BIJLAGE 1
Veiligheids- en gezondheidsplan
Open aanbesteding 57/53/3/15/040 van 2015 Vernieuwen van vijf duikers op lijn 89 te Zwalm en Oudenaarde
() : aan te vullen
DIT VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN (V.G.P.) WERD OPGESTELD DOOR DE INTERNE DIENST VOOR PREVENTIE EN BESCHERMING VAN DE Infrabel, DIE ZICH ALLE RECHTEN VOORBEHOUDT AANGAANDE DE INHOUD EN DE VORM. Het gebruik of de reproductie van dat document, zelfs gedeeltelijk, is pas toegestaan na toestemming van de Infrabel
1
BIJWERKINGSTABEL
Herziening nr. 0()
Datum ()
Betreft / pagina nr. 1ste uitgave()
2
INHOUDSTAFEL 1.
PREVENTIEPOLITIEK
2.
ALGEMEEN
3.
ALGEMEEN VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN 3.1. Algemene inlichtingen 3.1.1. Bouwheer 3.1.2. Aannemer 3.1.3. Coördinator-ontwerp 3.1.4. Coördinator-verwezenlijking 3.1.5. Andere instanties en tussenkomende partijen 3.2. Beschrijving van het project 3.2.1. Beschrijving van het te realiseren bouwwerk 3.3. Duur van de uitvoering en bijzondere maatregelen 3.3.1. Duur van de uitvoering 3.3.2. Buitendienststelling van het spoor 3.3.3. Buitenspanningstelling van de bovenleiding 3.3.4. Bijzondere maatregelen op spoorwegvlak 3.3.5. Maatregelen opgelegd in het kader van de spoorwegexploitatie die een invloed hebben op de veiligheid 3.4 Analyse van de risico's 3.4.1. Inleiding 3.4.2. Studie van de arbeidsplaatsen 3.4.3. Beschrijving van de risico's 3.5. Beschrijving van de preventiemaatregelen 3.5.1. Inleiding 3.5.2. De algemene maatregelen met betrekking tot de werforganisatie 1. Algemene preventiestructuur 2. Preventiestructuur eigen aan elk van de tussenkomende partijen 3. Tussenkomst van de arbeidsgeneesheer 4. Andere documenten 3.5.3. De algemene maatregelen die voortvloeien uit de door de bouwheer opgelegde verplichtingen 1. Werken in of in de nabijheid van de spoorweginstallaties 2. Andere 3.5.4. Milieugebonden verplichtingen 1. Milieubescherming (lozingen, opslag, lawaai, ...)
3
2. Vergunning te verkrijgen door de aannemer vóór de aanvang van de werken 3.5.5. Verplichtingen aangaande de lokalisatie van de werf 1. Werken in de nabijheid van wegen 2. Werken in de nabijheid van het spoorwegnet 3. Werken nabij en/of boven waterwegen 3.5.6. Coördinatiemaatregelen 1. Algemeen plan voor de werfinrichting 2. Toegang tot de werf 3. Parking en tijdelijke parkeerplaatsen 4. Beveiliging tegen ongevallen bij verplaatsingen op de werf 5. Beveiliging tegen ongevallen tijdens behandelingen 6. Gebouwen en lokalen 7. Elektrische installaties 8. Opslag van materialen 9. Opslag van gevaarlijke stoffen 10.Orde – Netheid – Afval 11.Collectieve beveiligingen 12.Brandbeveiliging, evacuatie en EHBO 13. Belemmering van het verkeer 14.afsluiten van de bouwplaats 3.5.7. Organisatie van externe en interne hulpverlening 1. Classificatie van de ongevallen 2. Procedure bij ongevallen 3. Procedure bij een ernstig ongeval 4. Procedure bij een licht ongeval 5. Externe hulpverlening 6. Interne hulpverlening 3.5.8. Algemene modaliteiten inzake overleg en samenwerking op de werf tussen de verschillende tussenkomende partijen 3.5.9. Algemene modaliteiten inzake overleg en samenwerking op de werf tussen de werkgevers en de werknemers 3.5.10. De specifieke maatregelen betreffende de werken met specifieke risico's 1. Gevaar van bedelving 2. Gevaar van wegzinken 3. Valgevaar 4. Chemische of biologische agentia 5. Ioniserende stralingen 6. Nabijheid van elektrische hoogspanningslijnen of -kabels 7. Risico op verdrinking 8. Ondergrondse werken en tunnels 9. Werkzaamheden met duikuitrusting 10.Werkzaamheden onder overdruk 11.Springstoffen 12.Montage en demontage van geprefabriceerde elementen 13.Brandgevaar 14.Werken in besloten ruimten 3.5.11. Instructies voor de tussenkomende partijen 1. Aanbevelingen voor de werknemers 2. Aanbevelingen voor de werfverantwoordelijken
4
BIJLAGE 1: Gegevens van de aannemer(s) BIJLAGE 2: Termijnplanning van de werken BIJLAGE 3: Algemeen plan van de werfinrichting BIJLAGE 4: Procedure bij een ongeval A. Instructieblad bij een ongeval B. Procedure bij een ernstig ongeval BIJLAGE 5: Toegangsplan BIJLAGE 6: Noodnummers BIJLAGE 7: Routebeschrijving naar het ziekenhuis BIJLAGE 8: Veiligheidsvereisten met betrekking tot de werken in of in de nabijheid van de spoorweginstallaties A. Veiligheidsvereisten Infrabel B. Consigne voor elke werknemer C. Consigne in geval van indringing in het vrijeruimteprofiel BIJLAGE 9: Voorbeeld voor het opstellen van een type- of specifiek VGP BIJLAGE 10: Intentieverklaring van de aannemer
5
1.
PREVENTIEPOLITIEK De ervaring leert dat het opzetten van een efficiënte preventiepolitiek een bepaald aantal praktische structuren en maatregelen vereist die behoort tot de bevoegdheid van alle tussenkomende partijen, evenals hun respectieve hiërarchische lijn. De te voeren politiek inzake welzijn en milieu moet een constante zorg zijn in elke activiteit. Het bevorderen van de veiligheid en de gezondheid op het werk maakt integraal deel uit van elke activiteit. Die geestesgesteldheid wordt verspreid onder alle personeelsleden in de vorm van duidelijk vastgestelde principes. De veiligheids- en gezondheidsactiviteiten worden geïntegreerd in de activiteiten van de diverse exploitatie- en bouwterreinen. Elk lid van de hiërarchie, ongeacht zijn rang, is belast met de preventieactiviteiten in de sector waarvoor hij bevoegd is en moet zich wenden tot zijn hiërarchische meerderen. Het gevolg van een dergelijke politiek is dat in de waardeoordelen die over het personeel worden gegeven, de kwaliteiten op het vlak van preventie op dezelfde wijze moeten worden beoordeeld als de andere. Elke actie inzake preventie omvat diverse fases:
een analyse,
een toepassing,
een of meerdere uitvoeringscontroles,
de evaluatie en het gebruik van de resultaten.
Alle activiteiten inzake preventie worden uitgestippeld via periodieke verslagen met het oog op een stand van zaken en een permanente aanpassing. De diepgaande studie - vooraleer zich een ongeval voordoet - van de risico's die verbonden zijn aan elke activiteitensector, en de analyse van de ongevalstatistieken hebben als doel om de preventiepolitiek te optimaliseren. Naast de technische en organisatorische aspecten inzake preventie van ongevallen, is het hoogstnoodzakelijk om op alle hiërarchische niveaus en
6
bij alle personeelsleden opleidingen te organiseren op het vlak van veiligheid.
7
2.
ALGEMEEN Dat plan is met name gebaseerd op: de voorschriften van het ARAB en het AREI en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten; de Codex over het welzijn op het werk en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten;
de wet van 04 augustus 1996 met betrekking tot het welzijn van de werknemers op het werk, de bijbehorende uitvoeringsbesluiten en meer in het bijzonder, het koninklijk besluit van 25 januari 2001 (B.S. van 7 februari 2001) betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen;
het koninklijk besluit van 05 mei 1995 met betrekking tot de uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende het op elkaar afstemmen van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de machines; het koninklijk besluit van 07 augustus 1995 met betrekking tot het gebruik van de uitrustingen voor individuele bescherming.
8
3. 3.1.
3.1.1.
ALGEMEEN VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN (V.G.P.) ALGEMENE INLICHTINGEN
Gegevens van de aanbestedende overheid - Adres van de aanbestedende overheid: Infrabel - Directie Asset Management Area North-West
Koningin Maria Hendrikaplein 2 9000 Gent Leidend ambtenaar: Dhr. Tom Vandendriessche ir. Tel. 09/241.24.38 Fax. 09/241.25.37 GSM: 0499/80.39.77 Mail:
[email protected]
Toezicht op de werken: Dhr. Bart Vandermeulen GSM: 0473/92.05.03 Mail:
[email protected]
Preventieadviseur: Mevr. Joke Wille Tel. 09/241.60.69 GSM: 0490/65.26.40 Mail:
[email protected]
3.1.2
Gegevens van de Aannemer(s) (bijlage 1) A.
Gegevens van de aannemer(s) - Adres
()
- Verantwoordelijke
()
- Raadgever inzake preventie B.
()
Lijst met de onderaannemers en zelfstandigen ()
C.
Taakverdeling ()
9
3.1.3
Gegevens van de Coördinator-ontwerp ir. T. Vandendriessche Infrabel Directie Asset Management
Koningin Maria Hendrikaplein 2 9000 Gent Tel: 09/ 241 24 38 Fax: 09/ 241 25 37 3.1.4
Gegevens van de Coördinator-verwezenlijking ()
Benaming
3.1.5
Adres + Tel. + Fax
Activiteiten
Andere instanties en tussenkomende partijen (Aan te vullen)
N.A.V.B. Poincarélaan 70 1070 Brussel tel. 02/523.40.93 FOD werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Toezicht op de sociale wetten Technische Inspectie Directie Aalst Dokter André Sierensstraat 16 bus 4 9300 Aalst tel. 053/75.13.33 fax. 053/75.13.44
[email protected]
()
3.2.
BESCHRIJVING VAN HET PROJECT
3.2.1. Beschrijving van het te realiseren bouwwerk
10
De aanneming bestaat hoofdzakelijk uit: Het vernieuwen van 5 duikers op L89 tussen Zottegem en Oudenaarde:
L89 kp 30.568 duiker Peerdestokbeek (S.267) te bereiken via Stationsstraat te Zwalm;
L89 kp 31.175 duiker (oud geklasseerde waterloop nr.12) te bereiken via Meerhem te Oudenaarde;
L89 kp 31.305 duiker te bereiken via Meerhem te Oudenaarde;
L89 kp 32.298 duiker (oud geklasseerde waterloop nr.15 mondt uit in S.301) te bereiken via Sleegstraat te Oudenaarde;
L89 kp 32.869 duiker Oossebeek (S.300) te bereiken via Oosse te Oudenaarde;
3.3.
DUUR VAN DE UITVOERING EN BIJZONDERE MAATREGELEN 3.3.1 Duur van de uitvoering (bijlage 2 – Termijnplanning van de werken) De duur van de verschillende werken of werkfases die gelijktijdig of achtereenvolgens verlopen, is opgegeven: voor de fase "uitvoering", door de termijnplanning van de werken geleverd door de aannemer (zie bijlage 2: ()) Totale uitvoeringstermijn is vastgesteld op 120 werkdagen (zie bestek, 2de deel art 76 ) 3.3.2 Buitendienststelling van het spoor Er worden geen buitendienststellingen voorzien.
Opmerkingen: 1. Er worden tijdens de normale treinexploitatie geen snelheidsbeperkingen toegelaten, uitgezonderd wanneer de werken dit eisen (bv. treinverkeer op voorlopige brugdekken, na aanleg nieuwe sporen); de aannemer kiest zorgvuldig zijn uitvoeringsmethodes om rekening te houden met deze eis); 2. Er worden geen werken toegestaan tijdens het TTB-weekend (normaal eerste weekend van oktober); 3. Werken tijdens de RTP periode moeten zoveel mogelijk beperkt worden; RTP = periode van de toeristentreinen : maanden juli en augustus + periodes in juni en september en speciale (verlengde) weekends (pasen, …); 4. De hiervoor vermelde werkperioden zijn gegeven onder voorbehoud van gebeurlijke aanpassingen wegens wijzigingen aan de treindienstregeling en geven dus enkel een indicatie van de mogelijke werkperioden; 5. Wegens de uitvoeringen van andere werken op de lijn kunnen deze buitendienststellingen altijd geweigerd worden door de leidend ambtenaar; het is daarom van het grootste belang dat alle buitendienststellingen opgenomen worden in de globale planning van de werf, zodat deze
11
voldoende op voorhand kunnen gepland worden (ca 3 maanden op voorhand); 6. Het afgelasten van buitendienst- en buitenspanningstellingen moet gebeuren minimum 5 werkdagen vóór de voorziene dag van aanvang van de prestatie via een aangetekend schrijven. Als deze minimum termijn niet gerespecteerd wordt, dan kunnen de reeds gemaakte kosten worden aangerekend aan de aannemer en wordt een boete toegepast (art 20 §4). 7. De aannemer wordt erop gewezen dat bij een buitenspanningstelling van een buitendienstgesteld spoor, een termijn van ongeveer 30 minuten na de buitendienststelling van de sporen en ongeveer 15 minuten vóór de terugindienststelling van de sporen moet gereserveerd worden voor werken Infrabel (aarden van de bovenleiding). Binnen deze termijnen kan de aannemer nog niet starten met de werken; hij mag het vrije ruimteprofiel van de sporen niet binnengaan. 3.3.3 Buitenspanningsstelling van de bovenleiding Er worden geen werken uitgevoerd in de nabijheid van de bovenleiding, er worden dus geen buitenspanningstellingen voorzien. De bovenleiding blijft gedurende de werken onder spanning op L89. 3.3.4 Bijzondere maatregelen op spoorwegvlak Het vrije ruimteprofiel van een spoor wordt begrensd door het fictief verticaal vlak welke getrokken wordt op 1.50 meter afstand van de zijkant van de dichtstbijgelegen spoorstaaf. Het is het personeel van de aannemer ten strengste verboden dichter dan 1,50 m van de dichtst bijzijnde spoorstaaf van een spoor in dienst te komen. Zij mogen sporen in normale exploitatie niet oversteken om zich van de ene naar de andere kant van de spoorbedding te begeven. Hiertoe moeten werfnetten worden geplaatst naast het spoor in dienst en dit over een voldoende afstand over de volledige werfzone, te bepalen door de leidend ambtenaar. Bij wegname van deze afsluiting wordt het ballastbanket hersteld. Alle werken waarbij een indringing in het vrije ruimteprofiel van een spoor mogelijk is dienen met verplichte buitendienststelling van het betrokken spoor of sporen uitgevoerd te worden. De aannemer mag het spoor slechts bezetten nadat hij daartoe de schriftelijke toelating bekomen heeft van de leidende ambtenaar of van zijn gemachtigde. De bepalingen van bundel 61 zijn hier van toepassing. Indien het spoor niet opnieuw in dienst kan worden gesteld op het voorziene uur, dan dient de leidende ambtenaar hiervan onmiddellijk ingelicht en moet dit in het dagboek der werken worden ingeschreven en door beide partijen ondertekend. Tijdens de normale exploitatie van het treinverkeer snelheidsbeperkingen voorzien. (lijnsnelheden zie 3.3.2 hiervoor)
zijn
GEEN
Infrabel kan, rekening houdend met de huidige exploitatieregeling (voorjaar 2013) en zonder enige verbintenis, enkel de verkeersonderbrekingen van sporen toekennen die beschreven staan onder de rubriek “3.3.2” hiervoor. De aannemer dient zijn schriftelijke aanvraag bij de leidende ambtenaar in, ten laatste op maandag van de week A voor werken van de week D
12
De aandacht wordt er hier nogmaals op gevestigd dat deze verkeersonderbrekingen compatibel moeten zijn met de verkeersonderbrekingen welke gebeurlijk terzelfdertijd (en aangevraagd door andere diensten of aannemers) van toepassing zouden zijn voor de uitvoering van andere werkzaamheden (zie in dit verband eveneens art. 28 § 2 hierboven). Dit betekent onder meer dat bepaalde verkeersonderbrekingen, gevraagd door de aannemer, in bepaalde periodes niet kunnen toegekend worden en derhalve zullen moeten uitgesteld worden. Zoals gesteld in bovengenoemd artikel kan de aannemer hiervoor geen schadeloosstelling eisen doch enkel aanspraak maken op een termijnsverlenging overeenkomend met de periode van het uitstel van zijn aangevraagde werken. Hierna volgt een overzicht van de werken die dienen uitgevoerd te worden tijdens een buitendienststelling van het spoor: - werken die moeilijk of onmogelijk zijn uit te voeren zonder indringing in het vrije ruimteprofiel; - werken die een gevaar vertonen voor indringing in het vrije ruimteprofiel; - werken die tijdelijk de stabiliteit en/of de normale exploitatie van een spoor in het gedrang brengen. Hierna volgt een overzicht (niet beperkend) van de belangrijkste werken, geheel of gedeeltelijk uit te voeren ’s nachts met buitendienststelling van de sporen: -
er worden geen buitenspanningen voorzien
Zie eveneens artikel 79 van het 2de deel van bestek 57/53/3/15/040 Buiten de toegestane buitendienststellingen van het spoor dient, op elk ogenblik, het spoor in een zodanige staat behouden dat het treinverkeer veilig tegen de toegelaten snelheid van de lijn verzekerd is. Het is de aannemer echter ten strengste verboden zware tuigen te gebruiken (zoals vrachtwagens, zware kranen, bulldozers, ...) in de nabijheid van een in dienst zijnd spoor zonder adequate afsluitingen (type heras of safty fence of gelijkwaardig). De aannemer en heel zijn personeel dienen buiten de toegestane buitendienststellingen van de sporen zelf te waken over hun veiligheid tijdens hun verblijf op het spoorwegdomein; bij hun verplaatsingen langs de sporen en wanneer zij werken zouden uitvoeren in dienst zijnde sporen of in het vrijeruimteprofiel ervan. De aandacht van de aannemer wordt eveneens bijzonder gevestigd op volgende punten: zeer ernstige gevaren kunnen voortvloeien uit beschadigingen, veroorzaakt aan overbrengingen, bedienings- en controlekabels van wissels of seinen, alsook aan al dan niet ingegraven dienstkabels die geplaatst zijn in de werkzone en tot de spoorwegmaatschappijen of andere maatschappijen behoren; de aannemer is volledig verantwoordelijk voor de beschadigingen die zouden kunnen veroorzaakt worden aan de kabels van de spoorwegmaatschappijen, van Proximus en/of andere maatschappijen. Hetzelfde geldt voor de leidingen aller aard die zouden beschadigd worden of verstopt geraken tijdens de werken;
13
indringing in de nominale omtrek van het vrije-ruimteprofiel is niet toegelaten; de open graafwerken en de opgehoopte afval moeten beschermd worden; het graven dient met de vereiste voorzorgen te geschieden om elke verzakking van het nabijgelegen spoor te vermijden.
De materialen die de aannemer op het werkterrein dient te lossen, moeten zodanig geplaatst worden, dat ze de dienstwegen vrij laten. Indien hij dit voorschrift niet in acht neemt, dient de aannemer deze materialen te verplaatsen op eenvoudig verzoek van de leidende ambtenaar of zijn afgevaardigde. Voor het plaatsen van buizen in kruising met de sporen zal de aannemer de leidende ambtenaar 40 kalenderdagen vóór de aanvang der werken hierover inlichten. De aannemer moet al de nodige maatregelen nemen om te voorkomen dat er materialen of voorwerpen zouden vallen op de treinen, op de sporen, op de ballast, op de rijweg en op de bovenleidingen. Hij moet in voorkomend geval de voorzorgsmaatregelen in acht nemen die hem door de leidende ambtenaar of dienst gemachtigde voorgeschreven worden. Indien, ondanks de genomen voorzorgen, voorwerpen op de sporen en de bovenleidingen mochten vallen en ze zouden beschadigen, zijn al de schadelijke gevolgen ervan ten laste van de aannemer. De opruiming van de uitgravingen of van reinigingswerken mag, zelfs tijdelijk, niet op de ballast of onderlagen gegooid worden. De kosten van een eventuele opruiming (reiniging) van de ballast zouden ten laste vallen van de aannemer. De aannemer dient op zijn kosten al de spoorinstallaties op een efficiënte wijze te beschermen tegen de gevolgen van injecteringen, groutinjecties, afbraakwerken, betonneringswerken, betonspuiten, waterstralen, enz. Anderzijds dient de aannemer alle maatregelen te nemen, opdat betonvloeistoffen het materieel van de INFRABEL evenals de vervoerde reizigers of handelswaren gedurende de doorrit van de treinen niet zouden beschadigen. Hij zal de schikkingen die hij daarbij zal nemen ter goedkeuring voorleggen aan de leidende ambtenaar: dekzeilen, enz. De aannemer moet aan deze beschermingsmiddelen alle verbeteringen en wijzigingen aanbrengen die de leidende ambtenaar of zijn afgevaardigde nodig zou achten, zonder dat hij hiervoor aanspraak kan maken op een schadeloosstelling of een verlenging van de uitvoeringstermijn. De aannemer blijft geheel verantwoordelijk, ondanks het eventueel akkoord van Infrabel en ondanks de eventuele verbeteringen en wijzigingen door deze aangevraagd. Bij het gebruik van kranen of andere hefwerktuigen, het construeren van palen of damplanken moeten de in beweging zijnde delen of lasten op een horizontale afstand van 2,50 m van de dichtstbijgelegen stroomdraad of 4,50 m van de dichtstbijgelegen spoorstaaf van de bereden sporen blijven, zoniet worden deze buiten dienst gesteld.
14
3.3.5
Maatregelen opgelegd in het kader van de spoorwegexploitatie die een invloed hebben op de veiligheid (Vb. : Gebruik van een specifieke uitrusting om de hinder bij de doortocht van treinen te beperken.)
Het aantal buitendienst- en buitenspanningsstellingen dient tot een minimum beperkt te worden. De leidend ambtenaar oordeelt als enige over dit criterium en kan wijzigingen aan de planning van de aannemer opleggen zonder enig recht op vergoeding van de aannemer. De aannemer dient zich bovendien, tijdens de periode van buitendienst- en/of buitenspanningstelling, te gedragen naar de voorschriften van een tijdelijke plaatselijke onderrichting (TPO), welke de bijzondere veiligheidsmaatregelen bepaalt die vóór en tijdens zekere behandelingen toepasselijk zijn alsook tijdens het plaatsen en het gebruik van toestellen en materieel dat een voorziene tijdelijke of ontijdige indringing in het vrije ruimteprofiel van het spoor of de sporen waarop het verkeer gehandhaafd blijft, kan veroorzaken. Deze bijzondere veiligheidsmaatregelen betreffen bijvoorbeeld: de behandeling van bepaalde hinderlijke voorwerpen of prefabelementen; het buitenspanning stellen van de bovenleidingen; de aanwezigheid en benutting van alle types van voertuigen of machines, zoals vrachtwagens, bulldozers, hefen behandelingstoestellen, kranen van alle aard (auto, spoorweg, op wagen), mechanische schoppen, graafmachines, telescopische platforms enz. De bescherming van het verkeer berust op een geheel van de door de TPO voorgeschreven maatregelen, namelijk : radioverbinding tussen werf en signalisatieposten voor het uitwisselen van aankondigingen; door Infrabel geleverde schildwachten, ter aanvulling van het veiligheidsdispositief. ()
3.4.
ANALYSE VAN DE RISICO'S
3.4.1. Inleiding (uittreksel uit het K.B. van 25 januari 2001 – Art. 25) De analyse van de risico's wordt opgemaakt als gevolg van:
de uitvoering van het werk;
de wederzijdse inwerking van activiteiten van de diverse tussenkomende partijen die tegelijkertijd op de tijdelijke of mobiele bouwplaats aanwezig zijn;
15
de opeenvolging van activiteiten van de diverse tussenkomende partijen op een tijdelijke of mobiele bouwplaats wanneer een tussenkomst, na het beëindigen ervan, risico's laat bestaan voor de andere tussenkomende partijen die later zullen tussenkomen;
de wederzijdse inwerking van alle installaties of alle andere activiteiten op of in de nabijheid van de site waar de tijdelijke of mobiele bouwplaats is gevestigd, inzonderheid het openbaar of privaat goederen- of personenvervoer, het aanvatten of de voortzetting van het gebruik van een gebouw of de voortzetting van eender welke exploitatie;
de uitvoering van mogelijke latere werkzaamheden aan het bouwwerk.
3.4.2. Studie van de arbeidsplaatsen De analyse van de risico's en het opstellen van de fiches met de specifieke risico's van elke arbeidsplaats maken het voorwerp uit van veiligheids- en gezondheidsplans die als volgt gestructureerd zijn: type-VGP's (tVGP) volgens de aard van de werken en/of de werkfase (grondwerk, kunstwerk, palen, pad, afbraak, sporen, bovenleidingen…); die tVGP's worden opgesteld door de diverse aannemers en/of hun onderaannemers; specifieke VGP's (spVGP) voor de sub-activiteiten en/of type-werkfases; die spVGP's hangen samen met de tVGP's; die spVGP's worden opgesteld door de diverse aannemers en/of hun onderaannemers. Elk document omvat: de beschrijving van de arbeidsplaats en/of het gebruikte materieel; de evaluatie van de risico's; naargelang de voorzienbare risico's, de getroffen maatregelen, in volgorde van prioriteit:
vervangen door niet of minder gevaarlijke technieken; inzetten van collectieve beschermingsmiddelen; ter beschikking stellen van individuele beschermingsmiddelen;
chronologie van de installatie van de beschermingsmiddelen. Een voorbeeld voor het opstellen van de tVGP's en spVGP's is gegeven in de bijlage 9. Wat de fase "verwezenlijking" betreft, en om te voldoen aan de voorschriften van het bestek voor het toepassen van de algemene preventie- en veiligheidsprincipes, worden de diverse tVGP's en spVGP's, uiterlijk 2 weken voor de aanvang van de werken waarop ze betrekking hebben door de Aannemer ter kennisneming aan de LA en aan de “coördinatorverwezenlijking” bezorgd. Die laatste maakt de analyse van de eventuele gekruiste risico's en neemt die op in het VGP. De Aannemer moet een lijst opstellen met alle tVGP's en spVGP's met het oog op de verschillende uit te voeren werken en de datum van afgifte van deze tVGP's en spVGP’s als milestone opnemen in de globale planning van de werken .
16
Die lijst wordt bijgewerkt naargelang van de voortgang van de werf. Bij elke uitgave van een nieuw tVGP en/of spVGP, wordt de lijst herzien en door de coördinator aan alle bezitters van het huidige VGP bezorgd. 3.4.3. Beschrijving van de risico's Teneinde de ondernemingen op de hoogte te brengen van de risico's die verbonden zijn aan de werken in en in de nabijheid van de spoorweginstallaties, heeft de Infrabel een specifiek boekje “Veilig werken en zich verplaatsen bij de NMBS”, uitgegeven betreffende de algemene risico's die eigen zijn aan haar installaties en betreffende de te treffen maatregelen om die te vermijden. Van dit boekje ligt één exemplaar ter inzage bij de leidende ambtenaar aan de aannemer. Bijkomende exemplaren zijn beschikbaar bij NMBS – Directie Operaties, Stafdienst Veiligheid en Milieu VM.009 – sectie 10. Frankrijkstraat 85 te 1060 Brussel tegen de prijs van 2,50 euro per exemplaar.
3.5. BESCHRIJVING VAN DE PREVENTIEMAATREGELEN 3.5.1. Inleiding (uittreksel van het K.B. – Art.27) De beschrijving van de preventiemaatregelen wordt opgesteld rekening houdend met:
het geheel van de preventieregels en -maatregelen, aangepast aan de kenmerken van het bouwwerk en voortvloeiend uit de toepassing van de algemene preventieprincipes;
de specifieke maatregelen met betrekking tot de werken die specifieke risico's inhouden;
de instructies voor de tussenkomende partijen.
3.5.2. De algemene maatregelen met betrekking tot de werforganisatie 3.5.2.1. Algemene preventiestructuur De preventiepolitiek die wordt uiteengezet in punt 1 van dit document vormt de basis voor de preventiestructuur die voor het huidige ontwerp wordt opgezet. De aannemer is belast met het inzetten en onderhouden van de gemeenschappelijke preventiemiddelen en dat zolang de activiteiten op de terreinen dat vereisen (werfinrichting, toegang, lokaal voor eerste hulp,…). De aannemer verbindt er zich toe om de werken die hem werden toevertrouwd uit te voeren in overeenkomst met de van kracht zijnde wetgeving en met het huidige V.G.P. en om die regels te laten naleven door zijn werknemers, zijn onderaannemers, zijn leveranciers en zijn bezoekers op de werf.
17
Elke tussenkomende partij verbindt er zich toe gekwalificeerde arbeidskrachten in te zetten, die werden opgeleid en op de hoogte gebracht van de risico's van hun vak en van de preventieve maatregelen die erop betrekking hebben. Er wordt regelmatig aan de preventieregels herinnerd, vooral bij de aanvang van een nieuwe activiteit. Elke tussenkomende partij wordt verzocht om geen bijkomende risico's te creëren voor de andere aannemers die op dezelfde werf werkzaam zijn en dus om actief mee te werken aan de toepassing van de coördinatie die voor dat ontwerp voorzien is. Voor elke werknemer die een veiligheidsfunctie vervult of een risicopost bekleedt, dient een geschikt medisch attest worden voorgelegd op verzoek van de bouwdirectie. De taal van het ontwerp is het Nederlands. Elke aannemer die personeel inzet van een andere taalregime verbindt er zich toe de verschillende consignes en de preventieregels te vertalen en zijn werknemers op te leiden en op de hoogte te brengen in hun moedertaal of in een andere taal die ze beheersen.
3.5.2.2. Preventiestructuur eigen aan elk van de tussenkomende partijen De preventiepolitiek van elke tussenkomende partij moet vastgesteld zijn in het V.G.P. van de onderneming. Die preventiepolitiek moet worden toegepast door de hiërarchische lijn op de werf die wordt bijgestaan door hun raadgever inzake preventie. Ter herinnering, elke tussenkomende partij blijft alleen verantwoordelijk voor zijn eigen veiligheid en die van zijn personeel. 3.5.2.3.
Tussenkomst van de arbeidsgeneesheer
In het kader van dit ontwerp, worden diverse werkzaamheden gesuperviseerd door de arbeidsgeneesheer van de verschillende tussenkomende partijen en door die van de bouwheer en van de bouwdirectie. 3.5.2.4.
Andere documenten
De werfreglementen die door de ondernemingen worden opgesteld moeten voldoen aan de voorschriften van het bestek en van het huidig algemeen veiligheids- en gezondheidsplan. Voor de onderaannemer moet een beperkt dossier betreffende de consignes inzake veiligheid en gezondheid die op de werf moeten worden toegepast, door de aannemer worden opgesteld. Dat dossier omvat ten minste: Algemene inlichtingen; Organigram van de Onderneming; Plan met de werfinrichting; Organisatie van de hulpverlening; Preventie; Studie van de arbeidsplaatsen - Opstellen van een veiligheids- en gezondheidsplan. Voor de werknemers wordt door de coördinator een onthaalbrochure opgesteld die ten minste de volgende inlichtingen omvat met betrekking tot de op de werf toegepaste veiligheids- en gezondheidspolitiek: Algemene preventiemaatregelen;
18
Wat te doen in geval van: Arbeidsongeval Brand op de werf Werken in de nabijheid van de sporen Incident dat het spoorverkeer hindert Incident dat vervuiling veroorzaakt Plan met de toegangen tot de werf en de RVP's.
3.5.3. De algemene maatregelen die voortvloeien uit de door de bouwheer opgelegde verplichtingen 3.5.3.1.
Werken in of in de nabijheid van de spoorweginstallaties
In geval van werken die worden uitgevoerd in of in de nabijheid van spoorweginstallaties, moeten veiligheidsmaatregelen worden getroffen in overeenkomst met artikel 79 van bestek 57/53/3/15/040 en de bijlage ‘Veiligheidsvereisten’ en Vg-plan van dit bestek. Een overzicht met de algemene veiligheidsvereisten voor de organisatie van de werken die worden uitgevoerd in of nabij de spoorweginstallaties is bijgevoegd in de bijlage 8A. In de praktijk kunnen de veiligheidsprofielen als volgt worden samengevat: 1,50 m (verticaal vlak) van de buitenrand van de dichtstbij zijnde spoorstaaf = geen enkele persoon wordt in die zone toegelaten; 4,50 m (verticaal vlak) van de buitenrand van de dichtstbij zijnde spoorstaaf = in deze zone kunnen zich machines bevinden onder garantie dat ze in geen geval het veiligheidsprofiel zullen binnendringen tijdens de werkzaamheden. De uitvoering van activiteiten binnen de veiligheidsprofielen, wordt slechts toegestaan indien de sporen buiten dienst worden gesteld. Bovendien wordt eraan herinnerd dat alle personen die werkzaam zijn in of nabij de sporen, gele werkkledij (jas van klasse II) moeten dragen en dat, in dezelfde context, het gebruik van rode uitrustingen (kledij, helm, werktuigen,…) verboden is. Om zeker te zijn dat alle werknemers goed op de hoogte zouden zijn van die veiligheidsregels, werden consignes opgesteld: Consigne voor elke werknemer (bijlage 8/B) Consigne in geval van indringing in het vrijeruimteprofiel van de sporen (bijlage 8/C)
19
Elke werknemer moet:
een exemplaar bewaren van de consignes die op hem betrekking hebben;
een exemplaar ondertekenen (te bewaren in het centrale dossier) ter kennisneming. 3.5.3.2.
Andere (NMBS-reglement, ......) ()
3.5.4. Milieugebonden verplichtingen 3.5.4.1.
Milieubescherming (lozingen, opslag, lawaai,…)
Ter herinnering, de diverse tussenkomende partijen op de werven dienen zich te schikken naar de regelmenteringen en voorschriften inzake milieubescherming. 3.5.4.2.
Vergunning te verkrijgen door de aannemer vóór de aanvang van de werken
De aannemer dient op zijn kosten en binnen de voorgeschreven termijn, de nodige vergunningsaanvragen in te dienen om te voldoen aan de nationale, gewestelijke en lokale wetgevingen, al naargelang van de middelen die hij wenst in te zetten voor de uitvoering van de opdracht: exploitatievergunning, milieuvergunning en andere. Vóór de aanvang van de werken, bezorgt de aannemer een kopie van de verkregen vergunningen aan de leidend ambtenaar. 3.5.5. Verplichtingen aangaande de lokalisatie van de werf 3.5.5.1.
Werken in de nabijheid van wegen
De aannemer moet inlichtingen inwinnen bij de besturen die de wegen beheren over de voorwaarden (aslastbeperkingen, gebruiksperiode, frequentie, vrijeruimteprofiel, enz…) die aan het wegverkeer worden opgelegd. Het gaat hier voornamelijk over de alle toegangswegen naar de verschillende werfzones. Anderzijds zal hij de openbare weg regelmatig onderhouden (verwijderen van modder, enz…) en bandendouches voorzien bij elke werfzone. Ingeval een wegomleiding of -versmalling wordt gepland, neemt de aannemer, vóór de aanvang van de werken contact op met de besturen die de wegen beheren (ic de gemeente en de politiediensten) en volgt de aanwijzigingen op wat de voorlopige signalisatie betreft die moet worden geplaatst. Een signalisatieplan wordt opgesteld in samenspraak met de politiediensten van de desbetreffende gemeente en een kopie wordt aan de coördinator van de veiligheid en de gezondheid bezorgd.
20
3.5.5.2.
Werken in de nabijheid van het spoorwegnet Veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen zie 3.5.3.1 en bijlage 8
3.5.5.3.
Werken nabij en/of boven waterwegen
Alle veiligheidsmaatregelen worden getroffen voor het werken in of nabij de onbevaarbare waterlopen. Het geschikte reddingsmaterieel wordt door de opdrachtnemer ter beschikking gesteld van het personeel. Het gebruik van dit materieel wordt toegelicht aan het personeel in een toolboxmeeting. 3.5.6. Coördinatiemaatregelen 3.5.6.1.
Algemeen plan voor de werfinrichting (bijlage 3 ())
Het algemeen plan voor de werfinrichting omvat: a) het plan met de installaties zoals:
de toegangen;
de gebouwen;
de parkings;
de zones voor de opslag van diverse materialen;
de zones voor de opslag van gevaarlijke stoffen;
brandbeveiligingsmiddelen;
b) zo nodig, de detailplans met:
de lokalen (bestemming);
de elektrische installaties;
de sanitaire installaties;
de watervoorzienings- en afvoernetten;
de communicatiemiddelen;
de straalinstallaties
enz…
3.5.6.2.
Toegang tot de werf
Aan elke mogelijke toegang tot de werf vanaf een openbare weg, worden borden “WERF - VERBODEN TOEGANG ZONDER TOELATING” voorzien. Alle personen die zich in de werfzone bevinden, moeten een helm en veiligheidsschoenen dragen. Indien in bepaalde zones individuele beschermingsmiddelen nodig zijn zoals een bril, een masker…, worden er gepaste pictogrammen op aangebracht.
3.5.6.3.
Parking en tijdelijke parkeerplaatsen
21
Een parking is voorzien om het personeel (L.A. en toezichtsbedienden) en dat van de diverse tussenkomende aannemers en de bezoekers te ontvangen. Die parking wordt zo ingericht dat bewegingen kunnen worden uitgevoerd zonder gevaar voor de gebruikers en zonder dat de doorgang gehinderd wordt voor de hulpen bevoorradingsdiensten. De toegang tot die parking wordt voorzien van de nodige verkeerstekens. Ingeval dat nodig zou blijken, worden voor de vrachtwagens parkeerplaatsen ingericht die van de nodige verkeerstekens zijn voorzien:
tijdelijke
aan de ingang van de werf, teneinde de eventuele administratieve handelingen bij het binnen- en buitengaan te vergemakkelijken;
in elke zone die voorbehouden is voor de tussenkomende aannemers.
3.5.6.4.
Beveiliging tegen ongevallen bij verplaatsingen op de werf
De wegen, banen en doorgangen moeten altijd vrijgehouden worden van elk obstakel. De zijpaden voor het personeel hebben een breedte van ten minste 0,80 m. In geen geval mogen werktuigen, uitrustingen of materieel worden achtergelaten in de trappenhuizen, de doorgangen, de uitgangen of aan de voet van de ladders. De buigzame leidingen, zoals de buizen van de lastoestellen, de elektrische kabels, de waterleidingen worden zo aangelegd dat ze de doorgang niet belemmeren. Indien het onmogelijk is om die leidingen zo aan te leggen dat ze de doorgang niet belemmeren, moeten ze tegen beschadiging worden beveiligd. De werfvoertuigen worden bestuurd door bevoegd personeel dat de veiligheidsregels naleeft. Afval moet snel en stelselmatig worden opgeruimd.
3.5.6.5.
Beveiliging tegen ongevallen tijdens behandelingen
Er moet gebruik worden gemaakt van aangepaste machines en toebehoren voor het vervoeren van ruwe materialen, goederen, eindproducten of alle andere voorwerpen die ongevallen kunnen veroorzaken door hun gewicht, volume of snijdende randen. Voorzorgen moeten worden genomen om te voorkomen dat opgeslagen materialen zouden vallen. Materialen worden zo opgeslagen dat de stabiliteit en de doorgang gewaarborgd blijven. De hijstoestellen worden gecontroleerd overeenkomstig de geldende reglementering. De controleverslagen worden in het centrale dossier opgeborgen en een kopie wordt bijgehouden aan boord van het toestel. De hijstoestellen worden bestuurd door een geschoold en bekwaam persoon van ouder dan 18 jaar. Die persoon zal zich bij de aanvang van zijn dienst vergewissen van de goede werking van het toestel.
3.5.6.6.
Gebouwen en lokalen
Branddetectie- en bestrijdingsmiddelen
22
Die middelen, die op voldoende plaatsen zijn aangebracht, zijn aangepast aan elke situatie, gemakkelijk bereikbaar en ze worden regelmatig nagekeken. Een kopie van de controleverslagen wordt opgeborgen in het coördinatiedagboek. Het situatieplan met de algemene installatie of de detailplans met de branddetectieen bestrijdingsmiddelen zijn bijgevoegd (bijlage 3). 3.5.6.7.
Elektrische installaties
Die installaties moeten worden opgesteld, onderhouden overeenkomstig de voorschriften van het A.R.E.I.
en
gecontroleerd
Een kopie van de controleverslagen wordt opgeborgen in het coördinatiedagboek. Signalisatie, verlichting in tunnelsportieken, elektriciteit in besloten of vochtige ruimtes, … is steeds een 12V-installatie.
3.5.6.8.
Opslag van materialen
De opslagplaatsen voor de materialen:
worden ingericht in de zones die worden voorbehouden voor elke tussenkomende aannemer op de werf;
zijn zo ingericht dat ze het normale verkeer in de zone en op de basis niet hinderen;
zijn gemakkelijk te bereiken voor de laad- en lostoestellen en de transportvoertuigen.
De toegang tot de opslagplaatsen is duidelijk aangeduid. Het opslaan van de materialen gebeurt op een stabiele manier en de materialen worden zorgvuldig gescheiden naar aard. Bij het opslaan van producten die schadelijk zijn voor het milieu worden opvangbakken voorzien met voldoende capaciteit. Gezien de beperkte oppervlakte van de werfzones is de aannemer genoodzaakt tijdelijk terreinen van derden te verwerven op zijn kosten voor de opslag van materialen.
3.5.6.9.
Opslag van gevaarlijke stoffen
Elke tussenkomende partij moet een lijst voorleggen met de gevaarlijke stoffen die zij wenst te gebruiken op de werf, met specificatie van aard en hoeveelheid. De lijsten maken deel uit van het centrale dossier en worden regelmatig bijgewerkt. Elke tussenkomende partij vergewist er zich van dat de gebruikte stoffen de minst gevaarlijke zijn maar toch overeenstemmen met het gebruik dat men voor ogen heeft. De bijzondere voorzorgen met betrekking tot de verpakking, de behandeling, de opslag en het vervoer van die stoffen worden genomen overeenkomstig het A.R.A.B. en de richtlijnen ter bescherming van het milieu. Ter herinnering:
23
de ontvlambare vloeistoffen en/of de gevaarlijke stoffen (aluminothermische lassen,…) moeten worden opgeslagen in speciale lokalen of plaatsen die gescheiden zijn van de rest van de werf door een veiligheidsafstand; de opgeslagen hoeveelheden moeten beperkt worden tot het noodzakelijke; het opslaan van producten die oplosmiddelen of andere agressieve of vluchtige bestanddelen bevatten, gebeurt uitsluitend op voldoende verluchte plaatsen; gepaste brandbestrijdingsmiddelen zijn beschikbaar in de nabijheid van de opslagzones. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de naleving van de voorschriften van het A.R.A.B. betreffende de gasflessen, in het bijzonder inzake behandeling en opslag. De plaats waar de geïnventariseerde gevaarlijke stoffen liggen opgeslagen, wordt aangeduid op het werfinrichtingsplan van elke tussenkomende partij.
3.5.6.10.
Orde - Netheid - Afval
De veiligheid hangt ook af van de orde en de netheid. De orde en de netheid moeten op alle hiërarchische niveaus worden gehandhaafd. De omgeving van de arbeidsplaatsen worden altijd in goede staat van orde en netheid gehouden. Er worden voldoende containers voorzien door de aannemers om de verschillende soorten afval in te zamelen. Afval kan niet ter plaatse worden verbrand. Al het afval wordt regelmatig door elke aannemer weggevoerd. Voedingsafval wordt in hermetisch afgesloten plastic zakken gestopt en regelmatig buiten de werf weggevoerd. Koolwaterstoffen en derivaten worden volgens de geldende reglementering weggevoerd, net als de gevaarlijke stoffen. De aannemer organiseert wekelijks of op eenvoudig verzoek van de leidend ambtenaar een algemene opruiming van de werf op zijn kosten. 3.5.6.11.
Collectieve beveiligingen
Voorrang moet worden gegeven aan de installatie van collectieve beschermingsmiddelen, vooraleer het gebruik van individuele beschermingsmiddelen te overwegen. 3.5.6.12.
Brandbeveiliging, evacuatie en EHBO
Hierna is een plan gevoegd van de toegangswegen tot de werkzone of de interventiewegen voor de hulpdiensten vanaf de openbare weg.
Nuttige telefoonnummers:
Traffic Control Infrabel (24/24): 02/525.91.40 - 02/525.26.09 leidend ambtenaar tijdens de diensturen: 09/241.24.38 of 0499/80.39.77
24
De aannemer zorgt ervoor dat er voortdurend een 2 GSM’s aanwezig zijn op de werf waarmee in geval van nood dadelijk de hulpdiensten en de spoorwegmaatschappijen kunnen gewaarschuwd worden.
Wat te doen in geval van brand of ramp:
Hierna volgt een niet-beperkende lijst van de te nemen maatregelen:
zo spoedig mogelijk een spoorwegmaatschappij locatie met Proximus telefoon verwittigen; de Infrabel bediende verzoeken onmiddellijk de nodige maatregelen te treffen: de dienst 100/101 oproepen met opgave van de te volgen interventieweg; deze hulpdiensten opwachten aan de juiste interventieweg en alle nuttige informatie doorgeven. waarschuwing en/of alarmoproep van de eerste interventieploeg spoorwegmaatschappij; in geval van alarm en evacuatie ziet de werfverantwoordelijke erop toe dat zijn personeelsleden zich verzamelen ter hoogte van een vooraf duidelijk afgesproken trefpunt; in geval van brand, de brandbestrijding starten met de beschikbare brandbestrijdingsmiddelen.
Bij het begin van de werken organiseert de aannemer voor al zijn werklieden en onderaannemers een bijeenkomst in de werfkeet waarbij alle veiligheidsmaatregelen en risico’s worden toegelicht. Dit gebeurt in aanwezigheid van de leidend ambtenaar of een van zijn toezichters. 3.5.6.13.
Belemmering van het verkeer
a) TREINVERKEER De bijzondere aandacht van de aannemer wordt erop gevestigd dat het treinverkeer normaal doorgaat. Dit betekent dat alle sporen aan hoge snelheid bereden worden en dat het treinverkeer intens is. Voor werken waarbij een indringing van het vrije ruimteprofiel van één of meerdere sporen nodig is dient het betrokken spoor of dienen de betrokken sporen buiten dienst gesteld (zie punt 3.3 hiervoor). De aannemer moet eveneens de bepalingen van bundel 30.6 Hoofdstuk 1.6 nauwgezet naleven. c) WEGVERKEER De aannemer zorgt voor een duidelijke wegomlegging van het autoverkeer in samenspraak met de betrokken (politie)diensten van de desbetreffende gemeente voor de wegen binnen de werfzone. Alle vereiste bijkomende wegsignalisatie ter aanduiding van de werken en alle overige maatregelen vallen volledig ten laste van de aannemer en zijn inbegrepen in een post van de opmetingsstaat. Desnoods zal de aannemer tijdelijk toegangen aanleggen zodat de aangelanden of leveranciers altijd alle eigendommen binnen of langs de werfzone kunnen bereiken.
25
Alle kosten vallen volledig ten laste van de aannemer en zijn inbegrepen in diverse posten van de opmetingsstaat. De aannemer dient vooraf elk voorstel tot een eventuele wegomleiding en herkanalisatie van het wegverkeer ter goedkeuring voor te leggen aan de politiediensten van de desbetreffende gemeente. De aannemer zorgt ervoor dat de openbare wegenis tijdens de werken dagelijks (of indien nodig op eenvoudige vraag van de leidend ambtenaar) gereinigd wordt zodat afval, slijk en brokstukken geen hinder of gevaar vormen voor de weggebruikers en voorziet bandendouches aan elke werfzone. Na de werken moet de openbare wegenis in de oorspronkelijke staat gebracht worden. Alle herstellingen van schade ten gevolge van de werken gebeuren door de aannemer op eenvoudig verzoek van de leidend ambtenaar; de kosten hiervoor zijn inbegrepen in de prijzen van het werk en maken geen deel uit van een afzonderlijke post. d) BUSVERKEER nihil e) VOETGANGERSVERKEER Alles moet in het werk gesteld worden om de eventuele hinder voor het voetgangersverkeer (dit is voetgangers, fietsers én rolstoelgebruikers) tot een minimum te beperken. Om te beletten dat toevallige voetgangers en fietsers de werf zouden binnendringen moeten stevige afsluitingen voorzien worden (type Heras of gelijkwaardig) om de werfzone af te bakenen. f) SCHEEPVAARTVERKEER nihil Alle maatregelen en voorzieningen ter beantwoording van de voorwaarden opgenomen in dit punt 3.5.6.13 zijn ten laste van de aannemer en worden geacht begrepen te zijn in de inschrijvingsprijzen van de aannemer. 3.5.6.14.
afsluiten bouwplaats
De aannemer moet de verschillende werfzones zorgvuldig afsluiten met een adequate afsluiting zodat derden zich niet op de werf kunnen begeven. De afsluiting moet alle gewenste waarborgen bieden en opgericht worden naar de onderrichtingen van de leidende ambtenaar en, in elk geval, op zulke wijze dat de spoorwegdienst er geen hinder van ondervindt. De aannemer moet de uitgravingen en gevaarlijke plaatsen als stapels, materialen, … met stevige afsluitingen beschermen. De aannemer is volledig verantwoordelijk voor de ongevallen die het gevolg zouden zijn van het verwaarlozen der te nemen schikkingen. De aannemer dient gedurende de hele termijn van de werken zijn werf 's nachts en bij mistig weer te verlichten, zelfs op zon- en feestdagen en de dagen van inactiviteit op de bouwplaats. In de aanhorigheden van de spoorwegmaatschapijen is enkel wit
26
licht toegestaan. De verlichting bedraagt minstens 20 lux. en wordt aangepast naargelang van de fasen van de uitvoering Hij dient een voldoende aantal borden te plaatsen met de vermelding "Opgelet werken". Voor de afsluitingen zal hij zich schikken naar de reglementen van de desbetreffende gemeente en gebeurlijk een voorlopig voetpad aanleggen voor de afsluiting. De eventuele taksen of andere kosten die voortspruiten uit deze afsluiting alsook voor de bezetting van het voetpad of een gedeelte ervan of van de gronden van de gemeente zijn ten laste van de aannemer. Tevens moet deze afsluiting zodanig opgevat zijn dat het publiek afdoend beschermd is tegen alle vallende delen. Deze afsluiting en verlichting zullen aangepast worden naargelang van de fasen van de uitvoering. De afsluiting van minstens 2 m hoogte is samengesteld uit een metalen traliewerk opgespannen op een kader; een borstwering of leuning bestaat uit een palissade van verbonden planken. De verticale planken die 0,20 m as op as van elkaar liggen worden met elkaar verbonden met dwarsbalken. De hoofdstaanders van de palissade zijn stevig verankerd in de grond of in betonnen blokken. Op plaatsen waar de afsluiting langs een weg loopt, moet er een voorlopig voetpad van minstens 0,80 m nuttige breedte voorzien worden langs de afsluiting. Dit voetpad wordt gescheiden van de weg door een soepel signalisatiesnoer voorzien van lampen (12V). De toegangen tot de werf zullen behoorlijk worden afgesloten buiten de werkuren. Alle hekwerken zijn vast aan elkaar gemonteerd met breukbouten en voorzien van poorten die met een stevig slot kunnen worden afgesloten, de hoofdaannemer is verantwoordelijk voor het afsluiten van elke werfzone buiten de werkuren en stelt hiervoor een sluitende procedure op mmv de onderaannemers De vaste installaties van de werf (barakken, betonnerings- of ijzervlechtinstallaties, ....) die zouden overblijven in de vrijgemaakte zones tijdens de voorafgaande fasen zullen eveneens afgesloten moeten worden. Het gebruik van de afsluiting of de eventuele omheiningen mag niet tot publicitaire doeleinden worden gebruikt, behoudens voorafgaande overeenkomst van de maatschappij concessionaris van de publiciteitsdienst bij de INFRABEL. In de zones waar dit bij de uitvoering van de werken mogelijk is, zal de aannemer het vrijeruimteprofiel van de in dienst gebleven sporen grenzend aan zijn werf afbakenen met gele of oranje werfnetten. Op vraag van de leidende ambtenaar moeten op geregelde afstanden openingen gelaten worden ten behoeve van de onderhoudsdiensten van Infrabel. De kunststofwerfnetten moeten vervaardigd zijn uit niet gerecycleerd polypropyleen/high density polyethyleen; ze zijn weerbestendig, UV-bestendig, rotvrij, niet toxisch, niet corrosief, niet geleidend en de zijkanten mogen niet snijden. De hoogte bedraagt 1 m, de maasgrootte bedraagt maximaal 90 x 50 mm, het gewicht bedraagt minimaal 240 gr per m², de treksterkte bedraagt in de langsrichting min. 400 N per 10 cm strook en in de dwarsrichting min 80 N per 10 cm strook. De aannemer zal bij het indienen van zijn globale planning der werken (zie tweede deel van bestek 57/53/3/15/040) eveneens een gedetailleerd plan, met aanduiding van de afsluitingen van zijn werf alsmede van de signalisatie- en kanalisatie van voetgangers, rolstoelgebruikers, fietsers , wegverkeer in het algemeen bijvoegen.
27
De eventuele richtlijnen van de leidende ambtenaar of coördinator moeten stipt uitgevoerd worden. De leidend ambtenaar of zijn vertegenwoordiger kan altijd de werf stilleggen indien de getroffen maatregelen onvoldoende blijken te zijn. De aannemer kan hiervoor verlenging van de termijn noch schadevergoeding eisen.
3.5.7. Organisatie van externe en interne hulpverlening 3.5.7.1.
Classificatie van de ongevallen
Twee types ongevallen kunnen zich voordoen: een ernstig ongeval; een licht ongeval. Een ongeval wordt “ernstig” genoemd als de DIENST 100 moet worden opgeroepen. Alle andere ongevallen worden “licht” genoemd. Opmerking: De bijna ongevallen = incidenten die het nemen van correctieve maatregelen vereisen, moeten aan de coördinator worden gemeld. 3.5.7.2.
Procedure bij ongevallen (bijlage 4)
In geval van een ongeval, volg de instructies in de bijlage 4/A. Elk ongeval moet zowel aan de leidend ambtenaar als aan de veiligheidscoördinator worden gemeld. De lijst met de noodnummers en het volledige adres van de werf bevindt in de werfkeet. De aannemer zorgt ervoor dat er steeds een 2 GSM’s ter beschikking is op de werf voor het verwittigen van de hulpdiensten. 3.5.7.3.
Procedure bij een ernstig ongeval
De te voeren acties bij een ernstig ongeval gebeuren volgens de procedure in de bijlage 4/B. Het lokaliseren van het ongeval gebeurt op basis van de toegangsplans in de bijlage 5. Die toegangsplans worden bezorgd: aan elke tussenkomende aannemer op de werven; aan de betrokken brandweerdiensten en politiediensten. 3.5.7.4.
Procedure bij een licht ongeval
Als het slachtoffer van het ongeval zich kan verplaatsen, zal het zich laten verzorgen: hetzij door een hulpverlener ter plaatse; hetzij in een hospitaal of bij een geneesheer in de buurt van de werf.
28
3.5.7.5.
Externe hulpverlening
De namen en gegevens van de diverse hierna vernoemde hulpdiensten bevinden zich in het document "noodnummers" in de bijlage 6. De geneesheren van wie de woonplaats zich in de buurt van de werf bevindt en die beschikbaar zijn tijdens de werfuren. Het hospitaal waar de gewonden naartoe kunnen worden gevoerd, wordt gekozen op basis van verschillende criteria zoals de afstand tot de werf, de wegen die ernaar leiden, de aanwezigheid van een nooddienst en de eisen van de ziekenfondsen en/of de verzekeringsmaatschappijen (zie ook het toegangsplan in de bijlage 7). In geval van nood (ernstige ongevallen, brand,…), is het noodzakelijk om, in het belang van de snelheid van hulpverlening, de DIENST 100 te verwittigen. Wat de ordediensten betreft, zal voor elk lokaal probleem zoals verkeersomleidingen, verkeersongevallen, diefstal, enz…, een beroep worden gedaan op de lokale of federale politiediensten verantwoordelijk voor de zone waarop het probleem zich voordoet. 3.5.7.6.
Interne hulpverlening
Elke aannemer die op de werf tussenkomt, zal de namen opgeven van de gediplomeerde hulpverleners. Die werknemers onderscheiden zich van de anderen door een speciaal kenteken (zelfklever of ander) dat op de voorkant van de helm wordt aangebracht, zodat ze herkenbaar zijn en snel kunnen worden opgeroepen als zich een probleem voordoet. Een lijst met de namen van die hulpverleners maakt deel uit van het V.G.P. van elke onderneming. Die lijst vermeldt voor elke hulpverlener, de plaats waar deze gewoonlijk op de werf aanwezig is. Het spreekt vanzelf dat, als een persoon gewond is, de eerste hulp in de mate van het mogelijke wordt gegeven door een hulpverlener. Voor de aanvang van de werken, deelt de aannemer mee waar een EHBO-kit aanwezig is op de werf. 3.5.8.
Algemene modaliteiten inzake overleg en samenwerking op de werf tussen de verschillende tussenkomende partijen. Informatie, informatieverspreiding, bevelen en instructies en de controle op de toepassing Vergaderplaatsen: op de werf Frequentie: wekelijks
3.5.9.
Algemene modaliteiten inzake overleg en samenwerking op de werf tussen de werkgevers en de werknemers. Informatie en verspreiding van de instructies onder de werknemers (ex. : Tool box meeting) Vergaderplaatsen() Datum()
29
Frequentie() 3.5.10. De specifieke maatregelen betreffende de werken met specifieke risico's 3.5.10.1.
Werken met risico's op bedelving (sleuven, bouwputten)
Indien werken worden uitgevoerd in een sleuf of in een bouwput, worden verzakkingen vermeden met de passende middelen (taluds, beschoeiingen of andere). De montage van de beschoeiingen gebeurt naargelang van de voortgang van de werken, door bekwaam personeel. Beschoeiingen steken steeds min 1 meter uit boven de rand van de bouwput als borstwering. De bouwputten worden voorzien van voldoende ladders om een snelle evacuatie van de werknemers mogelijk te maken. Op de randen van de bouwputten worden geen materialen of zwaar gereedschap gestapeld die een overbelasting zouden kunnen veroorzaken. Het verkeer van voertuigen en/of treinen wordt gereglementeerd om de trillingen te beperken. (treinlast: min 50 kN/m²)
3.5.10.2.
Werken met risico's op wegzinken (drijfzand, slib).
niet van toepassing 3.5.10.3.
Werken met risico's op vallen
De putten, liftkooien, kelders, kuilen, technische kokers of andere openingen moeten beschermd zijn door reglementaire leuningen of valnetten. De ladders, trappen, doorgangen, platforms, stellingen moeten stevig en stabiel zijn. De staat en het gebruik van de ladders en de stellingen beantwoorden volledig aan de geldende reglementering. De stellingen moeten worden opgesteld volgens de richtlijnen van de fabrikant en nagekeken door een werfverantwoordelijke vooraleer ze worden gebruikt. De plankenvloeren worden beveiligd tegen horizontale verschuiving en worden nooit overhangend geplaatst. Bij de constructie van de beschoeide sleuven wordt elke werknemer beveiligd met een individuele valbeveiliging. Algemene richtlijnen: Plaatsen van collectieve valbeveiliging Leuningen : werknemers blootgesteld aan val > 2 m
30
Opvangvloeren en luifels Enkel te gebruiken indien het niet mogelijk is om collectieve bescherming aan te brengen of als er gevaar bestaat om over de beveiligingselementen heen te vallen. Als het niet mogelijk is de collectieve beveiligingselementen aan te brengen of als er gevaar bestaat over deze beveiligingselementen heen te vallen, worden vangelementen aangebracht: o het zij vloeren of gelijkwaardige collectieve vangelementen, die een werknemer kunnen opvangen voordat hij een vrije val verricht van meer dan 3 m; o hetzij netten of gelijkwaardig collectieve vangelementen die een werknemer kunnen opvangen voordat hij een vrije val verricht van meer dan 6 m. De vrije valhoogte wordt gemeten bij het laagste punt van het vangelement. De uitsteek van de vangelementen is in functie van het hoogteverschil tussen de bovenste rand van het vangelement en het beginpeil van de val. De afstand horizontaal gemeten tussen de bovenste rand van het vangelement en de verticale die door het beginpunt van de val gaat bedraagt ten minste: o 2 m voor een hoogteverschil dat 4 m niet overtreft; o 3 m voor een hoogteverschil dat 4 m overtreft. De vangelementen bieden voldoende weerstand en hebben een samenstelling en vorm die elke verdere val uitsluiten. Ze zijn zodanig aangebracht dat het slachtoffer van een val niet in aanraking komt met een hindernis. De netten en de gelijkwaardige collectieve vangelementen hebben een voldoende elasticiteit om de opgevangen werknemer van elke verwonding te vrijwaren. De helling van de vangvloeren mag 45° niet overschrijden.
31
Persoonlijke valbeveiliging De voorkeur wordt gegeven aan persoonlijke beveiligingen die op retentie gericht zijn (de achtieradius van de werknemer beperken tot buiten de gevarenzone) Werknemers die blootgesteld zijn aan een val van een hoogte van meer dan 2 meter moeten veiligheidsgordels of harnassen gebruiken wanneer de omstandigheden het gebruik ervan verplichten, in het bijzonder bij de constructie van de beschoeide sleuven. Deze P.B.M. (persoonlijke beschermingsmiddelen) moeten aan de volgende voorwaarden voldoen: o deze gordels of harnassen moeten, gewoonlijk via een buigzame vanglijn met beperkte lengte, verbonden worden met hetzij een verankeringspunt, hetzij een bevestigingssysteem dat vastgehecht is aan één of meerdere verankeringspunten; o de verbinding tussen het bevestigingselement van de gordel of het harnas en het verankeringspunt of het bevestigingssysteem moet zodanig zijn dat de valhoogte van de werknemer zo klein mogelijk is; o indien de valhoogte niet tot minder dan 1 meter beperkt kan worden moet de werknemer een harnas dragen; o de val moet in elk geval gestopt worden op ten minste 1 meter boven het opvangvlak of eender welke hindernis die van aard is een vallende persoon te verwonden. Men houdt hier rekening met het eventueel gebruik van een valvertrager; o het verankeringspunt of het bevestigingssysteem dat vastgehecht is aan één of meerdere verankeringspunten moet voldoende stevig en stabiel zijn. o de veiligheidsgordels of harnassen, de vanglijnen en de touwen met uitzondering van de verbindingshulpstukken zijn vervaardigd uit synthetische vezels. Het gebruik van dergelijke uitrusting is verboden in atmosferen waarvan de temperatuur 70°C overschrijdt. De bepalingen van deze alinea zijn niet van toepassing op de P.B.M. die specifiek bestemd zijn om gebruikt te worden bij hogere temperaturen. De nieuwe Euro-norm inzake individuele valbeveiliging in de bouwsector verplicht dat er tussen het harnas en de vanglijn (levenslijn) een valdemper geplaatst wordt teneinde de kracht op het menselijk lichaam, afkomstig van de val, tot een minimum te beperken.
Verplichte controles door een erkend organisme: o controle voor indienststelling, behalve gemarkeerde persoonlijke valbeveiliging o jaarlijke periodieke controle o controle na een val
voor
CE-
32
Gebruik van arbeidsmiddelen voor het werken in de hoogte Ladders algemeen -
-
gebruik de ladder uitsluitend voor korte werkzaamheden of herstellingen of voor éénmalige toegang tot daken, platforms, … kies de lengte zodanig dat de ladder 1 m uitsteekt boven het te bereiken vlak gebruik in de nabijheid van elektrische installaties alleen droge houten of kunststofladders Begeven van ladders
-
inspecteer de ladder voor ieder gebruik ga na of er geen sporten ontbreken, zijn ze in goede staat en niet bevuild ga na of de stijlen niet beschadigd, geplooid of aangetast zijn en of ze in een plat vlak liggen ga na of de scharnieren, beugels in goede staat zijn verwijder een defecte ladder onmiddellijk en verwittig de verantwoordelijke Te grote doorbuiging
-
gebruik een ladder nooit horizontaal klim nooit met twee tegelijk op een ladder neem alleen licht materieel of gereedschap mee en steeds in een tas stel de ladder correct op Vallen of omkantelen
-
-
-
gebruik ladderschoenen op een vlakke bodem en regelbare voeten om hoogteverschillen tussen de stijlen te overbruggen hou het gezicht naar de ladder gekeerd klim nooit hoger dan de vierde hoogste sport omsluit de sport volledig met de hand zorg voor een dubbele steun: verplaats de linkerhand gelijktijdig met het rechterbeen en de rechterhand met het linkerbeen hou bij het werken steeds een hand vrij om je vast te houden
33
-
zorg dat de gesp van je broekriem binnen de ladderstijlen blijft reik niet verder dan een armlengte buiten de bomen
Vaste stellingen
-
-
-
-
-
-
-
Breuk van het platform: vermijd schokken door lasten voorzichtig neer te zetten en te verplaatsen verdeel de lasten gelijkmatig over de vloer overlaad de stelling niet; beperk de hoeveelheid materiaal op de stelling tot wat nodig is voor onmiddellijk gebruik Belemmering van de doorgang: stapel geen materiaal op de vloer wanneer de breedte van het platform kleiner is dan 80 cm verhoog de werkvloer niet met stenen, blokken, enz… Val van personen en voorwerpen: gebruik aangepaste beschermingsmiddelen, bijv. een veiligheidsgordel wanneer een leuning tijdelijk verwijderd moet worden sluit toegangsopeningen steeds direct af na ieder gebruik ga nooit op de stelling bij hevige wind ruim modder en alle afval zo snel mogelijk op breng materiaal langs het laadplatform en met de geschikte hijsmiddelen op de stelling Specifieke risico’s: breng of steek geen lange voorwerpen buiten het gabarit van de stelling – gevaar voor aanraking van elektriciteitskabels voer nooit werken uit als zandstralen, afbijten, verfspuiten, cementspuiten, spuiten van producten in het algemeen, vlambooglassen e.d. vooraleer een beschermingszeil werd aangebracht gebruik steeds een veiligheidsschoeisel en een veiligheidshelm de steunen van stellingen die op zandgrond geplaatst zijn, zijn ingegraven of geplaatst op betonnen blokken om het oppervlak te vergroten en het verzwakken te verkleinen. Werkvlak:
-
het werkvlak wordt gevormd door een geprefabriceerde structuur of planken in verhouding tot de overspanning en de lasten. Ze zijn tenminste 3 cm dik en 15 cm, beter
34
-
-
-
nog 18 of 20 cm breedte of baddings van 3 cm dikte en 15 tot 17,5 cm breedte in rechtdradig grenen hout het hout is gaaf, zonder kloven, vertoont geen sporen van verrotting, schimmels, er zijn geen sterke kleurveranderingen in het hout of verbrande plaatsen de uiteinden zijn afgeschuind of afgerond en tegen afsplinteren en splijten beschermd door bandstaal het loopoppervlak is anti-slip er is een systeem dat ervoor zorgt dat de planken niet kunnen klinken of opwippen Dwarsligger: de dwarsliggers zijn recht de afmetingen van de dwarsliggers en hun onderlinge afstand dienen in verhouding te zijn met de lasten die zij moeten kunnen dragen.
-
Steunplaten, koppelingsstukken, stalen buizen zijn conform aan de Europese norm EN74
-
Toegangswerkplatform (zie ladders) verticale ladders zijn voorzien van een beschermkooi
-
Leuningen (zie collectieve beveiliging) de leuning voldoet, qua stevigheid aan de volgende eisen: een puntbelasting van 0,3 kN met maximum doorbuiging van 35 mm en een puntbelasting van 1,25 kN zonder een breuk, vervorming, verplaatsing of loskomen op om het even welk punt te veroorzaken ten opzichte van de initiële toestand.
De beide belastingen worden in de meest ongunstige richting toegepast.
-
-
-
Schermen: isolerende schermen zijn voorhanden wanneer in de directe omgeving van elektrische leidingen gewerkt moet worden geen enkel werk mag in de gevaarlijke zone van een luchtlijn met “blanke of daarmee gelijkgestelde geleiders” uitgevoerd worden zonder voorafgaande schriftelijke machtiging van de beheerder van de lijn en zonder de door deze laatste opgelegde voorwaarden te eerbiedigen aangepast windschermen zijn te beschikking de volledige structuur, de samenstellende delen en de muurbevestiging moeten herberekend worden indien windschermen worden aangebracht.
35
-
-
Hefwerktuig op stelling: op de plaats waar het hefwerktuig wordt gemonteerd zijn de horizontale dwarsliggers van staal en is extra verankering voorzien er is een speciale beveiliging van het ontvangstplatform de plaats waar het materiaal aangevoerd wordt, is uitgerust met een automatische vergrendeling ; deze sluit de toegang tot het hefplatform af indien het hefplatform zich niet in de bedieningshoogte bevindt.
Rolstellingen Gebruiksinstructies Omkantelen: -
-
-
-
-
tijdens het werk: vergrendel de wielen en breng stabilisatoren aan verbreed de basis indien mogelijk, veranker eventueel breng nooit een stellingvloer aan op een hoogte van meer dan drie maal de kleinste afmeting van de steunbasis, anders de rolstelling verankeren. Beschadiging bij verplaatsing: verlaat de stelling en ontruim ze van alle materieel en materiaal vooraleer ze te verplaatsen verplaats de stelling langzaam, liefst in de lengterichting, over een vloer vrij van obstakels pas op voor leidingen, verlichtingstoestellen, … Val van personen en voorwerpen: sluit de toegangsopening af zodra u zich op het werkvlak bevindt breng zwaardere voorwerpen met behulp van een aangepast hijsmiddel naar boven Specifieke risico’s: Gebruik steeds de beschermingsmiddelen: nauwsluitende kledij helm veiligheidsschoenen
volgende
persoonlijke
Controlepunten
36
Stellingplanken (zie stellingen)
-
Werkvlak wordt bij voorkeur gevormd door een vlakke plaat op verstevigde ondergrond de werkvloer is anti-slip stellingplanken zijn beveiligd tegen wegschuiven de minimumhoogte tussen twee werkvlakken bedraagt 2 m de minimumbreedte bedraagt 60 cm Leuning (zie collectieve bescherming)
-
-
-
-
-
-
Toegang tot platform: gebeurt via een ladder aan de smalste zijde van de stelling en bij voorkeur aan de binnenzijde indien een ladder aan de binnenzijde voorzien wordt, is de toegangsopening minimum 40 cm op 60 cm en bovendien afsluitbaar bij een toegangsladder aan de buitenzijde is er een zelfsluitend toegangsdeurtje in de leuning: het deurtje draait niet meer naar buiten en heeft een automatische vergrendeling in gesloten stand. Staanders: zijn voorzien van: vergrendelbare wielen stabilisatoren die de basis kunnen verbreden de kleinste afmeting van de steunbasis bedraagt minimum één derde van de hoogte van de stellingvloer Periodiek nazicht: alvorens een stelling in dienst genomen wordt en tenminste éénmaal per week is er nazicht van de wielvergrendeling, de stabiliteit, de beschadigde steigers en de aantasting werkvloer Onderhoud: metalen onderdelen zijn behandeld met anti-roest de houten werkvloer wordt regelmatig gereinigd en is behandeld tegen rot en schimmel beschadigde onderdelen worden onmiddellijk vervangen
Instructies: de gebruikers ontvangen instructies aangaande de gebruiks- en veiligheidseisen voor de aanvang van het werk
37
3.5.10.4.
Werken die de werknemers biologische agentia.
blootstellen aan
chemische
of
De af te stralen verf bevat loodwit. Bij het gritstralen komt dit vrij, vandaar de beschermkap om milieu en omgeving te beschermen zoals voorzien in het bestek. De aannemer treft de nodige maatregelen om zijn werknemers de PBM’s te bezorgen die de juiste bescherming bieden. Alle werknemers staan onder medisch toezicht voor de controle van het loodgehalte in het bloed. Aanwezige risico’s: vergiftiging oogletsels Werken met loodhoudende verf houdt volgende voorwaarden in: medisch toezicht van de WN voor de blootstelling uitvoeren van metingen tijdens de werken kennisgeving aan iedere WN het bezorgen van de nodige te treffen preventiemaatregelen aan de WN voldoende ventilatie afschermen van de werkzone => vervuiling dragen van de nodige PBM’s oa maskers,handschoenen,… aanwezigheid van wasgelegenheden,.. vóór de start der werken melding aan medische inspectie … 3.5.10.5.
Werken met ioniserende stralingen
niet van toepassing 3.5.10.6.
Werken in de nabijheid van elektrische hoogspanningslijnen of kabels
a) Kabels en leidingen Infrabel onder spanning Zie art 79 van het bestek en bijlage 8/A. Algemeen
38
Alle nutsleidingen ( boven – en ondergronds) worden door de aannemer voorafgaandelijk aan de werken opgevraagd en gelokaliseerd ter hoogte van de werkzone en omgeving! b) Werken in de nabijheid van de bovenleidingen Niet van toepassing 3.5.10.7. Werken die de werknemers blootstellen aan een risico op verdrinking. Alle beschermings- en reddingsmiddelen worden door de aannemer voorzien voor de werken in nabijheid van een onbevaarbare waterloop. 3.5.10.8.
Ondergrondse werken en tunnels
Niet van toepassing 3.5.10.9.
Werken met duikuitrusting
Niet van toepassing 3.5.10.10.
Werken onder overdruk
Niet van toepassing 3.5.10.11.
Werken met gebruik van springstoffen
Niet van toepassing 3.5.10.12. elementen
Werken voor de montage of de demontage van geprefabriceerde
Niet van toepassing 3.5.10.13.
Werken met brandgevaar
Werken met open vlam geschieden met een vuurvergunning Bij alle slijp-en laswerken zullen branddekens en blusmiddelen in de onmiddellijke nabijheid voor handen zijn. In de werfkeet zijn voldoende oogdouches aanwezig. Algemeen: Brand is voor ieder bedrijf een permanent risico. Materiële verliezen zijn te verzekeren, dingen te herstellen of te vervangen. Wat mensen bij brand kan overkomen is niet te vergoeden. Brandpreventie begint met het naleven van bepaalde regels bij het dagelijkse werk: Rook niet op plaatsen waar het verboden is Wees voorzichtig met vuur of vlam
39
Zorg dat ontvlambare en brandbare stoffen voldoende ver verwijderd zijn van iedere warmtebron Ledig geen asbakken in de afvalbak Gebruik voor brandbaar afval de daartoe bestemde recipiënten Schakel elektrische machines en apparaten na gebruik uit en zeker bij het einde van de werktijd. Schakel defecte of beschadigde machines of toestellen onmiddellijk uit en signaleer dit dadelijk aan je rechtstreekse chef. Zorg ervoor dat de elektriciteitsvoorzieningen veilig zijn. De meest voorkomende brandoorzaken ontstaan bij: Lassen en snijden Elektrische apparatuur en installaties Verwarmingsapparaten Verbranden van afvalproducten Neem volgende voorzorgen bij lassen en snijden: Vermijden, bedekken of afschermen van de bewerking Hou steeds een blustoestel bij de hand Hou toezicht op de ruimte waar vonken en spatten kunnen terechtkomen Hou de slangen steeds uit de zone van lassen of branden Zorgvuldig nazicht van de werkruimte na het beëindigen van het werk Flessen zo opstellen dat ze niet kunnen vallen Gebruik enkel reglementaire las- of brandinstallaties 3.5.10.14.
Werken in besloten ruimten
De opdrachtnemer dient rekening te houden met volgende aandachtspunten
Bij werkzaamheden in een besloten ruimte moet voor aanvang van het werk een betredingsvergunning opgesteld en afgetekend worden door alle betrokkenen;
Alvorens de ruimte te betreden en tijdens de betreding moeten altijd metingen (zuurstofgehalte, aanwezigheid van ontvlambare en/of explosief mengsel, aanwezigheid toxische stoffen) uitgevoerd worden om na te gaan hoe gevaarlijk de atmosfeer is;
Bij werkzaamheden in een besloten ruimte moet altijd een toezichter/ veiligheidswacht opgesteld worden;
Voorzien van aangepast betredingsmateriaal en valbeveiligingsmateriaal;
Voorzien van interventie;
Werknemers voorzien van een vluchtmasker;
evacuatiemateriaal
en
richtlijnen
naar
eerste/tweedelijns
Werken in besloten ruimtes Infrabel beschikt over duikers (waterdoorgang onder het spoor) die om de vier jaar geïnspecteerd moeten worden. De ene keer voeren ze een kleine controle uit, de
40
andere keer een grondige inspectie. Jaarlijks komt dit neer op een revisie van ± 40tal duikers in Area NW.
Wetgeving Een Koninklijk Besluit (KB) dat de verplichtingen bij werken in een besloten ruimte beschrijft, bestaat niet. Een nota “toezicht en redding bij het betreden van besloten ruimten1” bestaat wel. In deze nota staat de definitie van een besloten ruimte. Een besloten ruimte is een ruimte: - die niet bestemd is voor het continu verblijf van werknemers; - met een besloten karakter (beperkte of moeilijke toegangsmogelijkheden en een beperkte natuurlijke ventilatie wijzen op een besloten karakter van een ruimte); - waar een gevaarlijke atmosfeer aanwezig is of kan zijn (atmosfeer die aanleiding kan geven tot intoxicatie, brand of explosie en verstikking). Op deze ruimten, beschreven in de definitie, zijn verschillende wetgevingen van toepassing: ARAB (algemeen reglement voor arbeidsveiligheid): o Art.53: voorschriften die van toepassing zijn op plaatsen die gevaarlijke gassen kunnen bevatten. De voorschriften gaan over metingen, ventilatie en toezichts- en reddingsmaatregelen. o Art.54 ter: afgezonderd tewerkgestelde werknemers/ KB van 31 augustus 2005 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte; KB van 15 augustus 2010 betreffende de eerste hulp die verstrekt wordt aan werknemers die slachtoffer worden van een ongeval of die onwel worden; KB van 11 maart 2002 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico’s van chemische agentia op het werk; KB van 28 mei 2003 betreffende de opslag van zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare en brandbare vloeistoffen; KB van 26 maart 2003 betreffende het welzijn van de werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen.
1
Toezicht en redding bij het betreden van besloten ruimten, Afdeling toezicht op chemische risico’s, FOD WASO, Brussel, 2002
41
Gevaren Werkzaamheden uitvoeren in een besloten ruimte zijn niet zonder gevaar. De gevaren die kunnen voorkomen zijn: Verstikkingsgevaar: Onder normale omstandigheden bestaat de omgevingslucht uit 21% zuurstof. Als het zuurstofgehalte daalt, wordt ademhalen moelijker en op een zeker ogenblik zelfs onmogelijk. Zuurstof 21 % 19% 14% 10% 8% 0%
Gevolgen Normaal gehalte O2 in de lucht, geen moeilijkheden Vermoeidheid en slaperigheid mogelijk Versnelde polsslag, onbehagen, duizeligheid Misselijkheid, bewustzijnsverlies Coma na 40 seconden, ademstilstand - dood Dood na 3 ademhalingen
Tabel 1: Effect van een tekort aan zuurstof op het menselijk lichaam
Vergiftigingsgevaar: Door de aanwezigheid van giftige gassen of dampen in de ruimte, kan de werknemer vergiftigd worden. De vergiftiging kan acuut gebeuren of zeer langzaam optreden. Brand of explosiegevaar: Door de aanwezigheid van brandbare stoffen en/of gassen in de ruimte, kan een brand of explosie ontstaan. Elektrisering of elektrocutie: Indien elektrisch aangedreven arbeidsmiddelen, verlichting, … aanwezig zijn met reële kans op isolatiedefecten, kan de werknemer geëlektriseerd of geëlektrocuteerd worden. Lawaai: Afhankelijk van het type werkzaamheden (bv. hameren, gebruik van pneumatische gereedschappen, …) ontstaat lawaai in de besloten ruimte. De ruimte kan het lawaai versterken. Vallen, uitglijden of struikelen: In een besloten ruimte is zelden een vlakke werkvloer aanwezig en zijn de verlichtingsmogelijkheden beperkt. Dit zorgt voor een verhoogde kans op vallen of struikelen in de ruimte. Vallende voorwerpen of stoten van het hoofd; Verdrinking door aanwezigheid van veel water; Instorting of grondverzakking; Biologische risico’s: De aanwezigheid van micro-organismen in duikers kan infecties veroorzaken bij de werknemers; als de aanwezigheid van ongedierte ziektes met zich kan meebrengen.
42
Betreden van besloten ruimte Gezien het groot aantal risico’s bij werken in besloten ruimten, is een goede werkvoorbereiding essentieel.
Meting Alvorens een besloten ruimte te betreden, moeten vooraf altijd metingen worden uitgevoerd om na te gaan hoe gevaarlijk de atmosfeer is. Dit kan aan de hand van een gasdetector die voorzien is van een sonde, zodat de metingen van buitenaf kunnen gebeuren. Dit toestel meet: het zuurstofgehalte; aanwezigheid van ontvlambaar en/of explosief mengsel; de aanwezigheid van toxische stoffen. Indien het zuurstofgehalte lager is dan 19% of wanneer toxische stoffen in gevaarlijk hoge concentraties aanwezig zijn, is het verboden de besloten ruimte te betreden. Als blijkt dat de atmosfeer explosief is, moet de lucht ververst worden tot het explosierisico is verdwenen. Ook tijdens de werkzaamheden in de besloten ruimte, moet continu gemeten worden.
Figuur 1: Meettoestel
Betredingsmateriaal Indien de vloer van de besloten ruimte lager gelegen is ten opzichte van de ingang, moeten specifieke betredingsmaterialen gebruikt worden. De werknemers van de dienst kunstwerken hebben hiervoor een driepoot en afdaalapparatuur (Rollgliss met 60 m touw en handtakel). Dit materiaal kan ook gebruikt worden voor het evacueren van een werknemer uit de ruimte. Indien de af te dalen hoogte groter is dan 2 meter, dient de werknemer gebruik te maken van valbeveiligingsmateriaal. Hiervoor hebben de werknemers een valblok met een touwlengte van 15 meter. Het valblok wordt bevestigd aan een ankerpunt van de driepoot.
43
Figuur 2: Betreden besloten ruimte
Betredingsvergunning Bij werkzaamheden in een besloten ruimte wordt voor aanvang betredingsvergunning opgesteld en afgetekend door alle betrokkenen.
een
Een betredingsvergunning informeert over: de aard van de werkzaamheden in de besloten ruimte; het aantal personen dat de besloten ruimte zal betreden; de genomen beschermingsmaatregelen; de te nemen beschermings- en controlemaatregelen; de resultaten van de metingen; de toegelaten gereedschappen; het soort van besloten ruimte dat men dient te betreden; de duur van de werkzaamheden; de te gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen; de extra voorzieningen om dit werk risicoloos te laten gebeuren.
Toezicht en evacuatie Bij werkzaamheden in een besloten ruimte moet ook altijd een toezichter opgesteld zijn buiten de ruimte. De taken2 van deze toezichter of veiligheidswacht zijn: observatie van de betreders; oproepen van de tweedelijnsinterventie van zodra een betreder in nood verkeert; observatie van de werkomstandigheden in de ruimte; observatie van de omstandigheden buiten de ruimte die de werkomstandigheden in de ruimte kunnen beïnvloeden; bewaken van de goede werking van de ventilatie; de betreders oproepen om de ruimte te verlaten in geval er abnormaliteiten worden vastgesteld die kunnen leiden tot een gevaarlijke werkomgeving in de besloten ruimte of die reeds wijzen op de aanwezigheid van een gevaarlijke werkomgeving in de besloten ruimte; bewaking van de toegang zodat onbevoegden de besloten ruimte niet betreden; 2
Toezicht en redding bij het betreden van besloten ruimten-FOD WASO-directie van de chemische risico’s, januari 2002
44
registratie van de betreders; controleren of de betreders de juiste bescherming dragen bij betreding.
Voor de redding uit een besloten ruimte wordt een onderscheid gemaakt tussen eerste- en tweedelijnsinterventie. Bij een eerstelijnsinterventie zal de eerste interventie uitgevoerd worden door de toezichter. Hij kan met behulp van het evacuatiemateriaal (RollGliss met katrolsysteem en takel) het slachtoffer van buitenaf evacueren. Bij een tweedelijninterventie wordt door de toezichter de openbare interventieploeg opgeroepen. Voor Infrabel is dit de lokale brandweer.
3.5.11. Instructies voor de tussenkomende partijen 3.5.11.1. a)
Aanbevelingen voor de werknemers
Maatregelen te nemen alvorens zich op de werf te begeven Alvorens zich op de werf te begeven, neemt de werknemer contact op met de werfverantwoordelijke die hem aanduidt welke materialen en welk materieel hem ter beschikking wordt gesteld. De verantwoordelijke maakt ook de inventaris op van de te lopen risico's en legt de in te zetten beveiligingsvoorzieningen vast.
b)
Consignes De werknemer verschijnt op de werf in goede fysieke conditie, zodat hij zichzelf noch zijn collega's blootstelt aan ongevallen tijdens de uitvoering van zijn werk. Elke werknemer moet de veiligheidsinstructies werfverantwoordelijke worden gegeven.
opvolgen
die
door
de
Hij dient, naargelang van zijn mogelijkheden, te zorgen voor zijn veiligheid en zijn gezondheid en die van de andere personen die betrokken zijn als gevolg van zijn acties of zijn nalatigheden op het werk, overeenkomstig zijn opleiding en de instructies van zijn werkgever.
3.5.11.2.
Aanbevelingen voor de werfverantwoordelijken
Elke werkgever moet de nodige maatregelen treffen inzake veiligheid, om de werknemers te behoeden voor ongevallen. Het is de plicht van de werfverantwoordelijken om ervoor te zorgen dat de werken in alle veiligheid verlopen. Het spreekt vanzelf dat de hele hiërarchische lijn nauw verbonden is met die verantwoordelijkheid. Veiligheidsopdrachten van de werfverantwoordelijken: a)
1ste opdracht
45
De inventaris opmaken van de risico's met betrekking tot verschillende arbeidsplaatsen met als eerste doel ze te doen verdwijnen; indien dat onmogelijk blijkt, de nodige maatregelen treffen en aan de bron collectieve en/of individuele beschermingsmiddelen inzetten. De individuele beschermingsmiddelen bestellen en aan het personeel bezorgen. Ervoor zorgen dat de werknemers die individuele beschermingsmiddelen wel degelijk dragen. b)
2de opdracht Letten op orde en hygiëne op de werf. Er zich van vergewissen dat de doorgangen vrijblijven en dat de materialen correct worden opgeslagen.
c)
3de opdracht Nagaan of de bepalingen betreffende de collectieve beschermingsmiddelen worden nageleefd. Er zich van vergewissen dat de elektrische installaties, de hijstoestellen en toebehoren gecontroleerd werden door een erkend controleorganisme en dat de documenten zoals de processen-verbaal ter beschikking werden gesteld van de overheid.
d)
4de opdracht Veiligheidsvergaderingen « tool box meeting » organiseren om het personeel op de werf te informeren en op te leiden. De arbeidsongevallen analyseren en alle beschikkingen treffen opdat dergelijke ongevallen zich niet meer zouden voordoen. Met de werknemers onderhandelen.
e)
5de opdracht Letten op de gezondheid van de werknemers. Refters, kleedkamers en sanitaire installaties voorzien en laten onderhouden. Benodigdheden voorzien zoals zeep, toiletpapier, enz... De voorziening organiseren van frisdranken in de zomer en van warme dranken in de winter.
f)
6de opdracht Er zich van vergewissen dat alle contractanten (onderaannemer, partners in tijdelijke verenigingen, enz...) die werkzaam zijn op de werf, over een veiligheidsplan beschikken.
46
BIJLAGE 1:
A.
Gegevens van de aannemer(s)
() B.
Gegevens van de onderaannemers en de zelfstandigen
() C.
Taakverdeling
() Dat document moet door de Aannemer worden bezorgd ()
47
BIJLAGE 2:
TERMIJNPLANNING VAN DE WERKEN () Dat document moet door de Aannemer worden bezorgd.
48
BIJLAGE 3:
ALGEMEEN PLAN VAN DE WERFINRICHTING ()
Dat document moet door de Aannemer worden bezorgd.
49
BIJLAGE 4
PROCEDURE BIJ EEN ONGEVAL
A.
Instructieblad bij een ongeval
B.
Procedure bij een ernstig ongeval
50
BIJLAGE 4 - A. : INSTRUCTIEBLAD BIJ EEN ONGEVAL 1.
HOE HANDELEN BIJ EEN ONGEVAL ? Elk overblijvend gevaar afwenden. Het slachtoffer troosten. Een hulpverlener alle mogelijke verzorging aan het slachtoffer laten geven. Zo nodig, de passende hulpverleningsprocedures organiseren. Paniek vermijden. Ruzie en onrust vermijden bij de werknemers. Onderzoek naar de omstandigheden waarin het ongeval zich heeft voorgedaan. Zie ook bijlage 4/B "Procedure bij een ernstig ongeval".
2.
FORMALITEITEN en GEGEVENS
Naam van het slachtoffer: ………………………………………………………
Dag, datum en uur van het ongeval:……………………………………………
Heeft men de draagberrie gebruikt? ja
neen
Persoon die de eerste hulp heeft toegediend:………………………………… Vervoer naar ziekenhuis: ja
neen
Indien ja: - met ziekenwagen - met werfvoertuig - uur van vertrek:……………
Andere mogelijkheden: - de gekwetste begeeft zich alleen naar het ziekenhuis - de gekwetste raadpleegt zijn behandelend geneesheer - verzorging alleen op de werf
Datum en uur waarop de volgende personen of instanties werden ingelicht: familie van gekwetste:……………………………………………
de
raadgever inzake preventie:……………………………………… veiligheidscoördinator:………………………………………… technische inspectie:………………………………………… Documenten te bezorgen aan het slachtoffer of de begeleidende persoon: medisch attest in te vullen door de geneesheer, attest van genezing, ook in te vullen door de geneesheer.
51
De werknemer die het slachtoffer is van een arbeidsongeval moet ook zijn ziekenfonds op de hoogte brengen. Datum waarop hij zijn hervat:…………………………………………………………
werk
52
BIJLAGE 4 - B. : PROCEDURE BIJ EEN ERNSTIG ONGEVAL 1.
Vóór elke andere actie: het eventueel overblijvende gevaar afwenden. Bij voorbeeld: de stroom afsnijden, instabiele voorwerpen verwijderen of stabiliseren.
2.
Alarm bij de werfleiding en de interne hulpdiensten.
3.
Bijstand aan het slachtoffer.
4. Oproep externe hulpdiensten = Dienst 100 (in principe te beslissen door de hulpverlener en/of werfleiding). Dergelijke oproep gebeurt vanaf het centraal werfbureau door ……………………… inhoud van het bericht : naam van de oproeper; identificatie van de werf; lokaliseren van het ongeval: Het lokaliseren van het ongeval gebeurt op basis van de toegangsplans in de bijlage 5.
informatie geven over de te nemen werftoegang (RVP of bouwwerk of naam van de dichtstbijzijnde weg);
de overeenkomstige gemeente opgeven;
aantal gekwetsten + aard van de wonden. Aan het RVP in kwestie wordt een persoon geplaatst die de hulpdiensten zal ontvangen, inlichten en begeleiden. 5. De volgende personen of instanties inlichten: de familie van het slachtoffer in geval van verblijf in het ziekenhuis of overlijden; de veiligheidscoördinator; de betrokken werkgever en zijn raadgever inzake preventie;
53
de leidend ambtenaar of zijn vertegenwoordiger op de werf; de bevoegde technische inspectie (Tel.:...............Fax:............):
onmiddellijk bij overlijden of blijvende lichamelijke handicap van + 25 %;
binnen de twee dagen indien de onbekwaamheid geraamd wordt op meer dan een maand of in geval van een lichte blijvende handicap;
na elk ongeval waarbij het slachtoffer een elektrische schok heeft gekregen;
het Ministerie van Economische Zaken - Dienst van de Elektrische Energie (tel. 02/233.61.11) bij een ongeval "met elektriciteit" en met gekwetste(n). 6. Onderzoek naar de omstandigheden van het ongeval door de raadgever inzake preventie van de betrokken aannemer + geschreven verslag (kopie aan de veiligheidscoördinator). 7. Onmiddellijk maatregelen nemen op de werf om herhaling van vergelijkbare ongevallen te vermijden. 8. Documenten: ongevalaangifte; instructieblad na overleg met de werfleider, de raadgever inzake preventie en/of de veiligheidscoördinator; opbergen van de kopieën in het centraal dossier. 9. Op het ogenblik dat de werknemer zijn werk hervat: attest van genezing eisen; de raadgever inzake preventie inlichten indien de werknemer langer dan een week afwezig is; altijd de veiligheidscoördinator inlichten; eventueel medisch onderzoek van de werknemer door de arbeidsgeneesheer.
54
BIJLAGE 5
TOEGANGSPLAN
Door de aannemer op te maken.
55
BIJLAGE 6 NOODNUMMERS () GENEESHEREN
(tel.)
(naam en adres)
Dr Browaeys Luc
055 31 44 50
Aalststraat 162, 9700 Oudenaarde
Dr Dossche Bart
055 60 44 77
Eineplein 9 bus 0, 9700 Oudenaarde
BRAND / ZIEKENWAGEN
100
Hulpdienst ZIEKENHUIS
Benaming & adres
AZ Oudenaarde
055 33 61 11
ORDEDIENSTEN
(tel.)
Federale politie
101
Politiezone Vlaamse Ardennen
055 33 88 88
Minderbroederstraat Oudenaarde
3,
9700
Minderbroedersplein Oudenaarde
1,
9700
56
BIJLAGE 7 ROUTEBESCHRIJVING NAAR HET ZIEKENHUIS L89 KP 30.568
57
58
ROUTEBESCHRIJVING NAAR HET ZIEKENHUIS L89 KP 31.175 en 31.305
59
60
ROUTEBESCHRIJVING NAAR HET ZIEKENHUIS L89 KP 32.298
61
62
ROUTEBESCHRIJVING NAAR HET ZIEKENHUIS L89 KP 32.869
63
64
BIJLAGE 8
VEILIGHEIDSVEREISTEN MET BETREKKING TOT DE WERKEN IN OF IN DE NABIJHEID VAN DE SPOORWEGINSTALLATIES
A.
Veiligheidsvereisten
B.
Consigne voor elke werknemer
C.
Consigne bij indringing in het vrijeruimteprofiel van de
sporen
65
Bijlage 8/A : Veiligheidsvereisten
1. Vereisten voor de aanvang van de werken
De arbeidsmiddelen moeten voldoen aan onderstaande wetgevingen - art. 54 quater 3, 4 van het ARAB - KB van Arbeidsmiddelen van 12.08.93 - in voorkomend geval aan het KB-Machines van 05.05.95 - CODEX, Titel I – Hoofdstuk III – art.4
2. Tijdens de werkzaamheden
De aannemer moet alle nodige maatregelen treffen om de veiligheid van zijn personeel en materieel te verzekeren. Gebeurlijk bijkomende veiligheidsmaatregelen, bevolen door de toezichtsbediende of leidende ambtenaar, moeten stipt worden nageleefd. Niettegenstaande eventuele aanwijzingen van een bediende van de Infrabel blijft de aannemer alleen en volledig verantwoordelijk voor elk ongeval of schade. De ondernemingen dienen elkaar wederzijds hun risico’s mede te delen, en dient de Infrabel zich ervan te vergewissen of de werknemers van de ondernemingen de passende instructies hebben ontvangen. Vooraleer de werken aan te vangen worden aldus door de leidende ambtenaar of zijn afgevaardigde vooraf de risico’s besproken met de aannemer en zijn personeelsleden, aan de hand van de risico-opgave in bijlage. De aannemer vervolledigt eventueel de eigen risico’s en deze eigen aan het kraanwerk,... De personeelsleden zullen deze risico-opgave ondertekenen, waarbij zij verklaren dat zij deze onderrichtingen ontvangen en begrepen hebben.
Risico’s eigen aan de Infrabel A. Werken nabij het spoor: risico-analyse van de bewegende treinen.
1. Risico-analyse. De risico’s die een persoon loopt in de gevarenzone ten gevolge van de beweging van spoorvoertuigen zijn: - gegrepen worden door het spoorvoertuig - uit evenwicht gebracht worden door de luchtverplaatsing van een beweging met grote snelheid. 2. Algemene begrippen. 2.1. Gevarenzone.
66
Onder gevarenzone verstaat men de zone waarbinnen de bediende gevaar loopt door voorbijrijdende treinen. Indien de snelheid van de treinen beperkt is tot 160 km/h reikt de breedte van de gevarenzone tot 1,5 m loodrecht gemeten vanaf de buitenkant van de spoorstaaf. De gevarenzone kan meerdere sporen omvatten. Elk baanvak van een buitendienst gesteld spoor waarop werktreinen of voertuigen rijden, moet als gevarenzone beschouwd worden.
2.2 Uitwijkplaats.
Personeel Onder uitwijkplaats verstaat men een veilige plaats, nl. buiten de gevarenzone, waar de bediende moet staan om een beweging op een veilige manier door te laten. Indien de uitwijkplaats wordt begrensd door een volle wand dient deze zich op minstens 2 m van de buitenkant van de spoorstaaf te bevinden. Op een perron dient men zich op minstens 1 m van de perronrand te bevinden. Personen die in de nabijheid van de in dienst zijnde sporen werken zijn verplicht gele fluorescerende kleding te dragen. Gereedschap en materieel Er mag zich geen enkel voorwerp bevinden binnen de nominale omtrek van het profiel van vrije ruimte. Voldoende maatregelen dienen genomen te worden om te beletten dat voorwerpen in beweging kunnen gebracht worden door de luchtverplaatsing van een beweging met grote snelheid.
B. Risico’s bij werken in de nabijheid van elektrische leidingen.
1. Risico-analyse. De gevaren van elektriciteit zijn: - elektrocutie, wanneer men de geleidende delen kan aanraken; - ontploffing, eventueel gevolgd door brand, wanneer er in een ontplofbare omgeving elektrische bogen of vonken ontstaan uit leidingen of toestellen onder spanning; - brand, wanneer de delen onder spanning een gevaarlijke verhittingsbron worden voor de nabijgelegen stoffen of wanneer er bogen of vonken ontstaan in de nabijheid van brandbare stoffen. 2. Algemene begrippen. Op het terrein van de spoorweg houden de volgende installaties bijzondere risico’s in: - HS voor elektrische tractie (hoogspanning); - elektrisch rollend materieel; - voorverwarming;
67
- HS-kabels; - LS-kabels (laagspanning).
2.1. HS voor elektrische tractie.
2.1.1. Bovenleiding. De bovenleiding is een verzameling van kabels en draden opgehangen boven de sporen die fungeert als voedingsinstallatie voor elektrische energie. De gemidddelde voedingsspanning bedraagt 3 kV gelijkspanning (DC); in de toekomst 25 kV of 2 x 25 kV wisselspanning (AC) op bepaalde baanvakken. De inherente gevaren van die bovenleiding zijn van elektrische en mechanische (trekkracht) aard. Maatregelen. - Bovenleiding is onder spanning: de nodige maatregelen worden genomen om min. 80 cm van de bovenleiding verwijderd te blijven. - Bovenleiding is buiten spanning: de aannemer moet schriftelijk de buitenspanningstelling bevestigen maatregelen worden genomen om min. 50 cm van de bovenleiding verwijderd te blijven; daarvan kan worden afgeweken mits uitdrukkelijke toelating van de toezichtsbediende van de Infrabel. 2.1.2. Verbindingskabels bovenleidingen.
tussen
onderstations,
sectioneerposten
en
Onder andere ter hoogte van de onderstations en de sectioneerposten liggen op de grond verbindingskabels die de bovenleiding van spanning voorzien. Ze liggen op terreinhoogte in sleuven langs de sporen. Op alle sleufdeksels is de pijl voor hoogspanning aangebracht. Men moet er van uitgaan dat die kabels onafgebroken onder spanning staan. 2.1.3. Terugstroomkring. De terugstroomkring voert de tractiestroom terug naar de negatieve pool van het onderstation. Behalve door de spoorstaven en de spoortoestellen, wordt de continuïteit van de terugstroomkring van de tractiestroom verder gewaarborgd door diverse dwarsverbindingen, langsverbindingen, inductieve verbindingen. Ter hoogte van de onderstations en sectioneerposten komen de terugstroomleidingen in een verzamelkast. In die omgeving zijn de verbindingen met het spoor in het rood geschilderd en voorzien van een waarschuwingsbord. Bij 25 kV zijn de spoorstaven, palen en metalen structuren in de omgeving geaard door een ingegraven aardingskabel langs het spoor en door dwarsverbindingen, aardingsequipotentiaalverbindingen genoemd.
68
2.2. Elektrisch rollend materieel.
De elektrische voertuigen maken contact met de bovenleiding via stroomafnemers. Bepaalde onderdelen van die voertuigen komen zo onder een spanning van 3 kV (gelijkspanning) of 25 kV (wisselspanning). De spanning van 3 kV (gelijkspanning) of 25 kV (wisselspanning) is ook aanwezig op het onderste gedeelte van de rijtuigen. Eventueel contact daarmee is even gevaarlijk als rechtstreeks contact met de bovenleiding.
2.3. Voorverwarming 3 kV.
Bepaalde rijtuigen zijn uitgerust met “elektrische voorverwarming”. De stopcontacten voor aansluiting op de rijtuigen zijn in de tussensporen geplaatst. Die installaties werken onder een spanning van 3 kV (gelijkspanning) op grondniveau. Ze worden bediend door gespecialiseerde bedienden van BE Onderhoud Korte Termijn.
2.4. H.S.-kabels.
Over de terreinen van de Infrabel lopen HS-kabels van verschillende herkomst: - voeding van de bovenleiding (zie B.1.2.); - verbinding tussen de HS-posten Infrabel en Infrabel-leverancier; - derden, met een vergunning bij Ministerieel Besluit; - 1 kV-verdeling voor de seininrichting.
2.5. LS-kabels.
Over de terreinen van de Infrabel ligt een net van LS-kabels om de verschillende toestellen van de ES-infrastructuur te voeden (seininrichting, verlichting, verwarming, drijfkracht, bovenleiding, telecommunicatie) alsmede LS-kabels van derden met een vergunning bij Ministerieel Besluit.
69
Bijlage 8/B: Consigne voor elke werknemer COORDINATIE VAN DE VEILIGHEID
Consigne voor elke persoon op de werf bij uitvoering van een werk in de nabijheid van een spoor in dienst
De uitvoering van werken lange de sporen in dienst vraagt bijzondere aandacht en de naleving van de veiligheidsconsignes die door de Infrabel worden uitgevaardigd, met name: het feit dat, behoudens een speciale toestemming: geen enkele activiteit mag worden uitgevoerd binnen het vrijeruimteprofiel van een spoor in dienst; het verboden is om de sporen met een voertuig over te steken; op elk ogenblik een afstand van 1,50 m van de buitenste rand van de dichtstbijzijnde spoorstaaf moet worden in acht genomen. Een oranje net wordt aangebracht op die afstand; een veiligheidsafstand van 2,50 m in acht wordt genomen ten opzichte van de bovenleidingen (3.000 V) in dienst. het strikt verboden is om, zonder redenen voor het werk, de sporen in dienst over te steken of erop te rijden wegens het gevaar dat de doorrit van treinen inhoudt (normaal spoor, tegenspoor, parallel rijden,…). De personen die zich voor het werk aan de overkant van de sporen moeten begeven, moeten verplicht de volgende regels naleven, in volgorde van prioriteit: hetzij oversteken via een speciaal daarvoor gebouwde brug, onderdoorgang of overweg; hetzij oversteken tijdens een periode van buitendienststelling van de sporen; hetzij oversteken onder toezicht van een “schildwacht” die toezien op hun veiligheid; Alle personen die in de sporen of in de onmiddellijke nabijheid van de sporen werkzaam zijn, moeten gele werkkledij dragen; het gebruik van rode uitrustingen (werkkledij, helm, gereedschap,…) is verboden.
Ter kennisneming en aanvaarding van de opgelegde arbeidsvoorwaarden: Naam:…………………………………………. Werkgever:………………………………….. Functie:……………………………………… Datum:…………………………………………… Handtekening: ……………………………………….
70
Bijlage 8/C. Consigne in geval van indringing in het vrijeruimteprofiel van een spoor in dienst (door een obstakel, een ongeval, …)
OPGELET: de trein die nadert, vormt een ernstig gevaar. 1. Informatie aan het dichtstbijzijnde Infrabel-blok, met behulp van telefoontoestellen die op de seingevingspalen of langs de sporen zijn aangebracht; inhoud van het bericht: naam van de oproeper : …….. werf nr. : …….. ; plaats van het ongeval (dorp, spoor, hectometerpaal,…); aard van het probleem (obstakel, ontsporing, ongeval,…); aanwezigheid van gekwetste(n) en hun aantal; aan de leidend ambtenaar en het werfbureau.
2. Seingeving Twee personen gaan, in tegenovergestelde richtingn de treinen tegemoet die kunnen naderen, om ze te doen stoppen door de aandacht van de treinbestuurder te trekken met behulp van vlag of een rode lantaarn of met elk ander beschikbaar middel. Ze begeven zich langs de sporen met uiterste voorzichtigheid. Op de plaats van de indringing kunnen ook toortsen worden aangestoken.
Ter kennisneming en aanvaarding:
71
BIJLAGE 9 inhoud van een Type-V.G.P. of een Specifiek V.G.P.
Elke aannemer moet een type-veiligheids- en gezondheidsplan (tVGP) opstellen aangevuld met een of meerdere specifieke veiligheids- en gezondheidsplans (spVGP) voor elk uit te voeren werk, op basis van het A.R.A.B., de wet van 04/08/1996, codex over het welzijn op het werk en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten. Hetzelfde geldt voor de werken uitgevoerd door eventuele onderaannemers. De tVGP'S omvatten ten minste de volgende rubrieken: 1. Identificatie van de aannemer met vermelding van: - de personen van de hiërarchische lijn; - de raadgever inzake preventie en arbeidsbescherming; - het aantal werknemers voorzien op de werf. 2. Organisatie van de hulpverlening. 3. Lijst met de eventuele onderaannemers. 4. Overzicht van de geplande uitvoeringsfases met de werkmethodes en het type gebruikte uitrustingen, werktuigen, …. 5. Analyse van de risico's (zie hierna). 6. lijsten met gebruikte gevaarlijke stoffen. 7. Bijlagen: - SDS van de gebruikte gevaarlijke stoffen; - kopieën van de reglementaire periodieke controle-PV's; - kopieën van de reglementaire notificaties; - middelen voor inlichting en opleiding van de werknemers; - beschrijving van de werforganisatie (inplantingsplan van de werf = lokalen, opslag, gevaarlijke stoffen, werktuigen, verkeer, …); - alle andere documenten en inlichtingen betreffende de veiligheid en de gezondheid op de werf. De spVGP's omvatten ten minste de volgende rubrieken: 1. een beknopte beschrijving van het werk (fasering);
72
2. een beschrijving van de werforganisatie (inplantingsplan van de werf = lokalen, opslag, gevaarlijke stoffen, type en stand van de werktuigen, verkeer,…); 3. een eventueel signalisatieplan; 4. een analyse van de specifieke risico's. Die verschillende rubrieken kunnen hetzij met een verwijzing naar een tVGP, hetzij met een vermelding “niet van toepassing” worden ingevuld. Analyse van de risico's De analyse van de risico's wordt opgesteld op basis van het verloop van de verschillende werkfases en de volgen méthodes en dat, naargelang van de in te zetten middelen en de te verwachten risico's. Die analyse gebeurt door de werfverantwoordelijken die worden bijgestaan door hun respectieve raadgevers inzake preventie en bescherming en dat teneinde de preventiemaatregelen en de in te zetten beschermingsmiddelen vast te stellen. N.B. De methode voor de analyse van de risico's die wordt gevolg met het oog op het bepalen van de collectieve en individuele beschermingsmiddelen, moet worden opgegeven en de aanvaardingsniveaus moeten worden gepreciseerd. De analyse van de risico's wordt in een schema gegoten in de vorm van een tabel met vijf kolommen volgens een model dat hieronder wordt gegeven: Werkfase (*)
In te zetten middel
Te verwachten risico's
Collectieve Preventiemaatregel en en -middelen
Opmerkingen
* De werkfases worden chronologisch opgesomd.
73
Bijlage 10 bij het veiligheids- en gezondheidsplan Toepassing van art. 30, lid 2, 1° en 2° van het KB van 25.01.01 (BS 07.02.01) betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen DOOR DE INSCHRIJVER IN TE VULLEN, TE TEKENEN EN BIJ ZIJN OFFERTE TE VOEGEN Ik ondergetekende bevestig: deze opdracht te zullen uitvoeren volgens de regels van het goed vakmanschap; kennis te hebben genomen van de inhoud van het veiligheids- en gezondheidsplan; in mijn offerte rekening te hebben gehouden met alle risico's, maatregelen en instructies opgenomen in dit veiligheids- en gezondheidsplan; het veiligheids- en gezondheidsplan volledig te zullen naleven. Ik beschrijf hierna de wijze waarop ik de opdracht zal uitvoeren om rekening te houden met het bij het bestek gevoegde veiligheids- en gezondheidsplan. ………….. ………….. ………….. Ik raam de kostprijs voor de veiligheids- en gezondheidsmaatregelen die ik heb voorzien voor de uitvoering van deze opdracht op een bedrag van ........................ …………................................ euro (in letters en cijfers) dat is samengesteld als volgt: ………….. ………….. ………….. en hou hierbij rekening met het feit dat deze kostprijs geen supplementaire post is maar daarentegen reeds verrekend is in de verschillende posten van de opmetingsstaat. Ik heb er kennis van genomen dat: bij niet-ondertekening of afwezigheid van dit document bij mijn inschrijving, mijn offerte nietig kan verklaard worden; indien de inhoud van dit document als onvolledig of niet conform met het veiligheids- en gezondheidsplan wordt beoordeeld, mijn offerte nietig kan verklaard worden; mijn offerte bij niet-opgave van hogergenoemde kostprijs nietig kan verklaard worden. Opgemaakt te …………………………….. Op datum van ......./……./20…..
DE INSCHRIJVER (naam + handtekening)
74