar zij rechtstreeks werkzaam zullen zijn. 48 Voorschriften van uiteenlopende aard De omgeving en de omtrek van de bouwplaats dienen te worden gemarkeerd en omgeven door afzettingen, zodat zij duidelijk zichtbaar en als zodanig herkenbaar zijn. De werknemers dienen zowel op de bouwplaats, als in de verschillende ruimten en in de nabijheid van de werkplek, over voldoende drinkwater en eventueel over een andere geschikte, alcoholvrije drank te kunnen beschikken; De werknemers dienen: • over faciliteiten te beschikken, om hun maaltijden onder bevredigende omstandigheden te kunnen nuttigen; • zo nodig over faciliteiten te beschikken, om hun maaltijden onder bevredigende omstandigheden te kunnen bereiden.
Versie 23-12-2008
Pagina : 30 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN 49 Milieuvoorschriften Alle reglementeringen inzake milieuwetgeving dienen strikt te worden nageleefd . De aannemer zorgt voor de afvoer van afvalstoffen, die afkomstig zijn van zijn materialen of van de producten die hem toebehoren of werden geproduceerd tijdens de uitvoering van de werken (bijvoorbeeld afvalolie). Indien nodig, doet hij daartoe beroep op erkende ophalers of verwervers. Al het vuil, afval of afbraakmateriaal dient hij onmiddellijk van de werkplaats af te voeren en naar de daartoe bestemde plaatsen te brengen. Deze procedure zal moeten zijn opgenomen in een Veiligheids- en Gezondheidsplan. De aannemer staat ook in voor het vervoer van de materialen en de overtollige grond die voortkomen vanwege zijn werkzaamheden. Het verbranden van afval op de bouwplaats is verboden. Men zal de nodige maatregelen moeten worden genomen tegen een eventuele bezoedeling van de bodem en dokwater. 50 Organisatie van de maatregelen die nodig zijn voor het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk De coördinator ontwerp/verwezenlijking heeft de leiding over de coördinatie van de veiligheid en gezondheid voor het geheel van de werkzaamheden. Overeenkomsten tussen verschillende ondernemingen (inclusief relatie aannemer en onderaannemer) in verband met veiligheid en gezondheid in de ontwerp- en/of verwezenlijkingfase moeten eerst door de coördinator ontwerp/verwezenlijking worden goedgekeurd. Elke onderneming aan dewelke een opdracht wordt toegewezen is verplicht een verantwoordelijke coördinator aan te duiden die gedurende de werkzaamheden op de werf aanwezig is. De onderneming moet eveneens voor zijn werkzaamheden in samenwerking met de coördinator ontwerp/verwezenlijking een Veiligheids- en Gezondheidsplan opstellen. Dit plan zal duidelijk en nauwkeurig de verschillende werkfazen en –methodes vermelden die door de verantwoordelijke coördinator van de onderneming werden weerhouden om hun werkzaamheden uit te voeren. De risico’s voor de uitvoerders en derden hun veiligheid en gezondheid samen met de hierbij horende veiligheidsmaatregelen zullen eveneens duidelijk aangegeven moeten zijn. Het plan zal vooraleer de werken zullen starten aan de leidende ambtenaar en/of coördinator ontwerp/verwezenlijking moeten worden voorgelegd. Pas na goedkeuring door de coördinator ontwerp/verwezenlijking van het Veiligheids- en Gezondheidsplan zullen de werken mogen worden aangevat Vooraleer te starten zal er eveneens een introductievergadering Veiligheid en Gezondheid doorgaan waarin de coördinatiestructuur aangaande de praktische uitwerking van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van werk wordt besproken.
Versie 23-12-2008
Pagina : 31 van 32
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN In de loop van de ontwerp- en verwezenlijkingfase zal op regelmatige basis het Veiligheids- en Gezondheidsplan worden uitgebreid, herzien, aangepast en besproken met de leidende ambtenaar en de coördinator ontwerp/verwezenlijking. De tussenkomende partijen verbinden er zich ertoe aanwezig te zijn op de periodieke coördinatievergadering Veiligheid en Gezondheid, die wordt gehouden door de leidende ambtenaar en/of coördinator ontwerp/verwezenlijking. Elke onderneming voorziet voor al zijn personeel taakgebonden opleidingen op de werf, waarbij specifieke veiligheidsonderwerpen worden besproken. Deze opleidingen kunnen worden opgelegd door de leidende ambtenaar en/of coördinator ontwerp/verwezenlijking. Van de opleidingen zal een verslag worden opgemaakt en bijgehouden in het dossier Veiligheid & Gezondheid. Een kopie zal worden overgemaakt aan de leidende ambtenaar en/of coördinator ontwerp/verwezenlijking. Elke onderneming verklaart dat de werknemers de nodige opleiding, beroepservaring en lichamelijke geschiktheid bezitten om de hen opgelegde taken uit te voeren, het bijhorende materiaal te gebruiken en deze op volstrekt veilige wijze te bedienen. De staving hiervan moet kunnen gebeuren wanneer eventueel de vraag hiernaar zich zou stellen. Personeelsleden van de verschillende aannemers mogen slechts worden aangetroffen op de voor hen voorziene werkplaatsen. Er zal op de werf door de coördinatoren een coördinatiedagboek worden bijgehouden. Het coördinatiedagboek zal volgende elementen bevatten: • de namen en adressen van de tussenkomende partijen, met daarbij: - het ogenblik van hun tussenkomst op de werf; - het voorziene aantal op de bouwplaats tewerk te stellen werknemers; - de voorziene duur van hun werken; • de beslissingen, vaststellingen en gebeurtenissen die voor het ontwerp en verwezenlijking van het bouwwerk van belang zijn; • de opmerkingen van de aannemers, aangevuld met het visum van de betrokken partijen; • de gevolgen gegeven aan de opmerkingen van de tussenkomende partijen en van de werknemersvertegenwoordigers die van belang zijn voor het ontwerp en de verwezenlijking van het bouwwerk; • de tekortkomingen van de tussenkomende partijen ten opzichte van de algemene preventiebeginselen, de toepasselijke regels en de concrete maatregelen aangepast aan de specifieke kenmerken van de tijdelijke of mobiele bouwplaats ten opzichte van het Veiligheids- en Gezondheidsplan; • de verslagen van de coördinatievergaderingen; • de arbeidsongevallen.
Versie 23-12-2008
Pagina : 32 van 32