AGENDA EN SAMENSTELLING ZITTINGEN CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR NOVEMBER 2015 (onder voorbehoud) NOVEMBER dinsdag 3 november 2015 ochtend 10.00 C2015.212 klager / neuroloog (ZH) Mr. J.M. Rowel-van der Linde 11.00 C2015.133 klaagster / arts-assistent neurologie Prof. mr. J. Legemaate (L) Mr. M. Wigleven Dr. R.P. Kleyweg Dr. C.C. Tijssen Mr. M.D. Barendrecht-Deelen C2015.212 Klacht: klager was onder behandeling bij de aanklaagde neuroloog in verband met dunne vezelneuropathie. De neuroloog kon geen oorzaak van de klachten vinden. In verband met achteruitgang van het gezichtsvermogen is in opdracht van de oogarts een MRI-scan gemaakt. Hieruit kwam een goedaardige hypofysetumor naar voren. Klager verwijt de aangeklaagde neuroloog in de kern dat zij de hypofysetumor heeft gemist. Concreet wordt de neuroloog verweten dat zij heeft nagelaten: 1. onderzoek te doen naar de oorzaak van klagers dunne vezel neuropathie; 2. onderzoek te doen naar klager aspecifieke klachten; 3. klager te verwijzen naar andere specialisten in verband met deze aspecifieke klachten dan wel om klager te adviseren in verband hiermee andere specialisten te raadplegen; 4. een MRI-scan te laten maken. RTG Den Haag: wijst de klacht in al haar onderdelen af. Gemachtigde neuroloog: mr. L. Beij, advocate te Utrecht C2015.133 Klacht: tegen destijds arts-assistent neurologie. Klaagster was door haar huisarts naar het ziekenhuis verwezen vanwege sinds enkele weken progressieve zwakte van het rechterbeen en sinds 5 dagen tevens doof en tintelend gevoel in het linkerbeen. Na onderzoek werd de voorlopige diagnose myelitis transversa gesteld. Verweerder zag klaagster voor het eerst op 8 maart 2011 en heeft klaagster in de hoedanigheid van zaalarts mede behandeld tot het einde van de opname op 29 maart 2011. a) Na lumbaalpunctie werd vergeten bloedverdunnende medicatie te hervatten/geven om longembolie te voorkomen. b) Vóór het ontslag op 29 maart 2011 liet de MRI van 28 maart “flow voids” zien. Samen met de gesignaleerde veneuze afwijkingen van de MRI bij opname suggereerde dit de aanwezigheid van een spinale AV fistel. Gegeven het feit dat klaagster niet gereageerd had op zware immuunsuppressie met endoxan en prednisolon had men ofwel een MRI-ANGIO moeten doen vóór ontslag dan wel zo snel mogelijk nadien. Nu werd klaagster ontslagen op deze therapie zonder afspraak voor MRI-ANGIO of klinische follow-up bij de poli Neurologie. c) De ontslagbrief van 29 maart 2011, waarin deze zaken zijn vermeld, is niet verstuurd. RTG Eindhoven: De aanvankelijk aangevoerde bejegeningsklachten zijn ter zitting ingetrokken. Ad a): gegrond. Ad b) en c): Ongegrond. Waarschuwing. Gemachtigde arts-assistent neurologie: mr. L. Fedder, advocate te Utrecht
middag 13.00 C2014.338
klager / neuroloog(NB)
Mr. J.M. Rowel-van der Linde Prof. mr. J. Legemaate Mr. M. Wigleven Dr. R.P. Kleyweg Dr. C.C. Tijssen Mr. H.J. Lutgert
C2014.338: Klacht: Klager is door zijn huisarts in verband met pijnklachten vanuit de schouder verwezen naar verweerster, neuroloog. De klacht houdt -kort en zakelijk weergeven- in dat verweerster de nekklachten van klager in 2011 niet serieus heeft genomen en ten onrechte in het dossier heeft vermeld dat klager niet beperkt was. Voorts verwijt klager verweerster dat zij geen nieuwe MRI heeft laten maken en klager evenmin naar de pijnpolikliniek heeft doorgestuurd. RTG Eindhoven: klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde neuroloog: mr. A.C.I.J. Hiddinga, advocate te Amsterdam 14.30 C2014.491 15.30 C2015.101
revalidatiearts (U) / klager klager / neuroloog (U)
Mr. J.M. Rowel-van der Linde Prof. mr. J. Legemaate Mr. M. Wigleven Drs. M.A.P.E. Bulder-van Beers Dr. C.C. Tijssen Mr. H.J. Lutgert
C2014.491: Klacht: Klager is opgenomen geweest in een Militair revalidatiecentrum na een motorongeval, waar hij onder behandeling is geweest van verweerder (revalidatiearts) Klager heeft blijvende gezondheidsschade opgelopen (onder meer ernstig gezichtsverlies). Klager verwijt verweerder dat hij: 1) Als behandelend arts is gestopt met het onderzoek naar de oorzaak van klagers klachten, ook nadat bloedonderzoek aangaf dat mogelijk sprake was van een doorgemaakte virale infectie; 2) als behandelend arts op 2 februari 2012 niet naar klager is komen kijken, nadat hij vanwege braken, hoofdpijn en verwardheid van het paviljoen naar het verpleegcentrum is gebracht, ook in de avond niet en overigens veel te lang heeft gewacht met het oproepen van een ambulance; 3) als behandelend arts te lang heeft gewacht met het insturen naar een ziekenhuis, gegeven het eerdere ziektebeeld van 25 tot 29 januari 2012. RTG Amsterdam: Ad 1 en 3: gegrond. Ad 2: ongegrond. Berisping. Gemachtigde revalidatiearts: mr. W.R. Kastelein, advocate te Zwolle C2015.101: Klacht: Klager heeft in het kader van een keuring ter beoordeling van zijn rijgeschiktheid de praktijk van verweerder, neuroloog, bezocht. Klager verwijt verweerder dat hij: 1. Aan derden (het CBR) zaken meedeelt die hij klager heeft onthouden; 2. Klager niets heeft verteld over wat een onderzoek inhoudt en wanneer iemand niet meewerkt en wie dat beoordeelt. RTG Amsterdam: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.
donderdag 5 november 2015 ochtend 10.00 C2015.104 cardioloog(ZH) / klaagster
Mr. K.E. Mollema Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Mr. M.W. Zandbergen Dr. A.A. de Rotte Drs. J. van Unnik Mr. A. Mul
C2015.104: Klacht: De echtgenoot van klaagster, patiënt, is door verweerder, cardioloog op het poliklinisch spreekuur gezien. Patiënt is na dit consult weer naar huis gestuurd. Ter nader onderzoek van de klachten van patiënt heeft verweerder binnen vier weken een myocardonderzoek, een 24-uurs holteronderzoek en een echografisch onderzoek van het hart afgesproken. Het nucleair myocardonderzoek bestaat uit twee fasen, een rustonderzoek en een stressonderzoek. Het rustonderzoek is uitgevoerd door een medisch nucleair laborant, onder verantwoordelijkheid van een nucleair geneeskundige (C2014.103). Bij dit onderzoek werden een groot oud hartinfarct en een slechte hartfunctie zichtbaar. Vier dagen na dit onderzoek heeft klaagster patiënt wegens pijn op de borst naar de SEH gebracht. De volgende dag is patiënt overleden. Bij obductie werd een groot oud myocardinfarct gezien met een recente uitbreiding van minder dan 24 uur oud. Klaagster verwijt verweerder dat hij patiënt naar huis heeft gestuurd en dat het aan zijn handelwijze te wijten is dat de onverwachte bevindingen bij het nucleaire onderzoek niet als alarmerend zijn herkend en patiënt daarom niet is opgenomen. Daarnaast is klaagster na het overlijden van patiënt door het ziekenhuis onheus bejegend. RTG Den Haag: Ongegrond voor zover de klacht betrekking heeft op de bejegening, voor het overige gegrond (gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van patiënt behoorde te betrachten). Waarschuwing en publicatie.
11.30 C2015.052 12.30 C2014.443
klager / cardioloog (NB) klaagster /cardioloog (U)
Mr. K.E. Mollema Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Mr. M.W. Zandbergen Prof. dr. R.J.M. Klautz Dr. A.A. de Rotte Mr. A. Mul
C2015.052: Klacht: klager stond bij de aangeklaagde cardioloog onder controle in verband met een in het verleden vastgestelde cardiomyopathie met hartfalen. In 2013 heeft de cardioloog klager verteld dat er sprake was van een achtuitgang van het hart, hem geïnformeerd over de mogelijkheden tot het implanteren van een ICD en hem een folder meegegeven. Klager verwijt de cardioloog: 1. een gebrek aan communicatieve vaardigheden en luistervaardigheden; 2. het nalaten om klager op begrijpelijke wijze te informeren over de beweegredenen en achtergronden voor het plaatsen van een ICD en over de gevolgen daarvan; 3. het nalaten om de huisarts te informeren over de gewijzigde en nieuwe cardiologische situatie van klager; 4. het stellen dat klager de cardioloog maar blindelings moet vertrouwen en 5. het onrechtmatig weigeren om klager verder te behandelen. RTG Eindhoven: wijst de klacht af. Gemachtigde cardioloog: mr. J.C.C. Leemans, advocaat te Amsterdam
C2014.443: Klacht: Bij klaagster is door verweerder, thans cardioloog maar destijds een tweejarige opleiding tot interventiecardioloog volgend, poliklinisch een hartkatheterisatie verricht. Tijdens de ingreep is een afsluiting van de slagader opgetreden ter hoogte van de angioseal. Na de ingreep heeft klaagster pijn in haar rechterbeen gekregen waarna een vaatchirurg operatief een desobstructie heeft verricht en de angioseal heeft verwijderd. Vijf dagen na de katheterisatie heeft klaagster het ziekenhuis verlaten. Klaagster verwijt verweerder dat hij: 1. Bij de ingreep van klaagster heparine heeft gebruikt terwijl hij wist dat klaagster daarvoor allergisch is; klaagster stelt dat dit trombose bij klaagster heeft veroorzaakt; 2. Zijn werk erg slordig heeft uitgevoerd, waardoor hij bij klaagster een zenuw in het rechterbeen heeft geraakt; 3. Brutaal en arrogant jegens klaagster is opgetreden. RTG Eindhoven: Klacht als ongegrond afgewezen. Gemachtigde cardioloog: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, advocate te Utrecht middag 14.00 C2014.451 C2014.452 C2014.453
IGZ / cardioloog (ZH) IGZ / cardioloog (ZH) IGZ / cardioloog (ZH)
Mr. K.E. Mollema Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Mr. M.W. Zandbergen Prof. dr. R.J.M. Klautz Dr. A.A. de Rotte Mr. M.H. van Gool
C2014.451: Klacht: Klacht van de Inspectie tegen drie cardiologen van de maatschap cardiologie. De Inspectie verwijt de Maatschap dat zij zowel in de wijze waarop de Maatschap was georganiseerd en functioneerde als in de wijze waarop door de Maatschap aan patiënten cardiologische zorg werd verleend, in de periode 2010/2012 ernstig tekort is geschoten in de zorg. Volgens de Inspectie waren deze tekortkomingen geworteld in de maatschap als zodanig. De IGZ stelt dat de door de Maatschap verleende cardiologische zorg niet tot één persoon is te herleiden en er onder deze omstandigheden sprake is van individuele tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid van ieder van de drie aangeklaagde cardiologen voor dit collectieve falen van de Maatschap. Volgens de IGZ ligt het handelen van de Maatschap in deze tuchtprocedure ter beoordeling voor en niet het individuele handelen van een individuele cardioloog in bepaalde dossiers. De IGZ heeft in deze tuchtprocedure twaalf dossiers ingediend, naar haar zeggen echter slechts ter illustratie van het algemene beeld van de door de Maatschap verleende zorg. De Inspectie heeft drie cardiologen aangeklaagd. Ieder van deze drie cardiologen wordt individueel tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden voor de volgende binnen de Maatschap geconstateerde tekortkomingen in de zorg. Er was, aldus de IGZ, sprake van: (1) onvoldoende verantwoordelijkheidstoebedeling, (2) onvoldoende continuïteit van zorg, (3) onvoldoende communicatie en dossiervorming, (4) onvoldoende professionaliteit van het diagnostisch en therapeutisch handelen en (5) een tekortschietend kwaliteitsbeleid rondom het levenseinde van cardiologische patiënten. RTG Den Haag: Het College oordeelt dat er (in ieder geval op onderdelen) sprake was tekortkomingen in de organisatie van geleverde zorg en samenwerking binnen de maatschap. Onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling; onzorgvuldige dossiervorming, onvoldoende en te late communicatie.
Het verwijt van onvoldoende professionaliteit van het diagnostisch en therapeutisch handelen kan niet worden beoordeeld op basis van de eerste tuchtnorm en kan niet onder de tweede tuchtnorm worden gebracht. Berisping met publicatie. Gemachtigde Inspectie: mr. M.F. van der Mersch, advocate te Den Haag Gemachtigde cardioloog: prof.mr. J.G. Sijmons, advocaat te Zwolle C2014.452: Klacht: Klacht van de Inspectie tegen drie cardiologen van de maatschap cardiologie. De Inspectie verwijt de Maatschap dat zij zowel in de wijze waarop de Maatschap was georganiseerd en functioneerde als in de wijze waarop door de Maatschap aan patiënten cardiologische zorg werd verleend, in de periode 2010/2012 ernstig tekort is geschoten in de zorg. Volgens de Inspectie waren deze tekortkomingen geworteld in de maatschap als zodanig. De IGZ stelt dat de door de Maatschap verleende cardiologische zorg niet tot één persoon is te herleiden en er onder deze omstandigheden sprake is van individuele tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid van ieder van de drie aangeklaagde cardiologen voor dit collectieve falen van de Maatschap. Volgens de IGZ ligt het handelen van de Maatschap in deze tuchtprocedure ter beoordeling voor en niet het individuele handelen van een individuele cardioloog in bepaalde dossiers. De IGZ heeft in deze tuchtprocedure twaalf dossiers ingediend, naar haar zeggen echter slechts ter illustratie van het algemene beeld van de door de Maatschap verleende zorg. De Inspectie heeft drie cardiologen aangeklaagd. Ieder van deze drie cardiologen wordt individueel tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden voor de volgende binnen de Maatschap geconstateerde tekortkomingen in de zorg. Er was, aldus de IGZ, sprake van: (1) onvoldoende verantwoordelijkheidstoebedeling, (2) onvoldoende continuïteit van zorg, (3) onvoldoende communicatie en dossiervorming, (4) onvoldoende professionaliteit van het diagnostisch en therapeutisch handelen en (5) een tekortschietend kwaliteitsbeleid rondom het levenseinde van cardiologische patiënten. RTG Den Haag: Het College oordeelt dat er (in ieder geval op onderdelen) sprake was tekortkomingen in de organisatie van geleverde zorg en samenwerking binnen de maatschap. Onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling; onzorgvuldige dossiervorming, onvoldoende en te late communicatie. Het verwijt van onvoldoende professionaliteit van het diagnostisch en therapeutisch handelen kan niet worden beoordeeld op basis van de eerste tuchtnorm en kan niet onder de tweede tuchtnorm worden gebracht. Berisping met publicatie. Gemachtigde Inspectie: mr. M.F. van der Mersch, advocate te Den Haag Gemachtigde cardioloog: mr. M.C.V. Dornstedt, advocaat te Hellevoetsluis C2014.453: Klacht: Klacht van de Inspectie tegen drie cardiologen van de maatschap cardiologie. De Inspectie verwijt de Maatschap dat zij zowel in de wijze waarop de Maatschap was georganiseerd en functioneerde als in de wijze waarop door de Maatschap aan patiënten cardiologische zorg werd verleend, in de periode 2010/2012 ernstig tekort is geschoten in de zorg. Volgens de Inspectie waren deze tekortkomingen geworteld in de maatschap als zodanig. De IGZ stelt dat de door de Maatschap verleende cardiologische zorg niet tot één persoon is te herleiden en er onder deze omstandigheden sprake is van individuele tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid van ieder van de drie aangeklaagde cardiologen voor dit collectieve falen van de Maatschap. Volgens de IGZ ligt het handelen van de Maatschap in deze tuchtprocedure ter beoordeling voor en niet het individuele handelen van een individuele cardioloog in bepaalde dossiers. De IGZ heeft in deze tuchtprocedure twaalf dossiers
ingediend, naar haar zeggen echter slechts ter illustratie van het algemene beeld van de door de Maatschap verleende zorg. De Inspectie heeft drie cardiologen aangeklaagd. Ieder van deze drie cardiologen wordt individueel tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden voor de volgende binnen de Maatschap geconstateerde tekortkomingen in de zorg. Er was, aldus de IGZ, sprake van: (1) onvoldoende verantwoordelijkheidstoebedeling, (2) onvoldoende continuïteit van zorg, (3) onvoldoende communicatie en dossiervorming, (4) onvoldoende professionaliteit van het diagnostisch en therapeutisch handelen en (5) een tekortschietend kwaliteitsbeleid rondom het levenseinde van cardiologische patiënten. RTG Den Haag: Het College oordeelt dat er (in ieder geval op onderdelen) sprake was tekortkomingen in de organisatie van geleverde zorg en samenwerking binnen de maatschap. Onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling; onzorgvuldige dossiervorming, onvoldoende en te late communicatie. Het verwijt van onvoldoende professionaliteit van het diagnostisch en therapeutisch handelen kan niet worden beoordeeld op basis van de eerste tuchtnorm en kan niet onder de tweede tuchtnorm worden gebracht. Berisping met publicatie. Gemachtigde Inspectie: mr. M.F. van der Mersch, advocate te Den Haag Gemachtigde cardioloog: mr. S. Slabbers, advocate te Amsterdam WRAKINGSKAMER 16.00 C2014.419 klager / huisarts (NH)
Mr. K.E. Mollema Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Mr. M.W. Zandbergen Prof. dr. R.J.M. Klautz Dr. A.A. de Rotte Mr. M.H. van Gool
dinsdag 10 november 2015 ochtend 10.00 C2015.177 klager / arts (NH) Mr. C.H.M. van Altena C2015.178 zelfde klager /verpleegkundige (NH) Mr. A.R.O. Mooy 11.30 C2015.142 verpleegkundige (Dr) / klaagster Mr. R. Veldhuisen C2015.143 arts (Dr) / zelfde klaagster Dr. B.P.M. Schweitzer Drs. B.W. Topman P. van der Zee P. Nieuwenhuizen-Berkovits Mr. M.D. Barendrecht-Deelen C2015.177: Klacht: Klager en zijn echtgenote zijn ouders van een zoon die op een voorschool zit. Verweerster (arts) is sinds 2009 verbonden aan een geestelijke gezondheidsdienst en werkt bij het team jeugdgezondheidszorg. Bij dit team werken meerdere jeugdartsen en verpleegkundigen samen. Een teamgenoot van verweerster heeft een geprotocolleerd bezoek de voorschool van klagers zoon bezocht en gesproken over de ontwikkeling van de zoon, zijn gedrag en ziekteverzuim. Naar aanleiding van dat gesprek maakte het team jeugdgezondheidszorg zich geen zorgen. Verweerster heeft vervolgens intercollegiaal overleg gevoerd over de zoon en heeft later – nadat de voorschool contact met haar had gezocht - anoniem een vangnetinstelling geconsulteerd over een mogelijke aanmelding van de zoon. De klacht houdt in dat verweerster (arts) heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij jegens klager behoorde te betrachten. Volgens klager heeft verweerster: 1) In strijd gehandeld met vereiste zorgvuldigheid en de geldende protocollen;
2) De privacy van klager en zijn gezin ernstig geschaad door buiten de ouders om een valse zorgmelding te doen bij de GGD/Vangnet Jeugd; 3) Klakkeloos een valse melding van de voorschool overgenomen, zonder enige research te doen dan wel achterliggende informatie op te vragen en zonder contact op te nemen met klager en zijn echtgenote; 4) Haar bevoegdheid overschreden en aangewend voor een ander doel dan waartoe die gegeven is. RTG Amsterdam: Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde arts: mr. J.C.C. Leemans, advocaat te Amsterdam C2015.178: Klacht: Klager en zijn echtgenote zijn ouders van een zoon die op een voorschool zit. Verweerster (verpleegkundige) is sinds 2010 verbonden aan een geestelijke gezondheidsdienst en werkt bij het team jeugdgezondheidszorg. Bij dit team werken meerdere jeugdartsen en verpleegkundigen samen. Verweerster heeft in het kader een geprotocolleerd bezoek de voorschool van klagers zoon bezocht en gesproken over de ontwikkeling van de zoon, zijn gedrag en ziekteverzuim. Naar aanleiding van dat gesprek maakte het team jeugdgezondheidszorg zich geen zorgen. Een teamgenoot van verweerster heeft vervolgens overleg gevoerd met de voorschool over de zoon en heeft later - nadat de voorschool overleg met haar had gezocht - anoniem een vangnetinstelling geconsulteerd over een mogelijke aanmelding van de zoon. Later heeft verweerster klagers zoon bij de vangnetinstelling aangemeld. De klacht houdt in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij jegens klager behoorde te betrachten. Volgens klager heeft verweerster: 1) In strijd gehandeld met vereiste zorgvuldigheid en de geldende protocollen; 2) De privacy van klager en zijn gezin ernstig geschaad door buiten de ouders om een valse zorgmelding te doen bij de GGD/Vangnet Jeugd; 3) Klakkeloos een valse melding van de voorschool overgenomen, zonder enige research te doen dan wel achterliggende informatie op te vragen en zonder contact op te nemen met klager en zijn echtgenote; 4) Haar bevoegdheid overschreden en aangewend voor een ander doel dan waartoe die gegeven is. RTG Amsterdam: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde verpleegkundige: mr. J.C.C. Leemans, advocaat te Amsterdam C2015.142: Klacht: klaagster is recentelijk bevallen en verwikkeld in een echtscheiding. Bij het consultatie bureau was een anonieme melding binnengekomen dat klaagster mogelijk leed aan een postnatale depressie. De aangeklaagde wijkverpleegkundige heeft dit gemeld aan de huisarts. De huisarts heeft dat met klaagster teruggekoppeld. Klaagster heeft de huisarts verteld dat de zorgen onterecht waren. Klaagster heeft een tuchtklacht ingediend tegen de betrokken jeugdarts en de wijkverpleegkundige. Klaagster verwijt de wijkverpleegkundige: 1. dat zij klaagsters privacy heeft geschonden door na een anonieme melding over haar zonder klaagster hierover te benaderen en zonder haar toestemming haar huisarts te bellen; 2. dat zij haar desgevraagd geen toegang heeft verschaft tot haar werkaantekeningen dan wel haar schaduwdossier. RTG Groningen: verklaart het eerste klachtonderdeel gegrond en legt daarvoor de maatregel van berisping op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Gemachtigde verpleegkundige: mr. T. van den Ende, advocate te Zwolle
C2015.143: Klacht: klaagster is recentelijk bevallen en verwikkeld in een echtscheiding. Bij het consultatie bureau was een anonieme melding binnengekomen dat klaagster mogelijk leed aan een postnatale depressie. De tevens aangeklaagde wijkverpleegkundige heeft dit na overleg met de hier aangeklaagde arts gemeld aan de huisarts. De huisarts heeft dat met klaagster teruggekoppeld. Klaagster heeft de huisarts verteld dat de zorgen onterecht waren. Klaagster verwijt de arts: 1. dat klaagsters privacy is geschonden door na een anonieme melding over haar zonder haar hierover te benaderen en zonder haar toestemming haar huisarts te bellen; 2. dat zij haar desgevraagd geen toegang heeft verschaft tot haar werkaantekeningen dan wel haar schaduwdossier. RTG Groningen: verklaart het eerste klachtonderdeel gegrond en legt daarvoor de maatregel van berisping op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Gemachtigde arts: mr. T. van den Ende, advocate te Zwolle middag 13.30 C2015.217
IGZ / verpleegkundige (Gr)
Mr. C.H.M. van Altena Mr. A.R.O. Mooy Mr. R. Veldhuisen P. van der Zee P. Nieuwenhuizen-Berkovits Mr. R. Blokker
C2015.217: Klacht: Klaagster is een instelling voor de geestelijke gezondheidszorg. Verweerder is als verpleegkundige werkzaam geweest in een kliniek van klaagster. Klaagster heeft een klacht tegen de verpleegkundige ingediend wegens - kort gezegd - het aangaan van een relatie met een patiënte na het eindigen van de behandelrelatie en het zich zonder toestemming inzage verschaffen in het EPD van patiënte. Meer specifiek houdt de klacht in: 1) Verweerder is willens en wetens een (seksuele) relatie aangegaan met een patiënte en heeft deze relatie langdurig gehad. Na het beeïndigen van de relatie is patiënte psychisch gedecompenseerd en met een IBS opgenomen; 2) Verweerder heeft door te handelen zoals onder 1 beschreven, de protocollen van klaagster inzake ‘Seksuele intimidatie en (overig) grensoverschrijdend gedrag’ en ‘Hantering van relaties’ genegeerd. Verweerder behoorde de inhoud van deze protocollen te kennen; 3) Verweerder heeft verzuimd om eerder bij een leidinggevende aan te geven dat hij verliefdheidsgevoelens had voor een patiënte. Verweerder was ervan op de hoogte dat patiënte nog ambulante behandeling onderging op een andere locatie van zijn werkgever; 4) Verweerder heeft zich zonder toestemming en buiten de afspraken om toegang verschaft tot het EPD van patiënte, in de periode dat hij geen behandelrelatie meer met patiënte had. RTG Groningen: Klacht gegrond. Schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor de duur van drie maanden. 15.00 C2014.414 C2014.415
klaagster / internist (ZH) Mr. C.H.M. van Altena zelfde klaagster / verpleegkundige Mr. A.R.O. Mooy (ZH) Mr. R. Veldhuisen Dr. C.P. Timmerman Dr. T.J.M. Tobé P. van der Zee P. Nieuwenhuizen-Berkovits Mr. R. Blokker
C2014.414: Klacht: De patiënt, de vader van klaagster, is inmiddels overleden. De klacht behelst - kort weergegeven - onzorgvuldig handelen van de aangeklaagde internist samenhangend met een MRSA besmetting. De echtgenote van de patiënt, klaagsters stiefmoeder, stemt niet in met het indienen van de klacht. RTG ’s-Gravenhage: verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht (klaagster geen rechtstreeks belanghebbende. Klachtgerechtigheid ligt in beginsel bij de levensgezel met uitsluiting van de overige naaste betrekkingen) Gemachtigde internist: mr. L. Beij, advocate te Utrecht C2014.415: Klacht: De patiënt, de vader van klaagster, is inmiddels overleden. Klaagster wil een klacht indienen wegens - kort weergegeven - onzorgvuldig handelen van de aangeklaagde verpleegkundige samenhangend met een MRSA besmetting. De echtgenote van de patiënt, klaagsters stiefmoeder, stemt niet in met het indienen van de klacht. RTG ’s-Gravenhage: verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht ( klaagster geen rechtstreeks belanghebbende. Klachtgerechtigheid ligt in beginsel bij de levensgezel met uitsluiting van de overige naaste betrekkingen) Gemachtigde verpleegkundige: mr. L. Beij, advocate te Utrecht donderdag 12 november 2015 ochtend 11.00 C2014.459 klaagster / arts (NH)
Mr. A.D.R.M. Boumans Mr. G.P.M. van den Dungen Mr. M.W. Zandbergen Drs. H.S. Boersma Drs. J.A.F. Leunisse-Walboomers Mr. J. van den Hoven
C2014.459: Klacht: Klaagster is in 2009 een auto-ongeval overkomen. Teneinde haar schade te verhalen op de aansprakelijke partij heeft zij zich voor rechtshulp gewend tot haar rechtsbijstandverzekeraar. Klaagster wenst schade als gevolg van bruxisme op de aansprakelijke partij te verhalen. Haar tandarts heeft aangegeven dat de afbrokkeling van klaagsters kiezen duidelijk te wijten is aan het ongeval en misschien nog posttraumatisch toegenomen knarsactiviteit. In het kader van de letselschadeafwikkeling heeft klaagsters rechtsbijstandverzekeraar verweerder, arts, om medisch advies gevraagd. De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door een medisch advies uit brengen dat niet voldoet aan de daarvoor geldende zorgvuldigheidseisen: (i) het advies is inhoudelijk onjuist; (ii) het advies is op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen; (iii) verweerder is buiten de grenzen van zijn deskundigheid getreden door zelf tandheelkundig advies uit te brengen zonder een tandheelkundig consulent te hebben geraadpleegd; en (iv) verweerder heeft zijn advies in niet voor discussie vatbare, afwijzende en denigrerende bewoordingen gesteld. Daarnaast heeft verweerder nagelaten klaagster te adviseren om verdere tandheelkundige behandelingen uit te stellen totdat nader onderzoek was gedaan naar het eventuele verband tussen het toegenomen bruxisme en het klaagster overkomen ongeval. RTG Amsterdam: Klacht ongegrond. Klacht afgewezen met publicatie.
middag 13.00 C2015.061 klaagster / verzekeringsarts (NH) Mr. A.D.R.M. Boumans C2015.062 zelfde klaagster / verzekeringsarts (Fl) Mr. G.P.M. van den Dungen 14.00 C2015.163 klaagster / bedrijfsarts(NH) Mr. M.W. Zandbergen Drs. H.S. Boersma Drs. J.A.F. Leunisse-Walboomers Mr. J. van den Hoven C2015.061: Klacht: In het kader van de toetsing van de re-integratie-inspanningen aan de zijde van de werkgever van klaagster bij de aanvraag van een uitkering op grond van de Wet WIA is door een verzekeringsarts (C2015.062) een rapport uitgebracht. Aan de werkgever werd in verband met onvoldoende re-integratie-inspanningen een loonsanctie opgelegd. Klaagster heeft tegen dit besluit bezwaar aangetekend. Vervolgens heeft verweerster, verzekeringsarts, een half jaar later in het kader van de bezwaarprocedure verzekeringskundig onderzoek verricht en daarvan verslag uitgebracht. Klaagster verwijt verweerster dat deze in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die zij jegens klaagster behoorde te betrachten door mee te gaan in de beoordeling van de primaire verzekeringsarts en klaagster daarmee opzadelde met nog een jaar re-integratieverplichtingen bij haar werkgever. RTG Amsterdam: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde verzekeringsarts: mr.drs. A.G. Jansen, advocate te Amsterdam C2015.062: Klacht: In het kader van de toetsing van de re-integratie-inspanningen aan de zijde van de werkgever van klaagster bij de aanvraag van een uitkering op grond van de Wet WIA is door verweerster, verzekeringsarts een rapport uitgebracht. Aan de werkgever werd in verband met onvoldoende re-integratie-inspanningen een loonsanctie opgelegd. Klaagster verwijt verweerster dat zij heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij jegens klaagster behoorde te betrachten door: 1. Klaagster te straffen met nog een jaar re-integratieverplichtingen bij haar werkgever omdat verweerster een ander oordeel heeft gegeven over klaagsters gezondheidssituatie dan de bedrijfsarts; 2. Te oordelen over het handelen van de bedrijfsarts, waartoe zij niet bevoegd is RTG Amsterdam: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde verzekeringsarts: mr.drs. A.G. Jansen, advocate te Amsterdam C2015.163: Klacht: Betreft arbeidsongeschiktheid/arbeidsconflict. Klaagster is in dienst geweest bij de regiopolitie. De regiopolitie heeft een contract met de Arbo Unie. Verweerder is als bedrijfsarts werkzaam bij Arbo en in die hoedanigheid heeft hij een behandelrelatie met klaagster gehad. De klacht houdt in dat verweerder, bedrijfsarts: 1) Zich niet onafhankelijk heeft opgesteld en meer oog heeft gehad voor de belangen van de werkgever dan voor haar belangen: 2) Door zijn handelen dan wel nalaten gedurende de verzuimbegeleiding in zijn zorgplicht ten aanzien van klaagster is tekort geschoten; 3) Op onzorgvuldige en summiere wijze verslaglegging heeft gedaan in het medisch dossier van klaagster; 4) Zijn beroepsgeheim heeft geschonden en zich daarnaast niet heeft beperkt tot het verstrekken van relevante medische informatie;
5) Niet dan wel onjuist de geldende richtlijnen van de NVAB heeft toegepast en in ieder geval niet heeft gemotiveerd waarom deze richtlijnen niet zijn gevolgd. RTG Amsterdam: Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde klaagster: mr. W. de Klein, advocaat te Woerden Gemachtigde bedrijfsarts: mr. W.A.M. Rupert, advocaat te Rotterdam dinsdag 17 november 2015 ochtend 10.30 C2015.071 klager / gz-psycholoog (NB) 11.30 C2014.274 klager / gz-psycholoog (ZH)
Mr. E.J. van Sandick Mr. L.F. Gerretsen-Visser Mr. A. Smeeïng-van Hees Drs. G.A.M. Mensing Drs. R.M.H. Schmitz Mr. H.J. Lutgert
C2015.071: Klacht: Klager heeft tijdens een ruzie zijn neef van een tractor geschopt. Klagers neef heeft daaraan letsel overgehouden. De neef was patiënt van verweerder, gz-psycholoog. Verweerder heeft in november 2001 een brief geschreven aan de neuroloog over het letsel van de neef. In november 2006 heeft verweerder nog een andere brief geschreven aan een andere arts over het letsel van de neef. Klager verwijt verweerder dat hij geen gedegen medisch onderzoek heeft verricht en in de brief van 5 mei 2001 een onjuiste verklaring heeft afgelegd. In later uitgebrachte medische rapportages wordt steeds voortgeborduurd op de onzorgvuldige anamnese van verweerder. Dit heeft gevolgen gehad voor de strafrechtelijke procedure waarin klager naar aanleiding van het voorval op 5 mei 2001 is verwikkeld. Ook (het versturen van) de brief van 26 november 2006 is naar de mening van klager onjuist. RTG Eindhoven: Verklaart klager gedeeltelijk niet ontvankelijk voor zover de klacht ziet op het handelen vóór 11 maart 2004. Klacht voor het overige als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde klager: mr.ing. P.M.A.C. van de Laak, advocaat te Moergestel Gemachtigde gz-psycholoog: mr. M.J. Bos, advocaat te Amsterdam C2014.274: Klacht: in opdracht van de officier van Justitie heeft de aangeklaagde gz-psycholoog een pro justitia onderzoek ingesteld naar klager die ten tijde van het onderzoek werd verdacht van misdrijven en in een penitentiaire inrichting verbleef. De gz-psycholoog heeft bij het onderzoek een andere psycholoog (in opleiding tot gerechtelijk deskundige) ingeschakeld met het oog op het uitbrengen van een psychologisch rapport. De klacht houdt kort gezegd in dat de rapportage van de gz- psycholoog niet voldoet aan de eisen die daaraan uit het oogpunt van zorgvuldigheid, professionaliteit en deskundigheid in redelijkheid gesteld mogen worden. De klacht wordt onderverdeeld in de volgende klachtonderdelen: A. Uit het rapport wordt een aantal punten van de samenwerking tussen de psycholoog en de heer Telleman niet duidelijk; B. De psycholoog heeft diagnostische overwegingen en conclusies doen overkomen als die van haarzelf, terwijl zij klager zelf niet heeft onderzocht; C. Een overwegend deel van de tijd is besteed aan het invullen van de vele testen en derhalve maar weinig tijd aan daadwerkelijke gesprekken met klager, waardoor de diagnostische conclusies een basis in solide gedragsonderzoek (naast enkel testuitslagen) ontberen; D. Uit het rapport blijkt niet wanneer, hoe vaak en op welke wijze overleg heeft plaatsgehad met de mederapporteur dr. B.A. Blansjaar, psychiater;
E. De psycholoog heeft de dossiergegevens (het rapport) niet ter inzage verstrekt althans het conceptrapport niet aan klager aangeboden ter inzage en correctie; F. Een aantal zwaarwegende (diagnostische) overwegingen en conclusies in het rapport is begrijpelijk noch inzichtelijk (gemaakt); G. Het interventieadvies en de –condities zoals voorgesteld door de psycholoog zijn onvoldoende gemotiveerd, terwijl bovendien geen sprake is geweest van voldoende persoonlijk onderzoek. RTG Den Haag: Klachtonderdeel gegrond: A, E. Klachtonderdeel ongegrond: B, C, D, F, G Waarschuwing. Gemachtigde klager: mr. Y.HG. van der Hut, advocate te Den Haag Gemachtigde gz-psycholoog: mr. A.W. Hielkema, advocate te Utrecht middag 13.30 C2015.189 C2015.245
klager / gz-psycholoog (L) zelfde klager / gz-psycholoog
Mr. E.J. van Sandick Mr. L.F. Gerretsen-Visser Mr. A. Smeeïng-van Hees Drs. G.A.M. Mensing Prof. dr. M.J.M. van Son Mr. M.D. Barendrecht-Deelen
C2015.189: Klacht: Klager verbleef in een forensisch psychiatrisch centrum (FPC), waar verweerster gzpsycholoog en Hoofd behandeling was. Klager verbleef aanvankelijk op afdeling X. Na enige tijd is hij intern overgeplaatst naar afdeling Y. Verweerster was sindsdien geen behandelaar van klager meer. Klager verwijt verweerster het volgende: a) Verweerster heeft klager vanaf het moment dat hij op afdeling Y zou komen, een behandeling toegezegd, maar deze behandeling is hem nooit aangeboden; b) Verweerster heeft aan klager simkaarten en een smartphone met lader aangeboden. c) Verweerster voert binnen het FPC cocaïne en methadon in; d) Klager is door verweerster onder druk gezet om geen klacht tegen haar in te dienen; e) Klager is door verweerster onder druk gezet om geen overplaatsingsverzoek te doen; f) Klager is vanaf het moment dat hij op afdeling Y terecht kwam van het kastje naar de muur gestuurd. RTG Eindhoven: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde gz-psycholoog: mr. P.H.N Keuning-Taapken, advocate te Zoetermeer C2015.245: Klacht: Klager verblijft in een Forensisch psychiatrische kliniek. Verweerster, gzpsycholoog, was Hoofd Behandeling van de afdeling waar klager verbleef. Bij brief van 17 juli 2014 heeft het ministerie aan de advocaat van klager laten weten het eerder gedane overplaatsingsverzoek van klager toe te kennen. Klager is begin november 2014 overgeplaatst naar een TBS kliniek. Klager verwijt verweerster: a) dat zij geen gehoor heeft gegeven aan de uitspraak van het ministerie door klager geen behandeling c.q. therapie aan te bieden ter voorbereiding op de overplaatsing naar een andere kliniek en b) dat zij ook geen gehoor heeft gegeven aan de verzoekbriefjes van klager voor een gesprek. RTG Eindhoven: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde gz-psycholoog: mr. M. Meijer, advocate te Zoetermeer
donderdag 19 november 2015 ochtend 10.00 C2014.398 klager / huisarts (NH)
Mr. T.L. de Vries Mr. J.P. Fokker Mr. R.A. van der Pol Drs. F.M.M. van Exter Prof. dr. R.C.M. Pelger Mr. M.W. van Beek
C2014.398: Klacht: bij de zoon van klager (de patiënt) is een circumcisie verricht. De patiënt heeft pijn en fistels aan de penis. De aangeklaagde huisarts heeft deze operatie uitgevoerd. Klager verwijt de huisarts dat hij deze operatie niet juist heeft uitgevoerd met klachten en een onaanvaardbaar cosmetisch resultaat tot gevolg. RTG Amsterdam: wijst de klacht af. Gemachtigde huisarts: mr. M.C. Hoorweg-de Boer, advocate te Utrecht middag 12.00 C2015.286 13.00 C2015.292 14.00 C2015.170 15.00 C2015.214
klager / huisarts (NH) klager / huisarts (U) klager / huisarts (ZH) klager / huisarts (NH)
Mr. T.L. de Vries Mr. J.P. Fokker Mr. R.A. van der Pol Drs. M.A.P.E. Bulder-van Beers Drs. F.M.M. van Exter Mr. B.J. Broekema-Engelen
C2015.286: Klacht: Klager is in de week nadat hij betrokken was bij een verkeersongeval tweemaal op consult geweest bij verweerster, huisarts. Een half jaar later heeft hij zich nogmaals gemeld met rugklachten waarna hij door verweerster is verwezen naar een neuroloog en een fysiotherapeut. Voorts is klager op enig moment in verband met maagklachten op consult geweest waarna verweerster aanvankelijk een maagbeschermer heeft voorgeschreven en klager vier maanden later voor een scopie heeft doorgezonden. Naar aanleiding van deze scopie is bij klager een hernia diafragmatica geconstateerd. Klager verwijt de aangeklaagde huisarts dat zij : 1. te lang heeft gewacht met het doorverwijzen van klager naar een neuroloog; 2. klager ten onrechte geen maagbeschermer heeft gegeven voor de pijnmedicatie. RTG Amsterdam: verklaart beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond. Gemachtigde huisarts: mr. S. Slabbers, advocate te Amsterdam C2015.292: Klacht: klager is de partner van de inmiddels op 54-jarige leeftijd aan een eierstok carcinoom overleden patiënte. Klager verwijt de aangeklaagde huisarts dat hij nalatig heeft gehandeld door niet tijdig naar aanleiding van de klachten van patiënte de diagnose carcinoom te stellen. Klager acht de huisarts aansprakelijk voor de als gevolg hiervan geleden materiële en immateriële schade. RTG Amsterdam: wijst de klacht als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer af. Gemachtigde huisarts: mr. D.M. Pot, advocate te Leusden C2015.170: Klacht: Klager is bekend met een persoonlijkheidsproblematiek cluster B met name borderline trekken. Bij klager was sprake van een Helicobacter pylori-infectie. De
aangeklaagde huisarts heeft klager behandeld d.m.v. een zogenaamde triple therapie. Klager is enige tijd later in de praktijk verschenen in verband met maag- en ontlasting klachten. Aangezien hij geen afspraak had heeft de assistente een afspraak gemaakt voor een later moment op die dag. Klager verwijt de huisarts : 1. dat zij ten onrechte heeft geconcludeerd dat de bacterie dood was, waardoor klager in gevaar is gebracht; 2. dat zij op een bepaalde datum geweigerd heeft om klager te helpen. RTG Den Haag: wijst de klacht in haar geheel zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond af. Gemachtigde klager: mr. E.J. Kolmeijer, advocaat te Rotterdam Gemachtigde huisarts: mr. L. Beij, advocate te Utrecht C2015.214: Klacht: Klager is twee maal op consult geweest bij zijn huisarts in verband met een te hoog cholesterolgehalte. Klager verwijt de aangeklaagde huisarts - zakelijk weergegeven - dat hij klager heeft gediscrimineerd door hem geen medicijnen te geven in verband met zijn te hoge cholesterolgehalte. RTG Amsterdam: wijst de klacht als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer af. dinsdag 24 november 2015 ochtend 10.00 C2014.190 klaagster / orthopedisch chirurg (NH) Mr. J.M. Rowel-van der Linde Mr. J.P. Balkema Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Dr. R.M. Bloem Prof. dr. F.J.P.M. Huygen Mr. M. van Esveld C2014.190: Klacht: Klaagster acht de aangeklaagde orthopedisch chirurg tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor het overlijden van haar zoon. Na intrekking ter zitting van één onderdeel, bestaat haar klacht nog uit de volgende drie klachtonderdelen: 1. het afwijken van het in het ziekenhuis geldende protocol: “PPO aanvullend onderzoek en voorbereiding; aanvullend onderzoek gerelateerd aan de conditie en bijkomende afwijkingen”. Op grond van dit protocol had patiënt voorafgaand aan de operatie onderzocht moeten worden door een internist, dit vanwege de hyponatriemie en Arnold-Chiari malformatie. Dit is niet gebeurd. Klaagster houdt de arts en de anesthesioloog samen verantwoordelijk voor het onvolledige preoperatieve onderzoek, de risico inschatting en de daarop gebaseerde besluitvorming; 2. het afwijken van de KNMG-publicatie: “Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg”. De arts had bij de operatie rekening moeten houden met de Arnold-Chiari malformatie en het volle brein van patiënt. Dat heeft hij niet gedaan, de arts was van deze bevindingen zelfs niet op de hoogte; 3. het tijdens de operatie geen weefsel bij patiënt afnemen ten behoeve van onderzoek door een klinisch geneticus. RTG Amsterdam: wijst de klacht af. Gemachtigde klaagster: mr. F. Salouli, advocate te Amsterdam Gemachtigde orthopedisch chirurg: mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht
11.30 C2015.043 C2015.044
klager / anesthesioloog(NB) zelfde klager/ chirurg (L)
Mr. J.M. Rowel-van der Linde Mr. J.P. Balkema Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Prof. dr. F.J.P.M. Huygen Dr. G.J. Clevers Mr. M. van Esveld
C2015.043: Klacht: De klacht heeft betrekking op de behandeling van de, inmiddels overleden, echtgenote van klager, patiënte. Een operatie aan de aortaklep, uitgevoerd in het ziekenhuis waar verweerder als anesthesioloog/intensivist werkzaam was is gevolgd door een zeer gecompliceerd postoperatief verloop. Op enig moment is besloten de behandeling, die door de behandelaar als medisch zinloos werd gekwalificeerd, te staken. Klager heeft hiertegen geprotesteerd en op zijn verzoek is patiënte overgeplaatst naar de IC-afdeling van een ander ziekenhuis (C2015.044) , waar patiënte acht maanden later is overleden. Klager verwijt verweerder een fout te hebben gemaakt door het leven van patiënte te willen beëindigen vanwege een te verwachten infectie die na obductie niet aanwezig bleek. RTG Eindhoven: Klacht afgewezen. Gemachtigde anesthesioloog: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, advocate te Utrecht C2015.044: Klacht: De klacht heeft betrekking op de behandeling van de, inmiddels overleden, echtgenote van klager, patiënte. Een operatie aan de aortaklep, uitgevoerd in een ander ziekenhuis, is gevolgd door een zeer gecompliceerd postoperatief verloop. Op enig moment is besloten de behandeling, die door de behandelaar aldaar als medisch zinloos werd gekwalificeerd, te staken. Klager heeft hiertegen geprotesteerd en op zijn verzoek is patiënte overgeplaatst naar de IC-afdeling van het ziekenhuis, waar verweerder, chirurg/intensivist werkzaam is. Patiënte is acht maanden na opname overleden. Klager verwijt verweerder meerdere fouten te hebben gemaakt door het toedienen van een hoeveelheid bloedverdunners die zouden hebben geleid tot een hersenbloeding en meerdere andere bloedingen en voorts door – kort gezegd – geen rekening te houden met het lagere lichaamsgewicht van patiënte. RTG Eindhoven: Klacht afgewezen. Gemachtigde chirurg: mr. L. Beij, advocate te Utrecht middag 13.30 C2015.097 klager / chirurg (ZH) 14.30 C2015.007 klaagster / arts(L) 15.30 C2015.145 chirurg (Fr) / klaagster
Mr. J.M. Rowel-van der Linde Mr. J.P. Balkema Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Dr. G.J. Clevers Dr. R.T. Ottow Mr. M.H. van Gool
C2015.097: Klacht: Klager heeft als gevolg van een val op 13 oktober 2007 naast een ernstige wervelfractuur tevens ernstig tongletsel opgelopen waarna klager is behandeld op de Afdeling Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis. Klager is daar gezien door de dienstdoende artsassistent die met betrekking tot het tongletsel heeft besloten tot een afwachtend beleid. Verweerder was supervisor op de afdeling heelkunde toen klager werd opgenomen. Klager verwijt verweerder, chirurg, onvoldoende aandacht en zorg aan zijn tongletsel te hebben gegeven, als gevolg waarvan er sprake is van ernstigere restklachten althans hem de kans is ontnomen op een behandeling met een beter resultaat. Klager heeft onnodig geleden
en voelde zich onheus behandeld. Er is zo min mogelijk tijd en aandacht aan hem besteed omdat hij - ten onrechte - als illegaal en onverzekerd werd beschouwd. Dit wordt bevestigd door het feit dat uit het medisch dossier nauwelijks iets blijkt over de aard en het beloop van het tongletsel of van de hulp die klager in dat verband heeft gevraagd. RTG Den Haag: Klacht afgewezen. Gemachtigde klager: mr.drs. I.D. Nelis, advocate te DenHaag C2015.007: Klacht: Verweerster, arts, heeft bij klaagster een atheroomcyste verwijderd. Klaagster verwijt verweerster dat zij bij de operatie zonder toestemming van klaagster DNA en bloed heeft afgenomen voor onderzoek en klaagster bovendien met de dood heeft bedreigd. RTG Eindhoven: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. C2015.145: Klacht: Klacht tegen chirurg die bij klaagster via een kijkoperatie de galblaas heeft verwijderd. Klaagster krijgt te horen dat ze tijdens de operatie een hartstilstand heeft gehad en gereanimeerd is door middel van hartmassage. Klaagster ervaart na de operatie erg veel pijn op de borst. Klaagster verwijt de chirurg: 1) Onjuiste en onvolledige informatieverstrekking; 2) Onterechte hartmassage; 3) Onvoldoende nazorg aan een tijdens de operatie gereanimeerde patiënte; 4) Onjuiste/onvolledige verslaglegging. RTG Groningen: Ad 1 en 2) ongegrond. Ad 3 en 4) gegrond. Berisping. Gemachtigde chirurg: mr. M. van der Graaf ,advcoate te Utrecht donderdag 26 november 2015 ochtend 10.00 C2015.225 neuroloog (NB) / klaagster 11.00 C2015.132 klager / neuroloog (NB)
Mr. K.E. Mollema Mr. W.P. Bruinsma Prof. mr. J. Legemaate Prof. dr. C.M.F. Dirven Dr. R.P. Kleyweg Mr. D. Brommer
C2015.225: Klacht: Klaagster werd in 2010 in het ziekenhuis opgenomen op verdenking van een voedselvergiftiging. Zij werd gezien op de afdeling Spoedeisende Hulp waar verweerder als dienstdoend waarnemend neuroloog haar zag samen met de arts-assistent neurologie. Klaagster verwijt de neuroloog dat hij zich te afwachtend heeft opgesteld door geen lumbaalpunctie te doen om een herpes simplex virale encephalitis (hersenontsteking) uit te sluiten en dat een schriftelijke verslaglegging van het ziektebeloop en behandeling over een periode van vier dagen gedurende haar opname in het ziekenhuis ontbreekt. De nalatigheid heeft voor klaagster grote gevolgen gehad. Zij heeft veel last van cognitieve stoornissen, aldus klaagster. RTG Eindhoven: Ernstig verwijtbaar tekortschieten. Legt op de maatregel van een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid om in het register ingeschreven staande het beroep van neuroloog uit te oefenen in die zin dat hij alleen onder supervisie van een neuroloog het beroep van neuroloog mag uitoefenen. Gemachtigde klaagster: mr. D.M. Pot, advocaat te Leusden Gemachtigde neuroloog: mr. O.L. Nunes,advocaat te Utrecht
C2015.132: Klacht: klager is in 2012 per ambulance naar het ziekenhuis gebracht nadat hij was aangereden door een auto en opgenomen op de afdeling spoedeisende hulp. Die avond is hij overgeplaatst naar de afdeling neurologie. Klager verwijt de aangeklaagde neuroloog (die hij verantwoordelijk acht voor de medische zorg tijdens de opname) dat: 1. er zonder zijn toestemming medische informatie is verstrekt aan derden; 2. er onjuiste medische informatie is verstrekt aan derden; 3. er in de rechterarm/hand van klager is geprikt, terwijl de neuroloog wist of behoorde te weten dat er in die arm sprake was van traumatische reflexdystrofie; 4. ten onrechte geen slaapmedicatie aan klager is verstrekt; 5. hij heeft geweigerd om klager een afschrift van het medisch dossier te verstrekken. RTG Eindhoven: wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Gemachtigde klager: mr. M.G.F. de Graaff-Bosch, advocate te Utrecht Gemachtigde neuroloog: mr. L. Fedder, advocate te Utrecht middag 13.00 C2015.121 C2015.122
klager / neurochirurg(NB) zelfde klager / neurochirurg (NB)
Mr. K.E. Mollema Mr. W.P. Bruinsma Prof. mr. J. Legemaate Prof. dr. C.M.F. Dirven Dr. R.P. Kleyweg Mr. A. Mul
C2015.121: Klacht: Klager - zelf arts - werd op verwijzing van zijn anesthesioloog gezien door een collega-neurochirurg in het ziekenhuis waar verweerder als neurochirurg werkzaam was. Klager had herniaklachten en had volgens de verwijsbrief in toenemende mate klachten van de uitstraling naar zijn rechterbovenarm. a. Klager klaagt over het feit dat hij geopereerd is door verweerder (neurochirurg in opleiding) en niet door de neurochirurg met wie hij daarvoor steeds contact had gehad. Dat de neurochirurg de operatie niet zelf zou uitvoeren maar een andere, hem niet bekende neurochirurg in opleiding, werd hem pas verteld kort voor de operatie zou plaatsvinden en nadat hij al klaargemaakt was voor de operatie, hetgeen bij hem tot onnodig veel extra spanning heeft geleid. b. Zijn tweede klacht betreft de operatie op C4/5 niveau, terwijl hij erop vertrouwde dat de operatie op twee niveaus (ook op C5/6) zou plaatsvinden. Nu dat laatste niet is gebeurd, heeft hij een tweede operatie moeten ondergaan. In diverse e-mails heeft klager, voorafgaande aan de operatie, te kennen gegeven dat de klachten zich hadden uitgebreid naar links. Hij ging er daarom vanuit dat hij op twee niveaus geopereerd zou worden. Klager wijst ter nadere adstructie op een transcriptie van een geluidsopname die hij heeft opgenomen van het gesprek met verweerder. De dictafoon lag (met het lampje aan) open op tafel, zodat klager thuis op zijn gemak het gesprek kon naluisteren. Hij was wel vergeten te vragen of verweerder bezwaar had tegen de opname van het gesprek. RTG Eindhoven: Ad a) gegrond. Ad b) ongegrond. Klacht deels gegrond. Waarschuwing. Gemachtigde neurochirurg: mr. L. Beij, advocate te Utrecht C2015.122: Klacht: Klager - zelf arts - werd op verwijzing van zijn anesthesioloog gezien door een collega-neurochirurg in het ziekenhuis waar verweerder als neurochirurg werkzaam was. Klager had herniaklachten en had volgens de verwijsbrief in toenemende mate klachten van de uitstraling naar zijn rechterbovenarm.
a. Klager klaagt over het feit dat hij geopereerd is door verweerder (neurochirurg in opleiding) en niet door de neurochirurg met wie hij daarvoor steeds contact had gehad. Dat de neurochirurg de operatie niet zelf zou uitvoeren maar een andere, hem niet bekende neurochirurg in opleiding, werd hem pas verteld kort voor de operatie zou plaatsvinden en nadat hij al klaargemaakt was voor de operatie, hetgeen bij hem tot onnodig veel extra spanning heeft geleid. b. Zijn tweede klacht betreft de operatie op C4/5 niveau, terwijl hij erop vertrouwde dat de operatie op twee niveaus (ook op C5/6) zou plaatsvinden. Nu dat laatste niet is gebeurd, heeft hij een tweede operatie moeten ondergaan. In diverse e-mails heeft klager, voorafgaande aan de operatie, te kennen gegeven dat de klachten zich hadden uitgebreid naar links. Hij ging er daarom vanuit dat hij op twee niveaus geopereerd zou worden. Klager wijst ter nadere adstructie op een transcriptie van een geluidsopname die hij heeft opgenomen van het gesprek de neurochirurg. De dictafoon lag (met het lampje aan) open op tafel, zodat klager thuis op zijn gemak het gesprek kon naluisteren. Hij was wel vergeten te vragen of verweerder bezwaar had tegen de opname van het gesprek. RTG Eindhoven: Klacht op beide onderdelen ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde neurochirurg: mr. L. Beij, advocate te Utrecht 14.30 C2015.135 C2015.136 16.00 C2014.446
IGZ / uroloog(NB) zelfde uroloog(NB) / klager klager / plastisch chirurg(ZH)
Mr. K.E. Mollema Mr. W.P. Bruinsma Prof. mr. J. Legemaate Dr. R.T. Ottow Prof. dr. R. Willemze Mr. A. Mul
C2015.135: Klacht: De klacht heeft betrekking op de behandeling van de inmiddels overleden echtgenoot van klaagster, hierna patiënt. Bij patiënt was door een plastisch chirurg een moedervlek verwijderd. Ca. drie weken na deze verwijdering volgde het bericht dat de uitslag niet goed was en dat er opnieuw gesneden moest worden. Bij aankomst in de kliniek bleek de plastisch chirurg afwezig en heeft verweerder, behandelend uroloog van patiënt, een re-excisie verricht. Aanvankelijk is toen een goede PA-uitslag doorgegeven, ca. 3 weken later bleek er toch een restlokalisatie van het maligne melanoom aanwezig. Na een second opinion is patiënt in een ander ziekenhuis nogmaals geopereerd. Bij deze operatie is ook een klier weggenomen. De uitslag heeft geleid tot de nodige vervolgonderzoeken en –behandelingen. Patiënt is ca. negen maanden jaar na de laatste operatie overleden. Door IGZ is, naar aanleiding van de melding van patiënt, een rapport over het handelen van verweerder uitgebracht. IGZ heeft afgezien van het indienen van een klacht nu patiënt zelf al een klacht had ingediend. Klaagster verwijt verweerder dat deze onzorgvuldig heeft gehandeld door zich niet te houden aan de geldende richtlijn en door patiënt met een goede uitslag naar huis te laten gaan. RTG Den Haag: Klacht is gegrond. Schorsing voor de duur van een jaar. Gemachtigde uroloog: mr. J.C.C. Leemans, advocaat te Amsterdam C2015.136: Klacht: De klacht heeft betrekking op de behandeling van de inmiddels overleden echtgenoot van klaagster, hierna patiënt. Bij patiënt was door een plastisch chirurg een moedervlek verwijderd. Ca. drie weken na deze verwijdering volgde het bericht dat de uitslag niet goed was en dat er opnieuw gesneden moest worden. Bij aankomst in de kliniek bleek de plastisch chirurg afwezig en heeft verweerder, behandelend uroloog van patiënt, een re-excisie verricht. Aanvankelijk is toen een goede PA-uitslag doorgegeven, ca. 3 weken later bleek er toch een
restlokalisatie van het maligne melanoom aanwezig. Na een second opinion is patiënt in een ander ziekenhuis nogmaals geopereerd. Bij deze operatie is ook een klier weggenomen. De uitslag heeft geleid tot de nodige vervolgonderzoeken en –behandelingen. Patiënt is ca. negen maanden jaar na de laatste operatie overleden. Door IGZ is, naar aanleiding van de melding van patiënt, een rapport over het handelen van verweerder uitgebracht. IGZ heeft afgezien van het indienen van een klacht nu patiënt zelf al een klacht had ingediend. Klaagster verwijt verweerder dat deze onzorgvuldig heeft gehandeld door zich niet te houden aan de geldende richtlijn en door patiënt met een goede uitslag naar huis te laten gaan. RTG Den Haag: Klacht is gegrond. Schorsing voor de duur van een jaar. Gemachtigde uroloog: mr. J.C.C. Leemans, advocaat te Amsterdam C2014.446: Klacht: klaagster heeft eerder een klacht ingediend tegen de plastisch chirurg. Hierbij heeft klaagster de plastisch chirurg verweten dat hij zonder deugdelijke voorlichting het middel Dermalive heeft ingespoten in haar neus- en mondplooien. Deze klacht is door het RTG afgewezen en klaagster heeft geen hoger beroep ingesteld. Klaagster verwijt de plastisch chirurg nu dat hij in deze procedure bij het RTG meinedige verklaringen heeft afgelegd ten overstaan van het College. RTG ’s-Gravenhage: verklaart klaagster niet ontvankelijk in de klacht (liegen bij het tuchtcollege valt niet onder een van de tuchtnormen). Gemachtigde plastisch chirurg: mr. S. Hubers, advocate te Rotterdam