AGENDA EN SAMENSTELLING ZITTINGEN CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR JUNI 2016 (onder voorbehoud) JUNI 2016 donderdag 2 juni 2016 ochtend 11.00 C2015.233 klager / kno-arts (Dr) C2015.234 zelfde klager / kno-arts (NB)
Mr. K.E. Mollema Mr. L.F. Gerretsen-Visser Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Drs. H.S. Boersma Dr. C.J. Brenkman Mr. M. van Esveld
C2015.233 Klacht: Klager is in verband met oorsuizen meerdere malen gezien door de kno-arts in opleiding (C2015.234). Verweerster, kno-arts, was supervisor van deze arts. Klager verwijt de arts en daarmee zijn supervisor, verweerster, kort gezegd, onjuiste diagnose en verwisseling van testgegevens. RTG Groningen: klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde kno-arts: mr. drs M. Kremer, advocaat te Groningen
C2015.234 Klacht: Klager is in verband met oorsuizen meerdere malen gezien door verweerder, kno-arts in opleiding. Klager verwijt verweerder, kort gezegd, onjuiste diagnose en verwisseling van testgegevens. RTG Groningen: klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.
middag 13.00 C2015.115 14.00 C2015.426 15.00 C2015.458
klager / arts (ZH) klager / verzekeringsarts (NH) arts / klaagster (NH)
Mr. K.E. Mollema Mr. L.F. Gerretsen-Visser Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Drs. H.S. Boersma Mr. drs.J.A.W. Dekker Mr. M. van Esveld
C2015.115 Klacht: Klager heeft na een doorgemaakt auto-ongeluk in 1995 een dwarsleasie en is als gevolg daarvan volledig rolstoelgebonden. Verweerder (arts) is werkzaam als adviserend geneeskundige bij de GGD en heeft in opdracht van de gemeente een sociaal medisch advies bijzondere bijstand uitgebracht. Klager is het niet eens met het gegeven advies.
Klager verwijt verweerder dat hij heeft geweigerd cruciale informatie op te vragen bij een behandelend arts. Verder heeft verweerder ten onrechte niet de mate van incontinentie zoals gesteld door de revalidatiearts overgenomen. RTG Den Haag: kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde arts: mr. M.J.E.L. Delissen, advocaat te Den Haag
C2015.426 Klacht: Klaagster heeft zich ziek gemeld (arbeidsconflict en psychische klachten). De bedrijfsarts acht klaagster niet arbeidsongeschikt. Klaagster was het daar niet mee eens en heeft een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV. De aangeklaagde verzekeringsarts acht klaagster ook geschikt om het eigen werk te verrichten. Klaagster verwijt de verzekeringsarts: 1. dat zij geen eigen deskundigenoordeel heeft gegeven maar achter het standpunt van de psychiater is blijven staan en rapporten van anderen niet heeft gebruikt. Voorts verwijt zij de verzekeringsarts dat zij niet naar klaagster heeft geluisterd; 2. dat zij klaagster onheus heeft bejegend. RTG Amsterdam: wijst de klacht in al haar onderdelen af. Gemachtigde klager: mr. N.D.Z.R. Mohamed Hoesein, advocaat te Rotterdam Gemachtigde arts: mr. A.B. Schippers, advocaat te Amsterdam
C2015.458 Klacht: klaagster is als huishoudelijk medewerkster werkzaam voor een zorginstelling. Zij is uitgevallen als gevolg van een operatieve ingreep aan haar enkel. Post operatief ontwikkelde klaagster klachten als gevolg van de anesthesie. Zij is in verband met de uitval uitgenodigd voor een gesprek met verweerder. Verweerder heeft een overeenkomst gesloten met een geregistreerd bedrijfsarts voor het verzorgen van professionele supervisie. Klaagster kon zich niet vinden in het advies van de arts om een aanvang te maken met reintegratie. Klaagster verwijt de aangeklaagde arts: 1. dat hij ten onrechte de titel van bedrijfsarts heeft gevoerd; 2. zijn beroepsgeheim heeft geschonden. RTG Amsterdam: verklaart klachtonderdeel 1 gegrond, legt de arts de maatregel van waarschuwing op en gelast de publicatie. Klaagster heeft ter zitting klachtonderdeel 2 ingetrokken.
dinsdag 7 juni 2016 ochtend 10.00 C2015.259 klaagster / verpleegkundige (ZH)
Mr. A.D.R.M. Boumans Mr. A. Smeeïng-van Hees Mr. R. Veldhuisen M.J.E. van Haren MANP P. van der Zee Mr. M.W. van Beek
C2015.259 Klacht: De B.V. (klaagster) heeft een werknemer in dienst gehad die zich ziek heeft gemeld. De bedrijfsarts heeft geconcludeerd dat er sprake is van een verstoorde werkrelatie en dat deze werknemer op medisch gronden volledig arbeidsongeschikt wordt geacht. Klaagster heeft een civiele procedure aanhangig gemaakt strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De aangeklaagde sociaal psychiatrisch verpleegkundige heeft met een brief een geneeskundige verklaring afgegeven waaruit blijkt dat deelname door de werknemer aan de procedure/zitting negatieve gevolgen kan hebben voor zijn herstel. De werknemer is toch op de mondelinge behandeling verschenen, de arbeidsovereenkomst is ontbonden en de werknemer is een financiële vergoeding toegekend. Klaagster verwijt de aangeklaagde verpleegkundige dat hij met zijn brief in strijd met de KNMG richtlijn een geneeskundige verklaring heeft afgegeven die invloed heeft gehad op de uitkomst van de ontbindingsprocedure c.q. de hoogte van de ontbindingsvergoeding. Voorts is klaagster van mening dat zij als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 sub a Wet BIG kan worden aangemerkt omdat deze verklaring is opgesteld ten behoeve van de ontbindingsprocedure waarbij klaagster partij was en deze invloed heeft gehad op de toekenning van een vergoeding aan de werknemer, deze verklaring bedoeld was om de afwezigheid van de werknemer te bewerkstelligen en verwarring heeft gezaaid omtrent de bevoegdheidstoebedeling in arbeidskwesties omtrent arbeids(on)geschiktheid (d.w.z. ondermijning positie bedrijfs- en verzekeringsartsen). RTG Den Haag: verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht (geen rechtstreeks belanghebbende). Gemachtigde klaagster: mr. M.C.V. Dornstedt, advocaat te Hellevoetsluis Gemachtigde verpleegkundige: mr. S. Slabers, advocate te Amsterdam
10.00 C2015.258
zelfde klaagster / huisarts (ZH)
Mr. A.D.R.M. Boumans Mr. A. Smeeïng-van Hees Mr. R. Veldhuisen Drs. M.G.M. Smid-Oostendorp Dr. W. de Ruijter Mr. M.W. van Beek
C2015.258 Klacht: De B.V. (klaagster) heeft een werknemer in dienst gehad die zich ziek heeft gemeld. De bedrijfsarts heeft geconcludeerd dat er sprake is van een verstoorde werkrelatie en dat deze werknemer op medisch gronden volledig arbeidsongeschikt wordt geacht. Klaagster heeft een civiele procedure aanhangig gemaakt strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De aangeklaagde huisarts van de werknemer heeft een geneeskundige verklaring afgegeven waaruit blijkt dat deelname door de werknemer aan de procedure/zitting negatieve gevolgen kan hebben voor zijn herstel. De werknemer is echter toch op de mondelinge behandeling verschenen, de arbeidsovereenkomst is ontbonden en de werknemer is een financiële vergoeding toegekend. Klaagster verwijt de aangeklaagde huisarts dat hij als huisarts van de werknemer in strijd met regel 3.2 van de KNMG-richtlijn inzake het omgaan met medische gegevens, een geneeskundige verklaring heeft afgegeven. Voorts is klaagster van mening dat zij als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 sub a Wet BIG kan worden aangemerkt omdat deze verklaring is opgesteld ten behoeve van de
ontbindingsprocedure waarbij klaagster partij was en deze invloed heeft gehad op de toekenning van een vergoeding aan de werknemer, deze verklaring bedoeld was om de afwezigheid van de werknemer te bewerkstelligen en verwarring heeft gezaaid omtrent de bevoegdheidstoebedeling in arbeidskwesties omtrent arbeids(on)geschiktheid (d.w.z. ondermijning positie bedrijfs- en verzekeringsartsen). RTG Den Haag: verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht (geen rechtstreeks belanghebbende). Gemachtigde klaagster: mr. M.C.V. Dornstedt, advocaat te Hellevoetsluis Gemachtigde huisarts: mr. M.J. de Groot, advocate te Utrecht 11.30 C2015.430
Veeloo/Van Hooijdonk, huisarts
Mr. A.D.R.M. Boumans Mr. A. Smeeïng-van Hees Mr. R. Veldhuisen Drs. M.G.M. Smid-Oostendorp Dr. W. de Ruijter Mr. M.W. van Beek
C2015.430 Klacht: Klager werd van de ene penitentiaire inrichting overgeplaatst naar een andere. Verweerster was daar gedurende een dag per week werkzaam als huisarts. Klager heeft al 16 jaar een volledige WAO-uitkering en was in de eerste inrichting arbeidsongeschikt verklaard wegens ziekte en angst voor drukte. Klager verwijt de aangeklaagde huisarts dat zij hem arbeidsgeschikt heeft verklaard, dat zij geen deugdelijk onderzoek heeft verricht en dat zij niet is begaan met het welzijn en de gezondheid van klager. Daarnaast negeert de huisarts de keuringsartsen van het UWV. RTG Eindhoven: wijst de klacht af. Gemachtigde huisarts: mr. drs. P.A. de Zeeuw, advocaat te Amsterdam
middag 13.30 C2016.010 14.30 C2016.039
klaagster / huisarts (NH) klaagster / huisarts (in opleiding) (UT)
Mr. A.D.R.M. Boumans Mr. A. Smeeïng-van Hees Mr. R. Veldhuisen Drs. M.G.M. Smid-Oostendorp Dr. W. de Ruijter Mr. R. Blokker
C2016.010 Klacht: Klaagster heeft zich tot de aangeklaagde huisarts gewend toen zij op zoek was naar een nieuwe huisarts. Zij wilde niet dat de huisarts contact op zou nemen met haar vorige huisarts en stelt geen toestemming te hebben gegeven voor de overdracht van het medisch dossier. Voorts stelt zij dat hij zonder toestemming van klaagster de gegevens uit haar dossier heeft overgezet en ondanks de verzoeken van klaagster geen van haar medische gegevens daaruit heeft verwijderd. Klaagster heeft de huisarts nimmer geconsulteerd met betrekking tot haar gezondheid en is inmiddels naar een andere huisarts overgestapt. Klaagster verwijt de huisarts – kort gezegd – dat hij in strijd met de zorgvuldigheid heeft gehandeld die hij jegens klaagster behoorde te betrachten. RTG Amsterdam: wijst de klacht als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer af. Gemachtigde huisarts: mr. L. Beij, advocate te Utrecht
C2016.039 Klacht: Klacht tegen huisarts (in opleiding). Verweerster heeft klaagster in april 2015 en twee maal in mei 2015 bij verweerster, huisarts in opleiding, op consult geweest vanwege klachten aan haar linker voet. Verweerster heeft klaagster onderzocht en vermoedde dat sprake was van monoartritis, mogelijk veroorzaakt door overbelasting door de nieuwe schoenen. Verweerster heeft klaagster geadviseerd, Diclofenac voorgeschreven en verzocht bloed te laten prikken. Bij het tweede consult heeft verweerster nogmaals met klaagster afgesproken dat zij bloed zou laten prikken, nu klaagster dit niet had laten doen, en heeft zij opnieuw Diclofenac voorgeschreven. Nadat klaagster later die dag terugkwam en boos was over de in haar ogen onvoldoende hoeveelheid tabletten die verweerster had voorgeschreven, heeft verweerster nog drie tabletten voorgeschreven. De klacht houdt in dat verweerster klaagster in een hulpeloze toestand zou hebben gelaten door willens en wetens te weinig medicatie voor te schrijven. RTG Amsterdam: naar het oordeel van het college is de afweging die verweerster heeft gemaakt en haar terughoudendheid bij het voorschrijven van Diclofenac geheel begrijpelijk en te verdedigen. Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde huisarts: mr. L. Beij, advocate te Utrecht
donderdag 9 juni 2016 ochtend 10.00 C2015.427 klaagster / bedrijfsarts (ZH) 11.00 C2015.406 klager / verzekeringsarts (UT)
Mr. J.M. Rowel-van der Linde Mr. W.P.C.M. Bruinsma Mr. G.P.M. van den Dungen Mr. drs. W.A. Faas Mr. drs. M.J. Kelder Mr. M.D. Barendrecht-Deelen
C2015.427 Klacht: Verweerster, bedrijfsarts, destijds verbonden aan het BMA, heeft in het kader van een asielaanvraag door klaagster tweemaal medisch advies uitgebracht aan de IND. Klaagster verwijt verweerster dat zij: 1. Heeft nagelaten een deskundig specialist in te schakelen; 2. Klaagster niet zelf heeft onderzocht en 3. De vragen van de IND niet volledig heeft beantwoord. RTG Den Haag: Klacht afgewezen. Gemachtigde klaagster: mr. L.J. Blijdorp, advocate te Culemborg Gemachtigde bedrijfsarts: mr. M.F. van der Mersch, advocate te De Haag
C2015.406 Klacht: Klager is als vluchteling uit Armenië naar Nederland gekomen. Hij heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op medische gronden. De aangeklaagde verzekeringsarts is werkzaam als zelfstandige en brengt onder meer adviezen uit in het kader van de Vreemdelingenwet 2000. De IND heeft
het Bureau Medische Advisering om medisch advies gevraagd over klager. De klacht richt zich tegen het door de verzekeringsarts opgestelde aanvullend medisch advies. Klager verwijt de verzekeringsarts: 1. dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door imipramine en zuclopentixol als alternatieve medicatie aan te merken en geen acht heeft geslagen op de feiten en omstandigheden die de behandelend psychiater heeft vermeld (bijv. veel moeite om klager in te stellen en gevoeligheid voor bijwerkingen); daarmee heeft hij ook gehandeld in strijd met art. 8 EVRM; 2. dat hij ten onrechte levodopa als alternatief voor biperideen heeft aangemerkt en daarmee is afgeweken van de Nederlandse multidisciplinaire richtlijn schizofrenie; 3. dat hij ten onrechte (in zijn eerste advies) niet heeft vermeld dat klager ook de crème hydrocortison gebruikte en hij bovendien hierover geen verdere navraag bij klager heeft gedaan; 4. dat hij ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan de opmerking van de behandelaar dat in Armenië geen sprake is van een veilige behandelomgeving. RTG Amsterdam: wijst de klacht in al haar onderdelen als ongegrond af. Gemachtigde klager: mr. L.J. Meijering, advocaat te Assen Gemachtigde verzekeringsarts: mr. S.A.E. van der Jagt-Jobsen, advocate te Den Haag middag 13.00 C2016.023 14.00 C2015.459 15.00 C2016.006
klaagster / bedrijfsarts (OV) klaagster / bedrijfsarts (NH) klaagster / bedrijfsarts (UT)
Mr. J.M. Rowel-van der Linde Mr. W.P.C.M. Bruinsma Mr. G.P.M. van den Dungen Mr. drs. W.A. Faas Mr. drs. M.J. Kelder Mr. B.J. Broekema-Engelen
C2016.023 Klacht: Klacht tegen bedrijfsarts. Klaagster heeft zich in april 2014 bij haar werkgever ziek gemeld met klachten van overspannenheid en uitputting. Verweerster is bedrijfsarts en heeft klaagster drie keer gezien: in mei 2014, in juni 2014 en in augustus 2014. Klaagster verwijt verweerster: 1. dat zij niet geluisterd heeft naar de gezondheidsklachten van klaagster, dat zij een onjuist medisch advies heeft gegeven, dat zij zich onder druk heeft laten zetten van de werkgever; 2. dat zij zonder toestemming van klaagster contact heeft gehad met een behandelaar van klaagster. RTG Zwolle: Klacht afgewezen. Gemachtigde bedrijfsarts: mr. H. Versluis, advocaat te Almelo C2015.459 Klacht: Klaagster is in verband met gezondheidsproblemen die zij ondervond van de Wifi-installatie op het werk begeleid door verweerster, bedrijfsarts. De klacht houdt – zakelijk weergegeven – in dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld door: 1. Op onjuiste gronden de arbeidsongeschiktheid van klaagster te beoordelen; 2. Partijdig te zijn in haar advies en zodoende nalatig te zijn in haar zorg jegens klaagster; 3. In strijd met artikel 3 EVRM te handelen; 4. In strijd met artikel 8 EVRM te handelen. RTG Amsterdam: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde bedrijfsarts: mr. W.A.M. Rupert, advocaat te Rotterdam
C2016.006 Klacht: Klaagster werkt fulltime bij een bank. Klaagster leed aan een depressie met automutilatie en heeft zich meerdere malen suïcidaal uitgelaten. De aangeklaagde bedrijfsarts is werkzaam bij de Arbodienst van deze bank. Op zeker moment wordt na overleg tussen de crisisdienst en de bedrijfsarts mevrouw door de politie meegenomen naar een instelling op basis van een IBS. Klaagster verwijt de bedrijfsarts: 1. de manier waarop alles is gegaan rondom de opname bij de instelling, de bedrijfsarts had contact moeten opnemen met de familie van klaagster, haar schoonzuster was onderweg om haar op te halen van het werk; 2. de schending van haar privacy, het contact met de huisarts en de informatie-uitwisseling met de werkgever; 3. dat er geen juiste informatie over haar is verstrekt over de contacten met de bedrijfsarts en de werkgever; 4. dat vanaf de consulten met de bedrijfsarts haar geestelijke en lichamelijke gezondheid er steeds meer op achteruit ging. RTG Zwolle: wijst de klacht af en gelast de publicatie na het onherroepelijk worden. Gemachtigde bedrijfsarts: mr. O.L. Nunes, advocaat te Rotterdam
dinsdag 21 juni 2016 ochtend 10.00 C2016.067 klager / tandarts (UT) 11.00 C2016.120 klager / tandarts (Vl)
Mr. T.L. de Vries Mr. N. van der Wijngaart Mr. T.W.H.E. Schmitz Drs. M. Fokke Mr. drs. R. van der Velden Mr. H.J. Lutgert
C2016.067 Klacht: Verweerder, tandarts, heeft op verzoek van de medisch adviseur van klager in 2007 een expertiserapport opgesteld ten behoeve van een letselschadeprocedure waar klager in was verwikkeld. Klager verwijt verweerder dat hij: 1. Zich niet objectief heeft opgesteld; 2. De feiten onjuist heeft weergegeven dan wel weg gelaten. RTG Amsterdam: klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde klager: mr. A.E. Diepersloot, advocate te Leusden
C2016.120 Klacht: De aangeklaagde tandarts/kaakchirurg heeft bij klager kaakchirurgische verrichtingen uitgevoerd. Klager is voor dergelijke verrichtingen verzekerd bij een zorgverzekeraar. In het verleden werden deze verrichtingen door de zorgverzekeraar aan de tandarts vergoed. De tandarts heeft een toelatingsovereenkomst gesloten met een Stichting. Deze Stichting heeft het verzenden en innen van rekeningen uitbesteed aan een ander bedrijf. Klager verwijt de tandarts/kaakchirurg dat hij ten onrechte zijn rekeningen niet rechtstreeks ter vergoeding indient bij de zorgverzekeraar. Volgens klager is hem ook gezegd door een medewerker van de zorgverzekeraar dat dat de aangewezen route is. RTG Zwolle: wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
middag 13.00 C2015.445 14.00 C2015.402 15.00 C2016.052 C2016.078
tandarts / klaagster (ZH) klager / tandarts (NH) tandarts / klager (OV) zelfde klager / zelfde tandarts (OV)
Mr. T.L. de Vries Mr. N. van der Wijngaart Mr. T.W.H.E. Schmitz Drs. M. Fokke Mr. drs. R. van der Velden Mr. D. Brommer
C2015.445 Klacht: Klacht tegen tandarts. Klaagster heeft bij verweerster (tandarts) een endodontische behandeling aan element 14 ondergaan in verband met het plaatsen van een brug. De tandarts-assistente heeft vervolgens in opdracht van verweerster de wortelkanalen gespoeld. Bij het spoelen heeft de assistente de gebruikte spoelvloeistof ic. Natriumhypochloriet doorgeperst ten gevolge waarvan klaagster in toenemende mate pijn heeft geleden. Klaagster verwijt verweerster dat de tandarts heeft toegelaten dat de assistente de wortelkanalen heeft gespoeld. Volgens klaagster was de assistente niet bevoegd en niet bekwaam om de wortelkanalen te spoelen. RTG Den Haag: klacht deels ongegrond: het spoelen van wortelkanaal is een handeling, waartoe de assistent in beginsel bevoegd is. Klacht voor het overige gegrond. Twijfels omtrent de bekwaamheid van de assistente. Risico van het doorpersen was in casu te groot. Opdracht van tandarts aan assistente om door te gaan met spoelen tot zij de behandeling weer zou overnemen stuit eveneens op bezwaren. Assistente is onvoldoende geïnformeerd over mogelijke risico’s van het spoelen en onvoldoende geïnstrueerd hoe te reageren bij het doorpersen van spoelvloeistof buiten de wortelkanalen. Berisping. Gemachtigde huisarts: mr. S.F. Tiems, advocaat te Leiden
C2015.402 Klacht: De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat de aangeklaagde tandarts onzorgvuldig heeft gehandeld door klager op een onjuiste wijze te verdoven (mandibulair blok met xylocaine). Klager stelt dat als gevolg van deze verkeerde behandeling een deel van de rechterzijde van zijn tong blijvend gevoelloos is geraakt en dat zijn spraakvermogen is aangetast, al dan niet tijdelijk. RTG Amsterdam: wijst de klacht af. Gemachtigde tandarts: mr. L. Beij, advocate te Utrecht
C2016.052 Klacht: Klager is gedurende drie jaar onder behandeling geweest in de praktijk waar verweerder als tandarts werkzaam was. Klager verwijt de aangeklaagde tandarts dat: 1. door zijn toedoen zijn gebit ernstig in verval is geraakt, 2. hij gezonde tanden heeft getrokken zonder enig overleg met klager en klager veelal met alleen een antibioticakuur naar huis heeft gestuurd, 3. onvoldoende diagnostiek heeft uitgevoerd, geen behandelplan heeft gehad,
4. gebrekkig dossier heeft gevoerd en 5. tijdens de behandeling Duits sprak. RTG Zwolle: klachtonderdeel 1: niet vast te stellen. Klachtonderdeel 2, 5: ongegrond. Klachtonderdelen 3, 4: gegrond. Legt de tandarts de maatregel van berisping op. Gemachtigde klager: mr. P.J.N. Aarnoudse advocaat te Deventer
C2016.078 Klacht: Klager is gedurende drie jaar onder behandeling geweest in de praktijk waar verweerder als tandarts werkzaam was. Klager verwijt de aangeklaagde tandarts dat: 1. door zijn toedoen zijn gebit ernstig in verval is geraakt, 2. hij gezonde tanden heeft getrokken zonder enig overleg met klager en klager veelal met alleen een antibioticakuur naar huis heeft gestuurd, 3. onvoldoende diagnostiek heeft uitgevoerd, geen behandelplan heeft gehad, 4. gebrekkig dossier heeft gevoerd en 5. tijdens de behandeling Duits sprak. RTG Zwolle: klachtonderdeel 1: niet vast te stellen. Klachtonderdeel 2, 5: ongegrond. Klachtonderdelen 3, 4: gegrond. Legt de tandarts de maatregel van berisping op. Gemachtigde klager: mr. P.J.N. Aarnoudse advocaat te Deventer
donderdag 23 juni 2016 ochtend 10.30 C2015.255 arts / klaagster (ZH) C2015.264 arts/ zelfde klaagster (ZH)
Mr. K.E. Mollema Mr. W.P.C.M. Bruinsma Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Drs. R.E.F. Huijgen Dr. R.T. Ottow Mr. M.D. Barendrecht-Deelen
C2015.255 Klacht: Klacht tegen kaakchirurg/arts over plastische chirurgie. Arts was hoofdbehandelaar/operateur. Klaagster verwijt verweerder: 1) Gebrek aan informatie en voorlichting/verkeerde voorlichting preoperatief. 2) Wijze van uitvoering van de operatie zelf. 3) Onzorgvuldige nazorg postoperatief. 4) Kwalijke bejegening postoperatief. RTG den Haag: Ad 1) Gegrond: Operatie begonnen zonder voldoende uitleg. Wijzigingen in aanloop naar de operatie niet besproken. Uiteindelijk door het ontbreken van het juiste operatie instrumentarium voor de afgesproken endoscopie andere operatie uitgevoerd dan ingreep die met klaagster was besproken en waarvoor zij toestemming had gegeven. Ad 2) Gegrond: geen bedenkingen tegen de uitgevoerde operatie zelf, maar ingreep niet volledig uitgevoerd. Ad 3) Gegrond: na de operatie is verweerder zonder aanwijsbare en duidelijke overdracht met vakantie
vertrokken. Ad4) Gegrond: niet gebleken dat arts zich van de zeer ongepaste brieven van een collega heeft gedistantieerd. Hiermee tekort geschoten in zijn professionele houding ten opzichte van zijn patiënte. Maatregel: Onvoorwaardelijke schorsing voor drie maanden met publicatie van de beslissing. Gemachtigde klaagster: mr. E.M. Copini, advocaat te Alkmaar Gemachtigde arts: mr. M.J.J. de Ridder, advocaat te Utrecht
C2015.264 Klacht: Klaagster heeft een collega mond- kaak en aangezichtschirurg van de aangeklaagde arts geconsulteerd in verband met een scheef neustussenschot, de neuskromming en overhangende oogleden. Bij klaagster is uiteindelijk een neuscorrectie en een wenkbrauw repositie via een klassieke voorhoofdlift verricht. Klaagster verwijt de aangeklaagde arts: 1. gebrek aan informatie en voorlichting/verkeerde voorlichting preoperatief; 2. de wijze van uitvoering van de operatie zelf; 3. de onzorgvuldige nazorg postoperatief; 4. de kwalijke bejegening postoperatief. RTG Den Haag: klachtonderdeel 1: ongegrond. Klachtonderdeel 2, 3, 4: gegrond legt de arts de maatregel op van onvoorwaardelijke schorsing van de inschrijving in het BIG register voor de duur van zes maanden op met publicatie na het onherroepelijk worden. Gemachtigde klaagster: mr. E.M. Copini, advocaat te Alkmaar Gemachtigde arts: mr. W.R. Kastelein, advocate te Zwolle middag 13.00 C2015.467 C2015.468 C2015.469 C2015.470 C2015.471 C2015.472 C2015.473 C2015.474
Boek / huisarts (FR) zelfde klaagster / huisarts (FR) zelfde klaagster / huisarts (FR) zelfde klaagster / psychiater (FR) zelfde klaagster / psychiater (FR) zelfde klaagster / psychiater (FR) zelfde klaagster / psychiater (FR) zelfde klaagster / psychiater (FR)
Mr. K.E. Mollema Mr. W.P.C.M. Bruinsma Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Drs. F.M.M. van Exter Drs. M. Drost Mr. M.H. van Gool
C2015.467 Klacht: Verweerder is tot 2010 huisarts van klaagster en haar toenmalig echtgenoot; klaagster heeft vanaf december 2010 een andere huisarts. Klaagster verwijt verweerder dat hij: 1. Niet integer en deskundig is geweest ten opzichte van klaagster die zich oprecht zorgen maakte over de psychische gesteldheid van haar man; verweerder had haar man een passende behandeling moeten geven; 2. 2. Een valse diagnose bij klaagster heeft gesteld, nl. waanstoornis en klaagster daarbij ook nog medicijnen heeft voorgeschreven;
3. Voornoemde valse diagnose heeft doorgegeven, o.a. aan een sociaal team waar klaagster bekend was. RTG Groningen: klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde huisarts: mr. E.P. Haverkate, advocaat te Utrecht
C2015.468 Klacht: Klaagster is vanaf december 2010 patiënt van verweerster, huisarts (samen met verweerster C2015.469). Na een telefonische melding van een medewerker van het sociaal team heeft verweerster klaagster uitgenodigd op haar spreekuur. Voorafgaand aan dit consult heeft verweerster telefonisch contact gehad met de psychiater die klaagster op consult had gezien. Op advies van deze psychiater heeft verweerster, voor en na het spreekuurcontact met klaagster, contact gehad met de psychiater van de GGZcrisisdienst. Klaagster verwijt verweerster dat zij: 1. Feitelijk een verkeerde diagnose heeft gesteld door anderen te laten geloven dat klaagster een psychische stoornis had; 2. Opzettelijk verkeerde informatie heeft afgegeven aan de psychiater van de GGZ-dienst; 3. Haar beroepsgeheim heeft geschonden en niet integer is geweest; 4. Klaagster ten onrechte naar een psychiater heeft verwezen om haar te laten opnemen met een inbewaringstelling. RTG Groningen: klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde huisarts: mr. L. Fedder, advocate te Utrecht
C2015.469 Klacht: Klaagster was vanaf december 2010 (tot juni 2015) patiënt in de praktijk van verweerster, huisarts (samen met C2015.468). Klaagster is door verweerster een aantal keren door verwezen naar verschillende psychiaters. Klaagster verwijt verweerster dat zij: 1. Niet de juiste informatie heeft verstrekt aan de Raad voor de Kinderbescherming en haar beroepsgeheim heeft geschonden; 2. Niet naar klaagster heeft geluisterd, maar, om reputatieschade te voorkomen, bewust heeft gekozen voor de valse diagnose die door verweersters collega’s is gesteld en zich daardoor heeft laten beïnvloeden; 3. Niet in gesprek heeft willen gaan met klaagster en haar situatie verkeerd heeft ingeschat; 4. Klaagster niet in bescherming heeft genomen tegen valse aantijgingen die op klaagster worden afgevuurd zoals een in scène gezette echtscheiding. RTG Groningen: klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde huisarts: mr. A. Tingen, advocate te Utrecht
C2015.470 Klacht: Klaagster komt sedert juli 2012 twee maal per week bij verweerder, psychiater en psychotherapeut, op consult. Op enig moment wordt verweerder door een raadsonderzoekster van de kinderbescherming benaderd met verzoek om informatie. Hij verstrekt geen inlichtingen. Omdat klaagster alleen over haar echtgenoot en kinderen wilde praten en niet over haarzelf is het behandelcontact aanvankelijk beëindigd, maar later weer hervat, nu voor klaagster zelf.
Klaagster verwijt verweerder dat hij: 1. Geen informatie heeft gegeven aan de raadsonderzoekster, terwijl hij met klaagster had afgesproken dat hij de onderzoekster zou meedelen dat klaagster zich aan alle afspraken had gehouden, dat zij niet belast was met een psychische aandoening o.a. een waanstoornis en dat haar (ex-)echtgenoot systeemtherapie had geweigerd; 2. Zijn beroepsgeheim heeft geschonden en medeplichtig is geweest aan corruptie en belangenverstrengeling; 3. Zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag door een systeemtherapie aan het gezin van klaagster te geven. RTG Groningen: ongegrond, klacht afgewezen.
C2015.471 Klacht: Klaagster was tot 2009 bij een (andere) psychiater in behandeling. In 2011 is zij op eigen verzoek door verwezen naar de instelling waar verweerder als psychiater werkzaam was. Verweerder heeft klaagster schriftelijk laten weten dat deze instelling haar, gezien de problematiek, niet in behandeling kan nemen. Klaagster persisteerde in haar wens en daarom heeft verweerder haar gezien. Later is klaagster met een andere hulpvraag toch bij de instelling in behandeling gekomen en heeft zij, na beëindiging, een klacht tegen die behandelaar ingediend. Verweerder heeft bij de afhandeling daarvan een rol gespeeld. Klaagster verwijt verweerder dat hij: 1. Zich onprofessioneel heeft opgesteld tijdens het consult en tweemaal tijdens het consult en tweemaal tijdens het bespreken van haar klacht; 2. Ondeskundig is en onzorgvuldig heeft gehandeld; 3. Niet integer is; 4. Nooit echt naar haar heeft geluisterd; 5. Op eigen titel een behandeling heeft afgebroken; 6. Meineed heeft gepleegd door tegenover klaagster een verkeerd beeld over haar te schetsen en geen melding bij een instantie te maken over misleidende rapportages; 7. De huisartsen van klaagster niet heeft bericht dat er moest worden samengewerkt, zodat de ex-echtgenoot van klaagster behandeld zou moeten worden, dat instanties er maar op los liegen en dat hij voorts de ernst van haar klacht niet heeft ingezien. RTG Groningen: klacht als kennelijk ongegrond afgewezen Gemachtigde psychiater: mr. H.A. Lammers, advocate te Zuidlaren
C2015.472 Klacht: Verweerster, psychiater, heeft klaagster in het kader van gezinsproblematiek behandeld vanaf januari 2009. Na een aantal consulten is dit contact door klaagster afgebroken. Een jaar later heeft klaagster meerdere malen telefonisch contact opgenomen. In 2011 kwam klaagster na verwijzing door haar huisarts opnieuw bij verweerster in consult. Verweerster heeft informatie verschaft aan een medewerkers van het AMK. Klaagster verwijt verweerster dat zij: 1. Nooit naar haar heeft geluisterd; 2. Verkeerde informatie heeft gegeven aan het AMK, resulterend in een voor klaagster belastende rapportage;
3. Het beroepsgeheim heeft geschonden en dat er sprake is geweest van belangenverstrengeling en gebrek aan onafhankelijkheid; 4. De diagnose bij haar ex-echtgenoot heeft gemist; 5. Geen informatie heeft verstrekt over de behandeling van haar ex-echtgenoot; 6. Haar twee kinderen niet heeft beschermd tegen haar ex-echtgenoot; 7. Haar ex-echtgenoot niet heeft doorverwezen; 8. Verkeerde informatie heeft gegeven aan de huisarts: “dat deze overspelige vrouw van een koude kermis was thuisgekomen; 9. De kans heeft gemist haar vader op de hoogte te brengen van de ziekte van haar ex-echtgenoot; 10. Grensoverschrijdend gedrag heeft getoond door geen signaal serieus te nemen; 11. Obstructie heeft gepleegd; 12. Reputatieschade heeft veroorzaakt waardoor klaagster alles is afgenomen. RTG Groningen: klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.
C2015.473 Klacht: Verweerder, psychiater, heeft klaagster in 2011 op verzoek van de huisarts beoordeeld voor de noodzaak van een inbewaringstelling op grond van de wet BOPZ. Hij komt tot het oordeel dat er geen sprake is van acuut gevaar. Drie jaar later doet klaagster haar beklag en wil zij met verweerder in gesprek over de door hem bij die gelegenheid gestelde diagnose. Klaagster verwijt verweerder dat hij: 1. Onzorgvuldig en ondeskundig heeft gehandeld; 2. Een valse diagnose heeft gesteld op basis van een gekleurd beeld dat is afgegeven door de huisarts; 3. Schending van het beroepsgeheim door contact op te nemen met een medewerkers uit het sociaal team; 4. Niet bij de huisarts en de burgemeester heeft gemeld dat haar (ex-)echtgenoot een gevaar is voor zichzelf en zijn directe omgeving en krachtens een inbewaringstelling moet worden opgenomen; 5. Misbruik heeft gemaakt van zijn ambt en grensoverschrijdend gedrag heeft getoond naar klaagster; 6. Medeplichtig is aan belangenverstrengeling en meineed heeft gepleegd. RTG Groningen: klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde psychiater: mr. C. Grondsma, advocate te Leeuwarden
C2015.474 Klacht: Verweerster heeft klaagster in september 2011 na een intakegesprek doorverwezen naar twee psychiaters. In april 2012 schrijft verweerster een herziene verwijsbrief, waarin wordt vermeld dat de in de eerste brief vermelde aangifte van huiselijk geweld is geseponeerd. Klaagster verwijt verweerster dat zij: 1. Ondeskundig en onzorgvuldig heeft gehandeld; 2. Een suggestieve diagnose heeft gesteld bij klaagster; 3. Misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van klaagster door gebruik te maken van het in vertrouwen aan verweerster afgegeven gemanipuleerde rapport van het AMK; 4. Haar beroepsgeheim heeft geschonden; 5. Misbruik heeft gemaakt van de situatie en machtsmisbruik van haar positie als forensisch psychiater. RTG Groningen: klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde psychiater: mr. C. Grondsma, advocate te Leeuwarden
dinsdag 28 juni 2016 ochtend 10.30 C2015.420 klager / cardioloog (NH)
Mr. A.D.R.M. Boumans Prof. mr. J. Legemaate Mr. R.A. van der Pol Prof. dr. R.J.M. Klautz Dr. A.A. de Rotte Mr. M.W. van Beek
C2015.420 Klacht: De aangeklaagde cardioloog is één van de arbiters in een geschil tussen klager(cardioloog) en de overige maten van de maatschap cardiologie. De vorderingen die ter beoordeling aan de arbiters voorlagen hielden verband met de uitval wegens ziekte van klager en de dissociatie van de maatschap. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat de aangeklaagde cardioloog verwijtbaar heeft gehandeld door zich ver buiten de grenzen van het eigen gebied van deskundigheid te begeven door, in tegenstelling tot het advies van de psychiater om klager met alleen administratief werk te laten beginnen, te oordelen dat het een meer reëel plan is om klager met diagnostische en patiëntgebonden werkzaamheden in het ziekenhuis te laten reintegreren, dan wel zich tegen dit oordeel als arbiter niet adequaat te verzetten, dan wel, door daar als enige cardioloog in het arbitraal trio bij uitstek mede verantwoordelijk voor te zijn. RTG Amsterdam: verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht. Gemachtigde klager: mr. N.U.N. Kien, advocate te Rotterdam Gemachtigde cardioloog: mr. M.J. de Groot, advocate te Utrecht middag 12.30 C2015.196 13.30 C2016.003 14.30 C2015.449 15.30 C2016.047 C2016.048 C2016.049
klager /dermatoloog (OV) klager / dermatoloog (ZH) klaagster / plastisch chirurg (ZH) klager / dermatoloog (ZH) zelfde klager / internist (ZH) zelfde klager /plastisch chirurg (ZH)
Mr. A.D.R.M. Boumans Prof. mr. J. Legemaate Mr. R.A. van der Pol Dr. R.T. Ottow Prof. dr. R. Willemze Mr. R. Blokker
C2015.196 Klacht: Klager verscheen bij de aangeklaagde dermatoloog voor een oncologiecontrole van de (hoofd)huid. Tijdens dit consult vroeg klager aan de dermatoloog ook te kijken naar zijn perianale wratten. De dermatoloog heeft dit verzoek niet gehonoreerd, omdat naar zijn mening het oncologisch spreekuur zich daarvoor niet leende, de outillage ongeschikt is en de tijd daarvoor ontbrak. Klager verwijt de dermatoloog dat hij klager willens en wetens met veel pijn en bloedverlies heeft laten lopen. Hij heeft een second opinion proberen tegen te houden. Hij is niet verschenen toen klager een klacht had ingediend bij de klachtenfunctionaris. RTG Eindhoven: wijst de klacht af. Gemachtigde dermatoloog: mr. L. Fedder, advocate te Utrecht
C2016.003 Klacht: Klacht tegen dermatoloog. De klacht betreft de behandeling van klagers vader (patiënt) door verweerder (dermatoloog). Verweerder heeft patiënt voor een verhoornd plekje op de hoofdhuid behandeld met cryotherapie door middel van cryo-spray. Volgens klager is deze behandeling verkeerd uitgevoerd en is de later bij patiënt gediagnosticeerde pyoderma gangrenosum bij patiënt ten gevolge van deze foutieve behandeling door verweerder ontstaan. RTG Eindhoven: klacht afgewezen.
C2015.449 Klacht: Klacht tegen een plastisch chirurg. In 2013 is bij klaagster haar linkerborst verwijderd. De operatie is uitgevoerd door een ander dan verweerder. Direct aansluitend heeft verweerder (plastisch chirurg) een Tissue Expander geplaatst voor een latere borstreconstructie. De borstreconstructie is door een collega van verweerder geplaatst. Klaagster verwijt verweerder: 1. dat hij de borstreconstructie niet ‘lege artis’ heeft uitgevoerd, waardoor het resultaat slecht is; 2. dat hij haar tijdens het consult op 2 juli 2013 onvoldoende volledig heeft geïnformeerd; Volgens klaagster heeft verweerder nagelaten haar voldoende te informeren over de verschillende behandelmethodes waaronder over de methode waarbij tijdens de borstverwijderingsoperatie direct een prothese wordt geplaatst. Ook heeft hij nagelaten bij de methode met de Tissue Expander de in acht te nemen rustperiode van drie maanden alvorens de definitieve prothese kan worden geplaatst te noemen, en heeft hij nagelaten het woord ‘Tissue Expander’ te gebruiken, waardoor zij op internet niet goed naar meer informatie kon zoeken. 3. dat hij te veel afwezig was in de periode na plaatsing van de Tissue Expander. RTG Den Haag: klacht in al haar onderdelen ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde plastisch chirurg: mr. E.P. Haverkate, advocaat te Utrecht
C2016.047 Klacht: De klacht heeft betrekking op de behandeling door verweerder, dermatoloog, van een open wond op de billen van klager. Klager verwijt verweerder dat hij: 1. Ten onrechte een conservatief beleid heeft gevoerd waardoor wondgenezing niet werd bereikt; 2. Klager in juni 2007 een verkeerde zalf heeft voorgeschreven; 3. Klager ten onrechte heeft beschuldigd van zelfbeschadiging van de wond; 4. Onvoldoende medewerking heeft verleend in de klachtprocedure; 5. Mede verantwoordelijk is voor het zoekraken van het patiëntendossier van klager. RTG Den Haag: klacht afgewezen Gemachtigde klager: mr. M.G. Blokziel, advocaat te Almere Gemachtigde dermatoloog: mr. L. Fedder, advocate te Utrecht
C2016.048 Klacht: De klacht heeft betrekking op de behandeling door verweerder, internist, van een open wond op de billen van klager. Klager verwijt verweerder dat hij: 1. Ten onrechte een conservatief beleid heeft gevoerd waardoor wondgenezing niet werd bereikt; 2. De plastisch chirurg van gekleurde informatie heeft voorzien waardoor deze afzag van een transplantatie; 3. Heeft getracht klager onder valse voorwendselen onder te brengen in een psychiatrisch ziekenhuis; 4. Heeft getracht het hoofd brandwondencentrum af te houden van een transplantatie; 5. Onvoldoende medewerking heeft verleend in de klachtprocedure; 6. Verantwoordelijk is voor het zoekraken van het patiëntendossier van klager. RTG Den Haag: klacht afgewezen. Gemachtigde klager: mr. M.G. Blokziel, advocaat te Almere Gemachtigde internist: mr. J.M. Aantjes-Hubers, advocate te Rotterdam
C2016.049 Klacht: Klager is al lange tijd bekend met een persisterend huiddefect tussen de billen. Op enig moment is verweerder, destijds werkzaam als plastisch chirurg, telefonisch door de behandelend internist van klager benaderd met de vraag of het huiddefect bij klager zou kunnen worden opgelost door een huidtransplantatie. Verweerder heeft dit afgeraden. Verweerder heeft dit advies gegeven zonder klager zelf als patiënt te zien. Klager verwijt verweerder dat hij een oordeel over klager heeft gevormd, ingegeven door gekleurde informatie van de behandelend internist, zonder klager zelf te zien en zonder het verhaal van klager aan te horen. RTG Den Haag: klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde klager: mr. M.G. Blokziel, advocaat te Almere
donderdag 30 juni 2016 ochtend 10.30 C2015.176 klaagster / apotheker (ZH) 11.30 C2016.022 klager / apotheker (GL) 12.30 C2016.084 apotheker / klager (DR)
Mr. J.M. Rowel-van der Linde Mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst Mr. M.W. Zandbergen Drs. A.J.S. van Hattum Drs. E.C. Smakman-Nossbaum Mr. H.J. Lutgert
C2015.176 Klacht: Klaagster staat onder behandeling van een neuroloog in verband met een “restless legs syndroom”. Om de symptomen te onderdrukken gebruikt zij het medicijn pramipexol in tabletvorm. De aangeklaagde apotheker is eindverantwoordelijk voor het functioneren van de apotheek die de medicatie heeft verstrekt. Klaagster verwijt de apotheker dat hij niet zorgvuldig de verstrekking van de medicatie heeft gecontroleerd. Als gevolg daarvan is aan klaagster een te hoge dosering pramipexol (3,75 mg in plaats van 0,375 mg) verstrekt, waardoor gewenning is opgetreden. Klaagster heeft van de onjuiste dosering veel last ondervonden. RTG Den Haag: wijst de klacht als ongegrond af.
C2016.022 Klacht: Klager verwijt de aangeklaagde apotheker dat hij twee keer (in 2014 en 2015) medicijnen heeft ontvangen van een andere patiënt. RTG Zwolle: wijst de klacht af.
C2016.084 Klacht: Klacht tegen apotheker. Verweerder is werkzaam als apotheker en is tevens eigenaar van de apotheek. Een collega is de gevestigd apotheker. Klager is gedurende een aantal jaren als patiënt ingeschreven geweest bij de betreffende apotheek. Klager is op een bepaalde datum ontslagen uit het ziekenhuis (afdeling longgeneeskunde). Zijn longarts heeft een recept voor de medicatie naar de apotheek gefaxt. Klager verwijt de aangeklaagde apotheker dat: 1. zijn medicatie op de ontslagdatum niet ’s middags al werd bezorgd, zoals was toegezegd, maar pas ’s avonds; 2. dat de apotheker klager geen gebruiksinstructie heeft willen geven voor de medicatie; en 3. dat de apotheker eenzijdig de behandelrelatie met klager heeft opgezegd. RTG Groningen: verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 gegrond; legt aan de apotheker hiervoor de maatregel van waarschuwing op; wijst de klacht voor het overige af en gelast publicatie.