AGENDA EN SAMENSTELLING ZITTINGEN CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR JANUARI 2016 (onder voorbehoud) JANUARI dinsdag 5 januari 2016 ochtend 10.30 C2015.012 klager / verzekeringsarts (NB) C2015.013 zelfde klager / verzekeringsarts (Gld)
Mr. K.E. Mollema Mr. J.P. Fokker Mr. W.P.C.M. Bruinsma Mr. drs. J.A.W. Dekker Mr. drs. W.A. Faas Mr. M.D. Barendrecht-Deelen
C2015.012 Klacht: in 2002 is klager uitgevallen wegens rugklachten en voor minder dan 15% arbeids-ongeschikt bevonden in het kader van de WAO. In 2005 heeft klager voor de eerste maal en in 2009 voor de tweede maal een herbeoordeling op grond van toegenomen klachten aangevraagd. In dit kader is hij door de aangeklaagde - bij het UWV werkzame - verzekeringsarts gezien. De verzekeringsarts concludeerde dat er nog steeds geen sprake was van toegenomen beperkingen. Het UWV heeft beslist dat klager geen uitkering in het kader van de WAO toekwam. Klager verwijt de verzekeringsarts - kort weergegeven – dat hij hem en de toegenomen klachten van klager niet serieus heeft genomen en geen gebruik heeft gemaakt van de door klager aangereikte behandelinformatie. Zo stelt klager o.m. dat er nek- en schouderklachten (t.g.v. nekhernia’s en arthrose) zijn bijgekomen, zijn medisch dossier niet is besproken of bestudeerd en de verzekeringsarts geen lichamelijk onderzoek heeft gedaan. RTG Eindhoven: wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. gemachtigde klager: mr. P.J.A. van de Laar, advocaate te Eindhoven gemachtigde verzekeringsarts: mr.drs. A.G. Jansen, advocaat te Amsterdam C2015.013 Klacht: in 2002 is klager uitgevallen wegens rugklachten en voor minder dan 15% arbeidsongeschikt bevonden in het kader van de WAO. In 2005 heeft klager voor de eerste maal en in 2009 voor de tweede maal een herbeoordeling op grond van toegenomen klachten aangevraagd. In dit kader is hij door een verzekeringsarts gezien. De verzekeringsarts concludeerde dat er nog steeds geen sprake was van toegenomen beperkingen. Het UWV heeft op basis hiervan beslist dat klager geen uitkering is het kader van de WAO toekwam. Klager heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt. In het kader van de bezwaarprocedure heeft de hier aangeklaagde bezwaarverzekeringsarts klager onderzocht. De aangeklaagde verzekeringsarts heeft vervolgens geen andere onderzoeksbevindingen dan de primaire verzekeringsarts vastgesteld. Klager verwijt de verzekeringsarts – zakelijk weergegeven – dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van het dossier van klager en onvoldoende onderzoek heeft verricht. De verzekeringsarts heeft volgens klager ten onrechte de FML niet gewijzigd, ten onrechte geconcludeerd dat klager geen schouderklachten meer ondervond en klager niet serieus genomen. RTG Eindhoven: wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. gemachtigde klager: mr. P.J.A. van de Laar, advocaate te Eindhoven gemachtigde verzekeringsarts: mr. M. van der Graaf, advocate te Utrecht middag 12.30 C2015.232 13.30 C2015.213 14.30 C2015.290
klager / verzekeringsarts (Ov) klaagster / arts (NB) klaagster / verzekeringsarts (NH)
Mr. K.E. Mollema Mr. J.P. Fokker Mr. W.P.C.M. Bruinsma Mr. drs. J.A.W. Dekker Mr. drs. W.A. Faas Mr. M.H. van Gool
C2015.232 Klacht: Klager is na ziekmelding uitgenodigd op het spreekuur van verweerder, verzekeringsarts. Klager heeft telefonisch en bij brief laten weten dat hij niet wilde komen omdat hij de medewerkers van het UWV niet vertrouwt. Verweerder heeft vervolgens op basis van de aanwezige medische gegevens van klager een plan van aanpak opgesteld. Klager verwijt verweerder dat hij, zonder dat hij klager heeft onderzocht, klager mentaal ziek/geestesziek heeft verklaard. RTG Zwolle: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. gemachtigde verzekeringsarts: mr. A.G. Jansen, advocaat te Amsterdam C2015.213 Klacht: Klaagster is in april 2013 ziek gemeld bij haar toenmalige werkgever in verband met medische problematiek van de rug. In maart 2014 is klaagster door verweerster (arts werkzaam als verzekeringsarts voor het UWV) medisch onderzocht in verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling en heeft verweerster een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgesteld. Aan de hand van de FML-lijst heeft de arbeidskundige geoordeeld dat klaagster 100% van het oorspronkelijke inkomen in het eigen werk kan verdienen en dus meer dan 65% van het maatmanloon. Daarom is het recht van klaagster op Ziektewetuitkering geëindigd. Klaagster maakt verweerster de volgende verwijten: 1) verweerster heeft klaagster onheus bejegend door intimiderend en overheersend te handelen; 2) verweerster heeft op onnodig pijnlijke wijze het lichamelijk onderzoek uitgevoerd; 3) verweerster heeft ten onrechte geen medische informatie bij de curatieve sector opgevraagd. RTG Den Haag: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. gemachtigde arts: mr. A.G. Jansen, advocaat te Amsterdam C2015.290 Klacht: Klaagster kampte na een zwangerschap met rugpijn en bekkenklachten. In verband daarmee is zij na haar bevallingsverlof niet (volledig) op de werkvloer teruggekeerd. Op vakantie in Suriname heeft zij een auto ongeluk gehad. Als gevolg van dat ongeluk kon zij niet naar Nederland terug reizen omdat zij last had van haar onderrug. De aangeklaagde arts heeft het standpunt ingenomen dat er geen medische belemmeringen waren om (met aangepast comfort) naar Nederland te reizen. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat de arts bij die beoordeling is tekortgeschoten in de zorg die hij jegens klaagster had behoren te betrachten. Klaagster verwijt de arts dat hij : 1. heeft geoordeeld zonder klaagster op consult te hebben gehad of te hebben gesproken; 2. heeft geoordeeld zonder de behandelend arts van klaagster te raadplegen terwijl klaagster hier herhaaldelijk om heeft verzocht; 3. heeft geoordeeld zonder de in Suriname gemaakte röntgenfoto’s te bekijken. RTG Amsterdam: wijst de klacht af. gemachtigde klaagster: mr. M. Mungroop , advocaat te Amsterdam gemachtigde arts: mr. A.C. de Die, advocate te Amsterdam dinsdag 12 januari 2016 ochtend 10.00 C2015.247 klager / psychiater (ZH) C2015.175 zelfde klager / verpleegkundige (ZH) 11.00 C2015.156 klaagster / psychiater (ZH) 11.30 C2015.278 zelfde klaagster / psychiater (ZH) C2015.279 zelfde klaagster / verpleegkundige (ZH) C2015.280 zelfde klaagster / psychiater (ZH)
Mr. J.M. Rowel-van der Linde Prof. mr. J. Legemaate Mr. A.R.O. Mooy Drs. A.C.L. Allertz Drs. F.M.M. van Exter W.J.B. Hauwert P. van der Zee Mr. M.W. van Beek
C2015.247 Klacht: Klager klaagt over de behandeling van een vriend, patiënt, door verweerder. Deze patiënt heeft laten weten niet in te stemmen met het indienen van een tuchtklacht. RTG Den Haag: Klager niet-ontvankelijk verklaard omdat hij niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt. C2015.175 Klacht: Klager heeft een al jaren voortslepende ruzie met een man die lange tijd bij klager in huis heeft gewoond. Volgens klager is zijn oud-huisgenoot hem nog geld schuldig. Klager heeft aan verweerder (verpleegkundige), bij wie zijn oud-huisgenoot onder behandeling is, het verzoek gedaan om te bemiddelen in een geschil. Verweerder heeft dit verzoek besproken met klagers oud-huisgenoot, maar die liet weten geen behoefte aan een gesprek te hebben. Verweerder weigert zijn bemiddeling te geven in een gesprek. Klager verwijt verweerder dat hij de mediation tussen klager en zijn vriend belemmert, terwijl hij als behandelaar van zijn vriend juist een leidende rol in de behandeling van zijn patiënt behoort te hebben en ervoor had moeten zorgen dat zijn vriend hem de bedragen zou (terug)betalen. RTG Den Haag: Klager ontvankelijk ogv de tweede tuchtnorm. Op verweerder rustte geen verplichting om bemiddeling te ondersteunen of tot stand te brengen, ook niet als in aanmerking wordt genomen dat verweerder de behandelaar van klagers oud-huisgenoot was. Klacht kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. C2015.156 Klacht: klager acht de aangeklaagde arts schuldig aan het meewerken aan een valse verklaring (de aangeklaagde arts is door de Rechtbank Rotterdam gehoord waaruit o.m. is geconcludeerd dat er bij klaagster sprake is van schizofrenie en dus een stoornis van de geestvermogens). RTC Den Haag: verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht ( zij heeft niet voldaan aan het herhaalde verzoek van de vooronderzoeker om de klacht aan te vullen, artikel 65 lid 2 wet BIG en artikel 4 lid 1 onder b Tuchtrechtbesluit). C2015.278 Klacht: klaagster verwijt de aangeklaagde psychiater dat zij ten onrechte wordt gedwongen tot het gebruik van de in het behandelplan/voorwaardenplan voorziene medicatie. Zij verafschuwt de bijwerkingen ervan. Klaagster heeft het behandelplan niet ondertekend en gaat niet akkoord met de inhoud. Klaagster stelt dat er sprake is van dreiging en intimidatie nadat zij kenbaar had gemaakt niet akkoord te zijn. Voorts stelt zij dat er sprake is van schending van het nieuwe concept van de Wet BOPZ waarin geweld en dwang worden verboden. Een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden wordt volgens klaagster genegeerd en ten slotte verwijt zij de psychiater het onthouden van informatie en valsheid in geschifte. RTG Den Haag: wijst de klacht in zijn geheel zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond af. C2015.279 Klacht: klaagster verwijt de aangeklaagde sociaal psychiatrisch verpleegkundige dat zij ten onrechte wordt gedwongen tot het gebruik van de in het behandelplan/voorwaardenplan voorziene medicatie. Zij verafschuwt de bijwerkingen ervan. Klaagster heeft het behandelplan niet ondertekend en gaat niet akkoord met de inhoud. Klaagster stelt dat er sprake is van dreiging en intimidatie nadat zij kenbaar had gemaakt niet akkoord te zijn. Voorts stelt zij dat er sprake is van schending van het nieuwe concept van de Wet BOPZ waarin geweld en dwang worden verboden. Een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden wordt volgens klaagster genegeerd en ten slotte verwijt zij de sociaal psychiatrisch verpleegkundige het onthouden van informatie en valsheid in geschifte. RTG Den Haag: wijst de klacht in zijn geheel zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond af. C2015.280 Klacht: klaagster verwijt de aangeklaagde psychiater dat zij ten onrechte wordt gedwongen tot het gebruik van de in het behandelplan/voorwaardenplan voorziene medicatie. Zij verafschuwt de bijwerkingen ervan. Klaagster heeft het behandelplan niet ondertekend en gaat niet akkoord met de
inhoud. Klaagster stelt dat er sprake is van dreiging en intimidatie nadat zij kenbaar had gemaakt niet akkoord te zijn. Voorts stelt zij dat er sprake is van schending van het nieuwe concept van de Wet BOPZ waarin geweld en dwang worden verboden. Een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden wordt volgens klaagster genegeerd en ten slotte verwijt zij de psychiater het onthouden van informatie en valsheid in geschifte. RTG Den Haag: wijst de klacht in zijn geheel zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond af. middag 13.30 C2015.019 C2015.020 14.30 C2014.501 C2014.502 15.30 C2015.146 C2015.147 C2015.148
klager / psychiater zelfde klager / verpleegkundige klager / psychiater (ZH) zelfde klager / verpleegkundige (ZH) klaagster / psychotherapeut (NH) zelfde klaagster / psychiater (NH) zelfde klaagster / verpleegkundige (NH)
Mr. J.M. Rowel-van der Linde Prof. mr. J. Legemaate Mr. A.R.O. Mooy Drs. A.C.L. Allertz Mr. drs. R. Zuijderhoudt W.J.B. Hauwert P. van der Zee Mr. M. van Esveld
C2015.019 Klacht: De klacht richt zich tegen een psychiater, werkzaam bij een (TBS) kliniek. Klager verwijt de psychiater dat deze hem ten onrechte medicatie toedient. RTG Zwolle: Klager niet-ontvankelijk, nu hij geen naam van de betreffende psychiater heeft opgegeven. C2015.020 Klacht: De klacht richt zich tegen een verpleegkundige, werkzaam bij een (TBS) kliniek. Klager verwijt de verpleegkundige dat deze hem ten onrechte medicatie toedient. RTG Zwolle: Klager niet-ontvankelijk, nu hij geen naam van de betreffende verpleegkundige heeft opgegeven. C2014.501 Klacht: Klager is sinds zijn kindertijd bekend met de diagnose Asperger. De klacht betreft de periode van mei 2010 tot februari 2012 waarin hij op verwijzing van de huisarts vanwege toenemende persoonlijke en gezinsproblemen (deels ambulant/deels met IBS) onder behandeling is geweest bij verweerster, psychiater en een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige (eveneens aangeklaagd: C2014.502), beide werkzaam binnen een team voor vroege psychose bij een GGZ instelling. Klager verwijt verweerster: 1) dat er niet is gehandeld volgens logische behandelprocedures; 2) dat klager onjuiste medicatie heeft gekregen met schadelijke gevolgen voor zijn gezondheid. 3) Dat veel behandelprocedures indirect hebben geleid tot zelfverrijking van verweerster, omdat maandelijks veel hogere bedragen bij de zorgverzekeraar zijn geïncasseerd dan de werkelijke kosten waren. RTG Den Haag: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. gemachtigde psychiater: mr.drs. F. Westenberg, advocaat te Hoorn C2014.502 Klacht: Klager is sinds zijn kindertijd bekend met de diagnose Asperger. De klacht betreft de periode van mei 2010 tot februari 2012 waarin hij op verwijzing van de huisarts vanwege toenemende persoonlijke en gezinsproblemen (deels ambulant/deels met IBS) onder behandeling is geweest bij verweerster, psychiater en een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige (eveneens aangeklaagd: C2014.502), beide werkzaam binnen een team voor vroege psychose bij een GGZ instelling. Klager verwijt verweerster: 1) dat er niet is gehandeld volgens logische behandelprocedures; 2) dat klager onjuiste medicatie heeft gekregen met schadelijke gevolgen voor zijn gezondheid. 3) Dat veel behandelprocedures indirect hebben geleid tot zelfverrijking van verweerster, omdat maandelijks veel hogere bedragen bij de zorgverzekeraar zijn geïncasseerd dan de werkelijke kosten waren.
RTG Den Haag: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. gemachtigde psychiater: mr.drs. F. Westenberg, advocaat te Hoorn C2015.146 Klacht: klaagster is in behandeling in verband met ernstige persoonlijkheidsproblematiek (borderline). Klaagster verwijt de aangeklaagde psychotherapeut: 1. dat zij klaagster niet juist heeft behandeld en haar onvoldoende zorg heeft geboden; 2. klaagster te laat heeft verwezen; 3. het dossier van klaagster onvoldoende heeft bijgehouden (overigens is dit klachtonderdeel tijdens het mondeling vooronderzoek ingetrokken). RTG Amsterdam: de klacht wordt in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen. C2015.147 Klacht: klaagster is in behandeling in verband met ernstige persoonlijkheidsproblematiek (borderline). Klaagster verwijt de aangeklaagde psychiater 1. dat zij klaagster onvoldoende zorg heeft geboden, een onjuiste behandeling heeft gegeven en een verkeerde diagnose heeft gesteld; 2. klaagster een verkeerde medicatie (benzodiazepinen) heeft voorgeschreven; 3. onvoldoende het dossier van klaagster heeft bijgehouden; 4. niet heeft geregeld dat klaagster mocht wisselen van hulpverlener. RTG Amsterdam:de klacht wordt in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen. C2015.148 Klacht: klaagster is in behandeling in verband met ernstige persoonlijkheidsproblematiek (borderline). Klaagster verwijt de aangeklaagde sociaal psychiatrisch verpleegkundige dat zij : 1. klaagster niet heeft vrijgelaten in haar keuze voor hulpverleners; 2. invalidering bij klaagster heeft veroorzaakt door de wijze van begeleiding; 3. een behandelplan heeft opgesteld dat niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen; 4. klaagster ten onrechte benzodiazepinen heeft gesuggereerd als oplossing; 5. een verplichte samenwerking had met een vaste psychiater. RTG Amsterdam: de klacht wordt in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen. donderdag 14 januari 2016 Alle oproepen zijn verzonden ochtend 10.30 C2015.323 tandarts (ZH) / klager C2015.324 zelfde tandarts (ZH) / klaagster
Mr. E.J. van Sandick Mr. G.P.M. van den Dungen Mr. A. Smeeïng-van Hees Drs. H.J. van Iterson Mr. drs. R. van der Velden Mr. J. van den Hoven
C2015.323 Klacht: Klacht tegen een tandarts. Klager en zijn partner (C2015.324) zijn patiënt geweest bij de tandartspraktijk van verweerder (tandarts). Klager heeft een klacht ingediend die het College aldus heeft geordend: 1. Verweerder liegt en bedriegt. 2. Verweerder heeft onvoldoende informatie verstrekt. 3. Verweerder heeft geen behandelplan gemaakt en/of verstrekt. 4. Verweerder heeft de begroting niet besproken. 5. Verweerder heeft de gemaakte foto’s en OPG niet besproken. 6. Klager is behandeld door de preventieassistente (i.p.v. door verweerder). 7. Klager is niet doorverwezen naar een specialist. 8. Verweerder heeft een valse beschuldiging geuit over bedreiging. 9. Klager is onterecht uitgeschreven.
RTG Den Haag: Ad 1 en 8: ongegrond: Enige feitelijke onderbouwing dat verweerder zou liegen en bedriegen heeft het College niet in het dossier aangetroffen. Voorts staat het verweerder vrij om zich tot de politie te wenden indien hij zich bedreigd voelt; dit is een (grond)recht dat iedere burger heeft. Ad 2 t/m 7: Gegrond; Ad 9: Gegrond: Beëindiging had goed gedocumenteerd en gecommuniceerd moeten worden (artikel 7:460 BW). Berisping met publicatie. gemachtigde tandarts: mr. A.M. de Koning, advocaat te Den Haag C2015.324 Klacht: Klacht tegen een tandarts. Klaagster en haar partner (C2015.323) zijn patiënt geweest bij de tandartspraktijk van verweerder (tandarts). Klaagster heeft een klacht ingediend die het College aldus heeft begrepen: klaagster is zonder haar toestemming door verweerder als patiënt uitgeschreven uit de praktijk. RTG Den Haag: Gegrond: Beëindiging had goed gedocumenteerd en gecommuniceerd moeten worden (artikel 7:460 BW). Waarschuwing gemachtigde tandarts: mr. A.M. de Koning, advocaat te Den Haag middag 13.00 C2015.154 14.00 C2015.119 15.00 C2014.234
klager / kaakchirurg (Gr) orthodontist (U) / klaagster klaagster / tandarts (NB)
Mr. E.J. van Sandick Mr. G.P.M. van den Dungen Mr. A. Smeeïng-van Hees Drs. H.J. van Iterson Mr. drs. R. van der Velden Mr. J. van den Hoven
C2015.154 Klacht: klager verwijt de aangeklaagde kaakchirurg dat hij bij het behandelen van patiënten op voorhand onderscheid maakt tussen rokers en niet-rokers. Dit blijkt uit een krantenartikel waarin uitspraken van de kaakchirurg worden aangehaald waarin hij aangeeft dat hij bij rokers geen implantaten wil inbrengen en dat het zijn intentie is om rokende patiënten niet meer te behandelen. Voor zover die passages onjuist zouden zijn, had de kaakchirurg rectificatie hiervan moeten eisen. RTG Groningen: verklaart de klacht kennelijk ongegrond en wijst de klacht af. C2015.119 Klacht: Klaagster is in verband met problemen betreffende de stand van haar gebit door haar tandarts verwezen naar verweerder. Verweerder is orthodontist en voert een eigen praktijk. De klacht houdt in dat verweerder: 1) Op onzorgvuldige wijze de orthodontische behandeling heeft uitgevoerd; 2) Klaagster op 26 mei 2010 niet heeft geïnformeerd over het wortellengteverlies; 3) Onzorgvuldig met een verzekeringsaanvraag is omgegaan. RTG Amsterdam: Klacht in al haar onderdelen gegrond. Berisping. gemachtigde orthodontist: mr. M.P. Poelman, advocaat te Tilburg C2014.234 Klacht: klaagster heeft voor 9.600,-- euro twaalf kronen door de aangeklaagde tandarts laten plaatsen. Klaagster verwijt de tandarts: 1. dat hij geen goed kwalitatief werk heeft afgeleverd (de randaansluitingen van de kronen zijn matig en ook de kroonpreparaties zijn niet optimaal geweest); 2. dat hij de hieruit voortvloeiende problemen met het tandvlees niet serieus heeft genomen, gebagatelliseerd en nooit een bijdrage heeft geleverd aan het onderzoeken van de oorzaak; 3. het second opinion rapport heeft gebagatelliseerd en genegeerd, hij heeft zijn verantwoordelijkheid niet genomen en is nalatig geweest voor klaagster als patiënt. Voorts heeft klaagster 3 klachten (a, b en c) gericht tegen de kliniek. RTG Eindhoven: Ad 1) ongegrond, Ad 2) gegrond, Ad 3) ongegrond. Klaagster niet-ontvankelijk in de klachten tegen de kliniek.
Klacht deels gegrond, legt de tandarts de maatregel van waarschuwing op en wijst de klacht voor het overige af. dinsdag 19 januari 2016 ochtend 11.00 C2015.188 klager / huisarts (ZH) C2015.287 zelfde klager / arts (ZH)
Mr. C.H.M. van Altena Mr. R.A. van der Pol Mr. M. Wigleven Drs. M. van Bergeijk Dr. B.P.M. Schweitzer Mr. drs. E.E. Rippen
C2015.188 Klacht: klager was de geregistreerde partner van patiënte. Patiënte was als gevolg van een herseninfarct aan haar rechter zijde verlamd. Bij een aangevraagd huisbezoek heeft de huisarts de waarschijnlijkheidsdiagnose ‘bronchitis’ gesteld en onder andere een antibioticakuur voorgeschreven. Op zeker moment is patiënte met spoed opgenomen op de IC van het ziekenhuis. Aldaar bleek dat er bij haar sprake was van een bloedvergiftiging door infectie (sepsis), gecombineerd met bloedarmoede en hoge bloeddruk. Daarbij was sprake van een moeilijke ademhaling. Patiënte is kort daarop in het ziekenhuis overleden. Klager verwijt de aangeklaagde huisarts, zakelijk weergegeven, dat hij niet adequaat heeft gehandeld tijdens het huisbezoek. De huisarts had tijdens dat bewuste huisbezoek geen antibiotica mogen voorschrijven voor de klachten die patiënte had. Zijn handelen (en de latere fout van de waarnemer) heeft geleid tot verergering van de klachten van patiënte en uiteindelijk tot haar overlijden. Klager is van mening dat als de huisarts en de waarnemer wel op de juiste wijze met de klachten van patiënte waren omgegaan, zij later zou zijn overleden. RTG Den Haag: wijst de klacht af. gemachtigde klager: mr. A.L. Kruit, advocaat te Rotterdam gemachtigde huisarts: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, advocate te Utrecht C2015.287 Klacht: De klacht heeft betrekking op de overleden partner van klager, patiënte. Aan patiënte was door haar huisarts na een huisbezoek antibiotica voorgeschreven. Zes dagen na dit huisbezoek heeft verweerder, destijds huisarts, als waarnemer eerst telefonisch met patiënte gesproken en vervolgens een huisbezoek afgelegd en patiënte onderzocht. De nacht na dit bezoek is patiënte met spoed opgenomen op de IC in verband met onder meer een sepsis. Tien dagen nadien is patiënte in het ziekenhuis overleden. Klager verwijt verweerder – zakelijk weergegeven – dat hij niet adequaat heeft gehandeld tijdens het huisbezoek door na te laten de lichaamstemperatuur en de bloeddruk van patiënte op te meten. Klager stelt dat dit nalaten heeft geleid tot verergering van de klachten en uiteindelijk tot het overlijden van patiënte. RTG Den Haag: Klacht afgewezen. gemachtigde klager: mr. A.L. Kruit, advocaat te Rotterdam gemachtigde arts: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, advocate te Utrecht middag 13.00 C2015.211 14.00 C2015.311 15.00 C2015.313 C2015.314
klager / arts (NH) huisarts (Gld) / klaagster klaagster / huisarts (ZH) zelfde klaagster / arts (ZH)
Mr. C.H.M. van Altena Mr. R.A. van der Pol Mr. M. Wigleven Drs. M. van Bergeijk Dr. B.P.M. Schweitzer Mr. drs. E.E. Rippen
C2015.211 Klacht: Verweerster is in 2005 met een eigen praktijk gestart voor integrale geneeskunde, natuurgeneeskunde en meer in het bijzonder de orthomoleculaire- en natuurgeneeskunde. Klager heeft vanaf 24 november 2008 tot september 2011 maandelijks consulten bij verweerster gehad. Klager en verweerster hebben gedurende de behandelperiode zeer frequent (vaak dagelijks) e-mailcontact met elkaar. In de periode oktober 2009 tot in april 2010 heeft klager werkzaamheden verricht ten behoeve van de website en huisstijl van de praktijk van verweerster. Voorts zijn er zakelijke contacten tussen klager en verweerster over bestellingen die door klager zijn gedaan ten behoeve van verweerster en over het maken/branden van DVD’s. Naar aanleiding van dit laatste contact is tussen klager en verweerster een heftige mailwisseling ontbrand. Daarna is er geen patiëntencontact meer geweest. Het laatste consult vond plaats op 19 september 2011. De klacht bestaat uit 14 onderdelen, verspreid over 5 ordners. Omwille van een overzichtelijke behandeling van die 14 klachtonderdelen heeft het RTG ter zitting met partijen besproken dat gekozen wordt voor de navolgende (her-)rangschikking: 1) Ernstige overschrijding arts-patiënt-relatie; 2) Onvoldoende dossiervorming; 3) Verkeerde/te late diagnoses; 4) Fout beleid ten aanzien van voorgeschreven antibiotica; 5) Geen doorverwijzing; 6) Schending beroepsgeheim; 7) Bejegening; RTG Amsterdam: Klachtonderdeel 1 gegrond; Overige klachtonderdelen ongegrond; Schorsing van de inschrijving voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar (betreffende de gegrondbevindingen van een soortgelijk verwijt), waarbij als voorwaarde geldt dat verweerster zich binnen drie maanden na deze uitspraak zal aanmelden bij ‘coaches voor medici’ voor een traject van begeleiding/coaching inzake het verwijtbaar tuchtrechtelijk handelen van verweerster; Publicatie. gemachtigde arts: mr M.J.J. de Ridder, advocaat te Utrecht C2015.311 Klacht: Klacht tegen huisarts. Telefonisch hulpvraag namens 76-jarige patiënte werd geduid als verzoek om opname in een verzorgingshuis. Bij latere opname in het ziekenhuis bleek patiënte hyponatriëmie en hypokaliëmie te hebben. Klaagster verwijt de huisarts dat hij inadequaat heeft gehandeld door haar niet eerder op te laten menen. RTG Zwolle: Verweerder had wederom een visite moeten afleggen of ten minste telefonisch beter moeten uitvragen. Waarschuwing. C2015.313 Klacht: Klaagster is door verweerster, huisarts, in een periode van een jaar en drie maanden vier maal gezien in verband met buikklachten. Bij het laatste contact was verweerster aanwezig als opleider tijdens het consult van klaagster bij een haio (C2015.314). Klaagster is bij gelegenheid van het laatste consult op eigen verzoek verwezen naar een mdl-arts. Na onderzoek is bij klaagster de ziekte van Crohn vastgesteld. Klaagster verwijt verweerster dat zij klaagster niet eerder heeft doorgestuurd naar het ziekenhuis. Was zij eerder verwezen, dan had zij deze ziekte mogelijk niet gekregen. RTG Den Haag: Klacht als ongegrond afgewezen. gemachtigde klaagster: mr. H. Carels, advocaat te Rotterdam gemachtigde huisarts: mr. L. Beij, advocate te Utrecht C2015.314 Klacht: Klaagster is door verweerster, huisarts in opleiding, in een periode van zeven maanden drie maal gezien in verband met buikklachten. Bij het laatste contact was de opleider van verweerster (C2015.313) tijdens het consult aanwezig. Klaagster is bij gelegenheid van het laatste consult op eigen verzoek verwezen naar een mdl-arts. Na onderzoek is bij klaagster de ziekte van Crohn vastgesteld.
Klaagster verwijt verweerster dat zij klaagster niet eerder heeft doorgestuurd naar het ziekenhuis. Was zij eerder verwezen, dan had zij deze ziekte mogelijk niet gekregen. RTG Den Haag: Klacht als ongegrond afgewezen. gemachtigde klaagster: mr. H. Carels, advocaat te Rotterdam gemachtigde huisarts: mr. L. Beij, advocate te Utrecht donderdag 21 januari 2016 ochtend 10.00 C2015.179 klager / psychiater (ZH) 11.00 C2015.054 klager / psychiater (ZH) C2015.055 zelfde klager / psychiater (ZH)
Mr. A.D.R.M. Boumans Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Mr. A. Smeeïng-van Hees Drs. A.C.L. Allertz Drs. M. Drost Mr. M.D. Barendrecht-Deelen
C2015.179 Klacht: Klager is werkzaam geweest voor een Europese instelling. In 2004 is hij met (verplicht)ziekteverlof gegaan. M.i.v. december 2005 heeft hij een invaliditeitspensioen ontvangen vanwege arbeidsongeschiktheid. Vanaf oktober 2011 heeft klager zijn werk weer hervat. Klager is van 2003 tot en met 2008 bij verweerder (psychiater) voor depressieve en werkgerelateerde PTSS klachten onder behandeling geweest. Voorts heeft verweerder op verzoek van klager deelgenomen aan een medische commissie (MC) die voor klagers werkgever medische adviezen formuleert over de gezondheidstoestand en de arbeids(on)geschiktheid van de personeelsleden en in dit geval over die van klager. 1) Klager verwijt de arts dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld en op grond van die diagnose zware medicijnen heeft voorgeschreven met grote risico’s voor de gezondheid van klager. 2) Klager verwijt de arts voorts dat hij in de MC de conclusie heeft onderschreven van een onjuiste en beledigende rapportage van een derde arts, en bij de beoordeling van de gezondheidstoestand van klager eerdere verklaringen dan wel bewijsstukken heeft genegeerd en wetten en normen van de beroepsgroep heeft geschonden en de belangen van klager heeft geschaad. 3) Klager verwijt de arts vervolgens dat hij, uitgaande van de belangen van zijn werkgever, het inzage- en correctierecht van klager heeft genegeerd en 4) Klager verwijt de arts dat hij heeft geweigerd uitleg te geven en een lijst met vragen van klager te beantwoorden. RTG Den Haag: Tussenbeslissing d.d. 08-07-14: Ad 1) verklaart klager ontvankelijk in het eerste klachtonderdeel en verwijst de zaak naar het vooronderzoek; Ad 2, 3 en 4) verklaart klager wat betreft de overige klachtonderdelen nietontvankelijk. De psychiater komt een beroep op immuniteit van rechtsmacht toe, zodat zijn handelen tijdens de uitoefening van zijn functie als lid van de MC niet valt onder de rechtsmacht van het College. Eindbeslissing d.d. 03-03-15: Ad 1) Klacht afgewezen. gemachtigde psychiater: mr. J. Heringa, advocaat te Den Haag C2015.054 Klacht: Klager verwijt verweerder, psychiater, dat verweerder in maart 2012 ten onrechte een IBS heeft laten bewerkstelligen. Verweerder heeft geen gesprek met klager gevoerd en ten onrechte niet onderzocht wat het acute gevaar voor klager of andere was, of er gevaar was in relatie tot een psychiatrische stoornis en of er andere mogelijkheden waren om het eventuele gevaar af te wenden. Ten onrechte heeft verweerder eerst contact opgenomen met de burgemeester, zonder eerst een geneeskundige verklaring aan de burgemeester te verstrekken. RTG Den Haag: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. gemachtigde psychiater: mr.drs. F. Westenberg, advocaat te Hoorn
C2015.055 Klacht: Klager is in maart 2012 door middel van een inbewaringstelling (IBS) ingevolge artikel 20 van de Wet BOPZ gedwongen opgenomen. Verweerster was als eindverantwoordelijke psychiater bij de behandeling betrokken. Klager verwijt verweerster dat zij: 1) ten onrechte de medicatie nitroglycerine heeft afgepakt; 2) klager heeft vastgehouden op de gesloten afdeling nadat de IBS was beëindigd, en; 3) verwarring heeft veroorzaakt over wie de eindverantwoordelijk behandelaar was. RTG Den Haag: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. gemachtigde psychiater: mr.drs. F. Westenberg, advocaat te Hoorn middag 13.00 C2015.239 C2015.240 14.30 C2015.075 C2015.237 C2015.275 C2015.277 15.30 C2014.381
klaagster / psychiater (Dr) klaagster / zelfde psychiater (Dr) klager / arts (ZH) zelfde klager / psychiater (ZH) zelfde klager / indertijd basis (ZH) zelfde klager / psychiater (ZH) klager / -
Mr. A.D.R.M. Boumans Mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen Mr. A. Smeeïng-van Hees Drs. A.C.L. Allertz Drs. M. Drost Mr. B.J. Broekema-Engelen
C2015.239 Klacht: De zoon van klaagster heeft PDD NOS met ADHD en is voor dagklinische behandeling aangemeld bij een instelling gericht op complexe kinder- en jeugdproblematiek. Verweerster was als kinder- en jeugdpsychiater werkzaam bij de klinische zorg van deze instelling. Verweerster heeft een melding bij het AMK gedaan over de situatie van de zoon van klaagster. Klaagster is van mening dat zowel haar zoon als zij slecht behandeld zijn door de behandelend psychiater, verweerster, en haar team. Klaagster verwijt verweerster de wijze waarop zij met haar is omgegaan. De verwijten zien op het navolgende. 1) Klaagster verwijt verweerster de wijze waarop de behandeling van haar zoon als zodanig heeft plaatsgevonden. 2) Verweerster is slordig omgegaan met afspraken waardoor haar zoon steeds dikker is geworden tijdens zijn verblijf in de instelling. 3) Verweerster is slordig omgegaan met notulen, waardoor de diagnose ADD (bij klaagster) niet uit de rapporten is gehaald. 4) Verweerster heeft het contact met klaagster vanwege persoonlijke rancune gestopt. 5) Verweerster heeft tegen de wil van klaagster en haar zoon in gegevens doorgestuurd naar instanties waar klaagster zelf contact mee heeft opgenomen. 6) Verweerster heeft een onterecht melding bij het AMK gedaan. Klaagster heeft intern een klacht over het handelen van verweerster ingediend. In reactie daarop is een melding bij het AMK gedaan, waardoor de mogelijkheid van een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van klaagsters zoon aan de orde kwam. RTG Groningen: Klacht in al zijn onderdelen ongegrond. Klacht afgewezen. gemachtigde psychiater: mr. E.P. Haverkate, advocaat te Utrecht C2015.240 Klacht: Klager heeft PDD NOS met ADHD en is voor dagklinische behandeling aangemeld bij een instelling gericht op complexe kinder- en jeugdproblematiek. Verweerster was als kinder- en jeugdpsychiater werkzaam bij de klinische zorg van deze instelling. Verweerster heeft een melding bij het AMK gedaan over de situatie van klager. Klager is tezamen met zijn moeder (C2015.239) van mening dat hij slecht behandeld is door de behandelend psychiater, verweerster, en haar team. Klaagster verwijt verweerster de wijze waarop zij met haar is omgegaan. De verwijten zien op het navolgende. 1) Klager is te dik geworden door slecht eten en te weinig beweging. 2) Klager is vervuild geraakt, hij stonk en zijn tanden waren in zeer slechte staat. 3) Klager heeft de kans gekregen om twee avonden vanuit de instelling weg te lopen. 4) Klager heeft de kans gekregen om alcohol te drinken op zijn veertiende levensjaar.
5) 6)
Klager heeft zonder toestemming van zijn moeder in de time out gezeten. Klager is in de war gebracht door verkeerde adviezen over medicatiegebruik en het oppakken van contacten. 7) Klager heeft geen nazorg van de instelling gekregen. RTG Groningen: Klacht in al zijn onderdelen ongegrond. Klacht afgewezen. gemachtigde psychiater: mr. E.P. Haverkate, advocaat te Utrecht C2015.075 Klacht: Klager is in 2004 opgenomen in een psychiatrisch centrum (voor verslavingszorg), waar verweerder als algemeen arts in dienst is geweest. Verweerder heeft een intakegesprek gehad met klager waarbij klager ook lichamelijk is onderzocht. Verweerder was niet de hoofdbehandelaar van klager. Klager verwijt verweerder dat hij: a) valsheid in geschrifte heeft gepleegd, b) een valse diagnose heeft gesteld m.b.t. internet wanen, alsmede; c) hem geestelijk heeft mishandeld door zijn arm langdurig vast te houden. Vervolgens zou verweerder : d) vertrouwelijke informatie aan de sociale dienst heeft verstrekt en, e) heeft gevraagd naar de inhoud van een script. Ten slotte zou verweerder: f) in het dossier hebben genoteerd dat er geen ziekte-inzicht zou bestaan. RTG Den Haag: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. gemachtigde arts: mr. Ch.L. van den Puttelaar, advocate te Rotterdam C2015.237 Klacht: Klager is opgenomen geweest in een kliniek voor geestelijke gezondheidszorg, waar verweerster in het kader van haar opleiding tot psychiater tijdelijk en onder supervisie van een psychiater werkzaam is geweest. Klager verwijt verweerster dat zij valse, zwaar psychisch letsel toebrengende diagnoses heeft gesteld zonder klager zelf te hebben gesproken gedurende de periode van 3 mei 2004 tot en met 23 april 2005. Ook zou verweerster op 3 mei persoonlijke, intieme vragen aan klager hebben gesteld. RTG Den Haag:Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. gemachtigde arts: mr. drs. P.A. de Zeeuw, advocaat te Amsterdam C2015.275 Klacht: Verweerder, destijds basisarts, was in 2005 werkzaam in de GGZ-kliniek waar klager op dat moment verbleef. Klager verwijt verweerder – zakelijk weergegeven – dat hij onjuiste medicatie heeft voorgeschreven, zijn beroepsgeheim heeft geschonden en klager ten onrechte heeft ontslagen. RTG Den Haag: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. C2015.277 Klacht: Verweerder, psychiater, was in 2005 werkzaam in de GGZ-kliniek waar klager op dat moment verbleef. Klager verwijt verweerder – zakelijk weergegeven – dat hij ten onrechte en zonder uitleg Zyprexa aan klager heeft voorgeschreven. Verweerder vertelde dat dit middel klager rustig zou maken, maar dat was niet het geval. RTG Den Haag: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. gemachtigde psychiater: mr. V.C.A.A.V. Daniels, advocaat te Utrecht C2014.381 Klacht: -RTG Groningen: Niet is voldaan aan artikel 4 van het Tuchtrechtbesluit, waarin is bepaald dat het klaagschrift de naam bevat van degene over wie wordt geklaagd. Klager niet-ontvankelijk. gemachtigde klager: mr. A.H.J. de Kat, advocaat te Sint Michielsgestel
dinsdag 26 januari 2016 ochtend 10.00 C2015.158 klager / arts (ZH) C2015.159 zelfde klager / arts (ZH) 11.00 C2015.284 klagers / chirurg (NB)
Mr. K.E. Mollema Mr. W.P.C.M. Bruinsma Mr. R. Veldhuisen Dr. G.J. Clevers Dr. R.T. Ottow Mr. D. Brommer
C2015.158 Klacht: klager is na van achteren op zijn skates door een auto te zijn aangereden in verband met verwondingen op de afdeling Spoed eisende hulp bij een ziekenhuis in Rotterdam gezien. Klager verwijt de aangeklaagde SEH-arts stemmingmakerij en onjuiste verslaglegging in het medische dossier. RTG Den Haag: wijst de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond af. C2015.159 Klacht: klager is na van achteren op zijn skates door een auto te zijn aangereden in verband met verwondingen op de afdeling Spoed eisende hulp bij een ziekenhuis in Rotterdam gezien. Klager verwijt de aangeklaagde SEH-arts stemmingmakerij en onjuiste verslaglegging in het medische dossier. RTG Den Haag: wijst de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond af. C2015.284 Klacht: Klagers zijn de beide zonen en de echtgenote van de inmiddels op 88 jarige leeftijd overleden patiënt. De patiënt was geopereerd aan een beklemde liesbreuk. Wegens persisterend braken is de patiënt heropgenomen en is er een maagsonde geplaatst. Er werd een conservatief beleid gevoerd. Op zeker moment is de maagsonde verwijderd en op een later moment opnieuw geplaatst. Wegens een persisterende ileus werd patiënt wederom geopereerd en de maagsonde werd weer verwijderd. Patiënt heeft gedurende een aantal dagen geen ontlasting gehad. Na het braken trad aspiratie op en werd een bronchoscopie uitgevoerd. De patiënt is overleden aan de gevolgen van een longembolie. Klagers verwijten verweerder, chirurg – zakelijk weergegeven - : 1. dat hij de maagsonde op twee data ten onrechte ( in strijd met het Protocol) heeft laten verwijderen en deze vervolgens niet tijdig heeft teruggeplaatst; 2. dat hij de oudste zoon als aanspreekpunt van de familie onheus heeft bejegend. Klagers achten verweerder verantwoordelijk voor de dood van de patiënt en klagers stellen dat hij dat ook heeft toegegeven. RTG Eindhoven: wijst de klacht af. gemachtigde chirurg: mr. J.C.C. Leemans, advocaat te Amsterdam middag 13.00 C2015.271 C2015.341 14.30 C2015.160
klaagster / arts (NB) zelfde klaagster / chirurg (NB) chirurg (Dr) / IGZ
Mr. K.E. Mollema Mr. W.P.C.M. Bruinsma Mr. R. Veldhuisen Dr. G.J. Clevers Dr. R.T. Ottow Mr. R. Blokker
C2015.271 Klacht: Klaagster, die in de loop van de tuchtrechtprocedure is overleden, is in de periode december 2011 tot en met begin april 2012 opgenomen geweest in het ziekenhuis. In die periode zijn er bij klaagster decubitus wonden op de binnenkant van haar knieën en linkervoet ontstaan, waarmee zij op 3 april 2012 uit het ziekenhuis is ontslagen. Op 19 april 2013 is klaagster met hoge koorts en geïnfecteerde wonden wederom in het ziekenhuis opgenomen. Haar klachten hebben tot een amputatie van haar linkerbeen geleid. Klagers echtgenoot heeft bij de klachtencommissie van het ziekenhuis een klacht ingediend.
Klaagster verwijt verweerder dat hij als voorzitter van de Raad van bestuur van het ziekenhuis heeft verzuimd de duidelijke misstanden onder zijn personeel te corrigeren en daarom hoofdverantwoordelijke is voor de wanordelijke toestanden in zijn organisatie. Verweerder lijdt aan chronische tunnelvisie, aangezien hij geen lering trekt uit het lezen van de stukken waaruit de wanordelijke toestanden in zijn organisatie blijkt. De klachtencommissie heeft haar bevindingen op verkeerde informatie vanuit het ziekenhuis gebaseerd. RTG Eindhoven: Klaagster ontvankelijk in de klacht. Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. gemachtigde arts: mr. E.P. Haverkate, advocaat te Utrecht C2015.341 Klacht: Klaagster was van december 2011 tot en met april 2012 opgenomen in het ziekenhuis, waar verweerder werkzaam is als chirurg. Tijdens de opnameperiode werd verweerder hoofdbehandelaar. Klaagster is na aanvang van deze tuchtrechtelijke procedure overleden. De klacht is voortgezet door haar echtgenoot. Verweerder wordt verweten dat hij: 1. als hoofdbehandelaar verantwoordelijk is voor het ontstaan van decubitusplekken op klaagsters linkerhiel en linker- en rechterknie en dat hij haar gelet op deze decubitusplekken niet op 3 april 2012 uit het ziekenhuis had mogen ontslaan en, 2. heeft verzuimd klaagster en haar echtgenoot te informeren over het ontstaan van de decubitusplekken en 3. dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. RTG Eindhoven: Klacht ongegrond. Klacht afgewezen. gemachtigde chirurg: mr. drs. P.A. de Zeeuw, advocaat te Amsterdam C2015.160 Klacht: De Inspectie verwijt de aangeklaagde chirurg dat hij: 1. ernstig tekort is geschoten in de zorg voor patiënt a (geruptureerd aneurysma aortae abdominalis/broekprothese/ kunstfout/patiënt overleden ); 2. ernstig tekort is geschoten in de zorg voor patiënt b (eveneens geruptureerd AAA/patiënt eveneens overleden); 3. ernstig tekort is geschoten in zijn dossiervoering; en 4. ernstig tekort is geschoten in zijn professionele verantwoordelijkheden voor de kwaliteit va de door hem geleverde zorg. RTG Zwolle: legt aan de chirurg, in het geval hij zich wederom in het BIG register laat inschrijven als arts, de ontzegging op van de bevoegdheid heelkundige handelingen te verrichten. donderdag 28 januari 2016 ochtend 10.00 C2015.215 gz-psycholoog (NB) / klaagster 11.00 C2015.218 gz-psycholoog (Ov) / klager
Mr. A.D.R.M. Boumans Mr. J.P. Balkema Mr. G.P.M. van den Dungen Drs. G.L.G. Couturier Drs. E.D. Berkvens Mr. H.J. Lutgert
C2015.215 Klacht: Klacht tegen gz-psycholoog. Verweerder (gz-psycholoog) was (mede)behandelaar van de (meerderjarige) zoon van klaagster. Deze zoon wilde een omgangsregeling met zijn, ten huize van klaagster wonende, jongere broer. Omdat klaagster dit niet wenste, was klaagsters (meerderjarige) zoon met klaagster in een rechtbankprocedure verwikkeld ter verkrijging van een omgangsregeling met zijn broer. Op verzoek van de coördinerend behandelaar van klaagsters (meerderjarige) zoon heeft verweerder een brief geschreven aan diens advocaat, met de bedoeling daarmee het verzoek van de cliënt tot het treffen van een omgangsregeling te ondersteunen. De brief is als processtuk in de procedure overgelegd. De klacht van klaagster houdt in: Verweerder heeft een schriftelijke verklaring opgesteld waarin hij uitspraken heeft gedaan die slechts zijn gebaseerd op verklaringen van de zoon die bij verweerder in behandeling is, zonder deze op
juistheid te toetsen en te overwegen of de omgangsregeling ook in het belang van klaagsters andere, tienjarige zoon is. Redelijkerwijs kan verweerder weten dat zijn verklaring voor klaagsters gezin belastend is en dat hij zonder klaagster en haar gezin te kennen niet naar waarheid kan oordelen. RTG Eindhoven: Een behandelaar dient zich bij een verzoek om een verklaring zeer terughoudend op te stellen. Verweerder heeft zich als gz-psycholoog en behandelaar op onoorbare wijze gemengd in een juridisch conflict. Hij heeft zich in een verklaring niet beperkt tot feiten, maar een aantal meningen en waardeoordelen gegeven die overigens niet alle deugdelijk zijn onderbouwd en niet (altijd) binnen zijn deskundigheidsgebied zijn gebleven. Klacht gegrond. Waarschuwing met publicatie. gemachtigde gz-psycholoog: mr. H.C. Egger-van Oppen, advocate te Vierlingsbeek C2015.218 Klacht: Klager verwijt verweerder, gz-psycholoog, het afgeven van een verklaring, met daarin een zinsnede met betrekking tot huiselijk geweld, ten behoeve van een juridische procedure tussen klager en zijn ex-partner over het gezag over en de omgang met hun zoontje. Klager verwijt verweerder dat hij: 1. Een verklaring tekende waarin hij beweert dat hij de ex-partner van klager vanaf 14 maart 2013 heeft gezien, op basis daarvan een indruk en een beeld schetst, terwijl hij haar ten tijde van het opstellen van de verklaring nog nooit had gesproken; 2. In zijn verklaring zegt dat hij de ex-partner gediagnosticeerd heeft met een lichte depressieve stoornis, eenmalige episode, terwijl gezien de voorgeschiedenis en het verloop van eerdere depressieve episodes hij als professionele gezondheidszorgpsycholoog geweten moet hebben dat deze diagnose niet correct was. Daarbij probeerde hij de daadwerkelijke gemoedstoestand van de ex-partner te verdoezelen om haar in haar rechtszaak te helpen; 3. Namens de Stichting een verklaring tekent op logopapier van de Stichting terwijl hij daar niet werkt. Verweerder wekt hiermee de schijn dat hij wel bij de Stichting werkt, dat hij betrokken is bij de ex-partner waardoor hij doelbewust de rechterlijke macht misleidt; 4. Een verklaring tekent met een lasterlijke beschuldiging naar klager door te beweren dat de expartner uit een situatie van huiselijk geweld komt, terwijl hij de situatie niet kent en geen wederhoor heeft toegepast; 5. In de verklaring beweert dat één van de kinderen een behandelaar heeft, terwijl de Stichting zegt niet aan behandeling van kinderen te doen en het kind geen behandelaar heeft. Verweerder wekt hiermee de schijn dat er binnen de Stichting aan begeleiding en behandeling van kinderen gedaan wordt om de rechter ervan te overtuigen dat er geen zorgen over het welzijn van de kinderen hoeft te zijn; 6. Met het tekenen van de (valse) verklaring zich samen met de Stichting doelbewust op partijdige wijze mengt in een rechtszaak over de omgang en het gezag van hun zoontje en de rechtszaak daarmee op scherp zet. Verweerder heeft hiermee zijn professionele onafhankelijkheid niet weten te bewaren en brengt de integriteit en het imago van zijn beroepsgroep in gevaar. RTG Zwolle: Klager ontvankelijk. Klachtonderdelen 1, 3: ongegrond. Klachtonderdelen 4,5,6: gegrond. Klachtonderdeel 2 buiten beschouwing gelaten nu dit onderdeel voor de beoordeling van de klacht niet van doorslaggevend belang is. Berisping. gemachtigde gz-psycholoog: mr. R. Korver, advocaat te Amsterdam middag 13.30 C2015.074 14.30 C2015.051 15.30 C2015.149
klager / gz-psycholoog (L) klager / gz-psycholoog (Gr) klager / gz-psycholoog (L)
Mr. A.D.R.M. Boumans Mr. J.P. Balkema Mr. G.P.M. van den Dungen Drs. G.L.G. Couturier Drs. E.D. Berkvens Mr. A. Mul
C2015.074 Klacht: klager (tbs-gestelde) verwijt de aangeklaagde gz-psycholoog (hoofd behandeling) dat zij geen begeleid verlof voor hem heeft aangevraagd ondanks dat ze dit had toegezegd. De gz-psycholoog heeft gezegd dat de verlofaanvraag intern was goedgekeurd maar nog schriftelijk moest worden vastgelegd
en naar Den Haag moest worden opgestuurd. Na een interne overplaatsing is de afspraak veranderd en werd tegen de afspraak in geen verlof aangevraagd. Inmiddels is een jaar verstreken en is klager nog niet met begeleid verlof geweest. RTG Eindhoven: wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. gemachtigde klager: mr. A.R. Ytsma, advocaat te Haarlem gemachtigde gz-psycholoog: mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht C2015.051 Klacht: Klager verblijft in een tbs-kliniek. Verweerster, gz-psycholoog, is als behandelcoördinator bij de behandeling van klager betrokken. De klacht bestaat uit de volgende drie onderdelen: 1. Verweerster heeft klager onder druk gezet geen klacht in te dienen door te dreigen dat zij een klacht ziet als het eind van de samenwerking tussen haar en klager; 2. Verweerster heeft onvoldoende tijd genomen voor een gesprek met de moeder van klager; 3. Verweerster neemt regelmatig beslissingen over (de inhoud van) de behandeling van klager zonder hem daarin te kennen, zodat er van wederzijdse samenwerking geen sprake is. RTG Groningen: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. gemachtigde klager: mr. W.W. van Tol, advocaat te Utrecht gemachtigde gz-psycholoog: mr. M.R. Gans, advocaat te Groningen C2015.149 Klacht: Klacht wordt verpleegd in een TBS-kliniek. Verweerder is gz-psycholoog en daar tot 1 maart 2014 als Directeur Behandeling en Zorg werkzaam geweest. Klager verwijt verweerder dat hij: a) Klager tijdens een afzonderingsperiode in de TBS-kliniek zes keer de toegang tot zijn fysiotherapeutische behandeling heeft geweigerd; b) Niet heeft gereageerd op de brieven die klager hem daarover heeft geschreven; c) Klager gedurende een uur in een afzonderingsruimte heeft gezet, waardoor klager last kreeg van zijn astma, en niet heeft gereageerd op de hulpverzoeken van klager via de intercom. RTG Eindhoven: Klager ontvankelijk. Klacht afgewezen.
gemachtigde klager: mr. E.J. van der Stel, advocaat te Haarlem gemachtigde gz-psycholoog: mr. E.J.M. Lorié, advocaat te Zoetermeer