Agri, Food & Life Sciences, van school naar kennispartner
Sustainable by nature
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Agri, Food & Life Sciences: van school naar kennispartner
5
Hoofdstuk 2 De kenniswerkplaats werkt!
14
Hoofdstuk 3 De groene sector en ons onderwijs
25
Hoofdstuk 4 Visie op het leerproces
44
Hoofdstuk 5 Ons aanbod en onze experts
61
Hoofdstuk 6 Samenwerkingspartners
64
3
4
1 Agri, Food & Life Sciences: van school naar kennispartner Het domein Agri, Food & Life Sciences beslaat het brede scala van het gebruik van grondstoffen en de productie, kwaliteit en beschikbaarheid van ons voedsel tot onze gezondheid en de kwaliteit van onze leefomgeving. Studenten, docenten, lectoren en ondersteunend medewerkers van deze opleidingen dragen allemaal een steentje bij aan het oplossen van de cruciale vraagstukken van onze wereld. Gezamenlijk werken we aan de grondslag van onze samenleving, samengevat in de internationale thema’s van ‘Leefbaarheid & welbevinden, Voeding en Gezondheid’. Een klein beetje voor jezelf, maar vooral voor onze kinderen en kleinkinderen. ‘Sustainable by nature’ is de rode draad, of liever gezegd de groene draad, die ons verbindt. Met groene kennis heeft Agri, Food & Life Sciences de ambitie een bijdrage te leveren aan een groenere wereld. Van onderwijsinstelling worden we een netwerkgeoriënteerde kennis partner, met een continue relatie met het werkveld. Als kennispartner willen we, gezamenlijk met andere partijen, toepasbare kennis realiseren. Om dat te bereiken werken we in kenniswerkplaatsen, netwerken van ondernemers, overheden, non-profit organisaties, onderwijs- en onderzoeksinstellingen en bewoners. Binnen een kenniswerkplaats zoeken studenten, in samen werking met het werkveld en begeleid door docenten, naar creatieve oplossingen voor actuele vraagstukken, veelal in de Randstad. Door de opzet van flexibele curricula in onze opleidingen bieden we ruimte voor het intensiveren van de verbinding met de beroepspraktijk. Met de kenniswerkplaatsmethodiek zijn we in staat om structurele verbindingen met de beroepspraktijk te realiseren en die te benutten in onze leeromge ving. Niet alleen een leeromgeving waarin onze studenten leren, maar ook onze docenten, onze organisatie als geheel en de bedrijven en hun mede werkers waarmee we de verbindingen zijn aangegaan.
5
Het werkveld vraagt om beroepsuitoefening op hoog niveau. Daar is een grote diversiteit aan kennis voor nodig en een hoge mate van didactische en pedagogische bekwaamheid in de begeleiding van studenten. Als kennispartner zijn we in staat om jonge mensen af te leveren die de komende dertig jaar nadenken over en helpen bij de ‘systeembreuken’ die eraan komen. We willen ze daartoe als ‘game changers’ volledig uitrusten met relevante kennis en vaardigheden, een brede, onderzoekende blik en het talent om integraal te denken. Gaat het om de techniek? Kiezen we voor andere teeltvormen? Andere productiemethoden? Andere analyse van inhoudsstoffen? Moeten we anders naar dieren kijken? Onze afgestu deerden beheersen geen ‘kunstje’, maar zijn heel goed in staat handelings alternatieven te bedenken, een setting te schetsen, daar gesprekken over te voeren en er relevante informatie bij te zoeken. Ze weten dat de wereld breder is dan alleen dit ene probleem binnen dit ene vakgebied. Op basis van kennis, kunde, vaardigheden, houding en reflectie zijn ze in staat om een probleem professioneel bij de kop te pakken. Het is onze ambitie dat Agri, Food & Life Sciences zijn rol als natuurlijke kennispartner in de regio versterkt en bestendigt en dat het de vanzelf sprekende kennispartner is voor het bedrijfsleven. Via de kenniswerk plaatsen leveren docenten en studenten hun bijdragen aan de regionale strategische agenda’s en open source innovatie door het uitvoeren van (onderzoeks)opdrachten in het werkveld. Daarnaast is het onze ambitie om de worteling in de kennisketen te bestendigen door het intensiveren van de verbindingen tussen voortgezet onderwijs, mbo, hbo en wo. Het gegeven dat het groene onderwijs onderdeel is van Inholland, een hogeschool met een breed portfolio aan ‘niet-groene’ opleidingen en lectoraten, biedt unieke kansen voor dwarsverbanden. Maar ook tussen de verschillende disciplines binnen het domein Agri, Food & Life Sciences zijn volop verbindingen. De uitdaging van de huidige tijd vormt het op een geïntegreerde wijze benaderen van de vraagstukken die bepalend zijn voor mens, milieu en samenleving. Een geïntegreerde aanpak leidt tot inhoudelijke samenhang van de aanwezige expertisegebieden binnen het domein en draagt bij aan innovatieve oplossingen voor vraagstukken op regionaal, landelijk én mondiaal niveau.
6
Met de implementatie van de kenniswerkplaatsmethodiek en de her inrichting van onze opleidingen zijn we al een flink eind op weg om de transitie naar kennispartner te maken. Dat kan de school niet alleen, wij ontlenen ons bestaansrecht in de Randstad aan de steun van en samen werking met het werkveld. Het is een uitdaging eraan bij te dragen dat, mét het werkveld waarin we actief zijn, al onze medewerkers en studenten in dit proces hun verantwoordelijkheid nemen.
Peter Scheerder, directeur kennispartner Agri, Food & Life Sciences
7
Lector Olaf van Kooten
‘Ik hoop en verwa we toegaan naar samenwerking m bedrijfsleven’ Naast zijn hoogleraarschap in Wageningen is Olaf van Kooten werkzaam als lector Duurzame Verbindingen bij Inholland kennispartner Agri, Food & Life Sciences. Met studenten in het beroepsonderwijs bezig zijn vindt hij het allerleukste. “In het hbo doen we toegepast onderzoek dat direct inzetbaar is om de sector te innoveren. Onderzoek waar de agro-sector om zit te springen. Daarbij trekken we samen op met het bedrijfsleven. Intensieve samenwerking met kennispartner Agri, Food & Life Sciences levert bedrijven jonge, innovatieve profes sionals op, die out-of-the-box denken en in staat zijn heel praktische oplossingen te bedenken voor complexe problemen”, aldus de lector. Langdurige samenwerking Van Kooten is ervan overtuigd dat de methodiek van de kenniswerkplaatsen ervoor zorgt dat hogeschool en bedrijfsleven duurzaam verbonden zijn. “Het gebeurt nu nog te vaak dat een bedrijf met een vraag komt, waar een of meer studenten mee aan de slag gaan en na afronding stopt vervolgens de relatie. Ik hoop en verwacht dat we toegaan naar langdurige samenwerking, dus op lange termijn afspraken maken met bedrijven. Als studenten een onderzoek hebben afgerond, gaan direct of na verloop van tijd nieuwe studenten verder met vervolgonderzoek. Zo kun je iets opbouwen. Voordelen zijn dat studenten kunnen leren van hun voorgangers. De begeleidende docenten bouwen een zekere expertise op rond gelijksoortige vraagstukken. Bovendien heeft een goede communicatie tot gevolg dat docenten en studenten op de hoogte zijn van alle ontwikkelingen met betrekking tot dat bedrijf.
8
acht dat langdurige met het Andersom heeft een bedrijf vaak veel meer profijt van langdurig onderzoek en weten de medewerkers beter wat het inhoudt om studenten vraagstukken te laten oplossen die ook onderwijskundig gezien de juiste kwaliteit hebben om studenten volledig tot hun recht te laten komen. Kortom, je kent elkaar beter en dat leidt tot meer wederzijds begrip. En als je je studenten dan ook nog eens goed kent, kun je ze precies op die plek neerzetten waar ze kunnen groeien en bloeien. Op die manier werken geeft mij de meeste inspiratie en motiveert enorm.” Open geest De lector vervolgt: “We leiden onze studenten op om actief te zijn in de maatschappij van de komende dertig jaar. We zien nu al dat de veranderingen in de tuinbouw ongelooflijk hard gaan. We weten niet hoe we over drie jaar telen. Daarom zullen we onze studenten vooral leren hoe ze heel snel nieuwe stof en nieuwe ideeën kunnen toepassen in de praktijk en hoe ze flexibel kunnen zijn in hun onderzoeksvaardigheden. Dat alles vergt een enorme open geest van studenten en ook van docenten. Ik merk dat deze opstelling studenten enorm motiveert. Als docent vind ik het zoveel leuker om met studenten te werken die vol enthousiasme aan de slag gaan, die zich helemaal geven en alles uit de kast trekken om vraagstukken op te lossen. Ik kan daar op en top van genieten.”
9
Onderzoeksagenda Leefomgeving • klimaatadaptatie & energieneutrale stad • Hergebruik, grondstofgebruik & circulaire stad • Gebieds/communityontwikkelingen & sociale innovatie Gezondheid • Gezonde levensstijl • Vergrijzing & gezondheidszorg • Vrij van gezondheidsschadelijke stoffen Voedselzekerheid • Voedsel en verspilling • Duurzame voedselproductie • Stadslandbouw & landmarkten Sustainable Engineering and Entrepeneurship • Grenzen verleggen, broedplaats voor innovatievekampioenen
10
Project Green Eyes prachtvoorbeeld duurzame verbinding Vaak zijn telers ervan overtuigd dat zij het maximale uit hun gewas halen. Ze hebben echter geen objectieve maat voor wat dat maximale werkelijk is. Sinds april 2012 werkt de Greenport Groep van Hogeschool Inholland Delft, onder leiding van lector Van Kooten en samen met het bedrijfsleven en andere kennisinstellingen, aan het project Green Eyes. “Een prachtvoorbeeld van een duurzame verbinding”, vindt de lector. “Op de Demokwekerij in Honselersdijk worden in twee kassen diverse rassen tomaten op verschillende onderstammen gekweekt”, zo legt Van Kooten uit. “De planten worden blootgesteld aan verschillen in watergift, bladsnoei en vruchtsnoei. De onderzoekers worden niet geremd door financiële drijfveren en kunnen daarom de omstandigheden naar extreme situaties laten gaan. Er wordt van alles gemeten aan deze planten. De resultaten van die metingen worden via geavanceerde wiskunde omgezet naar een grafiek. Die grafiek geeft de ontwikkeling van het gewas zodanig weer dat de teler ermee uit de voeten kan. Het zegt niet hoe hij moet telen, maar geeft het resultaat van zijn teelthandelingen in objectieve getallen weer. Zo ontstaat een patroon hoe het met het gewas gesteld is, in de ‘taal’ van de teler. Een teler kan nu objectief jaren met elkaar vergelijken. Hij kan zijn gewas een objectieve waarde geven, los van de prijs die hij ervoor krijgt. Hij is daardoor beter in staat de risico’s die hij loopt in te schatten. Op basis van de objectieve metingen leren studenten gewassen te ‘lezen’, waardoor ze sneller begrijpen wat de consequenties zijn van hun teelthandelingen. Voorheen kostte het jaren om dat te leren.” Van Kooten ervaart dat alle partners er beter van worden. “Het bedrijfs leven fourneert de nodige faciliteiten en stelt de meest innovatieve opstellingen beschikbaar, studenten doen continu interessant onderzoek, leren ervan en testen tegelijkertijd de innovatieve opstellingen uit. Met de resultaten kunnen niet alleen de deelnemende bedrijven maar ook andere bedrijven en onderzoekers hun voordeel doen.”
Ondernemer Rob Baan
‘Ik popel om studenten bij te praten over gezond voedsel’
12
“We zijn niet gemaakt om poeders en pillen in ons lichaam te duwen. We hebben een mond met tanden en kiezen en een heel ingewikkeld verteringsapparaat. Qua gezondheid kan ons lichaam ons alles leveren, als je maar de goede dingen eet. Je lichaam kan meer medicijnen maken dan de hele farmaceutische industrie bij elkaar. Je moet het alleen wel activeren.” Bevlogen vertelt Rob Baan, eigenaar en directeur van tuinbouwbedrijf Koppert Cress, hoe hij het Westland ziet als apotheek van Europa. Deze ondernemer met een missie en initiatiefnemer van de tv-zender 24kitchen popelt om als gastdocent studenten van Agri, Food & Life Sciences bij te praten over gezond voedsel. “We zijn heel raar bezig met voeding”, vindt Baan. “We maken enorme kosten op het gebied van gezondheidszorg, terwijl honderden generaties oma’s al wisten wat goed voor ons is. In het Westland kunnen we optimaal gezond voedsel produceren. Alleen, als producent mag ik niet zeggen dat de stoffen die in aardbeien zitten, in broccoli, uien, knoflook, tomaten en al die andere gewassen, goed zijn voor de mens. Voedingsonderzoek verloopt uitermate traag. Als ik wil aantonen dat broccoli beschermt tegen kanker, dan dien ik dat wetenschappelijk aan te tonen. Wetenschappers moeten dan eerst tien jaar lang 10.000 mensen volstampen met broccoli en een controlegroep van 10.000 mensen op een broccoliboycot zetten. Terwijl we intuïtief weten dat die groente goed voor je is. Overigens zitten de meeste vitamines en ook het stofje dat goed is om kanker buiten de deur te houden in het kookvocht. Beter is het dus om broccoli te wokken, te stomen of rauw te eten. Vroeger gooiden mensen het kookvocht van groenten nooit weg. Rond 1600 werd alles in een grote pan gedaan en dat at men op. Zo is er nog veel meer waar de consument niet van op de hoogte is. Neem Vitamine C. Dat bestaat uit 23 componenten. Een daarvan is ascorbinezuur. Als je dat aan voedsel toevoegt, bederft het minder snel. Daarom besprenkel je je avocado met citroensap. De voedings middelenindustrie gebruikt synthetisch ascorbinezuur en zet vervolgens op de verpakking: ‘verrijkt met Vitamine C’. Tel uit je winst.” Onbekend in eigen land In Nederland hebben we de unieke situatie dat we over heel goede land- en tuinbouw beschikken en voortreffelijk land- en tuinbouwonderwijs hebben, schetst Baan. “Alleen, we zijn wereldberoemd in het buitenland, maar onbekend in eigen land. Als je in China zegt dat je uit Nederland komt, vragen ze of je in de tuinbouw werkt. Zeg je in Den Haag dat je in de tuinbouw werkt, dan vragen ze of je niet kon leren. Het produceren van groente en fruit kunnen we als de beste. Het ‘verwaarden’ en ‘vermarkten’ is een ander verhaal. Daar hebben we met z’n allen heel weinig verstand van. Ik zie hier een duidelijke taak voor kennispartner Agri, Food & Life Sciences. Ik popel om daar een bijdrage aan te leveren, bijvoorbeeld in de vorm van gastcolleges. Graag ga ik met studenten en docenten in gesprek over het verwaarden en vermarkten van tuinbouwproducten. Voor mij hoort daar onlosmakelijk het delen van mijn kennis over voeding en gezondheid bij.”
13
2 De kenniswerkplaats werkt! Kennis delen is het nieuwe vermenigvuldigen. Samenwerken het nieuwe concurreren. Kortom ALLEEN gaat niets meer! Dat is voor kennispartner Agri, Food & Life Sciences het vertrekpunt om te kiezen voor het werken in kenniswerkplaatsen. Verbinding beroepspraktijk, onderwijs en overheid Een kenniswerkplaats verbindt de driehoek beroepspraktijk, onderwijs en overheid. De partners in het netwerk werken samen aan de hand van actuele kennisvraagstukken. De basis bestaat uit een meerjarige kennis- en innovatieagenda en human resource vraagstukken uit de beroepspraktijk. Deze worden verbonden met de kennis en netwerkvragen van de betrokken opleidingen van zowel mbo, hbo als wo en waar mogelijk ook vo. De gemeenschappelijke basis vormt het toetsingskader voor de uitvoering van gezamenlijke projecten en activiteiten door leerlingen, studenten, docenten, experts, medewerkers vanuit de beroepspraktijk uit de 5 O’s: Ondernemers, Overheid, Onderzoek, Onderwijs en Omgeving, waaronder maatschappelijke organisaties. De kenniswerkplaats vormt een makel- en schakelpunt tussen de beroepspraktijk en het onderwijs. Het resultaat is dat de vragende partijen antwoorden krijgen en ook in bredere zin profiteren van de kennisontwikkeling en het onderwijs zich verrijkt met kennis en inzichten vanuit de actuele beroepspraktijk. Een kenniswerkplaats kan op diverse manieren vorm krijgen. Op regio niveau, brancheniveau, specifieke groep van kennisvragers uit de 5 O’s, veelomvattende thema’s, specifiek, kennisgericht, innovatie gericht of bijvoorbeeld HR gericht. De kernpartijen die deelnemen brengen mens kracht, kennis, geld en faciliteiten samen om de kenniswerkplaats mogelijk te maken.
Van en met elkaar leren Kennispartner Agri, Food & Life Sciences kiest er met de kenniswerk plaatsmethodiek voor om studenten onder begeleiding van docenten en in samenwerking met de beroepspraktijk te laten werken aan werkelijke vraagstukken. De methodiek van de kenniswerkplaats is gebaseerd op ‘le ren in, met en van de praktijk’. In projecten wordt nieuwe kennis gecreëerd en doorgegeven. Het delen, ontwikkelen en toepassen van kennis staat cen traal: van en met elkaar leren. Alle deelnemers brengen hun eigen wensen, kwaliteiten, kennis en creativiteit mee. Inmiddels participeert kennispartner Agri, Food & Life Sciences in een aantal kenniswerkplaatsen, zoals: Groene Hart Academie, Food Academy, Greenport Horti Campus, Groen Onderwijscentrum Greenport Aalsmeer, Bollen, Agri-techcampus, Analyse & Inhoudsstoffen.
markt vraag
toegepast onderzoek
15
Actuele thema’s Elke kenniswerkplaats werkt aan verschillende actuele thema’s. Voorbeelden van thema’s zijn: biobased economy, duurzame energie, water, leefbaarheid, landbouw en toerisme & recreatie. Binnen deze thema’s werken studenten van kennispartner Agri, Food & Life Sciences aan ver schillende deelprojecten. De studenten starten met het werken aan actuele vraagstukken van het bedrijfsleven in de kenniswerkplaatsen aan het begin van hun tweede studiejaar en blijven dat doen tot ze zijn afgestudeerd.
Ambassadeurschap Docenten die betrokken zijn bij de kenniswerkplaatsen zijn in staat om vraagstukken te vertalen naar alle disciplines die kennispartner Agri, Food & Life Sciences in huis heeft. Een vraagstuk kan een probleem zijn, dat om een oplossing vraagt, of bijvoorbeeld een doel dat een opdracht gever gerealiseerd wil zien. Het onderhouden van relaties binnen de kenniswerkplaatsen vraagt een open blik naar buiten. Het gaat om relaties en verbintenissen. Dat betekent concreet dat alle docenten feeling hebben om hun netwerken te onderhouden en zich voortdurend bewust zijn van hun ambassadeurschap. Daarin kunnen we elkaar ondersteunen en van elkaar leren.
Vraag scherp krijgen We leiden onze studenten op tot young professionals. Dat betekent dat ze zelfstandig verantwoordelijk zijn voor de dingen die ze doen. Het is essentieel dat een student het probleem waar een ondernemer mee zit, helder weet te maken. Als de student dat aan het begin van zijn of haar onderzoek goed weet te verwoorden en goede feedback krijgt van docent en opdrachtgever, voorkom je in een later stadium dat de ondernemer voor onaangename verrassingen komt te staan. Bovendien voelt de student zich veel zekerder als hij of zij eenmaal bezig is met het onderzoek. Kennispartner Agri, Food & Life Sciences leert studenten een onder zoekstructuur toe te passen, waarmee ze vraagstukken helder kunnen verwoorden. Daarmee krijgen de studenten scherp wat de exacte vraag, achterliggende vragen en gewenste uitkomsten zijn. Alleen zo komen we tot oplossingen waarmee we bedrijven écht helpen.
16
Ondanks de diversiteit in verschijningsvormen kennen de kenniswerkplaatsen een set van gemeenschappelijke ontwerpprincipes: 1. Verbondenheid met strategische ontwikkelingen in kennis instellingen en regio 2. Het verbinden van contexten binnen en buiten de kennisinstelling 3. Een programmatische aanpak 4. Een vormgegeven kenniswerkplaatsmethodiek 5. Formuleren van een urgent, intrigerend en authentiek vraagstuk 6. Werken vanuit wederzijdse aantrekkelijkheid 7. Werken vanuit kracht/uitdagingen en het managen van verwachtingen
Participatie van het bedrijfsleven in het onderwijsproces heeft tot doel om: • de aansluiting op de beroepspraktijk te verbeteren; • de leeromgeving voor studenten en docenten te verrijken en te actualiseren; • de leer-/werkomgeving van medewerkers van bedrijven te verrijken; • de onderwijsprogramma’s flexibeler te maken en de leerprocessen te vernieuwen; • studenten op te leiden die kunnen schakelen tussen specialistische kennis en een brede visie; • docenten te professionaliseren, zodat ze kunnen schakelen tussen specialistische kennis en een brede visie; • kennis te exporteren (internationalisering); • kennis en faciliteiten van het bedrijfsleven te benutten voor leerprocessen en ontwerpprincipes; • een onderzoeksagenda uit te voeren die aansluit bij bedrijfsleven én onderzoekslijnen van Inholland; • projecten uit te voeren in opdracht van het bedrijfsleven, die aansluiten bij de door de opleidingen geformuleerde leerdoelen.
17
Karin van Beckhoven
‘Groene Hart Aca kenniswerkplaat la lettre’ Op initiatief van de gemeente Nieuwkoop, Hogeschool Inholland Delft, Wellantcollege en IPC Groene Ruimte is in september 2009 gestart met de Groene Hart Academie. Door het verbinden van overheid, omgeving, ondernemers, onderwijs en onderzoek en het samen werken aan concrete vraagstukken in het Groene Hart is een kenniswerkplaats avant la lettre ontstaan. Hierin zetten studenten, docenten en deskundigen uit het werkveld gezamenlijk hun schouders onder actuele kennisvraagstukken uit de regio, gericht op gebiedsontwikkeling en een duurzame leefomgeving. Nu we met Agri, Food & Life Sciences op weg zijn om een volwaardige kennispartner te worden en we gaan werken volgens de methodiek van de kenniswerkplaats, blijkt de Groene Hart Academie een heel mooi voorbeeld van deze werkwijze. Flexibel onderwijsprogramma Inmiddels zijn er binnen de Groene Hart Academie al meer dan 100.000 studenturen uitgevoerd in het werken aan tachtig kennisvraagstukken. De vraagstukken komen bijvoorbeeld van gemeenten, ondernemers, Hoogheemraadschap, Grontmij, Heineken, provincie en Dorpsraad. Studenten zijn vanaf hun tweede studiejaar voortdurend bezig met het oplossen van actuele kennisvraagstukken uit de regio. Soms werken studenten van verschillende opleidingen of niveaus samen aan hetzelfde kennisvraagstuk. Voor iedereen blijkt dat verrijkend te zijn. Zoals lector Olaf van Kooten eerder in deze publicatie al aangeeft is het mooie van een kenniswerkplaats de meerjarige verbinding met het werkveld. De kennisinstelling is een actor in de regio en de actuele kennisvraagstukken nemen een centrale plaats in het onderwijs in.
18
ademie: ts avant Al vanaf het prille begin is Karin van Beckhoven nauw betrokken bij de Groene Hart Academie. Ze vertelt: “Bij de start liepen we tegen een aantal zaken aan. Een onderwijs programma zit doorgaans flink vastgetimmerd. Als je aanbiedt dat studenten met vragen van ondernemers aan de slag gaan, dan mag daar niet te veel tijd overheen gaan. Dat vraagt een flexibele invulling met ruimte in het onderwijsprogramma. We hebben daar de volgende oplossing voor bedacht. Vanaf jaar 2 werken studenten altijd de helft van hun studietijd aan een project van een externe opdrachtgever. Projecten duren een half jaar. Die projecten hangen we aan beroepsrollen. Studenten werken bijvoorbeeld in de rol van beheerder. Dan maakt het niet uit of het project gericht is op het beheer van een stad of het beheer van een landelijk gebied of een natuurgebied. Je toetst de student op zijn kennis en vaardigheden in de rol van beheerder.” Slechten van schotten Over animo vanuit het bedrijfsleven heeft de Groene Hart Academie niet te klagen. Eén persbericht bij de start leverde in twee weken tijd meer vraagstukken op dan ze aankonden. “En zo is het eigenlijk gebleven”, lacht Van Beckhoven. “Daarbij onderhouden we ons netwerk goed en breiden we het uit door relevante bijeenkomsten te bezoeken en in gesprek te gaan met potentiële opdrachtgevers. Inmiddels zouden we twee keer zoveel studenten aan het werk kunnen zetten dan nu het geval is. Zoveel vragen krijgen we van ondernemers. We zijn laagdrempelig. We spreken de taal van de ondernemer en we zitten in de buurt. Wanneer een vraagstuk past bij de doelen van de kenniswerkplaats en bij de Kennisagenda gaan we samen met de opdrachtgever aan de slag met de vraagarticulatie. Meestal komen we in gezamenlijkheid tot een scherpe vraagstelling. Soms betekent het dat je een vraag als een
19
ui uitpelt, soms maak je de vraag groter. De samenwerking verlangt verder een grote betrokkenheid tijdens het project van de opdrachtgever, van de studenten maar ook van de docent. Studenten worden als het ware eigenaar van de vraag. Procesmatig en inhoudelijk krijgen ze uiteraard begeleiding van hun docent, maar voor actuele inhoudelijke informatie en inzicht in het netwerk zijn ze afhankelijk van de opdrachtgever. Sommige partijen kloppen bij ons aan, omdat ze meer bij het onderwijs, de toeleveranciers, betrokken willen zijn. Anderen willen het out-of-the-box-denken van studenten benutten. Bovendien zijn wij een neutrale actor in de regio. Het gaat iedereen vooral om het slechten van de schotten tussen onderwijs en werkveld, waarbij het belang van de lerende voorop staat.” Slow advice Al aan het begin van de samenwerking moet helder zijn wat alle participanten van elkaar verwachten, is de ervaring van Van Beckhoven. “Duidelijke afspraken helpen daarbij. Ook is het verstandig als je als kennispartner communiceert dat samenwerken met het onderwijs slow advice betreft. De vraagsteller heeft immers te maken met studenten die aan het leren zijn. Maar eigenlijk leert iedereen van deze wijze van samenwerken. Voor de juiste matching moet je goed weten of het een vraag voor het mbo is, dan wel voor het hbo of wo, of een combinatie daarvan. Ook worden bepaalde vraagstukken multidisciplinair opgepakt. Halverwege het project laten we studenten altijd een expertmeeting organiseren. Daar zitten alle O’s samen met de opdrachtgever en studenten aan tafel om met elkaar in discussie te gaan over ofwel de kern van de vraag, ofwel de richting die de studenten op denken te gaan met het project, ofwel andere nijpende vragen waar de studenten mee zitten. Deze bijeenkomsten zijn niet alleen waardevol voor studenten maar ook voor de betrokken actoren en de docent. De studenten benutten deze input voor het schrijven van het eindrapport.” Benoemen leerwinst Het allerbelangrijkste bij het werken binnen een kenniswerkplaats vindt Van Beckhoven het benoemen van de leerwinst. “Dat gaat veel verder dan enkel studiepunten. Onze studenten en docenten dragen bij aan de transitie en kennisontwikkeling in de regio. Benoem die leerwinst! Alleen zo laat je het belang zien van deze samenwerking. Dat raakt aan het eigenaarschap. Benoem niet alleen de leerwinst van studenten, maar ook de leerwinst van docenten, van de opleiding als geheel én van alle andere participanten. Het gaat immers over actuele kennisvraagstukken uit de regio. De meerwaarde voor de opdrachtgever is bovendien vaak breder dan de beantwoording van het specifieke vraagstuk en leidt, als het goed is, tot meerjarige samenwerking met het onderwijs.”
20
Trudy Veninga, wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling, Economie en Werk van de gemeente Nieuwkoop
“Nieuwkoop is een Groene Hart-gemeente met alle vraagstukken die daarbij horen. Vraagstukken op het gebied van landbouw, natuur, waterkwaliteit en economische vraagstukken op het gebied van de tuinbouwsector. De Groene Hart Academie zorgt ervoor dat onze vraagstukken bij studenten van de Hogeschool Inholland terechtkomen, maar bijvoorbeeld ook bij studenten van het mbo of van het wetenschappelijk onderwijs. Op die manier kunnen we onze hele range aan vraagstukken kwijt op alle niveaus van het onderwijs. Daarmee denk ik dat we een bijdrage kunnen leveren aan de internationale concurrentiepositie van de tuinbouw. Zo ver gaat het belang van de Groene Hart Academie voor de gemeente Nieuwkoop.”
21
Tomatenkweker Ted Duijvestijn
‘Studenten zorgen voor innovatie borging en een frisse blik’ 22
Al een decennium lang kent Duijvestijn Tomaten een intensieve samenwerking met Agri, Food & Life Sciences. Altijd loopt er een student rond bij de innovatieve producent van duurzame tomatenproducten. Ted Duijvestijn, één van de gebroeders en verantwoordelijk voor personeel en organisatie, vertelt: “De opdrachten die de studenten voor ons doen zijn erg divers en interdisciplinair. We houden de studenten niet zomaar bezig. Dat werkt niet. We zorgen er altijd voor dat de opdrachten er toe doen. De studenten helpen ons bedrijf vooruit en met werkelijke opdrachten krijgen ze binnen ons bedrijf ook alle medewerking.” Windmolens, chutney en een innovatief kasconcept Studenten Agri, Food & Life Sciences voerden vanwege de duurzame energieambities van Duijvestijn een onderzoek uit naar de haalbaarheid van wind- en zonne-energie. De studenten legden zo’n professionele aanpak aan de dag dat hun rapport de basis vormde voor een aanvraag, samen met een aantal collega-ondernemers, voor een klein windmolenpark. Een andere groep studenten, bestaande uit studenten van Tuinbouw & Agribusiness en Food, Commerce & Technology, bekeek voor het bedrijf de afvalstroom van onrijpe tomaten. “Jaarlijks gaan tonnen tomaten die te groen geoogst zijn of van de plant zijn gevallen zo de container in”, legt Duijvestijn uit. “Daar wilden we vanaf. Food-studenten onderzochten de haalbaarheid van een veilig voedselproduct van groene tomaten. Het werd chutney. Ze brachten de economische haalbaarheid, de productiewijze en de potentiële markt in kaart. Inmiddels is het nieuwe product aan de eerste winkels geleverd.” Een ander mooi voorbeeld is het energiebesparende en productieverhogende ID Kas-concept. Hiermee won Duijvestijn onlangs de prestigieuze GreenTech Innovation Award 2014. De basis van dit nieuwe kasconcept werd gelegd door een student. Energie en inspiratie Studenten zorgen voor een deel van de innovatieborging binnen zijn bedrijf, stelt Duijvestijn. “Ze brengen een frisse blik mee. Het is de uitdaging om vraagstukken waar studenten mee aan de slag gaan scherp te omschrijven. Het stimuleert de medewerkers in ons bedrijf om innovatief te denken. Het begeleiden van studenten geeft mij persoonlijk ook veel energie en inspiratie. Bovendien leren bedrijf en student elkaar goed kennen. Dat legt een basis die nogal eens uitmondt in het aanbod voor de student om bij ons te komen werken. Maar ook als ze ergens anders gaan werken, kun je profijt van ze hebben. Je vergroot je netwerk, dat is altijd handig.”
23
Als de bij uitsterft volgt de mensheid Zonder bijen geen bestuiving. En we weten allemaal wat dat betekent. Al een tijdje doen de bijen het ook in ons land niet zo goed. Heeft dat te maken met bestrijdingsmiddelen? Of worden bijenpopulaties zwak, doordat ze besmet raken met virussen? Een van de docenten van Life Sciences & Chemistry is gepromoveerd viroloog én imker. Hij en zijn collega’s zijn een onderzoek gestart om bij Nederlandse imkers te kijken naar de verspreiding van virale besmettingen over bijenpopulaties in ons land. Het gaat dan vooral om het Deformed Wing Virus. Als bijen zijn geïnfecteerd met dit virus, dan ontwikkelen de vleugels zich niet goed en heeft zo’n populatie veel problemen. Oorzaak is waarschijnlijk de varroamijt, die wondjes maakt. Door de ontstane wondjes kunnen ziektekiemen binnendringen in de pop. Die hebben misvormingen tot gevolg, zoals een verkort achterlijf, vleugelstompjes of afwijkingen aan de poten. Door de kortere levensduur en het geringe aantal levensvatbare jonge bijen, raakt het bijenvolk sterk verzwakt. Zo sterk dat het - doorgaans al binnen drie jaar - volledig ten gronde gaat. Van alle bijenvolken bij Nederlandse imkers analyseren studenten het dna.Vervolgens kijken ze hoe virussen verspreid zijn over de bijenpopulaties in ons land. Zo krijg je een kaart, waarop je precies kunt zien welk virus waar hoogtij viert. De hogeschool werkt in dit onderzoek nauw samen met diverse andere kenniscentra. Ook is er contact met de seedvalley, omdat de resultaten natuurlijk ook van groot belang voor de telers zijn. Het bijenonderzoek is een mooi voorbeeld hoe je op een heel kleinschalige manier en met de inzet van studenten als kennispartner in staat bent om een stukje kennis te achterhalen en toe te passen. Elk groepje studenten doet een deel van het onderzoek. Zet al die onderzoeken achter elkaar en je hebt een kennislijn.
24
3 De groene sector en ons onderwijs De Nederlandse overheid heeft negen topsectoren aangewezen als economisch van groot belang. Voor deze topsectoren zijn ambities geformuleerd, gericht op de (nabije) toekomst. Vier van deze topsectoren hebben een directe relatie met de aandachtsgebieden van kennispartner Agri, Food & Life Sciences, namelijk de topsectoren Agri & Food, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, Chemie en Life, Science & Health. In de Human Capital Agenda’s (HCA’s) geven de topsectoren aan hoe vraag en aanbod van goedgeschoolde arbeidskrachten zich de komende jaren ontwikkelen. In de HCA’s doen de topsectoren voorstellen om onderwijs en arbeidsmarkt beter op elkaar te laten aansluiten. Zo investeren de topsectoren in samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en onderwijsinstellingen. Ook gaan ze beurzen uitreiken aan getalenteerde studenten. Topsector Agri & Food Nederland is een wereldspeler als het gaat om Agri & Food. De afgelopen tien jaar is de focus steeds meer komen te liggen op be- en verwerking van producten, in plaats van op het verhandelen van onbewerkte bulkproducten. De sector wil hiermee meer toegevoegde waarde creëren. De Nederlandse overheid heeft met topsector Agri & Food de ambitie om de leidende positie vast te houden en uit te bouwen. In potentie zijn er drie grote kansen voor groei in economische waarde en maatschappelijk belang. 1. Meer met minder. Verduurzaming en ondersteunende technologische innovatie zijn een ‘must’ om toekomstige voedseltekorten en aantasting van de leefomgeving te voorkomen. In Nederlandse context vertaalt dit zich naar het realiseren van twee keer de toegevoegde waarde met de helft minder input. Een aanpak waarbij mens, dier en natuur centraal staan. 2. Hogere toegevoegde waarde. Hogere toegevoegde waarde ontstaat door de focus op gezondheid, duurzaamheid, smaak en gemak te leggen. De Agri & Food-sector zorgt voor gezond, veilig en lekker eten. Daarmee voorziet zij in de dagelijkse behoeften van ieder mens. Denk aan producten die minder zout, suiker of vet bevatten en toch smakelijk zijn. En aan voedsel en drank met extra gezonde voedingswaarden, zoals vitaminen en mineralen. Het ver vullen van deze behoeften leidt tot een hogere bijdrage aan de economie en de volksgezondheid.
25
3. Internationaal leiderschap. De topsector wil internationaal leiderschap bereiken door export te bevorderen en import van grondstoffen binnen de topsector veilig te stellen. Daarnaast wil de sector geïntegreerde systeem oplossingen exporteren.1 In de gecombineerde Human Capital Agenda Agri & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen zijn de volgende hoofddoelstellingen geformuleerd: 1. Het verbeteren van de aansluiting - kwalitatief en kwantitatief - tussen onderwijs en bedrijfsleven. 2. Het vergroten van de aantrekkingskracht van de sector voor werknemers door het verbeteren van het imago en het beroepsperspectief. Voor de uitvoering van de HCA wordt aangesloten bij bestaande structuren en ligt de kern van de uitvoering in regionale economische clusters. Hierbij staan de behoeftes van studenten en werknemers en de behoeftes van bedrijven centraal.2
Topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen Na de Verenigde Staten is Nederland de grootste agrarische exporteur ter wereld. De (primaire) land- en tuinbouw benut nog altijd twee derde van de grond in Nederland. De Nederlandse glastuinbouw is van zeer hoge kwaliteit en uniek in de wereld. De omvang van de agrarische productie neemt toe, maar onder invloed van beleidsmaatregelen met betrekking tot het milieu en quotering groeit de productie trager dan voorheen. Het aantal bedrijven daalt vrij snel. Schaalvergroting is een belangrijke trend. Tegelijkertijd blijven er ook veel kleinere bedrijven bestaan. Daardoor is er sprake van een tweedeling, met kleinere bedrijven aan de ene kant en grote bedrijven, die het grootste deel van de productie in handen hebben, aan de andere. De topsector is verdeeld in zes Greenports (Westland-Oostland, Boskoop, Aalsmeer, Duin- en Bollenstreek, Venlo en Noord-Holland Noord).3
26
1
Bron: www.topsectoren.nl
2
Bron: www.hetgroeneplein.nl
3
Bron: www.greenportholland.com
Feiten en Cijfers Topsector Agri & Food
73 miljard euro
Qua productie is Agri & Food met 73 miljard euro de op twee na grootste sector van de Nederlandse economie.
7%
Agri & Food is verantwoordelijk voor 7 procent van de totale innovatie-uitgaven in Nederland.
91.000 zelfstandigen In de topsector Agri & Food werken ruim 91.000 zelfstandigen.
89,2 miljard dollar
De uitvoerwaarde van Agri & Food is tussen 2004 en 2011 verdubbeld van 44,4 miljard dollar naar 89,2 miljard dollar.
6,4%
Het wereldwijde marktaandeel van de topsector Agri & Food bedroeg in 2011 6,4 procent. Bronnen: CBS 2012, AgentschapNL 2013, LEI 2013 27
Feiten en Cijfers Topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen
130.000 mensen
In de topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen werken 130.000 mensen. Dat is circa 2 procent van de totale Nederlandse beroepsbevolking.
19.000 bedrijven
Deze mensen werken samen in ruim 19.000 bedrijven.
500 miljoen euro
Tuinbouw & Uitgangsmaterialen gaf in 2010 bijna 500 miljoen euro uit aan innovatie.
12,5%
Tuinbouw & Uitgangsmaterialen is met ruim 23,2 miljard dollar goed voor 12,5 procent markt aandeel in de totale wereldgoederenhandel. Ruim de helft van dat marktaandeel bestaat uit sierteelt: 53,9 procent.
12 miljard kWh
De glastuinbouw haalde in 2010 ruimschoots de doelen voor energie-efficiëntie CO2-emissie, maar niet voor duurzame energie. De sector produceerde ruim 12 miljard kWh, een record. Bronnen: Dinalog 2013; CBS 2012 en 2013; WLPI 2012; AgentschapNL 2013; EIM 2012 28
Voor topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen is de ambitie geformuleerd om in 2020 wereldmarktleider te zijn in duurzame oplossingen. Niet alleen voor zekerheid en veiligheid van voedsel, maar ook voor gezondheid, geluk en welbevinden. De belangrijkste maatschappelijke taak voor de komende decennia is en blijft het voorzien in de wereldwijde en toenemende vraag naar gezond, veilig en voldoende voedsel. Daarnaast spelen ontwikkelingen als de toenemende verstedelijking (leefbaarheid in steden), de klimaatverandering en het schaarser worden van natuurlijke hulpbronnen (vruchtbare bodem, water, energie en mineralen). De topsector kan een grote bijdrage leveren aan het op lossen van deze vraagstukken. Hiervoor zien de bedrijven samenwerking tussen de verschillende tuinbouwketens, dienstverlening en kennisinstellingen als onmisbaar. Deze samenwerking zorgt namelijk voor een sterke concurrentie positie. Tegelijkertijd kan de toegevoegde waarde van de sector verdubbelen.4 De continuïteit van de topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen hangt sterk samen met voldoende menselijk kapitaal op alle niveaus in het gehele werkveld. De sector krijgt echter steeds minder gekwalificeerde medewerkers beschik baar. Tevens hebben ondernemers (bedrijven) moeite met het vinden van de juiste vervolgopleidingen die aansluiten bij de praktijk voor hun medewerkers. Voor de uitvoering van de gecombineerde Human Capital Agenda Agri & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen wordt aangesloten bij bestaande structuren en de regionale economische clusters (Greenports en daaraan verbonden satellietgebieden). Doelstellingen daarbij zijn het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven en het vergroten van de aan trekkingskracht door het verbeteren van het beroepsperspectief. Om deze doelstellingen te bereiken zet de topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen concreet in op vier speerpunten, met als rode draad leven lang leren en duurzame inzetbaarheid: 1. Werken aan verbetering van het imago van de sector. 2. Centrum voor Innovatief Vakmanschap (mbo) en Center of Expertise (hbo en wo). 3. Herdefiniëring van de bevoegdhedenregeling. 4. Werken aan internationalisering door in te zetten op kennis en opleiding als exportproduct en het werven van internationale studenten.5 4
Bron: www.topsectoren.nl
5
Bron:www.hetgroeneplein.nl
Topsector Chemie De ambitie voor topsector Chemie is dat in 2050 Nederland wereldwijd bekend staat als hét land van de groene chemie, met op biomassa gebaseer de grondstoffen en met schone en duurzame productieprocessen. Bovendien staat Nederland in de mondiale top 3 van producenten van slimme materialen met een hoge toegevoegde waarde en slimme oplossingen. Via hoogwaardig grensverleggend wetenschappelijk onderzoek in Nederland worden nieuwe gebieden van wetenschap en innovatie opengelegd.6 Met de Human Capital Agenda Chemie willen industrie, onderwijs en overheid samen vraag en aanbod van talent met elkaar in evenwicht brengen. Daarbij is veel aandacht voor het vergroten van de aantrekkingskracht van de sector en het verbeteren van het beroepsperspectief. De Topsector Chemiebeurzen zijn een belangrijk instrument om ambitieuze en talentvolle scholieren te ondersteunen bij de keuze voor een chemiestudie. Daarnaast heeft de topsector Chemie het voortouw genomen bij het opstellen van het Masterplan Bèta en Techniek: ‘Naar 4 op de 10’. De ambitie is dat op de lange-termijn (2025) veertig procent van alle studenten afstudeert in een bètaen technologische opleiding.7
Topsector Life Sciences & Health De topsector Life Sciences & Health wil in 2025 tot de wereldtop behoren, met een bedrijfsleven dat tot de top 3 snelste groeiers van Europa behoort en dat meer dan tien procent van zijn omzet in Research & Development investeert. De Nederlandse thuismarkt kan hierbij als toegangspoort dienen voor snelle en effectieve toepassingen van innovaties, die ook hun weg vinden naar de inter nationale zorgmarkt. De sector draagt bij aan hoogwaardige en betaalbare zorg en daarmee aan een hogere levenskwaliteit en aan beheersing van de zorgkosten. Bovendien draagt de sector bij aan de stijging van de arbeids productiviteit en het Bruto Nationaal Product.8
30
6
Bron: www.topsectoren.nl
7
Bron: www.topsectorchemie.nl
8
Bron: www.topsectoren.nl
Feiten en Cijfers Topsector Chemie
8%
Chemie is verantwoordelijk voor 8 procent van de totale Nederlandse productie.
80.000 mensen
In 2010 werkten 80.000 mensen in de chemie.
5+5
In de topsector Chemie zijn vijf Centra voor Innovatief Vakmanschap (mbo) en vijf Centres of Expertise (hbo) opgericht. Daarmee is de topsector Chemie op dit terrein koploper.
11,7 miljoen euro
In 2013 werd in totaal 11,7 miljoen euro aan TKI-toeslag verleend. Een deel daarvan kwam ten goede aan energie.
73%
Het percentage innoverende bedrijven in de topsector Chemie (73 procent) lag in 2010 ruim boven het landelijke gemiddelde (48 procent). Bronnen: CBS 2012, AgentschapNL 2013, Platform Bèta Techniek 2013 31
Feiten en Cijfers Topsector Life Sciences & Health
2.000
Aantal bedrijven in deze sector, 0,2% van alle bedrijven in Nederland.
0,6%
Percentage werkzame personen van Nederland.
1,1%
Percentage van de totale Nederlandse productie dat deze sector genereert.
671 miljoen euro Besteed aan private R&D-uitgaven.
24,1 miljoen euro Omvang van toegewezen kredieten.
Bron: CBS 2012, AgentschapNL 2013, LEI 2013 32
De Human Capital Agenda Life Sciences & Health heeft de ambitie om een sterke, collegiale samenwerking tussen goed geïntegreerde, moderne gezond heidszorgpraktijken, het relevante bedrijfsleven en de betrokken opleidingen (regionaal of landsdeelgewijs) te realiseren. Op alle niveaus van het onderwijs is direct contact nodig met de bedrijven voor het actualiseren van de curricula in het onderwijs voor adequate probleemoplossende strategieën. De samen werking tussen de grote industrie en het beroepsonderwijs zou sterker ingezet moeten worden. Voor het midden en kleinbedrijf geldt dat de samenwerking tussen onderwijsinstellingen op alle niveaus versterkt moet worden. Dit vraagt om actie van de sector zelf: actieve inzet en meedenken met het onderwijs. De problematiek om oplossingen op de markt te krijgen, is hier leidend. Met het bundelen van krachten in regionale netwerken is in een aantal andere topsectoren een start gemaakt door het opzetten van Centra voor Innovatief Vakmanschap voor het mbo en Centres of Expertise voor het hbo. De sector Life Sciences & Health wil dit voorbeeld volgen, door middel van een centrum waarin zorgorganisaties, patiëntenorganisaties, kennisinstellingen, bedrijven, financiers en lokale/regionale overheden met elkaar samenwerken aan innova tieve oplossingen voor een toekomstbestendige zorg.9
Toegevoegde waarde kennispartner Agri, Food & Life Sciences Kennispartner Agri, Food & Life Sciences bevindt zich met de locaties in Delft en Amsterdam in het hart van de Randstad. Het concept Randstad is uniek. We hebben er onze wereldhaven Rotterdam, we hebben er Schiphol en vijf van de zes Greenports bevinden zich in Noord en Zuid-Holland. Deze uitgebreide verstedelijkte delta kent een grote behoefte aan resources en middelen binnen een gegeven schaarste aan groen en ruimte. Wonen en verkeer, recreëren, produceren en ondernemen, tuinbouw en veeteelt lijken elkaar te verdringen met vaak tegenstrijdige belangen. Dit leidt tot complexe vraagstukken en de behoefte aan maatschappelijke inrichting, die antwoord geeft op specifieke en algemene vragen op het gebied van voeding, energie, water, scholing, woon- en werkgelegenheid, biodiversiteit, gezondheidszorg en inrichting van de ruimte.
9
Bron: http://topsectoren.nl/documenten/topsectoren/HCA-LSH_2013-10-01_47.pdf
33
Vanuit een klein gebied waarin we ook nog leven, wonen, werken, produceren en transporteren voorzien we Europa en de wereld van groenten, fruit, bollen en tuinbouwproducten. Dit geeft de Hogeschool Inholland en het bedrijfsleven een unieke positie met heel specifieke internationale vraagstukken. Naar verwachting woont in 2050 circa zeventig procent van de wereldbevolking in grote steden. Vanuit het concept Randstad, dan wel Nederland, hebben wij de wereld wat te bieden.
Sustainable Urban Relations Kennispartner Agri, Food & Life Sciences houdt zich, in de driehoek ondernemers, onderwijs, overheid voortdurend bezig met het oplossen van vraagstukken die de verstedelijkte delta kenmerken. De Randstedelijke regio wordt naast de complexe vraagstukken van een dichtbevolkt gebied in combinatie met agrarische bedrijvigheid ook gekenmerkt door de goede toegang tot internationale handelsstromen via de Greenports, Mainport en Seaport, de aanwezigheid van innovatieve clusters als SeedValley en de Food bedrijven in de regio Amsterdam, Rotterdam en Zaanstreek. We zijn verbinders van nature. Als kennispartner willen we verbindingen leggen met én tussen de topsectoren, tussen stad en land, tussen mens en dier, tussen mens en plant, tussen economie, ecologie (natuur) en sociale leefomgeving. Verbindingen in een dynamische, voortdurend in beweging zijnde omgeving, waarin gestreefd wordt naar een duurzaam leef- en ondernemersklimaat. Daarnaast zoeken we voortdurend de verbinding met de ondernemer van de toekomst: de koplopers die oog hebben voor perspectief volle innovaties en maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot hun bedrijfsvoering. Via deze verbindingen leveren we een bijdrage aan de (inter)nationale en maatschappelijke opdrachten waar de regio voor staat. Dat maakt ons expert op het terrein van Sustainable Urban Relations.
34
35
Kees de Gooijer
‘Vol gas naar ondernemers toe’
“Agrifood is de grootste sector in Nederland. Daar gebeurt zó ontzettend veel. Ondernemers, onderwijsinstellingen en kenniscentra hebben elkaar nodig om alle ontwikkelingen bij te houden. Dat kun je onmogelijk in je eentje”, is de stellige overtuiging van Kees de Gooijer. “In deze sector is het Noordwest-Europa versus de rest van de wereld.” De Gooijer is Chief Inspiration Officer van Topconsortium voor Kennis- en Innovatie Agri & Food en Topconsortium voor Kennis- en Innovatie Biobased Economy. Hij werkte jarenlang bij Wageningen Universiteit en Research Centre (WUR). Ook was hij directeur van Food & Nutrition Delta, een programma om innovatie in de food te stimuleren. De Gooijer is voorzitter van beroepsvereniging KNCV voor chemieprofessionals. Verbindingen Als bruggenbouwer pur sang zoekt De Gooijer voortdurend naar verbindingen. Voor kennis partner Agri, Food & Life Sciences ziet hij vooral meerwaarde in productvalorisatie en toegepast onderzoek, en dan met name bij de innovatie van productieprocessen. “Innovatie is meer dan een nieuw product in het schap van de supermarkt. Het gaat ook over nieuwe processen om producten te maken. Dat wordt steeds belangrijker. Ondernemers en kenniscentra moeten hierin samen optrekken. Door de samenwerking met studenten en docenten halen ondernemers nieuwe inzichten hun bedrijf binnen. Bovendien krijgen ze relatief kosten efficiënte oplossingen voor de vraagstukken waar ze mee zitten. Maar bovenal krijgen ze de kans om in de keuken te kijken van een hbo-opleiding waar hun nieuwe werknemers vandaan komen. Het stelt ze in staat jonge talenten aan zich te binden.” Goed team “Bij Agri, Food & Life Sciences staat een hartstikke goed team klaar met betrokken en enthou siaste lectoren, docenten en studenten. Een actieve houding is echter een vereiste. De verbinding tussen kennispartner en bedrijven gaat niet vanzelf. Je moet niet afwachten maar vol gas naar ondernemers toe.” Werken aan relatiemanagement, is de ervaring van De Gooijer, kost tijd en vraagt continuïteit. “Ook is het belangrijk dat je weet wat je kunt en vooral ook wat je niet kunt. Bij de projecten die hbo-studenten bij bedrijven uitvoeren komen er geheid issues aan de orde die een verdiepingsslag behoeven. Daar kunnen kennispartners als WUR en TNO dan weer mee verder. Het gaat om kruisbestuiving en kennisdeling. Met elkaar kom je verder.” 36
Analyse Het centrale thema van het vakgebied Life Sciences & Chemistry is analyse. In dat verband is onze opdracht vanuit het beroepenveld om in vier jaar tijd degelijke analisten op te leiden, die heel goed in staat zijn om toegepast onderzoek uit te voeren en door zelfsturing hun werk vorm kunnen geven. Dat laatste is vooral nodig, omdat het werkveld heel divers is, van chemiebedrijven tot ziekenhuizen. In de kern gaat het om het begrijpen hoe moleculen werken en welke functionaliteiten en applicaties we daaraan kunnen koppelen. De toepassingen zijn zowel gericht op vraagstukken uit het MKB als van multinationals. Bij de Life Sciences gaat het ook om het analyseren, maar dan in combinatie met diagnostiek. De verbinding van Life Sciences & Chemistry Amsterdam met de groene opleidingen in Delft brengt veel innovatieve mogelijkheden op het snijvlak van beide vakgebieden. De biotechnologie biedt bijvoorbeeld nieuwe mogelijkheden voor hogere opbrengsten, ziekteresistentie en minder noodzaak om gewasbeschermingsm iddelen of antibiotica in te zetten.
37
Nelleke Kreike, Nieuw lectoraat Green Biotechology
Het nieuwe lectoraat Green Biotechnology van Life Sciences & Chemistry richt zich op de innovatie van de veredelingssector en zoekt naar de verbinding tussen de (moleculaire) biotechnologie, de plantkunde, fermentatie- en kweektechnologie en veredelingstechnologie ten behoeve van applicaties in zaadveredeling en Food & Flowers. Daarmee wil het lectoraat een bijdrage leveren aan een betrouwbare teelt en een hoge opbrengst en versterkt het de duurzame concurrentiepositie van de Nederlandse zaad technologie en plantveredeling ten opzichte van het buitenland. Lector Nelleke Kreike heeft gekozen voor de petunia als bruikbaar plantmodelsysteem voor de zaadveredelingssector (groente, fruit, planten en bloemen). Via onderzoek aan petunia’s ontwikkelen Kreike en haar collega’s een modelsysteem om tot betere plantenrassen te komen. Er is voor petunia’s gekozen, omdat van deze plant het genetisch materiaal volledig bekend is. In het onderzoek werken studenten nauw samen met het bedrijfsleven. Het leert de studenten wat veredeling inhoudt. Door plantenrassen te verbeteren, kunnen telers planten kweken waarvan de bloemen mooier en sterker zijn, of de vruchten lekkerder. Bovendien onderzoeken we of planten in extremere omstandigheden kunnen groeien en hoe we ze beter kunnen beschermen tegen virussen.
38
Nieuwe kansen voor duurzaamheid Nederland is een welvarend en dichtbevolkt land. Om onze welvaart op een hoog peil te houden dienen we efficiënter en zuiniger om te gaan met de tot onze beschikking staande hulpbronnen, energie en biodiversiteit. Ook moeten we investeren in kennis en onderwijs, zodat we technologieën kunnen ontwikkelen, waarmee toekomstige generaties met minimale inzet van schaarse grondstoffen en fossiele energie een aanvaardbaar welvaarts niveau voor zichzelf kunnen creëren. Duurzaamheid is voor kennispartner Agri, Food & Life Sciences daarom een belangrijk onderwerp, waar we concreet handen en voeten aan geven. Steeds vaker doen we (wetenschappelijk) onderzoek naar onder meer het innovatief benutten van afval en biomassa. Die onderzoeken worden gevoed en vaak geïnitieerd door praktijkvragen rondom nieuwe kansen en innovatie op duurzaamheid. Studenten van Agri, Food & Life Sciences participeren als junior onderzoeker, samen met ervaren onderzoekers, in onderzoek naar vraagstukken die door praktijkpartners zijn aangedragen. Bijvoorbeeld hoe er met vezels van tomatenstengels innovatieve verpak kingsmaterialen gemaakt kunnen worden. En wat te denken van onderzoek naar groente telen op zilte bodem? Een vraagstuk dat om steeds meer aandacht zal vragen, tenslotte is 98 procent van de watervoorraad op aarde zout. Kennis die direct van waarde is voor de praktijk, maar ook kennis die we direct kunnen benutten als onderwijsmateriaal. Een prachtvoorbeeld van de koppeling tussen onderzoek, onderwijs en ondernemerschap, nationaal en internationaal. De hernieuwde positionering van kennispartner Agri, Food & Life Sciences zorgt voor een veel bewustere manier van werken. Daarbij kijken we altijd naar de meerwaarde van het onderzoek en onderwijs, alsook de toepas baarheid in het werkveld. En dat is nu juist de logische opdracht van een kennispartner.
39
Erwin Cardol
‘Studenten goed voor het werkve “In onze sector draait het in toenemende mate om technologie. Technologieën volgen elkaar in hoog tempo op”, betoogt Erwin Cardol. “Dat vraagt van het onderwijs een flinke investering aan tijd en energie om bij te blijven.” Cardol is programmamanager van Stichting Seed Valley, het samenwerkingsverband van Noordhollandse bedrijven gespecialiseerd in veredeling, productie en verkoop van hoogwaardige zaden en plantaardig uitgangsmateriaal. De pay-off van de stichting luidt: ‘Together we create’. Samenwerking staat hoog in het vaandel. Om de instroom van vakbekwame arbeidskrachten te verbeteren is een van de belangrijkste doelen van de stichting verbinding met het onderwijs te zoeken. Inmiddels is de relatie tussen Seed Valley en kennispartner Agri, Food & Life Sciences, in het bijzonder met het lectoraat Green Biotechnology, van zeer bestendige en vruchtbare aard. Een samenwerking die elk jaar verder intensiveert en door Cardol als bijzonder goed wordt ervaren. “Omdat Agri, Food & Life Sciences dicht op het bedrijfsleven zit, zijn ze goed op de hoogte. De kennis partner is daardoor in staat zijn studenten goed uit te rusten voor het werkveld. Dat is weer van toegevoegde waarde voor onze bedrijven.” Kans rond te kijken Cardol is blij met het nog jonge lectoraat Green Biotechnologie. “Het lectoraat verbindt twee nogal ver van elkaar af staande disciplines: genetische diversiteit en inhoudsstoffen. Juist die verbinding tussen veredeling en analyse is voor onze sector erg waardevol.” Ook is Cardol erg te spreken over de invulling van het
40
d uitrusten eld’ curriculum van Agri, Food & Life Sciences, dat de nadruk legt op verbinding met het bedrijfsleven. “Hbo-studenten willen het liefst een concreet beroeps perspectief. Agri, Food & Life Sciences vult dat prima in. Door de nauwe samenwerking met het bedrijfsleven weten studenten in welke bedrijfstakken ze aan het werk kunnen en wat het betekent om in de betreffende beroepen werkzaam te zijn. Dat maakt de opleidingen aantrekkelijk. Op tal van momenten in hun studieloopbaan krijgen studenten de kans rond te kijken en te werken in bedrijven.” Zo nemen eerstejaarsstudenten biotechnologie, voordat ze hun ver volgrichting kiezen, deel aan bedrijfsoriëntatiebezoeken. Ze krijgen basaal zicht op hoe het is om bijvoorbeeld bij een chemisch bedrijf te werken of als biotechnoloog bij een zaadbedrijf of als onderzoeker bij een universitair ziekenhuis. De docenten groene-plantenbiotechnologie nemen hun studenten jaarlijks mee voor een meerdaags practicum bij een bedrijf. Ze werken in die periode aan een reëel bedrijfsvraagstuk. Derdejaars studenten van deze opleiding volgen een periode colleges en practica aan de Universiteit van Amsterdam bij een zeer gerenommeerde hoogleraar plantenfysiologie die weer nauw samenwerkt met de zaadbedrijven. Cardol constateert dat studenten op deze wijze prima bekend raken met hun beroepskansen en de onderzoeksthema’s waar hun toekomstige werkgevers mee bezig zijn. “Daardoor kunnen ze goed gefundeerd hun keuze maken. Zo komen onderwijs en bedrijfsleven steeds dichter bij elkaar en dat is een goede zaak voor alle partijen.”
41
Lector Woody Maijers
‘Een nieuwe toekomst voor ketensamen werking’ Het is de hoogste tijd om samen te werken in de productieketen van zaadje tot winkel. Daarvan is lector Integrale Voedsel- en Productieketens Woody Maijers overtuigd. “De bedrijven in de tuinbouwketen en levensmiddelenketen worden allemaal uitgedaagd om te voldoen aan de vraag van de consument en de supermarkten. Nederlandse bedrijven zijn daar uitermate goed in. Daarom zijn we tweede exporteur in de wereld geworden. Het is een uitdaging deze positie vast te houden. Consumenten zijn kritisch. Ze stellen vragen over de wijze waarop de producten worden gemaakt en hoe gezond ze zijn. Bovendien moet het lekker zijn en, niet te vergeten, goedkoop. Geen enkel bedrijf kan dat in z’n eentje voor elkaar krijgen. Alle bedrijven werken daarom in ketenverband. Ze optimaliseren echter nog vooral de eigen bedrijfsvoering. De agri-sector komt uit een situatie van collectief. Eén soort tomaat, één soort varken, één soort melk. Differentiatie heeft al wel ingezet - denk aan het tomatenschap met een veelheid aan producten - maar de focus ligt nog erg op productie en kostprijsverlaging. In de keten is nog veel te besparen en te winnen. Voor veel ondernemers is dat nog een hele grote stap. Het vraagt om andere kennis, ander gedrag en andere vaardigheden om ín de keten te kunnen samenwerken. Sommige bedrijven is het gelukt, maar vele nog niet. Studenten van Agri, Food & Life Sciences leren aan de hand van concrete vragen van bedrijven wat ketensamenwerking betekent. Hoe pak je dat aan? Wat zijn vormen van samenwerking? Met als resultaat mooie nieuwe producten voor de consument, maar ook slimme logistiek om de producten te kunnen leveren met behoud van kwaliteit en bundeling van producten tot een mooi assortiment, productpresentatie met slimme verpakkingen die aantrekkelijk zijn en bovendien zorgen voor behoud van kwaliteit en marketing- en promotieplannen. Kortom, de studenten leren wat er achter een mooi product zit dat in de winkel ligt.”
42
Zilte tomatenteelt I n opdracht van Zeeuws Zilt, een bedrijf dat gespecialiseerd is in het telen van zilte groenten zoals zeekraal en lamsoor, hebben studenten van de opleiding Tuinbouw & Agribusiness onderzocht of het mogelijk is om tomaten te telen met behulp van zeewater. Door zeewater na te bootsten via een standaardvoedingsoplossing aangevuld met zeezout (NaCl), ontstaat een voedings oplossing met een hoge EC (zoutgehalte). De aanleiding van het onderzoek is de verzilting van grond-, oppervlaktewater en bodems, zowel in het buitenland als in Nederland. Dit kan in de toekomst in de land- en tuinbouw voor problemen zorgen. Het onderzoek is uitgevoerd bij GreenQ Improvement Centre te Bleiswijk, een modern kassencomplex waar nieuwe teeltconcepten en technische installaties ontwikkeld en gedemonstreerd worden. De proef heeft in totaal twintig weken geduurd. Tijdens deze periode zijn er metingen gedaan als lengtegroei, kopdikte, zetting, productie in kilo’s, vruchtgewicht en vruchtkwaliteit. De gift EC is opgevoerd naar 11 en de EC in de mat is opgelopen tot 15. De reguliere teelt vindt plaats onder een EC van 3 tot 4. Een van de belang rijkste bevindingen is dat de tomaat, geteeld met een hoger zoutgehalte, een veel sterkere vruchtwand en een hogere brix-waarde heeft. Echter neemt de lengtegroei, de zetting en de kopdikte af, en het aantal vruchten met neusrot neemt juist toe. Uit dit onderzoek blijk verder dat door middel van substraat en de keuze van gewashandeling het mogelijk is om te sturen op kopdikte. Er bestaan geen significant aantoonbaar verbanden in de andere waarn emingen. Het is mogelijk om tomaten te telen onder zoute omstandigheden. Om neusrot tegen te gaan zal teveel verdamping door de planten voorkomen moeten worden via een schermdoek, krijten van het dek of luchtbevochtiging. Vervolgonderzoek zal zich richten op beheersing van de pH in de mat en het optimaliseren van de voedingsoplossing. Daarnaast zal ook smaak en inhoudsstoffen van de vruchten meegenomen worden in het onderzoek. Een mooi resultaat van praktisch toegepast onderzoek op hbo-niveau!
43
4 Visie op het leerproces Over het algemeen zijn hbo-studenten veel meer doeners dan universitaire studenten. WUR-hoogleraar en Inholland-lector Olaf van Kooten kan beide groepen goed vergelijken. Hij geeft immers in beide onderwijstypen les. Tegen universitaire studenten zegt hij herhaaldelijk: ‘Jongens en meisjes ga nu eens wat doen’. Tegen hbo-ers is het vaak ‘Stop, eerst nadenken’. Met zijn wijze waarheden is denker en filosoof Confucius (551-479 v. Chr.) een voorbeeld voor vele docenten. Over denkers en doeners zei de Chinese wijsgeer: ‘In de ontwikkeling gaat het om het juiste pad te volgen van learning, asking, thinking, analysing en acting’. Hij voegde daaraan toe: ‘Leren zonder na te denken maakt verward, maar denken zonder daarbij ook te leren, dat is [zelfs] gevaarlijk.’10
‘In de ontwikkeling gaat het om het juiste pad te volgen van learning, asking, thinking, analysing en acting’. 10
44
Confucius ‘De Gesprekken’, vertaald door Kristofer Schipper.
De cruciale B De ‘B’ in hbo is cruciaal. De legitimiteit van Agri, Food & Life Sciences is gelegen in het intensieve contact dat de kennispartner onderhoudt met het beroepenveld. In nauwe samenwerking met het bedrijfsleven is een actuele, spannende leeromgeving voor studenten gecreëerd. De opleidingen van de kennispartner Agri, Food & Life Sciences hebben het curriculum zo inge richt, dat studenten vanaf hun tweede studiejaar altijd werken aan actuele praktijkopdrachten vanuit het werkveld, veelal binnen kenniswerkplaatsen. Voor een deel fulltime en individueel, zoals tijdens de grote stage en het afstudeertraject, voor het andere deel groepsgewijs, binnen bijvoorbeeld Green Juniors-projecten. Naast de nodige kennis en ervaring vragen we van studenten dan ook al vroeg in de studie een professionele houding ter voorbereiding op zijn of haar rol als toekomstige, startbekwame beroeps beoefenaar. Het werken voor externe opdrachtgevers vraagt een zakelijke opstelling, communicatieve vaardigheden, betrokkenheid en de wil en discipline om op zelfstandige wijze samen te werken met docenten. Docenten prikkelen de student na te denken waar hij of zij wil staan in de toekomst en hoe ze daar zelf actie in kunnen ondernemen. Daarbij krijgt de student wel een kader met programma en competenties, maar het is de bedoeling dat ze zelf verantwoordelijk zijn vanuit de inhoud. Van de student verwachten we inzet, motivatie en nieuwsgierigheid. De student kan voor een deel zelf opdrachten zoeken en aandragen, maar voor een deel doet de docent dit voortraject, om de sturing op leerdoelen en eindniveau te houden en het te laten passen in het tijdspad van de opleiding.
Knowledge for impact Onbegrensde toegang tot informatie, c.q. data is vanzelfsprekend in de leefwereld van de student van nu. Het is onze taak studenten te begeleiden in hoe ze informatie op juiste wijze toe kunnen passen, waardoor ze kennis vergaren. In onze Randstedelijke regio, waarin de verbinding tussen verschillende werelden en verschillende disciplines het antwoord is op actuele vraagstukken, ontstaat de behoefte aan studenten en docenten die deze verbindingen kunnen leggen en hun kennis en vaardigheden willen inzetten om het verschil te maken: knowledge for impact. Dat betekent een brede visie op de samenleving en de groene sector, gecombineerd met specialistische kennis (‘de diepte in’), aangeduid als T-shaped skills.
45
Het beschikken over deze vaardigheden kunnen we bijvoorbeeld toetsen door studenten een artikel te laten schrijven over hun onderzoek (diepgang) en dit artikel te plaatsen in een brede maatschappelijke context. T-shaped skills dragen bij aan een goede voorbereiding van studenten op de toekomstige arbeidsmarkt. Ook docenten hebben profijt van deze vaardigheden. Daarmee kunnen ze optimaal de leerprocessen begeleiden en gesprekspartner zijn voor het werkveld. T-shaped skills zijn bovendien van belang voor de onderzoekers binnen de lectoraten en de Centres of Expertise.
Ability to apply knowledge across situations
46
Functional / Disciplinary Skill
deep
broad
Via afstudeeropdracht naar baan Anna Koornneef studeerde Dier- en Veehouderij bij Inholland Delft en was voor haar afstudeeropdracht op zoek naar een stageplek waar ze haar interesse voor onderzoek, melkveehouderij en fokkerij kon combineren. Bij het Veenweiden Innovatiecentrum vond ze haar ideale stageplek. Ze voerde er zelfstandig onderzoek uit naar klauwoppervlaktes van verschillende koeien. Grotere klauwen betekent minder druk op de veenbodem en dus zou het klauwoppervlak een rol kunnen spelen in de selectie van de ideale ‘veenweidekoe’. Juni 2012 studeerde Koornneef af en sinds september van datzelfde jaar is ze voor het Veenweiden Innovatiecentrum werkzaam als innovatieprojectleider. Om na je afstuderen goede aansluiting te kunnen vinden bij het werkveld is het opdoen van ervaring met en binnen dit werkveld tijdens de opleiding van groot belang, is de ervaring van Koornneef. “Mijn collega’s en ik merken in de praktijk dat studenten het bijvoorbeeld best lastig vinden om de opdracht en opdrachtgever centraal te stellen of om een opdracht af te bakenen. Stage, afstuderen en andere praktijkopdrachten vormen een goede leeromgeving om hier ervaring mee op te doen. Daarnaast biedt het de kans om te leren functioneren binnen een organisatie, kennis te maken met actuele ontwikkelingen binnen het werkveld en jezelf te profileren binnen dat werkveld. Zo ben ikzelf door mijn afstudeeropdracht ook aan mijn huidige functie gekomen.” Voor een goede aansluiting van de studenten bij het werkveld vindt Koornneef het verder van belang dat onderwijs actueel is.“Docenten die actief zijn binnen de beroepspraktijk en weten welke eisen er aan de studenten worden gesteld zijn hierbij onmisbaar. Agri, Food & Life Sciences is een kennispartner, die weet wat er speelt in het werkveld, welke ontwikkelingen er zijn en hoe de student daar het beste op voor te bereiden is.”
47
Green Juniors-projecten Bij de werkvorm Green Juniors in het vierde jaar van het curriculum gaan studenten, meestal in multidisciplinaire teams, een half jaar lang circa vijftig procent van hun studietijd aan de slag met een vraagstuk van een bedrijf of overheidsinstelling. Soms ook in samenwerking met mbo-ers en stu denten van de Universiteit Wageningen. Gezamenlijk lossen de studenten een beleids- en/of bedrijfsvraagstuk op. Daarmee brengen ze hun advies vaardigheden als ‘Green Juniors’ in de echte beroepspraktijk. Het streven is om zowel de student, de docent als de opdrachtgever opti male leerwinst uit deze perioden te laten halen. De opdrachtgever krijgt antwoord op de centrale onderzoeksvraag en maakt kennis met de frisse, onbevangen blik van het talent dat de komende jaren de arbeidsmarkt betreedt. Voor de docent brengt het contact met het werkveld de mogelijk heid om de actualiteit van de onderwijsprogramma’s continue te borgen en zich te professionaliseren in de rol als gesprekspartner voor het werkveld.
48
Green Juniors-project Sturen met water In het Green Juniors-project Sturen met water zijn vier studenten van de opleiding Dier- en Veehouderij en Landscape Environment Management aan de slag gegaan met het vraagstuk hoe je per perceel de grondwaterstand actief kunt regelen in de polder ‘Negentienhoven’. Door actief de grondwaterstand te regelen kan bijvoorbeeld een veehouder zijn grasproductie en/of graskwaliteit regelen. Maar ook zorgt het voor schoon water, beperking van bodemdaling en efficiënt gebruik van water. Het project heeft een mooi rapport opgeleverd met vier mogelijke ‘sturen met water’ scenario’s, waarbij rekening is gehouden met verschillende vormen van gebruik van de polder ‘Negentienhoven’. Hiermee heeft de opdrachtgever een eerste verkenning kunnen doen met betrekking tot een systeeminnovatie rondom het waterbeheer. De studenten hebben geleerd door te zetten, want bepaalde informatie was lastig te verkrijgen. Ook hebben ze geleerd zich nieuwe informatie snel eigen te maken en een probleem te doorgronden. Daarnaast hebben ze geleerd dat een goed opgesteld plan van aanpak in het verdere project erg waardevol is. De begeleidend docent heeft nieuwe kennis opgedaan over waterbeheer en, naar eigen zeggen, geleerd om studenten te motiveren als het tegenzit. Ook heeft ze zich het samenspel tussen opdrachtgever, studenten en begeleidend docent eigen kunnen maken.
49
Green Juniors-project Klimaat bestendige binnenstad Delft De sterke mate van verstedelijking van de zuidvleugel van de Randstad maakt het gebied kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatveranderingen. Dit geldt ook voor het stedelijk gebied van Delft. In opdracht van de gemeente Delft ontwikkelden vier vierdejaars studenten Landscape Environment Management een actieplan voor een klimaatbestendige Delftse binnenstad. Het actieplan bevat concrete oplossingsrichtingen voor klimaatadaptatie en -mitigatie voor publieke partijen over manieren hoe zij met klimaatverschijnselen in de binnenstad om kunnen gaan en hoe bewoners hierin kunnen participeren. De aandacht gaat primair uit naar extreme regenval/toename wateroverlast, hitte en droogte, toename van de watervraag en toename van de energie vraag. Om hun analyse en oplossingsrichtingen te verifiëren hebben de studenten een expertmeeting georganiseerd waar zowel de Gemeente Delft, CE Delft als het Hoogheemraadschap van Delfland vertegenwoordigd waren. Om knelpunten op het gebied van wateroverlast te lokaliseren is er bovendien een bezoek gebracht aan de binnenstad van Delft tijdens een langdurige regenbui. De maatregelen die de studenten voorstellen bestaan vooral uit het vergroenen van de openbare ruimte om hittestress en de waterproblematiek te verminderen. Tevens zijn er (gefaseerde) maatregelen voorgesteld, waarbij waterberging mogelijk is. De opdrachtgever is vooral erg te spreken over de integrale aanpak van de studenten. Op die manier worden de realisatiekansen van de maatregelen vergroot. Verschillende beleids afdelingen van de gemeente Delft gaan nu verder aan de slag met het actieplan.
50
Green Juniors-project Analyse Voor een kweker in de Bollenstreek onderzoeken studenten Biotechnologie het gehalte aan pesticiden in bloembollen. Dit project valt onder de Kenniswerkplaats Analyse. Plaats van handeling is het analyselaboratorium van kennispartner Agri, Food & Life Sciences te Amsterdam. Overigens is het nog wel de vraag of de studenten de pesticiden ook bij hele lage concentraties kunnen aantonen. Desondanks is het een mooi voorbeeld, waarbij studenten op een vraag uit de markt een complexe analyse kunnen oplossen met de voor hen beschikbare apparatuur. Het beroepenveld vraagt om chemici met verstand van analyse. De studenten hebben de beschikking over een brede range aan analysetechnieken. Met de klant denken ze vervolgens na over wat de uitkomst kan betekenen in relatie met de plant, teelt en leefomgeving.
51
Martin Kampinga, innovatieregisseur en docent
‘De innovatie is voor studen net iets meer In de Innovatiestudio kunnen Inholland-studenten, deels in hun vrije tijd, deels als keuzeopdracht binnen hun curriculum, toegepast projectonderzoek doen. “Het is voor studenten die net iets meer willen”, vertelt Martin Kampinga. De innovatieregisseur en docent aan zowel de opleidingen Techniek als Agri, Food & Life Sciences legt uit: “De Innovatiestudio is een fysieke ruimte in school, waar studenten kunnen werken aan een eigen project. Experimenteren en ontwikkelen doen ze in het Composietenlab. Mijn belangrijkste doel met de Innovatiestudio is om door slim regisseurschap studenten te enthousiasmeren buiten hun reguliere studieonderdelen tijd te steken in innovatieve projecten.” Duurzame Techniek en Groen Gestart met studenten duurzame techniek staat de Innovatiestudio sinds een jaar ook open voor groene studenten. “Dat geeft een hele mooie wisselwerking, hebben we ervaren in het eerste gemeenschappelijke project”, aldus Kampinga. “Ik heb het over de Greencubes. Deze cubes maken de toegepaste wetenschap zichtbaar. Het is letterlijk een platform van kubussen om innovatieve oplossingen die studenten ontwikkeld hebben tentoon te stellen. De techniekstudenten hebben de cubes ontwikkeld, de groene studenten vullen ze met hun innovaties. Ze gebruiken de Greencubes bij evenementen om over hun innovatieve producten en experimenten te vertellen.”
52
estudio nten die willen’ Kampinga merkte dat studenten een beetje blind worden voor hun eigen kennis en kunde. Zo vinden onze studenten zoutwatertomaten en insectenbitterballen de gewoonste zaken van de wereld, maar dat zijn het natuurlijk niet. Als ze aan de hand van zo’n Greencube er gepassioneerd over vertellen, dan raken ze zelf ook weer enthousiast en trots.” Lef De projecten die studenten bij de Innovatiestudio doen duren doorgaans een jaar. “Dan kun je écht wat ontwikkelen”, aldus Kampinga. “Ik merk dat het studenten lef geeft. Ze durven buiten de lijntjes te kleuren, het brengt ze creativiteit, ze leren initiatief te nemen, snel te schakelen, het brengt ze ondernemerszin, het leert ze netwerken en het laat ze net een stukje verder denken dan de standaardoplossingen.” Bij grote projecten zoekt de Innovatiestudio aansluiting bij het bedrijfsleven, bijvoorbeeld voor sponsoring van materiaal. Kampinga: “Communiceren met bedrijven geeft studenten extra vaardigheden. Ze pitchen er bijvoorbeeld hun voorstel en bovendien heeft het contact een positief effect op hun doorzettingsvermogen.”
53
Veranderende rol docent De kenniswerkplaatsmethodiek vraagt van docenten dat ze door allerlei situaties heen de verbinding leggen tussen wat studenten doen en leren en hoe de kwaliteit en het toetsen van competenties gewaarborgd is. De docent is niet alleen kennisexpert, maar vooral begeleider van het leerproces, zowel binnen als buiten de kennispartner en de opleiding. Intensief contact met het werkveld en het aangaan en onderhouden van netwerken is dan ook noodzakelijk. Rollen als kennismakelaar, proces
Intensieve projectweek op locatie biedt studenten en docenten uitdagende leeromgeving Een verdienmodel opstellen dat bijdraagt aan een goede toekomst voor agrarisch ondernemers en aan landschappelijke kwaliteit was de uitdagende opdracht voor negen studenten van de opleiding Landscape & Environment Management. Deze tweedejaars studenten van de afstudeerrichting ‘Natuur, Landschap, Recreatie’ zijn in drie projectgroepen aan het werk gegaan. Het project vond met name plaats in één week op locatie in Reeuwijk, waar via de Groene Hart Academie meerdere actoren bij betrokken waren. De intensieve projectweek was gevuld met onder meer bedrijfsbezoeken en excursies, het uitvoeren van analyses en het invullen van een Canvas business model, een visuele manier om negen belangrijke elementen van een businessmodel te beschrijven. Bovendien gaven wetenschappers van de Leidse en Wageningse universiteit en een medewerker van de Watersnip, een centrum voor natuuractiviteiten, educatie en ecologisch advies, gast colleges. De opdracht heeft frisse nieuwe ideeën voor onder nemers opgeleverd. Rode draad van alle ideeën was educatie op het bedrijf in aansprekende vorm. Van een rustige receptenroute en een wandelpad langs het water, tot een stormbaan waarbij de ‘zwaktes’ van het landschap omgezet zijn naar een kwaliteit.
54
manager en expert zullen, meer dan nu, aan bod komen. Bovendien vervult de docent een voorbeeldrol voor de student. Sturen op de veranderende rol van docenten gebeurt met name door actieve participatie in toegepast onderzoek, onderzoeksgroepen van de lectoraten, internationale uitwisselingsprogramma’s (vooral partner instellingen in China en congressen), projecten en toegepast onderzoek en trainingen.
Deze ideeën passen volgens het advies van de studenten in de bedrijfsvoering en het landschap. In de projectweek hebben de docenten gewerkt aan hun netwerk en praktijkkennis en bevonden ze zich in een nieuwe rol als procesmanager en motivator in een praktijkomgeving, in plaats van een fictief project op school. De studenten hebben kennis opgedaan over ontwikkelingen in het agrarisch gebied en het opstellen van een verdienmodel en aan vaardigheden als zakelijk communiceren met de opdrachtgever gewerkt. De confrontatie met de praktijk en de inhoud vormden de basis voor een uitdagende leeromgeving.
55
Verbindingen in de onderwijskolom De opleidingen van Agri, Food & Life Sciences zijn onderdeel van een doorlopende leerlijn, met kennispartners in onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven. De hbo-opleidingen werken intensief samen met de AOC- en ROC-instellingen in de Randstedelijke omgeving, te weten Clusius College, Edudelta Onderwijsgroep, Lentiz Onderwijsgroep, Wellantcollege, ROC van Amsterdam en Nova College. Dat zorgt voor een sterke kennisinfrastructuur waardoor (scholings)vragen vanuit het werkveld en de omgeving goed en snel antwoord krijgen. Daarnaast zijn er intensieve contacten met de drie andere agrarische hogescholen en het wetenschappelijk onderwijs, met name Wageningen Universiteit, TU Delft, Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam.
56
Voorzitter VO-raad Paul Rosenmöller
‘De kenniswerkplaatsen zijn voor het voortgezet onderwijs een inspirerend voorbeeld’ “Scholen werken toe naar echt flexibel onderwijs waarbij maatwerk voor leerlingen voorop staat. Ons systeem is nu te rigide en staat maximale talentontwikkeling in de weg. Daardoor voelen veel leerlingen zich te weinig uitgedaagd. De VO-raad wil uiteindelijk dat leerlingen de school verlaten met een maatwerk-diploma, waarbij je je vakken kunt afsluiten op verschillende niveaus. Daar voegen we een plus document aan toe, dat duidelijk maakt welke extra activiteiten een leerling heeft ondernomen buiten school. Het is de start van je CV en kan richting geven aan je loopbaan. Beide punten hebben gevolgen voor de toelating naar het vervolgonderwijs en bieden enorme kansen bij de matching. We zien hier een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het succes van leerlingen na het voortgezet onderwijs. Om leerlingen goed voor te bereiden op hun toekomst is, net als bij Inholland, de interactie tussen school en omgeving belangrijker geworden. Vooral havisten hebben een groeiende behoefte aan praktijkgerichte leeromgevingen. Wij moeten onze ramen meer open zetten, laat het bedrijfsleven haar deuren openzetten en ook het vervolgonderwijs. De kenniswerkplaatsen van Inholland zijn voor het voortgezet onderwijs een inspirerend voorbeeld. Bovendien is het een prachtige manier om écht kennis te maken met groene opleidingen.”
57
Voorzitter MBO Raad Jan van Zijl
‘Het draait om het succes van jongeren’ “Meer en meer groeit het bewustzijn in maatschappij en onderwijswereld dat doorleren op een hoger niveau geen vrijblijvend recht meer is. Natuurlijk moet doorstroom altijd mogelijk blijven, maar de vanzelfsprekendheid gaat er van af. Er worden zwaardere eisen aan jongeren gesteld: is doorleren haalbaar? En vergroot het zijn of haar kansen op de arbeidsmarkt? Daar waar het ‘vroeger’ heel gewoon was het een jaartje te proberen op het vervolgonderwijs, waait er nu echt een andere wind. Dat heeft allerlei redenen. Voor deze bijdrage is het echter belangrijker te kijken naar de gevolgen. Toelating tot vervolgonderwijs is door strengere eisen aan de poort geen ‘natuurlijk’ mechanisme meer. Om doorleren mogelijk te laten blijven is goede afstemming over het gewenste kennisniveau tussen aanleverend en vervolgonderwijs uiteraard onontbeerlijk. Het mbo moet er nog meer aan doen de kansen op een succesvolle doorstroom in het hoger onderwijs te vergroten. Het hbo heeft een eigen verantwoordelijkheid waar het gaat om het studiesucces van mbo’ers: ook daar kan nog wel een tandje bij. Bij dit alles mogen we niet uit het oog verliezen waarvoor onderwijs bedoeld is: kennisoverdracht en kansen voor jongeren op de arbeidsmarkt en in de maatschappij vergroten. Want onder de streep draait het om het succes van jongeren; niet om het succes van de school.”
58
Scholengroep ISW en Hogeschool Inholland ondertekenen uniek convenant De Interconfessionele Scholengroep Westland (ISW) en Hogeschool Inholland domein Agri, Food & Life Sciences werkten al samen in de Greenport Horti Campus, maar onlangs hebben ze een convenant gesloten om nóg intensiever samen te werken. Doel van deze unieke samenwerking tussen vo en hbo is om jongeren meer te betrekken bij het bedrijfsleven in de regio. Cor van Dalen, directeur van ISW, licht toe: “We willen onze leerlingen volop de mogelijkheid bieden om met het bedrijfsleven mee te denken en mee te werken aan de uitdagingen waar we in de sector voor staan. Docenten van Hogeschool Inholland bieden leerlingen uit bovenbouw havo en vwo speciale vo-hbo lesmodules aan. Zij komen daardoor beter voorbereid binnen op hun vervolgopleiding in het hbo en dat is een groot voordeel.”
Internationale samenwerking Topsectoren Agri & Food, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, Chemie en Life, Science & Health zijn wereldsectoren. Mede daarom is kennispartner Agri, Food & Life Sciences hard bezig om samenwerkingsverbanden op te bouwen met een aantal Chinese universiteiten. Vanaf najaar 2014 doen Nederlandse studenten samen met Chinese studenten onderzoek op het gebied van ketens, handel en het opzetten van bedrijven in China. Ook gaan er binnenkort twee Delftse studenten naar China om nieuwe veredelings technieken te leren. Bovendien hebben drie Delftse docenten er lesgege ven. Daarnaast gaan er jaarlijks vijf tot tien studenten naar de VS, Canada of de UK.
59
60
5 Ons aanbod en onze experts Publiek-private interactie vindt plaats binnen de kenniswerkplaatsen en andere samenwerkingsverbanden. Samenwerking met bedrijven is wederkerig. Met de inzet van onze studenten en docenten genereren we toegevoegde waarde voor de bedrijven. We durven het aan om een resultaatverplichting aan te gaan. Veel meer dus dan een (stage) inspanningsverplichting. Die vorm van onderwijs zit niet in de bekostiging vanuit de overheid. We werken ‘not for profit’, wij zijn geen commercieel bedrijf of adviesbureau, maar het is inmiddels onze ervaring dat bedrijven onze inzet graag belonen. Een bijdrage vanuit private organisaties kan in cash of in kind, door het beschikbaar stellen van kennis dan wel faciliteiten om gezamenlijke projectactiviteiten te ontwikkelen. Bijvoorbeeld in de vorm van adoptie van een deel van het curriculum of beschikbaarstelling van een docentstoel. Een andere vorm kan zijn facilitering van middelen die nodig zijn om kwalitatief hoogstaand toegepast onderzoek te kunnen verrichten. Tenslotte Tijden veranderen, de wereld verandert, ondernemers en het onderwijs moeten blijven innoveren. Met behulp van financiële middelen vanuit de Centres of Expertise AgroDier, Greenports, Food, Open Teelt en Biobased Economie hebben wij extra mogelijkheden om een onderzoek succesvol te laten starten.
Alleen gaat niets meer! Delen is het nieuwe concurreren! Delen is het nieuwe vermenigvuldigen! 61
Onze experts Meer weten over onze aanpak en de mogelijkheden? Neem dan contact op met één van de volgende experts: AgroDier Judith Velthuizen, docent opleiding Dier & Veehouderij en expert voor Centre of Expertise AgroDier
[email protected] 06 211 154 70 Greenports Jan-Willem Donkers, docent opleiding Tuinbouw & Agribusiness11 en expert voor Centre of ExpertiseGreen ports
[email protected] 06 535 245 33 Food Amsterdam Feike van der Leij, docent opleiding Food, Commerce & Technology en expert voor Centre of Expertise Food Amsterdam
[email protected] 06 128 166 43 Food Delft Malou Bakuwel, docent opleiding Food, Commerce & Technology en expert voor Centre of Expertise Food Delft
[email protected] 06 118 787 02 Open teelt Jan-Willem Donkers, docent opleiding Tuinbouw & Agribusiness12 en expert voor Centre of Expertise Open Teelt
[email protected] 06 535 245 33 Biobased Economie Gerard van Oosten, docent en expert voor Centre of Expertise Biobased Economie
[email protected] 06 212 124 01 Groene Hart Academie Karin van Beckhoven, opleidingsmanager Landscape & Environment Management en expert Kenniswerkplaats Groene Hart Academie
[email protected] 06 524 475 77
62
11
(voorheen Greenport, Business en Retail)
12
(voorheen Greenport, Business en Retail
Ambachtelijke Academie Monique Mentjox, docent opleiding Tuinbouw & Agribusiness en expert voor Kenniswerkplaats Ambachtelijke Academie (Schiphol)
[email protected] 06 539 362 64 Bollen Monique Mentjox, docent opleiding Tuinbouw & Agribusiness en Kenniswerkplaats Bollen
[email protected] 06 539 362 64 Analyse Paul Companje, docent opleiding Biologie en Medisch laboratoriumonderzoek en expert voor Kenniswerkplaats Analyse
[email protected] 06 211 154 30
MKB-loket Miriam van Baarlen, Praktijkbureau en MKB-loket
[email protected] 015 251 92 58
Management Kennispartner Agri, Food & Lifesciences, Delft en Amsterdam Peter Scheerder, directeur
[email protected] 015 251 92 00 Pieter Pot, opleidingsmanager Dier- & Veehouderij en Food, Commerce & Technology
[email protected] 06 118 787 32 Hans Ligtenberg, opleidingsmanager Tuinbouw & Agribusiness en Double Degree program China
[email protected] 06 118 786 99 Niek Persoon, opleidingsmanager Chemie, Biotechnology en Biologie & Medisch Laboratoriumonderzoek
[email protected] 06 104 291 73 Karin van Beckhoven, opleidingsmanager Landscape & Environment Management en expert Kenniswerkplaats Groene Hart Academie
[email protected] 06 524 475 77
63
6 Samenwerkingspartners Wij werken samen met onder andere...
64
65
Colofon Tekst Brigitte Bloem, Tekstbureau Blij dat ik schrijf Eindredactie Conny Rijkers, Hans Ligtenberg Beeld Beeldbank Inholland Omslag Nicolette Scholten Vormgeving en Productie Grafiplaza 67