ALFATAS Alfataken op school
Met de financiële steun van het Postfonds voor Alfabetisering
Dankwoord Graag bedanken we iedereen die een belangrijke bijdrage leverde aan het tot stand komen van Alfatas. Dit project kon enkel gerealiseerd worden dankzij de financiële steun van het Postfonds voor Alfabetisering. We willen ook de Alfalesgevers van het Centrum voor Basiseducatie Antwerpen bedanken die taken uitprobeerden en feedback gaven. Dat zijn: Ann Claes, Sarah Liekens, Goele Janssens en Lien Strobbe. Tenslotte bedanken we ook de collega’s van het Centrum voor Taal en Onderwijs voor hun advies en feedback. Martien Geerts
© CTO - Alfatas
2
Wegwijzer Wil je achtergrondinformatie over Alfatas? Ga naar de inleiding op p. 4. Wil je een overzicht van de Alfatastaken? Ga naar p. 8. Wil je tips over hoekenwerk? Ga naar p. 12. Wil je het observatieschema voor beginnende geletterdheid bekijken? Ga naar p. 14. Wil je de Alfatastaken bekijken? Die vind je vanaf p. 21. De kopieerbladen bij enkele taken vind je achteraan in de bundel, vanaf p. 71.
© CTO - Alfatas
3
Inleiding Wat is Alfatas? Alfatas is een bundel activiteiten om met NT2-cursisten van Richtgraad 1, niveau 1.1 te werken rond beginnende geletterdheid in de context ‘School en ouders’. Alfatas staat voor ‘alfataken op school’. In de context van de school van hun kinderen worden cursisten geregeld geconfronteerd met schriftelijke informatie (brieven van de school, de schoolagenda/het heen- en weerschriftje van hun kind, het rapport, ...) en moeten zij ook af en toe via schriftelijke weg reageren (een boodschap handtekenen, een formulier of antwoordstrookje invullen, ...). Binnen een behoeftegericht aanbod ‘School en ouders’ moet er dan ook aandacht worden besteed aan de schriftelijke communicatie van en met de school. Het is voor lesgevers een uitdaging om op dit vlak voor ongeletterde beginnende NT2-cursisten een zinvol en functioneel aanbod te voorzien. Alfatas reikt hiervoor handvaten aan.
Werken aan beginnende geletterdheid Onderzoek geeft aan dat het quasi onmogelijk is om ongeletterde volwassenen gedurende een relatief kort traject (bv. één schooljaar, tweemaal per week 2,5 uur les) te alfabetiseren en volledig functioneel geletterd te maken, zodat ze bijvoorbeeld de brieven van de school zelfstandig kunnen lezen. Bovendien mag de aandacht voor alfabetisering in deze groepen niet ten koste gaan van het werken aan mondelinge vaardigheden in de context ‘School en ouders’. (Noot: Voor taaksuggesties om te werken aan mondelinge vaardigheden verwijzen we naar de materialenbundel ‘Ouders in (inter)actie!’. Deze materialenbundel werd door het Centrum van Taal en onderwijs samengesteld in opdracht van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Onderwijs. De bundel bevat taaksuggesties voor gealfabetiseerde cursisten. De taaksuggesties met een duidelijke focus op mondelinge vaardigheden zijn ook bruikbaar in groepen met alfacursisten.) Het bovenstaande neemt niet weg dat er heel wat zinvolle en functionele activiteiten rond beginnende geletterdheid mogelijk zijn. In de Alfatastaken wordt veel aandacht besteed aan lees- en schrijfvoorwaarden, aan de functie en het belang van teksten, aan mondelinge inbedding en ondersteuning van het lezen en schrijven, aan lees- en schrijfdurf, aan strategieën als hulp vragen, voorkennis oproepen en voorspellen.
Relevante, functionele lees- en schrijftaken In Alfatastaken gaat het niet om leren lezen of schrijven op zich. De cursisten ‘lezen’ en ‘schrijven’ om een functioneel doel te bereiken: een brief van de school globaal begrijpen, te weten komen of je kind huiswerk heeft, het telefoonnummer van de leerkracht van je kind achterhalen, een afspraak onthouden, een geschikt prentenboek vinden om samen met je kind in te kijken, een formulier invullen, te weten komen hoe je luizen behandelt, … Al doende worden de cursisten hier geleidelijk aan vaardiger in.
© CTO - Alfatas
4
De meeste Alfatastaken richten zich op de volgende functionele lees- en schrijfdoelen uit het opleidingsprofiel NT2, richtgraad 1, niveau 1.1: Lezen:
De cursist kan de informatie herkennen in teksten zoals belangrijke formulieren, documenten en alledaagse papieren (o.m. rijbewijs en identiteitskaart). (BE BC 091)
De cursist kan relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals tabellen, advertenties, brochures, garantiebewijzen en schema’s die ten dienste van de bevolking geschreven zijn. (BE BC 093) Schrijven:
De cursist kan een formulier en een document m.b.t. personalia invullen. (BE BC 083)
De cursist kan uit schriftelijke informatie eenvoudige, concrete gegevens noteren. (BE BC 084)
De cursist kan een korte informatieve tekst zoals een berichtje schrijven. (BE BC 085)
Een voorbeeld van een relevante en functionele taak uit Alfatas is de taak ‘Een goed rapport?’. Alfatas heeft zijn doel bereikt als cursisten na het uitvoeren van deze en gelijkaardige taken het rapport van hun kind durven vastnemen en bekijken. Een andere belangrijke doelstelling is dat de cursisten in staat zijn om het rapport van hun kind globaal te begrijpen door te kijken naar het aantal rode cijfers en ingekleurde smileys, en door bijkomende uitleg te vragen aan hun kind. Misschien kan de cursist het rapport ook ‘ondertekenen’ op de juiste plaats. Als de cursist in staat is om de genoemde dingen te doen, bewijst de cursist dat hij/zij kan omgaan met het rapport als schriftelijk communicatiemiddel van de school van zijn/haar kind. Het bovenstaande voorbeeld toont duidelijk aan dat er ook een rol is weggelegd voor de school. Het schoolpersoneel bepaalt mee hoe groot de kloof is die ongeletterde cursisten moeten overbruggen om de schriftelijke bronnen van de school te begrijpen. Afhankelijk van de toegankelijkheid van het rapport (bv. door het gebruik van visuele elementen, zoals pictogrammen, bepaalde kleurcodes, ...) zal het gemakkelijker of minder gemakkelijk te begrijpen zijn voor ongeletterde en laaggeletterde ouders. Hetzelfde geldt voor brieven van de school.
Authentieke lees- en schrijftaken Omdat de cursisten moeten leren omgaan met de schriftelijke communicatie tussen school en ouders, pleiten we voor realistische opdrachten en het gebruik van authentiek schriftelijke materiaal: authentieke brieven en formulieren van de school, de gehanteerde schoolagenda, het rapport van de school, folders van de plaatselijke bibliotheek, ... Zo zien de cursisten onmiddellijk ‘waarom’ ze bepaalde teksten, woorden, letters leren lezen en schrijven. Dat heeft tot gevolg dat de activiteiten van Alfatas in de meeste gevallen niet kant en klaar zijn. Het lesverloop wordt uitgebreid beschreven, maar werkblaadjes ontbreken meestal. Elke activiteit moet immers worden afgestemd op de reële schoolcontext.
© CTO - Alfatas
5
Motiverende lees- en schrijftaken Het feit dat de cursisten functionele en authentieke lees- en schrijftaken uitvoeren, zorgt ervoor dat ze daarvoor gemotiveerd zijn. Het gaat om taken die ze als ouder moeten/willen kunnen uitvoeren.
Moeilijke lees- en schrijftaken Aangezien ongeletterde cursisten aan de slag gaan met authentiek lees- en schrijfmateriaal van de school dat meestal gericht is op geletterde ouders, vormt dit een echte uitdaging voor hen. Hoe kan die kloof worden overbrugd?
De lesgever kan de opdracht vereenvoudigen zonder daarbij de functionaliteit uit het oog te verliezen. In de Alfatastaken zien lesgevers hoe ze dat kunnen doen. Bijvoorbeeld: in een formulier van de school vullen de cursisten in een eerste fase enkel hun naam in. Ze maken in die eerste fase echter ook al kennis met het formulier als tekstsoort en reflecteren over de functie ervan. Belangrijk hierbij is om cursisten steeds te blijven confronteren met authentieke formulieren en geen zelf ontworpen vereenvoudigde versie van het formulier. Vereenvoudigde versies van reële teksten zijn immers net minder herkenbaar voor de cursisten. Een ander voorbeeld: De lesgever laat de cursisten ook al in een eerste fase kennismaken met een echte brief van de school en geeft hen hierbij opdrachten om hen te laten reflecteren over de functie en inhoud van de brief. In die zin is een opdracht als het overleggen over de pictogrammen in een brief van de school een zinvollere opdracht dan bijvoorbeeld het in de brief omcirkelen van een woord als ‘maandag’. De lesgever kan de opdracht wel vereenvoudigen door de brief voor te lezen, kort te vertellen wat er in de brief staat, de cursisten eerst te laten raden waarover de brief gaat en het pas daarna te zeggen, ...
De lesgever leert de cursisten om compenserende strategieën te gebruiken: voorkennis oproepen, voorspellen waarover het gaat (bv. door informatie af te leiden uit de visuele context: illustraties, lay-out, ...), hulp vragen, ... In de Alfatastaken wordt hieraan veel aandacht besteed.
De lesgever biedt de cursisten ondersteuning bij het uitvoeren van taken: de lesgever doet dat uiteraard zelf, maar het is ook interessant om cursisten te laten samenwerken. In de Alfatastaken krijgt ondersteuning een duidelijke plaats (in een aparte kolom staan ondersteuningstips) en werken de cursisten geregeld samen.
© CTO - Alfatas
6
Omgaan met heterogeniteit In lesgroepen ‘School en Ouders’ zitten vaak gealfabetiseerde en analfabete cursisten bij elkaar. De meeste activiteiten van Alfatas zijn inzetbaar in heterogene groepen op het vlak van geletterdheid. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld:
De lesgever buit de heterogeniteit uit door de cursisten in heterogene duo’s of groepjes te laten samenwerken. De lesgever biedt dezelfde activiteit aan alle cursisten aan, maar stelt hogere of lagere eisen en biedt gedifferentieerde ondersteuning . Sterkere cursisten die sneller klaar zijn met de taak, krijgen een extra opdracht. Tips voor ondersteuning en differentiatie zijn opgenomen in het lesverloop. De lesgever maakt gebruik van hoekenwerk of zelfstandig werk om de cursisten op hun eigen niveau en op hun eigen tempo te laten werken. Twee Alfatastaken zijn uitgewerkt als hoekenwerk. Een negental vervolgopdrachten bij de activiteiten zijn ook interessant als hoekenwerk. (zie overzicht van de activiteiten) Meer informatie over hoekenwerk vind je in het hoofdstuk ‘Tips voor hoekenwerk’.
Nieuwe alfataken De vijftien Alfatastaken kunnen lesgevers inspiratie bieden om, aansluitend bij de reële schoolcontext en de noden van de cursisten, zelf relevante taken rond beginnende geletterdheid te maken, bijvoorbeeld: over de schoolrekening, over het ziektebriefje, ... Ze kunnen daarbij de volgende vragen als toetssteen gebruiken:
Is het een relevante, functionele lees- en/of schrijftaak? Is het een authentieke lees- en/of schrijftaak met authentiek materiaal? Is het een motiverende lees- en/of schrijftaak? Hoe kunnen alfacursisten de moeilijkheden in de taak overbruggen?
© CTO - Alfatas
7
Overzicht van de activiteiten rond beginnende geletterdheid richtgraad 1, niveau 1.1 Titel
Beschrijving
Vaardigheid
Mogelijke vervolgopdrachten
Wat staat er op de deur?
De cursisten gaan op zoek naar geschreven taal (cijfers, letters, woorden, teksten) op de school van hun kinderen. Ze proberen te achterhalen wat er geschreven staat en maken foto’s. Nadien bekijken en bespreken ze de foto’s.
lezen (/schrijven)
-
fotozoektocht speurtocht in duo’s (ZW) foto’s sorteren tijdens hoekenwerk letters zoeken (ZW)
Brief van de school
De cursisten bekijken samen een recente brief van de school aan alle ouders. Ze worden aangemoedigd om alle brieven van de school te verzamelen in een mapje.
lezen
-
mijn verzamelmap (HW) nieuwe brieven brieven sorteren (uitgewerkte taak)
Talentenbord
Aan de hand van foto’s gaan de cursisten in duo’s op zoek lezen naar hun talenten. Vervolgens voeren ze hierover een kringgesprek. De talenten van de cursisten worden verzameld op een talentenbord.
-
vrijetijdsaanbod
De schoolagenda
De cursisten houden een gesprek over het huiswerk van hun kinderen. Vervolgens bekijken ze een blad uit de schoolagenda van een leerling uit het eerste leerjaar en beantwoorden ze er individueel vragen over.
lezen
-
schoolagenda andere leerjaren kringgesprek over huiswerk eigen agenda
Boeken zoeken
De cursisten bekijken een aantal boeken voor kinderen. In groepjes voeren ze zoek- en sorteeropdrachten uit.
lezen
-
boeken zoeken tijdens hoekenwerk praten over boeken (zie uitgewerkte taak) samen naar de bib (zie uitgewerkte taak)
-
© CTO - Alfatas
8
Mijn letterboek
De cursisten starten met het maken van een persoonlijk letterboek. Ze werken rond de eerste letter van hun voornaam. In oude kranten en tijdschriften zoeken ze geschreven woorden en afbeeldingen met dezelfde beginletter.
lezen/ schrijven
-
andere letters voorblad van het letterboek (HW) mijn letterboek tijdens hoekenwerk letterboek en brieven
Formulieren van de school (hoekenwerk)
De cursisten oefenen het invullen van formulieren van de school. Ze doen dit in de schrijfhoek tijdens hoekenwerk.
lezen/ schrijven
-
meer gegevens invullen
Brieven sorteren
De cursisten voeren in duo’s sorteeropdrachten uit met de brieven van de school die in hun verzamelmapje zitten.
lezen
-
post sorteren tijdens hoekenwerk
Praten over boeken
De cursisten luisteren naar een prentenboek dat wordt voorgelezen door een kleuterleidster. Vervolgens houden ze een kringgesprek over hoe zij en hun kinderen thuis omgaan met boeken. Ze maken een bladwijzer met enkele tips.
lezen
-
boeken zoeken (zie uitgewerkte taak) samen naar de bib (zie uitgewerkte taak)
Kijkje op de website van de school (hoekenwerk)
De cursisten maken tijdens hoekenwerk kennis met de website van de school van hun kinderen. Ze bekijken foto’s en voeren eenvoudige zoekopdrachten uit.
lezen (/schrijven)
-
nieuwe informatie op de site? (HW) het project en de website
Een goed rapport?
De cursisten vergelijken de rapporten van drie (fictieve) leerlingen met elkaar. Ze overleggen in duo’s over met welk rapport zij als ouder het meest tevreden zouden zijn. Vervolgens verbinden ze enkele uitspraken van de leerkracht met het juiste rapport.
lezen
-
vragen over het rapport rapport en oudercontact een vak volgen in de klas (ZW)
© CTO - Alfatas
9
Berichtje in de brooddoos
De cursisten praten over wat ze hun kinderen naar school meegeven in de brooddoos. Ze schrijven zelf een berichtje (over) om als verrassing in de brooddoos van hun kind te stoppen.
schrijven
-
nog meer persoonlijke berichtjes gezonde voeding persoonlijke berichtjes tijdens hoekenwerk
Samen naar de bib
De cursisten bezoeken samen de plaatselijke openbare bibliotheek. Ze proberen zelf de weg te vinden naar de afdeling kinderboeken, krijgen daar uitleg van een bibliotheekmedewerker en kiezen vervolgens een interessant boek voor hun kind. Achteraf maken ze voor zichzelf een hulpkaart voor de bibliotheek.
Lezen
-
samen opnieuw naar de bib boeken op tijd terugbrengen
Pak luizen aan
De cursisten ‘lezen’ een briefje van de school over luizen. Naar aanleiding van dit briefje houden ze een gesprek over luizen en leren ze hoe ze bij hun kinderen luizen kunnen opsporen en behandelen. In duo’s zorgen ze voor een schriftelijke neerslag.
lezen
-
weeral luizen
Kaartje voor de juf
De cursisten maken bij een passende gelegenheid een kaartje voor de leerkracht van één van hun kinderen. Ze schrijven er een persoonlijke boodschap op (over).
schrijven
-
kaartjes maken tijdens hoekenwerk
Toelichting bij het overzicht De vijftien activiteiten in het overzicht hebben geen vaste volgorde maar zijn flexibel inzetbaar. De lesgever sluit best aan bij de concrete behoeften van de cursisten en bij wat er op de school van hun kinderen gebeurt. Bijvoorbeeld: de activiteit ‘Pak luizen aan’ komt het meest tot zijn recht op het moment dat er op school luizen zijn gesignaleerd. Het spreekt voor zich dat bepaalde activiteiten meer geschikt zijn voor het begin van het schooljaar (bv. ‘Wat staat er
© CTO - Alfatas
10
op de deur?’, ‘Brief van de school’, ‘De schoolagenda’), terwijl andere beter later gepland worden (bv. ‘Een goed rapport?’, ‘Samen naar de bib’, ‘Kaartje voor de juf’). Een aantal activiteiten komen best meermaals aan bod, bijvoorbeeld: ‘Brieven sorteren’, ‘Formulieren van de school’ en ‘Mijn letterboek’. Twee van de vijftien activiteiten zijn uitgewerkt als hoekenwerk, namelijk ‘Formulieren van de school’ en ‘Kijkje op de website van de school’. In de concrete uitwerking gaan de cursisten in drie of vier verschillende ‘hoeken’ aan de slag met verschillende opdrachten. Ook een negental vervolgopdrachten (zie in het overzicht in de laatste kolom) zijn inzetbaar binnen hoekenwerk. Ofwel staat het woord ‘hoekenwerk’ in de titel, ofwel staat er een verwijzing naar hoekenwerk via de afkorting ‘HW’. Meer uitleg en tips over hoekenwerk binnen Alfatas vind je in het hoofdstuk ‘Tips voor hoekenwerk’. De suggesties voor vervolgopdrachten geven aan dat er op de uitgewerkte activiteiten kan worden voortgebouwd. Veel hangt af van de behoeften en interesses van de cursisten. Bijvoorbeeld: in een groep cursisten die erg geïnteresseerd zijn in boeken voor hun kinderen worden diverse activiteiten rond boeken uitgevoerd: de ene activiteit (bv. ‘Boeken zoeken’) geeft spontaan aanleiding tot de volgende (‘Praten over boeken’ en ‘Samen naar de bib’). In een andere groep is de schrijfhoek populair en maken cursisten bij verschillende gelegenheden wenskaarten. Nog een andere groep geraakt in de ban van foto’s op school (aanleiding: ‘Wat staat er op de deur?’ en ‘Kijkje op de website van de school’). Dat kan leiden tot het geregeld bekijken van de schoolwebsite, af en toe nieuwe foto’s maken en die op de website plaatsen met een onderschrift erbij, … De opgesomde vervolgopdrachten zijn slechts suggesties. Er zijn uiteraard andere vervolgopdrachten mogelijk.
© CTO - Alfatas
11
Tips voor hoekenwerk In de Alfatastaken neemt hoekenwerk een belangrijke plaats in. We spreken over ‘hoekenwerk’ als verschillende groepjes cursisten tegelijkertijd werken aan verschillende opdrachten. Twee van de vijftien Alfatastaken zijn uitgewerkt als hoekenwerk: ‘Formulieren van de school’ en ‘Kijkje op de website van de school’. Daarnaast zijn heel wat vervolgopdrachten inzetbaar binnen hoekenwerk: foto’s sorteren, de verzamelmap personaliseren, brieven sorteren, boeken zoeken, een voorblad maken voor het letterboek, het letterboek aanvullen, post sorteren, nieuwe informatie zoeken op de schoolwebsite, persoonlijke berichtjes schrijven, kaartjes maken (zie overzicht van de activiteiten).
Waarom hoekenwerk? Hoekenwerk biedt heel wat mogelijkheden op het vlak van differentiatie en zelfstandig werk in duo’s of in groepjes. Het loont dan ook de moeite om te investeren in deze organisatievorm. Voor alfacursisten is een mondelinge introductie nodig bij elke taak, maar na die introductie kunnen ook zij redelijk zelfstandig aan de slag. Dat lukt zeker als ze vertrouwde opdrachten uitvoeren en kunnen samenwerken in heterogene duo’s of groepjes.
Variatie Er zijn heel wat manieren om hoekenwerk vorm te geven. De lesgever kan variëren met betrekking tot heel wat aspecten, bijvoorbeeld:
aantal hoeken: Een groepje cursisten gaat aan de slag in één hoek (terwijl de rest van de groep zelfstandig een andere activiteit uitvoert) of verschillende groepjes cursisten werken in drie, vier of vijf verschillende hoeken aan verschillende taken. vaardigheden in de hoeken: De cursisten kunnen in de hoeken lees- en schrijfopdrachten uitvoeren, maar deze kunnen worden aangevuld met relevante luister- en spreekopdrachten. open en meer gesloten opdrachten: Cursisten krijgen meer of minder vrijheid bij de concrete uitwerking van de opdrachten. timing: De cursisten werken gedurende 20’, 30’, … in een bepaalde hoek. Op het aangegeven signaal stoppen ze ermee of schuiven ze door naar een andere hoek. meer of minder begeleiding: De cursisten werken met meer of minder begeleiding in de hoeken. Soms vraagt een bepaalde hoek veel begeleiding waardoor de cursisten in de andere hoeken volledig zelfstandig moeten werken. Af en toe kan de lesgever tijdens hoekenwerk de tijd nemen om bewust te observeren hoe de cursisten taken aanpakken. verplichte hoeken en/of keuzehoeken: De cursisten kunnen via een doorschuifsysteem ‘verplicht’ worden om alle hoeken te doorlopen, er kunnen verplichte en vrije hoeken zijn. Er kan zelfs voor gekozen worden om af en toe een vrij hoekenmoment in te lassen. De cursisten kiezen dan zelf in welke hoek(en) ze aan de slag gaan. samenstelling van de groepjes: De groepjes kunnen homogeen of heterogeen worden samengesteld op het vlak van geletterdheid, maar ook op het vlak van behoeftes (alle ouders van kinderen in de lagere school bij elkaar) of interesses.
© CTO - Alfatas
12
grootte van de groepjes: De cursisten kunnen in de hoeken individuele opdrachten, duoopdrachten of groepsopdrachten uitvoeren. Geef cursisten altijd de kans om elkaar iets te vragen of te tonen, … Hoe groter de groepjes, hoe meer afspraken er moeten worden gemaakt in verband met samenwerking. Het kan bijvoorbeeld interessant zijn om een cursist als groepsverantwoordelijke aan te duiden.
Stap voor stap De lesgever neemt best de tijd om hoekenwerk te introduceren en uit te bouwen. Er moeten afspraken worden gemaakt met de cursisten over wat er van hen verwacht wordt tijdens hoekenwerk (bv. zelfstandig werken, afspraken over wanneer en hoe de lesgever erbij roepen, starten stopsignaal, …). Cursisten moeten elkaar ook op een goede manier leren ondersteunen (bv. niet door iets in de plaats van een medecursist te doen). De lesgever kan bijvoorbeeld starten met slechts twee of drie hoeken, waarin de cursisten individueel of in duo’s gedurende een korte periode een eenvoudige relevante opdracht uitvoeren. Geleidelijk aan kunnen cursisten in meer hoeken aan de slag gaan, zelfstandiger werken, langer in een bepaalde hoek bezig blijven, in grotere groepjes samenwerken, vrijere opdrachten uitvoeren, … Zo ‘groeit’ het hoekenwerk doorheen het traject.
Hoekenwerk als middel Uiteraard is hoekenwerk geen doel op zich, maar een middel om cursisten zelfstandig met relevante, authentieke, motiverende taken rond beginnende geletterdheid aan de slag te laten gaan. De activiteiten die via hoekenwerk worden aangeboden dienen aan dezelfde kwaliteitscriteria te voldoen als de andere activiteiten.
© CTO - Alfatas
13
Observatieschema beginnende geletterdheid Naam cursist: ................................................................................................. Begin traject (eerste lesmaand)
Midden traject
Einde traject (laatste lesmaand)
‘LEZEN’ DS 1 Kan de cursist de volgende teksten herkennen en kent hij/zij de algemene functie ervan: kalender, (school)agenda, rapport, brieven van de school, ...? DS 2 Kan de cursist de volgende teksten globaal lezen en interpreteren: brieven van de school, schoolagenda, rapport, ...? DS 3 Kan de cursist een aantal relevante pictogrammen en woorden in betekenisvolle context herkennen/globaal lezen? Welke? DS 4 Kan de cursist enkele letterklankkoppelingen maken? (Her)kent de cursist enkele letters? Welke?
© CTO - Alfatas
14
‘SCHRIJVEN’ DS 5 Kan de cursist eigen personalia en die van het eigen kind schrijven? Welke? Met of zonder hulp(kaart)? DS 6 Kan de cursist een korte persoonlijke boodschap (over)schrijven? DS 7 Schrijft de cursist goed leesbaar en nauwkeurig (over)? OVERKOEPELEND: ATTITUDES DS 8 Heeft de cursist voldoende leesen schrijfdurf? DS 9 Beleeft de cursist plezier aan ‘lezen’/(over)schrijven?
© CTO - Alfatas
15
OVERKOEPELEND: STRATEGIEËN DS 10 Gebruikt de cursist de strategie ‘hulp vragen’(lesgever, medecursist, leerkracht eigen kind, hulpkaart, ...)? DS 11 Gebruikt de cursist de strategie ‘wat ik al weet’ (voorkennis oproepen en voorspellen)?
Samenvattend: Welke evolutie heeft de cursist doorgemaakt op het vlak van lezen en schrijven?
© CTO - Alfatas
16
Gebruik van het schema Het observatieschema helpt de lesgever om de ontwikkeling van individuele cursisten op het vlak van beginnende geletterdheid in kaart te brengen. We stellen voor om dat op drie ‘momenten’ te doen: bij het begin van het traject, in het midden van het traject en op het einde van het traject. Op die manier krijgt de lesgever op drie ‘momenten’ tijdens het traject van elke cursist een duidelijk beeld van waar de cursist staat op het vlak van beginnende geletterdheid. Het woord ‘moment’ mag in deze context ruim worden geïnterpreteerd. Bijvoorbeeld: alle relevante informatie die de lesgever opmerkt tijdens verschillende lees- en schrijfactiviteiten gedurende de eerste lesmaand wordt in de tweede kolom onder ‘begin traject’ genoteerd. Als spontane observaties gedurende de voorziene periode niet alle nodige informatie opleveren, worden er best enkele gerichte observatiemomenten ingebouwd. De lesgever observeert dan gericht één of twee cursisten voor een aantal doelstellingen. De individuele gegevens van elke cursist én de gegevens van alle cursisten samen bij het begin en in het midden van het traject geven de lesgever waardevolle informatie over de invulling van volgende activiteiten: welke doelstellingen moeten nog/opnieuw onder de aandacht worden gebracht? Is dit nodig voor de hele groep of slechts voor een aantal cursisten? Welke cursisten zitten best bij elkaar als er heterogene duo’s of groepjes worden gevormd? Welke ondersteuning hebben de cursisten nodig? ... In het schema wordt best meer genoteerd dan enkel een kort antwoord op de in kolom 1 geformuleerde vraag (ja of nee; +, +-, -). De lesgever kan bijvoorbeeld beknopt noteren welke tekstsoorten de cursist herkent en welke nog niet, of de cursist iets zelfstandig kan (‘zelfst.’) of met een beetje hulp (‘met hulp’), de lesgever kan wat uitleg geven bij het item (bv. ‘schrijft verkrampt’, ...) of een voorbeeld toevoegen, ... De lesgever noteert alle relevante informatie die hem/haar helpt om de gegevens nadien goed te kunnen interpreteren.
© CTO - Alfatas
17
Toelichting bij het schema Hoe realiseer je de doelstellingen voor lees- en schrijfvaardigheid? ‘Lezen’ Wat beginnende leesvaardigheid betreft, zijn de doelstellingen geordend van macroniveau (tekst) naar microniveau (letters en klanken). Een module ‘School en ouders’ is een behoeftegericht aanbod via een relatief kort traject van één schooljaar. Voor dit type traject geven we de voorkeur aan een top-downaanpak van lezen: functioneel werken met authentieke teksten en daarbij af en toe inzoomen op woord- en eventueel letterniveau. De belangrijkste doelstellingen zijn de doelstellingen op macroniveau, doelstellingen 1 en 2 in het schema. Deze verwijzen immers naar taalhandelingen die ouders in een reële schoolcontext moeten stellen. Enkele voorbeelden:
De cursist weet waarvoor een schoolagenda dient (DS 1) en kan uit de schoolagenda van zijn/haar kind afleiden of het kind die dag huiswerk heeft (DS 2). De cursist weet wat de functie is van het rapport (DS 1) en kan uit het rapport van zijn/haar kind afleiden of het kind goed gewerkt heeft op school, bv. geen rode cijfers, ingekleurde gezichtjes (DS 2). De cursist herkent brieven van de school (DS 1) en kan uit concrete brieven afleiden of er een reactie verwacht wordt, bv. via een invulstrookje (DS 2).
Doelstelling 3 in het schema staat in functie van doelstellingen 1 en 2. Enkele voorbeelden:
Doordat de cursist het logo van de school herkent (DS 3), herkent hij/zij bepaalde teksten als brieven van de school (DS 1). Doordat de cursist de naam van de leerkracht van zijn/haar kind in een briefje herkent (DS 3), weet de cursist dat de boodschap van de klasjuf is (DS 1, 2). Doordat de cursist het woord ‘naam’ herkent in een formulier (DS 3), weet hij/zij op welke plaats in het formulier de naam moet worden ingevuld (DS 1, 2).
© CTO - Alfatas
18
Omdat doelstelling 3 in functie van doelstellingen 1 en 2 staat, is het belangrijk dat voor de cursisten relevante pictogrammen en woorden (bv. ‘naam’, ‘handtekening’, dagen van de week, directeur, ...) worden aangebracht in voor hen betekenisvolle contexten (bv. in brieven van de school, in een kalender of agenda, op een naambordje, ...). Deze pictogrammen en woorden uit hun context halen en apart behandelen (bv. op een apart werkblad) legt teveel nadruk op het woordniveau en maakt het voor de cursisten moeilijker om ze te herkennen: ze missen houvast omdat ze niet kunnen terugvallen op de reële context, terwijl ze er net in de context van de schriftelijke communicatie van de school mee moeten kunnen omgaan. Gezien de beperkte duur van het traject strekt het tot aanbeveling om deze omweg niet te maken. Doelstelling 4 in het schema staat via doelstelling 3 in functie van doelstellingen 1 en 2. Enkele voorbeelden: Doordat de cursist de letter ‘m’ kent (DS 4), herkent hij/zij het woord ‘naam’ (DS 3) in een formulier van de school (DS 1). Dat helpt hem/haar om te achterhalen op welke plaats in het formulier de naam moet worden ingevuld (DS 2). Doordat de cursist de letter ‘d’ kent (DS 4), herkent hij/zij het woord ‘dinsdag’ (DS 3) in de schoolagenda van zijn/haar kind (DS 1). Dat helpt hem/haar om af te leiden dat het kind die dag (dinsdag) geen huiswerk heeft (DS 2). Als cursisten enkele letters (her)kennen maar deze kennis niet functioneel kunnen inzetten, levert die kennis weinig op.
‘Schrijven’ Wat beginnende schrijfvaardigheid betreft, richt Alfatas zich op het (over)schrijven van korte betekenisvolle boodschappen, zie doelstellingen 5 en 6 in het schema. Via die weg kan de lesgever ook aandacht besteden aan handschriftontwikkeling en schrijfmotoriek. Immers, als je een schriftelijke boodschap wil overbrengen, moet je leesbaar en nauwkeurig (over)schrijven. Doelstelling 6 in het schema gaat hierover.
Hoe realiseer je de doelstellingen voor attitudes en strategieën? Attitudes Voor wat betreft de overkoepelende attitudes ‘lees- en schrijfdurf’ en ‘lees- en schrijfplezier’, doelstellingen 8 en 9 in het schema, speelt de lesgever een cruciale rol. De lesgever creëert tijdens de les een veilig en positief leerklimaat. Dat houdt onder meer in: de cursisten aanmoedigen om iets te proberen te ‘lezen’ of te ‘schrijven’, cursisten bevestigen, veel positieve feedback geven, aangeven dat fouten maken niet erg is, ... Een veilig klimaat betekent niet: de © CTO - Alfatas
19
cursisten betuttelen of hen helpen door veel in hun plaats doen. In een veilig en positief leerklimaat wordt het potentieel van de cursisten – in dit geval op het vlak van lezen en schrijven in de schoolcontext - gerealiseerd.
Strategieën Ook voor wat betreft de overkoepelende strategieën ‘hulp vragen’ en inzetten ‘wat ik al weet’, doelstellingen 10 en 11 in het schema, is een belangrijke rol weggelegd voor de lesgever. De lesgever leert de cursisten de nodige strategieën gebruiken die hen ook na de module van pas zullen komen als ze te maken krijgen met schriftelijke communicatie van de school, zoals hulp vragen aan de leerkracht van hun kind. De lesgever doet dit: door cursisten te laten samenwerken, door denkstimulerende vragen te stellen, door zelf model te staan, ...
© CTO - Alfatas
20
WAT S TAAT ER O P D E D EU R ? Beschrijving van de activiteit
De cursisten gaan op zoek naar geschreven taal (cijfers, letters, woorden, teksten) op de school van hun kinderen. Ze proberen te achterhalen wat er geschreven staat. Nadien bekijken en bespreken ze de foto’s die ze gemaakt hebben.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten zijn zich bewust van schriftelijke taal om zich heen. De cursisten zijn zich bewust van de functie van geschreven taal. De cursisten geven blijk van lees- en schrijfbereidheid. De cursisten gebruiken de strategie ‘wat ik al weet’ (voorkennis oproepen en voorspellen) om te proberen te achterhalen wat er geschreven staat.
Materiaal
Vooraf
digitaal fototoestel eventueel: pen en papier of notitieboekje (per cursist) afgedrukte foto’s, zie vooraf Breng het schoolteam op de hoogte van deze activiteit. Het is misschien mogelijk om ook in één of enkele klassen rond te kijken (bijvoorbeeld in een klaslokaal zonder kinderen tijdens de les LO). Deze activiteit wordt gespreid over twee lesmomenten: tussen beide momenten worden de genomen foto’s afgedrukt.
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: OP VERKENNINGSTOCHT DOOR DE SCHOOL Peil bij de cursisten of ze voldoende hun weg kennen op de school van hun kinderen. Geef aan dat je zelf (ook) je weg nog niet goed kent op school. Zeg de cursisten dat jullie samen (een gedeelte van) het schoolgebouw (verder) zullen verkennen. Ze zullen zelf hun weg proberen te vinden, samen uitzoeken waar welke klassen zijn, … op basis van wat ze allemaal zien. Geef hen de opdracht om hun oren en ogen goed open te houden. Volg de cursisten, ga in op wat hen opvalt en stel veel denkstimulerende vragen. Tijdens de verkenningstocht krijgen de cursisten waarschijnlijk heel wat pictogrammen en geschreven taal in een concrete context te zien. Bijvoorbeeld: op de deur van het bureau van de directie staat het woord ‘directie’, op de klasdeuren staat aangegeven welke klas het is en soms wordt de naam van de leerkracht vermeld, er zijn pictogrammen die toiletten, nooduitgang, … aanduiden, … Sta daar vooral bij stil. © CTO - Alfatas
Wat staat er op de deur?
Ondersteun de cursisten tijdens hun verkenningstocht: Stel veel denkstimulerende vragen. Bijvoorbeeld: ‘Welke klas is dit?’ (derde leerjaar) ‘Hoe weet je dat?’ (mijn dochter zit in deze klas) ‘Hoe kan je dat nog weten?’ (…) ‘Kijk eens, het staat op de deur.’ Leg zo de link naar de geschreven taal. Je kan ook vertrekken van het pictogram, cijfer, letter, woord of tekst. ‘Wat staat hier? Wat denk je?’ Geef hierop concrete feedback. Bv. Ja, hier staat het cijfer 3. Dat heb je goed gezien. Daarvoor staat een ‘L’. Dat is de ‘L’ van ‘leerjaar’. Wijs indien nodig zelf op 21
Laat cursisten zelf proberen te ‘lezen’ wat er staat. Ze passen daarbij de strategie ’wat ik al weet’ toe. Neem vervolgens een foto van de tekst of laat een cursist dit doen. Zorg ervoor dat de tekst leesbaar is, terwijl ook een herkenbaar stukje achtergrond zichtbaar is.
interessante schriftelijke taal.
Pas een gelijkaardige werkwijze toe voor andere teksten die jullie onderweg ontdekken. Ga in interactie met verschillende cursisten. Differentiatie: In groepen met gealfabetiseerde cursisten kan je op veel meer dragers van geschreven taal wijzen en er dieper op ingaan. Bijvoorbeeld: schriftelijke informatie op posters in de gang. Laat cursisten ze proberen te lezen en zoek samen uit wat ze betekenen. Druk daarna de foto’s af.
KLASSIKALE BESPREKING: FOTO’S VAN GESCHREVEN TAAL OP SCHOOL Verzamel de cursisten rond een tafel met de afgedrukte foto’s. Bekijk de foto’s samen met de cursisten en stel er vragen over. Suggesties voor vragen: Welke foto is van de klas(deur) van jouw kinderen? Hoe weet je dat? Waar is deze foto genomen? Wat herken je? Wat kan je ‘lezen’? Laat de cursisten de foto’s sorteren, op twee stapels leggen, bijvoorbeeld: Welke foto’s zijn van klassen? (Leg die op stapel 1) Welke van andere dingen? (Leg die op stapel 2) Hoe weet je dat?/ Waaraan zie je dat? Leg zo opnieuw de link naar schriftelijke taal. Welke foto’s zijn van kleuterklassen? Welke van de lagere klassen? Hoe weet je dat?/Waaraan zie je dat? Op welke foto’s staan pictogrammen? Op welke staan woorden? (moeilijker!)
Ondersteun de cursisten: Op woordniveau: ‘Dat is een lang woord hé. Zullen we de letters eens tellen?’ ‘Dit woord is veel korter, zie je?’ Op letterniveau: ‘ Kijk nog eens goed. Welke letter/welk cijfer (her)ken je?’ ‘Kijk, dat is een letter van jouw naam.’ (schrijf voor op een kladblaadje) ‘Letter ‘L’ en letter ‘I’ lijken op elkaar.’ ‘Dat is een kleine letter ..., de drukletter is ...’
KLASSIKALE AFRONDING: GESCHREVEN TAAL OM ONS HEEN Ga met de cursisten even in op het feit dat er op school eigenlijk veel geschreven taal aanwezig is. Welke letters, cijfers, woorden, pictogrammen zullen ze vanaf nu gemakkelijker herkennen? Dat kan hen helpen om gemakkelijker de weg te vinden op school.
© CTO - Alfatas
Wat staat er op de deur?
22
Andere mogelijkheden
verkenningstocht: Als de cursisten voordien al eens een rondleiding gekregen hebben op de school, leg je in de introductie onmiddellijk sterk het accent op het zoeken naar geschreven taal: de cursisten moeten zoveel mogelijk schriftelijke taal ‘verzamelen’ en vastleggen op foto. verkenningstocht: Om de betrokkenheid van alle cursisten te verhogen kan je de cursisten vooraf per duo een foto geven (van schriftelijke taal op school) met de opdracht om tijdens de verkenningstocht uit te zoeken waar deze genomen is. sorteeropdrachten: Als je voldoende afdrukken van de foto’s voorziet, kunnen de cursisten de sorteeropdrachten ook in heterogene duo’s uitvoeren. Op die manier zijn de cursisten nog meer betrokken bij de taak.
Vervolgopdracht: fotozoektocht Geef de cursisten per duo enkele foto’s. Tijdens een tweede wandeling door de school, proberen ze de plaatsen waar de foto’s genomen zijn, terug te vinden. De andere cursisten kijken mee: klopt het? Is dit inderdaad de juiste foto? Wat is hetzelfde? Wat is verschillend?
Vervolgopdracht: speurtocht in duo’s Stuur de cursisten in duo’s met enkele foto’s zelfstandig op speurtocht. De opdracht luidt in dit geval: er zijn sinds de vorige tocht enkele dingen veranderd. Ga met behulp van de foto’s op zoek naar wat anders is. Welke foto’s komen niet meer overeen met de realiteit? (Dit houdt natuurlijk in dat je vooraf, met toestemming van de school/leerkracht, voor enkele kleine veranderingen moet zorgen ten opzichte van de foto: iets grappigs toevoegen, een woord of letter bedekken of wegnemen, een woord met magneetletters door elkaar haspelen, een woord ondersteboven hangen, …) Je kan dit beperken tot slechts één of twee veranderingen. De cursisten brengen nadien bij jou verslag uit.
Vervolgopdracht: foto’s sorteren tijdens hoekenwerk Laat de cursisten in de fotohoek gelijkaardige sorteeropdrachten uitvoeren met de foto’s van de school. Vorm heterogene duo’s.
Vervolgopdracht: letters zoeken Maak een werkblad waarop een aantal foto’s van de school voorkomen. Voeg onderaan het werkblad de letters van het alfabet toe. Vraag de cursisten om in de woorden op de foto’s bepaalde letters te zoeken en te omcirkelen.
© CTO - Alfatas
Wat staat er op de deur?
23
B RI EF V A N D E SCHOOL Beschrijving van de activiteit
De cursisten bekijken samen een recente brief van de school aan alle ouders. Ze worden aangemoedigd om alle brieven van de school te verzamelen in een mapje.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten zijn zich bewust van het belang van schriftelijke informatie, in dit geval: brieven van de school. De cursisten geven blijk van leesbereidheid. De cursisten gebruiken de strategie ‘wat ik al weet’ (voorkennis oproepen en voorspellen) om te proberen te achterhalen wat er geschreven staat. De cursisten gebruiken de strategie ‘hulp vragen’ om te achterhalen wat er geschreven staat.
Materiaal
Vooraf
verzamelmapje voor brieven van de school (per cursist), zie vooraf recente brief van de school die gericht is aan alle ouders (per cursist) flap en stiften Vraag de directie om een persoonlijk postvakje en spreek met het secretariaat en het team af dat ze jou een kopie van alle briefjes voor ouders bezorgen. Voorzie voor elke cursist een handig mapje (bv. karton met 3 flappen) om alle brieven van de school in te verzamelen. Bereid het middelste deel van deze activiteit voor die gaat over de concrete inhoud van de brief.
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: EEN BRIEF Toon de cursisten een recente brief van de school aan alle ouders die je in je postvakje gevonden hebt. Roep de voorkennis van de cursisten op: Wat is dit? (een brief van de school) Hoe weten ze dat? (bv. via logo, naam directeur, datum bovenaan, ...) Herkent iemand van de cursisten deze brief? Heeft iemand deze brief zelf ook gekregen? Zo ja, hoe? (bv. in het heen- en weermapje of in de schoolagenda van hun kind) Bezorg alle cursisten een kopie van de brief en bespreek: Is dit een belangrijke brief? Kom ertoe dat de brieven van de school meestal belangrijke brieven zijn. Je moet als ouder dus zeker te weten komen wat erin staat. © CTO - Alfatas
Brief van de school
Ondersteun je vragen: Herhaal, parafraseer, geef voorbeelden, leg uit met handen en voeten, doe even voor. Als cursisten niet reageren op open vragen, dan geef je enkele mogelijkheden: ‘Is het een boek, een krant of een brief?’ Zo reik je onrechtstreeks ook de nodige woordenschat aan. Ga na of de cursisten je begrepen hebben. ...
24
Weet iemand van de cursisten waarover deze brief gaat? Zo ja en indien het juist is wat ze vertellen, hoe weten ze dat? (bv. ze hebben zelf een paar woorden kunnen lezen of er staan duidelijke pictogrammen bij, de juf heeft het toegelicht, hun kind heeft er iets over verteld, een andere ouder heeft er iets over gezegd, ze hebben iemand gevraagd om het voor te lezen, ...) Ga kort in op de verschillende strategieën die de cursisten kunnen gebruiken om de inhoud van brieven van de school te achterhalen: hulp vragen is daarbij een erg belangrijke! Laat de cursisten de brief goed bekijken en stel vragen: Wat moeten ze met deze brief doen? (bv. iets invullen, iets betalen, naar de school gaan, ...) Wat herkennen ze in deze brief?
Lees pas daarna de brief voor. Waarschijnlijk roept de inhoud van de brief heel wat vragen op bij de cursisten, bijvoorbeeld een brief over een oudercontact, een brief over de restaurantdag, over een uitstap, ... Werk rond die concrete inhoud in de volgende lesfase.
OPDRACHT IN VERBAND MET DE INHOUD VAN DE BRIEF De inhoud en werkvorm van de opdracht is sterk afhankelijk van de inhoud van de brief. Kies indien mogelijk voor een opdracht waarbij de cursisten in duo’s of in groepjes kunnen werken. Bijvoorbeeld: over een uitstap: de cursisten stellen op basis van de brief en een hulpkaart (waarbij belangrijke woorden uit de brief gevisualiseerd worden) een rugzakje samen om mee te geven met hun kind; algemeen: datum en uur in de eigen agenda of op de eigen kalender schrijven ...
Ondersteun de cursisten tijdens het uitvoeren van de opdracht. Grijp niet te snel in. Laat de cursisten zoveel mogelijk zelf doen. Stimuleer cursisten om elkaar te ondersteunen. Speel vragen van cursisten zoveel mogelijk terug: ‘Wat denk je dat je moet doen?’ Wat denk je dat hier staat?’ ‘Zou hier staan dat ...?’ Als cursisten in hun eigen taal overleggen, kan je hen vragen wat ze aan het bespreken zijn en daarover in interactie gaan.
KLASSIKALE AFRONDING: BRIEVEN VAN DE SCHOOL Lees de brief van de school opnieuw voor. Begrijpen de cursisten nu beter waarover het gaat? Maak samen met de cursisten enkele concrete afspraken over brieven van de school, bijvoorbeeld: De brieven van de school worden meegegeven met de kinderen (soms enkel met de gezinsoudste). Kijk elke dag na schooltijd de boekentas van je kind na. Controleer het heen- en weermapje van je kleuter of de huistakenmap © CTO - Alfatas
Brief van de school
Ondersteun wat je vertelt in verband met afspraken: Leg voldoende de nadruk op het belang van de inhoud van de brieven van de school. Geef enkele concrete voorbeelden, zoals: weten om hoe laat je kind op school moet zijn voor de uitstap, een afspraak maken met de leerkracht om te praten over hoe je kind functioneert op 25
van je kind in de lagere school. De brieven van de school bevatten belangrijke informatie. Vraag iemand die Nederlands kan lezen om de brief voor te lezen of te vertellen wat erin staat. (Deel de verzamelmapjes uit.) Bewaar de brieven van de school in het verzamelmapje. Breng dit mapje altijd mee naar de les. De cursisten zullen er geregeld mee werken.
Schrijf de drie afspraken kort op een flap en hang deze op in het lokaal. Visualiseer een aantal woorden (als geheugensteuntje), zoals ‘boekentas’, ‘verzamelmap’.
school, ... Stel vragen aan de cursisten die kunnen leiden tot voorstellen voor afspraken, bv. ‘Hoe kom je aan die brieven van de school?’ Zorg ervoor dat je samen met de cursisten tot afspraken komt, dat zij voldoende het nut ervan inzien en er ook achter staan.
Opmerking: Het bijhouden van schriftelijke informatie is voor ongeletterde cursisten niet vanzelfsprekend. Het kan even duren vooraleer dat een attitude wordt. Verwijs dan ook geregeld naar het verzamelmapje. Breng de afspraken op de flap geregeld in herinnering. Doe dit op een niet bedreigende manier. Geef positieve feedback aan cursisten die ertoe komen om de brieven van de school in hun verzamelmapje te bewaren en het mapje mee te brengen naar de les.
Andere mogelijkheden Misschien is bij het briefje van de school dat je in deze activiteit gebruikt weinig extra uitleg nodig. In dat geval kan je de opdracht over de inhoud van de brief weglaten en in plaats daarvan de vervolgopdracht ‘mijn verzamelmap’ inlassen.
Vervolgopdracht: mijn verzamelmap Stel voor aan de cursisten om hun verzamelmap te personaliseren. Als een cursist haar mapje vergeet, weet jij immers niet van wie het is. De cursisten schrijven hun naam (over) op het mapje. Laat hen ook een titel (over)schrijven op de verzamelmap, die aangeeft wat erin zit, bijvoorbeeld: ‘brieven van de school’.
Vervolgopdracht: nieuwe brieven Maak bij het begin van elke les (of elke week) even tijd voor het brievenmapje. Bespreek met de cursisten: heb je nog brieven gekregen? Ga er kort op in. Geef cursisten de gelegenheid om vragen te stellen over nieuwe brieven van de school, help hen om antwoordstrookjes in te vullen, ...
Vervolgopdracht: brieven sorteren Laat de cursisten sorteeropdrachten uitvoeren met de brieven in hun verzamelmapje. Zie de voor Alfatas uitgewerkte activiteit ‘Brieven sorteren’. © CTO - Alfatas
Brief van de school
26
T AL EN T ENBO R D Beschrijving van de activiteit
Aan de hand van foto’s gaan de cursisten in duo’s op zoek naar hun talenten. Vervolgens voeren ze hierover een kringgesprek. De talenten van de cursisten worden verzameld op een talentenbord.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten zijn zich bewust van de functie van geschreven taal. De cursisten geven blijk van leesbereidheid. De cursisten gebruiken de strategie ‘wat ik al weet’ (voorkennis oproepen en voorspellen) om te proberen te achterhalen wat er geschreven staat. De cursisten gebruiken de strategie ‘hulp vragen’ om te achterhalen wat er geschreven staat.
Materiaal
Vooraf
vijf grote foto’s van talenten, zie vooraf foto’s van talenten met onderschrift, bv. kopieerbladen (per duo) flap en stiften schaar en lijm (per cursist) Zoek een vijftal grote kleurenfoto’s van mensen die een bepaald talent uitbeelden (via het internet, in tijdschriften, op posters of oude kalenders...). Denk na over je eigen talenten en zoek een aantrekkelijke manier om enkele daarvan aan de cursisten voor te stellen. Eventueel kan je ook ‘Color Cards’ rond vrije tijd gebruiken. Leg ze op een tafel in het midden, zodat alle cursisten er gemakkelijk bij kunnen.
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: TALENTEN Zeg de cursisten dat ze vandaag zullen werken rond wat ze goed kunnen en graag doen, rond hun ‘talenten’. Vertel over enkele van jouw talenten.
Ondersteun wat je vertelt: Leg uit met handen en voeten. Illustreer of doe even voor. ...
Schrijf daarna op het bord, terwijl je verwoordt: X (je eigen naam) kan goed X (je talent). Vraag een cursist om te ‘lezen’ wat je opgeschreven hebt (hele zin). Ga kort in op aparte woorden: Wat staat hier? Hang de grote foto’s waarop talenten staan afgebeeld op het bord. Bespreek samen met de cursisten wat op de foto’s is afgebeeld: Wat kan deze vrouw/man goed? Laat de cursisten spontaan reageren. Probeer via vragen en © CTO - Alfatas
Talentenbord
Ondersteun het ‘lezen’ van de cursisten: Volg met je hand op het bord mee wat de cursist leest. Zo geef je aan dat je van links naar rechts leest (op zins- en op woordniveau).
27
betekenisonderhandeling te komen tot het talent dat is uitgebeeld, bijvoorbeeld ‘lopen’ of ‘deze vrouw kan goed (snel) lopen’. Schrijf vervolgens het woord ‘lopen’ onder de foto op het bord. Doe dat voor de vijf foto’s. Laat cursisten nadien even ‘lezen’ wat er onder de foto’s staat.
OPDRACHT IN DUO’S: OP ZOEK NAAR HETZELFDE TALENT Verdeel de cursisten in heterogene duo’s op het vlak van taalvaardigheid. Bezorg elk duo de nodige kopieerbladen waarop talenten zijn afgebeeld. Geef de duo’s de opdracht om de foto’s goed te bekijken en samen een talent te zoeken dat ze gemeenschappelijk hebben: welk talent hebben jullie hetzelfde? Wat kunnen jullie allebei goed / doen jullie allebei graag? Opmerking: Omdat de foto’s visuele ondersteuning bieden, is het niet nodig om alle talenten op de kopieerbladen één voor één klassikaal te overlopen. De meeste talenten komen doorheen de activiteit geleidelijk aan aan bod. Laat de cursisten in duo’s aan de slag gaan. Loop ondertussen rond, observeer en ondersteun waar nodig.
© CTO - Alfatas
Talentenbord
Kopieerbladen Ondersteun de cursisten tijdens het uitvoeren van de opdracht: Zorg ervoor dat je de cursisten zoveel mogelijk zelf laat doen. Grijp niet te snel in. Speel vragen terug naar de duo’s zelf: ‘Wat zie je?’, ‘Wat denk jij dat dit is?’, ‘Wat moet je doen?’. Moedig hen aan om hun mening/idee aan jou over te brengen. Bevestig en verwijs naar het onderschrift of stel bijvragen en help verwoorden. Schakel de eigen taal in. Als cursisten in hun eigen taal overleggen, kan je hen vragen wat ze aan het bespreken zijn en daarover in interactie gaan. Toon zelf interesse voor de talenten van de cursisten. Benadruk bij onzekere cursisten die denken dat ze geen talenten hebben, dat iedereen talenten heeft: iedereen kan iets. Ga in op een talent dat jij tijdens de lessen al hebt kunnen observeren of zoek samen naar mogelijke talenten (neem ook andere talenten dan degene die op de foto’s staan in overweging). Wat woordenschat betreft, reik je de duo’s in eerste instantie de woorden aan die voor hen relevant zijn, namelijk die woorden die hun eigen talent(en) en die van hun partner uitdrukken. Wijs op de tekst onder de foto en lees voor wat er staat.
28
OPDRACHT IN DUO’S: 3 TALENTEN VAN JE PARTNER De cursisten hebben in duo’s de eerste opdracht uitgevoerd. Licht de tweede duo-opdracht toe:
Eén talent hebben ze al gevonden. Ze gaan nu op zoek naar nog twee extra talenten per persoon ( in totaal drie per persoon). Dit keer hoeven het geen gemeenschappelijke talenten te zijn.
De cursisten moeten per duo goed naar elkaar luisteren. Straks, tijdens een kringgesprek, zullen de cursisten de andere cursisten vertellen over drie talenten van hun partner.
De cursisten bereiden in duo’s het kringgesprek voor: ze overleggen verder over hun talenten aan de hand van de foto’s . Loop ondertussen rond, observeer en ondersteun waar nodig.
Kopieerbladen Ondersteun de cursisten tijdens het uitvoeren van de opdracht: Ga na of de cursisten de opdracht begrepen hebben: weten ze dat ze drie talenten moeten zoeken? Hebben ze begrepen dat ze straks niet over hun eigen talenten, maar over de talenten van hun partner zullen vertellen? Cursisten die moeite hebben om de talenten van hun partner te onthouden, kunnen de bijbehorende foto(’s) uitknippen en gebruiken ter ondersteuning tijdens het kringgesprek. Laat cursisten zelf zoveel mogelijk oplossingen zoeken voor problemen die opduiken. Bijvoorbeeld: als twee cursisten signaleren dat ze allebei hetzelfde talent hebben (dat maar 1 keer uitgeknipt kan worden), kan je hen vragen hoe ze dat kunnen oplossen. Laat cursisten die klaar zijn, jou al eens vertellen wat ze tijdens het kringgesprek aan de anderen zullen vertellen.
KRINGGESPREK: ONZE TALENTEN Verander de klasopstelling, zodat alle cursisten in een echte kring zitten. Neem zelf ook plaats in de kring. Leg de flap en stiften alvast klaar in het midden. Vraag de cursisten of ze nog weten wat jouw talenten zijn. Verwijs naar wat er op het bord staat. (Op die manier horen ze de juiste formulering nog eens: X kan goed X.) Laat een cursist beginnen met de (drie) talenten van haar partner voor te stellen: Wat kan X goed?/Wat doet X graag? Check even bij de cursist zelf of dat klopt. Schrijf het talent vervolgens op de flap volgens de formule: X kan goed X.
© CTO - Alfatas
Talentenbord
Ondersteun de cursisten tijdens het vertellen: Toon interesse voor de talenten van de cursisten. Verwijs naar wat andere cursisten verteld hebben. Ga na of je de cursist goed begrepen hebt. Grijp terug naar de foto’s als een cursist iets niet kan verwoorden of iets vergeten is. ... Sta zelf model als schrijver: Verwoord waarom je de talenten opschrijft: als 29
Laat alle cursisten vertellen over hun partner en noteer alle talenten van de cursisten onder elkaar op de flap. Probeer indien mogelijk tot een echt gesprek te komen. Laat cursisten reageren op elkaar, elkaar vragen stellen, … Ondersteun bij het verwoorden. Als de talenten van alle cursisten genoteerd zijn, overloop je ze met hen aan de hand van de flap. Laat cursisten foto’s plakken (zie kopieerbladen) bij de bijbehorende talenten als geheugensteuntje. Probeer samen tot een aantal conclusies te komen, bijvoorbeeld: ‘Kijk eens hoeveel mama’s goed kunnen koken. Daar kunnen we wel eens iets mee doen.’ Of: ‘Amai, ik wist niet dat zoveel mama’s in de groep goed kunnen dansen.’ Of nog: ‘Ik merk dat veel mama’s goed zijn in vrienden maken, want deze groep is al een echte groep geworden.’
geheugensteuntje, om het te onthouden, het is interessant om er later nog iets mee te doen, ... Verwoord hardop wat je opschrijft. Herlees wat je opgeschreven hebt. ... Ondersteun de cursisten bij het ‘lezen’ van de flap. Bv. ‘Waar moet je de foto van het dansen plakken? Waar staat het woord ‘dansen’? Kijk eens goed.’ Als de flap klaar is, kan je een aantal vragen stellen: ‘Hoeveel mama’s kunnen goed ...? Kijk eens hoeveel mama’s graag ...? ...
KLASSIKALE AFRONDING: TALENTENBORD Evalueer met de cursisten: vonden ze het moeilijk of gemakkelijk om na te denken en te praten over wat ze goed kunnen, over hun talenten? Hang het talentenbord op een zichtbare plaats op in de klas, zodat je er later nog naar kan teruggrijpen. Het talentenbord kan bijvoorbeeld een rol spelen bij de keuze van het project op school.
Andere mogelijkheden
Ongeveer dezelfde werkwijze kan worden gevolgd voor een activiteit rond de talenten van de kinderen van de cursisten. Laat ze in dit geval tijdens het kringgesprek vertellen over de talenten van hun eigen kinderen. Ook die kunnen op een flap worden verzameld.
op zoek naar hetzelfde talent: De cursisten kunnen ook eerst voor zichzelf een talent zoeken en dat bespreken met hun buur. Vervolgens lopen de cursisten allemaal rond, op zoek naar iemand met hetzelfde talent.
vormgeving talentenbord: Om te vermijden dat het opschrijven van de talenten te veel tijd in beslag neemt en om onmiddellijk wat structuur aan te brengen op de flap(pen), kan je vooraf de afbeeldingen van de verschillende talenten (met de benaming erbij) opplakken met schrijfruimte ernaast. Tijdens het kringgesprek schrijf je de namen van de cursisten die beschikken over een talent in de schrijfruimte bij de bijbehorende afbeelding.
vormgeving talentenbord: Je kan de cursisten ook om de beurt (bv. in duo’s) op de flap(pen) zelf hun naam bij drie talenten laten schrijven. Ondertussen voeren de andere cursisten zelfstandig een andere opdracht uit. Daarna volgt een kringgesprek.
© CTO - Alfatas
Talentenbord
30
Vervolgopdracht: vrijetijdsaanbod Naar aanleiding van de talenten van de cursisten en/of hun kinderen kan je verder werken rond vrijetijdsaanbod. Verzamel brochures rond het vrijetijdsaanbod in de buurt. Koppel daaraan de volgende opdracht: Wat kan jij/je kind hier leren/doen? Is dit iets interessants voor jou/je kind?
© CTO - Alfatas
Talentenbord
31
DE SCHOOLA GEN DA Beschrijving van de activiteit
De cursisten houden een gesprek over het huiswerk van hun kinderen. Vervolgens bekijken ze een blad uit de schoolagenda van een leerling uit het eerste leerjaar en beantwoorden ze er individueel vragen over.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten kunnen een schoolagenda globaal interpreteren: welke datum, wel of geen huiswerk, wel of geen opmerking, plaats handtekening, ... De cursisten geven blijk van leesbereidheid. De cursisten gebruiken de strategie ‘wat ik al weet’ (voorkennis oproepen en voorspellen) om te proberen te achterhalen wat er geschreven staat. De cursisten gebruiken de strategie ‘hulp vragen’ om te achterhalen wat er geschreven staat.
Materiaal
Vooraf
een authentieke agenda van het eerste leerjaar een kopie van een ingevuld blad uit een schoolagenda van het eerste leerjaar (per cursist) Bereid aan de hand van de kopie uit de agenda concrete vragen voor, zie verloop. Maak indien mogelijk een filmpje waarin wordt getoond hoe de agenda in de klas (in het eerste leerjaar) wordt ingevuld.
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: HUISWERK Peil bij de cursisten wie van hen een kind heeft dat huiswerk moet maken. Ouders van kinderen in de kleuterschool krijgen ook met huiswerk te maken als hun kind in de lagere school zit. Laat ouders hun ervaringen met huiswerk vertellen. Breng het gesprek na verloop van tijd op de schoolagenda: Hoe weet je of je kind huiswerk heeft? Hoe weet je wat je kind thuis moet doen? Toon de agenda van het eerste leerjaar en bekijk samen met de cursisten het filmpje over het invullen van de agenda in de klas.
Ondersteun de cursisten die hun medecursisten iets vertellen over huiswerk: Stel gerichte vragen om hen op weg te helpen: ‘Heeft je kind elke dag huiswerk?’ ‘Wat moet hij/zij dan doen?’ ‘Werkt hij/zij er lang aan?’ ... Help hen om te verwoorden wat ze willen zeggen. Reik woorden aan. Herformuleer, parafraseer, ...
INDIVIDUELE LUISTEROPDRACHT: VRAGEN OVER DE AGENDA De cursisten beantwoorden individueel een aantal vragen over de schoolagenda. Ze markeren de antwoorden op het blad.
© CTO - Alfatas
De schoolagenda
Ondersteun de cursisten bij het zoeken van antwoorden op de vragen : Stel gerichte vragen om hen op 32
Enkele mogelijke vragen (zorg ervoor dat de uitspraken bij de gehanteerde schoolagenda passen): Stel je voor dat dit de agenda van je kind is: welk soort huiswerk krijgt je kind? (Bijvoorbeeld, via pictogrammen: lezen, schrijven, rekenen, tekenen) Staat er alleen huiswerk in de agenda? (Meestal ook, via pictogrammen: iets meebrengen, brief laten tekenen, ...) Stel je voor dat dit de agenda van je kind is en vandaag is het ... (datum): Heeft je kind vandaag huiswerk? Zo ja, wat moet hij/zij doen? Stel je voor dat dit de agenda van je kind is en vandaag is het ... (datum): Je kind zegt ‘Ik heb geen huiswerk vandaag.’ Jij kijkt toch even in de agenda. Heeft je kind gelijk? Stel je voor dat dit de agenda van je kind is en vandaag is het ... (datum): Moet je kind morgen zijn zwemgerief meebrengen? ...
weg te helpen: ‘Waar staat de datum?’ ‘Welke pictogrammen zijn aangekruist? Wat zou dat kunnen betekenen?’ ...
Geef de cursisten even de tijd om het antwoord te zoeken. Ze mogen daarover met hun buur overleggen. Overloop vervolgens de antwoorden met de hele groep. Geef extra uitleg indien nodig.
KLASSIKALE AFRONDING: VRAGEN Bespreek de vragen die de cursisten hebben over de schoolagenda in het algemeen. Bijvoorbeeld: moet je elke dag de schoolagenda van je kind nakijken? Hoe doe je dat als je zelf niet kan lezen? (mogelijke oplossing: je kind inschakelen en hem/haar laten tonen wat hij of zij moet doen) Moet je de schoolagenda elke dag handtekenen? Evalueer kort: wat hebben de cursisten tijdens deze activiteit geleerd over de schoolagenda?
Andere mogelijkheden
luisteropdracht: De individuele luisteropdracht kan ook in duo’s worden uitgevoerd.
Vervolgopdracht: schoolagenda andere leerjaren Plan een gelijkaardige activiteit rond de schoolagenda die op de school in andere leerjaren wordt gebruikt. Je kan ook werken rond het heen- en weerschriftje in de kleuterklas als dat op de school gebruikt wordt.
© CTO - Alfatas
De schoolagenda
33
Vervolgopdracht: kringgesprek over huiswerk Houd met de cursisten een kringgesprek over hoe ze hun kind kunnen ondersteunen bij het huiswerk. Je kan ze een aantal stellingen voorleggen en laten bediscussiëren. Zorg dat tijdens het gesprek duidelijk wordt dat de cursisten niet noodzakelijk zelf moeten kunnen lezen of taalvaardig zijn in het Nederlands om hun kind te kunnen ondersteunen bij het huiswerk. Ze moeten vooral: interesse tonen voor het huiswerk van hun kind, de agenda inkijken, thuis een rustige huiswerkomgeving creëren (zonder afleiding van tv, gepraat, ...), opvolgen of hun kind zijn/haar huiswerk maakt, de leerkracht inlichten als hun kind problemen heeft met een bepaalde huistaak. Formuleer samen met de cursisten een aantal huiswerktips. Ze kunnen die (met visuele ondersteuning) noteren op een hulpkaart rond huiswerk.
Vervolgopdracht: eigen agenda Naar aanleiding van de schoolagenda van hun kinderen, kan je de cursisten voorstellen om zelf een agenda bij te houden waarin ze belangrijke afspraken en taken noteren. Gebruik deze agenda elke les kort: om terug te blikken op gemaakte afspraken, om nieuwe afspraken te noteren, ...
© CTO - Alfatas
De schoolagenda
34
BO EKEN Z OEKEN Beschrijving van de activiteit
De cursisten bekijken een aantal boeken voor kinderen. In groepjes voeren ze zoek- en sorteeropdrachten uit.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten zijn zich bewust van de functie van geschreven taal. De cursisten geven blijk van leesbereidheid. De cursisten gebruiken de strategie ‘wat ik al weet’ (voorkennis oproepen en voorspellen) om te proberen te achterhalen wat er geschreven staat. De cursisten gebruiken de strategie ‘hulp vragen’ om te achterhalen wat er geschreven staat.
Materiaal
diverse boeken (min. 10 per groepje)
Vooraf
De cursisten gaan in (kleuter)klassen kijken en stellen vast dat er in elke klas een boekenhoek is. Een leerkracht vertelt of toont hoe er met boeken gewerkt wordt in de klas. Misschien krijgen de kinderen af en toe een boek mee naar huis. Verzamel verschillende soorten boeken voor kinderen: kartonboekjes, voelboekjes, kijkboeken, prentenboeken, stripverhalen, informatieve boeken (met veel foto’s), … over verschillende onderwerpen en voor verschillende leeftijden (van peuters tot …). Je kan werken met boeken van de school. Laat cursisten ze verzamelen. Als leerkracht ben je een VIP in de bib: met een speciale kaart mag je veel meer boeken ontlenen dan anderen.
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: EEN TAFEL VOL BOEKEN Observeer de cursisten tijdens het Stal de boeken uit op een tafel. Verzamel de cursisten errond. Vertel de cursisten dat hun kinderen in de klas vaak met boeken verkenningsmoment: Zijn ze geïnteresseerd? werken. Verwijs naar de boekenhoek in de bezochte klas(sen). Kijken ze lang in één boekje of Vandaag gaan de cursisten zelf ook met boeken aan de slag. wisselen ze constant? Geef de cursisten even de tijd om de boeken te bekijken, vast te Hoe bladeren ze door de boekjes, bv. in welke richting? nemen, erin te bladeren, er spontaan over te beginnen praten, Merk je dat ze iets proberen te vragen te stellen, … Als de cursisten elkaar iets vertellen in hun lezen? eigen taal, probeer dan via betekenisonderhandeling te ... achterhalen waarover ze praten. Vertel de cursisten dat ze in groepjes met deze boeken een aantal opdrachten zullen uitvoeren. Verdeel de cursisten in groepjes (van vier). Duid per groepje een verantwoordelijke aan. Die moet ervoor zorgen dat de opdracht wordt uitgevoerd en dat iedereen meewerkt. Het is ook deze persoon die jou erbij roept © CTO - Alfatas
Boeken zoeken
35
als het nodig is.
OPDRACHT IN GROEPJES: EEN STAPELTJE BOEKEN Bezorg elk groepje een stapeltje boeken. Geef de cursisten verschillende zoek- en sorteeropdrachten waarbij hun beginnende geletterdheid gestimuleerd wordt; ze moeten de boeken immers goed bekijken. De groepjes gaan zelfstandig aan de slag. Ondersteun de groepjes enkel indien ze er zelf niet uitgeraken. Mogelijke opdrachten: Zoekopdrachten: Zoek elk een boek dat je kind aanspreekt. (Wat interesseert hem/haar? Wat is geschikt voor zijn/haar leeftijd?) Zoek een boek over… (dieren). Zoek een voelboekje/stripverhaal/... Zoek een boek voor een kind van X jaar. Zoek een boek met als titel X (geef de titel op papier). Zoek een boek van schrijver X (geef naam schrijver op papier). Sorteeropdrachten: Sorteer de boeken per leeftijd (in stapels). Bijvoorbeeld: ‘boeken voor jonge kinderen tot 3 jaar’ (stapel 1) en boeken voor oudere kinderen (stapel 2). Of: rangschik een aantal boeken van jong naar ouder. Sorteer de boeken per soort. Dat kan heel algemeen: ‘verhalen’ (stapel 1) en ‘andere boeken’ (stapel 2). Sorteer de boeken volgens interesse: welke boeken lijken jullie leuk? (stapel 1) Welke niet? (stapel 2)
Ondersteun de cursisten: Ga na of ze de opdracht begrepen hebben. Leg indien nodig opnieuw uit. Doe eventueel voor. Als cursisten twijfelen, bv. over op welke stapel een boek thuishoort, vraag hen dan wat ze denken dat het moet zijn. Bevestig cursisten zoveel mogelijk. Reik strategieën aan om de opdrachten te kunnen oplossen zonder echt te kunnen lezen of help cursisten om de strategieën die ze gebruiken te verwoorden: naar de kaft en de illustraties kijken, rekening houden met het materiaal (karton, dik of dun papier), de dikte van het boek, de lettergrootte, de hoeveelheid tekst of het aantal tekeningen, ... Toon eventueel waar ze bepaalde informatie kunnen vinden, bv. de leeftijdsaanduiding van het doelpubliek. Lees de titel of een stukje tekst uit het boek voor. Wijs aan wat je leest.
Differentiatie: Je kan differentiëren door groepjes: meer of minder opdrachten te geven; meer of minder boeken te geven; opdrachten mondeling of schriftelijk te geven; één of meerdere opdrachten tegelijk te geven. Als een groepje klaar is, roept de groepsverantwoordelijke jou erbij om te controleren of de opdracht goed is uitgevoerd. Speel ook bij de controle de bal voldoende terug naar de cursisten, bijvoorbeeld: In deze stapel zit een boek dat er niet thuishoort. Kijk dat eens na.
© CTO - Alfatas
Boeken zoeken
36
KLASSIKALE AFRONDING: SOORTEN BOEKEN Kom samen met de cursisten tot de vaststelling dat er veel soorten boeken zijn voor kinderen. Hebben ze tussen de boeken een boek gevonden dat hun kind graag zou inkijken/lezen? Laat degenen die dat willen het gekozen boek kort aan elkaar voorstellen. Geef cursisten die geen idee hebben welk boek hun kind graag zou lezen, de opdracht om daar thuis eens met hun kind over te praten (in de eigen taal). Evalueer met de cursisten: vonden ze het moeilijk of gemakkelijk om de opdrachten uit te voeren? Vonden ze het leuk om te doen of niet? Wat hebben ze geleerd?
Andere mogelijkheden
vooraf: Wat in deze activiteit onder ‘Vooraf’ is opgenomen, kan ook een uitloper zijn van de activiteit. Na de activiteit is de interesse van cursisten om eens te gaan kijken in de boekenhoek van een klas misschien groter.
Vervolgopdracht: boeken zoeken tijdens hoekenwerk Een groepje cursisten voert in de boekenhoek met nieuwe boeken vertrouwde zoekopdrachten uit. Op die manier kunnen de cursisten in een kleine groep werken met alle beschikbare boeken.
Vervolgopdracht: praten over boeken De cursisten houden een kringgesprek over hoe zij en hun kinderen thuis omgaan met boeken. Zie de voor Alfatas uitgewerkte activiteit ‘Praten over boeken’.
Vervolgopdracht: samen naar de bib De cursisten bezoeken de plaatselijke openbare bibliotheek. Ze zoeken een geschikt boek voor hun kind. Zie de voor Alfatas uitgewerkte activiteit ‘Samen naar de bib’.
© CTO - Alfatas
Boeken zoeken
37
MI JN L ET T ER BO EK Beschrijving van de activiteit
De cursisten starten met het maken van een persoonlijk letterboek. Ze werken rond de eerste letter van hun voornaam. In oude kranten en tijdschriften zoeken ze geschreven woorden en afbeeldingen met dezelfde beginletter.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten zijn zich bewust van het feit dat woorden uit letters bestaan. De cursisten herkennen enkele letters in gesproken en geschreven woorden. De cursisten geven blijk van lees- en schrijfbereidheid.
Materiaal
Vooraf
dunne ringmap (per cursist) losse bladen (per cursist) oude tijdschriften, kranten, ... schaar en lijm letterboekje(s) voor kinderen je eigen letterboekje, zie vooraf woordkaartjes met de voornamen van de cursisten letterkaartjes met de eerste letter van de voornaam van elke cursist Maak zelf enkele bladen voor je eigen letterboek. Zorg ervoor dat je zeker een blad hebt over de eerste letter van je voornaam. Bespreek met een leerkracht van het eerste leerjaar welke aanvankelijk leesmethode op school wordt gebruikt. Vraag wat concreet materiaal te leen uit de beginfase, bv. de kaarten van de woorden 'maan' en 'roos' (Veilig Leren Lezen). Vraag de cursisten eventueel om een foto van zichzelf mee te brengen.
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: LEREN LEZEN OP SCHOOL Ga na of er cursisten zijn met kinderen in het eerste leerjaar en bespreek het volgende: Wat is volgens hen in het eerste leerjaar anders dan in de kleuterklas? Wat vertellen hun kinderen thuis? Wat zien ze thuis (bv. via huiswerk)? Wat leren de kinderen in het eerste leerjaar? (o.a. lezen en schrijven)
Ondersteun je vragen: Leg uit met handen en voeten. Stel concrete bijvragen: ‘Wat doet je kind in de klas in het eerste leerjaar?’ ‘Spelen de kinderen nog veel?’ ...
Probeer kort uit te leggen hoe kinderen in het eerste leerjaar © CTO - Alfatas
Mijn letterboek
38
leren lezen: ze leren dat ondermeer via letters en (steun)woorden. Leg dit uit aan de hand van één van de eerste letters en steunwoorden die de kinderen op school leren. Hang of schrijf het woord op het bord, bv. 'maan' of 'roos'. (Herkennen de ouders van leerlingen uit het eerste leerjaar dit?) Toon het letterboekje dat je hebt meegebracht aan de cursisten. Toon ook je eigen (aanzet tot) letterboek. Stel voor aan de cursisten om zelf een letterboek te maken. Dat boekje kan voor hen een hulpmiddel zijn om bepaalde letters gemakkelijker te herkennen. Ze zullen hun eigen letterboek beginnen met een belangrijke letter, namelijk de eerste letter van hun voornaam. Leg de woordkaartjes met de voornamen van de cursisten en de letterkaartjes met de eerste letter van hun voornaam op een tafel. De cursisten zoeken zelf hun naam en beginletter.
INDIVIDUELE OPDRACHT: DE EERSTE LETTER VAN MIJN NAAM De cursisten plakken de letter, hun voornaam en (eventueel nadien) een foto van zichzelf op de linkerpagina. Vervolgens gaan ze in de kranten en tijdschriften op zoek naar geschreven woorden en illustraties die verwijzen naar woorden met dezelfde beginletter als die van hun voornaam. Die woorden en illustraties komen op de tegenoverliggende pagina terecht. Laat de cursisten elkaar ondersteunen in heterogene duo's: ze kunnen samen zoeken naar geschikte woorden, elk apart zoeken en elkaar wijzen op interessante woorden of illustraties, ... Waak erover dat de sterkere cursisten het niet overnemen van de zwakkere. Loop ondertussen rond en ondersteun zelf waar nodig. Zo starten de cursisten met hun eigen letterboek: op de linkerpagina plakken ze telkens de letter, het steunwoord en de bijbehorende illustratie en op de tegenoverliggende rechterpagina plakken en/of schrijven ze woorden (over) met die letter, duiden de centrale letter erin aan, plakken ze de centrale letter (in verschillende lettertypes), plakken ze illustraties die verwijzen naar woorden met de centrale letter, ... Differentiatie: De cursisten geven de rechterpagina op een heel persoonlijke, gedifferentieerde manier vorm. Ze kunnen veel of weinig voorbeelden (in woord en/of beeld) opnemen; ze kunnen © CTO - Alfatas
Mijn letterboek
Ondersteun de cursisten tijdens het uitvoeren van de opdracht: Stimuleer de cursisten om elkaar te ondersteunen. Grijp niet te snel zelf in, maar observeer goed. Vereenvoudig het zoekproces voor zwakke cursisten die niet weten hoe ze aan de opdracht moeten beginnen. Kijk samen in één krant of tijdschrift. Wijs op woorden die vetgedrukt zijn en vraag of dit woord in aanmerking komt: begint dit woord met dezelfde letter als jouw voornaam, de letter ...? Zo nee: dan zoeken we verder. Zo ja: vind je dit een leuk woord voor je letterboek? Dan knip je het uit. Als cursisten begrepen hebben wat de bedoeling is, kan je ze alleen verder laten zoeken. Als ze denken een woord gevonden te hebben, kunnen ze dat even afchecken bij hun partner. Geschikte illustraties zoeken is niet eenvoudig als de cursisten weinig mondelinge bagage hebben. Zoek eventueel samen 39
knippen en plakken of (over)schrijven; ze kunnen zich beperken tot één lettertype (zoals drukletters) of verschillende lettertypes opnemen; ...
naar een passende illustratie. (Bv. Dit is een 'man'. Begint het woord 'man' met dezelfde letter als jouw naam?) Zo ja, dan knipt de cursist de illustratie uit. Laat de cursist het bijbehorende woord erbij schrijven. Schrijf het woord voor op een kladblaadje. Ga in op de woorden die de cursisten vinden: Is dat dezelfde beginletter? Lees het woord even voor en ga eventueel kort in op de betekenis. Spoor cursisten die ervoor kiezen om woorden over te schrijven aan om te controleren of ze het woord helemaal juist hebben geschreven. Zijn ze geen letter vergeten? Hebben ze een letter verkeerd geschreven? Als cursisten in hun eigen taal overleggen, kan je hen vragen wat ze aan het bespreken zijn en daarover in interactie gaan.
KLASSIKALE AFRONDING: LETTERBOEK Laat cursisten die dat willen de eerste pagina's van hun letterboek tonen aan de anderen. Evalueer de activiteit kort mondeling:
Vonden de cursisten het een leuke opdracht?
Vonden ze het moeilijk?
Hebben ze iets bijgeleerd? Wat precies?
Vertel de cursisten dat ze in volgende activiteiten verder zullen werken aan hun letterboek. Motiveer de cursisten om ook thuis (bv. in reclameblaadjes) nog meer voorbeelden te zoeken van woorden met dezelfde beginletter als hun voornaam.
Andere mogelijkheden
andere vorm: Het letterboek van de cursisten kan ook een onderdeel zijn van hun gewone leskaft. ander soort letterboek: In een heterogene groep cursisten met een aantal reeds gealfabetiseerde ouders kan je de opdracht aanpassen. Je kan hen voorstellen om een letterboekje te maken voor hun (oudere) kleuter. Ze werken in dat geval eerst rond de
© CTO - Alfatas
Mijn letterboek
40
voornaam van hun kind, zoeken woorden en illustraties die hun kind leuk vindt, ... eigen woordenboek: Cursisten die andersalfabeet zijn en het alfabet snel kennen, kunnen het letterboek gebruiken om een woordenboekje aan te leggen met belangrijke woorden in de schoolcontext, zoals 'oudercontact', 'rapport', 'agenda', 'secretariaat' die ze moeilijk vinden om te onthouden. Ze schrijven de uitleg bij de woorden op in hun eigen taal. Dat woordenboekje kan hen helpen om brieven van de school globaal te begrijpen.
Vervolgopdracht: andere letters Er kunnen gedurende de rest van de cursus af en toe gelijkaardige activiteiten worden opgezet rond andere letters. Er kan worden gewerkt rond een individuele letter per cursist (eerste letter familienaam, eerste letter voornaam kind, eerste letter straatnaam, ...) of rond een gezamenlijke letter voor de hele groep, bijvoorbeeld de 'a' van 'klas' of de 'd' van 'directeur', ...
Vervolgopdracht: voorblad van het letterboek Stel voor aan de cursisten om een leuk voorblad te maken voor het letterboek. Bijvoorbeeld: ze knippen de letters van het woord 'letterboek' uit oude kranten en plakken ze in de juiste volgorde op het voorblad. Rond het woord 'letterboek' plakken ze ook de (losse) letters die al in hun letterboek staan. Zo zien ze onmiddellijk rond welke letters ze al gewerkt hebben. Bij elke nieuwe letter wordt het voorblad aangevuld.
Vervolgopdracht: mijn letterboek tijdens hoekenwerk De cursisten werken in de letterhoek (waar oude kranten en tijdschriften liggen) op eigen tempo verder aan hun eigen letterboek. Op die manier kan je gemakkelijk differentiëren. Sterke cursisten die snel vooruitgaan en graag met letters bezig zijn, werken rond meer letters en kunnen uiteindelijk komen tot een soort alfabetboek. Bij erg zwakke cursisten kan het letterboek beperkt blijven tot enkele letters.
Vervolgopdracht: letterboek en brieven Verwijs tijdens functionele lees- en schrijfopdrachten af en toe terug naar het letterboek van de cursisten. Bijvoorbeeld: als cursisten een briefje van de school 'lezen' en tijdens de opdracht een bepaalde letter niet (her)kennen, kan je hen vragen om eens in hun letterboek te kijken: zit die letter erbij of is het een nieuwe letter?/Wie heeft die letter?/Herkennen ze de letter nu wel? Ook als cursisten een letter vlot herkennen, kan je even de link leggen naar het letterboek.
© CTO - Alfatas
Mijn letterboek
41
F ORM ULI EREN V AN D E S CHOOL Beschrijving van de activiteit
De cursisten oefenen het invullen van formulieren van de school. Ze doen dit in de schrijfhoek tijdens hoekenwerk.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten herkennen enkele woorden (zoals: naam, adres, handtekening) op formulieren van de school. De cursisten kunnen hun eigen naam schrijven. De cursisten geven blijk van lees- en schrijfbereidheid.
Materiaal Vooraf
allerlei authentieke formulieren van de school, zie vooraf
Deze activiteit wordt georganiseerd binnen hoekenwerk: Een groepje cursisten werkt in de schrijfhoek. Het is belangrijk dat de cursisten voordien al gewerkt hebben rond formulieren van de school. Ze hebben bijvoorbeeld enkele keren gezamenlijk een formulier van de school bekeken en ingevuld. Verzamel verschillende formulieren (bv. voorgestructureerde afwezigheidsbriefjes, ...) en antwoordstrookjes van de school. Maak vergrote kopies voor cursisten die veel schrijfruimte nodig hebben. Leg ze in de schrijfhoek. Voorzie (individuele, duo- of groeps-)opdrachten voor de cursisten in de andere hoeken. Kies daarvoor vertrouwde activiteiten, zodat de cursisten vrij zelfstandig kunnen werken. In andere Alfatastaken vind je hiervoor heel wat suggesties bij de vervolgopdrachten.
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: HOEKENWERK Zeg de cursisten dat ze vandaag in verschillende hoeken zullen werken. Licht de opdrachten in de verschillende hoeken toe. Verwijs naar het opdrachtenblad in elke hoek. Verdeel de cursisten in heterogene groepen. Duid in elke groep een verantwoordelijke aan. Maak duidelijke afspraken in verband met ondersteuning: alle groepen werken zo zelfstandig mogelijk; de cursisten helpen elkaar. Als dat niet lukt, roept de verantwoordelijke jou erbij. Geef aan hoeveel tijd de cursisten in elke hoek krijgen, bv. 20’. Vraag eventueel aan een cursist die kan kloklezen om de tijd mee in de gaten te houden.
© CTO - Alfatas
Formulieren van de school
Ondersteun wat je vertelt: Leg uit met handen en voeten, doe even voor. Neem het opdrachtenblad erbij. Schrijf/teken op het bord. Houd het kort. Geef niet teveel uitleg. Ga na of de cursisten je begrepen hebben. ...
42
OPDRACHT IN DE SCHRIJFHOEK: FORMULIEREN INVULLEN Een groepje cursisten zit in de schrijfhoek. Zij vullen zelfstandig persoonlijke gegevens in op formulieren van de school. De cursisten kiezen zelf welke formulieren ze invullen (eenvoudige of moeilijkere) en hoeveel gegevens ze invullen op de gekozen formulieren. Als de cursisten klaar zijn met een formulier, tonen ze het aan een medecursist die daarop feedback geeft. Pas daarna tonen ze het resultaat aan jou. Differentiatie: In deze opdracht is differentiatie ingebouwd omdat de cursisten zelf veel beslissingen nemen. Ze kunnen: één of meerdere formulieren invullen; één gewone of vergrote versie van het formulier invullen; gemakkelijke of moeilijkere formulieren invullen; weinig of veel gegevens invullen.
Ondersteun de cursisten tijdens het uitvoeren van de opdracht: Ga na of ze weten wat voor formulier ze aan het invullen zijn: is het voor een oudercontact, een ziektebriefje, ...? Daag sterkere cursisten uit om zoveel mogelijk gegevens in te vullen. Bespreek fouten op een positieve manier. Beschouw ze als noodzakelijke stappen in een leerproces. Bespreek of doe even voor hoe het wel moet.
KLASSIKALE AFRONDING: HOEKENWERK De cursisten hebben in verschillende hoeken verschillende opdrachten uitgevoerd. Evalueer kort de volgende aspecten: Vinden de cursisten het fijn om op deze manier (in hoeken) te werken? Welke opdracht/hoek vonden ze het leukst/interessantst? Welke opdracht/hoek vonden ze het moeilijkst? Hebben ze elkaar kunnen helpen als er problemen waren?
Ondersteun de cursisten tijdens het evalueren: Verwijs naar concrete situaties die je hebt kunnen observeren. Help cursisten om te verwoorden waarom ze een opdracht leuk/niet leuk of moeilijk vonden. Reik indien nodig een aantal antwoordmogelijkheden aan.
Andere mogelijkheden
aantal hoeken: Als dit de eerste keer is dat je hoekenwerk organiseert, kan je het aantal hoeken beperken tot twee of drie. timing: Je kan de cursisten in elke hoek meer tijd geven, bv. 30 minuten. Je kan het hoekenwerk ook spreiden over meerdere lesmomenten.
Vervolgopdracht: meer gegevens invullen Laat de cursisten na verloop van tijd de reeds ingevulde formulieren opnieuw bekijken en aanvullen met nieuwe gegevens die ze ondertussen hebben leren schrijven, zoals bijvoorbeeld hun adres. Op die manier kunnen ze zelf vaststellen dat ze vooruitgang boeken op het vlak van lezen en schrijven.
© CTO - Alfatas
Formulieren van de school
43
B RI EV EN S OR T ER EN Beschrijving van de activiteit
De cursisten voeren in duo’s sorteeropdrachten uit met de brieven van de school die in hun verzamelmapje zitten.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten herkennen in brieven van de school: enkele woorden, letters, getallen, datum, aanspreking, afzender, logo, ... De cursisten geven blijk van leesbereidheid. De cursisten gebruiken de strategie ‘wat ik al weet’ (voorkennis oproepen en voorspellen) om te proberen te achterhalen wat er geschreven staat. De cursisten gebruiken de strategie ‘hulp vragen’ om te achterhalen wat er geschreven staat.
Materiaal
verzamelmapje met brieven van de school (per cursist), zie vooraf
Vooraf
In de activiteit ‘Brief van de school’ werd het verzamelmapje voor brieven van de school geïntroduceerd. Ook daarna werd er geregeld (kort) naar verwezen. De cursisten hebben ondertussen al wat brieven verzameld.
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: VERZAMELMAPJE Vraag de cursisten om eens te tellen hoeveel brieven er in hun verzamelmapje zitten. Bespreek: Wie heeft er veel briefjes in haar mapje? Wie heeft er weinig? Pols even bij de cursisten naar hoe dat komt. Bijvoorbeeld: veel of weinig briefjes gekregen – verschilt per klas; ook andere brieven erin gestoken; boekentas al dan niet nagekeken; briefjes al dan niet bijgehouden; zelf al gesorteerd en oudste briefjes weggedaan, ... Verwijs kort naar de gemaakte afspraken over brieven van de school (op de flap). Ga - indien dat voor de cursisten niet vanzelfsprekend bleek - even in op de afspraak ‘iemand vragen om de brief voor te lezen of te vertellen wat erin staat’: zijn er cursisten die dat gedaan hebben? Wie hebben ze om hulp gevraagd? (hun partner, een kind dat kan lezen, de leerkracht, ...)
OPDRACHT IN DUO’S: VERGELIJKEN, SORTEREN, ... © CTO - Alfatas
Brieven sorteren
44
Verdeel de cursisten in heterogene duo’s en geef hen een aantal opdrachten. Loop ondertussen rond en ondersteun waar nodig. Enkele mogelijke opdrachten: Laat de cursisten de brieven/informatie in hun mapjes met elkaar vergelijken: Zijn het allemaal brieven van de school? Of is er toevallig ook andere post tussen geraakt? Welke brieven zijn hetzelfde? Welke brieven zijn verschillend? Laat de cursisten de brieven in hun mapje sorteren (ze werken elk met hun eigen mapje, maar ondersteunen elkaar): Ze leggen de brieven voor activiteiten die nog moeten komen, apart. Ze onderscheiden belangrijke van minder belangrijke (bv. vrijblijvende activiteiten, acties) brieven. Ze sorteren de brieven per afzender: de school, de klasleerkracht, andere (bv. CLB, ouderraad, ...).
Observeer en ondersteun de duo’s tijdens het uitvoeren van de opdrachten: Stel zelf vragen bij wat ze doen en probeer zo te achterhalen welke strategieën ze gebruiken, bv.: ‘Waarom leg je deze brief op de stapel oude brieven?’ ‘Hoe weet je dat deze brief van het CLB is?’ Als cursisten geen idee hebben over de inhoud van de brief, kan je gesloten vragen stellen, bv.: ‘Denk je dat dit een brief is voor een oudercontact? Waarom is het dat zeker niet? Waaraan zie je dat?’ Wijs indien nodig zelf op belangrijke informatie in de brief.
Laat de cursisten in duo’s overleggen over het onderwerp en de bedoeling van enkele (recente) brieven. Waarover gaat de brief? (bv. schoolfeest, oudercontact, medisch onderzoek, ...) Wat moet je als ouder doen? (bv. iets betalen, iets meebrengen, iets invullen,naar de school gaan, ...) Differentiatie: Pas de opdrachten indien nodig aan voor bepaalde cursisten. Je kan differentiëren op verschillende vlakken: het aantal opdrachten, de moeilijkheidsgraad van de opdrachten, het aantal brieven waarmee gewerkt wordt, de mate van ondersteuning die je biedt.
KLASSIKALE AFRONDING Laat de cursisten voor hen belangrijke informatie over de school (uit de recente brieven) in hun agenda noteren/overschrijven/ plakken. Evalueer de activiteit kort met de cursisten. Opmerking: Naar aanleiding van deze activiteit is het interessant om met het schoolteam in gesprek te gaan over de toegankelijkheid van de schriftelijke communicatie van de school voor de ouders van de OiiA-groep. Er kan samen nagedacht worden over manieren om de schriftelijke informatie toegankelijker te maken. © CTO - Alfatas
Brieven sorteren
45
Andere mogelijkheden
timing: Je kan de voorgestelde sorteeropdrachten spreiden in de tijd. De cursisten werken op verschillende lesmomenten kort met de brieven in hun verzamelmapje. De ene keer sorteren ze hun brieven op datum, een andere keer op belangrijkheid of onderwerp, ... Je kan ook zelf een aantal kopies van recente brieven van de school meebrengen en de cursisten laten controleren of die in hun mapje zitten of zouden moeten zitten.
Vervolgopdracht: post sorteren tijdens hoekenwerk De cursisten voeren in de posthoek sorteeropdrachten uit. Ze kunnen werken met de brieven in hun verzamelmapje. Je kan ook zelf een stapeltje post van de school voorzien waarbij zij enkele opdrachten uitvoeren, bijvoorbeeld de voor hen relevante brieven selecteren (sommige brieven zijn immers bedoeld voor ouders van kinderen van een andere klas, ...). Het aanbod ‘post’ kan nog verder verruimd worden: in een doos is allerlei post verzameld die de cursisten thuis in hun brievenbus kunnen krijgen (ook reclameblaadjes, ...). Daarmee gaan de cursisten aan de slag.
© CTO - Alfatas
Brieven sorteren
46
P R AT EN OVER BO EKEN Beschrijving van de activiteit
De cursisten luisteren naar een prentenboek dat wordt voorgelezen door een kleuterleidster. Vervolgens houden ze een kringgesprek over hoe zij en hun kinderen thuis omgaan met boeken. Ze maken een bladwijzer met enkele tips.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten zijn zich bewust van de functie van geschreven taal. De cursisten geven blijk van lees- en schrijfbereidheid. De cursisten gebruiken de strategie ‘wat ik al weet’ (voorkennis oproepen en voorspellen) om te proberen te achterhalen wat er geschreven staat.
Materiaal
Vooraf
enkele mooie boeken voor kinderen met prenten of foto’s die ook de cursisten aanspreken, zie vooraf materiaal om een bladwijzer te maken Spreek met een kleuterleidster een moment af waarop de cursisten in de kleuterklas mogen komen meeluisteren naar een verhaal (prentenboek). Vraag de leidster om een prentenboek te kiezen dat aansluit bij het dagelijkse (school)leven: dat is herkenbaarder en gemakkelijker te begrijpen voor de cursisten.
Suggesties voor prentenboeken:
Hest, A. & A. Jeram. En nu lekker slapen, Sam! Rotterdam: Lemniscaat. Linne, B. Het Kliederboek van kleine Leon. Hasselt: Clavis. Reeve, R. Slaap lekker, Kleine Muis. Utrecht: Veltman Uitgevers. Van Genechten, G. Mag ik eens in je luier kijken? Hasselt: Clavis. Vanspauwen, P. & H. Schuurmans. Als ik niet op school ben. Hasselt: Clavis.
Verloop van de activiteit VOORLEESMOMENT IN DE KLEUTERKLAS De cursisten luisteren in een kleuterklas mee naar een prentenboek dat wordt voorgelezen door de kleuterleidster.
Observeer de cursisten tijdens het luisteren: Zijn ze aandachtig? Genieten ze van het verhaal? Zijn ze geboeid door het feit dat de kinderen het leuk vinden? ...
KRINGGESPREK: BOEKEN THUIS De cursisten zitten in een kring. In het midden liggen een aantal aantrekkelijke boeken voor kinderen die tijdens het kringgesprek © CTO - Alfatas
Praten over boeken
Ondersteun de cursisten: Neem tijdens het kringgesprek vooral de rol van moderator op. 47
kunnen worden gebruikt om iets te tonen, iets voor te doen, ... Blik samen met de cursisten kort terug op het voorleesmoment in de klas: Vonden de kinderen het boeiend? En de cursisten? Was het een interessant verhaal? Begrepen de kinderen/de cursisten waarover het ging? Zeg de cursisten dat er op de school van hun kinderen geregeld wordt voorgelezen en gewerkt met boeken: de leidster leest voor aan de hele klas of aan een groepje kleuters. In de boekenhoek mogen de kleuters in boekjes kijken, ... Geef aan dat boeken een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van kinderen. Bespreek met de cursisten hoe zij en hun kinderen thuis omgaan met boeken en verhalen. Leg de cursisten een aantal vragen/problemen voor en laat hen elkaar tips geven: Als je je kind niet kan voorlezen (omdat je niet voldoende geletterd bent en/of niet goed Nederlands kent), wat kan je thuis dan wel doen met boeken en verhalen? (enkele mogelijke oplossingen: samen in boekjes kijken en praten over wat jullie zien; zelf een verhaal vertellen bij de prenten in een boek; verhalen vertellen in je moedertaal; voorlezen in de moedertaal; je kind verhalen laten beluisteren op cd’s; ... Als je thuis geen of weinig boeken hebt, hoe geraak je dan aan boeken voor je kind? (belangrijke oplossing: samen naar de bib gaan en daar gratis boeken ontlenen) Wat kan je doen als je kind niet graag in boeken kijkt? Hoe kan je het stimuleren? (enkele mogelijke oplossingen: een boek zoeken over een onderwerp dat je kind boeit; samen in een boek kijken en erover praten; ... Hoe kan je als ouder tijd maken om samen met je kind in boeken te kijken? (enkele mogelijke oplossingen: als je kind zich verveelt even tijd maken; tijd maken voor het slapengaan; af en toe tv-kijken vervangen door samen boek-kijken; ...)
Geef de cursisten veel spreekruimte en voldoende kansen om zelf oplossingen te zoeken voor de voorgelegde problemen. Herformuleer vragen, geef concrete voorbeelden en stel bijvragen indien nodig. Bijvoorbeeld: neem een concreet boek erbij en vraag een cursist om te tonen en te vertellen hoe zij er thuis met haar kind mee zou omgaan. Peil voorzichtig naar de ervaringen, meningen en gevoelens van de cursisten i.v.m. boeken. Help cursisten om hun ervaring, mening, gevoel te verwoorden. Ga na of je de cursist goed begrepen hebt: ‘Bedoel je ...?’ Bevestig de cursisten zoveel mogelijk. Geef veel positieve feedback.
Noteer de antwoorden in de vorm van concrete tips op het bord. Houd het gesprek zeer laagdrempelig. Probeer de cursisten tot het inzicht te laten komen dat boeken belangrijk zijn voor de ontwikkeling van hun kind en dat zij als ouder hun kind kunnen © CTO - Alfatas
Praten over boeken
48
stimuleren om in boeken te kijken/te lezen. Zij hoeven daarvoor niet zelf te kunnen lezen of taalvaardig te zijn in het Nederlands. Zij kunnen dat doen: door hun kinderen in contact te brengen met boeken (bv. via de bib), door samen in boeken te kijken, door te praten over wat ze zien (in de eigen taal), door interesse te tonen voor wat hun kind gelezen heeft, ...
LEES- EN SCHRIJFOPDRACHT: TIPS Overloop samen met de cursisten de tips op het bord. Welke tips vinden zij interessant en belangrijk om te onthouden? Waar op het bord staat die tip? Welke tips kennen ze nog? Wijs tips aan: wat staat hier? Wijs aan wat je leest. Welke tip willen de cursisten zelf thuis uitproberen? Vraag de cursisten om dat te doen als thuisopdracht.
Ondersteun de cursisten tijdens het schrijven. De cursisten kunnen de gekozen tip overschrijven van het bord, maar ze kunnen eventueel ook een pictogram of eenvoudige tekening toevoegen ter verduidelijking.
De cursisten nemen de tip die zij thuis willen uitproberen over op een bladwijzer. Evalueer de thuisopdracht bij het begin van de volgende les.
Andere mogelijkheden
kringgesprek: Als je een grote groep cursisten hebt, kan je het kringgesprek voeren met de helft van de groep, terwijl de andere cursisten zelfstandig een andere opdracht uitvoeren.
Vervolgopdracht: boeken zoeken De cursisten bekijken een aantal boeken voor kinderen. Ze voeren in groepjes zoek- en sorteeropdrachten uit. Zie de voor Alfatas uitgewerkte activiteit ‘Boeken zoeken’.
Vervolgopdracht: samen naar de bib De cursisten bezoeken de plaatselijke openbare bibliotheek. Ze zoeken een geschikt boek voor hun kind. Zie de voor Alfatas uitgewerkte activiteit ‘Samen naar de bib’.
© CTO - Alfatas
Praten over boeken
49
KI JKJE O P DE WEB SIT E V AN D E S CHO OL Beschrijving van de activiteit
De cursisten maken tijdens hoekenwerk kennis met de website van de school van hun kinderen. Ze bekijken foto’s en voeren eenvoudige zoekopdrachten uit.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten zijn zich bewust van verschillende dragers van geschreven taal: er zijn niet enkel teksten op papier, maar ook op het computerscherm. De cursisten geven blijk van leesbereidheid. De cursisten gebruiken de strategie ‘wat ik al weet’ (voorkennis oproepen en voorspellen) om te proberen te achterhalen wat er geschreven staat. De cursisten gebruiken de strategie ‘hulp vragen’ om te achterhalen wat er geschreven staat.
Materiaal
Vooraf
computerhoek: computer met internetaansluiting andere hoeken: een opdrachtenblad en het nodige materiaal voor de activiteit, zie vooraf Verken zelf de website van de school. Bedenk, afhankelijk van de informatie die op de website beschikbaar is, passende zoekopdrachten (zie verder). Deze activiteit wordt georganiseerd binnen hoekenwerk: Het is belangrijk dat de cursisten voordien al in deze organisatievorm gewerkt hebben, bijvoorbeeld via de activiteit ‘Formulieren van de school’. Een groepje cursisten werkt begeleid in de computerhoek. Voorzie (individuele, duo- of groeps-)opdrachten voor de cursisten in de andere hoeken. Kies daarvoor vertrouwde activiteiten, zodat de cursisten vrij zelfstandig kunnen werken. In andere Alfatastaken vind je hiervoor heel wat suggesties bij de vervolgopdrachten.
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: HOEKENWERK Zeg de cursisten dat ze vandaag in verschillende hoeken zullen werken. Licht de opdrachten in de verschillende hoeken toe. Verwijs naar het opdrachtenblad in elke hoek. Voor de computerhoek: weten de cursisten dat de school een website heeft waarop heel wat belangrijke en interessante informatie over de school te vinden is? (telefoonnummers, foto’s van uitstappen, ...) Verdeel de cursisten in heterogene groepen. Duid in elke © CTO - Alfatas
Ondersteun wat je vertelt: Leg uit met handen en voeten, doe even voor. Neem het opdrachtenblad erbij. Schrijf/teken op het bord. Houd het kort. Geef niet teveel uitleg. Ga na of de cursisten je begrepen hebben. ...
Kijkje op de website van de school
50
groep een verantwoordelijke aan. Maak duidelijke afspraken in verband met ondersteuning: jij ondersteunt de groep in de computerhoek. De andere groepen werken zo zelfstandig mogelijk; de cursisten helpen elkaar. Geef aan hoeveel tijd de cursisten in elke hoek krijgen, bv. 20’. Vraag eventueel aan een cursist die kan kloklezen om de tijd mee in de gaten te houden.
OPDRACHT IN DE COMPUTERHOEK: WEBSITE VAN DE SCHOOL Een groepje cursisten zit in de computerhoek. Verken samen met hen de website van de school. Ga samen op zoek naar voor de cursisten relevante informatie. Mogelijke opdrachten: het telefoonnummer van de school, het telefoonnummer van de juf van de kinderen van de cursisten opzoeken, de naam van de directie of een zorgleerkracht opzoeken, ...; foto’s van de klas van de kinderen van de cursisten, van de sportdag, van een uitstap, ... bekijken; in een kalender/agenda opzoeken wanneer de volgende vakantie(dag) is; ... Laat de cursisten zoveel mogelijk zelf de computer bedienen. Geef aanwijzingen, lees voor wat er staat, leg uit, ... Moedig cursisten aan om samen te werken en in interactie te treden: ‘Misschien kan X tonen hoe je die informatie kan vinden’. ‘Y, weet jij hoe je kan terugkeren naar de startpagina? Kan je dat eens tonen/uitleggen?’
Ondersteun de cursisten tijdens het uitvoeren van de opdracht: Laat de cursisten zoveel mogelijk zelf doen. Grijp niet te snel in. Wijs voldoende op informatie op de website die de cursisten kunnen begrijpen zonder dat ze moeten kunnen lezen. Sta zelf model: verwoord wat je zelf doet en lees schriftelijke informatie voor. Doe dingen voldoende traag voor. Speel in op de vragen van de cursisten: wat willen ze graag weten/uitzoeken? Als cursisten in hun eigen taal overleggen, kan je hen vragen wat ze aan het bespreken zijn en daarover in interactie gaan.
Bijvoorbeeld: Schrijf de naam van de website van de school voor op een kladblaadje en laat een cursist proberen om het webadres in te typen. Laat cursisten zelf de muis gebruiken, bv. om foto’s aan te klikken. Cursisten zonder basiservaring ICT zullen heel wat aanmoediging en ondersteuning nodig hebben bij het navigeren op een website. Sta eventueel stil bij de basisstructuur van een site: navigatieknoppen, submenu’s, ... Ga ook met de cursisten in gesprek over de inhouden van de website: welke informatie hebben ze nog meer gevonden?’ Wat © CTO - Alfatas
Kijkje op de website van de school
51
vonden ze van de foto’s?, ...
KLASSIKALE AFRONDING: HOEKENWERK De cursisten hebben in verschillende hoeken verschillende opdrachten uitgevoerd. Evalueer kort de volgende aspecten: Vinden de cursisten het fijn om op deze manier (in hoeken) te werken? Welke opdracht/hoek vonden ze het leukst/interessantst? Welke opdracht/hoek vonden ze het moeilijkst? Hebben ze elkaar kunnen helpen als er problemen waren?
Ondersteun de cursisten tijdens het evalueren: Verwijs naar concrete situaties die je hebt kunnen observeren. Help cursisten om te verwoorden waarom ze een opdracht leuk/niet leuk of moeilijk vonden. Reik indien nodig een aantal antwoordmogelijkheden aan.
Andere mogelijkheden
organisatievorm: In deze activiteit wordt voorgesteld om de cursisten tijdens één lesmoment via een doorschuifsysteem in de verschillende hoeken te laten werken. Je kan er ook voor kiezen om de cursisten tijdens één lesmoment slechts in één hoek aan de slag te laten gaan (tijdens volgende lesmomenten komen de andere hoeken aan bod). Je kan ook vrij hoekenwerk organiseren en een aantal keuzehoeken/keuzeopdrachten voorzien. klasblog: Sommige leerkrachten houden (al dan niet met hun leerlingen) een klasblog bij. Daar brengen ze verslag uit van het reilen en zeilen in de klas, vaak met heel wat beeldmateriaal. Betrek deze klasblogs zeker in deze activiteit. Het is voor ouders immers heel motiverend om te zien en lezen/horen waar hun kinderen in de klas mee bezig zijn. Het kan de interactie van ouders met hun kinderen en met de leerkracht over de school aanwakkeren. schrijven: Op sommige websites/klasblogs bestaat de mogelijkheid om reacties achter te laten. Cursisten kunnen korte reacties, bv. bij foto’s, posten.
Vervolgopdracht: nieuwe informatie op de schoolwebsite? Wanneer de schoolwebsite en/of de klasblog regelmatig geüpdate wordt, is het aan te raden om deze activiteit geregeld in te bouwen in hoekenwerk. Dit geeft de cursisten de mogelijkheid om de activiteiten van hun kinderen op school te volgen en heeft een positief effect op de interactie die hierover kan ontstaan. Op die manier verhoogt de betrokkenheid bij de school en wordt de drempel om leerkrachten aan te spreken misschien lager.
Vervolgopdracht: het project en de website De website van de school kan op verschillende manieren een rol spelen in het project dat de cursisten op school (mee) organiseren. Ga zelf na welke kansen er zijn en wat haalbaar is voor jouw groep cursisten. Bijvoorbeeld: ze kunnen via de website mailen naar de directie/het secretariaat; het project kan - naast via andere kanalen - ook worden aangekondigd via de website; de foto's kunnen achteraf op de website worden geplaatst en bekeken met de cursisten. Het schrijven van tekstjes op de computer moet natuurlijk ondersteund worden. Dat kan eventueel als volgt gebeuren: de lesgever en (een groepje) cursisten bespreken samen wat er in de © CTO - Alfatas
Kijkje op de website van de school
52
mail/aankondiging moet staan. Dit resulteert in een korte tekst op het bord (die samen gelezen wordt en waarbij tijdens het schrijven en het lezen kort kan worden ingegaan op tekst-, zins-, woord- en/of letterniveau, ...). Eén of twee cursisten nemen daarna de tekst over op de computer, bv. tijdens hoekenwerk.
© CTO - Alfatas
Kijkje op de website van de school
53
EEN GO ED RA PP OR T? Beschrijving van de activiteit
De cursisten vergelijken de rapporten van drie (fictieve) leerlingen met elkaar. Ze overleggen in duo’s over met welk rapport zij als ouder het meest tevreden zouden zijn. Vervolgens verbinden ze enkele uitspraken van de leerkracht met het juiste rapport.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten kunnen een schoolrapport globaal interpreteren: goede of slechte resultaten, wel of geen opmerking, plaats handtekening, ... De cursisten geven blijk van leesbereidheid. De cursisten gebruiken de strategie ‘wat ik al weet’ (voorkennis oproepen en voorspellen) om te proberen te achterhalen wat er geschreven staat.
Materiaal
Vooraf
een kopie van 3 rapporten (per duo), zie vooraf kaartjes met de cijfers 1, 2 en 3 (per duo) Plan deze activiteit in de aanloop naar een oudercontact met rapportbespreking. Vraag de directie of een leerkracht om het schoolrapport van een drietal leerlingen met verschillende resultaten. Vervang op de kopies de namen van de leerlingen door fictieve namen. Geef elk rapport een nummer. Bereid aan de hand van deze rapporten de luisterfragmenten voor, zie verloop. Vraag eventueel aan een leerkracht van de school om ze in te spreken.
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: RAPPORTEN Toon de rapporten die je hebt meegebracht. Peil bij de cursisten wie van hen een kind heeft in de lagere school. Deze cursisten hebben zeker al eens een schoolrapport gezien. Ouders van kinderen in de kleuterschool krijgen ook met rapporten te maken als hun kind in de lagere school zit. Laat ouders met ervaring de anderen uitleg geven over het rapport. Differentiatie: Als je merkt dat de meeste ouders geen ervaring hebben met rapporten, kan je voorstellen om één rapport samen met hen te overlopen. Leg kort uit hoe het rapport globaal in elkaar zit. Stel vervolgens enkele vragen waarop de cursisten met behulp van het rapport een antwoord moeten zoeken. Bijvoorbeeld: Is dit rapport ondertekend door de ouders? Wat is de score van deze leerling voor taal? Is dat goed © CTO - Alfatas
Een goed rapport?
Ondersteun de cursisten die hun medecursisten uitleg geven over het rapport: Stel gerichte vragen om hen op weg te helpen. Help hen om te verwoorden wat ze willen zeggen. Reik woorden aan. Herformuleer, parafraseer, ...
54
of niet goed? Voor welk vak behaalt deze leerling de beste resultaten? Hoe is het gesteld met het gedrag van deze leerling? Heeft de leerkracht een opmerking geschreven?
OPDRACHT IN DUO’S: RAPPORTEN MET ELKAAR VERGELIJKEN Verdeel de cursisten in heterogene duo’s. Elk duo krijgt drie rapporten. De cursisten bekijken de rapporten en bespreken met hun partner met welk van deze rapporten ze als ouder zelf het gelukkigst zouden zijn. Loop ondertussen rond en ondersteun waar nodig. Differentiatie: Als de rapporten nogal uitgebreid zijn en verschillende pagina’s beslaan, beperk je dan tot een deel van elk rapport (bv. een bladzijde) of laat de cursisten met slechts twee rapporten werken. Bespreek vervolgens klassikaal: welk rapport zouden de cursisten verkiezen? Waarom?
Ondersteun de cursisten bij het vergelijken van de rapporten: Stel vragen: ‘Welke leerling heeft de beste resultaten?’ ‘Welke leerling scoort het beste voor gedrag?’ Leg uit wat cijfers, kleuren, codes, ... betekenen, zodat de cursisten ze beter begrijpen. Lees voor wat er geschreven staat. Speel in op de vragen die cursisten zelf hebben bij de rapporten. Noteer de vragen die je nu niet kan beantwoorden omdat ze te ver zouden leiden. Ga erop in tijdens een vervolgopdracht.
LUISTEROPDRACHT IN DUO’S: RAPPORT 1, 2 OF 3? De cursisten voeren in duo’s een luisteropdracht uit. Ze luisteren naar uitspraken bij rapporten en zoeken samen uit over welk rapport het gaat. Op het afgesproken teken steekt één cursist per duo een kaartje met een cijfer omhoog: een 1 voor rapport 1 enz. De cursisten vertellen en tonen waar in het rapport ze het antwoord gevonden hebben. (Hang eventueel een vergrote versie van de drie rapporten op het bord.)
Ondersteun de cursisten tijdens de luisteropdracht: Laat een uitspraak meermaals beluisteren. Herhaal uitspraken in eenvoudigere bewoordingen. Geef een tip. ...
Enkele mogelijke uitspraken van de leerkracht (zorg ervoor dat de uitspraken bij de rapporten passen): De juf zegt: Dit rapport is niet ondertekend door de ouders. Dat moet nog gebeuren. De juf zegt: Deze leerling haalt slechte resultaten. Hij moet beter zijn best doen. Ik heb daarover een opmerking geschreven in het rapport. De juf zegt: Deze leerling heeft dit keer heel goed zijn best gedaan voor wiskunde. Zijn resultaten zijn gemiddeld, een 7 op 10, maar hij mag er zeker fier op zijn! De juf zegt: Deze leerling heeft goede resultaten behaald. Toch moet hij wat minder praten in de klas. Daarmee stoort hij de andere leerlingen. Er staat een opmerking over in het rapport. De juf zegt: Deze leerling behaalde niet zo’n goede © CTO - Alfatas
Een goed rapport?
55
resultaten voor de hoofdvakken Nederlands en wiskunde, maar hij is een heel aangenaam kind. Hij kan ook heel tekenen en is erg goed in sport. De juf zegt: Deze leerling heeft voor wereldoriëntatie betere/minder goede resultaten dan de vorige keer. ...
KLASSIKALE AFRONDING Evalueer kort: wat hebben de cursisten tijdens deze activiteit geleerd over het schoolrapport? Overloop ook de vragen die de cursisten hebben over het schoolrapport. Geef de cursisten de raad om hierover te praten met hun kind. Zeg dat ze daar ook tijdens een vervolgopdracht dieper op in zullen gaan.
Andere mogelijkheden
timing: Wat bij de klassikale inleiding vermeld wordt onder differentiatie, kan - in een iets uitgebreidere vorm - een aparte vooractiviteit zijn. kleuterrapport: Als er op de school gewerkt wordt met een kleuterrapport kan je daarover een gelijkaardige activiteit plannen.
Vervolgopdracht: vragen over het rapport Ga met een klein groepje cursisten (ouders van kinderen in de lagere school) dieper in op de concrete vragen die ze hebben over het schoolrapport. Zijn er cursisten die er ondertussen met hun kinderen over hebben gepraat? Laat hen vertellen en geef zelf wat extra toelichting over de verschillende vakken, over de manieren van evalueren en scoren, ... De andere cursisten werken ondertussen individueel of in duo’s zelfstandig aan andere opdrachten.
Vervolgopdracht: rapport en oudercontact Cursisten met kinderen in de lagere school werken verder rond het rapport. Ze gebruiken daarvoor het rapport van hun eigen kind of krijgen een fictief rapport. Zijn ze als ouder tevreden met dit rapport? Waarom (niet)? Ze denken na over de vragen die ze de leerkracht tijdens het oudercontact naar aanleiding van dit rapport zouden/willen stellen. Help hen om relevante vragen juist te verwoorden. Ze oefenen in duo’s. De andere cursisten werken ondertussen individueel of in duo’s zelfstandig aan andere opdrachten.
Vervolgopdracht: een vak volgen in de klas Stimuleer cursisten die totaal geen idee hebben van wat een bepaald vak inhoudt, om dat vak met de leerlingen mee te volgen in een klas. Ze moeten daarvoor een afspraak maken met een leerkracht. Bereid dit gesprekje met hen voor. © CTO - Alfatas
Een goed rapport?
56
B ERI CHTJE IN D E BR OOD D OO S Beschrijving van de activiteit
De cursisten praten over wat ze hun kinderen naar school meegeven in de brooddoos. Ze schrijven zelf een berichtje (over) om als verrassing in de brooddoos van hun kind te stoppen.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten zijn zich bewust van de functie van geschreven taal. De cursisten geven blijk van schrijfbereidheid. De cursisten kunnen een korte, eenvoudige tekst overschrijven.
Materiaal
Vooraf
een gevulde brooddoos, zie vooraf kaartjes, bv. kopieerbladen, gekopieerd op stevig papier (per cursist) pen en schaar per cursist
Vraag aan je partner om voor jou een brooddoos klaar te maken. Vraag hem/haar om er een briefje in te stoppen met een korte, eenvoudige, leuke boodschap (die je cursisten mogen weten).
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: WAT ZIT ER IN DE BROODDOOS? Vraag de cursisten of ze vanmorgen voor hun kinderen een lunchpakket hebben klaargemaakt (of voor een tienuurtje hebben gezorgd). Laat hen vertellen wat ze hun kinderen vandaag hebben meegegeven. Toon de cursisten je eigen brooddoos. Laat hen eerst even raden wat erin zit. Zeg dat je partner vandaag je brooddoos heeft klaargemaakt (bv. omdat je weinig tijd had). Toon de inhoud van je brooddoos. Reageer verrast als je het briefje ontdekt. Toon het briefje en lees voor wat erop staat. Bespreek met de cursisten: hoe zouden hun kinderen reageren als ze in hun brooddoos een lieve boodschap van hun mama zouden ontdekken? Zouden ze het ook een leuke verrassing vinden? (Bij kleuters is het natuurlijk de juf die de boodschap voorleest.)
Ondersteun de cursisten tijdens het vertellen: Help hen om te verwoorden wat ze willen zeggen, reik woorden aan, ... Reageer geïnteresseerd op wat ze vertellen. Ga via herformuleren of parafraseren na of je de boodschap goed begrepen hebt, bv.’Dus je zoontje eet zijn brood niet op?’ Stel bijvragen, bv. ‘Hoe komt dat?’
KLASSIKALE BRAINSTORM: EEN PERSOONLIJKE BOODSCHAP Stel voor aan de cursisten om zelf een kort berichtje te schrijven voor hun kind en dat de volgende dag als verrassing in hun brooddoos te stoppen. Jij zal hen daarbij ondersteunen. Toon de kaartjes (bv. kopieerbladen) die je daarvoor hebt meegebracht. © CTO - Alfatas
Berichtje in de brooddoos
Kopieerbladen Ondersteun de cursisten tijdens de brainstorm: Zorg ervoor dat er voldoende 57
Brainstorm gezamenlijk over wat de cursisten op zo'n kaartje zouden kunnen schrijven. Schrijf de ideeën van de cursisten op het bord, zodat je er in de volgende fase naar kan verwijzen.
heel korte, eenvoudige boodschappen aan bod komen, zoals: 'Dikke zoen van mama'; 'Knuffel van mama'; 'Tot straks! Mama'; 'Ik zie je graag, mama', ...
INDIVIDUELE SCHRIJFOPDRACHT: EEN PERSOONLIJKE BOODSCHAP De cursisten kiezen een kaartje, knippen het uit en schrijven individueel een persoonlijke boodschap voor hun kind(eren). Geef hen de kans om hierover met hun buur te overleggen (in de eigen taal). Loop ondertussen rond en ondersteun waar nodig. Vraag wat de cursisten (willen) schrijven en reageer op de boodschap vanuit het standpunt van het kind, bijvoorbeeld: Dat zal X wel graag horen. Of: Hier zal je dochter blij mee zijn. Moedig de cursisten aan en geef veel positieve feedback. Differentiatie: Sterkere cursisten kunnen een langere boodschap schrijven. Cursisten die snel klaar zijn, kunnen een tweede boodschap schrijven.
Ondersteun cursisten voor en tijdens het schrijven: Bepaal samen met de cursist de boodschap: wat wil de cursist haar kind laten weten? Al de cursist weinig ideeën heeft, kan je vertrekken van de ideeën op het bord. Schrijf de gekozen boodschap in duidelijke letters voor op een kladblaadje. Zeg ondertussen wat je schrijft. Daarna schrijft de cursist de boodschap zelfstandig over op het kaartje.
KLASSIKALE AFRONDING: IN DE BROODDOOS Geef cursisten die dat willen de kans om de anderen te vertellen wat ze op hun kaartje hebben geschreven. Bespreek met de cursisten wanneer en hoe ze dat kaartje stiekem in de brooddoos van hun kind zullen stoppen. Evalueer deze activiteit kort: vonden de cursisten het leuk om dit te doen? Vonden ze het moeilijk? Kom achteraf nog eens terug op de briefjes: vraag naar de reacties van de kinderen. Eventueel kan je hierover ook de juffen bevragen en deze informatie doorgeven aan de cursisten.
Andere mogelijkheden
schrijfopdracht: De cursisten kunnen ook zelf een kaartje maken in plaats van de kopieerbladen te gebruiken. ondersteuning: In heterogene groepen kunnen taalsterkere cursisten hun taalzwakkere medecursisten mee ondersteunen. Let er echter op dat zij het niet overnemen van de taalzwakkere cursist.
© CTO - Alfatas
Berichtje in de brooddoos
58
Vervolgopdracht: nog meer persoonlijke berichtjes Als je merkt dat de cursisten het leuk vinden om korte, persoonlijke boodschapjes (over) te schrijven voor hun kind(eren) kan je een gelijkaardige activiteit doen naar aanleiding van een klasuitstap, zeeof bosklassen, ... De cursisten stoppen het briefje ditmaal in de rugzak/reistas van hun kind.
Vervolgopdracht: gezonde voeding (Deze opdracht kan ook aan de uitgewerkte activiteit voorafgaan.) Houd met de cursisten een kringgesprek over het middagmaal op school. Je kan vertrekken van 3 verschillende brooddozen, gevuld met gezonde en minder gezonde dingen. Bijvoorbeeld: brooddoos 1: koffiekoek en wortel of stukje komkommer brooddoos 2: 1 boterham met kaas of vlees, 1 boterham met choco (dit kan ook Turks brood zijn of zo) brooddoos 3: slaatje of broodje met groenten, fruit, … Suggesties voor vragen: Welke brooddoos lijkt het meest op wat jij je kind meegeeft naar school? Wat eten je kinderen (op school)? Gezonde dingen, minder gezonde dingen? Eten ze alles op of brengen ze veel mee terug naar huis? Hoe komt dit? (Geven ouders soms teveel mee? Vinden de kinderen het niet lekker? ...) Hoe zorgen ouders ervoor dat hun kinderen lekker en gezond eten? Laat hen tips uitwisselen en vul zelf aan. Noteer de tips in korte zinnen op een flap. Maak samen met de cursisten een lekkere en gezonde brooddoos klaar. (bv.: een broodje smos, een saté met stukjes brood afgewisseld met stukjes groenten of fruit, boterhammen in een andere vorm - rondjes of driehoeken, ...)
Vervolgopdracht: persoonlijke berichtjes tijdens hoekenwerk Cursisten die dat willen kunnen in de schrijfhoek een kaartje maken met een persoonlijke berichtje: voor hun kind (als verrassing in de brooddoos, voor hun verjaardag, ...), voor de leerkracht van hun kind, ... Zorg voor: eenvoudige, inspirerende voorbeeldkaartjes, korte voorbeeldtekstjes (bv. ‘Gelukkige verjaardag’, ‘Zomaar’, ‘Omdat ik je graag zie’, ‘Verrassing’...) die de cursisten kunnen overnemen, stevig gekleurd papier, mooie pennen en stiften, letterstempels, kranten en tijdschriften om letters uit te knippen, ...
© CTO - Alfatas
Berichtje in de brooddoos
59
S AM EN NA AR D E BIB Beschrijving van de activiteit
De cursisten bezoeken samen de plaatselijke openbare bibliotheek. Ze proberen zelf de weg te vinden naar de afdeling kinderboeken, krijgen daar uitleg van een bibliotheekmedewerker en kiezen vervolgens een interessant boek voor hun kind. Achteraf maken ze voor zichzelf een hulpkaart voor de bib.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten zijn zich bewust van schriftelijke taal om hen heen. De cursisten zijn zich bewust van de functie van geschreven taal. De cursisten geven blijk van leesbereidheid. De cursisten gebruiken de strategie ‘wat ik al weet’ (voorkennis oproepen en voorspellen) om te proberen te achterhalen of een boek geschikt is voor hun kind.
Materiaal
Vooraf
plannetje van buurt (per cursist) vergrote versie van de plattegrond van de buurt eenvoudige folder van de bib (per cursist) Plan deze activiteit nadat de cursisten al eens rond kinderboeken hebben gewerkt, bv. via de activiteiten ‘Boeken zoeken’ en ‘Praten over boeken’. Deze activiteit wordt gespreid over verschillende lesmomenten: het bibliotheekbezoek (kort) voorbereiden, het bezoek zelf en de verwerking achteraf. Maak de nodige afspraken met de plaatselijke openbare bibliotheek. Vraag een bibliotheekmedewerker om op een heel laagdrempelige en toegankelijke manier basisinformatie te geven over de werking van de bib en vooral toelichting te geven bij de afdeling kinderboeken. Vraag ook een stapeltje folders voor je cursisten.
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: BIBLIOTHEEKBEZOEK VOORBEREIDEN De cursisten hebben al enkele keren rond boeken voor kinderen gewerkt en tonen er interesse voor. Toon het foldertje van de bib en laat de cursisten raden waarover het gaat. Peil naar de ervaring en voorkennis van de cursisten: Wie weet waar de bibliotheek ligt? Welke cursisten zijn al eens in de bib geweest? Zijn er cursisten die regelmatig naar de bib gaan? Zo ja, wat ontlenen ze er meestal? (boeken, films, cd’s, ...) Hebben ze al eens een boete gehad? Als de cursisten weinig ervaring en voorkennis hebben, ga je © CTO - Alfatas
Samen naar de bib
Ondersteun de cursisten bij het vertellen van hun eigen ervaringen. Help hen om te verwoorden wat ze willen zeggen. Ga na of je de boodschap goed begrepen hebt. Reageer geïnteresseerd. Stel bijvragen. Zet de eigen taal van de cursisten in.
60
sneller over naar de folder. Stel vragen over de bib waarop de cursisten een antwoord kunnen vinden in de folder (met behulp van lay-out, ondersteunende illustraties en pictogrammen). Bijvoorbeeld: Wanneer is de bib open? Lenen ze enkel boeken uit? Hoeveel kost het om lid te worden van de bib? Stel voor aan de cursisten om samen een bezoek te brengen aan de plaatselijke openbare bibliotheek. Daar zijn veel en verschillende soorten boeken voor hun kinderen gratis te ontlenen als ze lid zijn. Zeg dat je een afspraak gemaakt hebt met de bibliotheekverantwoordelijke. Hang een vergrote versie van de plattegrond van de buurt op het bord of leg de plattegrond op een tafel en verzamel de cursisten errond. Zoek samen met de cursisten uit hoe ze bij de bib kunnen geraken. De cursisten duiden de school, de bib en eventueel de route aan op hun eigen plannetje. Maak met de cursisten de nodige afspraken over het bibliotheekbezoek (welke dag, om hoe laat, plaats van afspraak). De cursisten noteren de afspraak op hun maandkalender of in hun agenda.
BIBLIOTHEEKBEZOEK: NAAR DE AFDELING KINDERBOEKEN De cursisten zoeken zelfstandig de weg naar de afdeling kinderboeken. Geef hen even tijd om deze afdeling te verkennen.
Ondersteun de cursisten: Wijs hen op pictogrammen, kleurcodes, woorden, ... die hen helpen om de weg te vinden.
BIBLIOTHEEKBEZOEK: UITLEG OVER DE BIB Een bibliotheekmedewerker geeft wat basisinformatie over de bib en probeert de cursisten een beetje inzicht te geven in de ordening : ‘Hier zijn zoveel boeken. Hoe vind ik nu een boek voor mijn kind?’ ‘Waar staan de boeken voor jonge kinderen?’ ‘Waar staan de boeken over ... Waaraan zie je dat?’ Moedig de cursisten aan om vragen te stellen en ondersteun hen daarbij.
Ondersteun de cursisten bij het begrijpen van de uitleg: Observeer de cursisten tijdens de uitleg om na te gaan of ze de uitleg kunnen volgen. Herformuleer, parafraseer stukjes uitleg, geef concrete voorbeelden, ... als je merkt dat cursisten het niet goed begrijpen. Ondersteun de cursisten bij het stellen van vragen: Knik bevestigend, reik woorden aan, ga na of je het goed begrepen hebt, ...
© CTO - Alfatas
Samen naar de bib
61
BIBLIOTHEEKBEZOEK: EEN BOEK VOOR MIJN KIND Geef de cursisten de opdracht om een boek te zoeken voor hun kind. Als cursisten meerdere kinderen hebben, laat hen dan een boek zoeken voor hun peuter of kleuter. Loop ondertussen rond en ondersteun waar nodig. De cursisten ontlenen het gekozen boek met een groepskaart of worden zelf individueel lid van de bib.
Ondersteun de cursisten bij de zoekopdracht: Stimuleer de cursisten om verschillende boekjes te bekijken vooraleer ze een keuze maken. Stel denkstimulerende vragen: Hoe oud is je kind? Waarin is hij/zij geïnteresseerd? Houdt je kind van dieren? ... Ga indien nodig samen op zoek naar een geschikt boek. Toon interesse voor de boeken die de cursisten voor hun kind gekozen hebben. Laat hen jou uitleggen waarom ze voor dat boek gekozen hebben.
KLASSIKALE AFRONDING: EEN HULPKAART VOOR DE BIB Blik samen terug op het bibliotheekbezoek: was het voor hen moeilijk om hun weg te vinden in de bib? Zouden ze er alleen hun weg vinden? Vinden ze gemakkelijk alle soorten kinderboeken terug? Kennen ze de codes nog? Een hulpkaart met beknopte, duidelijke informatie kan hen daarbij helpen. De cursisten maken een hulpkaart die ze kunnen meenemen als ze een volgende keer zelfstandig naar de bib gaan. Beslis samen welke informatie handig is om op de kaart te zetten. Zoek samen naar geschikte pictogrammen, foto’s, ... ter verduidelijking. Zorg eventueel zelf voor een mooie, getypte definitieve versie op stevig papier.
Vervolgopdracht: samen opnieuw naar de bib De cursisten bezoeken de openbare bibliotheek een tweede keer wanneer ze het voor hun kind ontleende boek moeten terugbrengen. Ze testen de hulpkaart uit die ze hebben gemaakt. Deze keer laat je hen zo zelfstandig mogelijk naar de bib gaan, de bib verkennen, nieuwe boeken zoeken, zichzelf inschrijven, ... Jij bent in de buurt en beschikbaar voor vragen. Observeer hoe ze het aanpakken. Geef veel positieve feedback en stimuleer de cursisten om een volgende keer helemaal zelfstandig met hun kind (eventueel samen met een medecursist) naar de bib te komen. Dat kan een thuisopdracht zijn.
Vervolgopdracht: boeken op tijd terugbrengen Hou met de cursisten die lid zijn geworden van de bib en van plan zijn om regelmatig boeken te gaan ontlenen een kringgesprek over het op tijd terugbrengen van boeken. Hoe pakken ze dat aan? © CTO - Alfatas
Samen naar de bib
62
Welke tips kunnen ze elkaar geven? Verwijs naar het lijstje dat de cursisten meekrijgen: daarop staan de datum en de titels van het ontleende materiaal. De andere cursisten werken zelfstandig aan een andere opdracht.
© CTO - Alfatas
Samen naar de bib
63
P AK L UIZ EN A AN Beschrijving van de activiteit
De cursisten ‘lezen’ een briefje van de school over luizen. Naar aanleiding van dit briefje houden ze een gesprek over luizen en leren ze hoe ze bij hun kinderen luizen kunnen opsporen en behandelen. In duo’s zorgen ze voor een schriftelijke neerslag.
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten kunnen een brief van de school over luizen herkennen. De cursisten geven blijk van leesbereidheid. De cursisten gebruiken de strategie ‘wat ik al weet’ (voorkennis oproepen en voorspellen) om te proberen te achterhalen wat er geschreven staat. De cursisten gebruiken de strategie ‘hulp vragen’ om te achterhalen wat er geschreven staat.
Materiaal
Vooraf
kopie van de brief van de school over luizen (per cursist) ja- en nee-kaartje (per cursist) gewone kam, luizenkam, crèmespoeling/conditioner, keukenrol, luizenshampoo, … kopieerbladen ‘Pak luizen aan’ (per cursist) Een recente brief van de school over luizen vormt de aanleiding voor deze activiteit. Zorg ervoor dat je zelf goed geïnformeerd bent over luizen, via het internet vind je heel wat nuttige informatie. Informeer ook op de school hoe er met luizen wordt omgegaan (bv. is er een kriebelteam?). Bekijk het filmpje over luizenbehandeling op tv-klasse (www.klasse.be; filmpje uit de reeks: ‘De truc’) en zorg ervoor dat je het kan tonen tijdens de activiteit.
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: EEN BRIEF Toon de cursisten de brief van de school over luizen. Bespreek: Hebben de cursisten deze brief ook gekregen? Wat hebben ze met de brief gedaan? Zit de brief in hun verzamelmapje? Bezorg de cursisten een kopie van de brief. Roep eerst hun voorkennis op: Waarover gaat de brief? Wat moeten ze doen? Lees pas daarna de brief rustig voor. Waarover gaat de brief? Wat wordt er van de ouders gevraagd? Waarom? © CTO - Alfatas
Pak luizen aan
Ondersteun de cursisten bij het bekijken van de brief. Van wie is deze brief? Waaraan zie je dat? Wat herken je in de brief? Als cursisten denken te weten waarover de brief gaat, vraag dan verder hoe ze dat weten/waarom ze dat denken. Als cursisten totaal geen idee hebben, bied dan zelf enkele mogelijkheden aan, bv.: Is dit 64
een brief voor een uitstap? Moeten de kinderen iets meebrengen naar school? Waarom niet?
KLASSIKALE TEST: VOORKENNIS OVER LUIZEN Zeg de cursisten dat je hen een paar vragen zult stellen over luizen om te testen hoeveel ze er al over weten. Deel de ja-/neekaartjes uit. De cursisten antwoorden niet mondeling, maar steken het juiste kaartje omhoog. Zo kan iedereen meedoen. Laat vervolgens een cursist proberen te verwoorden waarom ze een bepaald antwoord geeft. Geef indien nodig zelf wat extra uitleg. Mogelijke vragen: Kan iedereen luizen krijgen? (ja) Ja. Je hoeft je er dus niet voor te schamen. Het heeft niets te maken met hoe proper je bent. Kinderen op school krijgen het van elkaar.
Gaan luizen vanzelf weg? (nee) Nee. Er komen steeds meer luizen als je er niets aan doet. Een luis leeft ongeveer 30 dagen. Een vrouwtjesluis legt ongeveer 6 eitjes per dag! Na 7 à 10 dagen komt er een larve uit het eitje.
Gaan luizen dood in water? (nee) Nee. Luizen gaan niet dood van water. Als luizen in contact komen met water, klampen ze zich vast aan het haar.
Kunnen luizen vliegen/springen? (nee) Nee. Luizen kunnen alleen maar kruipen. Ze kruipen van het ene hoofd naar het andere als kinderen met elkaar spelen, tijdens het knuffelen, ... Je kan ook besmet geraken door een muts of sjaal aan te trekken waar luizen of neten op zitten.
Heb je een luizenkam nodig om goed te controleren of iemand luizen heeft? Toon de luizenkam. (ja) Ja. Luizen zijn heel kleine beestjes die je met het blote oog moeilijk ziet. Controleer vooral achter de oren en in de nek. Dat zijn de warmste plekjes op het hoofd.
Moet je de school verwittigen als je kind luizen heeft? (ja) Ja. Dan kan de school een briefje meegeven, zodat alle ouders hun kinderen kunnen controleren en behandelen als het nodig is.
© CTO - Alfatas
Pak luizen aan
Ondersteun de cursisten die proberen hun antwoord te verantwoorden: Help hen om te verwoorden wat ze willen zeggen, reik woorden aan. Vraag een medecursist om te helpen. Schakel de eigen taal van de cursist in. Ga na of je de cursist goed begrepen hebt en herformuleer: ‘Bedoel je ...?’ Geef veel positieve feedback.
65
KLASSIKALE TOELICHTING: LUIZEN BEHANDELEN Uit de voorgaande test blijkt dat luizen niet vanzelf weggaan, ze moeten dus behandeld worden. Ga met de cursisten in gesprek over hoe ze dat kunnen doen, met een product van de apotheek en via de nat-kam-methode. Vertrek daarbij van de producten die je hebt meegebracht. Bekijk vervolgens samen het filmpje ‘Pak luizen aan’ op tv-klasse (via www.klasse.be). Daarin wordt de nat-kam-test getoond. Laat daarna een cursist bij een medecursist voordoen hoe je luizen kan behandelen via de nat-kam-methode. Geef zelf toelichting of bijkomende instructies. Uitleg vind je op de kopieerbladen.
OPDRACHT IN DUO’S: NEERSLAG De cursisten voeren in duo’s met de kopieerbladen achtereenvolgens de volgende opdrachten uit: Ze knippen de foto’s op het eerste kopieerblad uit. Ze plakken de foto’s in de juiste volgorde onder elkaar op het tweede kopieerblad. Zo komen de foto’s ook naast de juiste schriftelijke uitleg terecht. Ze gebruiken het derde kopieerblad als verbetersleutel. De cursisten kunnen het kopieerblad gebruiken als hulpkaart wanneer hun kind luizen heeft.
Kopieerbladen Observeer en ondersteun de cursisten tijdens het uitvoeren de opdracht: Stimuleer hen om met elkaar te overleggen en elkaar te helpen. Ga na of ze de verschillende stappen om luizen te behandelen nog weten en ze in de foto’s herkennen. Wijs op de vetgedrukte woorden in de uitleg. Weten de cursisten wat hier staat? Herkennen ze dit woord of een letter? Lees de uitleg indien nodig voor. Laat hen de bijbehorende foto zoeken. Bijvoorbeeld: ‘Hier staat ‘Kam het haar met een gewone kam’. ...
KLASSIKALE AFRONDING Spreek met de cursisten die dat nog niet gedaan hebben af dat ze hun kinderen thuis met een luizenkam controleren op luizen. Ze moeten goed achter de oren en in de nek kijken. Als ze luizen of neten vinden, doen ze de nat-kam-test of gebruiken ze een product van de apotheek. Ze moeten dan wel aan de apotheker vragen hoe het product precies werkt. © CTO - Alfatas
Pak luizen aan
66
Andere mogelijkheden
opdracht in duo’s: Als je merkt dat de cursisten al veel weten over de behandeling luizen kan je hen eerst de opdracht in duo’s laten uitvoeren en de klassikale toelichting met het filmpje gebruiken als controle.
Vervolgopdracht: weeral luizen De cursisten hebben weer een briefje gekregen om te melden dat er op school kinderen zijn met luizen. Ga met de cursisten opnieuw in gesprek over luizen: weten ze nog wat ze moeten doen als ze zo’n briefje van de school krijgen? Neem het kopieerblad over luizen behandelen er opnieuw bij.
© CTO - Alfatas
Pak luizen aan
67
KAART JE V OO R D E JUF Beschrijving van de activiteit
De cursisten maken bij een passende gelegenheid een kaartje voor de leerkracht van één van hun kinderen. Ze schrijven er een persoonlijke boodschap op (over).
Doelstellingen
Beginnende geletterdheid: De cursisten zijn zich bewust van de functie van geschreven taal. De cursisten zijn zich bewust van het feit dat woorden uit letters bestaan. De cursisten herkennen enkele letters in woorden. De cursisten geven blijk van schrijfbereidheid. De cursisten kunnen een korte, eenvoudige tekst overschrijven.
Materiaal
Vooraf
materiaal om kaartjes te maken, zie vooraf allerlei schrijfmateriaal, zie vooraf voorbeeldtekstjes om over te nemen, bv. kopieerblad een wenskaart die je zelf gekregen hebt Plan deze activiteit op het einde van het kalenderjaar of op het einde van het schooljaar. Voorzie voor de cursisten materiaal om zelf kaartjes te maken: stevig gekleurd papier, scharen, lijm, stickertjes, ... Voorzie allerlei materiaal om te ‘schrijven’: mooie pennen en stiften, letterstempels (leen deze van de school), oude kranten en tijdschriften om letters uit te knippen, ... Maak eventueel een paar verschillende voorbeeldkaartjes.
Verloop van de activiteit KLASSIKALE INLEIDING: EEN KAARTJE SCHRIJVEN Toon de cursisten het kaartje dat je zelf gekregen hebt. Laat hen even raden van wie het afkomstig is en bij welke gelegenheid je het kreeg. Geef vervolgens wat uitleg en lees de tekst op het kaartje voor. Vertel ook dat je blij was met het kaartje. Ga in op het gegeven dat mensen af en toe kaartjes schrijven: bij een geboorte, ter gelegenheid van het nieuwe jaar, voor een verjaardag, om iemand te bedanken, ... Stel aan de cursisten voor om een kaartje te maken en te schrijven voor de leerkracht van hun kind. Die zal daar zeker bij mee zijn.
KLASSIKALE BRAINSTORM: EEN KAARTJE KNUTSELEN
© CTO - Alfatas
Kaartje voor de juf
68
Brainstorm gezamenlijk over hoe de cursisten een kaartje kunnen maken voor de leerkracht van hun kind. Bespreek verschillende mogelijkheden (bv. een enkel of dubbel kaartje, verschillende vormen, een tekening van hun kind erin verwerken, ...) , laat cursisten uitleggen of voordoen hoe zij het zouden aanpakken. Schrijf interessante ideeën kort op het bord. Stel voor om op de voorkant van het kaartje creatief met woorden en letters te werken: ze kunnen de letters van een kernwoord (bv. ‘bedankt’) stempelen, de letters plakken, de letters uit het kaartje knippen, ...
INDIVIDUELE KNUTSELOPDRACHT: EEN PERSOONLIJK KAARTJE De cursisten maken zelf een kaartje voor de leerkracht van hun kind. Op de voorkant geven ze een kernwoord dat past bij de gelegenheid creatief vorm.
Kopieerblad Ondersteun de cursisten voor en tijdens het stempelen, plakken, ...: Welk(e) woord(en) willen ze op de voorkant zetten? Hoe willen ze dat doen? Verwijs naar de bovenste reeks tekstjes op het kopieerblad. Die kunnen ook als voorbeeld dienen: ‘Wat staat hier?’ of ‘Waar staat ... (bedankt)?’ ‘Hoe weet je dat?’ Laat cursisten indien nodig de letters tellen van het woord dat ze willen overnemen. Laat cursisten indien nodig het gekozen woord overschrijven op een kladblad en daarin elke letter die ze hebben overgenomen doorstrepen. Vraag de cursisten met welke letter ze bezig zijn. Welke letters moet je nog doen? Geef veel positieve feedback.
KLASSIKALE BRAINSTORM: TEKST VOOR OP HET KAARTJE Brainstorm gezamenlijk over wat de cursisten op het kaartje voor de juf zouden kunnen schrijven. Schrijf de ideeën van de cursisten op het bord, zodat je er in de volgende fase naar kan verwijzen. Je kan ook vertrekken van de (onderste reeks) tekstjes op het kopieerblad en die verder aanvullen.
Kopieerblad
INDIVIDUELE SCHRIJFOPDRACHT: EEN PERSOONLIJKE BOODSCHAP De cursisten schrijven individueel een persoonlijke boodschap voor de leerkracht van hun kind. Loop ondertussen rond en © CTO - Alfatas
Kaartje voor de juf
Ondersteun de cursisten voor en tijdens het schrijven: Bepaal samen de boodschap: 69
wat wil de cursist de leerkracht laten weten? Als de cursist weinig ideeën heeft, vertrek dan van de ideeën op het bord of op het kopieerblad. Schrijf een nieuwe boodschap in duidelijke letters voor op een kladblaadje. Zeg ondertussen wat je opschrijft. Daarna schrijft de cursist de boodschap zelfstandig over op het kaartje.
ondersteun waar nodig.
KLASSIKALE AFRONDING: ALLEMAAL KAARTJES Geef de cursisten de gelegenheid om hun kaartjes aan elkaar te tonen. Bespreek met de cursisten hoe ze de kaartjes aan de leerkracht kunnen bezorgen: steken ze het in een omslag of niet? Geven ze het kaartje persoonlijk af of steken ze het in het heen- en weermapje van hun kind?
Andere mogelijkheden
andere inleiding: Op het einde van het schooljaar kan het idee om een bedankkaartje te schrijven voor de leerkracht ook voortvloeien uit een evaluatie van het voorbije schooljaar van hun kind. Als de cursisten tevreden zijn (hun kind ging graag naar school, heeft veel bijgeleerd, ...), kan je voorstellen om een bedankkaartje te schrijven. timing: Deze activiteit kan worden verspreid over twee lessen. Tijdens de eerste les maken de cursisten een kaartje. Tijdens de volgende les schrijven ze een persoonlijke boodschap voor de leerkracht op het kaartje.
Vervolgopdracht: kaartjes maken tijdens hoekenwerk Cursisten die het leuk vinden om kaartjes te maken en te schrijven, krijgen tijdens hoekenwerk de kans om extra kaartjes te maken. Cursisten die meerdere kinderen op school hebben, kunnen voor meerdere leerkrachten een kaartje maken en schrijven; cursisten kunnen een kaartje maken naar aanleiding van een verjaardag; ... Behandel deze hoek als een keuzehoek.
© CTO - Alfatas
Kaartje voor de juf
70
KB
voor zieke mensen zorgen
kleren maken
zingen
mensen helpen
poetsen
koken
© CTO - Alfatas
Talentenbord
71
KB
dansen
lachen
voor oude mensen zorgen
knutselen
les volgen
lief zijn
© CTO - Alfatas
Talentenbord
72
KB
© CTO - Alfatas
praten
planten verzorgen
ruzie oplossen
vrienden maken
tekenen
voor kinderen zorgen Talentenbord
73
KB
…………………………………………………………… ……………………………………………………………
…………………………………………………………… ……………………………………………………………
…………………………………………………………… ……………………………………………………………
…………………………………………………………… ……………………………………………………………
© CTO - Alfatas
Berichtje in de brooddoos
74
KB
………………………………………………………………… ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… …………………………………………………………………
………………………………………………………………… ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… …………………………………………………………………
………………………………………………………………… ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… …………………………………………………………………
© CTO - Alfatas
Berichtje in de brooddoos
75
KB
© CTO - Alfatas
Pak luizen aan
76
KB
Hoe behandel je luizen? Wrijf het haar in met conditioner en spoel niet uit.
Kam het haar met een gewone kam. Kam de knopen eruit.
Kam het haar met een luizenkam. Kam van achter naar voor. Kam van oor tot oor. Kam 15 minuten. Veeg de luizenkam telkens af aan keukenpapier.
Spoel het haar goed uit. Kam nog eens met de luizenkam, van voor naar achter en van oor naar oor. Doe dit 2 weken om de 4 dagen! © CTO - Alfatas
Pak luizen aan
77
KB
Hoe behandel je luizen? Wrijf het haar in met conditioner en spoel niet uit.
Kam het haar met een gewone kam. Kam de knopen eruit.
Kam het haar met een luizenkam. Kam van achter naar voor. Kam van oor tot oor. Kam 15 minuten.
Veeg de luizenkam telkens af aan keukenpapier.
Spoel het haar goed uit. Kam nog eens met de luizenkam, van voor naar achter en van oor naar oor. Doe dit 2 weken om de 4 dagen! © CTO - Alfatas
Pak luizen aan
78
KB
BEDANKT
FIJNE FEESTDAGEN
PRETTIGE VAKANTIE
GELUKKIG NIEUWJAAR
Bedankt voor je goede zorgen voor mijn kind.
Ik wens je fijne feestdagen met je familie.
... vond het leuk bij jou in de klas. Bedankt!
Ik wens je een gelukkig Nieuwjaar!
Ik wens je een prettige vakantie! Je hebt het verdiend.
Ik wens je ...
© CTO – Alfatas
Kaartje voor de juf
79