AGENDA EN SAMENSTELLING ZITTINGEN CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DECEMBER 2015 (onder voorbehoud) DECEMBER dinsdag 1 december 2015 ochtend 10.00 C2015.288 klaagster / verpleegkundige (NH) 11.00 C2015.236 klagers / verpleegkundige (NB)
Mr. C.H.M. van Altena Mr. A.R.O. Mooy Mr. W.P. Bruinsma Drs. D.A. Polhuis P. van der Zee Mr. M.W. van Beek
C2015.288 Klacht: Klaagster verwijt de aangeklaagde psychiatrisch verpleegkundige: 1. dat het dossier aantoonbaar incompleet is, er sprake is van onjuiste dossiervoering en het dossier verkeerde aannames en onjuistheden bevat; 2. dat hij zich onterecht heeft uitgegeven als hulpverlener; 3. dat hij zonder toestemming van klaagster informatie met derden heeft gewisseld en opgevraagd; 4. dat hij zich intimiderend heeft gedragen. RTG Amsterdam: wijst de klacht als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer af. Gemachtigde verpleegkundige: mr. J.A. Heeren, advocaat te Haarlem
C2015.236 Klacht: In het kader van bemoeizorg GGZ heeft de aangeklaagde sociaal psychiatrisch verpleegkundige telefonisch contact gezocht met een agent van politie waarin hij heeft aangegeven dat hij zeer bezorgd was aangaande de geestelijke gezondheid van de echtgenote van klager. De agent heeft naar aanleiding hiervan samen met de verpleegkundige een bezoek gebracht aan klagers (d.w.z. klager en betreffende echtgenote). Kennelijk is er toen gesproken over het verlenen van toestemming tot verkoop van het huis van hun dochter waar een hypothecaire lening op was gevestigd (klagers hadden blokkeringsrecht) en indien zij dat niet deden de dochter aangifte van stalking zou doen. Klagers verwijten de verpleegkundige: 1. Dreigend en ongeoorloofd gedrag; 2. Conclusies trekken die niet deugen; 3. Het zich bemoeien met zaken waar hij niets mee van doen heeft. RTG Eindhoven: verklaart klagers niet ontvankelijk in hun klacht. ( klaagschrift voldeed niet aan het bepaalde in artikel 4 van het Tuchtrechtbesluit BIG). Gemachtigde klagers: mr. W.J. Sleegers, advocaat te Someren
middag 13.00 C2014.380
klager / verpleegkundige (DR)
Mr. C.H.M. van Altena Mr. A.R.O. Mooy Mr. W.P. Bruinsma Drs. D.A. Polhuis P. van der Zee Mr. R. Blokker
C2014.380 Klacht: Klager is voor een psychiatrisch onderzoek door zijn huisarts doorverwezen naar GGZ. De aangeklaagde sociaal psychiatrisch verpleegkundige heeft o.m. een intakegesprek met klager gevoerd. Klager verwijt de spv-er dat zij niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam verpleegkundige mag worden verwacht. Met name dat zij klager onvoldoende inzage- en correctiemogelijkheden betreffende de gespreksverslagen heeft geboden. De verpleegkundige heeft haar werkwijze onvoldoende aangepast aan de wensen en behoeften van klager waardoor zijn gezondheidssituatie is verslechterd. Daarnaast verwijt klager de verpleegkundige dat zij zonder zijn toestemming contact heeft opgenomen met zijn huisarts. RTG Groningen: wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Gemachtigde verpleegkundige: mr. P.A. de Zeeuw, advocaat te Amsterdam 13.00 C2014.465 C2015.155
zelfde klager / spec. ouderengen. (DR) zelfde klager /huisarts (DR)
Mr. C.H.M. van Altena Mr. A.R.O. Mooy Mr. W.P. Bruinsma Drs. M. van Bergeijk Drs. A.A. Keizer Mr. R. Blokker
C2014.465 Klacht: Klager is door zijn huisarts verwezen naar een GGZ instelling voor psychiatrisch onderzoek. In dat kader is klager uitgenodigd voor een intake gesprek met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige en voor een gesprek met verweerster, ouderengeneeskundige. Klager verwijt verweerster dat: 1. Hij niet een deugdelijk verslag krijgt dat nog gecorrigeerd kan worden; 2. De huisarts geïnformeerd is buiten klagers medeweten om; 3. Het onderzoek door verweerster is afgesloten, hetgeen niet mogelijk is op grond van de Wet op de geneeskundige behandeling (Wgbo). RTG Groningen: klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde specialist ouderengen.: mr. P.A. de Zeeuw, advocaat te Amsterdam
C2015.155 Klacht: Sinds 2001 maakt klager deelt uit van het patiënten bestand van verweerder, huisarts. Verweerder heeft klager verwezen naar een GGz instelling vanwege langdurige geestelijke klachten. De hulpverleners van de GGZ instelling zijn er niet in geslaagd een goede behandelrelatie met klager op te bouwen. 1. Klager verwijt verweerder dat hij zonder zijn toestemming bij een GGZ instelling de indruk heeft gewekt
dat hij onderzocht mocht worden; 2. Klager verwijt verweerder dat hij hem niet heeft ingelicht over de inhoud van de verwijsbrief, over het verborgen onderzoek waarmee de GGZ instelling bezig was en waarover hij – zonder klagers toestemming – geconsulteerd werd; 3. Klager stelt dat deze hele gang van zaken een averechts effect heeft op zijn herstel. Klager verwijt verweerder dat hij dit toelaat c.q. veroorzaakt. RTG Groningen: kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen Gemachtigde huisarts: mr. P.A. de Zeeuw, advocaat te Amsterdam
14.30 C2015.056
klager / arts (ZH)
Mr. C.H.M. van Altena Mr. A.R.O. Mooy Mr. W.P. Bruinsma Drs. M. van Bergeijk Drs. A.A. Keizer Mr. R. Blokker
C2015.056 Klacht: Klager verwijt de arts zakelijk weergegeven dat zij klager heeft beschuldigd van het maken van een indiscreet filmpje van zijn toenmalige vriend en van het plaatsen van het filmpje op You Tube, terwijl elk bewijs daarvoor volgens klager ontbreekt. (De toenmalige vriend is opgenomen geweest op de Medisch Psychiatrische Unit waar klager hem bezocht. Klager is aanvankelijk de toegang tot de unit ontzegd maar later herhaalde malen medegedeeld dat hij was gerehabiliteerd. Klager wordt thans thuis ambulant begeleid). RTG ’s-Gravenhage: wijst de klacht als kennelijk ongegrond zonder nader onderzoek af. Gemachtigde arts: mr. P.A. de Zeeuw, advocaat te Amsterdam
donderdag 3 december 2015 ochtend 10.00 C2015.063 klager / arts (ZH) C2015.141 zelfde klager / psychiater (NH)
Mr. E.J. van Sandick Mr. J.P. Fokker Mr. R. Veldhuisen Mr. drs. M.J. Kelder Mr. drs. R.H. Zuijderhoudt Mr. drs. E.E. Rippen
C2015.063 Klacht: De werkgever van klager heeft verweerder, arts, verzocht klager aan een bedrijfsgeneeskundig onderzoek te onderwerpen, daarbij gebruikmakend van de diensten van een door de werkgever aangewezen samenwerkingsverband op het vlak van psychiatrische en neuropsychologische aandoeningen. Klager verwijt verweerder, kort gezegd, dat hij: 1. Zonder zelf een diagnose te stellen aan voornoemd samenwerkingsverband opdracht heeft gegeven tot het
instellen van een neuropsychologisch onderzoek; 2. Het verzet van klager tegen de overdracht van het dossier van klager aan de arbodienst niet heeft gehonoreerd; 3. Het blokkeringsrecht van klager niet heeft gehonoreerd; 4. Nadat hij niet meer als bedrijfsarts van klager fungeerde het dossier is gaan ordenen, waardoor dit minder toegankelijk is geworden en deels is vernietigd. RTG Amsterdam: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde arts: mr. N.S. Arendsen, advocate te Maarssen
C2015.141 Klacht: De klacht heeft betrekking op de door de psychiater over klager opgestelde rapportage. Klager was werkzaam als beleidsmedewerker en is arbeidsongeschikt geraakt i.v.m. psychische klachten. Verweerder is als psychiater verbonden aan een landelijk samenwerkingsverband gespecialiseerd op het gebied van psychiatrische expertise, diagnostiek en neuropsychologisch onderzoek. In het kader van de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van klager heeft de bedrijfsarts dit samenwerkingsverband verzocht om psychiatrisch onderzoek. Verweerder heeft het onderzoek gecoördineerd en gedeeltelijk zelf verricht. In de rapportage is de diagnose trauma capitis gesteld. Klager verwijt verweerder: 1) dat hij zijn oren heeft laten hangen naar de door de bedrijfsarts gegeven opdracht en niet heeft willen luisteren naar diagnoses door de reguliere gezondheidszorg; 2) dat hij niet voor opdracht aan de psychiater/neuropsycholoog zelf een goede diagnose heeft gesteld; 3) dat hij de opdracht niet heeft teruggegeven aan de bedrijfsarts en deze erop had moeten wijzen dat alleen testen van hersenletsel niet mogelijk is; 4) met zijn rapport een schijnwerkelijkheid heeft gecreëerd die betrokkene had kunnen schaden; 5) dat hij ten onrechte het blokkeringsrecht niet heeft erkend; 6) dat hij het inzage- en correctierecht voor klager geblokkeerd heeft naar de neuropsycholoog. Klager stelt daartoe onder meer dat door de reguliere gezondheidszorg de diagnose insomnie en burn-out is gesteld. Zijn werkgever heeft klager gedwongen tot het ondergaan van een onderzoek gericht op hersenletsel dat klager in een ver verleden bij de beide ongevallen zou hebben opgelopen. Met de diagnose trauma capitis kon de werkgever klager mogelijk ontslaan (ongeschiktheid door ziekte voor aanvang dienstverband), terwijl dat niet het geval is bij insomnie en burn-out. RTG Amsterdam: Klacht in al haar onderdelen ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde psychiater: mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht
middag 12.30 C2015.191
bedrijfsarts / klager (UT)
Mr. E.J. van Sandick Mr. J.P. Fokker Mr. R. Veldhuisen Mr. drs. J.A.W. Dekker Mr. drs. W.A. Faas Mr. drs. E.E. Rippen
C2015.191 Klacht: In 2013 speelde er een arbeidsconflict tussen klager en zijn werkgever en zijn er contacten geweest tussen klager en verweerder die werkzaam is als zelfstandig bedrijfsarts. Klager heeft nadien zijn werk weer hervat. In februari 2014 heeft klager zich ziek gemeld. Op 24 maart 2014 is klager op het spreekuur van verweerder geweest. Klager verwijt verweerder dat hij: 1. klager onheus heeft bejegend tijdens het gesprek op 24 maart 2014; 2. zonder toestemming contact heeft opgenomen met de huisarts van klager; 3. klager en zijn klachten niet serieus nam; 4. klager woorden in de mond heeft gelegd; 5. aanstuurde op een conflict tussen klager en zijn werkgever; 6. onduidelijk heeft gerapporteerd; 7. tijdens het consult op 24 maart 2014 heeft erkend dat klager rugklachten had, maar dat hij in de rapportage heeft vermeld dat ziekte niet de oorzaak is van het verzuim. RTG Amsterdam: Berisping met publicatie.
14.00 C2014.464 15.00 C2014.487 C2014.488 C2014.489 C2014.490
klager / bedrijfsarts (Fr) klager / bedrijfsarts (NH) zelfde klager / bedrijfsarts (NH) zelfde klager / bedrijfsarts (NH) zelfde klager/ bedrijfsarts (NH)
Mr. E.J. van Sandick Mr. J.P. Fokker Mr. R. Veldhuisen Mr. drs. M.J. Kelder Mr. drs. W.A. Faas Mr. drs. E.E. Rippen
C2014.464 Klacht: Klager verwijt de aangeklaagde arbeidsgeneeskundige (bedrijfsarts) dat hij 1. een verkeerd beeld van klager heeft geschetst in die zin dat hij niet zou willen meewerken aan re-integratie; 2. geen goed onderzoek heeft verricht naar de ziekte rhabdomyolyse (afbraak van spierweefsel). RTG Groningen: wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek af. Gemachtigde bedrijfsarts: mr. S.M. Steegmans, advocate te Utrecht
C2014.487 Klacht: De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerster, bedrijfsarts, rondom het in verband met psychische klachten uitvallen van klager, welk uitvallen uiteindelijk tot zijn ontslag heeft geleid. Klager verwijt verweerster dat zij: 1. Haar zorgplicht heeft geschonden. Gelet op de geestelijke toestand van klager kon van hem niet verwacht worden dat hij zich ziek zou melden. Verweerster had op basis van persoonlijke observatie aldus moeten concluderen en daarnaar handelen; 2. Haar beroepsgeheim heeft geschonden, onder andere door te spreken met de manager van klager. RTG Amsterdam: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen Gemachtigde bedrijfsarts: mr. D.W.M. Weesie, advocate te Utrecht
C2014.488 Klacht: De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerster, bedrijfsarts, rondom het in verband met psychische klachten uitvallen van klager, welk uitvallen uiteindelijk tot zijn ontslag heeft geleid. Klager verwijt verweerster dat zij: 1. Een brief verkeerd heeft gedateerd; 2. Klager geen inzage heeft gegeven in zijn volledig medisch dossier en voorts dat verweerster informatie uit het dossier heeft verwijderd. RTG Amsterdam: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde bedrijfsarts: mr. D.W.M. Weesie, advocate te Utrecht
C2014.489 Klacht: De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerder, bedrijfsarts, rondom het in verband met psychische klachten uitvallen van klager, welk uitvallen uiteindelijk tot zijn ontslag heeft geleid. Klager verwijt verweerder dat hij: 1. Zijn zorgplicht heeft geschonden. Gelet op de geestelijke toestand van klager kon van hem niet verwacht worden dat hij zich ziek zou melden. Verweerder had op basis van persoonlijke observatie aldus moeten concluderen en daarnaar handelen; 2. De familie van klager en zijn huisarts valselijk heeft voorgelicht. RTG Amsterdam: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen Gemachtigde bedrijfsarts: mr. D.W.M. Weesie, advocate te Utrecht
C2014.490 Klacht: De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerder, bedrijfsarts, rondom het in verband met psychische klachten uitvallen van klager, welk uitvallen uiteindelijk tot zijn ontslag heeft geleid. Klager verwijt verweerder dat hij: 1. Een brief verkeerd heeft gedateerd; 2. Klager geen inzage heeft gegeven in zijn volledig medisch dossier en voorts dat verweerder informatie uit het dossier heeft verwijderd. RTG Amsterdam: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen Gemachtigde bedrijfsarts: mr. D.W.M. Weesie, advocate te Utrecht
dinsdag 8 december 2015 ochtend 10.00 C2015.128 klaagster / gz-psycholoog (Fr) 11.30 C2015.251 klager / gz-psycholoog (NH)
Mr. T.L. de Vries Mr. J.P. Balkema Mr. A. Smeeïng-van Hees Drs. G.A.M. Mensing Prof. dr. M.J.M. van Son Mr. H.J. Lutgert
C2015.128 Klacht: In verband met een procedure over onder meer de omgang heeft de rechtbank bepaald dat ten aanzien van beide ouders en het kind een psychiatrisch en psychologisch onderzoek moest worden verricht. De aangeklaagde gz-psycholoog is als deskundige benoemd en heeft beide ouders en het kind psychologisch onderzocht. Klaagster verwijt de gz-psycholoog: 1. dat zij onvoldoende acht heeft geslagen op informatie waaruit bleek dat het kind slachtoffer was (of tenminste was geweest) van mishandeling door zijn vader. Deze informatie betreft feitelijke informatie, de reactie van klaagster daarop en de persoonsstructuur van de ex-echtgenoot van klaagster; 2. dat zij informatie die haar ter beschikking stond selectief gebruikt, hetgeen getuigt van vooringenomenheid en gebrek aan objectiviteit; 3. dat zij haar concept-rapport over klaagster en dat van het kind had moeten aanpassen nadat klaagster daarop commentaar had geleverd. Feitelijk hoor en wederhoor heeft niet plaatsgevonden; 4. dat het onderzoek dat zij heeft uitgevoerd ontoereikend is en de methodieken die zij heeft gebruikt onjuist zijn. Klaagster verwijst daarbij naar een rapportage van prof. De Ruiter. Zij heeft conclusies getrokken zonder onderbouwing uit eigen bevindingen, zonder observatie te doen naar de interactie tussen het kind en zijn vader en zonder rapportage daarover door derden (familie,vrienden en school) ; 5. dat zij het gebruik van poppen als bewijsmiddel bij een hypothese van seksueel misbruik heeft gerechtvaardigd door te verwijzen naar de opvatting van prof. Lamers. Dit ten onrechte zoals later via prof. De Ruiter zou zijn gebleken; 6. dat zij te veel leunt op hetgeen zij heeft gehoord van de ex-echtgenoot van klaagster hetgeen haar objectiviteit aantast; 7. dat zij haar declaratie ondeugdelijk heeft gespecificeerd en deze exorbitant hoog is; 8. dat zij onvoldoende respect heeft getoond voor klaagster en het kind. RTG Groningen: Verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond en wijst deze af. Gemachtigde gz-psycholoog: mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht C2015.251 Klacht: Verweerder is als gz-psycholoog werkzaam geweest bij een centrum voor relationele therapie. Klager en zijn ex-partner zijn via de Rechtbank door jeugdbescherming nasar verweerder verwezen.Verweerder heeft als opdracht gekregen te onderzoeken of de strijdbijl tussen klager en zijn expartner zou kunnen worden begraven opdat zij goed afspraken over de opvoeding en verzorging van hun zoon zouden kunnen maken en een ouderschapsplan zouden kunnen gaan opstellen. Na 20 wekelijkse gesprekken heeft verweerder besloten met de therapie te stoppen omdat er geen groei was in het contact tussen klager en zijn ex-partner. Klagers klacht houdt in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij jegens klager behoorde te betrachten door: 1. Abrupt te stoppen met de therapie; 2. Plotseling op vakantie te gaan; 3. Klager een ouderschapsplan op te laten stellen en daar vervolgens in de sessies niet meer op terug te komen; 4. Het volgen van de standpunten van de ex-partner van klager; 5. Klager te verwijten dat hij de strijd blijft aangaan. 6. Geen vervanging te zoeken voor de spiegeltherapeut die bij de eerste sessies aanwezig was. RTG Amsterdam: Klacht in al haar onderdelen (kennelijk) ongegrond. Klacht afgewezen.
middag 12.30 C2014.403 C2014.404
klaagster / psychiater (Ut) zeldfe kllagster / gz-psycholoog (Ut)
Mr. T.L. de Vries Mr. J.P. Balkema Mr. A. Smeeïng-van Hees Drs. G.A.M. Mensing Prof. dr. M.J.M. van Son Drs. A.C.L. Allertz Mr. drs. R.H. Zuijderhoudt Mr. M. van Esveld
C2014.403 Klacht: Verweerster, psychiater, heeft samen met een gz-psycholoog (eveneens aangeklaagd: C2014.404) in opdracht van de rechter-commissaris in strafzaken een rapportage over klaagster uitgebracht m.b.t. de onderzoeksvraag of er sprake was van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van klaagsters geestesvermogens. In het eindrapport is de rechter-commissaris geadviseerd om klaagster voor het haar ten laste gelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen en haar te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis op basis van artikel 37 Sr. De klacht houdt in: a) Verweerster heeft op dubieuze gronden onjuiste diagnoses gesteld; b) Verweerster heeft onvoldoende informatie verstrekt over de behandeling, de gevolgen van de behandeling en eventuele alternatieven. c) Verweerster heeft klaagster ten onrechte niet doorverwezen naar een opticien. RTG Eindhoven: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde klaagster: mr. F.P. Aarts, advocaat te Eindhoven Gemachtigde psycholoog: mr. A.E. Diepersloot, advocaat te Leusen
C2014.404 Klacht:Verweerder, gz-psycholoog, heeft samen met een psychiater (eveneens aangeklaagd: C2014.403) in opdracht van de rechter-commissaris in strafzaken een rapportage over klaagster uitgebracht m.b.t. de onderzoeksvraag of er sprake was van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van klaagsters geestesvermogens. In het eindrapport is de rechter-commissaris geadviseerd om klaagster voor het haar ten laste gelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen en haar te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis op basis van artikel 37 Sr. De klacht houdt in: a) Verweerster heeft op dubieuze gronden onjuiste diagnoses gesteld; b) Verweerster heeft onvoldoende informatie verstrekt over de behandeling, de gevolgen van de behandeling en eventuele alternatieven. c) Verweerster heeft klaagster ten onrechte niet doorverwezen naar een opticien. RTG Eindhoven: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde klaagster: mr. F.P. Aarts, advocaat te Eindhoven Gemachtigde gz-psycholoog: mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht
14.00 C2015.053 15.00 C2015.187
klager / psychiater (ZH) klaagster / psychiater (ZH)
Mr. T.L. de Vries Mr. J.P. Balkema Mr. A. Smeeïng-van Hees Drs. A.C.L. Allertz Mr. drs. R.H. Zuijderhoudt Mr. M. van Esveld
C2015.053 Klacht: Klager is vanaf januari 2011 onder behandeling geweest van verweerder, psychiater. Klager was al langere tijd bekend met en in behandeling voor een bipolaire stoornis, ADHD en chronische paranoïde denkbeelden en een in wisselende mate suïcidaal risico en gebruikte Seroquel. In september 2011 heeft klager een hartinfarct gekregen. Klager verwijt verweerder dat hij: 1) Seroquel (in te hoge dosering) heeft voorgeschreven ondanks de familiaire cardiale belasting bij klager en 2) de cholesterolwaarden en bloeddruk bij klager niet gecontroleerd. RTG den Haag: Seroquel is geaccepteerd antipsychoticum, ook na hartinfarct maar voorzichtigheid geboden. De arts mocht uitgaan van zorgvuldige beoordeling van onder andere familiaire belasting vóór het voorschrijven van de medicatie. Geen verwijt ter zake van labonderzoek en controles. Zorgvuldig gehandeld door na hartinfarct Seroquel te laten staken en te overleggen met apotheker en controles uit te voeren toen bleek dat klager weer met gebruik van Seroquel was gestart. Klacht ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde psycholoog: mr. drs. F. Westenberg, advocaat te Hoorn
C2015.187 Klacht: Op 20 december 2010 werd klaagster in een café door de politie aangehouden i.v.m. verwardheid en dreiging met geweld naar derden. Verweerder (psychiater) heeft op verzoek van de politie een oordeel gegeven over de geestesvermogens van klaagster in het kader van een mogelijke inbewaringstelling (IBS). Verweerder heeft zijn bevindingen weergegeven in een verslag ‘acute psychiatrie’ en heeft op grond van de door hem gestelde diagnose – na overleg met de psychiater achterwacht - een geneeskundige verklaring afgegeven t.b.v. een IBS. Klaagster verwijt verweerder dat hij op 20 december 2010 een valse verklaring heeft afgegeven. Door deze verklaring van verweerder is klaagster in de situatie van langdurige opnames terecht gekomen, waarbij onjuiste diagnoses zijn gesteld en zij onterecht onder de medicatie wordt gehouden. RTG Den Haag: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde psycholoog: mr. E. van der Veen, advocaat te Leiden
donderdag 10 december 2015 ochtend 09.30 C2014.503 klager / cardioloog (ZH) C2014.506 zelfde klager / huisarts (ZH) C2014.507 zelfde klager / huisarts (ZH) C2014.508 zelfde klager / huisarts (ZH)
Mr. J.M. Rowel-van der Linde Mr. G.P.M. van den Dungen Mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud Dr. A.A. de Rotte Drs. M.G.M. Smid-Oostendorp Mr. A. Mul
C2014.503 Klacht: In september 2011 is bij klager na een myocardinfarct een drug-eluting stent geplaatst. Vanaf deze ingreep gebruikte klager een combinatie van de bloedplaatjesremmers Ascal en Grepid. Na de ingreep heeft klager diverse malen in verband met pijnklachten op de borst de huisarts(enpost) en de afdelingen SEH en cardiologie bezocht van het ziekenhuis waar verweerder als cardioloog werkzaam is. Naar aanleiding van in augustus 2013 opgenomen contact door de waarnemend huisarts met de afdeling cardiologie van het ziekenhuis is de inname van Grepid op advies van het ziekenhuis terstond gestaakt. Klager verwijt verweerder – zakelijk weergegeven – dat deze onzorgvuldig heeft gehandeld door klager langer dan een half jaar, en in ieder geval langer dan de maximale periode van een jaar na zijn hartinfarct in september 2011, de combinatie van de medicijnen Ascal en Grepid voor te schrijven. RTG Den Haag: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde cardioloog: mr. J.C.C. Leemans, advocaat te Amsterdam
C2014.506 Klacht: In september 2011 is bij klager na een myocardinfarct een drug-eluting stent geplaatst. Vanaf deze ingreep gebruikte klager een combinatie van de bloedplaatjesremmers Ascal en Grepid. Klager was patiënt in de duopraktijk die verweerster, huisarts. met een andere huisarts voerde. Na de ingreep in 2011 heeft klager diverse malen in verband met pijnklachten op de borst de huisarts(enpost) en de afdelingen SEH en cardiologie bezocht van het ziekenhuis. Naar aanleiding van in augustus 2013 opgenomen contact door de waarnemend huisarts met de afdeling cardiologie van het ziekenhuis is de inname van Grepid op advies van het ziekenhuis terstond gestaakt. Klager verwijt verweerster –samengevat– dat deze onzorgvuldig heeft gehandeld door klager langer dan een half jaar, en in ieder geval langer dan de maximale periode van een jaar na zijn hartinfarct in september 2011, de combinatie van de medicijnen Ascal en Grepid voor te schrijven. Ook verwijt klager verweerster dat zij in oktober 2012 geen contact met de cardioloog heeft opgenomen om duidelijkheid te krijgen omtrent de medicatie. RTG Den Haag: Klacht gegrond: waarschuwing Gemachtigde huisarts: mr. L. Beij, advocate te Utrecht
C2014.507 Klacht: In september 2011 is bij klager na een myocardinfarct een drug-eluting stent geplaatst. Vanaf deze ingreep gebruikte klager een combinatie van de bloedplaatjesremmers Ascal en Grepid. Klager was patiënt in de duopraktijk die verweerster, huisarts. met een andere huisarts voerde.
Na de ingreep in 2011 heeft klager diverse malen in verband met pijnklachten op de borst de huisarts(enpost) en de afdelingen SEH en cardiologie bezocht van het ziekenhuis. Naar aanleiding van in augustus 2013 opgenomen contact door de waarnemend huisarts met de afdeling cardiologie van het ziekenhuis is de inname van Grepid op advies van het ziekenhuis terstond gestaakt. Klager verwijt verweerster dat zij: 1. in oktober 2012 geen contact met de cardioloog heeft opgenomen om duidelijkheid te krijgen omtrent de medicatie; 2. een onjuiste hoeveelheid oxazepam heeft voorgeschreven; 3. klager ten onrechte met eigen vervoer voor een onderzoek naar pijn op de borst naar het ziekenhuis heeft laten gaan, alwaar klager is opgenomen; 4. klager heeft misleid over het katheterisatieverslag uit het academisch ziekenhuis, dat nog niet was opgemaakt; 5. tegen de afspraak in klager niet heeft afgebeld toen voornoemd verslag nog niet door haar was ontvangen en klager heeft verweten dat hij niet op dit spreekuur is verschenen. RTG Den Haag: Klachtonderdeel 1: buiten behandeling gelaten nu dit deel uitmaakt van de klacht in de zaak C2014.506. Overige onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen Gemachtigde huisarts: mr. L. Beij, advocate te Utrecht
C2014.508 Klacht: In september 2011 is bij klager na een myocardinfarct een drug-eluting stent geplaatst. Vanaf deze ingreep gebruikte klager een combinatie van de bloedplaatjesremmers Ascal en Grepid. Klager was patiënt in de duopraktijk die verweerder, huisarts, met een andere huisarts voerde. Na de ingreep in 2011 heeft klager diverse malen in verband met pijnklachten op de borst de huisarts(enpost) en de afdelingen SEH en cardiologie bezocht van het ziekenhuis. Naar aanleiding van in augustus 2013 opgenomen contact door de waarnemend huisarts met de afdeling cardiologie van het ziekenhuis is de inname van Grepid op advies van het ziekenhuis terstond gestaakt. Klager verwijt verweerder dat hij heeft gelogen en klager heeft misleid door aan klager mede te delen dat hij het katheterisatieverslag van het academisch ziekenhuis had ontvangen, terwijl dat niet klopte. RTG Den Haag: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen Gemachtigde huisarts: mr. L. Beij, advocate te Utrecht
middag 12.00 C2015.153 13.00 C2015.161 14.00 C2015.040 15.00 C2015.114
klaagster / huisarts (Gr) klaagster / huisarts (NB) klager / huisarts (Gl) klaagster / huisarts (NB)
Mr. J.M. Rowel-van der Linde Mr. G.P.M. van den Dungen Mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud Drs. F.M.M. van Exter Drs. M.G.M. Smid-Oostendorp Mr. B.J. Broekema-Engelen
C2015.153 Klacht: Klaagster heeft verweerster, huisarts, veelvuldig geconsulteerd in verband met diverse lichamelijke en psychische klachten. Op enig moment is klaagster bij haar moeder gaan wonen en heeft zich aldaar ingeschreven bij een huisarts. Omdat verweerster geen contact met klaagster kon krijgen heeft zij in overleg met de moeder van klaagster besloten klaagster uit haar praktijk uit te schrijven. Na uitschrijving heeft klaagster tweemaal om herhaalmedicatie verzocht. Deze verzoeken zijn niet gehonoreerd. Klaagster verwijt verweerster dat zij haar zonder overleg heeft uitgeschreven uit haar praktijk, niet langer bereid is geweest noodzakelijke medicatie te verstrekken en klaagster en haar gezin op deze manier aan hun lot heeft overgelaten. Als gevolg van de ontwenning van de medicatie is bij klaagster sprake van levensbedreigende klachten. RTG Groningen: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen Gemachtigde huisarts: mr. L. Beij, advocate te Utrecht
C2015.161 Klacht: Klaagster is patiënte in de huisartsenpraktijk waaraan verweerder als huisarts is verbonden. Klaagster verwijt verweerder dat hij niet adequaat heeft gehandeld, waardoor een levensbedreigende situatie is ontstaan (anafylactische shock). Dat verwijt heeft betrekking op twee momenten op 28 juli 2014. Klachtonderdeel a) luidt aldus dat het verzoek van klaagster om een huisvisite door de praktijkassistente niet als urgent is aangemerkt, waardoor -vanwege het inbrengen in het huisartsenoverleg- drie uur vertraging in de behandeling is opgetreden. Klaagster is van mening dat het onaanvaardbaar is dat een telefoniste een eerste medische beoordeling doet; verweerder had deze beoordeling zelf moeten doen. Klaagster heeft als klachtonderdeel b) aangevoerd dat verweerder pas na de mededeling dat sprake was van pijn in de hartstreek, heeft besloten dat sprake was van urgentie. Als de praktijkassistente de klachten van klaagster correct aan verweerder heeft overgebracht, kan klaagster zich niet voorstellen dat verweerder toen niet aan een anafylactische shock heeft gedacht. Door het te langzame handelen van verweerder, is klaagster in een levensbedreigende situatie geraakt. Klaagster heeft de gebeurtenissen op 28 juli 2014 als zeer traumatisch ervaren. RTG Eindhoven: Klacht ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde huisarts: mr. dr. L.A.P. Arends, advocaat te Nijmegen
C2015.040 Klacht: Klager verwijt de aangeklaagde huisarts dat zij in 2002 verzuimd heeft het rapport van de psychiater te lezen (depressie en ADHD). Klager stelt dat de verjaringstermijn niet geldt omdat hij pas in 2005 hiervan op de hoogte raakte. Voorts verwijt hij de huisarts dat ze weinig actie heeft ondernomen op zijn problemen en dat zij na 2005 niets meer heeft gedaan en nooit empathie heeft getoond. RTG Zwolle: Verklaart klager deels niet-ontvankelijk in zijn klacht en wijst de klacht voor het overige als Vennelijk ongegrond af. Gemachtigde huisarts: mr. M.C. Hoornweg-de Boer, advocate te Utrecht
C2015.114 Klacht: Klaagster is de dochter van patiënte die is geboren in 1925. Klaagster verwijt de aangeklaagde huisarts dat hij, door aan te geven dat patiënte terminaal zou zijn, haar diverse adequate behandelingen heeft onthouden. Voorts heeft hij patiënte laten lijden door haar telkenmale sondevoeding te onthouden. En zelfs nadat in het ziekenhuis bleek dat patiënte niet terminaal was heeft de huisarts geen inspanningen verricht om het predicaat terminaal te wijzigen. RTG Eindhoven: Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Gemachtigde klaagster: mr. drs. A.H.J. de kort, advocaat te Sint-Michielsgestel Gemachtigde huisarts: mr. I.M.I. Apperloo, advocate te Amsterdam
dinsdag 15 december 2015 ochtend 10.00 C2015.241 klager / orthodontist (NH) 11.00 C2015.242 klager / orthodontist (NH)
Mr. K.E. Mollema Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Mr. M. Wigleven Drs. H.J. van Iterson Prof. dr. A. Vissink Mr. D. Brommer
C2015.241 Klacht: Klager is in november 2012 door zijn tandarts doorverwezen naar verweerder (orthodontist). Verweerder heeft een behandelplan opgesteld en met klager besproken. Het behandelplan hield onder meer in de plaatsing van een vaste beugel. Verweerder heeft klager aanvankelijk medegedeeld dat de gehele behandeling ongeveer twaalf maanden zou duren. Na ongeveer tien maanden heeft verweerder tegen klager gezegd dat de behandeling ongeveer zes maanden langer zou duren. De beugel is in november 2014 verwijderd. De klacht houdt in dat verweerder: 1) onvoldoende informatie heeft gegeven over de duur van de behandeling; 2) klager niet heeft verteld dat hij naast de spalk ook een nachtbeugel zou moeten gebruiken. RTG Amsterdam: Klacht afgewezen.
C2015.242 Klacht: Klager heeft onder orthodontische behandeling gestaan van de aangeklaagde orthodontist. Klager wilde ruimte laten maken voor twee implantaten ter plaatse van de bovenhoektanden, die bij hem (congenitaal) ontbraken. Daarnaast waren twee ondersnijtanden nog als melktanden aanwezig en klager wilde twee voortanden zodanig recht laten zetten zodat daarop “facings”geplaatst zouden kunnen worden. Klager verwijt de orthodontist dat hij : 1) ten onrechte de stand van zijn voortanden niet heeft willen corrigeren; 2) te weinig ruimte ter plaatse van de hoektanden heeft gecreëerd en de tussenruimtes niet gelijk heeft gemaakt; 3) klager onheus heeft bejegend door niet naar hem te luisteren en zich boos en onvriendelijk te gedragen. RTG Amsterdam: Verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
middag 13.00 C2015.131 14.00 C2015.116
klaagster / tandarts (NB) klager / kaakchirurg (NH)
Mr. K.E. Mollema Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Mr. M. Wigleven Drs. H.J. van Iterson Prof. dr. A. Vissink Mr. M.D. Barendrecht-Deelen
C2015.131 Klacht: De klacht heeft betrekking op de orthodontische behandeling door verweerster, tandarts, van de twee kinderen van klaagster. Beide kinderen zijn enige tijd bij verweerster onder behandeling geweest. Verweerster heeft de behandeling niet afgemaakt. Na het inwinnen van een second opinion is klaagster een klachtprocedure bij het NMT gestart. Het NMT heeft de klacht van klaagster gedeeltelijk gegrond bevonden. Klaagster maakt verweerster de volgende verwijten: 1. Gedurende een behandeltraject van ruim vier jaar is geen verbetering ontstaan in de gebitten van de kinderen. De klachten zijn alleen maar verergerd; 2. Verweerster heeft bij de dochter kiezen getrokken die nooit getrokken hadden mogen worden en die het fundament hadden moeten zijn voor een later gebit of prothese. Er was ook geen sprake van een dringende reden voor het extraheren van deze kiezen; 3. Verweerster is ten onrechte de behandelingen reeds begonnen toen de kinderen nog aan het wisselen waren. De gemiddelde leeftijd van een patiënt na behandeling is 15,7 jaar terwijl de dochter bij de start van de behandeling 10 jaar en 3 maanden was. De planning had zo moeten zijn dat na de skelletale correctie meteen vaste apparatuur kon worden aangebracht en dan is het startpunt het einde van de tweede wisselfase; 4. Verweerster heeft vooraf geen behandelplan gemaakt en er is ook geen behandelplan besproken. Er werd steeds tijdens de afspraak zelf iets besproken; 5. Verweerster heeft apparatuur gebruikt die niet gebruikt had mogen worden. Er had volgens klaagster een activator gebruikt moeten worden; 6. Het is noodzakelijk gebleken dat de dochter een kaakoperatie moet ondergaan om het gebit in de juiste stand te krijgen. In verband met de leeftijd van de dochter zou nu minimaal resultaat mogelijk zijn. Er had bij de dochter door het gebruik van een lipbumper ruimte gemaakt kunnen worden om crowding op te heffen en een onder front te retruderen. Bij de zoon is geen rekening gehouden met het prematuur verlies van de 73 en de daarmee samenhangende asymmetrie van de tandboog; 7. De kinderen hebben door nalatigheid en onkunde van verweerster een jaar vertraging opgelopen in de behandelingen omdat verdere behandelingen niet mogelijk zouden zijn in verband met de tijdsduur van deze zaak en de maximaal te vergoeden kosten ruimschoots zijn overschreden. Verweerster is ook niet opgeleid volgens de Nederlandse normen en mag zich geen orthodontist noemen. RTG Eindhoven: Klachtonderdelen 1, 2, 6 en 7: ongegrond. Klachtonderdelen 3: gegrond. Klachtonderdeel 4: deels gegrond (behandelplannen zijn niet besproken). Klachtonderdeel 5: deels gegrond (gebruik van activator was geëigend. Berisping. Gemachtigde tandarts: mr. M.H. Erich, advocate te Utecht
C2015.116 Klacht: Klager, zelf kaakchirurg, heeft in de praktijk van verweerder, ook kaakchirurg, gewerkt. De samenwerking tussen beide kaakchirurgen is inmiddels opgezegd en in dat kader vinden er meerdere juridische procedures plaats. Klager verwijt de aangeklaagde kaakchirurg: 1. dat hij tijdens diverse gerechtelijke procedures bij herhaling zonder toestemming en noodzaak patiëntengegevens naar buiten brengt van patiënten die door klager zijn behandeld waardoor zowel de privacy van deze patiënten als van klager is geschonden; 2. niet te beschikken over een klachtenregeling; 3. zich schuldig te maken aan valsheid in geschrifte; 4. klager te beschadigen door het doen van onjuiste mededelingen c.q. schadelijke uitlatingen tijdens diverse procedures, in het bijzijn van een journalist; 5. de herregistratie van klager in het specialistenregister te frustreren waardoor deze zich niet volledig kan laten herregistreren; 6. de door klager uitgevoerde verrichtingen te factureren en op de declaraties aan te geven dat verweerder de hoofdbehandelaar is, terwijl hij niet betrokken was bij de behandelingen. Ook weigert verweerder de declaraties af te staan, waardoor het voor klager onmogelijk is het hem toekomende loon vast te stellen; 7. de titels arts en tandarts te gebruiken, terwijl verweerder in het BIG register alleen is ingeschreven als tandarts. RTG Amsterdam: wijst de klacht af. (Klager is echter gedeeltelijk niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht en voor het overige is de klacht ongegrond en wordt zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen.) Klachtonderdeel 1, 7: klager deels niet-ontvankelijk, klacht voor het overige kennelijk ongegrondKlachtonderdeel 2, 3, 5, 6: niet ontvankelijk Klachtonderdeel 4: kennelijk ongegrond Gemachtigde klager: mr. P.J.M. Mares, advocaat te Sittard Gemachtigde kaakchirurg: mr. S. Slabbers, advocate te Amsterdam
donderdag 17 december 2015 ochtend 10.00 C2015.180 klaagster / longarts (ZL) C2015.181 zelfde klaagster / longarts (ZL) 11.30 C2014.425 klager / longarts (OV) C2014.426 zelfde klager / longarts (OV)
Mr. C.H.M. van Altena Mr. L.F. Gerretsen-Visser Prof. mr. J. Legemaate Dr. F.J.J. van den Elshout Prof. dr. J.W.J. Lammers Mr. H.J. Lutgert
C2015.180 Klacht: bij de inmiddels overleden echtgenoot van klaagster bleek sprake van een stadium IIIb nietkleincellig longcarcinoom. Op zeker moment kreeg de patiënt een epileptisch insult. Na opname werd een MRI van de hersenen verricht waarop uitzaaiingen zijn geconstateerd. Klaagster verwijt de aangeklaagde longarts: 1. dat hij verzuimd heeft aan het begin van de behandeling alsook op een latere datum een MRI scan van de hersenen te laten maken; 2. dat er sprake is geweest van incompetentie van de behandelend artsen, dat onduidelijk was wie
verantwoordelijk was en dat er sprake is geweest van miscommunicatie. Daardoor is een vertrouwensbreuk ontstaan tussen het ziekenhuis, arts(en) en patiënt en klaagster. RTG Den Haag: Legt de arts de maatregel van waarschuwing op. Gemachtigde klaagster: mr. P.W. Bakkum, advocaat te Zierkzee
C2015.181 Klacht: Bij de inmiddels overleden echtgenoot van klaagster bleek sprake van een stadium IIIb nietkleincellig longcarcinoom. Klaagster verwijt de aangeklaagde longarts: 1. dat hij niet eerder is overgegaan tot een MRI-scan van de hersenen; 2. dat hij niet heeft doorverwezen naar een ander ziekenhuis toen de PET-scan defect was en dat er een te lange wachttijd was voor de mediastinoscopie; 3. dat hij geen Eprex-aanvraag heeft getekend; 4. dat hij – toen patiënt kaakklachten had – heeft geadviseerd om een afspraak bij de tandarts te maken; 5. dat er sprake is geweest van incompetentie van de behandelend artsen, dat onduidelijk was wie hoofdverantwoordelijk was en dat er sprake is geweest van miscommunicatie. Daardoor is een vertrouwensbreuk ontstaan tussen het ziekenhuis, arts(en) en patiënt en klaagster. RTG Den Haag: Legt de arts de maatregel van waarschuwing op. Gemachtigde klaagster: mr. P.W. Bakkum, advocaat te Zierkzee Gemachtigde longarts: mr. A.C.I.J. Hiddinga, advocaat te Amsterdam
C2014.425 Klacht: Klager is bekend met o.a. longproblemen en heeft zich meerdere malen tot verweerster, longarts, gewend. Klager verwijt verweerster – zakelijk weergegeven – grove nalatigheid, valsheid in geschrifte, toebrengen van lichamelijk letsel en weigering medische hulp te verlenen. RTG Zwolle: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde longarts: mr. M.J. Bos, advocaat te Amsterdam C2014.426 Klacht: Klager is bekend met o.a. longproblemen en heeft zich meerdere malen tot verweerster, longarts, gewend. Klager verwijt verweerster – zakelijk weergegeven – grove nalatigheid, valsheid in geschrifte, toebrengen van lichamelijk letsel en weigering medische hulp te verlenen. RTG Zwolle: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Gemachtigde longarts: mr. M.J. Bos, advocaat te Amsterdam
middag 13.30 C2015.109 14.30 C2014.450 15.30 C2014.178
klager / oogarts (NH) klager / oogarts (DR) oogarts/ klaagster (GL)
Mr. C.H.M. van Altena Mr. L.F. Gerretsen-Visser Prof. mr. J. Legemaate Drs. J.G. Bollemeijer Dr. B.P.M. Schweitzer Mr. M.H. van Gool
C2015.109 Klacht: Klager heeft aan het rechteroog een staaroperatie ondergaan, die is uitgevoerd door verweerster, oogarts. Daarbij is een complicatie opgetreden, endothalmitis. De klacht houdt in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij jegens klager behoorde te betrachten door: 1. klager niet te informeren over alle risico’s van een staaroperatie; 2. de operatie niet zorgvuldig uit te voeren zoals van een zorgvuldig behandelend oogarts mag worden verwacht. RTG Amsterdam: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. Gemachtigde oogarts: mr. C.E. Wilcke, advocate te Amsterdam
C2014.450 Klacht: klager verwijt de aangeklaagde oogarts dat hij: 1. de diagnose glaucoom heeft gemist terwijl bij eerdere diagnose behandeling mogelijk zou zijn geweest. Dan zou de glaucoom stopgezet kunnen worden en de beperkingen voor klager minder zijn geweest; 2. onvoldoende aandacht heeft besteed aan de klachten van klager tijdens zijn bezoeken bij de oogarts met name betreffende zijn gezichtsveld. RTG Zwolle: Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
C2014.178 Klacht: Klaagster wordt behandeld aan haar ogen vanwege o.m. maculadegeneratie en glaucoom. Klaagster verwijt de aangeklaagde oogarts – zakelijk weergegeven – : 1. Onvoldoende onderzoek van klaagsters ogen, ondanks aandringen van klaagster. 2. Onvoldoende informatie verschaffen. Klaagster vernam van de secretaresse van de oogarts dat haar linkeroog niet verder zou worden behandeld. 3. Het niet opsturen van de medische gegevens van klaagster voor de second opinion. De oogarts heeft naar het oordeel van klaagster protocollair en medisch gefaald. RTG Zwolle: Klachtonderdeel 1: gegrond. Klachtonderdeel 2 en 3: ongegrond. Waarschuwing Gemachtigde klaagster: mr. L.A.P. Arends, advocaat te Nijmegen Gemachtigde oogarts: mr. M.C. Hoorweg-de Boer, advocate te Utrecht