Agenda voor de vergadering van de gemeenteraad van Kaag en Braassem De voorzitter van de gemeente Kaag en Braassem nodigt de leden van de gemeenteraad uit tot het houden van een vergadering op maandag 16 april 2012, ter behandeling van de hieronder vermelde onderwerpen. De vergadering begint om 20:00 uur en vindt plaats in de raadzaal van het gemeentehuis, Westeinde 1 te Roelofarendsveen. Roelofarendsveen, 5 april 2012
de voorzitter, mr. K.M. van der Velde - Menting
1. Opening 2. Vaststelling agenda 3. Vragenhalfuur Toelichting: De raadsleden kunnen vragen stellen aan het college over actuele zaken waar op korte termijn een reactie op gewenst wordt. Hier is maximaal een half uur voor beschikbaar. Afhankelijk van hoeveel vragen er zijn kan dit onderdeel ook korter duren. 4. Ingekomen stukken Toelichting: de raad besluit wat er moet gebeuren met de stukken die de raad krijgt. 5. Besluitenlijst(en) en toezeggingenlijst a. Besluitenlijst van de raad van 12 maart 2012 b. Toezeggingenlijst raad en forum 6. Lijst van hamerstukken a) Bestemmingsplan Weteringpad 19, Woubrugge (portefeuillehouder A.G.M. Kea) b) Eerste wijziging verordening precarioheffing (portefeuillehouder A.J.M. van Velzen) c) Toetreding Lisse tot de Omgevingsdienst West-Holland (portefeuillehouder J.B. Uit den Boogaard) d) Cofinanciering voor de herstructureringsfaciliteit SW-bedrijven (portefeuillehouder F.M. Schoonderwoerd) e) Zienswijze concept kantorenstrategie Holland Rijnland (portefeuillehouder A.J.M. van Velzen) f) September- en decembercirculaire 2011 (portefeuillehouder A.J.M. van Velzen) 7. Sluiting
12.041
16 april 2012
Page 1 van 1
Hieronder treft u de lijst van ingekomen stukken voor de periode van 29 februari t/m 2 april 2012 Legenda: I Voor kennisgeving aannemen II Overdragen aan het college van B&W voor beantwoording met afschrift aan de raad III
Het college van B&W vragen om concept antwoord voor te bereiden
IV V
Ter bespreking aan de raad aanbieden De griffie vragen een concept antwoord voor te bereiden
Nr. Onderwerp
I
01
Ledenbrief VNG inzake recente ontwikkelingen op het gebied van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen d.d. 29 februari 2012
x
02
Ledenbrief VNG inzake invulling vacatures bestuurlijke organisatie VNG d.d. 1 maart 2012
x
Brief van RWV Advocaten aan de raad inzake zienswijzen tegen 03 ontwerpbestemmingsplan "4 woningen Waterryck Kaag en Braassem" d.d. 2 maart 2012
II
III
Brief van Holland Rijnland aan de raad inzake Bereikbaarheidsoffensief Holland Rijnland d.d. 5 maart 2012
x
05
Brief van bewoners uit Leimuiden, 4B Passage N207, aan de Provincie ZuidHolland inzake de Passage Leimuiden N207 d.d. 5 maart 2012
x
Brief van RWV Advocaten aan de raad inzake zienswijzen tegen 06 ontwerpbestemmingsplan "4 woningen Waterryck Kaag en Braassem" d.d. 6 maart 2012
x
Brief van bewoners aan de raad inzake zienswijzen tegen 07 ontwerpbestemmingsplan "4 woningen Waterryck Kaag en braassem" d.d. 8 maart 2012
x
Brief van het college aan de raad inzake Richtlijn verblijfsaccommodaties en activiteiten d.d. 12 maart 2012
09 Brief van het college aan de raad inzake Managementletter 2011 10
Brief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de raad en college inzake de verzamelbrief special fraudebestrijding d.d. 13 maart 2012
x x x
11 Ledenbrief VNG inzake sterke VNG, krachtige gemeenten d.d. 14 maart 2012
x
12
Ledenbrief VNG inzake totstandkoming van een landelijk sociaal beleidskader (SKB) d.d. 14 maart 2012
x
13
Ledenbrief VNG inzake nagekomen vacatures bestuurlijke organisatie VNG d.d. 14 maart 2012
x
12.042
16 april 2012
V
x
04
08
IV
Pagina 1 van 2
14
Brief van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland aan de raad inzake begrotingscirculaire 2013-2016 d.d. 13 maart 2012
15
Brief van het college aan de raad inzake de stand van zaken coalitieakkoord 2009-2014 "Eenheid in verscheidenheid" d.d. 15 maart 2012
16
Ledenbrief VNG inzake verlening reactietermijn ledenraadpleging aanbesteding Burgerzakenmodules inclusief bijlage 1 en bijlage 2 d.d. 16 maart 2012
x x x
Brief van bewoners aan de raad inzake zienswijzen tegen 17 ontwerpbestemmingsplan "4 woningen Waterryck Kaag en Braassem" d.d. 19 maart 2012
x
18
Agenda voor de vergadering van 27 maart 2012 van het Algemeen Bestuur van ISD De Rijnstreek d.d. 20 maart 2012
x
19
Ledenbrief VNG inzake Basisregistratie Grootschalige Topografie en Geoinformatie d.d. 21 m,aart 2012
x
Brief van de Vereniging tot behoud van het open landschap van Kaag en 20 Braassem e.o. & Vereniging Veenderpolder en Wijde AA aan de raad inzake definitieve MRSV d.d. 17 maart 2012
x
21 Ledenbrief VNG inzake opzet en kosten VNG-jubileumcongres d.d. 22 maart 2012 x 22
Brief college aan de raad inzake terugkoppeling vergadering Algemeen Bestuur Holland Rijnland d.d. 29 maart 2012
x
23
Brief van ISD De Rijnstreek inzake Jaarstukken 2011, Accountantsverslag en Controleverklaring bij de jaarrekening 2011 d.d. 28 maart 2012
x
24
Brief van een inwoner aan de raad inzake 15 ligplaatsen bij Stichting jachthaven Venegat in Rijnsaterwoude d.d. 30 maart 2012
Motie 'vreemd aan de orde' van de gemeente Wierden inzake de dierenpolitie is 25 aangenomen in de raadsvergadering van 6 maart 2012 van deze gemeente d.d. 2 april 2012
x
x
26
Motie van de gemeente Westland inzake treurige vertrekregeling is aangenomen in de raadsvergadering van 20 maart 2012 d.d. 28 maart 2012
27
Brief van De Tweesprong aan de raad inzake het Jaarverslag van De Tweesprong x d.d. 30 maart 2012
28
Brief van de WMO adviesraad aan de raad inzake advies met betrekking tot Overgangsjaar uitbreiding WMO d.d. 31 maart 2012
x
29
Brief van RDOG Hollands Midden aan de raad en het college inzake het vastgestelde programmajaarverslag 2011 d.d. 30 maart 2012
x
30
Brief van het college aan de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel inzake Kinderpardon d.d. 2 april 2012
x
x
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem op 16 april 2012 de griffier, de voorzitter, drs. B.S.M. Sepers mr. K.M. van der Velde-Menting
12.042
16 april 2012
Pagina 2 van 2
BESLUITENLIJST vergadering van de gemeenteraad gehouden op 12 maart 2012
Aanwezig: Dhr. J. Nicolai (SvKB) Mw. M.J. Spaargaren (SvKB) Dhr. G.C.P. van Emmerik (SvKB) Dhr. H.S. van Rijn (SvKB) Mw. P.C. van der Wereld (SvkB) Dhr. H.J.A. van Schooten (SvKB) Dhr. C. Malin (SvKB) Mw. K.A.M. van der Kaaden-van Klink (CDA) Dhr. J. Grovenstein (CDA) Dhr. D.P. Nagtegaal (CDA) Dhr. H.P.M. Hoek (CDA) Dhr. C. de Lange (CDA) Mw. A. Bannenberg (CDA) Mw. K.W. Brouwer (CDA) Mw. Y. Peters (VVD) Dhr. P.J.A. Koek (VVD) Dhr. J.J.F. van der Geest (VVD) Dhr. P.F.G.M. van Veen (PvdA) Dhr. E.H. Henrotte (PvdA) Mw. I.A.M. van der Poel (PvdA)
Aanwezig wethouders: Dhr. A.G.M. Kea (CDA) Dhr. J.B. Uit den Boogaard (CDA) Dhr. F.M. Schoonderwoerd (PvdA) Dhr. A.J.M. van Velzen (VVD)
Afwezig met kennisgeving: Dhr. W. Dobbe (VVD)
Loting voor hoofdelijke stemming: Mw. I.A.M. van der Poel (PvdA)
Voorzitter: Mw. K.M. van der Velde-Menting Griffier: Dhr. B.S.M. Sepers
Aldus gewijzigd/ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Kaag en Braassem in de vergadering gehouden op 16 april 2012 de griffier de voorzitter
12.043 besluitenlijst vergadering gemeenteraad
Pagina 1 van 3
1.
Opening
De voorzitter heet alle aanwezigen hartelijk welkom.
2.
Vaststelling agenda
De fractie SvKB komt met een motie vreemd aan de orde van de dag over het Kinderpardon. De raad agendeert de motie als agendapunt 7a.
3.
Vragenhalfuur
De heer Van Rijn (SvKB) over kinderopvang De heer Van Rijn stelt vragen over de gevolgen van de rijkskorting op de kinderopvang en de gevolgen voor de gemeentelijke gesubsidieerde peuterspeelzalen. Het college antwoordt dat er geen zicht is op de in- en uitstroom van de kinderdagverblijven. Dit zijn private bedrijven. In lokale overleggen die er zijn, ontvangt het college wel signalen dat het aantal meldingen bij de kinderopvang afneemt en bij de peuterspeelzalen iets toeneemt. In Kaskade is er ook leegstand. Deels wordt dit opgelost doordat het kantoor van Kindkracht verhuist naar Kaskade.
4.
Ingekomen stukken
Zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd aangenomen.
5.
Besluitenlijst(en) en toezeggingen a. Besluitenlijsten raad 6 februari 2011 b. Toezeggingenlijst raad
Zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd aangenomen.
6.
Lijst van hamerstukken a) Bestemmingsplan Westerdijk 41, Leimuiden b) Bestemmingsplan Achterweg 17, Nieuwe Wetering c) Bouwverordening Kaag en Braassem d) Legesverordening 2012 e) Algemene Plaatselijke Verordening 2012 f) Opheffingsbesluit ISDR en vaststelling verordeningen in het kader van die opheffing g) De drie decentralisaties in het sociale domein
Zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd aangenomen.
7.
Projecten N207/passage Leimuiden en Drechthoek II
Zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd aangenomen.
b e s l u i t:
Toezeggingen: 1. Het college zegt toe de voetgangersbrug onder de aandacht te brengen van de gedeputeerde. 2. Het college zegt toe de vragen van de actiegroep 4B ter bespreking in te brengen bij de gedeputeerde. 3. Het college zegt toe de geheimhouding van de stukken op te heffen na verkoop van alle gronden. 4. Het college zegt toe dat de grondexploitatie aan de raad ter vaststelling wordt aangeboden bij de behandeling van het bestemmingsplan.
1. de ‘Viaduct Variant Plus’ vast te stellen als basis voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan ‘N207/passage Leimuiden’; 2. het Stedenbouwkundig Plan Drechthoek II vast te stellen als basis voor een nieuw bestemmingsplan voor het gehele bedrijventerrein Drechthoek; 3. de opgelegde verplichting tot geheimhouding van de financiële verkenning Drechthoek II (met de daarbij behorende toelichting, memo en andere 12.043 besluitenlijst vergadering gemeenteraad
Stemverklaring: Mevrouw Spaargaren verklaart dat zij tegen het voorstel
Pagina 2 van 3
7a.
documenten) te bekrachtigen en te bepalen dat deze geheimhouding is opgeheven als het plan is gerealiseerd; 4. een voorbereidingskrediet à € 165.000,te verlenen en dit bedrag ten laste te brengen van de post ‘plankosten algemeen’ van de nog vast te stellen grondexploitatie Drechthoek II.
is.
Motie vreemd aan de orde van de dag over Kinderpardon
Met hoofdelijke stemming ongewijzigd aangenomen met 13 stemmen voor (SvKB, PvdA, en dhr. De Lange, mw. Brouwer, dhr. Hoek) en 7 stemmen tegen (VVD en mw. Van der Kaaden, dhr. Grovenstein, mw. Bannenberg, dhr. Nagtegaal).
M o t i e: Verzoekt het college om bij de minister voor Immigratie en Asiel aan te dringen op een kinderpardon. En verzoekt het college de raad te informeren over de manier waarop zij uitvoering gaat geven en hebben gegeven aan deze motie. 8.
Sluiting
12.043 besluitenlijst vergadering gemeenteraad
Pagina 3 van 3
TOEZEGGINGENLIJST Overzicht openstaande toezeggingen
Nr. (raad / forum) 45 08-112010 (raad)
46 08-112010 (raad)
59 14-032011 (raad)
79 29-082011 (forum)
89
toezegging:
door:
stand van zaken:
Programmabegroting 2011 Het college zegt toe dat voor de raad in kaart zal worden gebracht welke maatregelen er zijn genomen om de brieven van inwoners sneller te beantwoorden.
College (Mid)
Eerder was toegezegd in 2011 nog een rapportage hierover richting raad te sturen. Gebleken is dat dit meer voeten in de aarde heeft dan voorzien en dat bepaalde gegevens niet goed uit de systemen te halen zijn. Er wordt op dit moment bekeken wat er uit het system te halen is aan informatie en hoe de raad hier adequaat over te informeren is. In april zal de stand van zaken door middel van een memo aan de raad worden aangegeven.
Programmabegroting 2011 Het college zegt toe dat nog eens kritisch gekeken zal worden of de Ignatiusschool wel of niet toegevoegd kan worden aan de exploitatie van Braassemerland.
College (RO/OR/ SL)
College komt hier op terug. Er wordt gewerkt aan plan van aanpak (maatschappelijk) vastgoed / gemeentelijke eigendommen, en hier loopt dit vraagstuk in mee. Gezien de complexiteit van de materie zal hier op z’n vroegst in de eerste helft van 2012 een plan van aanpak richting raad kunnen gaan.
Motie Veilig duurzaam verkeer het college zegt toe te komen met een voorstel over de mogelijkheden van het nemen van andere verkeersmaatregelen (dan drempels) in combinatie met de Leidraad inrichting openbare ruimte.
College (RO)
In behandeling.
Garantstelling College (SL/Mid) Wethouder Schoonderwoerd meldt dat als alle drukte rondom de kerntaken en de organisatievisie achter de rug is het onderwerp wat breder te willen gaan bezien in de vorm van een beleidskader
Medio 2012 zal de raad geïnformeerd worden over de werkwijze en rolneming bij garantstellingen.
OZB Het college zegt toe de raad een
In overleg met de griffie is bijeenkomst gepland op 14 mei,
College
12.044 - Toezeggingenlijst – bijgewerkt t/m de vergadering van 12 maart 2012
Afgedaan
Afgedaan
TOEZEGGINGENLIJST 07-112011 (raad)
toelichting te geven over de OZB en de relatie met de algemene uitkeringen.
91
Verbreed Gemeentelijk Riolerings Plan Het college zegt toe medio 2012 met met een bijgesteld verbreed
Beantwoording schriftelijke vragen
98 27-022012 (forum) 99 27-022012 (forum) 100 27-022012 (forum) 101 27-022012 (forum)
102 12-032012 (raad)
103 12-032012 (raad) 104 12-032012
van 19.00 – 20.00 uur, voorafgaand aan de fractie overleggen. College
In behandeling
APV 2012 Het college zegt toe na te gaan of er een plek voor wietgebruikers mogelijk is.
College
Wordt bekeken
Opheffingsbesluit ISDR Het college zegt toe de dienstverleningsovereenkomst ter inzage te leggen voor de raadsleden.
College
Wordt uitgevoerd.
Afgedaan
Brief college inzake zienswijze concept beleidsplan begraafplaatsen Het college zegt toe een afschrift van de brieven van de WMO adviesraad en van het college naar de raad te sturen. Ledenbrief van de VNG inzake het instellen van een kenniscoach doelmatig waterbeheer Het college zegt toe schriftelijk terug te komen met een reactie en dat ook het rioleringsbeheersplan hierin wordt opgenomen.
College
Wordt uitgevoerd
Afgedaan
College
In behandeling
Projecten N207/passage Leimuiden en Drechthoek II Het college zegt toe de voetgangersbrug onder de aandacht te brengen van de gedeputeerde.
College
Is gedaan en blijft aandachtspunt in gesprekken met provincie
Afgedaan
Projecten N207/passage Leimuiden en Drechthoek II Het college zegt toe de vragen van de actiegroep 4B ter bespreking in te brengen bij de gedeputeerde.
College
Is gedaan en blijft aandachtspunt in gesprekken met provincie
Afgedaan
Projecten N207/passage Leimuiden en Drechthoek II Het college zegt toe de geheimhouding van de stukken op te heffen na verkoop van alle gronden.
College
Zal uitgevoerd worden.
Gemeentelijk Riolerings Plan te komen.
12.044 - Toezeggingenlijst – bijgewerkt t/m de vergadering van 12 maart 2012
TOEZEGGINGENLIJST (raad) 105 12-032012 (raad)
Projecten N207/passage Leimuiden en Drechthoek II Het college zegt toe dat de grondexploitatie aan de raad ter vaststelling wordt aangeboden bij de behandeling van het bestemmingsplan.
College
Zal gedaan worden.
Overzicht openstaande brieven waarvan de beantwoording aan de raad moeten worden voorgelegd (cat. III) Nr
Omschrijving
Ingekomen
Svz
3
Brief van Holland Rijnland inzake zienswijze over de concept Kantorenstrategie Brief RWV Advocaten inzake zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan 4 woningen Waterryck Kaag en Braassem Brief RWV Advocaten inzake zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan 4 woningen Waterryck Kaag en Braassem Brief van de familie Los inzake zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan 4 woningen Waterryck Kaag en Braassem
30-01-2012
LIS 12-03-2012 nr. 02
05-03-2012
LIS 16-04-2012 nr. 03
07-03-2012
LIS 16-04-2012 Nr. 06
12-03-2012
LIS 16-04-2012 Nr. 07
5
6
7
12.044 - Toezeggingenlijst – bijgewerkt t/m de vergadering van 12 maart 2012
Behandeling raad/forum
Raadsvergadering Agendapunt Registratienummer Portefeuillehouder(s) Opsteller E-mail Telefoon
: : : : : : :
16 april 2012 6.a 12.034 A.G.M. Kea V. Platteeuw
[email protected] (071) 3327 458
Onderwerp: Bestemmingsplan Weteringpad 19, Woubrugge Beslispunten: 1. De beantwoording van de zienswijze vast te stellen; 2. het bestemmingsplan Weteringpad 19, Woubrugge vast te stellen; 3. geen exploitatieplan voor dit plangebied vast te stellen. Publiekssamenvatting De raad heeft besloten om medewerking te verlenen aan een bestemmingsplanwijziging voor het perceel Weteringpad 19 te Woubrugge zodat het mogelijk is ter plaatse een sloepenloods op te richten en boven de sloepenloods twee appartementen te realiseren. Dit bestemmingsplan is gecoördineerd met de omgevingsvergunning. Na besluitvorming van de gemeenteraad zal het college deze omgevingsvergunning afgeven. Het bestemmingsplan zal samen met de omgevingsvergunning ter inzage worden gelegd. Inleiding Op 10 november 2011 is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend. Het betreft een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteiten slopen en bouwen, het slopen van een woning met bijgebouwen en het oprichten van een sloepenloods met twee appartementen op het perceel Weteringpad 19 te Woubrugge. Beoogd resultaat De realisatie van een sloepenloods met daarboven twee burgerappartementen. Kader WRO en Verordening Ruimte Argumenten Onderhavig plan past in het gemeentelijk recreatiebeleid. Het realiseren van de twee appartementen ter plaatse geeft volgens de milieudienst geen milieutechnische belemmeringen. Stedenbouwkundig wordt onderhavig plan ook positief beoordeeld. Gezien vorenstaande kan er door medewerking te geven aan dit plan gesproken worden van een substantiële verbetering van de directe omgeving (met name omdat de ter plaatse aanwezige monumentale bomen gehandhaafd blijven. Daarnaast leidt onderhavig plan tot een verbetering van de recreatiemogelijkheden in het gebied.
12.034 Rv Bestemmingsplan Weteringpad 19, Woubrugge
16 april 2012
Pagina 1 van 2
Draagvlak Er is een zienswijze van het Hoogheemraadschap tegen dit plan binnengekomen. Het Hoogheemraadschap had per abuis in de ontwerpfase een onjuiste kaart toegezonden gekregen. Deze omissie is in de vaststellingsfase hersteld. De zienswijze ziet toe op een kleine wijziging die in de planvorming is overgenomen. Voor het overige zijn er geen zienswijzen vanuit de omgeving binnengekomen. Financiële consequenties Niet aan de orde, er is een anterieure overeenkomst gesloten. Communicatie Doelgroep
Boodschap
Middel
Planning
aanvrager en eenieder
Vaststelling bestemmingsplan
Bekendmaking in bladen en website
Zo spoedig mogelijk na besluitvorming
Realisatie Vastgesteld bestemmingsplan ter inzage leggen tezamen met de omgevingsvergunning binnen twee weken na het raadsbesluit.
Roelofarendsveen, 21 februari 2012 Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, de gemeentesecretaris, de burgemeester, M.E. Spreij mr. K.M. van der Velde-Menting
Bijlagen behorend bij het voorstel: Bestemmingsplan Weteringpad 19, Woubrugge Bijlagen ter inzage: Zienswijzen Hoogheemraadschap
12.034 Rv Bestemmingsplan Weteringpad 19, Woubrugge
16 april 2012
Pagina 2 van 2
De raad van de gemeente Kaag en Braassem; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 februari 2012; gelet op het bepaalde in afdeling 3.1, 3.2, en 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening;
b e s l u i t:
1. de nota van beantwoording van de zienswijze als volgt vast te stellen: 1 Hoogheemraadschap 1.
In de planregels dient conform een door
Gemeentelijke beantwoording Beiden zienswijzen zijn in de vaststellingsfase op de plankaart, in de planregels en in de toelichting verwerkt.
het Hoogheemraadschap verstrekte bijlage de dubbelbestemming watering te worden opgenomen; 2.
Er wordt verzocht in de plantoelichting een extra passage op te nemen.
2. het bestemmingsplan “Weteringpad 19, Woubrugge” vast te stellen; 3. geen exploitatieplan voor dit plangebied vast te stellen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 16 april 2012 de griffier, de voorzitter, drs. B.S.M. Sepers mr. K.M. van der Velde-Menting
12.034 Rb Bestemmingsplan Weteringpad 19 Woubrugge
16 april 2012
Pagina 1 van 1
bestemmingsplan
Weteringpad 19 Kaag en Braassem
Planstatus:
Vastgesteld
Plan identificatie:
NL.IMRO.1884.BPWETERINGPAD19-VAS1
Datum:
17 februari 2012
Contactpersoon Buro SRO:
C. Vaartjes
Kenmerk Buro SRO:
SR110134
Opdrachtgever:
Jachthaven Hollandia BV
Buro SRO 't Goylaan 11 3525 AA Utrecht 030-2679198 www.buro-sro.nl
BTW nummer: KvK nummer: Rabobank rekeningnummer:
NL8187.16.071.B01 30232281 1421.54.024 t.n.v. Buro SRO B.V. te Utrecht
2
Inhoudsopgave 1 Inleiding ................................................................................................................................................... 4 1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan ................................................................................................................ 4 1.2 Begrenzing van het plangebied ........................................................................................................................... 4 1.3 Opbouw van het bestemmingsplan .................................................................................................................... 5 1.4 Leeswijzer ............................................................................................................................................................ 5
2 Het initiatief ............................................................................................................................................. 6 2.1 Huidige situatie ................................................................................................................................................... 6 2.2 Toekomstige situatie ........................................................................................................................................... 6
3 Beleidskader ............................................................................................................................................ 9 3.1 Rijksbeleid ........................................................................................................................................................... 9 3.2 Provinciaal beleid .............................................................................................................................................. 12 3.3 Gemeentelijk beleid .......................................................................................................................................... 16
4 Uitvoerbaarheid ..................................................................................................................................... 18 4.1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 18 4.2 Milieueffectrapportage ..................................................................................................................................... 18 4.3 Bedrijven en milieuzoneringen ......................................................................................................................... 18 4.4 Geluid ................................................................................................................................................................ 19 4.5 Externe veiligheid .............................................................................................................................................. 20 4.6 Bodem ............................................................................................................................................................... 22 4.7 Luchtkwaliteit .................................................................................................................................................... 22 4.8 Flora en fauna ................................................................................................................................................... 23 4.9 Archeologie ....................................................................................................................................................... 26 4.10 Water .............................................................................................................................................................. 27 4.11 Verkeer en parkeren ....................................................................................................................................... 28 4.12 Duurzaamheid ................................................................................................................................................. 31 4.13 Economische uitvoerbaarheid......................................................................................................................... 32
5 Juridische planbeschrijving ................................................................................................................... 33 5.1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 33 5.2 Bestemmingsregels ........................................................................................................................................... 33 5.3 Bestemmingen .................................................................................................................................................. 34
6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ....................................................................................................... 35 6.1 Verslag artikel 3.1.1 bro overleg ....................................................................................................................... 35 6.2 Verslag zienswijzen ........................................................................................................................................... 35
Bijlagen...................................................................................................................................................... 37
3
1 Inleiding 1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan Bij de gemeente Kaag en Braassem is een principeverzoek ingediend voor het realiseren van een sloepenloods met twee burgerappartementen ter hoogte van Weteringspad 19 te Woubrugge. Het plan betreft een uitbreiding van de bestaande Jachthaven Hollandia. De twee monumentale bomen ter plaatse zullen worden behouden. Ter plaatse geldt de bestemming Woondoelen. Aanvrager wenst deze bestemming te wijzigen in een bedrijfsbestemming met de bouw van twee burgerwoningen gelegen op een sloepenloods. Aangezien onderhavig plan niet in het vigerende bestemmingsplan past, is een wijziging van het bestemmingsplan derhalve noodzakelijk. Jachthaven Hollandia heeft Buro SRO vervolgens verzocht om een zogenaamd bestemmingsplan op aanvraag te leveren om de ontwikkeling mogelijk te maken.
1.2 Begrenzing van het plangebied Het Weteringpad is een weg parallel aan de Woudwetering, een water aan de oostkant van de kern Woubrugge. Aan het Weteringpad wordt de massieve bebouwing van grote omvang afgewisseld door kleinschaligere bebouwing of open ruimte. Het Weteringpad is aangesloten op de Emmalaan, een ca. 250 meter lange straat parallel aan het Weteringpad en het water van de Woudwetering. Aan de overzijde van dit water ligt de Boddens Hosangweg, genomineerd als beschermd dorpsgezicht.
Luchtfoto plangebied (rode cirkel)
4
1.3 Opbouw van het bestemmingsplan Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding: Toelichting De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:
een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding; de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, wordt tevens in de toelichting neergelegd conform artikel 3.1.6 lid 2:
een beschrijving van de wijze waarop met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden; voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied; een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieu kwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.
Planregels In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2008. Verbeelding De verbeelding is opgesteld overeenkomstig de laatste afspraken omtrent IMRO en SVBP 2008.
1.4 Leeswijzer Na het inleidende hoofdstuk zal in hoofdstuk 2 het initiatief worden beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid, milieuwetgeving en economische haalbaarheid. De wijze van bestemmen, de bestemmingen en bestemmingsregels worden nader uiteengezet in het vijfde hoofdstuk. Hoofdstuk 6 de maatschappelijke haalbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overleg momenten zijn opgenomen.
5
2 Het initiatief 2.1 Huidige situatie Op het perceel Weteringpad 19 te Woubrugge bevindt zich in de huidige situatie een oude boerderij met enkele bijgebouwen. Deze woningen zijn gelegen langs het water van de Woudwetering, waarlangs diverse jachthavens en andersoortige botenstallingen zijn gesitueerd. Op het perceel zelf zijn naast de woningen twee monumentale platanen aanwezig, die op de beschermende bomenlijst behorende bij de kapverordening zijn opgenomen.
Luchtfoto plangebied (rode cirkel)
2.2 Toekomstige situatie Het project betreft de bouw van een sloepenloods met twee bovenliggende appartementen. De sloepenloods zal als uitbreiding functioneren van de naastgelegen Jachthaven Hollandia. Om onderhavig plan te kunnen realiseren, zal de huidige woning met bijgebouwen worden gesloopt. De twee monumentale platanen aan de westzijde zullen behouden blijven, evenals de waterpartij aan deze zijde. Met uitzondering van twee garageboxen en een trapopgang zal de begane grond volledig ontgraven worden en in directe verbinding komen te staan met de aangrenzende Woudwetering. Ook het water aan de voorzijde zal middels openingen via de sloepenloods worden verbonden met de Woudwetering. Langs het water zullen zes ligplaatsen worden gerealiseerd, haaks op de Woudwetering. De goot bevindt zich op 3 meter. De appartementen bestaan uit twee evenwijdige kappen (gebroken kap) met een goot van 3 meter en nok van 8 meter.
6
Impressie begane grond, nieuwe situatie
7
Impressie verdieping, nieuwe situatie De voorgenomen ontwikkeling leidt echter tot een toename van volume en van bedrijfsfuncties, ten koste van groen (een vrijstaande woning wordt immers ingeruild voor een loods en bovengelegen appartementen). Daarentegen wil de gemeente zich versterken als recreatiegemeente en het historische karakter van bedrijvigheid aan de oevers behouden. Hiermee komen dus twee belangen tegenover elkaar te staan: een goede leefomgeving en geen uitbreiding van bedrijfsmatige functies in een woonwijk tegen gewenste uitbreiding van recreatie. Het college is al met al positief over voorgenomen ontwikkeling, met dien verstande dat de stedenbouwkundige aspecten in acht moeten worden genomen en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse derhalve gewaarborgd blijft.
8
3 Beleidskader 3.1 Rijksbeleid 3.1.1 Nota Ruimte, Ruimte voor ontwikkeling (2006) De „Nota Ruimte: Ruimte voor ontwikkeling‟ (de Nota Ruimte) is in februari 2006 in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De Nota Ruimte vervangt de ruimtelijk relevante rijksnota‟s c.q. de planologische kernbeslissingen (PKB‟s) behorende bij de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (en de actualisering daarvan in de Vinac) en het Structuurschema Groene Ruimte. De in de Nota Ruimte vervatte ruimtelijke strategie wordt wat betreft verkeer en vervoer uitgewerkt in de separate PKB Nota Mobiliteit. De economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten worden nader uitgewerkt in respectievelijk de „Gebiedsgerichte Economische Perspectieven‟ en het „Actieplan Bedrijventerreinen‟, de „Agenda Vitaal Platteland‟ en het daarbij behorende meerjarenprogramma „Groene ruimte‟ en het actieprogramma voor ruimte en cultuur. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het relatief beperkte oppervlak van Nederland. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen:
versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid.
Met de Nota Ruimte heeft het kabinet gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht, ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen het Rijk en de decentrale overheden. Hierbij wordt uitgegaan van het motto „decentraal wat kan, centraal wat moet‟ en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. Er wordt meer nadruk gelegd op 'ontwikkelingsplanologie' en minder op 'toelatingsplanologie'. Daarnaast is het landelijk beleid gericht op het optimaal benutten van het huidige bebouwde gebied. In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Om de kwaliteit te waarborgen is voor geheel Nederland een basiskwaliteit geformuleerd waaraan voldaan moet worden. Een verdere verfijning wordt overgelaten aan de decentrale bestuurslagen. De gebieden en netwerken die het kabinet van nationaal belang acht zijn bestemd als Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze gebieden wil het Rijk een nadrukkelijke rol vervullen omdat deze gebieden en netwerken voor het functioneren van Nederland van grote betekenis zijn. Voor deze gebieden draagt het Rijk dan ook in het algemeen een grotere verantwoordelijkheid. Gronden gelegen binnen de begrenzing van nationale landschappen moeten de kernkwaliteiten ervan behouden of versterken. De vier kernkwaliteiten zijn landschappelijke diversiteit, veenweidekarakter, openheid en rust & stilte. De landschappelijke diversiteit als kernkwaliteit betreft de diversiteit op verschillende schaalniveaus. Binnen het Groene Hart worden achttien deelgebieden onderscheiden op grond van ontstaansgeschiedenis, bodem, verschijningsvorm en huidig gebruik. Het plangebied ligt in het deelgebied Hollandse Plassengebied. Het Hollandse Plassengebied is een afwisselend en waterrijk landschap ten noorden van de Oude Rijn. Het landschap bestaat uit oeverwallen en kleipolders, open veenweidelandschappen, plassen en petgatenlandschap en diepe droogmakerijen.
9
Planspecifiek De planlocatie is gelegen in het nationaal landschap Groene Hart. Voor het Groene Hart zijn vier kernkwaliteiten opgesteld: een gevarieerd landschap, (veen-)weidekarakter, openheid, rust en stilte. Bestemmingsplannen moeten de kernkwaliteiten van het landschap behouden en/of versterken. Met de realisatie van het plan zal de hoeveelheid verharding afnemen, aangezien er ruimte moet worden gemaakt voor aanlegplaatsen. Omdat in onderhavig plan de bebouwing massaler wordt, wordt de openheid van het gebied echter aangetast en daarmee de kernkwaliteiten van het landschap. Omdat onderhavig plan een kleinschalige inpassing betreft in een relatief dichtbebouwde woonkern en er in omliggend gebied derhalve meerdere soortgelijke situaties zich voordoen, is deze aantasting van de kernkwaliteiten echter niet significant. Onderhavig plan is daarmee niet in strijd met de Nota Ruimte. De Woudwetering is, samen met haar directe omgeving, een oud veenlint. De parallel gelegen Boddens Hosangweg wordt gekenmerkt door lintbebouwing, met aan de westkant (tussen weg en water) een relatief hoge bebouwingsdichtheid. De oostzijde van de weg wordt daarentegen gekenmerkt door het open strokenlandschap van droogmakerijen.
Uitsnede kwaliteitsatlas In de huidige situatie is sprake van een afwisseling tussen grote, massieve bebouwing en kleinschalige bebouwing en/of open ruimte. In de toekomstige situatie wordt dit ritme doorbroken en is er ter hoogte van het betreffende perceel geen sprake meer van een visuele verbinding tussen land en water. Dit zou wat betreft de planologische opbouw het gebied niet ten goede komen, maar speelt in de daadwerkelijke beleving een minder grote rol. Het betreffende perceel staat in de huidige situatie immers al vrij vol en door het grote aantal bomen is er van een visuele verbinding tussen Emmalaan en het water al nauwelijks meer sprake. Vanaf de overzijde van de Woudwetering wordt in de huidige situatie uitgekeken op een gebied tussen twee loodsen met een groen karakter en twee woningen. De komst van een extra loods, in de nieuwe
10
situatie, zal de kwaliteit van het aanzicht doen afnemen. Toch blijft deze kwaliteitsafname beperkt, aangezien dit niet te zien is vanaf de aan de overzijde van de Woudwetering gelegen Van Hemessenkade. Daarnaast zal de functie van de loods voor de omgeving verduidelijkt worden door onoverdekte aanlegplaatsen. Hierdoor zal ook de verbinding met de omgeving versterkt worden, wat de kwaliteitsafname van het aanzicht verder beperkt. 3.1.2 AMvB Ruimte Met de invoering van de Wro in juli 2008 is de directe doorwerking van de Nota Ruimte komen te vervallen. Dit betekent dat het niet meer wettelijk verplicht is dat bestemmingsplannen in overeenstemming zijn met het beleid uit de Nota Ruimte. Om dit te ondervangen is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (de AMvB Ruimte) opgesteld en op 29 mei 2009 vastgesteld door het kabinet. De AMvB Ruimte omvat ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch moeten doorwerken tot in bestemmingsplannen. Door middel van de AMvB Ruimte wil het Rijk kenbaar maken aan welke regels provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen en wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Daarnaast kan in de AMvB Ruimte provincies opgedragen worden bepaalde thema‟s verder uit te werken of te borgen in een provinciale verordening, waar de gemeenten zich wederom aan dienen te houden bij het opstellen van een bestemmingsplan. De AMvB Ruimte wordt in twee fases vastgesteld. In de eerste fase wordt aangegeven dat de regels in acht moeten worden genomen tot bij het eerstvolgende besluit tot vaststelling of wijziging van het planologisch regime. Het Rijk heeft besloten om in de eerste fase nog geen nieuwe beleidskoers op te nemen in de AMvB Ruimte; deze volgt pas bij de tweede fase van de invoering, die naar verwachting in 2011 wordt vastgesteld. De AMvB Ruimte houdt tot die tijd de koers aan van de Nota Ruimte. Een van de hoofdlijnen van het AMvB is het bundelen van verstedelijking. Het concentreren van nieuwe bebouwing zorgt voor meer open ruimte, waardoor de variatie tussen stad en land behouden blijft. Planspecifiek Onderhavig plan omvat de bouw van een sloepenloods en twee bovengelegen burgerappartementen, aan de oever van de Woudwetering te Woubrugge. Om de realisatie van deze bouwwerken mogelijk te maken zal een woning met bijgebouwen worden gesloopt. Doordat de mate van bebouwing ongeveer hetzelfde blijft en er geen bebouwing buiten het stedelijk gebied wordt gerealiseerd, blijft de variatie tussen stedelijk en landelijk gebied behouden. Hierdoor sluit het plan aan op de AMvB ruimte.
11
3.2 Provinciaal beleid In het provinciaal beleid vormt met name de nota Regels voor Ruimte het relevante beleidskader. Desalniettemin zullen de provinciale visies en verordeningen de revue passeren. 3.2.1 Provinciale structuurvisie: Visie op Zuid-Holland, Ontwikkelen met schaarse ruimte Op 2 juli 2010 heeft de provincie Zuid-Holland de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte vastgesteld. In de structuurvisie omschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. Het doel van de visie is om duidelijk te hebben hoe de ruimtelijke ontwikkeling er tot 2040 uit komt te zien. Om zodoende, met hulp van inwoners en betrokken partijen, het toekomstbeeld van de provincie in te vullen. De kern van de visie is: „Een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk realiseren. Hierin is het goed wonen, werken en leven voor de inwoners. Deze toekomstige ruimtelijke inrichting versterkt de economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor natuur en water zijn kenmerkend voor de provincie. Een brede landbouw is drager van het landschap.‟ In de structuurvisie zijn tevens de ambities vastgelegd. Relevant voor onderhavig plan zijn de ambities op het gebied van wonen. Het beleid heeft een aantrekkelijk woon- en leefklimaat als doel. Dit wil men bereiken door een aantrekkelijk aanbod van woonmilieus en voorzieningen te realiseren. Planspecifiek De ontwikkeling van de sloepenloods en appartementen draagt bij aan versterking van het leefklimaat van Woubrugge. De bouw van de sloepenloods levert een bijdrage aan het op peil houden van het voorzieningenniveau. Het doel om het woon- en leefklimaat aantrekkelijker te maken wordt met onderhavig plan bereikt. De voorgenomen ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met het beleid van de provinciale structuurvisie. 3.2.2 Provinciale Verordening Ruimte De Verordening Ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de structuurvisie Ruimtelijke Ordening. De verordening bevat instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van hun bestemmingsplannen. Ook zijn hierin rode bebouwingscontouren opgenomen, die de maximale ruimtelijke begrenzing aangeven van het stedelijk gebied. Planspecifiek Onderhavig plan betreft de bouw van een sloepenloods en twee bovengelegen burgerappartementen, in de kern van Woubrugge. De bebouwing valt binnen de rode contour en sluit derhalve aan bij de Verordening Ruimte.
12
Rode contour Woubrugge (plangebied in zwarte cirkel) 3.2.3 Provinciale ecologische hoofdstructuur De Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur (afgekort PEHS) is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in de Provincie. De PEHS bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De PEHS is gebaseerd op de nationale Ecologische Hoofdstructuur. Planspecifiek Het plangebied valt, zoals te zien is op onderstaande afbeelding, niet binnen de PEHS. Vanuit de PEHS volgen dan ook geen directe aanwijzingen en of randvoorwaarden waar rekening mee gehouden moet worden.
13
Uitsnede Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur Zuid Holland 3.2.4 Woonvisie Zuid-Holland 2005-201 Centraal in het provinciale woonbeleid [1] staat het uitgangspunt dat er voor alle bevolkingsgroepen naar gestreefd wordt dat zij kunnen beschikken over passende woningen. In de woonvisie wordt daarom zorgvuldig gekeken naar de behoefte aan sociale woningbouw, maar evenzeer naar het scheppen van woonmilieus voor midden- en hogere inkomens. En naast de enorme behoefte die er is aan woningen voor ouderen en jongeren, blijft er vanzelfsprekend aandacht voor de gezinshuishoudens. Die provinciale rol is overigens niet allesbepalend. De provincie wil ervoor zorgen dat bij de voorbereiding van woonvisies (toekomstige) bewoners betrokken worden of dat er onderzoek naar woonvoorkeuren wordt gedaan. Daarnaast moet worden gezorgd voor voldoende differentiatie: voor elk wat wils. Ook al is er nog zo‟n grote behoefte aan woningen voor senioren en starters, er dient voor gezorgd te worden dat dit niet tot grootschalige, uniforme projecten leidt of tot eenzijdig samengestelde wijken. Planspecifiek Onderhavig bestemmingsplan betreft de bouw van twee woningen aan het Weteringpad te Woubrugge. Het bouwen van de woningen bevordert het op pijl houden van het woningaanbod. Onderhavig plan is daarmee passend binnen de provinciale woonvisie. 3.2.5 Regionale woonvisie Holland Rijnland 2009-2019 De samenwerkende gemeenten in de regio en Holland Rijnland presenteren in de Regionale Woonvisie Holland Rijnland 2009-2019 hun visie op de gewenste ontwikkelingsrichting van de woningmarkt. De Regionale Woonvisie Holland Rijnland 2009-2019 dient meerdere doelen:
De samenwerkende gemeenten en Holland Rijnland stellen een perspectief vast dat zij met elkaar delen: visie, doelstellingen en afspraken.
14
De Woonvisie vormt een basis voor het vaststellen van het kwantitatieve en kwalitatieve bouwscenario en voor nadere afstemming over het bouwscenario gedurende de uitvoering. Er worden in de woonvisie afspraken geformuleerd over de wijze waarop de gemeenten zich verantwoorden over de uitvoering en over de wijze waarop gereageerd wordt op ontwikkelingen in de woningmarkt. De Woonvisie dient als beleidsmatig kader voor corporaties, projectontwikkelaars en bewoners en biedt houvast voor het eigen handelen van gemeenten. De Woonvisie dient, samen met de Regionale Structuurvisie, als beleidsmatig kader voor de regio inzet richting het Rijk, bijvoorbeeld bij de Verstedelijkingsafspraken.
Planspecifiek De bouw van de twee woningen aan het Weteringpad draagt bij aan het bereiken van het doel om woningen toe te voegen aan de regionale woningvoorraad.
15
3.3 Gemeentelijk beleid 3.3.1 Inleiding Het bestemmingsplangebied is gelegen in het gebied waar bestemmingsplan 'Kernen WoubruggenHoogmade' geldt. Omdat voor de realisatie de huidige bestemming Woondoeleinden gewijzigd dient te worden, is onderhavig plan niet mogelijk volgens het huidige bestemmingsplan. 3.3.2 Bestemmingsplan 'Kernen Woubrugge-Hoogmade' (2007) Het bestemmingsplan „Kernen Woubrugge-Hoogmade‟ omvat de kernen Woubrugge en Hoogmade in de gemeente Kaag en Braassem. Het bestemmingsplan is op 18 oktober 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Jacobswoude, wat overgegaan is in de gemeente Kaag en Braassem. Het plan is op 24 juni 2008 door Gedeputeerde Staten gedeeltelijk goedgekeurd. Sinds 20 maart 2009 is dit bestemmingsplan van kracht. Het is nog niet onherroepelijk, omdat er nog enkele beroepen in behandeling zijn bij de Raad van State.
Uitsnede bestemmingsplan 'Kernen Woubrugge-Hoogmade'
16
Planspecifiek De onthouding van goedkeuring is niet van toepassing op onderhavig plangebied, gelegen binnen de rode cirkel. De bestemming die voor het hele plangebied van toepassing is, is Woondoeleinden (met tuinen). Binnen het vigerende bestemmingsplan „Kernen Woubrugge-Hoogmade‟ is de bouw van een sloepenloods met bovengelegen burgerappartementen aan het Weteringpad niet mogelijk. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is daarom noodzakelijk. De huidige bestemming zal hierin moeten worden gewijzigd naar een bedrijfsbestemming met de bouw van twee burgerwoningen.
17
4 Uitvoerbaarheid 4.1 Inleiding De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
4.2 Milieueffectrapportage De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden: a. b.
c.
d.
het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig; het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 „gevallen‟, van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 „plannen‟ geldt geen m.e.rbeoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht; het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 „gevallen‟, van onderdeel D: er dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd; de activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.
Planspecifiek De voorgenomen activiteit (D4) uit onderhavig plan wordt genoemd in kolom 1 (aanleg van een haven voor de binnenscheepvaart), maar ligt beneden de in kolom 2 beschreven drempelwaarden: onderhavig plan betreft geen aanleg van een haven voor schepen met een laadvermogen van 900 ton of meer en evenmin heeft de uitbreiding van de jachthaven betrekking op een oppervlakte van 100 hectare of meer. Gelet op de grootte van de beoogde ontwikkeling in relatie tot de gestelde drempelwaarden, heeft bevoegd gezag besloten dat er geen aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling.
4.3 Bedrijven en milieuzoneringen Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
18
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan. Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Planspecifiek Onderhavig plangebied is aan te merken als een gemengd gebied voor wonen en jachthavens. Volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' geldt een richtafstand van 30 meter vanaf een jachthaven (of vergelijkbare bedrijvigheid) tot een woning van derden in een gemengd gebied. De nieuw te bouwen appartementen zijn op korte afstand (minder dan 10 meter) gelegen van de jachtwerf 'De nieuwe haven' op het Weteringpad 17. Er wordt niet voldaan aan de richtafstand. Daarnaast is de afstand vanaf de nieuw te bouwen sloepenloods tot de woning op het Weteringpad 17 ongeveer 5 meter en de afstand tot het Weteringpad 18 circa 25 meter. Ook hier wordt niet voldaan aan de richtafstand. Aangezien niet wordt voldaan aan de richtafstand is geluidsoverlast niet uit te sluiten. Om deze reden is er een akoestich onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek wordt in hoofdstuk 4.4 (Geluid) nader toegelicht.
4.4 Geluid De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
woningen; geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh): o verzorgingstehuizen; o psychiatrische inrichtingen; o medisch centra; o poliklinieken; o medische kleuterdagverblijven.
19
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen. Planspecifiek Uit akoestisch onderzoek[1] is gebleken dat voor onderhavig plan de gecumuleerde geluidsbelasting 42 dB bedraagt (excl. aftrek art. 110g Wgh). Dit is ruim onder de voorkeursgrenswaarde voor binnenstedelijke situaties (48 dB). Geluidsbelasting als gevolg van wegverkeer vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig plan. Met betrekking tot industrielawaai is onderzoek gedaan naar de naastgelegen jachtwerf De Nieuwe Haven (Weteringpad 17). Hierbij is vastgesteld dat de werkzaamheden binnen (in de loodsen) plaatsvinden en het geluid dat nu buiten wordt geproduceerd afkomstig is van een dieselkraan, die binnen afzienbare termijn wordt vervangen door een kraan met elektromotor. De akoestische bijdrage door (de motoren van) het scheepsverkeer in de haven zal, gezien het aantal ligplaatsen en de daaruit afgeleide aantal bewegingen, minimaal zijn. Op basis van hiervan is, in overleg met de Milieudienst West-Holland, vastgesteld dat het niet waarschijnlijk is dat de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden. Het bestaande bedrijf aan het Weteringpad 17 zal daarom niet worden belemmerd in zijn bedrijfsvoering. Met betrekking tot wegverkeerslawaai is onderzoek[2] gedaan naar de ten oosten van het plangebied gelegen Boddens Hosangweg. De berekende geluidbelasting ten gevolge van deze weg (37 dB) ligt in het plangebied zowel onder de voorkeursgrenswaarde als onder de maximale ontheffingswaarde (63 dB, binnenstedelijk). De hoogste geluidbelasting met betrekking tot het Weteringpad bedraagt 42 dB (excl. aftrek art. 110g Wgh, incl. kruispunttoeslag). Akoestisch aspect vormt ook derhalve geen belemmering voor onderhavig plan.
4.5 Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR). Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd. Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden. Buisleidingen Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen zijn er verschillende ontwikkelingen gaande. Zo is er een nieuw Besluit externe veiligheid buisleidingen en wordt er gewerkt aan een Structuurvisie buisleidingen. Deze Structuurvisie wordt de
20
opvolger van het Structuurschema Buisleidingen uit 1985 en bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het PR in acht te nemen en het GR te verantwoorden. Het Bevb vervangt hiermee de circulaires Zonering langs hogedruk aardgasleidingen (1984) en Zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen (1991). Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat beschreven in de Nota en circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs). De geactualiseerde circulaire is de voorloper van het Besluit transportroutes gevaarlijke stoffen (Btev), dat in 2012 in werking treedt. Ondanks dat het Btev nog niet in werking is getreden is het, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, verstandig hier al rekening mee te houden. In het Btev staan regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. Volgens het Btev mag op grond van een ruimtelijke besluit geen kwetsbaar object in de veiligheidszone worden gebouwd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen alleen in uitzonderlijke gevallen in de veiligheidszone worden toegestaan. Ten opzichte van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is een verantwoording van het groepsrisico niet meer verplicht als het aannemelijk is dat het groepsrisico ver beneden de oriëntatiewaarde blijft of nauwelijks toeneemt. Planspecifiek Uit raadpleging van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland blijken er zich in de nabije omgeving van het betreffende plangebied geen risicovolle objecten te bevinden. Het aspect BEVI vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit project.
Uitsnede risicokaart Zuid-Holland
21
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen. Verder is vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor in de omgeving van het plangebied niet aan de orde. Externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor onderhavig plan.
4.6 Bodem In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen. Planspecifiek Voor het vaststellen van de algemene chemische kwaliteit van de bodem is door IDDS een verkennend en aanvullend bodemonderzoek[3] uitgevoerd. Uit de gegevens blijkt dat de bovengrond plaatselijk matig tot sterk is verontreinigd met zware metalen. Er is sprake van een verontreinigingsspot met beperkte omvang. De ondergrond en het grondwater zijn niet tot licht verontreinigd met de onderzochte stoffen. In het rapport wordt geconcludeerd dat er geen beperkingen optreden op basis van het bodemonderzoek voor het verlenen van een bouwvergunning. De bodem is daarmee geschikt voor het beoogd gebruik.
4.7 Luchtkwaliteit De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414) en vervolgens is de wijziging op 15 november 2007 in werking getreden. De wet vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te passen, als gevolg van hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden luchtkwaliteit. Met name paragraaf 5.2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat paragraaf 5.2 handelt over luchtkwaliteit, staat de nieuwe paragraaf 5.2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekende mate' precies inhoudt, staat in een Algemene Maatregel van Besluit (AMvB). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'. Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), die sinds 1 augustus 2009 in werking is. Binnen het NSL werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
22
een project "niet in betekende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
In het kader van het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing moeten er derhalve doorgaans twee aspecten in beeld worden gebracht. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet blijken of het project is aan te merken als een NIBM-project en dus niet zal leiden tot een verslechterde luchtkwaliteit. Besluit gevoelige bestemmingen Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze AMvB wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provincialen- en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer, dat via een amendement van de Tweede Kamer in de Wm is opgenomen. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg en waar overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) plaatsvindt, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:
scholen; kinderdagverblijven; verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. In casu kan niet gesproken worden van een dergelijke functie. Planspecifiek In onderhavig project is er geen sprake van een gevoelige bestemming. Het projectgebied is gelegen aan een rustige weg. De luchtkwaliteit in de directe omgeving van het plangebied laat de ontwikkeling toe. Daarnaast kan gezien de geringe omvang het project gezien worden als een NIBM-project. Voorgenomen ontwikkeling zal derhalve niet leiden tot een verslechterde luchtkwaliteit.
4.8 Flora en fauna Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Gebiedsbescherming De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden); beschermde Natuurmonumenten; wetlands.
23
Naast deze drie soorten gebieden is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvat bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden; verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden; verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dieren plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is. Planspecifiek Het plangebied valt, zoals te zien is op onderstaande afbeelding, niet binnen de PEHS. Vanuit de PEHS volgen dan ook geen directe aanwijzingen en of randvoorwaarden waar rekening mee gehouden moet worden.
Uitsnede Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur Zuid Holland Hetzelfde geldt voor de Natura 2000-gebieden. Onderhavig plan valt niet binnen een van deze gebieden en dus is betreffend beleid hierop niet van toepassing.
24
Uitsnede Natura 2000-gebieden (globale ligging plangebied in rode cirkel) Verder vormt het gebied geen onderdeel van een beschermd Natuurmonument, zoals bijvoorbeeld het ten noordwesten gelegen "Oeverlanden Braassemermeer".
Uitsnede beschermde Natuurmonumenten (plangebied in rode cirkel) Dit Braassemermeer / de Wijde Aa is ook opgenomen als wedland. Het plangebied zelf valt hier echter buiten.
25
Uitsnede wedlands-kaart Onderhavig plan ligt dus niet in de PEHS, niet in een Natura 2000-gebied, niet in een beschermd Natuurmonument en vormt geen onderdeel van een wedland. Derhalve is beleid omtrent deze gebieden niet van toepassing op onderhavig plan. Uit ecologisch onderzoek[4] is gebleken dat mogelijk Kleine modderkruiper en Bittervoorn voorkomen in het gebied. Beide soorten zijn niet aangetroffen, maar hun aanwezigheid valt niet geheel uit te sluiten. Derhalve worden er diverse aanbevelingen gedaan met betrekking tot de uitvoering van voorgenomen ontwikkelingen. Bij inachtneming van deze aanbevelingen vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor onderhavig plan. N.B. In het plangebied staan twee monumentale bomen, te weten platanen. Deze zijn opgenomen op de beschermde bomenlijst, behorende bij de kapverordening. In de voorgenomen ontwikkelingen zullen deze twee bomen worden behouden.
4.9 Archeologie In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden. Planspecifiek Om een goed beeld te krijgen van de mogelijk archeologische waarden in de ondergrond van het plangebied is een archeoogisch verkennend onderzoek [5] uitgevoerd. Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat het uiterste oosten van het plangebied, aan het water, bestaat uit dempingsmateriaal. Hier is de wetering plaatselijk lichtelijk versmald. In de overige delen van het plangebied is er nog een intact veenpakket aangetroffen met daarop een ophogingslaag waarin mogelijk resten aangetroffen
26
kunnen worden in relatie tot de bebouwing in het plangebied die ten minste tweehonderd jaar oud is. Er wordt geadviseerd om in het plangebied vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. De twee meter vanaf de kade kunnen worden vrijgegeven, omdat het hier een opgebracht pakket betreft. Voor praktische redenen is het mogelijk om het onderzoek de vorm van een archeologische begeleiding te geven. Daarnaast wordt geadviseerd om een bouwhistorisch onderzoek uit te laten voeren voor de gebouwen in het plangebied omdat deze definitief zullen verdwijnen. Een bouwhistorisch onderzoek is daarmee een mogelijkheid om de resten ex situ te behouden. De uitvoering van vervolgonderzoek op de locatie wordt bemoeilijkt door het hoge grondwaterpeil, ten tweede zal voor een deel van het onderzoek de bestaande bebouwing eerst gesloopt moeten worden alvorens de waarden bepaald kunnen worden. De uitvoering van het nader archeologisch onderzoek zal plaatsvinden tijdens en na de sloop van de bestaande bebouwing.
4.10 Water Nationaal beleid Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21 e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan. Waterbeleid voor de 21e eeuw De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport „Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw‟ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21 e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.
Waterwet Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de „watersysteembenadering‟. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning. Nationaal Waterplan Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft
27
maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Watertoets De watertoets is als planologisch „instrument‟ ingevoerd om vroegtijdig in een planproces middels overleg tussen initiatiefnemer en hoogheemraadschap nadelige effecten op het watersysteem zo veel mogelijk te beperken. Door middel van overleg in het begin van een planproces kunnen dure of gecompliceerde oplossingen voorkomen worden. Het hoogheemraadschap is daarom voorafgaand aan de formele procedure in het kader van de Wet ruimtelijke ordening geconsulteerd. Beleid Hoogheemraadschap Rijnland Waterbeheerplan 2010-2015 Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: http://www.rijnland.net Keur en Beleidsregels 2009 Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die in 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De “Keur en Beleidsregels” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken), Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels (voluit: Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem 2011 Keur), die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net Riolering en afkoppelen Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat: a. b. c.
het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt; verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt; afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
28
d. e.
huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een afvalwaterzuiveringsinrichting getransporteerd; ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
o o
zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt; lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan. Zorgplicht en preventieve maatregelen voor Hemelwater Voor de verwerking van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven „end-of-pipe‟ maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen door bijvoorbeeld:
o o o o o o o o
duurzaam bouwen; het toepassen berm- of bodempassage; toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen; het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel; adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen); het toepassen van duurzaam onkruidbeheer; de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan; het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto‟s wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke „end-of-pipe‟ aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
29
Planspecifiek In de hiernavolgende afbeelding is een uitsnede van de Legger behorende bij de Keur van Rijnland weergegeven. De gele strook rondom de het wateroppervlak geeft de te hanteren beschermingszone weer.
Uitsnede legger Hoogheemraadschap Rijnland Watercompensatie is noodzakelijk indien er te veel verharding wordt toegevoegd in het plan. Er is een oppervlakteberekening uitgevoerd om te bepalen wat exact de toename van verharding is. Staat van demping en ontgraving Te dempen oppervlaktelichaam (diepte 0,3 m.) Te graven oppervlaktelichaam (diepte 1,5 m.)
96,95 m2
29,09 m3
944,00 m2
1.416,00 m3
Toename aan oppervlaktelichaam
847,05 m2
1.386,92 m3
Staat van verhard oppervlak Bestaand dakoppervlak Bestaande verharding
400,00 m2 395,42 m2
Bestaand verhard oppervlak totaal Nieuw dakoppervlak Nieuwe verharding
795,42 m2 925,64 m2 152,75 m2
Nieuw verhard oppervlak totaal
1.078,39 m2
Toename verhard oppervlak
282,97 m2
30
Het plan blijft onder de norm van wanneer watercompensatie verplicht is. In bijlage [6] zijn de tekeningen opgenomen van het de af te graven en nieuw te verharden delen opgenomen. Voorts is voor het project een watervergunning aangevraagd bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. Daarnaast heeft er ter plaatse vooroverleg plaatsgevonden met de heer M. van Duijn en de heer D. Bakker van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap heeft aangegeven dat er op basis van het huidig beleid geen belemmeringen zijn voor de realisatie van dit project, zodat de aangevraagde watervergunning kan worden afgegeven.
4.11 Verkeer en parkeren Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuwe project op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied. Planspecifiek Jachthaven Hollandia beschikt over een groot parkeerterrein op eigen grond met een capaciteit van circa 60 parkeerplekken. De jachthaven zal gaan beschikken over circa 92 ligplaatsen. Hiervan zijn er 10 binnenligplaatsen voor grote schepen waarvan de auto's geparkeerd worden in een aangrenzende loods. Er zijn dus in totaal 82 ligplaatsen die gebruik maken van de parkeerplaats op eigen terrein. Op een extreem mooie dag kom circa 40% (= 33) hiervan varen. Hiervan komt circa 20% (= 6 a 7) uit Woubrugge zelf. De parkeerplaats van circa 60 parkeerplekken op eigen terrein is ruim voldoende voor de bezoekers van de jachthaven. Het parkeren van de bezoekers zal derhalve geen effect hebben op de woonwijk. Daarnaast leid onderhavig plan, vanwege de kleine schaal, niet tot een ernstige toename van verkeer binnen de woonwijk.
4.12 Duurzaamheid Duurzaam bouwen (DuBo) is het bouwen en beheren van gebouwen en hun omgeving, waarbij de schade voor het milieu in alle stadia, van ontwerp tot sloop, zoveel mogelijk beperkt blijft. Hierbij wordt duurzaam en verantwoord omgegaan met energie, grondstoffen, materialen en gezondheid. Als uitgangspunt geldt dat een lange levensduur, lage onderhoudskosten en een hoge kwaliteit wordt nagestreefd. Duurzaam bouwen levert hiermee een bijdrage aan de duurzame ontwikkeling, niet als toevoeging, maar als integraal onderdeel van het kwaliteitsniveau van een bouwproject. Deze duurzame ontwikkeling moet dan wel een combinatie zijn van:
sociale kwaliteit (beperken van hinder ter bevordering van de leefkwaliteit); milieukwaliteit (lage milieubelasting en hoge kwaliteit); economische kwaliteit (economische vitaliteit van gebouwen, een wijk of stad).
Planspecifiek De gemeente Kaag en Braassem hanteert als uitgangspunt bij bouwprojecten de Regionale DuBoPlus richtlijn 2008 als duurzaam bouwen-maatlat. Voor kleine bouwprojecten als het onderhavige bouwproject informeert de gemeente initiatiefnemers over duurzaam bouwen via het Infoblad Milieuvriendelijk bouwen en verbouwen voor ondernemers.
31
4.13 Economische uitvoerbaarheid Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van „afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek Het project wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie van project zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer, Jachthaven Hollandia B.V.. De kosten voor volgen van de bestemmingsplanprocedure zullen via de gemeentelijke legesverordening aan initiatiefnemer worden doorberekend. Het project wordt gefinancierd uit eigen middelen van initiatiefnemer.
het het de de
In onderhavige situatie wordt voldaan aan gestelde voorwaarden, omdat het kostenverhaal van het project volledig geregeld wordt in de anterieure overeenkomst. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is met het afsluiten van deze anterieure overeenkomst aangetoond.
32
5 Juridische planbeschrijving 5.1 Inleiding Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2008 (SVBP 2008). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
5.2 Bestemmingsregels 5.2.1 Inleidende regels Dit hoofdstuk bevat alle regels die nodig zijn om de overige planregels goed te kunnen hanteren. Begripsomschrijvingen (artikel 1) In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Alleen de begrippen die in aanvulling op het dagelijks spraakgebruik nadere toelichting behoeven zijn opgenomen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de, in dit artikel, aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Wijze van meten (artikel 2) Dit artikel geeft aan hoe de hoogtematen die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, bepaald moeten worden. Hieronder valt tevens de wijze van peilbepaling. 5.2.2 Bestemmingsregels In dit hoofdstuk van de planregels komen de verschillende bestemmingen aan de orde. Per bestemming is, met uitzondering van enkele speciale regelingen, het volgende stramien gehanteerd: Bestemmingsomschrijving Een omschrijving van de functies die bij de bestemming mogelijk zijn. Bouwplanregels Planregels die aangeven waar, wat en hoe hoog gebouwd mag worden. Daarnaast komen in sommige bestemmingsplanregels ook nog de volgende onderdelen voor: Ontheffing van de bouwplanregels en wijzigingsregels. 5.2.3 Algemene regels Anti-dubbeltelregels Deze regel wordt in elk bestemmingsplan opgenomen om te voorkomen dat in feite meer kan worden gebouwd dan in het bestemmingsplan bedoeld is. Dit kan zich voordoen bij woningbouw wanneer (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaar wisselen. In een dergelijk geval worden de nieuw verworven
33
gronden niet meegeteld bij de berekening van de bouwmogelijkheden als dat al voor een in het verleden verleende bouwvergunning gebeurd is. Algemene gebruiksregels Een algemene regel met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken, die alle gebruik van gronden en opstallen verbiedt, dat strijdig is met de aan de gronden gegeven bestemming. Algemene ontheffingsregels In dit bestemmingsplan is een algemene ontheffingsregeling opgenomen die ziet in algemeen voorkomende bouwwerken en afwijkingen van het bestemmingsplan. Algemene wijzigingsregels Deze bevoegdheid heeft betrekking op het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen. 5.2.4 Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Bepalingen, die betrekking hebben op het overgangsrecht: bouwwerken die op het moment van tervisielegging van het plan bestaan, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de in het nieuwe plan gegeven bebouwingsregels. Het gebruik van de gronden en opstallen, dat afwijkt van de planregels in het nieuwe plan. (Slotregels) Deze regel geeft de exacte naam van het bestemmingsplan aan.
5.3 Bestemmingen Gemengd De bestemming gemengd is opgenomen om de combinatie van sloepenloods met de woonbestemming mogelijk te maken. Daarbij is het wonen alleen toegestaan op de verdieping. Uitzondering hierop vormen garages, bergingen en entreeportalen ten behoeve van de woning. Binnen de bestemming is water en groen mogelijk. Het hebben van een beroep aan huis binnen de woningen is mogelijk gemaakt. Steigers en bijvoorbeeld meerpalen zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en worden ook buiten het bouwvlak mogelijk gemaakt(gemeten vanaf peil). Tuin De bestemming tuin is opgenomen voor het deel aan de voorzijde van de nieuwe bebouwing. Hiermee wordt aangesloten op de stedenbouwkundige invulling van het omliggende gebied. Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan. Waarde - Archeologie De dubbelbestemming waarde archeologie is opgenomen om mogelijk archeologische waarden in de ondergrond te beschermen. In het plan zijn regels opgenomen waaraan voldaan moet worden wanneer werkzaamheden uitgevoerd worden die van invloed zijn van deze waarden in de ondergrond. Waterstraat - Waterkering Een deel van het plangebied is gelegen binnen de beschermingszone van de waterkering. Om te waarborgen dat er geen werkzaamheden uitgevoerd worden die de functie van de waterkering kunnen schaden is een dubbelbestemming opgenomen. Het plan schrijft voor dat wanneer binnen deze dubbelbestemming bovenstaande werkzaamheden uitgevoerd worden tevens ontheffing nodig is van het waterschap.
34
6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg. Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Gezien bovenstaande bestaan er planologisch geen bezwaren om medewerking aan het bouwplan te verlenen door daarvoor een bestemmingsplanprocedure te doorlopen.
6.1 Verslag artikel 3.1.1 bro overleg Het bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg, conform art. 3.1.1 Bro voorgelegd aan de vooroverlegpartners. Het waterschap heeft gereageerd op het plan als ook de milieudienst. De opmerkingen van het waterschap zijn verwerkt in het plan. De opmerkingen van de milieudienst zijn t.a.v. het aspect bodem gewijzigd overgenomen. De gewijzigde motivatie is opgenomen in de betreffende paragraaf.
6.2 Verslag zienswijzen Het ontwerpbestemmingsplan het met ingang van donderdag 22 december 2011 gedurende 6 weken voor iedereen ter inzage gelegen. Het Hoogheemraadschap Rijnland heeft in deze periode een zienswijze op het plan ingediend. Het Hoogheemraadschap verzoekt om een dubbelbestemming waterstaat - Waterkering op te nemen in het plan voor de aanwezige waterkering nabij het plan.
35
36
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Akoestisch onderzoek, Nieman B.V., Br110231aaA0.jwo, 22 september 2011 Notitie wegverkeerslawaai, Nieman B.V., Nr110231aaA0.ero, 22 september 2011 Bodemonderzoek, IDDS, 1108D463/PDI/rap1, 26 september 2011 Quickscan ecologie, IDDS B.V., 11085413/NHO/rap1, 8 september 2011 Verkennend archeologisch onderzoek, IDDS, Archeologie, Projectnummer 29740811/48122, september 2011 Tekeningen toename verhard oppervlakte, Teken- en adviesbureau Zevenhoven, oktober 2011
37
38
Planregels
Weteringpad 19 Kaag en Braassem
2
Inhoudsopgave 1 Inleidende regels ..................................................................................................................................... 4 Artikel 1 Begrippen ................................................................................................................................................... 4 Artikel 2 Wijze van meten ......................................................................................................................................... 7
2 Bestemmingsregels ................................................................................................................................. 8 Artikel 3 Gemengd .................................................................................................................................................... 8 Artikel 4 Tuin ............................................................................................................................................................. 9 Artikel 5 Waarde - Archeologie ............................................................................................................................... 10 Artikel 6 Waterstaat - Waterkering ......................................................................................................................... 12
3 Algemene regels .................................................................................................................................... 13 Artikel 7 Anti-dubbeltelregel ................................................................................................................................... 13 Artikel 8 Algemene gebruiksregels .......................................................................................................................... 13 Artikel 9 Algemene afwijkingsregels ....................................................................................................................... 13 Artikel 10 Algemene wijzigingsregels ...................................................................................................................... 14
4 Overgangs- en slotregels ....................................................................................................................... 15 Artikel 11 Overgangsrecht ....................................................................................................................................... 15 Artikel 12 Slotregel .................................................................................................................................................. 15
3
1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1. het plan het bestemmingsplan Weteringpad 19 van de gemeente Kaag en Braassem; 2. aanbouw een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 3. aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 4. aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 5. beroep aan huis een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; 6. bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 7. bedrijfswoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een of meerdere personen, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is; 8. bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GMLbestand NL.IMRO.1884.BPWETERINGPAD19-VAS1 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen indien van toepassing); 9. bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak; 10. bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 11. bijgebouw een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 12. boothuis overdekte steiger in de vorm van een schuur, voor de berging van pleziervaartuigen.
4
13. bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 14. bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; 15. bouwgrens de grens van een bouwvlak; 16. bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 17. bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel; 18. bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 19. bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 20. erotisch getinte vermaaksfunctie een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal; 21. gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 22. hoofdgebouw een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; 23. opgangen construcies of onderdelen van een gebouw die bovenliggende bouwlagen toegankelijk maken. 24. overkapping een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren; 25. peil voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
5
26. pleziervaartuig elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport; 27. prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 28. seksinrichting een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 29. uitbouw een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 30. voorgevel de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt; 31. wijziging een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening; 32. woning een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
6
Artikel 2 Wijze van meten 2.1 Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: 1. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is; 2. de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, balustrades, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 3. de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat balkonhekken tot 1 m bij hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen hierbij niet worden meegerekend; 4. de horizontale diepte van een gebouw de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd; 5. de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 6. de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 7. de oppervlakte van een overkapping tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping. 2.2 Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, buitentrappen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
7
2 Bestemmingsregels Artikel 3 Gemengd 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
berging van pleziervaartuigen; wonen, uitsluitend op de bovenliggende bouwlagen; bergingen, garages, opgangen, entree ten behoeve van de onder b genoemde woningen; het uitoefenen van een beroep aan huis; groen- en watervoorzieningen.
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Gebouwen Ten aanzien van de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels: a. b. c. d. e. f.
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; het aantal woningen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid; goothoogte maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte; bouwhoogte maximaal de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte; ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' is de voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd; in afwijking van het bepaalde onder artikel 3 lid 2.1 sub c mag de maximale goothoogte voor terugliggend tussenliggende bouwdelen, welke op een afstand van minimaal 1,5 meter van de voorgevelrooilijn zijn gelegen, met maximaal 3,5 meter overschreden worden waarbij de maximale bouwhoogte zoals bepaald in artikel 3 lid 2.1 sub d niet overschreden mag worden.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bouwregels: a. b. c.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn maximaal 1,5 m voor overige bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet hoger dan 1 m zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan.
8
Artikel 4 Tuin 4.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; parkeren; water en waterstaatkundige voorzieningen.
Met de daarbij behorende: a. b. c. d.
erfafscheidingen; pergola’s; vijvers; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels Voor het bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen a. b. c.
de maximale hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen; de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen; de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 1 m bedragen.
9
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5.1 Bestemmingsomschrijving De gronden op de verbeelding aangewezen als 'Waarde - Archeologie' zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. 5.2 Bouwregels 1.
2.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in artikel 5 lid 1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Afwijken van de bouwregels Het college van burgemeester en wethouders kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2 sub 1. Deze omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologisch waardvolle objecten worden verwacht. Bovendien kan een omgevingsvergunning worden verleend indien de betrokken archeologische waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorschriften te verbinden, gericht op: a. b. c.
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; het doen van opgravingen; begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 1.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wet\houders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of bouwhoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; c. het verlagen of verhogen van het waterpeil; d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
10
2.
3.
Het verbod van artikel 5 lid 4 sub 1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vrijstelling is verleend, zoals in artikel 5 lid 3 bedoeld; b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning; d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd; e. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien de aanvrager van de vergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologisch waardvolle objecten worden verwacht. Bovendien kan middels een omgevingsvergunning worden afgeweken indien de betrokken archeologische waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking voorschriften te verbinden, gericht op: a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. het doen van opgravingen; c. begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen indien het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
11
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering. 6.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. b. c.
op de gronden mogen ten behoeve van de in artikel 6 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6 lid 2 indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 6.4 Adviesprocedure Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van secundaire bestemmingen te beslissen, wordt door initiatiefnemers schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerders van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
12
3 Algemene regels Artikel 7 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. b. c.
d.
een gebruik van, of het laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken op een wijze of tot een doel in strijd met de gegeven bestemming; een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels 9.1 Afwijkingen Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels: a. b.
c.
d.
ten behoeve van een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw; ten behoeve van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen; en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing; en toestaan dat voor de voorgevel dan wel voorgevel rooilijn gebouwd wordt.
9.2 Voorwaarden voor afwijking Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9 lid 1 kan slechts worden verleend, mits: a. b. c. d.
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad; door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten; de ontheffing voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.
13
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels a. b.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen. De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden: 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad; 2. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is; 3. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is; 4. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zeker gesteld.
14
4 Overgangs- en slotregels Artikel 11 Overgangsrecht 11.1 Overgangsrecht voor bouwwerken a.
b.
c.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan als ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Eenmalig middels een omgevingsvergunning afgeweken van artikel artikel 11 lid 1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel artikel 11 lid 1 sub a met maximaal 10%. artikel 11 lid 1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht voor gebruik a. b.
c.
d.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. artikel 11 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.3 Hardheidsclausule Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 12 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van bestemmingsplan Weteringpad 19 van de gemeente Kaag en Braassem.
15
16
Raadsvergadering Agendapunt Registratienummer Portefeuillehouder(s) Opsteller E-mail Telefoon
: : : : : : :
16 april 2012 6.b 12.037 A.J.M. van Velzen R. van der Plas
[email protected] (071) 3327 265
Onderwerp: Eerste wijziging Verordening Precarioheffing. Beslispunten: de eerste wijziging van de verordening Precarioheffing vast te stellen. Publiekssamenvatting Op 7 november 2011 heeft uw raad de Programmabegroting 2012 vastgesteld. Hierin is bepaald dat de precariotarieven over kabels en leidingen worden aangepast zoals voorgesteld bij de Programmabegroting 2011. Dit besluit voorziet hierin. Inleiding Bij de vaststelling van alle belastingverordeningen in december 2011 is het tarief voor het hebben van kabels en leidingen onjuist, te laag, in de verordening opgenomen. Het langer laten voortbestaan van dit te lage tarief betekent dat de inkomsten in het jaar 2012 lager zullen zijn dan geraamd. Uw raad heeft eerder een besluit genomen, voor het eerst bij de vaststelling van de Programmabegroting op 8 november 2010 en daarna op 7 november 2011, bij de vaststelling van de Programmabegroting 2012, welk besluit betekent dat de precariotarieven op kabels en leidingen in de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014 verhoogd worden. Het is daarom nodig een besluit te nemen dat ertoe leidt dat de juiste inkomsten kunnen worden geïnd. Beoogd resultaat Het rechtmatig heffen van gemeentelijke belastingen, heffingen en retributies. Kader Gemeentewet, Kadernota 2012 en de Programmabegroting 2012. Argumenten In de Kadernota staat voor 2012 een bedrag aan precario-opbrengsten geraamd van € 1.135.582,00. Bij de vaststelling van de programmabegroting 2012 is in het besluit verwezen naar de bedragen zoals die zijn genoemd in de Kadernota 2012. De verhoging van het tarief gaat op basis van dit voorstel in op 1 mei 2012. Om aan de geraamde inkomsten te komen is het tarief zodanig gesteld dat het bedrag aan inkomsten wordt verkregen over de resterende periode van het belastingjaar 2012, te weten 8 maanden.
12.037 Rv eerste wijziging Verordening Precarioheffing 2012
16 april 2012
Pagina 1 van 2
Financiële consequenties De financiële consequenties van dit voorstel komen overeen met de geraamde opbrengsten die zijn opgenomen in de Kadernota 2012 en Programmabegroting 2012 ad € 1.135.582,- (afgerond € 1.136.000,-). Communicatie en realisatie Na de vaststelling wordt de gewijzigde verordening gepubliceerd opdat de inwerkingtreding kan plaatsvinden per 1 mei 2012.
Roelofarendsveen, 13 maart 2012 Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, de gemeentesecretaris, de burgemeester, M.E. Spreij mr. K.M. van der Velde-Menting
Bijlagen ter inzage Kadernota 2012 Verordening op de heffing en de invoering van de precariobelasting 2012
12.037 Rv eerste wijziging Verordening Precarioheffing 2012
16 april 2012
Pagina 2 van 2
De raad van de gemeente Kaag en Braassem; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 maart 2012; gelet op het bepaalde in artikel 228 Gemeentewet;
b e s l u i t:
vast te stellen de VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN DE PRECARIOBELASTING 2012, EERSTE WIJZIGING Artikel I Wijziging verordening De verordening wordt gewijzigd als volgt: Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:
1. De precariobelasting bedraagt per jaar voor het hebben van leidingen, kabels en buizen per strekkende meter onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, met ingang van 1 mei 2012 € 1,68. Artikel II 1. Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die waarop zij is bekendgemaakt. 2. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening precariobelasting 2012, eerste wijziging”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 16 april 2012 de griffier, de voorzitter, drs. B.S.M. Sepers mr. K.M. van der Velde-Menting
12.037 Rb eerste wijziging verordening precarioheffing 2012
16 april 2012
Pagina 1 van 1
Raadsvergadering Agendapunt Registratienummer Portefeuillehouder(s) Opsteller E-mail Telefoon
: : : : : : :
16 april 2012 6.c 12.035 J.B. Uit den Boogaard M. Radema
[email protected] (071) 3327 488
Onderwerp: Toetreding van de gemeente Lisse tot de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland. Beslispunten: 1. Akkoord gaan met de toetreding van de gemeente Lisse tot de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland met ingang van 1 juni 2012; 2. aan het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst West-Holland de bevoegdheid verlenen om van deze datum af te wijken en een nieuwe datum vast te stellen. Publiekssamenvatting De gemeente Lisse wil per 1 juni 2012 toetreden tot de gemeenschappelijke regeling Omgevingdienst West-Holland. Hiervoor moeten alle betrokken bestuursorganen een positief besluit nemen. Inleiding De gemeente Lisse heeft te kennen gegeven toe te willen treden tot de gemeenschappelijke regeling Omgevingdienst West-Holland (tot 1 januari 2012: ‘de gemeenschappelijke regeling Milieudienst West-Holland’). Alle deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling, de bestuursorganen van de aangesloten gemeenten en de provincie Zuid-Holland, dienen te besluiten dat de gemeente Lisse per 1 juni 2012 toetreedt tot de gemeenschappelijke regeling van de Omgevingsdienst West-Holland. Beoogd resultaat De aansluiting van de gemeente Lisse bij de gemeenschappelijke regeling Omgevingdienst WestHolland. Kader De Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeenschappelijke regeling Omgevingdienst West-Holland. Argumenten Op 12 december 2011 heeft het algemeen bestuur van de Omgevingdienst West-Holland besloten akkoord te gaan met toetreding van de gemeente Lisse tot de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland met ingang van 1 juni 2012. Het algemeen bestuur verzoekt de deelnemers eensluidend te besluiten. Dit besluit dient genomen te worden door alle bestuursorganen van de gemeente, te weten, burgemeester, 12.035 Toetreding Lisse tot de Omgevingsdienst West-Holland
16 april 2012
Pagina 1 van 2
college en raad. Om toetreding per 1 juni 2012 mogelijk te maken dienen deze besluiten alle voor 1 juni getekend aan de Omgevingsdienst te worden toegezonden. De gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland behoeft geen aanpassing in verband met de toetreding. De provincie Zuid-Holland is met ingang van 1 januari 2012 tot de genoemde regeling toegetreden en neemt dus deel aan de besluitvorming rond deze toetreding. Uitgangspunt is dat de formele toetreding plaatsvindt op 1 juni 2012. Mocht dit onverhoopt niet mogelijk zijn dan is het dagelijks bestuur gerechtigd een nieuwe datum vast te stellen. Dit om te voorkomen dat alleen voor het wijzigen van de datum van toetreden opnieuw een uitgebreide besluitronde nodig is. Draagvlak In het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst is een positief besluit genomen over de toetreding van de gemeente Lisse. Financiële consequenties Er zijn geen financiële consequenties. Communicatie Het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst West-Holland zal van dit besluit op de hoogte worden gebracht. Realisatie Nadat alle betrokken bestuursorganen een positief besluit hebben genomen zal de gemeente Lisse per 1 juni 2012 toetreden. Roelofarendsveen, 14 februari 2012 Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, de gemeentesecretaris, de burgemeester, M.E. Spreij mr. K.M. van der Velde-Menting
Bijlagen ter inzage: Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland
12.035 Toetreding Lisse tot de Omgevingsdienst West-Holland
16 april 2012
Pagina 2 van 2
De raad van de gemeente Kaag en Braassem; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 februari 2012; overwegende dat het algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst West-Holland in verband met de toetreding van de gemeente Lisse tot de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland voorstelt met deze toetreding in te stemmen; dat in verband met de toetreding de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst WestHolland geen aanpassing behoeft; gelet op de de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
b e s l u i t:
1. akkoord te gaan met toetreding van de gemeente Lisse met ingang van 1 juni 2012 tot de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland; 2. aan het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst West-Holland de bevoegdheid te verlenen van de voornoemde datum af te wijken en een nieuwe datum vast te stellen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 16 april 2012 de griffier, de voorzitter, drs. B.S.M. Sepers mr. K.M. van der Velde-Menting
12.035 Rb Toetreding Lisse tot de Omgevingsdienst West-Holland
16 april 2012
Pagina 1 van 1
Regeling Omgevingsdienst West-Holland* (geconsolideerde tekst)
Regeling Milieudienst West-Holland, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 27 december 2000 en als volgt gewijzigd: l e Wijziging door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedgekeurd op 8 april 2003, 2e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten in werking op 1 oktober 2006, 3 e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten in werking op 29 mei 2009 4e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten in werking op 1 januari 2011, 5e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten in werking op 1 januari 2012, 6e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten en provincie in werking op 1 januari 2012.
Inhoud Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk
1 2 3 4
Begripsbepalingen Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam Doel en taken Het algemeen bestuur
Paragraaf 1 Paragraaf 2 Paragraaf 3 Paragraaf 4
Samenstelling Stemverhouding Taken en bevoegdheden Werkwijze
Hoofdstuk 5
Het dagelijks bestuur
Paragraaf 1 Paragraaf 2 Paragraaf 3 Paragraaf 4
Samenstelling Stemverhouding Taken en bevoegdheden Werkwijze
Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Informatieplicht De voorzitter Commissies De secretaris De omgevingsdienst Personeel Financiële bepalingen Het archief Geschillenregeling Slot- en overgangsbepalingen
3 3 4 5
.10 .10 .11 .11 .11 .12 .13 .15 .16 .16
Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen Artikel 1 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder: a. de regeling : deze gemeenschappelijke regeling; b. deelnemer : de rechtspersoon achter de aan de regeling deelnemende bestuursorganen; c. deelnemende gemeente : aan deze regeling deelnemende gemeente; d. de wet : de Wet gemeenschappelijke regelingen; e. het werkgebied : het grondgebied van de deelnemende gemeenten, alsmede het grondgebied van andere gemeenten binnen de regio Holland-Rijnland voor zover het betreft taken en bevoegdheden van de provincie Zuid-Holland zoals genoemd in artikel 6, eerste lid, onder f van deze regeling; f. de omgevingsdienst : het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling; g. de directeur : de functie als bedoeld in artikel 27 van de regeling; h. gedeputeerde staten : Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland; i. de provincie : de provincie Zuid-Holland. 2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen voor zover mogelijk in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk de omgevingsdienst, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. 3. Waar in de regeling artikelen van de Provinciewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen voor zover mogelijk in die artikelen in de plaats van de provincie, provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van de Koningin, onderscheidenlijk de omgevingsdienst, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. Hoofdstuk 2 Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam Artikel 2 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd Omgevingsdienst West-Holland; 2. De omgevingsdienst is gevestigd in Leiden. Artikel 3 Het bestuur van de omgevingsdienst bestaat uit: a. het algemeen bestuur; b. het dagelijks bestuur; c. de voorzitter. Artikel 4 (gereserveerd)
Hoofdstuk 3 Doel en taken Artikel 5 De regeling wordt getroffen ter ondersteuning van de belangen op het gebied van omgeving en milieu, met name ter behartiging van het gemeentelijk belang van de beleidsontwikkeling op het gebied van omgeving en milieu en een efficiënte en doelmatige uitvoering van de gemeentelijke en provinciale omgevings- en milieutaken in een samenwerkingsverband. Artikel 6 1. Aan de omgevingsdienst komen, onverminderd het bepaalde in artikel 25, ter behartiging van de belangen waarvoor de regeling is getroffen, de volgende taken en bevoegdheden toe: a. Het verrichten van adviserende, ondersteunende en voorbereidende werkzaamheden op het gebied van de zorg voor het milieu en de uitvoering van programma's en projecten op het gebied van milieu; b. De voorbereiding van besluiten ten aanzien van aanvragen om een omgevingsvergunning voor zover deze betrekking hebben op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e en onderdeel i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; c. Het namens de deelnemende colleges van burgemeester en wethouders uitvoeren van de bij of krachtens de navolgende wetten toebedeelde taken en bevoegdheden: 1° de Wet milieubeheer, met uitzondering van de titels 10.4 en 10.5 en artikel 10.63, eerste lid, Wet milieubeheer; 2° de Wet geluidhinder; 3 de Wet bodembescherming; 4° de handhavings- en toezichtstaken bij of krachtens de onder 1° tot en met 3° genoemde wetten; d. Het namens de deelnemende colleges van burgemeester en wethouders voor zover daartoe mandaat is verleend: 1° uitvoeren van de bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht toebedeelde taken en bevoegdheden voor zover deze taken en bevoegdheden uitsluitend betrekking hebben op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e en onderdeel i, van die wet; 2° tevens uitvoeren van de milieu-, de handhavings- en de toezichtstaken op grond van andere wet- en regelgeving dan genoemd in onderdeel c, onder 1 ° tot en met 3°;
e. De taken en bevoegdheden zoals bedoeld in onderdeel c en d worden uitgevoerd met inachtneming van het door de betreffende gemeente dan wel het dagelijks bestuur van de omgevingsdienst vastgestelde beleid. f.
Het namens gedeputeerde staten en voor zover daartoe mandaat is verleend uitvoeren van de volgende taken en bevoegdheden, met inachtneming van het door de provincie vastgestelde beleid: 1 ° de taken en bevoegdheden als bedoeld in onderdeel c en onderdeel d, onder 1 , voor zover gedeputeerde staten het bevoegd gezag zijn; 2° de taken en bevoegdheden bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover gedeputeerde staten het bevoegd gezag zijn. 3° de milieu-, de handhavings- en de toezichtstaken op grond van andere wet- en regelgeving dan onder 1 ° en 2° genoemd.
2. Aan de omgevingsdienst komen voorts de volgende taken en bevoegdheden toe: a. het voor de deelnemende gemeenten ontwikkelen, uitvoeren en handhaven van een gemeenschappelijk milieubeleid; b. het opstellen en vaststellen van een bedrijfsplan en beleidsplannen van de omgevingsdienst; c. het jaarlijks vaststellen van eenjaarverslag en het in artikel 12, tweede lid, bedoelde programma. 3. Voor zover bij de mandaatverlening niet anders is bepaald kan ten aanzien van de aan de omgevingsdienst in mandaat toekomende taken en bevoegdheden ondermandaat worden verleend. 4. Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen ter bescherming van het milieu, de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in eerste lid gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het in werking treden van deze regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door hun wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die in de genoemde artikelleden aan de omgevingsdienst zijn opgedragen. Artikel 7 1. De omgevingsdienst is bevoegd tot het verrichten van diensten, voor zover deze vallen binnen het kader van de in artikel 5 vermelde belangen, voor andere dan de deelnemende gemeenten en/of derden, met een publiekrechtelijke taak en/of bevoegdheid. 2. Een besluit tot dienstverlening als bedoeld in het eerste lid wordt genomen door het dagelijks bestuur en vermeldt de wijze van kostenverrekening en de overige voorwaarden. Artikel 8 1. Het provinciebestuur dan wel de besturen van de deelnemende gemeenten stellen, voor zover de omgevingsdienst daarin een bijdrage kan leveren of daarin een taak heeft, onderwerpen die een relatie hebben met het milieubeleid bij de omgevingsdienst voor overleg of advies, aan de orde. 2. De omgevingsdienst kan ongevraagd zijn zienswijze kenbaar maken aan het gemeentebestuur of provinciebestuur omtrent onderwerpen die behoren tot de taakstelling van de omgevingsdienst; Artikel 9 (Vervallen) Hoofdstuk 4 Het algemeen bestuur Paragraaf 1 Samenstelling Artikel 10 1. Aan het hoofd van de omgevingsdienst staat het algemeen bestuur. 2. De raden van de gemeenten wijzen elk uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, en uit hun wethouders 2 leden en 1 plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan met dien verstande dat tot de aangewezen leden in ieder geval behoort een lid van de colleges van burgemeester en wethouders .
3. Gedeputeerde staten wijzen uit hun midden 2 leden en 1 plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. 4. De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur als bedoeld in het tweede lid geschiedt voor dezelfde periode als waarvoor de raden worden benoemd en vindt plaats in de eerste vergadering of uiterlijk zes weken na de eerste vergadering van de nieuwe zittingsperiode van de raden. 5. De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur door gedeputeerde staten geschiedt voor dezelfde periode als waarvoor gedeputeerde staten worden benoemd en vindt plaats in de eerste vergadering of uiterlijk zes weken na de eerste vergadering van de nieuwe zittingsperiode van gedeputeerde staten. 6. Bij tussentijds ontslag op grond van artikel 16, derde lid, voorziet de raad van de betreffende gemeente of, voor zover van toepassing, gedeputeerde staten zo spoedig mogelijk opnieuw in de aanwijzing van een lid van het algemeen bestuur. 7. De leden van het algemeen bestuur treden af op het moment van tussentijds verlies van het lidmaatschap van de raad of van gedeputeerde staten welke hen heeft aangewezen of van het voorzitterschap van de raad of van gedeputeerde staten die hen heeft aangewezen. 8. De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het algemeen bestuur in functie treden. 9. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de voorzitter van de raad die hen heeft aangewezen, op de hoogte. Leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien. Paragraaf 2 Stemverhouding Artikel 11 1. Het aantal stemmen per deelnemer is gerelateerd aan de inkomsten per deelnemer als bedoeld in artikel 31, eerste lid. 2. Het aantal stemmen van de provincie is niet hoger dan van de gemeente met de meeste stemmen. 3. Het aantal stemmen per deelnemer wordt jaarlijks door het dagelijks bestuur op de eerste vergadering van het jaar vastgesteld aan de hand van de voor dat jaar vastgestelde begroting van de omgevingsdienst. Het aantal stemmen zoals bedoeld in deze eerst volzin wordt afgerond naar met meest dichtstbijzijnde even getal. 4. Het aantal stemmen per lid in het algemeen bestuur wordt berekend door het aantal stemmen per deelnemer te delen door twee. 5. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen. 6. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van het aantal uitgebrachte stemmen.
Indien gedurende het jaar sprake is van toetredende deelnemers, wordt in afwijking van het derde lid, tussentijds de stemverhouding vastgesteld met inachtneming van de in dit artikel vastgestelde methodiek. Paragraaf 3 Taken en bevoegdheden Artikel 12 1. Aan het algemeen bestuur behoren alle taken en bevoegdheden die aan de omgevingsdienst bij of krachtens deze regeling zijn opgedragen en die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 33 van de wet kan het algemeen bestuur, naar door deze te stellen regelen, het uitoefenen van deze taken en bevoegdheden opdragen aan het dagelijks bestuur. 2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 heeft het algemeen bestuur tot taak het bevorderen van een goede intergemeentelijke samenwerking en stelt mede hiertoe jaarlijks voor de deelnemende gemeenten een regionaal milieuprogramma op van de in het volgende begrotingsjaar te verrichten werkzaamheden, vergezeld van een meerjarenbeeld voor de daarop volgende vier jaren. 3. Het in het tweede lid bedoelde programma wordt niet vastgesteld dan nadat de raad en provinciale staten een ontwerp-besluit is toegezonden en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen 4.
(vervallen)
5. Naast de uitoefening van de taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het algemeen bestuur in elk geval belast met en bevoegd tot: a. het vast- en bijstellen van de bedrijfs- en beleidsplannen van de omgevingsdienst en het vaststellen van het milieubeleidsplan; b. het vaststellen en wijzigen van de begroting; c. het vaststellen van de rekening; d. het vaststellen van de winstbestemming/verliesdekking; e. het vaststellen van het werkplan en het strategisch organisatieplan van de omgevingsdienst; f. het vaststellen van voorwaarden voor toetreding; g. het opleggen van voorwaarden voor uittreding; h. het doen van voorstellen tot toetreding en uittreding van andere deelnemers; i. het vaststellen van de instructie van de directeur; j . het vaststellen van de tarieven van de omgevingsdienst. Paragraaf 4 Werkwijze Artikel 13 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel ten minste een vijfde van het aantal leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt. 2. Voor zover in deze regeling niet anders is bepaald, zijn de artikelen 17, 19, 20, 22, 26, 28 tot en met 33 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat de in artikel 19, tweede lid, bedoelde openbare kennisgeving op verzoek van de voorzitter tevens geschiedt door de burgemeesters der gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze.
Artikel 14 Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Artikel 15 1. De vergaderingen van het algemeen bestuur worden in het openbaar gehouden. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. 2. Leden van de raden van de deelnemende gemeenten en van gedeputeerde staten die geen lid zijn van het algemeen bestuur, zijn bevoegd kennis te nemen van stukken, waarvoor een verplichting tot geheimhouding is opgelegd. Op hen zijn de in de wet en in het reglement van orde vermelde bepalingen met betrekking tot de geheimhouding van overeenkomstige toepassing. Artikel 16 1. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad of gedeputeerde staten welke hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door de raad of gedeputeerde staten, of een of meer leden daarvan, worden verlangd op de in die gemeente of bij de provincie gebruikelijke wijze. 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad of gedeputeerde staten die het lid heeft aangewezen, op de in die gemeente of bij de provincie gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid. 3. Indien een lid van het algemeen bestuur niet meer het vertrouwen bezit van de raad of gedeputeerde staten welke hem heeft aangewezen, kan deze hem als zodanig ontslaan. Hoofdstuk 5 Het dagelijks bestuur Paragraaf 1 Samenstelling Artikel 17 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit één lid per deelnemer, inclusief de voorzitter. De leden worden door en uit het algemeen bestuur gekozen, met dien verstande dat per gemeente op aanbeveling van de raad van die gemeente één lid voor het dagelijks bestuur wordt aangewezen. Het aan te wijzen lid, inclusief de voorzitter voor zover afkomstig van de gemeenten, dient deel uit te maken van het college van burgemeester en wethouders. 2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling. 3. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen, die door ontslag, overlijden of anderszins openvallen, vindt plaats uiterlijk één maand na dat openvallen. 4. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur. 5. Een lid van het dagelijks bestuur kan als zodanig door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn artikel 50 van de Gemeentewet en artikel 50 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2 Stemverhouding Artikel 18 1. Ieder lid in het dagelijks bestuur, inclusief de voorzitter, heeft één stem in het dagelijks bestuur. 2. Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd. 3. Bij het staken van de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, dan beslist de stem van de voorzitter. Paragraaf 3 Taken en bevoegdheden Artikel 19 1. Aan het dagelijks bestuur is opgedragen: a. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd; b. het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur; c. het opstellen van bedrijfs- en beleidsplannen van de omgevingsdienst; d. het beheer van de financiële administratie van de omgevingsdienst; e. de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding; f. (vervallen) g. het stimuleren en coördineren van het overleg tussen de deelnemers; h. het voorstaan van de belangen van de omgevingsdienst bij andere overheden, instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor de omgevingsdienst van belang is; i. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles, wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit; j . het houden van een gedurig toezicht op al hetgeen de omgevingsdienst aangaat. 2. Het dagelijks bestuur oefent, indien het algemeen bestuur ingevolge artikel 12, eerste lid, daartoe besluit, de desbetreffende aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit. 3. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur. 4. De leden van het dagelijks bestuur geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig zijn. 5. De leden van het dagelijks bestuur geven - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle inlichtingen. 6. Het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de leden 3, 4 en 5 bepaalde.
Paragraaf 4 Werkwijze Artikel 20 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig oordeelt often minste twee andere leden van het dagelijks bestuur zulks, schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken. 2. De artikelen 56 tot en met 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. Hoofdstuk 6 Informatieplicht Artikel 21 1. Het algemeen en het dagelijks bestuur alsmede de voorzitter geven aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten ongevraagd de informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur van de omgevingsdienst gevoerde en te voeren beleid nodig is. 2. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten de inlichtingen die door een of meer leden van die raden of gedeputeerde staten worden verlangd. 3. Het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde. Hoofdstuk 7 De voorzitter Artikel 22 1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen. 2. De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. 3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. 4. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid van dit bestuur. 5. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan. De artikelen 32a en 59a van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats komen van griffier en secretaris in die artikelen, de secretaris van de omgevingsdienst. 6. De voorzitter vertegenwoordigt de omgevingsdienst in en buiten rechte. Indien de gemeente of de provincie van waaruit de voorzitter afkomstig is partij is in een geding waarbij de omgevingsdienst betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dat bestuur deze bevoegdheid uit. 7. In spoedeisende ge\ allen is de voorzitter bevoegd voorlopige maatregelen te nemen, die hij in de eerstvolgende vergadering van het dagelijks bestuur ter bekrachtiging aanbiedt.
10
Hoofdstuk 8 Commissies Artikel 23 1. Het algemeen bestuur is bevoegd commissies in te stellen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de wet. 2. De Commissie voor het Bezwaarschrift van de gemeente Leiden is bevoegd tot het adviseren van gemeenten inzake ingediende bezwaarschriften tegen door de omgevingsdienst in mandaat genomen besluiten. Hoofdstuk 9 De secretaris Artikel 24 1. De directeur van de milieudienst treedt op als secretaris van het algemeen en het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur wijst een ambtenaar van de milieudienst aan als waarnemend secretaris. 2. De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter behulpzaam bij de vervulling van hun taak en heeft in het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur een raadgevende stem. 3. Alle stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door hem mede ondertekend. 4. Artikel 59a, derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. Hoofdstuk 10 De omgevingsdienst Artikel 25 1. De omgevingsdienst verricht, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden, adviserende, ondersteunende en voorbereidende werkzaamheden op het gebied van de zorg voor het milieu, voor zover daartoe mandaat is verleend als bedoeld in artikel 6. 2. De omgevingsdienst heeft tot taak het klantgericht en zo doeltreffend en doelmatig mogelijk uitvoeren van de taken van de omgevingsdienst. Hieronder kan worden verstaan: a. het voor de gemeenten opstellen van een gemeenschappelijk milieubeleid en het in artikel 12, tweede lid, van deze regeling bedoelde programma; b. alle adviserende, technische, administratieve en juridische werkzaamheden, benodigd voor een zorgvuldige besluitvorming ter behartiging van het in artikel 5 genoemde doel; c. het adviseren en zonodig ondersteunen van de gemeenten voor wat betreft het milieuaspect bij het ontwerpen van de (locale) beleidsplannen op de beleidsterreinen Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Verkeer en Vervoer en Economische Ontwikkeling en bij de uitvoerende werkzaamheden op deze beleidsterreinen voor zover betrekking hebbende op milieu-aspecten; d. het verzorgen van milieucommunicatie; e. het in ontvangst nemen, verwerken en behandelen van milieuklachten; f. (vervallen) g. het verrichten dan wel laten verrichten van reguliere metingen / onderzoek omtrent onder andere geluidhinder, bodem- en luchtverontreiniging dan wel overige relevante metingen / onderzoek; h. management en ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de hiervoor genoemde werkzaamheden;
11
i. j.
het voor de deelnemende gemeenten onderhouden, voeden en uitbouwen van een bedrijfsregistratiesysteem en het verzamelen en be- of verwerken van milieurelevante gegevens; (vervallen).
3. Met betrekking tot de in het eerste en tweede lid genoemde taken en tot de uitvoering en nadere invulling van de in het tweede lid genoemde werkzaamheden worden door de omgevingsdienst en elk van de deelnemende gemeenten en de provincie schriftelijke werkafspraken gemaakt in de vorm van (meerjaren) contracten, waarin in ieder geval wordt vastgelegd welke producten en diensten de omgevingsdienst aan de deelnemende gemeenten en de provincie zal leveren en wat de kosten daarvan zullen zijn. 4. In aanvulling op het bepaalde in het tweede lid kan de omgevingsdienst op verzoek van een deelnemende gemeente of van de provincie andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden verrichten op het gebied van de milieuzorg voor zover dit geen verstoring van de nakoming van de in het derde lid genoemde contracten veroorzaakt. 5. Indien een verzoek als bedoeld in het vierde lid leidt tot verstoring van de in het tweede lid genoemde werkzaamheden, kan dat verzoek eerst dan worden ingewilligd als deze werkzaamheden zijn vastgelegd in de schriftelijke werkafspraken als genoemd in het derde lid en voorts als voorzien is in de voor deze werkzaamheden benodigde capaciteit. 6. De omgevingsdienst is bevoegd tot het verrichten van diensten voor andere dan deelnemende gemeenten en/of derden, met een publiekrechtelijke taak en/of bevoegdheid., voor zover deze vallen onder de taken als bedoeld in het tweede lid en dit geen verstoring van de nakoming van de in het derde lid genoemde contracten veroorzaakt. Artikel 7, tweede lid van deze regeling is van overeenkomstige toepassing. Artikel 26 (Vervallen) Hoofdstuk 11 Personeel Artikel 27 1. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur van de omgevingsdienst, op voordracht van ten minste twee leden van het dagelijks bestuur. 2. De instructie van de directeur wordt door het algemeen bestuur vastgesteld. 3. De directeur is onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur belast met de leiding van de omgevingsdienst en de zorg voor een juiste taakvervulling in de organisatie. Artikel 28 1. De benoeming, schorsing en ontslag van personeelsleden van de omgevingsdienst als ambtenaar, dan wel volgens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, geschiedt door het dagelijks bestuur met inachtneming van de door het algemeen bestuur vastgestelde formatie. 2. Op het personeel in dienst van de omgevingsdienst zijn de rechtspositieregelingen van de gemeente Leiden van overeenkomstige toepassing. De directeur is bevoegd hiervan af te wijken.
12
3. Indien (in voorbereiding zijnde) rechtspositionele besluiten van de gemeente Leiden door het dagelijks bestuur van de omgevingsdienst als niet toepasbaar worden beschouwd, stelt het algemeen bestuur, gehoord het georganiseerd overleg van de omgevingsdienst, op die onderdelen een eigen regeling vast, welke regeling instemming van het georganiseerd overleg behoeft. 4. Waar in de in het derde lid bedoelde regelingen wordt gesproken van 'gemeenteraad, burgemeester en wethouders, burgemeester en hoofd van dienst' wordt voor de toepassing in het kader van deze gemeenschappelijke regeling respectievelijk gelezen: algemeen bestuur, dagelijks bestuur, voorzitter en directeur. Hoofdstuk 12 Financiële bepalingen Artikel 29 (vervallen) Artikel 30 (vervallen) Artikel 31 1. De kosten van de omgevingsdienst worden gedekt uit de inkomsten uit de met de deelnemers afgesloten (meerjaren) contracten. 2. Tot de kosten \an de omgevingsdienst worden, naast de directe uitvoeringskosten, tevens gerekend de overheadkosten en de kapitaalslasten. 3. De tarieven worden jaarlijks met ingang van 1 januari verhoogd met de indexering zoals vastgesteld in de begroting voor het desbetreffend jaar. Artikel 32 1. De door de gemeenten en provincie op grond van de afgesloten contracten verschuldigde bedragen worden door de omgevingsdienst periodiek, en gespecificeerd naar producten en diensten, gefactureerd en zijn door de gemeenten en provincie bij vooruitbetaling verschuldigd. 2. In geval van niet tijdige betaling van de op grond van dit artikel door de deelnemende gemeenten en provincie verschuldigde bedragen, wordt de wettelijke rente in rekening gebracht. Artikel 33 1. De overige uit deze regeling voortvloeiende gezamenlijke inkomsten en uitgaven worden met de deelnemers verrekend naar evenredigheid van de inkomsten per deelnemer als bedoeld in artikel 31, eerste lid. De verrekening wordt door het dagelijks bestuur op de eerste vergadering van het jaar vastgesteld aan de hand van de voor dat jaar vastgestelde begroting en rekening van de omgevingsdienst met de peildatum 1 januari van het voorgaande jaar. 2. Het algemeen bestuur bepaalt elk jaar bij het vaststellen van de begroting voorlopig het aandeel van elke deelnemer in de voor het begrotingsjaar geraamde kosten.
13
Artikel 33a De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat de omgevingsdienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. Artikel 33b 1. Indien aan het algemeen bestuur van de omgevingsdienst blijkt dat een gemeente weigert de verplichte uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet. 2. Indien aan het algemeen bestuur van de omgevingsdienst blijkt dat de provincie weigert de verplichte uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 198 en 199 van de Provinciewet. Artikel 34 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerp-begroting op van inkomsten en uitgaven en legt deze ter besluitvorming voor aan het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur doet het algemeen bestuur tijdig voorstellen tot wijziging van de begroting toekomen. 2. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van de begroting, dan wel het ontwerp van begrotingswijzigingen, met de daarbij behorende aanbiedingsbrief en toelichting, zes weken voordat deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de gemeenten en aan provinciale staten. Ontwerp-begrotingwijzigingen worden alleen aangeboden aan de raden van de gemeenten en aan provinciale staten waarvan de bijdrage, als gevolg van de begrotingswijziging, verandert. 3. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. 4. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Artikel 35 (vervallen) Artikel 36 1. Het algemeen bestuur stelt de rekening van inkomsten en uitgaven vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft. 2. Het dagelijks bestuur biedt daartoe jaarlijks, zo spoedig mogelijk na beëindiging van elk dienstjaar, de rekening van inkomsten en uitgaven aan het algemeen bestuur aan. De directeur doet de rekening van inkomsten en uitgaven aan het dagelijks bestuur toekomen. De aanbieding aan het algemeen bestuur gaat vergezeld van een verantwoording en van een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening. 3. Het dagelijks bestuur zendt een afschrift van de rekening aan de raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten toe.
14
4. Het dagelijks bestuur zendt de rekening van inkomsten en uitgaven binnen twee weken na de vaststelling doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Artikel 37 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de financiële administratie en met betrekking tot het kasbeheer. 2. Het algemeen bestuur stelt een regeling vast omtrent de verzekering van de gelden van de omgevingsdienst tegen benadeling. Artikel 38 Uiterlijk binnen een maand na de vaststelling van de rekening doet het dagelijks bestuur aan elke gemeente en aan de provincie mededeling van het over het betreffende jaar verschuldigde aandeel. Artikel 39 Het dagelijks bestuur draagt elk jaar vóór 15 juli zorg voor de samenstelling van een verslag met betrekking tot de door de omgevingsdienst over het afgelopen jaar verrichte werkzaamheden. Het algemeen bestuur stelt het verslag vast en draagt zorg voor de toezending aan de gemeenten en de provincie. Artikel 39a Deelnemers dragen zorg voor de continuïteit van de omgevingsdienst. Deelnemers stellen de omgevingsdienst als eerste partij in de gelegenheid om taken uit te voeren, zoals bedoeld in artikel 5, 6 en 25 van deze regeling genoemde doelen en taken, alvorens deze aan derden uit te besteden. Artikel 39b Het algemeen bestuur stelt een Hquidatieplan op dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de omgevingsdienst over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze. Hoofdstuk 13 Het archief Artikel 40 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden en het toezicht op de vorming en het beheer van de archiefbescheiden overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling; deze regeling wordt medegedeeld aan de gemeentelijke archivaris of de streekarchivaris, aan de provinciale inspecteur en aan gedeputeerde staten. 2. Gedeputeerde staten oefenen toezicht uit op de in het vorige lid aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig artikel 27 en 33 van de Archiefwet 1995. 3. De secretaris is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden als bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de daar genoemde regeling.
15
4. Voor de bewaring van de op grond van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen wordt door het dagelijks bestuur gebruik gemaakt van de door de desbetreffende gemeente en de provincie aangewezen archiefbewaarplaats. Tevens wordt er een archiefbewaarplaats aangewezen voor de dossiers van de omgevingsdienst;
Hoofdstuk 14 Geschillenregeling Artikel 41 1. Geschillen, voortvloeiende uit deze regeling worden, voordat door de deelnemers van een daarvoor openstaande wettelijke voorziening gebruik wordt gemaakt, door het algemeen bestuur voorgelegd aan een door hem in te stellen geschillencommissie. 2. De geschillencommissie bestaat uit drie leden en is samengesteld uit: een voorzitter van de Commissie voor het Bezwaarschrift van de gemeente Leiden, een voorzitter van de Commissie voor de bezwaarschriften van één van de overige deelnemers, een door hen beiden aan te wijzen derde, die tevens voorzitter is van een Commissie voor de bezwaarschriften. 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen en brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen. 4. Het algemeen bestuur kan een termijn vaststellen, binnen welke de geschillencommissie advies moet uitbrengen. Hoofdstuk 15 Slot- en overgangsbepalingen Artikel 42 1. Deze regeling treedt in werking op een door het algemeen bestuur te bepalen tijdstip. Elk van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten en Gedeputeerde staten dragen zorg voor de opname in het register als bedoeld in artikel 27 van de wet, respectievelijk artikel 52, eerste lid, onder j van de wet. 2. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. 3. Een voorstel tot wijziging van de regeling kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door de besturen van een deelnemer; in het laatste geval wordt een zodanig voorstel ingediend bij het algemeen bestuur, die dit voorstel eventueel vergezeld van een advies, aan de besturen van de deelnemers ter vaststelling aanbiedt. 4. De artikelen 5, 6, 11, 18, 22, leden 1 en 2, 31, leden 1 en 2, 32, 33, 45, 46 en 47 kunnen slechts worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van de besturen van de deelnemers. 5. De niet in het vierde lid van dit artikel genoemde artikelen worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van de besturen van ten minste tweederde van de deelnemers. 6. De bestuursorganen van een deelnemer, die - binnen een halfjaar nadat een voorstel tot wijziging, als bedoeld in het derde lid van dit artikel, bij de deelnemer is ingediend - ter zake geen beslissing hebben genomen, worden geacht mede tot het aanbrengen van de wijziging te hebben besloten.
16
Artikel 43 1. Toetreding door andere deelnemers kan op verzoek van de beoogde toekomstige deelnemer, plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemers. 2. Het algemeen bestuur doet daartoe een voorstel en geeft daarin aan of, en zo ja, welke voorwaarden, waaronder financiële, aan de toetreding zijn verbonden. 3. De toetreding gaat in op een in overleg tussen het algemeen bestuur en de toetredende deelnemer te bepalen tijdstip, dat niet ligt voor het tijdstip dat de in het eerste lid genoemde besluiten zijn genomen. Artikel 44 1. Een deelnemer kan uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van haar bestuursorganen aan het algemeen bestuur, doch slechts nadat het algemeen bestuur daarin bewilligt. 2. De uittreding gaat in op 1 januari van het tweedejaar volgend op het jaar waarin het algemeen bestuur te kennen heeft gegeven met de uittreding in te stemmen, tenzij door het algemeen bestuur een andere datum is bepaald. 3. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding en kan aan de uittreding voorwaarden, waaronder financiële en personele, verbinden. Tot deze financiële voorwaarden behoort in elk geval de bepaling, dat een uittredende deelnemer van het jaar van uittreding af aan de omgevingsdienst blijft betalen een bijdrage in de jaarlijkse (vaste) exploitatielasten van de omgevingsdienst. Deze bijdrage wordt bepaald naar het gemiddelde van de in de laatste driejaren, voorafgaande aan de uittreding, door de uittredende deelnemer afgenomen producten en diensten, uitgedrukt in geld. De bijdrage is niet meer verschuldigd, zodra het algemeen bestuur beslist, dat de uit de uittreding voortgekomen kostenstijging op voldoende wijze is gecompenseerd. 4. Een uittredende deelnemer kan geen recht doen gelden op de overdracht van enig eigendom van de omgevingsdienst. Artikel 45 1. De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemers. 2. De opheffing wordt van kracht op 1 januari na de datum waarop de besluitvorming zoals bedoeld in het eerste lid is afgerond. Het algemeen bestuur kan een andere datum vaststellen, mits deze niet ligt voor het tijdstip van afronding van de in het eerste lid bedoelde besluitvorming. 3. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de opheffing. Artikel 46 1. Burgemeester en wethouders van Leiden worden aangewezen als het bestuur, bedoeld in artikel 26, eerste lid van de wet. 2. Bekendmaking geschiedt overeenkomstig het bepaalde in het in het eerste lid genoemde wetsartikel.
17
Artikel 47 Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel "Regeling Omgevingsdienst West-Holland".
18
Raadsvergadering Agendapunt Registratienummer Portefeuillehouder(s) Opsteller E-mail Telefoon
: : : : : : :
16 april 2012
6.d 12.036 F.M. Schoonderwoerd J. van Wijk
[email protected] (071) 3327 315
Onderwerp: Cofinanciering voor de herstructureringsfaciliteit SW-bedrijven. Beslispunten: Beschikbaar stellen van € 58.177 in 2012 voor de gemeentelijke cofinanciering van de aanvraag uit de herstructureringsfaciliteit ten behoeve van de herstructurering van SWA. Publiekssamenvatting De manier waarop de sociale werkvoorziening is ingericht past niet in de plannen die de rijksoverheid heeft met de nieuwe Wet werken naar vermogen. Per saldo komen straks veel minder mensen in aanmerking voor de sociale werkvoorziening. Daarom moet de SWA anders worden ingericht. De vier Rijnstreekgemeenten en Boskoop werken onder leiding van Berenschot aan scenario’s die hier vorm aan moeten geven. Speciaal voor de herstructurering van het SWbedrijf heeft een subsidie ter beschikking gesteld: de herstructureringsfaciliteit. De aanvraag dienen de vier Rijnstreekgemeenten en Boskoop gezamenlijk in, uiterlijk 30 april 2012. Op basis van de uitgangspunten van het rijk is een totaalbedrag van € 2,2 miljoen beschikbaar voor de periode 2012-2018. Voorwaarde is dat de gemeenten zelf nog circa 25% extra financieren. Het exacte bedrag hangt samen met het aantal SE’s (=sociale eenheid, rekenbegrip voor het aantal menen met een WSW-indicatie). Voor Kaag en Braassem is deze bijdrage € 58.177,-. De gemeenteraad wordt gevraagd in te stemmen met deze verplichte cofinanciering. Inleiding Wij hebben u per brief van 12 januari 2012 geïnformeerd over het traject rondom de nieuwe uitvoeringsorganisatie werken naar vermogen en daarbinnen de herstructurering van het Swbedrijf SWA. In die brief is aangegeven dat de Rijnstreekgemeenten gezamenlijk een aanvraag voorbereiden voor de herstructureringsfaciliteit van het rijk. Het rijk stelt de gemeenten een bijdrage ter beschikking voor de kosten die de transitie van de sociale werkvoorziening met zich mee brengt. Beoogd resultaat De ambitie van de gezamenlijke Rijnstreekgemeenten en Boskoop is om het SW bedrijf SWA op een zodanige manier herstructureren dat een –in het kader van de taakstelling- efficiënte, toekomstbestendige en duurzame bedrijfsvoering ontstaat. De afname van het aantal WSW-ers en de dalende bijdrage vanuit het Rijk maakt herstructurering van de SW-organisatie noodzakelijk. Daardoor kunnen de gemeenten zowel voldoen aan hun wettelijke verplichting om (voldoende) SW plekken aan te bieden als zorg te dragen voor de mensen die aangewezen zijn op een beschutte werkplek.
12.036 Rv Cofinanciering SW-bedrijven
16 april 2012
Pagina 1 van 6
Deze aanvraag heeft alleen betrekking op de aanpassing van de uitvoering van de Wsw en de daarmee gepaard gaande kosten. Ondanks het doorvoeren van de herstructureringsmaatregelen, is namelijk de prognose dat –binnen de context van de Wsw – er geen sluitende begroting kan worden gerealiseerd. De herstructurering van de uitvoering van de Wsw is voor de deelnemende gemeenten daarom onderdeel van een bredere aanpassing van de uitvoering van de sociale zekerheid. De aan dit herstructureringsplan deelnemende gemeenten hebben de ambitie uitgesproken een nieuwe (gezamenlijke) uitvoeringsorganisatie voor re-integratie en beschut werken te willen oprichten, waar onder meer de sterke delen van SWA belangrijke bouwstenen voor zijn. In 2012 bepalen de gemeenten hoe deze nieuwe uitvoeringsorganisatie zodanig vorm kan krijgen dat het exploitatieresultaat per saldo budgettair neutraal uitpakt voor de deelnemende gemeenten. De met dit onderzoek gepaard gaande maatregelen en kosten vallen echter buiten de reikwijdte van dit herstructureringsplan. Ondertussen is daarom, samen met de ander gemeenten, een begin gemaakt met het proces dat zal leiden tot een businesscase voor de nieuwe uitvoeringsorganisatie werken naar vermogen. Deze businesscase geeft verder inzicht in de benodigde stappen, passend binnen de Wet werken naar vermogen. We verwachten dat we de businesscase na het zomerreces van 2012 aan uw raad ter besluitvorming kunnen voorleggen. Kader De komende Wet werken naar vermogen en de aanpassing van de Wet op de sociale werkvoorziening; Procedure aanvraag en beoordeling herstructureringsplannen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Argumenten Het belangrijkste op dit moment is dat de aanvraag tijdig voor de uiterste indieningsdatum van 30 april 2012 wordt ingediend. Er is namelijk geen mogelijkheid meer om later een aanvraag in te dienen, ook al moet in de periode 2012-2018 elk jaar opnieuw in voortgangsrapportages de aanvraag voor de volgende jaartranche worden ingediend. Als de Rijnstreekgemeenten en Boskoop geen aanvraag indienen, dan wordt de rijksbijdrage in de frictiekosten van € 2,2 miljoen misgelopen. Hoewel dit bedrag niet mag worden aangewend om de exploitatietekorten bij SWA te dekken, en het dus de problemen bij lange na niet oplost, is de bijdrage wel substantieel. De gemeenten staan voor een zeer grote opgave om een nieuwe uitvoeringsorganisatie werken naar vermogen op te richten, waar de beschutte werkplaats (het Sw-deel van SWA) een belangrijk onderdeel van is. De gemeentelijke cofinanciering aan deze herstructurering van het Sw-deel van SWA is bij het indienen van de aanvraag verplicht en bedraagt 25%. Hoewel het ministerie niet de eis stelt dat de raad de aanvraag vooraf goedkeurt, en de aanvrager ook een voorbehoud mag maken voor wat betreft de vereiste gemeentelijke cofinanciering, hebben de colleges besloten de cofinanciering in april aan de gemeenteraden voor te leggen. Tegelijkertijd bieden wij de aanvraag (het herstructureringsplan) vertrouwelijk ter inzage aan uw raad aan. Deze vertrouwelijkheid hangt samen met het karakter van de aanvraag. De inhoud daarvan heeft nog geen vaste vorm, en pint de gemeente nog op geen enkele manier vast op de te nemen beleids- en efficiencymaatregelen. Dit hangt samen met de door het ministerie gekozen systematiek. Het ministerie biedt ruimte de plannen op een later tijdstip, naar aanleiding van ontwikkelingen bij te stellen en aan te scherpen. Wel is er de verplichting elk jaar, voor 1 september1, een voortgangsrapportage aan het ministerie van SZW, de commissie herstructurering wsw, te leveren, waarin die plannen kunnen worden bijgesteld. In die rapportage 1
De eerste voortgangsrapportage moet voor 1 september 2013 worden ingediend.
12.036 Rv Cofinanciering SW-bedrijven
16 april 2012
Pagina 2 van 6
hoeft de gemeente geen verantwoording te af te leggen over de besteding van de middelen. Wel is het van belang dat de gemeente jaarlijks onderbouwt dat het geld uit de herstructureringsfaciliteit nog steeds nodig is. Een tweede reden om de bijlage vertrouwelijk aan u aan te bieden is dat de uitkomsten van de businesscase naar verwachting nog grote invloed hebben op de uiteindelijke uitwerking van het transitieproces. Vroegtijdige bekendmaking van de inhoud van de aanvraag kan onnodig nadelige gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering van SWA, die immers te maken heeft met afnemers en leveranciers. Bovendien wordt zo onnodige extra onrust bij het personeel vermeden, want ook voor hen geldt dat aannames in de aanvraag nog kunnen worden aangepast in de businesscase. Draagvlak Het plan is gezamenlijk door de vier Rijnstreekgemeenten (Alphen, Kaag & Braassem, Nieuwkoop en Rijnwoude) en fusiepartner Boskoop opgesteld, in nauwe samenwerking met de directie van SWA. Financiële consequenties Gemeenten krijgen hun aandeel uit de herstructureringsfaciliteit op basis van het aantal SE’s (standaardeenheden Wsw-arbeidsplaatsen) in de taakstelling 2012. Het totale financiële beeld voor de aanvraag ten behoeve van SWA2, is opgenomen in bijlage 1 bij dit voorstel. Hieruit blijkt dat de Rijnstreekgemeenten gezamenlijk en Boskoop3 in totaal een bedrag van € 2,2 miljoen kunnen aanvragen over de hele periode 2012-2018. Het aandeel van Kaag en Braassem daarin is bijna € 175.000,-. De verdeling van dit bedrag over de jaren, is bepaald door de budgettaire ruimte op de rijksbegroting. De verdeling is dus niet gebaseerd op het tempo waarin de feitelijke transitiekosten zich zullen voordoen. Duidelijk is dat de piek van uitbetaling uit de herstructureringsfaciliteit ligt in het jaar 2014. De gemeenten zijn verplicht 25% te cofinancieren. In totaal telt het cofinancieringbedrag op tot € 746.000,- voor de Rijnstreekgemeenten en Boskoop gezamenlijk. Voor Kaag en Braassem is dit € 58.177,-. Het tempo van de cofinanciering mag een gemeente zelf bepalen. Als de feitelijke kosten dus anders over de jaren zijn verdeeld dan waar de herstructureringsfaciliteit vanuit gaat, dan kunnen de gemeente er voor kiezen dit op te lossen uit het deel van de gemeentelijke cofinanciering4. De kosten zijn niet opgenomen in de begroting voor 2012. Omdat het bedrag besteed kan worden in de periode tot 2018 wordt ambtelijk nog nagegaan op welke manier dit het beste kan worden verwerkt in de begroting. In de bestuursrapportage die in september aan uw raad zal worden voorgelegd, zullen wij een voorstel voor dekking in 2012 opnemen. De gemeenten hebben besloten om geen geld te claimen uit de herstructureringsfaciliteit voor Wsw’ers die bij andere Sw-bedrijven werken. Nadere toelichting staat in bijlage 2. Communicatie en realisatie Na uw goedkeuring voor het opnemen van extra middelen voor de cofinanciering wordt door de gemeente Alphen aan den Rijn, namens alle deelnemende gemeenten de herstructureringsaanvraag ingediend voor 30 april 2012, de formele sluitingsdatum voor de aanvraag. Daarna beoordeelt de commissie herstructurering wsw de aanvragen.
Roelofarendsveen, 7 maart 2012 2
In bijlage 2 wordt ingegaan op het punt van de “buitensteedse” Wsw’ers. Het totale financiële beeld voor de afzonderlijke gemeenten ziet er daardoor iets anders uit. 3 Alleen voor het aandeel SE’ers van Boskoop in de SWA 4 De daaraan verbonden eventuele financieringskosten zijn niet opgenomen in de aanvraag omdat die nu nog niet in te schatten zijn. 12.036 Rv Cofinanciering SW-bedrijven
16 april 2012
Pagina 3 van 6
Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, de gemeentesecretaris, de burgemeester, M.E. Spreij mr. K.M. van der Velde-Menting
Bijlagen behorend bij het voorstel Financieel beeld aanvraag herstructureringsfaciliteit Wsw’ers van de Rijnstreekgemeenten en Boskoop bij andere Sw-bedrijven (“buitensteedsen”) Bijlagen ter inzage Aanvraagdocument herstructurering SW-bedrijf (vertrouwelijk)
12.036 Rv Cofinanciering SW-bedrijven
16 april 2012
Pagina 4 van 6
Bijlage 1 Financieel beeld aanvraag herstructureringsfaciliteit 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Totaal landelijk budget (mln €)
10
60
120
60
50
50
50
400
Temporisering
3%
15%
30%
15%
13%
13%
13%
100%
Alphen
€ 42.118
€ 252.709
€ 505.418
€ 252.709
€ 210.591
€ 210.591
€ 210.591
€ 1.684.728
Boskoop
€
1.101
€
6.608
€ 13.215
€
€
€
€
5.506
€
44.051
Kaag & Braassem
€
4.363
€ 26.179
€ 52.359
€ 26.179
€ 21.816
€ 21.816
€ 21.816
€
174.530
Nieuwkoop
€
6.057
€ 36.342
€ 72.684
€ 36.342
€ 30.285
€ 30.285
€ 30.285
€
242.280
Rijnwoude
€
2.313
€ 13.876
€ 27.752
€ 13.876
€ 11.563
€ 11.563
€ 11.563
€
92.507
Totaal trekkingsrecht HF (SWA)
€ 55.952
€ 335.714
€ 671.429
€ 335.714
€ 279.762
€ 279.762
€ 279.762
€ 2.238.095
Alphen
€ 14.039
€ 84.236
€ 168.473
€ 84.236
€ 70.197
€ 70.197
€ 70.197
€
561.576
Boskoop
€
367
€
2.203
€
4.405
€
2.203
€
1.835
€
1.835
€
1.835
€
14.684
Kaag & Braassem
€
1.454
€
8.726
€ 17.453
€
8.726
€
7.272
€
7.272
€
7.272
€
58.177
Nieuwkoop
€
2.019
€ 12.114
€ 24.228
€ 12.114
€ 10.095
€ 10.095
€ 10.095
€
80.760
Rijnwoude
€
771
€
€
€
€
€
€
3.854
€
30.836
Totaal cofinanciering
€ 18.651
€ 111.905
€ 223.810
€ 111.905
€ 93.254
€ 93.254
€ 93.254
€
746.032
Totaal herstructureringsbudget
€ 74.603
€ 447.619
€ 895.238
€ 447.619
€ 373.016
€ 373.016
€ 373.016
€ 2.984.127
6.608
5.506
5.506
2018
Cofinanciering
12.036 Rv Cofinanciering SW-bedrijven
4.625
9.251
4.625
16 april 2012
3.854
3.854
Pagina 5 van 6
Bijlage 2
Wsw’ers van de Rijnstreekgemeenten en Boskoop bij andere Sw-bedrijven (“buitensteedsen”)
De aanspraak op de herstructureringsfaciliteit is alleen geldig, als de SE’s zijn gekoppeld aan het herstructureringsplan van het Sw-bedrijf waar die Wsw’ers werken. Als gevolg van historische ontwikkelingen (zoals verhuizingen) werkt een aantal Wsw’ers van Kaag en Braassem bij andere Sw-bedrijven. In totaal gaat dit om 9 personen. Van deze groep werken er 8 bij De Zijlbedrijven in Leiden (DZB) en 1 bij het SW-bedrijf van de gemeente Utrecht. Ook Rijnwoude heeft inwoners aan het werk bij de DZB. Bij de gemeente Alphen aan den Rijn gaat het om 4 personen bij de DZB. Voor Nieuwkoop gaat het om 1 persoon bij Pantar in Amsterdam. Het college heeft besloten geen aanspraak te maken op de gelden in de herstructureringsfaciliteit voor die “buitensteedse” Wsw’ers. De tijd die het kost om betrokken te zijn bij die andere herstructureringsplannen, en de vereiste gemeentelijke cofinanciering, weegt niet op tegen het geld dat daarmee uit de herstructureringsfaciliteit wordt verkregen. Andersom geldt ook dat de Rijnstreekgemeenten geen geld claimen van andere gemeenten voor de herstructurering van SWA. Concreet gaat dit alleen om Bodegraven (9 SE’s). Overigens doet aanstaande fusiepartner van Alphen aan den Rijn, de gemeente Boskoop (nu geen deelnemer in de gemeenschappelijke regeling SWA), wel mee in de aanvraag van het herstructureringsplan SWA / Rijnstreek.
12.036 Rv Cofinanciering SW-bedrijven
16 april 2012
Pagina 6 van 6
De raad van de gemeente Kaag en Braassem; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 maart 2012;
b e s l u i t: een bedrag van € 58.177,- beschikbaar te stellen voor de gemeentelijke cofinanciering van de aanvraag uit de herstructureringsfaciliteit ten behoeve van de herstructurering van SWA.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 16 april 2012 de griffier, de voorzitter, drs. B.S.M. Sepers mr. K.M. van der Velde-Menting
12.036 Rb Cofinanciering SW-bedrijven
16 april 2012
Pagina 1 van 1
Raadsvergadering Agendapunt Registratienummer Portefeuillehouder(s) Opsteller E-mail Telefoon
: : : : : : :
16 april 2012 6.e 12.038 A.J.M. van Velzen E.M. van Ruiten
[email protected] (071) 3327 487
Onderwerp: Zienswijze concept kantorenstrategie Holland Rijnland Beslispunten: Instemmen met de zienswijze concept kantorenstrategie Holland Rijnland, zoals in de bij het besluit behorende brief is verwoord. Publiekssamenvatting Nederland kent een fors overschot aan vierkante meters kantoorruimte, zo ook in Holland Rijnland. De leegstand ligt met 11% onder het landelijke gemiddelde, maar is de afgelopen jaren flink toegenomen. Met het vaststellen van de kantorenstrategie Holland Rijnland maken deelnemende gemeenten van Holland Rijnland bindende afspraken over de drieledige opgave waarmee men de kantorenmarkt weer gezond wil maken. De opgave bestaat uit planreductie, renovatie en onttrekking. Op dit moment ligt de concept kantorenstrategie Holland Rijnland ter inzage en is de raad van Kaag en Braassem in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Inleiding De concept kantorenstrategie van Holland Rijnland geeft antwoord op de vraag hoe Holland Rijnland kan komen tot een gezonde kantorenmarkt en welke beleidskeuzes de samenwerkende gemeenten moeten maken om dit voor elkaar te krijgen. In dit voorstel wordt onze zienswijze op de concept kantorenstrategie Holland Rijnland belicht. Beoogd resultaat Een zienswijze waarin de raad aangeeft over welke punten in de concept kantorenstrategie Holland Rijnland de raad opmerkingen heeft en welke bindende afspraken de raad aangescherpt wil zien. Kader Bedrijventerreinenstrategie Holland Rijnland Argumenten De zienswijze heeft betrekking op pagina 5 t/m 8 van de Management Summery van de concept kantorenstrategie Holland Rijnland. De onderstaande punten komen in de zienswijze aan bod: Betreft de drieledige opgave, punt 1 op pagina 6:
12.038 Rv Zienswijze concept kantorenstrategie Holland Rijnland
16 april 2012
Pagina 1 van 3
Holland Rijnland gaat voor planreductie door het temporiseren óf schrappen van plannen voor nieuwe kantoren. Het is van belang dat de samenwerkende gemeenten streven naar temporiseren én schrappen. Op beide dient ingestoken te worden om te komen tot een goed eindresultaat. Afspraak (planreductie) “het aanbod van kantoren te verminderen”, pagina 6: In deze bindende afspraak is vastgelegd dat het doel is een zodanige bijstelling van het aanbod dat de leegstand daalt tot een frictieleegstand van 5 tot 8%. Hierbij dient strakker aangegeven te worden dat het aanbod van kantoren moet worden verminderd. Het hanteren van een frictieleegstand van 5% is bijvoorbeeld even willekeurig, maar hiermee wordt aangegeven dat de gezamenlijke gemeenten naar een concreet percentage streven. Afspraak (planreductie) “De verkantorisering bedrijventerreinen tegen te gaan”, pagina 7: In deze bindende afspraak is vastgelegd dat het samenwerkingsorgaan zal zorgdragen dat deze afspraak ook in het regionale beleid voor bedrijventerreinen wordt overgenomen. Dit wordt bewerkstelligd door de huidige bedrijventerreinenstrategie van toepassing te verklaren. Hierin staat dat zelfstandige kantoren groter dan 1000 vierkante meter bvo worden geweerd van een gemengd bedrijventerrein. Dit wordt ondersteund door de provincie Zuid-Holland en hiermee heeft uw raad ook ingestemd. De huidige bedrijventerreinenstrategie geeft ook aan dat het ontwikkelen van kantoren tussen de 1000 en 2500 vierkante meter met een lokaal of regionaal karakter langs zichtlocaties is toegestaan. Betreft het een groter project dan 2500 vierkante meter, dan is alleen het ontwikkelen van kantoren met een lokaal karakter langs zichtlocaties mogelijk. Kortom, het is belangrijk dat in dit hoofdstuk een verwijzing komt naar de door alle samenwerkende gemeenten geaccordeerde bedrijventerreinenstrategie. Financiële consequenties, pagina 8 In deze paragraaf is beschreven dat de kantorenstrategie consequenties heeft voor de samenwerkende gemeenten en dat bijvoorbeeld vergunningverlening voor transformaties financiële gevolgen heeft voor de gemeenten. Het is belangrijk dat naar deze regionale opgave kritisch gekeken wordt. Het is niet in verhouding dat gemeenten waar de transformaties niet plaatsvinden hieraan moeten meebetalen. Het is van belang dat financiële consequenties bij transformaties alleen gedragen worden door de gemeenten waar de transformaties werkelijk plaatsvinden. In de concept kantorenstrategie is niet geheel duidelijk wat er werkelijk bedoeld wordt. Holland Rijnland moet verzocht worden dit duidelijker te omschrijven. Draagvlak Kaag en Braassem maakt onderdeel uit van de regio en sluit zich met de in dit voorstel verwerkte kanttekeningen aan op de nieuwe strategie. De concept kantorenstrategie is ook ter beoordeling voorgelegd aan het Economisch Overleg Platform (EOP). Het EOP kan zelfstandig een zienswijze indienen. Financiële consequenties Geen. Communicatie De concept kantorenstrategie ligt tot 25 april 2012 ter inzage in de gemeentehuizen van de aan Holland Rijnland deelnemende gemeenten en op het kantoor van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland.
12.038 Rv Zienswijze concept kantorenstrategie Holland Rijnland
16 april 2012
Pagina 2 van 3
De zienswijze van de raad op de conceptkantorenstrategie zal per brief aan het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland worden gezonden.
Realisatie Nadat alle ontvangen zienswijze zijn behandeld stelt het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland de nieuwe kantorenstrategie Holland Rijnland vast.
Roelofarendsveen, 13 maart 2012 Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, de gemeentesecretaris, de burgemeester, M.E. Spreij mr. K.M. van der Velde-Menting
Bijlagen behorende bij het voorstel Concept kantorenstrategie Holland Rijnland
12.038 Rv Zienswijze concept kantorenstrategie Holland Rijnland
16 april 2012
Pagina 3 van 3
De raad van de gemeente Kaag en Braassem; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 maart 2012;
b e s l u i t:
in te stemmen met de zienswijze concept Kantorenstrategie Holland Rijnland, zoals in de bij dit besluit behorende brief is verwoord.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 16 april 2012 de griffier, de voorzitter, drs. B.S.M. Sepers mr. K.M. van der Velde-Menting
12.038 Rb Zienswijze concept kantorenstrategie Holland Rijnland
16 april 2012
Pagina 1 van 3
Holland Rijnland Het Dagelijks Bestuur Postbus 558 2300 AN LEIDEN
datum ons kenmerk uw brief van
30 januari 2012
uw BSN uw kenmerk behandeld door onderwerp
12/0207 E.M. van Ruiten Zienswijze concept kantorenstrategie Holland Rijnland
bijlage(n)
Geacht Bestuur, Met het vaststellen van de kantorenstrategie Holland Rijnland maken de deelnemende gemeenten van Holland Rijnland bindende afspraken over de aanpak van de drieledige opgave waar deze concept kantorenstrategie voor staat, zoals verwoord in uw brief d.d. 30 januari 2012. Holland Rijnland werpt zich na het vaststellen van de kantorenstrategie op als procesbewaker en zal de afspraken die staan geformuleerd in de concept kantorenstrategie bewaken. Kaag en Braassem is regiospeler en sluit zich dan ook aan op deze strategie, maar tijdens de behandeling van het stuk in de raadsvergadering van 16 april j.l. heeft de raad hierover wel nog het één en ander opgemerkt. Dit kunt u lezen in onderstaande zienswijze: Betreft de drieledige opgave, punt 1 op pagina 6: U geeft hier aan dat Holland Rijnland gaat voor planreductie door het temporiseren óf schrappen van plannen voor nieuwe kantoren. Wij achten het van belang dat de samenwerkende gemeenten streven naar temporiseren én schrappen. Op beide dient wat ons betreft ingestoken te worden om te komen tot een goed eindresultaat. Afspraak (planreductie) “het aanbod van kantoren te verminderen”, pagina 6: In deze bindende afspraak is vastgelegd dat het doel is een zodanige bijstelling van het aanbod dat de leegstand daalt tot een frictieleegstand van 5 tot 8%. Hierbij dient naar onze mening strakker aangegeven te worden dat het aanbod van kantoren moet worden verminderd. Het hanteren van een frictieleegstand van 5% is bijvoorbeeld even willekeurig, maar hiermee wordt aangegeven dat we gezamenlijk naar een concreet percentage streven.
12.038 Rb Zienswijze concept kantorenstrategie Holland Rijnland
16 april 2012
Pagina 2 van 3
Afspraak (planreductie) “De verkantorisering bedrijventerreinen tegen te gaan”, pagina 7: In deze bindende afspraak is vastgelegd dat het samenwerkingsorgaan zal zorgdragen dat deze afspraak ook in het regionale beleid voor bedrijventerreinen wordt overgenomen. Dit wordt bewerkstelligd door de huidige bedrijventerreinenstrategie van toepassing te verklaren. Hierin staat dat zelfstandige kantoren groter dan 1000 vierkante meter bvo worden geweerd van een gemengd bedrijventerrein. Dit wordt ondersteund door de provincie Zuid-Holland en hiermee hebben wij ook ingestemd. De huidige bedrijventerreinenstrategie geeft ook aan dat het ontwikkelen van kantoren tussen de 1000 en 2500 vierkante meter met een lokaal of regionaal karakter langs zichtlocaties is toegestaan. Betreft het een groter project dan 2500 vierkante meter, dan is alleen het ontwikkelen van kantoren met een lokaal karakter langs zichtlocaties mogelijk. Kortom, wij willen bij dit hoofdstuk een verwijzing naar de door alle samenwerkende gemeenten geaccordeerde bedrijventerreinenstrategie. Financiële consequenties, pagina 8 In deze paragraaf staat beschreven dat de kantorenstrategie consequenties heeft voor de samenwerkende gemeenten en dat bijvoorbeeld vergunningverlening voor transformaties financiële gevolgen heeft voor de gemeenten. Wij vinden het belangrijk dat naar deze regionale opgave kritisch gekeken wordt. Het is niet in verhouding dat gemeenten waar de transformaties niet plaatsvinden hieraan moeten meebetalen. Wij achten het daarom van belang dat financiële consequenties bij transformaties alleen gedragen worden door de gemeenten waar de transformaties werkelijk plaatsvinden. In de concept kantorenstrategie is niet geheel duidelijk wat er werkelijk bedoeld wordt. Wij verzoeken u dit duidelijker te omschrijven. Samenvattend betekent dit dat wij sommige bindende afspraken aangescherpt willen zien. De afspraken in de kantorenstrategie werken alleen als deze strak zijn geformuleerd. Zo zetten wij gezamenlijk de zaak op scherp en stellen wij duidelijke gezamenlijke doelen vast om na te streven. Wij verzoeken u deze zienswijze te verwerken in de kantorenstrategie Holland Rijnland. Met vriendelijke groet, Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, de gemeentesecretaris, de burgemeester, M.E. Spreij mr. K.M. van der Velde-Menting
12.038 Rb Zienswijze concept kantorenstrategie Holland Rijnland
16 april 2012
Pagina 3 van 3
CONCEPT KANTORENSTRATEGIE HOLLAND RIJNLAND 31-01-2012
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude,Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Een product van: Bureau Stedelijke Planning bv Team Economie en Commercieel Vastgoed: Drs. Pieter van der Heijde Drs. Stephan Weijers MBA
Voor meer informatie: Pieter van der Heijde, [email protected] Beeldmateriaal zonder bronvermelding: Bureau Stedelijke Planning In opdracht van: Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
De in dit document verstrekte informatie mag uitsluitend worden gebruikt in het kader van de opdracht waarvoor dit document is opgesteld. Elk ander gebruik behoeft de voorafgaande schriftelijke toestemming van Bureau Stedelijke Planning BV©. Projectnummer: 2011.G.252 Referentie: 2011.G.252 Holland Rijnland, Regionale kantorenstrategie
pagina 2
Inhoudsopgave
Management summary
5
1
Inleiding
9
2
Kantorenstrategie Holland Rijnland
11
2.1 Planreductie 2.2 Renovatie 2.3 Transformatie 2.4 Andere handvatten 2.5 Rollen van andere partijen 2.6 Financiële paragraaf 3
Kiezen voor locaties
25
3.1 Drie categorieën 3.2 Indicatieve strategie per regionale kantorenlocatie 4
De problematiek
31
4.1 Over leegstand, marktvraag en nieuwbouwplannen 4.2 De opgave 4.3 Waarom is het zo moeilijk? 5
Perspectiefwijziging, “vijf over twaalf”
37
5.1 Actieprogramma Aanpak Leegstand Kantoren 5.2 Provinciale visie en regionale opgave 5.3 Wijziging in werken en kantoorgebruik 6
Beleidskader Holland Rijnland
43
6.1 Structuurvisie Holland Rijnland (2009) 6.2 Regionale kantorenstrategie (2006) 6.3 Regionale bedrijventerreinenstrategieën 6.4 Stedenbaan 6.5 Flankerend beleid 7
Kantorenmarkt Holland Rijnland 7.1 Werkgelegenheidsstructuur 7.2 Kantorenvoorraad en leegstand 7.3 Aanbod en opname 7.4 Analyse bestaande kantorenlocaties 7.5 Karakteristiek Holland Rijnland
pagina 3
47
8
Holland Rijnland in regionaal perspectief
57
8.1 Functioneren kantorenmarkt en toekomstperspectief 8.2 Regionale samenwerking 8.3 Effecten over en weer 9
Provinciale aanzet kantorenstrategie
63
9.1 Vraagprognose, nieuwbouwbehoefte, verdeling over locaties 9.2 Gevoeligheidsanalyse 10 Plancapaciteit
67
11 Instrumenten
71
Bijlage 1 Onderzoeksverantwoording
77
Bijlage 2 Tabellenboek
79
Bijlage 3 Plancapaciteit
80
Bijlage 4 Knelpuntenmatrix
82
Annex 1
84
Annex 2
85
pagina 4
Management summary De nieuwe kantorenstrategie geeft antwoord op de vraag hoe Holland Rijnland kan komen tot een gezonde kantorenmarkt. Zij geeft antwoord op de vraag welke beleidskeuzes de samenwerkende gemeenten moeten maken om dit voor elkaar te krijgen. Doelstelling Holland Rijnland wil met de regionale kantorenstrategie ruimte bieden aan de ontwikkeling van duurzame kantoren op locaties met goede voorzieningen, die met openbaar vervoer en/of met de auto goed bereikbaar zijn. Het juiste kantoor op de juiste plek is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Daarnaast moet het aanbod kwantitatief en kwalitatief passen bij de na te streven regionale en lokale economische groei en werkgelegenheid. De strategie zal daarom een bijdrage moeten leveren aan het terugbrengen van het aanbod tot het niveau van de frictieleegstand (5 tot 8 %) die nodig is voor een goede marktwerking en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het stedelijk gebied. De strategie maakt hiermee duidelijk hoe de regio de kansen wil benutten om werkgelegenheid te behouden en te accommoderen en tevens te komen tot een duurzame kantoorontwikkeling tot 2025 en biedt hiervoor het beleidskader. Perspectiefwijziging Nederland heeft een fors overschot aan kantoormeters; in 2010 stond 6,7 miljoen m² leeg. Een steeds groter deel van de niet in gebruik zijnde panden staat langdurig leeg zonder perspectief op een nieuwe gebruiker. Sinds het begin van deze eeuw zijn er in Nederland structureel meer vierkante meters kantoorruimte gebouwd dan de markt kon opnemen. De recessie deed (en doet) daar nog een schepje bovenop. Bij ongewijzigd beleid zal dit overschot de komende jaren sterk toenemen, mogelijke tot 25% leegstand in de komende jaren. Daarnaast loopt de vraag naar kantoorruimte structureel terug onder invloed van het nieuwe werken en een krimpende beroepsbevolking. Aan de aanbodzijde overtreft het aantal nieuwe opleveringen nog steeds het aantal onttrekkingen. Waar deze oplopende leegstand lange tijd als probleem van de markt werd beschouwd, is inmiddels het besef doorgedrongen dat een bredere aanpak noodzakelijk is waarbij ook voor overheden een rol is weggelegd. Regionale samenwerking is daarbij van bijzonder groot belang. Kantorenmarkt Holland Rijnland Holland Rijnland heeft met 1,5 miljoen m² kantoren een bescheiden aandeel in de Nederlandse kantorenmarkt. De leegstand (exclusief voorverhuur) ligt met 11% onder het landelijk gemiddelde, maar is de afgelopen jaren in hoog tempo toegenomen. Holland Rijnland kende in 2006 voor het laatst een gezonde verhouding tussen vraag en aanbod in de bestaande voorraad. Sindsdien is de disbalans tussen vraag en aanbod verder toegenomen. Leiden en Alphen aan den Rijn hebben een onevenredig groot aandeel in de regionale leegstand. Met name in Leiden bevindt zich een aantal kwetsbare locaties dat niet meer aan de wensen en eisen van de kantoorgebruiker voldoet. Ondanks het oplopende overschot aan kantoren is de plancapaciteit in de regio nog steeds te hoog.
pagina 5
Drieledige opgave De opgave voor Holland Rijnland om te komen tot een gezonde kantorenmarkt is drieledig: 1.
Planreductie. Het temporiseren of schrappen van plannen voor nieuwe kantoren is noodzakelijk.
2.
Renovatie. Bestaande kantoren op goede locaties verdienen een investering om deze weer up-to-date te maken.
3.
Onttrekking. Kansloos vastgoed zal door middel van transformatie een andere functie moeten krijgen.
Bindende afspraken De samenwerkende gemeenten van Holland Rijnland maken in deze kantorenstrategie bindende afspraken. Het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland zal deze afspraken bewaken en gemeenten er op aan spreken inden de afspraken niet juist worden nageleefd.
De samenwerkende gemeenten van Holland Rijnland spreken met betrekking tot planreductie af:
Het aanbod van kantoren te verminderen, enerzijds via planreductie en anderzijds door te stimuleren dat bestaand verouderd vastgoed uit de markt wordt gehaald middels transformatie naar andere functies. Het doel is een zodanige bijstelling van het aanbod dat de leegstand daalt tot een frictieleegstand van tussen de 5 en 8%. Zij doen dit door het inzetten op een betere balans, waarbij het aantal vierkante meter nieuwe kantoren wordt gekoppeld aan het aantal vierkante meter dat aan de kantorenmarkt wordt onttrokken.
Per kantorenlocatie een duidelijk profiel te ontwikkelen dat aansluit op de potenties van deze gebieden. Daarnaast zullen de gemeenten bij planontwikkeling en afgifte van een vergunning sturen op elementen als flexibiliteit, uitstraling, duurzaamheid, alternatieve aanwendbaarheid en onderscheidend vermogen van de locaties en het vastgoed. Meer aandacht zal worden gegeven aan functiemenging en de aanwezigheid van voorzieningen alsmede voldoende parkeergelegenheid bij kantorenlocaties. Bij nieuwe ontwikkelingen houden de samenwerkende gemeenten vast aan een voorverhuureis van minimaal 70%. Deze nieuwe ontwikkelingen vinden alleen plaats op de aangewezen duurzame kantorenlocaties.
Dat voor kantoren een uitgifteprotocol geldt waarbij de SER-ladder wordt gehanteerd. Dit geldt zowel voor de lokale als de regionale vraag. Gemeenten tonen via een onderzoeksrapportage aan dat de SER-ladder juist is toegepast. Slechts bij zwaar wegende argumenten zullen gemeenten in hun beleidsafweging afwijken van de conclusies van deze onderzoeksrapportage. De samenwerkende gemeenten zien voordeel bij een brede toepassing van de SER-ladder waarbij ook een duurzame verhuisketen een voorname rol speelt. Bij de afgifte van een bouwvergunning voor een nieuw kantoor vraagt de gemeente naar een plan voor het vastgoed dat wordt achtergelaten. Uit dit plan moet blijken hoe leegstand in het oude pand wordt voorkomen dan wel wordt opgelost.
pagina 6
Onderscheid te maken in lokale en regionale vraag. Regionale vraag wordt alleen gefaciliteerd op de aangewezen duurzame kantorenlocaties. Een initiatief op een niet duurzame kantorenlocatie voor een locale vraag die de schaal te boven gaat, zal door de betreffende gemeente worden ingebracht in het portefeuilleoverleg Economische Zaken en Ruimte. Binnen een periode van twee maanden neemt het portefeuilleoverleg een standpunt in.
De verkantorisering op bedrijventerreinen tegen te gaan. Dit kan door in het bestemmingsplan minder vierkante meter bvo voor solitaire kantoorruimte toe te staan. Het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland zal zorg dragen dat bovenstaande afspraak ook in het regionale beleid voor bedrijventerreinen wordt overgenomen.
De samenwerkende gemeenten van Holland Rijnland spreken met betrekking tot renovatie af:
Eigenaren te helpen met de renovatie van verouderd vastgoed op duurzame kantoorlocaties. Bij initiatieven vanuit de markt zullen zij zoveel mogelijk de eisen voor bestaande bouw hanteren (lichter dan nieuwbouw). Indien nodig investeren zij extra in de openbare ruimte.
De samenwerkende gemeenten van Holland Rijnland spreken met betrekking tot transformatie af:
Zoveel mogelijk flexibiliteit in procedures en regels te betrachten om zo transformatie op locaties zonder toekomstwaarde voor kantoren te stimuleren. Zij zullen niet de nieuwbouwnormen maar de eisen voor bestaande bouw als leidraad nemen. Daarnaast gaan de samenwerkende gemeenten soepel om met volume uitbreidingen om transformatie financieel haalbaar te maken.
Hun verouderde kantorenlocaties binnen twee jaar in kaart te hebben gebracht. De aard en omvang van zowel de renovatie- als transformatieopgave zullen worden onderzocht. Op basis van deze kennis gaan zij proactief de dialoog aan met marktpartijen voor het vinden van oplossingen.
Een ambtelijke projectgroep Transformatie in te stellen teneinde in deze complexe materie niet steeds opnieuw het wiel te hoeven uitvinden. Deze projectgroep zal onder roulerend voorzitterschap bijeenkomen om concrete initiatieven voor transformatie te bespreken om zo kennis te delen en waar nodig elkaar de helpende hand te bieden. Het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland zal de monitoring van de transformatie activiteiten op zich nemen.
De samenwerkende gemeenten van Holland Rijnland spreken verder af:
De in 2011 uitgebrachte kantorenmonitor jaarlijks te actualiseren. Op deze wijze kan worden gemeten of de voorgestelde maatregelen werken en effectief zijn en is bijsturing mogelijk.
Kiezen voor locaties Kiezen betekent aanwijzen van locaties die wel of geen toekomstwaarde hebben als kantorenlocatie. Binnen Holland Rijnland zijn drie categorieën van kantorenlocaties te onderscheiden:
pagina 7
Duurzame kantoorlocaties Werkgelegenheidsgroei en de daarbij horende groei van het aantal m² kantoren is op deze locaties gewenst. Locaties: Bio Science Park, Space Businesspark en de stationsgebieden van Leiden Centraal en Alphen aan den Rijn.
Niet-duurzame kantoorlocaties Deze locaties zijn binnen de huidige en toekomstige markt niet meer geschikt voor kantoren. De opgave is hier om per saldo het aantal m² aan kantoorareaal terug te dringen. Locaties: Plesmanlaan, Kanaalpark en Henry Dunantweg.
W4-locatie (Wonen, Water, Wegen en Werken) Binnen Holland Rijnland heeft de snelweglocatie aan de A4 een aparte status. De bestaande plancapaciteit voor deze kantorenlocatie is hoog. De verschillende deellocaties van W4 worden geoptimaliseerd door in het multifunctionele programma het aandeel niet-kantoorfuncties te vergroten.
Instrumenten Het up-to-date maken van kantorenlocaties zal met de juiste mix van instrumenten moeten worden aangepakt. Het betreft de volgende instrumenten: Reduceren plancapaciteit: het terugbrengen van de mogelijkheden om nieuw kantorenprogramma te ontwikkelen. Nieuw/multifunctioneel programma toevoegen: het toevoegen van nieuw programma, zowel kantoren als andere functies, om zo de locatie een nieuwe impuls te geven. Renovatie: verbeteren op gebouwniveau. Herstructurering: verbeteren op gebiedsniveau. Transformatie: het gebouw en indien nodig de locatie aanpassen zodat deze geschikt is voor andere functies. Faciliteren Nieuwe Werken: mogelijk maken van nieuwe vormen van werken, met nadruk op flexkantoren met veel faciliteiten. Investeren openbare ruimte: openbare ruimte aantrekkelijk maken door beter onderhoud en beheer met behulp van een actueel beeldkwaliteitsplan. Financiële consequenties Deze regionale kantorenstrategie heeft consequenties voor de samenwerkende gemeenten. Zo kan vergunningverlening voor transformaties financiële gevolgen hebben voor de gemeente. In casu betreft dit planschade en vermindering van inkomsten uit de OZB-belasting. Ten aanzien van planschade bestaat er kans op planschadeclaims bij transformatie van een kantoor naar een andere functie. De vastgoedwaarde van omliggende kantoren kan namelijk dalen vanwege een andere functie in het gebied. Echter, dit hoeft niet per definitie financiële schade te betekenen voor de gemeente: de claim kan worden doorgelegd bij de initiatiefnemer. De inkomsten uit de OZB-belasting dalen bij transformatie. Tenminste, op pandniveau. Echter, de gemeente kan het tarief voor het segment niet-wonen verhogen. Incidentele dalingen in het niet-wonen segment op pandniveau vanwege transformatie worden hierdoor weer te niet gedaan. Daarnaast heeft reductie van plancapaciteit voor kantoren financiële gevolgen voor de betreffende gemeente. Enerzijds in de vorm van planschade vanwege claims die derden zouden kunnen neerleggen bij de gemeente. Anderzijds in de vorm van een neerwaartse bijstelling van de grondexploitatie van het betreffende plan. Dit is met name bij de W4kantoorlocaties het geval, waarbij een gedeeltelijk andere invulling voor deze locaties kan leiden tot lagere grondopbrengsten.
pagina 8
1
Inleiding Deze nieuwe regionale kantoren strategie is opgesteld door het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland in nauwe samenwerking de individuele gemeenten, de provincie Zuid Holland en diverse marktpartijen. Zowel op ambtelijk als op bestuurlijk c.q. directieniveau is intensief gediscussieerd over de problematiek, de oplossingsrichtingen alsmede knelpunten die daarbij om de hoek komen kijken. De procesbegeleiding en het op schriftstellen van de strategie was in handen van Bureau Stedelijke Planning welke ook hun inhoudelijke expertise hebben ingebracht. Aanleiding Deze nieuwe strategie moet de huidige kantorenstrategie, uit 2006 vervangen. Het veranderende economische tij, de ontwikkelingen op de kantorenmarkt en de aansluiting van Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude in 2010 bij Holland Rijnland geven aanleiding voor een herziening van het kantorenbeleid. De structurele leegstand van kantoren in Holland Rijnland neemt problematische vormen aan. Dit is verspilling van ruimte en kapitaal en geeft ook ongewenste ruimtelijke situaties. Indien er niets wordt gedaan is de huidige ongezonde situatie op de kantorenmarkt niet conjunctureel, maar structureel van aard. Recent onderzoek in opdracht van de provincie wijst namelijk uit dat de behoefte aan nieuwbouwkantoren voor 2010-2020 halveert ten opzichte van de regionale ramingen uit 2008. In Holland Rijnland zijn de problemen minder groot dan in de grootstedelijke regio’s Den Haag en Rotterdam. Toch moeten ook hier keuzes worden gemaakt en is het zaak dat de meest kansrijke projecten overeind blijven om zo de regionale economie een impuls te geven. Doelstelling Holland Rijnland wil met de regionale kantorenstrategie ruimte bieden aan de ontwikkeling van duurzame kantoren op locaties met goede voorzieningen, die met openbaar vervoer en/of met de auto goed bereikbaar zijn. Het juiste kantoor op de juiste plek is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Daarnaast moet het aanbod kwantitatief en kwalitatief passen bij de na te streven regionale en lokale economische groei en werkgelegenheid. De strategie zal daarom een bijdrage moeten leveren aan het terugbrengen van het aanbod tot het niveau van de frictieleegstand (5 tot 8 %) die nodig is voor een goede marktwerking en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het stedelijk gebied. De strategie maakt hiermee duidelijk hoe de regio de kansen wil benutten om werkgelegenheid te behouden en te accommoderen en tevens te komen tot een duurzame kantoorontwikkeling tot 2025 en biedt hiervoor het beleidskader. Met deze strategie willen de regionaal samenwerkende gemeenten in Holland Rijnland duidelijkheid geven, ook aan beleggers, ontwikkelaars en gebruikers, over de vraag op welke locaties nog ontwikkelingen kunnen plaatsvinden en waar kantoren gesloopt of omgezet zouden moeten worden naar andere functies om langdurige leegstand te voorkomen.
pagina 9
Leeswijzer Eerst worden in de hoofdstukken 2 en 3 de nieuwe kantorenstrategie voor Holland Rijnland beschreven. Daarna wordt stil gestaan waarom deze nieuwe kantorenstrategie noodzakelijk is. Dit wordt gedaan in hoofdstuk 4 over de problematiek van leegstand bij kantoren en de beschrijving van de relevante beleidskaders in hoofdstuk 5 en 6. De uitgevoerde analyse van de kantorenmarkt van Holland Rijnland wordt beschreven in de hoofdstukken 7,8,9 en 10. Hierbij wordt tevens een vergelijking getrokken met de twee belangrijkste aangrenzende regio’s, te weten: Stadsgewest Haaglanden en Metropoolregio Amsterdam. Tenslotte wordt in hoofdstuk 11 een uitvoerige analyse van de in te zetten instrumenten beschreven.
pagina 10
2
Kantorenstrategie Holland Rijnland De opgave voor Holland Rijnland en daarmee de oplossing om te komen tot een gezonde kantorenmarkt is drieledig: 1.
Planreductie. Bewuster omgaan met nieuwbouw van kantoren is noodzakelijk. Op diverse kantorenlocaties zullen plannen moeten worden getemporiseerd of geschrapt.
2.
Renovatie. Leegstaande kantoren op goede locaties verdienen een investering om ze weer up-to-date te maken.
3.
Onttrekking. Door transformatie naar andere functies kan kansloos vastgoed aan de markt worden onttrokken en het huidige overschot aan kantoren worden verminderd.
2.1
Planreductie
Bewuster omgaan met nieuwbouw van kantoren is noodzakelijk. Met name op de kantorenlocaties zonder toekomstwaarde zullen plannen moeten worden getemporiseerd en op termijn geschrapt. Van groot belang is te beseffen dat een groot deel van de vraag naar nieuwbouw vervangingsvraag betreft. Dat betekent een forse onttrekkingopgave om bij nieuwbouw te zorgen dat de leegstand niet toeneemt. Toch is nieuwbouw nodig om te voorkomen dat de concurrentiepositie van Holland Rijnland achteruit gaat. Om dynamiek te brengen in de kantorenmarkt en zo tot een oplossing voor de leegstand te komen is het van belang dat er toch wordt gebouwd op die locaties die toekomstbestendig zijn. Balans in vraag en aanbod op de kantorenmarkt Holland Rijnland zet in op een betere balans in vraag en aanbod op de kantorenmarkt. Een balans tussen het aantal vierkante meter nieuwe kantoren en het aantal vierkante meter dat aan de kantorenmarkt wordt onttrokken door transformatie en sloop. Op deze wijze kan het aanbod worden teruggebracht en loopt de leegstand niet verder op. Uiteindelijk zal de leegstand uit moeten komen op de frictieleegstand. Door afstemming en temporisering van de harde plancapaciteit wordt de gemiddelde jaarlijkse nieuwbouw in overeenstemming gebracht met de gemiddelde jaarlijkse onttrekking. Via monitoring zal een goed inzicht moeten worden verkregen in de jaarlijkse mutatie. Deze cijfers spelen een rol in het kantorenbeleid. Een dergelijke werkwijze zal lopende verplichtingen met marktpartijen niet verstoren en de economische groei niet afremmen. Nieuwbouw, onttrekking en planreductie Uitgaande van een levensduur van kantoren van 30 of 40 jaar is in Holland Rijnland sprake van substantiële ruimte voor nieuwbouw. Omdat dit vooral vervangingsvraag betreft is naast nieuwbouw een omvangrijke onttrekking van verouderd vastgoed via transformatie of sloop/nieuwbouw nodig. Inzetten op een hoge mate van onttrekking is niet verstandig. Cijfers van Holland Rijnland en andere regio’s geven aan dat er tot nu toe altijd veel meer werd gebouwd dan onttrokken. De reden hiervoor is dat zowel transformatie als sloop van verouderde kantoorpanden vele knelpunten kennen. Daarom zal planreductie nodig zijn.
pagina 11
In de praktijk blijkt planreductie moeilijk tot stand te komen. Allerlei afspraken en rechten met private partijen en overheidsorganen maken dat het schrappen van plannen al snel vergaande financiële consequenties heeft. Het idee was vaak dat de kantoren het geld voor andere functies zouden opbrengen. De noodzakelijke planreductie leidt er toe dat verschillende grondexploitaties bij gemeenten verder onder druk komen te staan. Het feit dat er in het verleden veel kosten gemaakt zijn, leidt echter niet per definitie tot een succesvolle ontwikkeling. Deze kosten mogen niet bepalend zijn om een eerder in gang gezette ontwikkelstrategie dan maar voort te zetten. De markt is in de afgelopen jaren drastisch veranderd en in dit licht zullen, los van eerder gemaakte kosten, voor sommige locaties alternatieve plannen moeten worden ontwikkeld met minder of geen kantoren, en/ of met andere functies. Afscheid nemen van geprognosticeerde opbrengsten en daarmee afwaarderen van grondwaarden is voor gemeenten nu een van de eerste stappen in het ontwikkelen van een gezonde kantorenmarkt. Dit is de eerste stap die leidt tot de gewenste planreductie in Holland Rijnland. Procesafspraken binnen Holland Rijnland, om te komen tot planreductie zijn onontbeerlijk om de leegstand niet verder op te laten lopen. 1.
De samenwerkende gemeenten van Holland Rijnland spreken af het aanbod van kantoren te verminderen, enerzijds via planreductie en anderzijds door te stimuleren dat bestaand verouderd vastgoed uit de markt wordt gehaald middels transformatie naar andere functies. Het doel is een zodanige bijstelling van het aanbod dat de leegstand daalt tot een frictieleegstand van tussen de 5 en 8%. Zij doen dit door het inzetten op een betere balans, waarbij het aantal vierkante meter nieuwe kantoren wordt gekoppeld aan het aantal vierkante meter dat aan de kantorenmarkt wordt onttrokken.
Kantoren op de juiste locaties met de juiste randvoorwaarden Om het juiste kantoor op de juiste locatie te faciliteren wordt de vraag zoveel mogelijk geaccommodeerd op de aangewezen duurzame kantoorlocaties met toekomstwaarde. Hierbij worden hoge eisen gesteld aan randvoorwaarden als duurzaamheid alsmede een hoge voorverhuureis. Randvoorwaarden voor nieuwe kantorenontwikkelingen zullen er voor moeten zorgen dat zowel het vastgoed als de locaties toekomstbestendig zijn. Het is van belang dat elke nieuw te ontwikkelen kantorenlocatie een duidelijk profiel heeft. Dit profiel moet onderscheidend zijn van de reeds bestaande en nieuw te ontwikkelen locaties. Daarnaast is voldoende functiemenging gewenst. Monofunctionele kantoorlocaties sluiten niet aan bij de hedendaagse vraag. Ook goede voorzieningen en een goede openbare ruimte zijn daarbij factoren die niet mogen ontbreken. Daarnaast is de parkeergelegenheid bij een kantorenlocatie van cruciaal belang. Ook op locaties die goed bereikbaar zijn per openbaar vervoer zal een toereikend aantal parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. Bij het stellen van de randvoorwaarden voor ontwikkelen van nieuwe locaties kan ook gedacht worden aan het instellen van een duurzaamheidsaward voor uitzonderlijke toepassing op dit vlak bij kantoorontwikkeling. Daarnaast stellen de samenwerkende gemeenten vast dat 70% een bruikbaar percentage voorverhuur is. Dit gewenste percentage voor verhuur geldt voor de regionale vraag, niet voor de locale vraag. De locale vraag ligt geheel in de autonomie van de betreffende gemeente. Voor verkoop van grond voor kantoren voor meerdere gebruikers is dit percentage hoog. In de praktijk zien we echter dat deze verzamelkantoren vooral de lokale markt accommoderen.
pagina 12
Ook is de relatie met het Stedenbaan Plusprogramma, waar Holland Rijnland zich aan heeft gecommitteerd, een belangrijk gegeven voor de kantorenstrategie. Daarom zullen de thema’s StedenbaanPlus en de Kantorenstrategie beter op elkaar worden afgestemd. De provincie Zuid-Holland zet in op een sterke, internationaal concurrerende economie en de daarbij behorende positie op de kantorenmarkt. Daarbij is optimale bereikbaarheid en inpassing in de verstedelijkingsvisie een uitgangspunt. Het strategisch belangrijke project StedenbaanPlus voorziet daarin. Aanvullende nieuwe kantoorontwikkelingen moeten dan ook voor zover het geen Science Park betreft, plaats vinden op stationslocaties.
Definitie van stationslocatie Een kantoorlocatie die vanaf een halte van het Zuidvleugelnet te voet binnen 10 minuten of met hoogfrequente bus- of tramverbindingen te bereiken is. Hoogfrequent betekent tenminste 6 keer per uur in beide richtingen. Deze definitie is ontleend aan artikel 7 van de Provinciale Verordening Ruimte. Concreet gaat het dan om de kantoorlocaties Leiden Centraal en Alphen Stationsgebied. Beide zijn knooppunt in het kader van StedenbaanPlus en bedienen een stedelijk concentratiegebied met hoge OVpotentie. 2.
De samenwerkende gemeenten spreken af per kantorenlocatie een duidelijk profiel te ontwikkelen dat aansluit op de potenties van deze gebieden. Daarnaast zullen de gemeenten bij planontwikkeling en afgifte van een vergunning sturen op elementen als flexibiliteit, uitstraling, duurzaamheid, alternatieve aanwendbaarheid en onderscheidend vermogen van de locaties en het vastgoed. Meer aandacht zal worden gegeven aan functiemenging en de aanwezigheid van voorzieningen alsmede voldoende parkeergelegenheid bij kantorenlocaties. Bij nieuwe ontwikkelingen houden de samenwerkende gemeenten vast aan een voorverhuureis van minimaal 70%. Deze nieuwe ontwikkelingen vinden alleen plaats op de aangewezen duurzame kantorenlocaties.
SER-ladder Dit denkmodel om eerst ruimte te vinden binnen de bestaande ruimte (of bestaand vastgoed) voor een bepaalde functie of gebruiker is in 1999 door de SER opgesteld. De 1 laatste jaren staat de SER-ladder weer in hernieuwde belangstelling, nadat in 2008 deze door de betreffende ministers verplicht werd gesteld voor nieuwe bedrijventerreinen. De provincie heeft de toepassing van de SER-ladder bij de vraag naar kantorenlocaties opgenomen in de verordening Ruimte. Daarmee is deze ook formeel van toepassing voor de gemeenten in Holland Rijnland. Dit betekent dat pas nieuwbouw mogelijk is nadat is aangetoond dat deze vraag naar huisvesting niet in de (gerenoveerde) bestaande voorraad kan worden gevonden. Boven op deze SER-ladder zien de samenwerkende gemeenten voordeel in een extra inspanning waarbij ook een duurzame verhuisketen wordt nagestreefd. Bij de afgifte van een bouwvergunning voor een nieuw kantoor vraagt de gemeente naar een plan voor het vastgoed dat wordt achtergelaten. Uit dit plan moet blijken hoe leegstand in het oude pand wordt voorkomen dan wel wordt opgelost.
1
In Hoofdstuk 5 van dit rapport wordt nader ingegaan op de stappen van de SER-ladder en de verplichtingen vanuit de provincie.
pagina 13
3.
De samenwerkende gemeenten spreken af dat voor kantoren een uitgifteprotocol geldt waarbij de SER-ladder wordt gehanteerd. Dit geldt zowel voor de lokale als de regionale vraag. Gemeenten tonen via een onderzoeksrapportage aan dat de SERladder juist is toegepast. Slechts bij zwaar wegende argumenten zullen gemeenten in hun beleidsafweging afwijken van de conclusies van deze onderzoeksrapportage. De samenwerkende gemeenten zien voordeel bij een brede toepassing van de SER-ladder waarbij ook een duurzame verhuisketen een voorname rol speelt. Bij de afgifte van een bouwvergunning voor een nieuw kantoor vraagt de gemeente naar een plan voor het vastgoed dat wordt achtergelaten. Uit dit plan moet blijken hoe leegstand in het oude pand wordt voorkomen dan wel wordt opgelost.
Lokale en regionale vraag Het is van belang onderscheid te maken tussen regionale en lokale vraag. De lokale vraag voor de lokale markt van bijvoorbeeld het accountants- en makelaarskantoor is voor de leegstandsproblematiek geen factor van belang. Deze leegstand is niet structureel of kan worden opgevangen door bijvoorbeeld het kantoor in de woonwijk te transformeren naar woningbouw. De problematiek van leegstand in Holland Rijnland ligt bij de regionale vraag. De kantorenlocaties die geschikt zijn om de regionale vraag te huisvesten zijn in meer of mindere mate onderling concurrerend.
Definitie van lokale en regionale vraag naar kantoren De vastgoedvraag naar kantoren is als lokaal te bestempelen als het bruto vloer oppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt. De lokale vraag valt volledig binnen de autonomie van de gemeente waar de vraag zich manifesteert. De vastgoedvraag naar kantoren is als regionaal te bestempelen als het bruto vloer oppervlak meer dan 2.500 m² bedraagt. De regio omvat alle vijftien gemeenten van Holland Rijnland. Op basis van historische cijfers betekent toepassing van deze definitie dat ongeveer 60% van de totale vastgoedvraag als lokaal kan worden beschouwd en de overige 40% als regionaal. Er wordt bij deze definitie uitgegaan van de vraag van individuele organisaties. Deze definitie wordt hieronder geïllustreerd met foto’s van voorbeelden in de regio. Een 2 2 foto van een pand onder de 2.500 m en een foto van een pand boven de 2.500 m . Desondanks zullen er altijd twijfelgevallen blijven. Het is van belang dat dergelijke twijfelgevallen op de agenda worden gezet van het portefeuillehoudersoverleg. Het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland zou graag zien dat de gemeenten de principes van deze maatregelen die gelden voor de regionale vraag ook zoveel mogelijk toepassen voor lokale vraag.
Alphen a/d Rijn, Churchilllaan, LOKAAL
pagina 14
Leiden, Schipholweg, REGIONAAL
4.
De samenwerkende gemeenten spreken af onderscheid te maken in lokale en regionale vraag. Regionale vraag wordt alleen gefaciliteerd op de aangewezen duurzame kantorenlocaties. Een initiatief op een niet duurzame kantorenlocatie voor een locale vraag die de schaal te boven gaat, zal door de betreffende gemeente worden ingebracht in het portefeuilleoverleg Economische Zaken en Ruimte. Binnen een periode van twee maanden neemt het portefeuilleoverleg een standpunt in.
Kantoren op bedrijventerreinen Het beleid in de regio is er op gericht kantoren op bedrijventerreinen te ontmoedigen. Toch zijn er in Holland Rijnland redelijk veel kantoren op bedrijventreinen. Op sommige terreinen is dit gewenst. Bij bijvoorbeeld het Bio Science Park en Space Businesspark ligt de kracht juist in het feit dat onderzoek, productie, marketing en verkoop bij elkaar zitten. Bij deze locaties is het beter om te spreken over werklocaties dan kunstmatig onderscheid te maken in bedrijventerrein of kantorenlocatie. Op andere, meer traditionele, bedrijventerreinen is de zogenaamde verkantorisering met toevoeging van meer solitaire kantoren in principe niet gewenst.
Schaarse ruimte voor bedrijven in hogere milieucategorieën
2
Kantoren worden gekenmerkt door meer arbeidsplaatsen per m . Dit impliceert meer verkeersaantrekkende bewegingen, een hogere parkeerdruk en een ander risicoprofiel voor bijvoorbeeld externe veiligheid. Deze zaken leiden er toe dat steeds minder ruimte overblijft voor bedrijven in de hogere milieucategorieën. Deze schaarste is een probleem in Holland Rijnland. Nieuwe ruimte voor deze categorie kan niet snel gevonden worden. Nieuwe bedrijventerreinen, bedoeld voor deze bedrijven, lopen vaak procedurele vertraging op. Ook revitalisering biedt slechts beperkte mogelijkheden voor extra huisvesting van deze bedrijven. Vandaar dat extra kantoren op deze meer traditionele bedrijventerreinen niet wenselijk is.
Kantoren bij voorkeur op kantorenlocaties De goedkopere grondprijs en de mogelijkheden voor zichtlocaties hebben evenwel toch tot een situatie geleid waarbij kantoorgebruikers zijn neergestreken op deze terreinen. Solitaire kantoren met regionale functie (groter dan 2.500 m2) kunnen echter beter op echte kantorenlocaties worden ontwikkeld. Wanneer kantoren onnodig op bedrijventerreinen worden ontwikkeld, leidt dit tot nog meer leegstand op de echte kantorenlocaties. 5.
De samenwerkende gemeenten spreken af de verkantorisering op bedrijventerreinen tegen te gaan. Dit kan door in het bestemmingsplan minder vierkante meter bvo voor solitaire kantoorruimte toe te staan. Het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland zal zorg dragen dat bovenstaande afspraak ook in het regionale beleid voor bedrijventerreinen wordt overgenomen.
pagina 15
Vervagend onderscheid tussen kantoren en bedrijven Het traditionele onderscheid tussen kantoren en bedrijven vervaagt. In toenemende mate zie je ondernemingen die zowel kantooractiviteiten als bedrijfsactiviteiten (productie, opslag, distributie of reparatie) herbergen. De groei van het aantal gemengde objecten of ondernemingen houdt verband met onze veranderende economie: De verschuiving van productie naar dienstverlening waardoor de verhouding tussen het bedrijfsgedeelte en het bijbehorende kantoorgedeelte verandert; De kennisintensivering van de industrie; De opkomst van researchcentra; Het toenemend belang van imago, en daardoor opkomst van hoogwaardige bedrijven (met de verschijningsvorm van een kantoor); De opkomst van de creatieve industrie: activiteiten die een combinatie van denken en maken zijn en een multifunctionele bedrijfsruimte behoeven (zowel kantoor als werkplaats).
Begripsafbakening
In de vastgoedwereld wordt een object met ten minste 80% kantooroppervlak beschouwd als kantoorobject. Omgekeerd word een object met ten minste 80% bedrijfsoppervlak (productiehal / opslagruimte e.d.) beschouwd als ‘bedrijf’. Alles daartussen wordt gezien als gemengd object. Binnen deze bandbreedte (tenminste 20% kantoorruimte - maximaal 80% kantoorruimte, zie figuur) zijn tal van varianten denkbaar. Ordenend principe is het midden: de ‘ultieme’ gemengde onderneming (50% kantoor, 50% bedrijf). Links van het midden vind je de hoogwaardige bedrijven: ondernemingen die in meters meer bedrijf dan kantoor zijn, maar waarvan de kantoorcomponent (vaak) in hoge mate de uitstraling van het object (aan de straatzijde) bepaalt. Ondernemingen ‘rechts van het midden’ zijn de kantoorachtigen. Deze objecten / ondernemingen zijn meer kantoor dan bedrijf. Het gaat dan om kantooractiviteiten in combinatie met relatief stille, schone en/of kleinschalige productie, reparatie, opslag of distributie.
pagina 16
2.2
Renovatie
Leegstaande kantoren op goede locaties verdienen een investering om ze weer up-todate te maken. Verouderde kantoren op een duurzame manier toekomstbestendig maken zodat zij de concurrentiestrijd met nieuwbouw kunnen aangaan is echter kostbaar. De prijs van een goede renovatie is circa 80% van die voor een volledig nieuw kantoor. Marktpartijen kiezen daarom liever voor nieuwbouw. Voor de projectontwikkelaar betekent dit minder risico. Voor (institutionele) beleggers geldt dat zij graag nieuw vastgoed in hun portefeuille hebben; in de praktijk blijkt dat voor nieuw opgeleverde kantoren langere huurcontracten met gebruikers worden afgesloten. Hoe ouder het kantoor wordt, hoe korter de huurcontracten worden. Tenslotte genereert de gemeente (ook een marktpartij) grondopbrengsten bij de bouw van nieuwe kantoren op nieuwe locaties. Toch is renovatie van bestaande kantoren duurzamer. Deze renovatie is primair een beslissing van de eigenaren van het vastgoed. Beleggers kunnen in samenwerking met ontwikkelaars verouderde panden een tweede leven geven. Gemeenten kunnen dit proces faciliteren. 6.
De samenwerkende gemeenten spreken af eigenaren te helpen met de renovatie van verouderd vastgoed op duurzame kantoorlocaties. Bij initiatieven vanuit de markt zullen zij zoveel mogelijk de eisen voor bestaande bouw hanteren (lichter dan nieuwbouw). Indien nodig investeren zij extra in de openbare ruimte.
Succesverhaal: renovatie kantoren
Rijkswaterstaat, Utrecht
Hoewel er bij de renovatie van het kantoor van Rijkswaterstaat in Utrecht geen sprake was van leegstand, is het een goed voorbeeld van het geven van een tweede leven aan een gebouw dat anders gesloopt zou moeten worden. Het oorspronkelijk uit de jaren zeventig daterende pand was zeer gedateerd, en had te maken met het zogenaamde “sick building syndrome”, maar is door middel van de nieuwste technieken sterk verduurzaamd en kan weer vele jaren mee. Het gebouw behoort nu tot de duurzaamste van Nederland.
Dit voorbeeld toont aan dat verouderde gebouwen een nieuwe toekomst kunnen krijgen.
pagina 17
2.3
Transformatie
Onttrekking van verouderd vastgoed is cruciaal voor het komen tot een gezonde kantorenmarkt. Bij onttrekking van kantoren is eigenlijk altijd sprake van transformatie: Door aanpassing van het gebouw naar een nieuwe functie. Door sloop en nieuwbouw van een andere functie. Uiteindelijk blijft de eigenaar het laatste woord hebben bij het bepalen van welke (des)investeringen er worden gedaan. Echter de gemeente kan transformatie op gewenste locaties zoveel mogelijk faciliteren. Regels en procedures Gemeenten kunnen de planologische processen voor transformatie zoveel mogelijk versnellen. Op deze wijze kunnen initiatieven uit de markt worden gefaciliteerd. Tevens kunnen bewust de grenzen in het bouwbesluit worden opgezocht. Nieuwbouwnormen zouden niet langer per definitie moeten gelden voor woningbouw in voormalige kantoorpanden. Weliswaar zijn er landelijke eisen, maar gemeenten kunnen de grenzen opzoeken van wat nog acceptabel is en hierbij anticiperen op de aangekondigde aanpassing van het Bouwbesluit in 2012. 7.
De samenwerkende gemeenten spreken af zoveel mogelijk flexibiliteit in procedures en regels te betrachten om zo transformatie op locaties zonder toekomstwaarde voor kantoren te stimuleren. Zij zullen niet de nieuwbouwnormen maar de eisen voor bestaande bouw als leidraad nemen. Daarnaast gaan de samenwerkende gemeenten soepel om met volume uitbreidingen om transformatie financieel haalbaar te maken.
Ter inspiratie: “Zorg voor leegstand” Zorginstellingen in leegstaande kantoren
Sommige kantoorpanden zijn geschikt voor zorgfuncties, mits ze op de goede locatie staan. Zo is een kantoor in Dronten omgebouwd tot polikliniek, en is het kantoor van KPMG in Utrecht omgebouwd tot een woonzorgcentrum (foto). In het rapport: “ Zorg voor wonen” (VNG), wordt nader ingegaan op een van de belangrijkste conclusies dat gemeenten herbestemming moeten faciliteren. Een leegstandsnota, waarin wordt aangegeven hoe om te gaan met leegstaande (kantoor)panden, is daarom van belang.
pagina 18
Inzicht in leegstand en mogelijkheden voor renovatie of transformatie Waar doet de leegstand van kantoren zich exact voor? Wat zijn de toekomstmogelijkheden van deze locaties en de verschillende kantoorpanden met leegstand? Dit zijn vragen die beantwoord moeten worden. Extra aandacht voor grotere kantoorpanden die geheel of grotendeels leegstaan en waarbij deze leegstand structureel is, is hierbij wenselijk. 8.
De samenwerkende gemeenten spreken af hun verouderde kantorenlocaties binnen twee jaar in kaart te hebben gebracht. De aard en omvang van zowel de renovatieals transformatieopgave zullen worden onderzocht. Op basis van deze kennis gaan zij proactief de dialoog aan met marktpartijen voor het vinden van oplossingen.
Projectgroep Transformatie In de regio Holland Rijnland is een projectgroep voor transformatie van kantorenlocaties en panden waar expertise, kennis en ervaring op dit gebied worden gedeeld gewenst. De aanwezige kennis en ervaring kan op deze wijze zoveel mogelijk worden gebundeld. Het inwoneraantal van een aanzienlijk deel van de gemeenten in de regio resulteert in een passende maar beperkte ambtelijke capaciteit op Economische Zaken. Uit de praktijk blijkt dat transformatie erg complex is. Expertise op het gebied van grondbeleid, bouwen woningzaken, RO-procedures, financiën en wet- en regelgeving is onontbeerlijk. 9.
De samenwerkende gemeenten spreken af een ambtelijke projectgroep Transformatie in te stellen teneinde in deze complexe materie niet steeds opnieuw het wiel te hoeven uitvinden. Deze projectgroep zal onder roulerend voorzitterschap bijeenkomen om concrete initiatieven voor transformatie te bespreken om zo kennis te delen en waar nodig elkaar de helpende hand te bieden. Het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland zal de monitoring van de transformatie activiteiten op zich nemen.
Ter inspiratie: “Huisvesting MOE-landers” Westpointgebouw
Als een van de mogelijke, tijdelijke, oplossingen van het probleem van de kantorenleegstand wordt ook wel eens het huisvesten van de zogenaamde MOE-landers genoemd. Dit betreft inwoners van Midden en OostEuropa, die tijdelijk in Nederland verblijven voor hun werk. In verschillende gemeenten zijn al ideeën geopperd. Verbeteren van de leefomstandigheden van deze groep en terugdringen van overlast door huisjesmelkers staat daarbij centraal. Hoewel dit zeker een mogelijkheid is die het overwegen waard is, zijn er nog weinig gebouwen daadwerkelijk voor dit doel omgebouwd.
In diverse gemeenten wordt dit momenteel onderzocht. Bijvoorbeeld in Schiedam, waar een ondernemer het Westpointgebouw (foto) graag zou willen transformeren naar een “Polenhotel”.
pagina 19
2.4
Andere handvatten
Teneinde deze nieuwe kantorenstrategie ook op operationeel niveau te laten slagen is verdere uitwerking noodzakelijk. Van huidige plannen naar nieuwe alternatieve plannen Voor diverse locaties geldt dat planreductie noodzakelijk is. Gemeenten kunnen de huidige plannen voor deze locaties analyseren en in nauwe samenwerking met marktpartijen komen met alternatieve plannen. Hieruit kan vervolgens de mate van planreductie uit worden bepaald. Het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland neemt het initiatief om voor enkele voorbeeldlocaties samen met de verantwoordelijke gemeenten en marktpartijen een nadere analyse te maken om zo een realistische oplossingsrichting te formuleren. Transformatiefonds Een vaker genoemde suggestie om verouderd vastgoed aan te pakken is het oprichten van een fonds. Een fonds door en voor de vastgoedbranche. Hierin wordt door marktpartijen geld gestort dat gebruikt wordt voor transformatie. Het geld kan uit verschillende bronnen afkomstig zijn. Het Rijk heeft aangegeven dat de aanpak van de leegstand van kantoren met name via regionale en lokale maatregelen tot stand moet komen. Het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland is van mening dat de gemeentelijke of regionale schaal niet echt passend is voor een dergelijk fonds. Om meer slagkracht te kunnen ontwikkelen en de concurrentie positie van de regio niet aan te tasten is de provincie een meer passend niveau als uitvoerend orgaan ten behoeven van zo’n fonds. Holland Rijnland kan in samenwerking met andere regio’s in overleg treden met de provincie om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor een dergelijk fonds met als doel het verkrijgen van private financiering. Monitoring Een goede monitoring is essentieel. Ten eerste geeft dit zicht op verbetering van de kantorenmarkt: meten is weten. Ten tweede is dit ook een instrument om de noodzakelijke samenwerking tussen de gemeenten te bevorderen. 10. De samenwerkende gemeenten spreken af de in 2011 uitgebrachte kantorenmonitor
jaarlijks te actualiseren. Op deze wijze kan worden gemeten of de voorgestelde maatregelen werken en effectief zijn en is bijsturing mogelijk. Het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland zal de bovenstaande afspraken bewaken en gemeenten er op aanspreken wanneer de afspraken niet juist worden nagekomen.
2.5
Rollen van andere partijen
De gemeenten in Holland Rijnland gaan op weg naar een gezonde kantorenmarkt. Overheden, lokaal, regionaal en provinciaal zullen daar samen een duidelijke rol in spelen. De markt zal niet zelf het gewenste evenwicht kunnen herstellen. Zonder het probleem van leegstand sterk naar zich toe te trekken zullen de gemeenten zich richten op het creëren van randvoorwaarden zodat de markt daar op in kan spelen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de gewenste rol van andere partijen betrokken bij het proces om de kantorenmarkt weer gezond te maken.
pagina 20
De overheid heeft op lokaal en regionaal niveau geen mogelijkheden marktpartijen te “dwingen” tot het in haar ogen gewenst gedrag. Wel kan zij marktpartijen verleiden om samen het maatschappelijke probleem van de leegstand van kantoren terug te dringen en tot nieuwe oplossingen te komen. Open dialoog tussen markt en overheid is hierbij van cruciaal belang. De beleggers Om beleggers te stimuleren over te gaan tot transformatie is fondsvorming door en voor de vastgoedbranche op provinciaal niveau een interessante oplossingsrichting. Door huurverlaging, promotie, betere facility management en renovatie van kantoren kunnen beleggers mede zorgen dat de leegstand afneemt. Dit lukt echter niet als de locatie geen toekomstwaarde heeft en de leegstand structureel van aard is. Dan zullen beleggers over moeten gaan tot transformatie. Zoals eerder aangegeven, is dit kostbaar en houden beleggers op dit moment nog te veel vast aan achterhaalde en te hoge boekwaarden voor hun vastgoed. Een transformatiefonds verdeelt de financiële pijn bij transformatie naar een andere functie over een groter aantal vastgoedpartijen. De projectontwikkelaars Door middel van discussiebijeenkomsten met projectontwikkelaars ontstaat begrip voor elkaars standpunten. Vervolgens kunnen overheid en marktpartijen samen concrete concepten ontwikkelen voor duurzame renovatie en transformatie. Door meer in te zetten op innovatieve renovatie kan verouderd vastgoed steeds goedkoper worden gerenoveerd en weer toekomstbestendig worden gemaakt. Dit als volwaardige tak van sport naast duurzame ontwikkeling van nieuwe kantoorpanden. De makelaars Intensiever contact met makelaars biedt mogelijkheden voor gemeenten om de maatschappelijke boodschap uit te dragen. Makelaars kennen de regionale markt, weten hoe hoog de leegstand is op de verschillende locaties en kunnen ook inschatten of deze structureel is. Met deze kennis kunnen zij richting beleggers en projectontwikkelaars ook de minder prettige boodschappen uitdragen. Ook richting de eindgebruikers kunnen de makelaars uitleggen dat door renovatie van verouderd vastgoed de huisvestingeisen vaak ook goed (en daarmee op duurzame wijze) kunnen worden ingevuld.
2.6
Financiële paragraaf Het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland wil via deze financiële paragraaf inzicht geven in de processen die kunnen leiden tot financiële consequenties voor de samenwerkende gemeenten. Ook voor het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland zelf brengt deze kantorenstrategie kosten met zich mee in de vorm van extra overleg en de jaarlijkse monitoring van de kantorenmarkt. Een regionale kantorenstrategie met bindende afspraken heeft consequenties voor de samenwerkende gemeenten van Holland Rijnland. Veelal zijn dit procedurele consequenties. Een aantal van de afspraken vraagt ook om concrete acties van de gemeenten. Bijvoorbeeld om per kantorenlocatie een duidelijk profiel te ontwikkelen en -indien er sprake is van veroudering- de renovatie- en transformatieopgave in kaart te brengen. Een uniform beoordelingsprotocol, nodig voor onderling vergelijk, is snel opgezet. Echter daarna zal elke gemeente flink aan de slag moeten gaan. De kosten van bovenstaande acties liggen binnen de reguliere taken van de gemeenten. Deze regionale kantorenstrategie geeft de kaders aan. Hierbinnen nemen de gemeenten op locatieniveau de verdere uitwerking op zich. In de begroting van de komende jaren zullen de gemeenten middelen toekennen om bovenstaande acties in gang te zetten.
pagina 21
Voor de ene gemeente zal de renovatie- en transformatie opgave en de daarmee samenhangende kosten groter zijn dan voor de andere gemeente. Dit hangt samen met de hoeveelheid van verouderd vastgoed op de kantorenlocaties en hoeverre in afgelopen jaren reeds stappen zijn gezet in de aanpak van leegstand. Concrete vergunningverlening van transformaties kunnen financiële gevolgen hebben voor de gemeente. In casu betreft dit planschade en vermindering van inkomsten uit de OZB-belasting. Ten aanzien van planschade valt op te merken dat de kans bestaat dat wanneer de gemeente de transformatie van een kantoor naar een andere functie mogelijk maakt, zij een planschadeclaim krijgt. Het is namelijk niet ondenkbaar dat de vastgoedwaarde van omliggende kantoren daalt. Wanneer de eigenaren van deze kantoren een planschadeclaim indienen, kan het gebeuren dat de rechter deze claim honoreert. Echter, dit hoeft niet per definitie financiële schade te betekenen voor de gemeente. In een overeenkomst met de initiatiefnemer van de transformatie kan de gemeente afspreken dat zij de kosten die zij moet betalen, verhaalt bij die initiatiefnemer. Toch zijn er situaties dat planschadeclaims wel financiële consequenties hebben voor gemeenten. Namelijk wanneer bij de actualisatie van bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen inhoudelijke aanpassingen worden doorgevoerd. Dit geeft dan wellicht aanleiding tot door de rechter gehonoreerde planschadeclaims. De kosten voor het betalen van deze claims kunnen niet worden verhaald bij derden. De gemeente is dan immers de initiatiefnemer. De inkomsten uit de OZB-belasting dalen bij transformatie. Tenminste, wanneer dit wordt beschouwd op pandniveau. Immers, voor een leegstaand kantorenpand betaalt de vastgoedeigenaar de gemeente belasting als zijnde het pand volledig verhuurd. Een transformatie naar andere functies zoals bijvoorbeeld wonen zal altijd resulteren in een lagere vastgoedwaarde. De beleggingswaarde van een kantoorpand is nu eenmaal lager dan de beleggingswaarde van een appartementencomplex. De OZB-belastinginkomsten op pandniveau dalen daarom. Echter, ook dit hoeft niet per definitie financiële schade te betekenen voor de gemeente. De gemeente kan namelijk het tarief voor het segment niet-wonen verhogen. Dit levert over het gehele segment extra OZB-belastinginkomsten op. Incidentele dalingen in het niet-wonen segment op pandniveau door transformatie worden hierdoor weer te niet gedaan. Budget neutraal. Landelijk bestaan er ideeën om de WOZ-waarde van leegstaande kantoorpanden te verlagen. Hierdoor kan de vastgoedeigenaar afschrijven tot deze lagere WOZ-waarde. Wettelijk kan er worden afgeschreven tot deze WOZ-waarde en niet hieronder. Experimenten moeten uitwijzen of een dergelijke verlaging van de WOZ-waarde de vastgoedeigenaar voldoende prikkels geeft om sneller af te waarderen en over te gaan tot transformatie. De individuele gemeenten binnen Holland Rijnland hebben zelf de keuze hoe om te gaan met het planschaderisico bij de actualisering van bestemmingsplannen en het experimenteren met verlaging van de WOZ-waarde voor prikkels om transformatie te stimuleren. Daarnaast heeft planreductie van kantoren eveneens financiële gevolgen. Ten eerste omdat dit aanleiding kan geven tot planschadeclaims. Immers, de grond is destijds door marktpartijen en particuliere bedrijven aangekocht met de verwachting (soms ook vastgesteld in het bestemmingsplan) dat kantoorontwikkeling mogelijk zou zijn. Wanneer de gemeente partijen die mogelijkheid en daarmee potentiële opbrengsten ontneemt, kan dit leiden tot planschadeclaims.
pagina 22
Ten tweede leidt het schrappen van (potentiële) kantooropbrengsten tot een neerwaartse bijstelling van de grondexploitatie van de betreffende plannen en daarmee mogelijk tot problemen voor de gemeente. Dit is met name bij de W4-kantoorlocaties het geval, waarbij een gedeeltelijk andere invulling voor deze locaties kan leiden tot lagere grondopbrengsten.
pagina 23
pagina 24
3
Kiezen voor locaties Kiezen is de grondslag van elke vorm van beleid. Om te bepalen wat het juiste beleid per kantorenlocatie is, zijn de regionaal concurrerende locaties onderzocht en beoordeeld. Kiezen betekent het aanwijzen van locaties die wel of geen toekomstwaarde hebben als kantorenlocatie. Door te durven kiezen kan er (des)investeringsbeleid worden gevormd. Indien de toekomst van kantorenlocaties bekend is, kunnen de eigenaren van het vastgoed op deze locaties daaruit de mogelijkheden voor herontwikkeling of transformatie afleiden. Figuur 1 Kiezen voor locaties: duurzame kantoorlocaties (groen), niet duurzame kantoorlocaties (rood) en W4-locaties (geel)
3.1
Drie categorieën
De indeling van kantorenlocaties is tot stand gekomen aan de hand van criteria als afzetbaarheid van nieuwbouw, marktvraag op korte termijn en op lange termijn, de effecten op de bestaande voorraad van kantoren, et cetera. Per locatie zijn tevens de mogelijkheden voor transformatie naar andere functies geanalyseerd. Ook deze transformatiepotentie is een criteria geweest voor onderstaande indeling. Op basis van deze analyse zijn binnen de regio Holland Rijnland drie categorieën kantorenlocaties onderscheiden:
Duurzame kantoorlocaties Werkgelegenheidsgroei en de daarmee gewenste groei van het aantal m² kantoren is op deze locaties te voorzien en wordt door de betreffende gemeenten proactief gefaciliteerd. Deze locaties zijn aantrekkelijk voor toekomstige kantoorgebruikers. Bio Science Park en Space Businesspark zijn twee themalocaties die vallen in deze categorie. Beide clusters hebben hun eigen markt en dynamiek. Op deze locaties wordt vast gehouden aan de gekozen thematiek. Een selectief vestigingsbeleid is daarbij gewenst. Wanneer ook ondernemers buiten dit thema worden toegelaten, verliezen de locaties veel aan kracht.
pagina 25
Space Businesspark (links) en Bio Science Park (rechts) – Duurzame kantoorlocaties
Daarnaast vallen de kantorenlocaties Leiden Stationsgebied en Alphen Stationsgebied in deze categorie. Deze locaties zijn in trek bij beleggers en hebben toekomstwaarde. Met name door de situering rond een intercity station en het multifunctionele karakter. Zowel Leiden Centraal als het station Alphen aan den Rijn zijn knooppunten in het StedenbaanPlus netwerk. Dergelijke knooppunten worden gekenmerkt door snijdende HOV-lijnen, een hoge bereikbaarheid, aanzienlijke functiediversiteit en een meer dan lokaal verzorgingsgebied met hoge reizigersaantallen. Voor de locaties rond deze stations geldt dat aanvulling van het kantorenprogramma door middel van nieuwbouw mogelijk is. De beide gemeenten streven er naar kantoren zoveel mogelijk te centraliseren op deze locaties. Tevens dient er te worden ingezet op renovatie van verouderde kantoren. Transformatie naar woningbouw of andere functies om het gebied aantrekkelijker te maken kan evenzeer tot de mogelijkheden behoren. Stationsgebied Leiden (links) en Stationsgebied Alphen a/d Rijn (rechts) – Duurzame kantoorlocaties
Niet-duurzame kantoorlocaties Deze locaties zijn naar maatstaven van de huidige en toekomstige markt niet meer geschikt voor kantoren. De opgave is hier om per saldo het aantal m² aan kantoorareaal terug te dringen. Daarmee ligt de nadruk op transformatie. In Holland Rijnland vallen drie wat geïsoleerde locaties in deze categorie. Dit zijn de kantorenlocaties Plesmanlaan en Kanaalpark in Leiden en de kantorenlocatie Henry Dunantweg in de gemeente Alphen aan de Rijn. Deze locaties kennen leegstand en de aantrekkelijkheid voor nieuwe maar ook voor zittende ondernemers staat onder druk. Leegstand veroorzaakt een negatieve uitstraling. De monofunctionaliteit alsmede de beperkte bereikbaarheid per openbaar vervoer verminderen de toekomstwaarde van deze kantorenlocaties. Op beide locaties zal langzaam worden afgebouwd ten gunste van woningbouw, leisure of horeca. Dit betekent niet dat op deze locaties de kantoorfunctie in zijn geheel verdwijnt. Echter het aandeel kantoren zal op deze locaties op termijn afnemen.
pagina 26
Plesmanlaan, Leiden (links) en Kanaalpark, Leiden (rechts) – Niet-duurzame kantoorlocaties
Henry Dunantweg, Alphen aan den Rijn – Niet-duurzame kantoorlocatie
W4-kantorenlocaties (Wonen, Water, Wegen en Werken) Binnen Holland Rijnland hebben de kantorenlocaties W4-Leiderdorp en W4Zoeterwoude, een aparte status. Deze snelweglocaties zijn bedoeld als regionaal concurrerende locaties. Ook concurrerend buiten de regio Holland Rijnland. Twee van de nieuwe stations van de RijnGouwelijn worden gerealiseerd bij Zoeterwoude Smeetsweg en Zoeterwoude Meerburg. Hiermee wordt deze W4-locatie aantrekkelijker voor kantoorgebruikers en heeft de locatie potentie en toekomstwaarde. De bestaande plancapaciteit voor deze locatie lijkt echter te hoog. De verschillende kantorenlocaties van W4 worden onderzocht op optimaliseringsmogelijkheden van de bestaande multifunctionele programmering in de vorm van uitbreiding van de nietkantoorfuncties. W4 -locatie
pagina 27
Naast de bovenstaande vier duurzame kantoorlocaties en de W4-locatie met een aparte status in de kantorenstrategie worden grootschalige kantoorontwikkelingen voor de regionale markt in principe niet toegestaan op andere locaties. Mochten er in de dynamiek van de markt initiatieven naar voren komen die een aantoonbare stimulans geven aan de regionale economie dan zullen dergelijke initiatieven besproken worden in het portefeuillehoudersoverleg op het moment dat de initiatieven manifest worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het Flower Science Park en Valkenburg.
3.2
Indicatieve strategie per regionale kantorenlocatie
Leiden, Stationsgebied/Schipholweg Het stationsgebied in Leiden is in Holland Rijnland de meest logische locatie als het gaat om de combinatie van planreductie, renovatie en verdere kantorenontwikkeling. Het station Leiden Centraal is knooppunt in het StedenbaanPlus netwerk, de bereikbaarheid per OV is goed, en de locatie ligt op slechts enkele minuten van Schiphol. Dit maakt het niet alleen een interessante vestigingslocatie voor de regio, maar ook voor daar buiten. De uitstraling van het gebied is echter onvoldoende. Sommige kantoren ogen gedateerd, of staan er leeg en verwaarloosd bij. Ook in nieuw opgeleverde panden staat nog ruimte leeg. Naast toevoeging van nieuwe kantoren, nodig voor de noodzakelijke verversing van het aanbod, zijn maatregelen nodig zoals het renoveren van bestaande kantoren en transformatie van kantoren naar andere functies (zoals al gebeurde met het gebouw waar nu Golden Tulip in is gehuisvest). Hiermee krijgt het gebied meer kwaliteit. Ondanks dat het gebied tussen een OV-knooppunt en de Leidse binnenstad ligt is het gebied rond de Schipholweg monofunctioneel. Om de aantrekkelijkheid van de locatie te vergroten is het aan te raden ook ruimte te reserveren voor andere functies. In het Masterplan Leiden Stationsgebied is hier een aanzet voor gegeven. Tot slot zijn investeringen in de openbare ruimte van belang. Nu domineert het autoverkeer. Het verblijfsklimaat voor voetgangers behoeft aandacht.
Alphen, Stationsgebied Voor het stationsgebied in Alphen, een knooppunt in het StedenbaanPlus netwerk, is de strategie om ontwikkeling van nieuw programma (zowel kantoren als andere functies) te blijven toestaan. Het moet mogelijk blijven in de toekomst een bepaalde hoeveelheid vierkante meters kantoorruimte te ontwikkelen als de vraag zich voordoet. Daarnaast zal worden ingezet op transformatie. Dit zal gelden voor het NUON-kantoor en is al eerder gebeurd met het voormalige belastingkantoor. Investeringen in de openbare ruimte zijn van belang. Daarnaast is het belangrijk dat het Nieuwe Werken zo veel mogelijk wordt gefaciliteerd.
pagina 28
Zoeterwoude, W4 De ontwikkeling van deze locatie is vertraagd. De bestaande plancapaciteit van deze locatie lijkt te hoog. Daarom is een nieuwe visie op het gebied ontwikkeld, waarin inspelen op de vraag uit de markt het uitgangspunt is. Deze koerswijziging lijkt zijn vruchten af te werpen. Een en ander kan planreductie in een deel van het kantorenprogramma betekenen, in combinatie met een nieuw plan waarin andere (niet-kantoor)functies worden uitgebreid. Mogelijk zal dit niet de eerder geprognosticeerde opbrengsten kunnen opleveren. In die zin heeft het gebied een nieuwe analyse nodig om te bepalen welke functies kunnen worden ontwikkeld om het gebied een fundamenteel ander karakter te geven. Hierbij zal mogelijk op de grondwaarde moeten worden afgewaardeerd. De betreffende aandeelhouders hebben hier inmiddels voorzieningen voor getroffen.
Leiderdorp, W4 Ook de ontwikkeling van de projecten in het W4-gebied van Leiderdorp (Vierzicht, Bospoort, Elizabethhof) komt minder snel van de grond dan gehoopt, met het verschil dat dit geen leeg gebied is en er ook recent nog bijgebouwd is. Toch stagneert de ontwikkeling: het realiseren van grootschalige nieuwe kantoren lijkt moeilijk te slagen. De strategie voor deze locatie behelst eveneens het reduceren van plancapaciteit. Nieuwe aanvullende functies kunnen het gebied meer toekomstwaarde geven. Daarnaast is de uitstraling van de openbare ruimte matig en zijn er weinig voorzieningen aanwezig die het kantorenaanbod daadwerkelijk versterken. Het verbeteren van de openbare ruimte en voorzieningen is nodig om de kantoorfunctie een nieuwe impuls te geven.
Leiden, Roomburg De locatie Roomburg heeft een goede autobereikbaarheid en is bovendien een zichtlocatie. Het realiseren van kantoren is op deze locatie minder gewenst. Het gebied is in hoofdzaak een goed functionerend bedrijventerrein, de reeds aanwezige kantoren hebben veelal een binding met de aldaar gevestigde bedrijven. Daarbij is het gebied minder goed bereikbaar per openbaar vervoer en zijn er geen voorzieningen aanwezig. Bovendien zijn er voldoende alternatieven in de omgeving. Op nog geen honderd meter van deze locatie ligt de Meerburgpolder (W4 Zoeterwoude), dat een grote plancapaciteit voor kantoren heeft met eveneens een goede autobereikbaarheid.
Leiden, Plesmanlaan De kantoren in de omgeving van de Plesmanlaan hebben te maken met de hoogste leegstand van de regio. Renovatie en transformatie liggen dan ook voor de hand, waarbij wel moet worden bedacht dat deze locatie voor wonen minder geschikt is. De parkeerdruk op deze locatie is hoog. Het realiseren van meer en betere parkeervoorzieningen is daarom belangrijk, zeker gezien de typologie als snelweglocatie.
pagina 29
Alphen aan den Rijn, Henry Dunantweg De Henry Dunantweg vervult met name een lokale rol, maar biedt ook ruimte aan organisaties die niet per se lokaal gebonden zijn. Op dit moment functioneert de locatie redelijk maar er is relatief veel aanbod in andere functies. In de toekomst kan gedacht worden aan investeringen in de openbare ruimte om het transformatie proces te stimuleren, de locatie biedt kansen voor woningbouw. Een geleidelijke transformatie waarbij het aandeel kantoren afneemt ten gunste van ander functies geeft deze locatie de meeste kansen.
Leiden, Kanaalpark Kanaalpark is een enigszins verscholen locatie in de nabijheid van NS-station Leiden Lammenschans. Door de realisatie van het ROC kan deze locatie een extra stimulans krijgen op het gebied van voorzieningen. Het gebied kan voor transformatie in aanmerking komen, maar daarbij moet wel zorgvuldig nagedacht worden welke functies hier passen en aanvullend zijn op de locatie. Het opknappen van de openbare ruimte behoort tot de aanbevelingen. Deze is namelijk op dit moment minder goed onderhouden.
Themalocaties (Bio Science Park en Space Businesspark) De beide themalocaties vereisen weinig ingrepen. Door het stringente vestigingsbeleid en de bijzondere typologie van de meeste kantoren (kantoren + laboratoria) op deze locaties hebben zij een geheel eigen dynamiek. Aandacht aan de openbare ruimte en het realiseren van meer voorzieningen kan beide locaties echter wel versterken. Daarnaast is vasthouden aan het thema door middel van een goed vestigingsbeleid nodig om de kracht van beide locaties te bewaken.
pagina 30
4
De problematiek De kantorenmarkt in Nederland verkeert in zwaar weer. De leegstand heeft problematische vormen aangenomen, terwijl de vraag naar nieuwe kantoorruimte alleen maar verder afneemt. “Te huur”-borden domineren het uitzicht vanaf de Nederlandse snelwegen. Dit hoofdstuk gaat in op de problematiek van de kantorenmarkt in Nederland. De leegstand van kantoren in Nederland bedroeg in 2010 14%. De oorzaken hierachter zijn divers, maar de recente economische crisis en de opkomst van het Nieuwe Werken hebben daar aan bijgedragen. Hoofdoorzaak is dat er meer kantoren zijn ontwikkeld dan er gebruikers zijn. Daarnaast is het erg onaantrekkelijk om kantoren te slopen, zelfs als duidelijk is dat zich nooit meer een gebruiker zal aandienen. Bij zowel de overheid als marktpartijen is het besef gerezen dat het “vijf over twaalf” is. Eigenlijk is het al te laat, maar door nu in te grijpen kan voorkomen worden dat de kantorenmarkt nog ongezonder wordt dan dat deze nu reeds is. Sinds het Rijk in het voorjaar van 2011 het Actieprogramma Aanpak Leegstand Kantoren presenteerde beginnen mondjesmaat maatregelen genomen te worden. Belangrijk is om te komen tot werklocaties die aantrekkelijk zijn en dat ook in de toekomst blijven. Locaties die inspelen op de eisen van nu, maar flexibel genoeg zijn om ook in te kunnen spelen op de eisen van morgen.
pagina 31
4.1
Over leegstand, marktvraag en nieuwbouwplannen
Nederland heeft een fors overschot aan kantoormeters; in 2010 stond 6,7 miljoen m² leeg. Dit is 14 procent van de totale voorraad (circa 47 miljoen m²). Een gezonde 2 kantorenmarkt kent 5, hooguit 7 procent frictieleegstand . Een steeds groter deel van de niet in gebruik zijnde panden staat langdurig leeg zonder perspectief op een nieuwe gebruiker. Sinds het begin van deze eeuw zijn er in Nederland structureel meer meters gebouwd dan de markt kon opnemen. De recessie deed (en doet) daar nog een schepje bovenop. Bij ongewijzigd beleid zal dit overschot de komende jaren sterk toenemen. De vraag naar kantoorruimte loopt terug en aan de aanbodzijde overtreft het aantal nieuwe opleveringen nog steeds het aantal onttrekkingen. De daling aan de vraagzijde heeft grotendeels een structureel karakter. Onder invloed van ‘het nieuwe werken’ loopt het gemiddelde ruimtegebruik per werknemer terug en na 2020 zal de krimpende beroepsbevolking zich zichtbaar manifesteren. ‘Niets doen’ zal naar verwachting al in 2015 resulteren in een leegstandspercentage van 25 procent.
Overmatige leegstand is in de eerste plaats verspilling van ruimte en kapitaal – beide factoren waar Nederlanders van oudsher bijzonder zuinig op zijn. Leegstand leidt niet alleen tot waardedaling van het betreffende vastgoed maar vaak ook tot die van de omgeving en kan, zeker wanneer zij zich concentreert, leiden tot sociaal onveilige plekken. Leegstaande kantoren zijn daarnaast geen reclame voor gemeenten als economische vestigingsplaats. Anderzijds is een volledige ontwikkelingsstop onwenselijk omdat er ondanks het omvangrijke kwantitatieve overschot een gedeeltelijke kwalitatieve mismatch bestaat.
Het oude en nieuwe kantoor van KPMG, naast elkaar gelegen aan de A9 te Amstelveen: verworden tot symbool van ‘hoe het niet moet’. Het nieuwe kantoor zit vol, het oude kantoor blijft leeg.
2 Frictieleegstand is te beschouwen als de gewenste schuifruimte (direct beschikbare meters) om verhuisbewegingen mogelijk te maken.
pagina 32
4.2
De opgave
De opgave die voorligt is drieledig: Minder en bewuster nieuw bouwen Om te beginnen moet de nieuwbouwproductie van kantoren omlaag. Nieuwbouw moet voorbehouden zijn aan ontwikkelingen die naast het belang van de korte en middellange termijn (marktvraag, cash flow) ook nadrukkelijk het lange termijnbelang van een gezonde en aantrekkelijke stad dienen. Zowel pand als locatie moeten beantwoorden aan de criteria marktconformiteit en toekomstbestendigheid. Meer renoveren De mogelijkheden voor renovatie van bestaande kantoren op goede locaties moeten beter worden benut. De huidige wegwerpcultuur vraagt om een nieuwe (maatschappelijke) zuinig- en zorgvuldigheid. Dit heeft alleen kans van slagen in combinatie met meer schaarste (minder nieuwbouw, meer onttrekken). Meer onttrekken Het ‘minder en bewuster nieuw bouwen’ en ‘meer renoveren’ dient gepaard te gaan met een meer dan evenredige onttrekking van kantoren uit de markt. Alleen wanneer er meer m2 worden onttrokken dan er aan m2 nieuwbouw wordt gerealiseerd, kan het huidige overschot aan kantoren worden teruggedrongen. Kantoorpanden kunnen aan de voorraad worden onttrokken door middel van transformatie naar andere functies. Van groot belang is een op de totale voorraad gericht beleid.
4.3
Waarom is het zo moeilijk?
Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat de Nederlandse kantorenmarkt afstevent op een leegstandspercentage van 25%? Waarom is het zo moeilijk om de hierboven geschetste, voor de hand liggende opgaven, in praktijk te brengen? Het antwoord is meerledig en complex.
De nieuwbouw van kantoren dient vele belangen
Die van gebruikers, makelaars, ontwikkelaars, banken, beleggers, gemeenten: De kantorenmarkt is grotendeels een huurmarkt waar gebruikers een verplichting van vijf, maximaal tien jaar aangaan. Na afloop van het contract is de huurder vrij om een nieuwer, mooier, energiezuiniger, beter passend kantoor te betrekken. Verhuizen kost 3 uiteraard geld, maar deze kosten worden vaak ruimschoots gedekt met incentives . Voor ontwikkelaars, beleggers en gemeenten waren kantoren tot voor kort een lucratieve bron van inkomsten. Kantoren werden beschouwd als vastgoedproduct waarmee snel geld kon worden verdiend en waarmee exploitaties rond konden worden gerekend. Positiever gesteld hebben kantoren het afgelopen decennium succesvolle gebiedsontwikkelingen mogelijk gemaakt en de aantrekkingskracht van steden vergroot. Het toestaan van de realisatie van een (grootschalig) kantoor betekent voor een wethouder vaak het binden van een bedrijf aan zijn/haar gemeente, hetgeen werkgelegenheid, belastingsinkomsten en positieve aandacht voor het lokale vestigingsklimaat genereert. “Als wij het niet toestaan doet de buurgemeente het wel” is daarbij vaak het dilemma.
3
Extraatjes of kortingen, bijvoorbeeld in de vorm van een huurvrije periode.
pagina 33
Verkeerde inschatting van de vraag
Deels vanwege gebrek aan kennis, deels vanwege bovengeschetste belangen is de marktpotentie van diverse kantorenontwikkelingen overschat. Er is sprake van veroudering en een kwalitatieve mismatch die vraagt om nieuwe kantorenontwikkelingen, maar deze mismatch is (en wordt) overdreven. “Door de vage omschrijvingen van toplocatie, duurzaamheid en het nieuwe werken valt vrijwel iedere 4 nieuwbouwontwikkeling te rekenen tot het marktaandeel van kwalitatieve schaarste.” Daarbij zijn publieke en private partijen ook op kwetsbare locaties met relatief hoge leegstandspercentages vastgoed blijven ontwikkelen. Ondanks de grootschalige leegstand van kantoren, het landelijke overschot aan bedrijventerreinen, de regionale bevolkingskrimp en de landelijke krimp van de potentiële beroepsbevolking lijken veel gemeenten nog in de ban van het groeidenken. Doordat goede onderlinge afstemming lange tijd heeft ontbroken, hebben publieke en private partijen zichzelf te rijk gerekend. Wanneer het blikveld van gemeenten ophoudt bij hun eigen grenzen en dat van private partijen niet veel verder reikt dan individuele transacties en locaties, ontstaat logischerwijs een situatie waarin iedereen ‘vecht’ om dezelfde markt.
Renovatie is kostbaar In een overvoerde markt, waarin nieuwbouw altijd voorradig is en gebruikers de voorkeur geven aan het nieuwste van het nieuwste, is het financiële risico van ingrijpende renovaties vaak te groot. Verouderde installaties blijken het grootste obstakel bij het verduurzamen (nieuw leven inblazen) van bestaande kantoren en maken renovatie kostbaar. Er zijn veel succesvoorbeelden te noemen, maar deze zijn veelal in opdracht uitgevoerd en met niet geringe budgetten.
Transformatie naar andere functies is complex Slechts een beperkt deel van de voorraad is geschikt voor transformatie naar een andere functie. Het merendeel van de structurele leegstand bevindt zich op monofunctionele locaties; ingericht op een type gebruik. Transformatie van deze locaties is complex. Voor een deel zijn deze gebieden, bijvoorbeeld door de ligging aan snelwegen, nauwelijks geschikt voor niet-kantoorfuncties. Andere locaties zijn recent ontwikkeld waardoor de boekwaarde erg hoog is, wat transformatie vooralsnog onbetaalbaar maakt.
Versnipperde leegstand Kantoorpanden staan zelden volledig leeg, waardoor op het niveau van het object de noodzaak van renovatie, transformatie of sloop/ nieuwbouw beperkt is.
Boekwaarde blijft hoog, afboeken doet pijn Vastgoed representeert een marktwaarde en een boekwaarde. Idealiter komen beide overeen, op de kantorenmarkt is de kloof tussen beide bijzonder groot geworden. Boekwaarde laat zich uitleggen als het bedrag dat volgens de boeken nog aan een pand moet worden verdiend, gezien de destijds gemaakte investeringen en de verwachtingen ten aanzien van huuropbrengsten. De marktwaarde is de reële waarde van een object, die mede wordt bepaald door (de waarde van) concurrerend aanbod en de feitelijke verhuurbaarheid. Kantoren kunnen na 10 tot 20 jaar vaak niet meer goed de concurrentie aan met nieuwbouw. Dan ontstaat er de kans op leegstand. Echter ondanks de matige vooruitzichten voor deze kantoren wordt de waarde in de boeken niet aangepast. Gemeenten kunnen helaas niet veel aan doen aan deze realiteit.
4
Bouke-Pieter van Dijk
pagina 34
Deze hoge boekwaarde zit renovatie, transformatie en sloop in de weg. Het afboeken op de boekwaarde betekent feitelijk verlies nemen. Het is voor de eigenaren van het vastgoed niet zomaar een pure boekhoudkundige handeling, het doet wel degelijk pijn. Het gaat immers direct af van de winst. Toch rijpt het besef onder marktpartijen, en dan met name onder de institutionele beleggers, dat afwaarderen en het verkorten van de levensduur van een kantoorpand noodzakelijk en onvermijdelijk is. Want hoe dan ook, de reële waarde van incourant vastgoed zal afnemen. Hiermee wordt een ander knelpunt geïntroduceerd. Namelijk dat de waarde van incourant vastgoed onder de financieringswaarde zal komen. De vastgoedeigenaar zit dan in een fuik: geld om te renoveren of transformeren heeft hij niet en het enige dat hij kan doen is steeds meer verlies nemen. Dit incourant vastgoed op kwalitatief mindere locaties is niet in handen van institutionele beleggers maar vaak het eigendom van kleinere particuliere beleggers. Deze categorie is vrij groot en zal zich blijvend verzetten tegen maatregelen die de gemeente of andere overheden treffen. Vooral omdat dergelijke maatregelen vaak een versnelling betekent van het proces om daadwerkelijk verlies te nemen. Zij zullen dit weigeren om de eenvoudige reden dat dit kan leiden tot hun faillissement. Om deze reden hebben ook banken (als financiers) een groot belang om het leegstandsprobleem op een geleidelijke manier op te lossen. Ook bij financiers is het besef dat de lucht uit de markt moet maar wel met kleine beetjes tegelijk, zodat er sprake kan zijn van een zachte landing. De bank heeft namelijk geen belang bij faillissementen van vastgoedeigenaren. Ook zij kunnen niets met incourant vastgoed. Knelpunten De drieledige opgave bestaande uit planreductie, renovatie en onttrekking via transformatie en sloop/ nieuwbouw is weerbarstig en er zijn vele knelpunten aan te wijzen. De eerder genoemde hoge boekwaarde is een groot knelpunt. Ook het verlies op de grondexploitatie bij het temporiseren en schrappen van plannen voor kantoren is een belangrijk knelpunt. Evenals het feit dat het achterlaten van bestaand vastgoed voor de eindgebruiker vooralsnog geen consequenties heeft. Deze en andere knelpunten kunnen door samenwerking tussen gemeenten en marktpartijen (deels) worden weggenomen. Bijlage 4 geeft in tabelvorm weer wat de belangrijkste knelpunten zijn en wat partijen kunnen doen om deze knelpunten weg te nemen.
pagina 35
Ter illustratie: Na afloop van het huurcontract is de huurder vrij om een nieuwer, mooier, energiezuiniger, beter passend kantoor te betrekken. Cap Gemini zoekt nieuw kantoor in of nabij Utrecht Automatiseerder en ICT-dienstverlener Cap Gemini wil in 2013 verhuizen naar een nieuw hoofdkantoor. Over de keuze voor de precieze locatie wordt binnen het concern nog gesproken. Wel is zeker dat die in of nabij Utrecht zal zijn en dat het gebouw een omvang moet hebben van ongeveer 20.000 m², ongeveer de helft van het huidige hoofdkantoor. Een woordvoerder van het Franse concern. ‘Ons huurcontract voor het gebouw aan de Papendorpseweg in kantorenpark Papendorp, loopt in 2013 af. Vervolgens willen we een gebouw betrekken waar de organisatie beter volgens het concept nieuwe werken kan functioneren. Dit betekent dat we dichter bij een openbaar vervoer knooppunt willen zitten en dat we met de ruimte efficiënter kunnen omgaan, flexibeler kunnen werken. Dat betekent onder andere dat we de beschikking willen hebben over ruimten met grotere vloeroppervlakken. Het huidige complex, dat aan het begin van deze eeuw is bedacht en dat wij in 2003 betrokken, voldoet niet aan die specificaties.’ ‘Cap Campus’ is gebaseerd op een masterplan van T + T Design en bestaat uit vier hoofdgebouwen en een conferentiezaal en ongeveer 1.200 parkeerplaatsen. Het is ontworpen door De Architecten Cie (Frits van Dongen) en Veenendaal and Bocanet (Ed Veenendaal).
Bron: Interlandvastgoed, 10/2/2011
pagina 36
5
Perspectiefwijziging, “vijf over twaalf” De grootschalige en oplopende leegstandsproblematiek op de kantorenmarkt wordt door alle partijen, privaat en publiek, onderkend. Waar deze lange tijd als probleem van de markt werd beschouwd, is inmiddels het besef doorgedrongen dat een bredere aanpak noodzakelijk is waarbij ook voor overheden een belangrijke rol is weggelegd. Zowel het ruimtelijke ordeningsbeleid als de marktmechanismen hebben ten aanzien van de kantorenmarkt gefaald. In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van deze perspectiefwijziging, de reeds ondernomen acties en de voorgenomen acties voor een beter werkende kantorenmarkt.
5.1
Actieprogramma Aanpak Leegstand Kantoren
Kantorentop (mei 2010) In mei 2010 kwamen het Rijk, provincies, gemeenten, beleggers, ontwikkelaars en gebruikers bijeen in de Kantorentop. Een initiatief van toenmalig minister van VROM en de Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed Nederland (IVBN). Tijdens deze Kantorentop werd een akkoord bereikt over de aanpak van de structurele leegstand op de kantorenmarkt. Betrokken partijen spraken onder meer af om programma’s regionaal beter te zullen afstemmen, minder gronden voor de bouw van nieuwe kantoren uit te geven, sterker in te zetten op renovatie en verduurzaming van de bestaande voorraad en nieuwbouw te reserveren voor hoogwaardige, binnenstedelijke locaties met een goede (OV)bereikbaarheid. Succesverhaal: transformatie kantoren
GAK-gebouw, Amsterdam
Het GAK-gebouw in Amsterdam is een kantoorgebouw in Bos en Lommer dat stamt uit de jaren zestig van de vorige eeuw. Sinds 2005 staat het leeg en is het niet gelukt er een andere kantoorgebruiker voor te vinden. Corporatie Stadgenoot en projectontwikkelaar AM hebben er nu voor gekozen het gebouw te transformeren in studentenwoningen. Dit is nauwelijks rendabel, maar levert meer op dan leegstand. “Voor zo’n zelfstandige eenheid kunnen we slechts 310 of 320 euro per maand vragen. Door het stelsel kunnen we geen hogere huur vragen. Dat is raar. De klant wil wel meer betalen. Op de particuliere markt is hij nog veel meer geld kwijt. Stel dat we 400 euro zouden kunnen vragen, dan neemt de onrendabele last flink af en wordt het mogelijk zo’n gebouw in een veel hoger tempo te transformeren”, aldus Gerard Anderiessen, bestuurder van Stadgenoot, in een interview met Architectenweb.nl.
pagina 37
De Wet kraken en leegstand (oktober 2010) In oktober 2010 volgde de Wet kraken en leegstand. Hiermee hebben gemeenten meer bevoegdheden gekregen om leegstand aan te pakken. Zij hebben hiertoe de volgende instrumenten: Instellen van een leegstandsverordening met daarin een meldingslicht voor eigenaren van leegstaande panden. Maximum boete bij niet melden: € 7.500. Leegstandsgesprek en verplichtende voordracht van een huurder door de gemeente; Wanneer eigenaar niet meewerkt kan een last onder dwangsom worden opgelegd die kan oplopen tot tienduizenden euro’s. Bovenstaand pakket aan maatregelen heeft zijn beperkingen: gemeenten moeten aanzienlijke inspanningen leveren alvorens kan worden overgegaan tot het opleggen van een dwangsom. Actieprogramma leegstand kantoren (7 maart 2011) Onder leiding van Minister Schultz van Haegen is in overleg met diverse marktpartijen een vervolg gegeven aan de landelijke aanpak. Op 7 maart 2011 werd het Actieprogramma Aanpak Leegstand aan de Tweede Kamer aangeboden. Strekking van dit actieprogramma: banken, beleggers, projectontwikkelaars en overheden moeten samenwerken aan een (nader) voorstel om de kantorenmarkt weer gezond te maken. Het actieprogramma krijgt vorm in drie pijlers: Experimenteergebieden - herontwikkeling, transformatie en sloop. Maatregelen om het functioneren van de kantorenmarkt op lange termijn te verbeteren. Betere regionale ruimtelijke planning, programmering en afstemming. Annex 1 geeft een gedetailleerde beschrijving van het Actieprogramma. Kamerbrief ‘Fiscale maatregelen en plannen van aanpak leegstand kantoren’ (28 april 2011) In een kamerbrief van 28 april reageert de minister op drie plannen van aanpak van oppositiepartijen D66, SP en PvdA en geeft zij conform de belofte in het Actieprogramma aan in hoeverre fiscale aanpassingen kunnen leiden tot versoepeling van herstructurering en transformatie. De conclusie is dat het kabinet terughoudend is met het introduceren van nieuwe fiscale instrumenten. Annex 2 geeft een gedetailleerde beschrijving van deze Kamerbrief.
5.2
Provinciale visie en regionale opgave
In lijn met actie 3 uit het landelijke Actieprogramma heeft de provincie Zuid-Holland een ‘Aanzet voor een kantorenstrategie voor Zuid-Holland’ laten opstellen. Hierin wordt geconstateerd dat er in Zuid-Holland – met een leegstandsvolume van 1,5 miljoen m² en een fors grotere plancapaciteit dan nieuwbouwbehoefte tot 2020 – werk aan de winkel is. Het document bevat hiertoe de volgende agenda (gericht aan de provincie): 1.
Maak samen met de regio’s strategische keuzes in de plancapaciteit voor kantoren. ‐ Samen met regio’s keuzes maken tussen plannen: schrappen, uitruilen of uitstellen. 2. Kies per regio voor ontwikkeling van kantoren op de meest kansrijke locaties. ‐ Onderscheidende locaties. ‐ Locaties die beschikken over dubbele bereikbaarheid (auto en OV). ‐ Voldoende parkeerruimte. ‐ Aantrekkelijke gebiedskwaliteit. ‐ Multifunctionaliteit.
pagina 38
3.
Kies alleen voor ontwikkeling van kantorenlocaties op uitstekende knooppuntlocaties binnen Stedenbaan en Zuidvleugelnet. ‐ Plancapaciteit Stedenbaan en Zuidvleugelnet groter dan nieuwbouwbehoefte. ‐ Kiezen voor locaties met hoge stedelijkheid en uitstekende OV-bereikbaarheid: toplocaties, centrumlocaties en Randstedelijke ov-knooppuntlocaties (geen voorstadstations en bedrijventerreinen). 4. Focus als provincie bij de aanpak van leegstand vooral op informeren en stimuleren van regio en gemeenten . 5. Stimuleer intensieve regionale samenwerking op het gebied van kantoren ‐ Afspraken over afstemmen van plancapaciteit. ‐ Afspraken over aanpak bestaande voorraad. ‐ Gebruik SER-ladder. Een en ander staat verwoord in de Verordening Ruimte van de provincie. Deze verordening geeft aan dat bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de invloedsfeer van bestaande haltes van het Zuidvleugelnet geen bestemmingen mogen aanwijzen die nieuwe bebouwing voor kantoren mogelijk maken. Binnen de invloedsfeer van de haltes van het Zuidvleugelnet liggen gronden die binnen 10 minuten vanaf de haltes bereikbaar zijn te voet of met hoogfrequente bus- en tramverbindingen. Dit is niet van toepassing op: 1. kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m2 per vestiging. 2. kantoren met een lokaal verzorgingsgebied, zoals gemeentehuizen en bankfilialen. 3. bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak en minder is dan 3.000 m2. 4. functiegebonden kantoren, zoals (lucht)havengebonden kantoren en veilinggebonden kantoren. 5. uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met hoogste 10% van het bestaande bruto vloeroppervlak. Daarnaast verplicht de provincie een regionale afstemming van kantorenprogramma’s bij bestemmingsplannen. Tevens stelt de provincie net als bij bedrijventerreinen ook bij de ontwikkeling van kantorenlocaties de SER-ladder verplicht. Bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe locaties voor kantoren of de uitbreiding van bestaande locaties voor kantoren met een oppervlakte van tenminste 1 hectare aan aaneengesloten percelen, moeten in de toelichting een verantwoording bevatten waarbij de behoefte aan nieuwe locaties als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag wordt onderbouwd. Ook moet worden onderbouwd waarom deze behoefte niet kan worden ondervangen door herstructurering of intensivering van bestaande locaties, of het benutten van ruimte op locaties elders in de regio. Tevens moet onderzocht worden of ter compensatie elders de kantoorruimte kan worden beperkt door sloop of functieverandering. Binnenkort wordt de grens van 1 hectare grondoppervlakte omgezet naar 5.000 m2 bruto vloeroppervlakte.
pagina 39
Ter illustratie: De treden van de SER-ladder. 1. 2.
3.
Gebruik de ruimte die al beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie en/of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden. Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om de ruimteproductiviteit te verhogen. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door benutting van de ‘derde dimensie’ (ondergronds bouwen en hoogbouw), door technische vernieuwingen en door multifunctioneel ruimtegebruik. Wet- en regelgeving en het daarbij behorende beleidsinstrumentarium dienen een verhoging van de ruimteproductiviteit te bevorderen. Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik voor de desbetreffende functie aan de orde. Daarbij dienen de verschillende relevante waarden en belangen goed te worden afgewogen in een gebiedsgerichte aanpak. Door een zorgvuldige keuze van de locatie van ‘rode’ functies en door investeringen in de kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte moet worden verzekerd dat het meerdere ruimtegebruik voor wonen, bedrijventerreinen en/of infrastructuur de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en waar mogelijk versterkt.
Succesverhaal: transformatie kantoren
Uitgeverij Samson, Alphen aan den Rijn
Het voormalige kantoorpand van uitgeverij Samson in Alphen aan den Rijn is in 2005 na een grondige verbouwing opgeleverd als wooncomplex met 70 appartementen, voornamelijk voor starters. Het gebouw is volledig gestript en van nieuwe gevels, woningscheidende wanden en inbouwpakketten voorzien. Om te voldoen aan geluidseisen en eisen van brandveiligheid zijn zware dekvloeren aangebracht en verlaagde plafonds met brandwerende en geluidsisolerende materialen. De appartementen, variërend van 44 tot ruim 100 vierkante meter, zijn aan twee kanten van het gebouw gemaakt, ontsloten via een middengang. Op het oorspronkelijke casco zijn in twee lagen houten maisonettewoningen gebouwd. De woningen hebben verschillende buitenruimten: de maisonnettes hebben een balkon, sommige woningen beschikken over een dakterras en andere hebben een Frans balkon binnen de gevel, met de mogelijkheid om een loggia te creëren. Het gebouw leende zich goed voor transformatie. De locatie had al een woonbestemming en er was voorzien in een gebouw tot tien bouwlagen, zodat het bestaande volume (zeven bouwlagen) kon worden uitgebreid. De ontwikkeling vergde niet meer dan driekwart jaar. In die periode is het plan uitgewerkt, is het gebouw kadastraal gesplitst en zijn appartementsrechten doorverkocht aan particulieren. Door deze ABC-constructie was over de appartementsrechten geen negentien procent btw verschuldigd, maar zes procent overdrachtsbelasting.
pagina 40
5.3
Wijziging in werken en kantoorgebruik
Het Nieuwe Werken Het ‘nieuwe werken’ staat momenteel sterk in de belangstelling. Velen bekritiseren dat dit nieuwe werken helemaal niet zo nieuw is. Vijftien jaar geleden bestonden de kantoortuin en de ‘flexplek’ ook al. Maar het nieuwe werken omvat meer en lijkt op grotere schaal navolging te krijgen. Het nieuwe werken omvat: ‐ (tot op zekere hoogte) je eigen werktijden en werkplek bepalen ‐ vertrouwen in plaats van controle, beoordelen op output ‐ een stimulerende, inspirerende werkomgeving (luxe en esthetiek) ‐ belang van meer kruisbestuiving, ontmoeting > tussen collega’s en tussen bedrijven Het ruimtegebruik per werknemer is gedaald van 30 m² in de jaren negentig, naar 24 m² in 2001, tot 20 m² nu (EIB, 2010). Deze getallen zijn afkomstig uit verschillende onderzoeken en zijn dus niet 1 op 1 vergelijkbaar, maar geven wel een trend aan. Voor een groot deel wordt deze daling veroorzaakt door ‘het Nieuwe Werken’ (dat dus al enige tijd in gang is gezet). Volgens een schatting van bedrijfsmakelaar DTZ zal als de belangstelling voor het Nieuwe Werken blijft bestaan het ruimtegebruik van werknemers met 15 tot 30% kunnen afnemen. De schatting is gebaseerd op kantoren die al zijn ingericht op basis van het Nieuwe Werken. Microsoft heeft bijvoorbeeld het ruimtegebruik per werknemer al teruggedrongen naar 15 m². Dit heeft grote gevolgen voor de vraag naar kantoren, die zal afnemen. Daarnaast zorgt het Nieuwe Werken voor een kwalitatieve verandering in de vraag naar kantoren: gebouwen waarin ontmoeting en overleg centraal staan worden verkozen boven andere gebouwen. Dit resulteert in een leegstand van veel oudere gebouwen. Ook zijn ‘open flexkantoren’ (zie verder) in opmars. Dit zijn kantoren op goed bereikbare locaties, die per dagdeel gehuurd kunnen worden door ZZP-ers of mobiele werknemers. Bij nieuwbouw is het verstandig om makkelijk aanpasbare gebouwen te bouwen, want als er een ding is dat het Nieuwe Werken heeft bewezen, is dat het belangrijk is dat gebouwen flexibel zijn. Het Nieuwe Werken is niet alleen een bedreiging voor de kantorenmarkt: het biedt ook kansen voor nieuwbouw op nieuwe locaties, bijvoorbeeld op goed bereikbare plaatsen (zowel bij ov-knooppunten als langs snelwegen).
Succesverhaal: transformatie kantoren
Achmeakantoor, Amsterdam
Leegstaand kantoorgebouw wordt omgebouwd naar woningen. Geluidseisen vragen aanpassingen aan het gebouw, waardoor haalbaarheid onder druk staat. Goed overleg tussen de gemeente, het stadsdeel en de eigenaar over de transformatie herontwikkeling en de te nemen stappen en maatregelen. Goed voorbeeld van hoe een gemeente een faciliterende rol kan spelen bij transformatie.
Eveneens een goed voorbeeld van hoe bij de bouw van een nieuw kantoor rekening kan worden gehouden met een eventuele transformatie naar een woonfunctie.
pagina 41
Flexkantoren Hand in hand met de opkomst van het Nieuwe Werken gaat de opkomst van het flexkantoor. Dit zijn kantoren met professionele werkplekken waar kenniswerkers met flexibele verhuur kunnen werken per uur, per dagdeel, tot maximaal per maand. Dergelijke kantoren zijn zowel van nut voor werknemers van bedrijven, die er bijvoorbeeld de tijd tussen twee afspraken kunnen benutten, als voor ZZP-ers, die steeds talrijker worden. Tussen 2000 en 2010 nam hun aantal met ruim 272.000 toe, en steeg hun aandeel in de totale beroepsbevolking van 6,5% naar bijna 10% (CBS). In november 2009 waren er ongeveer 85 flexkantoren in Nederland, maar sindsdien is hun aantal explosief gegroeid, en haast iedere dag komen er nieuwe kantoren bij (Frisblik, 2010). Uit onderzoek naar de succesfactoren van flexkantoren (Frisblik, 2010).komen een aantal conclusies naar voren, waaronder: ‐ Doelgroep: ZZP-ers en werkgevers die het Nieuwe Werken hebben omarmd. ‐ De indeling en inrichting: bij flexkantoren heeft de ruimte een prettige uitstraling en faciliteert het verschillende vormen van werken (vergaderen, geconcentreerd werken, ontmoeten). ‐ Aangeboden faciliteiten: printer, beamer, flip-over, enz. ‐ Gemak: gebruikers willen niet te veel tijd kwijt zijn, en willen dus zo snel mogelijk inchecken en gemakkelijk reserveren. ‐ Mogelijkheden tot netwerken en sociale interactie.
pagina 42
6
Beleidskader Holland Rijnland
Deze kantorenstrategie is niet Holland Rijnlands eerste. De tot nu toe vigerende regionale afspraken dateren van 2006 (maar hadden uiteraard nog geen betrekking op de later aangesloten gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude). Onderstaand volgt een korte beschouwing van deze en andere relevante beleidsdocumenten, te weten: Structuurvisie Holland Rijnland (2009) Regionale kantorenstrategie (2006) Regionale bedrijventerreinenstrategie Holland Rijnland (2009) en Regionale bedrijventerreinenstrategie Oude Rijnzone – Rijnstreek (2009) StedenbaanPlus (Bestuurlijk Platform Zuidvleugel) OV-visie Holland Rijnland, Schakels in het Zuidvleugelnet (2009) Coalitieakkoord ten aanzien van RijnGouweLijn en Rijnlandroute (april 2011)
6.1
Structuurvisie Holland Rijnland (2009)
In de Regionale Structuurvisie (2009) is gekozen voor het versterken van bestaande, onderscheidende krachten: het life science cluster, het space science cluster, de Greenport en de toeristische sector (inclusief zakelijk congrestoerisme). Ten aanzien van werklocaties en werkgelegenheid zijn daarnaast onder meer de volgende speerpunten geformuleerd: Ruimte bieden aan regionaal en lokaal verzorgende bedrijven in de eigen regio. Creëren van meer werkgelegenheid aan de bovenkant van de markt; ontwikkeling werkgelegenheid en beroepsbevolking op elkaar afstemmen. Realisatie van 415.000 vierkante meter kantorenoppervlak. Prioriteit geven aan de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Niet de gehele ruimtevraag honoreren, maar selectief nieuwe bedrijventerreinen ontwikkelen. Aanleg van nieuwe bedrijventerreinen koppelen aan herstructurering van bestaande locaties. Concentreren van bedrijven met veel ruimtebeslag en bedrijven in de hogere sectorale categorie. De regio faciliteert de ruimtebehoefte van haar eigen bedrijven, waarbij wordt uitgegaan van de SER-ladder.
pagina 43
6.2
Regionale kantorenstrategie (2006)
Voorliggende kantorenstrategie vervangt de regionale afspraken van 2006. In dat jaar is overeengekomen om tot 2015 (niet meer dan) 415.000 m² kantoren bij te bouwen. De verdeling naar locaties was daarbij als volgt: Tabel 1 Regionale afspraken kantorenprogrammering d.d. 2006 Locatie A4-zone
Programma (nieuwbouw tot 2015) Elisabethhof (Leiderdorp) Vierzicht (Leiderdorp) Grote Polder (Zoeterwoude) Meerburgerpolder (Zoeterwoude) Roomburg (Leiden) Knooppunt Oost / Bospoort (Leiderdorp)
Leiden-Centraal Overig stedelijk gebied
Leiden Noord Voorschoten NS Leiden Lammeschans Leiden Churchilllaan Leiden De Vink NS Leiden binnenstad
20.000 m² 15.000 m² 13.000 m² 72.500 m² 20.000 m² 13.000 m² 153.500 m² 64.000 m² 15.000 m² 10.000 m² 40.000 m² (pm) (pm) 10.000 m² 75.000 m² 20.000 m²
Katwijk Leeuwenhoek / Rijnfront
Leeuwenhoek (Leiden) Rijnfront (Oegstgeest)
62.500 m² 40.000 m² 102.500 m²
totaal
415.000 m²
De kantorenstrategie van 2006 bouwt voort op de studie ‘In goede banen Leiden’ (Inbo, 2003). Een advies uit 2005 van Twijnstra en Gudde om de kantorenprogrammering tot 2015 per saldo naar beneden bij te stellen is niet verwerkt bij gebrek aan voldoende draagvlak. De strategie van 2006 besteedde geen specifieke aandacht aan de aanpak van structurele leegstand, omdat dit primair als verantwoordelijkheid van de marktpartijen werd gezien.
6.3
Regionale bedrijventerreinenstrategieën
Regionale bedrijventerreinenstrategie Holland Rijnland (2009) Holland Rijnland kampt met een tekort aan voldoende en kwalitatief hoogwaardige bedrijventerreinen. Dit heeft vermoedelijk een rol gespeeld in de achterblijvende economische ontwikkeling van de regio. Tot 2020 is een tekort becijferd van 20 tot 25 ha. Daarbij is er in de regio een teveel aan specifiek gelabelde en hoogwaardige terreinen en een tekort aan ‘normale’, modern-gemengde terreinen. Naar aanleiding van dit tekort stelt Holland Rijnland zichzelf voor drie strategische opgaven: (1) bestaande terreinen herstructureren en niet transformeren; (2) voldoende nieuwe bedrijventerrein ontwikkelen; (3) samenhang tussen bestaande en nieuwe bedrijventerreinen aanbrengen.
pagina 44
Ten aanzien van kantoren op bedrijventerreinen is het volgende standpunt ingenomen: De regionale economie is gebaat bij een goede mix van wonen, werken en voorzieningen. Oude tegenstellingen tussen enerzijds productie en distributie op een bedrijventerrein en anderzijds verkoop en dienstverlening op een kantorenlocatie zijn aan het verdwijnen. Dit betekent onder andere dat moet worden ingezet op functiemenging. Hoewel bedrijventerreinen primair een functie hebben als vestigingsplaats voor bedrijven in de hogere milieucategorieën, kunnen er in beperkte mate ook andere functies worden toegelaten, zoals kleine zelfstandige kantoren (max. 1.000 m² BVO), perifere detailhandel en leisure. Dit geldt voor zowel bestaande als nieuwe terreinen. Als vuistregel wordt aangehouden dat hiervoor maximaal 15 % van het netto oppervlak van een bedrijventerrein kan worden gebruikt. Eventueel door gemeenten wenselijk geachte afwijkingen worden in het portefeuillehoudersoverleg Economische Zaken afgestemd en besproken. Op bedrijventerreinen waar door marktontwikkelingen reeds sprake is van een hoger aandeel kantoren, perifere detailhandel en/of leisure, wordt uitgegaan van de feitelijke situatie op 1 januari 2009. Regionale bedrijventerreinenstrategie Oude Rijnzone – Rijnstreek 2008-2020 (2009) De Oude Rijnzone – Rijnstreek (gemeenten Alphen aan den Rijn, Bodegraven, Nieuwkoop, Rijnwoude, Jacobswoude en Zoeterwoude) kan ruim in haar toekomstige vraag voorzien en kan zodoende 25 ha ruimtevraag vanuit Holland Rijnland opvangen. In de bedrijventerreinenstrategie is geen standpunt ingenomen ten aanzien van kantoren op bedrijventerreinen.
6.4
Stedenbaan
Een deel van de kantorenprogrammering uit 2006 houdt verband met het aanwijzen van Stedenbaanstations vanuit het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel. Door middel van het Stedenbaan project wil het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel de stedelijke ontwikkeling beter afstemmen op de bereikbaarheid van knooppunten en stations. Het concept richt zich onder andere op het beter benutten en versterken van bestaande steden en dorpen door een intensiever grondgebruik – verdichting en menging – nabij treinstations. In Holland Rijnland zijn vijf bestaande stations aangewezen (Voorschoten, De Vink, Leiden CS, Voorhout en Hillegom) en wordt er één toegevoegd (Sassenheim). In een straal van circa 1.200 meter rond deze stations is in de periode 2010-2020 een aanzienlijke netto toevoeging van kantoormeters geraamd. Daarnaast zullen op deze locaties een aanzienlijk programma woningbouw worden gerealiseerd. De regiogemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de verdeling van het programma. De Provincie constateerde in haar Structuurvisie reeds een dreigend overaanbod van kantoren op Stedenbaanstations. Inmiddels is Stedenbaan overgegaan in StedenbaanPlus. Momenteel wordt vanuit StedenbaanPlus de afstemming tussen openbaar vervoer en verstedelijking herzien. Stedelijke ontwikkelingen waaronder kantoorontwikkelingen moeten vooral plaatsvinden rond de knooppunten. Op deze locaties is sprake van snijdende HOV-Lijnen, een hoge bereikbaarheid, een aanzienlijke functiediversiteit, een meer dan lokaal verzorgingsgebied en aanzienlijke reizigersaantallen. De knooppunten in Holland Rijnland zijn: Leiden Centraal en Station Alphen aan den Rijn.
pagina 45
6.5
Flankerend beleid
De OV-visie Holland Rijnland, Schakels in het ZuidvleugelNet (2009) zet in op het terugdringen van het autoverkeer teneinde de bereikbaarheid van de regio (met name rond Leiden en omgeving) te verbeteren. Het OV-net bestaat naast de RijnGouwelijn uit acht zware busverbindingen en heeft daardoor een duidelijke metro-achtige structuur (duidelijke lijnvoering, snelle verbindingen en hoge frequenties). Het OV-net wordt aangevuld met een net van ontsluitende busdiensten en aanvullend (openbaar) vervoer. Bij het opstellen van onderhavige regionale kantorenstrategie zijn er op het vlak van ontsluiting en bereikbaarheid van enkele kantorenlocaties enkele nog niet uitgekristalliseerde, maar wel relevante ontwikkelingen te noemen. In april 2011 presenteerden de coalitiepartijen van de provincie Zuid-Holland een Hoofdlijnenakkoord waarin zij kiezen voor een aangepaste aanleg van de RijnGouweLijn. Uitgangspunt blijft een hoogwaardige openbaar vervoerverbinding van Gouda tot de kust. Voor het deel ten oosten van Leiden is men voornemens een verbeterde verbinding via bestaand spoor aan te leggen. Het westelijk deel vanaf Leiden Centraal wil men realiseren met een vertrambare bus. De kostenbesparingen die door deze versobering op de RijnGouweLijn worden behaald, worden geïnvesteerd in de RijnlandRoute, een snelwegverbinding tussen de A4 en de A44, die de belasting van de andere wegen moet verlichten. Voor deze RijnlandRoute dient er nog een keuze gemaakt te worden uit twee varianten, te weten: Zoeken naar Balans (ZnB- of voorkeursvariant) en Churchill Avenue (CAvariant). Door aanleg van de RijnlandRoute wordt het eenvoudiger om met de auto vanuit het oosten een aantal kantorenlocaties te bereiken. Met name de Plesmanlaan en het Bio Science Park zullen van een verbeterde bereikbaarheid profiteren. Ook het Space Businesspark zal hierdoor beter te bereiken zijn vanuit het oosten. Ook het tracé voor de RijnGouwelijn is nog in onderzoek, evenals de definitieve keuze keuze voor het materieel. De effecten voor eventuele aanvullende kantoorlocaties van het tracé zijn daarom op dit moment niet goed in te schatten. In het algemeen kan wel worden gesteld dat de aanleg van een nieuwe weg en hoogwaardige OV-verbinding investering in hoogwaardig vastgoed kan stimuleren.
Succesverhaal: transformatie kantoren
Archimedeslaan, Utrecht
Leegstaand kantoor getransformeerd in studentenwoningen en ateliers Oplossing voor de grote hoeveelheid kantoorleegstand enerzijds, en het grote tekort aan studentenwoningen en goedkope werkruimten voor starters anderzijds. Het is de bedoeling dat dit gebruik tijdelijk is, in ieder geval voor vijf jaar. Wat er daarna met het gebouw gaat gebeuren, is onbekend.
Inmiddels is de regelgeving aangepast, en kan er voor 10 jaar van het bestemmingsplan worden afgeweken. De haalbaarheid van dit soort tijdelijke bestemmingen is daardoor groter geworden.
pagina 46
7
Kantorenmarkt Holland Rijnland
De kantorenmarkt van Holland Rijnland is uiteraard van veel bescheidener omvang dan die van het aangrenzende Stadsgewest Haaglanden en Metropoolregio Amsterdam. De regio wordt grotendeels gevormd door Greenport- en Groene Hart-gemeenten. Maar in de regio is toch sprake van zo’n 1,5 miljoen m² kantoren. De stad Leiden, het regionaal verzorgende Alphen aan den Rijn en Noordwijk met het Space Businesspark neemt hiervan een fors deel voor haar rekening. In dit hoofdstuk volgt een nadere beschouwing van achtereenvolgens: De werkgelegenheidsstructuur. De huidige kantorenvoorraad en leegstand. De dynamiek van vraag en aanbod. De vitaliteit en toekomstpotentie van de diverse kantorenlocaties.
7.1
Werkgelegenheidsstructuur
De vijftien Holland Rijnland-gemeenten tellen gezamenlijk bijna 205.000 werkzame personen op een inwonertal van 523.000 personen. De grootste concentratie van werkgelegenheid bevindt zich in Leiden (28%), op enige afstand gevolgd door Alphen aan den Rijn (15%) en Katwijk (9%). Zoeterwoude telt daarnaast relatief veel banen in verhouding tot haar inwonertal (bijlage 2). De regionale ontwikkeling van het aantal banen bleef tussen 2000 en 2010 iets achter bij de landelijke groei (respectievelijk 9% en 13%). De verschillen tussen de afzonderlijke gemeenten zijn vrij groot: met groeipercentages van 39% en 16% in deze periode onderscheiden Leiderdorp en Oegstgeest zich in positieve zin, contrasterend daalde de werkgelegenheid (iets) in Lisse, Hillegom en Noordwijkerhout (tabel 2). Tabel 2 Werkgelegenheid naar gemeente 2010 Werkzame
ontwikkeling
personen
Ontwikkeling 2000-2010
Kantoor sectoren
2000-2010
30.207
9%
6.585
0%
Hillegom
6.119
-7%
742
-28%
Kaag en Braassem
6.890
2%
1.296
2%
Katwijk
19.471
6%
3.628
3%
Leiden
58.460
11%
12.380
1%
Leiderdorp
12.066
39%
2.364
26%
7.913
-13%
1.717
-30%
Alphen aan den Rijn
Lisse Nieuwkoop
8.269
8%
1.298
20%
Noordwijk
13.966
15%
5.376
28% -4%
Noordwijkerhout
5.024
0%
500
Oegstgeest
6.054
16%
1.070
-4%
Rijnwoude
6.261
10%
1.307
66%
Teylingen
11.925
9%
1.568
11%
Voorschoten
5.210
3%
1.193
-17%
Zoeterwoude
7.136
2%
838
13%
204.971
9%
41.862
4%
Holland Rijnland
Bron: Regionaal Informatie Systeem (RIS) Zuid-Holland, bewerking Bureau Stedelijke Planning bv
pagina 47
Van de 205.000 werkzame personen in Holland Rijnland behoort 21% tot een van de kantoorhoudende sectoren (tabel 2). Wederom is Leiden het zwaartepunt (30%), gevolgd door Alphen aan den Rijn (16%) en Noordwijk (12%). De kantoorhoudende werkgelegenheid groeide tussen 2000 en 2009 met 6%. In Zuid-Holland was sprake van 4% groei. De regionale ontwikkeling bleef enkele procenten achter bij de provincie als geheel. Rijnwoude kende procentueel een sterke groei, evenals Leiderdorp en Noordwijk. Met name in Hillegom, maar ook in Voorschoten, Lisse en Noordwijkerhout was sprake van een sterke relatieve daling. De werkzame personen binnen de kantoorhoudende sectoren werken vooral bij de overheid (24%), rechtskundige diensten en accountancy (23%) en verhuur van roerende goederen en overige zakelijke diensten (18%) (tabel 3). Met name in Leiderdorp en Leiden drukt de overheid een groot stempel op de kantoorwerkgelegenheid (respectievelijk 42% en 29%). Noordwijk kenmerkt zich door veel ‘speur- en ontwikkelingswerk’ (R&D) (39%), in Alphen aan den Rijn bevindt 29% van de kantoorbanen zich bij rechtskundige diensten, accountants, etc. Binnen de kantoorhoudende sectoren hebben zich grote verschuivingen voorgedaan qua werkgelegenheid. Zo nam tussen 2000 en 2010 het aantal banen in de financiële sector met 39% af, terwijl in de R&D het aantal banen met 46% steeg. In absolute zin was de groei het sterkst op het gebied van rechtskundige diensten en accountancy (+2.700 banen). Tabel 3 Kantoorhoudende werkgelegenheid naar activiteit 2010 aandeel
2000-2010
Dienstverlening op het gebied van informatietechnologie
2.857
7%
30%
Financiële instellingen
3.088
7%
-39%
Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verz.
9.882
24%
22%
Rechtskundige dienstverl., accountancy, belastingadvisering en admin.
9.657
23%
35%
fotografie en vertaling
2.193
5%
-19%
Speur- en ontwikkelingswerk
3.796
9%
46%
Uitgeverijen, productie en distributie van films en tv-programma's
1.262
3%
-16%
Verhuur van en handel in onroerend goed
1.552
4%
10%
Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening
7.575
18%
-21%
100%
4%
Reclame en marktonderzoek, industrieel ontwerp en vormgeving,
Totaal
41.862
Bron: Regionaal Informatie Systeem (RIS) Zuid-Holland, bewerking Bureau Stedelijke Planning bv
7.2
Kantorenvoorraad en leegstand
In 2010 hebben de regio en de gemeente Leiden afgesproken een gezamenlijke kantorenmonitor op te stellen. Probleem daarbij was dat er geen cijfermateriaal voor de hele regio beschikbaar was over de omvang van de kantorenvoorraad. Besloten is daarom eerst een goede nulmeting te maken van de kantorenvoorraad. De keuze is daarbij gevallen op een bureau (Kantorenmonitor BV) dat ook voor de Stadsregio Amsterdam jaarlijks een kantorenmonitor maakt. In tegenstelling tot anderen inventariseert dit bureau niet alleen de grotere kantoren, maar ook de kleine. Voor een regio als Holland Rijnland is het hebben van een totaalbeeld van de kantorenvoorraad, inclusief de kleine kantoren, van groot belang. Het is evenwel van belang te beseffen dat deze cijfers van de kantorenmonitor derhalve afwijken van de cijfers gehanteerd door de provincie Zuid Holland.
pagina 48
Holland Rijnland telt bijna 1,5 miljoen m² kantoren. Veruit de meeste meters bevinden zich in Leiden, een tweede zwaartepunt is Alphen aan den Rijn (tabel 4). Zoeterwoude en Noordwijk tellen daarnaast relatief veel kantoormeters in verhouding tot hun inwonertal (bijlage 2). Een gezonde markt kent enige frictieleegstand (5 à 7%) die verhuisbewegingen mogelijk maakt. In Holland Rijnland staat ruim 162.000 m² kantoorruimte, ofwel 11% van de totale voorraad leeg. Dit is minder dan landelijk (14%), maar meer dan de gewenste frictieleegstand. Rijnwoude, Nieuwkoop, Hillegom en Alphen aan den Rijn hebben de grootste leegstandpercentages. Maar ook de leegstand in Leiden, Leiderdorp en Voorschoten is fors. Tabel 4 Voorraad en leegstand (exclusief voorverhuur) naar gemeente januari 2011
Alphen aan den Rijn
voorraad
aandeel
leegstand
aandeel
leegstand / voorraad
222.100
15%
32.900
20%
15%
Hillegom
28.800
2%
4.700
3%
16%
Kaag en Braassem
37.200
2%
3.500
2%
9%
Katwijk
69.500
5%
6.100
4%
9%
Leiden
587.900
39%
74.300
46%
13%
Leiderdorp
81.100
5%
9.200
6%
11%
Lisse
84.100
6%
3.400
2%
4%
Nieuwkoop
21.600
1%
3.400
2%
16%
Noordwijk
138.000
9%
6.500
4%
5%
Noordwijkerhout
16.000
1%
1.500
1%
9%
Oegstgeest
35.200
2%
900
1%
3%
Rijnwoude
23.100
2%
4.000
2%
17%
Teylingen
55.500
4%
4.600
3%
8%
Voorschoten
29.200
2%
2.900
2%
10%
Zoeterwoude
62.700
4%
4.200
3%
7%
1.492.000
100%
162.100
100%
11%
Holland Rijnland
Bron: Kantorenmonitor bv (januari 2011), bewerking Bureau Stedelijke Planning bv
Het merendeel van de leegstaande meters (op 1 januari 2011) heeft betrekking op kantooreenheden van 1.000 tot 2.500 m². Figuur 2 Leegstand (exclusief voorverhuur) in m² naar grootteklasse, Holland Rijnland 01-01-2011
Bron: Kantorenmonitor bv (januari 2011), bewerking Bureau Stedelijke Planning bv
Meer dan de helft van de leegstand in Leiden bevindt zich in panden gebouwd voor 1980. De resterende leegstand bevindt zich grotendeels uit panden uit de jaren ’80 en’90.
pagina 49
Figuur 3 Leegstand (inclusief voorverhuur) in m² naar bouwperiode, Leiden 01-01-2011
Bron: Kantorenmonitor bv (januari 2011), bewerking Bureau Stedelijke Planning bv
In 2010 werden er in Holland Rijnland 21 panden, samen 13.500 m² aan de voorraad onttrokken. Hiervan bevonden zich zes panden (6.000 m²) in Leiden. In datzelfde jaar werd 24.200 m² aan de voorraad van Holland Rijnland toegevoegd.
7.3
Aanbod en opname
Een belangrijke indicator voor het functioneren van een kantorenmarkt is de verhouding tussen vraag en aanbod, waarbij de meters die op 1 januari als aanbod staan geregistreerd worden afgezet tegen de meters die dat kalenderjaar door de markt worden opgenomen. Bij een evenwichtige markt is de aanbod-opnameratio 1,5 (aanbod is anderhalf maal de vraag). Holland Rijnland kende in 2006 voor het laatst een gezonde verhouding tussen vraag en aanbod bestaande bouw. In 2007 was met een aanbod-opnameratio van 2,5 sprake van een disbalans. Wanneer ook de nog te bouwen meters in beschouwing worden genomen, is een beduidend slechter beeld te zien en is reeds alle jaren sprake van een forse disbalans. Figuur 4 Aanbod en opname van kantoren in m² in Holland Rijnland 2006 - 2011
300.000 250.000 200.000
Nog te bouwen aanbod op 1 januari
150.000
Aanbod bestaand op 1 januari
100.000
Transacties gedurende kalenderjaar
50.000 0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: Vastgoedmarkt Data Online (mei 2011), bewerking Bureau Stedelijke Planning bv
pagina 50
Het merendeel van de transacties van de afgelopen vijf jaar had betrekking op kantooreenheden groter dan 100 m² en kleiner dan 2.500 m². Geteld in meters is de grootteklasse 1.000 – 2.500 m² dominant. Figuur 5 Transacties naar grootteklasse Holland Rijnland 2006-2011
Bron: Vastgoedmarkt Data Online (mei 2011), bewerking Bureau Stedelijke Planning bv
Ruim tweederde van het transactievolume dat de afgelopen vijf jaar werd gerealiseerd, werd opgenomen in Leiden. 13% van het transactievolume werd gerealiseerd in Alphen aan den Rijn. Daarnaast had de gemiddelde jaarlijkse opname in Leiderdorp en Lisse enige substantie. Tabel 5 Transacties kanoren in m² per gemeente in Holland Rijnland tussen 1-1-2006 en 1-1-2011 opname in m² cumulatief
opname in m² jaarlijks gemiddelde
24.884
4.977
1.854
371
300
60
Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk
2.152
430
133.236
26.647
Leiderdorp
8.261
1.652
Lisse
5.987
1.197
Leiden
Nieuwkoop
262
52
Noordwijk
3.486
697
Noordwijkerhout
1.910
382
Oegstgeest
1.315
263
Rijnwoude
600
120
Teylingen
4.794
959
Voorschoten
1.251
250
Zoeterwoude
585
117
190.877
38.175
Bron: Vastgoedmarkt Data Online (mei 2011), bewerking Bureau Stedelijke Planning bv
7.4
Analyse bestaande kantorenlocaties
In de analyse zijn de kantorenlocaties gedefinieerd als ‘ruimtelijk herkenbare concentratie groter dan 10.000 m² met meerdere kantoren’. De kantoren op deze locaties tellen op tot ruim een half miljoen m², een derde van de totale voorraad. Dit betreffen bestaande locaties die grotendeels de regionale vraag bedienen en regionaal concurrerend zijn.
pagina 51
De resterende miljoen m² bevindt zich veelal op bedrijventerreinen, langs doorgaande wegen, bij regionale NS-stations, in binnensteden en hier en daar in woonwijken. Hieronder volgt per locatie een overzicht van de facts en figures, typering en toekomstpotentie. Figuur 6 Kantorenlocaties > 10.000 m² Holland Rijnland
Bron: ondergrond Google Maps, bewerking Bureau Stedelijke Planning bv
Leiden, Stationsgebied Schipholweg, Schuttersveld en Bargelaan Voorraad: In aanbouw: Leegstand: Typering: Potentie:
119.200 m² 45.300 m² (32.000 m² gebouw Achmea Dellaertweg en 13.300 m² ROC Bargelaan) 17.700 m² / 15% (NB: 9.000 m² Achmea en 13.300 m² ROC nog niet verhuurd) Stationslocatie nabij historische binnenstad en science park (-) Veel verouderd vastgoed; forse renovatie- en transformatieopgave (-) Verblijfswaarde, relatie met binnenstad en Bio Science Park, Schipholweg qua beleving geen binnenstedelijke of stationslocatie (+) Fysieke ruimte voor ontwikkeling de (+) Ligging bij 5 station van NL en tussen sterke krachten (Bio Science Park en hist. binnenstad)
pagina 52
Leiden, Plesmanlaan Plesmanlaan (zuidkant), Haagse Schouwweg, Verbeekstraat, Vondellaan Voorraad: Leegstand: Typering: Potentie:
87.900 m² 18.700 m² / 21% Solitaire grootschalige kantoren langs hoofdontsluitingsweg (-) Monofunctionele locatie (-) Veel verouderd vastgoed (-) Openbare ruimte, uitstraling (+) Functionaliteit (autobereikbaarheid, parkeren, zichtbaarheid) (+) Hier en daar hoogwaardige nieuwbouw (+) Nabij Bio Science Park
Leiden, Kanaalpark Driehoek spoor, Kanaalweg, Lammenschansweg plus Perzikweg Voorraad: Leegstand: Typering: Potentie:
43.500 m² 3.200 m² / 7% Binnenstedelijk, monofunctioneel kantorenpark bij Sprinterstation (-) Monofunctionele locatie (-) Veel gedateerd vastgoed, dreigende leegstand (+) Ligging bij station en nabij oprit A4 (+) Dynamiek: nieuwbouw ROC en studentencampus De Leidsche Schans
Leiden, Bio Science Park / Leeuwenhoek Oegstgeest, Nieuw Rijngeest Tussen A44, Plesmanlaan, spoor, Wassenaarseweg, Rijnsburgerweg Voorraad: In aanbouw: Leegstand: Typering:
Potentie:
148.600 m² 2 35.000 m² (leiden) en 35.000 m (Oegstgeest) 7.800 m² / 5% Science Park met selectief vestigingsbeleid op grondgebied van de gemeente Leiden met een geplande uitbreiding op het grondgebied van de gemeente Oegstgeest. Niet alleen een kantoorlocatie, maar een gemende werklocatie waar ook veel laboratoriumactiviteiten plaats vinden. Hoogwaardig bedrijventerrein, veel labruimte met kantoor, solitaire kantoren in de minderheid. (+) Sterke aantrekkingskracht op bedrijven uit binnen- en buitenland, bewezen cluster (-) Multifunctionaliteit, uitstraling, openbare ruimte en relatie met de stad zijn vatbaar voor verbetering
pagina 53
Alphen aan den Rijn, Stationsgebied / Stadshart Tussen Australiëlaan, Aziëlaan, Prins Bernhardlaan en Laan der Continenten, incl. kantoren aan Dr J.M. den Uylsingel, Raoul Wallenbergplein en Castellumstraat Voorraad: Leegstand: Typering: Potentie:
73.300 m² 13.100 m² / 18% Kantoren bij station en tegen binnenstad (-) Beperkte ruimtelijk-functionele samenhang (-) Een aantal ‘rotte kiezen’ (+) Ligging nabij station en binnenstad (+) Ruimte voor ontwikkeling (+) Hier en daar hoogwaardige nieuwbouw
Alphen aan den Rijn, Henry Dunantweg
Tussen Eisenhowerlaan, Burgermeester Bruins Slotsingel, Meteoorbaan en Oudhoornseweg Voorraad: Leegstand: Typering:
Potentie:
13.100 m² 700 m² / 5% Functioneel (laagwaardig) binnenstedelijk kantorenpark (met tevens zorg- en onderwijsvoorzieningen) (-) Veel verschil in kwaliteit, deels verouderd (-) Multifunctionaliteit geen toegevoegde waarde (-) Autobereikbaarheid (+) Functionaliteit: betaalbaarheid, parkeren, single tenant
Leiderdorp, W4 Bospoort, Vierzicht en Elisabethof Voorraad: In aanbouw: Leegstand: Typering: Potentie:
38.700 m² 4.500 m² 2.100 m² / 5% Multifunctionele snelweglocatie (met regionale voorzieningen) (-) Gedateerd vastgoed (High Tech park) (-) Verblijfswaarde (+) Autobereikbaarheid (+) Zichtbaarheid (+) Hoogwaardige nieuwbouw
pagina 54
7.5
Karakteristiek Holland Rijnland
Noordwijk, Space Businesspark Huygensstraat, Eisingastraat, Kapteynstraat Voorraad: In aanbouw: Leegstand: Typering:
Potentie:
6.100 m² (exclusief ESTEC) 5.200 m² 900 m² / 15% (?) Science Park met selectief vestigingsbeleid. Niet alleen een kantoorlocatie, maar een gemende werklocatie waar ook productie plaats vindt. (+) Sterk cluster in de dop, aanwezigheid ESTEC (-) Bedreiging kan zijn: het lage tempo van de ontwikkelingen, waardoor de beloofde gebiedskwaliteit voor bedrijven van het eerste uur lang op zich laat wachten
Hoewel Holland Rijnland de afgelopen tien jaar een achterblijvende economische ontwikkeling kende, bleef de groei van de kantoorwerkgelegenheid in de pas met de provinciale ontwikkeling. Leiden heeft de hoofdrol in de regionale kantorenmarkt: bijna 40% van de voorraad bevindt zich hier, tweederde van het transactievolume tussen 2006 en 2011 werd hier opgenomen en bijna de helft van leegstaande kantoormeters is hier gesitueerd. Alphen aan den Rijn speelt een stevige bijrol met een aandeel van 15% in de regionale kantorenvoorraad, 20% in de regionale leegstand en 13% van het gerealiseerde transactievolume tussen 2006 en 2011. De leegstand in de regio ligt onder het landelijke niveau, maar ruim boven de frictieleegstand.
pagina 55
pagina 56
8
Holland Rijnland in regionaal perspectief Holland Rijnland bevindt zich tussen twee belangrijke zwaartepunten van de Nederlandse kantorenmarkt: het Stadsgewest Haaglanden en de Metropoolregio Amsterdam. Dit hoofdstuk plaatst Holland Rijnland in regionaal perspectief.
8.1
Functioneren kantorenmarkt en toekomstperspectief
Werkgelegenheid en voorraad De Metropoolregio Amsterdam strekt zich uit over een groot gebied en omvat de deelregio’s Almere-Lelystad, Amstelland-Meerlanden, Amsterdam, Gooi en Vechtstreek, Haarlem-IJmond en Zaanstreek Waterland. De MRA is een regio met een brede en diverse economische structuur, sterke internationale oriëntatie en goede naam en faam. Amsterdam neemt een bijzondere positie in als financieel hart en creatieve stad van Nederland. Figuur 7 Grote werklocaties (kantoren en bedrijven) Metropoolregio Amsterdam
Bron: Uitvoeringsstrategie Plabeka 2010-2040
Stadsgewest Haaglanden is een regionaal samenwerkingsverband van de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer. In en rond Den Haag ligt een belangrijk accent op overheids(gerelateerde)diensten.
pagina 57
Figuur 8 Kantorenlocaties Haaglanden, bestaand (lichtblauw) en in ontwikkeling/gepland (donkerblauw)
Bron: Monitor Kantorenmarkt Haaglanden 2010
Beide regio’s kennen een aanzienlijk grotere kantorenmarkt dan Holland Rijnland (tabel 6). De kantorenvoorraad van Haaglanden is bijna vijfmaal groter dan die van Holland Rijnland, de voorraad in de MRA is op haar beurt twee keer zo groot als in Haaglanden. De ligging van Holland Rijnland tussen twee grote krachten is enerzijds gunstig, omdat door overloopeffecten de werkgelegenheid in de kantoorhoudende sector in Holland Rijnland een stimulans kan krijgen, maar is tevens een bedreiging, wanneer bedrijven juist naar deze grote steden toe trekken. Overigens groeide de kantoorhoudende werkgelegenheid in Holland Rijnland tussen 2005 en 2010 harder dan in Haaglanden en de MRA. Tabel 6 Werkgelegenheid MRA, Haaglanden en Holland Rijnland 2010 Regio
Totaal banen
Banen kantoorsector
Aandeel kantoorsector
Ontwikkeling kantoorsector 2005-2010
1.087.400
333.000
31%
+4,1%
Waarvan Amsterdam
482.300
188.800
39%
+6.7%
Stadsgewest Haaglanden
502.971
182.315
36%
+1,4%
Waarvan Den Haag
259.087
104.819
40%
+2,0%
Holland Rijnland
204.553
41.862
20%
+5,7%
Metropoolregio Amsterdam*
Bron: Provincie Zuid-Holland, Provincie Noord-Holland (* MRA excl.Almere)
Leegstand Ook in de MRA en Haaglanden is sprake van aanzienlijke leegstand. In de MRA ligt het leegstandspercentage met 17% op een hoger niveau, in Haaglanden is de relatieve leegstand van vergelijkbare orde als in Holland Rijnland (respectievelijk 12% en 11%). Dat betekent voor Holland Rijnland dat bestaande en nieuwe locaties niet alleen binnen de regio concurrentie ondervinden maar ook van daarbuiten. De leegstand in beide regio’s is structureel, maar niet evenredig over de regio verdeeld.
pagina 58
In de MRA kent Diemen het meest dramatische leegstandspercentage (23% in 2009, ter vergelijking: 19% in Amsterdam, 10% in Amstelveen). In Stadsgewest Haaglanden blijken eveneens de voorsteden zeer kwetsbaar, in zowel Leidschendam-Voorburg als Rijswijk en Zoetermeer ligt het leegstandspercentage boven de 20%. Toevoegingen versus onttrekkingen Net als in Holland Rijnland overstijgt ook in de MRA en Stadsgewest Haaglanden de nieuwbouwproductie de onttrekkingen (door middel van transformatie). Waar in Holland Rijnland het volume aan nieuwe toevoegingen minder dan twee keer zo groot was als het onttrokken metrage (cijfers 2010), was het toegevoegde volume in de MRA ruim driemaal en in Haaglanden zelfs vijf maal zo groot als het onttrokken volume (cijfers 2009). Vraag en aanbod Vraag en aanbod kenden in 2009 in alle drie de regio’s een gelijke, ongezonde verhouding van 1 staat tot 6,5. In Holland Rijnland verslechterde de situatie in 2010 tot een vraagaanbodratio van 8,5. In Haaglanden werd dit 7,5 en in de MRA bleef de verhouding ongeveer gelijk aan die van 2009, te weten 6,7. Nieuwbouwbehoefte, plancapaciteit en overschot De MRA verwacht op basis van het Globale Economy-scenario van het CPB een banengroei (totale werkgelegenheid) van 19% tussen 2010 en 2040. Tot 2020 is naar verwachting sprake van 9% groei. Op basis van deze groeiverwachting komt de behoefteraming voor (nieuwe) kantoren uit op 3,9 miljoen m² tot 2040, een groei van 29% ten opzichte van de huidige voorraad. Voor het komende decennium betekent dit een nieuwbouwbehoefte van 1,7 miljoen m². NB: deze raming gaat uit van realisatie van schaalsprong Almere (+100.000 banen tot 2030). Ook in Haaglanden is de groeiverwachting gebaseerd op het Global Economy-scenario. De nieuwbouwbehoefte wordt hier geraamd op ruim een half miljoen m² tot 2020. Voor Holland Rijnland wordt op basis van het Transatlantic Market-scenario een lagere economische groei verwacht, die op basis van de cijfers van de provincie resulteert in een nieuwbouwbehoefte van 65.000 m². Geconfronteerd met de plancapaciteit is in alle drie de regio’s sprake van een (fors) dreigend overaanbod. Tabel 7 Huidige situatie en toekomstperspectief kantorenmarkt Metropoolregio Amsterdam en Stadsgewest Haaglanden Metropoolregio
Stadsgewest
Amsterdam
Haaglanden
Totale voorraad Toevoegingen 2009 (HR: 2010) Onttrekkingen 2009 (HR: 2010) Leegstand Leegstand
Holland Rijnland
13.500.000
6.900.000
1.500.000
330.000
40.900
25.000
100.000
8.500
14.000
2.200.000
825.000
162.000
17%
12%
11%
Nieuwbouwbehoefte tot 2020
1.700.000
550.000
65.000
Nieuwbouwbehoefte tot 2040
3.900.000
Plancapaciteit (hard en zacht)
4.600.000
2.042.500
379.500
34%
30%
25%
1.500.000
330.000
Plancapaciteit als % van de voorraad Overschot tot 2020 Overschot tot 2040
1.800.000
Bron: Uitvoeringsstrategie Plableka 2010-2040; Aanzet voor een kantorenstrategie voor Zuid-Holland (2010); Monitor kantorenmarkt Den Haag (2010).
pagina 59
Tabel 8 Vraag en aanbod kantoorruimte in Metropoolregio Amsterdam (ex. Almere) en Stadsgewest Haaglanden Metropoolregio
Stadsgewest
Amsterdam
Haaglanden
1.730.000
745.500
231.102
270.500
114.000
35.368
Aanbod 2009 Opname 2009
Verhouding aanbod/opname
6,4
Aanbod 2010 Opname 2010
Verhouding aanbod/opname
Holland Rijnland
6,5
6,5
1.786.500
836.000
246.848
265.500
112.000
29.089
6,7
7,5
8,5
Bron: Kantorenmarkt Regio’s 2010, NVM Business; Vastgoedmarkt Data Online 2011
Succesverhaal: renovatie kantoren
De Stadhouder, Den Haag
Een leegstaand kantoorpand uit de jaren zeventig is herontwikkeld tot flexibele kantoorruimte voor creatieve ondernemers. Doelgroep is het midden-segment. Geen duur, “fancy” kantoor, maar meer kwaliteit dan anti-kraak. Inmiddels is 100% van het gebouw verhuurd aan kleine bedrijfjes/ZZP-ers op het gebied van ontwerp, ICT, media, architectuur et cetera. Er is zelfs een wachtlijst. Daarmee is dit gebouw, dat begin juli 2011 is opgeleverd een succesverhaal dat laat zien dat er voor deze vorm van herontwikkeling veel ruimte is.
Herontwikkeling van gelijksoortige panden is relatief eenvoudig; er is alleen een omgevingsvergunning nodig, in plaats van (lange) bestemmingsplanprocedures.
8.2
Regionale samenwerking
Niet alleen in Holland-Rijnland, maar ook in de omgeving wordt in regionaal verband nagedacht over de kantorenmarkt en het terugdringen van leegstand. Zowel in de Metropoolregio Amsterdam als het Stadsgewest Haaglanden is al vroeg de noodzaak van regionale samenwerking ingezien, en zijn er vergaande afspraken gemaakt. Metropoolregio Amsterdam – Plabeka Van alle regionale samenwerkingsverbanden in Nederland kan de samenwerking die in de metropoolregio Amsterdam is aangegaan op het gebied van kantoren- en werklocaties als het meest vooruitstrevend worden beschouwd. Al in 2005 hebben de bij de Metropoolregio Amsterdam aangesloten gemeenten, samen met de provincies NoordHolland en Flevoland, besloten dat ruim 3,5 miljoen vierkante meter aan kantorenplannen geschrapt zou worden. Daarnaast is zo’n 500.000 m² aan kantoorvastgoed getransformeerd naar een andere functie.
pagina 60
In 2011 maakten de betreffende overheden onder het motto “snoeien om te kunnen bloeien” bekend nog eens 1,9 miljoen vierkante meter aan kantorenplannen te schrappen. Daarnaast hebben zij zich vastgelegd op het renoveren en verduurzamen van 1,5 miljoen vierkante meter bestaand vastgoed, en nog eens 1,5 miljoen vierkante meter aan de voorraad te onttrekken door middel van transformatie.
De strategie van de MRA bevat een viertal elementen: Internationaal profiel versterken: inzetten op kansrijke sectoren als ICT, lifesciences, zakelijke en financiële dienstverlening, creatieve industrie, logistiek en handel, food en flowers en toerisme. Vraag en aanbod in evenwicht brengen: schrappen plancapaciteit kantoren en bedrijventerreinen, ruimte zoeken voor haven, transformatie en aanpak verouderde locaties. Kwaliteit en kwantiteit op elkaar afstemmen: inzicht krijgen in de eisen van gebruikers door monitoring en overleg met de markt. Organisatie van de ‘governance’ en uitvoeringsprogramma: initiatief ligt bij de markt; overheid heeft een faciliterende rol en biedt steun op het gebied van “project- en procesmanagement, het creëren van arrangementen en financiële en juridische verruiming van ontwikkelmogelijkheden”. Vooral Amsterdam en Amstelland-Meerlanden hebben hun planvoorraad teruggebracht met respectievelijk 962.000 en 780.000 m². De grootste reductie in Amsterdam vindt plaats op de Zuidas (-400.000 m²). Op deze internationale toplocatie van de MRA blijft overigens nog een planvolume van 525.000 m² overeind. Ook Haarlemmermeer heeft een flinke reductie van het planaanbod doorgevoerd. De belangrijkste locaties waarvan verwacht wordt dat de ontwikkeling kleiner uitvalt of niet wordt gerealiseerd zijn Beukenhorst Oost (-250.000 m²), Badhoevedorp Zuid11 (-175.000 m² ) en Elzenhof (100.000 m²).
Ter inspiratie: “Groenten uit Amsterdam”
Initiatief van diverse Nederlandse ondernemers met als doel stadslandbouw in Amsterdam te vestigen. Deze vorm van landbouw vindt niet plaats in het veld, maar in zogenaamde Plant Production Units. Dit zijn apparaten die planten laten groeien door middel van LED-licht (zie afbeelding) Het enige wat voor deze teelt nodig is, zijn elektriciteit en vloeroppervlakte in een gebouw. Door de teelt in leegstaande kantoorgebouwen te laten plaatsvinden, hoeft er geen nieuwbouw gepleegd te worden
Financiering is lastig, omdat het nieuw is. Als die rond is, kan binnen enkele maanden de eerste oogst plaatsvinden. Gemeenten zouden in dit soort gevallen de mogelijkheden kunnen onderzoeken om garant te staan voor de financiering.
pagina 61
Stadsgewest Haaglanden Het Stadsgewest Haaglanden heeft op dit moment een kantorenstrategie die dateert uit 2007. Door de economische ontwikkelingen die zich daarna hebben voorgedaan is deze niet meer actueel en daarom wordt er momenteel gewerkt aan een nieuwe kantorenstrategie voor deze regio.
De nieuwe strategie van de stadsregio Haaglanden is nog niet officieel gepubliceerd, maar de hoofdlijnen van het nieuwe beleid zijn: Opschonen planvoorraad van 2 miljoen m² tot 0,4 miljoen m² (planreductie van maar liefst 80%!). Overleg tussen gemeenten welke plannen haalbaar zijn en welke niet. Alleen plannen uitvoeren die de kantorenmarkt versterken en die een gecontracteerde huurder hebben. Verplichting om bij nieuwbouw een gelijk aantal vierkante meters te slopen of te renoveren. Transformatie van kantoren mag bedrijven in hogere milieucategorieën niet in de weg zitten. De maatregelen in Haaglanden zijn er op gericht de kantorenmarkt weer gezond te maken, en transformatie en renovatie aantrekkelijker te maken ten opzichte van nieuwbouw. Op deze manier probeert de regio de soms torenhoge leegstand te lijf te gaan.
8.3
Effecten over en weer
In gesprekken met de regio’s Stadsgewest Haaglanden en de Metropoolregio Amsterdam zijn de maatregelen besproken die Holland Rijnland wil gebruiken om haar kantoren markt weer gezond te maken. Tevens is een analyse gedaan naar de voorgestelde maatregelen van de buurregio’s. Beide regio’s zetten meer in op planreductie dan Holland Rijnland. De problemen in deze regio’s zijn ook groter vanwege de andere schaalgrootte. De maatregelen die buurregio’s treffen voor hun kantorenstrategie hebben geen invloed op de kantorenmarkt van Holland Rijnland. Hoewel zowel Haaglanden als Metropoolregio Amsterdam fors schrappen in het aantal locaties en vierkante meters voor nieuwbouw, blijft er genoeg aanbod over voor de eigen regionale vraag van beide regio’s. Gezien de geringe omvang van de kantorenmarkt van Holland Rijnland ten opzichte van het Stadsgewest Haaglanden en de Metropoolregio Amsterdam zijn de effecten van de maatregelen die Holland Rijnland treft evenzeer nihil richting de buurregio’s.
Regionale markten zijn regionaal; kantoorhoudende bedrijven verhuizen in het algemeen binnen de regio. De keuze voor vestiging met betrekking tot internationale bedrijven kent een geheel eigen dynamiek en markt. De keuze voor een vestigingplaats wordt vooral bepaald door: Clustervoordelen (Bio Science Park en Space Business Park) Bereikbaarheid (voor werknemers en klanten) Vestigingsklimaat (arbeidsmarkt, woningmarkt, voorzieningenniveau). Voor internationale bedrijven komen hierbij nog factoren als het gunstige fiscale klimaat alsmede de arbeidsrust in Nederland. Echter, op deze punten is er geen verschil tussen Leiden, Den Haag en Amsterdam.
pagina 62
9
Provinciale aanzet kantorenstrategie
In haar aanzet voor een kantorenstrategie voor Zuid Holland (d.d. november 2010) doet de provincie uitspraken over de te verwachten nieuwbouwbehoefte tot 2020 per REOregio. De nieuwbouwbehoefte voor de Rijn- en Bollenstreek (Holland Rijnland plus de gemeente Bodegraven) wordt daarin becijferd op 65.000 m² BVO. Dit hoofdstuk bevat: Een korte beschrijving van de totstandkoming van de nieuwbouwbehoefte en de beoogde verdeling naar locatietypen; Een gevoeligheidsanalyse van deze provinciale vraagprognose.
9.1
Vraagprognose, nieuwbouwbehoefte, verdeling over locaties
De toekomstige vraag naar kantoren bestaat uit twee componenten: uitbreidingsvraag en vervangingsvraag. Eerstgenoemde is de extra ruimtebehoefte die ontstaat door werkgelegenheidsgroei. Vervangingsvraag ontstaat doordat kantoren, om andere redenen dan capaciteitsgebrek, niet meer voldoen aan de wensen en eisen van de gebruiker. De uitbreidingsvraag is door de provincie becijferd met behulp van de bedrijfslocatiemonitor (BLM) van het Centraal Planbureau uit 2005, waarbij wordt uitgegaan van het Transatlantic Market-scenario. Bij een gemiddeld ruimtegebruik van 25 m² per werknemer komt de Rijn- en Bollenstreek uit op een uitbreidingsvraag van 42.000 m² tot 2020. De vervangingsvraag is sterk afhankelijk van de kwaliteit van de bestaande voorraad. De provinciale raming gaat ervan uit dat de kantoorpanden in de provincie gemiddeld een levensduur van 55 jaar hebben. Een dergelijke levensduur houdt in dat jaarlijks gemiddeld 1,5% van de totale kantorenvoorraad moet worden vervangen. Voor de Rijnen Bollenstreek komt dit, wederom bij een gemiddeld ruimtegebruik van 25 m² per werknemer, neer op een vervangingsvraag van 126.000 m². De som van de uitbreidings- en vervangingsvraag, zijnde 168.000 m², is vervolgens verminderd met het beschikbare aanbod exclusief 5%. Met andere woorden: het beschikbare metrage kantoren dat zich buiten de grenzen van het behoorlijke / gezonde manifesteert zal (moeten) worden benut om de toekomstige vraag te accommoderen. Deze exercitie (min 103.000 m²) resulteert in een nieuwbouwbehoefte van 65.000 m² (zie tabel 10, kolom ‘Provincie’). Voor deze nieuwbouwbehoefte is vervolgens een indicatieve verdeling naar locatietypen gemaakt (tabel 9). De provincie ziet in Holland Rijnland in eerste instantie met name uitbreidingspotentie op binnenstedelijke centrumlocaties. Ook kantorenlocaties in woonwijken krijgen een substantieel metrage toebedeeld. De marktvraag naar kantoren bij regionale OV-knooppunten en op snelweglocaties wordt ongeveer even groot geacht, de vraag naar kantoren op bedrijventerreinen een fractie groter.
pagina 63
Grootstedelijke toplocatie
Binnenstedelijke centrumlocatie
Randstedelijke OV-knooppunt
Regionale OVknooppunt
Snelweglocatie
Kantoren op bedrijven terreinen
Kantoren in woonwijken
Tabel 9 Indicatieve inschatting van de nieuwbouwbehoefte naar locatietype Rijn- en Bollenstreek en Zuid-Holland door provincie Zuid-Holland
Zuid-Holland %
5-10%
25-30%
10%
10%
10-15%
5-10%
15-20%
Rijn- en Bollenstreek %
-
40-50%
-
5-15%
5-15%
10-15%
20-25%
Rijn- en Bollenstreek m²
0
29.250
0
6.500
6.500
8.125
14.625
Bron: Provincie Zuid-Holland (2010), bewerking Bureau Stedelijke Planning bv, uitgaande van 65.000 m² te verdelen nieuwbouwbehoefte.
De provincie constateert een fors overschot van plannen in de regio van circa 330.000 m² (397.500 m² plancapaciteit minus 65.000 m² nieuwbouwbehoefte). Met name op snelweglocaties, waar de (harde + zachte) plancapaciteit ongeveer 16 maal zo groot is als de nieuwbouwbehoefte, is het toekomstige overaanbod fors (figuur 9). Ook op binnenstedelijke centrumlocaties (factor 5), op bedrijventerreinen (factor 4) en in woonwijken (factor 2,5) – locatietypen die een relatief groot aandeel van de nieuwbouwbehoefte toebedeeld kregen – is sprake van een substantieel overaanbod.
Figuur 9 Plancapaciteit vs. nieuwbouwbehoefte Rijn- en Bollenstreek
Bron: Provincie Zuid-Holland (2010)
pagina 64
9.2
Gevoeligheidsanalyse
De provinciale vraagprognose steunt op twee belangrijke aannames: het gemiddelde ruimtegebruik per werknemer de gemiddelde levensduur van kantoorpanden. Met betrekking tot het gemiddelde ruimtegebruik per werknemer: signalen uit de markt en diverse onderzoeken wijzen meer in de richting van een gemiddeld ruimtegebruik van 20 m² per werknemer, dan van 25 m² als gehanteerd door de provincie. In Holland Rijnland is daarnaast een gemiddelde levensduur van kantoorpanden van 30 jaar realistischer dan 55 jaar. Het vastgoed in de regio Holland Rijnland heeft niet die kwaliteit die men vindt in de grootstedelijke milieus. Het is daarom niet realistisch dat gebruikers in deze regio gemiddeld 55 jaar van het aanbod gebruik maken. Hetgeen pleit voor een grotere verversing van het aanbod dan in het provinciale rapport wordt aangegeven. Draaien aan deze twee ‘knoppen’ levert aanzienlijke verschillen op, zoals tabel 10 laat zien. Rekenen met een gemiddeld ruimtegebruik van 20 m² per werknemer resulteert in een iets lagere nieuwbouwbehoefte. Rekenen met een gemiddelde levensduur van kantoorpanden van 30 jaar (gelijk aan een vervangingspercentage van 5%) resulteert in een veel grotere nieuwbouwbehoefte. Het spectrum is derhalve breed te noemen. Bij een gemiddelde levensduur van 40 jaar geldt een vervangingspercentage van 2,5%. Tabel 10 geeft inzicht in de gevoeligheidsanalyse. Let wel: de vervangingsvraag is te beschouwen als onttrekkingsopgave!
Het deel van de bestaande voorraad dat middels transformatie of sloop(-nieuwbouw) uit de markt moet worden gehaald, moet gelijk zijn aan het deel dat aan de voorraad als vervangingsvraag wordt toegevoegd. Immers, het gaat om panden die na verhuizing achter worden gelaten en geen nieuwe huurder vinden. Een veel grotere nieuwbouwbehoefte resulteert zodoende ook in een veel grotere onttrekkingsopgave. Tabel 10 Gevoeligheidsanalyse provinciale behoefteraming voor Holland Rijnland Provincie m² per werknemer
Varianten
25 m²
20 m²
20 m²
25 m²
20 m²
25 m²
55 jaar / 1,5%
55 jaar / 1,5%
40 jaar /2, 5%
40 jaar /2, 5%
30 jaar / 5%
30 jaar / 5%
Uitbreidingsvraag 2010-2020
42.000
33.600
33.600
42.000
33.600
42.000
Vervangingsvraag 2010-2020
126.000
100.800
168.000
210.000
336.000
420.000
totale vraag 2010 - 2020
168.000
134.400
201.600
252.000
369.600
462.000
Aanbod excl. 5% frictieleegstand
103.000
103.000
103.000
103.000
103.000
103.000
65.000
31.400
98.600
149.000
266.600
359.000
levensduur panden / vervangingspercentage
Nieuwbouwbehoefte
Bron: Provincie Zuid-Holland (2010) Aanzet voor een regionale kantorenstrategie
pagina 65
pagina 66
10 Plancapaciteit In het kader van deze kantorenstrategie zijn opnieuw per gemeente de harde en zachte plannen voor kantorenontwikkelingen in beeld gebracht. Zoals tabel 11a laat zien gaat het om een totale plancapaciteit van 280.600 m² voor reguliere kantoorlocaties. Tabel 11b geeft een totale plancapaciteit van 352.700 m² voor de themalocaties. Op deze themalocaties betreft het een gemengde capaciteit voor kantoren, laboratoria en andere functies. Een meer gedetailleerde tabel met de plancapaciteit is te vinden in bijlage 3. Een flink deel van deze plannen is nog niet vastgelegd in het bestemmingsplan. Dit betekent overigens niet dat er geen zwaarwegende belangen mee gemoeid zijn. Tabel 11a Reguliere plancapaciteit kantorenlocaties in m² per gemeente in bestemmingsplan
in planfase
Totaal
35.000
35.000
5.000
-
Katwijk
3.600
20.000
23.600
Leiden
76.000
30.000
124.000
Leiderdorp
15.000
-
15.000
-
-
Alphen aan de Rijn
-
Hillegom Kaag en Braassem
-
Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude
-
-
4.000
4.000
10.000
10.000
9.500
72.500
82.000
144.100
136.500
280.600
in bestemmingsplan
in planfase
Totaal
-
235.000
235.000
68.830
-
68.830
48.870
-
48.870
-
-
-
117.700
235.000
352.700
Bron: Inventarisatie door Bureau Stedelijke Planning bij de diverse gemeenten
Tabel 12b Bijzondere plancapaciteit themalocaties in m² per gemeente
Oestgeest (Bio Science Park) Leiden (Bio Science Park) Leiden (Mediapark) Noordwijkerhout (Space Businesspark)
Bron: Inventarisatie door Bureau Stedelijke Planning bij de diverse gemeenten
pagina 67
Enkele projecten uitgelicht:
Zoeterwoude, W4 Het W4-project in Zoeterwoude, ook wel Meerburgpolder of Verde Vista genoemd, voorziet in een plancapaciteit van ongeveer 72.500 m² aan kantoorruimte. In de kantorenstrategie van 2006 werd er zelfs nog een (kleine) hoeveelheid plancapaciteit toegevoegd. Daarnaast zijn er nog enkele andere functies gepland. Tot nu toe is daarvan echter nog niets gerealiseerd, maar recent zijn positieve ontwikkelingen te melden.
Leiderdorp, W4 Het Leiderdorpse gedeelte van het W4-project bestaat uit een aantal deelgebieden, waaronder Vierzicht, Bospoort en Elizabethhof. Een belangrijk deel hiervan is al gerealiseerd, maar er staat nog een niet onaanzienlijke hoeveelheid kantoren gepland. Voor de bouw van een kantorencomplex van ongeveer 11.000 m² in Vierzicht is in 2008 reeds een bouwvergunning verleend, maar de bouw is tot op moment van schrijven nog niet gestart. In totaal is hier volgens het bestemmingsplan ruimte voor ongeveer 15.000 m² kantoren.
Leiden, Roomburg Grenzend aan het W4-gebied ligt bedrijventerrein Roomburg in Leiden. Dit is een redelijk goed functionerend bedrijventerrein.
Figuur 10 Locaties met mogelijkheden tot uitbreiding (plancapaciteit) kantoorvoorraad
Leiden, Stationsgebied Het station van Leiden is het vijfde station van Nederland, en het stationsgebied neemt dan ook een centrale positie in de regio in. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat er marktruimte is voor ongeveer 40.000-60.000 m² nieuwe kantoorruimte, naast een aantal andere functies. Of deze hoeveelheid daadwerkelijk gebouwd gaat worden, valt in het licht van de totale vraag in Holland Rijnland nog te bezien, maar het Stationsgebied van Leiden is een locatie met potentie.
pagina 68
Oegstgeest, Bio Science Park Het Leidse Bio Science Park ligt voor een gedeelte op het grondgebied van de gemeente Oegstgeest. Hier is nog ruimte voor nieuwbouw, met name laboratoria en gecombineerde kantoor-labs. Voor kantoorruimten is circa 70.000 m² gecombineerd met bedrijfsruimten beschikbaar. De ondernemingen dienen aan te sluiten op het thema Bio Science Park.
Alphen aan den Rijn, Stationsgebied Het Alphense stationsgebied ligt centraal binnen de stad en heeft nog een plancapaciteit staan van 29.000 m² voor dit gebied. Een belangrijk deel van het totale programma is redelijk recent gerealiseerd, zoals het kantoor voor Wolter Kluwer. Naast uitbreiding van 2 het aantal m voor kantoren, lopen er tevens transformatie projecten.
Katwijk, Duinvallei In de regionale kantorenstrategie van Holland Rijnland uit 2006 is aan Katwijk een metrage van 20.000 m² vergeven ten behoeven van Duinvallei. Het ontbreekt Katwijk op dit moment aan een grote kantorenlocatie en de gemeente acht zo’n locatie gezien het inwonertal van de gemeente wel op zijn plaats.
Sassenheim NS, Voorschoten NS en andere kleine stations In de afspraken in het kader van Stedenbaan wordt uitgegaan van verdichting rond OVlocaties. Het station Voorschoten en het toekomstige station Sassenheim zijn zulke locaties. Per station is de hoeveelheid niet groter dan 10.000 m², maar bij elkaar opgeteld is het metrage toch fors, echter ook vaak nog zeer onzeker.
pagina 69
pagina 70
11 Instrumenten
Het up-to-date maken van kantorenlocaties zal met de juiste mix van een scala aan instrumenten moeten worden aangepakt. Per instrument wordt een korte beschrijving gegeven van maatregelen die gemeenten in samenwerking met marktpartijen kunnen nemen om een kantorenlocatie weer of blijvend aantrekkelijk te maken. Voor elk van deze instrumenten wordt ingegaan op regelgeving, organisatie en financiën. Het betreft het de volgende instrumenten: Reduceren plancapaciteit: het terugbrengen van de mogelijkheden om nieuw kantorenprogramma te ontwikkelen. Nieuw/multifunctioneel programma toevoegen: het toevoegen van nieuw programma, zowel kantoren als andere functies, om zo de locatie een nieuwe impuls te geven. Renovatie: verbeteren op gebouwniveau. Herstructurering: verbeteren op gebiedsniveau. Transformatie: het gebouw en indien nodig de locatie aanpassen zodat deze geschikt is voor andere functies. Faciliteren Nieuwe Werken: mogelijk maken van nieuwe vormen van werken, met nadruk op flexkantoren met veel faciliteiten. Investeren openbare ruimte: openbare ruimte aantrekkelijk maken door beter onderhoud en beheer met behulp van een actueel beeldkwaliteitsplan.
Reduceren plancapaciteit De afgelopen jaren zijn er veel plannen gemaakt die nu niet meer haalbaar zijn. Er is daardoor nog een grote plancapaciteit, die met het oog op een gezonde verhouding tussen vraag en aanbod moet worden gereduceerd.
Regelgeving ‐
‐
Actualiseren structuurvisies. In de structuurvisies staat aangegeven in welke gebieden zal worden ingezet op kantorenontwikkeling. In deze ‘nieuwe realiteit’ zal per gebied moeten worden heroverwogen of de plannen nog haalbaar zijn. Tevens zal er een zekere herverdeling van plancapaciteit moeten plaatsvinden. Aanpassen bestemmingsplan.
Organisatorisch ‐
‐ ‐
Bij het schrappen van plancapaciteit moet ten eerste worden bepaald welke locaties kansrijk zijn en welke niet. Op de minst kansrijke locaties kan dan begonnen worden met het afbouwen van de plancapaciteit. Daarbij gaat de voorkeur er naar uit om eerst de ‘zachte plannen’ te schrappen. Dit kost de gemeente en de ontwikkelaars het minste geld. Naarmate de plannen concreter zijn, worden de financiële consequenties van het reduceren van de plancapaciteit steeds groter. De volgorde die kan worden gehanteerd: 1. Plannen voor potentiële ontwikkellocaties waarvoor nog geen ontwikkelaar is gevonden. 2. Plannen in de precontractuele fase zullen daarna als eerste sneuvelen. 3. Plannen waarvoor er al intentieovereenkomsten liggen. 4. Plannen waarvoor het juridisch-planologische proces is doorlopen. 5. Plannen waarvoor een bouwvergunning is afgegeven.
pagina 71
‐
Gemeenten kunnen in overleg gaan met ontwikkelaars om tot overeenstemming te komen over locaties. Ontwikkelaars zien ook dat het nu lastig is om op bepaalde locaties kantoren te ontwikkelen. Zij kunnen samen met de gemeente tot afspraken komen om af te zien van ontwikkeling op die locaties.
Financieel ‐ ‐
Hoe harder de plannen zijn, des te groter de financiële consequenties voor gemeenten. Gemeenten hebben zich lang “rijk gerekend” doordat in de grondexploitaties van gebieden werd uitgegaan van kantorenontwikkeling en die uiteindelijk nooit zijn gekomen. Hoewel het ontstane negatieve saldo deels kan worden opgevangen door andere functies te ontwikkelen, is het onvermijdelijk dat er financieel verlies gaat worden geleden bij sommige locaties.
Nieuw programma/Multifunctionaliteit Het realiseren van nieuw programma op kantorenlocaties. Dit kunnen kantoren zijn, maar ook andere typen vastgoed waardoor een aantrekkelijke multifunctionele locatie ontstaat. ‐ Soms kan extra programma aan het gebied worden toegevoegd, met name in gebieden waar verschillende functies of gebruikers kunnen profiteren van elkaars nabijheid (‘kruisbestuiving’). Zo kan ook het reeds bestaande, leegstaande vastgoed weer meer in trek komen. ‐ De nabijheid van voorzieningen is, zeker met het oog op het nieuwe werken, van belang.
Regelgeving ‐
‐
In het bestemmingsplan moet ruimte zijn voor nieuwe ontwikkelingen en verschillende functies. Een zekere mate van flexibiliteit is hierbij belangrijk. Zo krijgt de locaties meer toekomstwaarde. Geef een ontheffing op het bestemmingsplan als de gewenste nieuwe functie de kwaliteit van de locatie versterkt.
Organisatorisch ‐ ‐
Nieuwe ontwikkelingen zullen vanuit de markt moeten komen. Een gemeente kan echter wel aangeven welke functies gewenst zijn, hoeveel vierkante meter er wordt toegestaan en dit vastleggen in het bestemmingsplan.
Financieel ‐ ‐
De kosten van het realiseren van nieuw programma en voorzieningen zullen door marktpartijen moeten worden gedaan. Gemeenten kunnen investeren in de noodzakelijke infrastructuur (parkeren, ICT, enz.).
Renovatie bestaand vastgoed Een deel van de kantoorvoorraad is verouderd en voldoet niet meer aan de eisen die tegenwoordig aan kantoren worden gesteld. Deze kantoren kunnen worden gerenoveerd, wat een duurzamere optie is dan sloop/nieuwbouw. Soms kan een simpele facelift volstaan, bij andere gebouwen zullen de maatregelen ingrijpender zijn. Bijvoorbeeld het aanpassen van verdiepingsvloeren, energievoorziening en klimaathuishouding.
pagina 72
Regelgeving ‐
Diverse technische regelgeving.
Organisatorisch ‐ ‐ ‐
De renovaties van kantoorvastgoed is in eerste instantie een taak van eigenaren of ontwikkelaars. Waar renovatie specifieke eisen met zich meebrengt kan de gemeente die mogelijk faciliteren. Gemeenten kunnen extra investeren in openbare ruimte als signaal richting vastgoedeigenaren.
Financieel ‐
Investeringen door ontwikkelaars en beleggers.
Transformatie en herbestemming Gebouwen die moeilijk te verhuren zijn kunnen in aanmerking komen voor een andere bestemming. Ook gebieden die niet tot ontwikkeling komen kunnen worden herbestemd.
Regelgeving ‐
‐
‐
Om transformatie mogelijk te maken, is het noodzakelijk een helder beleid op het gebied van leegstand op te stellen. Wanneer is leegstand een probleem, in welke gebieden speelt dit, hoe moet dit aangepakt worden, wie gaat dit aanpakken? Dit zijn vragen die eerst een antwoord behoeven alvorens de vraag of transformatie wenselijk is kan worden beantwoord. Er zijn verschillende manieren om transformatie door regelgeving te faciliteren: 1. Het bestemmingsplan kan worden aangepast. Hierbij speelt een risico van planschade en minder inkomsten door minder gronduitgifte of een lagere prijs. 2. Er kan een nieuw (postzegel)bestemmingsplan worden opgesteld. 3. Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de bestemming in het bestemmingsplan. 4. Tijdelijk gebruik kan voor maximaal vijf jaar worden toegestaan. In de praktijk gebeurt dit weinig, doordat vijf jaar te kort is om noodzakelijke investeringen te doen. Als gevolg hiervan heeft de minister aangegeven deze termijn tot tien jaar te verlengen. Het bouwbesluit wordt aangepast. Voor verbouw zullen andere eisen gaan gelden dan voor nieuwbouw. De rijksoverheid heeft dit in behandeling.
Organisatorisch ‐ ‐
‐ ‐
Instellen leegstandsregister met meldingsplicht; als een leegstaand pand niet wordt gemeld volgt een boete. Gemeenten kunnen als zij daar aanleiding toe zien een gebruiker voordragen voor een pand. Als deze gebruiker redelijke eisen stelt aan het pand (huur, geen onevenredig hoge kosten verbouwing) is de eigenaar verplicht deze nieuwe gebruiker te accepteren. Bij weigering volgt een boete. Gemeenten kunnen extra investeren in openbare ruimte als signaal richting vastgoedeigenaren dat ook de gemeente “kiest” voor deze locatie. Maximale ontheffing van regels inzake bouwbesluit (behalve veiligheid en minimale eisen).
pagina 73
Financieel ‐
‐ ‐
‐
Financiële sancties zoals een leegstandsheffing is ongewenst als instrument om transformatie te bevorderen; niet alle gebouwen komen in aanmerking voor transformatie. Houdt rekening met minder inkomsten door minder gronduitgifte, lagere grondprijzen of planschadevergoedingen. Om transformatie te stimuleren, kan de gemeente de WOZ-waarde van een pand aanpassen tot een reëel niveau. De gemeente heeft de bevoegdheid om de WOZwaarde neerwaarts bij te stellen bij langdurige leegstand. De vastgoedeigenaar kan dan fiscaal afschrijven tot deze lagere waarde. Gemeenten kunnen afspraken maken met corporaties. Deze hebben de financiële mogelijkheid om transformaties te bekostigen en handelen vanuit een maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Herstructurering op gebiedsniveau Het grootschalig herstructureren van een bepaalde locatie, met als doel de aantrekkelijkheid te vergroten en incourante kantoorpanden aan de voorraad te onttrekken.
Regelgeving ‐ ‐
Nieuw/aangepast bestemmingsplan. Meer nieuwbouw woningen toestaan om transformatie van kantoorpanden in ditzelfde gebied mogelijk te maken.
Organisatorisch ‐
‐ ‐
Gebieden waar leegstand problematische vormen aanneemt moeten worden gesignaleerd. Daarna is het belangrijk dat er draagvlak ontstaat om het gebied daadwerkelijk aan te pakken. Hiervoor moet een actieprogramma worden opgesteld waarin de rollen en taken van verschillende partijen worden beschreven. Een breed gedragen toekomstvisie voor het gebied, waarin het wensbeeld wordt opgenomen. Samenwerking tussen gemeente, eigenaren/beleggers, gebruikers, ontwikkelaars en andere organisaties ten behoeven van stedelijke herverkaveling en herhuisvesting van gebruikers.
Financieel. ‐ ‐ ‐
Gemeenten: investeringen in infrastructuur en openbare ruimte. Ontwikkelaars: investeringen in (sloop/)nieuwbouw. Corporaties: investeringen in transformatie leegstaande gebouwen naar woningen.
Faciliteren van Het Nieuwe Werken De afgelopen jaren is het Nieuwe Werken in opmars, een manier van werken die niet meer gericht is op controle, maar op resultaat, en waarbij ontmoetingen en een inspirerende werkomgeving centraal staan. Dit heeft grote invloed op kantorenlocaties die niet zomaar geschikt zijn voor het Nieuwe Werken.
Organisatorisch ‐ ‐
Ontwikkelaars: maak kantoren geschikt voor het nieuwe werken (kantoortuinen in plaats van lange gangen met hokjes, vergaderfaciliteiten, enz.). Bedrijven als “Sseats2meet” en “Spaces” richten overal in Nederland flexkantoren op. Dit zijn kantoren met professionele werkplekken waar kenniswerkers kunnen werken per uur, per dagdeel, tot maximaal per maand. Flexkantoren hebben nu,
pagina 74
‐
door de grote groei van het aantal ZZP-ers en de populariteit van het Nieuwe Werken, met een opmars te maken. Sommige leegstaande kantoorpanden kunnen worden omgebouwd tot flexkantoor. Dit is gebeurd op de Zuidas in Amsterdam (Spaces). Gemeenten moeten zorgen dat aan alle randvoorwaarden wordt voldaan (goede bereikbaarheid, (ICT)-infrastructuur, prettige openbare ruimte, enz.).
Financieel ‐ ‐
‐
In de eerste plaats voor projectontwikkelaars. Investeren in ICT-infrastructuur is belangrijk met het oog op het nieuwe werken en flexkantoren. Gebruikers willen snel en eenvoudig toegang tot hun bestanden die elders opgeslagen staan, cloud computing of videoconferenties. Het succes van een flexkantoor is dan ook voor een belangrijk deel afhankelijk van de ICTinfrastructuur. Investeringen in openbare ruimte.
Investeren in openbare ruimte Een goede openbare ruimte is altijd al van belang geweest, doch met het uitlokken van private investeringen en de opkomst van het Nieuwe Werken is het nog belangrijker. De link ‘verbeteren openbare ruimte’ = ‘terugdringen leegstand’ werkt indirect, maar kantoren op locaties met een goede openbare ruimte zijn veel aantrekkelijker voor gebruikers.
Organisatorisch ‐ ‐ ‐ ‐
Actualisering van het beeldkwaliteitsplan, waarin de gewenste uitstraling van een gebied wordt beschreven. Toezichthouden op onderhoud, vervuiling en de in het beeldkwaliteitsplan gestelde regels. Invoeren van parkmanagement, eventueel gecombineerd met een BIZ. Zorg voor genoeg parkeerruimte.
Financieel ‐
‐
Parkmanagement, waarbij ondernemers of eigenaren evt. samen met de gemeente hun krachten bundelen om de kwaliteit van de kantorenlocatie te verbeteren, kan tot een kostenneutrale kwaliteitshandhaving leiden. Bedrijven Investeringszone (BIZ): op initiatief van ondernemers in een gebied wordt een heffing ingesteld waar alle ondernemers in dat gebied aan mee moeten betalen, via een toeslag op de OZB-heffing. Het geld wordt gebruikt om te investeren in de kwaliteit van het gebied.
pagina 75
pagina 76
Bijlage 1 Onderzoeksverantwoording Methodiek regionale kantorenstrategie
Voorbereiding
Analyse regionale economische structuur en positie ten opzichte van andere regio’s. Analyse vraag- aanbod, inclusief gevoeligheidsanalyse. Inventarisatie plancapaciteit (hard en zacht). Analyse kantorenlocaties en beoordeling van elke kantorenlocatie.
Werksessies
Werksessie (ambtelijk) met ambtenaren uit de gemeenten, KvK, VNO NCW, projectontwikkelaars, beleggers en makelaars. Swot-analyse van de kantorenlocaties en adresseren van knelpunten bij planreductie, renovatie, transformatie en sloop. Interviews (bilateraal) met wethouders en marktpartijen over beleid, keuze voor locaties, de samenwerking tussen gemeenten onderling en de samenwerking tussen overheid en markt inzake oplossingsrichtingen van geadresseerde knelpunten. Werksessie (bestuurlijk) met alle wethouders, discussie over de problematiek. Over leegstand, de marktvraag locaal en regionaal, de relatie met bedrijventerreinen, etc. Draagvlakvorming voor de drieledige opgave: meer planreductie, meer renovatie bestaand vastgoed en meer onttrekking via transformatie en sloop/ nieuwbouw. Uitleg waarom dit nu zo moeilijk is en het alleen kan slagen via samenwerking van gemeenten onderling en samenwerking tussen overheid en markt. Werksessie (ambtelijk) met leden projectgroep, discussie over knelpunten en de rollen van de verschillende actoren in het spel om deze knelpunten weg te nemen. Werksessie (bestuurlijk) met wethouders en directies van marktpartijen over het kiezen van locaties (groei, balans en krimp), discussie over de knelpunten en de oplossingrichtingen.
Synthese
Vertaling landelijk actieprogramma, standpunten IVBN, Vastgoedbelangen en NEPROM naar de lokaal specifieke omstandigheden van de regio. Beschrijving van goede praktijkvoorbeelden van transformatie (zorg, woningbouw, etc) en duurzame renovatie van verouderd vastgoed. Vertaling van trends en ontwikkelingen naar lokaal specifieke omstandigheden van de regio. Uitwerking op maat van een nieuwe kantorenstrategie voor Holland Rijnland.
Vastgoedmarkt Data Online Gegevens over vraag en aanbod zijn betrokken uit Vastgoedmarkt Data Online, een actuele database van transacties en beschikbare objecten. Omdat Vastgoedmarkt afhankelijk is van de (vrijwillige) meldingen van makelaars is de database niet 100% volledig en dient zij beschouwd te worden als benadering van de werkelijkheid.
pagina 77
Overzicht van de leden projectgroep en de deelnemers aan de werksessies. Samenstelling ambtelijke projectgroep: Regio Holland Rijnland de heer H. Stapper, Provincie Zuid-Holland de heer G. Bots/ R. Hoogervoorst Basis Bedrijfshuisvesting de heer D. Heesen, Kamer van Koophandel Den Haag de heer K. Wiltenburg, Gemeente Leiden mevrouw J. Bongers, Gemeente Leiderdorp de heer G. Kuipers, Gemeente Alphen aan den Rijn de heer J. Maat, g Gemeente Leiderdorp de heer A. Nierop,
Deelnemers aan de bestuurlijke werksessie met marktpartijen:
Overheid: Gemeente Hillegom Gemeente Kaag en Braassem Gemeente Katwijk Gemeente Katwijk Gemeente Leiden Gemeente Leiderdorp Gemeente Oegstgeest Gemeente Teylingen Gemeente Zoeterwoude Holland Rijnland Holland Rijnland Provincie Zuid-Holland
de heer W. van Aken de heer T. van Velzen de heer J. Wienen de heer G.Mostert de heer R. Strijk de heer H. Zilverentant mevrouw L. de Ridder de heer L. van der Zon mevrouw M. Ates-Snijdewind de heer J. Uit den Boogaard de heer H. Stapper (ambt) de heer G. Bots (ambt)
Markt: Ballast-Nedam Barnhoorn Bedrijfsmakelaardij Basis Bedrijfsmakelaardij Bouwinvest IVBN Kamer van Koophandel MAB NEPRON VNO-NCW West Bureau Stedelijke Planning
de heer J. Voorrips de heer A. Barnhoorn de heer D. Heesen de heer F. Hack de heer F. van Blokland de keer K. Wiltenburg de heer J. Galle de heer J. Fokkema de heer R. de Vree de heer S. Weijers
Geïnterviewde personen: Gemeente Alphen aan den Rijn Gemeente Katwijk Gemeente Noordwijk Gemeente Zoeterwoude Gemeente Kaag en Braassem Gemeente Lisse Gemeente Voorschoten Gemeente Leiderdorp Gemeente Oegstgeest Gemeente Leiden Holland Rijnland
De heer T. Hoekstra De heer G. Mostert De heer L. de Lange Mevrouw M.H.J.C. Ates-Snijdewind De heer A.J.M. van Velzen De heer B. Brekelmans Mevrouw I. Adema De heer H.L. Zilverentant Mevrouw L. De Ridder De heer R. Strijk de heer J. Uit den Boogaard
pagina 78
Bijlage 2 Tabellenboek
Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude Holland Rijnland
m² bedrijventerrein / inwoners
Bedrijventerrein netto ha (2009)
m² kantoren / inwoners
Kantoren in m² (2011)
Banen / inwoners
Banen (2009)
Inwonertal (2011)
Tabel 13 Economische kerncijfers Holland Rijnland (2009/2011)
72.674 20.622 25.746 61.999 117.916 26.597 22.680 26.988 25.423 15.599 22.768 18.465 35.813 23.865 8.133
30.273 6.178 7.003 19.331 58.099 11.951 8.250 7.796 13.765 4.917 6.326 6.324 12.066 5.201 7.425
0,4 0,3 0,3 0,3 0,5 0,4 0,4 0,3 0,5 0,3 0,3 0,3 0,3 0,2 0,9
222.100 28.800 37.200 69.500 587.900 81.100 84.100 21.600 138.000 16.000 35.200 23.100 55.200 29.200 62.700
3,1 1,4 1,4 1,1 5,0 3,0 3,7 0,8 5,4 1,0 1,5 1,3 1,5 1,2 7,7
230 55 40 185 140 25 60 65 30 40 40 100 80 20 55
32 27 16 30 12 9 26 24 12 26 18 54 22 8 68
525.288
204.905
0,4
1.491.700
2,8
1.165
22
Bron: CBS (inwonertal); Regionaal Informatie Systeem Zuid-Holland (banen); Kantorenmonitor bv (kantoren); Kerncijfers Holland Rijnland november 2010 (bedrijventerreinen)
pagina 79
Bijlage 3 Plancapaciteit Reguliere plancapaciteit kantorenlocaties Gemeente
Locatie
Toelichting
Alphen aan den Rijn
Stationsgebied
Deel zuidzijde (2.500) deels stadszijde (4.000)
Alphen aan den Rijn
Baroniehof
m² Planfase 29.000 In bestemmingsplan
Toelichting Reservering voor de toekomst, op korte termijn geen ontwikkelpotentie
6.000 In bestemmingsplan
Kleinschalige, onderscheidende ontwikkeling in oud fabriekspand
Hillegom
geen
geen
geen geen
Kaag en Braassem
Roelofarendsveen
Verzamelpand, oplevering eind 2012
5.000 Realisatie
Katwijk
Duinvallei
Katwijk
Voorschoterweg
Kantoor op bedrijventerrein
1.900 In bestemmingsplan
Katwijk
Lageweg
Kantoor op bedrijventerrein
1.700 In bestemmingsplan
Leiden
Centraal
Stationsweg
Leiden
Centraal
Rijnsburgerblok
50.000 In bestemmingsplan
Leiden
Centraal
Big Boss locatie
2.000 In bestemmingsplan
Leiden
Centraal
Vijverlocatie
Leiden
Plesmanlaan
Haagse Schouwweg
Leiden
Station de Vink
Leiden
Roomburg
Leiden
Voorthuijzendriehoek
20.000 In planfase
pagina 80
1.800 In bestemmingsplan
3.000 In bestemmingsplan 15.000 In bestemmingsplan 3.000 In bestemmingsplan 30.000 In planfase 1.200 In bestemmingsplan
Reguliere plancapaciteit kantorenlocaties Gemeente
Locatie
Toelichting
m²
Planfase
Leiderdorp
W4
Bospoort en Vierizcht
15.000 In bestemmingsplan
Lisse
Flower Science Park
Nieuwkoop
geen
geen
geen geen
Noorwijk
geen
geen
geen geen
Noordwijkerhout
geen
geen
geen geen
Rijnwoude
geen
geen
Teylingen
Sassenheim NS
Voorschoten
NS-station
Zoeterwoude
W4
Zoeterwoude
Bedrijventerrein Grote Polder locaties Smeetsweg en Meerburgerwetering
Toelichting
In planfase
geen geen 4.000 In planfase 10.000 In planfase
Verde Vista Meerbug
Totaal:
72.500 In masterplan 9.500 In bestemmingsplan 280.600
Bijzondere plancapaciteit themalocaties Gemeente
Locatie
Toelichting
Oestgeest
Bio Science Park
Gemengde capaciteit kantoren, laboratoria
Leiden
Bio Sience Park
Gemengde capaciteit kantoren, laboratoria, overig
68.830 In bestemmingsplan
Leiden
Mediapark
Gemengde capaciteit kantoren, medische zorg
48.870 geen
Noordwijkerhout
Space businesspark
Geen
Totaal:
m²
235.000 In masterplan
geen geen 352.700
pagina 81
Planfase
Toelichting
Bijlage 4 Knelpuntenmatrix De knelpuntenmatrix geeft antwoord op de vragen:
Waarom is het zo moeilijk? … om de nieuwbouwproductie / plancapaciteit te reduceren? … om kansrijke bestaande panden te renoveren zodat ze weer (langdurig) aantrekkelijk worden voor kantoorgebruikers? … om de kansloze kantoorpanden aan de voorraad te onttrekken (middels sloop/nieuwbouw dan wel transformatie)?
En wat kunnen de diverse partijen, publiek en privaat, doen om een doorbraak te forceren? De matrix beperkt zich tot een top 10 (zonder interne rangorde) van financiële, juridische en organisatorische/politieke belemmeringen. Beleggers
Ontwikkelaars
Makelaars
Verkeerde perceptie
Kortere afschrijvingstermijn
Hogere BAR hanteren.
(als adviserende partij)
van marktpotentie
(levensduur van panden niet
Realistischer inschatting
(vraag)
overschatten).
van marktwaarde én
Gemeenten
Provincies
Kennis van zaken. Strategische langetermijnvisie als basis voor kantorenbeleid, minder ad hoc handelen.
Rijk5 Ontwikkelen regionaal vraagaanbodmodel
toekomstpotentie. Nieuwbouw te
Hogere eisen stellen aan het
Zelfkritischer houding als het
Grotere inspanning om
makkelijk / te
in portefeuille nemen van
gaat om toekomstbestendig
zoekvraag te
lucratief
nieuw vastgoed.
bouwen (oppassen met
accommoderen in
maatwerk).
bestaande voorraad.
Meer inzetten op
Verhuisketenbenadering.
Achterlaten
Anticiperen op vertrek,
bestaand vastgoed
voorkomen met incentives en herontwikkeling.
heeft geen
onderhoud / grootschaliger
consequenties
investeringen.
5
Scherpe keuze voor kansrijke locaties. Premie op nieuwbouw ten behoeve van sloop en transformatie fonds. Kwaliteitseisen aan nieuwbouw. Eisen aan toekomstbestendigheid nieuwbouw. Transparantie grondprijsbeleid. Bouwvergunningen aan termijn koppelen. Toepassen uitgebreide SER-ladder.
Aansturen op planreductie; scherpe keuze voor kansrijke locaties.
Verplichten residuele grondprijsberekening bij kantoornieuwbouw. Invoeren openruimteheffing
Gebruik van SER-ladder Invoeren leegstandsheffing voor eigenaren leegstaande afdwingen. panden. Invoeren statiegeldheffing voor gebruikers die nieuw kantoor betrekken en leeg kantoor achterlaten.
Toelichting bij gehanteerde typografie: maatregelen in cursief en grijs zijn door Minister Schultz van de hand gewezen in haar brief aan de Tweede Kamer d.d. 28 april 2011 aangaande ‘Fiscale maatregelen en plannen van aanpak leegstand kantoren’. Maatregelen genoteerd in cursief zullen of zijn door het Rijk (worden) toegepast.
pagina 82
Verlies op GREX
Beleggers
Ontwikkelaars
Scope verbreden, ook in
Inzien dat ontwikkeling niet
maatschappelijk vastgoed
doorgaat, met gemeente om
beleggen.
tafel voor alternatief plan /
kansrijke locaties
escape.
(=risicoverlaging).
BIZ/parkmanagement. Renoveren bestaand te weinig gekoesterd vastgoed. Bestaande locaties
Versnippering
Nieuw/multifunctioneel programma toevoegen. Meer inzetten op duurzame herontwikkeling en Nieuwe Werken.
Stedelijke herverkaveling.
leegstand Sloop = duur
Verlies nemen. Fondsvorming via opslag OZB
Makelaars
Gemeenten
Provincies
Herontwikkelen > nieuwe plannen. Verlies nemen.
- Financiële steun.
Rijk
- Scherpe keuze voor
Scherpe keuze voor kansrijke locaties. Beeldkwaliteitsplan + handhaving. Investeren in openbare ruimte, parkmanagement. Beloning intensiveren via korting grondprijs. Flexibel bestemmingsplan.
Zoeken / signaleren van
Faciliteren, politiek agenderen. Marktpartijen rond
kansen om huurders te
de tafel krijgen.
hergroeperen/clusteren. Sloop stimuleren middels vergeven tijdelijke ontwikkelingsrechten op andere locaties.
Fondsvorming door afdracht bij nieuwbouw.
Fondsbeheer voor
Invoeren premie /
sloop en transformatie
statiegeldheffing op nieuwbouw. Nationale opkoopregeling.
Hoge boekwaarde
Afboeken/afwaarderen (tijdelijk) Afwaarderen tot onder de WOZ-waarde
Taxateurs: realistischer
Neerwaarts bijstellen WOZ-waarde
Regeling die extra
taxeren
afschrijvingen mogelijk maakt.
Banken willen
Op lager rendement rekenen,
herontwikkeling niet langetermijnstrategie.
Beter inspelen op marktvraag,
Garant staan.
Garant staan.
voorverhuren.
financieren Bestemmingsplan
Kansen signaleren, gedegen
(niet-passende
onderbouwing van
bestemming)
bestemmingsplan-wijziging.
pagina 83
Pro-actief: zoeken naar kansen voor Bestemmingsplanwijzig Aanpassing bouwbesluit herbestemming. Aanpassing ingen faciliteren. Faciliteren, flexibele opstelling: postzegelplan, omgevingsrecht omgevingsvergunning, tijdelijk gebruik toestaan. Verlenging tijdelijke vrijstelling bestemmingplan naar 10 jaar Experimenteergebieden Aanwijzen regelvrije zones.
Annex 1
Actieprogramma leegstand kantoren (7 maart 2011) Onder leiding van Minister Schultz van Haegen is in overleg met diverse marktpartijen een vervolg gegeven aan de landelijke aanpak. Op 7 maart 2011 werd het Actieprogramma Aanpak Leegstand aan de Tweede Kamer aangeboden. Strekking van dit actieprogramma: banken, beleggers, projectontwikkelaars en overheden moeten samenwerken aan een (nader) voorstel om de kantorenmarkt weer gezond te maken. Een betere werkende kantorenmarkt, zo begint het actieprogramma, vraagt om een perspectiefwijziging van alle betrokken partijen op meerdere fronten: van sturing op uitbreiding naar sturing op voorraad; van kantoren als financieel product en verdienmodel naar huisvestingsproduct voor de gebruiker; van korte naar lange termijn betrokkenheid; van ad hoc besluiten naar ruimtelijke ordening gericht op duurzame locaties; van gemeente als actieve speler naar overheid als marktmeester; van ieder voor zich naar (bestuurlijke) samenwerking; van aanbodplanning naar voorzien in daadwerkelijke vraag; van monofunctionele locaties naar multifunctionele locaties met stedelijke kwaliteit; van pandniveau naar gebiedsniveau; van het ontwikkelen van nieuwe locaties naar herontwikkeling en vernieuwing op bestaande locaties. Het actieprogramma krijgt vorm in drie pijlers:
Experimenteergebieden - herontwikkeling, transformatie en sloop Verkenning van bestaand en nieuw instrumentarium in tien experimenteergebieden waar markten overheidspartijen op gebiedsniveau leegstand aanpakken. Ervaringen moeten leiden tot aanbevelingen voor de aanpak van bovengemiddelde leegstand op andere locaties ten aanzien van financierings-, fiscale en juridische aspecten. Uit de eerste drie pilots (Amsterdam Amstel III, Nieuwegein Merwestein en een nader te begrenzen gebied in Hoofddorp) moet onder meer een voorstel volgen voor de benodigde experimenteerruimte die van Rijkswege mogelijk moet worden gemaakt.
Maatregelen om het functioneren van de kantorenmarkt op lange termijn te verbeteren Ontwikkelaars (verenigd in de Neprom), banken en beleggers (IVBN, VB) spannen zich in voor interne en onderlinge afspraken om meer leegstand in de toekomst te voorkomen.
Betere regionale ruimtelijke planning, programmering en afstemming ‐
‐
Decentrale overheden inventariseren bestaande regionale behoefteramingen en plancapaciteit (quick scan). Deze quick scan wordt bijgesteld met behulp van een door het Rijk ontwikkelde uniforme en onafhankelijke methodiek voor het ramen van de vraag naar kantoren. Parallel hieraan formuleren marktpartijen een visie op de vraagontwikkeling naar kantoren. Op basis van voorgaande (a) maken regionaal samenwerkende gemeenten in overleg met provincies afspraken over de regionale planningsopgave voor kantoren inclusief eventuele fasering, kwalitatieve segmentering en locatiekeuze voor nieuwe en te herontwikkelen kantorenlocaties in die regio voor de periode 2011-2020. Deze afspraken worden verankerd in de provinciale structuurvisie.
Parallel hieraan belooft het Rijk: ‐ in samenwerking met VNG de juridische mogelijkheden en (financiële) risico’s van het reduceren van harde plancapaciteit te onderzoeken; ‐ te verkennen welke invloed de huidige wet- en regelgeving hebben op nieuwbouw, renovatie, transformatie en sloop van kantoorgebouwen.
pagina 84
Annex 2 Kamerbrief ‘Fiscale maatregelen en plannen van aanpak leegstand kantoren’ (28 april 2011) In een kamerbrief van 28 april reageert de minister op drie plannen van aanpak van oppositiepartijen D66, SP en PvdA en geeft zij conform de belofte in het Actieprogramma aan in hoeverre fiscale aanpassingen kunnen leiden tot versoepeling van herstructurering en transformatie. Het kabinet is terughoudend met het introduceren van nieuwe fiscale instrumenten. Dit vanwege verwachte problemen met fraudebestendigheid, Europese regelgeving, “budgettaire derving” en beperkte effectiviteit. De toezeggingen en afwijzingen op een rij:
Wel Aanpassing van het Bouwbesluit, waarmee getransformeerde kantoren in de toekomst niet meer onder de regels voor nieuwe woningen zullen vallen. Eigenaren van leegstaande panden mogen afwaarderen op de balans tot onder de woz-waarde (maar moeten dit verlies weer terugnemen als het pand later meer waard wordt wanneer het is verhuurd). Verlenging van de tijdelijke vrijstelling van het bestemmingsplan tot 10 jaar. Aanpassing van het omgevingsrecht voor versnelling van procedures. Langdurige leegstand kan zoals ook nu reeds het geval is aanleiding zijn voor gemeenten om wozwaarde neerwaarts bij te stellen als de waarde van het pand is verminderd. Niet Actieve rijksrol bij saneringsfondsen en compensatieregelingen (kantoor voor kantoor, meter voor meter). De minister acht dit wel zinvolle ideeën die op regionaal niveau toegepast kunnen worden. Residuele grondprijsberekening verplicht stellen bij kantoornieuwbouw. De minister acht transparantie en informatie op het gebied van grondprijsbeleid wenselijk en een verantwoordelijkheid van gemeenten. Verplichten van bedrijvenverenigingen. Regelvrije zones op monofunctionele kantorenlocaties. Afschrijven op een verhuurd pand tot onder de woz-waarde is niet mogelijk. Beperking van de aftrek van verliezen die worden geleden op een leegstaand pand. Verlagen of vrijstellen van btw bij transformatie van kantoren naar woningen. Afschaffing van de zogenaamde integratieheffing bij transformatie van kantoor naar woning. Vrijstelling van overdrachtsbelasting bij transformatie naar woningen. Verlenging van de vrijstellingstermijn van zes maanden voor doorverkoop van onroerende zaken voor herontwikkelde kantoorpanden. Eigenaren van leegstaande panden het gebruikersdeel OZB laten (door)betalen. Invoeren leegstandsheffing. Openruimteheffing (heffing op nieuwbouw buiten de bebouwde kom). Statiegeldregeling voor gebruikers.
pagina 85
Raadsvergadering Agendapunt Registratienummer Portefeuillehouder(s) Opsteller E-mail Telefoon
: : : : : : :
16 april 2012 6.f 12.039 A.J.M. van Velzen Financiën [email protected] (071) 3327 272
Onderwerp: September- en decembercirculaire 2011 Beslispunten: 1. de aanpassing van het accres vanuit de september- en decembercirculaire en het inzetten van extra middelen voor taakmutaties ter hoogte van € 364.000 ten laste te brengen van de budgettaire begrotingsruimte; 2. de aan de algemene uitkering toegevoegde extra middelen voor nieuwe taken € 189.000 door middel van budgetten in de begroting voor 2012 beschikbaar te stellen; 3. voor de jaren na 2012 in de concept (meerjaren)begroting 2013 e.v. rekening te houden met de budgetten ter grootte van de voor die jaren in de algemene uitkering beschikbaar gestelde extra middelen voor deze taakmutaties. Publiekssamenvatting Na ontvangst van de september- en decembercirculaire blijkt dat door aanpassing van het accres en het inzetten van extra middelen voor taakmutaties er een extra last van € 364.000 voor de begroting 2012 ontstaat. Inleiding In november 2011 is de begroting 2012 vastgesteld door uw raad. In de begroting 2012 is een raming van de algemene uitkering opgenomen die is gebaseerd op de meicirculaire 2011. Via een memo bij de beantwoording van de vragen met betrekking tot de begroting 2012 is de raad op de hoogte gesteld van de effecten van de septembercirculaire 2011. Deze effecten konden niet meer in de uitkomsten van de basisbegroting en meerjarenperspectief worden verwerkt en worden bij begrotingswijziging op het begrotingsresultaat gecorrigeerd. De eind 2011 uitgebrachte decembercirculaire geeft nog een geringe mutatie van € 20.000, zoals verderop in dit voorstel wordt toegelicht. Het blijkt dat door aanpassing van het accres en het inzetten van extra middelen voor taak mutaties er een extra last van € 364.000 voor de begroting 2012 ontstaat. Een positief bericht uit de circulaires is dat er voor de jaren 2009 t/m 2011 een eenmalig voordelig verschil bij de algemene uitkering ontstaat van € 340.000. Dit voordelige verschil zal worden verwerkt in de jaarrekening 2011 en is in de onderstaande tabel nader toegelicht. De gevolgen van het verwerken van deze circulaires voor de jaarrekening 2011, de begroting 2012 en het meerjarenperspectief zijn in onderstaande tabel vermeld.
12.039 Rv September – en decembercirculaire 2011
16 april 2012
Pagina 1 van 5
Overzicht effect mutaties Uitkomsten begroting (incl.collegevoorstel)
2009 t/m 2011
2012
Effect amendementen bij behandeling begroting 2012 Begrotingsbeeld na aangenomen amendenten
2013
2014
2015
-996.094
V -1.116.513 V -1.755.181 V -1.117.581 V
-36.300
V
-23.387
V
-21.680
V
-46.800
V
-1.032.394 V -1.139.900 V -1.776.861 V -1.164.381 V
Minder algemene uitkering september- en decembercirculaire 2011 364.000
N
262.000
N
86.000
N
38.000
V
189.000
V
212.000
V
116.000
V
78.000
V
189.000
N
212.000
N
116.000
N
78.000
N
-668.394
V
-877.900
V -1.690.861 V -1.202.381 V
Extra beschikbaar gestelde middelen voor taakmutaties
Inzet middelen binnen de begroting voor taakmutaties
Nieuw begrotingsbeeld na circulaires
Technische correctie/definitief vaststellen uitkering 2009 en uitbetalen helft verdeelreserve 2010 n.a.v. decembercirculaire incidenteel Hogere uitkering door toename bijstandsgerechtigden Voordelig effect op jaarrekening 2011
-226.000
V
-114.000
V
-340.000
V
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1) Taakmutaties ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------De taakmutaties zijn onderdeel van de algemene uitkering. Deze middelen zijn in principe vrij besteedbaar en kunnen worden ingezet als algemeen dekkingsmiddel. Echter geeft het rijk richtinggevend aan, aan welke doelen dit besteed kan worden. Onderstaande tabel geeft aan welke taakmutaties in de september- en decembercirculaires zijn opgenomen. Daaronder is een argumentatie weergegeven om de “vrij” besteedbare middelen te labellen binnen de begroting en het meerjarenperspectief.
12.039 Rv September – en decembercirculaire 2011
16 april 2012
Pagina 2 van 5
Taakmutaties begrepen in de algemene uitkering a Eenmalige transitiekosten decentralisatie AWBZ begeleiding naar WMO sept.circ b c d e
Bijzondere bijstand kwetsbare groepen Toezicht en handhaving kinderopvang Kasschuif (tbv de invoering van de E-gemeente) Modernisering GBA
sept.circ sept.circ sept.circ sept.circ
Subtotaal f Invoeringskosten decentralisatie jeugdzorg dec.circ Totaal
2012
2013
2014
2015
83.000 31.000 17.000 38.000
57.000 31.000 17.000 38.000 69.000
31.000 17.000 38.000 30.000
31.000 17.000
169.000 212.000 116.000 20.000 p.m
78.000
189.000 212.000 116.000
78.000
30.000
De taakmutaties genoemd onder “a“ tot en met “e” waren reeds gemeld in de memo “septembercirculaire” bij de begroting 2012. De taakmutatie f komt uit de decembercirculaire 2011. Voor de volledigheid volgt hier een toelichting op alle taakmutaties: ad a Eenmalige transitiekosten decentralisatie AWBZ begeleiding naar WMO Algemeen Deze middelen zijn extra beschikbaar gesteld om de gemeenten te compenseren voor de kosten die samenhangen met de decentralisatie van de functie “begeleiding uit de WMO”. Kaag en Braassem De transitiekosten AWBZ (2012: € 83.000 , 2013: € 57.000) en de invoeringskosten decentralisatie jeugdzorg (zie ook onder f. 2012: € 20.000) zullen worden gebruikt voor de invoering van jeugdzorg en begeleiding. Een deel van de middelen zal regionaal worden ingezet, o.a. voor kosten van regionale projectleiding. Van gemeenten wordt verwacht dat zij naast uren een financiële bijdrage leveren. Op dit moment wordt vanuit de regio een bijdrage gevraagd van 23,1% van het budget dat gemeenten hebben ontvangen voor de implementatie van jeugdzorg en begeleiding en de transitiekosten AWBZ samen. Voor Kaag en Braassem komt dit neer op een bedrag van € 23.970. Lokaal zullen de middelen worden ingezet o.a. voor het opstellen van de maatschappelijke agenda waarin de decentralisaties een plek zullen krijgen. Bovenstaande is in uw vergadering van 12 maart jl. aan u voorgelegd ter besluitvorming. ad b Bijzondere bijstand kwetsbare groepen Algemeen Om cumulatie van inkomenseffecten voor kwetsbare groepen zoals chronische zieken, gehandicapten en ouderen te verzachten, zijn deze extra middelen voor bijzondere bijstand beschikbaar gesteld. Door het toevoegen van deze middelen worden gemeenten in staat gesteld om deze specifieke doelgroepen door middel van de verlening van bijzonder bijstand extra inkomensondersteuning te bieden. Kaag en Braassem De lokale inzet van deze middelen zal rond de zomer duidelijk zijn na de opstelling van de maatschappelijke agenda.
12.039 Rv September – en decembercirculaire 2011
16 april 2012
Pagina 3 van 5
ad c Toezicht en handhaving kinderopvang Algemeen Dit bedrag is aan de algemene uitkering toegevoegd voor toezicht en handhaving in de kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus en gastouders. Kaag en Braassem Doordat ook gastouders geïnspecteerd moeten worden door de RDOG nemen de kosten voor toezicht en handhaving toe. ad d Kasschuif Algemeen In de algemene uitkering vindt een zogeheten kasschuif plaats. Hierbij worden middelen naar voren gehaald om in te kunnen zetten voor de “E-gemeente” (digitale dienstverlening). Het zwaartepunt ligt hierbij op basisregistraties zoals GBA, BAG, BGT, BRO, etc. Deze kasschuif moet voor het rijk budgettair neutraal verlopen en daardoor worden in 2015 deze middelen weer gekort op de algemene uitkering met de gedachte dat deze investeringen ook een besparing voor de gemeenten kunnen opleveren. Kaag en Braassem In Kaag en Braassem zijn we al bezig met de ontwikkeling van digitale dienstverlening en authentieke (basis)registraties. Belangrijk hierbij is dat we de basisregistraties zoals BAG (Basisregistratie Adressen en Gebouwen), GBA (Gemeentelijke Basisadministratie personen) en de nieuwe BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie) meer integraal willen organiseren. De beschikbaar gestelde middelen kunnen en willen we dan ook hiervoor inzetten. ad e Modernisering GBA Algemeen Deze middelen zijn extra aan de algemene uitkering toegevoegd voor de modernisering van de GBA. Het kabinet zet in op modernisering GBA, een gestandaardiseerde en moderne uitwisseling van persoonsgegevens en een betere controle op de kwaliteit van de GBA via het actieplan kwaliteit GBA. Kaag en Braassem Om de modernisering van de GBA mogelijk te maken zal een geheel nieuw burgerzakenpakket aangekocht moeten worden. Het grootste deel van het budget zal daarvoor worden gebruikt. Ook zullen er door alle medewerkers cursussen moeten worden gevolgd en werkprocessen anders ingericht. Deze benodigde middelen worden vanaf 2013 via het gemeentefonds verstrekt. De uitgaven zullen worden meegenomen in de kadernota voor 2013 (nieuw beleid). Ad f Invoeringskosten decentralisatie jeugdzorg Algemeen In de septembercirculaire is aangegeven dat voor de invoeringskosten voor de decentralisatie jeugdzorg in 2012 € 16 miljoen beschikbaar is. Voor 2013 is € 48 miljoen beschikbaar. Over de verdeling van deze budgetten heeft inmiddels bestuurlijk overleg plaatsgevonden. In 2012 wordt een deel van het budget bestemd voor provincies (€ 1,6 miljoen) en een deel voor de transitiecommissie (€ 0,5 miljoen). Het resterende bedrag (€ 3,4 miljoen) wordt gereserveerd voor onderzoek, congressen en andere ondersteunende activiteiten. Kaag en Braassem Voor Kaag en Braassem betekent dit dat er in 2012 een bedrag van € 20.000 beschikbaar komt voor de invoering van de taken rondom jeugdzorg. Een deel van de middelen wordt samen met de beschikbare gelden voor de transitiekosten AWBZ ingezet voor de invoeringskosten. Een deel van de middelen zal regionaal worden ingezet.
12.039 Rv September – en decembercirculaire 2011
16 april 2012
Pagina 4 van 5
De bovenstaande middelen van totaal € 189.000 komen beschikbaar binnen de begroting 2012. Voor het meerjarenpersperctief betekent dit: 2013: € 212.000, 2014: € 116.000 en 2015: € 78.000. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------2) Overige mutaties in het gemeentefonds ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Hogere gemeentefondsuitkering 2009 tot en met 2011 Door een technische correctie van het gemeentefonds, het definitief vaststellen van de gemeentefondsuitkering 2009, het uitbetalen van de helft van de verdeelreserve van 2010 en het hogere aantal bijstandsgerechtigden ontstaat er in 2011 een voordeel van € 340.000. Dit voordeel zal worden betrokken bij het jaarresultaat 2011. Financiële consequenties De negatieve bijstelling van de algemene uitkering heeft consequenties voor de budgettaire ruimte in de (meerjaren) begroting zoals reeds aangegeven in de eerste tabel. Dit heeft een nadelig effect op de structurele weerstandscapaciteit (buffer) die in de begroting is gecreëerd na de doorgevoerde bezuinigingsmaatregelen.
Roelofarendsveen, 6 maart 2012 Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, de gemeentesecretaris, de burgemeester, M.E. Spreij mr. K.M. van der Velde-Menting
Bijlagen ter inzage: Septembercirculaire gemeentefonds 2011 met een link naar de bijlagen Decembercirculaire gemeentefonds 2011
12.039 Rv September – en decembercirculaire 2011
16 april 2012
Pagina 5 van 5
De raad van de gemeente Kaag en Braassem; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 maart 2012; b e s l u i t:
1. de aanpassing van het accres vanuit de september- en decembercirculaire en het inzetten van extra middelen voor taakmutaties ter hoogte van totaal € 364.000 ten laste te brengen van de budgettaire begrotingsruimte; 2. de aan de algemene uitkering toegevoegde extra middelen voor nieuwe taken € 189.000 door middel van budgetten in de begroting voor 2012 beschikbaar te stellen; 3. voor de jaren na 2012 in de concept (meerjaren)begroting 2013 e.v. rekening te houden met de budgetten ter grootte van de voor die jaren in de algemene uitkering beschikbaar gestelde extra middelen voor deze taakmutaties.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 16 april 2012 de griffier, de voorzitter, drs. B.S.M. Sepers mr. K.M. van der Velde-Menting
12.039 Rb September – en decembercirculaire 2011
16 april 2012
Pagina 1 van 1
de gemeentebesturen, ter attentie van de raden en de colleges van B&W
OBD BFV Schedeldoekshaven 200 2511 EZ Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag www.rijksoverheid.nl Contactpersoon Algemeen: Y. Drese T 070 426 6277 eventuele vragen per e-mail [email protected]
Datum 20 september 2011
Onderwerp Doelstelling
septembercirculaire gemeentefonds 2011 bekendmaking van beleid en het geven van informatie
Relaties met andere circulaires
meicirculaire 2011(2011-2000211804); maartcirculaire 2011 (2011-2000038740); decembercirculaire 2010 (2010-790569); septembercirculaire 2010 (2010-552819)
Geldig tot
1 juli 2012
Kenmerk 2011-2000409303
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Voorwoord Voor u ligt de septembercirculaire 2011 van het gemeentefonds. In deze circulaire informeer ik u over de gemeentefondsuitkeringen 2009 en verder.
Kende de meicirculaire 2011 nog onzekerheden als gevolg van het af te sluiten bestuursakkoord, inmiddels is met het vaststellen van de bestuursafspraken 2011-2015 meer duidelijkheid gekomen. Zo is nu zekerheid over de herinvoering van de ‘trap op, trap af-systematiek’. In vergelijking met de meicirculaire is er voor 2012 nu sprake van een afname van het accres. Wel ligt het geraamde accres voor de gehele kabinetsperiode nog boven de stand die bij aantreden van het kabinet was voorzien. Daarbij is er nog een positief bericht over de omvang uit hoofde van een technische oorzaak. Onderdeel van de bestuursafspraken is daarnaast het alsnog doorvoeren van de in het Regeerakkoord opgenomen korting regionale uitvoeringsdiensten.
De bestuursafspraken bevatten ook afspraken over de decentralisatie van Begeleiding en Jeugdzorg. Deze circulaire geeft informatie over toevoegingen aan het gemeentefonds voor transitiekosten begeleiding/AWBZ en voor invoeringskosten jeugdzorg.
In de meicirculaire 2012 worden naar verwachting aanpassingen van de verdeling van het gemeentefonds 2013 bekend gemaakt. Deze circulaire informeert u alvast over de stand van zaken.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Mede namens de staatssecretaris van Financiën,
J.P.H. Donner
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Inhoudsopgave 1. 2.
Accres ............................................................................................1 Uitkeringsjaar 2009 .......................................................................3 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
3.
Uitkeringsjaar 2010 .......................................................................5 3.1. 3.2. 3.3. 2010 3.4.
4.
Ontwikkeling uitkeringsbasis en uitkeringsfactor ......................................5 Actualisatie maatstaven van het verdeelmodel Wmo 2010 ........................5 Actualisatie maatstaven van het verdeelmodel Maatschappelijke opvang .........................................................................................................5 Voorschotbetalingen 2010 ....................................................................5
Uitkeringsjaar 2011 .......................................................................7 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9.
5.
Definitieve vaststelling uitkeringsfactor en bedragen per eenheid ..............3 Actualisatie maatstaven van het verdeelmodel Wmo 2009 ........................3 Voorschotbetalingen 2009 ....................................................................3 Beschikkingen algemene uitkering .........................................................3
Opbouw uitkeringen .............................................................................7 Digitaal klantendossier ....................................................................... 10 Vakantieschool Taal Amsterdam .......................................................... 10 Nationaal Uitvoeringsprogramma e-overheid (NUP)................................ 10 Ontwikkeling uitkeringsbasis ............................................................... 12 Algemene uitkering, uitkeringsfactor en bedragen per eenheid ................ 12 Actualisatie maatstaven van het verdeelmodel Wmo .............................. 13 Verzameltabel ................................................................................... 13 Voorschotbetalingen 2011 .................................................................. 15
Uitkeringsjaar 2012 .....................................................................17 5.1. Opbouw uitkeringen ........................................................................... 17 5.2. Technische correctie gemeentefonds .................................................... 19 5.3. EU-richtlijn invordering....................................................................... 19 5.4. Overheidsbrede inkoop van beeldmateriaal ........................................... 20 5.5. Bijzondere bijstand voor kwetsbare groepen ......................................... 20 5.6. Aanpassing norm kwijtschelding en bijzondere bijstand in verband met kosten kinderopvang ................................................................................... 21 5.7. Transitiekosten decentralisatie AWBZ begeleiding naar de wmo............... 21 5.8. Versterking toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang..................... 21 5.9. Regionale omgevingsdiensten ............................................................. 22 5.10. Ontwikkeling uitkeringsbasis ............................................................... 22 5.11. Algemene uitkering, uitkeringsfactor en bedragen per eenheid ................ 23 5.12. Actualisatie maatstaven en verdeelmodel Wmo ..................................... 23 5.13. Verzameltabel ................................................................................... 23 5.14. Voorschotbetalingen 2012 .................................................................. 24
6.
Meerjarenperspectief ...................................................................25 6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
7.
Opbouw uitkeringen 2013-2016 .......................................................... 25 Suppletie-uitkering afschaffing OZB woningen gebruikers ....................... 25 Meerjarige ontwikkeling uitkeringsfactor............................................... 26 Verzameltabel ................................................................................... 27
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen ...................................29 7.1. 7.2. 7.3. 7.4. 7.5. 7.6. 7.7. 7.8. 7.9. 7.10.
Opbouw integratie- en decentralisatie-uitkeringen ................................. 29 Homo-emancipatie............................................................................. 32 Bewonersinitiatieven wijken ................................................................ 32 Vrouwenopvang ................................................................................ 32 Herstructurering van bedrijventerreinen / Motie Van Heugten ................. 33 Bodemsanering ................................................................................. 33 Eigen kracht ..................................................................................... 33 Experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders WWB .. 34 Pieken in de Delta Noordvleugel tender 2010-II..................................... 34 Nationale gebiedsontwikkelingen (Nota Ruimte en BIRK) ........................ 34
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
7.11. 7.12. 7.13. 7.14. 7.15. 7.16. 7.17. 7.18.
8.
Voortijdig schoolverlaten RMC-regio’s G4.............................................. 34 Bestaand Rotterdams gebied............................................................... 35 Sterke regio's.................................................................................... 35 Centra voor jeugd en gezin ................................................................. 36 Regionale coördinatie nazorg ex-gedetineerden ..................................... 36 Invoeringskosten decentralisatie jeugdzorg........................................... 36 Regionale Coördinatieplatforms Fraudebestrijding.................................. 37 Quick wins Binnenvaart ...................................................................... 37
Overige mededelingen .................................................................39 8.1. Loon- en prijsontwikkeling .................................................................. 39 8.2. Financieel overzicht gemeenten 2012................................................... 39 8.3. Herverdeling wegenbeheer ................................................................. 41 8.4. Aanvullende uitkeringen artikel 12 Financiële-verhoudingswet en ICLbijdrage Lelystad......................................................................................... 42 8.5. Jaarlijkse weging van decentralisatie-uitkeringen................................... 43 8.6. Individuele referentiewaarden EMU-saldo ............................................. 43 8.7. Verdeelonderzoeken gemeentefondsclusters ......................................... 44 8.8. Besluit vaststelling decentralisatie-uitkeringen ...................................... 45 8.9. Precariobelasting ............................................................................... 45 8.10. Macronorm OZB ................................................................................ 45
Bijlagen…………………………………………………………………………………………………………………………………..47 Bijlage 1 Verdeeltabellen 2011 en 2012………………………………………………………..48 Bijlage 2 Overzicht verdeelmaatstaven 2012 gegroepeerd per cluster.........53 Bijlage 3 Volumina maatstaven 2011-2016………………………………………….……….57 Bijlage 4 Individuele referentiewaarden EMU-saldo…………………………………….…59 Bijlage 5 Decentralisatie-uitkering Nationale gebiedsontwikkelingen……………64 Bijlage 6 Decentralisatie-uitkering Regionale coördinatie nazorg exgedetineerden……………………………………………………………………………………66 Bijlage 7 Decentralisatie-uitkering Centra voor jeugd en gezin 2012…………..68 Bijlage 8 Decentralisatie-uitkering Experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders WWB………………………………………………………………………………………………….73 Bijlage 9 Decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang……………………………………...75 Bijlage 10 Decentralisatie Herstructurering van bedrijventerreinen/Motie van Heugten…………………………………………………………………………………………….77 Bijlage 11 decentralisatie-uitkering Eigen Kracht…………………………………………….79
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
1.
Accres
Het accres bedraagt € 88 miljoen negatief in 2012. Het cumulatieve accres bedraagt € 553 miljoen in 2015 en € 1.114 miljoen in 2016.
Conform Regeerakkoord ontwikkelt zich het accres vanaf 2012 weer evenredig met de netto gecorrigeerde rijksuitgaven (NGRU). Een stijging of daling van de NGRU wordt doorvertaald naar het gemeentefonds en het provinciefonds. Die stijging of daling van de fondsen wordt accres genoemd.
De nieuwste raming van de accressen is in tabel 1.1 vermeld.
Tabel 1.1 Accressen gemeentefonds 2012-2016 (in miljoenen euro’s) Uitkeringsjaar Accres
Accres in procenten
2012
2013
2014
2015
2016
-88
144
405
92
561
-0,52
0,86
2,42
0,54
3,37
Verschil t.o.v. meicirculaire 2011
-179
24
105
-27
137
Cumulatief verschil
-179
-155
-50
-77
60
De accresraming voor 2012 en 2015 is neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de meicirculaire 2011. De raming voor de jaren 2013, 2014 en 2016 is juist opwaarts bijgesteld. Met ingang van 2016 ligt het cumulatieve accres boven de stand meicirculaire 2011.
De oorzaak voor het lagere accres 2012 is gelegen is het feit dat het kabinet voor zowel 2011 en 2012 de uitgavenkaders sluit. Daarbinnen heeft een verschuiving plaatsgevonden tussen NGRU- en niet NGRU-relevante uitgaven en tussen de rijksbegroting enge zin en het kader voor sociale zekerheid en arbeidsmarkt en het budgettair kader zorg. Lagere ramingen van loon- en prijsontwikkelingen hebben ook een beperkt neerwaarts effect op de accressen. Over de periode 2011-2015 komt het cumulatief accres lager uit dan in de meicirculaire 2011 maar hoger uit dan bij de start van het kabinet.
De opbouw van de NGRU uit de verschillende onderdelen van de rijksbegroting is opgenomen in bijlage 9 bij de Miljoenennota.
Tabel 1.2 bevat een indicatie van de reële accressen.
Tabel 1.2 Nominale en reële accressen 2012-2016 (in procenten) Uitkeringsjaar
2012
2013
2014
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
2015
2016
1
Accres Prijsontwikkeling bbp *) Reëel accres
-0,52
0,86
2,42
0,54
3,37
2,01
1,96
1,83
1,72
1,72
-2,53
-1,10
0,59
-1,18
1,65
*) Bron: CPB en Ministerie van Financiën
Het nominale accres geeft de jaarlijkse procentuele groei van het gemeente- en provinciefonds aan. Defleren van de nominale groeipercentages met de prijsontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product geeft een indicatie van de reële groei van de accressen. De reële accressen geven de groei gecorrigeerd voor de relatieve prijsontwikkeling van het ‘mandje rijksuitgaven’ weer. Deze reële inkomstenontwikkeling wijkt af van het individuele uitgavenpatroon van gemeenten en provincies. In andere woorden: de volume- en prijsontwikkeling bij individuele gemeenten of provincies (‘mandje gemeente-/provincieuitgaven’) verschilt met die van het Rijk. De reële accressen zijn daarmee niet meer dan richtinggevend op fondsniveau. Gemeenten en provincies met statistieken over hun eigen volume- en prijsontwikkeling van de uitgaven kunnen uitgaan van de nominale accressen en deze desgewenst hiermee defleren.
2
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
2.
Uitkeringsjaar 2009
2.1.
Definitieve vaststelling uitkeringsfactor en bedragen per eenheid
In deze circulaire kunnen wij de uitkeringsfactor van het jaar t-2 (in dit geval 2009) nog niet definitief vaststellen. Dit wordt veroorzaakt doordat de definitieve cijfers betreffende de onroerendezaakbelasting (OZB) 2009 nog niet voor alle gemeenten beschikbaar zijn. U wordt hierover in decembercirculaire nader geïnformeerd.
2.2.
Actualisatie maatstaven van het verdeelmodel Wmo 2009
Ten opzichte van septembercirculaire 2010 zijn de maatstaf Huishoudens met laag inkomen, Huishoudens met laag inkomen (drempel) en alle andere maatstaven die samenhangen met deze maatstaf geactualiseerd. De status van alle maatstaven is nu definitief. De trimfactor1 is definitief vastgesteld op 0,986253388.
2.3.
Voorschotbetalingen 2009
Als gevolg van het niet beschikbaar zijn van de definitieve cijfers OZB blijft de bevoorschotting voor het uitkeringsjaar 2009 ongewijzigd. Dit geldt ook voor de wijziging als gevolg van aanpassingen aan het verdeelmodel Wmo over 2009. Beide zullen verwerkt worden na de decembercirculaire.
2.4.
Beschikkingen algemene uitkering
In december 2011 zullen wij de beschikkingen opmaken tot vaststelling van de algemene uitkering 2009. Gemeenten waarvoor nog niet alle basisgegevens definitief zijn vastgesteld, zullen de beschikking op een later tijdstip ontvangen.
1
De trimfactor is de factor die het verdeelde budget op het niveau van het beschikbare budget brengt.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
3
4
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
3.
Uitkeringsjaar 2010
3.1.
Ontwikkeling uitkeringsbasis en uitkeringsfactor
De ontwikkeling van de uitkeringsbasis 2010 geeft geen aanleiding tot verdere wijziging van de voorlopige uitkeringsfactor. Wij stellen de voorlopige uitkeringsfactor vast op 1,542. Dit is één punt hoger dan de stand van de maartcirculaire 2011. Dit wordt veroorzaakt doordat wij de verdeelreserve van 2009 uitdelen. Voor het uitkeringsjaar 2010 bedraagt de verdeelreserve op dit moment één punt.
3.2.
Actualisatie maatstaven van het verdeelmodel Wmo 2010
Ten opzichte van de meicirculaire 2011 is de maatstaf uitkeringsontvangers geactualiseerd. Een overzicht van bedragen per gemeente kunt u vinden op internet.
3.3.
Actualisatie maatstaven van het verdeelmodel Maatschappelijke opvang 2010
Ten opzichte van de meicirculaire 2011 is de maatstaf uitkeringsontvangers geactualiseerd. Een overzicht van bedragen per gemeente kunt u vinden op internet.
3.4.
Voorschotbetalingen 2010
In de betaalmaand oktober 2011 wordt de bevoorschotting voor het uitkeringsjaar 2010 aangepast op grond van de informatie uit de paragrafen 3.1. tot en met 3.3.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
5
6
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
4.
Uitkeringsjaar 2011
4.1.
Opbouw uitkeringen
Tabel 4.1 vermeldt de opbouw van de uitkeringen 2011. De taakmutaties zijn gegroepeerd naar de clusters. De mutaties worden toegelicht in de andere paragrafen van dit hoofdstuk. Een aantal van de paragrafen in dit hoofdstuk bevat andersoortige informatie over het uitkeringsjaar 2011. Van de mutaties in de integratie- en decentralisatie-uitkeringen is in onderstaande tabel alleen het saldo opgenomen. Uitgebreidere informatie over de mutaties in de integratie- en decentralisatie-uitkeringen is te vinden in hoofdstuk 7.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
7
Tabel 4.1 Opbouw uitkeringen 2011 (mln €) Raming deze circulaire 1
§
Mei circulaire van 2011 2
17.015,900
Uitkeringen 2010 (beginstand) algemene mutati es - accres - incident ele bijdrage akkoord medeoverheden - accres (gericht e verdeling, ingroeiregeling OHV)
74, 215 @ -90, 000 @ -8, 500 @
- vrijval gericht accres suppletie-uitkering O ZB
0, 000 @
- behoedzaamheidsreserve, inhouding
0, 000 @
- A+O f onds - elek tronische gemeent e (E-gem)
-0, 036 @ 2, 000 @
- kost en verrekening WOZ 2006
-0, 051 @
- wacht gelden herindelingen 3 - waarderingskamer
pm -0, 018
0,073 -22,390
cluster eigen inkomsten - suppletie-uitkering afschaff ing OZB woningen gebruikers
0, 000 @ 0,000
cluster werk en inkomen - ket ens amenwerking werk en inkomen - aanvullende bijst and voor 65 jarigen en ouder - digit aal klant endossier
-15, 000 @ 1, 000 @ -1, 610
- programmatisch handhaven - aanpassing uit name BTW-compensatiefonds
-8, 625 @ -0, 272 @
§ 4. 2
pm
§ 4. 3
#
-24,507 cluster zorg - maatschappelijke stage
0, 100 @
- elek tronisch kinddossier 4 - wmo i.v.m. ondersteunende begeleiding ps yc ho-sociaal (maatregel 2009)
5, 000 @ - @
- wmo, nadeel gemeenten, afspraken in het bofv van 31 aug. 2009 - toezicht en handhaving k walit eit peuterspeelzalen - versterking t oezicht en handhaving kwaliteit gastouderopvang
5
- @ 2, 916 @ 0, 400 @
- uitvoerings kosten inburgering
-1, 600 @
- aanpassing uit name BTW-compensatiefonds
-0, 378 @ 6,438
cluster educatie - ingroeiregeling O HV
8, 500 @
- Vakantieschool Taal Amsterdam - aanpassing uit name BTW-compensatiefonds
0, 100 -0, 072 @ 8,528
cluster sport, kunst en ontspanning - aanpassing uit name BTW-compensatiefonds
-0, 099 @ -0,099
cluster VHROSV - aanpassing uit name BTW-compensatiefonds
-0, 498 @ -0,498
cluster oudheid - aanpassing uit name BTW-compensatiefonds
-0, 062 @ -0,062
(voort zetting op de volgende bladzijde) 1 Het teken @ geef t aan dat dit onderdeel in voorgaande circulaires wordt toegelic ht. Zie verzameltabel 2011. 2 De vergelijking met de meicirculaire is alleen opgenomen als de raming van het betreff ende onderdeel is gewijzigd. Het teken # geeft een onderdeel aan dat niet werd geraamd in die circulaire. 3 Technische correc tie. 4 Vanaf 2011 geïntegreerd in de algemene uitkering. De omvang is € 6, 4 mln. 5 Vanaf 2011 geïntegreerd in de algemene uitkering. De omvang is € 34 mln.
8
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Tabel 4.1 Opbouw uitkeringen 2011 (vervolg) Raming deze circulaire
§
1
Mei circulaire 2 van 2011
cluster riolering - aanpassing uitname BTW-compens atiefonds
-0,767 @ -0,767
cluster wegen en water - topografie - aanpassing uitname BTW-compens atiefonds
0,071 @ -2,168 @ -2,097
cluster reiniging - aanpassing uitname BTW-compens atiefonds
-1,431 @ -1,431
cluster groen - aanpassing uitname BTW-compens atiefonds
-0,704 @ -0,704
cluster bevolkingszaken - GBA - mG BA en ORRA
0,344 @ 0,000 @
- beheer van het 14+netnummer - modernisering GBA - informeren kiesgerechtigden
-0,200 @ 1,000 @ -0,100 @
- aanpassing uitname BTW-compens atiefonds
-0,121 @ 0,923
cluster openbare orde en veilighei d - mannenopvang - bommenregelling - aanpassing uitname BTW-compens atiefonds
- @ -0,400 @ -0,347 @ -0,747
cluster fysiek m ilieu - E-PRTR
- @
- aanpassing uitname BTW-compens atiefonds
-0,190 @ -0,190
cluster overig/algemene ondersteuning -
King Pieken in de Deltaproject Amsterdam aanpassing uitname BTW-compens atiefonds Nationaal Uitvoeringsprogramma e-overheid (NUP)
-1,028 @ -0,400 @ -1,108 @ 24,746
§ 4.4
27,500
§ 7.1
-202,531
22,210 Integratie- en decentralisatie-uitkeringen (excl. Wmo) - mutaties van invloed op omvang GF
-141,893 -141,893 16.858,614
Uitkeringen (excl. Wmo) waarvan -
algemene /aanvullende uitkeringen integratie- en decentralis atie-uitkeringen suppletie-uitkering afschaffing OZB woningen gebruikers suppletie-uitkering bommenregeling
- suppletie-uitkering verdeelmodel 2011 - Wm o - Wm o
15.716,463 1.063,050 59,739 @ 18,849
16.802,331
§ 7.1
15.720,816 1.002,412
0,513 1.455,986
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
9
4.2.
Digitaal klantendossier
In paragraaf 2.4 van de meicirculaire 2011 is aangekondigd dat de algemene uitkering vanaf 2011 verminderd wordt in verband met het door de gemeenten in beheer nemen van onderdelen van het Digitaal Klantendossier (DKD). De hoogte van de uitname is inmiddels bekend en bedraagt € 1,61 miljoen. De verdeling van de uitname vindt plaats via de maatstaf inwoners.
Het bedrag wordt beschikbaar gesteld aan de VNG omdat zij voor haar leden als regisseur/ hoofdaannemer voor het gemeentelijk deel van het DKD optreedt. Omdat het beheer van het DKD wordt bekostigd uit het gemeentefonds (de algemene middelen van alle gemeenten) zal de VNG daarom aan haar ledenvergadering verantwoording over de besteding van de middelen afleggen en besluiten of en hoe deze gezamenlijke inzet van middelen gecontinueerd dient te worden.
Het bedrag van € 1,61 miljoen is een brutobedrag omdat de VNG en KING voor bovengenoemde activiteiten BTW-plichtig zijn. Na afdracht van BTW zal het nettobedrag van € 1,35 miljoen voor het DKD beschikbaar zijn. De VNG kan de BTW ad € 0,26 miljoen niet vergoed krijgen uit het BTW-compensatiefonds. Gemeenten kunnen dat wel, als zij ieder afzonderlijk de voor hun gemeente in rekening gebrachte BTW declareren bij dit fonds. Gemeenten zullen hiertoe een afrekening en nadere uitleg ontvangen van de VNG. Hierdoor komen de uiteindelijke kosten voor gemeenten op € 1,35 miljoen. Een dergelijke constructie geldt ook voor het Nationaal Uitvoeringsprogramma (NUP) (zie paragraaf 4.4).
4.3.
Vakantieschool Taal Amsterdam
Vooruitlopend op de integrale aanpak 2012-2015 van taalachterstanden en extra onderwijstijd voor risicoleerlingen (OCW) ontvangt de gemeente Amsterdam in 2011 een eenmalige bijdrage van € 0,1 miljoen voor het project Vakantieschool Taal Amsterdam.
4.4.
Nationaal Uitvoeringsprogramma e-overheid (NUP)
De in de meicirculaire 2011 aangekondigde verhoging van de algemene uitkering in de jaren 2011 tot en met 2014 in verband met het NUP wordt verlaagd van in totaal € 122 miljoen naar in totaal € 104 miljoen. Het verschil van € 18 miljoen wordt aan de VNG ter beschikking gesteld. Daarnaast vindt een aanvullende verlaging van de algemene uitkering plaats in verband met BTW-aspecten. Deze bedraagt in totaal over de jaren 2011-2014 € 5,016 miljoen. De gemeenten ontvangen dit bedrag uit het BTW-compensatiefonds terug. De mutaties worden verdeeld via het bedrag per inwoner.
In paragraaf 2.5 van de meicirculaire 2011 is bij de kasschuif van € 122 miljoen in verband met het NUP aangekondigd dat u in de septembercirculaire 2011 nader geïnformeerd wordt over
het
gedeelte
van
deze
kasschuif
bestemd
voor
het
generiek
ondersteuningsprogramma (€ 18 miljoen). Het overleg tussen de ministeries van BZK en
10
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Financiën
en
de
VNG
over
de
financieringswijze
van
het
generieke
ondersteuningsprogramma, heeft tot de volgende uitkomst geleid.
Het generieke ondersteuningsprogramma wordt door KING, onder regie van de VNG, voor de gemeenten uitgevoerd. De VNG ontvangt daarom het budget voor dit deelprogramma. Dit budget is conform afspraken tussen rijk en VNG opgebouwd uit € 18 miljoen uitname uit het gemeentefonds en € 10 miljoen rijksbijdrage.
Doordat de VNG als regisseur/ hoofdaannemer optreedt, worden de uitname uit het gemeentefonds en de rijksbijdrage ook fiscaal als betalingen gezien voor werkzaamheden die de VNG uitvoert ten behoeve van haar leden. In verband met de BTW-aspecten die daarmee
gepaard
gaan,
wordt
de
uitname
ten
behoeve
van
dit
generieke
ondersteuningsprogramma opgehoogd met het BTW-bedrag van € 5,016 miljoen. De VNG draagt dit bedrag af aan de Belastingdienst. De verhoogde uitname wordt in mindering gebracht
op
het
deel
van
de
kasschuif
bestemd
voor
het
specifieke
ondersteuningsprogramma. Het bedrag voor het generieke uitvoeringsprogramma wordt aldus bruto (incl. BTW) uit het gemeentefonds uitgenomen en overgeboekt naar de begroting van het ministerie van BZK en vervolgens beschikbaar gesteld aan de VNG.
De gemeenten kunnen de namens hen betaalde BTW uiteraard terugvorderen via het BTWcompensatiefonds. Gemeenten zullen hiertoe een zogenaamde nulfactuur (een factuur die reeds voldaan is) krijgen van de VNG, waarmee zij een verzoek tot compensatie bij het BTW-compensatiefonds kunnen indienen. Op deze wijze blijft het bedrag dat beschikbaar is voor gemeenten voor het specifieke ondersteuningsprogramma ongewijzigd.
Een voorbeeldopstelling van een factuur ziet er dan als volgt uit (bedragen in euro’s): Aan u geleverde prestatie BTW Totaal Reeds voldaan Nog te voldoen
10.000 1.900 11.900 11.900 0
Schematisch is het vorenstaande als volgt in beeld te brengen (bedragen in euro’s): Kasschuif meicirculaire 2011 was: 2011
2012
2013
2014
2015
Specifieke ondersteuning
26.000.000
26.000.000
26.000.000
26.000.000
-104.000.000
Generieke ondersteuning
1.500.000
5.500.000
5.500.000
5.500.000
-18.000.000
Totaal kasschuif
27.500.000
31.500.000
31.500.000
31.500.000
-122.000.000
Kasschuif:
Dit wordt:
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
11
kasschuif: Specifieke Ondersteuning (voor gemeenten) Generieke Ondersteuning/uitname (voor VNG) Uitname BTW over bijdrage GF (voor VNG) Uitname BTW over bijdrage rijk (voor BCF)
€ 24.746.000 € 1.500.000 € 285.000 € 399.000
€ 24.746.000 € 5.500.000 € 1.045.000 € 399.000
€ 24.746.000 € 5.500.000 € 1.045.000 € 399.000
€ 24.746.000 € 5.500.000 € 1.045.000 € 399.000
totaal kasschuif
€ 26.930.000
€ 31.690.000
€ 31.690.000
€ 31.690.000
-€ 98.984.000 -€ 18.000.000 -€ 3.420.000 -€ 1.596.000 -€ 122.000.000
Het door gemeenten te besteden bedrag aan specifieke ondersteuning: Beschikbaar budget specifieke ondersteuning: kasschuif Specifieke Ondersteuning retour BTW uit BCF over 18 mln
2011 2012 2013 2014 € 24.746.000 € 24.746.000 € 24.746.000 € 24.746.000 € 285.000 € 1.045.000 € 1.045.000 € 1.045.000
retour BTW uit BCF over 10 mln (gevoed door BZK) Totaal specifiek
€ 399.000 € 25.430.000
Totaal € 98.984.000 € 3.420.000
€ 399.000 € 399.000 € 399.000 € 26.190.000 € 26.190.000 € 26.190.000
€ 1.596.000 € 104.000.000
Effect op algemene uitkering: Het effect op de algemene uitkering is als volgt (bedragen in miljoen euro’s): 2011 26,930 -1,500 -0,684
2012 31,690 -5,500 -1,444
2013 31,690 -5,500 -1,444
2014 31,690 -5,500 -1,444
2015 -122,000 -
Totaal
24,746
24,746
24,746
24,746
-122,000
0
Mutatie per jaar *)
24,746
0
0
0
-146,746
122,000
NUP-specifieke ondersteuning NUP-generieke ondersteuning NUP-BTW-bijdrage
2016
*) Deze reeks bedragen staat in de opbouwtabellen. Wij hebben nu de relatie met de bedragen van de kasschuif in beeld gebracht omdat deze lastig bleek te leggen, zo bleek ons uit de vele vragen over de meicirculaire 2011. Ook tijdens de regiodagen rijk-gemeenten vna juni/juli 2011 hebben wij hieraan aandacht besteed.
4.5.
Ontwikkeling uitkeringsbasis
De ontwikkeling van de uitkeringsbasis voor het jaar 2011 geeft aanleiding tot het verhogen van de uitkeringsfactor met 1 punt ten opzichte van de stand van de meicirculaire 2011. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de maatstaven OZB. In de raming van de maatstaf bijstandsontvangers is nog niet opgenomen het aantal jongeren in een werkleertraject die geen inkomensondersteuning ontvangen (onderdeel van de WIJ). Op dit moment hebben wij geen betrouwbare informatie over deze groep. Er zijn twijfels gerezen of deze wel verkrijgbaar is. Wij gaan dit verder na en beraden ons op hoe met dit probleem om te gaan. U wordt hierover geïnformeerd in de decembercirculaire.
Eén uitkeringspunt komt voor het jaar 2011 naar de huidige inzichten overeen met € 11,5 miljoen.
4.6.
Algemene uitkering, uitkeringsfactor en bedragen per eenheid
Inclusief de aanvullende uitkering bedraagt de algemene uitkering over het jaar 2011 naar huidig inzicht € 15.716,463 miljoen. De uitkeringsfactor stellen wij voorlopig vast op 1,529. Hierbij is rekening gehouden met bovenstaande behandelde onderwerpen, inclusief de verdeling van de verdeelreserve 2009. De bedragen per eenheid van de verdeelmaatstaven volgens de huidige stand treft u aan in de verdeeltabel 2011 in bijlage 1.
12
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
4.7.
Actualisatie maatstaven van het verdeelmodel Wmo
Ten opzichte van meicirculaire 2011 zijn de maatstaven geactualiseerd. Een overzicht van bedragen per gemeente kunt u vinden op internet.
4.8.
Verzameltabel
De opbouwtabel 2011 (tabel 4.1) bevat onderdelen die al zijn toegelicht in eerdere circulaires en in dit hoofdstuk niet meer aan bod komen. In de tabel zijn zij aangeduid met het teken @. Tabel 4.8 geeft per onderwerp de vindplaats.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
13
Tabel 4.8 Verzameltabel 2011 Onderwerp/maatregel
Circulaire
Mutatie (m ln euro)
algemene mutaties - accres
mei 2009, § 1.1
-
behoedzaamheidsreserve, inhouding
mei 2009, § 1.1
0,000
-
incidentele bijdrage akkoord medeoverheden accres (gerichte verdeling, ingroeiregeling OHV)
mei 2009, § 1.1 mei 2005, § 5.1
-90,000 -8,500
-
vrijval gericht accres suppletie-uitkering OZB elektronische gemeente (E-gem )
-
kosten verrekening WOZ 2006
mei 2009, § 3.2 september 2006, § 6.2 september 2010, § 3.1
-0,051
cluster eigen inkomsten - suppletie-uitkering afschaffing OZB woningen gebruikers
juni 2010, § 2.3
0,000
cluster werk en inkomen - aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
december 2008, § 3.3
-
ketensam enwerking werk en inkomen
mei 2008,§ 3.6
-
aanvullende bijstand voor 65 jarigen en ouder
mei 2009, § 3.4
1,000
-
programm atisch handhaven
september 2007, § 4.3
-8,625
cluster zorg - wmo i.v.m. ondersteunende begeleiding psycho-sociaal
december 2009, § 8.24
-
-
wmo, nadeel gem eenten, afspraken in het bofv 2009
december 2009, § 6.12
-
-
toezicht en handhaving kwaliteit peuterspeelzalen
2,916
-
aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
september 2009, § 6.4 december 2008, § 3.3
-
elektronisch kinddossier
-
september 2007, § 5.3 september 2010, § 4.3 uitvoeringskosten inburgering versterking toezicht en handhaving kwaliteit gastouderopvang mei 2011, § 2.3 maatschappelijke stage december 2010, § 3.2
74,215
0,000 2,000
-0,272 -15,000
-0,378 5,000 -1,600 0,400 0,100
cluster educatie - aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
december 2008, § 3.3
-0,072
-
mei 2005, § 5.1
8,500
cluster sport, kunst en ontspanning - aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
december 2008, § 3.3
-0,099
cluster VHROSV - aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
december 2008, § 3.3
-0,498
cluster oudheid - aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
december 2008, § 3.3
-0,062
cluster riolering - aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
december 2008, § 3.3
-0,767
cluster reiniging - aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
december 2008, § 3.3
-1,431
cluster groen - aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
december 2008, § 3.3
-0,704
september 2008, § 5.7 december 2008, § 3.3
-2,168
ingroeiregeling OHV
cluster wegen en water -
topografie
-
aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
0,071
cluster openbare orde en veiligheid -
aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
december 2008, § 3.3
-0,347
-
mannenopvang bommenregeling
maart 2011, § 1.3 juni 2010, § 1.7
-0,400
september 2010, § 4.6 december 2008, § 3.3
-0,190
cluster fysiek milieu -
E-PRTR aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
cluster bevolkingszaken -
GBA
juni 2007, § 3.4
0,344
-
modernisering GBA
1,000
-
aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
september 2009, § 6.7 december 2008, § 3.3
-
mGBA en ORRA
juni 2010, § 1.5
0,000
-
informeren kiesgerechtigden beheer van het 14+netnumm er
september 2010, § 3.3 juni 2010, § 1.6
-0,100 -0,200
-0,121
cluster overig/algemene ondersteuning -
King aanpassing uitname BTW-compensatiefonds
september 2009, § 6.6 december 2008, § 3.3
-1,028
-
Pieken in de Deltaproject Amsterdam
juni 2010, § 1.8
-0,400
september 2010, bijlage 21
0,513
-1,108
Overige uitkeringen -
14
suppletie-uitkering verdeelmodel 2011
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
4.9.
Voorschotbetalingen 2011
De gegevens uit deze circulaire leiden tot aanpassing van de voorschotbetalingen op de algemene uitkering over 2011. Het betreft bijstellingen van de bedragen per eenheid (zie bijlage 1) en de uitkeringsfactor (zie paragraaf 4.6) die met ingang van de betaalmaand oktober 2011 geëffectueerd zullen worden.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
15
16
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
5.
Uitkeringsjaar 2012
5.1.
Opbouw uitkeringen
Tabel 5.1 vermeldt de opbouw van de uitkeringen 2012 na actualisering ten opzichte van de meicirculaire 2011. Zij gaat uit van het bedrag aan uitkeringen van € 16.858,614 miljoen dat voor 2011 is geraamd in tabel 4.1. De taakmutaties zijn gegroepeerd per cluster. In de volgende paragrafen worden de mutaties toegelicht, voor zover dat nog niet elders in deze circulaire of in eerdere circulaires is gebeurd.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
17
Tabel 5.1 Opbouw uitkeringen 2012 (mln €) Raming deze 1 circulaire
Uitkeringen voorafgaand jaar (beginstand)
§
16.858,614
Mei circulaire 2 van 2011 16.802,331
algemene mutaties - accres
-87,887
- aanvullende algemene mutatie
41,387
- technische correctie
39,000
- accres (gerichte verdeling, ingroeiregeling OHV)
-8,500 @
- vrijval gericht accres suppletie-uitkering OZB
§ 1.1
91,000 41,000
§ 5.2
#
0,000 @
- A+O fonds
-0,229 @
- EU-richtlijn invordering
-0,090
§ 5.3
#
- overheidsbrede inkoop van beeldmateriaal
-4,200
§ 5.4
#
- wachtgelden herindelingen
pm
- waarderingskamer
pm -20,519
cluster eigen inkomsten - suppletie-uitkering afschaffing OZB woningen gebruikers
0,000 @ 0,000
cluster werk en inkomen - normering lokaal inkomensbeleid
-40,000 @
- bijzondere bijstand voor kwetsbare groepen
90,000
§ 5.5
#
- aanpassing norm kwijtschelding en bijzondere bijstand ivm kosten kinderopvang
10,000
§ 5.6
#
- selectieve en gerichte schuldhulpverlening
-20,000 @
- ketensamenwerking werk en inkomen
-3,000 @
- aanvullende bijstand voor 65 jarigen en ouder
-0,700 @ 36,300
cluster zorg - maatschappelijke stage
0,100 @
- uitvoeringskosten inburgering
-12,130 @
- transitiekosten decentralisatie AWBZ begeleiding naar de wmo - toezicht en handhaving kinderopvang (incl. gastouderopvang)
47,600
§ 5.7
#
2,100
§ 5.8
pm
§ 4.3
#
37,670 cluster educatie - Vakantieschool Taal Amsterdam
-0,100
- ingroeiregeling OHV
8,500 @ 8,400
cluster bevolkingszaken - GBA
0,173 @
- mGBA en ORRA
-20,200 @
- burgerzakensysteem-kern
-1,300 @ -21,327
cluster openbare orde en veiligheid - mannenopvang
-1,200 @ -1,200
(voortzetting op de volgende bladzijde) 1 Het teken @ geeft aan dat dit onderdeel in voorgaande circulaires wordt toegelicht. Zie verzameltabel 2012. 2 De vergelijking met de meicirculaire is alleen opgenomen als de raming van het betreffende onderdeel is gewijzigd. Het teken # geeft een onderdeel aan dat niet werd geraamd in die circulaire.
18
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Tabel 5.1 Opbouw uitkeringen 2012 (vervolg) Raming deze
§
circulaire 1
Mei circulaire van 2011 2
cluster fysiek milieu - regionale omgevingsdiensten
-50,000
§ 5.9
#
§ 4.4
4,000
-50,000 cluster bestuursorganen - professionaliseringsfonds burgemeesters
- @ 0,000
cluster overig/algemene ondersteuning - Nationaal Uitvoeringsprogramma e-overheid (NUP)
0,000
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen (excl. Wmo) - mutaties van invloed op omvang GF
§ 7.1
72,402
104,866
72,402 Uitkeringen (excl. Wmo)
16.920,340
16.895,098
waarvan - algemene /aanvullende uitkeringen - integratie- en decentralisatie-uitkeringen
15.710,357 1.131,395
- suppletie-uitkering afschaffing OZB woningen gebruikers
59,739
- suppletie-uitkering bommenregeling
18,849
- Wmo
5.2.
15.713,289 § 7.1
1.103,221
1.493,323
Technische correctie gemeentefonds
Wij verhogen de algemene uitkering structureel met € 39 miljoen. De oorzaak is van financieel-technische aard.
Bij de financiële vertaling van de begroting in de circulaire is bij de algemene uitkering een verschil ontstaan van € 39 miljoen. De oorzaak ligt in hoofdzaak in 2004, met een effect vanaf 2009. Zonder maatregel zal het verschil zich jaar in jaar uit voordoen. Dat zouden wij onjuist vinden. Alles overziend hebben wij besloten de circulairestand structureel op te hogen om zo de circulaire en de gemeentefondsbegroting met elkaar in evenwicht te brengen. Wij beraden ons nog op een besluit over het verschil in de jaren 2009, 2010 en 2011.
5.3.
EU-richtlijn invordering
De algemene uitkering wordt voor de jaren 2012-2015 in verband met de invordering van belastingschulden verlaagd met een bedrag van € 0,090 miljoen, te verdelen via de uitkeringsfactor.
In januari 2010 is een nieuwe Europese richtlijn op het gebied van wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingschulden aangenomen. Een belangrijke wijziging die de nieuwe richtlijn met zich brengt, is de uitbreiding van de reikwijdte waardoor heffingen van decentrale overheden ook onder de richtlijn vallen. Vooralsnog is ervoor gekozen om de
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
19
verzoeken om informatie, notificatie en bijstand van en aan de lokale overheden onder te brengen bij de Belastingdienst in Almelo. Hiervoor wordt vooralsnog voor de periode van 2012-2015 € 0,090 miljoen uit het gemeentefonds genomen voor de kosten van één fte bij de belastingdienst, te verdelen via de uitkeringsfactor.
5.4.
Overheidsbrede inkoop van beeldmateriaal
De algemene uitkering wordt voor de jaren 2012 en 2013 met € 4,2 miljoen verlaagd in verband met het landelijk initiatief beeldmateriaal.
Het landelijk initiatief beeldmateriaal gaat jaarlijks zorgen voor landsdekkende hoge resolutie luchtfoto’s, lage resolutieluchtfoto’s en panoramafoto’s. Namens de diverse overheidslagen
zorgen
het
Kadaster
en
Het
Waterschapshuis
samen
voor
het
overheidsbreed beschikbaar komen van deze producten. De foto’s zijn onder meer inzetbaar voor efficiëntie in de bijhouding van basisregistraties, terreininterpretaties voor vergunningverlening, beheer en onderhoud en voorlichtingsdoeleinden
Hier is een jaarlijkse uitname uit het gemeentefonds van € 4,2 miljoen mee gemoeid. Het VNG-bestuur is akkoord gegaan met deze uitname vanaf 2012 uit het gemeentefonds ter financiering van het gemeentelijk aandeel in de landelijke inkoop van beeldmateriaal. Deze instemming is verleend voor een periode van twee jaar (dus 2012 en 2013), waarbij verlenging afhankelijk is van de resultaten uit deze proefperiode.
De winterfoto’s 2011/2012 zullen het eerste product van het initiatief zijn. Omdat btw alleen aan individuele gemeenten kan worden gecompenseerd zal elke gemeente ingaande 2012 een afrekening ontvangen van Het Waterschapshuis. Elke gemeente vergoedt deze btw individueel aan Het Waterschapshuis en kan deze afrekening declareren bij het BTWcompensatiefonds.
5.5.
Bijzondere bijstand voor kwetsbare groepen
Om de cumulatie van inkomenseffecten te verzachten voor kwetsbare groepen zoals bijvoorbeeld chronische zieken, gehandicapten en ouderen wordt de bijzondere bijstand geïntensiveerd met € 90 miljoen structureel. De middelen worden toegevoegd aan de algemene uitkering en verdeeld via de maatstaven bijstandsontvangers en huishoudens met laag inkomen (drempel).
Door het toevoegen van deze middelen aan het gemeentefonds worden de gemeenten in staat gesteld om deze specifieke doelgroepen door middel van de verlening van bijzondere bijstand extra inkomensondersteuning te bieden.
20
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
5.6.
Aanpassing norm kwijtschelding en bijzondere bijstand in verband met kosten kinderopvang
Om de armoedeval voor alleenstaande ouders met een relatief laag inkomen te verminderen, wordt voor gemeenten de mogelijkheid gecreëerd om bij de kwijtschelding van lokale belastingen rekening te houden met de kosten van formele kinderopvang. Om gemeenten te ondersteunen bij het uitvoeren van deze maatregel zal structureel € 10 miljoen aan het gemeentefonds worden toegevoegd. De middelen worden verdeeld via de maatstaven bijstandsontvangers en huishoudens met laag inkomen (drempel).
Gemeenten hebben deze mogelijkheid al als het gaat om de bijzondere bijstand, maar nu het geregeld wordt voor de kwijtschelding van lokale belastingen zullen gemeenten hier naar verwachting eerder gebruik van maken. Dit vermindert de armoedeval en maakt werken lonender. Naar schatting betekent deze maatregel voor ongeveer 10.000 werkende alleenstaande
ouders
die
nu
gebruik
maken
van
formele
kinderopvang
een
inkomensverbetering.
5.7.
Transitiekosten decentralisatie AWBZ begeleiding naar de wmo
Het kabinet stelt in 2012 een bedrag van € 47,6 miljoen en in 2013 een bedrag van € 32,0 miljoen beschikbaar via de algemene uitkering. Deze middelen zijn bedoeld om gemeenten te compenseren voor de (transitie)kosten die samenhangen met de decentralisatie van de functie begeleiding uit de AWBZ. De middelen worden verdeeld via een vast bedrag (25%) en via een bedrag per inwoner (75%).
5.8.
Versterking toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang
Wij verhogen de algemene uitkering vanaf 2012 met € 12,5 miljoen structureel. Daarnaast wordt
€ 0,5
miljoen
aan
het
gemeentefonds
toegevoegd
ten
behoeve
van
een
expertisecentrum bij de VNG. In de opbouwtabel treft u een bedrag van € 2,1 miljoen aan. Het verschil is het gevolg van incidentele toevoegingen aan de algemene uitkering over 2010/2011 ter grootte van € 10,4 miljoen.
Aan het gemeentefonds wordt structureel € 13 miljoen toegevoegd voor toezicht en handhaving
op
kinderdagverblijven,
buitenschoolse
opvang,
gastouderbureaus
en
gastouders. Onderdeel van het akkoord over dit onderwerp is dat de VNG ter verbetering van de handhaving in de kinderopvang per 1 januari 2012 een expertisecentrum opricht. Hiervoor wordt € 0,5 miljoen uit de toevoeging aan het gemeentefonds gebruikt. Dit expertisecentrum wordt zodoende bekostigd uit het gemeentefonds (de algemene middelen van alle gemeenten); de VNG zal daarom aan haar ledenvergadering verantwoording over de besteding van de middelen afleggen en besluiten of en hoe deze gezamenlijke inzet van middelen gecontinueerd dient te worden.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
21
Op voorstel van de VNG wordt het bedrag van € 12,5 miljoen verdeeld volgens de verdeelsleutel jongeren (75%), oppervlakte land (10%) en kernen (15%). De overige middelen voor toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang in het gemeentefonds blijven verdeeld via de bestaande verdeelsleutel.
Het Rijk heeft met de VNG afgesproken dat de VNG zich ervoor zal inspannen dat gemeenten
en
GGD-en
het
toezicht
en
de
handhaving
conform
de
afgesproken
uitgangspunten uit de brief van 20 april 2011 (kamerstukken II, 2010-2011, 31 322, nr. 120) zullen uitvoeren en dat de VNG zich bestuurlijk aan de gemaakte afspraken houdt. Deze afspraken zijn te vinden in de VNG ledenbrief 11/052 van 3 augustus 2011 Om binnen het financiële kader te blijven kan er gevarieerd worden in de intensiteit van de inspectie. Ook kunnen gemeenten variëren met het aantal te inspecteren gastouders. Het aantal te inspecteren gastouders per gemeente bevindt zich daarbij in een bandbreedte van 5- 30 procent. De financiële afspraken bieden een meerjarig budgettair kader op basis van de nu verwachte ontwikkeling in de capaciteit. Bij afwijkingen van plus of min 10 procent ten opzichte van de veronderstelde capaciteit in 2012, treden VNG en SZW in overleg over de gevolgen voor het budgettair kader2 . Eind 2014 vindt een evaluatie van de afspraken plaats, uiterlijk af te ronden begin 2015.
5.9.
Regionale omgevingsdiensten
In het regeerakkoord is een ombuiging opgenomen die is gekoppeld aan het opzetten van regionale omgevingsdiensten en waarover in het kader van de bestuursafspraken 20112015 afspraken zijn gemaakt. In afwijking van de meicirculaire 2011 wordt deze ombuiging doorgevoerd. De verlaging van de algemene uitkering bedraagt voor het uitkeringsjaar 2012 € 50 miljoen, voor 2013 € 80 miljoen en voor 2014 en verder € 100 miljoen. Hij wordt verdeeld via de uitkeringsfactor en kan worden gezien als een generieke korting.
Deze middelen zijn gereserveerd op de aanvullende post van de rijksbegroting, zodat de mogelijkheid is gecreëerd de door het kabinet gevoelde bijzondere verantwoordelijkheid voor de hervorming van de Sw-sector financieel te vertalen, indien noodzakelijk en blijkend uit de evaluatie van die hervorming, twee jaar na de start. Als de gereserveerde middelen uiteindelijk – zoals het kabinet verwacht – niet nodig zullen blijken te zijn voor de risico’s rond de uitvoering van ‘werken naar vermogen’, kan over de bestemming daarvan in het halfjaarlijkse bestuurlijk overleg van het Rijk met de VNG uiterlijk in 2015 besloten worden.
5.10.
Ontwikkeling uitkeringsbasis
De ontwikkeling van de uitkeringsbasis voor het jaar 2012 geeft aanleiding tot verlaging van de uitkeringsfactor met vijf punten. Dit wordt vooral veroorzaakt door een toename bij de maatstaf bijstandsontvangers.
22
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Voor 2012 komt één punt uitkeringsfactor naar huidig inzicht overeen met € 11,7 miljoen.
5.11.
Algemene uitkering, uitkeringsfactor en bedragen per eenheid
Inclusief de aanvullende uitkering bedraagt de algemene uitkering over het jaar 2012 naar huidig inzicht € 15.710,357 miljoen. De uitkeringsfactor stellen wij voorlopig vast op 1,510. Hierbij is rekening gehouden met de doorwerking van de ramingen over de voorgaande jaren en met de onderwerpen die zijn behandeld in dit hoofdstuk.
Tabel 5.11 Ontwikkeling uitkeringsfactor 2012 t.o.v. meicirculaire Stand uitkeringsfactor 2012 (meicirculaire) mutaties uitkeringsfactor in punten - accres - technische correctie - regionale omgevingsdiensten - ontwikkelingen uitkeringsbasis/OZB - verdeelreserve (2009) - overige ontwikkelingen Totaal mutaties in punten
-0,016 0,003 -0,004 -0,005 0,001 -0,001 -0,022
Stand uitkeringsfactor 2012 in deze circulaire
5.12.
1,532
1,510
Actualisatie maatstaven en verdeelmodel Wmo
Ten opzichte van meicirculaire 2011 zijn de maatstaven geactualiseerd. Een overzicht van bedragen per gemeente kunt u vinden op internet.
5.13.
Verzameltabel
De opbouwtabel 2012 (tabel 5.1) bevat onderdelen die in dit hoofdstuk niet nader zijn toegelicht. In de tabel zijn zij aangeduid met het teken @. Deze wijzigingen zijn behandeld in voorafgaande circulaires of elders in deze circulaire. Tabel 5.13 geeft per onderwerp de vindplaats.
2
12.400 locaties van kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang, 730 gastoudersbureaus en 53.400 gastouders.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
23
Tabel 5.13
Verzameltabel 2012
Onderwerp/maatregel
Circulaire
algemene mutaties - vrijval gericht accres suppletie-uitkering OZB
mei 2009, § 3.2
0,000
-
mei 2011, § 3.3 mei 2005, § 5.1
-0,229 -8,500
cluster eigen inkomsten - suppletie-uitkering afschaffing OZB woningen gebruikers
mei 2009, § 3.2
0,000
cluster educatie - ingroeiregeling OHV
mei 2005, § 5.1
8,500
cluster werk en inkomen - normering lokaal inkomensbeleid - selectieve en gerichte schuldhulpverlening
mei 2011, § 3.4 mei 2011, § 3.5
-40,000 -20,000
-
mei 2009, § 3.4 mei 2008,§ 3.6
-0,700 -3,000
A+O fonds accres (gerichte verdeling, ingroeiregeling OHV)
aanvullende bijstand voor 65-jarigen en ouder ketensam enwerking werk en inkomen
Mutatie (mln euro)
cluster zorg - uitvoeringskosten inburgering - maatschappelijke stage
mei 2011, § 3.6 december 2010, § 3.2
-12,130 0,100
cluster bevolkingszaken - mGBA en ORRA - burgerzakensysteem-kern
juni 2010, § 1.5 september 2010, § 5.2
-20,200 -1,300
-
juni 2007, § 3.4
GBA
cluster openbare orde en veiligheid - mannenopvang
5.14.
0,173
maart 2011, § 1.3
-1,200
Voorschotbetalingen 2012
De voorschotbetalingen op de algemene uitkering over 2012 zullen in beginsel gebaseerd worden op de voorlopige uitkeringsfactor en de voorlopige bedragen per eenheid, die in deze septembercirculaire zijn vermeld in paragraaf 5.11 en in bijlage 1. Voor de uitbetaling van de voorschotten vanaf januari 2012 worden in beginsel de basisgegevens overgenomen van het jaar 2011. Gemeenten waarbij per 1 januari 2012 een wijziging van de gemeentelijke indeling of een grenscorrectie van kracht wordt, krijgen eind oktober 2011 een ramingsformulier per e-mail toegestuurd. Met dit formulier kan opgave worden gedaan van de vermoedelijke mutaties in een aantal basisgegevens voor de algemene uitkering 2012. Voor de overige gemeenten geldt dat op verzoek een ramingsformulier zal worden toegezonden. Het verzoek kan worden gericht aan [email protected]. Het gaat bij het formulier uitsluitend om de basisgegevens Inwoners, Inwoners < 20 jaar, Inwoners > 64 jaar,
Ouderen
75-85,
Woningen,
Wooneenheden,
Recreatiewoningen
en
Capaciteit
bijzondere woongebouwen. U wordt verzocht hiervan gebruik te maken indien de stand op peildatum 1-1-2012 van een van de genoemde gegevens sterk afwijkt van de stand peildatum 1-1-2011. Ramingsformulieren dienen bij het ministerie van BZK te worden ingediend vóór 1 december 2011. Formulieren ingezonden na deze datum worden verwerkt in een latere betaalmaand.
24
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
6.
Meerjarenperspectief
6.1.
Opbouw uitkeringen 2013-2016
Tabel 6.1 geeft de voorlopige opbouw van de uitkeringen voor de jaren 2013 tot en met 2016. De meerjarenraming is geactualiseerd ten opzichte van de meicirculaire 2011 en gaat uit van het bedrag aan uitkeringen van € 16.920,340 miljoen dat voor 2012 is geraamd in paragraaf 5.1. De taakmutaties zijn gegroepeerd per cluster.
Tabel 6.1 Opbouw uitkeringen 2013-2016 (mln €) 2013 Uitkeringen voorafgaand jaar (beginstand)
§
16.920,340
algemene mutaties - accres - aanvullende algemene mutatie accres (gerichte verdeling, ingroeiregeling OHV)
-
vrijval gericht accres suppletie-uitkering OZB
-
EU-richtlijn invordering
-
overheidsbrede inkoop van beeldmateriaal loon/prijscompensatie taakmutaties A+O fonds wachtgelden herindelingen waarderingskamer
§
2015
§
2016
17.351,972
17.051,987
404,923 12,085
92,249 20,745
560,901 -
-8,500
-8,500
-8,500
-8,500
0,000
0,000
0,000
0,000
143,859 § 1.1 12,114
-
2014 17.062,385
0,090 pm pm pm pm
cluster eigen inkomsten - suppletie-uitkering afschaffing OZB woningen gebruikers cluster werk en inkomen - aanvullende bijstand voor 65 jarigen en ouder cluster zorg - transitiekosten decentralisatie AWBZ begeleiding naar de wmo - uitvoeringskosten inburgering
4,200 § 5.4 pm pm pm pm
pm pm pm pm
pm pm pm pm
0,000
0,000
0,000
0,000
-0,600
-1,200
-0,800
-
8,500
8,500
-15,600 § 5.7 pm
-32,000
cluster educatie -
ingroeiregeling OHV
8,500
8,500
cluster fysiek milieu -
regionale omgevingsdiensten
-30,000 § 5.9
cluster sport, kunst & ontspanning 1 - bibliotheken
-20,000
-
cluster bevolkingszaken -
GBA mGBA en ORRA burgerzakensysteem-kern
0,103 45,200 1,300
-25,000
-
cluster bestuursorganen - professionaliseringsfonds burgemeesters - verminderen aantal politieke ambtsdragers
-110,000
cluster overig/algemene ondersteuning - Nationaal Uitvoeringsprogramma e-overheid (NUP)
-146,746 § 4.4
pm
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen (excl. Wmo) - mutaties van invloed op omvang GF Uitkeringen (excl. Wmo) waarvan - algemene /aanvullende uitkeringen - integratie- en decentralisatie-uitkeringen - suppletie-uitkering afschaffing OZB woningen gebruikers - suppletie-uitkering bommenregeling
- Wmo
-14,331 § 7.1
122,000
-53,421
-155,433
-16,196
17.062,385
17.351,972
17.051,987
17.718,782
15.878,231 1105,566 59,739 18,849
16.221,417 1051,967 59,739 18,849
16.077,012 896,387 59,739 18,849
16.760,238 879,956 59,739 18,849
pm
pm
pm
pm
1 Vanaf 2013 geïntegreerd in de algemene uitkering. De omvang is € 5,791.
6.2.
Suppletie-uitkering afschaffing OZB woningen gebruikers
In paragraaf 3.2 van de meicirculaire van 2011 is gemeld dat de fondsbeheerders in overleg met de VNG zijn om te bezien of er een wijziging in de systematiek mogelijk is, waardoor het verloop eenvoudiger wordt en meer voorspelbaar. Geconstateerd is dat op dit
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
25
moment een wijziging in de systematiek lastig te combineren is met het uitgangspunt dat geen gemeente er door de afschaffing van het gebruikersdeel OZB op woningen reëel op achteruit zou mogen gaan. Daarom is besloten de bestaande systematiek te handhaven.
In de meicirculaire 2012 zult u op basis van de accressen voor de komende jaren worden geïnformeerd over de actuele cijfers voor 2013 en verder.
6.3. Tabel
Meerjarige ontwikkeling uitkeringsfactor 6.3.1
geeft
de
ontwikkeling
naar
huidige
inzichten
van
de
voorlopige
uitkeringsfactoren voor de jaren 2012 tot en met 2016. De toename van de uitkeringsfactor wordt vooral bepaald door een opwaarts effect van de accressen en door een neerwaarts effect als gevolg van de groei van de uitkeringsbasis.
Tabel 6.3.1
Uitkeringsfactoren 2012-2016
voorlopige uitkeringsfactor, jaar t
2012
2013
2014
1,510
1,517
1,546
1,545
1,581
0,007
0,029
-0,001
0,036
verschil t.o.v. jaar t-1
2015
2016
waarvan - algemene mutaties
0,010
0,033
0,009
0,046
- verdeelreserve
-0,001
-0,001
-0,001
-0,001
- ontwikkeling uitkeringsbasis (incl. OZB)
-0,002
-0,004
-0,008
-0,010
0,000
0,001
-0,001
0,001
- overige ontwikkelingen
Het meerjarenperspectief is gebaseerd op de ramingen in lopende prijzen. Gemeenten die hun meerjarenraming opstellen in constante prijzen moeten de uitkeringsfactor corrigeren voor de nominale ontwikkeling. Bij wijze van handreiking wordt hier een methode uiteengezet waarmee omrekening naar constante prijzen kan worden verricht. Centraal staat
de
prijsontwikkeling
van
het
BBP,
zoals
vermeld
in
hoofdstuk
1.
Deze
prijsontwikkeling wordt op de ramingen van het gemeentefonds geprojecteerd en vervolgens uitgedrukt in punten van de uitkeringsfactor. De uitkeringsfactoren in constante prijzen
worden
verkregen
door
de
uitkomsten
in
mindering
te
brengen
op
het
meerjarenbeeld van de uitkeringsfactoren, zoals dat wordt gegeven in tabel 6.3.1. In tabel 6.3.2. is deze methode toegepast. De tabel geeft de uitkeringsfactoren 2013-2016 in constante prijzen van 2012 na correctie voor deze inflatiepercentages. In de eigen gemeentelijke situatie kan de geraamde inflatie afwijken van het percentage dat hier wordt gebruikt in de berekeningen. U zou in dat geval de regel loon/prijsmutatie op die afwijkende raming moeten afstemmen.
26
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Tabel 6.3.2
Raming uitkeringsfactoren 2013-2016 in constante prijzen van het jaar 2012
omvang gemeentefonds, jaar t-1 (mln euro)
2013
2014
2015
2016 17.052,0
16.920,3
17.062,4
17.352,0
loon/prijsmutatie (mln euro)
331,6
312,2
298,5
293,3
cumulatief (mln euro)
331,6
643,9
942,3
1.235,6
één punt uitkeringsfactor, jaar t (mln euro)
11,7
11,8
11,7
11,9
loon/prijsmutatie cumulatief (in punten UF)
28
55
81
104
uitkeringsfactoren in lopende prijzen
1,517
1,546
1,545
1,581
af: nominale ontwikkeling
0,028
0,055
0,081
0,104
uitkeringsfactoren in constante prijzen
1,489
1,491
1,464
1,477
6.4.
Verzameltabel
De opbouwtabel 2013-2016 (tabel 6.1) bevat onderdelen die in dit hoofdstuk niet nader zijn toegelicht. Informatie over deze onderdelen vindt u in voorafgaande circulaires of elders in deze circulaire. Tabel 6.4 geeft per onderwerp de vindplaats van die informatie.
Tabel 6.4
Verzameltabel 2013-2016
Onderwerp/maatregel
Circulaire/vindplaats toelichting
algemene mutaties - accres (gerichte verdeling, ingroeiregeling OHV)
mei 2005, § 5.1
cluster educatie - ingroeiregeling OHV
mei 2005, § 5.1
cluster werk en inkomen - aanvullende bijstand voor 65-jarigen en ouder
mei 2009, § 3.4
cluster bestuursorganen - verminderen aantal politieke ambtsdragers
december 2010, § 4.2
cluster bevolkingszaken - mGBA en ORRA - GBA - burgerzakensysteem-kern
juni 2010, § 1.5 juni 2007, § 3.4 september 2010, § 5.2
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
27
28
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
7.
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen
7.1.
Opbouw integratie- en decentralisatie-uitkeringen
Tabel 7.1 vermeldt de opbouw van de integratie- en decentralisatie-uitkeringen 2011 tot en met 2016. In de volgende paragrafen worden de mutaties toegelicht, voor zover dat nog niet gebeurde in eerdere circulaires.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
29
30
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
- regionale platforms fraudebestrijding wv. toename t.o.v. meicirc. 2011 - aanpak kindermishandeling - brede school, sport en cultuur - homo-emancipatie wv. toename t.o.v. meicirc. 2011 - bewonersinitiatieven wijken (G18) - nationaal actieplan sport en bewegen - beeldende kunst en vormgeving - taalcoaches - polarisatie en radicalisering - bewonersinitiatieven wijken (G31) en aantal andere gemeenten wv. toename t.o.v. meicirc. 2011 - vrouwen uit etnische minderheden - pilot gemengde scholen - cultuurpaticipatie - spoorse doorsnijdingen - innovatietrajecten inburgering - SLOK - maatschappelijke opvang - vrouwenopvang wv. toename t.o.v. meicirc. 2011 - gezond in de stad - leefbaarheid en veiligheid
Uit eerdere circulaire (mutatie op omvang gemeentefonds)
- WUW-middelen - knelpunten verdeelproblematiek - bibliotheken
Uit eerdere circulaire (valt vrij in maatstavenstelsel)
Uitkeringsjaar
0,000 -2,006 1,750 31,259 0,510 0,030 15,000 9,570 13,500 2,067 0,639 9,688 0,200 0,537 0,800 5,785 47,550 1,051 11,150 307,228 95,223 5,000 5,023 64,040
13,132 2,927 5,791
2011
0,000 -2,006 40,608
13,500
23,614
297,528 91,105 1,100 5,023
40,608
4,785 13,500
5,785 11,922
298,528 91,325 1,100 5,023
3,175 3,120 0,000
2013
0,000 -2,006
8,968 3,034 5,791
2012
Tabel 7.1 Integratie-uitkeringen (IU) en Decentralisatie-uitkeringen (DU) 2011-2016 (mln €)
297,528 91,105 1,100 5,023
0,000
13,500
40,608
0,000 -2,006
2,893 3,224
2014
297,528 91,105 1,100 5,023
3,356
13,500
40,608
0,000 -2,006
2,672 3,298
2015
297,528 91,105 1,100 5,023
13,500
40,608
0,000 -2,006
2,361 3,374
2016
septcirc. 2011 § 7.17 meicirc. 2011 § 5.2 meicirc. 2011 § 5.3 septcirc. 2011 § 7.2 septcirc. 2008 § 7.4 meicirc. 2011 § 5.4 meicirc. 2008 § 5.15 meicirc. 2009 § 5.4 septcirc. 2010 § 6.4 septcirc 2011 § 7.3 septcirc. 2008 § 7.13 septcirc. 2008 § 7.14 septcirc. 2008 § 7.15 novcirc. 2009 § 4.9 septcirc. 2009 § 8.5 novcirc. 2009 § 4.8 meicirc. 2011 § 5.5 septcirc. 2011 § 7.4 septcirc. 2009 § 8.25 septcirc. 2009 § 8.13
zorg educatie zorg zorg zorg sport, kunst & ontspan. educatie OOV zorg zorg educatie educatie wegen en water zorg fysiek milieu zorg zorg zorg OOV
Stb. 2001, 415 septcirc. 2006 § 5.8 meicirc. 2008 § 5.2
werk & ink
wegen en water overig sport, kunst & ontspan.
Cluster Vindplaats
1
-141,893
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
1 Vergeleken met 2010 stand maartcirculaire 2011 (€ 1.183,093).
Naar opbouwtabel
Nieuwe toevoeging die vrijvalt in maatstavenstelsel
-141,893
1.041,200
Verschil T en T-1van invloed op omvang GF
1.063,050
Totaal IU en DU met invloed op omvang GF
6,000
1,900
2,527 12,000
0,512 0,700 0,900 3,437 7,307 0,300 3,900 3,900 13,582 4,500 23,852 18,852
4,485 12,400 23,000 35,000 2,000 21,700 209,928 21,215 0,550 12,185 7,185
2011
Totaal Integratie- en decentralisatie uitk.
- eigen kracht - invoeringskosten decentralisatie jeugdzorg - regionale coördinatie nazorg ex-gedetineerden
-
-
-
-
-
-
Antillianengemeenten aanpak Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren jeugdwerkloosheid versterking peuterspeelzaalwerk herbestemming en herontwikkelen aandachtswijken jeugd ISV bodemsanering w.v. toevoeging t.o.v. meicirc. 2011 herstructurering bedrijventerreinen w.v. toevoeging t.o.v. meicirc. 2011 centra voor jeugd en gezin w.v. toevoeging t.o.v. meicirc. 2011 alle troeven in handen vadercentra duizend en één kracht uitvoeringskosten Wwik zuiderzeelijn rolstoelvoorzieningen bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders WWB w.v. toevoeging t.o.v. meicirc. 2011 pieken in de Delta w.v. toevoeging t.o.v. meicirc. 2011 nationale gebiedsontwikkelingen (Nota Ruimte en BIRK) w.v. toevoeging t.o.v. meicirc. 2011 Nieuw in deze circulaire ten opzichte van eerdere circulaire vsv-programmagelden RMC-regio's G4 bestaand Rotterdams gebied sterke regio's
Uitkeringsjaar
-
72,402
72,402
1.113,602
1.131,395
0,900 pm
5,975 2,527 0,000
17,608 7,320
0,300
0,700
-14,331
-14,331
1.099,271
1.105,566
0,900
2,527 5,900
14,772 10,772
0,855 0,855 368,137 368,137
-53,421
-53,421
1.045,850
1.051,967
2,527 0,000
9,711 9,711
1,184 1,184 368,137 368,137
21,700 139,061 20,766
21,700 152,851 20,766
3,421 3,421 368,137 8,937
35,000
35,000
35,000 0,396 21,700 147,811 20,766
2014
4,485
2013
4,485 12,400
2012
-155,433
-155,433
890,417
896,387
2,527 2,000
9,933 9,933
0,000 0,000 368,137 368,137
21,700
35,000
2015
-16,196
-16,196
874,221
879,956
pm 1,100
0,520 0,520 368,137 368,137
21,700
35,000
2016
zorg zorg zorg
educatie VHROSV wegen en water
VHROSV
overig
zorg zorg zorg werk & ink wegen en water zorg werk & ink
zorg
VHROSV
zorg zorg werk & ink zorg VHROSV zorg VHROSV fysiek milieu
septcirc 2011 § 7.7 septcirc 2011 § 7.16 septcirc 2011 § 7.15
septcirc 2011 § 7.11 septcirc 2011 § 7.12 septcirc 2011 § 7.13
septcirc 2011 § 7.10
septcirc 2011 § 7.9
novcirc. 2009 § 4.10 junicirc. 2010 § 4.14 junicirc. 2010 § 4.15 junicirc. 2010 § 4.16 maartcirc. 2011 § 2.1 junicirc. 2010 § 4.20 septcirc 2011 § 7.8
septcirc. 2011 § 7.14
septcirc. 2011 § 7.5
septcirc. 2009 § 8.12 septcirc. 2009 § 8.11 meicirc. 2011 § 5.7 septcirc. 2009 § 8.3 septcirc 2010 § 6.6 septcirc. 2009 § 8.15 junicirc. 2010 § 4.6 septcirc. 2011 § 7.6
Cluster Vindplaats
31
7.2.
Homo-emancipatie
De decentralisatie-uitkering homo-emancipatie wordt over 2011 incidenteel met € 30.000 verhoogd. De gemeente Amsterdam ontvangt in 2011 deze incidentele bijdrage ten behoeve van extra internationale activiteiten in verband met de internationale dimensie van de koploperovereenkomst homo-emancipatiebeleid.
7.3. De
Bewonersinitiatieven wijken decentralisatie-uitkering
bewonersinitiatieven
wordt
over
2011
incidenteel
met
€ 200.000 verhoogd. De gemeenten Haarlemmermeer en Apeldoorn ontvangen in 2011 ieder € 100.000 in het kader van de afspraken gemaakt in de uitvoeringsagenda van de New Towns (Kamerstuk 2009-2010, 31757, nr. 14).
De overige ‘Ortega-gemeenten’ Almere, Ede en Zoetermeer kregen vorig jaar reeds ieder € 100.000 voor het jaar 2011 toegezegd, omdat ze een 40+-wijk in hun gemeente hebben. Voor de besteding van deze budgetten kunnen bewoners initiatieven indienen en uitvoeren die bijdragen aan de verbetering van de leefbaarheid in hun wijk of de versterking van de sociale cohesie.
7.4.
Vrouwenopvang
Algemeen De aangekondigde brief over de toekomst van de vrouwenopvang evenals een reactie op het rapport van de commissie de Jong wordt in het najaar naar de Tweede Kamer verzonden. Daarin wordt ook ingegaan op hoe in de toekomst met de verdeling van de middelen zal worden omgegaan.
Ouderen in veilige handen In het kader van het VWS-actieplan ‘Ouderen in veilige handen’ wordt voor 2011 eenmalig € 5 miljoen toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang.
De middelen zijn bedoeld als een extra impuls voor de lokale/regionale aanpak van ouderenmishandeling, bijvoorbeeld door middel van deskundigheidsbevordering van de steunpunten huiselijk geweld en het regelen van een goede backoffice voor hulp en ondersteuning van slachtoffers van ouderenmishandeling. Deze extra impuls is gekoppeld aan de afspraken die Rijk en VNG gaan maken om de positie van slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties te verbeteren (in het kader van de Bestuursafspraken 2011 – 2015).
Tolk- en vertaaldiensten De inzet van tolk- en vertaaldiensten in de vrouwenopvang wordt per 1 januari 2012 financieel gefaciliteerd via de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang. De daarvoor
32
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
beschikbare middelen (€ 1,1 miljoen) worden aan deze uitkering toegevoegd. De toevoeging komt voort uit de afschaffing van de centrale vergoeding voor tolk- en vertaaldiensten in de zorg. Vanuit het oogpunt van bescherming van verblijfsgegevens wordt een uitzondering gemaakt voor de inzet van tolk- en vertaaldiensten in de Vrouwenopvang. Instellingen voor vrouwenopvang kunnen indien nodig zelf een tolk- of vertaler inhuren.
Verdeling Een overzicht met de toekenning van de bedragen per gemeente in 2011 en in 2012 is opgenomen in bijlage 9.
7.5.
Herstructurering van bedrijventerreinen / Motie Van Heugten
Het rijksbeleid ten aanzien van het herstructureren van bedrijventerreinen is gewijzigd. Uit het convenant tussen de VNG, het IPO en de regering vloeit onder meer voort dat waar mogelijk en wenselijk de beschikbare rijksmiddelen voor uitvoering van het Besluit Topper worden gedecentraliseerd. Dit betreft de gemeenten Emmen, Rotterdam, Hoogeveen, Etten-Leur, Rijnwoude, Den Bosch, Kampen, Vlaardingen, Oss, Beek en Nijmegen.
Conform de motie Van Heugten (Tweede Kamer, 2008-2009, 31 700 XI, nummer 16 herdruk) wordt een rijksbijdrage van € 2,703 miljoen geïnvesteerd in het project Venekoten in Oosterwolde. Het gemeentefonds wordt hiervoor incidenteel met € 2,703 miljoen opgehoogd ten gunste van de gemeente Ooststellingwerf.
Zie bijlage 10 voor een totaaloverzicht.
7.6.
Bodemsanering
De gemeente Helmond ontvangt in 2011 incidenteel € 0,550 miljoen extra voor de decentralisatie-uitkering bodemsanering.
7.7.
Eigen kracht
Via de decentralisatie-uitkering Eigen kracht ontvangen de G4 in 2011 elk € 250.000 en 18 grote gemeenten in 2011, 2012 en 2013 € 50.000 per gemeente per jaar. Een overzicht met de toekenning van de bedragen per gemeente is opgenomen in bijlage 11.
Op de uitnodiging van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om ten behoeve van de uitvoering van het programma Eigen Kracht vrouwen zonder startkwalificatie te begeleiden naar werk hebben 22 gemeenten positief gereageerd. Met deze gemeenten is op 12 september 2011 een samenwerkingsafspraak tussen Rijk en gemeente getekend. Deze afspraken hebben betrekking op een aanpak door de gemeente om laagopgeleide
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
33
vrouwen zonder werk te activeren om stappen te zetten op weg naar werk of een opleiding.
7.8.
Experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders WWB
Voor 2011 wordt een bedrag van € 3,9 miljoen verdeeld via de decentralisatie-uitkering experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders WWB. De verdeling van dit budget over de gemeenten wordt in bijlage 8 gepresenteerd.
Voor uitvoering van het experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders WWB is een totale tegemoetkoming beschikbaar van € 6,5 miljoen, in de verhouding 40/60 verdeeld over de jaren 2010 en 2011. Er zijn drie categorieën waarvoor gemeenten een tegemoetkoming ontvangen: 1: een vaste tegemoetkoming voor deelname aan het experiment. Dit is € 20.000 per gemeente. 2: een tegemoetkoming op basis van het gemeentelijk aandeel van het totaal aantal alleenstaande ouders dat middels een inkomensvrijlating aan het experiment deelneemt. 3: een tegemoetkoming, naar rato, voor het hebben van een arbeidspool.
Een inhoudelijke toelichting op het experiment is te vinden in paragraaf 6.12 van de septembercirculaire 2010.
7.9.
Pieken in de Delta Noordvleugel tender 2010-II
De middelen Pieken in de Delta Noordvleugel tender 2010-ii zijn bestemd voor de gemeenten Amsterdam en Utrecht ten behoeve van de financiering van projecten waarvan de uitvoering beleidsmatig van bijzonder belang wordt geacht en waarin samenwerking, innovatie en concurrentiekracht centraal staan en die aansluiten bij het topsectorenbeleid. De gemeente Amsterdam ontvangt € 1.405.000 en de gemeente Utrecht ontvangt € 3.095.000.
7.10.
Nationale gebiedsontwikkelingen (Nota Ruimte en BIRK)
De ministeries van ELI en I&M decentraliseren specifieke uitkeringen in het kader van de Nota Ruimte en BIRK naar het gemeente- en provinciefonds. In bijlage 5 vindt u de niet eerder in de circulaire gemelde projecten die gedecentraliseerd worden.
7.11.
Voortijdig schoolverlaten RMC-regio’s G4
De vier grootste gemeenten ontvangen in 2012 in totaal € 5,975 miljoen voor de decentralisatie-uitkering voortijdig schoolverlaten RMC-regio’s G4.
34
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Het schooljaar 2011-2012 is een overgangsjaar naar een nieuw vsv-instrumentarium dat vanaf schooljaar 2012-2013 in werking treedt om de aangescherpte doelstelling van maximaal 25.000 vsv-ers in 2016 te bereiken. Daarom zijn de huidige lopende convenanten en de bijbehorende subsidiestromen met een jaar verlengd. Voor de RMCregio's G4 (Agglomeratie Amsterdam, Haaglanden/Westland, Rijnmond en Utrecht) wordt de subsidie aan de G4 uitgekeerd. Ook deze uitkering wordt met één jaar verlengd, in de vorm van een éénmalige decentralisatie-uitkering. In overleg met de vier gemeenten zullen nadere afspraken worden gemaakt over de regionale inzet van middelen en over de te behalen resultaten.
De verdeling van de middelen is als volgt: Amsterdam: € 1.850.000 Rotterdam: € 1.925.000 Den Haag: € 1.325.000 Utrecht: € 875.000.
7.12.
Bestaand Rotterdams gebied
In het kader van het Project Mainport Rotterdam ontvangt Rotterdam de specifieke uitkering Bestaand Rotterdams Gebied. Het gaat om het ontwikkelen van de Rotterdamse haven en het gelijktijdig verbeteren van het woon- en leefklimaat. De bijdrage van 2011 t/m 2015 wordt nu gedecentraliseerd via een decentralisatie-uitkering van € 2.527.000 per jaar (totaal € 12.635.000).
7.13.
Sterke regio's
HST-cargo De gemeente Haarlemmermeer ontvangt middelen ten behoeve van de financiering van het project HST-cargo. Het project draagt bij aan de ontwikkeling van het gebied tot multimodaal knooppunt. De doelstelling van het project is de realisatie van het HST Cargo concept, door de aanleg van een HST Cargo Railterminal nabij Hoofddorp en het ondersteunen van de ontwikkeling van een Europese HST freight service. De uitkering is als volgt: Begrotingsjaar 2011: € 4.000.000 Begrotingsjaar 2013: € 5.900.000 Begrotingsjaar 2016: € 1.100.000
Bio Science Park Leiden De gemeente Leiden ontvangt in 2011 € 8 miljoen en in 2015 € 2 miljoen voor de decentralisatie-uitkering SR Bio Science Park Leiden. Met dit project worden knelpunten in de verkeersafwikkeling van en naar het park opgelost, waardoor naast uitbreiding van het park tevens uitbereiding van bestaande en vestiging van nieuwe Life & Health Sciences bedrijven op het park mogelijk wordt.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
35
7.14.
Centra voor jeugd en gezin
In paragraaf 5.9 van de meicirculaire 2011 is de decentralisatie-uitkering Centra voor jeugd en gezin beschreven. De verdeling van € 359,2 miljoen over de gemeenten is naderhand via internet bekend gemaakt. Als gevolg van de structurele doorwerking van de loon- en prijsbijstelling over het jaar 2011 (OVA 2011) wordt het budget voor 2012 € 368,137 miljoen. De verdeling van dit budget over de gemeenten wordt in bijlage 7 gepresenteerd.
7.15.
Regionale coördinatie nazorg ex-gedetineerden
De 43 centrumgemeenten voor Maatschappelijke Opvang ontvangen in 2011 € 6 miljoen ten behoeve van de regionale coördinatie nazorg van ex-gedetineerden. Het bedrag is bestemd voor de jaren 2012 en 2013. In bijlage 6 wordt per centrumgemeente aangegeven wat de bedragen voor 2012 en 2013 zijn.
Onlangs zijn de minister van Veiligheid en Justitie en de voorzitter van de VNG overeengekomen dat de regeling voor de nazorg aan ex-gedetineerden wordt verlengd. Dit houdt in dat de 43 centrumgemeenten voor Maatschappelijke Opvang gezamenlijk in 2012 en 2013 in aanmerking komen voor respectievelijk € 4 miljoen en € 2 miljoen ten behoeve van de regionale coördinatie nazorg. De bedragen voor 2012 en 2013 van in totaal € 6 miljoen worden al in 2011 uitgekeerd. De uitkering vindt plaats via een decentralisatieuitkering en niet langer meer via de verzameluitkering, waardoor voor de gemeenten de verantwoordingslasten dalen. Over deze afspraken zijn de gemeenten in september van dit jaar geïnformeerd bij brief met kenmerk 5707401/11. Bij de verstrekking van deze uitkering wordt er van uitgegaan dat het bedrag besteed wordt aan de versterking van de regionale coördinatie nazorg, en dat deze vorm krijgt in de Veiligheidshuizen.
Besloten is het geld voor 2012 en 2013 wederom te verdelen via de 43 centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid op basis van de aantallen exgedetineerden die in 2010 naar gemeenten uitstroomden.
7.16.
Invoeringskosten decentralisatie jeugdzorg
Voor de invoeringskosten voor de decentralisatie jeugdzorg is in 2012 € 16 miljoen beschikbaar. Hiervan zal een deel worden gebruikt voor de financiering van onderzoek, experimenten en het transitiebureau. Een ander deel zal ten goede komen aan de gemeenten en provincies voor reeds te maken invoeringskosten. Over de precieze verdeling vindt in oktober 2011 nog bestuurlijk overleg plaats. Het voor de gemeenten beschikbare geld zal in 2012 via een decentralisatie-uitkering worden verstrekt.
36
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
7.17.
Regionale Coördinatieplatforms Fraudebestrijding
Met ingang van de start van het Handhavingsprogramma 2011-2014 van SZW vindt de volledige financiering van de negen Regionale Coördinatieplatforms Fraudebestrijding (RCF) centraal plaats via de Verzameluitkering SZW. In verband hiermee is de integratieuitkering
inzake
de
financiering
van interventieteams aan deze
negen Regionale
Coördinatieplatforms Fraudebestrijding beëindigd. Het bedrag van deze integratie-uitkering is begrepen in de centrale financiering van deze platforms via de verzameluitkering SZW.
De negen gemeenten blijken in 2011 tot nog toe zowel de verzameluitkering als de integratie-uitkering te hebben ontvangen. Na contact tussen de negen betrokken gemeenten en het ministerie van SZW is besloten het over 2011 uitgekeerde bedrag van de integratie-uitkering RCF te verrekenen met de komende uitbetalingen van het gemeentefonds.
7.18.
Quick wins Binnenvaart
De minister van I&M heeft besloten het restbudget van de regeling Quick wins Binnenvaart primair in te zetten voor een versterking van het landelijke netwerk van binnenhavens en inland terminals langs achterlandverbindingen en hoofdvaarwegen. Hieraan wordt invulling gegeven door, op basis van cofinanciering, middelen beschikbaar te stellen voor decentralisatie-uitkeringen aan gemeenten voor een beperkt aantal havengerelateerde gebiedsontwikkelingen.
Toewijzing zal plaatsvinden na inventarisatie en beoordeling van concrete plannen van gemeenten en is limitatief. Nadere informatie over de procedure zal in het najaar van 2011 worden gepubliceerd op internetsites van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en van het gemeentefonds. In de meicirculaire 2012 zal het taakstellende budget bekend worden gemaakt.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
37
38
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
8.
Overige mededelingen
8.1.
Loon- en prijsontwikkeling
Wij geven zoals gebruikelijk een indicatie voor de loon- en prijsontwikkeling die van invloed is op de overheidsuitgaven. De gegevens zijn afkomstig van het Centraal Planbureau (CPB). Het betreft macro-indicatoren die een beeld geven van de algemene trendmatige ontwikkeling. Zij zijn met de nodige terughoudendheid toe te passen op individueel gemeentelijk niveau.
Tabel 8.1 geeft de twee loon- en prijsindicatoren die het CPB onderscheidt voor de overheidssector: de prijsmutaties van de netto materiële overheidsconsumptie (goederen en diensten) en van de lonen en salarissen. Daarnaast wordt de prijsmutatie van het BBP vermeld. Deze indicator is voor het gemeentefonds van belang, omdat zij door het Rijk op alle beleidsterreinen als deflator wordt gebruikt om de nominale uitgaven reëel te maken. De cijfers zijn ontleend aan de meest recente publicaties van het CPB. Voor nadere informatie verwijzen wij naar de regelmatig bijgestelde prognoses op de website van het CPB (www.cpb.nl).
Tabel 8.1
Prijsmutaties per jaar 2009-2012 2009
2010
2011
2012
overheidsconsumptie -
netto materiële consumptie
0,80%
1,80%
3,00%
2¼%
-
lonen en salarissen
2,80%
0,70%
¾%
2¾%
0,00%
1,40%
1¼%
2,00%
algemene prijsontwikkeling -
prijsmutatie BBP
De algemene uitkering wordt gebruikelijk in lopende prijzen weergegeven. Ook de uitkeringsfactor luidt dus in lopende prijzen. Voor een vertaling van de meerjarige uitkeringsfactor in constante prijzen verwijzen wij naar tabel 6.3.2 in deze circulaire. Wij verwijzen u daarnaast voor verdere gegevens naar hoofdstuk 1.
8.2.
Financieel overzicht gemeenten 2012
Samenvatting Uit de analyse van de gemeentefinanciën volgens de vaste methode van het Financieel Overzicht Gemeenten (FOG) blijkt dat de afgelopen periode – gecorrigeerd voor taakmutaties, areaal- en prijsontwikkeling - gekenmerkt is door een flinke stijging van inkomsten en uitgaven op de gemeentelijke beleidsterreinen. De komende jaren krijgen gemeenten naar verwachting te maken met een daling van de financiële ruimte, die voor een belangrijk deel voortkomt uit de verwachte achterblijvende ontwikkeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds bij de areaal- en prijsontwikkeling. De analyse
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
39
is gebaseerd op een aantal aannames en ramingen die de uitkomsten onzeker maken. Desalniettemin wijst het FOG op de noodzaak voor gemeenten om zich te bezinnen op hun budgettaire
beleid
voor
de
komende
jaren.
In
het
perspectief
van
de
ruime
inkomstenontwikkeling in de afgelopen periode wordt de opgave die uit deze analyse blijkt voor gemeenten realiseerbaar geacht.
Terugblik In tabel 8.2.1 wordt teruggekeken naar de financiële positie van gemeenten in de jaren 2007-2011. In de analyse is gebruik gemaakt van de gemeentelijke begrotingscijfers die door het CBS zijn opgesteld. Het gaat daarbij steeds om de netto-uitgaven: de lasten zijn verminderd met de taakgebonden baten, zoals ontvangen specifieke uitkeringen en de opbrengst van heffingen. De verschillen tussen 2007 en 2011 zijn gecorrigeerd voor de effecten van veranderingen in het gemeentelijke takenpakket (taakmutaties), van prijsontwikkeling en van de groei van inwoners, woningen en andere gemeentelijke ontwikkelingen (areaalontwikkeling). De uitkomsten geven volgens deze aanpak een zo goed mogelijke benadering van de gevolgen van gemeentelijke keuzes. Tabel 8.2.1 Ontwikkeling inkomsten en uitgaven 2007-2011 (cumulatief; x € 1 miljoen) 2007
2008
2009
2010
2011
213
271
354
601
446
-5
37
122
-330
-128
Uitgavenclusters Werk en inkomen Maatschappelijke zorg Educatie
108
100
149
94
159
Kunst en ontspanning
78
108
294
293
214
Groen
45
67
188
178
108
-11
27
128
119
-30
VHROSV Oudheid
25
50
67
73
62
Riolering
-19
-35
-46
-55
-75
Reiniging
-26
-54
-31
-43
-52
Wegen en water
115
279
421
467
268
-264
-145
-16
-111
-94
6
-36
0
-28
-32
Bevolkingszaken
19
11
70
82
61
Bestuursorganen
42
57
86
82
84
324
737
1.786
1.421
991
-19
110
1.078
648
632
19
19
125
153
161
Overige eigen middelen
281
481
440
510
287
Totaal inkomstenstijging
280
611
1.642
1.310
1.081
Openbare orde en veiligheid Fysiek milieu
Totaal uitgavenstijging Inkomstenclusters Algemene uitkering OZB
In de jaren 2007-2011 zijn de gemeentelijke inkomsten toegenomen, waarmee de gemeenten op nagenoeg alle uitgavenclusters hebben geïntensiveerd. Cumulatief bedraagt de stijging van de gemeentelijke inkomsten € 0,8 miljard. De stijging is ontstaan in de jaren 2007, 2008 en 2009. De stijging doet zich bij alle drie de inkomstenbronnen voor, hoewel de Overige eigen middelen in 2011 sterk dalen door met name lagere ramingen bij de bouwgrondexploitatie. De stijging van de gemeentelijke uitgaven bedraagt cumulatief
40
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
€ 0,7 miljard. De grootste uitgavenstijging doet zich voor in het cluster Werk en inkomen, gevolgd door het cluster Openbare orde en veiligheid en het cluster Wegen en water.
Vooruitblik In tabel 8.2.2 is een beeld gegeven van de financiële ruimte van de gemeenten voor de jaren
2012
tot
en
met
2016.
De
basis
wordt
ontleend
aan
gegevens
uit
de
Onderhoudsrapportage specifieke uitkeringen 2011, gemeentelijke begrotingsgegevens over 2011 en de meicirculaire gemeentefonds 2011. De ontwikkeling van jaar op jaar bestaat uit correcties voor taakmutaties, prijsontwikkeling en areaalontwikkeling. De feitelijke uitkomsten zijn erg onzeker. Onderdeel van de OEM is het grondbedrijf van gemeenten waarvoor onduidelijk is hoe dit zich de komende jaren na de crisis zal ontwikkelen. De ramingen in de vooruitblik zijn beduidend lager dan de ontwikkeling in de terugblik. Tabel 8.2.2 Ontwikkeling inkomsten en uitgaven 2012-2016 (cumulatief; x € 1 miljoen)
Kostenontwikkeling
2012
2013
2014
2015
2016
153
894
1.755
2.407
3.576 -787
Algemene middelen Taakmutaties
-471
-426
-493
-905
Areaal
178
300
485
706
917
Prijzen
526
985
1.413
1.815
2.218
Specifieke middelen Taakmutaties
-408
-408
-410
-410
-410
Areaal
134
81
239
531
821
Prijzen
194
363
521
670
818
-166
261
959
1.257
2.378
Inkomstenontwikkeling Gemeentefonds Accres Taakmutaties OZB Overige eigen middelen Specifieke uitkeringen Financiële ruimte
91
211
511
630
1.054
-339
-291
-351
-754
-635
88
169
247
322
395
74
136
202
269
335
-80
36
350
791
1.229
-319
-633
-796
-1.149
-1.198
Volgens de analyse ontstaat er de komende jaren een negatieve financiële ruimte. Dit wordt met name veroorzaakt doordat, onder de gehanteerde veronderstellingen, de ontwikkeling van het gemeentefonds kleiner is dan de prijs- en areaalontwikkelingen in deze
jaren.
De
omvang
van
het
gemeentefonds
beweegt
immers
via
de
normeringssystematiek mee met de uitgaven van het Rijk. De stijging van het areaal is voor
een groot
deel
toe
te
schrijven aan
de
geraamde
groei
van het
aantal
bijstandsontvangers. 8.3.
Herverdeling wegenbeheer
Het groeipercentage voor de bijdragen van gemeenten aan het beheer van gemeentelijke wegen door waterschappen bedraagt voor de jaren 2011 en 2012 respectievelijk 1,8% en 3,3%.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
41
Sinds 1993 dient een aantal gemeenten op grond van de artikelen 22 en 24 van de Wet herverdeling wegenbeheer (WHW) een uitkering te verstrekken aan een waterschap voor het beheer van wegen. De hoogte van de uitkering is vastgelegd in het Besluit bijdrage vergoeding wegenzorg (Stb.1994, 427). Jaarlijks wordt zij bijgesteld op basis van gegevens van het Centraal Planbureau. De berekening is voor 2011 definitief en voor 2012 voorlopig. Zij volgt de formule: (a+b)*c, waarin a staat voor het bedrag van de uitkering in het voorafgaande jaar, b voor een bedrag ter grootte van 3,125% van de uitkering in 1993 (de vaste verhoging volgens artikel 21, lid 4) en c voor de uitkomst van de berekening (100 + .,.)/100 (de groeifactor). Deze laatste factor wordt op grond van artikel 22, lid 5, bepaald door de nominale component, een percentage dat volgens een vaste methode wordt afgeleid van de prijsstijging van de overheidsconsumptie. Voor het jaar 2011 wordt het groeipercentage definitief vastgesteld op 1,8%. Dit is het saldo van de raming voor 2011 (naar huidig inzicht 2,0%) en de nacalculatie over 2010 (0,2%). Voor het jaar 2012 wordt het groeipercentage voorlopig vastgesteld op 3,3%. Dit komt overeen met de huidige raming van de prijsstijging van de overheidsconsumptie in het jaar 2012.
8.4.
Aanvullende uitkeringen artikel 12 Financiële-verhoudingswet en ICLbijdrage Lelystad
In 2011 zijn besluiten genomen op de aanvragen van de gemeenten Loppersum en Boarnsterhim voor een aanvullende uitkering uit het gemeentefonds voor het jaar 2010, op basis van artikel 12 Financiële-verhoudingswet (Fvw). Voor de gemeente Loppersum is het onderzoek afgerond en is ook voor de jaren 20112013 een aanvullende uitkering toegekend. De gemeente Boarnsterhim heeft ook voor het jaar 2011 een aanvullende uitkering aangevraagd. Het onderzoek daarnaar loopt nog. De gemeente Millingen aan de Rijn heeft voor het jaar 2011 een beroep gedaan op een aanvullende uitkering ex artikel 12 Fvw. Het onderzoek daarnaar is gaande. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de meest recente en thans lopende aanvullende uitkeringen krachtens artikel 12 Fvw.
Aanvullende uitkeringen artikel 12 Fvw (bedragen x € 1.000) 2010 Boskoop 3.061 Loppersum 1.738 Boamsterhim 3.580 Millingen aan de Rijn
2011
2012
2013
1.884 pm pm
1.640 pm pm
925 pm pm
Totaal
1.884
1.640
925
8.379
In afwijking tot eerdere overzichten is de gemeente Lelystad in bovenstaande tabel niet meer opgenomen. Lelystad ontvangt al geruime tijd de zogenaamde Interdepartementale Commissie Lelystad-bijdrage. Die aanvullende uitkering ten laste van het gemeentefonds wordt echter niet op basis van artikel 12 Fvw verstrekt.
42
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Binnen het kader van de indertijd daarover vastgelegde afspraken wordt deze bijdrage jaarlijks vastgesteld door de fondsbeheerders. Basis daarvoor is de rapportage van de provinciaal toezichthouder. Recentelijk is de bijdrage voor 2011 voorlopig vastgesteld. Bij de instelling van de ICL-bijdrage is een indexatie afgesproken op basis van het percentage prijsstijging overheidsconsumptie, zoals elders ook in deze circulaire vermeld bij het onderwerp Herverdeling wegenbeheer. Daarmee is in principe ook de groeivoet voor het jaar 2012 bekend. De vaststelling van de bijdrage over 2012 door de fondsbeheerders in de loop van volgend jaar vindt zoals gezegd plaats op basis van de rapportage van de provinciale toezichthouder.
ICL-bijdrage Lelystad (bedragen x € 1.000) 2010 14.766
ICL-bijdrage Lelystad (geen besluit art. 12 Fvw)
2011* 15.032
2012 pm
* De vaststelling voor het jaar 2011 is voorlopig.
8.5.
Jaarlijkse weging van decentralisatie-uitkeringen
In artikel 13, lid 5, van de Fvw wordt bepaald dat jaarlijks, in overleg met de ministers die het aangaat, wordt bezien of een decentralisatie-uitkering kan worden gewijzigd in een integratie-uitkering of een algemene uitkering. In tabel 7.1 zien wij dat de meeste decentralisatie-uitkeringen niet structureel zijn. Van omzetting naar integratie-uitkering of algemene uitkering is voor die decentralisatie-uitkeringen dan ook vooralsnog geen sprake. Voor de decentralisatie-uitkeringen ‘Beeldende kunst en vormgeving’, ‘Gezond in de stad’, ‘Jeugd’, ‘Maatschappelijke opvang’, ‘Versterking peuterspeelwerk’ en ‘Vrouwenopvang’ geldt dat deze niet aan alle gemeenten worden uitgekeerd en/of nu nog niet kunnen worden verdeeld via de maatstaven van de algemene uitkering. Deze decentralisatieuitkeringen kunnen dan ook nu niet worden omgezet in een algemene uitkering of integratie-uitkering. Van de nieuw opgenomen decentralisatie-uitkeringen wordt bij de ontwerpbegroting 2013 van het gemeentefonds bezien of zij kunnen worden omgezet naar integratie-uitkering of algemene uitkering.
8.6.
Individuele referentiewaarden EMU-saldo
Macroreferentiewaarde EMU-saldo medeoverheden In
2004
hebben
Rijk
en
medeoverheden
afgesproken
dat
het
EMU-tekort
van
medeoverheden maximaal -0,5% BBP mag bedragen. Deze beperking vloeit voort uit de Europese saldogrens van -3% BBP die geldt voor de volledige Nederlandse collectieve sector. De EMU-grens voor medeoverheden wordt de macroreferentiewaarde genoemd.
Individuele referentiewaarde EMU-saldo medeoverheden Op basis van de overeengekomen macroreferentiewaarde van -0,5% BBP wordt per jaar een berekening gemaakt van de individuele referentiewaarden voor gemeenten, provincies en waterschappen. Deze referentiewaarden kunnen worden gebruikt als benchmark bij de EMU-enquête, waarin het EMU-saldo van individuele medeoverheden wordt geraamd. De
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
43
individuele referentiewaarden voor 2012 zijn berekend op basis van de volgende uitgangspunten:
•
De verdeling van de in totaal -0,5% BBP over individuele gemeenten en provincies heeft plaats gevonden op basis van de begrotingstotalen (na bestemming) 2011 van gemeenten en provincies.
•
Het geraamde BBP voor 2012 bedraagt € 623,01 miljard.
Onderstaande tabel 8.6 geeft de maximale tekorten aan per bestuurslaag voor 2012, zowel in procenten van het BBP als in duizenden euro’s. In bijlage 4 staan de individuele referentiewaarden per gemeente.
Tabel 8.6 Maximaal tekort 2012 per bestuurslaag (* € 1000) Gemeenten
Provincies
Waterschappen
Totaal
Verdeling maximaal tekort 2012 (in % BBP)
0,38
0,07
0,05
0,5
Verdeling maximaal tekort 2012 (* € 1000)
2.367.438
436.107
311.505
3.115.050
8.7.
Verdeelonderzoeken gemeentefondsclusters
In paragraaf 7.2 van de meicirculaire 2011 informeerden wij u over de verdeelonderzoeken naar de gemeentefondsclusters. De eerste fase van het nader onderzoek naar alle clusters nadert inmiddels zijn afronding. In deze eerste fase is onderzocht of er aanpassingen in de verdeling of het volume van de clusters noodzakelijk zijn. De onderzoekers, Cebeon en Regioplan, hebben de eindrapportages opgeleverd. Daarin is ook de opbrengst van de regiodagen Rijk-gemeenten, die eind juni/begin juli in samenwerking met de FAMO en de VNG zijn georganiseerd, verwerkt. De vormgeving van het nieuwe verdeelstelsel vindt plaats in de tweede fase van het onderzoek.
De afronding van de tweede fase van de meeste clusters staat gepland voor de eerste maanden van 2012. Voor deze clusters worden de nieuwe verdeelformules in de meicirculaire 2012 opgenomen. Met ingang van het uitkeringsjaar 2013 gaat de nieuwe verdeling dan in. Voor een aantal clusters staat de nieuwe verdeling één of twee jaar later gepland.
De fondsbeheerders stellen op basis van de bevindingen een brief op waarin wordt ingegaan op de conclusies die zij aan de uitkomsten van het onderzoek willen verbinden. Deze brief en de integrale onderzoeksrapportage worden in september 2011 officieel aan de vakdepartementen, de VNG en de Raad voor de financiële verhoudingen gestuurd voor reactie. Na deze consultatieronde vindt bestuurlijk overleg met o.a. de VNG plaats en wordt de brief aan de Tweede Kamer aangeboden. In
september/oktober
2011
zal
de
VNG
gemeenten
consulteren,
waar
ook
de
fondsbeheerders een rol bij zullen spelen. Wij overwegen om de resultaten van de tweede fase van het onderzoek ook in regiodagen toe te lichten in de eerste maanden van 2012. Wij zullen gemeenten daarnaast door middel van nieuwsbrieven informeren.
44
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
8.8.
Besluit vaststelling decentralisatie-uitkeringen
In het Staatsblad (2011, 226) is het Besluit tot wijziging van het Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen in verband met het wijzigen van bestaande decentralisatieuitkeringen en het introduceren van nieuwe decentralisatie- en integratie-uitkeringen (2009) gepubliceerd.
In dit besluit is de verdeling voor het jaar 2009 vastgesteld van een groot aantal decentralisatie-
en
integratie-uitkeringen.
Voor
de
decentralisatie-uitkeringen
Pilot
gemengde scholen (art. 18) en Polarisatie en radicalisering (art. 20) gelden de uitkeringsbedragen tevens voor de jaren 2010 en 2011.
U
kunt
dit besluit vinden op de site
van de
overheid
bij overheidsinformatie:
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/zoeken/staatsblad.
8.9.
Precariobelasting
In een brief aan de Tweede Kamer van 30 juni 2011 is aangekondigd dat het ministerie van BZK een wetsvoorstel voorbereidt om de precariobelasting op de netwerken van nutsbedrijven af te schaffen. Dit naar aanleiding van een breed aangenomen motie van het Tweede Kamer lid Van der Burg. Dit wetsvoorstel is in voorbereiding en zal ter consultatie worden voorgelegd aan de VNG en Unie van Waterschappen.
8.10.
Macronorm OZB
In de meicirculaire 2011 is melding gemaakt van het voorstel van het Rijk om bij het vaststellen van de macronorm met ingang van 2012 het jaarlijkse groeicijfer van het BBP (op basis van het Centraal Economisch Plan, jaar t-1) te gebruiken in plaats van de reële trendmatige groei over de kabinetsperiode. De VNG heeft het voorstel in haar commissie Financiën besproken, maar geeft de voorkeur aan het blijven hanteren van de reële trendmatige groei als parameter. In het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) van 14 september 2011 is de macronorm voor het begrotingsjaar 2012 daarom definitief vastgesteld op 3,75% over € 3,063 miljard (de OZB-opbrengst op basis van de gemeentelijke begrotingen 2011). Het percentage van 3,75% is opgebouwd uit een reële trendmatige groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP) van 1,25% en een inflatiepercentage van 2,5% (prijsontwikkeling Nationale Bestedingen op basis van het Centraal Economisch Plan 2011).
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
45
46
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Bijlagen Septembercirculaire gemeentefonds 2011
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
47
Bijlage 1
Verdeeltabellen 2011 en 2012
48
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Tabel 1: Verdeeltabel 2011 (stand september 2011; bedragen in € in basis) maatstaven en uitkeringsfactor
b.p.e. 2011 stand mei 2011
OZB (woning eigenaar) OZB (niet woningen gebruiker) OZB (niet woningen eigenaar) inwoners nieuwbouwwoningen krimp kernen met minstens 500 adressen OZB waarde niet woningen (in mln) jongeren ouderen ouderen 75-85 jaar wadden, t/m 2500 inwoners wadden, van 2501 t/m 7500 inwoners wadden, vanaf 7501 inwoners huishoudens met laag inkomen huishoudens met laag inkomen (drempel) bijstandsontvangers ABW schaalnadeel ABW schaalvoordeel uitkeringsontvangers minderheden eenouderhuishoudens klantenpotentieel lokaal klantenpotentieel regionaal leerlingen (V)SO leerlingen VO extra groei leerlingen VO extra groei jongeren land land *% slechte grond land *bodemfactor gemeente binnenwater buitenwater oppervlak bebouwing opp. bebouwing kern *bodemfactor kern opp. beb. buitengebied *bf. buitengebied woonruimten woonruimten *bodemfactor kern woonruimten *% slechte grond opp. historische kernen, <40 ha opp. historische kernen, 40-64 ha opp. historische kernen, >64 ha lengte historisch water bewoonde oorden 1930 hist.woningen in bewoonde oorden ISV (a) ISV (b) omgevingsadressendichtheid (OAD) OAD *% slechte grond oeverlengte * bodemfactor gemeente oeverlengte *dichtheid *bf. gemeente kernen kernen *bodemfactor buitengebied bedrijfsvestigingen vast bedrag voor iedere gemeente 1 vast bedrag voor Amsterdam vast bedrag voor Rotterdam vast bedrag voor Den Haag vast bedrag voor Utrecht vast bedrag Waddengemeenten herindeling (per gemeente)
-0,0935% -0,1010% -0,1253% 133,15 1.292,90 397,63 28.180,76 312,00 223,64 83,55 27,63 189,02 147,72 32,56 86,97 363,27 1.457,79 112.792,26 3.720,71 108,77 327,41 147,72 51,45 15,48 315,82 451,59 221,81 169,94 32,58 -1,67 28,70 39,19 23,10 478,28 3.322,69 1.646,31 178,49 27,77 25,84 3.352,42 7.027,02 15.569,38 15,41 31,13 87,70 14.824.166,19 9.316.642,46 63,17 0,21 7,15 3,55 9.195,56 14.910,99 114,54 261.538,32 189.217.770,47 109.868.360,21 81.418.324,67 45.061.771,28 149.950,63 2.245.440,00
herindeling (per inwoner)
53,29
uitkeringsfactor
1,527
wijzigingen sinds mei 2011
-0,17
65.394,29
bedragen per eenheid 2011 (deze circulaire) -0,0935% -0,1010% -0,1253% 132,98 1.292,90 397,63 28.180,76 312,00 223,64 83,55 27,63 189,02 147,72 32,56 86,97 363,27 1.457,79 112.792,26 3.720,71 108,77 327,41 147,72 51,45 15,48 315,82 451,59 221,81 169,94 32,58 -1,67 28,70 39,19 23,10 478,28 3.322,69 1.646,31 178,49 27,77 25,84 3.352,42 7.027,02 15.569,38 15,41 31,13 87,70 14.824.166,19 9.316.642,46 63,17 0,21 7,15 3,55 9.195,56 14.910,99 114,54 261.538,32 189.283.164,76 109.868.360,21 81.418.324,67 45.061.771,28 149.950,63 2.245.440,00 53,29
0,002
1,529
1 Vanaf 2006 ontvangt Baarle Nassau twee maal het vaste bedrag.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
49
Tabel 2: Wijzigingen bedragen per eenheid verdeelmaatstaven per cluster (in €) alsmede wijzigingen uitkeringsfactor voor 2011 maatstaven
inwoners vast bedrag voor Amsterdam uitkeringsfactor
50
wijzigingen september 2011
alge- cluster mene werk & mutaties inkomen
-0,17
-0,06
65.394,29 0,002
cluster educatie
cluster ontwikoverig keling UB -0,11
65.394,29 0,001
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
0,001
Tabel 3: Verdeeltabel 2012 (stand sep 2011; bedragen in € in basis) maatstaven en uitkeringsfactor
b.p.e. 2012 stand mei 2011
OZB (woning eigenaar) OZB (niet woningen gebruiker) OZB (niet woningen eigenaar) inwoners nieuwbouwwoningen krimp kernen met minstens 500 adressen OZB waarde niet woningen (in mln) jongeren ouderen ouderen 75-85 jaar wadden, t/m 2500 inwoners wadden, van 2501 t/m 7500 inwoners wadden, vanaf 7501 inwoners huishoudens met laag inkomen huishoudens met laag inkomen (drempel) bijstandsontvangers ABW schaalnadeel ABW schaalvoordeel uitkeringsontvangers minderheden eenouderhuishoudens klantenpotentieel lokaal klantenpotentieel regionaal leerlingen (V)SO leerlingen VO extra groei leerlingen VO extra groei jongeren land land *% slechte grond land *bodemfactor gemeente binnenwater buitenwater oppervlak bebouwing opp. bebouwing kern *bodemfactor kern opp. beb. buitengebied *bf. buitengebied woonruimten woonruimten *bodemfactor kern woonruimten *% slechte grond opp. historische kernen, <40 ha opp. historische kernen, 40-64 ha opp. historische kernen, >64 ha lengte historisch water bewoonde oorden 1930 hist.woningen in bewoonde oorden ISV (a) ISV (b) omgevingsadressendichtheid (OAD) OAD *% slechte grond oeverlengte * bodemfactor gemeente oeverlengte *dichtheid *bf. gemeente kernen kernen *bodemfactor buitengebied bedrijfsvestigingen vast bedrag voor iedere gemeente 1 vast bedrag voor Amsterdam vast bedrag voor Rotterdam vast bedrag voor Den Haag vast bedrag voor Utrecht vast bedrag Waddengemeenten herindeling (per gemeente)
-0,0963% -0,1043% -0,1294% 132,48 1.292,90 397,63 28.180,76 312,00 223,64 83,55 27,63 189,02 147,72 32,56 86,86 360,52 1.337,35 112.547,32 3.711,43 108,73 322,49 147,72 51,45 15,48 315,82 459,63 221,81 169,94 32,58 -1,67 29,81 40,30 23,10 478,28 3.322,69 1.646,31 178,49 27,77 25,84 3.352,42 7.027,02 15.569,38 15,41 31,13 87,70 14.824.166,19 9.316.642,46 63,17 0,21 7,15 3,55 9.195,56 14.910,99 114,54 257.727,79 189.017.145,14 109.667.734,88 81.217.699,34 44.861.145,95 149.950,63 2.245.440,00
herindeling (per inwoner)
53,29
uitkeringsfactor
1,532
wijzigingen sinds mei 2011
0,90
1,59
4,46 171,36
-0,51
0,25
396,49
18.893,87
bedragen per eenheid 2012 (deze circulaire) -0,0963% -0,1043% -0,1294% 133,38 1.292,90 397,63 28.180,76 312,00 225,23 83,55 27,63 189,02 147,72 32,56 86,86 364,98 1.508,71 112.547,32 3.711,43 108,73 321,98 147,72 51,45 15,48 315,82 459,63 221,81 169,94 32,83 -1,67 29,81 40,30 23,10 478,28 3.322,69 1.646,31 178,49 27,77 25,84 3.352,42 7.027,02 15.569,38 15,41 31,13 87,70 14.824.166,19 9.316.642,46 63,17 0,21 7,15 3,55 9.592,05 14.910,99 114,54 276.621,66 189.017.145,14 109.667.734,88 81.217.699,34 44.861.145,95 149.950,63 2.245.440,00 53,29
-0,022
1,510
1 Vanaf 2006 ontvangt Baarle Nassau twee maal het vaste bedrag.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
51
Tabel 4: Wijzigingen bedragen per eenheid verdeelmaatstaven per cluster (in €) alsmede wijzigingen uitkeringsfactor voor 2012 1 maatstaven
wijzigingen september 2011
inwoners
algemene mutaties
0,90
cluster werk & inkomen
cluster zorg
cluster overig
-0,06
1,23
-0,27
jongeren
1,59
huishoudens met laag inkomen (drempel)
4,46
4,46
171,36
182,51
bijstandsontvangers minderheden land kernen vast bedrag voor iedere gemeente uitkeringsfactor
1,59
-0,51
-11,15 -0,51
0,25
0,25
396,49
396,49
18.893,87
18.893,87
-0,022
ontwikkeling UB
-0,017
1 Inclusief de doorwerking van mutaties op het jaar 2011 en inclusief een herziening van de verdeling van de mutatie normering lokaal inkomensbeleid (paragraaf 3.4 van de meicirculaire 2011).
52
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
-0,005
Bijlage 2
Overzicht van verdeelmaatstaven en bijbehorende bedragen per eenheid voor 2012, gegroepeerd naar cluster
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
53
Overzicht van verdeelmaatstaven en bijbehorende bedragen per eenheid voor het jaar 2012, gegroepeerd naar cluster (bedragen in € in basis, stand september 2011) bedragen per eenheid
verdeelmaatstaven OZB (woningen eigenaar) OZB (niet-woningen gebruiker) OZB (niet-woningen eigenaar) woonruimten
cluster eigen inkomsten
-0,0963% -0,1043% -0,1294% -36,56
cluster werk en inkomen
38,44 53,63 1.346,09 112.547,32 3.711,43 1,55 16,14 -0,06
huishoudens met laag inkomen huishoudens met laag inkomen (drempel) bijstandsontvangers ABW schaalnadeel ABW schaalvoordeel klantenpotentieel regionaal uitkeringsontvangers inwoners
33,92 37,64 83,55 27,63 3,55 226,06 162,62 92,59 169,97 2,48 5,97 1,73 1,41 19,96 13,91 147,72 1.949,72 -177.567,75 -177.258,66 -127.918,63 -59.512,80 9,31 30.422,83
inwoners jongeren ouderen ouderen 75-85 jaar huishoudens met laag inkomen huishoudens met laag inkomen (drempel) bijstandsontvangers uitkeringsontvangers minderheden klantenpotentieel lokaal klantenpotentieel regionaal land binnenwater woonruimten omgevingsadressendichtheid eenouderhuishoudens kernen vast bedrag Amsterdam vast bedrag Rotterdam vast bedrag Den Haag vast bedrag Utrecht leerlingen VO vast bedrag voor iedere gemeente
1,63 187,59 81,30 315,82 450,32 109,50 221,81 169,94 1,67 5,04 5,03 4,91 5.337,11
inwoners jongeren huishoudens met laag inkomen (drempel) leerlingen (V)SO leerlingen VO minderheden extra groei leerlingen VO extra groei jongeren klantenpotentieel regionaal land binnenwater omgevingsadressendichtheid kernen
cluster maatschappelijke zorg
cluster educatie
cluster sport, kunst&ontspanning
21,86 36,09 8,94 0,82
inwoners klantenpotentieel lokaal klantenpotentieel regionaal woonruimten
cluster groen
24,34 59,71
inwoners woonruimten
cluster VHROSV (exclusief correctiefactor)
cluster oudheid
44,87 21,66 2,80 2,72 33,26 14.824.166,19 9.316.642,46 10,76 17.064,31 31.461.504,83 22.409.733,46 18.708.867,43 8.691.475,41
huishoudens met laag inkomen minderheden land binnenwater woonruimten ISV (a) ISV (b) omgevingsadressendichtheid vast bedrag voor iedere gemeente vast bedrag Amsterdam vast bedrag Rotterdam vast bedrag Den Haag vast bedrag Utrecht
3.352,42 3.349,07 3.355,72 31,13 87,70 0,69
opp. historische kernen, <40 ha opp. historische kernen, 40-64 ha opp. historische kernen, >64 ha bewoonde oorden 1930 hist.woningen in bewoonde oorden woonruimten
(voortzetting op de volgende bladzijde)
54
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
bedragen per eenheid
verdeelmaatstaven
cluster riolering
-2,46 -1,67 -20,56 25,84 2,97 0,21
land land * % slechte grond woonruimten woonruimten * % slechte grond omgevingsadressendichtheid OAD * % slechte grond
cluster reiniging
-5,48 -12,58
inwoners woonruimten
cluster wegen en water
cluster openbare orde en veiligheid
17,12 5,67 16,48 29,81 29,70 15,16 3.322,69 1.646,31 8,73 27,77 3.677,95 12.213,66 15,41 18,43 7,15 3,55 14.910,99 15,38 -5.457,58 -0,29 28.180,76 312,00 1.292,90 3,99 6,43 1,08 2,53 2,07 2,04 7,94 107,89 42,30 15,47 2.305,22 7,18 44.983,08 77.573,97 3.684.763,70 452.514,84 0,00
inwoners klantenpotentieel lokaal land land * bodemfactor gemeente binnenwater buitenwater opp. bebouwing kern * bodemfactor kern opp. beb. buitengebied * bf. buitengebied woonruimten woonruimten * bodemfactor kern opp. historische kernen, 40-64 ha opp. historische kernen, >64 ha lengte historisch water omgevingsadressendichtheid oeverlengte * bodemfactor gemeente oeverlengte * dichtheid * bodemf. Gemeente kernen * bodemfactor buitengebied bedrijfsvestigingen vast bedrag voor iedere gemeente inwoners kernen met minstens 500 adressen woz waarde niet woningen (in miljoenen) nieuwbouwwoningen huishoudens met laag inkomen (drempel) minderheden klantenpotentieel lokaal klantenpotentieel regionaal land binnenwater buitenwater opp. bebouwing totaal woonruimten omgevingsadressendichtheid kernen bedrijfsvestigingen vast bedrag voor iedere gemeente vast bedrag Amsterdam vast bedrag Rotterdam vast bedrag Den Haag vast bedrag Utrecht
cluster fysiek milieu 4,69 -0,81 6,10 -0,60 370,39 17,25 1,73 82,29 6.109,16
inwoners klantenpotentieel regionaal land binnenwater opp. bebouwing totaal woonruimten omgevingsadressendichtheid bedrijfsvestigingen vast bedrag voor iedere gemeente
7,64 14,42 10.765,53 366.450,57
inwoners minderheden vast bedrag voor iedere gemeente vast bedrag Den Haag
11,72 6,13 -4,37 16,92 -5,01 128.412,87 -276.484,02 -361.606,38 -266.482,72 -144.505,45
inwoners klantenpotentieel lokaal klantenpotentieel regionaal woonruimten omgevingsadressendichtheid vast bedrag voor iedere gemeente vast bedrag Amsterdam vast bedrag Rotterdam vast bedrag Den Haag vast bedrag Utrecht
cluster bevolkingszaken
cluster bestuursorganen
(voortzetting op de volgende bladzijde)
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
55
bedragen per eenheid cluster overig/ algemene ondersteuning
56
16,29 397,63 189,02 147,72 32,56 48,55 1,07 9,69 44.321,46 157.932.118,11 84.112.102,76 62.084.267,85 36.373.688,79 149.950,63 2.245.440,00 53,29
verdeelmaatstaven
inwoners krimp wadden t/m 2500 inwoners wadden 2500-7500 inwoners wadden >7500 inwoners woonruimten land bedrijfsvestigingen vast bedrag voor iedere gemeente vast bedrag Amsterdam vast bedrag Rotterdam vast bedrag Den Haag vast bedrag Utrecht vast bedrag Waddengemeenten herindeling (per gemeente) herindeling (per inwoner)
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Bijlage 3
Volumina maatstaven 2011-2016
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
57
Tabel 1 bevat de volumina van de voornaamste dynamische maatstaven van het gemeentefonds. Deze vormen de grondslag voor de ramingen van de uitkeringsbasis en de uitkeringsfactoren van de jaren 2011 tot en met 2016.
Tabel 1
Volumina maatstaven 2011-2016 (ramingen september 2011)
Maatstaven -
OZB inwoners jongeren ouderen ouderen 75-85 jaar huishoudens met een laag inkomen bijstandsontvangers uitkeringsontvangers minderheden eenouderhuishoudens leerlingen (V)SO (gewogen) leerlingen VO (gewogen) oppervlakte bebouwing totaal woonruimten omgevingsadressendichtheid bedrijfsvestigingen
2011
2012
2013
2.016.936.000.000 16.655.799 3.913.819 2.594.946 860.149 2.260.779 339.417 1.284.232 1.282.146 495.176 377.819 700.494 101.069 7.795.791 14.675.670 993.227
1.987.830.573.575 16.733.120 3.894.091 2.714.785 872.531 2.274.989 358.350 1.293.865 1.296.383 502.835 381.523 706.641 102.135 7.844.791 14.825.467 1.031.645
2.009.221.855.733 16.808.532 3.877.988 2.824.535 886.033 2.290.359 346.598 1.275.885 1.311.227 510.222 385.403 712.842 103.179 7.897.791 14.983.797 1.071.549
2014
2015
2016
2.032.726.206.083 16.877.752 3.862.721 2.919.954 903.751 2.307.179 341.191 1.257.490 1.326.697 516.542 389.394 719.098 104.259 7.955.791 15.157.400 1.108.726
2.055.520.158.194 16.941.204 3.846.065 3.006.234 922.970 2.323.419 346.434 1.239.625 1.342.350 522.010 393.532 725.408 105.348 8.011.791 15.324.777 1.150.507
2.078.001.770.173 17.001.320 3.835.139 3.086.893 942.598 2.339.369 356.964 1.240.956 1.358.187 526.758 397.803 731.774 106.446 8.066.791 15.491.628 1.193.576
Maatstaven -
OZB inwoners jongeren ouderen ouderen 75-85 jaar huishoudens met een laag inkomen bijstandsontvangers uitkeringsontvangers minderheden eenouderhuishoudens leerlingen (V)SO (gewogen) leerlingen VO (gewogen) oppervlakte bebouwing totaal woonruimten omgevingsadressendichtheid bedrijfsvestigingen
Doorgaans zijn voluminamutaties van jaar tot jaar gebaseerd op de groei van de aantallen inwoners en woonruimten. Tabel 2 geeft een overzicht van de geraamde percentuele groei van deze maatstaven in de jaren 2011 tot en met 2016.
Tabel 2
Raming groeipercentages: inwoners en woonruimten 2011-2016
- inwoners - woonruimten
58
2011
2012
2013
2014
2015
2016
0,49% 0,65%
0,46% 0,63%
0,45% 0,68%
0,41% 0,73%
0,38% 0,70%
0,35% 0,69%
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Bijlage 4
Individuele referentiewaarden EMU-saldo
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
59
Individuele EMU-referentiewaarden gemeenten 2012 (bedragen * € 1000) Begrotingtotaal 2011 (na Referentiewaarde bestemming) o.b.v. begrotingstotaal Gemeente Aa en Hunze 52.728 2.328 Aalburg 22.338 986 Aalsmeer 83.838 3.702 Aalten 53.240 2.351 Achtkarspelen 67.840 2.995 Alblasserdam 52.401 2.314 Albrandswaard 43.638 1.927 Alkmaar 283.850 12.533 Almelo 301.866 13.329 Almere 645.509 28.502 Alphen aan den Rijn 218.747 9.659 Alphen-Chaam 21.647 956 Ameland 18.263 806 Amersfoort 429.146 18.948 Amstelveen 210.577 9.298 Amsterdam 6.143.877 271.276 Anna Paulowna 27.164 1.199 Apeldoorn 455.663 20.119 Appingedam 33.685 1.487 Arnhem 626.215 27.650 Assen 223.041 9.848 Asten 33.288 1.470 Baarle-Nassau 16.205 716 Baarn 45.810 2.023 Barendrecht 73.106 3.228 Barneveld 94.012 4.151 Bedum 19.170 846 Beek 34.840 1.538 Beemster 17.716 782 Beesel 26.352 1.164 Bellingwedde 24.906 1.100 Bergambacht 18.767 829 Bergeijk 43.260 1.910 Bergen (L.) 26.429 1.167 Bergen (NH.) 68.840 3.040 Bergen op Zoom 230.336 10.170 Berkelland 99.837 4.408 Bernheze 76.100 3.360 Bernisse 21.740 960 Best 113.314 5.003 Beuningen 53.363 2.356 Beverwijk 85.883 3.792 Binnenmaas 45.395 2.004 Bladel 45.529 2.010 Blaricum 30.978 1.368 Bloemendaal 40.918 1.807 Boarnsterhim 50.067 2.211 Bodegraven-Reeuwijk 76.142 3.362 Boekel 29.900 1.320 Borger-Odoorn 52.981 2.339 Borne 56.884 2.512 Borsele 46.250 2.042 Boskoop 56.464 2.493 Boxmeer 60.089 2.653 Boxtel 81.804 3.612 Breda 522.461 23.069 Brielle 57.114 2.522 Bronckhorst 62.255 2.749 Brummen 35.611 1.572 Brunssum 88.782 3.920 Bunnik 33.223 1.467 Bunschoten 44.674 1.973 Buren 59.760 2.639
60
Gemeente Bussum Capelle aan den IJssel Castricum Coevorden Cranendonck Cromstrijen Cuijk Culemborg Dalfsen Dantumadiel De Bilt De Marne De Ronde Venen De Wolden Delft Delfzijl Den Helder Deurne Deventer Diemen Dinkelland Dirksland Doesburg Doetinchem Dongen Dongeradeel Dordrecht Drechterland Drimmelen Dronten Druten Duiven Echt-Susteren Edam-Volendam Ede Eemnes Eemsmond Eersel Eijsden-Margraten Eindhoven Elburg Emmen Enkhuizen Enschede Epe Ermelo Etten-Leur Ferwerderadiel Franekeradeel Gaasterlân-Sleat Geertruidenberg Geldermalsen Geldrop-Mierlo Gemert-Bakel Gennep Giessenlanden Gilze en Rijen Goedereede Goes Goirle Gorinchem Gouda Graafstroom
Begrotingtotaal Referentiewaarde 2011 (na o.b.v. bestemming) begrotingstotaal 65.612 2.897 170.887 7.545 54.730 2.417 88.120 3.891 34.913 1.542 20.672 913 77.427 3.419 72.467 3.200 44.491 1.964 44.613 1.970 88.478 3.907 26.465 1.169 93.907 4.146 45.271 1.999 372.850 16.463 81.358 3.592 174.574 7.708 104.559 4.617 328.080 14.486 82.626 3.648 61.086 2.697 15.110 667 30.897 1.364 158.567 7.001 53.649 2.369 61.323 2.708 425.042 18.767 37.201 1.643 59.794 2.640 86.743 3.830 33.633 1.485 56.902 2.512 68.799 3.038 57.072 2.520 306.874 13.550 17.432 770 53.006 2.340 37.840 1.671 60.582 2.675 794.832 35.095 40.314 1.780 369.745 16.326 39.889 1.761 655.465 28.941 68.513 3.025 59.434 2.624 117.676 5.196 17.380 767 52.764 2.330 20.742 916 40.766 1.800 72.297 3.192 72.714 3.211 74.688 3.298 39.973 1.765 29.072 1.284 51.703 2.283 26.070 1.151 107.754 4.758 55.054 2.431 143.057 6.317 195.206 8.619 23.217 1.025
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Begrotingtotaal Referentiewaarde 2011 (na o.b.v. bestemming) begrotingstotaal Gemeente Graft-De Rijp 12.309 543 Grave 26.505 1.170 Groesbeek 36.516 1.612 Groningen 857.764 37.874 Grootegast 22.192 980 Gulpen-Wittem 38.268 1.690 Haaksbergen 50.072 2.211 Haaren 25.580 1.129 Haarlem 436.357 19.267 Haarlemmerliede c.a. 9.666 427 Haarlemmermeer 392.891 17.348 Halderberge 65.361 2.886 Hardenberg 129.115 5.701 Harderwijk 110.255 4.868 Hardinxveld-Giessendam 36.185 1.598 Haren 35.848 1.583 Harenkarspel 25.610 1.131 Harlingen 48.389 2.137 Hattem 21.644 956 Heemskerk 84.433 3.728 Heemstede 43.424 1.917 Heerde 32.634 1.441 Heerenveen 113.100 4.994 Heerhugowaard 134.072 5.920 Heerlen 333.886 14.742 Heeze-Leende 24.825 1.096 Heiloo 40.496 1.788 Hellendoorn 86.992 3.841 Hellevoetsluis 78.167 3.451 Helmond 354.988 15.674 Hendrik-Ido-Ambacht 67.087 2.962 Hengelo (O.) 252.854 11.164 het Bildt 22.855 1.009 Heumen 28.545 1.260 Heusden 99.464 4.392 Hillegom 52.303 2.309 Hilvarenbeek 33.701 1.488 Hilversum 223.194 9.855 Hof van Twente 72.689 3.210 Hoogeveen 159.384 7.037 Hoogezand-Sappemeer 115.735 5.110 Hoorn 184.130 8.130 Horst aan de Maas 83.920 3.705 Houten 111.762 4.935 Huizen 73.972 3.266 Hulst 57.955 2.559 IJsselstein 71.070 3.138 Kaag en Braassem 69.907 3.087 Kampen 197.158 8.705 Kapelle 25.964 1.146 Katwijk 178.105 7.864 Kerkrade 160.549 7.089 Koggenland 39.305 1.735 Kollumerland c.a. 27.382 1.209 Korendijk 16.570 732 Krimpen aan den IJssel 56.717 2.504 Laarbeek 33.639 1.485 Landerd 33.021 1.458 Landgraaf 108.389 4.786 Landsmeer 26.824 1.184 Langedijk 69.961 3.089 Lansingerland 152.843 6.749 Laren 22.641 1.000
Begrotingtotaal Referentiewaarde 2011 (na o.b.v. bestemming) begrotingstotaal Gemeente Leek 52.145 2.302 Leerdam 53.084 2.344 Leeuwarden 373.920 16.510 Leeuwarderadeel 17.497 773 Leiden 549.356 24.256 Leiderdorp 64.208 2.835 Leidschendam-Voorburg 187.650 8.285 Lelystad 300.325 13.261 Lemsterland 31.823 1.405 Leudal 71.989 3.179 Leusden 75.280 3.324 Liesveld 23.978 1.059 Lingewaal 16.652 735 Lingewaard 88.578 3.911 Lisse 41.506 1.833 Littenseradiel 19.436 858 Lochem 60.380 2.666 Loon op Zand 43.627 1.926 Lopik 21.734 960 Loppersum 23.837 1.052 Losser 51.449 2.272 Maasdonk 63.114 2.787 Maasdriel 37.427 1.653 Maasgouw 46.212 2.040 Maassluis 82.196 3.629 Maastricht 468.163 20.671 Marum 22.418 990 Medemblik 89.273 3.942 Meerssen 39.348 1.737 Menameradiel 21.048 929 Menterwolde 29.047 1.283 Meppel 95.432 4.214 Middelburg 150.722 6.655 Middelharnis 37.740 1.666 Midden-Delfland 50.412 2.226 Midden-Drenthe 67.707 2.990 Mill en Sint Hubert 22.311 985 Millingen aan de Rijn 11.994 530 Moerdijk 79.182 3.496 Montferland 74.376 3.284 Montfoort 29.009 1.281 Mook en Middelaar 18.684 825 Muiden 13.322 588 Naarden 30.217 1.334 Neder-Betuwe 37.080 1.637 Nederlek 36.089 1.593 Nederweert 30.473 1.346 Neerijnen 19.803 874 Niedorp 21.025 928 Nieuwegein 179.197 7.912 Nieuwkoop 73.656 3.252 Nieuw-Lekkerland 17.200 759 Nijkerk 86.290 3.810 Nijmegen 873.820 38.583 Noord-Beveland 16.696 737 Noordenveld 73.355 3.239 Noordoostpolder 118.901 5.250 Noordwijk 67.852 2.996 Noordwijkerhout 30.427 1.343 Nuenen c.a. 75.252 3.323 Nunspeet 45.856 2.025 Nuth 32.132 1.419 Oegstgeest 95.336 4.209
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
61
Begrotingtotaal Referentiewaarde 2011 (na o.b.v. bestemming) begrotingstotaal Gemeente Oirschot 50.269 2.220 Oisterwijk 46.146 2.038 Oldambt 118.773 5.244 Oldebroek 50.495 2.230 Oldenzaal 71.766 3.169 Olst-Wijhe 43.442 1.918 Ommen 43.466 1.919 Onderbanken 21.340 942 Oost Gelre 59.982 2.648 Oosterhout 126.929 5.604 Oostflakkee 20.867 921 Ooststellingwerf 56.434 2.492 Oostzaan 17.027 752 Opmeer 25.347 1.119 Opsterland 67.256 2.970 Oss 206.850 9.133 Oud-Beijerland 44.304 1.956 Oude IJsselstreek 82.660 3.650 Ouder-Amstel 25.885 1.143 Ouderkerk 19.048 841 Oudewater 17.548 775 Overbetuwe 78.572 3.469 Papendrecht 78.536 3.468 Peel en Maas 76.704 3.387 Pekela 36.406 1.607 Pijnacker-Nootdorp 175.273 7.739 Purmerend 212.026 9.362 Putten 36.038 1.591 Raalte 68.351 3.018 Reimerswaal 48.833 2.156 Renkum 68.720 3.034 Renswoude 8.987 397 Reusel-De Mierden 27.196 1.201 Rheden 88.568 3.911 Rhenen 33.178 1.465 Ridderkerk 132.072 5.831 Rijnwaarden 22.204 980 Rijnwoude 53.142 2.346 Rijssen-Holten 73.914 3.264 Rijswijk 147.048 6.493 Roerdalen 51.947 2.294 Roermond 174.483 7.704 Roosendaal 214.209 9.458 Rotterdam 3.932.615 173.640 Rozendaal 3.471 153 Rucphen 47.729 2.107 Schagen 55.276 2.441 Schermer 9.037 399 Scherpenzeel 13.838 611 Schiedam 275.399 12.160 Schiermonnikoog 5.417 239 Schijndel 52.648 2.325 Schinnen 25.612 1.131 Schoonhoven 29.712 1.312 Schouwen-Duiveland 97.331 4.298 's-Gravenhage 2.210.263 97.592 's-Hertogenbosch 539.973 23.842 Simpelveld 23.439 1.035 Sint Anthonis 33.181 1.465 Sint-Michielsgestel 73.705 3.254 Sint-Oedenrode 35.973 1.588 Sittard-Geleen 262.252 11.579 Skarsterlân 63.556 2.806
62
Begrotingtotaal Referentiewaarde 2011 (na o.b.v. bestemming) begrotingstotaal Gemeente Sliedrecht 50.294 2.221 Slochteren 34.693 1.532 Sluis 63.113 2.787 Smallingerland 160.277 7.077 Soest 91.223 4.028 Someren 49.741 2.196 Son en Breugel 48.012 2.120 Spijkenisse 203.019 8.964 Stadskanaal 95.766 4.228 Staphorst 29.978 1.324 Stede Broec 45.937 2.028 Steenbergen 45.292 2.000 Steenwijkerland 128.135 5.658 Stein 53.488 2.362 Stichtse Vecht 109.866 4.851 Strijen 16.052 709 Súdwest Fryslân 197.814 8.734 Ten Boer 12.923 571 Terneuzen 130.350 5.755 Terschelling 17.858 788 Texel 49.917 2.204 Teylingen 74.084 3.271 Tholen 50.572 2.233 Tiel 100.023 4.416 Tilburg 897.215 39.616 Tubbergen 38.807 1.713 Twenterand 70.953 3.133 Tynaarlo 75.038 3.313 Tytsjerksteradiel 61.190 2.702 Ubbergen 18.280 807 Uden 110.515 4.880 Uitgeest 17.134 757 Uithoorn 52.582 2.322 Urk 36.149 1.596 Utrecht 1.348.462 59.540 Utrechtse Heuvelrug 90.018 3.975 Vaals 30.059 1.327 Valkenburg aan de Geul 49.535 2.187 Valkenswaard 67.077 2.962 Veendam 104.496 4.614 Veenendaal 164.854 7.279 Veere 48.042 2.121 Veghel 138.182 6.101 Veldhoven 125.635 5.547 Velsen 147.456 6.511 Venlo 332.462 14.679 Venray 127.431 5.627 Vianen 46.960 2.073 Vlaardingen 235.809 10.412 Vlagtwedde 45.058 1.989 Vlieland 8.418 372 Vlissingen 155.050 6.846 Vlist 17.073 754 Voerendaal 22.365 988 Voorschoten 41.487 1.832 Voorst 44.004 1.943 Vught 68.738 3.035 Waalre 32.940 1.454 Waalwijk 155.918 6.884 Waddinxveen 129.082 5.699 Wageningen 80.802 3.568 Wassenaar 56.175 2.480 Waterland 31.037 1.370
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Begrotingtotaal Referentiewaarde 2011 (na o.b.v. bestemming) begrotingstotaal Gemeente Weert 151.977 6.710 Weesp 34.414 1.520 Werkendam 64.743 2.859 West Maas en Waal 44.259 1.954 Westerveld 42.323 1.869 Westervoort 28.000 1.236 Westland 239.682 10.583 Weststellingwerf 61.960 2.736 Westvoorne 41.164 1.818 Wierden 50.445 2.227 Wieringen 16.949 748 Wieringermeer 26.471 1.169 Wijchen 81.965 3.619 Wijdemeren 44.762 1.976 Wijk bij Duurstede 41.736 1.843 Winsum 27.917 1.233 Winterswijk 73.562 3.248 Woensdrecht 43.020 1.899 Woerden 94.967 4.193 Wormerland 27.788 1.227 Woudenberg 38.417 1.696 Woudrichem 32.376 1.430 Zaanstad 397.531 17.553 Zaltbommel 56.008 2.473 Zandvoort 41.926 1.851 Zederik 23.968 1.058 Zeevang 11.074 489 Zeewolde 39.217 1.732 Zeist 142.083 6.274 Zevenaar 113.796 5.025 Zijpe 25.013 1.104 Zoetermeer 384.674 16.985 Zoeterwoude 17.524 774 Zuidhorn 32.736 1.445 Zuidplas 101.049 4.462 Zundert 34.871 1.540 Zutphen 147.607 6.517 Zwartewaterland 49.315 2.177 Zwijndrecht 105.764 4.670 Zwolle 438.068 19.342 Totaal
53.617.896
2.367.438
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
63
Bijlage 5
Decentralisatie-uitkering Nationale gebiedsontwikkelingen (Nota Ruimte, BIRK), mutaties
64
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Overzicht DU Nationale gebiedsontwikkelingen (Nota Ruimte, Birk), mutaties Gemeente Almere Culemborg Den Haag Den Haag Enschede Enschede Groningen Heerlen Hengelo Leeuwarden Roosendaal Zaltbommel Zwartewaterland
Project Windesheim Hollandse Waterlinie World Forum Scheveningen boulevard Muziekkwartier Kennispark Europark Oranje Park Hart van Zuid Nieuw Zaailand Spoorhaven Station/vesting Bedrijventerrein
2011 17.200.000
2012 500.000
560.000 280.000
4.368.000 560.000
160.000 412.000
280.000 800.000 160.000 412.000
200.000 40.000
200.000 40.000
2013
2014
2015
555.000 7.259.000 7.259.000 7.281.000 506.000 560.000 560.000 560.000 800.000 280.000 280.000 280.000 160.000 412.000 800.000 200.000 40.000
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
160.000 412.000 800.000 200.000 40.000
160.000 412.000 200.000 200.000 40.000
65
Bijlage 6 Decentralisatie-uitkering Regionale coördinatie nazorg ex-gedetineerden
66
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Overzicht decentralisatie-uitkering Regionale coördinatie nazorg ex-gedetineerden* bedrag Alkmaar Almelo Almere Amersfoort Amsterdam Apeldoorn Arnhem Assen Bergen op Zoom Breda Delft Den Haag Den Helder Deventer Doetinchem Dordrecht Eindhoven Ede Enschede Emmen Gouda Groningen Haarlem Heerlen Helmond ‘s Hertogenbosch Hilversum Hoorn Leeuwarden Leiden Maastricht Nijmegen Oss Purmerend Rotterdam Spijkenisse Tilburg Utrecht Venlo Vlaardingen Vlissingen Zaanstad Zwolle
64.954 60.407 154.374 123.629 675.520 76.429 152.208 57.159 71.666 130.990 69.934 565.964 42.003 76.862 46.767 156.106 189.449 51.747 142.682 46.117 58.025 205.471 137.053 122.763 61.057 92.451 53.046 38.756 212.182 132.939 123.412 119.732 65.170 33.343 658.632 43.736 153.941 229.070 151.559 85.089 109.772 52.396 105.442
* Het bedrag wordt uitgekeerd in 2011 en is bestemd voor de jaren 2012 en 2013.
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
67
Bijlage 7 Decentralisatie-uitkering Centra voor jeugd en gezin 2012
68
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Overzicht decentralisatie-uitkering centra voor jeugd en gezin 2012 bedrag Aa en Hunze Aalburg Aalsmeer Aalten Achtkarspelen Alblasserdam Albrandswaard Alkmaar Almelo Almere Alphen aan den Rijn Alphen-Chaam Ameland Amersfoort Amstelveen Amsterdam Anna Paulowna Apeldoorn Appingedam Arnhem Assen Asten Baarle-Nassau Baarn Barendrecht Barneveld Bedum Beek Beemster Beesel Bellingwedde Bergambacht Bergeijk Bergen (L) Bergen (NH) Bergen op Zoom Berkelland Bernheze Bernisse Best Beuningen Beverwijk Binnenmaas Bladel Blaricum Bloemendaal Boarnsterhim Bodegraven-Reeuwijk Boekel Borger-Odoorn Borne Borsele Boskoop Boxmeer Boxtel Breda Brielle Bronckhorst Brummen Brunssum Bunnik Bunschoten Buren Bussum Capelle aan den IJssel
486.791 275.878 647.940 556.210 594.251 439.987 549.856 2.074.833 1.737.025 5.624.668 1.627.949 176.768 67.521 3.624.754 1.716.576 21.233.298 298.707 3.281.982 250.264 3.444.549 1.510.431 326.215 111.025 505.108 1.136.509 1.237.934 212.343 305.446 168.106 279.272 163.573 206.482 348.295 250.742 568.482 1.470.032 879.160 607.614 224.561 625.704 531.988 866.117 538.179 377.178 172.662 450.682 403.425 700.679 208.476 494.524 445.034 476.780 336.768 573.578 645.622 3.757.722 300.747 715.438 431.101 573.829 292.462 437.628 509.961 724.224 1.655.131
Castricum Coevorden Cranendonck Cromstrijen Cuijk Culemborg Dalfsen Dantumadiel De Bilt De Marne De Ronde Venen De Wolden Delft Delfzijl Den Haag Den Helder Deurne Deventer Diemen Dinkelland Dirksland Doesburg Doetinchem Dongen Dongeradeel Dordrecht Drechterland Drimmelen Dronten Druten Duiven Echt-Susteren Edam-Volendam Ede Eemnes Eemsmond Eersel Eijsden-Margraten Eindhoven Elburg Emmen Enkhuizen Enschede Epe Ermelo Etten-Leur Ferwerderadiel Franekeradeel Gaasterlan-Sleat Geertruidenberg Geldermalsen Geldrop-Mierlo Gemert-Bakel Gennep Giessenlanden Gilze en Rijen Goedereede Goes Goirle Gorinchem Gouda Graafstroom Graft-De Rijp Grave Groesbeek
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
bedrag 673.914 705.796 375.739 235.403 541.008 687.255 554.666 396.815 878.624 205.965 910.651 461.386 1.907.249 545.196 13.949.262 1.216.248 627.308 2.241.696 614.537 536.658 175.404 263.629 1.176.533 519.917 505.644 2.895.077 390.052 486.639 899.123 392.226 575.083 571.053 590.294 2.412.714 193.588 341.091 339.712 457.700 4.632.099 465.332 2.225.806 388.391 3.491.077 647.215 511.110 880.463 187.860 430.959 200.827 412.102 560.219 780.578 568.807 335.985 290.563 535.903 220.692 731.663 444.895 829.694 1.726.622 227.719 132.967 263.256 352.696
69
Overzicht decentralisatie-uitkering centra voor jeugd en gezin 2012 bedrag Groningen 3.508.264 Grootegast 269.279 Gulpen-Wittem 237.217 Haaksbergen 495.474 Haaren 265.691 Haarlem 3.366.908 Haarlemmerliede en Spaarnwoude 112.843 Haarlemmermeer 3.351.375 Halderberge 568.784 Hardenberg 1.255.342 Harderwijk 1.023.079 Hardinxveld-Giessendam 373.678 Haren 364.991 Harenkarspel 348.435 Harlingen 343.378 Hattem 238.087 Heemskerk 820.515 Heemstede 540.493 Heerde 345.910 Heerenveen 898.749 Heerhugowaard 1.189.684 Heerlen 1.814.518 Heeze-Leende 288.655 Heiloo 439.136 Hellendoorn 709.560 Hellevoetsluis 823.751 Helmond 2.095.534 Hendrik-Ido-Ambacht 615.758 Hengelo (O) 1.820.630 Het Bildt 239.509 Heumen 339.824 Heusden 894.794 Hillegom 411.968 Hilvarenbeek 293.202 Hilversum 1.852.095 Hof van Twente 687.764 Hoogeveen 1.145.200 Hoogezand-Sappemeer 795.931 Hoorn 1.674.988 Horst aan de Maas 821.227 Houten 1.130.555 Huizen 912.115 Hulst 506.726 IJsselstein 850.655 Kaag en Braassem 503.937 Kampen 1.127.575 Kapelle 263.097 Katwijk 1.323.589 Kerkrade 854.034 Koggenland 456.863 Kollumerland en Nieuwkruisland267.270 Korendijk 214.380 Krimpen aan den IJssel 602.605 Laarbeek 423.569 Landerd 294.485 Landgraaf 695.985 Landsmeer 203.283 Langedijk 586.412 Lansingerland 1.279.672 Laren 214.981 Leek 412.007 Leerdam 497.515 Leeuwarden 1.977.301 Leeuwarderadeel 214.100 Leiden 2.411.685
70
bedrag
Leiderdorp 583.761 Leidschendam-Voorburg 1.502.794 Lelystad 1.955.997 Lemsterland 287.801 Leudal 683.224 Leusden 591.055 Liesveld 212.250 Lingewaal 223.878 Lingewaard 935.584 Lisse 448.617 Littenseradiel 238.901 Lochem 630.763 Loon op Zand 449.920 Lopik 312.144 Loppersum 215.273 Losser 440.284 Maasdonk 229.686 Maasdriel 475.960 Maasgouw 419.970 Maassluis 737.852 Maastricht 2.125.441 Marum 223.567 Medemblik (nieuw) 896.353 Meerssen 348.899 Menameradiel 283.104 Menterwolde 243.465 Meppel 704.718 Middelburg 1.030.456 Middelharnis 351.328 Midden-Delfland 380.673 Midden-Drenthe 652.426 Mill en Sint Hubert 212.585 Millingen aan de Rijn 119.172 Moerdijk 723.147 Montferland 677.542 Montfoort 297.036 Mook en Middelaar 154.597 Muiden 138.994 Naarden 392.293 Neder-Betuwe 525.869 Nederlek 269.484 Nederweert 306.842 Neerijnen 254.748 Niedorp 255.107 Nieuwegein 1.329.843 Nieuwkoop 542.270 Nieuw-Lekkerland 227.471 Nijkerk 857.112 Nijmegen 3.361.311 Noord-Beveland 132.136 Noordenveld 596.843 Noordoostpolder 1.058.190 Noordwijk 480.963 Noordwijkerhout 303.209 Nuenen, Gerwen en Nederwetten 423.458 Nunspeet 570.466 Nuth 271.398 Oegstgeest 480.359 Oirschot 347.263 Oisterwijk 511.572 Oldambt 764.297 Oldebroek 454.784 Oldenzaal 695.852 Olst-Wijhe 357.774 Ommen 329.061
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Overzicht decentralisatie-uitkering centra voor jeugd en gezin 2012 bedrag Onderbanken Oost Gelre Oosterhout Oostflakkee Ooststellingwerf Oostzaan Opmeer Opsterland Oss Oud-Beijerland Oude IJsselstreek Ouder-Amstel Ouderkerk Oudewater Overbetuwe Papendrecht Peel en Maas Pekela Pijnacker-Nootdorp Purmerend Putten Raalte Reimerswaal Renkum Renswoude Reusel-De Mierden Rheden Rhenen Ridderkerk Rijnwaarden Rijnwoude Rijssen-Holten Rijswijk Roerdalen Roermond Roosendaal Rotterdam Rozendaal Rucphen Schagen Schermer Scherpenzeel Schiedam Schiermonnikoog Schijndel Schinnen Schoonhoven Schouwen-Duiveland 's-Hertogenbosch Simpelveld Sint Anthonis Sint-Michielsgestel Sint-Oedenrode Sittard-Geleen Skarsterlan Sliedrecht Slochteren Sluis Smallingerland Soest Someren Son en Breugel Spijkenisse Stadskanaal Staphorst
149.105 615.397 1.146.574 192.771 517.289 189.799 240.134 631.082 1.807.700 497.636 829.552 283.324 167.317 206.818 1.000.947 681.652 831.566 262.021 1.223.041 1.828.355 493.090 739.397 493.445 604.629 107.979 226.498 866.003 404.998 853.584 220.296 369.713 845.561 939.666 372.204 1.200.421 1.708.338 17.666.573 27.825 376.083 370.027 109.576 202.175 1.979.264 17.528 453.133 239.343 260.216 633.268 3.015.703 189.448 236.224 560.526 347.932 1.848.114 564.504 506.725 311.368 414.205 1.192.343 1.010.365 354.554 324.809 1.623.023 664.435 389.744
Stede Broec Steenbergen Steenwijkerland Stein Stichtse Vecht Strijen Sudwest Fryslân Teylingen Ten Boer Terneuzen Terschelling Texel Tholen Tiel Tilburg Tubbergen Twenterand Tynaarlo Tytsjerksteradiel Ubbergen Uden Uitgeest Uithoorn Urk Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vaals Valkenburg aan de Geul Valkenswaard Veendam Veenendaal Veere Veghel Veldhoven Velsen Venlo Venray Vianen Vlaardingen Vlagtwedde Vlieland Vlissingen Vlist Voerendaal Voorschoten Voorst Vught Waalre Waalwijk Waddinxveen Wageningen Wassenaar Waterland Weert Weesp Werkendam West Maas en Waal Westerveld Westervoort Westland Weststellingwerf Westvoorne Wierden Wieringen Wieringermeer
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
bedrag 451.678 439.695 879.683 460.744 1.336.677 170.808 1.752.234 771.643 164.937 1.104.638 82.306 273.505 559.122 1.015.829 4.599.696 452.359 713.930 642.668 653.255 176.882 868.064 267.333 626.868 538.055 7.241.111 987.766 171.207 287.656 569.440 593.236 1.473.540 417.066 810.466 842.355 1.439.913 2.138.695 911.023 430.087 1.664.960 307.305 23.205 930.001 195.755 224.151 507.541 440.039 533.807 335.184 943.850 538.310 641.273 531.892 328.518 992.850 386.885 532.653 350.807 346.639 331.540 2.087.308 512.911 247.417 479.097 164.280 260.656
71
Overzicht decentralisatie-uitkering centra voor jeugd en gezin 2012 bedrag Wijchen Wijdemeren Wijk bij Duurstede Winsum Winterswijk Woensdrecht Woerden Wormerland Woudenberg Woudrichem Zaanstad Zaltbommel Zandvoort Zederik Zeevang Zeewolde Zeist Zevenaar Zijpe Zoetermeer Zoeterwoude Zuidhorn Zuidplas Zundert Zutphen Zwartewaterland Zwijndrecht Zwolle
72
848.573 461.139 493.446 306.228 601.536 401.481 1.095.189 329.345 262.706 291.541 3.605.776 611.318 315.189 280.046 127.862 525.191 1.372.313 629.770 225.180 2.983.326 161.697 409.869 880.728 387.083 1.077.734 510.369 966.971 2.644.514
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Bijlage 8
Experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders WWB
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
73
Overzicht decentralisatie-experiment bevordering arbeidsparticipatie alleenstaande ouders WWB 2011
gemeente
vaste vergoeding €
vergoeding obv aandeel vergoeding alleenstaande ouders in voor experiment arbeidspool €
*
totaal €
€
Almere
20.000
586.739
277.707
884.446
Amsterdam
20.000
893.816
0
913.816
Bodegraven-Reeuwijk
20.000
20.247
4.370
44.616
Breda
20.000
134.558
0
154.558
Echt-Susteren
20.000
37.963
0
57.963
Enschede
20.000
325.216
0
345.216
Groningen
20.000
474.115
14.322
508.438
Heerenveen
20.000
83.519
16.264
119.783
Nijmegen
20.000
399.033
35.442
454.474
Oldambt
20.000
80.144
0
100.144
Schiedam
20.000
90.689
11.895
122.584
Vlaardingen
20.000
24.887
0
44.887
Zwolle
20.000
129.074
0
149.074
Totaal
260.000
3.280.000
360.000
3.900.000
*- Vanwege afronding kan het voorkomen dat de totalen niet geheel overeenstemmen met de som der opgetelde bedragen.
74
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Bijlage 9
Overzicht decentralisatie-uitkering vrouwenopvang
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
75
Decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang incl. eenmalige ophoging 2011 € 5 mln Beschermd en Weerbaar Alkmaar Almere Amersfoort Amsterdam Apeldoorn Arnhem Breda Delft Den Helder Dordrecht Ede Eindhoven Emmen Enschede Gouda Groningen Haarlem Heerlen Helmond Hilversum Leeuwarden Leiden Maastricht Nijmegen Rotterdam 's-Gravenhage 's-Hertogenbosch Spijkenisse Tilburg Utrecht Venlo Vlaardingen Vlissingen Zaanstad Zwolle
76
2011 1.751.868 1.667.973 1.614.073 7.882.245 2.149.614 5.296.535 5.940.399 1.607.675 872.856 1.679.963 1.201.138 2.440.383 1.906.732 2.818.900 1.753.536 3.592.362 2.406.480 1.215.035 926.563 1.063.928 4.023.706 3.945.044 2.408.134 2.153.594 5.470.798 4.900.301 2.918.047 1.139.469 4.840.619 4.826.200 2.014.064 881.652 1.553.151 1.317.240 3.042.779
incl. structurele ophoging m.i.v. 2012 vertaal- en tolkdiensten 2012 1.652.139 1.571.641 1.526.562 7.622.098 2.039.391 5.136.019 5.783.540 1.537.251 836.360 1.586.875 1.149.834 2.319.049 1.800.061 2.675.604 1.698.046 3.463.916 2.278.651 1.158.413 880.457 1.006.076 3.882.881 3.826.636 2.329.010 2.037.910 5.247.027 4.696.865 2.772.926 1.071.485 4.739.898 4.622.798 1.902.876 835.234 1.468.398 1.240.876 2.926.254
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Bijlage 10
Overzicht decentralisatie-uitkering Herstructurering van bedrijventerreinen / Motie Van Heugten
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
77
Overzicht decentralisatie-uitkering bedrijventerreinen/ motie van Heugten gemeente Beek Emmen Etten-leur Hoogeveen Kampen Nijmegen Ooststellingwerf Oss Rijnwoude Rotterdam 's-Hertogenbosch Vlaardingen
78
2011
2012
2013
2014
180.000 0 440.000 250.000 150.000 1.242.000 2.703.000 500.000
271.000 250.000 250.000
0
159.000
1.030.000 690.000
275.000 250.000 775.000 150.000 950.000 250.000
2015
2016
0
520.000
375.000
325.000
150.000
530.000
250.000 250.000
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Bijlage 11
Overzicht decentralisatie-uitkering Eigen Kracht
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
79
Overzicht decentralisatie-uitkering Eigen Kracht gemeente 2011 2012 2013 Alkmaar 50.000 50.000 50.000 Almere 50.000 50.000 50.000 Amersfoort 50.000 50.000 50.000 Amsterdam 250.000 Breda 50.000 50.000 50.000 Delft 50.000 50.000 50.000 Deventer 50.000 50.000 50.000 Doetinchem 50.000 50.000 50.000 Eindhoven 50.000 50.000 50.000 Enschede 50.000 50.000 50.000 Groningen 50.000 50.000 50.000 Haarlem 50.000 50.000 50.000 Hengelo 50.000 50.000 50.000 Leeuwarden 50.000 50.000 50.000 Nijmegen 50.000 50.000 50.000 Rotterdam 250.000 's-Gravenhage 250.000 Sittard-Geleen 50.000 50.000 50.000 Tiel 50.000 50.000 50.000 Tilburg 50.000 50.000 50.000 Utrecht 250.000 Zeist 50.000 50.000 50.000
80
SEPTEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
de gemeentebesturen, ter attentie van de raden en de colleges van B&W
Bestuur, Democratie en Financiën Financieel en Informatiestelsel Schedeldoekshaven 200 2511 EZ Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag www.rijksoverheid.nl Contactpersoon Algemeen: Y. Drese T (070) 426 6277 eventuele vragen per e-mail [email protected]
Datum 7 december 2011 Onderwerp Doelstelling
decembercirculaire gemeentefonds 2011 bekendmaking van beleid en het geven van informatie
Relaties met andere circulaires
septembercirculaire 2011 (2011-2000409303); meicirculaire 2011 (2011-2000038740)
Geldig tot
1 juli 2012
Kenmerk 2011-2000445974
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Voorwoord Voor u ligt de decembercirculaire 2011 van het gemeentefonds. In deze circulaire informeer ik u over de uitkeringsjaren 2009 tot en met 2012.
Het zwaartepunt van de besluitvorming over de uitkeringen uit het gemeentefonds vindt zijn neerslag in de jaarlijkse mei- en septembercirculaires. In deze circulaire is onder andere de technische verhoging van de algemene uitkering 2009 tot en met 2011 opgenomen. De septembercirculaire 2011 kondigde deze verhoging al aan voor 2012 en verder. Daarnaast wordt de algemene uitkering over 2009 definitief vastgesteld. Verder is de verdeling vermeld van de middelen die voor 2012 in verband met de invoeringskosten jeugdzorg beschikbaar zijn.
Van belang is ten slotte de besluitvorming over het tijdstip van invoering van de resultaten van de herijking gemeentefonds.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Mede namens de staatssecretaris van Financiën,
J.P.H. Donner
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Inhoudsopgave
1.
Uitkeringsjaar 2009 ........................................................................................1
1.1.
Technische correctie gemeentefonds .............................................................1
1.2.
Definitieve vaststelling uitkeringsfactor .........................................................1
1.3.
Voorschotbetalingen ...................................................................................1
1.4.
Beschikkingen algemene uitkering ................................................................1
2.
Uitkeringsjaar 2010 ........................................................................................3
2.1.
Technische correctie gemeentefonds .............................................................3
2.2.
Ontwikkeling uitkeringsbasis en voorlopige uitkeringsfactor .............................3
2.3.
Voorschotbetalingen ...................................................................................3
3.
Uitkeringsjaar 2011 ........................................................................................5
3.1.
Opbouw uitkeringen ....................................................................................5
3.2.
Technische correctie gemeentefonds .............................................................6
3.3.
Impuls tijdelijk huisverbod (huiselijk geweld) .................................................6
3.4.
Maatstaf bijstandsontvangers.......................................................................6
3.5.
Algemene uitkering en uitkeringsfactor..........................................................6
3.6.
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen ......................................................7
3.6.1.
WoON Oversampling 2011-2012 ...............................................................7
3.6.2.
Green Deal Rotterdam .............................................................................7
3.6.3.
Bodemsanering.......................................................................................7
3.6.4.
Nationale gebiedsontwikkelingen (Nota Ruimte en BIRK) .............................7
3.6.5.
Onderwijsexperiment Het Zwanenbos ........................................................7
3.6.6.
Bedrijventerreinen/motie Van Heugten ......................................................8
4.
Uitkeringsjaar 2012 ........................................................................................9
4.1.
Opbouw uitkeringen ....................................................................................9
4.2.
Overheidsbrede inkoop van beeldmateriaal ..................................................10
4.3.
Algemene uitkering en uitkeringsfactor........................................................10
4.4.
Decentralisatie-uitkering Impuls brede scholen, sport en cultuur ....................10
4.5.
Decentralisatie-uitkering Bedrijventerreinen/motie Van Heugten ....................10
4.6.
Invoeringskosten decentralisatie jeugdzorg..................................................10
4.7.
Voorschotbetalingen .................................................................................11
5.
Overige mededelingen ..................................................................................13
5.1.
Verdeelonderzoeken gemeentefondsclusters ................................................13
5.2.
Invoering Basisregistraties Adressen en Gebouwen .......................................13
5.3.
EMU-saldo medeoverheden ........................................................................13
Bijlage 1
Verdeeltabel 2011 .............................................................................16
Bijlage 2
Decentralisatie-uitkering WoON Oversampling 2011-2012 ......................18
Bijlage 3
Decentralisatie-uitkering Impuls brede scholen, sport en cultuur 2012 .....20
Bijlage 4
Decentralisatie-uitkering Bedrijventerreinen/motie Van Heugten ............27
Bijlage 5
Decentralisatie-uitkering Invoeringskosten jeugdzorg 2012.....................29
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
1.
Uitkeringsjaar 2009
1.1.
Technische correctie gemeentefonds
Wij verhogen de algemene uitkering voor de jaren 2009 tot en met 2011 met € 39 miljoen. In paragraaf 5.2 van de septembercirculaire 2011 hebben wij gemeld dit bedrag al structureel te zullen toevoegen met ingang van 2012. Door de verhoging bedraagt de omvang van het gemeentefonds exclusief Wmo € 16.149,126 miljoen.
1.2.
Definitieve vaststelling uitkeringsfactor
Wij stellen de uitkeringsfactor voor het jaar 2009 definitief vast op 1,578. Dit is zes punten hoger dan de stand van de septembercirculaire 2010. Eén punt wordt veroorzaakt door de definitieve vaststelling van de WOZ-waarden, die hoger zijn uitgekomen dan de voorlopige cijfers aangaven. Een andere verhoging van één punt wordt veroorzaakt door de verdeling van de verdeelreserve. Het uitkeren van de verdeelreserve heeft een structureel effect voor de jaren na 2009 en is al verwerkt in de uitkeringsfactoren voor de jaren 2010 en verder in de septembercirculaire 2011. Verder heeft de technische correctie uit paragraaf 1.1 een effect van 4 punten op de uitkeringsfactor.
Tabel 1.2 Ontwikkeling uitkeringsfactor 2009 Stand uitkeringsfactor 2009 (septembercirculaire 2010) mutaties uitkeringsfactor in punten - technische correctie - definitieve WOZ-waarden - verdeelreserve (2009) Totaal mutaties in punten Stand uitkeringsfactor 2009 in deze circulaire
1.3.
1,572
0,004 0,001 0,001 0,006 1,578
Voorschotbetalingen
In de betaalmaand december 2011 wordt de bevoorschotting voor het uitkeringsjaar 2009 aangepast op grond van de informatie in paragraaf 1.2 en op basis van het feit dat de integratie-uitkering Wmo 2009, zoals in de septembercirculaire 2011 vermeld, definitief is vastgesteld.
1.4.
Beschikkingen algemene uitkering
De beschikking waarmee de algemene uitkering voor 2009 wordt vastgesteld zal eind december 2011 naar de gemeenten worden verzonden. Gemeenten waarvoor nog niet alle basisgegevens definitief zijn vastgesteld, zullen de beschikking op een later tijdstip ontvangen.
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
1
2
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
2.
Uitkeringsjaar 2010
2.1.
Technische correctie gemeentefonds
Wij verhogen de algemene uitkering met € 39 miljoen (zie ook paragraaf 1.1 van deze circulaire en paragraaf 5.2 van de septembercirculaire 2011). Daardoor bedraagt de omvang van het gemeentefonds exclusief Wmo € 17.054,900 miljoen.
2.2.
Ontwikkeling uitkeringsbasis en voorlopige uitkeringsfactor
De uitkeringsfactor stellen wij voorlopig vast op 1,547. Dit is vijf punten hoger dan de stand van de septembercirculaire 2011. Dit wordt veroorzaakt door de technische correctie uit paragraaf 2.1 (vier punten) en het uitdelen van de verdeelreserve van 2010 (één punt).
2.3.
Voorschotbetalingen
De gegevens uit deze circulaire leiden tot aanpassing van de voorschotbetalingen op de algemene uitkering over 2010. Het betreft de bijstelling van de uitkeringsfactor die met ingang van de betaalmaand december 2011 geëffectueerd zal worden.
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
3
4
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
3.
Uitkeringsjaar 2011
3.1.
Opbouw uitkeringen
Tabel 3.1 vermeldt de opbouw van de uitkeringen 2011 na actualisatie ten opzichte van de septembercirculaire 2011. De tabel gaat uit van het bedrag aan uitkering van € 17.054,900 miljoen dat voor 2010 is geraamd in paragraaf 2.1. De taakmutaties zijn gegroepeerd per cluster. In de volgende paragrafen worden de mutaties toegelicht.
Tabel 3.1 Opbouw uitkeringen 2011 (mln €) §
Raming deze
Uitkeringen 2010 (beginstand)
17.054,900
algemene mutaties
September circulaire 1 van 2011
circulaire
17.015,900
-22,390
cluster eigen inkomsten
0,000
cluster werk en inkomen
-24,507
cluster zorg
6,438
cluster educatie
8,528
cluster sport, kunst en ontspanning
-0,099
cluster VHROSV
-0,498
cluster oudheid
-0,062
cluster riolering
-0,767
cluster wegen en water
-2,097
cluster reiniging
-1,431
cluster groen
-0,704
cluster bevolkingszaken
0,923
cluster openbare orde en veiligheid - mannenopvang
-
- bommenregeling
-0,400
- aanpassing uitname BTW-compensatiefonds - tijdelijk huisverbod bij huiselijk geweld
-0,347 1,200
§ 3.3
#
0,453 cluster fysiek milieu
-0,190
cluster overig/algemene ondersteuning
22,210
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen (excl. Wmo) - mutaties van invloed op omvang GF Uitkeringen (excl. Wmo)
-133,820
-141,893
16.906,887
16.858,614
waarvan - algemene /aanvullende uitkeringen - integratie- en decentralisatie-uitkeringen
15.756,663
15.716,463
1.071,123
1.063,050
- suppletie-uitkering afschaffing OZB woningen gebruikers
59,739
- suppletie-uitkering bommenregeling
18,849
- suppletie-uitkering verdeelmodel 2011 - Wmo
0,513 1.455,986
1 De vergelijking met de septembercirculaire is alleen opgenomen als de raming van het betreffende onderdeel is gewijzigd. Het teken # geeft een onderdeel aan dat niet werd geraamd in die circulaire.
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
5
3.2.
Technische correctie gemeentefonds
Wij verhogen de algemene uitkering met € 39 miljoen (zie ook paragraaf 1.1 van deze circulaire en paragraaf 5.2 van de septembercirculaire 2011). Het bedrag is niet afzonderlijk zichtbaar in tabel 3.1. Het is inbegrepen in het beginbedrag 2010 in de tabel.
3.3.
Impuls tijdelijk huisverbod (huiselijk geweld)
De minister van Veiligheid en Justitie stelt incidenteel een bedrag van in totaal € 1,2 miljoen beschikbaar via de algemene uitkering. Deze middelen zijn bedoeld om gemeenten te compenseren voor de kosten die samenhangen met een groter aantal opgelegde huisverboden en vormen een aanvulling op de middelen die structureel beschikbaar worden gesteld voor de extra bevoegdheden en taken van de burgemeester als gevolg van de Wet tijdelijk huisverbod. Het bedrag zal worden verdeeld via de maatstaf inwoners binnen het cluster OOV.
3.4.
Maatstaf bijstandsontvangers
In paragraaf 4.5 van de septembercirculaire 2011 informeerden wij u over problemen met de
telling
van
het
aantal
jongeren
met
een
werkleertraject
dat
geen
inkomensondersteuning ontvangt (onderdeel van de WIJ). Na uitvoerig onderzoek met verschillende partijen is gebleken dat uit het bestaande cijfermateriaal geen betrouwbare gegevens kunnen worden gevormd. Mede gezien de tijdelijkheid van de regeling, het lopende traject rondom de herijking van het gemeentefonds en de invoering van de wet Werken naar Vermogen, is er vanaf gezien de inspanningen om betrouwbare gegevens te verkrijgen voort te zetten. Dit betekent dat bij de verdeling van het gemeentefonds geen rekening zal worden gehouden met de genoemde jongeren.
3.5.
Algemene uitkering en uitkeringsfactor
Inclusief de aanvullende uitkering bedraagt de algemene uitkering over het jaar 2011 naar huidig inzicht € 15.756,663 miljoen. De uitkeringsfactor stellen wij voorlopig vast op 1,534. De stijging met vijf punten ten opzichte van de septembercirculaire 2011 is het gevolg van de technische correctie uit paragraaf 3.2 (vier punten) en de uitdeling van de verdeelreserve 2010 (één punt). Voor het uitkeringsjaar 2011 bedraagt de verdeelreserve op dit moment één punt. De uitkeringsbasis is niet geactualiseerd ten opzichte van de stand septembercirculaire 2011.
6
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
3.6.
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen
3.6.1.
WoON Oversampling 2011-2012
Voor 2011 wordt een bedrag van € 0,253 miljoen verdeeld via de decentralisatie-uitkering WoON Oversampling 2011-2012. De verdeling van dit budget over de gemeenten wordt in bijlage 2 gepresenteerd.
In 2011-2012 wordt voor de derde keer het WoonOnderzoek Nederland (WoON) gehouden. Oversamplen is het verhogen van het aantal respondenten om ook op een lager schaalniveau betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Gelijktijdig met het landelijke onderzoek dat in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken wordt uitgevoerd, wordt een deel van het onderzoek (de oversampling) in opdracht van andere partijen gedaan,
zoals
gemeenten,
provincies,
stadsgewesten
en
woningcorporaties.
De
werkzaamheden voor de oversampling zijn gestart in 2011 en zijn in 2012 gereed.
3.6.2.
Green Deal Rotterdam
De gemeente Rotterdam ontvangt in 2011 incidenteel € 1 miljoen via de decentralisatieuitkering Green Deal Rotterdam. Het Ministerie van BZK ondersteunt de uitvoering van het Rotterdamse programma financieel, omdat het een grote bijdrage levert aan de uitvoering van het Plan van Aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving van het ministerie. Centraal in dit plan staat de voorbeeldrol van overheden ten aanzien van energiebesparing. De kennis en ervaringen kunnen als voorbeeld dienen voor andere gemeenten en gebouweigenaren en daarmee de totale markt in beweging zetten.
3.6.3. De
Bodemsanering
gemeente
Tilburg
ontvangt
in
2011
incidenteel
€ 0,4
miljoen
extra
via
de
decentralisatie-uitkering Bodemsanering.
3.6.4.
Nationale gebiedsontwikkelingen (Nota Ruimte en BIRK)
De gemeente Eindhoven ontvangt in 2011 € 4,080 miljoen en in 2012 € 2,720 miljoen voor de decentralisatie-uitkering Nationale gebiedsontwikkelingen. De uitkering betreft de bijdrage van het Rijk aan de ontsluiting van de A2 rondom Eindhoven.
3.6.5.
Onderwijsexperiment Het Zwanenbos
De gemeente Zoetermeer ontvangt in 2011 incidenteel € 42.522 in verband met het onderwijskundig experiment op basisschool ‘Het Zwanenbos’ te Zoetermeer. De bijdrage is gekoppeld aan het aantal leerlingen, voor 2011 68, en wordt in de vorm van een decentralisatie-uitkering aan de gemeente verstrekt.
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
7
3.6.6.
Bedrijventerreinen/motie Van Heugten
De gemeente Ooststellingwerf ontvangt in 2011 incidenteel € 2,297 miljoen extra via de decentralisatie-uitkering Bedrijventerreinen/motie Van Heugten.
8
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
4.
Uitkeringsjaar 2012
4.1.
Opbouw uitkeringen
Tabel 4.1 vermeldt de opbouw van de uitkeringen 2012 na actualisering ten opzichte van de septembercirculaire 2011. Zij gaat uit van het bedrag aan uitkeringen van € 16.906,887 miljoen dat voor 2011 is geraamd in tabel 3.1. In volgende paragrafen worden de mutaties toegelicht, voor zover dat nog niet elders in deze circulaire of in eerdere circulaires is gebeurd.
Tabel 4.1 Opbouw uitkeringen 2012 (mln €) Raming deze circulaire
Uitkeringen voorafgaand jaar (beginstand)
§
16.906,887
september circulaire van 2011 1 16.858,614
algemene mutaties - accres
-87,887
- aanvullende algemene mutatie 2 - technische correctie
41,387
- accres (gerichte verdeling, ingroeiregeling OHV)
-8,500
-
- vrijval gericht accres suppletie-uitkering OZB
39,000
0,000
- A+O fonds
-0,229
- EU-richtlijn invordering
-0,090
- overheidsbrede inkoop van beeldmateriaal
-0,300
- wachtgelden herindelingen
pm
- waarderingskamer
pm
§ 4.2
-4,200
§ 3.3
#
-55,619 cluster eigen inkomsten
0,000
cluster werk en inkomen
36,300
cluster zorg
37,670
cluster educatie
8,400
cluster bevolkingszaken
-21,327
cluster openbare orde en veiligheid - mannenopvang
-1,200
- tijdelijk huisverbod bij huiselijk geweld
-1,200 -2,400
cluster fysiek milieu
-50,000
cluster bestuursorganen
0,000
cluster overig/algemene ondersteuning
0,000
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen (excl. Wmo) - mutaties van invloed op omvang GF Uitkeringen (excl. Wmo)
73,493
72,402
16.933,404
16.920,340
waarvan - algemene /aanvullende uitkeringen - integratie- en decentralisatie-uitkeringen - suppletie-uitkering afschaffing OZB woningen gebruikers - suppletie-uitkering bommenregeling
15.714,257
15.710,357
1.140,559
1.131,395
59,739 18,849
- Wmo
1.493,323
1 De vergelijking met de septembercirculaire is alleen opgenomen als de raming van het betreffende onderdeel is gewijzigd. Het teken # geeft een onderdeel aan dat niet werd geraamd in die circulaire. 2 In de septembercirculaire is de omvang van het gemeentefonds in het uitkeringsjaar 2012 met € 39 mln verhoogd. Aangezien bij deze circulaire de omvang van het gemeentefonds voor het jaar 201 met dit bedrag verhoogd is werkt dat door naar verdere jaren.
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
9
4.2. Door
Overheidsbrede inkoop van beeldmateriaal een
geactualiseerde
aanbestedingswijze
is
de
in
paragraaf
5.4
van
de
septembercirculaire aangekondigde uitlichting van € 4,2 miljoen uit het gemeentefonds voor 2012 en 2013 niet meer aan de orde.
Wel vindt voor 2012 voor een bedrag van € 0,3 miljoen een eenmalige overboeking plaats uit het gemeentefonds naar de begroting van IenM in verband met de bijdrage van de gemeenten aan de voorbereidingskosten.
4.3.
Algemene uitkering en uitkeringsfactor
Inclusief de aanvullende uitkering bedraagt de algemene uitkering over het jaar 2012 naar huidig inzicht € 15.714,257 miljoen. De uitkeringsfactor stellen wij voorlopig vast op 1,512. Dit is twee punten hoger dan de stand septembercirculaire 2011. Dit wordt veroorzaakt door het uitdelen van de verdeelreserve van 2010 (één punt) en de afronding. Voor het uitkeringsjaar 2012 bedraagt de verdeelreserve op dit moment twee punten. De uitkeringsbasis is niet geactualiseerd ten opzichte van de stand septembercirculaire 2011.
4.4.
Decentralisatie-uitkering Impuls brede scholen, sport en cultuur
De Impuls brede scholen, sport en cultuur richt zich op de realisatie van combinatiefuncties. Per 2012 is deelnemende gemeenten de mogelijkheid geboden om te kiezen uit 60%, 80% of 100% van het vanaf 2012 oorspronkelijk geldend aantal formatieplaatsen. In bijlage 3 zijn de nieuwe bedragen en fte’s per gemeente opgenomen.
Eerdere informatie treft u aan in de paragrafen 5.3 van de meicirculaire 2011, 6.19 van de septembercirculaire 2010 en 5.2 van de meicirculaire 2009. Voor meer informatie over de impuls kunt u zich wenden tot het informatiepunt dat namens OCW, VWS, de VNG en de andere partners is ingesteld bij de Vereniging Sport en Gemeenten (André de Jeu, [email protected], 026 – 339 64 10).
4.5.
Decentralisatie-uitkering Bedrijventerreinen/motie Van Heugten
Ten opzichte van paragraaf 7.5 van de septembercirculaire 2011 zijn in sommige bedragen kleine veranderingen aangebracht. In bijlage 4 is voor de gemeenten waarbij zich wijzigingen hebben voorgedaan de verbeterde reeks bedragen opgenomen. De verbeterde bedragen zijn vetgedrukt.
4.6.
Invoeringskosten decentralisatie jeugdzorg
In paragraaf 7.16 van de septembercirculaire 2011 is aangegeven dat voor de invoeringskosten voor de decentralisatie jeugdzorg in 2012 € 16 miljoen beschikbaar is.
10
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Voor 2013 is € 48 miljoen beschikbaar. Over de verdeling van deze budgetten heeft inmiddels bestuurlijk overleg plaatsgevonden.
Afgesproken is dat in 2012 € 10,5 miljoen via een decentralisatie-uitkering over alle gemeenten wordt verdeeld. Het bedrag wordt verdeeld op basis van het aantal jongeren (2/3e deel) en een vast bedrag voor iedere gemeente (1/3e deel). In 2012 wordt een deel van
het
budget
transitiecommissie
bestemd (€ 0,5
voor
provincies
miljoen).
Het
(€ 1,6
miljoen)
resterende
bedrag
en
een
(€ 3,4
deel
voor
miljoen)
de
wordt
gereserveerd voor onderzoek, congressen en andere ondersteunende activiteiten.
Een overzicht met de toekenning per gemeente is opgenomen in bijlage 5.
4.7.
Voorschotbetalingen
De voorschotbetalingen op de algemene uitkering over 2012 zullen gebaseerd worden op de voorlopige uitkeringsfactor volgens deze circulaire en de voorlopige bedragen per eenheid die in de septembercirculaire 2011 in bijlage 1 zijn opgenomen.
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
11
12
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
5.
Overige mededelingen
5.1.
Verdeelonderzoeken gemeentefondsclusters
In
paragraaf
8.7
van
de
septembercirculaire
2011
informeerden
wij
u
over
de
verdeelonderzoeken naar de gemeentefondsclusters. Op 15 en 16 november 2011 zijn de adviezen van de Rfv en de VNG ontvangen. De fondsbeheerders hebben er oog voor dat er veel op de gemeenten afkomt met de decentralisaties en noodzakelijke bezuinigingen. Een adequate verdeling van het gemeentefonds is daarbij essentieel, maar de fondsbeheerders begrijpen dat het tijd van gemeenten vraagt om te kunnen anticiperen op wijzigingen in de omvang van de algemene uitkering. Gezien het voorgaande hebben de fondsbeheerders besloten om, conform de verzoeken van de Rfv en de VNG, prioriteit te (blijven) geven aan de inbedding van de decentralisaties Begeleiding, Jeugdzorg en de uitvoeringslasten Wet werken naar vermogen in het gemeentefonds. Voorts hebben de fondsbeheerders besloten dat de invoering van de herverdeling van de overige onderdelen van het gemeentefonds niet eerder dan per 2014 zal plaatsvinden, tenzij de VNG en de fondsbeheerders eerdere invoering wenselijk achten. Dit besluit kan, op basis van de uitkomsten van de tweede fase van het onderzoek, in april 2012 worden genomen.
5.2.
Invoering Basisregistraties Adressen en Gebouwen
De invoering van de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) heeft gevolgen voor de wijze waarop de aantallen van de maatstaf woonruimten kunnen worden vastgesteld (zie hierover paragraaf 7.5 van de meicirculaire 2011).
Over de gevolgen van de overstap naar de BAG voor de woningvoorraad zijn gemeenten in september van dit jaar door het CBS per brief geïnformeerd, op basis van de stand die op dat moment bekend was in de BAG. Het uitkeringsjaar 2013 is het eerste jaar dat de fondsbeheerders voor de verdeling geen gebruik meer kunnen maken van de huidige definitie van de maatstaf woonruimten zoals door het CBS wordt geleverd.
Naar de wijze van invoering van de BAG in de verdeelsystematiek van het gemeentefonds vindt momenteel in samenwerking met de VNG en het CBS nader onderzoek plaats. Er worden daarbij meerdere alternatieven verkend. Over de uitkomst wordt u in de komende meicirculaire geïnformeerd.
5.3.
EMU-saldo medeoverheden
Paragraaf 8.6 en bijlage 4 van de septembercirculaire 2011 besteden aandacht aan de EMU-ruimte van de medeoverheden. De beheersing van het EMU-saldo is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Rijk en de medeoverheden. In 2013 moet het EMU-saldo volgens de Europese eisen binnen de grens van -3% BBP worden gebracht. Gebleken is dat
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
13
het totale EMU-saldo 2011 -4,5% BBP bedraagt. De medeoverheden hebben hierin een aandeel van -0,8%. Zij overschrijden hiermee de bestuurlijk overeengekomen maximale tekortnorm van -0,5% BBP met 0,3% BBP.
14
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Bijlagen
Decembercirculaire gemeentefonds 2011
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
15
Bijlage 1
Verdeeltabel 2011
16
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Tabel 1: Verdeeltabel 2011 (stand december 2011; bedragen in € in basis) maatstaven en uitkeringsfactor
b.p.e. 2011 stand september 2011
OZB (woning eigenaar) OZB (niet woningen gebruiker) OZB (niet woningen eigenaar) inwoners nieuwbouwwoningen krimp kernen met minstens 500 adressen OZB waarde niet woningen (in mln) jongeren ouderen ouderen 75-85 jaar wadden, t/m 2500 inwoners wadden, van 2501 t/m 7500 inwoners wadden, vanaf 7501 inwoners huishoudens met laag inkomen huishoudens met laag inkomen (drempel) bijstandsontvangers ABW schaalnadeel ABW schaalvoordeel uitkeringsontvangers minderheden eenouderhuishoudens klantenpotentieel lokaal klantenpotentieel regionaal leerlingen (V)SO leerlingen VO extra groei leerlingen VO extra groei jongeren land land *% slechte grond land *bodemfactor gemeente binnenwater buitenwater oppervlak bebouwing opp. bebouwing kern *bodemfactor kern opp. beb. buitengebied *bf. buitengebied woonruimten woonruimten *bodemfactor kern woonruimten *% slechte grond opp. historische kernen, <40 ha opp. historische kernen, 40-64 ha opp. historische kernen, >64 ha lengte historisch water bewoonde oorden 1930 hist.woningen in bewoonde oorden ISV (a) ISV (b) omgevingsadressendichtheid (OAD) OAD *% slechte grond oeverlengte * bodemfactor gemeente oeverlengte *dichtheid *bf. gemeente kernen kernen *bodemfactor buitengebied bedrijfsvestigingen vast bedrag voor iedere gemeente 1 vast bedrag voor Amsterdam vast bedrag voor Rotterdam vast bedrag voor Den Haag vast bedrag voor Utrecht vast bedrag Waddengemeenten herindeling (per gemeente)
-0,0935% -0,1010% -0,1253% 132,98 1.292,90 397,63 28.180,76 312,00 223,64 83,55 27,63 189,02 147,72 32,56 86,97 363,27 1.457,79 112.792,26 3.720,71 108,77 327,41 147,72 51,45 15,48 315,82 451,59 221,81 169,94 32,58 -1,67 28,70 39,19 23,10 478,28 3.322,69 1.646,31 178,49 27,77 25,84 3.352,42 7.027,02 15.569,38 15,41 31,13 87,70 14.824.166,19 9.316.642,46 63,17 0,21 7,15 3,55 9.195,56 14.910,99 114,54 261.538,32 189.283.164,76 109.868.360,21 81.418.324,67 45.061.771,28 149.950,63 2.245.440,00
herindeling (per inwoner)
53,29
uitkeringsfactor
1,529
wijzigingen sinds september 2011
0,05
bedragen per eenheid 2011 (deze circulaire) -0,0935% -0,1010% -0,1253% 133,03 1.292,90 397,63 28.180,76 312,00 223,64 83,55 27,63 189,02 147,72 32,56 86,97 363,27 1.457,79 112.792,26 3.720,71 108,77 327,41 147,72 51,45 15,48 315,82 451,59 221,81 169,94 32,58 -1,67 28,70 39,19 23,10 478,28 3.322,69 1.646,31 178,49 27,77 25,84 3.352,42 7.027,02 15.569,38 15,41 31,13 87,70 14.824.166,19 9.316.642,46 63,17 0,21 7,15 3,55 9.195,56 14.910,99 114,54 261.538,32 189.283.164,76 109.868.360,21 81.418.324,67 45.061.771,28 149.950,63 2.245.440,00 53,29
0,005
1,534
1 Vanaf 2006 ontvangt Baarle Nassau twee maal het vaste bedrag.
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
17
Bijlage 2
Decentralisatie-uitkering WoON Oversampling 2011-2012
18
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
gemeente Amstelveen Arnhem Bergen op Zoom Delft Duiven Gouda Harderwijk Hattem Kampen Katwijk Lingewaard Maassluis Nijmegen Nunspeet 's-Gravenhage Teylingen Utrecht Vlaardingen Zwolle
bedrag
schaalniveau
4.763 20.000 20.000 20.000 18.451 6.077 17.789 13.108 6.270 5.626 15.496 6.831 20.000 18.747 3.399 6.265 10.627 20.000 20.000
gemeente gemeente gemeente stadsgewest Haaglanden gemeente gemeente gemeente stadsregio Regio Noord-Veluwe gemeente gemeente stadregio Arnhem-Nijmegen gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
19
Bijlage 3
Decentralisatie-uitkering Impuls brede scholen, sport en cultuur 2012
20
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Overzicht decentralisatie-uitkering Impus brede scholen, sport en cultuur bedrag 2012 Tranche 60-80-100% Aa en Hunze Aalburg Aalsmeer Achtkarspelen Alblasserdam Albrandswaard Alkmaar Almelo Almere Alphen aan den Rijn Ameland Amersfoort Amsterdam Anna Paulowna Apeldoorn Appingedam Arnhem Assen Baarle-Nassau Barneveld Bedum Beek Beemster Beesel Bellingwedde Bergeijk Bergen L Bergen NH Bergen op Zoom Berkelland Bernheze Bernisse Best Binnenmaas Bladel Bloemendaal Boarnsterhim Boekel Borger-Odoorn Borne Borsele Boskoop Boxmeer Boxtel Breda Brielle Brummen Brunssum Capelle aan den IJssel Castricum Coevorden Cranendonck Cromstrijen Cuijk Culemborg Dalfsen
3e
60%
4e 3e 3e
100% 100% 100%
4e 3e
100% 100%
1e 1e 2e 2e 4e 1e 1e 2e 2e 4e 1e 2e 4e 3e 3e
100% 100% 80% 100%
2e 4e 4e 4e 4e 4e 3e 3e
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 80% 100% 100% 100% 80% 60% 100% 100%
4e 3e
100% 60%
4e 3e 3e 3e
100% 80% 60% 100%
4e 2e 4e 3e 3e
100% 80%
2e 4e 3e 3e 1e 4e 4e 4e 2e 4e 2e 4e 4e 3e 3e 3e
100% 100% 100% 100% 60% 60% 100% 100% 60% 80% 100% 100% 100% 60% 80% 100% 100% 100% 60%
43.560 43.800 73.400 87.400 61.000 66.400 256.800 217.000 523.040 215.800 20.000 452.600 1.845.600 45.400 447.200 31.800 368.800 201.000 15.800 190.400 34.200 36.320 25.600 39.400 23.600 44.960 23.760 81.400 183.600 135.400 57.480 36.000 75.360 48.000 59.000 67.400 48.800 33.000 75.000 65.600 73.400 30.240 53.520 89.400 471.400 27.000 50.080 72.800 186.600 106.000 61.680 44.960 37.200 73.800 91.800 52.680
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
21
Overzicht decentralisatie-uitkering Impus brede scholen, sport en cultuur bedrag 2012 Tranche 60-80-100% Dantumadiel De Bilt De Wolden Delft Delfzijl Den Helder Deventer Dongen Dongeradeel Dordrecht Drechterland Druten Duiven Echt-Susteren Edam-Volendam Ede Eemsmond Eersel Eijsden-Margraten Eindhoven Elburg Emmen Enkhuizen Enschede Ermelo Ferwerderadiel Gaasterlan-Sleat Geldermalsen Gemert-Bakel Gennep Giessenlanden Gilze en Rijen Goedereede Goes Goirle Gorinchem Gouda Graafstroom Graft-De Rijp Groesbeek Groningen Grootegast Gulpen-Wittem Haarlem Haarlemmerliede Spaarnw Haarlemmermeer Halderberge Hardenberg Harderwijk Haren Harenkarspel Harlingen Hattem Heemskerk Heemstede Heerde
22
4e 2e 2e 2e 2e 2e 1e 4e 4e 1e 3e
100% 100% 100% 100% 100%
4e 4e 4e 2e 2e 2e 3e
100% 80% 100% 100% 60% 100% 100%
4e 1e 4e 1e 4e 1e 4e 4e 4e 3e
100% 100% 100% 100% 60% 100% 100% 100% 100% 80% 60%
2e 4e 4e 2e 2e 2e 3e 3e 2e 4e 4e 4e 1e 4e 4e 1e 4e 2e 3e 2e 3e 3e 2e 2e 4e 4e 3e 4e
100% 80% 80% 100% 100% 100%
100% 100% 100% 100% 100% 60% 100% 100% 80% 80% 100% 100% 80% 60% 100% 100% 100% 60% 100% 100% 80% 100% 100% 100% 100% 80% 100%
61.600 99.040 57.760 218.800 75.000 158.600 283.000 75.400 78.000 344.000 59.000 57.800 71.840 81.400 90.400 209.040 51.000 54.400 39.400 518.800 73.400 305.400 30.720 414.200 78.200 28.200 31.600 69.760 50.880 46.600 46.800 76.000 35.200 101.600 37.320 100.600 220.000 30.240 16.960 52.400 371.400 33.600 22.320 385.400 17.000 446.400 48.240 192.800 132.600 44.320 52.200 45.200 36.200 112.200 59.040 53.400
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Overzicht decentralisatie-uitkering Impus brede scholen, sport en cultuur bedrag 2012 Tranche 60-80-100% Heerenveen Heerhugowaard Heerlen Heeze-Leende Hellendoorn Hellevoetsluis Helmond Hendrik-Ido-Ambacht Hengelo O Heusden Hilvarenbeek Hoogeveen Hoogezand-Sappemeer Hoorn Horst aan de Maas Houten Hulst IJsselstein Kaag en Braassem Kampen Kapelle Katwijk Krimpen aan den IJssel Landgraaf Landsmeer Langedijk Lansingerland Leek Leerdam Leeuwarden Leiden Leidschendam-Voorburg Lelystad Lemsterland Leusden Liesveld Lingewaal Lingewaard Lochem Loppersum Losser Maasdonk Maasgouw Maassluis Maastricht Marum Menterwolde Meppel Middelburg Middelharnis Mill en Sint Hubert Montferland Montfoort U Neder-Betuwe Nederlek Nederweert Niedorp
2e 2e 1e 4e 2e 2e 2e 3e 1e 2e 4e 3e 4e 2e 4e 2e 2e 2e 4e 3e
100% 100% 100% 100% 100% 60% 100% 100% 100% 60% 100% 80% 100% 100% 60% 100% 100% 100%
2e 3e 3e 3e
60% 100% 100% 100% 100% 100%
4e 2e 3e 3e 3e
60% 100% 100% 100% 100%
1e 1e 2e 1e 4e 3e
100% 100% 80%
4e 4e 4e 4e 4e 2e 4e 4e 3e
80% 100% 100% 100% 60% 100%
1e 4e 4e 3e 2e 3e
100% 100% 100% 100% 100% 100%
4e 4e 4e 4e 4e 4e 2e
100% 100% 60% 60% 100% 100% 100%
100% 100% 60%
60% 100% 60%
122.200 160.400 214.400 44.400 108.000 68.400 264.600 85.800 239.800 79.560 49.000 127.520 95.200 206.200 75.240 167.800 75.800 117.800 47.280 166.600 40.200 201.400 87.600 95.200 17.880 86.600 169.400 58.800 64.400 233.800 284.600 150.240 227.600 41.600 53.400 27.840 34.800 137.400 92.600 19.440 64.600 22.440 62.200 52.560 258.800 32.800 36.600 91.800 136.800 53.400 33.400 102.800 27.840 51.000 43.200 49.200 39.000
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
23
Overzicht decentralisatie-uitkering Impus brede scholen, sport en cultuur bedrag 2012 Tranche 60-80-100% Nieuwegein Nieuw-Lekkerland Nijmegen Noord-Beveland Noordenveld Noordoostpolder Noordwijk Noordwijkerhout Nunspeet Oegstgeest Oisterwijk Oldambt Oldebroek Olst-Wijhe Oosterhout Oostflakkee Oostzaan Opmeer Oss Oud-Beijerland Ouder-Amstel Ouderkerk Oudewater Peel en Maas Pekela Pijnacker-Nootdorp Purmerend Putten Raalte Reimerswaal Renkum Reusel-De Mierden Rheden Ridderkerk Rijnwoude Rijssen-Holten Rijswijk Roerdalen Roermond Roosendaal Rotterdam Schagen Scherpenzeel Schiedam Schiermonnikoog Schijndel Schinnen Schoonhoven Schouwen-Duiveland 's-Gravenhage 's-Hertogenbosch Simpelveld Sint-Anthonis Sint-Oedenrode Sittard-Geleen Skarsterlan Sliedrecht Sluis Smallingerland
24
2e 4e 1e 3e 3e 4e 4e 4e 2e 4e 3e 4e 4e 3e 2e 3e 4e 4e 2e 4e 4e 4e 4e 4e 4e 2e 2e 3e 3e 2e 3e
100% 80% 100% 100% 100% 100% 100% 60% 100% 60% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 60% 60% 100% 80% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
4e 2e 2e 4e 2e 2e 4e 2e 2e 1e 2e 3e
100% 100% 100%
100% 100% 60%
1e 4e 2e 3e
60% 100% 100% 100%
4e 3e
60% 60%
1e 1e 2e 4e 4e 1e 3e
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
4e 3e 3e
100% 100% 100%
60% 60% 100% 100% 100% 100%
168.000 29.920 384.800 18.200 90.600 157.600 64.400 27.120 89.400 41.520 78.000 103.800 74.400 54.800 153.200 28.800 28.800 37.800 247.400 76.200 39.200 16.080 19.320 129.400 29.920 158.600 230.800 76.000 118.000 74.000 85.600 36.000 112.200 112.600 34.680 77.760 103.400 53.400 144.600 220.000 1.612.600 53.600 18.600 124.320 20.000 68.200 36.200 21.840 55.560 1.314.400 370.600 28.600 38.600 54.000 249.000 86.000 71.200 59.600 165.800
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Overzicht decentralisatie-uitkering Impus brede scholen, sport en cultuur bedrag 2012 Tranche 60-80-100% Son en Breugel Spijkenisse Stadskanaal Staphorst Steenbergen Steenwijkerland Stichtse Vecht Strijen Sudwest Fryslan Ten Boer Terneuzen Terschelling Texel Teylingen Tholen Tiel Tilburg Tubbergen Twenterand Tynaarlo Tytsjerksteradiel Uden Uithoorn Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vaals Valkenburg aan de Geul Valkenswaard Veendam Veenendaal Veere Veldhoven Velsen Venlo Venray Vianen Vlaardingen Vlieland Vlissingen Vlist Voerendaal Voorschoten Vught Wageningen Waterland Weert Weesp Werkendam West Maas en Waal Westerveld Westervoort Westland Westvoorne Wierden Wieringen Wieringermeer Wijchen
3e 2e 3e 3e 4e 2e 2e 4e 3e
60% 80% 100% 100% 100% 60%
4e 3e
100% 100% 100% 100% 80%
4e 2e 3e
100% 100% 100%
4e 2e 1e 2e 2e 2e 4e 2e 3e
100% 100%
100% 100% 100%
1e 3e
100% 100%
4e 4e 3e
80% 100% 100%
4e 2e 3e
80% 60% 80%
4e 2e 1e 2e 3e
100% 60%
2e 4e 2e 4e 4e 3e
100% 100% 80% 80%
80% 80% 60% 60% 100% 100% 60% 100% 100%
4e 4e 4e 2e 4e 3e
100% 100%
4e 4e 4e 3e
100% 100% 100% 60%
4e 3e
100% 60% 100% 100% 100%
2e 2e 2e
60% 60% 80% 100%
28.920 167.200 94.200 65.400 65.800 78.840 187.000 27.000 254.800 24.800 121.120 20.000 40.600 115.800 85.400 133.200 538.200 74.800 87.360 74.080 98.000 122.000 84.800 720.800 143.400 18.240 40.000 82.400 61.760 124.200 52.000 124.400 122.280 218.720 104.160 36.600 112.200 20.000 115.400 18.720 33.400 68.400 45.840 48.840 39.840 133.400 45.400 83.800 54.000 51.800 49.200 189.120 38.200 44.760 24.200 39.600 124.600
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
25
Overzicht decentralisatie-uitkering Impus brede scholen, sport en cultuur bedrag 2012 Tranche 60-80-100% Wijdemeren Wijk bij Duurstede Woensdrecht Woerden Wormerland Woudrichem Zaanstad Zaltbommel Zandvoort Zeevang Zeewolde Zeist Zevenaar Zijpe Zoetermeer Zuidhorn Zuidplas Zundert Zwartewaterland Zwijndrecht Zwolle
26
3e 2e 4e 2e 4e 4e 1e 3e 4e 4e 4e 3e 3e
60% 60% 60% 80% 100% 100% 100% 100%
2e 3e 3e
100% 100% 100% 60% 60% 100% 100% 80% 100% 60% 100%
4e 1e
100% 60%
2e 2e 3e
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
41.520 46.440 34.440 125.440 48.400 44.800 408.400 91.000 38.400 20.400 80.400 103.560 52.680 34.800 354.800 51.680 134.800 35.160 84.600 122.600 201.360
Bijlage 4
Decentralisatie-uitkering Bedrijventerreinen/motie Van Heugten
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
27
Overzicht du-bedrijventerreinen/motie Van Heugten (verbeterde lijst, voor gemeenten die het betreft) Gemeente 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Beek 180.000 271.000 165.080 Etten-Leur 440.000 252.779 Nijmegen 1.242.000 250.947 Rijnwoude 145.635 Rotterdam 1.030.000 952.802 530.000 250.000 521.738 Den Bosch 690.000 245.256
28
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Bijlage 5
Decentralisatie-uitkering Invoeringskosten jeugdzorg 2012
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
29
Overzicht decentralisatie-uitkering invoeringskosten jeugdzorg 2012 bedrag bedrag Aa en Hunze 18.871 Bronckhorst 24.396 Aalburg 14.851 Brummen 17.302 Aalsmeer 22.473 Brunssum 18.563 Aalten 20.402 Bunnik 14.987 Achtkarspelen 21.367 Bunschoten 18.491 Alblasserdam 17.762 Buren 20.012 Albrandswaard 19.686 Bussum 23.330 Alkmaar 45.157 Capelle aan den IJssel 35.863 Almelo 40.748 Castricum 23.088 Almere 105.515 Coevorden 23.434 Alphen aan den Rijn 40.642 Cranendonck 16.494 Alphen-Chaam 12.383 Cromstrijen 13.568 Ameland 9.946 Cuijk 19.175 Amersfoort 79.623 Culemborg 21.701 Amstelveen 40.868 Dalfsen 21.427 Amsterdam 294.139 Dantumadiel 16.928 Anna Paulowna 14.875 Delft 39.617 Apeldoorn 73.720 Delfzijl 18.533 Appingedam 13.006 Deurne 21.919 Arnhem 66.283 Deventer 51.222 Assen 39.071 Diemen 18.131 Asten 15.655 Dinkelland 20.922 Baarle-Nassau 10.644 Dirksland 12.429 Baarn 18.383 Doesburg 13.256 Barendrecht 32.023 Doetinchem 32.219 Barneveld 37.240 Dongen 19.105 Bedum 12.970 Dongeradeel 19.199 Beek (L.) 14.498 Dordrecht 57.870 Beemster 12.065 Drechterland 17.240 Beesel 14.066 Drimmelen 19.163 Bellingwedde 11.719 Dronten 27.588 Bergambacht 13.136 Druten 16.712 Bergeijk 16.286 Duiven 20.770 Bergen (L.) 13.752 Echt-Susteren 19.690 Bergen (NH.) 19.942 Edam-Volendam 21.637 Bergen op Zoom 34.552 Ede 59.613 Berkelland 27.710 Eemnes 12.667 Bernheze 22.235 Eemsmond 15.483 Bernisse 13.286 Eersel 15.953 Best 21.753 Eijsden-Margraten 18.421 Beuningen 19.742 Eindhoven 87.142 Beverwijk 24.494 Elburg 19.191 het Bildt 13.418 Emmen 53.011 De Bilt 26.568 Enkhuizen 15.977 Binnenmaas 20.136 Enschede 70.324 Bladel 16.870 Epe 21.781 Blaricum 12.007 Ermelo 19.349 Bloemendaal 18.459 Etten-Leur 26.175 Boarnsterhim 17.332 Ferwerderadiel 12.521 Bodegraven-Reeuwijk 23.924 Franekeradeel 17.434 Boekel 13.194 Gaasterlân-Sleat 12.817 Ten Boer 12.103 Geertruidenberg 17.144 Borger-Odoorn 18.989 Geldermalsen 21.070 Borne 18.037 Geldrop-Mierlo 24.328 Borsele 19.119 Gemert-Bakel 20.988 Boskoop 15.555 Gennep 15.459 Boxmeer 20.876 Giessenlanden 15.143 Boxtel 21.571 Gilze en Rijen 19.431 Breda 78.893 Goedereede 13.466 Brielle 14.717 Goes 22.903
30
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
bedrag Goirle 17.852 Gorinchem 23.640 Gouda 40.224 Graafstroom 13.890 Graft-De Rijp 11.305 Grave 14.032 's-Gravenhage 212.923 Groesbeek 15.597 Groningen 65.525 Grootegast 14.446 Gulpen-Wittem 13.258 Haaksbergen 19.135 Haaren 14.360 Haarlem 67.616 Haarlemmerliede en Spaarnwoude10.740 Haarlemmermeer 76.784 Halderberge 19.956 Hardenberg 36.960 Harderwijk 28.927 Hardinxveld-Giessendam 17.120 Haren 16.213 Harenkarspel 16.320 Harlingen 15.067 Hattem 13.710 Heemskerk 24.428 Heemstede 19.778 Heerde 16.207 Heerenveen 26.618 Heerhugowaard 33.114 Heerlen 38.159 Heeze-Leende 14.755 Heiloo 18.005 Den Helder 30.318 Hellendoorn 24.240 Hellevoetsluis 24.474 Helmond 48.687 Hendrik-Ido-Ambacht 22.045 Hengelo (O.) 43.436 's-Hertogenbosch 64.686 Heumen 15.919 Heusden 27.130 Hillegom 16.746 Hilvarenbeek 15.127 Hilversum 42.893 Hof van Twente 23.690 Hoogeveen 32.501 Hoogezand-Sappemeer 22.529 Hoorn 39.549 Horst aan de Maas 26.786 Houten 33.478 Huizen 26.209 Hulst 19.003 IJsselstein 25.435 Kaag en Braassem 19.641 Kampen 33.506 Kapelle 14.418 Katwijk 37.582 Kerkrade 22.865 Koggenland 18.789 Kollumerland en Nieuwkruisland 14.236
Overzicht decentralisatie-uitkering invoeringskosten jeugdzorg 2012 bedrag bedrag Korendijk 13.224 Nieuwkoop 20.302 Krimpen aan den IJssel 21.006 Nieuw-Lekkerland 13.794 Laarbeek 17.706 Nijkerk 27.370 Landerd 15.117 Nijmegen 65.315 Landgraaf 21.429 Noord-Beveland 11.068 Landsmeer 12.507 Noordenveld 21.176 Langedijk 21.232 Noordoostpolder 31.348 Lansingerland 37.124 Noordwijk 17.991 Laren (NH.) 12.795 Noordwijkerhout 14.865 Leek 17.112 Nuenen, Gerwen en Nederwetten 17.662 Leerdam 17.706 Nunspeet 21.381 Leeuwarden 43.740 Nuth 13.854 Leeuwarderadeel 13.050 Oegstgeest 18.711 Leiden 49.731 Oirschot 16.227 Leiderdorp 19.942 Oisterwijk 19.109 Leidschendam-Voorburg35.535 Oldambt 23.296 Lelystad 43.482 Oldebroek 19.043 Lemsterland 14.633 Oldenzaal 22.597 Leudal 23.312 Olst-Wijhe 16.348 Leusden 21.302 Ommen 15.761 Liesveld 13.426 Onderbanken 11.343 Lingewaal 13.366 Oost Gelre 22.237 Lingewaard 29.007 Oosterhout 30.852 Lisse 17.866 Oostflakkee 12.595 Littenseradiel 13.886 Ooststellingwerf 19.205 Lochem 21.979 Oostzaan 12.389 Loon op Zand 17.862 Opmeer 13.754 Lopik 15.539 Opsterland 22.335 Loppersum 12.859 Oss 44.026 Losser 17.852 Oud-Beijerland 19.219 Maasdonk 13.562 Oude IJsselstreek 25.517 Maasdriel 18.977 Ouder-Amstel 14.082 Maasgouw 17.002 Ouderkerk 12.273 Maassluis 21.118 Oudewater 12.972 Maastricht 43.960 Overbetuwe 30.814 De Marne 12.617 Papendrecht 22.249 Marum 13.280 Peel en Maas 26.788 Medemblik 27.944 Pekela 13.588 Meerssen 15.759 Pijnacker-Nootdorp 35.387 Menameradiel 14.715 Purmerend 41.446 Menterwolde 13.492 Putten 19.672 Meppel 22.959 Raalte 24.767 Middelburg (Z.) 28.465 Reimerswaal 19.810 Middelharnis 16.139 Renkum 20.800 Midden-Delfland 17.122 Renswoude 10.944 Midden-Drenthe 22.799 Reusel-De Mierden 13.522 Mill en Sint Hubert 13.178 Rheden 24.973 Millingen aan de Rijn 10.894 Rhenen 17.382 Moerdijk 23.698 Ridderkerk 24.741 Montferland 22.767 Rijnwaarden 13.020 Montfoort 15.187 Rijnwoude 16.546 Mook en Middelaar 11.729 Rijssen-Holten 27.982 Muiden 11.321 Rijswijk (ZH.) 23.466 Naarden 17.060 Roerdalen 15.973 Neder-Betuwe 20.738 Roermond 29.545 Nederlek 14.134 De Ronde Venen 27.826 Nederweert 15.183 Roosendaal 40.162 Neerijnen 14.252 Rotterdam 248.155 Niedorp 14.132 Rozendaal 9.039 Nieuwegein 32.723 Rucphen 16.133
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011
Schagen Schermer Scherpenzeel Schiedam Schiermonnikoog Schijndel Schinnen Schoonhoven Schouwen-Duiveland Simpelveld Sint Anthonis Sint-Michielsgestel Sint-Oedenrode Sittard-Geleen Skarsterlân Sliedrecht Slochteren Sluis Smallingerland Soest Someren Son en Breugel Spijkenisse Stadskanaal Staphorst Stede Broec Steenbergen Steenwijkerland Stein (L.) Stichtse Vecht Strijen Súdwest Fryslân Terneuzen Terschelling Texel Teylingen Tholen Tiel Tilburg Tubbergen Twenterand Tynaarlo Tytsjerksteradiel Ubbergen Uden Uitgeest Uithoorn Urk Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vaals Valkenburg aan de Geul Valkenswaard Veendam Veenendaal Veere Veghel Veldhoven Velsen Venlo
bedrag 15.947 10.900 13.108 38.817 8.747 18.063 13.378 13.598 21.771 12.239 13.780 20.950 16.169 42.437 20.946 18.887 15.303 16.588 32.981 28.277 16.219 15.697 37.054 21.733 18.055 18.083 17.628 27.202 17.622 35.863 12.003 45.811 29.651 10.086 14.172 25.237 20.856 27.448 88.809 19.111 24.687 22.421 22.725 12.113 26.125 14.488 20.996 21.953 128.999 29.355 11.433 13.988 19.826 19.637 38.687 17.690 25.213 26.133 37.024 47.232
31
Overzicht decentralisatie-uitkering invoeringskosten jeugdzorg 2012 bedrag Venray 26.894 Vianen 17.052 Vlaardingen 35.511 Vlagtwedde 14.611 Vlieland 8.851 Vlissingen 24.709 Vlist 12.803 Voerendaal 13.056 Voorschoten 19.103 Voorst 17.956 Vught 19.642 Waalre 15.705 Waalwijk 27.014 Waddinxveen 19.543 Wageningen 20.578 Wassenaar 19.619 Waterland 15.373 Weert 27.336 Weesp 15.277 Werkendam 20.536 West Maas en Waal 16.139 Westerveld 15.955 Westervoort 14.911 Westland 53.548 Weststellingwerf 19.039 Westvoorne 13.720 Wierden 19.319 Wieringen 11.859 Wieringermeer 14.164 Wijchen 26.574 Wijdemeren 18.235 Wijk bij Duurstede 18.931 Winsum 14.989 Winterswijk 20.830 Woensdrecht 16.798 Woerden 32.093 De Wolden 18.697 Wormerland 15.225 Woudenberg 14.494 Woudrichem 14.875 Zaanstad 70.922 Zaltbommel 21.899 Zandvoort 13.862 Zederik 14.919 Zeevang 11.263 Zeewolde 20.416 Zeist 34.544 Zevenaar 21.092 Zijpe 13.362 Zoetermeer 60.732 Zoeterwoude 11.837 Zuidhorn 17.818 Zuidplas 27.288 Zundert 16.714 Zutphen 29.409 Zwartewaterland 20.606 Zwijndrecht 26.099 Zwolle 61.064
32
DECEMBERCIRCULAIRE GEMEENTEFONDS 2011