Algemeen deel met partner ...................................................................................... 3 Inleiding ................................................................................................................ 3 Schema belastingheffing ...................................................................................... 4 Drempelinkomen................................................................................................... 5 Tarief ..................................................................................................................... 5 Box 1 ...................................................................................................................... 5 Middeling ............................................................................................................. 7 Box 2 ...................................................................................................................... 8 Box 3 ...................................................................................................................... 8 Welke inkomsten vallen in welke box? ................................................................ 8 Box 1: Inkomen uit werk en woning .......................................................................... 8 Box 2: Inkomsten uit aanmerkelijk belang ................................................................12 Box 3: inkomsten uit sparen en beleggen. ................................................................12 Box-volgorde.......................................................................................................13 Minderjarige kinderen ........................................................................................13 Vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting ............................................14 Box 1 .....................................................................................................................15 Box 2 .....................................................................................................................16 Box 3 .....................................................................................................................16 Onroerend goed ..................................................................................................16 Bronbelasting op buitenlandse dividenden .............................................................17 Heffingskortingen ...............................................................................................17 Algemene heffingskorting ........................................................................................18 Arbeidskorting.........................................................................................................18 Doorwerkbonus .......................................................................................................19 Inkomensafhankelijke combinatiekorting ..................................................................19 Alleenstaande-ouderkorting .....................................................................................19 Aanvullende alleenstaande-ouderkorting ...................................................................20 Jonggehandicaptenkorting .......................................................................................20 Ouderenkorting .......................................................................................................21 Alleenstaande ouderenkorting ..................................................................................21 Levensloopverlofkorting ...........................................................................................21 Ouderschapsverlofkorting ........................................................................................21 Heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen...................................................21 Heffingskorting beleggingen in durfkapitaal ..............................................................22 Heffingskortingen en fiscaal partnerschap ........................................................22 Voorlopige teruggave heffingskortingen ....................................................................23 Verrekening van voorheffingen/voorlopige aanslagen ......................................23 Voorheffingen .........................................................................................................23 Nederlandse loon-/dividend- en kansspelbelasting .................................................23 Bronbelasting op buitenlandse rente. ....................................................................24 Voorlopige aanslag/teruggave ..................................................................................24 Teruggave inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet .....................24 De inkomensafhankelijke bijdrage ............................................................................24 Twee of meer werkgevers ....................................................................................25 Loon in combinatie met pensioen of lijfrente .........................................................25 Het doen van aangifte.........................................................................................26
Uitstel .................................................................................................................26
Na de aangifte .....................................................................................................27 Heffingsrente ..........................................................................................................27 Na de aanslag......................................................................................................28 Bezwaar .................................................................................................................28 Beroep ...................................................................................................................28 Hoger beroep ..........................................................................................................28 Beroep in cassatie ...................................................................................................29 Sprongcassatie ........................................................................................................29 Navordering ........................................................................................................29 Termijn ..................................................................................................................29 Kennisgeving ..........................................................................................................29 Nieuw feit ...............................................................................................................30
Copyright en Disclaimer .........................................................................................33
2
Algemeen deel met partner U heeft de speciaal voor u op maat gemaakte belastinggidsopmaat voor zich. U vindt hierin de onderwerpen die u heeft uitgekozen. Als u nog een onderdeel mist, kunt u dat bijbestellen. U kunt daarvoor terug naar de website www.belastinggidsopmaat.nl. Wij geven uitgebreide uitleg over de voor u belangrijke onderwerpen. Daarbij wordt veelvuldig gebruik gemaakt van voorbeelden. En waar u voordeel kunt halen of waar wij extra de aandacht op willen vestigen, gebruiken we een afwijkende kleur en een inspringing. Dat valt direct op, leest u dus vooral die passages goed. Waarschijnlijk maakt u gebruik van het aangifteprogramma van de belastingdienst (of van een ander aangifteprogramma). Als u op het vraagteken naast de vraag klikt, krijgt u precies te zien wat u daar moet invullen. En ook de helpteksten (F1) helpen u op weg. Wij herhalen dat niet in deze gids. Hier krijgt u te lezen hoe de regeling precies werkt, in verhalende heldere toon, zodat u beter begrijpt wat u invult en uw financiële zaken beter kunt inrichten.
Inleiding Iedereen die in Nederland woont, valt hier onder de belastingheffing. Daarmee is niet gezegd dat er ook daadwerkelijk belasting betaald moet worden, dat hangt namelijk af van de hoogte van het inkomen. In dit algemene deel krijgt u uitgelegd hoe dit inkomen is opgebouwd, wie van u beiden welke posten moet/mag aangeven, welke aftrekposten er zijn, hoe hoog het belastingtarief is en hoeveel belasting er uiteindelijk, na aftrek van de heffingskortingen, verschuldigd is. Er zijn drie soorten Box 1: inkomen uit Box 2: inkomen uit Box 3: inkomen uit
inkomen, ieder met een eigen tarief: werk en woning; aanmerkelijk belang; sparen en beleggen.
Daarnaast zijn er aftrekposten, die heten persoonsgebonden aftrekposten. Deze zijn in eerste instantie aftrekbaar van het inkomen in box 1, maar het inkomen mag door deze aftrekpost niet negatief worden. Het restant mag worden afgetrokken van het inkomen in box 3, maar ook daar mag het inkomen niet negatief worden. Vervolgens is box 2 aan de beurt en wat daar niet kan worden verrekend schuift door naar volgend jaar waar het, samen met de persoonsgebonden aftrekposten van dat jaar, weer in dezelfde volgorde in aftrek mag worden gebracht. Nadat de totale belasting in alle boxen is berekend, is de vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting aan de beurt. Hierop heeft u recht als u inkomsten uit het buitenland heeft waarvoor een vrijstelling geldt. Dat is het geval als deze inkomsten in het buitenland ook belast zijn. Daarna mag u van deze belasting nog de heffingskortingen aftrekken. Die zijn er in allerlei soorten en maten, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden. Als er al belasting is ingehouden, bijvoorbeeld op uw loon of op dividend dat u heeft ontvangen, mag u dat van de te betalen belasting aftrekken. Voordat wij op deze onderwerpen wat dieper ingaan, allereerst maar een schema dat u kunt gebruiken bij het lezen van de rest van dit onderdeel. Zo kunt u bijhouden waar u precies gebleven bent.
3
Schema belastingheffing Box1: inkomsten uit werk en woning Winst uit onderneming Inkomsten uit dienstbetrekking Resultaat uit overige werkzaamheden Periodieke uitkeringen en verstrekkingen Inkomsten uit eigen woning Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen Negatieve persoonsgebonden aftrekposten
------------+ -----
Verminderd met Uitgaven voor inkomensvoorzieningen Premies voor lijfrentes Premies Wet Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen
----+ --- ---
Verminderd met persoonsgebonden aftrekposten Uitgaven voor onderhoudsverplichtingen Verliezen op beleggingen in durfkapitaal Uitgaven voor levensonderhoud kinderen Uitgaven voor specifieke zorgkosten Weekenduitgaven gehandicapten Scholingsuitgaven Uitgaven voor monumentenpanden Giften
--------------+ --- --- ---
Verliezen uit werk en woning uit voorafgaande jaren Inkomsten uit werk en woning Belasting over inkomsten uit werk en woning
-----
Box 2: Inkomsten uit aanmerkelijk belang Inkomsten uit aanmerkelijk belang Verliezen uit aanmerkelijke belang
--- ---
Inkomsten uit aanmerkelijk belang Belasting over inkomsten uit aanmerkelijk belang
-----
Box 3: Inkomsten uit sparen en beleggen Gemiddeld belastbaar vermogen Heffingvrij vermogen
--- ---
Rendementsgrondslag Inkomsten uit sparen en beleggen (4%) Belasting over inkomsten uit sparen en beleggen (30%)
------+ -----
Verzamelinkomen Belasting over verzamelinkomen Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting Heffingskortingen
+ ----- --- ---
Te betalen belasting Af: ingehouden loon- en dividendbelasting en buitenlandse bronbelasting op rente Af: voorlopige aanslag Bij: voorlopige teruggave
--- --- --+ ---
Te betalen/terug te ontvangen
---
4
Drempelinkomen Een begrip dat heel veel terugkomt in allerlei regelingen is het ‘drempelinkomen’. Dit is het inkomen in alle boxen samen (verzamelinkomen), maar dan voordat de persoonsgebonden aftrekposten daarop in mindering zijn gebracht.
Tarief Box 1 De inkomsten in box 1 worden belast met een progressief tarief. Dat wil zeggen dat de belasting hoger wordt naarmate het inkomen hoger wordt. Dat gaat in schijven. Er zijn vier belastingschijven. De eerste twee bestaan niet alleen uit belasting, maar ook uit premies volksverzekeringen. Dat zijn de AOW (Algemene Ouderdoms Wet), de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) en de ANW (Algemene Nabestaanden Wet). Als u nog geen 65 jaar bent, kunt u uw tarief aflezen uit de volgende tabel: Inkomstenbelasting in box 1: nog geen 65 jaar bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan maar niet bedragen de (beginbedrag) meer dan belasting en premie €0 € 17.878 € 32.127 € 54.776
€ 17.878 € 32.127 € 54.776 -
€0 € 5.988 € 11.972 € 21.484
plus van het meerdere dan het beginbedrag 33,50% 42,00% 42,00% 52,00%
Voorbeeld U heeft €26.000 inkomsten uit werk en woning. Over de eerste €17.878 betaalt u €5988 belasting, plus 42% over het meerdere. Dat meerdere is €26.000 - €17.878 = €8122. Daarvan is 42% een bedrag van €3411. Uw totale belasting in box 1 is daardoor €5988 + €3411 = €9399. Voorbeeld U heeft €46.000 inkomsten uit werk en woning. Over de eerste €32.127 betaalt u €11.972 belasting, plus 42% over het meerdere. Dat meerdere is €46.000 - €32.127 = €14.249. Daarvan is 42% een bedrag van €5827. Uw totale belasting in box 1 is daardoor €11.972 + €5827 = €17.799. Als u het hele jaar 65 jaar of ouder bent, hoeft u geen premies voor de AOW te betalen. Het tarief in de eerste twee schijven is daardoor lager. De tabel luidt voor u:
5
Inkomstenbelasting in box 1: het hele jaar 65 of ouder bij een belastbaar inkomen uit werk en woning plus van het van meer dan maar niet bedragen de meerdere dan het (beginbedrag) meer dan belasting en beginbedrag premie €0 € 17.878 € 32.127 € 54.776
€ 17.878 € 32.127 € 54.776 -
€0 € 2.788 € 6.221 € 15.733
15,60% 24,10% 42,00% 52,00%
Voorbeeld U heeft €26.000 inkomsten uit werk en woning. Over de eerste €17.878 betaalt u €2788 belasting, plus 24,10% over het meerdere. Dat meerdere is €26.000 - €17.878 = €8122. Daarvan is 24,10% een bedrag van €1957. Uw totale belasting in box 1 is daardoor €2788 + €1957 = €4745. Voorbeeld U heeft €46.000 inkomsten uit werk en woning. Over de eerste €32.127 betaalt u €6221 belasting, plus 42% over het meerdere. Dat meerdere is €46.000 - €32.127 = €13.873. Daarvan is 42% een bedrag van €5827. Uw totale belasting in box 1 is daardoor €6221 + €5827 = €12.048. In het jaar dat u 65 jaar wordt, geldt er een speciale regeling. Voor de maanden dat u nog geen 65 bent, moet u in de eerste twee schijven wél premie AOW betalen en voor de rest van het jaar niet. U mag uw inkomen echter niet splitsen, maar neemt het inkomen uit werk en woning over het hele jaar. Er geldt echter een gemiddeld tarief in de eerste twee schijven dat afhangt van de maand waarin u 65 jaar wordt. U kunt dat aflezen uit de volgende tabel: maand waarin u 65 wordt
percentage in schijf 1
percentage in schijf 2
januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
15,60% 17,09% 18,58% 20,08% 21,57% 23,06% 24,55% 26,04% 27,53% 29,03% 30,52% 32,01%
24,10% 25,59% 27,08% 28,58% 30,07% 31,56% 33,05% 34,54% 36,03% 37,53% 39,02% 40,51%
6
Voorbeeld U wordt in maart 65 jaar. U heeft €26.000 inkomsten uit werk en woning. Over de eerste €17.878 betaalt u (18,58% van €17.878 =) €3321 belasting, plus 27,08% over het meerdere. Dat meerdere is €26.000 - €17.878 = €8122. Daarvan is 27,08% een bedrag van €2199. Uw totale belasting in box 1 is daardoor €3321 + €2199 = €5520. Voorbeeld U heeft €46.000 inkomsten uit werk en woning. Over de eerste €17.878 betaalt u (18,58% van €17.878 =) €3321 belasting, over de tweede schijf van €14.249 betaalt u (27,08% van €14.249 =) €3858, plus 42% over het meerdere. Dat meerdere is €46.000 - €31.217 = €13.873. Daarvan is 42% een bedrag van €5826. Uw totale belasting in box 1 is daardoor €3321 + €3858 + €5826 = €13.005.
Middeling Het tarief in box 1 is progressief, dat wil zeggen dat u een hoger percentage belasting betaalt naarmate uw inkomen hoger is. Als u in een bepaald jaar een heel hoog, of juist een heel laag inkomen heeft, betaalt u méér belasting dan wanneer u uw inkomen gelijkmatig over de jaren heen had ontvangen. Er is een regeling die de nadelige gevolgen van een ongelijkmatig inkomen enigszins verzacht, de middeling. Deze regeling werkt als volgt. - Tel van drie achtereenvolgende belastingjaren uw oorspronkelijke inkomens in box 1 bij elkaar op en deel deze door drie; - herbereken voor de aldus verkregen inkomens de verschuldigde belasting, met toepassing van het voor het desbetreffende jaar geldende schijventarief zonder aftrek van heffingskortingen; - bereken het verschil tussen hetgeen u over die drie jaar vóór en ná middeling aan belasting verschuldigd bent in box 1 zonder aftrek van heffingskortingen; - als dat verschil groter is dan €545, krijgt u het meerdere terug. Voorbeeld U heeft over 2006 een inkomen van €80.000, over 2007 van €15.000 en over 2008 van €20.000. Zonder middeling betaalt u over deze inkomsten €34.961 (2006) + €5048 (2007) + €6919, dat is in totaal €46.928. Uw herrekende inkomen bedraagt €115.000 / 3 = €38.333. Uw belasting bedraagt €14.685 (2006) + €14.570 (2007) + €14.601 (2008), in totaal €43.856. Dat is €3072 minder dan zonder herrekening. U moet hier nog €545 van af halen en uw teruggave bedraagt €2527. Voor middeling moet u een schriftelijk verzoek indienen binnen 36 maanden nadat de laatste aanslag inkomstenbelasting die op de bij de middeling betrokken jaren betrekking heeft, onherroepelijk is komen vast te staan. Bij het verzoek moet u een berekening van de middeling overleggen. Na het verstrijken van de genoemde termijn kunt u nog om ambtshalve middeling verzoeken. Zo’n verzoek wordt nog in behandeling genomen als u niet meer dan tien maanden te laat bent en de teruggaaf krachtens de middeling meer dan 10% van de herrekende belasting bedraagt, met een minimum van €681. Middeling is ook mogelijk voor het jaar waarin u 65 jaar oud wordt. Voor deze middelingsberekening wordt er van uitgegaan dat u de volledige premies voor de volksverzekeringen betaalt (dus de premies voor mensen die nog geen 65 jaar zijn). Als u in januari van het eerste jaar van het middelingstijdvak 65 bent geworden, betaalt u de gehele middelingsperiode geen premies AOW. Maar de berekening moet ook in dat geval uitgaan van volledige premieheffing.
7
Middeling is niet mogelijk voor een jaar dat al eerder in een middeling is betrokken. Tegen een beslissing van de fiscus over uw verzoek om middeling kunt u op dezelfde wijze bezwaar en beroep aantekenen als tegen een belastingaanslag.
Box 2 Het tarief over de inkomsten uit aanmerkelijk belang bedraagt 25%.
Box 3 Het tarief over de inkomsten uit sparen en beleggen bedraagt 30%.
Welke inkomsten vallen in welke box? Wij zullen nu eerst in het kort uitleggen welke inkomsten in welke box worden belast en hoe die inkomsten worden vastgesteld.
Box 1: Inkomen uit werk en woning Winst uit onderneming
Ieder moet zijn eigen winst uit onderneming aangeven. We beginnen met winst uit onderneming. Een onderneming is een organisatie van arbeid en kapitaal waarmee door deelname aan het economische verkeer winst wordt beoogd, en ook redelijkerwijs kan worden verwacht. U kunt daarbij denken aan een winkel, een loodgietersbedrijf, een aannemersbedrijf enzovoort. Maar ook het uitoefenen van een beroep is voor de belastingheffing een onderneming. Dat geldt bijvoorbeeld voor advocaten, accountants, artsen, tandartsen, fysiotherapeuten, architecten en dergelijke. Onder winst uit onderneming wordt verstaan alle voordelen, verminderd met de kosten (een aantal kosten is beperkt in of uitgesloten van aftrek), die behaald worden door het uitoefenen van het bedrijf/beroep. Dat heet de totale winst. Maar dan moet nog bepaald worden welk deel in welk jaar moet worden aangegeven: dat heet de jaarwinst. De jaarwinst wordt bepaald door de regels van goed koopmansgebruik. Dat is niet een begrip dat is gedefinieerd in de wet, maar dat wel door de fiscale rechter in de loop van de tijd is vastgesteld. Als u in 2009 een opdracht heeft voltooid en de rekening pas in 2010 verstuurt, bepaalt goed koopmansgebruik dat de winst op deze opdracht tóch in 2009 moet worden verantwoord. Stuurt u in 2009 een rekening voor werk dat pas in 2010 uitgevoerd zal worden, dan mag u het resultaat niet al in 2009 in de winst opnemen: dat moet worden doorgeschoven naar 2010. En krijgt u een rekening die (deels) betrekking heeft op het volgende jaar, dan mag u de kosten ook pas (deels) in volgend jaar verantwoorden. Als u zaken in uw onderneming gebruikt, kunt u die zaken in privé houden, of op de ondernemingsbalans zetten. Soms is het verplicht om ze in privé te houden, namelijk als het privé-gebruik erg overheersend is, soms moet u ze op de ondernemingsbalans zetten en soms mag u kiezen. Van de zaken die u in privé houdt, mag u in een aantal gevallen de zakelijk gemaakte kosten aftrekken. Van de ondernemingszaken mag u alle kosten in de meeste gevallen in aftrek brengen, maar moet u een bedrag bij de winst tellen voor eventueel privé gebruik dat u van die zaken maakt. Als u als ondernemer voldoet aan het urencriterium (kort gezegd u werkt 1225 uur in het jaar in uw onderneming, voor details zie de module ‘Winst uit onderneming’) heeft u recht
8
op een aantal extra aftrekposten en mogelijkheden om winst te reserveren. Het zijn deze ondernemersfaciliteiten die het ondernemerschap zo interessant maken.
Resultaat uit overige werkzaamheden
Ieder moet zijn eigen resultaat uit overige werkzaamheden aangeven. In een aantal gevallen kunnen uw activiteiten niet als onderneming worden aangemerkt, maar moet u wel belasting betalen over het resultaat. Dit is bijvoorbeeld het geval bij freelancers, huishoudelijke hulpen, alfahulpen en dergelijke. De inkomsten moeten worden aangegeven en de kosten mogen worden afgetrokken, zij het dat er soms beperkingen gelden. Ook predikanten, raadslieden, leden van Eerste en Tweede Kamer en dergelijke moeten hun inkomsten aangeven als resultaat uit overige werkzaamheden. Verder kan het zijn dat u zaken in eigendom heeft die u ter beschikking stelt aan een zogenoemde ‘verbonden’ persoon. Dit is een hele groep mensen tot wie u in een nauwe relatie staat, bijvoorbeeld de fiscale partner. Als deze persoon de zaak in zijn onderneming gebruikt, moet u daarvoor een zakelijke vergoeding aangeven als resultaat uit overige werkzaamheden. U mag de kosten daarvan dan aftrekken. De verbonden persoon mag de zakelijke vergoeding van zijn winst aftrekken (tenzij er een aftrekbeperking geldt). Hetzelfde geldt als u een vermogensbestanddeel ter beschikking stelt aan de BV waarin u of een verbonden persoon een aanmerkelijk belang heeft (bezit van 5% of meer van de aandelen in een besloten of naamloze vennootschap). Onder overige werkzaamheden wordt ook verstaan het rendabel maken van vermogen op een manier die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat. Hieronder vallen onder meer het productief maken van auteursrechten of een octrooi door de auteur of uitvinder zelf, en het uitponden van onroerende zaken. U kunt meer lezen over resultaat uit overige werkzaamheden in de module ‘Loon en resultaat uit overige werkzaamheden’.
Loon uit dienstbetrekking
Ieder moet zijn eigen loon uit dienstbetrekking aangeven. Het grootste deel van de Nederlandse beroepsbevolking heeft met deze categorie te maken. U heeft een baan en ontvangt van uw werkgever salaris. Uw werkgever houdt alvast een stuk belasting voor u in, de loonbelasting. Dit is een voorheffing op de inkomstenbelasting en mag daarmee verrekend worden (zie par. ‘Voorheffingen’). De loonbelasting kent hetzelfde tarief als de inkomstenbelasting en als u geen andere inkomsten of aftrekposten heeft, zal u niet hoeven bij te betalen en krijgt u ook geen bedrag terug van de fiscus. De kosten van een dienstbetrekking zijn maar zeer beperkt aftrekbaar. Er bestaat uitsluitend recht op de reisaftrek voor reizen van de woning naar het werk (woon-werk verkeer) als dat met het openbaar vervoer gebeurt en u een OV-verklaring heeft. Overige kosten zijn niet aftrekbaar. Uw werkgever mag u wel een aantal kosten belastingvrij vergoeden. U kunt daarover lezen in de module ‘Loon uit dienstbetrekking’.
Belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen
Ieder moet zijn eigen periodieke uitkeringen en verstrekkingen aangeven. Onder deze noemer valt een bonte verzameling van periodieke uitkeringen. Het gaat hier om bijvoorbeeld lijfrente-uitkeringen (op veruit de meeste wordt loonheffing ingehouden, die moeten dan bij loon uit vroegere dienstbetrekking worden aangegeven), ontvangen alimentatie en afkoopsommen daarvan, periodieke inkomsten ter vervanging van gederfde of
9
te derven inkomsten. Met name de ontvangen alimentatie en alles wat verder met echtscheiding te maken heeft, is behoorlijk lastig. Kosten die u maakt voor deze inkomsten zijn aftrekbaar. U kunt over deze onderwerpen alles lezen in de module ‘Periodieke uitkeringen’.
Inkomsten uit eigen woning
Het saldo van de inkomsten uit eigen woning (positieve inkomsten min aftrekbare kosten) mag over u beiden worden verdeeld als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft. Heeft u slechts een deel van het jaar een fiscale partner, dan moet ieder zijn eigen inkomsten aangeven. Één van de meest belangrijke onderwerpen van de belastingaangifte. Zeer tegen het systeem van de wet in, wordt het bezit van een eigen woning in box 1 belast. Het systeem van de wet zou belastingheffing in box 3 voorschrijven, net zoals andere vermogensbestanddelen. Maar dat ligt politiek gevoelig. En daarbij gaat het niet om het aangeven van de inkomsten, maar met name om de aftrek van de kosten. Wie een eigen woning (woonboot of woonwagen) heeft en dat als hoofdverblijf gebruikt, moet een bepaald percentage van de WOZ-waarde (WOZ staat voor Wet Waardering Onroerende Zaken) als inkomsten aangeven. Het percentage is niet hoog, slechts 0,55% voor huizen met een WOZ-waarde van €75.000 of meer en bij goedkopere huizen nog lager. Verder moet als inkomsten worden aangegeven het belastbare deel van een kapitaalverzekering eigen woning (spaar- of levenhypotheek) en het belastbare rendement uit een spaarrekening eigen woning of een beleggingsrecht eigen woning. Van de inkomsten uit tijdelijke verhuur van de eigen woning moet 75% worden aangegeven. Aftrekbaar zijn de rente en kosten van geldlening. Maar daarvoor geldt een aantal aftrekbeperkingen. Dus niet alle rente is altijd aftrekbaar. Daarnaast zijn aftrekbaar de periodieke betalingen voor het recht van erfpacht, opstal of beklemming. Vooral in grote gemeenten kunt u daarmee te maken krijgen. Over al deze onderwerpen kunt u uitgebreide informatie vinden in de module ‘Eigen woning’.
Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Ieder moet zijn eigen negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen aangeven. Als u premies voor een lijfrente heeft afgetrokken en u krijgt deze terug, moet u dat bedrag als negatieve uitgave voor inkomensvoorzieningen bij uw inkomen tellen. Dat geldt ook als u een lijfrente afkoopt tegen de regels in. U kunt hierover alles lezen in de module ‘Periodieke uitkeringen’.
Negatieve persoonsgebonden aftrekposten
De persoonsgebonden aftrekposten mogen worden verdeeld als u het hele jaar een fiscale partner heeft. Als u bij het aangeven van de negatieve persoonsgebonden aftrekpost nog steeds dezelfde fiscale partner heeft, moet de teruggave worden verdeeld zoals de oorspronkelijke post is afgetrokken. Als u een teruggave krijgt van een persoonsgebonden aftrekpost of u krijgt daarvoor achteraf een vergoeding (bijvoorbeeld voor ziektekosten), moet u dit bedrag bij uw inkomen tellen voor zover de oorspronkelijke post daadwerkelijk in aftrek is gebracht. Gaat het bijvoorbeeld om een vergoeding van ziektekosten, dan hoeft u de vergoeding niet aan te geven als de betreffende post niet in aftrek is gebracht omdat de ziektekosten niet boven de drempel uitkwamen. Voor zover van belang zullen wij deze negatieve persoonsgebonden aftrekposten behandelen in de module waar de aftrekpost zelf wordt behandeld.
Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Deze post is strikt persoonlijk, ieder moet zijn eigen uitgaven aftrekken.
10
U mag de premie of koopsom voor een lijfrente en de inleg op een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht in aftrek brengen als u over het belastingjaar of de zeven voorafgaande jaren een tekort in pensioenopbouw heeft. Dat moet op een voorgeschreven wijze worden berekend. Verder zijn aftrekbaar de premie voor een lijfrente voor een meerderjarig invalide kind of kleinkind en premies voor aanspraken op een periodieke uitkering voor invaliditeit, ziekte of ongeval. De uitkeringen zijn later belast in box 1 als inkomsten uit periodieke uitkeringen en verstrekkingen. Als u de premies niet heeft afgetrokken, geldt voor deze belastingheffing de (beperkte) saldomethode. U hoeft over (een deel van) de niet-afgetrokken premies geen belasting te betalen. U kunt hierover alles lezen in de module ‘Aftrek lijfrentepremies’ en ‘Periodieke uitkeringen’.
Persoonsgebonden aftrekposten
Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft, mag u deze posten over u beiden verdelen. Heeft u slechts een deel van het jaar een fiscale partner, dan gelden verschillende regels voor de afzonderlijke posten. Deze worden in de betreffende module behandeld. Dit is een bonte verzameling van aftrekposten die in verschillende modules worden behandeld. Kenmerk van de persoonsgebonden aftrekposten is dat zij in eerste instantie aftrekbaar zijn van het inkomen in box 1, maar het inkomen mag door deze aftrekpost niet negatief worden. Het restant mag worden afgetrokken van het inkomen in box 3 (bestaande uit 4% van uw belastbare vermogen), maar ook daar mag het inkomen niet negatief worden. Vervolgens is box 2 aan de beurt en wat daar niet kan worden verrekend schuift door naar volgend jaar waar het, samen met de persoonsgebonden aftrekposten van dat jaar, weer in dezelfde volgorde in aftrek mag worden gebracht.
Verlies uit werk en woning
Het verlies wordt in aftrek gebracht door degene die het heeft geleden. Uw inkomen in box 1 kan negatief zijn. Het kan zijn dat uw onderneming verlies maakt, of dat u een grote aftrekpost heeft. Persoonsgebonden aftrekposten kunnen echter niet tot een verlies leiden. Een verlies uit werk en woning mag worden verrekend met inkomsten uit werk en woning van de afgelopen drie jaar (oudste eerst) en van de komende negen jaren. Ondernemingsverlies kende tot 2007 geen beperking in toekomstige verliesverrekening. Vanaf 1 januari 2007 gelden voor deze verliezen de normale regels, hetgeen inhoudt verrekening met de achterliggende drie jaren en de negen volgende jaren. Verliezen uit de jaren 2002 en eerder zijn nog verrekenbaar tot en met het jaar 2011. Als uw verlies wordt verrekend met inkomsten uit reeds verstreken jaren, krijgt u over die jaren waarschijnlijk (maar niet altijd) geld terug. Uw inkomen wordt door het verlies immers lager en er is over dat oude jaar dan ineens minder belasting verschuldigd. Voorbeeld U had in 2006 een inkomen uit werk en woning van €45.000. De top van uw inkomen viel toen in het 42%-tarief. In 2009 maakt u een verlies uit werk en woning van €10.000. Uw inkomen over 2006 wordt achteraf vastgesteld op €35.000. U krijgt van de fiscus nu 42% van €10.000 terug, dat is dus €4200.
11
Het verlies uit werk en woning wordt door de inspecteur bij beschikking vastgesteld. Als u het daarmee niet eens bent, kunt u binnen zes weken bezwaar maken bij de inspecteur. Voor het oude jaar krijgt u tegelijkertijd een beschikking waarin de aanslag over dat jaar wordt verminderd. Is over het oude jaar geen aanslag opgelegd, dan wordt u uitgenodigd om over dat jaar alsnog aangifte te doen. Dan kan daarna een aanslag worden opgelegd (eventueel van nul) en het verlies worden verrekend.
Box 2: Inkomsten uit aanmerkelijk belang Als u het hele jaar dezelfde partner heeft, mag het inkomen uit aanmerkelijk belang over u beiden worden verdeeld. Als u slechts een deel van het jaar een fiscale partner heeft, moet ieder zijn eigen inkomen aangeven. Er is, kort gezegd, sprake van een aanmerkelijk belang als u minimaal 5% van de aandelen bezit in een besloten vennootschap (BV) en een naamloze vennootschap (NV). Bij deze beoordeling tellen niet alleen uw eigen aandelen mee, maar ook die van bepaalde familieleden. U kunt dat allemaal nalezen in de module ‘Aanmerkelijk belang’. Het bezit van een aanmerkelijk belang op zichzelf leidt niet tot belastingheffing. Het zijn uitsluitend de inkomsten die belast worden. Er zijn twee soorten inkomsten uit aanmerkelijk belang. De reguliere voordelen worden voornamelijk gevormd door dividenduitkeringen en de vervreemdingsvoordelen bestaan uit de verkoopwinst van de aandelen. Maar ook als aandelen vererven, of geschonken worden, is er sprake van een vervreemding. Meestal hoeft dan niet afgerekend te worden, maar kan de belasting doorgeschoven worden naar de verkrijger. Kosten ter verwerving, inning en behoud van de inkomsten uit aanmerkelijk belang zijn aftrekbaar in box 2. U kunt daarbij denken aan de rente op een lening die u bent aangegaan om de aandelen aan te kopen.
Verlies uit aanmerkelijk belang
Dit verlies wordt in aanmerking genomen bij degene die het negatieve inkomen heeft aangegeven. Een verlies uit aanmerkelijk belang kan alleen maar worden verrekend met positieve inkomsten uit aanmerkelijk belang van het afgelopen jaar en de negen volgende jaren. Maar daar moet u dan wel nog een aanmerkelijk belang voor hebben. Als u een verlies maakt door het verkopen van uw aanmerkelijk belang, zou u dit verlies nooit meer kunnen verrekenen. Dat is niet de bedoeling. Daarom is bepaald dat u van het verlies 25% mag verrekenen met de belasting over het inkomen in box 1 in het tweede jaar dat u geen aanmerkelijk belang meer heeft. Dan krijgt u toch nog de 25% belasting (tarief in box 2) terug over dit verlies. U kunt hierover alles lezen in de module ‘Aanmerkelijk belang’.
Box 3: inkomsten uit sparen en beleggen. Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft, mag het vermogen in box 3, en daarmee het inkomen, worden verdeeld over u beiden. Heeft u slechts een deel van het jaar een fiscale partner, dan geeft ieder zijn eigen vermogen aan. Box 3 belast de inkomsten uit sparen en beleggen. Het gaat daarbij niet om de werkelijke inkomsten, maar om een vast percentage van 4% van uw vermogen. Dat vermogen wordt berekend als het gemiddelde vermogen per 1 januari en 31 december van het belastingjaar (peildatum). Als de belastingplicht eerder eindigt of later begint (bijvoorbeeld door im- en emigratie, geboren worden of overlijden) wordt het gemiddelde over dat deel van het jaar genomen en wordt het percentage van 4% evenredig verminderd. Als uw partner in 2009 is
12
overleden, mag het vermogen in box 3 niet tussen u beiden worden verdeeld, zelfs niet als u kiest voor het hele jaar partnerschap. U moet voor ieder het eigen vermogen aangeven. Het vermogen bestaat uit bezittingen verminderd met schulden (dit heet de rendementsgrondslag). Voor beiden geldt dat ze niet in een andere box in aanmerking mogen zijn genomen (zie box-volgorde). Er zijn vrijstellingen voor bepaalde soorten bezittingen en een deel van uw vermogen wordt vrijgelaten (heffingvrij vermogen). Een negatief gemiddeld vermogen wordt op nul gesteld. U kunt alles over box 3 lezen in de module ‘Sparen en beleggen’.
Box-volgorde Om te beoordelen in welke box een bepaald inkomensbestanddeel of aftrekpost thuishoort, moet u beginnen in box 1. Daar staat opgesomd welke posten hiertoe behoren. Valt een post hier niet onder, dan is box 2 aan de beurt. En past de post ook daar niet, dan valt het vermogensbestanddeel in box 3. Dat geldt zowel voor de bezittingen als voor de schulden. Voorbeeld U heeft een onderneming die u uitoefent in een eigen bedrijfspand. Dat pand staat op de balans van de onderneming. Ondernemingswinst valt in box 1 en het pand wordt dus niet in box 3 belast. Hetzelfde geldt voor ondernemingsschulden en voor bankrekeningen die op naam van de onderneming staan. Voorbeeld U heeft een eigen woning die u als hoofdverblijf gebruikt. Deze woning wordt in box 1 belast, en de rente van de schuld voor deze woning mag u in box 1 aftrekken. Daarom zijn noch de woning, noch de schuld belast in box 3. Voorbeeld U koopt alle aandelen in een BV en leent daarvoor geld. De rente op deze lening is aftrekbaar in box 2. Daarom valt de schuld niet in box 3.
Boxhoppen
In sommige gevallen is het mogelijk om vlak voor de peildatum (31 december en 1 januari) van box 3 vermogen van box 3 naar box 2 of box 1 te verplaatsen. Dat vermogen telt dan niet mee voor de belastingheffing in box 3. Vervolgens kan het vermogen vlak na de peildatum weer teruggeschoven worden naar box 3. U zou dan de belastingheffing in box 3 missen. In de periode dat het vermogen in box 1 zit, moeten de werkelijke inkomsten worden aangegeven, maar omdat die periode maar erg kort is, zal dat een zeer gering bedrag zijn en op deze manier wordt de belastingheffing bijna helemaal ontlopen. Dit gedrag wordt fiscaal afgestraft. Hoe dat gebeurt kunt u nalezen in de module ‘Sparen en beleggen’.
Minderjarige kinderen Een kind is minderjarig als het jonger dan 18 jaar is. Een kind dat jonger is dan 18 jaar, is meerderjarig zodra het is getrouwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Voor de inkomstenbelasting is een kind uw kind als aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan: - Als het kind is geboren tijdens een huwelijk is het een kind van beide echtgenoten; - Als de ouders niet waren getrouwd toen het kind werd geboren, is het alleen een kind van de vader als deze het heeft erkend;
13
-
Een geadopteerd kind is uw kind; Een stiefkind is ook uw kind. Dat geldt zelfs als u inmiddels gescheiden bent van de ouder van dat kind. Een pleegkind is uw kind. Daarvoor is nodig dat u het kind onderhoudt en opvoedt als eigen kind. Vooral het onderhoudsvereiste kan nog wel eens een struikelblok zijn. Als er andere bronnen van financiële middelen zijn, zoals alimentatie of uitkeringen van een voogdijvereniging, wordt niet voldaan aan het onderhoudsvereiste en is dit kind niet uw pleegkind. Dit is anders als u als ouder zodanig bijdraagt in het levensonderhoud van dat kind, dat u aan het onderhoudsvereiste van €408 per kwartaal voldoet.
De volgende inkomsten moeten worden aangegeven door de ouder die het ouderlijke gezag uitoefent over het kind: - Resultaat uit overige werkzaamheden anders dan door het verrichten van arbeid; - Inkomsten uit eigen woning; - Inkomsten uit aanmerkelijk belang; - Inkomsten uit sparen en beleggen. Als u als gescheiden ouder het gezag uitoefent over een minderjarig kind en de andere ouder oefent eveneens het gezag uit, moet u de helft hiervan aangeven. Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft, mag u deze inkomsten over u beiden verdelen. Als uw partner in 2009 is overleden, mag het vermogen in box 3 niet tussen u beiden worden verdeeld, u moet voor ieder het eigen vermogen aangeven. Het vermogen van uw minderjarige kinderen moet als volgt worden aangegeven. Voor uw overleden partner geeft u zowel per 1 januari als per overlijdensdatum de helft van het vermogen van de kinderen aan. Voor uzelf geeft u per 1 januari de helft aan en per 31 december het volle vermogen van uw kinderen. Alle andere inkomsten moeten door het kind zelf worden aangegeven.
Vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting Als u buitenlands inkomen heeft, is het niet onwaarschijnlijk dat u daarover in het buitenland belasting moet betalen. Om te voorkomen dat u in twee landen tegelijk over hetzelfde inkomen belasting moet betalen, heeft Nederland met heel veel landen belastingverdragen gesloten. Deze bepalen in welk land bepaalde inkomsten belast mogen worden. En is er geen verdrag, dan is er nog het Besluit ter voorkoming van dubbele belasting die in sommige situaties dubbele belastingheffing voorkomt. Wij geven hier alleen de hoofdregels. - Winst uit onderneming is belast in het land waar de onderneming is gevestigd of waar winst behaald door middel van een vaste inrichting. - Inkomsten uit dienstbetrekking (niet zelfstandige arbeid) is in het algemeen belast in het land waar de dienstbetrekking wordt uitgeoefend. Daar zijn wel uitzonderingen op, bijvoorbeeld als dit minder dan 183 dagen in een jaar is en de beloning niet wordt betaald door een bedrijf in dat andere land (183 dagenregeling). - Inkomsten uit onroerend goed zijn belast in het land waar het is gelegen. - Inkomsten uit effecten, bankrekeningen en dergelijke zijn belast in het land waar de ontvanger van de inkomsten woont, maar er mag vaak belasting worden ingehouden in het andere land. Als inkomsten ter belastingheffing zijn toegewezen aan het buitenland, moeten ze allereerst tóch worden aangegeven bij uw totale inkomsten. Dus buitenlands loon moet worden
14
aangegeven bij inkomsten uit dienstbetrekking (daarvoor is een aparte vraag), heeft u onroerend goed in het buitenland, dan moet dat eerst in box 3 worden aangegeven. U geeft, met andere woorden, uw hele ‘wereldinkomen’ aan. Vervolgens wordt er een aftrek verleend voor dubbele belasting. Deze aftrek werkt anders uit voor box 1, 2 en 3. Het programma rekent de aftrek uit.
Box 1 In box 1 werkt de vrijstelling als volgt. U bepaalt de buitenlandse inkomsten in box 1 (teller). U neemt vervolgens uw totale inkomen in box 1 inclusief de buitenlandse inkomsten. Daar mag u de persoonsgebonden aftrekposten van aftrekken (tenzij uw inkomen voor 90% of meer uit het buitenland afkomstig is en u daar al aftrek heeft voor persoonlijke posten). Dit heet de noemer. Vervolgens bepaalt u hoeveel belasting u over het inkomen in box inclusief het buitenlandse inkomen, verschuldigd bent. In de eerste twee schijven gaat het daarbij alleen om het belastingdeel en niet het deel voor de premies volksverzekeringen, dat daar een onderdeel uitmaakt van het tarief. De vrijstelling bedraagt nu teller/noemer x belasting over inkomen in box 1. Voorbeeld U heeft €40.000 Nederlands loon en 15.000 buitenlands loon. Uw inkomsten uit eigen woning zijn €10.000 negatief. Uw inkomen in box 1 is dan €45.000. Daarover bent u €7373 belasting verschuldigd (dit is zo weinig omdat het belastingtarief in de eerste en tweede schijf zo laag is, het overgrote deel bestaat uit premies volksverzekeringen). Uw vrijstelling bedraagt nu 15.000/45.000 x €7373 = €2458. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de belasting over uw totale inkomen, dus inclusief het inkomen in box 2 en 3. Als uw buitenlandse inkomen hoger is dan uw totale inkomen in box 1, kunt u een deel van uw aftrek ter voorkoming van dubbele belasting niet gebruiken. Dit deel van het buitenlandse inkomen mag dan worden doorgeschoven naar het volgende jaar om daar alsnog vrijgesteld te worden. Dat houdt in dat u in uw aangifte over 2009 moet controleren of u nog buitenlandse inkomsten uit vorige jaren heeft die nog niet verrekend zijn. Die mag u dan in dit jaar alsnog verrekenen. U kunt dit bedrag invullen bij de betreffende vraag bij de rubriek ‘Vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting’. Voorbeeld U heeft €10.000 Nederlands loon, €40.000 buitenlands loon en een aftrekpost voor de eigen woning van €15.000. Uw inkomen in box 1 bedraagt daarmee €35.000. Van uw buitenlandse loon leidt €5000 niet tot een vrijstelling. Voor dit bedrag mag u volgend jaar vrijstelling vragen. En dan kan het nog zijn dat uw buitenlandse inkomen negatief is. Dat kan met name het geval zijn bij een buitenlandse onderneming. Uw totale inkomen wordt door dit verlies lager en u betaalt daardoor minder belasting. Maar als uw buitenlandse inkomen in een volgend jaar weer positief is, moet eerst het buitenlandse verlies daarmee worden verrekend voordat u weer recht heeft op vrijstelling. Voorbeeld U heeft €10.000 Nederlands loon en €4.000 verlies uit een buitenlandse onderneming. U betaalt in box 1 maar belasting over €6000. Volgend jaar maakt de
15
onderneming € 13.000 winst. U mag nu maar voor €9000 vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting vragen.
Box 2 Als u inkomen uit een buitenlands aanmerkelijk belang ontvangt, mag u daarvoor alleen de ingehouden bronbelasting verrekenen. Er bestaat verder geen recht op vrijstelling.
Box 3 Onroerend goed In box 3 werkt de vrijstelling voor onroerend goed (huis in het buitenland) als volgt. U geeft allereerst de waarde van het huis aan in box 3 op iedere peildatum. De schuld geeft u eveneens per peildatum aan. Schulden zijn slechts aftrekbaar voor zover zij hoger zijn dan €5800. Voor het saldo van huis en schuld krijgt u vrijstelling die als volgt wordt berekend. Het inkomen over de waarde van huis minus schuld (4% daarvan, dus) deelt u door het inkomen over uw totale vermogen in box 3 verlaagd met de schuldendrempel (inclusief huis min schuld, zonder aftrek van heffingvrij vermogen en eventueel verminderd met de persoonsgebonden aftrekposten die u in box 3 in aftrek brengt) en u vermenigvuldigt de uitkomst met de belasting die u in box 3 verschuldigd bent. Uw totale belasting in box 3 wordt nu verminderd met deze vrijstelling. Voorbeeld Uw vermogen ziet er als volgt uit (per 1 januari hetzelfde als per 31 december): Waarde huis in het buitenland 150.000 Schuld voor dit huis -100.000 Overig vermogen 210.000 Uw totale vermogen in box 3 bedraagt dus €260.000. Uw rendementsgrondslag bedraagt €260.000 plus de schuldendrempel van €5800, dat is €265.800. Na aftrek van uw heffingvrije vermogen van €41.322 betaalt u belasting over 4% van €224.478, dat is 30% over €8979 = €2693. Uw vrijstelling bedraagt: (€150.000 – €100.000) / €260.000 x €2693 = €518. U betaalt in box 3 €2693 - €518 = €2175 belasting. Als u een buitenlandse bezitting gedurende het jaar koopt of verkoopt neemt u voor de berekening van de vrijstelling een evenredig deel van bezit – schuld. In box 3 moet u echter wel gewoon de waarde per peildatum aangeven. Dat ziet er als volgt uit. Voorbeeld U koopt op 1 april een huis in Frankrijk. Waarde €150.000, schuld €100.000. Uw overige vermogen bedraagt €210.000. U geeft in box 3 aan (gemiddeld) Waarde huis (gemiddelde van 1 januari en 31 december) 75.000 Schuld (idem) -50.000 Overig vermogen 210.000 Uw totale vermogen bedraagt €235.000. Uw rendementsgrondslag bedraagt €235.000 + €5800 schuldendrempel = €240.800. Na aftrek van het heffingvrije vermogen van €41.322 is dat €199.478, waarover u 4% inkomen aangeeft met 30% belastingheffing daarover. U betaalt dus €2393 belasting. Uw vrijstelling bedraagt: 9/12 (9 maanden) x (€150.000 - €100.000) = 37.500/235.000 x €2393 = €382. U betaalt in box 3 dus €2393 - €382 = €2011 belasting.
16
Bronbelasting op buitenlandse dividenden Nederland heeft met veel landen verdragen ter voorkoming van dubbele belasting. Als een buitenlandse maatschappij dividenden uitkeert aan Nederlandse belastingplichtigen en daarop belasting inhoudt, dan zorgen deze verdragen ervoor dat (in ieder geval een deel van) deze buitenlandse belasting verrekend mag worden met de Nederlandse inkomstenbelasting over de aandelen. Hoeveel precies dat is, hangt af van het land waar de dividenden vandaan komen. U kunt het exacte percentage navragen bij de belastingtelefoon: 0800-0543. De verrekening van buitenlandse bronbelasting kan nooit tot een teruggave leiden. Er kan niet méér verrekend worden dan de belasting die in box 3 wordt betaald. Het niet verrekende deel schuift door naar volgende jaren. Heeft u uit voorgaande jaren nog bronbelasting die toen niet verrekend kon worden, dan mag u dat dit jaar verrekenen. Hierover vindt u een speciale vraag in het aangifteprogramma bij de vrijstelling voor box 3inkomsten.
Heffingskortingen Nadat de belasting over alle boxen bij elkaar is opgeteld, mag u daar de heffingskortingen nog op mindering brengen. Deze heffingskortingen zijn er, afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden, in diverse soorten en maten. De meeste heffingskortingen zijn hoger als u nog geen 65 jaar bent. Na uw 65e verjaardag gaat het tarief in de eerste twee schijven omlaag omdat u dan geen premie AOW hoeft te betalen. De meeste heffingskortingen hebben ook een AOW-deel en gaan daarom omlaag zodra u 65 wordt. In het jaar van 65 worden wordt dit, net als het tarief in de eerste twee schijven, herrekend naar het aantal volle maanden dat u 65 bent. Als u aangifte doet met het programma van de belastingdienst, wordt dat gelukkig voor u uitgerekend. Wij beginnen met de tabel met daarin alle heffingskortingen met bijbehorende bedragen, om daarna de heffingskortingen voor gehuwden te behandelen.
Algemene heffingskorting Arbeidskorting (maximaal) - tot 57 jaar - 57, 58 of 59 jaar - 60 of 61 jaar - 62 jaar of ouder Vermindering maximum arbeidskorting Doorwerkbonus maximum - 61 jaar - 62 jaar - 63 jaar - 64 jaar - 65 jaar - 66 jaar of ouder Inkomensafhankelijke combinatiekorting
jonger dan 65 ouder dan 65 jaar jaar € 2.007 € 935 € € € €
1.504 1.762 2.018 2.274 € 24
€ 1060 € 10
€ 2296 € 3215 € 4592 € 919
€ 1765
17
€ 919 € 460 € 823
Ouderschapsverlofkorting (per opgenomen verlofuur)
€ 3,99
Alleenstaande-ouderkorting Aanvullende alleenstaandeouderkorting (maximaal)
€ 902 € 1.484
Jonggehandicaptenkorting Ouderenkorting Alleenstaande ouderenkorting Levensloopverlofkorting (per jaar van deelname)
€ 421 € 692
€ 678 € 661 € 410 € 195
Korting maatschappelijke beleggingen Korting beleggingen in durfkapitaal
1,3% *)
1,3% *)
1,3% *)
1,3% *)
*) van het vrijgestelde bedrag in box 3 Algemene heffingskorting Hierop heeft iedereen recht. Bent u nog geen 65 jaar, dan bedraagt hij €2007. Bent u het hele jaar 65, dan is het bedrag €935. Het bedrag wordt evenredig verminderd in het jaar waarin u 65 jaar wordt. Let op: soms wordt niet de hele heffingskorting uitbetaald aan de minstverdiende partner. Zie Heffingskortingen en fiscaal partnerschap.
Arbeidskorting Iedereen die betaald arbeid verricht, heeft recht op de arbeidskorting. Deze korting wordt berekend over de arbeidskortinggrondslag, dat is het gezamenlijke bedrag van de met tegenwoordige arbeid genoten winst uit onderneming, resultaat uit overige werkzaamheden, loon, waaronder wordt verstaan uitkeringen wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid (wel: ZW-uitkering; niet: WIA/WAO/WAZ/Wajong-uitkeringe of soortgelijke buitenlandse uitkering) en WAZO-uitkering en aanvulling door werkgever. Als u op 1 januari van het belastingjaar jonger bent dan 65 jaar bedraagt de arbeidskorting over de eerste €8859 1,738%, dat is maximaal €154. Over het meerdere wordt een verschillend percentage berekend afhankelijk van uw leeftijd op 1 januari van het belastingjaar. tot 57 jaar 12,381% de maximale totale arbeidskorting bedraagt: €1.504 57 t/m 59 jaar 14,747% de maximale totale arbeidskorting bedraagt: €1.762 60 t/m 61 jaar 17,095% de maximale totale arbeidskorting bedraagt: €2.018 62 t/m 64 jaar 19,442% de maximale totale arbeidskorting bedraagt: €2.274 Dit maximum wordt verminderd met 1,25% van de arbeidskortinggrondslag boven €42.509, maar maximaal met €24. Als u op 1 januari 65 jaar of ouder bent bedraagt de arbeidskorting over de eerste €8859 0,81% van de arbeidskortinggrondslag, dat is maximaal €72. Over het meerdere bedraagt hij 9,054%. Het maximum van de totale arbeidskorting bedraagt hier €1060. Dit maximum wordt verminderd met 0,581% van de arbeidskortinggrondslag boven €42.509, maar maximaal met €10.
18
Als uw arbeidskortinggrondslag maximaal €42.509 is, bedraagt de arbeidskorting ten minste de voor de loonheffing genoten arbeidskorting, maar nooit meer dan het hierboven genoemde maximum.
Doorwerkbonus Als u aan het begin van het kalenderjaar 61 jaar of ouder bent en u een arbeidskortinggrondslag (zie bij arbeidskorting) heeft van meer dan €8859 heeft u recht op de doorwerkbonus. De doorwerkbonus bedraagt het navolgende percentage van uw arbeidskortinggrondslag tot het daarachter genoemde maximum. Leeftijd op 1 januari 61 jaar 62 jaar 53 jaar 64 jaar 65 jaar 66 jaar of ouder
Percentage 5% 7% 10% 2% 2% 1%
Maximum € 2296 3215 4592 919 919 460
Inkomensafhankelijke combinatiekorting Als u met werkzaamheden buiten uw huishouden (de arbeidskortinggrondslag) meer dan €4619 verdient of in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek heeft u recht op de inkomensafhangelijke combinatiekorting. Verder is vereist dat u gedurende meer dan zes maanden een kind dat op 1 januari 2009 nog geen twaalf jaar oud was, tot uw huishouden kunt rekenen dat op uw woon- of briefadres ingeschreven staat in de Basisadministratie Persoonsgegevens (het bevolkingsregister). Deze laatste eis van inschrijving geldt niet voor zogenoemde co-ouders (gescheiden ouders die in gelijke mate voor hun kinderen zorgen). Bovendien moet een lager inkomen uit tegenwoordige arbeid hebben dan uw partner. Onder partner wordt hier tevens verstaan een verbonden persoon. Een verbonden persoon is iemand uit de volgende groep van personen: • degene met wie u een notarieel samenlevingscontract heeft gesloten; • degene die voor de toepassing van uw pensioenregeling als uw partner is aangemeld; • degene met wie u samen een woning bewoont die voor u beiden als eigen woning wordt aangemerkt en die mede aansprakelijk is voor een hypothecaire schuld op die woning; • degene met wie u gedurende minimaal zes maanden in het kalenderjaar op hetzelfde adres staat ingeschreven in de Basisadministratie Persoonsgegevens en die overigens voldoet aan de vereisten voor het fiscale partnerschap, tenzij u aannemelijk kunt maken dat er geen sprake is van een gemeenschappelijke huishouding; Als de termijn van zes maanden niet wordt gehaald vanwege het overlijden van het kind, dan blijft toch recht bestaan op deze korting. De inkomensafhankelijke combinatiekorting bedraagt, als u nog geen 65 jaar bent, €770 plus 3,8% van de arbeidskortinggrondslag boven €4619, maar maximaal €1765. Als u 65 jaar of ouder bent, is de inkomensafhankelijke combinatiekorting €360 plus 1,77% van de arbeidskortinggrondslag boven €4619, maar maximaal 823. In het jaar dat u 65 wordt, geldt een tijdsevenredig percentage en maximum.
Alleenstaande-ouderkorting U komt voor deze extra korting in aanmerking als u gedurende zes maanden:
19
• geen partner had; en • een huishouding voerde met een kind dat door u in belangrijke mate wordt onderhouden, dat wil zeggen voor tenminste €408 per kwartaal of waarvoor u recht heeft op kinderbijslag; en • dat kind op hetzelfde adres als u stond ingeschreven; en • u de huishouding uitsluitend voerde met kinderen die aan het begin van het jaar nog geen 27 jaar oud waren. Als u na 1 juli bent getrouwd, heeft u gedurende de gehuwde periode een fiscale partner. Als u voor die tijd niet heeft samengewoond met uw echtgenoot, komt u in aanmerking voor de alleenstaande-ouderkorting. U voldoet dan immers volledig aan de voorwaarden. U komt ook in aanmerking voor de alleenstaande-ouderkorting als u wel samenwoonde met uw echtgenoot, maar de periode van huwelijk en samenwonen in totaal niet meer dan zes maanden bedroeg. Voor deze korting is (onder andere) vereist dat het kind minimaal zes maanden tot uw huishouden behoort. Uw kind moet daarvoor tussen de drie en vier dagen per week bij u verblijven. Schooluren tellen daarbij mee. Schooluren worden geheel toegerekend aan de ouder bij wie het kind zowel vóór als ná schooltijd verblijft. Als uw kind vóór schooltijd bij u verblijft en ná schooltijd bij uw ex-echtgenoot, of andersom, moeten de schooluren gelijkelijk over u beiden worden verdeeld. Als de termijn van zes maanden niet wordt gehaald vanwege het overlijden van ouder of kind, dan blijft toch recht bestaan op deze korting. De alleenstaande-ouderkorting bedraagt €902 (aanzienlijk minder dan vorig jaar) als u nog geen 65 jaar bent, en anders €421. In het jaar dat u 65 wordt, wordt deze korting evenredig verminderd.
Aanvullende alleenstaande-ouderkorting U heeft recht heeft op de aanvullende alleenstaande-ouderkorting als u recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting én: • u werkzaamheden buiten uw huishouden verricht: én • gedurende minimaal zes maanden een kind tot uw huishouden behoort dat aan het begin van het kalenderjaar nog geen zestien jaar oud is; en • dat kind gedurende die periode op uw adres ingeschreven staat. Deze korting bedraagt 4,3% (als u 65 jaar of ouder bent 2,047%) van uw arbeidskortinggrondslag. De maximumkorting bedraagt €1484; als u 65 jaar of ouder bent van €692. Als de termijn van zes maanden niet gehaald wordt vanwege het overlijden van een ouder of kind, dan blijft toch recht bestaan op deze korting.
Jonggehandicaptenkorting Als u recht heeft op toekenning van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en niet op de ouderenaftrek, krijgt u een extra heffingskorting van €678, de jonggehandicaptenkorting.
20
Ouderenkorting Als u aan het einde van het belastingjaar 65 jaar of ouder bent, heeft u recht op een ouderenkorting van €661, mits uw verzamelinkomen niet meer bedraagt dan €34.282. Als u als partners beiden aan deze eisen voldoet, heeft u beiden recht op de ouderenkorting.
Alleenstaande ouderenkorting Als u in een gedeelte van het kalenderjaar (bijvoorbeeld na overlijden van uw partner, of na het duurzaam gescheiden gaan leven in 2009) een AOW-uitkering voor alleenstaanden heeft, heeft u recht op de alleenstaande ouderenkorting van €410.
Levensloopverlofkorting U heeft recht op deze korting als u geld opneemt uit uw levenslooptegoed bij het opnemen van levensloopverlof. Dat kan ook bij pensionering of 65 jaar worden, maar niet bij het omzetten van het levenslooptegoed in pensioenaanspraken. Bij afkoop, vervreemding of opname van het geld in één keer bestaat geen recht op deze heffingskorting. De heffingskorting bedraagt €195 per jaar dat is deelgenomen aan de levensloopregeling, maar maximaal het tegoed dat is opgenomen. Deelnemen aan de levensloopregeling betekent dat u daadwerkelijk bedragen moet hebben gestort op de geblokkeerde levenslooprekening.
Ouderschapsverlofkorting Voor de ouderschapsverlofkorting is niet meer vereist dat u in het kalenderjaar deelneemt aan de levensloopregeling. Als u gebruik maakt van uw wettelijke ouderschapsverlof (dat op fulltime basis maximaal 26 weken mag duren), heeft u recht op een ouderschapsverlofkorting van 50% van het wettelijk minimumloon, dat is per opgenomen verlofuur €3,99. Er geldt een maximum voor deze korting, hij mag niet meer bedragen dan het verschil tussen het belastbare loon van vorig jaar en dat van dit jaar. Als in het voorgaande jaar ook al ouderschapsverlof is opgenomen dat doorloopt tot in 2009, mag worden uitgegaan van het jaar daarvoor. De korting wordt echter alleen toegekend voor in 2009 opgenomen verlof. Voor de ouderschapsverlofkorting is vereist dat u over een door uw werkgever ondertekende verklaring beschikt waarin tenminste is opgenomen uw naam en adresgegevens, het loonheffingennummer van uw werkgever, uw sofinummer en de periode en aantal uren ouderschapsverlof.
Heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen U krijgt een extra heffingskorting van 1,3% van uw maatschappelijke beleggingen die in box 3 zijn vrijgesteld. Maatschappelijke beleggingen zijn groene beleggingen en sociaal-ethische beleggingen. Deze heffingskorting geldt niet alleen voor groene beleggingen die onder de vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen vallen (tot een maximum van €55.145, als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft €110.290), maar ook voor groene beleggingen die op grond van de overgangsregeling onbeperkt zijn vrijgesteld. Deze overgangsregeling houdt in dat deze beleggingen tot uiterlijk 1 januari 2011 in zijn totaliteit zijn vrijgesteld als zij op 1 januari 2001 al in uw bezit waren, of als zij op die datum in bezit waren van de persoon van wie u deze beleggingen heeft geërfd of waarvan u op grond van huwelijksgoederenrecht deels eigenaar bent geworden. U heeft zelfs recht op deze heffingskorting als u uw vermogen beneden het heffingvrije vermogen ligt en u dat niet hoeft aan te geven.
21
Als u onvoldoende belasting betaalt om uw heffingskortingen zelf terug te krijgen, moet u uw vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen overdragen aan uw partner. Deze krijgt dan recht op uw heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen. Deze heffingskorting wordt niet door de belastingdienst uitbetaald als u onvoldoende inkomen heeft (zie par. Heffingskortingen en fiscaal partnerschap). Deze heffingskorting wordt niet evenredig verlaagd als u 65 jaar of ouder bent.
Heffingskorting beleggingen in durfkapitaal U heeft recht op een extra heffingskorting van 1,3% van uw directe beleggingen in durfkapitaal en in uw culturele beleggingen die in box 3 zijn vrijgesteld. Deze vrijstelling bedraagt maximaal €55.145 (€110.290 als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft). Zelfs als u uw vermogen niet hoeft aan te geven omdat het daarvoor te laag is, blijft recht bestaan op deze heffingskorting. Als u onvoldoende belasting betaalt om uw heffingskortingen zelf terug te krijgen, moet u uw vrijstelling voor beleggingen in durfkapitaal overdragen aan uw partner. Deze krijgt dan recht op uw heffingskorting voor beleggingen in durfkapitaal. Deze heffingskorting wordt niet door de belastingdienst uitbetaald als u onvoldoende inkomen heeft (zie par. Heffingskortingen en fiscaal partnerschap). Deze heffingskorting wordt niet verlaagd als u 65 jaar of ouder bent.
Heffingskortingen en fiscaal partnerschap Het fiscale partnerschap heeft gevolgen voor de heffingskortingen. Voor de afzonderlijke heffingskortingen kunt u dat bij de betreffende paragraaf terugvinden. Als de heffingskortingen hoger zijn dan de belasting die u verschuldigd bent, wordt dit deel niet uitbetaald. Als u echter minimaal zes maanden van het kalenderjaar een fiscale partner heeft, kan dat anders zijn. U heeft dan recht op uitbetaling van de volgende heffingskortingen: algemene heffingskorting (zie verderop voor beperking van deze teruggave); arbeidskorting; combinatiekorting; aanvullende combinatiekorting; ouderschapsverlofkorting; levensloopverlofkorting. Deze teruggave bedraagt echter nooit méér dan de belasting die uw fiscale partner na aftrek van zijn heffingskorting verschuldigd is. Vanaf 1 januari 2009 wordt de teruggave van de algemene heffingskorting voor bepaalde groepen belastingplichtigen in 15 jaarlijkse stappen teruggebracht naar nul. Voor hen wordt in 2009 maximaal €1873 uitbetaald. U heeft met deze maatregel niets van doen als u bent geboren voor 1 januari 1972, of als u in 2009 gedurende meer dan 6 maanden (behoudens overlijden) een kind tot uw huishouden heeft dat op 1 januari jonger dan 6 jaar was en dat in die zes maanden op uw adres stond ingeschreven.
22
Voorbeeld U moet €1000 belasting betalen. Na aftrek van de heffingskorting van €2007 hoeft u niets te betalen. €1000 van uw heffingskorting wordt in mindering gebracht op uw belasting, €1007 heffingskorting kan niet met uw belasting worden verrekend. Uw partner heeft een inkomen waar hij €15.000 belasting moet betalen na aftrek van zijn heffingskortingen. U krijgt nu de niet verrekende heffingskorting van €1007 uitbetaald van de belastingdienst. Voorbeeld U moet €1000 belasting betalen. Na aftrek van de heffingskorting van €2007 hoeft u niets te betalen. €1000 van uw heffingskorting wordt in mindering gebracht op uw belasting, €1007 heffingskorting kan niet met uw belasting worden verrekend. Uw partner heeft een inkomen waar hij €500 belasting moet betalen na aftrek van zijn heffingskortingen. U krijgt nu van de niet verrekende heffingskorting van €1007 slechts €500 uitbetaald van de belastingdienst.
Voorlopige teruggave heffingskortingen Als u voor de aanvang of gedurende het belastingjaar al weet dat u recht heeft op uitbetaling van heffingskortingen, kunt u daarvoor een voorlopige teruggave vragen. Dat gebeurt met name als een van beide partners helemaal geen inkomen heeft. Als u eenmaal een voorlopige teruggave heeft aangevraagd, krijgt u voor de volgende jaren automatisch eenzelfde voorlopige teruggave. De belastingdienst gaat er van uit dat de omstandigheden niet zijn gewijzigd. Mocht na afloop van het jaar blijken dat de voorlopige teruggave te hoog was, dan moet u dat terugbetalen aan de belastingdienst. U krijgt voor dit bedrag een aanslag verhoogd met heffingsrente.
Verrekening van voorheffingen/voorlopige aanslagen Voorheffingen In een aantal gevallen is het voor alle partijen handig als de belasting die over bepaalde inkomsten verschuldigd is, niet pas na afloop van het jaar wordt betaald, maar op het moment dat de inkomsten worden genoten. De verschuldigde belasting wordt dan ingehouden van de inkomsten door de inhoudingsplichtige en direct afgedragen aan de fiscus. Dit zijn de zogenoemde voorheffingen. Handig voor de fiscus omdat die zijn geld direct krijgt en omdat de inhoudingsplichtigen werk overnemen. Handig voor u omdat u dan niet in de verleiding komt om geld uit te geven dat eigenlijk niet van u is.
Nederlandse loon-/dividend- en kansspelbelasting De twee meest voorkomende voorheffingen zijn de loonbelasting, deze wordt door uw werkgever van uw loon ingehouden, en de dividendbelasting, deze wordt ingehouden door het bedrijf dat dividend uitkeert. Deze voorheffingen mogen worden afgetrokken van (verrekend met) de inkomstenbelasting die u verschuldigd bent over uw totale inkomsten na aftrek van de heffingskortingen. Voorbeeld U heeft recht op €10.000 bruto dividend. Daarop wordt 15% dividendbelasting ingehouden. U ontvangt dus maar €8500. U rekent de belasting over uw totale inkomen uit. De verschuldigde belasting blijkt € 13.500 te bedragen. Na verrekening van de dividendbelasting hoeft u nog maar €12.000 te betalen.
23
In uitzonderingsgevallen mag ook de kansspelbelasting als voorheffing worden verrekend. Dat is alleen het geval als de gewonnen prijs moet worden aangegeven als inkomen, hetgeen uitsluitend het geval is als deze prijs wordt gewonnen in uw onderneming.
Bronbelasting op buitenlandse rente. Om te voorkomen dat men spaargelden in het buitenland op een bankrekening zet zonder deze aan te geven in Nederland, is per 1 juli 2005 een Europese spaarrenterichtlijn ingevoerd. Deze houdt in, dat over de rente een bepaald percentage belasting ingehouden wordt. Deze kunt u in Nederland verrekenen, maar dan moet u het buitenlandse tegoed natuurlijk wél aangeven. Als u niet wilt dat er bronheffing wordt ingehouden, dan moet u de buitenlandse bank toestemming geven om gegevens door te geven aan de Nederlandse fiscus. De Nederlandse fiscus kan dan controleren of u het tegoed wel heeft aangegeven. In de helpteksten bij het aangifteprogramma van de belastingdienst kunt u precies nalezen om welke landen het gaat.
Voorlopige aanslag/teruggave Als de fiscus denkt dat er over een jaar te weinig belasting wordt ingehouden, of misschien wel helemaal niet, zoals bij ondernemers het geval is, zal er gedurende het jaar een voorlopige aanslag worden opgelegd. Deze aanslag mag in zoveel termijnen worden betaald als er nog maanden in het jaar zijn. De bedoeling is dat u de belasting betaalt naarmate het inkomen wordt genoten. Als u dan na afloop van het jaar aangifte doet, hoeft u dat alvast niet meer te betalen. Deze voorlopige aanslag mag worden verrekend met de uiteindelijk te betalen belasting. De schatting van de belastingdienst wordt vaak gebaseerd op de laatst bekende gegevens, dus vermoedelijk uit de aangifte van het voorafgaande jaar. Als u aftrekposten heeft en niet wil wachten op de belastingteruggave hierover, kunt u een voorlopige teruggave vragen. Dat kan met een programma dat is op te halen op de website van de belastingdienst: www.belastingdienst.nl. U moet dan na afloop van het jaar aangifte doen en deze voorlopige teruggave moet worden verrekend met de uiteindelijk verschuldigde belasting. Heeft u een te hoge teruggave gehad, dan moet u na het doen van aangifte bijbetalen. Was de voorlopige teruggave te laag, dan krijgt u aanvullend nog meer belasting terug.
Teruggave inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet Op 1 januari 2006 is de zorgverzekeringswet in werking getreden. Het onderscheid tussen ziekenfonds en particulier verzekerden is daarbij vervallen. Iedereen is verplicht verzekerd ingevolge deze wet. Daarbij zijn drie soorten premies verschuldigd: de basispremie voor het basispakket, aanvullende premie voor dekking van extra ziektekosten en de inkomensafhankelijke bijdrage. Deze laatste wordt ingehouden door de werkgever of uitkeringsinstantie. Als die er niet zijn, zoals bij ondernemers en resultaatgenieters, int de belastingdienst deze premies op aanslag. Voor dat doel is er een vraag opgenomen in het aangifteprogramma.
De inkomensafhankelijke bijdrage De inkomensafhankelijke bijdrage wordt geheven over maximaal €32.369. Het percentage is afhankelijk van de inkomstenbron. Dat kunt u terugvinden op internet. Er zijn twee percentages, 6,9% en 4,8%. Op loon wordt 6,9% ingehouden, net zoals op AOWuitkeringen. Op andere uitkeringen, pensioenen en lijfrentes wordt 4,8% ingehouden. Nogmaals, er zijn uitzonderingen, die u op internet kunt vinden.
24
Als er meer dan één inhoudingsplichtige is, wordt er vaak meer dan het maximum ingehouden. Dat wordt dan teruggegeven. Het werkt als volgt.
Twee of meer werkgevers Werkgevers moeten 6,9% inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet van uw bruto loon inhouden en natuurlijk afdragen aan de belastingdienst. Dit bedrag is niet aftrekbaar van uw loon (en vanaf 1 januari 2009 ook niet als ziektekosten). Zij zijn echter ook verplicht om dit bedrag aan u te vergoeden. Deze vergoeding is belast voor de loonbelasting. Weliswaar valt het ingehouden bedrag weg tegen de vergoeding van de werkgever, maar u blijft wel zitten met de belastingheffing over de vergoeding. De bedragen in het vervolg zijn afgerond om het geheel inzichtelijker te maken. Voorbeeld U heeft twee banen, één met een loon van €25.000 (per maand €1900) en één met een loon van €9000 (per maand €700), in totaal dus €34.000. U heeft een maandloon van €1900. Daarover houdt de werkgever een bijdrage in van €129,20. Dit bedrag wordt vergoed. Dat valt tegen elkaar weg. Maar over de vergoeding moet (in dit geval) 42% loonheffing worden ingehouden, dat is €54,26. Uw nettoloon gaat door de hele operatie met €54,26 omlaag. Hetzelfde gebeurt bij uw andere dienstbetrekking, zij het dat de bedragen anders zijn. Bij een loon van €700 per maand bedraagt de bijdrage €48,30 en de belasting over de vergoeding 33,50% daarover, dat is €16,18. Het maximale loon waarover deze premies mogen worden ingehouden bedraagt €32.369. De maximale premie bedraagt €2233 per jaar. Uitgaande van de cijfervoorbeelden wordt bij u ingehouden 12 x €129,90 + 12 x €48,30 = €2138 over uw reguliere maandelijkse loon + 6,9% over uw vakantiegeld van 8%, in totaal €2331. Er wordt in totaal dus te veel ingehouden, maar ook te veel vergoed en er wordt tevens te veel loonheffing ingehouden. Dit wordt rechtgetrokken via de werkgevers in dezelfde verhouding als uw loon. Dat houdt in dat 25/34 deel van het teveel ingehouden bedrag wordt gecorrigeerd via werkgever 1 en 9/34 via werkgever 2. Werkgever 1 retourneert aan u 25/34 deel van (€2331 - €2233 =) €98, dat is €72,06, maar krijgt de vergoeding hiervan van u terug. Dat valt weg tegen elkaar. U krijgt echter de belasting over de terugbetaalde vergoeding terug, in geval van werkgever 1 42%. Uw netto loon gaat door de teruggave omhoog met (42% van €72,06 =) €30,26. Het restant wordt via werkgever 2 op precies dezelfde wijze teruggegeven. Het is in feite precies het spiegelbeeld van de inhouding. U hoeft voor deze teruggave niets te doen. De belastingdienst beschikt over de gegevens om de teruggave te berekenen en in het voorjaar hoort uw loon eenmalig omhoog te gaan met de negatieve belasting over de teruggave.
Loon in combinatie met pensioen of lijfrente Het kan natuurlijk ook zijn dat u naast een dienstbetrekking pensioen geniet of een lijfrenteuitkering. Dan wordt het ingewikkeld. Bij deze berekening is wél van belang of u de bijdrage vergoed krijgt van de inhoudingsplichtige. Er zijn hierbij drie relevante situaties te onderscheiden. - Premies van 6,9% mét een vergoeding van de inhoudinsgplichtige (bijvoorbeeld loon); - Premies van 6,9% zonder vergoeding van inhoudingsplichtige (AOW); - Premies van 4,8%, die per definitie niet worden vergoed (bijvoorbeeld pensioen en lijfrentes).
25
Allereerst: hoe wordt het maximum berekend? Het maximum inkomen waarover de inkomensafhankelijke bijdrage wordt berekend is €32.369. Bij verschillende percentages inhoudingen wordt eerst het inkomen genomen waarover 6,9% wordt ingehouden. Daarna wordt aangevuld met inkomen waarover 4,8% wordt ingehouden. Voorbeeld U heeft €15.000 loon waarop 6,9% (€1035)wordt ingehouden mét vergoeding, €8.000 AOW waarop 6,9% (€552) wordt ingehouden zonder vergoeding en een lijfrente van €10.000 waarop 4,8% (€480) wordt ingehouden zonder vergoeding. U heeft dus €23.000 met een inhouding van 6,9%, dat is €1587. Over de rest van uw inkomen tot aan €32.369 bent u 4,8% verschuldigd, dat is €32.369 - €23.000 = €9369. 4,8% daarvan is €449. Voor u is de maximale inkomensafhankelijke bijdrage €1587 + €449 = €2038. Er is ingehouden €1587 + €480 = €2067. U behoort dus €2067 - €2038 = €29 terug te krijgen. De manier van teruggave is als volgt geregeld. In principe moet de teruggave evenredig worden berekend over alle inkomensbronnen waarover de bijdrage is ingehouden. Dus heeft u twee dienstbetrekkingen, dan wordt de teruggave evenredig over beiden verdeeld. Bij een teruggave via een inkomensbron waarbij de bijdrage wordt vergoed, zou u de vergoeding (deels) moeten terugbetalen; dat hoeft natuurlijk niet als er geen vergoeding wordt gegeven door de inhoudingsplichtige. Als er zowel inkomensbronnen zijn waarbij wél een vergoeding wordt gegeven als waarbij géén vergoeding wordt gegeven, dan wordt de teruggave zoveel mogelijk toegerekend aan de inkomensbronnen zonder vergoeding. U hoeft dan zo weinig mogelijk vergoeding terug te betalen aan de werkgever. In het voorbeeld hierboven wordt de teruggave van €29 dus niet verdeeld over de verschillende inkomensbronnen, maar wordt het inkomen uit uw dienstbetrekking buiten beschouwing gelaten. De teruggave wordt dus toegerekend aan de AOW en de lijfrente. Maar omdat daar geen vergoeding wordt gegeven, hoeft de teruggave ook niet via de inhoudingsplichtigen te lopen. U krijgt van de belastingdienst een beschikking waarin staat hoeveel u terugkrijgt. De belastingdienst betaalt het bedrag ook regelrecht aan u uit. Het is wel zaak om deze teruggave goed te controleren. Daarbij moet u de rekensom uit het voorbeeld maken voor uw concrete situatie.
Het doen van aangifte U moet binnenkort aangifte doen van uw inkomen. Het is verreweg het handigste om dat te doen met het programma van de belastingdienst of eventueel een ander programma. U kunt bij ieder scherm een toelichting oproepen, óf door op het vraagteken naast de betreffende vraag te klikken óf door de helpteksten op te roepen met de help-knop of door op de F1toets te drukken. U weet dan precies wat u wáár moet invullen. Deze belastinggids vertelt u wat meer over de achtergronden en geeft u praktische informatie en tips waar u uw voordeel mee kunt doen. U kunt nu verder lezen in de onderdelen die u heeft gekregen.
Uitstel Als u onvoldoende tijd heeft om de aangifte vóór 1 april in te leveren, kunt u uitstel vragen tot 1 september. Het formulier daarvoor is op te halen op www.belastingdienst.nl. U kunt ook de belastingtelefoon bellen (houdt dan wel uw burgerservicenummer paraat) of een brief schrijven naar uw eigen belastingkantoor. Eventueel krijgt u nog verder uitstel, maar dan zult u een bijzondere reden moeten aanvoeren.
26
Na de aangifte De belastingdienst moet bijna 9 miljoen (!) aangiftes verwerken. Dat gebeurt natuurlijk allemaal met de computer. Vandaar dat het handig is om met een programma aangifte te doen, dan kunnen de gegevens direct worden ingevoerd en hoeft er geen menselijke handeling meer aan te pas te komen. Dat verkleint de kans op fouten, hoewel het programma waarmee de belastingdienst zijn zaken regelt, ook wel eens de fout in gaat. Uit uw aangifte kan blijken dat u geen belasting hoeft te betalen en ook niets terugkrijgt. Dan gebeurt er waarschijnlijk een hele tijd niets. Na verloop van tijd krijgt u een zogenoemde nihil-aanslag en daarmee is het betreffende jaar afgesloten. Het kan natuurlijk ook zijn dat blijkt dat u moet bijbetalen. Omdat de belastingdienst zijn geld graag zo snel mogelijk wil binnenhalen, krijgt u dan bijzonder snel een voorlopige aanslag in de brievenbus. De belastingdienst houdt dan de mogelijkheid om uw aangifte te controleren en bij gebleken onjuistheden kan er een aanvullende voorlopige aanslag worden opgelegd. Of natuurlijk direct een definitieve aanslag. Deze definitieve aanslag moet worden opgelegd binnen drie jaar na het einde van het belastingjaar. Voor 2009 is dat dus vóór 31 december 2012. Deze termijn wordt verlengd met de periode waarvoor u uitstel heeft gevraagd en gekregen voor het indienen van de aangifte. Uit de door u ingeleverde aangifte kan ook een teruggave volgen. Als u uw aangifte vóór 1 april inlevert, krijgt u van de belastingdienst vóór 1 juli uw geld terug op voorlopige negatieve aanslag. Daarna kan uw aangifte nog worden gecontroleerd. Blijkt de teruggave te hoog te zijn geweest, dan moet u het verschil bijbetalen, daar wordt dan een aanslag voor opgelegd, verhoogd met heffingsrente.
Heffingsrente Als u een aanslag krijgt met een bedrag te betalen, kan daarop heffingsrente verschuldigd zijn. Deze wordt berekend over een aanslag vanaf 1 juli van het belastingjaar waarop de aangifte betrekking heeft tot aan de dagtekening van het biljet. Krijgt u dus een aanslag over 2009, dan wordt de rente berekend vanaf 1 juli 2009. Vanaf 1 januari 2010 wordt de heffingsrente berekend vanaf 1 januari van het jaar volgend op het belasting jaar. Als u een negatieve aanslag krijgt, wordt er heffingsrente vergoed volgens dezelfde regels. Het percentage wordt per kwartaal vastgesteld. Het jaar 2007 kent achtereenvolgens de volgende percentages: 4,7%, 5%, 5,25% en 5,4%. Voor 2008 gelden de volgende percentages: 5,3%, 4,75%, 5,15% en 5,45%. Tot slot 2009: 4,9%, 3,5%, 2,75% en 2,5%. Voor de berekening wordt een maand op 30 dagen gesteld, en een jaar op 360 dagen; de maand waarin de periode eindigt, wordt echter op het werkelijke aantal dagen gesteld. Deze heffingsrente moet echter drie maanden na het indienen van de aangifte worden stopgezet. De aanslag (voorlopig of definitief) moet namelijk binnen deze periode worden opgelegd. Als later blijkt dat de aanslag hoger moet zijn, moet u over dit meerdere natuurlijk wel weer heffingsrente worden betaald. Voorbeeld U levert uw aangifte op 25 maart 2010 in. Normaal gesproken wordt de aanslag dan uiterlijk op 25 juni opgelegd en wordt heffingsrente berekend vanaf 1 juli 2009 tot 25 juni 2010. De voorlopige aanslag wordt echter pas op 16 september opgelegd conform uw aangifte. U moet €10.000 bijbetalen. De heffingsrente op deze aanslag stopt op 25 juni. U krijgt op 19 april 2011 nog een aanslag, nu met €4000 te betalen. De rente loopt nu van 1 juli 2009 tot 19 april 201 over het hele bedrag van de aanslag.
27
Na de aanslag Bezwaar Als u een aanslag heeft ontvangen, staat daar altijd een dagtekening op. Die is belangrijk, want op die dag begint de bezwaartermijn te lopen. U kunt vanaf die dag binnen zes weken bezwaar maken tegen de aanslag. U doet dat door in een brief aan de belastingdienst uw bezwaar tegen de aanslag kenbaar te maken. U moet daarbij het aanslagnummer vermelden, want anders weet de belastingdienst natuurlijk niet over welke aanslag het gaat. Als u bezwaar wilt maken, maar méér tijd nodig heeft om uw argumenten te verzamelen, moet u tóch binnen zes weken bezwaar maken. U verzoekt in het bezwaar dan om uitstel voor de motivering van uw bezwaar. Dat wordt altijd toegekend. Als u in uw bezwaarschrift precies berekent hoe hoog de aanslag volgens u moet zijn, krijgt u voor het meerdere automatisch uitstel van betaling. U mag dan wachten met betalen van het bedrag waar u het niet mee eens bent totdat het bezwaar is afgehandeld. Als u in uw bezwaarschrift geen berekeningen maakt, moet u in een aparte brief aan de ontvanger (zelfde adres als waar uw bezwaarschrift heen gaat) uitstel van betaling vragen voor het bedrag dat u denkt niet te hoeven betalen. U kunt vragen om een vergoeding van de kosten in de bezwaarfase als u gebruik maakt van een adviseur om uw bezwaar te behandelen. U moet wel direct bij het indienen van het bezwaar vragen om het toekennen van een dergelijke vergoeding. Als de belastingdienst niet onzorgvuldig heeft gehandeld, wordt dit verzoek afgewezen. Maar bij een verkeerde uitleg van de wet krijgt u wel een vergoeding en ook als de belastingdienst gewoonweg een domme fout heeft gemaakt. De inspecteur moet binnen 6 weken uitspraak doen. Hij kan eenzijdig nog 4 weken verlenging krijgen, maar daarna moet u toestemming geven voor nog verder uitstel. Na over en weer geschrijf kan het zijn dat u (gedeeltelijk) gelijk krijgt en de aanslag zal dan worden verminderd. U heeft eventueel recht op een vergoeding voor de kosten van het indienen van bezwaar, maar alleen als u daar iemand voor heeft ingeschakeld. Deze vergoeding moet worden aangevraagd vóór de beslissing op het bezwaar. U ontvangt na enige tijd een uitspraak op een bezwaarschrift. Als u het daarmee eens bent, is hiermee de kous af.
Beroep Als u het niet eens bent met de uitspraak op uw bezwaarschrift, kunt u in beroep gaan bij de rechtbank. U moet binnen zes weken na de dagtekening van de uitspraak op het bezwaar beroep aantekenen. Hoe u dat moet doen, staat precies beschreven in de uitspraak op het bezwaar. U bent griffierecht verschuldigd dat u op tijd moet voldoen, anders gaat het hele feest niet door en doet de rechtbank geen uitspraak. U krijgt daarvoor een acceptgiro thuisgestuurd. U krijgt niet automatisch uitstel van betaling voor het deel van de aanslag waar u het niet mee eens bent. U moet daar speciaal om verzoeken bij de ontvanger. De rechter zal de feiten beoordelen, het recht daarop toepassen en uitspraak doen. U wordt opgeroepen om op de zitting te verschijnen. Hoewel dat niet verplicht is, is het wel verstandig en bovendien interessant. Als u het met deze uitspraak eens bent, is het geschil ten einde. U kunt vragen om een proceskostenvergoeding, die toegewezen zal worden als u een adviseur heeft ingeschakeld en u (gedeeltelijk) gelijk krijgt.
Hoger beroep Als u het met de uitspraak van de rechtbank niet eens bent, kunt u hoger beroep aantekenen bij het Gerechtshof. Hoe u dat moet doen, staat beschreven in de uitspraak van
28
de rechtbank. U moet dat hoger beroep aantekenen binnen zes weken na de uitspraak van de rechtbank. U krijgt niet automatisch uitstel van betaling voor het deel van de aanslag waar u het niet mee eens bent. U moet daarom speciaal verzoeken bij de ontvanger. U bent wederom griffierecht verschuldigd. U krijgt daarvoor een acceptgiro thuisgestuurd. Het Gerechthof beoordeelt de feiten opnieuw, en past daar het recht op toe. Het huiswerk wordt dus overgedaan. U kunt wederom naar de zitting om daar uw standpunt te bepleiten. Na uiterlijk twee maanden doet het Gerechtshof uitspraak. U kunt vragen om een proceskostenvergoeding, die toegewezen zal worden als u een adviseur heeft ingeschakeld en u (gedeeltelijk) gelijk krijgt.
Beroep in cassatie Als u het met deze uitspraak van het Gerachtshof niet eens bent, kunt u beroep in cassatie aantekenen bij de Hoge Raad der Nederlanden. U krijgt niet automatisch uitstel van betaling voor het deel van de aanslag waar u het niet mee eens bent. U moet daarom speciaal verzoeken bij de ontvanger. U bent griffierecht verschuldigd. U krijgt daarvoor een acceptgiro thuisgestuurd. Deze hoogste rechter oordeelt niet meer over de feiten, maar bekijkt uitsluitend of het recht goed is toegepast. U kunt wél zelf beroep in cassatie instellen, maar u kunt niet zelf naar een mondelinge behandeling. Dat kan alleen een advocaat. Maar een mondelinge behandeling is meestal ook niet nodig, omdat het uitsluitend om de toepassing van het recht gaat en de leden van de Hoge Raad mogen geacht worden daar voldoende kennis voor in huis te hebben. U kunt vragen om een proceskostenvergoeding, die toegewezen zal worden als u een adviseur heeft ingeschakeld en u (gedeeltelijk) gelijk krijgt. Na een lange periode, soms wel enkele jaren, ontvangt u de uitspraak van de Hoge Raad en daarmee zijn de mogelijkheden om uw aanslag te bestrijden ten einde.
Sprongcassatie Als de inspecteur en u het eens zijn over de feiten van de zaak, kunt u de gang naar het Gerechtshof overslaan. U kunt van de uitspraak van de rechtbank regelrecht naar de Hoge Raad, die zich dan zal uitlaten over de toepassing van de wet. Dit heet sprongcassatie.
Navordering Termijn Als de definitieve aanslag eenmaal is opgelegd, bent u er nog niet voorgoed vanaf. De fiscus kan u namelijk gedurende vijf jaren na het ontstaan van de belastingschuld nog verrassen met een navorderingsaanslag. Deze termijn wordt verlengd met de termijn van een eventueel uitstel voor het indienen van uw aangifte. Voor verzwegen buitenlands inkomen en vermogen geldt zelfs een navorderingstermijn van twaalf jaar. De twaalfsjaarstermijn is volgens het Europese Hof van Justitie toegestaan als de Nederlandse belastingdienst geen aanwijzingen heeft over de verzwegen tegoeden/inkomsten. Als deze aanwijzingen er wel zijn, is de twaalfjaarstermijn echter niet toegestaan en geldt de normale vijfjaarstermijn.
Kennisgeving Van het voornemen van navordering stuurt de fiscus u een kennisgeving; u kunt daar dan binnen een bepaalde termijn op reageren. U hoeft niet te reageren, maar soms kan een reactie zinnig zijn omdat de navorderingsaanslag daardoor eventueel kan worden voorkomen. Soms vergeet de fiscus een kennisgeving te sturen, maar dat betekent
29
geenszins dat de navorderingsaanslag daardoor ongeldig is geworden. U kunt tegen deze aanslag op de normale wijze bezwaar en beroep aantekenen.
Nieuw feit Navordering is in principe alleen mogelijk als er sprake is van een nieuw feit. Dat is een feit dat de fiscus bij de behandeling van uw aangifte niet wist of redelijkerwijs niet kon weten. De eis van een nieuw feit geldt echter niet: - als u de aangifte opzettelijk verkeerd heeft ingevuld; - als een voorlopige aanslag, een voorheffing of een voorlopige teruggaaf ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verrekend; - als de verdeling van gemeenschappelijke inkomens- of vermogensbestanddelen niet goed is gebeurd (er wordt minder dan 100% aangegeven). De verdeling van de post waarover wordt nageheven, kan alsnog worden gekozen zolang de navorderingsaanslag nog niet definitief vaststaat. U kunt ook in het geval van een navorderingsaanslag nog gebruik maken van de regels van de aanslaggrens. De teruggaven van de algemene heffingskorting die u als minstverdiener van twee partners rechtstreeks van de Belastingdienst ontvangt, kan na afloop van de vijfjaarstermijn worden herzien als blijkt dat de door uw partner te betalen belasting lager is dan uw teruggave van heffingskorting. U krijgt namelijk van de Belastingdienst als minstverdiener niet méér heffingskorting terug dan het bedrag dat uw partner aan belasting moet betalen. De inspecteur moet dat corrigeren binnen acht weken nadat de aanslag van de meestverdiener onherroepelijk vaststaat. Van een nieuw feit is geen sprake als de fiscus heeft verzuimd uw aangifte of de daarbij horende bijlagen behoorlijk te lezen, terwijl daarin het feit dat de grondslag voor de navordering vormt, duidelijk staat vermeld. Dit feit moet dan wel echt duidelijk vermeld zijn, want de inspecteur mag tot op zekere hoogte vertrouwen op aangiften, zeker als die zijn verzorgd door een goed bekend staand belastingadviesbureau. Als u aangifte doet met de diskette van de Belastingdienst kunt u geen bijlagen meesturen. U kunt ook geen bijlagen meesturen met het biljet. Als u wel bijlagen wilt meesturen om het risico op navordering te verkleinen, zult u een afzonderlijke brief moeten sturen naar de Belastingdienst in uw eigen district. En als u het risico op navordering helemaal wilt uitsluiten, dan vult u eerst het aangiftebiljet in op de voor u onvoordelige manier en maakt u vervolgens bezwaar tegen de aanslag waarbij u uitgaat van het voor u voordelige standpunt. Het eventuele twijfelpunt behandelt u dan uitgebreid in de bezwaarfase. In de ondernemersaangifte, die elektronisch moet worden gedaan, staat een aantal vragen waarbij ja of nee moet worden aangevinkt. Als u dat verkeerd aanvinkt en de aangifte wordt daardoor niet geselecteerd voor verder onderzoek, is er volgens de staatssecretaris sprake van een nieuw feit. Het Hof Den Bosch had anders geoordeeld, maar de staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak geen cassatieberoep aangetekend, omdat dat in dit geval geen verschil uit zou maken. Hij heeft echter wel aangekondigd dat hij soortgelijke zaken wél tot aan de Hoge Raad zal uitprocederen. Ook fouten of verzuimen van de Belastingdienst kunnen navordering vanwege een nieuw feit in de weg staan. Dat is bijvoorbeeld het geval als de fiscus controle van uw aangifte om redenen van doelmatigheid achterwege laat, terwijl het navorderingsfeit bij een fatsoenlijke controle aan het licht zou zijn gekomen. Er mag dan geen navorderingsaanslag worden opgelegd. Houd er verder rekening mee dat de fiscus ervan uit mag gaan dat u de aangifte
30
naar waarheid invult: u kunt de fiscus nooit verwijten dat ze niet van het tegendeel is uitgegaan. Kennelijke schrijf- of tikfouten mag de fiscus overigens herstellen. Fouten van personeel dat op andere eenheden werkzaam is, kunt u uw inspecteur niet aanrekenen (er mag nagevorderd worden), maar wel de fouten van ambtenaren van zijn eigen aanslageenheid (er mag niet nagevorderd worden). Door de steeds verdergaande automatisering van het aangifteproces, is er een verschuiving merkbaar in de rechtspraak over het wel of niet aanwezig zijn van een nieuw feit en wanneer er sprake is van een ambtelijk verzuim. Zo is een fout in de aangiftesoftware voor rekening van de belastingdienst en mag er niet nagevorderd worden. Ook het ten onrechte niet overnemen van gegevens door de belastingdienst, die wel in de aangifte staan vermeld, kan niet tot navordering leiden.
31
Heffingsrente ..................................27 Hoge Raad ....................................... 29 Hoger beroep bij Gerechtshof ......... 28 Kostenvergoeding .............................29 Huis in het buitenland .....................16 Inkomenstoerekening minderjarige kinderen.......................................13 Jonggehandicaptenkorting .............20 Kansspelbelasting verrekening.......23 Levensloopregeling Ouderschapsverlofkorting .................. 21 Levensloopverlofkorting .................21 Loonbelasting verrekening .............23 Middeling .......................................... 7 Minderjarige kinderen ....................13 Navordering ....................................29 Nieuw feit.........................................30 Termijn ............................................29 Nieuw feit ........................................30 Ouderenkorting ...............................21 Ouderschapsverlofkorting ..............21 Schema belastingstelsel ................... 4 Spaarrenterichtlijn ..........................24 Sprongcassatie ................................29 Tarief ................................................. 5 Box 1 ................................................ 5 Box 1, middeling ................................ 7 Box 2 ................................................ 8 Box 3 ................................................ 8 Inkomen uit werk en woning .............. 5 Inkomsten uit aanmerkelijk belang ..... 8 Inkomsten uit sparen en belggen ........ 8 Teruggave heffingskortingen Fiscale partners ................................22 Uitstel voor het doen van aangifte .26 Verrekening van voorheffingen ...... 23 Verrekening voorlopige aanslag .....24 Verrekening voorlopige teruggave .24 Voorheffingen .................................23 Voorlopige aanslag Verrekening ......................................24 Voorlopige teruggave Verrekening ..................................... 24 Voorlopige teruggave heffingskortingen ........................23 Vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting ........................14
Aangifte doen .................................. 26 Aanslag ............................................ 27 Aanvullende alleenstaandeouderkorting ............................... 20 Algemene heffingskorting .............. 18 Alleenstaande-ouderkorting .......... 19 Arbeidskorting ................................ 18 Belastingstelsel ................................ 4 Beroep bij de rechtbank .................. 28 Kostenvergoeding .............................28 Beroep bij Hoge Raad ...................... 29 Bezwaar tegen de aanslag .............. 28 Kostenvergoeding .............................28 Box 1 Korte opsomming .............................. 8 Box 2 Korte opsomming .............................12 Box 3 Korte opsomming .............................12 Boxbepaling ...................................... 8 Boxenstelsel ..................................... 3 Boxhoppen...................................... 13 Box-volgorde .................................. 13 Buitenlands box 1 inkomen ............ 15 Buitenlands huis ............................. 16 Buitenlands inkomen ...................... 14 Buitenlandse dividenden Verrekening bronbelasting .................17 Buitenlandse rente Verrekening bronbelasting .................24 Cassatieberoep bij Hoge Raad ........ 29 Kostenvergoeding .............................29 Combinatiekorting .......................... 19 Dividendbelasting verrekening ...... 23 Doorwerkbonus .............................. 19 Fiscale partners Heffingskortingen .............................22 Heffingskorting beleggingen in durfkapitaal................................. 22 Heffingskorting culturele beleggingen ................................ 22 Heffingskorting groene beleggingen .................................................... 21 Heffingskorting sociaal-ethische beleggingen ................................ 21 Heffingskortingen........................... 17 Heffingskortingen fiscale partners . 22
32
Realisatie door:
www.digitaaldier.nl
Copyright en Disclaimer Aan de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Dit document is met grote zorg samengesteld door Belastinggidsopmaat.nl. Incidentele onvolkomenheden kunnen zich desalniettemin voordoen. Ook kan het voorkomen dat bepaalde informatie is achterhaald door tijdsverloop. Belastinggidsopmaat.nl is niet aansprakelijk voor eventuele onjuistheden, onvolkomenheden en/of ontstane schade ten aanzien van de in dit document getoonde informatie. Aan gegevens in dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Niets van dit document mag zonder onze toestemming worden gebruikt voor andere documenten of websites. Afdrukken van dit document is alleen toegestaan voor persoonlijk gebruik. Wilt u de Belastinggids op Maat of een Special onder uw eigen label / bedrijfsnaam aanbieden? Neem contact met ons op via
[email protected] om de mogelijkheden te bespreken. Copyright Belastinggidsopmaat.nl, © 2009, alle rechten voorbehouden
33