N O T U L E N VAN DE VERGADERING VAN 7 JULI 2009. Voorzitter: de heer R.J.G. Bandell, burgemeester. Griffier: mevrouw M. van Hall. Wethouders: de heren drs. A.T. Kamsteeg, J.H. Lagendijk, J.W. Spigt en D.A. van Steensel. In deze vergadering zijn aanwezig geweest 34 leden en wel: de dames J.L.M. van Benthem, Y.A.J. van den Berg-Pupovic en J. van den Bergh-Wapperom, de heren J.C.C. Bruggeman, D.G.E. Cobelens en J.J.W. van Dongen, mevrouw J. Heijmans, de heren A.G. Hoogerduijn, A. Karapinar, W. van der Kruijff, mevrouw C.M.L. Lambrechts, de heren M.P.P.M. Merx, H. Mostert, W.J.M. Nederpelt en J.C. Rakhorst, de dames M.C. Ruisch en K.M. Rusinovic, de heer D.F.M. Schalken-den Hartog, de heer P.H. Sleeking, mevrouw N. de Smoker-van Andel, de heren O. Soy, W. van der Spoel, B. Staat, S. Tasgin, H.J. Tazelaar, P.J.T. Tiebosch, C.A. van Verk, D.E. Vermeulen, H.P.A. Wagemakers en H.S. Weidema, de dames S.M. Wemmers-Wanrooij, E.C. van Wenum-Kroon en G. Yanik alsmede de heer A.G. van Zanten. Afwezig zijn: de dames D. Koppens-van Leeuwen en L.J. Kuhlemeier-Booij, C. Safranti en V.I. Versluis en de heer D. Pols. 1.
OPENING EN VASTSTELLEN AGENDA De agendacommissie heeft op 23 juni 2009 ingestemd met het voorstel dat de griffier in overleg met de voorzitter van de raad inschat welke stukken in aanmerking komen voor behandeling als hamerstuk of ter kennisnemingstuk in de raad van 7 juli. Deze voorstellen kunnen rechtstreeks, dus zonder tussenkomst van de agendacommissie, geagendeerd worden voor de middagraad van 7 juli. Als een of meerdere fracties een geagendeerd stuk toch willen behandelen in de adviescommissie, kan het betreffende stuk alsnog op 7 juli van de raadsagenda worden afgevoerd. Een en ander is conform afspraak afgehandeld.
De VOORZITTER: Dames en heren. De vergadering is geopend. Ik heet u allen hartelijk welkom. Bericht van verhindering is ontvangen van mevrouw Versluis, die wellicht vanavond wel aanwezig zal zijn, mevrouw Koppens, mevrouw Safranti, mevrouw Kuhlemeier en de heer Pols. Wethouder Van den Oever, die gisteren zijn vader heeft begraven, is nog in Zwitserland. De agendacommissie heeft ermee ingestemd dat de griffier en ik zouden bekijken welke stukken in aanmerking komen voor behandeling als hamerstuk of kennisnemingstuk. Ik zal alle stukken afzonderlijk aan de orde stellen. Als een fractie meent dat een bepaald stuk een bespreekstuk moet zijn, schuift dat stuk automatisch door naar de eerstvolgende bespreekraad. Kunnen wij de agenda ongewijzigd vaststellen? Aldus wordt besloten. 2.
MEDEDELINGEN, INGEKOMEN STUKKEN EN LIJST TER INZAGE
De VOORZITTER: Op uw tafels hebt u een pakketje aangetroffen, dat u wordt aangeboden in het kader van het toekomstproject Dordtse Dialogen, dat de strategische toekomstverkenningen met betrekking tot de achter ons liggende dialogen over duurzaamheid en binding met de stad bevat. Er is ook nog een bundel met zeven inspirerende essays. Hopelijk levert de inhoud van het pakketje u voldoende inspiratie op voor de komende verkiezingen en voor andere zaken in de stad. Namens het college moet ik u mededelen dat het raadsvoorstel dossier 192058 betreffende het beschikbaar stellen van € 50.000,- voor de vervolgstappen van het media-advies in de plaats komt van het oude raadsvoorstel dossier nummer 117840 betreffende het beschikbaar stellen van € 50.000,- voor het internet informatieportal. Raadsvoorstel 117840
1
wordt hiermee ingetrokken. Wethouder Spigt heeft deze mededeling reeds in de adviescommissie gedaan. BETREKKING HEBBEND OP DE BEVOEGDHEDEN VAN DE RAAD a.
Opmerkingen van Belangenvereniging Steegoversloot e.o (i.o) inzake de vergadering raadscommissie parkeergarage d.d. 23-6-2009.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder a. genoemde brief voor kennisgeving aan te nemen en – indien de raad dat nodig acht – te betrekken bij de behandeling van dit onderwerp in de raadsvergadering van 7 juli 2009. b.
Brief van het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden met informatie inzake de huisvesting van Drechtwerk.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder b. genoemde brief voor kennisgeving aan te nemen en – indien de raad dat nodig acht – te betrekken bij de behandeling van het feitenrelaas Drechtwerk in de raadsvergadering van 7 juli 2009. c.
Brief van Stichting OPOD inzake het ontslag van de voorzitter, de heer M. Mulder, en de voordracht van de heer E. Polet.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder c. genoemde brief om advies in handen van de CTOO te stellen. BETREKKING HEBBEND OP DE BEVOEGDHEDEN VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS d.
Brief van de Orde van Augustijnen Provincialaat over de plaatsing van een kunstobject op het Hof.
e.
Brief van bewoners van de Liechtensteinhof inzake de verkeerssituatie in de wijk De Hoven.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder d. t/m e. genoemde brieven ter afhandeling in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen. OVERIGE f.
Lijst van ter inzage liggende stukken.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de lijst onder f. voor kennisgeving aan te nemen. 3.
BENOEMEN EERSTE WAARNEMEND VOORZITTER VAN DE RAAD, AANWIJZEN LID VAN HET PRESIDIUM EN BENOEMEN VOORZITTER EN LID VAN DE ADVIESCOMMISSIE
De VOORZITTER: Ik moet u erop wijzen dat de tekst van het voorstel en het ontwerpbesluit in de bundel juridisch gezien niet correct is. U wordt gevraagd over te gaan tot het benoemen van uw collegaraadslid Van Verk tot eerste waarnemend voorzitter van de raad. Als die benoeming is geëffectueerd, zal de heer Van Verk in die hoedanigheid automatisch lid zijn van het presidium en is afzonderlijke aanwijzing, zoals in het voorstel staat, niet nodig.
2
In dit voorstel wordt u een eveneens gevraagd de heer Van Verk tot voorzitter van de adviescommissie en mevrouw Nijhof, burgerraadslid van BVD, tot lid van de adviescommissie te benoemen en deze benoemingen op 8 juli 2009 te laten ingaan. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. De heer WEIDEMA: Mijnheer de voorzitter. Om gezondheidsredenen heb ik helaas afstand moeten doen van een aantal functies. Ik wil iedereen hartelijk danken voor de samenwerking en de warme reacties die ik in de afgelopen periode heb gehad. Ik hoop nog een tijdje in uw midden aanwezig te kunnen zijn. Nogmaals heel erg bedankt. De VOORZITTER: Mede namens de raad wil ik je dankzeggen voor de wijze waarop je tot nu toe hebt gefunctioneerd als eerste plaatsvervangend raadsvoorzitter en lid van het presidium. Wij hopen dat het ons en ook jou gegund zal zijn dat je nog een tijd in deze raad mag meedraaien. De omstandigheden zijn er niet naar om Cor van Verk geluk te wensen met zijn benoeming, maar wij wensen hem wel alle steun van de raad toe bij het vervullen van zijn nieuwe functies. Cor, in deze raad zitten vele ervaren fractievoorzitters aan wie je altijd raad kunt vragen. Stukken ter bespreking 4.
INSTEMMEN MET DE REALISATIE VAN PARKEERGARAGES AAN HET STEEGOVERSLOOT EN AAN HET KROMHOUT EN MET HET VOORTZETTEN VAN DE PLANONTWIKKELINGEN EN HET BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN VOORBEREIDINGSKREDIET (162000) In vervolg op de behandeling in de adviescommissie op 19 mei en 23 juni jl. gelegenheid tot debat en besluitvorming over de vraag of de raad kan instemmen met de realisatie van de parkeergarages aan het Steegoversloot en aan het Kromhout en met het voortzetten van de planontwikkelingen en het beschikbaar stellen van een voorbereidingskrediet.
De VOORZITTER: De tekst van het door u ontvangen ontwerpbesluit is niet geheel in lijn met het in een eerder stadium door deze raad genomen besluit. De raad heeft in een eerder stadium al ingestemd met de realisatie van een parkeergarage aan het Steegoversloot. Aan de orde is vooral de vraag of de grondslag het kan houden – ik zeg het even huiselijk – en de omvang. De raad wordt gevraagd in te stemmen met het voortzetten van de planontwikkeling van de parkeergarage aan het Steegoversloot, het realiseren van een parkeergarage aan het Kromhout en het beschikbaar stellen van een voorbereidingskrediet. Als de raad daartoe zal besluiten, zal het ontwerpbesluit dienovereenkomstig worden aangepast. Op uw tafel ligt een brief van de Belangenvereniging Bewoners Kromhout in oprichting, die de griffie hedenochtend heeft ontvangen. De belangenvereniging geeft u in overweging de inhoud van deze brief bij uw standpuntbepaling te betrekken. De heer COBELENS: Mijnheer de voorzitter. Voor ons ligt het voorstel in te stemmen met de realisatie van een tweetal parkeergarages aan het Kromhout en het Steegoversloot. Vanaf het moment waarop deze locaties in beeld kwamen, is de PvdA zich bewust van het feit dat bouwprojecten van deze omvang en op deze locaties risicovol kunnen zijn. Aangezien deze locaties middenin de historische binnenstad liggen is het zaak goed te kijken naar de mogelijke gevolgen van dergelijke projecten. De PvdA is van mening dat de parkeerdruk in het oostelijk deel van het centrum hoog is. Aangezien nieuwe ontwikkelingen op stapel staan, is het realistisch aan te nemen dat deze druk in de toekomst zal toenemen. De PvdA-fractie heeft op 16 juni aangegeven dat zij de noodzaak van extra parkeerplaatsen inzien, maar er nog niet van overtuigd is dat deze parkeergarages zonder schade voor de omgeving zullen kunnen worden gerealiseerd. In
3
deze omgeving staan historische gebouwen en het zou rampzalig zijn als deze gebouwen zouden verzakken. In de commissie hebben wij aangegeven dat wij het vreemd vinden dat ons geen enkel rapport is toegezonden, waarin is aangegeven dat realisering van een parkeergarage aan het Kromhout technisch haalbaar is. De afgelopen week hebben wij daarover contact opgenomen met de ontwikkelaar en ons is toen gebleken dat door Geomet een uitgebreid onderzoek is gedaan. In de stukken is wel vermeld dat onderzoek is gedaan, maar wij zijn er enigszins verbaasd over dat wij zelf bij de ontwikkelaar hebben moeten aankloppen om deze informatie beschikbaar te krijgen. Het rapport dateert van 24 december van het vorig jaar. Wij willen graag weten wat de wethouder ertoe heeft bewogen dit rapport, dat veel onduidelijkheid over de risico’s wegneemt, niet naar de raad door te sturen. Wij vinden het jammer dat wij daar zelf achteraan moesten gaan. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. Ik wil de heer Cobelens, die stelt dat zijn fractie niet op de hoogte was van de inhoud van het rapport, erop wijzen dat hij in de commissie niet om het rapport heeft gevraagd. Hij had in de commissie opheldering kunnen vragen over vragen die naar zijn mening nog niet beantwoord waren. De heer COBELENS: De PvdA heeft in november duidelijk aangegeven dat zij bezorgd is over de met deze voorstellen gemoeide risico’s en wij mogen van het college verwachten dat het daarmee rekening houdt. Zoals gezegd is het rapport op 24 december uitgekomen – een maand nadat wij hebben aangegeven dat de risico’s ons dwars zitten – en mijns inziens zou het netjes zijn geweest als de wethouder het rapport aan de raad zou hebben doorgestuurd. De heer MOSTERT: Wij hebben in de commissie uitvoerig over de risico’s gesproken en ik heb u toen niet om een rapport horen vragen. Ik vind het merkwaardig dat u daarover nu een opmerking hebt gemaakt. De heer COBELENS: Dat mag u vinden. Wij willen graag zeker weten dat wij geen onaanvaardbare risico’s nemen. Na lezing van dit rapport hebben wij daarover veel meer duidelijkheid gekregen. Ik vervolg mijn betoog. Tijdens ons gesprek met de ontwikkelaar en iemand van Geomet is door hen duidelijk aangegeven, dat met betrekking tot de locatie aan het Kromhout geen grote risico’s worden verwacht. Een 100% garantie is niet mogelijk, maar het onderzoek heeft uitgewezen dat de bodemgesteldheid daar is zoals men op basis van de geologische kaart verwachtte. In dat gesprek is ook naar voren gekomen, dat het drukken van damwanden voor deze locatie een veilige optie is en door het continu doen van metingen tijdens het gehele proces onverwachte ontwikkelingen of afwijkingen het hoofd zal kunnen worden geboden. Men zit er bovenop. De PvdA heeft op basis van deze informatie kunnen besluiten in te stemmen met realisering van deze parkeergarage. De heer VERMEULEN: Mijnheer de voorzitter. Ik heb de heer Cobelens horen uitspreken dat het Steegoversloot voor wat de PvdA betreft een optie zou kunnen zijn. De heer COBELENS: Ik heb het nu over het Kromhout. De heer VERMEULEN: Mijn excuses. De door u van de projectontwikkelaar en Geomet ontvangen informatie over de wijze waarop men met de risico’s wil omgaan, heb ik ook van de wethouder gehoord. In dat opzicht heb ik niets nieuws gehoord. Ik ben verbaasd over uw bijdrage, omdat uw fractie een tweesporenbeleid had. Het ene spoor was het risicovolle bouwen en het andere spoor was het toewijzen van kantoorpanden voor parkeren en parkeerruimte aan de rand van de stad om te voorkomen dat aan het Kromhout een parkeergarage zal moeten worden gerealiseerd. Ik heb u nu horen zeggen dat weliswaar geen 100% garantie kan worden gegeven, maar uw fractie toch kan 4
instemmen met het voorstel aan het Kromhout een parkeergarage te realiseren. Over het andere spoor, de alternatieven voor het bouwen van een parkeergarage, heb ik u niets horen zeggen. De heer COBELENS: Daarover kan ik duidelijk zijn. Het andere spoor heeft niet alleen betrekking op een parkeergarage aan het Kromhout of aan het Steegoversloot. Het idee van het parkeren op een transferium gaat de gehele stad aan. Daarvan zal de gehele stad voordeel ondervinden. De heer VERMEULEN: U koppelt die twee sporen niet aan uw uitspraken op dit moment. Ten tijde van de vergadering die wij hierover hebben gehad waren die sporen onlosmakelijk met elkaar verbonden en de PvdA heeft toen gezegd, dat de bouw van deze parkeergarage geen doorgang kon vinden. De heer COBELENS: Ik heb de wethouder alleen gevraagd waarom dergelijke alternatieven niet zijn meegenomen bij het opmaken van de parkeerbalans. Dat dit gebeurt, lijkt ons logisch. De heer VERMEULEN: Ik ga verder met mijn betoog, mijnheer de voorzitter. Wel is er nog onduidelijkheid over de entree van de garage aan het Kromhout. Naar de vraag of dat een tunnelvariant zal moeten worden of dat het beter is voor een inrit op straatniveau te kiezen, zal nog onderzoek moeten plaatsvinden. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. Ik heb begrepen dat het college, ervan uitgaande dat in deze parkeergarage 530 parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd, voor de tunnelvariant kiest. Volgens mij bestaat daarover geen onduidelijkheid. De heer COBELENS: Zojuist heb ik gezegd dat nog onderzoeken moeten plaatsvinden. Het is mogelijk dat een tunnelvariant om welke reden dan ook niet haalbaar zal blijken te zijn. Ik kan mij niet voorstellen dat men daarvoor dan toch zal kiezen. De heer VAN DONGEN: Als u met het voorliggende voorstel instemt, kiest u voor de tunnelvariant, tenzij de wereld op zijn kop komt te staan en blijkt dat die variant niet haalbaar is. De heer COBELENS: Wij zijn niet tegen een tunnelvariant. Sterker nog, wij vinden dat een prima idee, maar wij willen daarover nog wel een opmerking maken. Wij hopen dat het college oog zal hebben voor de leefbaarheid en de verkeersafwikkeling in dit gebied. De leefbaarheid in dit gebied zal bij het realiseren van deze parkeergarage absoluut onder druk komen te staan. Omdat wij het belangrijk vinden dat de extra overlast zo minimaal mogelijk is, vragen wij de wethouder aan te geven wanneer een compleet onderzoek naar de verkeerskundige afwikkeling in dit gebied onze kant zal opkomen. Wij zijn benieuwd hoe de verkeersstromen zullen gaan lopen als tot realisering van de tunnelvariant zal worden besloten. De heer NEDERPELT: Begrijp ik goed dat informatie over de verkeersstromen en de verkeersafwikkeling in dit gebied wat de PvdA betreft wellicht tot aanpassing van de omvang van de garage kan leiden? De heer COBELENS: Nee, vooralsnog niet. De heer NEDERPELT: Het is dus meer kijken wat het gemakkelijkst kan en accepteren wat er komt. De heer COBELENS: Wij kunnen altijd kleine aanpassingen in de verkeersstromen doorvoeren. Als bepaalde straten onder druk komen te staan, zullen wij moeten bekijken of wellicht kleine aanpassingen mogelijk zijn die ervoor zullen kunnen zorgen dat het verkeer daar bijvoorbeeld minder hard rijdt. De PvdA vindt het belangrijk dat goed naar de leefbaarheid in het gebied wordt gekeken. 5
De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Ik wil de heer Cobelens een vraag stellen. Ik begrijp dat hij in een lastige positie verkeert gezien zijn uitlatingen in de commissie, waar hij stellig naar voren heeft gebracht dat de PvdA pas met dit traject kan instemmen als allerlei onderzoeken zullen worden verricht. De heer Cobelens heeft toen niet alleen om onderzoeken naar risico’s, maar ook nadrukkelijk om een totale parkeerbalans in het gehele gebied gevraagd. Daaruit heb ik afgeleid dat voor de PvdA niet vaststaat, dat de totale parkeervraag van 900 à 1000 gebouwde parkeerplaatsen noodzakelijk is. Laat de PvdA dat aspect nu ook varen? Hoe hard zijn de wensen van de PvdA op dit punt? Is de PvdA nu overtuigd en wacht zij af hoe het verder zal gaan? De PvdA kan zelf toch wel een inschatting maken van de gevolgen van het realiseren van een parkeergarage voor 750 auto’s aan het Kromhout? Dat zal betekenen dat dagelijks enkele duizenden auto’s langs de woningen aan het Kromhout zullen crossen. De heer COBELENS: Ik weet niet of de heer Sleeking het einde van het door mij op 16 juni gehouden betoog goed heeft meegekregen. Ik heb toen nadrukkelijk aangegeven dat de PvdA overtuigd is van de noodzaak daar het genoemde aantal parkeerplaatsen te realiseren. De heer SLEEKING: Op welke onderzoeken is uw overtuiging gebaseerd? Hebt u de verklaringen van omwonenden, onder wie de heer Timmer, in uw afwegingen betrokken? Er zijn weinig piekmomenten waarop sprake is van een volledige belasting. Hoe kunt u hard maken dat er behoefte is aan zo veel parkeerplaatsen? Zou het niet een tandje minder kunnen? Zouden wij niet moeten afwachten wat bijvoorbeeld het effect is van de parkeergarage aan het Achterom? De heer COBELENS: Als de heer Sleeking door dat gebied rijdt, zal hij tot de ontdekking komen dat de parkeerdruk daar nu al hoog is. Ik ben daar onlangs geweest en het was moeilijk mijn auto te parkeren. In het raadsvoorstel hebben wij kunnen lezen dat in die omgeving enkele nieuwe ontwikkelingen staan gepland en het parkeervraagstuk zal in dat kader ook aan de orde komen. Ik denk dat het goed is dat eveneens in ogenschouw te nemen. Wij willen ervoor waken dat wij onszelf in de vingers snijden en willen de ontwikkelingen in onze stad niet tegenhouden. De heer NEDERPELT: Begrijp ik goed dat de heer Cobelens in feite zegt dat zijn fractie accepteert dat de auto’s de stad in komen en niet wil zoeken naar alternatieven om mensen in de stad te krijgen, zoals het eerder genoemde transferium? Zijn deze parkeergarages naar de mening van de PvdA de oplossing voor het parkeerprobleem in Dordrecht? De heer COBELENS: De transferia blijven overeind staan. De PvdA ziet het liefst dat alle automobilisten hun auto op een transferium parkeren, maar dat is helaas niet haalbaar. Wij zijn daar niet blij mee, maar sommige dingen verander je nu eenmaal niet. Wij hebben duidelijk aangegeven dat er na de realisatie van deze parkeergarages in het centrum geen garages meer bij moet komen. Dat betekent dat na realisering van de parkeergarage aan het Steegoversloot, die echt in de binnenstad is gelegen, naar alternatieven buiten de stad… De heer KARAPINAR: Beweert de PvdA dat het Kromhout niet in de binnenstad is gelegen? De heer COBELENS: De grens van de binnenstad loopt door de Spuihaven. De heer KARAPINAR: Uw wethouder is van mening dat Stadswerven bij de binnenstad behoort. Dat begrijp ik niet. De heer COBELENS: Ik kijk gewoon naar de grenzen die worden aangegeven. De binnenstad begint bij de Spuihaven. De heer KARAPINAR: Als je ervan uitgaat dat Stadswerven bij de binnenstad hoort, hoort het Kromhout daar ook bij.
6
De heer COBELENS: Ik wil nu niet discussiëren over de vraag welke gebieden wel of niet tot de binnenstad behoren. Ik heb aangegeven vanuit welke optiek wij redeneren. Nogmaals: wij willen graag van de wethouder vernemen wanneer hij de raad een op de verkeerskundige afwikkeling betrekking hebbend voorstel zal voorleggen. De garage aan het Steegoversloot wordt kleiner dan oorspronkelijk gepland. In deze garage komt ruimte voor 200 parkeerplaatsen voor bewoners. In die omgeving staan ook tal van historische panden die wij liever niet in de aardbodem zien verdwijnen. Ook aan de realisering van deze garage ligt een rapport van Geomet ten grondslag, maar dat rapport biedt lang niet zo veel duidelijkheid als het onlangs door ons ontvangen rapport over de garage aan het Kromhout. In het rapport worden risico’s weergegeven die mogelijk kunnen optreden bij het graven op grote diepte. Het besluit is genomen aan het Steegoversloot een kleinere garage te bouwen, die anderhalve parkeerlaag diep zal zijn. Wat doet dit met de risico’s? De damwanden gaan veel dieper dan de onderste parkeerlaag. Extra onderzoek naar de bodemgesteldheid zou duidelijkheid kunnen opleveren. De PvdA is van mening dat ook aan deze garage behoefte is, gezien de ontwikkelingen in dit gebied. Wij zijn er echter nog niet van overtuigd dat het mogelijk zal zijn deze garage veilig te bouwen en in de omgeving geen verzakkingen zullen ontstaan. De wethouder heeft aangegeven dat nog vervolgonderzoeken en uitvoerige metingen moeten plaatsvinden. Van Geomet hebben wij begrepen dat tijdens het proces continu metingen zullen worden gedaan en meteen kan en zal worden ingegrepen als onregelmatigheden optreden. Water kan best onder de grond rondstromen, maar als water en zand samen gaan lopen ontstaat een probleem dat wij liever niet hebben. Het college heeft in november 2006 aangegeven dat deze garage niet zal worden gebouwd als zal blijken dat dit technisch niet haalbaar is en de risico’s onaanvaardbaar groot zijn. Omdat wij het college aan die uitspraak willen houden, verzoeken wij de wethouder te willen toezeggen dat… De heer VAN DONGEN: Ik heb begrepen dat de PvdA in eerste instantie met het realiseren van een parkeergarage aan het Steegoversloot heeft ingestemd. Ik constateer dat de heer Cobelens nu aandacht vraagt voor allerlei beperkende factoren en stelt dat een dergelijke ontwikkeling gevaren met zich meebrengt. Ik wil erop wijzen dat een parkeergarage die anderhalve laag diep is nauwelijks dieper is dan de kelders van het Da Vinci en de daarnaast gelegen parkeergarage van de rechtbank dieper is. Ik begrijp niet waarom de heer Cobelens hiervan zo’n probleem maakt. De heer COBELENS: Wij hebben al eerder aangegeven dat in de rapporten van Geomet over risico’s wordt gesproken. Dat bij dergelijke projecten nooit 100% zekerheid kan worden gegeven spreekt voor zich, maar u moet het toch met mij eens zijn dat in deze omgeving heel mooie gebouwen staan en het niet goed zou zijn als daar problemen zouden optreden. De heer VAN DONGEN: Ik ken geen partij in de raad die zich niet bewust is van de risico’s. Alle partijen hebben een afweging gemaakt en goed naar het college geluisterd. Dit is een principeakkoord. Als de garage zal worden gebouwd, zullen uiteraard zeer uitvoerige probleem- en risicoanalyses volgen. Het is uw goed recht daarover met de aannemer te praten, maar u moet het niet doen voorkomen alsof de PvdA de enige fractie is die zich met de technische risico’s bezighoudt. Alle partijen zien de risico’s die met deze projecten gepaard gaan. Op dit moment ligt de vraag voor of de raad, met de wetenschap die hij vandaag heeft, akkoord gaat met het bouwen van deze twee garages. De heer COBELENS: Daarop kom ik zo dadelijk. Zoals gezegd heeft het college in 2006 aangegeven dat deze garage niet zal worden gebouwd als de risico’s onaanvaardbaar blijken te zijn. Omdat wij het college aan deze uitspraak willen houden, vragen wij het college toe te zeggen dat deze garage niet zal
7
worden gebouwd als nadere onderzoeken aangeven dat onaanvaardbare risico’s moeten worden genomen. Wij houden een amendement achter de hand… De heer NEDERPELT: Kunt u ons zeggen wie bepaalt of risico’s onaanvaardbaar zijn? Betekent dit dat het mogelijk is dat deze parkeergarage daar niet zal worden gebouwd? De heer COBELENS: Zojuist heb ik gezegd dat geen 100% garantie kan worden gegeven, maar ik denk dat het goed is er in dit deel van de binnenstad, waar veel historie verzameld is, alert op te zijn dat geen onaanvaardbare risico’s worden genomen die mogelijk tot verzakkingen kunnen leiden. Voor de PvdA is het risico dat verzakkingen zullen optreden onaanvaardbaar. Wij willen graag van het college vernemen of het de door ons gevraagde toezegging kan doen. De heer BRUGGEMAN: Ik hoop van harte dat het college zo dadelijk zal kunnen bevestigen dat de heer Cobelens een wijd openstaande deur heeft ingetrapt. Ik kan mij niet voorstellen dat het college of één van de raadsfracties een parkeergarage zal willen bouwen als dat onaanvaardbare risico’s met zich meebrengt. Als ik dat verkeerd zie, hoor ik dat graag. In dat geval hebben wij vandaag een geheel andere discussie te voeren. De heer COBELENS: Dat zou hartstikke mooi zijn, mijnheer Bruggeman! De heer BRUGGEMAN: Als u alle andere deuren die wijd openstaan ook nog even benoemt, houdt u ons in ieder geval van de straat. De heer COBELENS: Ik zal mijn betoog afronden. Wij willen het antwoord van de wethouder afwachten en zullen in onze tweede termijn aangeven hoe wij over de beslispunten denken. De heer VERMEULEN: Mijnheer de voorzitter. Ik ben niet van plan de reeds gevoerde discussie opnieuw te voeren. In de commissie hebben wij aangegeven dat wij voorstanders zijn van de bouw van deze twee parkeergarages. Evenals de heer Bruggeman, die refereerde aan het feit dat de heer Cobelens vaak het woord “onaanvaardbaar” heeft gebruikt, heb ik mij over de bijdrage van de PvdA verbaasd. Ik wil erop wijzen dat de wethouder de risico’s in de reeds over dit onderwerp gevoerde discussie heeft benoemd en heeft aangegeven hoe het college in dat opzicht zal handelen. De heer Cobelens heeft vragen gesteld waarop het college een dikke week geleden al heeft geantwoord. Ik vraag mij af wat de PvdA nu precies wil. Wat wij in de commissie over dit voorstel hebben gezegd staat voor ons. Uiteraard zijn er risico’s en moeten die risico’s benoemd worden, maar dat wil niet zeggen dat wij daar niet moeten gaan bouwen. Aan risico’s die je kent kun je immers iets doen. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Natuurlijk gaat het om de vraag welk risico wij bij dit soort projecten willen nemen en hoe je de risico’s kwantificeert. Het is gemakkelijk te roepen dat je geen onaanvaardbare risico’s wilt nemen, maar ik wil graag weten wat de PvdA daaronder verstaat. Elders in het land zijn diverse van dit soort gebouwde parkeervoorzieningen gerealiseerd en al dan niet afgemaakt. Ook daaraan zijn allerlei onderzoeken voorafgegaan en uiteindelijk is het in een aantal gevallen toch misgegaan. Ik veronderstel dat men de risico’s van die projecten heeft onderzocht en in beeld heeft gebracht, maar het in kwetsbare omgevingen toch mis is gegaan. Wij steunen de ontwikkeling van grootschalige parkeergarages in de binnenstad niet gezien de grote risico’s voor de bebouwde omgeving en de gevolgen daarvan voor de leefbaarheid. Dat geldt zowel voor de omgeving Steegoversloot als het Kromhout. Wel bespreekbaar voor ons is de realisatie van enkele kleinschalige parkeervoorzieningen. Wij denken daarbij aan 200 tot 250 parkeerplaatsen en hebben het Vrieseplein als locatie genoemd. In dit gebied is enige ruimte vrij gehouden en wij zouden daar met andere activiteiten een kleinschalige parkeervoorziening kunnen realiseren.
8
Gezien alle ontwikkelingen die gaande zijn, is het ons vooralsnog niet duidelijk of het wel noodzakelijk is 900 tot 1000 parkeerplaatsen te realiseren. Zojuist heb ik al gezegd dat de effecten van de parkeergarage Achterom nog niet kunnen worden meegenomen. Ook de risico’s van de aanleg van deze garages en de effecten daarvan op de leefbaarheid zijn naar onze mening onvoldoende onderzocht. Wij zijn voorstanders van het intensiveren van de bestaande capaciteit, van de transferia met name, en willen de effecten van de al lopende activiteiten afwachten. Welk onderzoek ook wordt gedaan, schade in dit soort kwetsbare omgevingen kan nooit worden uitgesloten. De heer Cobelens stelde dat de garage aan het Steegoversloot slechts anderhalve laag zal bevatten. Ik denk dat wij ons goed moeten realiseren dat, of nu twee, drie of vier lagen worden gerealiseerd, sowieso damwanden van 23 meter zullen moeten worden geslagen en de effecten navenant zullen zijn. Wij vinden het jammer dat het huidige voorstel een vorm van koppelverkoop is. Het is niet het een of het ander, wij moeten met alles instemmen of alles afwijzen. Om die reden zullen wij dit integrale voorstel niet steunen. Gezien de schade die elders door dergelijke projecten is ontstaan, kiezen wij liever voor het haalbare dan voor het risicovolle. Nogmaals: hoe zullen de risico’s worden gekwantificeerd? Wij denken dat het realiseren van nog meer bebouwde parkeergarages in deze omgeving het autogebruik alleen maar zal stimuleren in plaats van afremmen en willen liever meer energie stoppen in het promoten van alternatieven, zoals gratis openbaar vervoer. De heer MOSTERT: Ik ben het met de heer Sleeking eens dat het realiseren van deze parkeervoorzieningen het autogebruik zal stimuleren, maar de heer Sleeking weet ook dat de mensen die in deze omgeving wonen hun auto willen kunnen parkeren. Ik hoop dat de heer Sleeking dat niet uit het oog verliest. De heer SLEEKING: Dat ben ik volledig met u eens. Ik ben ook niet tegen het realiseren van kleinschalige parkeervoorzieningen, maar het zou ons een lief ding waard zijn als meer blik van de straat zou verdwijnen, zodat de straat het domein kan worden van andere gebruikers, zoals de kinderen. Wij hebben de tweede termijn van de PvdA nog te goed, maar ik meen te kunnen constateren dat de PvdA weer bijna terug in het hok is. Gezien de energieke bijdragen van de heer Cobelens in de afgelopen weken vind ik dat jammer. De heer BRUGGEMAN: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag op twee punten ingaan die samenhangen met het vandaag voorliggende voorstel in te stemmen met de realisatie van deze twee parkeergarages, een voorstel dat in de stad veel aandacht heeft gekregen en in onze fractie meerdere malen uitvoerig aan de orde is geweest. Ik doel op de vraag of het nodig is in dit deel van de stad parkeervoorzieningen op deze schaal te realiseren en de vraag hoe zal moeten worden omgegaan met de risico’s die niet zijn uit te sluiten. Ik stel vast dat iedereen in deze zaal erkent dat aan dit soort ontwikkelingen risico’s vastzitten en het de vraag is hoe wij daarmee omgaan. In de onderbouwing zijn pogingen gedaan de noodzaak van het realiseren van deze parkeervoorzieningen mathematisch te onderbouwen. Wij vinden dat verstandig. Op basis van de ontwikkeling van het autobezit en het bezoek aan de binnenstad et cetera is in kwantitatieve zin best iets te zeggen over de ontwikkeling van de parkeerdruk en de behoefte aan parkeervoorzieningen. Wij weten dat de behoefte aan parkeercapaciteit in de toekomst tot op zekere hoogte ongrijpbaar is en samenhangt met de ontwikkelingen die wij mogelijk in onze stad willen inzetten, maar waarvan wij de exacte impact nog niet kennen. Ik denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van het gebied Hofkwartier met daarin mogelijk een Filmhuis, een toenemend bezoek aan tentoonstellingen, het stadsarchief et cetera. Wij delen de ambitie van het college tot meer toeloop naar dat deel van de stad te komen, wat gevolgen zal hebben voor de parkeerdruk. 9
Daarnaast is er de autonome ontwikkeling van het autobezit en de parkeerbehoefte, die in de stukken op 21% wordt gekwantificeerd. Ik denk dat het terecht is dat daarbij vraagtekens zijn geplaatst, omdat dit een landelijk gemiddelde is. Dat sprake is van een autonome ontwikkeling voor wat betreft het autobezit, die leidt tot meer behoefte aan parkeerplaatsen, is echter evident. De heer NEDERPELT: De heer Bruggeman heeft aangegeven dat de groei van het autonome autobezit vanzelf gaat. Zo proef ik dat. Is de heer Bruggeman er niet van overtuigd dat het mogelijk moet zijn te sturen of mensen wel of niet met de auto naar de binnenstad komen? Als wij dat niet doen, zullen wij nog meer parkeergarages moeten bouwen. De heer BRUGGEMAN: Ik ben ervan overtuigd dat wij mensen ertoe kunnen verleiden minder met de auto naar de stad te komen – sturen zal minder gemakkelijk zijn – en volgens mij doen wij dat ook. De transferia die wij op dit moment hebben geven daar blijk van en dat geldt ook voor de investeringen die wij doen in het openbaar vervoer, het wegennet en de busstroken. Denk bijvoorbeeld aan de ontsluiting vanuit Stadspolders, Dubbeldam en Oudelandshoek. Verder zou ik het afstemmen van de verkeersregelinstallaties willen noemen. Misschien kan de heer Nederpelt in zijn eigen woordvoering terugkomen op mijn vraag of hij het met mij eens is dat mensen een autonome keuze maken en de geschiedenis heeft laten zien, dat velen hun auto waarderen en gebruiken. Los van deze ontwikkelingen en de autonome ontwikkeling van het autobezit hebben wij de issue van de toegankelijkheid van de stad. Op dit moment is de parkeercapaciteit vooral geconcentreerd in het westelijk deel van de stad, wat tot een behoorlijke druk op dat deel van de wijk leidt, terwijl de parkeervoorzieningen in het oostelijk deel van de stad, ook voor bezoekers, aanzienlijk minder zijn. Om de parkeerdruk gelijk over de stad te verdelen, denken wij dat het goed is in parkeervoorzieningen in dit deel van de stad te investeren. Ons antwoord op de vraag of het nodig is deze parkeervoorzieningen te realiseren luidt “ja” en voor wat betreft het aantal te realiseren parkeerplaatsen gaan wij uit van de onderzoeken die aan dit voorstel ten grondslag liggen. De risico’s. Hoe gaan wij daarmee om? Wij kunnen risico’s niet uitsluiten, maar wel hanteerbaar maken. Daarover is al veel gezegd. Ik wil in mijn bijdrage ingaan op een aspect dat nog niet is genoemd. In de bijdrage van de PvdA, maar ook van andere partijen, heb ik de terechte oproep gehoord zo veel als mogelijk te doen om te voorkomen dat de risico’s die er zijn materialiseren. Wethouder Van den Oever heeft tijdens de commissiebehandeling duidelijk aangegeven dat in het proces van planuitwerking, bouwaanvraag, vergunningverlening et cetera allerlei waarborgen zitten die behelzen, dat extra onderzoek zal moeten worden gedaan naar bodemstructuur, eventuele risico’s voor het omliggende gebied et cetera. Over de bij de bewoners van deze buurt levende vraag hoe wij willen omgaan met de risico’s die wij weliswaar tot het minimum proberen te beperken, maar die zich misschien toch zullen voordoen, heb ik nog niet veel gehoord. Als straks onverhoopt iets zal misgaan, welke waarborgen hebben de bewoners dan dat zij niet jarenlang juridisch behoeven te touwtrekken om de schade aan hun woning vergoed te krijgen? Hoe kunnen zij er zeker van zijn dat dergelijke problemen op een nette manier zullen worden opgelost? In andere steden is gebleken dat het feit, dat niet op een adequate manier met schade voor de bewoners wordt omgegaan, een deel van het probleem is. Ik wil het college vragen hoe het de daarover bestaande onzekerheid bij mensen wil wegnemen. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. Na een vrij lange aanlooptijd komt de realisering van de verbetering van de oostkant van binnenstad dichterbij. In 2005 heeft het college ingestemd met het haalbaarheidsonderzoek en de in 2008 uitgevoerde parkeerdrukmeting wijst uit, dat de parkeerdruk in de omgeving van het Steegoversloot en het Kromhout hoog is. Tevens is het de bedoeling de garages aan de westkant van de stad te ontlasten en de bereikbaarheid van het winkelcentrum te vergroten. 10
Als over enkele jaren de plannen rond het Hofkwartier en het Dordts Museum gerealiseerd zullen zijn, zullen ook die bezoekers daar een parkeerplaats kunnen vinden. Onze fractie vindt dat het de hoogste tijd is de parkeermogelijkheden in het oostelijk deel van het centrum te verbeteren en wij zien, dat daarvoor weinig andere mogelijkheden zijn dan het realiseren van parkeergarages. Wij zijn ons ervan bewust dat niemand een parkeergarage in zijn achtertuin wil. Om die reden moet vanzelfsprekend maximaal rekening worden gehouden met aspecten zoals luchtkwaliteit, bereikbaarheid en bouwkundige inpassing. De aanvankelijk geplande parkeergarage aan het Steegoversloot wordt tot 200 parkeerplaatsen teruggebracht, ervan uitgaande dat 400 openbare parkeerplaatsen worden toegevoegd aan de garage aan het Kromhout. Door de kleinere omvang wordt de technische haalbaarheid van de parkeergarage Steegoversloot verbeterd. Tijdens de ontwerpfase moeten de nodige bodemonderzoeken worden uitgevoerd om de risico’s in beeld te brengen en om de luchtkwaliteit niet nog verder te laten verslechteren moet een nauwkeurig onderzoek worden gedaan naar de ventilatiesystemen van de garage en de wijze waarop de uitlaatgassen uit de parkeerkelder worden afgevoerd. Wij vinden het een goed plan 400 openbare parkeerplaatsen toe te voegen aan de aan het Kromhout te ontwikkelen parkeergarage en zijn van mening dat het van belang is de onderhandelingen met de projectontwikkelaar snel voort te zetten. Door de directe ontsluiting op de Noordendijk wordt een minimaal aantal woningen extra belast. Voor wat de ontsluiting betreft is gebleken, dat de Noordendijk de verkeersstromen aankan. Het voorstel een groot deel van het Kromhout autovrij te maken met een directe ontsluiting vanaf de Noordendijk zal aan de bewoners worden voorgelegd. Wij hebben begrepen dat dit haalbaar is. Graag een bevestiging van de wethouder. Er is best iets voor te zeggen dat de bewoners van het Kromhout zich zorgen maken vanwege de te verwachten verkeersdrukte. Eveneens geldt dit voor eventuele schade tijdens de ontwikkelingsfase van het project. Wij hebben begrepen dat de ontwikkelaar zich goed zal verzekeren en het herstel van eventuele funderingsproblemen in de totale ontwikkeling zal meenemen. Als de bewoners nog steeds twijfel hebben, wil de ontwikkelaar hun woning ook tegen een marktconforme prijs opkopen. Kan de wethouder dit bevestigen? Tevens is ons duidelijk geworden dat de bewoners van het Kromhout hebben aangegeven pas intensief over de ontwikkelingen te willen meepraten nadat de raad een besluit zal hebben genomen. Zij zijn van mening dat dit eerder geen zin zal hebben. Zij willen alleen als bewoners van het Kromhout meepraten en meedenken en niet samen met allerlei belangenverenigingen. Zullen de bewoners kunnen aanschuiven als de raad vanmiddag een besluit neemt? De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. De Dordtse binnenstad en zeker ook de omgeving van het Kromhout en het Steegoversloot is een prachtig gebied met veel historische woningen, waar natuurlijk nooit rekening is gehouden met intensief autoverkeer en ook niet met het parkeren van auto’s. Dat brengt je in een dilemma. Zoals al eerder door andere raadsfracties is opgemerkt: bezoekers en bewoners gebruiken auto’s en de gemeente voert een beleid dat erop is gericht het gebruik van de auto te beperken. Toch zullen voorzieningen nodig zijn om de auto’s die er zijn te bergen. De fractie van ECO-Dordt/D66 erkent die vraag en de noodzaak de bereikbaarheid van het gebied te verzekeren. Daarom hebben wij destijds met de mobiliteitsnota ingestemd en het college de opdracht gegeven in dit gebied te zoeken naar mogelijkheden voor het realiseren van 900 parkeerplaatsen. Het college heeft nu een tweetal locaties voorgesteld en onze fractie heeft het gevoel dat de raad een keer moet kiezen en niet tot in het oneindige alle ballen in de lucht moet willen houden. Kritisch zijn wij geweest ten aanzien van de parkeergarage aan het Steegoversloot. Wij hadden zorgen over de verkeersstromen en de bouwkundige haalbaarheid. Nu wordt voorgesteld daar een veel kleinere parkeergarage te vestigen, een parkeergarage van 11
slechts anderhalve laag diep. Op die manier wordt een aantal problemen opgelost: het zal gemakkelijker zijn aan de normen op het gebied van de luchtkwaliteit te voldoen en de ontsluiting is via de Noordendijk veel beter geregeld. Mijn fractie kan dan ook instemmen met het vestigen van een parkeergarage met 200 plaatsen aan het Steegoversloot. Als wij in dit gebied ontwikkelingen mogelijk willen maken – wij hopen van harte dat het Hofkwartier een groot succes zal worden, maar daar staan ook andere ontwikkelingen te gebeuren –, zullen wij daar parkeergelegenheid moeten bieden. Met het voorstel van het college aan het Kromhout een veel grotere parkeergarage – 530 plaatsen – te vestigen hadden wij evenals andere fracties in deze raad in eerste instantie moeite, maar de beantwoording door het college in de Kamer heeft ons ervan overtuigd dat voor deze twijfels oplossingen kunnen worden gevonden. Het onderzoek naar het destijds aangedragen alternatief van de Torenstraat duurt erg lang. Ik verwijs naar de ballen die in de lucht worden gehouden. De zorgen over het historisch straatbeeld en de paal- en funderingsproblematiek zijn door garanties van de ontwikkelaar afgedekt. De heer Mostert heeft hierover ook een opmerking gemaakt. De ontwikkelaar wil de paalrot in het totaalproject meenemen en wil zelfs de woningen van mensen overnemen. Op die manier worden de risico’s voor de bewoners sterk ingeperkt. De in sommige woordvoeringen in beeld gebrachte technische risico’s zien wij ook, maar wij gaan ervan uit dat gedurende het gehele traject een nauwkeurige monitoring zal plaatsvinden. Concluderend deel ik u mede dat mijn fractie akkoord gaat met het voorstel van het college een parkeergarage aan het Steegoversloot en aan het Kromhout te vestigen. De heer NEDERPELT: Mijnheer de voorzitter. Voor GroenLinks is het belangrijk dat onze stad leefbaar en aantrekkelijk is voor de bezoekers en de bewoners. Wij hebben de voorstellen daarom langs onze meetlat gelegd. Voegen ze iets toe aan de leefbaarheid? Maken ze de stad aantrekkelijker? Lopen wij risico’s tijdens de realisatie van deze twee garages? De berekening van de wethouder heeft uitgewezen dat er behoefte is aan twee garages. Die conclusie onderschrijven wij niet. Sterker nog: wij zijn ervan overtuigd dat het nu opnieuw faciliteren van het autoverkeer tot een ongewenste uitbreiding van het gebruik van de auto en ongewenste kosten zal leiden. Vanuit het oogpunt van het financiële beleid, de luchtverontreiniging en de verkeersveiligheid beoordelen wij deze ontwikkeling als negatief. Maken deze parkeervoorzieningen de stad aantrekkelijker en leveren zij meer bezoekers op? Eerder is al aangegeven dat uit een recent onderzoek is gebleken, dat de aanwezigheid en de prijs van parkeervoorzieningen niet bepalend zijn voor het succes van een binnenstad. Wij hebben dat steeds gezegd en dit is nu bevestigd. Het klagen over parkeerfaciliteiten en –tarieven is veel meer een Pavlov-reactie. Een stad moet zelf aantrekkelijk zijn, dit blijkt ook in andere steden het geval te zijn. De heer Sleeking heeft hierop eveneens gewezen. Als voorbeeld voor Dordrecht noem ik de Calvijn-tentoonstelling, die dagelijks 700 bezoekers trekt zonder dat dit tot noemenswaardige parkeerproblemen leidt. Dordt kent een pet-beleid – parkeren op eigen terrein –, dat door ons wordt onderschreven. Wij vinden wel dat de projectontwikkelaar aan het Kromhout de Van Damme-locatie mag ontwikkelen en voor parkeervoorzieningen voor de eigen bewoners mag zorgen. Dat is een garage van 130 auto’s. Dit geeft een rustiger straatbeeld met meer speelgelegenheid en is beter voor het woonklimaat. De heer VAN DONGEN: De ontwikkelaar is gezien het gemeentelijk beleid verplicht die garage met 130 plaatsen te realiseren. Bij deze garage zal sprake zijn van een gelijkvloerse ontsluiting – de omvang rechtvaardigt geen tunnel –, wat betekent dat het Kromhout niet autoluw of autovrij zal kunnen worden gemaakt. Vindt u dat een verbetering voor dit gebied? De heer NEDERPELT: Zelfs bij een gelijkvloerse ontsluiting zal een deel van de straat kunnen worden afgesloten en kan daarvan een leefbaarder omgeving worden gemaakt. 12
Lopen wij risico’s? Overal in Europa heeft men ondergrondse bouwwerken geanalyseerd en onderzocht en toch hebben zich de ons wel bekende rampen voorgedaan en zijn veel steden geconfronteerd met grote vertragingen, kostenoverschrijdingen en langdurige discussies over de verantwoordelijkheden en daarmee over de probleemeigenaar, om maar niet te spreken over de feitelijke overlast en levensgevaarlijke situaties die deze problemen hebben opgeleverd, zoals in Keulen en Amsterdam. Deze problemen zijn ook door de andere fracties genoemd, wij stellen echter vast dat sprake is van een verschil in die zin, dat sommige fracties de risico’s willen accepteren en andere fracties stellen dat nader onderzoek moet worden gedaan om extra beheersmaatregelen te kunnen nemen. Landelijk is dit onderkend en daarom wordt aan een Richtlijn Ondergronds Bouwen gewerkt. Deze richtlijn zou recentelijk worden gepubliceerd, maar de publicatie is vanwege de ontwikkelingen in Amsterdam tot eind 2009 uitgesteld. De richtlijn is gericht op het voorkomen van problemen door het zorgen voor heldere afspraken tussen partijen en het afstemmen van onderlinge eisen en verwachtingen. Dat men daar nog niet uit is geeft aan dat wij grote risico’s lopen. Afhankelijk van de beantwoording door de wethouder zullen wij in onze tweede termijn hierover mogelijk een motie indienen. Een extra zorgpunt voor onze fractie is, dat de projectontwikkelaar voor de realisering van zo’n project vaak een aparte b.v. opricht om te voorkomen dat de risico’s die zich mogelijk voordoen ertoe leiden, dat het bedrijf van de projectontwikkelaar omvalt. De afgelopen maanden is bij enkele projecten die vanwege de crisis werden stopgezet gebleken, dat de gebakken peren voor de opdrachtgever zijn. Wij willen graag weten hoe het college hiermee wil omgaan. Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: Mijnheer de voorzitter. Twee parkeergarages in het historisch centrum. Een parkeergarage aan het Steegoversloot is, gelet op alle rapporten die wij daarover hebben ontvangen, voor de VSP geen optie. Dat was al bekend en dat blijf ook zo. De luchtkwaliteit die is bijgesteld, het slaan van de damwanden waarvan de gevolgen nog niet te overzien zijn, te veel druk op de aan- en uitrijstraten en nu het voorstel voor de anderhalve ondergrondse parkeergarage, waarover geen rapporten beschikbaar zijn en waarover wij met de natte vinger een beslissing moeten nemen. De rapporten van Geomet waren tot nu toe niet overtuigend. Comités die “nee” zeggen, bewoners die tegen zijn en sommige bewoners die wel voor zijn. Naar de mening van de VSP is de Steegoversloot geen goede plaats voor een parkeergarage. Gelet op de verkeersveiligheid en de verkeersdruk op dit gebied blijven wij bij ons standpunt en zeggen “nee” tegen de parkeergarage Steegoversloot. Kromhout. Dat bij de appartementen parkeerplaatsen worden gerealiseerd vinden wij prima, maar wij zijn geen voorstanders van het realiseren van extra parkeerplaatsen. De leefbaarheid van deze gezellige, knusse straat moet onaangetast blijven. Rust is belangrijk in een druk centrum. Aantrekkelijk wonen in het historisch centrum zal niet aantrekkelijk meer zijn als daar een parkeergarage zal worden gerealiseerd. De wethouder heeft gezegd dat de bewoners die deze ontwikkeling niet zien zitten kunnen verhuizen. De projectontwikkelaar maakt daarover afspraken met de makelaar en komt tot een prijs die zich in het geheel niet tot de huidige marktwaarde van de woningen verhoudt, dit nog afgezien van de emotionele waarde van de woning voor de bewoners. Achter het Kromhout wil de bouwer loodsen kopen en waarschijnlijk wil hij de ingang van de parkeergarage verleggen. Het monumentale huis op de hoek, tussen het Kromhout en de Noordendijk, moet dan via de achtertuin bereikt worden via een tunnel die door de Vest gemaakt zal worden ten koste van drie huizen die plat moeten. Is dit de wethouder bekend? De bewoners die straks in de parkeergarage zullen moeten parkeren worden op extra kosten gejaagd en hebben bovendien kans op scheuren en funderingsproblematiek. De Citybus mag niet door het Kromhout in verband met trillingshinder en omdat het Kromhout te smal is. De funderingen zijn nu nog goed en hebben goedkeuring voor de eerste twintig 13
jaar, tenzij in de grond zal worden gegraven. In het herstelprogramma van de projectontwikkelaar gaat het niet om keiharde woorden, maar om de verplichting ontstane gebreken te herstellen. Wij sluiten ons aan bij de vraag van de heer Bruggeman van het CDA: hoe wil het college omgaan met het herstel bij mogelijke gebreken aan de woningen? De bewoners van Kromhout willen niet dat schade wordt hersteld. Zij willen daar met plezier blijven wonen, zonder angst voor toekomstige verzakkingen en scheuren en vermindering van de leefbaarheid. Het historische hart mag best kloppen, ook voor nieuwbouw, maar dat wel met respect voor de wensen van de mensen die daar wonen. Ga niet wroeten in de grond zonder gedegen rapporten. De projectontwikkelaar zegt dat er rapporten zijn, maar wij hebben ze niet gezien en de heer Cobelens heeft er al op gewezen, dat op 24 december een rapport is gepubliceerd. Wij zeggen “nee” tegen Kromhout. De heer KARAPINAR: Mijnheer de voorzitter. Ik heb niets toe te voegen aan de woordvoering van mijn collega van GroenLinks. De VOORZITTER: Het woord is aan de plaatsvervangend portefeuillehouder, wethouder Van Steensel. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Eerst wil ik graag kort stilstaan bij de vraag waarom wij het nodig vinden deze parkeergarages te realiseren en in dat verband zal ik ook iets over de door diverse fracties genoemde aantallen zeggen. Vervolgens zal ik ingaan op de vervolgbesluiten en de door een aantal fracties gestelde specifieke vragen, waaronder de vraag wat er zal gaan gebeuren als het onverhoopt mis zou gaan. De bouw van deze twee parkeergarages is bedoeld om de leefbaarheid in het oostelijk deel van de binnenstad te verbeteren, in de eerste plaats voor de bewoners. Iedereen begrijpt dat de straten in de binnenstad niet zijn bedoeld om daar zo veel auto’s te parkeren en het stapelen, het meervoudig ruimtegebruik dat het gevolg is van het realiseren van parkeergarages, een bijdrage kan leveren aan het van de straat halen van het blik, waardoor en de leefbaarheid voor de bewoners van dit gebied zal verbeteren. De bewoners wijzen erop dat nieuwe ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld Hotel Bellevue, parkeerproblemen met zich meebrengen waarvoor een oplossing zal moeten worden gevonden. Als wij tot herontwikkeling van het Steegoverslootgebied overgaan, zal daar tenminste voor de nieuwe functie iets toegevoegd moeten worden, maar het kan ook geen kwaad – zeker niet gelet op de leefbaarheid in dit gebied – als daar meer ruimte voor speelvoorzieningen en groen ontstaat, dit afgezien van de ontwikkelingen die daar nog zullen plaatsvinden waarover ik zo dadelijk iets zal zeggen. Het realiseren van deze twee parkeergarages is ook goed voor de leefbaarheid in de stad, omdat nu vrij veel verkeer, dat uit oostelijke richting – uit Utrecht en Papendrecht – naar de stad toe komt op weg naar de parkeervoorzieningen in het westelijk deel van de stad, in de praktijk dwars door de schil heen gaat. Ook de bezoekers die de Calvijn-tentoonstelling bezoeken en niet met grote touringcars komen, parkeren over het algemeen in het westelijk deel van de stad. Als je uit het oosten of het noorden van het land komt, moet je hele stad door rijden. Met het oog op de leefbaarheid en de kwaliteit op straat, ons streven het doorgaande verkeer te beperken – daarvoor wordt in deze raad vaak gepleit – en om ontwikkelingen mogelijk te maken, is het buitengewoon verstandig dubbel ruimtegebruik mogelijk te maken. Het realiseren van deze nieuwe voorzieningen zal voor de omwonenden inderdaad overlast tot gevolg hebben en tot een ingrijpende verandering van hun woonomgeving leiden. De raad wordt gevraagd vandaag een principe-uitspraak te doen over het programma dat wij op deze twee locaties willen realiseren. Het is juist dat wij op het Kromhout al iets verder zijn met de ontwikkeling en een onderzoek is gedaan – van de inhoud daarvan heeft de PvdA-fractie inmiddels kennis genomen –, maar dat neemt niet weg dat ook op deze locatie nog veel zal moeten worden uitgezocht. Een aantal van de gestelde vragen heeft specifiek daarop betrekking. Het lijkt mij verstandig alle vervolgvragen over de verkeerskundige afwikkeling, de ontsluiting van de parkeergarage – de ideeën die het college daarover heeft
14
zijn de raad inmiddels bekend – met de direct omwonenden te bespreken om tot een zo goed mogelijke invulling van het concrete programma op die plek te komen. Voor wat de locatie Steegoversloot betreft zijn wij minder ver. De heer Sleeking heeft er terecht op gewezen dat het voorliggende voorstel als een koppelverkoop moet worden gezien. Het zou mij buitengewoon blij maken als de heer Sleeking toch voor de nieuwe parkeergarage aan het Steegoversloot zou stemmen, ik kondig nu alvast aan dat ik de mogelijkheid daartoe zo dadelijk nog een keer zal onderzoeken. De tot op heden ontwikkelde plannen voor de parkeergarage Steegoversloot zullen moeten worden teruggebracht en wij zullen nieuwe onderzoeken moeten doen. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling… De heer COBELENS: De wethouder heeft aangegeven dat het college met de onderzoeken op het Kromhout verder is dan bij het Steegoversloot. Wij hebben kennis genomen van het onderzoek dat op 24 december gereed is gekomen. Nu het programma voor de parkeergarage Steegoversloot zal worden gewijzigd, vragen wij ons af wat het college beweegt dit besluit nu aan de raad voor te leggen. De raadsinformatiebrief dateert van 31 maart. Waarom heeft het college de noodzakelijke onderzoeken niet vooraf, in de aanloop naar deze behandeling, laten uitvoeren? Wethouder VAN STEENSEL: Uit een eerdere studie is gebleken dat het technisch haalbaar is op het Steegoversloot een parkeergarage met 550 parkeerplaatsen te realiseren en wij hebben de kort door de bocht-redenering gevolgd, dat een parkeergarage met veel minder parkeerplaatsen eveneens technisch haalbaar zal zijn. Naar aanleiding van de in de raad over dit onderwerp gevoerde discussies lijkt het ons zorgvuldig de raad eerst te verzoeken een principe-uitspraak te doen naar aanleiding van de vraag of wij de twee parkeergarages in gezamenlijkheid kunnen realiseren. Met andere woorden: een vermindering van het aantal parkeerplaatsen in de parkeergarage Steegoversloot mits op het Kromhout een nieuwe parkeergarage kan worden gerealiseerd. In het vervolg zal uiteraard ook naar de locatie Steegoversloot onderzoek worden gedaan. In de richting van BVD merk ik op dat momenteel wordt gekeken naar de mogelijkheid op het Steegoversloot geen 23 meter diepe damwanden te duwen. Dat lijkt een serieuze mogelijkheid te zijn. Het duwen van damwanden brengt inderdaad risico’s met zich mee met waterafspoeling en zand dat daarmee mee gaat. Om dat risico te vermijden wordt bezien of een kelderbak zal kunnen worden gemaakt – in die omgeving zijn meerdere kelderbakken gerealiseerd –, wat de technische problemen die wij mogelijk later zullen tegenkomen zal doen afnemen. Het laatste argument voor de parkeergarage Steegoversloot is, dat deze parkeergarage precies past in de range van 200 parkeerplaatsen waarover de heer Sleeking heeft gesproken. Voor het programma dat wij in het gebied gaan uitvoeren, moeten wij daar sowieso parkeerplaatsen realiseren en de overige parkeerplaatsen zijn voor de bewoners van de omgeving bedoeld. Op die manier kom je al snel aan 200 parkeerplaatsen. Het zou ons een lief ding waard zijn als het draagvlak in de raad voor de realisering van beide garages groot zou zijn. Ik hoop dat, mochten fracties beide garages niet kunnen steunen, zij in ieder geval hun steun voor één van beide garages zullen kunnen uitspreken. Ik denk dat het goed is iets over het vervolgproces te vertellen. Ik heb aangegeven dat voor wat betreft de garage aan het Steegoversloot vervolgonderzoeken nodig zijn. De fractie van de PvdA zeg ik uiteraard toe dat wij geen onaanvaardbare risico’s zullen nemen. Op een later moment zal daarnaar onderzoek worden gedaan. Mijns inziens is er niets tegen de uitkomsten van de onderzoeken met de raad te delen, zodat de raad zelf zal kunnen beoordelen welke risico’s aan de orde zijn. Ik ga ervan uit – dat heb ik ook beluisterd - dat de onderzoeken er niet toe zullen leiden, dat de fractie van de PvdA het principe wederom ter discussie zal stellen. Om een einde te maken aan de onzekerheid en het jarenlang ballen in de lucht houden, waarover de heer Van Dongen heeft gesproken, wil ik benadrukken dat, als de raad dit besluit vandaag neemt, deze parkeergarages er zullen komen op voorwaarde dat de realisering ervan
15
technisch haalbaar zal blijken te zijn en er op een goede manier vorm aan zal kunnen worden gegeven. De parkeergarage Steegoversloot zit in het ontwerpbestemmingsplan voor de binnenstad, maar voor wat betreft de parkeergarage aan het Kromhout ligt dat anders. Om het realiseren van de parkeergarage aan het Kromhout mogelijk te maken zal het bestemmingsplan gewijzigd moeten worden en er moet ook nog een samenwerkingsovereenkomst komen. In één van de beslispunten wordt dat opgesomd: “een samenwerkingsovereenkomst tussen de ontwikkelaar, de aannemer en de gemeente.” Dat zal moeten gebeuren omdat de gemeente afnemer is van de parkeerplaatsen. Het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst lijkt mij het juiste moment om stil te staan bij de vraag of de risico’s voor de gemeente en de bewoners voldoende zijn afgedekt. De ontwikkelaar heeft aangegeven dat hij een nulmeting wil uitvoeren, dus de staat en stand van de gebouwen op dit moment wil opnemen. Dat doet hij niet alleen uit goeiigheid, maar uit eigenbelang. Hij wil voorkomen dat hij later in ingewikkelde discussies zal terechtkomen over consequenties van veranderingen, die daar al dan niet zullen zijn opgetreden. De heer Mostert kan ik mededelen dat de ontwikkelaar inderdaad bereid is tegen een marktconforme prijs een aantal panden over te nemen. Daaraan voeg ik toe dat dit eveneens uit eigenbelang is. Om welke panden het precies gaat durf ik niet te zeggen, maar ik weet dat een aantal direct belanghebbenden is medegedeeld dat die mogelijkheid bestaat. Mevrouw Wemmers kan ik zeggen dat de mensen die dat niet willen uiteraard het recht hebben daar te blijven wonen en met de ontwikkelaar en de gemeente te overleggen over de vraag hoe de parkeergarage in dit gebied zo goed mogelijk vorm kan krijgen. De ontwikkelaar heeft voorts aangeboden te bezien hoe voor wat betreft het oplossen van eventuele paalrotproblemen werk met werk zal kunnen worden gemaakt. Ik stel voor nog eens expliciet stil te staan bij de vraag wat er zal gebeuren als de risico’s, die wij weliswaar willen minimaliseren, zich onverhoopt toch zullen voordoen. Wij zeggen dat de onderzoeken van Geomet moeten worden opgevolgd, maar dit is een ontwikkeling die vele jaren zal vergen en het is mogelijk dat onze opvolgers dat niet zullen doen. Wij zullen ervoor zorgen dat in de te sluiten contracten met de belangen van de bewoners rekening zal worden gehouden en zij niet in een jarenlang juridisch traject verzeild kunnen geraken. Over de vraag hoe wij aan dat traject vorm zullen kunnen geven moeten wij overleg voeren met de ontwikkelaar. Verzekerbaarheid zal daarbij een belangrijk aspect zijn. Het komt voor dat privaatrechtelijk de afspraken wordt gemaakt, dat men niet in hoger beroep zal gaan nadat de rechter een uitspraak zal hebben gedaan. Dat zal uiteraard een toezegging van de ontwikkelaar moeten zijn. Ook een toets op solvabiliteit van een ontwikkelaar behoort tot de mogelijkheden. Ik wil daarop niet vooruitlopen, maar het zal helder zijn dat wij de ontwikkelingsrisico’s bij de ontwikkelaar willen laten. Het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst zal het moment zijn om nog eens bij deze punten stil te staan. Het contact tussen de bewoners en de ontwikkelaar zal dan een stap verder zijn en de raad zal dan kunnen zien hoe aan een en ander in samenhang met de concrete invulling van het plan vorm is gegeven. De heer VAN DONGEN: Ik constateer dat in de met de ontwikkelaar te sluiten samenwerkingsovereenkomst risico’s zullen moeten worden opgenomen die met name voor de bewoners van belang zijn. Zal dat document nog in de raad aan de orde komen? Wethouder VAN STEENSEL: Vanzelfsprekend. In de overeenkomst zal onder andere ook staan tegen welke prijs wij de parkeerplaatsen zullen overnemen. De samenwerkingsovereenkomst zal sowieso aan de raad worden voorgelegd. Dat geldt overigens ook voor het bestemmingsplan, maar ik ben van mening dat de vaststelling van het bestemmingsplan een oneigenlijk moment is om over deze aspecten te praten. Het is aan de raad, maar ik vindt het logischer dat…
16
De heer VAN DONGEN: Het gaat mij om de risico’s. Ik wil kunnen beoordelen of de risico’s voor de bewoners voldoende zijn afgedekt en of de exploitatie van de 400 plaatsen tot een plaatje leidt dat ons tevreden stelt. Wethouder VAN STEENSEL: Dat is volstrekt logisch. Ook de financiële risico’s voor de gemeente moeten nog uitgezocht worden. Dit is een onderhandelingspunt dat wij mede namens de bewoners in het met de ontwikkelaar te voeren overleg zullen inbrengen en daar zal uiteindelijk een totaalprijs uit rollen waarvoor wij de parkeerplaatsen zullen moeten overnemen. Ook de procesrisico’s – zo noem ik ze maar even – kunnen hierin worden meegenomen. De heer VAN DONGEN: Als de kosten van het herstel van de palen in de prijs van de garage wordt meegenomen, zou kunnen worden gesteld dat de gemeente daaraan meebetaalt. Wethouder VAN STEENSEL: Ja, zij het dat ik de verantwoordelijkheid en de risico’s wil laten bij degene die verantwoordelijk is voor de realisatie. Het moet niet zo zijn dat een blanco cheque wordt afgegeven - met andere woorden: dat wij alle risico’s overnemen - en de ontwikkelaar kan doen wat hij wil. Ik denk ook niet dat u dat bedoelt. Wij kunnen het debat hierover hervatten voordat de realisatie daadwerkelijk van start gaat. Ik heb de inzet van het college aangegeven en op het moment waarop de samenwerkingsovereenkomst zal zijn uitgeschreven en aan de raad zal worden voorgelegd, zal de raad een en ander zelf kunnen toetsen en daarover met het college een discussie kunnen voeren. In antwoord op de vraag van de heer Mostert of de bewoners kunnen aanschuiven, bevestig ik dat dit uiteraard mogelijk is. De bewoners hebben zelf al aangegeven, dat zij daartoe graag bereid zijn, maar eerst zal de gemeenteraad zijn werk moeten doen en moeten aangeven wat hij ervan vindt. De heer Nederpelt redeneert vanuit een geheel ander referentiekader. Hij stelde dat mensen weliswaar zeggen dat sprake is van een probleem, maar naar het oordeel van GroenLinks sprake is van een psychologisch verschijnsel, ook wel Pavlov-reactie genoemd. Ik wil erop wijzen dat wij het moeten doen met de onderzoeken die zijn uitgevoerd, in de stukken is aangegeven dat ook recent nog een onderzoek is gedaan. Ik sluit niet uit dat, als de denkbeelden van GroenLinks rücksichtslos zouden worden doorgevoerd, een verandering tot stand zal zijn te brengen in de modelsplit tussen openbaar vervoer en autoverkeer, maar naar mijn mening is het niet realistisch de prognoses daarop te baseren. De heer NEDERPELT: Mijn opmerking over de Pavlov-reactie is gebaseerd op een onderzoek van Goudappel & Koffeng, dat duidelijk heeft aangetoond dat de beschikbaarheid van parkeervoorzieningen en dat soort zaken er niet toe leidt dat meer of minder mensen naar een bepaalde stad gaan, terwijl dat vaak als argument wordt gebruikt. Ik heb dat niet zelf verzonnen. Wethouder VAN STEENSEL: Van Goudappel & Koffeng komen zeker goede dingen vandaan. Ik heb u ook niet verweten dat u over een Pavlov-reactie sprak. U hebt gesteld dat sprake is van een Pavlov-reactie als mensen zeggen dat zij door een tekort aan parkeerplaatsen niet naar een stad gaan. Ik heb geciteerd uit het onderzoek dat wij naar het restaurantbezoek in de binnenstad hebben gedaan, waaruit is gebleken dat het ontbreken van parkeergelegenheid als een belemmering wordt ervaren. De heer NEDERPELT: U weet dat de parkeergarage Drievriendenhof maar tot tien uur ’s avonds open is. Het komt regelmatig voor dat wij bijeenkomsten hebben en de zaal om kwart voor tien leegloopt. Wellicht kan een oplossing worden gevonden door daaraan iets te doen. Wethouder VAN STEENSEL: U geeft nu zelf aan dat er wel een relatie is. Ik verzeker u dat wij nog steeds veel te weinig parkeerplaatsen zullen hebben als wij de parkeergarage Drievriendenhof in publieke handen zouden kunnen krijgen. Wij zullen dan nog steeds extra parkeerplaatsen moeten realiseren en dat niet alleen in het belang van de horeca of van 17
nieuwe ontwikkelingen. Of u nu wel of niet in het programma Hofkwartier gelooft, het gaat om allerlei ontwikkelingen die van links tot rechts en van hoog tot laag gewild zijn, zoals de ontwikkeling bij Bellevue, maar het gaat ook om de leefbaarheid in de buurten. Gestapeld parkeren levert nu eenmaal ruimtewinst op en dat is volgens mij een groot goed. Uw visie op autogebruik en het gebruik van openbaar vervoer is naar uw mening ongetwijfeld het nastreven waard, maar mijns inziens zult u zich erbij moeten neerleggen dat het niet mogelijk zal zijn die visie in extenso te realiseren, zult u het moeten doen met de gebrokenheid waarvan in onze stad sprake is en staat u voor de vraag of u nu een grote stap voorwaarts wilt zetten of niet. Ik heb u zelfs de keuzevrijheid uit beide garages gegeven, als er voor de realisering van beide garages maar een meerderheid is. Dat zou mij een lief ding waard zijn. De heer COBELENS: Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik de wethouder danken voor zijn uitvoerige beantwoording van onze vragen. Door een aantal fracties is gevraagd welke risico’s voor de PvdA onaanvaardbaar zijn. Ik kan daarover helder zijn: onaanvaardbare risico’s zijn te bestempelen als de risico’s waarvan ontwikkelaars en technische uitvoerders, de mensen die er verstand van hebben en de gevolgen kennen, zeggen dat wij die niet moeten willen nemen. Ik ben geen ontwikkelaar en ook geen technisch uitvoerder. Die mensen kunnen op basis van onderzoeken aangeven of risico’s wel of niet beheersbaar zijn. Zij willen het liefst een project zonder grote risico’s uitvoeren en zichzelf niet in de vingers snijden en ik meen ervan te mogen uitgaan, dat zij de metingen naar eer en geweten zullen uitvoeren. Natuurlijk is het van belang dat de raad overtuigd is van het wel of niet aanvaardbaar zijn van risico’s. De wethouder heeft zojuist de toezegging gedaan dat de parkeergarage Steegoversloot niet zal worden gerealiseerd als zal blijken dat de risico’s daarvan onaanvaardbaar zijn en het college in dat geval met de raad over een andere oplossing zal overleggen. De PvdA wil zeker geen bal in de lucht houden, wij willen graag een zorgvuldige afweging kunnen maken. Als wij een besluit nemen waaraan risico’s kleven, is het goed die risico’s af te wegen. Wij vonden het fijn van de wethouder te horen dat het college met de bewoners in gesprek zal blijven en zij bij het overleg met de projectontwikkelaar zullen worden betrokken. Wij vragen ons wel af of de wethouder nog nader met de bewoners in gesprek zal gaan over de verkeerskundige afwikkeling op het Kromhout. Ik denk dat het belangrijk is een goed en helder communicatietraject te volgen om te voorkomen dat de bewoners voor grote verrassingen komen te staan. Alles afwegende kunnen wij met inachtneming van de door de wethouder gedane toezegging met de ons voorgelegde beslispunten instemmen. De nadere onderzoeken over de risico’s en de verkeerskundige afwikkeling zien wij graag tegemoet. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Naar mijn mening heb ik in mijn eerste termijn helder aangegeven wat wij niet en wat wij wel willen. Het probleem is, dat vier besluitpunten voorliggen naar aanleiding waarvan de fracties zich in absolute zin moeten uitpreken. Wij sluiten niet uit dat wij overtuigd raken door vervolgonderzoeken bij het Steegoversloot als het om maximaal 200 parkeerplaatsen gaat. De wethouder heeft erop gewezen dat daar mogelijk een andere techniek zal worden toegepast dan voorheen werd voorzien. Dat is voor mij een nieuw aspect en ik wil mij daarin graag verdiepen en bekijken hoe dit elders is gerealiseerd. Er zal wel een overtuigend plan op tafel moeten liggen willen wij daarin vertrouwen kunnen uitspreken. Als het college ons zou vragen een voorbereidingskrediet beschikbaar te stellen om de benodigde onderzoeken te kunnen uitwerken, zouden wij daarmee kunnen instemmen en wellicht zullen wij in een later stadium ook met het realiseren van een parkeergarage van de genoemde omvang kunnen instemmen, maar de voorliggende besluitpunten kunnen wij niet steunen.
18
De heer BRUGGEMAN: Mijnheer de voorzitter. Dank aan de wethouder voor zijn gedegen beantwoording. Na de beantwoording door de wethouder van de vraag die voor ons het belangrijkst is – welke waarborgen kunnen worden ingebouwd om te voorkomen dat bewoners in jarenlang juridisch getouwtrek terecht kunnen komen? – kunnen wij instemmen met de intentieverklaring inzake het op deze locaties realiseren van deze twee garages. De wethouder heeft op die vraag geen pasklaar antwoord gegeven, maar wel duidelijk de vehikels genoemd die beschikbaar zijn voor het voor bewoners realiseren van waarborgen. In dit verband is het belangrijk dat een nulmeting wordt gedaan. De situatie in het gebied op dit moment opnemen, betekent dat je wordt erkend dat die situatie ongewijzigd zal moeten blijven. Daarnaast heeft de wethouder gesproken over de samenwerkingsovereenkomst, die de mogelijkheid biedt de condities te definiëren, waaronder de realisering van deze parkeergarages tot stand zal mogen komen. De wethouder heeft meerdere voorwaarden genoemd die daaraan kunnen worden gehangen. Hij had het onder andere over verzekerbaarheid, processen van rechtsgang en de solvabiliteit van de ontwikkelaar, maar er zijn vast meer te noemen. Ik heb nota genomen van de toezegging van de wethouder dat de samenwerkingsovereenkomst in de raad zal kunnen worden besproken. Tot die tijd steunen wij deze ontwikkeling zoals gevraagd. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. De wethouder heeft zich goed ingewerkt in het onderhavige voorstel en wij hebben met waardering kennisgenomen van zijn duidelijke beantwoording. Hij heeft zelfs aangegeven waar de goede dingen vandaan komen. U zult begrijpen dat ik mij zeer goed in die opmerking kon vinden. Ik begrijp wat hij bedoelde en ik ben hem daarvoor erkentelijk. Dat mag best eens in het openbaar uitgesproken worden. Ik heb verzaakt aan het einde van mijn eerste termijn het oordeel van mijn fractie over de vier besluitpunten te geven. Ik kan u mededelen dat wij daarmee kunnen instemmen en ook akkoord gaan met het gevraagde voorbereidingskrediet. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. In mijn eerste termijn heb ik aangegeven dat wij de noodzaak van deze twee parkeergarages erkennen gelet op de leefbaarheid van de binnenstad en met het oog op het streven daar autoluwheid te realiseren. Op uw verzoek naar aanleiding van dit voorstel een principe-uitspraak te doen, is mijn antwoord “ja” en uiteraard wacht ik allerlei vervolgstappen die nog zullen moeten worden gezet – in ruimtelijke ordeningszin, in bouwkundige zin, in milieuzin en in juridische zin – af. De exploitatieovereenkomst voor de 400 plaatsen die wij van de ontwikkelaar zullen overnemen is voor ons een belangrijk document is en dat geldt ook voor de met de ontwikkelaar te sluiten samenwerkingsovereenkomst, waarin wij een aantal zekerheden voor de gemeente en de bewoners willen zien opgenomen. Ik vind het belangrijk te constateren dat de bewoners, als de raad vandaag “ja” zegt tegen dit voorstel, met de gemeente en de ontwikkelaar zullen kunnen meepraten over de ontwikkeling van dit gebied. De heer NEDERPELT: Mijnheer de voorzitter. Ik wil de wethouder dankzeggen voor zijn commentaar op onze visie. De wethouder heeft aangegeven dat bij dit traject vele partijen zijn betrokken. In mijn woordvoering heb ik gesproken over het landelijk onderzoek dat plaatsvindt, waarbij de commissie Ondergronds Bouwen is betrokken. Omdat wij ons ongerust maken over de mogelijkheden voor het beperken van risico’s, hebben wij een motie voorbereid die ik graag wil indienen om te bewerkstellingen dat de commissie Ondergronds Bouwen bij de verdere ontwikkeling van deze parkeergarages zal worden betrokken. Voor GroenLinks zou acceptatie van deze motie reden kunnen zijn met punt 4 van het voorstel – het beschikbaar stellen van het voorbereidingskrediet - in te stemmen, maar ons standpunt ten aanzien van de punten 1, 2 en 3 blijft afhoudend.
19
De VOORZITTER constateert dat door de fractie van GroenLinks en de fractie-Karapinar de volgende motie is ingediend: “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 7 juli 2009 ter bespreking van de voorstellen voor de realisatie van de parkeergarages aan het Steegoversloot en het Kromhout, PM/2009/498; kennis genomen hebbend van: - het voornemen van het college een ondergrondse parkeergarage te realiseren op het Steegoversloot en het Kromhout; - het bodemonderzoek van Geomet; in acht nemend: - de ervaringen met andere bouwputten in Nederland waarbij men onvoldoende was voorbereid op de risico’s van de ondergrond; - dat de commissie Ondergronds Bouwen (COB), onderdeel van het Kenniscentrum Ondergronds Bouwen en adviesorgaan voor de bouw en publieke sector, van mening is dat de ondergrond een extra dimensie geeft aan risicomanagement; - dat de COB van mening is dat het toepassen van risicomanagement van de ondergrond gewenst Is bij alle ondergrondse bouwprojecten in Nederland; van mening zijnde dat: - bij de realisatie aan het Steegoversloot en het Kromhout inzage in de mogelijke risico’s en goede adviezen van ter zake kundigen voorwaarden zijn om bij afspraken met partijen een betere risicospreiding en –beheersing vooraf te garanderen; - inzage in de mogelijke risico’s bijkomende kosten inzichtelijk kunnen maken; draagt het college op de bouwputspecialisten van de COB intensief bij de realisatie van de garages te betrekken en hen te verzoeken: - een analyse te maken op grond van de reeds voorhanden zijnde gegevens van Geomet en andere relevante gegevens op locatie; - samen te werken met de opdrachtnemers van de projectontwikkelaar en vertegenwoordigers van het Ingenieursbureau Drechtsteden; - gezamenlijk een risicoanalyse, beheersmaatregelen en een monitoringsplan op te stellen; draagt het college ook op: wanneer nader onderzoek nodig is om een betere analyse te maken, dat onderzoek te laten uitvoeren volgens het advies van de COB; en de raad te informeren: - als deze samenwerking concreet is gemaakt; - welke risicoaanpak de COB voorstelt; - over de extra kosten die dat eventueel met zich meebrengt; en gaat over tot de orde van de dag.” Ik stel vast dat u op de zaken vooruitloopt en ervan uitgaat dat de raad zal instemmen met iets waar u tegen bent. Sluit de heer Karapinar zich bij de woordvoering van de heer Nederpelt aan? De heer KARAPINAR: Ja, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Terwijl de wethouder de tekst van de motie tot zich laat doordringen zal ik het ontwerpbesluit voor de goede orde exact formuleren. Bij de aanvang van de behandeling van dit voorstel heb ik daarover al iets gezegd. Het ontwerpbesluit onder punt 1 luidt: “te besluiten tot het voortzetten van de planontwikkeling voor de parkeergarage aan het Steegoversloot, locatie Da Vinci, voor zo’n 200 parkeerplaatsen, inclusief parkeerplaatsen voor het te realiseren programma en realisatie aan het Kromhout, locatie Van Damme-terrein, van maximaal 530 parkeerplaatsen, waarvan 130 parkeerplaatsen voor het programma.” De besluitpunten 2 en 3 blijven ongewijzigd en de laatste drie regels van punt 4 moeten worden geschrapt. Daar staat: “Voor inzicht in en dekking uit de egalisatiereserve parkeren wordt verwezen naar het separate raadsvoorstel egalisatiereserve parkeren jaarschijf 2009, dat begin april aan college en raad wordt aangeboden.” Dit voorstel dateert van 31 maart. Wij hebben daaraan in de Kamers nogal wat tijd besteed. 20
Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: Mijnheer de voorzitter. Ons standpunt is altijd duidelijk geweest en is ondanks de mooie woorden van wethouder Van Steensel niet veranderd. Wij zullen niet met dit voorstel instemmen. De VOORZITTER: Ik schors de vergadering. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het woord is aan wethouder Van Steensel. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. De fractie van de PvdA zeg ik toe dat ook de verkeerskundige afwikkeling voor wat het Kromhout betreft onderwerp van gesprek zal zijn met de bewoners. Ik ben er blij om dat er naar de toekomst toe een mogelijkheid is voor de parkeergarages een zo groot mogelijk draagvlak te verwerven en te behouden. Als portefeuillehouder financiën heb ik moeite met de motie, waarin wordt voorgesteld geld uit te trekken voor een onderzoek naar parkeergarages, die naar het oordeel van de indieners niet moeten worden gerealiseerd. Mijns inziens moeten wij dat geld in de knip houden. Dit dossier staat bol van aannames die iedere keer weer ter discussie worden gesteld om maar niet te hoeven zeggen dat wij de parkeergarages twijfelachtig vinden. Naar mijn mening moet er in de raad geen misverstand over bestaan dat wij het, gegeven het door ons gevoerde debat, wenselijk vinden dat de door ons in de programma’s aangegeven parkeergarages gerealiseerd worden. Het is goed de door de commissie Ondergronds Bouwen opgedane kennis tot ons te nemen en bij de vervolgonderzoeken te betrekken. Geomet, één van de bureaus die de ontwikkelaar ondersteunen, maakt deel uit van de COB. In het vervolg zullen wij zeker aandacht besteden aan de kennis die de COB op dit gebied heeft opgedaan, maar ik wil overigens volstaan met de door mij in de richting van de PvdA gemaakte opmerking dat geen misverstand mag bestaan over de richting die wij op willen. Als de indieners de motie in stemming willen zien gebracht, adviseer ik de raad haar af te wijzen omdat aanvaarding van de motie de indruk zou kunnen wekken dat dit onderzoek noodzakelijk is. Ik zeg toe dat wij de informatie van de commissie Ondergronds Bouwen bij de het vervolg zullen betrekken en de raad daarover informatie zal krijgen. Dat de commissie daarbij zal worden betrokken is geborgd via één van de adviesbureaus die ons ondersteunen. De heer VAN DONGEN: Kunt u ingaan op de vraag of een dergelijk onderzoek kan worden gedaan op grond die de gemeente niet in eigendom heeft en bij een ontwikkeling die we niet zelf doen? Wethouder VAN STEENSEL: Het gaat om de locatie aan het Steegoversloot en die locatie is van ons. Bij het Kromhout is inmiddels al een onderzoek gedaan, maar in het raadsvoorstel is aangegeven dat daar vervolgonderzoeken zullen moeten plaatsvinden. Wij zullen in onze reguliere procedures toetsen of in voldoende mate aan die eis is voldaan. Ook voor de realisatie zal vervolgonderzoek nodig zijn en daarbij zullen wij de hier gegeven informatie uiteraard betrekken. Wat mij betreft kunnen wij dat richting de gemeenteraad expliciet maken door op een later moment in een voorstel daarop terug te komen. Naar de geest kan deze motie niet veel kwaad, maar zij staat wel in een politieke context. Ik zal proberen de geest van de motie zo maximaal mogelijk over te nemen, maar als de motie in stemming wordt gebracht adviseer ik de raad de motie af te wijzen om over het hoofdpunt geen misverstand te laten bestaan. De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslagingen te beëindigen en tot stemming over te gaan.
21
Het voorstel van het college van burgemeester en wethouders wordt bij handopsteken aanvaard, onder aantekening dat de fracties van BVD, GL, VSP en de fractie-Karapinar geacht wensen te worden te hebben tegengestemd. De VOORZITTER: Handhaaft de heer Nederpelt zijn motie? De heer NEDERPELT: De wethouder heeft duidelijk aangegeven dat hij de commissie Ondergronds Bouwen… De VOORZITTER: Ik vraag u of u de motie handhaaft. De heer NEDERPELT: Nee, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Gegeven de toezeggingen van de wethouder. De heer NEDERPELT: Dat is juist. De motie van de fractie van GL en de fractie-Karapinar maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. 5.
VASTSTELLEN VAN DE KADERNOTA 2010 MET IN HET BIJZONDER AANDACHT VOOR DE UITGANGSPUNTEN EN DE PROGNOSE GRONDBEDRIJF 2009 (193757) De behandeling van de Kadernota in de raad is voorafgegaan door een uitgebreid voorbereidingstraject. Technische vragen zijn schriftelijk gesteld aan de ambtelijke organisatie en beantwoord. In de avondvullende commissiebehandeling zijn allereerst het advies van de auditcommissie en de financiële aspecten van de Kadernota aan de orde gekomen. Vervolgens deden de fracties breed aan meningsvorming en meningspeiling ten aanzien van de verschillende beleidsinhoudelijke voorstellen. Uiteindelijk is door de voorzitter geïnventariseerd welke uitgangspunten en voorstellen op een breed draagvlak kunnen rekenen. Om de levendigheid te bevorderen en herhaling te voorkomen, komen deze onderdelen in het politieke debat in de raad niet meer aan de orde. De hier geagendeerde punten zijn de onderwerpen waarbij fracties andere accenten leggen, andere keuzes zouden maken of elkaar op willen bevragen. Kortom punten die vragen om een politiek debat. Daarnaast zullen fracties mogelijk eigen voorstellen indienen, waarop ze in de commissie al de eerste reacties hebben gepeild. De verschillende onderdelen zullen punt voor punt aan de orde komen, waarbij elk punt een eigen woordvoerder namens de fractie kan hebben. Bespreekpunten voor het politieke debat: • Uitgangspunt 3: Heffingen en tarieven; • Uitgangspunt 6: Dekking en financieel perspectief; • Uitgangspunt 5 en 8: Exploitatie en investeringsclaims (bijlage 1) • nr. 1 Vrouwenopvang; • nr. 2 Alcoholmisbruik jongeren; • nr. 4 Bibelot; • nr. 5 Dordt West; • nr. 7 Wegennota; • nr. 14 Dordts Museum; • nr. 21 Voorstraat-Noord • Eigen voorstellen van de gemeenteraad. Met deze wijze van behandeling van de Kadernota wil de raad de aantrekkelijkheid van het debat en de kwaliteit van de besluitvorming bevorderen.
De VOORZITTER: Wij hebben afgesproken de punten waarop fracties andere accenten leggen, andere keuzes maken of waarop zij elkaar willen bevragen uit de discussie in de Dordtse Kamers te destilleren en de fracties de mogelijkheid te geven eigen voorstellen in te dienen. De griffie heeft op basis daarvan een aantal bespreekpunten voor het debat
22
geformuleerd. U hebt dat kunnen zien: uitgangspunten 3, 6, 5 en 8, de nummers 1, 2, 4, 5, 7, 14 en 21 en eigen voorstellen. Ik heb begrepen dat de griffie het voorstel heeft gedaan de uitgangspunten afzonderlijk aan de orde te stellen en daarover in de agendacommissie weinig discussie is geweest. Ik stel voor dat te doen. Vanwege de diverse portefeuilles die hierbij aan de orde zijn, kunnen er meerdere woordvoerders per fractie zijn. Kunt u zich daarin vinden? De heer NEDERPELT: Mijnheer de voorzitter. GroenLinks wil graag een kort algemeen verhaal houden over de totale context van de Kadernota en vervolgens willen wij, zoals door u is voorgesteld, op de verschillende uitgangspunten inzoomen. De VOORZITTER: Ik zal kort gelegenheid geven voor een algemene beschouwing op dit punt en daarna zoomen wij op de uitgangspunten en de bespreekpunten in. De heer WEIDEMA: Mijnheer de voorzitter. Vindt u het goed als wij dat een beetje door elkaar doen? Ik heb de uitgangspunten in onze algemene beschouwingen verweven. De VOORZITTER: Akkoord. Vooraf wil de wethouder financiën een aantal interessante mededelingen doen. De meicirculaire is verschenen en er is nog wat gerekend. De wethouder financiën zal de Kadernota in het perspectief plaatsen van hetgeen naar de opvatting van het rijk komen gaat. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Bij de commissiebehandeling van de Kadernota is nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de effecten van de meicirculaire op de gemeentebegroting. In allerlei media zijn daarover diverse berichten verschenen. Wij hebben de doorrekening van hetgeen wij van het rijk krijgen voor de gemeente Dordt vanmorgen in het college aan de orde gehad en ik zal een aantal cijfers noemen die betrekking hebben op de meerjarenraming van de gemeente. Uitgaande van de mutaties in de Kadernota 2010 die nu ter behandeling voorligt, zullen wij in het jaar 2009 een tekort hebben van € 1,15 miljoen. Dat tekort zullen wij verwerken in de Interimnota, die wij vanmorgen in het college hebben vastgesteld. In 2010 zullen wij een plus hebben van € 0,7 miljoen, in 2011 een tekort van € 1,24 miljoen, in 2012 een tekort van € 3,38 miljoen en in 2013 zal het tekort € 4,86 miljoen bedragen. Wij kunnen vaststellen dat de effecten in dit jaar, het volgend jaar en het jaar daarop meevallen, maar vanaf 2010 behoorlijk beginnen door te tikken. Gegeven alle onzekerheden over de ontwikkeling van de economie, de ontwikkeling van de rijksuitgaven en van het gemeentefonds lijkt het mij logisch, dat wij die effecten nog eens bekijken. Voor de komende jaren lijkt het verstandig de Kadernota vast te stellen en de effecten, zoals wij dat altijd doen, mee te nemen in de opmaat naar de begroting. Daar zit een licht negatieve trend in ten opzichte van de Kadernota, maar die trend is van dien aard dat wij verwachten die ontwikkeling te kunnen opvangen en nog steeds uitgaan van een sluitende meerjarenraming bij de behandeling van de begroting voor het komend jaar. De VOORZITTER: Het college vindt het van belang dat u aan het begin van dit debat inzicht hebt in het antwoord op de vraag of wij nog over reële cijfers spreken of dat sprake is van luchtfietserij. De heer WEIDEMA: Mijnheer de voorzitter. Vandaag ligt al weer de laatste Kadernota van deze raadsperiode voor ons. De Kadernota is een helder stuk, waarin duidelijk is aangegeven wat de koers is voor 2010 en de jaren daarna. Ik wil het college daarvoor complimenteren en hoewel dat de vorige week van de wethouder niet mocht, wil ik ook de ambtenaren die aan de voorbereiding hebben gewerkt een compliment maken. De uitgangspunten van het college worden door de PvdA gesteund evenals de drie belangrijkste ambities uit het collegeakkoord. Deze Kadernota past helemaal binnen de doelstellingen van de PvdA: verder werken aan een sterk en sociaal Dordrecht.
23
De financiële positie van Dordrecht gezond houden, minder inkomsten, terughoudend zijn met uitgaven enerzijds en anderzijds de gemeente laten bijdragen aan het stimuleren van economie en werkgelegenheid vinden wij heel verstandig, zeker in deze financieel onzekere situatie. De PvdA-fractie zal voor de komende periode dan ook geen wilde plannen indienen die extra geld kosten. Wij dringen er bij het college op aan prioriteit te geven aan de al geplande investeringen en werkzaamheden en deze voortvarend uit te voeren. Van het geplande geld behoeven wij eind 2010 niet zo veel over te houden als wij in voorgaande jaren hebben gedaan. Eventuele steun aan nieuwe plannen van andere fracties zal de PvdA toetsen aan de eerder genoemde doelstellingen, eerdere afspraken die in of met onze raad zijn gemaakt en aan een adequate financiële dekking. In de Kadernota is aangegeven dat het college Dordrecht sociaal wil houden. Dat juichen wij natuurlijk van harte toe. Solidariteit met Dordtenaren die het moeilijk hebben is voor de PvdA heel belangrijk. Gelet op de te verwachten toename van de werkloosheid in de komende tijd verwachten wij dat negatieve effecten voor kwetsbare groepen zo beperkt mogelijk zullen worden gehouden. De PvdA-fractie is er blij om dat de bijdragen voor gesubsidieerde instellingen in de stad ondanks de dalende inflatie en dalende inkomsten niet naar beneden worden bijgesteld. Een punt waaraan ik ook aandacht wil besteden is het uitgangspunt, dat een sterke en sociale stad ook een stad is met een grote sociale samenhang. De PvdA is er blij om dat de verschillen tussen de diverse bevolkingsgroepen niet worden uitvergroot en groepen niet tegen elkaar worden uitgespeeld. Spanningen tussen bevolkingsgroepen zijn in Dordrecht gelukkig beperkt en dat willen wij zo houden. Ik denk dat wij in dat opzicht als gemeente een belangrijke rol hebben gespeeld door goede investeringen in de stad te doen, zowel fysiek als sociaal, wij daarin in de komende jaren veel energie zullen moeten blijven steken en iedere vorm van segregatie in Dordrecht zullen moeten tegengaan. Mijns inziens hebt u daaraan als burgemeester een belangrijke bijdrage geleverd. Naast een sterke en sociale stad wil de fractie van de PvdA ook een duurzame stad, op dit punt stelt de Kadernota ons enigszins teleur. Wij zouden graag zien dat het college daarop in de komende tijd sterker de nadruk legt. Wij vinden dat de huidige economische situatie dat extra noodzakelijk maakt en daarvoor ook kansen biedt. Om de economie en werkgelegenheid op het gebied van de bouw en het midden- en kleinbedrijf te stimuleren vragen wij het college, naast het nemen van eigen initiatieven – wij denken bijvoorbeeld aan de spaarlampenactie die wij heel geslaagd vinden –, te onderzoeken welke initiatieven uit de stad kunnen worden ondersteund, bijvoorbeeld door het inzetten van Europese, landelijke of provinciale subsidies. Dit geldt ook voor initiatieven van particulieren en andere organisaties in de stad. De PvdA zal in dit kader initiatieven ontwikkelen. Om Dordrecht nog sterker, socialer en duurzamer te maken hebben wij een krachtige gemeente nodig, die de eigen visie en ambities in concrete maatregelen, concrete prestaties en concrete resultaten uitwerkt. Wij kunnen dat als gemeente niet alleen en hebben daarbij nauwe samenwerking nodig met de partners in de stad. Dit gaat over het algemeen goed. De PvdA is er blij om dat de gemeente bij het uitvoeren van taken steeds meer met de partners in de stad samenwerkt en de partners meer vrijheid en meer verantwoordelijkheden geeft bij de invulling van de taken. Een goed voorbeeld is het invoeren van wijkbudgetten, waarvoor de PvdA eerder voorstellen heeft gedaan. Ook worden taken steeds vaker in samenwerking met de regiogemeentes opgepakt, wat tot meer afstemming en meer efficiency moet leiden. Hoe nuttig de PvdA de regionale samenwerking ook vindt, de sturing en de regie over de gemeentelijke taken moet wel bij de gemeente blijven. In de commissie heb ik daarover ook iets gezegd. Het is van groot belang dat de gemeente Dordrecht de regierol goed organiseert. In financieel moeilijke tijden zoals nu, waarin de gemeente de broekriem flink moet aanhalen, wat ook gevolgen heeft voor de Dordtse bevolking, kan het naar onze mening niet zo zijn dat meer geld naar de regio en haar instellingen gaat. Wij vragen ons af of de kennelijk voor de regio afgesproken financiële systematiek in deze tijd, waarin de financiële en economische 24
omstandigheden snel en sterk zijn veranderd, onverkort moet worden gehandhaafd. Wij verwachten van het college dat het bij het voorleggen van de begroting 2010 aan onze raad zal aangeven in hoeverre de regio ook in de huidige economische situatie een bijdrage kan leveren aan het gezond houden van de financiële huishouding van de gemeente Dordrecht. De heer VAN DER KRUIJFF: Wij zijn met de regionalisering begonnen, omdat wij denken de efficiency op die manier te kunnen bevorderen. Mijns inziens is dat juist in een tijd van recessie een goed idee. De heer WEIDEMA: Dat ben ik helemaal met u eens. De heer VAN DER KRUIJFF: In dat licht bezien, begrijp ik niet waarnaar u onderzoek wilt doen of wat u ter discussie wilt stellen. De heer WEIDEMA: Wij zijn van mening dat in de huidige situatie kritisch naar ambitieuze plannen voor uitbreiding van bijvoorbeeld regionaal personeel moet worden gekeken. Er zijn voorstellen voor het flink uitbreiden van de regio en ik wil dat het college kritisch bekijkt of dat in deze tijd nodig is. Het gaat voor een deel om beleidsambtenaren. De PvdA is voorstander van regionale samenwerking en wat samen gedaan kan worden om de uitvoering van taken efficiënter en effectiever te laten verlopen zullen wij blijven steunen, maar in een situatie waarin wij minder geld te besteden hebben zullen wij ook kritisch moeten kijken naar anderen die namens ons geld uitgeven. De heer VAN DER KRUIJFF: Daarover zijn wij het eens. Ik herinner mij een amendement in de Drechtraad over geld uitgeven. De heer WEIDEMA: Mijnheer de voorzitter. Als blijkt dat bij de Sociale Dienst als gevolg van toenemende werkloosheid uitbreiding nodig is, kan wat ons betreft voor deze dienst een uitzondering worden gemaakt. Waar dat kan moeten wij de werkgelegenheid in onze stad en regio blijven stimuleren en waar het niet anders kan moeten wij slachtoffers van de economische crisis zo goed mogelijk ondersteunen. Wij gaan er daarbij vanuit, dat de meerkosten voor een groot deel door het rijk zullen worden gecompenseerd. Om voldoende inkomsten te hebben en te houden voor onze stad en het voorzieningenpeil voor onze inwoners in stand te kunnen houden of te verbeteren, is het realiseren van fysieke projecten onmisbaar. Een goede visie op ons gemeentelijk grondbeleid is noodzakelijk om fysieke projecten in deze stad, waaronder de 13 grote projecten, op een goede en verantwoorde manier te kunnen uitvoeren. De vorige week heb ik daaraan ook aandacht besteed. Een jaar geleden is de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening in werking getreden, maar de nota Grondbeleid is er nog niet. De wethouder heeft de vorige week in de commissievergadering toegezegd de nota nog dit jaar aan de raad te zullen voorleggen. Ik wil het college nadrukkelijk aan deze toezegging houden, omdat ik denk dat de nota belangrijk is als basis voor verder beleid. De PvdA gaat ervan uit dat alle grondexploitaties voor 31 december 2009 zullen zijn herzien en vastgesteld. Eind vorig jaar is dat, ondanks gedane toezeggingen, niet gelukt. De PvdA-fractie steunt de door het college voorgestelde intensiveringen, die passen in de aan het begin van mijn woordvoering aangegeven doelstellingen, en hecht veel waarde aan de voorgestelde investeringen om de culturele voorzieningenstructuur te versterken en daarmee ook de aantrekkingskracht van Dordrecht te vergroten. Ik noem het Hofkwartier, het Dordts Museum, Kunstmin en Bibelot. Hetzelfde geldt voor de investeringen in de sociale infrastructuur, zoals de herstructurering van Dordt-West. Wij willen daarover nog wel het volgende kwijt. De voortgang van de herstructurering van Oud-Krispijn en behoud van de sociale structuur in deze wijk vinden wij heel belangrijk. Volgens afspraak wordt Krispijn Wonen eind dit jaar opgeheven, maar de herstructurering zal dan nog niet zijn afgerond. Nog niet bekend is hoe aan de organisatie hiervan vanaf 2010 vorm zal worden gegeven. Wij gaan ervan uit dat hierover 25
en ook over eventuele financiële gevolgen op korte termijn meer duidelijkheid zal worden gegeven. De PvdA is er blij om dat in deze Kadernota wordt voorgesteld in de plannen voor wijkeconomie te investeren. Wij zijn tevreden over de tussentijdse evaluatie wijkeconomie, die naar aanleiding van het amendement van de PvdA het vorig jaar is verschenen. Ook de bijbehorende folder spreekt ons erg aan. De folder geeft een mooi beeld van wat op het gebied van de wijkeconomie in onze stad gebeurt. Wij willen graag dat u dit compliment doorgeeft aan uw collega, wethouder Van den Oever, die vandaag helaas niet aanwezig kan zijn. Wij zien uit naar de evaluatie begin volgend jaar over geheel Dordt-West, waarin ook de ontwikkeling van werkgelegenheid, leefbaarheid en veiligheid zal worden opgenomen. De fractie van de PvdA is van mening dat de in de Kadernota 2010 opgenomen voorstellen ondanks de moeilijke tijd waarin wij momenteel verkeren de gemeente Dordrecht nog socialer en sterker zullen maken dan zij nu al is. De heer MERX: Mijnheer de voorzitter. Evenals de heer Weidema stel ik vast dat dit de laatste Kadernota is van dit college, dat een aantal grote projecten op de rit heeft gezet waarvan de contouren inmiddels duidelijk zijn en worden. Enkele projecten zijn zelfs al afgerond. Het is logisch dat dit een beleidsarme Kadernota is, want over ons graf heen regeren doen wij niet. Onze complimenten voor de opstellers van deze Kadernota, waarin rekening wordt gehouden met de financiële tegenslagen waarmee de gemeente wordt geconfronteerd. Als de economie achteruitgaat, merkt de gemeente dat immers ook in haar portemonnee. Wij zijn er verheugd over dat de lastenstijging voor de burgers desondanks zeer beperkt is gebleven. Wij zitten in een economische recessie – ik zal niet de enige zijn die daaraan vandaag refereert – en niemand kan met enige zekerheid zeggen wanneer de recessie voorbij zal zijn. Volgens de aanbiedingsbrief bij de Kadernota heeft de recessie verstrekkende gevolgen voor de maatschappelijke situatie op lokaal en regionaal niveau. Denk aan de werkgelegenheid – zo schrijft het college – en aan bouwprojecten. Uit alle berichten blijkt dat vooral de bouw en dus ook de bouwvakkers zware klappen krijgen. Ook de werkgevers in de Drechtsteden wijzen ons op deze situatie en vragen ons te investeren, tijdig te betalen, opleidingen goed te laten aansluiten, de mobiliteit te waarborgen en voor de jeugd kansen in relatie tot de kenniseconomie te creëren. Wij zullen ons in onze wensen beperken. Ik zou natuurlijk alle zaken kunnen opnoemen waarover wij zeer verheugd zijn, maar dan zal ik vanavond nog steeds aan het woord zijn. Dat zal ik dan ook niet doen. Zeer geïnteresseerd zijn wij in de Wegennota, de gevolgen die daarin staan voor de staat en het onderhoud van de wegen en de kosten die daarmee gemoeid zullen zijn. Ik geef nog geen schot voor de boeg, wij wachten de nota af. Het zal geen verbazing wekken dat wij in het licht van de recessie aandacht willen besteden aan hetgeen de gemeente kan doen om haar steentje bij te dragen. Wij kunnen de recessie niet oplossen, maar alle kleine beetjes helpen. Wij zullen ingaan op de bouwleges, het onderwijs en de jeugd. De bouwleges hebben over een periode van vier jaar gemiddeld een positief resultaat van € 114.000,-- tot € 116.000,--. Conform staand beleid stelt u echter voor de bouwleges te laten stijgen. U verwacht minder bouwaanvragen en dus ook minder opbrengsten. Hoewel de externe inhuur wordt afgebouwd, verwacht u dat het resultaat negatief zal zijn. Is het nu niet tijd het beleid en onze regelgeving op een aantal punten kritisch door te nemen, met name gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van de gevolgen van de recessie, zeker daar waar dit een positief effect kan hebben en stimulerend kan werken, bijvoorbeeld voor de bouwsector, waar mogelijk zware klappen gaan vallen? Dat kan goed zijn voor onze stad, haar bedrijven en uiteraard haar burgers. Bouwleges verhogen draagt daaraan naar onze mening niet bij. Ik zie u al denken: de enige post naast de rioolheffing waarvan de leges omhoog gaan wil de VVD ook niet laten stijgen. Het tegendeel is het geval. Wij hebben een ander voorstel, een verzoek. Wij willen het college verzoeken te onderzoeken 26
wat het kost de leges van alle bouwaanvragen die in het eerste kwartaal van 2010 door particulieren en bedrijven worden ingediend te restitueren indien binnen een half jaar na vergunningverlening met de bouw wordt gestart en 50% van de leges terug te geven indien de bouw tussen een half jaar en een jaar na vergunningverlening van start gaat. Ik herhaal dat de aanvragen in het eerste kwartaal van 2010 moeten binnenkomen. Wij verzoeken het college ons voor de begrotingsbehandeling te laten weten welke gevolgen dit voorstel zou kunnen hebben, zodat wij zullen kunnen afwegen of wij de kosten hiervan kunnen en willen dragen. De heer TAZELAAR: De heer Merx stelt voor de leges te restitueren als de bouw binnen een half jaar van start gaat. Er zijn aannemers die een kuil graven en het werk pas na drie jaar afmaken. Naar mijn mening zal een tijdlimiet moeten worden vastgesteld om het gehele proces op de rit te zetten. De heer MERX: U hebt hiermee een punt. Wij hebben hierover gisterenavond gesproken. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de bouw doorgaat en hoe kunnen wij voorkomen dat één paal wordt geslagen en een project vervolgens wordt stopgezet? Wij hebben een aantal oplossingen bedacht, maar die oplossingen zijn niet in de zo dadelijk door mij in te dienen motie opgenomen, omdat de motie dan zeker vijf kantjes zou beslaan. Het gaat om het idee, om de poging de economie een stimulans te geven door bouwvakkers aan het werk te houden, de aan de bouw verbonden keten op gang te houden en daarvan positieve effecten te laten ondervinden. Ik ben het met u eens dat moet worden voorkomen, dat met één paal in de grond de pot binnen is en de activiteiten worden gestaakt. De gemeente beschikt over deskundigen die daarover beslist ideeën zullen hebben. Wij willen toetsen of de overige fracties dit voorstel het onderzoeken waard vinden. Als u dit een waardeloos voorstel vindt, stemt u er niet mee in. Dat is aan u. De heer WEIDEMA: Mijnheer de voorzitter. Het voorstel van de VVD klinkt sympathiek, ik wil zeker niet zeggen dat dit een waardeloos voorstel is. Voordat wij wel of niet met een dergelijk voorstel instemmen, wil ik u wel vragen of goed over de mogelijke consequenties is nagedacht. U weet dat woningen pas gebouwd worden als een bepaald percentage verkocht is. Wilt u de bouwondernemers hun leges niet teruggeven als blijkt dat het niet lukt, wilt u hen met andere woorden straffen, of wilt u hen stimuleren te bouwen met het risico dat woningen leeg blijven staan? De heer MERX: Nee, het gaat over meer dan dat. Overigens zijn er op het ogenblik niet veel woningbouwprojecten waarvoor een vergunning wordt aangevraagd. Wij stellen vooral voor dit voor bedrijven en particulieren mogelijk te maken. Wij doelen op mensen die bijvoorbeeld een aanbouw aan hun woning willen realiseren of een dakkapel op het dak willen zetten, maar ook op grote bedrijven die misschien op dit moment overwegen hun bedrijf op één van onze industrieterreinen te vestigen en die ook van mening zullen zijn dat elke euro is meegenomen. U moet dit voorstel als een geste zien. Wij willen proberen de bouw op deze manier te stimuleren. Als wij niets doen, zal er niets veranderen en moeten mensen nog steeds bouwleges betalen. Dit voorstel moet worden gezien als een beloning voor mensen die sneller met een bouwproject beginnen. Dit voorstel uitleggen als ‘straf’ in situaties, waarin het om welke reden dan ook niet mogelijk zal zijn het volgend jaar te gaan bouwen, is naar mijn mening een omdraaiing van ons voorstel. De heer TIEBOSCH: Ik wil u vragen of dit voorstel vanaf 1 januari 2010 ook voor de woningbouwverenigingen zal gelden. De heer MERX: Ja, waarom niet? Zij zullen wel aan de voorwaarden moeten voldoen. De heer WEIDEMA: Wij zijn in de commissie en ook al eerder tot de conclusie gekomen dat de woningbouwverenigingen op dit moment niets betalen. Bent u er voorstander van dat de woningbouwverenigingen vanaf 1 januari 2010 wel gaan betalen en vervolgens onder dit regime zullen vallen?
27
De heer MERX: Als de woningbouwverenigingen nu niet behoeven te betalen, behoeven zij het volgend jaar natuurlijk ook niet te betalen. Dat vind ik een raar idee. Ik stel u voor over ons voorstel na te denken. Ik hoor daarover graag uw mening. Overigens dringen wij erop aan dat de gemeente rekeningen tijdig, in ieder geval binnen 30 dagen, betaalt. Onderwijs. De jeugd heeft de toekomst en dat geldt uiteraard ook voor onze hoogbegaafde kinderen. Hoogbegaafde kinderen zonder speciaal op hen gericht onderwijs zullen wellicht niet de kansen krijgen, die zij met speciaal op hen gericht onderwijs wel zouden krijgen. Het maatschappelijk nut van hoogbegaafden is ontegenzeglijk groot, zeker in een kenniseconomie als de Nederlandse. Gelukkig hebben Dordtse inwoners het initiatief genomen het Leonardo-onderwijs in Dordrecht op te richten. Inmiddels is bewezen dat dit onderwijs in een behoefte voorziet. Men is begonnen met twee klassen, het volgend jaar zullen er drie klassen zijn en wellicht nog voor het einde van het volgend jaar vier klassen. Wij hebben het als zeer positief ervaren dat de wethouder dit initiatief heeft ondersteund door lokalen ter beschikking te stellen. Wij vragen de wethouder dit te blijven doen en vooral aandacht te besteden aan de kwaliteit van de lokalen. Het zou zeer betreurenswaardig zijn als het Leonardo-onderwijs na een succesvolle start met een aanzienlijke financiële input van particulieren een vroege dood zou sterven en deze kinderen aan hun lot zouden worden overgelaten. De motie die wij hierover hebben ingediend en vervolgens hebben aangehouden trekken wij bij dezen in. Wij vragen de wethouder wel de vinger aan de pols te houden. Wij hebben begrepen dat een gesprek met het bestuur van het Leonardo-onderwijs zal plaatsvinden en wachten de resultaten daarvan af. Ook wij zullen de vinger aan de pols houden en als wij dat nodig achten, zullen wij hierop bij de behandeling van de begroting terugkomen. Alcoholmisbruik door de jeugd is een groot probleem. Ik noem dit misbruik, omdat wij het niet hebben over jongeren van 16 jaar of 17 jaar oud die in het weekend één of twee pilsjes drinken. Wij hebben het over jongeren die sloten bier drinken, comadrinken, en dientengevolge zorgen voor overlast, geweld, vernielingen en hun toekomst vergooien. Dit misbruik kent vele oorzaken, zowel bij de persoon zelf, de omgeving als de maatschappij: stoerdoenerij, problemen op school en/of thuis, zich niet begrepen voelen, verkeerd voorbeeldgedrag, te gemakkelijk te verkrijgen alcohol en ga zo maar door. Dit is een ernstig probleem, omdat jongeren die alcohol misbruiken forse schade oplopen waarvan zijzelf en de maatschappij waarschijnlijk gedurende de rest van hun leven de gevolgen zullen ondervinden. Ernstige problemen vragen om een gedegen aanpak en wij vinden het onbegrijpelijk dat het college voorstelt een minder uitgebreid pakket van maatregelen in te voeren dan noodzakelijk is. Natuurlijk moeten wij geen zaken dubbel doen en niet dubbel betalen. Laat de GGD doen waar de GGD goed in is en laten wij het overige voortvarend oppakken, zoals in pakket C is aangegeven. Naar onze mening zal een keuze voor de meest uitgebreide variant, variant C, door de meerderheid van de raad toegejuicht worden. Ik verzoek u hierop te reageren. Zo nodig zullen wij hierover een motie indienen. De VOORZITTER: Door de fractie van de VVD is de volgende motie ingediend: “De raad van de gemeente Dordrecht, in vergadering bijeen op 7 juli 2009, ter behandeling van de Kadernota 2010; kennis genomen hebbend van: - de invloed van de kredietcrisis op de economische groei en werkgelegenheid in Nederland; - het feit dat er een behoefte is bij ondernemers aan het versneld uitvoeren van bouwprojecten; - het feit dat het kwijtschelden van onder andere bouwleges een stimulans kan zijn voor het versneld realiseren van een bouwproject; constaterende dat: - ondanks de recessie in de Kadernota 200 nauwelijks stimulerende economische maatregelen zijn opgenomen; - de lokale lasten in de Kadernota 2010 niet zijn verlaagd; 28
verzoekt het college: te onderzoeken wat het kost om voor alle bouwaanvragen door particulieren en bedrijven, die in het eerste kwartaal van 2010 worden ingediend, de bouwleges volledig te restitueren indien met de bouw wordt gestart binnen een half jaar en 50% te restitueren indien tussen een half jaar en een jaar na vergunningverlening gestart wordt met de bouw en de gemeenteraad hierover voor de behandeling van de begroting 2010 te rapporteren; en gaat over tot de orde van de dag.” (2) De heer WAGEMAKERS: Mijnheer de voorzitter. De Kadernota 2010 is de aftrap voor de bestuurlijke planning- en controlcyclus voor het komend jaar. Het komend jaar wordt een spannend jaar. Wat gaan de komende gemeenteraadsverkiezingen betekenen voor de politieke verhoudingen binnen de raad en de samenstelling van het nieuwe college? Wat betekent de financiële en economische crisis voor de stad, voor onze burgers, voor de ondernemers en voor maatschappelijke organisaties? Hoe zit het met de werkgelegenheid, het ondernemersklimaat, de veiligheid, de leefbaarheid en het welzijn in Dordrecht in 2010 en verder? Ook niet onbelangrijk: hoe zal de gemeente er in 2010 en verder voorstaan? De wethouder heeft zojuist iets over de consequenties van de meicirculaire gezegd. Wij staan voor grote uitdagingen. Wij zien de ontwikkelingen om ons heen. Laten wij van de bedreigingen kansen maken. In deze Kadernota zijn de uitgangspunten voor het opstellen van de begroting 2010 geformuleerd. Voor wat BVD betreft mogen wij best iets langer bij de Kadernota stilstaan. De behandeling van de Kadernota is een belangrijk moment in de P&C-cyclus, zo kort na de bespreking van het Jaarverslag 2008 en als opmaat naar de behandeling van de begroting 2010 in november aanstaande. Deze Kadernota wordt als saai, degelijk en betrouwbaar betiteld en de wethouder financiën ziet dat als een compliment. Van BVD krijgt hij voor degelijkheid en betrouwbaarheid ook een compliment, maar voor de saaiheid niet. BVD is van mening dat de huidige economische ontwikkelingen weliswaar zorgen geven, maar ook kansen bieden voor het versnellen en zo nodig bijstellen van beleid. In dat perspectief bezien vinden wij het jammer dat niet meer is gezocht naar mogelijkheden hiervoor. Wat ons betreft is terughoudendheid op dit moment niet gewenst. De uitgangspunten met betrekking tot heffingen en tarieven kunnen wij onderschrijven, zij het dat wij benieuwd zijn naar de ontwikkeling van de WOZ. De OZB is weliswaar opbrengstgestuurd, maar de WOZ heeft ook gevolgen voor andere belastingen en heffingen. Graag zien wij een reactie van de wethouder op dit punt. Over de ontwikkelingen bij de Gemeenschappelijke Regelingen, waarover collega Wiedema een opmerking heeft gemaakt, blijven wij kritisch. Dat geldt met name voor de SDD, de SCD en Drechtwerk. Voor wat betreft de Sociale Dienst nemen wij kennis van de opmerking in de Kadernota, dat de klantgerelateerde formatie niet is aangepast terwijl dit conform gemaakte afspraken wel zou moeten zijn gebeurd. Hoe zit het met de sturing op deze organisatie? Wat is de reden van deze omissie en wat zal worden gedaan om dit op te lossen? De heer WEIDEMA: Hebt u bedoeld te zeggen dat de formatie van de SDD wel wat terug kan? De heer WAGEMAKERS: In de Kadernota is aangegeven dat de formatie op basis van de cijfers van 2008, waaruit een daling van het cliëntenbestand blijkt, naar beneden zou moeten zijn bijgesteld en die aanpassing niet heeft plaatsgevonden. Ik ben benieuwd naar de reden daarvoor, maar heb ook oog voor de ontwikkelingen die op ons af komen. De heer WEIDEMA: Precies, dat is mijn vraag. Is het gelet op de huidige omstandigheden wel verstandig de formatie naar beneden bij te stellen? De heer WAGEMAKERS: Ik zeg niet dat ik dat verstandig zou vinden. Ik heb alleen geconstateerd dat de formatie niet naar beneden is bijgesteld terwijl daarover afspraken 29
zijn gemaakt. Ik ben benieuwd waarom dat niet is gebeurd. Achteraf aanpassen van de formatie is gelet op de ontwikkelingen wellicht niet zinvol, maar het gaat mij om de sturing. Waarom is van de gemaakte afspraken afgeweken? U hebt zelf aangegeven dat Dordrecht de sturing op netwerkorganisaties en Gemeenschappelijke Regelingen niet moet verliezen. Deze constatering is voor mij een trigger om het college te vragen hoe dit heeft kunnen gebeuren. De heer WEIDEMA: Bent u het wel met mij eens dat het, gelet op de ontwikkelingen die het vorig jaar al voorzienbaar waren, zeer verstandig is pas op de plaats te maken? De heer WAGEMAKERS: Absoluut. Als het klantenbestand omlaag gaat, dient de formatie aangepast te worden en als het klantenbestand toeneemt, is ook een aanpassing noodzakelijk. Samen de trap op en samen de trap af! Ik wil hierop graag de reactie van het college vernemen. Met betrekking tot het IHP wordt aangegeven dat de financiële effecten nog niet geactualiseerd zijn. De VOORZITTER: Is dit onderwerp niet al in de commissie aan de orde geweest? De heer WAGEMAKERS: Wat bedoelt u? De VOORZITTER: Mijns inziens is de personeelsformatie van de Sociale Dienst, waarover u het college een vraag hebt gesteld, in de commissie al aan de orde geweest. De heer WAGEMAKERS: Ik heb de commissievergadering zelf niet kunnen bijwonen en heb die informatie niet uit de notulen kunnen halen. Mocht dat het geval zijn, dan hoor ik dat graag. De VOORZITTER: Wij hebben afgesproken dat het vandaag te voeren debat vooral een debat van de raad zal zijn en ik wil voorkomen dat het college in een vraag- en antwoordspel terechtkomt. Laten wij proberen het debat door de raad te laten voeren en laten we bezien waar in politiek opzicht misschien veranderingen in de nota moeten worden aangebracht. Natuurlijk kan het college vragen beantwoorden, maar laten wij ervoor waken terug te vallen in het gedrag dat wij hadden – een bedrag dat op zich keurig is – en ons aan de gemaakte afspraak houden. Ik heb begrepen dat deze vraag een antwoord van de wethouder behoeft. Dat is prima. De heer VAN DER KRUIJFF: Mijnheer de voorzitter. Ik wil erop wijzen dat het voorstel van de VVD en de vraag van BVD bij de bespreking van de Kadernota in de commissie niet naar voren zijn gebracht en onze fractie niet de gelegenheid heeft gehad daarover van gedachten te wisselen en zich op de behandeling daarvan voor te bereiden. Wij zijn daarmee nu ineens geconfronteerd en mogen daar in één minuut iets van vinden. Het zou plezierig zijn geweest als deze onderwerpen de vorige week in de commissie aan de orde zouden zijn gesteld en zouden zijn besproken. Dan zouden wij daarover nu een einddebat kunnen hebben, maar dat is niet gebeurd. De heer WAGEMAKERS: Ik stel voor dit punt bij de evaluatie van de behandeling van de Kadernota mee te nemen en daarover voor het volgend jaar, in de nieuwe raad, nieuwe afspraken te maken. Ik kan u geruststellen: ik zal zo dadelijk ingaan op een aantal inhoudelijke punten die ik graag met mijn collega’s wil wisselen. De actualisatie IHP. Wij zijn in afwachting van de actualisatie van de uitvoeringsplanning en zijn benieuwd wanneer wij die mogen verwachten. Ik kom bij de exploitatie- en investeringsclaims. In de Wegennota wordt melding gemaakt van de prioriteit voor wat betreft de uitvoering Copernicusweg/Leeuwstraat. De fractie-BVD
30
is benieuwd naar de stand van zaken met betrekking tot het bestemmingsplan doortrekken Copernicusweg. Voor wat betreft het Dordts Museum zijn wij benieuwd naar de resultaten van het funderingsonderzoek waarnaar wij hebben gevraagd. Zijn die resultaten al beschikbaar? Overigens zijn wij van mening dat fors wordt geïnvesteerd met slechts een mager rendement, gelet op de meeropbrengst aan de inkomstenkant. Ten aanzien van Hofkwartier en Voorstraat-Noord maken wij een voorbehoud. Alvorens deze claims te honoreren willen wij nader met elkaar praten over de invulling van de tweede fase Hofkwartier en de evaluatie van het project Voorstraat-Noord. Ten aanzien van de vrouwenopvang zijn wij van mening dat in september met de wethouder nader over dit punt van gedachten kan worden gewisseld, conform de toezegging die hij eerder heeft gedaan. Bij de aanpak alcoholgebruik – collega Merx heeft terecht over ‘alcoholmisbruik’ gesproken – steunen wij de plannen van het college. Ons maakt het niet uit welk budget hiervoor wordt ingezet en welke stappen worden ondernomen, als de vastgestelde doelen maar worden gerealiseerd. De heer WEIDEMA: Betekent dit dat de fractie van BVD akkoord gaat met het uitvoeren van plan A, dat aanzienlijk magerder is dan plan C, waarvoor wij naar mijn mening raadsbreed gestemd hebben? De heer WAGEMAKERS: Ik heb zojuist aangegeven dat het ons om het bereiken van de beoogde doelstellingen gaat. Als het college meent dat die doelstellingen met plan A zullen kunnen worden gerealiseerd, is dat wat ons betreft akkoord. De heer WEIDEMA: Volgens mij staat dat niet in het stuk dat het college ons heeft voorgelegd. Daarin staat dat vooralsnog wordt gewerkt met de beperkte situatie rond plan A en later zal worden bekeken of meer kan worden gedaan, zij het minder dan plan C. De heer SOY: Ik wil hierop graag even inhaken. In de commissie heb ik duidelijk naar voren gebracht dat wij voorstanders zijn van plan C. Het college heeft erop gewezen dat een aantal aspecten van plan C reeds door de GGD wordt uitgevoerd. Ik heb gevraagd welke aspecten dat zijn en welke aspecten overblijven die door de gemeente zullen moeten worden uitgevoerd, op welke vraag ik nog geen antwoord heb gekregen. Vooralsnog stellen wij ons op het standpunt dat wij voor plan C zijn, tenzij dat plan door de GGD wordt uitgevoerd. De heer WEIDEMA: Als dat het geval is, heb ik de heer Wagemakers verkeerd begrepen. De heer SOY: Dat is de lijn die wij voorstaan. De heer WAGEMAKERS: Het gaat ons om de effecten die worden gerealiseerd, daar staan wij voor. Onze fractie heeft een drietal eigen voorstellen, die ik graag met onze collega’s wil bespreken. Wij hebben signalen gekregen die erop duiden dat het onderhoud van technische installaties van scholen een knelpunt is, dat leidt tot problemen, met name in het binnenklimaat. Wij zijn van mening dat deze problematiek om nader onderzoek vraagt en leggen de raad hiertoe een motie voor. Het betaald parkeren op de Sportboulevard. De huidige € 1 regeling loopt medio 2010 af. Wij zijn met de verenigingen aldaar van mening dat bekeken moet worden of een voortzetting van de huidige regeling haalbaar is en ook hiertoe zullen wij de raad een motie voorleggen. 31
Ten derde wil ik aandacht vragen voor de recreatievoorzieningen rond De Viersprong, onderdeel van de nieuwe Dordtse Biesbosch. Het gebied rond De Viersprong mag zich verheugen in een groeiend aantal recreanten, maar de voorzieningen blijven achter. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan horeca, maar ook aan iets simpels zoals een watertappunt. Kan de wethouder wellicht in overleg met de huidige exploitant of eventueel anderen bekijken of versterkingen van het voorzieningenniveau op korte termijn te realiseren zijn en de raad hierover een voorstel doen? De fractie van BVD kan inclusief de zojuist door mij gemaakte opmerkingen instemmen met de uitgangspunten in de Kadernota 2010. Ik verzoek u mijn collega Soy het woord te geven voor zijn bijdrage, die het Grondbedrijf zal betreffen. De heer SOY: Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik de kanttekening maken dat onze fractie het stuk over het Grondbedrijf heeft ervaren als erg technisch en moeilijk te begrijpen voor iemand zonder financiële achtergrond. Voorts zijn wij van mening dat de risico’s in het stuk onvoldoende worden toegelicht. Ik denk hierbij aan het project Stadswerven, dat er buiten is gehouden vanwege de neutraliteit die wij in de grondexploitatie willen houden. Wij lopen bij dit project wel degelijk veel risico’s. Wij vragen ons voorts af of een weerstandsbuffer van € 19,31 miljoen voldoende is. De € 370.000,-- genoemd onder voorstel 2 moet zeker bij het Grondbedrijf blijven, gezien de grote risico’s die wij in de toekomst kunnen verwachten. Wij hebben vastgesteld dat het resultaat van de grondexploitatie door allerlei grote missers met € 5 miljoen is gedaald. Denk hierbij aan de Crabbepolder en aan het Admiraalsplein, projecten die ons door slecht management veel extra geld hebben gekost. De opbrengst is € 10 miljoen minder, waardoor het resultaat met € 5,28 miljoen is gedaald. Wij vinden dat jammer. In dit verband wil ik ook het Leerpark noemen, waar € 400.000,-- extra wordt uitgegeven aan een ander betalingsschema. De verliesvoorzieningen zijn van € 28,35 miljoen naar € 28,32 miljoen gedaald. Je zou zeggen dat dit mooi is, maar deze voorzieningen zijn niet gedaald omdat wij minder verlies verwachten. Dit is gewoon een administratief trucje. Het woonwagenkamp is uit de grondexploitatie gehaald en onder de directeur SO gebracht. Als het woonwagenkamp niet uit de grondexploitatie zou zijn gehaald, had de verliesvoorziening met € 5 miljoen moeten toenemen. Naast de verliesvoorzieningen hebben wij de risicoreserveringen ten bedrage van € 17,94 miljoen, wat betekent dat sprake is van behoorlijk grote risico’s. Bij lezing van dit stuk heb ik geproefd dat vele risico’s aan de orde zijn. Goed risicomanagement is voor een Grondbedrijf dan ook een belangrijke voorwaarde. Wij hameren op risicomanagement. In voorstel 2.2 wordt voorgesteld een specifieke risicoanalyse te maken van de effecten van de kredietcrisis en ook alle andere risico’s goed in kaart te brengen. Wij zien uit naar het stuk dat het college ons daarover zal doen toekomen. Hierbij wil ik het laten. De heer WEIDEMA: Stemt de fractie van BVD wel of niet in met de uitgangspunten die in de prognose van het Grondbedrijf zijn vermeld? De heer SOY: De uitgangspunten zijn helder. Ik proef veel risico’s, maar ik proef ook veel voorstellen die erop zijn gericht de risico’s in te dammen en te managen. Wij hameren op risicomanagement en staan achter de in dit stuk geformuleerde uitgangspunten. De VOORZITTER: Door de fractie van BVD is een tweetal moties ingediend. “De raad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 7 juli 2009, ter bespreking van de Kadernota 2010; kennisnemend van: 32
- signalen van diverse schooldirecteuren en –besturen voor primair en voortgezet onderwijs over problemen met het binnenklimaat in schoolgebouwen; - het feit dat deze problematiek wordt veroorzaakt door tekortkomingen in de technische installaties van scholen, die veelal sterk verouderd zijn; - het gegeven dat deze schoolgebouwen niet zijn opgenomen in het Integraal Huisvestingsplan (IHP) om in aanmerking te komen voor nieuw- of verbouw; overwegende dat: - voor goed onderwijs een goede fysieke omgeving t.a.v. het schoolgebouw en het binnenklimaat een belangrijke randvoorwaarde is; - schoolbesturen weliswaar zelf verantwoordelijk zijn voor onderhoud, maar het achterstallig technisch onderhoud door schoolbesturen in bepaalde gevallen zelf onvoldoende kan worden aangepakt gelet op de financiële consequenties; is van mening dat: - de gemeente Dordrecht schoolbesturen hierin wellicht financieel en logistiek kan ondersteunen; - alvorens daartoe te kunnen overgaan eerst in kaart moet worden gebracht hoe omvangrijk het probleem is; - een eventuele aanpak van gesignaleerde knelpunten voor ondernemers in de installatiebranche een mogelijkheid biedt de gevolgen van de economische crisis te beperken en dit een positieve invloed kan hebben op de (jeugd)werkloosheid in de regio; verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - bij de diverse schoolbesturen voor primair en voortgezet onderwijs in Dordrecht te inventariseren of knelpunten bestaan in schoolgebouwen in het binnenklimaat t.g.v de staat van technische installaties en gesignaleerde knelpunten te voorzien van een plan van aanpak inclusief de financiële kosten; - de uitkomsten van deze inventarisatie uiterlijk op 1 oktober 2009 met de raad te delen, zodat op basis van deze uitkomsten een voorstel voor een plan van aanpak voorzien van financiële dekking overwogen kan worden bij de begrotingsbehandeling van 2010; en gaat over tot de orde van de dag.” (3) “De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 7 juli 2009 ter bespreking van de Kadernota 2010; kennisnemend van: - de raadsinformatiebrieven betaald parkeren Sportboulevard van 12 juni 2008 en 4 september 2007; - de brief van de commissie Sportgebruik Zwemaccommodaties van 30 mei 2009; overwegend dat: - betaald parkeren op de Sportboulevard niet ter discussie staat; - betaalbaarheid/toegankelijkheid van de sportvoorzieningen belangrijk is en het parkeerregime daarvan onderdeel uitmaakt; - de gemeente Dordrecht met de aankoop van de parkeergarages op de Sportboulevard invloed heeft op het parkeerregime, inclusief tarieven; - de huidige regeling (€ 1,- per bezoek tussen 17.00 en 09.00 uur en in het weekend) per april 2010 komt te vervallen; is van mening dat: - de huidige regeling geaccepteerd is door bezoekers van de Sportboulevard; - de verenigingen op de Sportboulevard in de komende jaren gebaat zijn bij zo veel mogelijk continuïteit in (leden)bezoek; - het gewenst is het parkeerbeleid in de stad waar mogelijk te harmoniseren, dat wil zeggen aansluiting te vinden bij het parkeerregime van de parkeergarages Spuihaven en Veemarkt, waar een met de regeling-Sportboulevard vergelijkbare avond- en weekendregeling geldt; verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - te onderzoeken welke de financiële gevolgen zijn van het aanpassen van de huidige regeling op de Sportboulevard conform de regeling voor de garages in de binnenstad (€ 1 regeling) voor een periode van tenminste vier jaar;
33
- dit onderzoek te betrekken op het totale parkeerpark op de Sportboulevard/Gezondheidspark en tevens te bestuderen of het mogelijk is alleen de parkeergarages A en B, nabij de Sportboulevard gelegen, in een regeling te betrekken, inclusief de financiële gevolgen hiervan; - de uitkomsten van dit onderzoek uiterlijk op 1 oktober 2009 beschikbaar te stellen aan de raad, zodat op basis van deze uitkomsten een voorstel voorzien van financiële dekking overwogen kan worden bij de begrotingsbehandeling 2010; en gaat over tot de orde van de dag.” (4) De heer VAN DER KRUIJFF: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben afgesproken dat wij vandaag een aantal punten met elkaar zullen bespreken en gezien het verloop van deze discussie lijkt het mij het gemakkelijkst alle punten in mijn woordvoering mee te nemen. Het eerste punt waarvoor ik aandacht wil vragen zijn de heffingen en tarieven. Ik kan u vertellen dat het CDA er erg gelukkig mee is, dat het in deze voor onze burgers zware tijd is gelukt voor het volgend jaar een zeer beperkte lastenverzwaring te realiseren. Dat kader geven wij u mee. Wij vinden het fijn dat dit kan en staan daarachter. De dekking en het financieel perspectief zijn goed onderbouwd weergegeven. Wij kunnen daar achter staan, al zal voor een deel nog wel moeten worden bewezen dat de dekking zal zijn te realiseren, waar de opbrengst moet komen uit de brede doorlichting dan wel in een sector zal moeten worden gevonden. Ik heb begrepen dat dit lijkt te gaan lukken, maar het lijkt ons goed het gemeentelijk apparaat en het college, ons allen, af en toe een spiegel voor te houden en de vraag te stellen of wij ons geld uitgeven aan zaken die wij belangrijk vinden of dat er wellicht zaken bij zijn waarover wij met elkaar moeten spreken, waarmee wij kunnen stoppen of die wij efficiënter en effectiever kunnen doen. Het college heeft voor een verstandige lijn gekozen, maar er is wel degelijk sprake van een risico. Bij de begrotingsbehandeling zullen wij vast en zeker horen waar het college de gelden denkt te kunnen vinden. Dat brengt mij bij de inhoudelijke keuzes qua kaderzetting, de uitgangspunten 5 en 8, de exploitatieclaims en de investeringsclaims. Wij zien dat op een groot aantal punten gelukkig extra geld kan worden vrijgemaakt en stellen vast dat diverse fracties, gezien de recessie om extra investeringen vragen: extra bouwprojecten, extra activiteiten, extra aandacht voor mensen. Die vraag is natuurlijk terecht, ook het CDA heeft die wens. Naar de lijst in de bijlage kijkend hebben wij vastgesteld, dat een groot deel van de daarop vermelde investeringen juist dat effect teweeg brengt. Dit college voert al een groot aantal projecten uit, het noemt zichzelf ‘het college van de doeners’. Kijkend naar de bouwprojecten die in onze stad gaande zijn - Achterom/Bagijnhof, de Sportboulevard, het Gezondheidspark, de herstructurering van Dordt-West, het museum en de plannen voor het Energiehuis, Kunstmin, de Dordtse Biesbosch en de Wegennota - moeten wij vaststellen dat de lijst lang is en het grotendeels projecten zijn die bouwactiviteiten in zich hebben, die veel extra werkgelegenheid zullen opbrengen. De heer TIEBOSCH: Ik wil graag van de heer Van der Kruijff horen of hij weet welk volume de door hem genoemde investeringen in 2010 voor de bouwondernemingen zullen opleveren. Met andere woorden: wat wordt concreet in 2010 op die investeringen aan werk uitgezet? Misschien heeft hij daarover van zijn wethouder al nieuws ontvangen, maar wij kennen de inhoud van de Wegennota nog niet. Wij weten niet meer dan dat € 4 miljoen in een potje zal worden gestopt. De heer VAN DER KRUIJFF: Natuurlijk ken ik de bedragen niet die naar aannemers zullen gaan, maar als wij projecten gaan uitvoeren die erop zijn gericht de wegeninfrastructuur aan te passen, projecten in het Hofkwartier van start gaan, Kunstmin en het museum worden verbouwd en de Sportboulevard wordt gebouwd, zal dat de werkgelegenheid opleveren die wij zo broodnodig hebben. De heer TIEBOSCH: Is dat wat het CDA betreft het maximale dat de gemeente kan doen om de toename van de werkloosheid tegen te gaan? 34
De heer VAN DER KRUIJFF: Wat is het maximale? Als je een bedrag noemt, kan altijd de vraag worden gesteld of niet € 100,-- meer kan worden uitgetrokken. Met kunst- en vliegwerk is het natuurlijk altijd mogelijk meer geld voor een bepaald doel vrij te maken, maar wij doen binnen het huidige programma van onze stad al heel veel. Toen wij daarover spraken was nog geen sprake van een recessie en ik herinner mij dat wij toen hebben gesproken over de vraag hoeveel projecten wij tegelijkertijd in gang kunnen zetten. Er waren fracties die daarover vanuit een oogpunt van risicomanagement zorgen hadden, het is immers belangrijk dat wij controle houden. Wij moeten voorkomen dat wij projecten uit de startblokken jagen en niet in staat zijn die projecten op een goede manier te controleren. De heer MERX: Ik wil u een vraag stellen. Overigens is ons voorstel de vorig week wel aan de orde geweest, zij het niet in detail, evenals het punt over de jeugd. Ons idee is niet dat de gemeente meer moet gaan bouwen. Ons voorstel – als u daaraan refereert – is erop gericht particulieren, mensen zoals u en ik, en bedrijven te stimuleren tot het realiseren van ontwikkelingen, waardoor wellicht extra werkgelegenheid zal kunnen ontstaan. Dat zou voor bedrijven mogelijk ook het duwtje in de rug kunnen zijn dat zij nodig hebben om tot vestiging in Dordrecht te besluiten. Wij pleiten er niet voor dat de gemeente zelf meer bouwprojecten uit de grond zal gaan stampen. Ik ben het helemaal met u eens dat wij, als wij dat zouden doen, onze hand ernstig zullen overspelen en het volledig mis kan lopen. De heer VAN DER KRUIJFF: Ik stel vast dat wij het op dat vlak volkomen met elkaar eens zijn. Ik heb ook niet willen proberen uw voorstel onderuit te halen. Ik heb willen aangeven dat in de gemeente Dordrecht al veel projecten gaande zijn die met name werkgelegenheid in de bouwsector opleveren en daaraan in de voorstellen in de Kadernota 2010 nog een rijtje is toegevoegd. Wij vinden dat een goede zaak. Wij zullen niet alle voorstellen afzonderlijk bespreken. Gelet op de door mij naar voren gebrachte argumenten vinden wij het een goede zaak dat enkele grote infrastructurele en bouwprojecten op stapel staan. Het is ook goed dat wij deze projecten kunnen combineren met het realiseren van een aantal voorzieningen: het Hofkwartier, Kunstmin, het museum, Voorstraat-Noord, Bibelot en de Biesbosch als groen buitengebied. Wij hebben vaak besproken dat niet alleen stenen moeten worden gestapeld, maar vooral in voorzieningen en in het aantrekkelijk maken van de leefomgeving moet worden geïnvesteerd. In dat licht bezien zijn wij van mening dat het college de juiste keuzes heeft gemaakt en deze keuzes qua beperktheid bij de huidige tijd passen. Wij missen wel een aantal voorstellen. Ik vind het jammer dat BVD vandaag met een aantal voorstellen is gekomen waarover wij de vorige week in de commissie niet hebben gesproken. De heer Soy was bij de commissievergadering aanwezig en wij hebben een dialoog gehad over extra voorstellen die nodig zouden zijn. Wij hebben onder andere aangegeven dat wij het op prijs zouden stellen als zou worden onderzocht of het mogelijk is gratis parkeren te realiseren voor de vrijwilligers van de verenigingen, die op de Sportboulevard gehuisvest zullen worden. De heer Soy stak toen zijn vinger op en gaf aan dat BVD ook aan die mogelijkheid denkt. Ik heb hem gevraagd of er nog andere mogelijkheden zijn waaraan zijn fractie denkt, maar ik heb daarover en over het parkeren voor vrijwilligers niets meer van BVD gehoord. De heer SOY: Ik heb duidelijk gemaakt dat ik het goed vind dat beide partijen het probleem bij de Sportboulevard erkennen. De heer Van der Kruijff heeft in dit verband over vrijkaarten voor vrijwilligers gesproken en ik heb gezegd dat ik een stap verder wil gaan en aan reducering van de tarieven voor alle bezoekers na zes uur ’s avonds en in het weekend denk. Ik vind het jammer dat de heer Van der Kruijff nu de suggestie wekt dat wij daarover nooit met een woord hebben gerept. Dat is absoluut niet waar. De heer TAZELAAR: Ik moet de heer Soy gelijk geven. Ook wij zaten met de parkeertarieven. Overigens zijn mijn vragen daarover zijn door de wethouder niet beantwoord en ook niet in het verslag opgenomen. Ik wil erop wijzen dat wij daarover zo 35
dadelijk ook een motie zullen indienen en de strekking van die motie iets anders is. In de commissie is wel over dit onderwerp gediscussieerd, maar de wethouder heeft niet duidelijk aangegeven hoe wij dit kunnen aanpakken. Misschien kan de wethouder dat beamen. De heer VAN DER KRUIJFF: Over de Sportboulevard hebben wij inderdaad een discussie gevoerd, maar wij hebben niet over de scholen en De Viersprong gesproken. Dat die voorstellen vandaag uit de lucht zijn komen gevallen en wij de behandeling daarvan niet ordentelijk hebben kunnen voorbereiden, vind ik jammer. Ik zou dat graag wel hebben gedaan. Het spreekt voor zich dat de voorstellen waarover wij vandaag spreken richtinggevende voorstellen zijn waarvoor geld wordt gereserveerd. De andere fracties hebben dat ook gezegd. Natuurlijk behouden wij ons het recht voor daarvan nog iets te vinden als het college ons de concrete uitwerkingen voorlegt en een krediet gevoteerd moet worden. Als opmaat naar de begroting zijn deze voorstellen wat ons betreft prima. Ik zal nu mijn aankondiging van de vorige week gestand doen. Het CDA heeft het idee naar voren gebracht te bekijken of de vrijwilligers, die op de Sportboulevard voor de verenigingen actief zijn, worden qua parkeerkosten tegemoet kunnen worden gekomen. Wij hebben in dit verband over gratis eurokaarten gesproken, maar wellicht zijn andere creatieve oplossingen denkbaar. Wij willen dat niet dichttimmeren. Wij vinden het belangrijk dat het college ons hiervoor voor de volgende begrotingsbehandeling een voorstel voorlegt en ik zal daartoe zo dadelijk een motie indienen. De het vorig jaar bij de behandeling van de begroting door ons ingediende motie over het verlengen van de vaartijden van de waterbus, die wij toen hebben aangehouden, behoef ik nu niet opnieuw in te dienen. Onlangs, bij het onderzoek naar de horeca in de binnenstad, hebben wij gezien dat het bezoek uit de regio zeer beperkt is en behalve de parkeergarages als argument daarvoor naar voren is gebracht, dat het niet mogelijk is later op de avond met de waterbus terug te gaan. Bij de behandeling van de begroting 2009 hebben wij afgesproken dat wij de evaluatie van de verlengde vaartijden in de zomer zullen afwachten. Ik heb die evaluatie niet kunnen terugvinden. Omdat wij daarop niet willen wachten, wil ik u verzoeken de destijds aangehouden motie vandaag in stemming te brengen. Ik kan mij voorstellen dat u de motie op dit moment niet bij u hebt. Ik heb op het RIS gezocht of ik de tekst van de motie daarop kon terugvinden, maar dat is mij niet gelukt. Voor de zekerheid heb ik een vers geprint exemplaar bij mij, waarin het college wordt opgeroepen in samenwerking met de Drechtsteden te onderzoeken of het mogelijk is de vaartijden van de waterbus te verlengen. De VOORZITTER: Door de fractie van het CDA is de volgende motie ingediend: “De raad van de gemeente Dordrecht, in vergadering bijeen op 7 juli 2009 ter bespreking van de Kadernota 2010; constaterende dat: betaald parkeren rond de Sportboulevard het vrijwilligerskader van de aldaar gevestigde sportverenigingen op hoge kosten jaagt; overwegende dat: de inzet van vrijwilligers in sportverenigingen onmisbaar is en gekoesterd moet worden; spreekt uit dat: het wenselijk is de haalbaarheid te onderzoeken van gratis parkeren voor het vrijwilligerskader van de op de Sportboulevard gevestigde sportverenigingen; roept het college op: - in samenwerking met de Sportraad en de op de Sportboulevard te huisvesten sportverenigingen een voorstel te ontwikkelen in bovenstaande lijn; - de gemeenteraad over de uitkomst hiervan tijdig voor de behandeling van de begroting 2010 te rapporteren; en gaat over tot de orde van de dag.” (5)
36
In de het vorig jaar bij de begrotingsbehandeling aangehouden motie wordt het college opgeroepen “in samenwerking met het Drechtstedenbestuur de haalbaarheid te onderzoeken van het verlengen van de vaartijden van de waterbus tot rond middernacht en de raad en in afschrift de Drechtraad over de uitkomst hiervan te rapporteren.” Ik stel voor de aangehouden motie de letter A mee te geven en deze motie zo dadelijk als eerste in stemming te brengen. De heer HOOGERDUIJN: Mijnheer de voorzitter. Gelet op de recente cijfers van het Centraal Planbureau is er alle reden de werkloosheid zo veel mogelijk te beperken, de gevolgen daarvan op te vangen en uiteraard ook de economie waar dat mogelijk is te stimuleren, regionaal maar vooral ook plaatselijk. De financiële huishouding van de gemeente zal in de komende jaren sterk onder druk staan. Wat ons betreft zijn dit de belangrijkste kaders in deze Kadernota. Over de recessie en de financiële huishouding van de gemeente wil ik de volgende opmerkingen maken. Onze fractie heeft sinds november van het vorig jaar op diverse manieren aandacht gevraagd voor de gevolgen en maatregelen in het kader van de economische recessie. Wij zullen hetgeen wij daarover eerder gezegd hebben vandaag niet herhalen, maar willen wel wijzen op de zeer recente brief van het Drechtstedenbestuur naar aanleiding van een enige tijd geleden georganiseerde discussieavond over de gevolgen en maatregelen in het kader van de recessie. De kop boven deze recente brief spreekt ons aan, “Samenwerking als strategie”, wij vinden de inhoud van deze brief inspirerend. Hieraan voegen wij een zeer recent niet te negeren signaal van het OCD, het Onderzoek Centrum Drechtsteden toe, ik citeer: “Dordrecht kent in verhouding tot vele andere gemeenten een groot aantal banen in de meest conjunctuurgevoelige sectoren. Dit profiel maakt Dordrecht in de huidige economische crisis extra kwetsbaar. Vooral de vele laagopgeleiden en jongeren hebben een relatief kleine kans op een baan.” Wij maken ons zorgen over de maatschappelijke gevolgen, vooral over de sociale zekerheid. Ook wijzen wij op de recente tien speerpunten, die erop zijn gericht de Drechtstedeneconomie te versterken, afkomstig van de Werkgevers Drechtsteden. Dit maatregelenpakket economische recessie is gericht op stimuleren en investeren en is overhandigd met een toelichting, die ook voor onze gemeente aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Graag vernemen wij hierop een duidelijke reactie van het college van burgemeester en wethouders, maar niet vanuit de portefeuille financiën. Wij dringen er hoe dan ook op aan dat het college van Dordrecht er de komende tijd een forse schep bovenop doet en dit na de zomer, bij de aanstaande begrotingsbehandeling, te merken zal zijn. Voor ons zijn daarbij de volgende trefwoorden van belang: rentmeesterschap, duurzaamheid, innovatie en solidariteit vanuit het principe van de sterkste schouders. Overigens liggen veel investeringsvoorstellen al geruime tijd op de plank. Wij doen het college graag de suggestie doelgericht de turbo aan te zetten en nog in deze raadsperiode voor definitieve besluiten te zorgen. Vooral van wethouder Lagendijk hebben wij in dit verband hoge verwachtingen, onder andere voor wat betreft het Hofkwartier. Het is natuurlijk wel de vraag hoe wij de financiële huishouding van de gemeente gezond kunnen houden. Pal tegenover elkaar staan extra investeren in financieel onzekere tijden en de noodzaak tot ombuigen in plaats van extra investeren, omdat doorrekening van de zogenaamde meicirculaire laat zien dat de gemeente de broekriem strak moet aanhalen. Wij zeggen de wethouder dank voor de vanmiddag door hem gegeven informatie, een passende reactie die tegemoetkomt aan de positie van de gemeenteraad. De algemene uitkering uit het Gemeentefonds gaat op termijn achteruit, met hard oplopende verschillen richting 2013, tot bijna € 5 miljoen. Een dikke min dus. Omdat de gemeentebegroting en de meerjarenraming grotendeels op de meicirculaire zijn gebaseerd, zal bij de nadere uitwerking van de Kadernota in het najaar moeten blijken hoe wij ervoor staan. Bovendien zijn er diverse andere onzekerheden en toenemende risico’s, die het sombere financiële perspectief wellicht nog zullen versterken. In de Kadernota is een rij van punten vermeld waarover nog duidelijkheid moet komen.
37
Overigens wil ik de wethouder graag dankzeggen voor zijn toezegging in de adviescommissie, dat de raad tijdig – voor de begrotingsbehandeling – zal worden betrokken bij de gang van zaken rond de zogenaamde brede doorlichting. Wij vinden het prima dat deze week al een rapportage bij het college ligt met voorstellen die € 10 miljoen moeten opleveren. Wij zijn van mening dat het Service Centrum Drechtsteden, waarover vanmiddag al is gesproken, bij deze toelichting moet worden meegenomen en vernemen hierop graag de reactie van de wethouder. Het onderhoud van de wegen. Naar aanleiding van recente inspecties is sprake van schrikbarende conclusies. Het blijkt te gaan om investeringen die enkele tientallen miljoenen euro’s zullen vergen. In het investeringsvoorstel lezen wij: “De vertaalde resultaten vergen omvangrijke niet mogelijke investeringen.” Om die reden heeft het college voor de zogenaamde minimale variant gekozen met, in afwijking van de huidige werkwijze, dekking voor slechts een paar jaar. Over verantwoord wegbeheer zullen wij het nu niet hebben, maar omdat iedere informatie hierover ontbreekt, wil ik u vooruitlopend op de Wegennota wel de vraag voorleggen hoeveel miljoenen het wegenonderhoud extra zal kosten als door de raad, in verband met meer kwaliteit, de beleidskeuze wordt gemaakt de huidige werkwijze te continueren. Waarom geen dekking voor de wat langere termijn? Naar onze mening kan een indicatie van de met het wegenonderhoud gemoeide kosten op dit moment niet ontbreken. Bovendien is dit misschien een mooi moment voor extra investeringen in verband met de recessie. Onze conclusie is, dat in de komende periode sprake zal zijn van ingrijpende en nauwelijks te beïnvloeden ontwikkelingen met verstrekkende gevolgen. Op diverse punten moet er nog duidelijkheid komen en van tegenvallende inkomsten en uitgaven zal allicht sprake zijn. Daarbij komt, dat in de afgelopen jaren in Dordrecht de slagroom op de taart nadrukkelijk afkomstig was van het zeer hoge ENECO-dividend. Hebben wij goed begrepen dat dit in de komende periode anders zal liggen? Voorts nog een opmerking over bijlage 1 betreffende de investeringsvoorstellen. Uiteraard willen wij de vergadering van de adviescommissie van de vorige week inhoudelijk niet overdoen, maar wij willen wel opmerken dat het voorstel inzake alcoholgebruik door jongeren te beperkt lijkt. De wethouder vragen wij om een nadere toelichting op dit punt. Wij gaan ervan uit dat er hoe dan ook geld zal komen voor de programmering van de nieuwbouw van het Dordts museum. Als daarvoor geen geld beschikbaar komt, moeten wij geen geld in nieuwbouw stoppen. In het verlengde van onze inbreng in de adviescommissie wil onze fractie de wethouder om een nadere toelichting vragen op de afbouw van het sociaal programma van Oud-Krispijn, dit in relatie tot de herstructurering die naar onze mening nog minstens vijf jaar zal duren. Verder hebben wij nu geen op- of aanmerkingen en ook geen alternatieve investeringsvoorstellen afgezien van onze oproep tot het nemen van extra maatregelen in verband met de recessie en onze opmerkingen over wellicht meer geld voor het onderhoud van de wegen. Bijlage 1 vinden wij een prima mix, wij zijn van mening dat goed rekening is gehouden met de actuele financiële en economische situatie. De heer TIEBOSCH: Mijnheer de voorzitter. Ook wij willen de vergadering van de adviescommissie van de vorige week niet overdoen. Wij zouden graag zien dat in 2010 voor een andere behandelwijze van de Kadernota wordt gekozen: de kaders vooraf door de raad laten vaststellen en niet te krampachtig procedureel nummers afhameren. De inhoudelijke discussie vinden wij belangrijker. De acute opdracht aan de gemeenteraad is een fatsoenlijke lokale samenleving te houden. Het wordt er niet beter op. De gemeenten zijn de frontsoldaten in deze economische crisis, zij merken de gevolgen direct en de grote vraag hoe lang deze crisis zal gaan duren kan niemand beantwoorden. Voor onze fractie is duidelijk dat geen tijd verloren mag gaan. Wij kunnen de maatregelen die de gemeente moet nemen – investeringen en onderhoudsplannen uitvoeren om de economische dynamiek te stimuleren – niet over de 38
verkiezingen heen tillen. Afgelopen dinsdag heeft de wethouder van financiën in de adviescommissie aangegeven, dat wat hem betreft zelfs wordt getemporiseerd om de noodzakelijke uitgaven te kunnen betalen. Bij de behandeling van het stadsjaarverslag 2008, de vorige maand, hebben wij geconstateerd dat in 2008 € 76 miljoen door de gemeente moest worden geleend om over de benodigde liquiditeiten te kunnen beschikken. Voor de goede orde: de budgetten waren er wel, maar de liquiditeiten waren er op dat moment niet, onder andere als gevolg van het invoeren van het Service Centrum Drechtsteden. Het college heeft toen in zijn beantwoording aangegeven dat niet uitgesloten mag worden, dat nog meer zal worden geleend. De rente is immers laag. Het college zou geld kunnen lenen voor noodzakelijk onderhoud waarvoor de budgetten nu al zijn geregeld. De heer Van Steensel heeft aangegeven dat de onderhoudsbudgetten voor het vastgoed op orde en beschikbaar zijn. Bij de begroting 2010 worden nog meer budgetten voor onderhoud geregeld. Het budget is er, maar de liquiditeiten ontbreken klaarblijkelijk. De heer WEIDEMA: Wat betekent dit in uw ogen? De heer TIEBOSCH: Daarover hebben wij bij de behandeling van het stadsjaarverslag al gesproken. De heer WEIDEMA: Ik doel op de oproep toch te investeren. Wat betekent dat voor de voorstellen die in deze Kadernota staan? De heer TIEBOSCH: Ik reageer op de opmerking van de wethouder, dat door het college wordt getemporiseerd om de noodzakelijke uitgaven te kunnen doen. Het gaat onze fractie erom dat de onderhoudsplannen, voor de uitvoering waarvan in voldoende mate bestemmingsreserves beschikbaar zijn, op dit moment mogelijk nog niet in liquiditeiten zijn vertaald, maar dat het vorig jaar ook aan de orde was en daarvoor toen tegen betaling van een redelijk rentepercentage een oplossing is gevonden. Dat is wat ik naar voren heb willen brengen. Ik wil ook nog even terugkomen op de aanbestedingsdiscussie van afgelopen dinsdag. Wethouder Van Steensel heeft ons voorstel als ‘onzin’ betiteld, maar wij willen dat het college krachtig inzet om er binnen de mogelijkheden van de Europese en eigen aanbestedingsregels voor te zorgen, dat zoveel mogelijk werk door aannemers uit de buurt kan worden uitgevoerd. Het is een reële mogelijkheid, als je die hebt, naar raamcontracten te kijken en op het moment waarop de einddatum in zicht is aan te geven dat die contracten niet zullen worden verlengd om ervoor te zorgen dat ook kleinere ondernemers voor Dordrecht aan de slag zullen kunnen gaan. Nu is het zo, dat door het afsluiten van grote contracten, de zogenaamde raamcontracten, de omzeteisen voor opdrachtnemers zo hoog zijn, dat het midden- en kleinbedrijf nooit direct een opdracht voor de gemeente kan uitvoeren. De multinationals die wel een contract met de gemeente konden sluiten knipten die opdrachten vervolgens weer op, waarna zij via onderaanbesteding, dus voor veel minder geld, toch bij het MKB terecht kwamen. Met deze wijziging kan het MKB meedingen naar grotere opdrachten voor Dordrecht. Dus: goed nieuws voor de ondernemers. Wat ons betreft zal de gemeente er ook voor moeten zorgen dat naar tevredenheid uitgevoerde prestaties binnen 30 dagen worden betaald. Zo gaan wij met elkaar om in dit land. In de Kadernota wordt vooral ingegaan op het gezond houden van de financiële huishouding. Ik heb de Kadernota ‘degelijk, saai en betrouwbaar’ genoemd. Wij zijn van mening dat in de nota te weinig stimulerende maatregelen voor de Dordtse economie zijn opgenomen en geen antwoord wordt gegeven op de vraag hoe de effecten van de recessie voor de kwetsbare groepen kan worden beperkt. Een nog massievere inzet van het Drechtstedenbestuur en van ons is nodig om de schuldhulpverlening krachtiger in te zetten. De fractie van ECO-Dordt/D66 dient een motie in, die erop is gericht bij de begroting 2010 van het college te vernemen hoe het invulling wil geven aan de gemaakte afspraak tussen de VNG en de sociale partners. Wij hebben deze motie en de VNG-brief gisterenavond al aan iedereen uitgereikt. 39
Het voorstel van de VVD betreffende bouwleges klinkt ons sympathiek in de oren, maar wij zijn wel van mening dat het college in de Kadernota duidelijker had moeten aangeven dat het de motie van de raad uitvoert en het effect van het in rekening brengen van leges aan woningbouwverenigingen in de begroting 2010 zichtbaar zal worden. Dan zal duidelijk worden of een verhoging van 2,51% nodig zal zijn. Ook wat ons betreft moeten de bouwleges kostendekkend zijn en moet iedereen zijn wettelijk deel betalen. Wij hebben begrepen dat nieuwe PALT-afspraken in de maak zijn. Dat had ook vermeld kunnen worden. Gaarne vernemen wij van het college of het effect van de motie in de begroting 2010 zichtbaar zal zijn. Ik wil ook nog even op de systematiek ingaan. Het gemiddeld resultaat op de bouwleges van vier jaar is het uitgangspunt bij het bepalen van de tarieven. Naast het voorstel van de VVD daarnaar onderzoek te doen, dat wij zullen steunen, zou ook kunnen worden gedacht aan het instellen van een vereveningsfonds. Nu is het zo, dat iedere min of plus in een boekjaar wordt afgedaan. Wij worden wel iedere keer geconfronteerd met wat in vier jaar is gebeurd, maar wij beginnen nu ieder jaar op nul. Dat brengt mij bij het onderwerp alcohol en jeugd, waarvoor de VVD ook aandacht heeft gevraagd. De raad heeft een besluit genomen, namelijk pakket C. Klaarblijkelijk was in het raadsbesluit geen dekking aangegeven voor de benodigde € 144.000,-. De raad had daarop bij het nemen van dat besluit kunnen worden gewezen, maar dat is helaas niet gebeurd. Voorgesteld is een andere intensivering te schrappen, maar daarvoor willen wij niet kiezen. In de Kadernota is hiervoor al € 74.900,- geregeld en wij stellen voor de ontbrekende € 69.100,- ten laste van de algemene reserve te brengen. Dit is immers een incidentele uitgave, omdat na één jaar zal worden geëvalueerd. Uiteraard zijn wij van mening dat doublures moeten worden uitgesloten. Ik verwijs hierbij naar de activiteiten van de GGD. Wij vinden het jammer dat het college deze nu pas in beeld heeft. Voor wat betreft de Voorstraat-Noord vragen wij het college ter hoogte van de Torenstraat voor een veilige oversteekplaats te zorgen. Wij hebben dit verzoek al een aantal malen met wethouder Van den Oever besproken. Wij zien deze oversteekplaats echter niet in de outcome van het programma staan. Deze oversteekplaats zal niet alleen de veiligheid bevorderen, maar ook het ondernemersklimaat op de Voorstraat-Noord stimuleren. Voor dit soort maatregelen is in het kader van Duurzaam Veilig subsidie beschikbaar, het restant moet uit het programmabudget te dekken zijn. Onze fractie is van mening dat met nog meer ambities moet worden ingezet op realisering van het Hofkwartier. Niet alleen meer inzet op het programma, maar ook op de buitenruimte, om te beginnen met het op het Hof in mobiele bakken plaatsen van bomen. Bij de definitieve inrichting van het Hof zullen wij ervoor kunnen zorgen dat de bomen weer terugkomen. Zij hebben er altijd gestaan en wij missen hun karakteristieke uitstraling. Bij de bespreking van het stadsjaarverslag zijn wij bij het behandelen van de templates geconfronteerd met een prognose 2008, die voor het Hofkwartier uitgaat van € 45 miljoen. In de Kadernota is de prognose Hofkwartier naar, uit mijn hoofd gezegd, ongeveer € 36 miljoen gezakt. Wat ons betreft gaan wij terug naar de oorspronkelijke € 45 miljoen. Wij willen meer ambitie. De prognose van het Grondbedrijf is het meest heldere verhaal dat wij ooit over dat onderwerp hebben gelezen. Onze complimenten daarvoor. Onze fractie wil wel haar zorgen uitspreken over de enorme grondvoorraad voor een bedrag van rond de € 18,2 miljoen. Kunnen wij dat geld nog terugverdienen? In de prognose van het Grondbedrijf wordt daarover veel gezegd en toegezegd is dat daarnaar in het komend jaar onderzoeken zullen worden gedaan en de raad over de terugverdienmogelijkheid zal worden gerapporteerd. Wij wachten die rapportage af. De VOORZITTER: Door de fractie van ECO-Dordt/D66 is de volgende motie ingediend:
40
“De raad van de gemeente Dordrecht, in vergadering bijeen op 7 juli 2009; overwegende dat: - de reeds voorspelde economische crisis heden in Nederland en elders in de wereld een feit is en nog geen zicht is op de omvang en de duur van deze crisis; - de gevolgen van de economische crisis steeds duidelijker worden, bedrijven in de gemeente Dordrecht hierdoor in financiële problemen komen en de werkgelegenheid onder druk komt te staan; - de werkloosheid hierdoor stijgende is en vaker beroep zal worden gedaan op de Wet Werk en Bijstand; - de jeugdwerkloosheid groeiend is; - dit ook geldt voor inwoners met hun werkterrein buiten de gemeente Dordrecht; - dit ook geldt voor zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers); - de regering de gemeenten al eerder heeft opgeroepen het investeringsniveau op peil te houden om daarmee de negatieve effecten van de economische crisis te beperken; - de gemeente de komende tijd meerdere infrastructurele en onderhoudsprojecten wil gaan uitvoeren; - hiervoor financiële middelen aanwezig zijn of in de begroting 2010 beschikbaar komen; - het kabinet op 25 maart 2009 een akkoord sloot met werknemers en werkgevers over het terug dringen van de werkloosheid; - de VNG in mei 2009 een akkoord sloot met de sociale partners met een speciale rol voor de gemeenten met als aandachtspunten (bron VNG): • investeren werkgelegenheid; • zorgen dat mensen aan het werk kunnen blijven; • gebruikmaken van kansen op de arbeidsmarkt; • jongeren op de arbeidsmarkt/voorkomen langdurige jongerenwerkloosheid; • ondersteuning zelfstandigen zonder personeel; • financiering en implementatie; verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. voor de begrotingsbehandeling 2010 de gemeenteraad te informeren over de betekenis van het akkoord van mei 2009 tussen VNG en sociale partners voor de gemeente; 2. in de begroting 2010 de gemeenteraad in het kader van genoemd akkoord concrete voorstellen te doen, die bijdragen aan een economisch herstel, voorbeelden: • investeren in duurzaamheid; • woningbouw prioriteit geven; • versneld uitvoeren van herstel van wegen en andere onderhoudsprojecten; 3. getroffen inwoners/bedrijven/ZZP’ers actief (gericht of via de media) te benaderen met mogelijkheden tot ondersteuning, voorbeelden: • bijstand in het kader van besluit bijstandsverlening ondernemers; • uitvoeren maatregelen van de regering; en gaat over tot de orde van de dag.” (6) De VOORZITTER: Ik stel voor de eerste ronde af te maken, daarna te inventariseren welke uitgangspunten nog bespreking in eerste termijn behoeven en vervolgens te schorsen. Ik heb reden aan te nemen dat dat rond half zes mogelijk zou moeten kunnen zijn. De heer NEDERPELT: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben niet zo’n lang verhaal. GroenLinks stelt vast dat sprake is van een recessie en een milieucrisis. Wij kijken naar mensen en middelen, daaraan meten wij alles af. Op die manier hebben wij ook naar de Kadernota en de in de bijlagen vermelde bedragen gekeken. Uit de Kadernota blijkt dat € 1,2 miljoen extra wordt bestemd voor vijf sociale projecten: de vrouwenopvang, de aanpak van het alcoholgebruik, de WVG, de wijkeconomie en Bibelot. Als daarbij de onttrekking voor Dordt-West wordt betrokken, blijkt dat in de begroting 2010 € 1,3 miljoen minder aan sociaal beleid wordt uitgegeven, dit in een tijd waarin het sociaal beleid en de werkgelegenheid moeten worden gestimuleerd.
41
Verder is ons gebleken dat veel gelden worden gereserveerd voor de wegen voor aanpassingen buiten de polders en de provinciale weg, tot een bedrag van bijna € 5,3 miljoen. Voorts wordt € 8,5 miljoen gereserveerd voor cultuur, € 700.000,- voor natuur, voor het milieu € 10.000,- en voor de Voorstraat-Noord € 250.000,-. Voor goed bestuur is nog eens € 800.000,- nodig. Als je heel snel kijkt, zie je dat veel geld wordt uitgegeven aan het voortzetten van lopende projecten, niet of weinig wordt geïnvesteerd in zaken die het milieu ten goede komen en ook niet wordt gezocht naar een manier om daarvoor synergie te bewerkstelligen. De heer WEIDEMA: Heeft de heer Nederpelt ook gekeken naar de lopende begroting en de uitgaven die worden gedaan? Wij kunnen wel alleen naar deze Kadernota kijken, waarin de extra investeringen staan, maar wij geven ook veel geld uit aan lopende zaken. De heer NEDERPELT: Natuurlijk hebben wij daarnaar gekeken. De heer WEIDEMA: Dan kloppen de cijfers niet. Als u de cijfers bij elkaar optelt… De heer NEDERPELT: Wij hebben de cijfers uit de Kadernota gehaald. De Kadernota geeft een richting aan voor wat betreft de wijze waarop de begroting zal worden ingevuld. Omdat ik aanneem dat wij het voorstel van de VVD over de bouwleges na de schorsing zullen bespreken, zal ik daarop nu niet ingaan. Voor de vrouwenopvang, waarover wij in de commissie hebben gesproken, wil ik met nadruk aandacht vragen. Er is sprake van dat daarvoor in 2010 incidenteel geld beschikbaar zal worden gesteld. Wij hebben al vaker tot uiting gebracht dat het geweld toeneemt, dit een steeds belangrijker maatschappelijk probleem wordt en een eenmalige financiering van de vrouwenopvang niet voldoende is. Wij zouden graag zien dat hiervoor een langetermijnfinanciering wordt gevonden en kijken uit naar voorstellen die de wethouder daarvoor zal voorbereiden. Bij de behandeling van de begroting zullen wij de invulling daarvan nadrukkelijk bekijken. Voor wat betreft het alcoholgebruik door jongeren sluiten wij ons aan bij de woordvoering van de VVD. Het vorig jaar is door de VVD en GroenLinks een motie ingediend, die op de oprichting van de AFAC was gericht, en toen is toegezegd dat de kosten en de mogelijke baten voor de Kadernota bekend zouden kunnen zijn. In de voor ons liggende Kadernota hebben wij daarvan niets teruggezien. Wij verwachten dat de behandeling in september er mogelijk toe zal kunnen leiden dat dit in de begroting 2010 zal worden meegenomen. De VOORZITTER: Ik meen mij te herinneren dat wij de raad een brief over de AFAC hebben gestuurd en de toezegging is gedaan, dat daarover in de Dordtse Kamer zal worden gesproken. De heer NEDERPELT: Wij hebben daarover inderdaad een brief ontvangen en wij zullen daarover in september in de Dordtse Kamer discussiëren, maar de gevolgen daarvan moeten wel… De VOORZITTER: Ik begrijp wat u bedoelt. De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter. De Kadernota 2010 is naar de mening van de VSP een overzicht van de diverse disciplines. Met het financiële perspectief en de dekkingsmaatregelen, die door de auditcommissie in een positief rapport zijn weergegeven, kunnen wij instemmen.
42
Zo te horen hebben alle fracties wensen en plannen. Wij zouden graag zien dat er meer aandacht is voor het realiseren van wijkgerichte zorginstellingen, starterswoningen en ouderenhuisvesting. Het aantal ouderen dat zorg zal vragen zal toenemen. Dat sprake zal zijn van een beperkte lastenstijging vinden wij wel aardig, maar wij zouden liever hebben gezien dat de lastenstijging op nul zou zijn bepaald. Elke lastenstijging voor de burger is in deze tijd te veel. Vele grote projecten gaan van start. Wij menen u erop te moeten wijzen dat eerst moet worden overlegd over de vraag wat echt nodig en betaalbaar is. Hierbij denken wij ook aan de Wegennota. De wijkeconomie vraagt veel aandacht. Dat geldt zeker voor Krispijn, Wielwijk en Crabbehof. Wij zijn het daarmee eens en ook het sociale programma spreekt ons aan. Daar moet goed geld bij want dat is hoogst noodzakelijk. Wij stellen vast dat vele winkeliers en andere ondernemers in onze stad het moeilijk hebben. Kijk maar naar de winkels die worden gesloten. Wij horen dat regelmatig. Wij stellen u voor na te denken over de mogelijkheid de precariorechten die de ondernemers moeten betalen voor een periode van twee jaar te bevriezen. Er zijn ondernemers die daarvoor aardig veel moeten betalen. Over de wijkeconomie heb ik al iets gezegd. Ik wil u vragen ook op de andere, niet genoemde wijken te letten. Zet u ook eens economisch in voor Sterrenburg III. Daar wonen vele ouderen en wijkvoorzieningen, zoals een goede supermarkt, willen daar maar niet van de grond komen. Wij moeten daaraan meer aandacht besteden, misschien is er wel een Amerikaan die daar intrapt. Ook wij maken ons zorgen over de parkeertarieven op de Sportboulevard. De door het CDA hierover ingediende motie is erop gericht de vrijwilligers tegemoet te komen. Dat vind ik een prima zaak. De VVD-fractie heeft in de door haar ingediende motie aangegeven dat zij vergelijkbare avond- en weekendregelingen wenst. Dat voorstel is een goede aanzet, maar wij zijn er niet helemaal blij mee. Overdag wordt immers ook veel gesport, zeker door ouderen die van hun AOW moeten rondkomen. Onze motie gaat verder. Als de parkeertarieven op de Sportboulevard behoorlijk hoog zullen zijn, zal het sociale aspect zeker een deuk oplopen. Over de financiering behoeft men zich geen zorgen te maken. In onze motie wordt voorgesteld € 1,- per keer te vragen. Voor dat bedrag zal men de auto voor onbepaalde tijd mogen parkeren. De sporters zullen hun bezoek aan de Sportboulevard dan niet tot één keer per week beperken, maar vele malen vaker gaan, zodat vele euro’s meer in de kas zullen komen en de gezondheid zal… De heer RAKHORST: Is dan geen sprake van een lastenverzwaring voor de sporters? Wie betaalt die euro? De heer TAZELAAR: Die euro wordt betaald door de actieve sporters. In onze motie is dat aangegeven. De heer SOY: Welk tarief geldt voor de mensen die iets minder actief sporten? De heer TAZELAAR: Dat is ook goed, dat maakt mij niet uit. Als ze maar sporten. Het invoeren van een tarief van € 1,- zal de gezondheid ten goede komen. Wij hebben vanmiddag veel leuke dingen gehoord. Het leukste is dat wij instemmen met de Kadernota. De VOORZITTER: Door de fractie van de VSP is de volgende motie ingediend: “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 7 juli 2009 ter bespreking van de Kadernota 2010; 43
overwegende dat: voor wat betreft het sporten op de in aanbouw zijnde Sportboulevard voor vele sporters de parkeertarieven een belemmering zullen zijn om actief deel te nemen aan de daar geplande sporten; is van mening dat: het parkeerbeleid geen uitstroom mag veroorzaken naar andere sportaccommodaties in de regio en het sporten voor iedere burger betaalbaar moet blijven; verzoekt het college van burgemeester en wethouders: de parkeerkaartjes van actieve sporters aan de kassa om te wisselen voor een uitrijkaart ongeacht de duur van de parkeertijd en hiervoor € 1,- te vragen’; en gaat over tot de orde van de dag.” (7) De heer KARAPINAR: Mijnheer de voorzitter. Ik sluit mij wederom aan bij de woorden van GroenLinks. De VOORZITTER: Omdat niet veel vragen aan het college zijn gesteld, zou ik willen voorstellen dat het college de gestelde vragen nu beantwoordt. De fracties hebben tijdens de schorsing de gelegenheid over de moties te beraadslagen. Wethouder SPIGT: Mijnheer de voorzitter. De heer Wagemakers van BVD, die een vraag heeft gesteld over de aanpassing van de formatie van de Sociale Dienst, wil ik erop wijzen dat de berekening van de formatie van de Sociale Dienst twee jaar achterloopt bij de feitelijke toerekening van de budgetten voor de formatie. Dat betekent dat voor de formatie 2009 de peildatum 2007 is gehanteerd. Omdat in 2007 sprake was van een daling van het aantal mensen in de bijstand, krijgen wij nu een doorrekening van de korting op de formatie die wij in 2009 nodig hebben. Dat is de systematiek die met het rijk is afgesproken, maar het is duidelijk dat die systematiek ons, gelet op de oplopende werkloosheid, voor een probleem stelt. Voorts is sprake van een korting op de keten, ketenbreed, dus de samenwerking met het UWV. Wij hebben afspraken gemaakt die een efficiëntere werkwijze moeten opleveren en er is een taakstelling in de richting van de gemeenten gekomen, die door de Sociale Dienst in de begroting zal moeten worden verwerkt. Gelet op het feit dat wellicht extra mensen nodig zullen zijn om in deze tijd van crisis tot een goede dienstverlening te kunnen komen, hebben wij afgesproken dat wij een businesscase zullen maken van de door ons gemaakte afspraken en wij zullen proberen nog voor de behandeling van de begroting 2010 invulling te geven aan de gevolgen van een en ander voor de formatie en de wijze waarop wij een structurele bezuiniging op de formatie zullen kunnen realiseren. Daarnaast zullen wij proberen een doorzicht naar de toekomst te geven om te voorkomen dat de bij formatiesamenstelling van een sterk schommelend beeld sprake zal zijn. Dat is de opgave waarvoor wij staan. Omdat wij de opdracht nog niet gereed hebben, hebben wij met de portefeuillehouder financiën afgesproken dat hiervoor een p.m.-post wordt opgenomen. Zodra de businesscase zal zijn afgerond, zullen wij in staat zijn de effecten van een en ander te duiden. Dit is de verklaring voor de op pagina 11 opgenomen tekst over de Sociale Dienst. Op een vraag van de heer Hoogerduijn kan ik antwoorden dat op landelijk niveau afspraken zijn gemaakt tussen de VNG, het Rijk en de sociale partners, die erop zijn gericht dat ten behoeve van de bestrijding van de crisis extra middelen beschikbaar worden gesteld. Ik doel onder andere op een bedrag van € 130 miljoen, dat rechtstreeks naar de schuldhulpverlening gaat. Over de wijze waarop deze middelen besteed zullen worden, zal in de septembercirculaire duidelijkheid worden gegeven. Als het goed is, heeft mevrouw Klijnsma de Kamer deze week een brief gestuurd over het in preventieve zin investeren in extra schuldhulpverleningstrajecten. Op dit moment wordt door de Sociale Dienst op basis van een aantal voorstellen op het gebied van schuldhulpverlening een geoperationaliseerd pakket neergezet, dat wij in september zullen kunnen bespreken. Voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid is € 153 miljoen beschikbaar. Dat bedrag zal worden verdeeld over dertig arbeidsmarktregio’s. Onze regio zal een deel van de € 153 miljoen ter beschikking krijgen en zal samen met brancheorganisaties, onderwijs, UWV, de uitzendbranche en re-integratiebureaus afspraken maken over de inzet daarvan. In dat 44
kader zal worden gesproken over leerwerktrajecten tot aan bijvoorbeeld het realiseren van wat landelijk ‘crisis-BBL-plekken’ genoemd wordt. Waar bijvoorbeeld in het bedrijfsleven BBL-plekken uitvallen, zullen extra middelen beschikbaar worden gesteld voor het kunnen handhaven van de BBL-plekken. Een ander belangrijk onderdeel van het pakket wordt gevormd door de met het MBO gemaakte afspraken, die erop zijn gericht dat in het komend jaar zoveel mogelijk leerlingen aan het onderwijs zullen worden gebonden. Dat kan betekenen dat tussentijdse instroom mogelijk zal zijn in het schoolprogramma van het MBO en voor de dekking van de daarmee gemoeide kosten zijn extra middelen beschikbaar. De heer HOOGERDUIJN: Ik vind de beantwoording door de wethouder zeer verhelderend, ik wil hem nog wel een vraag stellen. De wethouder heeft aangegeven dat nog afspraken moeten worden gemaakt. Wij zijn daarin erg geïnteresseerd en willen hem verzoeken ons daarover na de zomervakantie nader te informeren. Misschien is het mogelijk daarover in de adviescommissie met elkaar te discussiëren, hieraan zitten natuurlijk ook politieke aspecten. Wethouder SPIGT: Het is belangrijk dat wij voor deze regio voor wat betreft de inzet een plan van aanpak hebben gemaakt en het ministerie in dat kader voor 2009 vooralsnog een toezegging van € 1,7 miljoen heeft gedaan, wat betekent dat wij dat bedrag in de komende maanden in deze regio zullen kunnen besteden. Het plan van aanpak dat in september, direct na de zomervakantie, met de raad zal worden besproken, is niet alleen ambtelijk opgesteld, ook de Werkgevers Drechtsteden hebben daarin een inbreng gehad. Een groot aantal van de tien punten die de Werkgevers Drechtsteden ons hebben aangereikt is in dat plan verwerkt en zal terugkomen in projecten die tezamen met brancheorganisaties zullen worden uitgevoerd. Landelijk wordt ook geprobeerd afspraken met brancheorganisaties te maken. De metaalwerkgevers zijn bijvoorbeeld erg geïnteresseerd in het samen met de gemeenten bekijken hoe zij de instroom van jongeren in de metaalsector kunnen handhaven, ondanks het feit dat sprake is van een crisis. De gesprekken hierover, die goed vlotten, zullen moeten leiden tot een arrangement waarvan wij in deze regio zullen kunnen profiteren. In de motie wordt vooruitgelopen op de bespreking van het plan van aanpak, die direct na de zomer aan de orde kan zijn. De heer TIEBOSCH: Bij interruptie: de Kadernota loopt natuurlijk sowieso vooruit! Wethouder SPIGT: Dat is juist. Ik zou graag met de raad willen afspreken, dat wij het plan van aanpak ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid en de invulling van de met de VNG gemaakte afspraken in onze regio direct na de zomer met elkaar zullen bespreken. Als de raad van mening is dat de gemaakte afspraken onvoldoende zijn, kan alsnog een motie worden ingediend. De heer TIEBOSCH: Mijnheer de voorzitter. Ik ben blij met de toezegging van de wethouder, maar wil hem er wel op wijzen dat de door ons ingediende motie niet alleen betrekking heeft op de jeugdwerkloosheid. Wethouder SPIGT: Op de andere onderdelen zal collega Kamsteeg ingaan. Voor wat betreft de investeringen verwijs ik naar de brief die collega Van Steensel aan de VNG heeft verzonden om aan te geven welke projecten door de gemeente Dordrecht genoemd worden als bijdrage aan de bestrijding van de crisis. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. De uitgedeelde complimenteren incasseer ik namens het college graag en zal ik doorgeven aan de mensen die daarop recht hebben. Allereerst wil ik een enkele opmerking maken over de financiële systematiek richting de regio, waarover de heer Weidema een vraag heeft gesteld. Wij kennen de accressystematiek, wat betekent ‘samen de trap op, maar ook samen de trap af’. In de komende jaren zal dat aan de orde zijn. Daarnaast – dat is veel belangrijker – gaat ook de regio deelnemen aan het traject van de brede doorlichting. Desgewenst, als de raad ons daartoe uitnodigt, kunnen wij daarover ook vanuit het regionaal perspectief iets zeggen. Het SCD, 45
waarover de heer Hoogerduijn een opmerking heeft gemaakt, zal in dit kader uiteraard ook aan de orde komen. Eerder dit jaar heb ik toegezegd dat de nota Grondbeleid na de zomer gereed zal zijn. Het lijkt mij goed aan die toezegging een datum te koppelen. Ik zeg toe de nota uiterlijk aan het einde van dit jaar aan de raad te zullen voorleggen. Dat brengt mij bij de vraag over de Copernicusweg en de Leeuwstraat. Bij mijn weten is het bestemmingsplan al een aantal jaren in orde en de aanbesteding wordt nu voorbereid. Omdat van oktober tot maart niet in een dijk mag worden gegraven, is de planning dat de werkzaamheden in april 2010 van start zullen gaan. Naar aanleiding van de motie over het onderzoek naar het binnenklimaat wil ik naar voren brengen dat voor het primair en het voortgezet onderwijs verschillende regimes gelden. De gemeente is, ook in financiële zin, verantwoordelijk voor het primair onderwijs en dat geldt ook voor het onderhoud. Ieder jaar vinden cycli plaats waarin het net wordt opgehaald en schoolbesturen kunnen aangeven welk onderhoud nodig is. De desbetreffende aanvragen worden vervolgens getoetst aan de verschillende verordeningen die wij daarvoor hebben, dus ook aan de verordening die betrekking heeft op een gezond binnenklimaat, en als wij vaststellen dat er aanleiding is onderhoud te plegen, wordt dat door ons bekostigd. In het voortgezet onderwijs gaat dat anders. Het voortgezet onderwijs wordt geacht het onderhoud en het groot onderhoud zelf te bekostigen, met uitzondering van investeringen die nodig zijn omdat normen worden aangescherpt. Momenteel wordt landelijk een discussie gevoerd over de normen voor het binnenklimaat. Het lijkt erop dat de technische eisen die gesteld worden voor het realiseren van een gezonder binnenklimaat strenger zullen worden en daaraan zal geld worden gehangen. Dat betekent dat de schoolbesturen, die zelf een aanvraag zullen moeten indienen, eerder in aanmerking zullen komen voor een extra financiële bijdrage. Ik zeg toe dat wij bij de te houden ronde over het onderhoud expliciet aandacht zullen vragen voor deze mogelijkheid en de desbetreffende aanvragen van het primair onderwijs aan de op dat moment geldende normen zullen toetsen. De heer MERX: Kunt u zeggen of alle scholen op dit moment aan de normen voldoen? Wethouder VAN STEENSEL: Wij weten dat in meerdere oude gebouwen en zelfs ook in nieuwe gebouwen niet aan de normen voor het binnenklimaat wordt voldaan. Als het nodig is dat de gemeente daaraan een bijdrage levert, dan zullen wij dat uiteraard doen. Zeer recent heb ik van de PvdA-fractie informatie gekregen over problemen op het Koloriet voor wat betreft de hoogte van de temperatuur. Aan de aanpak van die problemen wordt op dit moment gewerkt. In de motie wordt ons gevraagd op 1 oktober iets op te leveren. De hoofden van de schoolbesturen zijn op dit moment niet bij onderhoudsplannen, maar bij het afronden van het cursusjaar. De scholen starten pas weer begin september en het is niet mogelijk alle gevraagde informatie in één maand op tafel te krijgen. Ik kan wel toezeggen dat wij in de reguliere cyclus expliciet aandacht zullen vragen voor vraagstukken op het gebied van het binnenklimaat en de resultaten met de gemeenteraad zullen delen. Ik verwacht dat wij die gegevens het volgend jaar bij de Kadernota beschikbaar zullen hebben, het zal niet mogelijk zijn dit voor de behandeling van de begroting 2010 rond te krijgen. Dat is geen onwil, maar heeft te maken met de tijd die nog beschikbaar is. De over de nieuwe Dordtse Biesbosch gemaakte opmerking is mij uit het hart gegrepen. Nu steeds meer mensen van dat gebied gebruik maken – ik kan iedereen aanraden daar eens te gaan kijken – zou het inderdaad aardig zijn als de exploitant van de gelegenheid daar ambitie ten toon zou spreiden waar het gaat om het warm welkom heten van de bezoekers. Daarvan is nog niet helemaal sprake en ik beschouw de oproep van de CDA-fractie, die naar ik veronderstel breed door de raad wordt gesteund, als een titel om eens met de exploitant te gaan praten over wat daar mogelijk is qua kleine voorzieningen, zoals water en wellicht verdergaande voorzieningen.
46
De vraag van de fractie van het CDA over de vaartijden van de waterbus is mij tegengevallen, omdat deze vraag duidelijk aangeeft dat het CDA in dit opzicht niet goed is aangesloten op de burgers in de regio c.q. de fracties uit de regiogemeenten. In 2008 is een proef gestart met het verlengen van de vaartijd van de waterbus tot ongeveer tien uur ’s avonds op vrijdag, zaterdag en zondag. Met de Dordtse horeca is vooraf afgestemd welke dagen het meest passend zouden zijn en er is voor een vaartijd tot tien uur gekozen, omdat de waterbussen na tien uur ’s avonds alleen mogen varen als zij op iedere motor over een tachograaf beschikken. Een waterbus heeft minstens twee motoren, wat betekent dat daarmee een flinke investering zal zijn gemoeid. Deze proef zal in principe twee jaar duren en inmiddels hebben enkele duizenden mensen van de langere vaartijd gebruik gemaakt. De proef is niet onopgemerkt voorbijgegaan. Om precies te zijn: inmiddels hebben 4024 mensen van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De gemeente Dordrecht betaalt de kosten van deze proef, die op jaarbasis € 61.000,-bedragen. De wens tot langer doorvaren is meegenomen in de nieuwe aanbesteding – als een wens en niet als een eis – en wij wachten af wat op dit punt uit de aanbesteding naar voren zal komen. Als het langer doorvaren niet in de aanbesteding zit, kunnen wij op basis van de resultaten van de proef uiteraard bezien of wij daarmee willen verder gaan. Het college is er nog niet in geslaagd de Wegennota op te hoesten, maar dat maakt volgens mij niet zo veel uit, omdat wij de eerste periode van een dekking hebben voorzien, een bedrag van € 4 miljoen. Het is onmogelijk dat bedrag in 2010 en 2011 al te verstoken. Mocht de raad op dit punt veel ambitieuzer zijn dan het college, dan is er niets op tegen de periode van vier jaar die wij nu hebben voorzien iets terug te brengen, zodat het geld bij het onderhoud aan de wegen niet het probleem is. Ik zou willen voorstellen dit bedrag daarvoor in de Kadernota te reserveren. De raad kan de Wegennota voor de begroting rustig bespreken en wij zullen vervolgens bezien of € 4 miljoen voldoende is. Het ENECO-dividend wordt inderdaad minder, maar wij moeten ons goed realiseren dat de dividenden die wij in de afgelopen jaren hebben ontvangen exceptioneel waren. Dit jaar krijgen wij, uit mijn hoofd gezegd, tussen de € 13,5 en € 14 miljoen in plaats van de € 19 miljoen die wij het vorig jaar hebben ontvangen. Het ENECO-dividend zit voor € 6 miljoen in onze begroting en naar mijn mening zal het nog wel even duren voordat het dividend onder dat bedrag zal zakken. Meerjarig zit het ENECO-dividend zelfs voor slechts € 2 miljoen in de begroting. Op dat punt zijn wij bij het opstellen van de begroting zeer terughoudend. De heer TIEBOSCH: Gaat u ervan uit dat wij de aandelen ENECO in bezit houden? Wethouder VAN STEENSEL: Ja. Dit is overigens een aparte discussie. Als wij de aandelen verkopen, krijgen wij een bedrag dat vermoedelijk hoger is dan één jaar dividend, dat wij op de bank kunnen zetten. Dat brengt mij bij mijn laatste punt. Naar aanleiding van de bijdrage van de heer Tiebosch moet ik vaststellen dat hij boekhouden en bankieren door elkaar haalt. Wij lenen inderdaad geld, dat doen wij regelmatig, het is uitstekend dat dat gebeurt en de lasten van zo’n lening moeten we in ons huishoudboekje opnemen. De inkomsten en uitgaven van de gemeente, de boekhouding, moeten met elkaar in evenwicht zijn, zelfs in het meerjarenperspectief. Het rijk kan het begrotingstekort laten oplopen, maar die truc kunnen wij niet toepassen. Wij moeten een meerjarig sluitend perspectief hebben. Als dat niet het geval is, spuugt de toezichthouder ons terecht op ons vestje. Onze begroting is meerjarig sluitend, af en toe lenen wij inderdaad geld en wij zetten ook wel eens geld uit. De heer TIEBOSCH: Ik haak in op wat u de vorige week hebt aangegeven. U hebt gezegd het gebruik van de budgetten voor noodzakelijk onderhoud te willen temporiseren, omdat u dat geld nodig hebt om andere noodzakelijke uitgaven te kunnen doen. Deze opmerking staat ook in de notulen van de vergadering van de vorige week. Wethouder VAN STEENSEL: Dat staat ook in de Kadernota.
47
De heer TIEBOSCH: Onze stelling is, dat de onderhoudsprojecten versneld moeten worden uitgevoerd. Klaarblijkelijk hebt u een liquiditeitsprobleem. Wethouder VAN STEENSEL: Vergeet even dat liquiditeitsverhaal. U verwart liquiditeit met de boekhouding. Wij hebben onderhoudsbudgetten gebruikt om onze meerjarenbegroting sluitend te maken. Dat hebben wij gedaan vanuit het perspectief dat er meer wensen zijn dan er geld is als wij niet tot dit type maatregelen komen. In de onderhoudsbudgetten zat ruimte als wij investeringen over de tijd uitsmeren en die ruimte is door ons gebruikt om investeringen die wij noodzakelijker vinden van een financiële dekking te voorzien. Mijns inziens leveren wij op deze wijze juist een bijdrage aan het versneld uitgeven van geld, omdat hiermee de vorming van potjes wordt tegengegaan. Met een gebrek aan liquiditeit heeft ons voorstel niets te maken. De heer TIEBOSCH: Krijgen wij bij de begroting nog een discussie over prioritering? Wethouder VAN STEENSEL: Wij doen u het voorstel in zeer beperkte mate – ik meen dat het om een bedrag van € 125.000,-- gaat – een aantal onderhoudsbudgetten uit te smeren en de op die wijze gecreëerde ruimte in te zetten voor de investeringsvoorstellen die wij hebben gedaan. Op die wijze is het mogelijk tot een sluitend perspectief te komen. De heer TIEBOSCH: Ik wil deze discussie graag vervolgen op het moment waarop wij de Wegennota beschikbaar zullen hebben en ik wil ook graag nog een keer over de onderhoudsprojecten praten. In de Kadernota wordt in dit kader nadrukkelijk over het vastgoed gesproken. Ik wil u verzoeken ook nog iets over het aanbestedingsbeleid te zeggen. Wethouder VAN STEENSEL: Wij hebben daarover met elkaar van gedachten gewisseld en hebben moeten vaststellen dat wij daarover van opvatting verschillen. Ik wil nog wel een keer herhalen wat ik daarover heb gezegd. Ik vind het onverstandig aanbestedingsprojecten te knippen om onder grenzen te komen, zodat wij onderhands aan aannemers in de regio kunnen gunnen. Mijns inziens moeten wij dat niet willen en moeten wij ons aanbestedingsbeleid om allerlei redenen overeind houden. Ik wil erop wijzen dat in dit gebied bedrijven zijn gevestigd die het juist van de Europese aanbestedingen moeten hebben. De heer TIEBOSCH: Misschien is het een optie daarover nog eens met elkaar te praten en te kijken naar andere gemeenten in Nederland die hun beleid op dit punt willen wijzigen. Als voorbeeld noem ik de gemeente Amsterdam. Misschien kunnen wij daarvan leren. De VOORZITTER: Ik veronderstel dat dit debat nog zal worden voortgezet. Wethouder KAMSTEEG: Mijnheer de voorzitter. De heer Hoogerduijn heeft gevraagd hoe het zit met de afbouw van het sociaal programma in Oud-Krispijn. In de begeleidende tekst is vermeld dat het sociaal programma in de periode 2010-2013, dus een vierjarige periode, met een bedrag van € 400.000,- geleidelijk aan zal worden afgebouwd. Het programma herstructurering Oud-Krispijn wordt geacht in 2013 klaar te zijn en na afronding daarvan zullen wij op het reguliere programma terugvallen. Het lijkt ons verstandig het sociaal programma geleidelijk aan af te bouwen en niet abrupt naar nul te gaan. De heer Tiebosch heeft een vraag gesteld over de afschaffing van de vrijstelling voor de corporaties van het betalen van leges voor sociale woningen. De heer Tiebosch weet dat daarover met andere gemeenten afspraken moeten worden gemaakt. Bij de gesprekken met de corporaties is door ons een- en andermaal naar voren gebracht, dat wij voornemens zijn deze vrijstelling met ingang van 2010 op te heffen. Ik zeg toe te zullen bevorderen dat deze knoop in het najaar zal worden doorgehakt. In dat geval zal de redenering van de heer Tiebosch over de kostendekkendheid van de bouwleges opgaan. De in de Kadernota opgenomen verhoging van € 75.000,--, ruim 2%, zal dan niet nodig zijn. Ik ben van mening dat wij bij de behandeling van de begroting moeten weten hoe het zit.
48
Wethouder Spigt heeft toegezegd tegemoet te zullen komen aan onderdeel 1 van de motie over de recessie, dat betrekking heeft op informatieverschaffing. Onderdeel 3 betreft informatieverschaffing over bestaande regelingen, maar het kan geen kwaad die regelingen bijvoorbeeld via de gemeentepagina of via het gemeenteloket actief bekend te maken, omdat er een groep is die deze informatie nodig heeft. Het tweede punt is iets complexer. Het college wordt gevraagd in de begroting concrete maatregelen te noemen die op het gebied van energiebesparing, bevorderen van woningbouw et cetera kunnen worden genomen. Het lijkt mij verstandig dat wij de raad informeren over hetgeen wij op die gebieden doen. Wij doen op dat gebied al het nodige en ik zal de informatie hierover niet tot de woningbouw beperken. Hoe men ook over al onze projecten denkt, dat wij redelijk veel kunnen investeren, heeft absoluut een voordeel voor wat betreft de inzet van bedrijven en ondernemers in het kader van de recessie. Door een aantal fracties is over het versneld uitvoeren van projecten gesproken. Eerlijk gezegd ben ik altijd blij als het lukt een project op tijd uit te voeren. Als dat volgens de planning lukt, mag je in je handen knijpen. Ik zou willen voorstellen erop in te zetten dat wij de projecten waarvoor wij de middelen beschikbaar hebben en waarover de raad besluiten kan nemen, op tijd zullen kunnen uitvoeren. Ook op die manier zullen wij een forse bijdrage aan de werkgelegenheid kunnen leveren. Dat brengt mij bij de motie van de heer Merx, die in het verlengde daarvan ligt. Dit zou een van de maatregelen kunnen zijn die het college neemt. Het voert nu te ver daarover allerlei vragen te stellen, ik neem aan dat de heer Merx ook de mogelijkheid van calculerend gedrag heeft afgewogen. Voor een aantal mensen die van plan zijn in het vierde kwartaal een aanvraag voor een bouwvergunning in te dienen, zal dit voorstel vertragend werken. Als deze maatregel wordt genomen, ben je immers gek als je in december een aanvraag indient. Misschien is het mogelijk daarvoor een list te bedenken. Ik stel voor de voors en tegens van dit voorstel op een rijtje te zetten. Bij het interruptiedebatje is mij duidelijk geworden voor wie deze regeling bedoeld is. De heer Merx heeft aangegeven dat hij, waar hij over ‘bedrijven’ spreekt, ook op de corporaties en ontwikkelaars doelt. De heer MERX: Als de corporaties geen leges behoeven te betalen, doen zij natuurlijk niet mee. Wethouder KAMSTEEG: De ontheffingsregeling heeft alleen betrekking op sociale woningbouw. Zoals gezegd gaan de corporaties weer regulier betalen en ik neem aan, dat zij ook onder deze regeling zullen vallen. De heer MERX: Wij wilden in onze motie niet op allerlei juridische en financiële complicaties ingaan. Wat wij beogen is helder en wij vragen het college met ons mee te denken en ons een voorstel voor te leggen. Als hetgeen wij voorstellen financieel en uitvoeringstechnisch niet mogelijk blijkt te zijn houdt het op. Wij hebben een poging willen doen om de economie en stimulans te geven. Wethouder KAMSTEEG: In feite komt deze motie neer op de vraag aan het college iets te onderzoeken. Wat dit zal gaan kosten is het gemakkelijkste onderdeel van de vraag, hoewel wij daarvan natuurlijk een inschatting maken op basis van het verleden. De opbrengst per jaar bedraagt gemiddeld € 3 miljoen, dus het zal om ongeveer € 750.000,-- gaan. Het is ook belangrijk in te schatten of deze maatregel iets zal uithalen en ik ben van mening dat een beschouwing over mogelijkheden in juridische zin en mogelijkheden voor controle eveneens van belang is. Wij moeten ervoor zorgen dat gebeurt wat wij willen. Ik wil best toezeggen dat wij dit onderzoek zullen doen. Zoals gezegd ligt deze motie in het verlengde van de motie van de heer Tiebosch. Dit is één van de maatregelen die wij mogelijk kunnen treffen. Ik wil wel eerlijk zeggen dat ik sceptisch ben over het resultaat van een dergelijke maatregel, maar dat is vers twee. De verkenning zal moeten uitwijzen of mijn verwachting gerechtvaardigd is. De heer MERX: Dat is jammer!
49
Wethouder KAMSTEEG: Ik vind het ook jammer dat ik een domper op uw vreugde moet zetten. U keek zo vrolijk! Wethouder LAGENDIJK: Mijnheer de voorzitter. Over het museum en het Hof zijn meerdere opmerkingen gemaakt. De fracties die voorstellen hebben gedaan, stel ik voor de voorstellen af te wachten die wij ter voorbereiding op de begroting zullen voorleggen. Als dat nodig is, zullen wij daarbij dan uitvoerig kunnen stilstaan. Het idee van de heer Tiebosch van de mobiele bomen vinden wij heel goed. Wij denken dat deze bomen, in combinatie met de programmering die wij in voorbereiding hebben de sfeer op het Hof zullen kunnen verbeteren en wij zijn daarmee al bezig. Dat betekent niet dat we een voorspellende blik hebben. Mevrouw Van Benthem heeft ons deze suggestie al aangereikt en wij kijken naar de mogelijkheden. Dit is niet als een vervelende opmerking bedoeld, maar ik wil er wel op wijzen dat de raad zelf heeft besloten op de Sportboulevard betaald parkeren in te voeren. Zoals altijd bestaat de vrees dat de gebruikers van de voorzieningen in dit gebied daardoor zullen afhaken. Wij hebben de organisaties voorgehouden dat het effect van betaald parkeren in dit gebied van de aantrekkelijkheid van de voorzieningen afhangt. De tolerantie ten aanzien van het wachten bij de balie van de Belastingdienst is aanmerkelijk kleiner dan bij een gemiddelde attractie in De Efteling en dat geldt ook hier. Hoe bezwaarlijk betaald parkeren is, hangt echt af van de vraag hoe graag iemand ergens wil zijn. In dat opzicht is een alternatief ook van belang. Als elders in de stad of vlakbij de stad een alternatief wordt geboden, waar niet voor het parkeren behoeft te worden betaald, zullen mensen een afweging maken. Ik heb mensen horen zeggen dat zij, als zij € 1,-- moeten betalen om hun auto op de Sportboulevard te mogen parkeren, liever naar Breda rijden. Naar mijn mening kost dat netto meer dan € 1,--. Het tarief speelt uiteraard ook een rol. Een parkeertarief dat mensen ertoe stimuleert te bekijken of zij op een andere manier op de Spuiboulevard kunnen komen – met het openbaar vervoer, op de fiets, lopend of door carpooling – zie ik niet als een bezwaar. Wij zeggen niet ‘laten wij eerst maar eens afwachten en als de verenigingen failliet zijn kunnen wij altijd nog iets doen’. Dat is niet ons voorstel. Wij zijn intensief met de verenigingen in overleg om te kunnen bepalen hoe serieus hun vrees is en wat wij daaraan kunnen doen. Ik constateer dat de moties de lagen aangeven waarin wij op dit moment met de verenigingen overleggen. Het vrijwilligerskader levert arbeid voor het in stand houden van een voorziening en van een organisatie en het zou vreemd zijn als vrijwilligers zouden moeten betalen voor het mogen leveren van die arbeid. Dat is niet gebruikelijk. Mijns inziens moeten wij voor deze mensen via de sportverenigingen, via de vrijwilligersvergoedingen of op welke manier dan ook, sowieso een vorm van compensatie zien te vinden. De tweede laag wordt door de leden van de verenigingen gevormd. De vraag is hoe vaak de leden op de Sportboulevard zullen komen en hoeveel het gebruik van de sportvoorziening hen waard is. Het derde niveau wordt door de bezoekers gevormd. De sportverenigingen hebben vooral met het actief kader en de leden te maken. Wij zijn hierover in overleg om te kunnen bepalen over hoeveel auto’s wij het hebben, niet alle leden komen immers met de auto. Als wij weten hoeveel leden met de auto komen, kunnen wij de kosten uitrekenen en kan wellicht de afspraak worden gemaakt dat de verenigingen de kosten voor een deel voor hun rekening nemen. Waarom zouden de leden die arbeid leveren voor het in stand houden van de club niet via de contributie kunnen worden gecompenseerd voor de extra kosten die zij maken? De heer RAKHORST: Ik mis de topsport. Er zijn mensen die iedere dag in het zwembad liggen om… Wethouder LAGENDIJK: Dat klopt. De topsporters beschouwen wij als actief kader. Zij zijn lid van een vereniging en volgen intensieve programma’s. Topsporters hebben in de huidige regeling ook een bijzondere positie. Zoals gezegd wordt door ons in overleg met de 50
verenigingen bezien op welke manier wij het actieve kader en de leden tegemoet kunnen komen. Voor wat betreft de bezoekers van het zwembad zijn wij van mening, dat de exploitant van het zwembad zelf zal moeten bekijken welke mogelijkheden er zijn. Het percentage mensen dat met de auto komt maakt enorm veel uit. Als de exploitant de parkeerkosten op het toegangskaartje zou willen leggen, is het ook van belang te bezien hoeveel mensen met de auto komen. Het verschil tussen 10% en 90% is in dat licht bezien enorm groot. Wij zijn van mening dat naar creatieve oplossingen moet worden gezocht en wij daar met elkaar uit moeten zien te komen. Wij weten dat dit geld zal gaan kosten en wij beseffen ook dat haast geboden is voor wat betreft het maken van afspraken met de verenigingen. De verenigingen, die de contracten met betrekking tot de nieuwe Sportboulevard zo spoedig mogelijk moeten ondertekenen, zijn slim en gebruiken dit onderwerp om druk op het geheel te zetten. Die druk ervaren wij in positieve zin en wij zijn met de verenigingen in overleg met als doel te komen tot een voorstel, dat de raad ruim voor de behandeling van de begroting zal bereiken. De motie van de VSP gaat naar mijn mening te ver, omdat wij nu een regeling hebben die goed werkt. Het aantal bezoekers van het zwembad wordt daardoor niet wezenlijk beïnvloed. Het nog gunstiger maken van de regeling is wellicht uit een oogpunt van rechtvaardigheid verdedigbaar – overdag moet immers meer worden betaald dan ’s avonds -, maar bezoekuitval zal daardoor niet worden voorkomen. Ik zou willen voorstellen in het kader van de te treffen compensatieregeling de door BVD voorgestelde variant door te rekenen en de uitkomsten daarvan naast de door het college voor te stellen compensatieregeling te leggen. Als de door BVD voorgestelde variant de beste regeling blijkt te zijn, waar het nu niet naar uitziet, zullen wij de raad voorstellen daarvoor te kiezen. De heer TAZELAAR: Ik ben eerlijk gezegd van mening dat de wethouder een lullig antwoord heeft gegeven. Mijn motie heeft betrekking op de vele mensen die overdag gaan sporten en dat voor hun gezondheid doen. Over het algemeen zijn dat mensen die niet goed bij kas zitten. Sommigen kunnen niet met de bus reizen en komen met hun autootje. Ik zou deze groep niet van een regeling willen uitsluiten. Oudere mensen die gaan sporten zijn in mijn ogen ook topsporters. Ik verzoek de wethouder mijn voorstel alsnog in overweging te nemen. Wethouder LAGENDIJK: Ik stel voor dat niet te doen. De heer TAZELAAR: Ik zal de voorzitter wel verzoeken onze motie in stemming te brengen. Wethouder LAGENDIJK: Dat mag. Bij bepaald parkeren heb je altijd dit soort afwegingen te maken. Ik zou mij wel kunnen voorstellen dat een exploitant in overweging neemt bijvoorbeeld € 0,10 op het kaartje te leggen – de contracten staan dat toe – en elke bezoeker van het zwembad in staat stelt voor € 1,-- of € 2,-- een kaartje te kopen. Dat is de verantwoordelijkheid van de exploitant en die ruimte heeft hij. Dat lijkt mij voldoende. De VOORZITTER: Zullen wij daarover aan de hand van het echte voorstel spreken? Wij hebben het nu over de Kadernota. Het betaald parkeren op de Sportboulevard is nu niet aan de orde. Wethouder LAGENDIJK: Daarover zijn wel drie moties ingediend. De VOORZITTER: Het parkeren bij de schouwburg zouden wij ook bij onze beschouwingen kunnen betrekken. Er zijn natuurlijk bejaarden die daar graag gratis zouden willen parkeren. De heer TAZELAAR: Senioren, mijnheer de voorzitter! De VOORZITTER: Daar hoor ik ook bij.
51
Wethouder LAGENDIJK: Ik heb een poging gewaagd de uitwerking die het college aan het onderwerp alcohol en jeugd geeft in de commissie toe te lichten, maar de voorzitter vond het na twee minuten genoeg en kapte mijn verhaal af. Wij hebben het volgende gedaan, wij hebben de stand van zaken vanuit twee invalshoeken bekeken. De raad wil graag een breed pakket, minstens voor één jaar, en op basis daarvan bekijken wat wel en wat niet werkt. Op basis van dat inzicht wil de raad alcohol en jeugd in de komende jaren meer structureel aanpakken. Op zich is dat een goede aanpak. Van de twaalf maatregelen in het totale pakket, pakket C, is er maar één, het project ‘Gezonde scholen en genotmiddelen’, een programma dat volgens de deskundigen gegarandeerd werkt. Met de andere maatregelen, die op voorlichting en toezicht zijn gericht, zijn in het land goede en slechte ervaringen opgedaan en wij zullen moeten afwachten hoe die maatregelen in Dordrecht zullen uitpakken. Dat is één invalshoek, dat brede pakket zouden we echt moeten willen uitproberen. Eerlijk gezegd hebben wij hiernaar ook gekeken met in het achterhoofd de noodzaak van financiële beperking. Wij hebben ons afgevraagd of wij voor minder geld toch alle twaalf maatregelen zouden kunnen treffen, maar dan qua omvang in iets mindere mate. In het oorspronkelijke plan zat bijvoorbeeld het project ‘Gezonde scholen en genotmiddelen’, dat door de GGD in het voortgezet onderwijs is uitgerold. Wij willen dat project ook in het primair onderwijs uitrollen en in het oorspronkelijk plan stond, dat wij dat voor tien à vijftien scholen per jaar zouden kunnen doen. Wij stellen voor met tien scholen te beginnen. Bij actie 2 gaat het om de gezonde sportvereniging. Wij zullen samen met de sportverenigingen bekijken wat zij kunnen doen aan het beheer van de bar, hoe zij omgaan met signalen van overmatig drankgebruik – als dat al plaatsvindt – en hoe zij willen bevorderen dat de mensen hetgeen in de bar gebeurt als een verlengstuk van het sportief bezig zijn zien. Oorspronkelijk was het de bedoeling dit project in samenwerking met zes of acht verenigingen uit te proberen, maar wij kunnen dat ook met vier verenigingen doen. Wij zijn bezig aan het complete pakket C inhoud te geven, zij het iets minder omvangrijk dan oorspronkelijk de bedoeling was. Dat ‘iets minder’ valt best mee. Voor 2009 hebben wij nog € 140.000,- à € 150.000,- GSB-geld gevonden en de raad wordt voorgesteld voor 2010 € 75.000,-- te voteren. Dat betekent dat voor de tweede helft van 2009 en voor 2010 netto € 220.000,-- beschikbaar zal zijn. Wij denken daarmee voor wat betreft de invulling van pakket C een eind te kunnen komen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Als u € 220.000,-- beschikbaar hebt, kunt u voor wat betreft het door de raad genomen besluit anderhalf jaar vooruit. Dat kost maar € 140.000,-. Als dat niet juist is, is uw rekensom niet goed. Ik ben van mening dat het college een slecht signaal afgeeft door de activiteiten te temporiseren. De raad hecht veel belang aan deze maatregelen en heeft daarom lang gevraagd. De raad heeft voor pakket C gekozen en u stelt nu voor de activiteiten terug te draaien, juist op het moment waarop de levensmiddelenhandel eraan toe is er helemaal voor te gaan. Ik vind dat heel erg jammer. Wethouder LAGENDIJK: Ik wil erop wijzen dat wij een flink pakket bij elkaar hebben geveegd waarmee wij het complete pakket C kunnen uitvoeren, zij het niet in de eerder aangegeven omvang. Wij stellen voor te doen wat wij kunnen en in de eerste helft van het volgend jaar te bekijken welke maatregelen wel en welke maatregelen niet werken, waarna de raad zal kunnen besluiten welke van de twaalf projecten zullen moeten worden geïntensiveerd en aan welke projecten minder aandacht zal mogen worden besteed. Mijns inziens zijn wij op die manier netto zeer effectief bezig. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Om ervoor te zorgen dat wij effectief bezig kunnen zijn, stel ik voor dit voorstel nogmaals in de Dordtse Kamers te bespreken. Het is belangrijk dat wij dit goed op papier krijgen. De raad heeft voor het brede pakket gekozen en dit voorstel gaat daar tegenin. Wethouder LAGENDIJK: U slaat een toon aan die de indruk wekt dat ik u heb beledigd, maar dit is gewoon een voorstel. Als de meerderheid van de raad dit voorstel niet zit zitten, gaan wij iets anders doen. Zo ingewikkeld is het niet. Dit verhaal had ik in de commissie willen vertellen, maar dat mocht niet. Wij hebben een raadsinformatiebrief gemaakt waarin 52
het door mij geschetste programma is uitgewerkt. U zult de brief een dezer dagen ontvangen en wij kunnen daarover in september spreken. In deze raadsinformatiebrief wordt de omvang beschreven waarin wij de twaalf acties zouden willen uitvoeren. De VOORZITTER: Ik denk dat het voorstel helder is. U zult nog een raadsinformatiebrief ontvangen en het geheel zal in de Dordtse Kamer worden besproken. Ik zie de voorzitter van de Kamer ‘ja’ knikken. Laten wij dit vraagstuk parkeren en afspreken dat wij daarover in de Dordtse Kamer verder zullen spreken. Ik schors de vergadering tot acht uur. (18.00 uur) Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Wij beginnen met de tweede termijn van de behandeling van de Kadernota. De heer WEIDEMA: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag kort aangeven hoe de PvdA over de ingediende moties denkt, maar allereerst wil ik de collegeleden bedanken voor hun beantwoording, die wij over het algemeen adequaat vinden. Dat brengt mij bij de aangehouden motie van het CDA. Wij zijn het eens met hetgeen de wethouder daarover heeft gezegd. Ook wij vinden het verstandig de proef af te wachten voordat wij tot het nemen van verdere maatregelen overgaan. Motie 2 van de VVD over het stimuleren van de economie vinden wij sympathiek. Wij willen ons niet op alleen deze oplossing vastleggen, maar hebben er geen bezwaar tegen als de financiële consequenties van dit voorstel worden onderzocht. Wij zullen deze motie steunen. Wij zijn het eens met de reactie van de wethouder op motie 3 over de inventarisatie van de onderhoudsbehoefte schoolgebouwen en zullen de motie niet steunen. Motie 4 van BVD hebben wij in relatie tot motie 5 bekeken. Wij weten nog niet of deze motie na de reactie van het college zal worden gehandhaafd dan wel zal worden aangehouden. Wij zouden de onderzoeken die gaande zijn graag willen afwachten. Motie 6 zullen wij, gelet op het antwoord van de wethouder, niet steunen. Wij zijn van mening dat wij eerst maatregelen moeten treffen op basis van de plannen die er nu zijn. Laten wij eerst doen wat wij ons hebben voorgenomen. Om die reden zullen wij deze motie niet steunen. Motie 7 over de parkeergelden Sportboulevard steunen wij evenmin. De heer MERX: Mijnheer de voorzitter. Ook ik wil het college danken voor de gegeven antwoorden. Heb ik uit de woordvoering van de heer Van der Kruijff goed begrepen dat de aangehouden motie van het CDA opnieuw is ingediend? Het daarop door het college gegeven antwoord vinden wij adequaat. Wij hebben begrepen dat een proef loopt en deze mogelijkheid in de aanbesteding is meegenomen. Zodra de resultaten van de proef en de aanbesteding bekend zullen zijn, zal naar onze mening het moment zijn aangebroken om te bezien hoe wij hiermee willen omgaan. Om die reden wil ik het CDA voorstellen de motie aan te houden en de resultaten af te wachten. De heer VAN DER KRUIJFF: Mijnheer de voorzitter. Na de beantwoording door het college, die voor mij verrassend was, heb ik mij nog even in dit onderwerp verdiept. Uit de laatste monitor is gebleken dat de horeca in de binnenstad zeer gebaat zou zijn met verlenging van de vaartijd van de waterbus tot middernacht. Als je uit eten gaat of in een barretje iets gaat drinken, haal je de laatste waterbus van tien uur niet. Wij zouden graag zien dat de haalbaarheid en de kosten van het verlengen van de vaartijd tot middernacht worden onderzocht. De raad wordt in deze motie niet gevraagd daarvoor geld beschikbaar 53
te stellen. Tenzij blijkt dat niemand ervoor zal stemmen, willen wij onze motie graag in stemming zien gebracht. Uit het antwoord van de wethouder hebben wij begrepen dat de proef, die tot eind 2010 loopt, zeer succesvol en wij verzoeken de andere fracties in deze raad te overwegen of het niet verstandig zou zijn te onderzoeken of het haalbaar is de waterbus eerder dan pas aan het einde van 2010 tot middernacht te laten varen. Gezien het antwoord van de wethouder zouden wij dat zeer verstandig vinden. De heer MERX: Mijnheer de voorzitter. Wij willen de resultaten van de lopende pilot afwachten, maar naar onze mening is er niets tegen te bezien hoe hoog de kosten van het verlengen van de vaartijden van de waterbus tot middernacht zullen zijn. Ik heb begrepen dat na tien uur ’s avonds voor elke motor een tachograaf nodig is, maar ik heb geen idee wat dat betekent. Een marktonderzoek is zeker van belang, omdat wij ervoor moeten waken dat de waterbus voor slechts twee passagiers vaart. Dit zijn twee vragen die in het onderzoek moeten worden meegenomen. Als uit het onderzoek mocht blijken dat het zinvol is de waterbus langer te laten varen, zouden wij daarmee kunnen meegaan, maar laten wij dat eerst onderzoeken. Ik heb begrepen dat het college onze eigen motie heeft overgenomen, wat zou betekenen dat de motie niet in stemming behoeft te worden gebracht. Ik wil graag van de wethouder vernemen of ik hem goed heb begrepen. Overigens verwacht ik van de wethouder dat hij na een aantal nachtjes slapen steeds enthousiaster zal worden en minder sceptisch zal zijn over de haalbaarheid van hetgeen door ons is voorgesteld. Daarin heb ik alle vertrouwen. Motie 3 van BVD. Ook wij zijn van mening dat schoolgebouwen een goed klimaat moeten hebben. Ik hoor graag of BVD zich evenals onze fractie in het antwoord van de wethouder kan vinden. Wij hebben begrepen dat het niet mogelijk is de situatie op de in de motie aangegeven termijn in kaart te brengen, maar de wethouder heeft wel toegezegd dat het klimaat in de schoolgebouwen zal worden onderzocht, waarbij een onderscheid zal worden gemaakt tussen primair en secundair onderwijs. Onzes inziens is de beantwoording door de wethouder plausibel, wij wachten de reactie van BVD af. Voor de motie van BVD over het betaald parkeren op de Sportboulevard en de motie van het CDA over de vrijwilligers geldt hetzelfde. De wethouder heeft toegezegd de strekking van deze moties in de met de verenigingen te voeren gesprekken te zullen meenemen. Wij zijn benieuwd tot welke de resultaten dat zal leiden. Wij willen de resultaten afwachten en stellen voor aan de hand daarvan te bepalen of het goed zou zijn daarover een motie in te dienen. Ik zou de indieners willen voorstellen deze moties aan te houden. Ik heb het gevoel dat de motie van ECO-Dordt/D66 door het college is overgenomen en wil de reactie van de indieners afwachten. Als de motie in stemming wordt gebracht, zullen wij daarvoor stemmen. Voor wat betreft de motie van de VSP volgen wij de wethouder. Wij zullen deze motie niet steunen. De heer WAGEMAKERS: Mijnheer de voorzitter. Ook wij willen het college danken voor de beantwoording. Op twee van onze vragen, de vragen over de WOZ en het funderingsonderzoek Dordts Museum, hebben wij echter het antwoord gemist. Gehoord de bijdrage van de heer Van der Kruijff en de beantwoording door de wethouder in eerste termijn inzake de waterbus kan ik mij voorstellen, dat de wethouder in tweede termijn nog een korte toelichting zal willen geven. Wij erkennen het belang van het langer laten varen van de waterbus, maar er kunnen praktische bezwaren zijn en wij zullen moeten bezien of het wel haalbaar is. Met betrekking tot motie 2 wil ik naar voren brengen dat wij het gevraagde onderzoek ondersteunen. Wij hebben twijfel over het rendement van deze maatregel, maar willen dit voorstel wel een serieuze kans geven.
54
Ik dank de wethouder voor zijn heldere reactie op onze eigen motie over de schoolgebouwen en wil hem verzoeken in overleg te gaan met het voortgezet onderwijs om te bezien of er knelpunten zijn. Als die er zijn, kunnen wij die wellicht – weliswaar onder de verantwoordelijkheid van de besturen – gezamenlijk oppakken en de schoolbesturen zo ver krijgen dat maatregelen worden genomen. De heer MERX: Houdt u motie 3 aan? De heer WAGEMAKERS: Ik wacht het antwoord van de wethouder op mijn vraag over het voorgezet onderwijs af. De wethouder heeft aangegeven dat hij het in motie 4 gevraagde onderzoek wil uitvoeren om een idee van de kosten te krijgen, dat hij de resultaten daarvan wil meenemen in de met de verenigingen te voeren gesprekken en de resultaten zal afzetten tegen het voorstel waarmee het college zelf bezig is. Om die reden zullen wij deze motie handhaven. Het gestelde in motie 5 wordt naar onze mening grotendeels door onze motie 4 ondervangen. Voor wat ons betreft kunnen deze twee moties in elkaar worden geschoven. De reactie van het college op motie 6 is voor ons afdoende. Wij stellen de indieners voor de motie aan te houden, de ontwikkelingen af te wachten en in een later stadium te bezien of daaraan behoefte is. Motie 7 zullen wij niet steunen. De heer VAN DER KRUIJFF: Mijnheer de voorzitter. Meerdere fracties hebben vanmiddag interessante ideeën naar voren gebracht. Wij vinden het aardig te constateren dat deze raad creatief is en in het licht van de recessie vooropstelt wat nodig is voor de bevolking van onze stad, met name op het gebied van de werkgelegenheid en de zorg voor de zwakkeren. Het heeft ons goed gedaan dat van de wens daartoe breed blijk is gegeven en ik wil daarvoor graag onze waardering uitspreken. Pas in tweede instantie wil ik het college danken voor de beantwoording van de gestelde vragen. Wij zijn immers in principe met elkaar in debat. Onze aangehouden motie over de verlengde vaartijd willen wij graag in stemming zien gebracht. Ik heb gehoord dat een aantal fracties de reactie van het college wil afwachten. Na de reactie van het college zullen wij onze knopen tellen en bepalen of het verstandig is de motie in stemming te laten brengen. Het min of meer door het college overgenomen voorstel van de VVD betreffende het kwijtschelden van bouwleges vinden wij sympathiek en wij vinden het mooi, dat dit voorstel impulsen van burgers en bedrijven stimuleert, maar het voorstel roept wel vragen op. Zal dit echt extra werk opleveren, hoe hoog zullen de administratieve lasten voor controle en handhaving zijn en hoeveel legesderving levert dit op? Dit zijn vragen waarop wij graag het antwoord willen vernemen voordat wij kunnen bepalen of dit idee, dat sympathiek lijkt, ons zal brengen wat ervan wordt verwacht. Wij zetten daarbij vraagtekens, maar een onderzoek vinden wij prima. De beantwoording van het college van de motie over de onderhoudsbehoefte van de schoolgebouwen was naar onze mening adequaat, zeker voor wat betreft het primair onderwijs. Wij hebben begrepen dat voor het onderhoud van de gebouwen voor het voortgezet onderwijs door het rijk middelen beschikbaar zullen worden gesteld. Mijns inziens zou het geen goede zaak zijn als de gemeente daarvoor zelf middelen beschikbaar zou stellen. Over het betaald parkeren op de Sportboulevard zijn diverse moties ingediend. De motie van BVD en onze motie bevatten verschillende scenario’s die kunnen worden onderzocht. Deze scenario’s zijn met elkaar verweven, maar streven een ander doel na. Wij kunnen ons vinden in het voorstel van de wethouder de twee moties uit te werken, maar verzoeken u onze motie wel in stemming te brengen. Het voorstel van de VSP voor alles en iedereen een parkeertarief van € 1,- in te voeren zullen wij niet steunen, omdat wij dat niet nodig vinden. 55
De motie van ECO-Dordt/D66 over de economische crisis heeft onze sympathie. Het college heeft toegezegd ons te zullen informeren over wat het VNG-akkoord betekent voor onze inwoners, bedrijven en zzp’ers, kortom voor iedereen die door de economische crisis in de problemen komt. Het tweede punt is natuurlijk het meest dwingende. Daarin wordt aangegeven dat de raad bij de begroting 2010 concrete voorstellen wil zien die aan het economisch herstel zullen kunnen bijdragen. Het CDA heeft aangegeven dat er al veel voorstellen en activiteiten zijn die daaraan bijdragen. Om die reden gaat het gestelde in punt 2 ons te ver, maar… De heer TIEBOSCH: Het gaat ons om voorstellen in het kader van het gesloten akkoord. De heer VAN DER KRUIJFF: Ik begrijp dat het om voorstellen in het kader van het gesloten akkoord gaat, maar in de motie wordt het college dwingend opgedragen concrete voorstellen te doen. De heer TIEBOSCH: Het VNG-akkoord is toch niet vrijblijvend? De heer VAN DER KRUIJFF: Ik vind het lastig die vraag te beantwoorden. In hoeverre is een met de VNG gesloten akkoord vrijblijvend dan wel een dringend advies? Daarover zou ik mij nog eens moeten buigen. Op dit moment durf ik mij daarover niet uit te laten. De heer HOOGERDUIJN: Mijnheer de voorzitter. Misschien kan ik de heer Van der Kruijff over de streep trekken met de opmerking dat het doen van voorstellen niet betekent, dat er van alles en nog wat moet gebeuren. De raad kan die voorstellen beoordelen en als blijkt dat de raad op onderdelen kritiek heeft, kan die kritiek beargumenteerd naar voren worden gebracht. Iedereen zal daarvoor respect hebben. Wellicht zullen voorstellen worden gedaan die de heer Van der Kruijff als het ei van Columbus beschouwt en waarmee hij kan instemmen. Mijns inziens is er niets tegen het gestelde in punt 2. De heer VAN DER KRUIJFF: Ik stel vast dat onze gedachten een heel eind in dezelfde richting gaan. Ik zou het college willen vragen te onderzoeken wat al met betrekking tot deze aspecten wordt gedaan en nog gedaan kan worden, maar wij willen niet de verwachting wekken dat het doen van onderzoek ertoe zal moeten leiden dat wij ten aanzien van deze aspecten iets zullen gaan doen. Misschien hebt u dat ook niet beoogd te zeggen, maar als het college in een motie wordt gevraagd iets te onderzoeken is de achterliggende gedachte vaak de wens dat een voorstel tot uitvoering wordt gedaan. Laten wij eerst eens bekijken wat uit het onderzoek naar voren komt. Wij zullen deze motie steunen. De heer HOOGERDUIJN: Mijnheer de voorzitter. Dank voor de over het algemeen heldere beantwoording door het college. Wethouder Spigt wil ik in het bijzonder dankzeggen voor zijn toezegging dat wij na de zomer nadere informatie zullen ontvangen over de invulling van de afspraken op het gebied van werkloosheid, onderwijs, jongeren en dergelijke. Ik wil voorts opmerken dat wethouder Van Steensel wethouder Van den Oever bij de bespreking van de kwestie parkeergarage zo goed heeft vervangen, dat wij wethouder Van den Oever niet hebben gemist, maar bij de behandeling van de kwestie Kadernota was het onzes inziens wel jammer, dat de portefeuillehouder economische zaken niet bij deze vergadering aanwezig kan zijn. Wij zijn overigens wel van mening dat de overige leden van het college heel goed hun best hebben gedaan. Na de zomer kan wethouder Van den Oever dit inhalen. Om met de deur in huis te vallen: met de motie over de economische crisis van ECODordt/D66 gaan wij graag akkoord. Deze motie houdt in dat wij wethouder Van den Oever en wellicht ook enkelen van zijn collega’s voor de zomervakantie bestuurlijk huiswerk meegeven. Overigens vinden wij deze motie erg informatief en een prima stukje werk. Het is mooi de zaken op een rijtje te krijgen. Wij wachten de uitkomst af.
56
Over de Wegennota is het laatste woord nog lang niet gesproken. Dat kan ook niet, omdat wij daarvan nog vrijwel niets weten. Dat zal nog een uitvoerige discussie worden. Wij hebben van wethouder Van Steensel begrepen dat hij met de € 4 miljoen flexibel wil omgaan. De aangekondigde nadere informatie dan wel voorstellen betreffende het Hofkwartier en het Dordts Museum wachten wij af. Wij wachten ook de nadere informatie af over het onderwerp ‘alcoholgebruik jongeren’. De verlenging van de vaartijden van de waterbus gaat naar onze mening te veel geld kosten. De daarop betrekking hebbende motie zullen wij niet steunen. De motie over de bouwleges vinden wij prima. Ik heb begrepen dat die motie door het college is overgenomen. De motie over de schoolgebouwen vinden wij ook prima, maar dan wel in de geest van de beantwoording door de wethouder. Voor wat betreft de moties over het parkeren op de Sportboulevard wachten wij op de nadere informatie van het college. De heer TIEBOSCH: Mijnheer de voorzitter. Namens ECO-Dordt/D66 dank ik het college voor de uitgebreide beantwoording. Wij steunen de motie van het CDA over de waterbus. Omdat wij het belangrijk vinden dat de raad zich daarover uitspreekt, vinden wij het jammer dat de VVD motie 2 niet in stemming wil laten brengen. De heer MERX: Bij interruptie: dat hangt nog. De heer TIEBOSCH: Als u besluit de motie in stemming te laten brengen, zullen wij haar steunen. De heer MERX: Dank u. De heer TIEBOSCH: Gehoord de beantwoording door de wethouder zullen wij motie 3 van BVD niet steunen. Het antwoord van het college is voor ons voldoende. Motie 4 van BVD inzake een onderzoek betaald parkeren op de Sportboulevard steunen wij wel. In de afgelopen periode zijn wij in dit dossier veel met de heer Wagemakers opgetrokken en ons is gebleken dat wij op dit punt vaak dezelfde mening zijn toegedaan. Motie 5 van het CDA steunen wij ook, maar motie 7 van de VSP zullen wij niet steunen. Wij verzoeken u onze motie 6 in stemming te brengen. De motie moet inderdaad uitgelegd worden zoals zojuist door de heer Van der Kruijff is aangegeven. Vlak voordat wij de eerste termijn afsloten hebben wij nog iets over alcohol en jeugd gezegd. Wij trekken ons voorstel dit onderwerp in de adviescommissie te bespreken terug. Wij willen het college opdragen het raadsbesluit uit te voeren. De heer NEDERPELT: Ik wil mij graag bij de laatste woorden van de heer Tiebosch aansluiten, mijnheer de voorzitter. De motie van de VVD over de bouwleges vinden wij positief, maar ook wij willen graag weten wat het mogelijk rendement is. Bij een kostenvermindering die niets oplevert hebben wij bedenkingen. Gelet op de beantwoording door de wethouder is de motie over het onderhoud van de schoolgebouwen naar onze mening overbodig. De motie over het onderzoek naar het parkeren op de Sportboulevard ondersteunen wij. De motie van het CDA over het ondersteunen van het actief kader bij de Sportboulevard ondersteunen wij eveneens van harte. Wij zijn van mening dat wij vrijwilligers die veel tijd aan het sociaal werk in Dordrecht besteden waar mogelijk moeten ondersteunen. De motie over de waterbus ondersteunen wij, maar wij vragen ons wel af of het daarin gestelde niet al wordt uitgevoerd. De motie van ECO-Dordt/D66 ondersteunen wij ook en wij vragen in dit kader nadrukkelijk aandacht voor het investeren in duurzaamheid. Dit punt wordt weliswaar opgevoerd, maar 57
wij hebben daarover nog weinig gehoord. Wij vinden dit een belangrijk aspect en willen deze crisis gebruiken om daarvoor aandacht te vragen. De motie van de VSP ondersteunen wij niet. De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter. Hartelijk dank voor uw beantwoording. De motie van het CDA zullen wij steunen. Dit is ook goed voor de middenstand, dat zou de VVD moeten aanspreken. De motie van de VVD vinden wij sympathiek. Als deze motie in stemming wordt gebracht, zullen wij ervoor stemmen. In de motie van BVD over de onderhoudsbehoefte van schoolgebouwen wordt om een onderzoek gevraagd. Van diverse kanten heb ik gehoord dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor het onderhoud van de gebouwen voor het voortgezet onderwijs, maar wij vinden het wel degelijk belangrijk daarnaar te kijken. Onzes inziens zou het een goede zaak zijn als de Milieudienst hieraan aandacht zou besteden. BVD heeft ook een motie ingediend over betaald parkeren op de Sportboulevard. Wij vinden het natuurlijk een goede zaak dat daaraan wordt gewerkt en zullen deze motie ondersteunen. De motie van het CDA over het vrijwilligerskader steunen wij ook. Natuurlijk willen de vrijwilligers zo goedkoop mogelijk parkeren. De motie over de economische crisis zullen wij eveneens ondersteunen. Wij vinden het goed dat daaraan aandacht wordt geschonken. Ik heb begrepen dat er geen draagvlak is voor de door ons ingediende motie over het parkeren op de Sportboulevard. Als zal worden besloten van 07.00 uur ’s avonds tot 09.00 ’s morgens een parkeertarief van € 1,- in te voeren, zullen wij nog wel naar de doelgroepen moeten kijken. Ik heb het niet alleen over de ouderen, maar denk bijvoorbeeld ook aan moeders met kinderen die gaan sporten. Wij zullen onze motie intrekken en wachten de voorstellen van het college af. Motie 7 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De heer KARAPINAR: Mijnheer de voorzitter. De motie van het CDA over de waterbus zal ik steunen. Ook ik vind het van belang te onderzoeken of het mogelijk is de vaartijden van de waterbus tot middernacht te verlengen. Als de motie van de VVD in stemming wordt gebracht, zal ik haar steunen. Alle maatregelen die wij kunnen nemen om de economie te stimuleren vind ik van groot belang. Motie 3 van BVD ondersteun ik niet, omdat ik de beantwoording van de wethouder voldoende acht, maar motie 4 van BVD zal ik steunen. Motie 5 van het CDA ondersteun ik ook, omdat ik van mening ben dat wij vrijwilligers niet voor het parkeren moeten laten betalen. De wethouder heeft dat ook gezegd. Motie 6 over de economische crisis van ECO-Dordt/D66 ondersteun ik eveneens van harte. De VOORZITTER: Ik stel vast dat het college nog een tweetal vragen moet beantwoorden: een vraag over de WOZ en een vraag over de fundering van het Dordts Museum. Wethouder VAN STEENSEL: Mogen wij ook nog iets zeggen over hetgeen in tweede termijn naar voren is gebracht, mijnheer de voorzitter? De VOORZITTER: Natuurlijk. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik een opmerking maken over het binnenklimaat in de scholen voor voortgezet onderwijs. Zojuist heb ik daarover contact gehad met de schoolbesturen en wij hebben afgesproken dat zij ons, als sprake is van aantoonbare knelpunten, als niet aan de normen wordt voldaan, voorstellen zullen doen toekomen waarvan de uitvoering door ons kan worden bekostigd. Wij willen de nieuwe rijksregelingen op dit punt even afwachten. Sowieso zal sprake moeten zijn van een aanpassing. Wij hebben verschillende signalen ontvangen. Locatiedirecteuren kijken soms net iets anders naar dit soort zaken dan schoolbesturen zelf. Dat is logisch. Als de situatie 58
binnen de normen blijft maar toch sprake is van een probleem, moeten zij de oplossing immers zelf betalen. Wij zullen de signalen die wij krijgen serieus bekijken en ik zeg toe de raad hierover op een later moment te zullen informeren. Ik meende dat over de WOZ geen vraag was gesteld, maar alleen een opmerking was gemaakt. De WOZ zal inderdaad dalen, maar bij ons betekent dit niet zo veel. Het tarief zal omgekeerd evenredig stijgen, opdat hetgeen men moet betalen en dus onze opbrengst gelijk zullen blijven. Omdat wij met een naijl-effect zitten, is de WOZ op de taxatie dit jaar nog gestegen. Ik verwacht dat de WOZ-waarde het volgend jaar zal dalen, maar qua betaling aan de gemeente zal dit geen voordeel opleveren. De waterbus. Van experiment op aanbesteding op onderzoek stapelen ben ik geen voorstander. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij de raad voor de begrotingsbehandeling een raadsinformatiebrief zullen doen toekomen, waarin wij op een rijtje zullen zetten wat wanneer is gestart en wat het effect daarvan is. Overigens heb ik niet gezegd dat de verlengde vaartijden een doorslaand succes zijn. Ik heb slechts aangegeven dat daarvan door enkele duizenden mensen gebruik is gemaakt. Als op dat moment al iets bekend is over de uitkomst van de aanbesteding, zullen wij die gegevens in de raadsinformatiebrief meenemen. Als dat niet zo is, zullen wij aangeven van welke uitgangspunten wij bij de aanbesteding zijn uitgegaan, gericht op het doorvaren van de waterbus tot rond middernacht, inclusief de kosten van de tachografen, maar laten wij hiervan geen haalbaarheidsonderzoek maken. Om te kunnen bepalen hoe hoog de opbrengsten van het langer doorvaren zullen zijn, zullen wij moeten weten hoeveel mensen daarvan in potentie gebruik zullen maken. Wij zullen de raad de informatie waarover wij de beschikking hebben doen toekomen. Over de Wegennota is inderdaad het laatste woord nog niet gezegd. Ik heb nog niet eerder meegemaakt dat zo uitvoerig is gesproken over een nota die alleen nog maar is aangekondigd. De heer HOOGERDUIJN: Dat komt natuurlijk door het intensiveringsvoorstel van het college, waarin onder andere staat dat met de Wegennota investeringen van tientallen miljoen euro’s gemoeid zullen zijn. De opmerking in het jaarverslag dat die tientallen miljoenen euro’s niet zijn op te brengen en de voorgestelde intensivering van € 4 miljoen hebben natuurlijk onze aandacht getrokken. Wethouder VAN STEENSEL: Het gaat inderdaad om veel geld gedurende een lange periode. Wij hebben hiermee een begin gemaakt door hiervoor € 4 miljoen te reserveren. Als u het voorstel ziet, zult u kunnen vaststellen dat dit een buitengewoon royale investering is ten behoeve van het onderhoud van de wegen waarmee wij voorlopig vooruit kunnen. Wethouder LAGENDIJK: Mijnheer de voorzitter. Er is geen sprake van dat een onderzoek zou moeten plaatsvinden naar de fundering van het Dordts Museum. Toen in de commissie over het instortingsgevaar van het Energiehuis werd gesproken, is door BVD de suggestie gedaan ook eens naar de fundering van het Dordts Museum te kijken omdat wij daar wellicht ook risico zouden lopen. Bij de nieuwbouw, die een nieuwe fundering krijgt, is dat risico niet aanwezig en bij de bestaande bouw is het risico gering, omdat geen ingewikkelde extra belastingen worden gecreëerd. Ik heb toegezegd te zullen bezien of wij ons bij het bestek en de aanbesteding voldoende rekenschap hebben gegeven van het draagvermogen van de fundering. Op die vraag heb ik echter nog geen antwoord ontvangen. Over de moties wil ik nog enkele korte opmerkingen maken. Met betrekking tot de parkeerproblematiek op de Sportboulevard zeg ik toe dat de raad van ons een voorstel zal ontvangen, waarin op twee problemen zal worden ingegaan: ten eerste het risico dat verenigingen lopen voor wat betreft hun kader en hun leden en ten tweede het risico van bezoekersuitval in het gehele sportcomplex. Wij zullen de € 1,--variant van BVD doorrekenen en zullen de raad ook een doorrekening en een voorstel voor een compensatieregeling voor het vrijwilligerskader voorleggen.
59
De indieners van beide moties, die hebben aangegeven hun motie te willen handhaven, dank ik hartelijk voor het in mij gestelde vertrouwen. Over jeugd en alcohol hebben wij een raadsinformatiebrief in voorbereiding, waarin globaal van de door mij gestelde kaders en benadering wordt uitgegaan. In de Kadernota wordt voorgesteld daarvoor in 2010 een bedrag van € 75.000,- beschikbaar te stellen. Fracties die dat niet willen, zullen een voorstel moeten indienen waarin wordt aangegeven dat dit bedrag moet worden gewijzigd, maar zij kunnen ook de raadsinformatiebrief afwachten en op basis daarvan beoordelen hoe zij dit willen doen. Ik zeg toe dat de raad de raadsinformatiebrief in september zal ontvangen. Wethouder KAMSTEEG: Ik zal nog even kort ingaan op de moties 2 en 6, waarover ik in mijn eerste termijn al het een en ander heb gezegd. Ik stel voor de raad na de vakantie, uiteraard tijdig voor de begrotingsbehandeling, een notitie voor te leggen, waarin wordt aangegeven wat in onze gemeente in het licht van de economische crisis wordt ondernomen. Dat heeft te maken met het VNG-akkoord, maar ook met een aantal door het kabinet genomen maatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van de woningbouw. De volgende week zullen wij subsidieaanvragen voor enkele vastgelopen projecten indienen en wij zullen in september weten of wij daarvoor subsidie zullen krijgen. Het lijkt mij juist de raad hierover te informeren, maar dan in het bredere kader met de andere maatregelen. De suggestie van de VVD kan daarbij ook worden meegenomen. Als wij daarin na vele nachtjes slapen niets zien, zullen wij dat uiteraard gemotiveerd aangeven. De door de heer Nederpelt gestelde rendementsvraag is de centrale vraag. Dit voorstel kost ons € 750.000,- tot € 1 miljoen en wij moeten weten welke opbrengst wij daarvan kunnen verwachten. De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslagingen over dit onderwerp te beëindigen. Voorts stel ik u voor kennis te nemen van het financieel perspectief en de Kadernota, de daarin opgenomen uitgangspunten vast te stellen, te besluiten de voor de begroting 2010 relevante uitgangspunten te laten verwerken in de begroting 2010 en de prognose Grondbedrijf voor 2009 vast te stellen en comptabel te laten verwerken. Wenst iemand stemming? De heer TIEBOSCH: Mijnheer de voorzitter. De kwestie van de bouwleges zien wij wel in de begroting terug. Over het onderwerp alcohol en jeugd hebben wij ons duidelijk uitgesproken. Met het temporiseren, waarop wethouder Van Steensel een toelichting heeft gegeven, gaan wij niet akkoord. De VOORZITTER: De moties zal ik zo dadelijk afzonderlijk aan de orde stellen. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. De VOORZITTER: Wordt de aangehouden motie van het CDA gehandhaafd? De heer VAN DER KRUIJFF: Gezien de toezegging van het college dat wij een raadsinformatiebrief zullen krijgen, willen wij deze motie in haar oude staat terugbrengen. Wij stellen het op prijs die informatie voor de begroting te ontvangen. De (aangehouden) motie van het CDA maakt, wederom aangehouden zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Heb ik goed begrepen dat motie 2 gegeven de toezegging van de wethouder is ingetrokken? De heer MERX: Wij staan voor een dilemma, mijnheer de voorzitter. Misschien moeten wij hierover in het presidium eens met elkaar spreken. Een aantal moties is materieel overgenomen, maar wordt toch in stemming gebracht. Voor de zekerheid verzoek ik u onze motie in stemming te brengen. 60
Motie 2 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en unaniem aanvaard. De VOORZITTER: Wordt motie 3 gehandhaafd? De heer WAGEMAKERS: Wij trekken motie 3 in, mijnheer de voorzitter. Motie 3 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Ik stel vast dat motie 4 wordt gehandhaafd. Motie 4 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fractie-Karapinar, GL, PvdA, CDA, VVD, BVD, ECO-Dordt/D66 en de VSP. Tegen stemt: de fractie van CU/SGP. Motie 5 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fractie-Karapinar, GL, PvdA, CDA, VVD, BVD, ECO-Dordt/D66 en de VSP. Tegen stemt: de fractie van CU/SGP. Motie 6 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fractie-Karapinar, GL, CDA, VVD, ECO- Dordt/D66, BVD, CU/SGP en de VSP. Tegen stemt: de fractie van de PvdA. De VOORZITTER: Omdat mijn aanwezigheid elders wordt verlangd, schors ik de vergadering voor vijf minuten. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Ik wil u voorstellen eerst de hamerstukken te behandelen. Aldus wordt besloten. Hamerstukken 7.
CONCEPTJAARREKENING 2008 GR DRECHTWERK EN ONDERNEMINGSPLAN 2009-2010 (188981)
8.
KENBAAR MAKEN VAN ZIENSWIJZEN WIJZIGING OP DE BEGROTING 2009 EN ONTWERPBEGROTING 2010 VAN DRECHTWERK (166038)
9.
HET INDIENEN VAN ZIENSWIJZEN OVER DE CONCEPTBEGROTING 2010 VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING DRECHTSTEDEN (198697)
10.
VASTSTELLEN 1E WIJZIGING VERORDENING OUTPLACEMENT GEWEZEN WETHOUDERS (198680)
11.
WACHTLIJSTVERORDENING SOCIALE WERKVOORZIENING (132436)
12.
BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET T.B.V. VERVOLGSTAPPEN RTV DORDRECHT (192058)
De heer VAN VERK: Mijnheer de voorzitter. Wij kunnen met dit voorstel instemmen, maar willen dit onderwerp na de zomer graag in een Kamer bespreken.
61
De VOORZITTER: Wij stellen dit voorstel nu vast en spreken af dat dit onderwerp in de Kamer nog een keer inhoudelijk aan de orde zal komen. 13.
BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET VOOR VERVANGING VAN ARMATUREN IN HET KADER VAN HET LICHTPLAN BINNENSTAD (195254)
14.
BENOEMEN VAN VOORZITTER, LEDEN EN PLAATSVERVANGENDE LEDEN VAN DE AUDITCOMMISSIE EN TOEKENNEN VAN EEN WERKBUDGET (204816)
15.
BEËINDIGEN VAN DE SAMENWERKINGSOVEREENKOMST ADMIRAALSPLEIN MET WOONBRON EN KENNISNEMEN VAN DE FINANCIËLE ONDERBOUWING (181284)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt achtereenvolgens conform de voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. Stukken ter kennisname 16.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER RAPPORT OVERGANG BASISONDERWIJS – VOORGEZET ONDERWIJS 2008 (202959)
17.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER JAARVERSLAG 2008 COMMISSIE VOOR BEROEP- EN BIJZONDERE BEZWAARSCHRIFTEN GEMEENTE DORDRECHT (1202949)
18.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER TUSSENEVALUATIE ZWEMBAD DE DUBBEL (199939)
19.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER PARKEREN CENTRUM OOST (117940)
20.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER ONDERZOEK NAAR RESTAURANTBEZOEK IN DORDRECHT (198507)
21.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER WIJKVISIES STERRENBURG EN REELAND (195178)
22. RAADSINFORMATIEBRIEF OVER VOORSTEL AANPAK RUÏNE HUIS TE MERWEDE (195523) 23.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER PROJECTPLAN ZUIDPOLDER (174654)
24.
RAADSINFOMRATIEBRIEF OVER VEILIGHEIDSPLAN DRECHTWERK (188007)
25. RAADSINFORMATIEBRIEF EVALUATIE ARCHEOLOGIE GEZONDHEIDSPARK (195255) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden stukken 16 tot en met 25 voor kennisname aangenomen. 6.
FEITENONDERZOEK VEILIGHEIDSSITUATIE DRECHTWERK (201449) Politieke beoordeling van de feiten uit het feitenonderzoek. Bij de behandeling van het feitenonderzoek worden conform de besluiten van de agendacommissie en de raad de raadsinformatiebrief over het veiligheidsplan (dossiernr. 188007) en een brief van de voorzitter van het dagelijks bestuur van Drechtwerk over de huisvestingssituatie (dossiernr. 189992) betrokken.
62
De VOORZITTER: Heeft de voorzitter van de begeleidingscommissie er behoefte aan als eerste iets over dit feitenonderzoek te zeggen? De heer VAN DONGEN: Nee, mijnheer de voorzitter. Ik heb in de Dordtse Kamers al ruimschoots de gelegenheid gehad de resultaten van het onderzoek toe te lichten. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Mijnheer de voorzitter, leden van de raad, bezoekers op de publieke tribune. Bij het op 12 mei in deze raad gevoerde interpellatiedebat heeft de PvdA aangegeven dat zij geschrokken is van het voortdurend in gebreke blijven van Drechtwerk bij het op orde brengen van de noodzakelijke maatregelen, dit zeker gelet op het feit dat de overheid een voorbeeldfunctie dient te vervullen en het hier kwetsbare mensen betreft. Voor ons ligt nu het feitenonderzoek van het COT, het Instituut voor Veiligheid en Crisismanagement, dat in grote lijnen bevestigt wat al bekend was. Ik zal nu op een aantal punten van het onderzoek ingaan. De brandveiligheid. Op 17 november 2005 is er bij de presentatie van het renovatieplan Drechtwerk expliciet aandacht voor de brandveiligheid in het algemeen bestuur. Op 8 februari 2005 is er een advies van een externe adviseur over de brandveiligheid en in november 2005 besluit het dagelijks bestuur pas op de plaats te maken voor wat betreft de renovatie in verband met de nieuwbouwplannen die er inmiddels zijn. Op 14 februari 2007 wordt de notitie Renovatie nieuwbouw in het dagelijks bestuur besproken. Wij zien dat na verloop van tijd de veiligheid bij de besprekingen en in de rapportages onderdeel ging uitmaken van de totale huisvestingssituatie. De aandacht van de directie en bestuur gingen meer uit naar de strubbelingen in de interne organisatie, de veranderingen in de WSW-wetgeving en het beleid en de totale huisvestingssituatie, waarvan de brandveiligheid een onderdeel uitmaakt. Over het algemeen zijn dit zaken waarmee een bestuur zich bezighoudt. Het toezicht op de brandveiligheid is een operationele taak. Omdat herhuisvesting en nieuwbouw als een betere oplossing werden gezien voor de huisvestingsproblematiek, werd besloten alleen de meest noodzakelijke reparaties te doen om de veiligheid, in afwachting van de nieuwbouw, zo goed mogelijk te garanderen. Een totale renovatie achtte men niet langer relevant en zou er ook niet toe leiden dat de locatie aan de huidige eisen voldoet. Vanaf het najaar 2008 komt de brandveiligheid weer expliciet in beeld. In het najaar van 2006 komt het rapport van VROM, dat niet de aandacht heeft gekregen die het had moeten krijgen. Het rapport is niet expliciet in het bestuur besproken - er zijn geen stukken gevonden die daarop wijzen – en ook niet in de raad. Het is onduidelijk of het VROM-rapport in het algemeen en in het dagelijks bestuur is besproken. In het feitenonderzoek wordt gesteld dat men dit in de stukken niet heeft kunnen terugvinden. De wethouder heeft in de eerste termijn van het interpellatiedebat gezegd dat het rapport wel degelijk in het bestuur is besproken, zoals dat van een bestuur verwacht mag worden, en het bestuur de directie naar aanleiding van het rapport heeft opgedragen een overzicht van de noodzakelijke maatregelen te maken en daaraan een budget te hangen. Wij verzoeken de wethouder ons hierover meer duidelijkheid te geven. De veiligheid is wel aan de orde geweest, maar vooral in relatie tot de totale huisvestingssituatie. Volgens het COTrapport heeft Drechtwerk naar aanleiding van het VROM-rapport geen inventarisatie noch een kostenraming gemaakt. Tussen 2006 en 2008 zijn in het kader van de veiligheidssituatie wel verschillende activiteiten ondernomen, maar dat was onvoldoende. De controle op de brandveiligheid. Uit het onderzoek blijkt niet, dat de brandweer, Bouwen Woningtoezicht en de Milieudienst tussen 2004 en 2008 toezicht hebben gehouden op de brandveiligheid. Van de afspraken tussen de brandweer en de Milieudienst zijn geen schriftelijke bevestigingen gevonden. Welke afspraken zijn gemaakt is niet duidelijk. Het is merkwaardig dat van afspraken over zo’n belangrijk onderwerp als de brandveiligheid niets is terug te vinden. Of de brandweer en de Milieudienst hun controletaak adequaat hebben uitgeoefend is voor ons moeilijk te beoordelen. In het VROM-rapport wordt gesteld dat geen controles zijn uitgevoerd op de uitvoering van de voorschriften betreffende het brandveilig gebruik. Wij vragen het college aan te geven of het gebruikelijk is dat in het kader van de 63
brandveiligheid te ondernemen acties en de controles hierop niets door de controlerende organen worden vastgelegd of dat soms helemaal niet wordt gecontroleerd. Voor de PvdA is het belangrijk dat geen sprake is van een apert brandonveilige situatie. Het plan van aanpak van Drechtwerk is met wijzigingen akkoord bevonden door de Milieudienst en wordt nu uitgevoerd, de Milieudienst ziet geen reden om Drechtwerk te sluiten. Ook dat is voor de PvdA een belangrijk feit, omdat de veiligheid voor ons voorop staat. Wij gaan ervan uit dat de Milieudienst zal ingrijpen als de veiligheid niet kan worden gegarandeerd. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: U stelt dat in het VROM-rapport is geconcludeerd, dat geen sprake is van een apert onveilige situatie. Mijns inziens betreft die conclusie alleen de bijgebouwen. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Het is juist dat die conclusie niet het hoofdgebouw betreft. De reden daarvan is dat het hoofdgebouw in verband met nieuwbouw binnenkort zal worden verlaten. De nieuwbouw heeft echter langer geduurd dan verwacht. Door Drechtwerk zijn acties in gang gezet om de brandveiligheidssituatie te verbeteren. De burgemeester heeft in de eerste termijn van het interpellatiedebat voorgesteld de controlerapporten van de Milieudienst aan de raad toe te sturen. De PvdA wil deze rapporten inderdaad ontvangen, zodat wij de voortgang in het oog zullen kunnen houden. De informatie aan de raad ging via de P&C-cyclus, begrotingen en jaarverslagen. De huisvestingsproblematiek van Drechtwerk kwam daarin wel ter sprake, maar daarin is niet expliciet aandacht besteed aan de brandveiligheid. Wel is melding gemaakt van de sterk verouderde staat van de gebouwen en de achterstand voor wat betreft het onderhoud en tevens is vermeld, dat slechts correctief onderhoud wordt gepleegd. Daarnaast is gerapporteerd over de ontwikkelingen binnen de organisaties, de bestuursperikelen, de veranderingen in het WSW-beleid en de bedrijfseconomische aspecten. De raad had door het college beter moeten worden geïnformeerd over de specifieke veiligheidssituatie, handhaving en toezicht. Die aspecten hadden op een aantal momenten aan de orde moeten komen: bij het VROM-rapport in het najaar van 2006, bij het doen uitgaan van het persbericht door Drechtwerk in oktober 2008 en zeker ook nadat de brandveiligheidssituatie op 21 oktober 2008 in het college was besproken. Het college heeft in eerste termijn op onze vragen geantwoord dat het allemaal veel beter had gekund, dat niemand eraan heeft gedacht de raad specifiek over de brandveiligheid te informeren en men dit ernstig betreurt. De conclusie van de PvdA is als volgt: Drechtwerk, de sociale werkvoorziening, kent al lang organisatieproblemen, vele directiewisselingen, veranderingen in het beleid – eerst de mens centraal en dan weer de verzakelijking –, huisvestings- en brandveiligheidsproblemen, er is meer markt gekomen en de cultuur heeft zich verhard. De prioriteit moet liggen bij de mensen die bij of via Drechtwerk aan de slag kunnen en daardoor in staat zijn mee te doen aan de samenleving. Het garanderen van veiligheid in de bestaande gebouwen, het starten van nieuwbouw en de nieuwe bestuurs- en organisatiestructuur passend in deze tijd zijn nu direct en primair aan de orde. Het is niet terecht, maar wel verklaarbaar, dat de veiligheid niet altijd bovenaan stond bij het bestuur van Drechtwerk. De heer KARAPINAR: Waarom vindt u het verklaarbaar dat de prioriteit niet bij de brandveiligheid lag? Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ik zal dat nu verklaren. De organisatie, Drechtwerk zelf, was hiermee bezig. Het garanderen van de brandveiligheid is een operationele taak. De controlerende instanties hebben hun eigen specifieke werk gedaan. In dit geval is niet na te gaan of de organisaties hun werk adequaat hebben gedaan en dat is niet goed. De heer KARAPINAR: Ligt de verantwoordelijkheid daarvoor naar uw mening bij de organisaties?
64
Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Dat heb ik niet gezegd. Ik heb het niet terecht genoemd dat het bestuur het garanderen van de brandveiligheid niet bovenaan had staan, maar ik vind dat wel verklaarbaar. Het bestuur was bezig met de toekomst, de nieuwe huisvesting en de nieuwe organisatiestructuur en werd in beslag genomen door de diverse managementwisselingen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: U hebt eerder in uw betoog gezegd dat het bestuur van niets wist. Waarom vindt u het terecht dat het bestuur alleen met de toekomst bezig is? Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ik heb aangegeven dat ik daarop graag een toelichting van de wethouder wil hebben. De wethouder heeft gezegd dat hij het rapport wel degelijk kende en het rapport ook is besproken. In het kader van het feitenonderzoek zijn echter geen stukken gevonden die daarop duiden. Wij denken dat de huidige bestuursstructuur, gezien de specifiek verantwoordelijke taken die moeten worden verricht, niet meer in deze tijd past. De wethouders van de verschillende steden zijn niet voldoende professioneel om dit werk goed te kunnen doen en hebben zitting in een college, waarin ook andere prioriteiten aan de orde zijn. Die situatie moeten wij niet meer willen. In deze zin ondersteunen wij de constateringen van de Rekenkamer in het onderzoek Drechtwerk… Mevrouw RUISCH: U hebt zojuist gezegd dat de huidige bestuursstructuur met wethouders niet in deze tijd past en zou moeten worden veranderd. Als dat zo is, krijgen wij nog veel te doen omdat deze bestuursstructuur bij alle Gemeenschappelijke Regelingen van kracht is. Ga er maar aan staan! Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ik ga er niet aan staan, ik heb het nu over Drechtwerk. Daar gaan wij aan staan. Ik ga niet over heel de wereld. Die situatie moeten wij zoals gezegd niet meer willen. In deze zin ondersteunen wij de constateringen van de Rekenkamer in het onderzoek Drechtwerk, dat de politiekbestuurlijke sturing en controle op dit moment niet voldoen en begrotingen en jaarrekeningen de raden niet de gewenste duidelijkheid bieden over belangrijke kwesties. De PvdA is voorstander van bijvoorbeeld een raad van commissarissen of een raad van toezicht, bestaande uit kundige mensen uit het bedrijfsleven, uit de sociale dienst en de arbeidsmarktwereld, die beter toegerust zijn om een gecompliceerd bedrijf zoals Drechtwerk adequaat aan te sturen en continuïteit te bieden. Als de GR Drechtwerk daarvoor zal moeten worden gewijzigd, dan moet dat onzes inziens gebeuren. Wij willen dat hiervoor in samenwerking met de andere partners in de GR Drechtsteden snel plannen worden uitgewerkt en die plannen ter bespreking en besluitvorming aan de gemeenteraden worden voorgelegd. Drechtwerk is een complex bedrijf met een sociale missie, maar heeft ook een bedrijfseconomische doelstelling. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Bij de bespreking van het Rekenkamer-rapport van enkele jaren geleden hebben wij voorgesteld de bestuursstructuur van Drechtwerk te wijzigen. Ik vind het jammer dat het enkele jaren heeft moeten duren voordat de PvdA tot dezelfde conclusie is gekomen. Gezien de gecompliceerde problematiek waarmee Drechtwerk al tien jaar te maken heeft, vraag ik mij af waarom de PvdA daaraan destijds niet meer aandacht heeft gegeven. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Dat klopt, wij constateren dit nu. Ik heb gezegd dat Drechtwerk een complex bedrijf is. Inmiddels is bij Drechtwerk voor wat betreft de nieuwe organisatiestructuur en de nieuwe huisvesting al veel in gang gezet. Noodzakelijk is het nu de reorganisatie vast te houden, vast te zetten in de organisatie en de noodzakelijke nieuwbouw te realiseren. Dat heeft onze prioriteit. Dat moet krachtdadig en stevig worden uitgevoerd, dit uiteraard in de wetenschap dat de locaties van Drechtwerk niet brandonveilig zijn, de Milieudienst geen reden ziet de gebouwen te sluiten en dat op de brandveiligheid wordt gecontroleerd. Wij willen dat de voortgangsrapportages hierover aan de raad worden toegestuurd. 65
De PvdA is absoluut ongelukkig over deze gang van zaken. laat dat duidelijk zijn. De traagheid van handelen bij het realiseren van nieuwe huisvesting, onvoldoende toezicht op de veiligheid door de instanties, het lang bezig zijn met het vluchtwegenverhaal en het niet tijdig informeren van de raad maken ons absoluut niet vrolijk. Het gaat om een gevoelige zaak, het gaat om de veiligheid en de organisatie van Drechtwerk, waar kwetsbare mensen in staat zijn mee te doen aan de samenleving en een inkomen te verwerven waar dat elders niet kan. Dat geeft een extra verantwoordelijkheid. Voor de PvdA is dit een bijzonder lastige keuze. Veranderingen zijn nodig – die zijn al in gang gezet -, maar er zijn nog vele onvolkomenheden. Stuur je daarvoor je eigen wethouder weg of stuur je een heel college weg, omdat in dit dossier meerdere collegeleden verantwoordelijkheden dragen? Wij hebben er uiteindelijk voor gekozen niemand weg te sturen. Deze keuze zal ongetwijfeld kritiek oproepen, maar ik zal uitleggen en verantwoorden waarom de PvdA deze keuze heeft gemaakt. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mevrouw Van den Bergh heeft gesproken over de mogelijkheid het gehele college weg te sturen. Welke collegeleden zijn naar haar mening verantwoordelijk voor dit dossier? Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ik doel op degenen die over toezicht en controle, over de vergunningen en over de Milieudienst gaan. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: U doelt dus op de voorzitter van de raad. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: … en over de grondexploitatie, over bouw- en woningtoezicht… Er zijn meerdere verantwoordelijken. Ik was toe aan onze verantwoording voor het feit dat wij ervoor hebben gekozen niemand weg te sturen. Wij zijn van mening dat geen sprake is geweest van het bewust achterhouden van informatie voor de raad en er is ook geen sprake van een apert brandonveilige situatie. De veiligheid is op een acceptabel niveau geborgd. De heer KARAPINAR: Mevrouw Van den Bergh stelt dat de brandveiligheid op een acceptabel niveau is geborgd. Volgens mij is daarvan pas een maand of twee sprake. Wij hebben het over een periode van jaren. Mijns inziens is hetgeen mevrouw Van den Bergh zegt niet correct. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Het is wel correct. De Milieudienst en de brandweer hebben geen reden gezien in te grijpen. Als de situatie pertinent onveilig zou zijn geweest en de mensen die bij Drechtwerk werkten in levensgevaar zouden hebben verkeerd, zou ingegrepen zijn. De heer KARAPINAR: Volgens de PvdA waren de mensen die bij Drechtwerk werkten dus niet in levensgevaar. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Dat heb ik opgemaakt uit de stukken die ik heb gelezen en uit het feit dat de mensen daar nog steeds werken. Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: Als er iets zou zijn gebeurd, zouden die mensen niet meer bij Drechtwerk hebben gewerkt. Ik vind dit een heel vreemde opmerking. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Dat is mijn constatering na lezing van de stukken. Dat zou toch wel al te gek zijn. Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: De mensen werken daar nog steeds omdat niet op het VROM-rapport is gereageerd en niets is gedaan met het rapport van de Arbeidsinspectie.
66
Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ik doel op het feit dat de gebouwen niet zijn gesloten. Ik heb al lang toegegeven dat niet adequaat is gehandeld ten aanzien van de reparaties die hadden moeten plaatsvinden. Handhaving en toezicht hebben onvoldoende plaatsgevonden en er was geen gevoel van urgentie. Mevrouw RUISCH: Heb ik goed gehoord dat naar het oordeel van mevrouw Van den Bergh geen sprake is geweest van het bewust achterhouden van informatie? Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ja. Mevrouw RUISCH: Mijn constatering is ernstiger. Ik ben van mening dat de wethouder zich er niet van bewust is geweest dat hij de raad had moeten informeren. Dat is voor mij de kwestie. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Dat is iets anders dan bewust iets achterhouden. Mevrouw RUISCH: Het niet weten dat je de raad moet informeren, vind ik ernstiger. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Dat is al lang toegegeven. De burgemeester heeft gezegd dat geen van de leden van het college, dat uitgebreid over deze problematiek heeft gesproken, eraan heeft gedacht de raad te informeren. Mevrouw RUISCH: Daar word ik niet lekker van! Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Daar word ik ook niet lekker van, maar dat is geen bewust achterhouden van informatie. Mevrouw RUISCH: Dat vind ik juist zo ernstig. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Informatie van het college aan de raad is er op belangrijke momenten niet. Dit is al eerder geconstateerd en dit blijkt ook nu weer. Wij zijn van mening dat in beeld gebracht moet worden hoe dit zit en hoe het zit met de informatievoorziening van het college aan de raad. Het lijkt wel of er met enige regelmaat een prop in de communicatielijnen zit, waardoor zaken niet doorkomen. De heer SLEEKING: Betreft het niet steeds zaken die onder de verantwoordelijkheid van uw eigen wethouder vallen? Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Onder andere. De heer SLEEKING: Kunt u andere voorbeelden noemen? Wat wilt u nog laten onderzoeken? Wij hebben nu een compleet feitenrelaas met betrekking tot Drechtwerk, waarin van jaar tot jaar en van maand tot maand is aangegeven wat er is gebeurd en waaruit blijkt dat die informatie niet aan de raad is voorgelegd. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: In het feitenrelaas wordt niet aangegeven waarom bepaalde informatie in bepaalde dossiers of over bepaalde onderwerpen niet naar de raad doorkomt. De heer SLEEKING: Wij hebben uitgebreid stilgestaan bij het dossier Stadswerven en wij hebben uitgebreid stilgestaan bij het dossier over de bestuurlijke ellende bij Drechtwerk. Telkens bleek dat de raad door dezelfde portefeuillehouder, de wethouder die in dit dossier centraal staat, onvoldoende is geïnformeerd. Het is nu drie of misschien zelfs wel vier keer scheepsrecht. Gaat u nu weer om een nieuw onderzoek vragen? Hebt u zelf geen verklaring voor het feit dat een portefeuillehouder niet alert is en de raad niet actief informeert, terwijl hij daarop al twee of drie keer is aangesproken en de raad al twee of drie keer heeft uitgesproken dat de grens bereikt is?
67
Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Dat is iets anders. U trekt een conclusie naar aanleiding van een constatering. Ik heb gezien dat hiervan breder in het college sprake is en aangegeven dat soms een prop in de communicatielijnen zit, waardoor de informatie niet naar de raad doorkomt. Wij willen in beeld hebben hoe dat komt. De heer MOSTERT: Ik wil in het midden leggen dat de raadsleden de gang van zaken wellicht met lede ogen hebben aanschouwd en hun verantwoordelijkheid ook niet hebben genomen. Wij hadden moeten doorvragen. Ik voel mij schuldig over het feit dat ik dat niet heb gedaan. De heer KARAPINAR: Als ik niet op de hoogte ben van een situatie, kan ik daarover niet doorvragen. Naar aanleiding van het onderzoek waarover mevrouw Van den Bergh heeft gesproken wil ik nog naar voren brengen dat het college in het interpellatiedebat heeft aangegeven, dat er niet aan is gedacht de raad te informeren. Wat wil mevrouw Van den Bergh dan nog onderzoeken? Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Wij hebben al vaker over de informatievoorziening door het college aan de raad gesproken en uit die discussies is een pracht van een motie geboren: de motie ‘Raad aan zet’. Wij zijn daarmee nu ongeveer anderhalf jaar aan het werk. Wil mevrouw Van den Bergh zeggen dat dit niet goed loopt? Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Dat loopt, maar het zou beter kunnen. De heer KARAPINAR: U legt de bal weer bij de raad en dat vind ik niet terecht. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: In het kader van de P&C-cyclus wordt wel gerapporteerd, maar dat is niet het geëigende instrument om over belangrijke onderwerpen te communiceren. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: In de P&C-cyclus is niets terug te vinden over de veiligheidssituatie bij Drechtwerk. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Daarin is wel informatie gegeven over de beroerde huisvestingssituatie van Drechtwerk. Ik heb al aangegeven dat de informatie in de P&Ccyclus niet expliciet over de brandveiligheid ging. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: U moet de zaken wel in het juiste perspectief noemen. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ik ga verder met mijn betoog, mijnheer de voorzitter. De bestuursstructuur van Drechtwerk moet veranderen. Wij vinden een raad van commissarissen of een raad van toezicht, waarin kundige mensen uit het bedrijfsleven, de sociale dienst- en de arbeidsmarktwereld zitting hebben, meer geschikt en zijn van mening dat de wethouders veel verder op afstand moeten komen. Van het college willen wij hierover zo spoedig mogelijk voorstellen zien. In het kader van ‘Raad aan zet’ willen wij dat het college voorlopig om de twee maanden verantwoording aflegt over de veiligheid, het toezicht, de nieuwbouw en de nieuwe bestuursstructuur van Drechtwerk. Nogmaals: het wegsturen van een wethouder of een college vinden wij in verband met de urgentie van het realiseren van deze zaken en gelet op het belang van de continuïteit van het bestuur niet passend en niet verantwoord. Wij komen met een motie om met een in onze ogen urgente kwestie – de aansturing van Drechtwerk en de verantwoording van het college aan de raad – onmiddellijk aan de slag te gaan. Wij hopen daarbij op uw steun. De heer MOSTERT: Ik ben het eens met hetgeen mevrouw Van den Bergh zojuist stelde, maar wil er wel op wijzen dat Drechtwerk een Gemeenschappelijke Regeling is. Dordrecht kan dit niet alleen. Ik vraag mij af hoe mevrouw Van den Bergh haar voorstel bij de overige in Drechtwerk participerende gemeenten wil neerleggen. Heeft zij daarover ideeën? 68
Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ik zou dat best willen, maar ik ben van mening dat wij daarover nu niet inhoudelijk moeten discussiëren. Wij hebben het nu over het feitenonderzoek en het is voor ons belangrijk dat dit gebeurt. Wij dragen het college op daarvan zo snel mogelijk werk te maken en te doen wat mogelijk is om dit zo spoedig mogelijk te realiseren, in samenwerking met de partners binnen de GR Drechtwerk. Mevrouw RUISCH: Welke garantie hebt u dat een andere bestuursstructuur wel goed zal werken? Het is vaak zo dat een ander rapport wordt gevraagd of een ander model wordt opgezet, dat wij vervolgens alles achter ons laten en opnieuw beginnen. Ik denk dat dit geen oplossing is. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ik ben van mening dat een andere bestuurstructuur wel een oplossing is. Mocht een andere bestuursstructuur niet werken, dan zullen wij iets anders moeten doen. Wij zijn van mening dat een goed opgezette nieuwe bestuursstructuur wel degelijk een oplossing zal zijn voor Drechtwerk. De heer VAN DONGEN: Ik wil mevrouw Van den Bergh vragen waar uit het feitenonderzoek blijkt dat deze Gemeenschappelijke Regeling niet werkt. Die informatie heb ik daarin niet aangetroffen. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Dat is onze conclusie. De VOORZITTER: Door de fractie van de PvdA is de volgende motie ingediend: “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 7 juli 2009; kennis genomen hebbend van het feit dat: - de sociale werkvoorziening Drechtwerk al lange tijd organisatieproblemen, vele directiewisselingen, beleidswijzigingen en huisvestingsproblemen kent; - Drechtwerk al jaren niet beschikt over een gebruiksvergunning voor het gebouw aan de K. Onnes- Weg 1; - er problemen zijn met de brandveiligheid, de handhaving en het toezicht daarop; - een noodzakelijke reorganisatie van Drechtwerk in gang is gezet, waarvan herinrichting van de bestuursstructuur een essentieel onderdeel is; - recent een besluit tot nieuwbouw van het gebouw aan de K. Onnesweg 1 is genomen; constaterende dat: - in de sociale werkvoorziening Drechtwerk een kwetsbare groep mensen op indicatie van de overheid te werk wordt gesteld; - Drechtwerk naast een sociaal-maatschappelijke doelstelling ook een bedrijfseconomische doelstelling heeft; - de aansturing van het bedrijf Drechtwerk met de bijbehorende doelstellingen de afgelopen jaren niet adequaat is geweest; - de brandveiligheid van het bedrijf ondergeschikt is geraakt aan de al maar opschortende nieuwbouwplannen; - maatregelen om de veiligheid tijdelijk te verbeteren niet effectief en met onvoldoende urgentie zijn uitgevoerd; - het toezicht op en de handhaving van de veiligheidsvoorschriften voor een gebruiksvoorziening ernstig hebben tekortgeschoten; overwegende dat: - een algemeen bestuur en dagelijks bestuur – met daarin wethouders – onvoldoende bestuurlijke continuïteit garandeert om het complexe bedrijf Drechtwerk adequaat aan te sturen; - herinrichting van de bestuursstructuur daarvoor een oplossing kan bieden; - de actieve informatievoorziening van de raad inzake veiligheid en toezicht door het college niet heeft plaatsgevonden op een aantal momenten; draagt het college van burgemeester en wethouders op: - de noodzakelijke structuurverandering bij Drechtwerk met de grootst mogelijke spoed uit te werken met de andere partners binnen de GR Drechtwerk;
69
-
aan de gemeenteraad iedere twee maanden verantwoording af te leggen over de voortgang van het op orde brengen van de aansturing, huisvesting en (brand)veiligheid van het bedrijf Drechtwerk; en gaat over tot de orde van de dag.” (8)
Mevrouw VAN BENTHEM: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie heeft kennis genomen van de brief van het college van 26 mei jl., waarmee een goedgekeurd veiligheidsplan voor Drechtwerk werd aangeboden. Die brief heeft bij ons de gemoederen enigszins tot rust gebracht. Sinds mei zijn de gemoederen aardig verhit geraakt door de confrontatie met het feit, dat Drechtwerk al jaren niet beschikt over een gebruiksvergunning, waardoor wellicht sprake was van onverantwoorde veiligheidsomstandigheden voor de mensen die bij Drechtwerk werkzaam zijn, mensen die de overheid nota bene zelf heeft geïndiceerd om zogenaamd beschut binnen te gaan werken. Dat wij hebben moeten constateren dat dezelfde overheid er niet voor heeft gezorgd dat werd voldaan aan de veiligheidseisen, die zij zelf heeft gesteld, is ronduit verbijsterend. De goedkeuring van het plan van aanpak inzake de brandveiligheid van Drechtwerk die op 26 mei jl. aan ons is medegedeeld was een geruststelling, ook al is daarin aangegeven dat dit niet betekent dat volledig aan de eisen voor het verlenen van een gebruiksvergunning wordt voldaan. In ieder geval is sprake van een acceptabel veiligheidsniveau. Ook de brief van de voorzitter van het algemeen bestuur van Drechtwerk van 25 juni jl. over de besluitvorming inzake de huisvesting van Drechtwerk geeft blijk van stappen in de goede richting, al is de brief wel vrij onduidelijk over het moment waarop en de mate waarin een en ander invloed zal hebben op de veiligheidsomstandigheden van de werknemers. Ook ontbreekt helderheid over de feitelijkheid van de overeenkomst met Fortress. Onze fractie heeft natuurlijk ook kennisgenomen van het feitenrelaas over de arbeidsomstandigheden in relatie tot de veiligheid, waarin is aangegeven wat daaraan in de periode januari 2004 tot en met juni 2009 door de verantwoordelijken en de toezichthouders wel en vaker nog niet is gedaan. Dit feitenrelaas heeft ons reden gegeven tot ernstige zorgen en gevoelens van ongeloof opgeroepen. Voor ons is klip en klaar dat op het gebied van de brandveiligheid niet adequaat en niet tijdig is gehandeld, de brandveiligheid ondergeschikt is geraakt aan de steeds maar niet afkomende besluitvorming en plannen van aanpak voor de huisvesting en de nieuwbouw en daarnaast te weinig en te laat maatregelen zijn getroffen om in ieder geval aanvaardbare veiligheidsomstandigheden te realiseren voor deze kwetsbare groep mensen, die aan onze zorg is toevertrouwd. Mijn fractie is van mening dat onvoldoende invulling is gegeven aan de actieve informatieplicht van het college op het dossier Drechtwerk. Ik leg de nadruk op het woord ‘actief’. Wij verwachten dat de betreffende collegeleden, onder wie de voorzitter van het algemeen bestuur van Drechtwerk en de verantwoordelijke voor handhaving en toezicht vanuit de Milieudienst en de brandweer, vanavond verantwoording afleggen over hun handelwijze in dezen. Drechtwerk kampt al jarenlang met organisatieproblemen, financieringstekorten en huisvestingsproblemen. Ter illustratie: in vier jaar tijd heeft Drechtwerk vijf directeuren gehad. Het is dus niet zo gek, dat het ontbrak aan effectieve en efficiënte sturing. Juist die situatie geeft het bestuur en de deelnemende gemeenten des te meer verantwoordelijkheid. De nu ingezette reorganisatie, met als essentieel onderdeel de herinrichting van de bestuursstructuur, de op handen zijnde herhuisvesting en een concrete aanpak van de toekomstvisie, zijn broodnodig en het is van het grootste belang dat deze op een verantwoorde wijze tot uitvoering gebracht worden. De VVD-fractie vindt dat de feiten uit het feitenrelaas niet zonder consequenties kunnen blijven. In de eerste plaats is de VVD van mening, dat de herinrichting van het bestuur versneld moet worden ontwikkeld en het liefst nog dit jaar, als dat mogelijk is, tot uitvoering moet worden gebracht. Daarbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds toezicht op de kwaliteit door de afnemende gemeente, ingevuld door politiek bestuurders, en 70
anderzijds toezicht op de aansturing van de organisatie op de sociaal-maatschappelijke en bedrijfseconomische doelstellingen van het bedrijf, bijvoorbeeld door het aanstellen van commissarissen. Op die wijze wordt continuïteit van het toezicht gerealiseerd en worden politieke bestuurders van de deelnemende gemeenten in de positie geplaatst die hen het beste past, namelijk de positie van afnemer. De VVD is van mening dat het ook de raad past zijn verantwoordelijkheid te nemen en in dat kader over te gaan tot verscherpt toezicht op de voortgang, die op de uitgezette sporen wordt gemaakt. Daarom dragen wij het college op vanaf nu frequent verantwoording af te leggen over de geboekte resultaten op het gebied van de reorganisatie, de toekomstvisie, de bestuursstructuur, de huisvesting en last but not least de verwerving van de gebruiksvergunning. Pas als het laatste gerealiseerd zal zijn, kunnen wij recht doen aan de aan ons toevertrouwde zorg voor deze kwetsbare groep mensen. De VVD kiest hiermee voor het nemen van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het neerzetten van een verantwoord WSW-bedrijf, de continuïteit van het stadsbestuur en het terugwinnen van het vertrouwen van momenteel aan hun deelname twijfelende gemeenten. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: U pleit voor verscherpt toezicht op Drechtwerk… Mevrouw VAN BENTHEM: Op het dossier Drechtwerk. Kort door de bocht gezegd: voor wat het dossier Drechtwerk betreft willen wij het college onder curatele stellen en frequent verantwoording laten afleggen over de stappen die worden ondernomen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Wilt u het college of de voor Drechtwerk verantwoordelijke wethouder onder curatele stellen? Mevrouw VAN BENTHEM: Het college. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik de leden van de begeleidingscommissie dankzeggen. Onze fractie heeft kennisgenomen van het resultaat van het feitenonderzoek van het COT. Wij accepteren dit relaas als de meest compleet mogelijke weergave van de aangetroffen feiten. Helaas is gebleken dat een deel van de suggesties en vooronderstellingen van de portefeuillehouder niet door achterliggende documenten kan worden onderbouwd. Verslagen van het AB en het DB van Drechtwerk en verslagen van gemaakte afspraken met de Milieudienst en de brandweer en de ambtelijke reactie op het VROM-rapport zijn niet te achterhalen gebleken. Welke verklaring heeft het college daar zelf voor? Eerlijk gezegd heb ik de rapportage met plaatsvervangende schaamte gelezen en heb ik vanavond ook met een gevoel van plaatsvervangende schaamte naar het relaas van de woordvoerder van de PvdA moeten luisteren. De heer MOSTERT: verstaat de heer Sleeking onder ‘plaatsvervangende schaamte’? Ik heb hem dat twee maal horen zeggen. De heer SLEEKING: Dat de fractie op maandag 11 mei heeft besloten met alle mogelijke middelen pal voor de wethouder te gaan staan of liggen, al dan niet met steun van de andere coalitiepartijen, is haar goed recht. Dat de PvdA niet is gekomen tot een scherpe analyse van de feiten en een aperte veroordeling van de wijze waarop het college en met name de wethouder met dit dossier is omgegaan, vind ik onbegrijpelijk. Wij zijn de tijd voorbij… Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Mijns inziens heb ik scherpe kritiek naar voren gebracht op hetgeen in dit dossier heeft plaatsgevonden. De heer SLEEKING: Nee. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ten tweede is er geen sprake van, dat wij 11 mei pal voor de wethouder zijn gaan staan of liggen. Beide constateringen zijn volkomen bezijden de waarheid.
71
De heer SLEEKING: Ik vind het opmerkelijk dat de ernstige feiten waarvan het feitenrelaas blijk geeft door de PvdA zijn afgezwakt en vergoelijkt. Naar onze mening raakt de opstelling van de PvdA kant noch wal. De opstelling van de PvdA getuigt van een politieke cultuur… Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Zoals? Ik heb niets vergoelijkt. De heer SLEEKING: Uw relaas vertegenwoordigt een politieke cultuur die niet meer van deze tijd is en door uw kiezers en uw achterban niet wordt begrepen en geaccepteerd. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Zoals? De heer SLEEKING: U komt heel dapper met een doekje voor het bloeden, een motie waarin wordt voorgesteld het bestuur opnieuw op te tuigen, maar voor de rest laat u alles zoals het was. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Noemt u eens concrete voorbeelden. Ik wil uw dapperheid wel eens in volle breedte zien. De heer SLEEKING: Gaat u er maar voor zitten, zou ik zeggen. Ik heb het college al gevraagd om een verklaring voor het ontbreken van de achterliggende stukken. Het lijkt er sterk op dat in dit soort belangrijke zaken in Dordt niet adequaat en onzorgvuldig wordt gehandeld. Het plan van aanpak na de rapportage van VROM is niet aangetroffen en wij gaan ervan uit dat dit niet is gemaakt. Onduidelijk is ook gebleven of de rapportage van VROM bij het AB en het DB van Drechtwerk is geagendeerd. In ieder geval is het VROM-rapport niet in het college gebracht. Pas in oktober 2008 is daarvan melding gemaakt. Waar mevrouw Van den Bergh het gehele college heeft aangesproken en de VVD heeft gezegd het gehele college onder curatele te willen stellen, wil ik dat op dit onderdeel relativeren. Kennisgenomen hebbend van de rapportage zijn wij van mening, dat een flink deel van het college pas in oktober 2008 van de feitelijke situatie op de hoogte is gebracht. Ten aanzien van de rol van wethouder Spigt heeft de rapportage onzes inziens weinig nieuwe inzichten opgeleverd. Het is duidelijk dat de feitelijke informatie met betrekking tot de onveilige situatie pas in oktober in het college aan de orde is gesteld. Zeer opvallend vonden wij de weergave van de collegevergadering van 21 oktober 2008. Wij kunnen niet vaak kennisnemen van kabinetsaantekeningen van het college. Het is mij opgevallen dat de aantekeningen zeer beperkt en beknopt van aard zijn, wat bij de reconstructie van dit soort belangrijke dossiers erg lastig is. Misschien is dit een punt van aandacht voor het college zelf. Ik heb geconstateerd dat het college kennelijk alert was op het mogelijk in de publiciteit komen van de situatie. Duidelijk is gesteld dat coördinatie met betrekking tot de communicatie vanuit de gemeente gewenst is, omdat de situatie anders via een overzicht van VROM bekend wordt gemaakt. Het college was zich hiervan zeker bewust. Om die reden waren wij zeer verbaasd over de uitspraak van de burgemeester op 12 mei, dat er niet aan is gedacht de raad te informeren. Hoe zijn die twee zaken met elkaar te rijmen? De formulering doet eerder denken aan een poging de informatie bewust onder de pet te houden tot het moment waarop dat niet langer mogelijk was. Het is ook merkwaardig dat het persbericht van 24 oktober 2008 door niemand is gezien. Of dat persbericht door Drechtwerk slechts zeer beperkt is verspreid weten wij niet. Het is in ieder geval geen persbericht van het college geweest, terwijl daartoe alle aanleiding was. Wij worden dagelijks gebombardeerd met persberichten van het college, die ik eerlijk gezegd niet allemaal lees. Ik ga ervan uit dat de pers de belangrijke berichten oppakt en ik die berichten de volgende dag in de krant kan lezen. Een opvallende reactie van het college, via het ambtelijk circuit: bij de rapportage van het COT wordt gevraagd of de samenvatting van de feiten eigenlijk wel noodzakelijk is. Voor de raad is de samenvatting een heldere opsomming van de belangrijkste feiten en de raad vraagt voortdurend om heldere samenvattingen. Wij vinden dit een opmerkelijk verzoek. 72
Een ernstige constatering is, dat de begroting 2007 een apert onjuiste formulering bevat, namelijk dat sprake was van een gebruiksvergunning. Hoe is dat te verklaren? Waarom is er nooit voor gekozen in de begrotingen en in de jaarrekeningen niet alleen verslag te doen van de vervelende huisvestingsperikelen, maar ook klip en klaar over de ernstige situatie met betrekking tot de brandveiligheid? Wij vinden het opvallend en teleurstellend, dat in het kader van de inhaalslag gebruiksvergunningen nooit is aangegeven – ook niet door de portefeuillehouder – dat bij Drechtwerk sprake was van een serieus probleem. Was de portefeuillehouder daarvan niet op de hoogte, gelet op de opsomming van de nog ontbrekende gebruiksvergunningen? Wat is daarvoor de verklaring? De ernst van de zaak in het VROM-rapport is deels onderbelicht doordat het hoofdgebouw aan de Kamerlingh Onnesweg buiten beschouwing is gebleven. Mevrouw Van den Bergh heeft zojuist stoer gezegd dat geen sprake was van een apert onveilige situatie, maar een van de belangrijkste ruimten, waarin gedurende vele jaren veel mensen werkzaam waren en zijn, is buiten beschouwing gebleven. Ik vind het merkwaardig dat men voor dat traject heeft gekozen en tegen VROM is gezegd: “Onderzoek die locatie maar niet, want die gaan wij toch slopen en wij gaan binnenkort verhuizen.” De achterliggende gedachte was waarschijnlijk dat het Drechtwerk niet goed uitkwam dat deze locatie in het onderzoek zou worden meegenomen. Een hondenbezitter zou eens tegen een inspecteur moeten zeggen dat hij niet op zolder behoeft te kijken, omdat daar geen honden zitten. Ik kan nog wel twintig voorbeelden bedenken van manieren om inspecteurs af te wimpelen. Het is natuurlijk wel merkwaardig dat de Inspectie VROM zich op zo’n belangrijk punt met een kluitje in het riet heeft laten sturen en daarop kennelijk later niet is teruggekomen. Het hoofdgebouw is, gezien de omvang van de werkzaamheden, juist een van de meest risicovolle onderdelen. Deze gang van zaken heeft bij ons de vraag doen rijzen of het in overheidsland gebruikelijk is dat overheidsinstellingen zo met elkaar omgaan en zulke belangrijke zaken buiten beschouwing worden gelaten. Dat geen apert brandonveilige situatie is aangetroffen, wordt door deze gang van zaken in een heel ander perspectief geplaatst. Het dossier Drechtwerk levert een ontluisterend beeld op van bestuurders die hun verantwoordelijkheid niet nemen, bereid zijn onverantwoorde risico’s te nemen met grote aantallen kwetsbare werknemers en zaken die geen uitstel dulden op de lange baan schuiven. Het was gewoon onveilig. In de loop van de tijd is de situatie minder onveilig geworden, maar de situatie is steeds onveilig geweest. Dat is gebleken uit de VROMrapportage, die overigens niet de eerste was. Gezien ernstige incidenten elders in het land zouden wij ervan moeten kunnen uitgaan dat de overheid, ook onze lokale overheid, hoge prioriteit geeft aan het naleven van de veiligheidsvoorschriften en daarover met alle betrokkenen adequaat communiceert. Doordat dit jarenlang achterwege is gebleven zijn naar onze mening onacceptabele risico’s genomen. Maatschappelijk en gezien de doelgroep waarover wij spreken en waarvoor wij een meervoudige verantwoordelijkheid hebben, vinden wij dat onverteerbaar. Een bestuurder die blijk geeft van het niet oppakken van de taken waarvoor hij is aangesteld en die zijn politieke verantwoordelijkheid niet neemt, verdient het onzes inziens niet in die positie te worden gehandhaafd. De heer MOSTERT: De heer Sleeking heeft het steeds over één persoon, maar het is hem bekend dat het bestuur van Drechtwerk uit meerdere personen bestaat. Het DB bestaat uit de verantwoordelijke wethouders van alle participerende gemeenten. Ik heb de indruk dat de heer Sleeking de verantwoordelijkheid voor de gang van zaken bij Drechtwerk op één persoon afschuift. Wil hij de andere bestuurders van Drechtwerk hierbij niet betrekken? De heer SLEEKING: De discussie over de andere bestuurders zullen wij wellicht in een ander platform voeren. Uit de rapportage is gebleken dat noch het DB noch het AB geïnformeerd is. Wij spreken nu de wethouder aan die door de raad van Dordrecht is aangesteld om de belangen bij Drechtwerk te behartigen. Ik heb ook vragen gesteld die relevant zijn voor de voorzitter van de raad, de burgemeester, en wellicht voelen andere collegeleden zich ook
73
aangesproken waar deze discussie onderdelen van hun portefeuille betreft. Het zal toch duidelijk zijn… Mevrouw VAN BENTHEM: De heer Sleeking heeft erop gewezen dat college niet eerder dan eind 2008 op de hoogte was en heeft zich afgevraagd waarom wij over het gehele college hebben gesproken. Ik stel vast dat hij nu zelf ook het gehele college aanspreekt. De heer SLEEKING: Dat is correct. Ik heb mij er zeer over verbaasd dat deze kwestie kennelijk in oktober 2008 in het college inhoudelijk is besproken en toen ook is gesproken over de communicatie en het risico dat deze informatie in de publiciteit zou komen. Daarover heb ik zojuist een concrete vraag gesteld. Om die reden ben ik met terugwerkende kracht buitengewoon verbaasd over de opmerking van de voorzitter van de raad, dat het college er niet aan heeft gedacht de raad te informeren. Er is wel aan gedacht,en er is ook over gesproken, maar het college heeft hierover bewust niet met de raad gecommuniceerd. Ik vraag nog een keer hoe dit heeft kunnen gebeuren. Ik ben het met u eens dat dit een zaak is die het gehele college aangaat. Vanaf oktober 2008 zijn alle collegeleden op de hoogte geweest. Ik weet niet of collegeleden hierover met hun eigen fracties hebben gecommuniceerd, maar ik ga ervan uit dat dit niet is gebeurd. De overige collegeleden hadden ook aan de bel kunnen trekken en de vraag kunnen stellen of de raad niet over deze ernstige feiten moest worden geïnformeerd. Ik ben er verbaasd over dat dit niet is gebeurd. Mevrouw VAN BENTHEM: Volgens mij was voor eind 2008 ook al sprake van onvoldoende toezicht en handhaving door de Milieudienst en waren de maatregelen van de brandweer onvoldoende. Dat was al voor eind 2008 aan de orde en daarvoor zijn leden van het college verantwoordelijk. De heer SLEEKING: Dat is juist, maar niet het gehele college. Wij hebben kennisgenomen van de nieuwbouwplannen die een einde kunnen maken aan de huidige situatie. Wij verwachten op korte termijn voorstellen hiertoe en voor de overgangsperiode voldoende aanvullende maatregelen om tot een verantwoorde veiligheidssituatie te komen. Wij vinden de situatie rondom Drechtwerk vele malen ernstiger dan de situatie met betrekking tot het dossier Stadswerven, waarover de raad ook veel te laat is geïnformeerd. Vele malen ernstiger ook dan de situatie met betrekking tot het drie-bussensysteem of de bestuurlijke problemen bij Drechtwerk. Toen ging het alleen maar om geld, maar in dit dossier is de veiligheid van de medewerkers van Drechtwerk in het geding. Wij blijven het onbegrijpelijk vinden dat de wethouder/portefeuillehouder zich daarvan al die tijd onvoldoende bewust is geweest en in dit dossier niet heeft gehandeld. Mevrouw VAN WENUM-KROON: Mijnheer de voorzitter. Het gaat hierbij om een ernstige kwestie, die om een zorgvuldige afweging vraagt. Wij zijn er daarom blij om dat de tijd is genomen voor een feitenonderzoek. Na het interpellatiedebat in mei zijn bij mijn fractie meerdere vragen onbeantwoord gebleven. Een aantal van die vragen is door het feitenrelaas beantwoord. Is het nu veilig bij Drechtwerk? Wat is in de periode 2004-2008 gebeurd? Welke maatregelen zijn getroffen en welke risicoafwegingen zijn gemaakt? Waarom is de informatievoorziening geweest zoals zij is geweest en zijn er nog meer dingen die wij niet weten? Ik zal de vragen langslopen. Is het nu veilig? Er ligt een door de Milieudienst goedgekeurd veiligheidsplan. Brandwachten zijn aangesteld en de Milieudienst houdt verscherpt toezicht. Ik denk dat wij op basis daarvan kunnen stellen dat de situatie op dit moment aanvaardbaar is. Bovendien is veel in gang gezet. Wij zijn daarover gisteren per brief geïnformeerd. De afdeling elektronica verhuist nog deze zomer, de vluchtwegen zijn verbeterd en er is eindelijk een doorbraak in het slepende huisvestingsdossier. In het algemeen is op te merken dat bij Drechtwerk nu dingen gebeuren die jarenlang zijn uitgebleven. Dat geeft vertrouwen, al is dat breekbaar. 74
Welke risicoafweging is gemaakt? Het feitenrelaas biedt hierover geen uitsluitsel. Eigenlijk staat daar weinig nieuws in, wat teleurstellend is. De Inspectie VROM adviseerde dringend te onderzoeken in welke mate de tekortkomingen op het gebied van brandveiligheid risico’s voor de medewerkers met zich mee brengen, maar een risico-inventarisatie heeft bij mijn weten niet plaatsgevonden, noch op aangeven van het bestuur noch op aangeven van het college. Mijn fractie vindt dat ernstig. Het niet uitvoeren van noodzakelijke aanpassingen, waartoe in november 2005 werd besloten, brengt risico’s met zich mee die moeten worden afgedekt. Inmiddels is dat gebeurd door brandwachten aan te stellen. Had dat niet veel eerder moeten gebeuren? Natuurlijk, er lagen afspraken met de brandweer, maar welke afspraken dat waren weet niemand. Wat is de geldigheidsduur van die afspraken? Mijn fractie is er verbaasd over dat dit soort afspraken niet op papier is gezet. Stel dat er iets zou zijn gebeurd, dan had men toch moeten kunnen laten zien dat afspraken zijn gemaakt, al is het maar voor de verzekering. Mijn fractie wil graag de visie van het college hierop horen. Welk risico hebben de medewerkers van Drechtwerk gelopen? Had dat risico niet beter in beeld moeten zijn? Aansluitend bij de opmerkingen van de heer Sleeking wil ik erop wijzen dat ik niet het gehele college, maar de beide verantwoordelijk portefeuillehouders hierop aanspreek, de portefeuillehouder Drechtwerk en de portefeuillehouder toezicht. De informatievoorziening richting de raad was ernstig onder de maat, maar mijn fractie heeft niet de indruk gekregen dat het college bewust informatie heeft achtergehouden. Uit het feitenrelaas blijkt eerder dat op alle fronten slecht is gecommuniceerd. Neem het VROMinspectierapport. Wie heeft dat rapport wanneer gezien? In juli 2008, ruim anderhalf jaar na dato, schrijft Drechtwerk dat men de VROM-brief in bezit heeft. Volgens de wethouder was het rapport toen al lang in het bestuur besproken. Ik zal hieraan niet te veel tekst wijden. Ik volsta met de conclusie dat niet adequaat is geïnformeerd. Wij zijn blij met de openheid die de laatste weken is betracht, met de presentatie van directeur Frijling als voorlopig hoogtepunt. Die presentatie is door ons zeer gewaardeerd. Het is goed na de zomer nog zo’n sessie te houden. Tenslotte. Voor mijn fractie is nog één vraag onbeantwoord gebleven, namelijk de vraag over het in beeld brengen en afdekken van de risico’s in de jaren nadat was besloten de renovatie te staken. Graag vernemen wij hierop de reactie van de wethouder en de burgemeester. Ik hoop dat wij dit slepende dossier vanavond zullen kunnen beëindigen en onze aandacht op de toekomst zullen kunnen richten. Voor mijn fractie staat voorop dat wij in het belang van Drechtwerk moeten handelen. Dat zal bij onze afweging het zwaarst wegen. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. Door de gebeurtenissen in Volendam, Enschede en op Schiphol worden al een aantal jaren, in plaats van een gedoogcultuur, maatschappelijk en bestuurlijk het belang en de noodzaak van control, toezicht en handhaving door de overheid, zeker ook plaatselijk, volstrekt onderkend. Het dossier Drechtwerk, dat vol narigheid zit, heeft ons de laatste weken danig beziggehouden. Het onafhankelijk feitenonderzoek naar de veiligheidssituatie Drechtwerk, onder regie van de raad uitgevoerd, ligt heden ter beoordeling voor ons. Gezien de beperkte zelfredzaamheid van de grote aantallen werknemers van Drechtwerk is een veilig gebouw essentieel. De gemeente had hierin aanleiding moeten zien streng te controleren en te handhaven, zeker met betrekking tot de brandveiligheid. In het feitenonderzoek hebben wij gelezen dat bij Drechtwerk al gedurende negentien jaar een brandonveilige situatie is gedoogd. Gedurende die lange periode heeft blijkbaar niemand aan de bel getrokken, ook niet alle wethouders die deel uitmaken van het bestuur. In de vergadering van het algemeen bestuur van Drechtwerk op 15 april jl. werden de onderwerpen huisvesting en veiligheidsaanpak besproken. De voorzitter meldt - ik citeer -: 75
“De Milieudienst is van plan tot handhaving over te gaan, maar als verzachtende omstandigheid geldt dat de huidige situatie reeds negentien jaar wordt gedoogd.” Voorts is in het feitenonderzoek te lezen - ik citeer andermaal -: “Nu is het wel urgent geworden om bepaalde aanpassingen te gaan doen.” Verder wordt gesteld - ik citeer weer -: “Drechtwerk heeft nu een actieve gedoogbeslissing. Zo nodig zal hiervoor een extra AB-vergadering worden gepland.” Wij spreken er onze verbazing over uit dat toen pas tot actie is overgegaan en men deze problematiek zo lang heeft laten liggen. Hierbij komt dat de gemeente als eigenaar/beheerder een voorbeeldfunctie heeft. De gemeente vraagt andere eigenaren immers ook te voldoen aan de wet- en regelgeving op dit terrein. Van de gemeente mag zonder meer worden verwacht dat zij door effectief toezicht, controle en handhaving, de veiligheid van de medewerkers van Drechtwerk waarborgt. Waarom is voor wat betreft het aanvragen van de gebruiksvergunning zo traag gehandeld? Reeds medio mei 2005 is tijdelijk uitstel verleend. In de loop van 2004 zijn bijsturingsmaatregelen getroffen met betrekking tot het project inhaalslag gebruiksvergunningen. Het streven is erop gericht eind 2005 alle vergunningen – ik citeer – : “in behandeling te hebben en medio 2006 te hebben afgerond”. Helaas is het bij dit streven gebleven. Heeft het college hiervoor een verklaring? Waarom werden beslissingen over renovatie of nieuwbouw steeds herroepen? Wat heeft deze besluiteloosheid gekost? Hetzelfde geldt voor de belangrijke aanbevelingen van de Milieudienst, die Drechtwerk naast zich heeft neergelegd. Zelfs toen de Milieudienst dreigde het complex in de periode 20082009 te sluiten, trad nog vertraging op. Tijdens de bespreking op 9 april 2008 is nog het volgende opgemerkt: “De planologie van de renovatie is geheel afgerond en de aanvraag bouwvergunning bevindt zich bij de gemeente Dordrecht. Verwacht mag worden dat deze aanvraag in de eerste helft van 2008 zal worden gehonoreerd. Gegeven de verwachte bouwtijd van twaalf maanden kan Drechtwerk in de loop van 2009 over een geheel gerenoveerd en passend gebouw beschikken.” Ook hierbij blijkt wat afspraken waard zijn. Had het college hierop wel voldoende zicht? Waarom bleef de opdracht van VROM aan het college over de brandveiligheid anderhalf jaar in de bureaula van ambtenaren liggen? In de brief van de Inspectie VROM d.d. 21 februari 2008 wordt nogmaals aangegeven, dat de brandveiligheid onder de maat is. Ten aanzien van een aantal gebreken worden aanpassingen uitgevoerd – onder andere de noodverlichting – en naar aanleiding van dit punt wordt de opmerking gemaakt, dat Drechtwerk sinds 1994 geen gebruiksvergunning heeft. In de gemeenteraadsvergadering van 12 mei jl. zijn wij op deze kwestie uitvoerig ingegaan en wij zijn nu nader geïnformeerd door het onderzoek naar de feiten. Alles overziend zijn wij van mening, dat onze gemeente het toezicht plus de controle en de handhaving met betrekking tot de brandveiligheid bij Drechtwerk gedurende een reeks van jaren helaas onvoldoende adequaat heeft uitgevoerd, dit ondanks overduidelijke inspectierapporten van VROM plus herhaalde verzoeken van VROM maatregelen te treffen en controle uit te voeren. Herhaling moet absoluut worden voorkomen. Alles bij elkaar genomen zijn wij van mening dat de gang van zaken bij Drechtwerk bestuurlijke en organisatorische consequenties dient te hebben. Gelet op de doelgroep is sprake van ernstige onachtzaamheid. Bovendien is sprake van weinig transparantie in het gevoerde beleid. De gemeenteraad is veel te weinig geïnformeerd en is adequate informatie ten onrechte onthouden. Op dit punt is er alle reden voor verbetering. Reeds op 15 februari 2006 werd in het dagelijks bestuur van Drechtwerk over de te volgen koers voor de toekomst gesproken. Dit lijkt ons inmiddels opnieuw zeer wenselijk gezien de achterliggende problematische jaren, in de allereerste plaats voor de werknemers van wie de meesten een periode van onzekerheid achter de rug hebben. Dit zijn mensen, zwakkeren in de samenleving, die bij Drechtwerk een plekje hebben gevonden en hun werk bij Drechtwerk in de toekomst gecontinueerd willen zien. Voor deze mensen dragen wij gezamenlijk de verantwoordelijkheid. Het is hoog tijd dat hieraan zo spoedig mogelijk een goede invulling wordt gegeven.
76
Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie is er blij om dat het besluit dit raadsonderzoek te doen plaatsvinden raadsbreed is genomen. Voor het thans voor ons liggende rapport willen wij de onderzoekers complimenteren en in de richting van de onderzoekscommissie spreken wij onze lof uit voor het verrichte werk. Niet in de laatste plaats zeggen wij dank voor de vasthoudendheid van BVD. Dit gezegd hebbende maak ik meteen de stap naar de aanleiding tot dit onderzoek, de veiligheid van Drechtwerk. In de raadsvergadering van mei is de fractie van ECO-Dordt/D66 ingegaan op de maatregelen die de wethouder onzes inziens in zijn functie als voorzitter van het bestuur van Drechtwerk had moeten treffen. Gelukkig zijn de maatregelen voor de korte termijn en de lange termijn met het afsluiten van het contract met Fortress inmiddels genomen. Zo zie je dat met gezond verstand, maar helaas ook interveniërende politieke druk, besluiten ineens toch mogelijk zijn. Het is beschamend te noemen dat het zo lang heeft moeten duren voordat de besluitvorming tot stand kwam. Ik ga nu inhoudelijk op het rapport in. Drechtwerk heeft een bestuur dat jarenlang over de huisvesting heeft gesproken, maar zelfs de voorzitter was niet in staat het bestuur een besluit te laten nemen. Bestuurlijk werd niemand probleemeigenaar en er is nauwelijks actie ondernomen. Hierdoor werd de veiligheid een ondergeschoven kind en ging de discussie – ik chargeer – over ‘samen met de buurman of alleen’. Is de investering rendabel gezien de donkere toekomst? Hoeveel kost het om contracten open te breken of af te kopen? Wat is de grond waard die nodig is voor het beste plan? Intussen is jarenlang geen onderhoud gepleegd aan de gebouwen, doen diverse bedrijven in het kader van de renovatie aanbevelingen voor veiligheidsmaatregelen en wordt de renovatie uiteindelijk stop gezet. Dan bezoekt VROM de werkplaats. VROM treft in de bijgebouwen geen apert brandonveilige situatie aan, maar het rapport is inhoudelijk schokkend genoeg, vooral als je denkt aan de werknemers van Drechtwerk, een kwetsbare verminderd zelfredzame groep. In de raadsvergadering van mei heb ik hierbij al uitvoerig stilgestaan, maar ik wil na de verdieping die het voorliggende rapport ons biedt toch nog even terug naar de gegevens die ons in mei gemeld zijn. Door Enschede en Volendam is in 2004 de inhaalslag gebruiksvergunning gestart. Drechtwerk was een van de bedrijven zonder vergunning. U, mijnheer de voorzitter, somde in mei een rij van panden op die nog steeds in dezelfde situatie verkeren. Gelet op het feit dat u die informatie op dat moment voorhanden had, vragen wij ons nog steeds af waarom geen signalen naar de raad zijn gekomen, via het jaarverslag, de veiligheidsplannen et cetera, dat bij de inhaalslag bepaalde situaties zorgen geven. In februari 2005 wordt in het kader van het programma Veiligheid de doorlooptijd van de inhaalslag met een half jaar verlengd. De heer Mostert refereerde daaraan. In hetzelfde besluit staat dat eind 2005 alle gebruikers in een zodanige fase van de procedure dienen te verkeren, dat de gebruiksvergunning uiterlijk in juli 2006 kan worden verleend. De raad stemde daarmee in. In het jaarverslag van 2006, ons eigen jaarverslag, wordt melding gemaakt van het feit dat de inhaalslag is afgerond. Als raadslid zie je dan geen enkele reden ongerust te zijn. Hoe heeft het kunnen gebeuren dat de gebruiksvergunning van Drechtwerk er tussendoor is geglipt? Voorafgaand aan het in mei gevoerde interpellatiedebat zijn door BVD vragen gesteld, die later met vragen namens alle fracties zijn aangevuld. De beantwoording hiervan hebt u namens het college op 28 april en 8 mei verstuurd. Hoe kijkt u nu, met het onderzoeksrapport in de hand, naar de gegeven antwoorden? Ik doel onder andere op het antwoord op vraag 4 in de brief van 28 april, waarin staat dat het algemeen bestuur van Drechtwerk op de hoogte was van de VROM-rapportage en geen aanleiding heeft gezien de deelnemende gemeenten daarover te informeren. In feit nummer 14 van het onderzoeksrapport staat echter, dat het VROM-rapport niet aan de orde is geweest in het AB en het DB van Drechtwerk.
77
Ten derde wil ik aandacht vragen voor de brief van de Milieudienst van 2 april 2009. Met verbazing heeft de fractie van ECO-Dordt/D66 kennisgenomen van de inhoud van deze brief, waarin de zin over het opwaaien van maatschappelijk en politiek stof evenals de zin over de communicatie met de raad zeer treffend overkwam. Gelijk kwam de vraag boven waarom u deze brief met het daaruit volgende collegebesluit van 14 april 2009 in de raadsvergadering van mei niet hebt genoemd. De rol van de wethouder. Toen de raad in mei het besluit nam dit onderzoek te doen uitvoeren, konden wij niet vermoeden dat nog zo veel gemiste informatiemomenten naar boven zouden komen, informatiemomenten aan de raad die helaas – dat is pijnlijk – onbewust niet benut zijn. In de vorige vergadering heb ik enkele van die momenten genoemd en in het rapport heb ik er talloze gelezen. Enkele opmerkelijke momenten wil ik aan mijn eerdere rijtje van VROM-rapport, VROM-rappel, Milieudienstonderzoek en eerste schrijven tot bestuursdwang toevoegen. In april 2007 trekt de directeur Drechtwerk in de vergadering van het dagelijks bestuur aan de bel. Hij geeft aan geen verantwoording te kunnen dragen voor het voortduren van deze situatie. Het hoofd P&O sluit zich bij hem aan met de mededeling, dat de beslissing over her- of nieuwbouw niet steeds opnieuw kan worden uitgesteld. De voorzitter van het bestuur geeft aan dat het bestuur hiervan kennisneemt en stelt dat hij contact zal opnemen met de burgemeester voor het bereiken van een deadline. Los van de discussie over de vraag of dat contact heeft plaatsgevonden, stellen wij vast dat op dat moment geen alarmbellen zijn gaan rinkelen en niet is besloten de raad te informeren. Erger nog: aan de veiligheidssituatie is niets gedaan. In mei 2008 reageert het college op het rapport van de Rekenkamer. Uit interviews blijkt, dat geen enkel raadslid het gevoel heeft dat de raad enige invloed heeft op Drechtwerk. De actieve en passieve informatieplicht is niet geheel uit de verf gekomen. Het college laat in reactie op dit rapport onder andere weten dat informatievoorziening naar de raad op belangrijke momenten heeft plaatsgevonden. Dit roept bij ons de volgende vraag op. Als u de afgelopen maanden in ogenschouw neemt, wat vindt u dan van uw eigen reactie op het rapport van de Rekenkamer? In april 2009 komt het advies van de Milieudienst, waarin openlijk wordt gewezen op de maatschappelijke en politieke gevoeligheid van de beslissing waarvoor het college staat. In de B&W-vergadering van 14 april kiest u voor optie 2. Optie 2 houdt kort gezegd in: geen formeel traject, maar een aangepast plan dat vluchten bij calamiteiten waarborgt. Omdat dit besluit als consequentie heeft dat sprake is van gedogen, wordt vervolgens geadviseerd na te denken over de communicatie met VROM, de gemeenteraad en het bestuur van Drechtwerk. Waarom hebt u dit advies niet opgevolgd? Ik wijs erop dat de eerste politieke vragen toen al waren ingediend. De fractie van ECO-Dordt/D66 bekruipt een heel vervelend gevoel. In de aangeleverde gegevens, met name feit nummer 14, hebben wij gelezen dat het VROM-rapport niet in het DB en het AB van Drechtwerk aan de orde zou zijn geweest. Moeten wij, naast de conclusie dat de raad niet is geïnformeerd, de conclusie trekken dat het bestuur ook niet geïnformeerd is? Het vervelende gevoel dat ons heeft bekropen wordt versterkt door de heftige reacties van bestuursleden van Drechtwerk in de media en de reactie van het college op het onderzoeksrapport. Het college koppelt vragen van bestuursleden naar het rapport van VROM en het uitvoeren van maatregelen, ondanks het niet gevonden plan van aanpak, en het bespreken van de huisvestingssituatie nog steeds aan elkaar. “Onzes inziens is het aannemelijk dat de VROM-rapportage daarbij besproken is conform eerdere mededelingen van de wethouder.” Dit is een letterlijk citaat uit de reactie van het college. Aannemelijk… Aannemelijk is ook, dat veiligheidsmaatregelen werden uitgevoerd naar aanleiding van het renovatieplan. Er lagen plannen genoeg en kleine investeringen werden immers wel gedaan. Aannemelijk is ook, dat de huisvestingsdiscussie de boventoon voerde in de vergaderingen. Daarom wil ik de wethouder de vraag voorleggen wanneer hij het bestuur heeft 78
geïnformeerd en waarom dit niet is terug te vinden in goedgekeurde notulen van het Drechtwerkbestuur. Als wij deze denkwijze doortrekken, moeten wij constateren dat door dit onderzoek nog meer informatie onderbelicht is gebleven. Let wel: wij staan nog steeds achter de keuze voor een snel papierenonderzoek, maar dit vraagstuk doet ons er, mede gelet op de weinige schriftelijke informatie van de Milieudienst en de brandweer, toe neigen om een raadsenquête te vragen. Pas dan zullen wij een completer onderzoek hebben. Daarom verzoeken wij de wethouder de vraag wanneer en hoe hij het Drechtwerkbestuur heeft geïnformeerd duidelijk te beantwoorden. De gevonden informatie heeft mijn fractie er niet van overtuigd dat het bestuur is geïnformeerd. Een andere vraag waarop de onderzoeker jongstleden dinsdag geen antwoord heeft kunnen geven betreft de verzekering van Drechtwerk. Er was geen gebruiksvergunning. Was Drechtwerk wel verzekerd? Zou bij een calamiteit uitgekeerd zijn? Tot slot wil ik de wethouder vragen welke conclusies hij zelf aan het raadsonderzoek verbindt. De situatie waarin wij nu zitten, na Stadswerven en na het directeursdebacle Drechtwerk, is er een van geslonken vertrouwen. Wat is het oordeel van de wethouder zelf nu hij onder curatele wordt gesteld? Ik verwijs naar de motie van de PvdA en de woordvoering van de VVD. Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. Een gevoelig dossier wordt deze avond besproken. De rolneming en de positie van de portefeuillehouder sociale zaken, tevens voorzitter van het algemeen en het dagelijks bestuur van Drechtwerk, en de portefeuillehouder veiligheid zijn hierbij nadrukkelijk in het geding. Wij zitten met een zorgelijke erfenis van jaren, dat is een ieder bekend. Van bestuurders mogen wij een actieve en adequate houding verwachten. Zij moeten politiek gevoel tonen en de gemeenteraden er dichtbij houden door hen actief en volledig te informeren. Zij moeten de raden, ook de raden in de regio, als hun partners behandelen. Wij staan samen voor hetzelfde belang. Het lijkt erop dat hiervan in het voorliggende dossier geen sprake is. De raden zijn niet geïnformeerd en er zijn onverantwoorde risico’s genomen. Het voorliggende feitenrelaas sterkt ons in deze opvatting. Het feitenrelaas bevestigt dat de raad niet of onvolledig is geïnformeerd. Deze vaststelling roept bij de fractie van GroenLinks de volgende vragen en opmerkingen op: vragen over het onderzoek van VROM, vragen over de renovatieplannen, de gebruiksvergunning, de rol van de Milieudienst en de brandweer, de vraag hoe de portefeuillehouders hun eigen rol zien in dezen en vragen over het vastleggen van afspraken en besprekingen in bijvoorbeeld notulen. VROM, het onderzoek en het vervolg. Op 17 juli 2006 kondigt VROM het onderzoek bij Drechtwerk aan. Het bestuur van Drechtwerk besluit VROM vooraf schriftelijk in de lichten over de renovatieplannen et cetera, maar vervolgens houdt het bestuur niet de vinger aan de pols. Waar blijft het rapport? Wij zijn benieuwd wat het onderzoek heeft opgeleverd. Actief VROM bellen. Iedere vergadering erop terugkomen. Nee, het rapport komt op de verkeerde plek terecht. Op 29 mei 2008, twee jaar later, heeft VROM nog geen antwoord ontvangen en nog geen plan van aanpak gezien. De renovatieplannen Kamerlingh Onnesweg. Tussen 2004 en 2006 is dit een steeds in de bestuursvergaderingen terugkerend punt. Wel doen of niet doen? Portefeuillehouder, dat kunt u toch geen degelijk traject noemen? Waar ging het om? Om de veiligheid van de werknemers, mensen met een beperking, of om het economisch resultaat van Drechtwerk? De gebruiksvergunning. Kan de wethouder toelichten hoe onveilig en risicovol het is om jarenlang zonder gebruiksvergunning te werken? De rol van de Milieudienst en de brandweer. Het relaas wekt de indruk dat Drechtwerk het met de Milieudienst en de brandweer op een akkoordje heeft gegooid. Waarom hebben wij geen inzage gekregen in de notulen of de verslagen van deze diensten? Zijn die er niet? Het 79
schriftelijk vastleggen van cruciale afspraken lijkt niet standaard te zijn en naar onze indruk is ook de verslaglegging niet consequent en standaard. Hoe is dat mogelijk in een organisatie die al jarenlang onder druk staat? Waarom heeft het college in eerste instantie niet op het feitenrelaas gereageerd en is daarop slechts een ambtelijke reactie gekomen? Hoe beoordelen de portefeuillehouders hun eigen rol in de totale gang van zaken? Werd de situatie van Drechtwerk regelmatig in het college besproken? Voor mijn fractie gaat het om de volgende essentiële vraag: waarom zijn de gemeenteraden niet regelmatig en volledig geïnformeerd? De raad is niet in staat gesteld zijn verantwoordelijkheid in dezen te nemen. Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: Mijnheer de voorzitter. Op 12 mei vertelde de heer Spigt dat hij tal van zaken op zijn bord kreeg. Misschien was zijn bord overvol en overzag hij niet waar hij moest beginnen. Misschien had hij te veel op zijn bord en lag een en ander hem zwaar op de maag. In ieder geval struikelde het bestuur onder zijn leiding bij het nemen van stappen ten aanzien van de veiligheid van de werknemers boven alle andere zaken. Het bestuur heeft VROM een brief geschreven voordat VROM langskwam om de inspectie te doen. In deze brief, die van 2006 dateert, wordt al over de nieuwbouw gesproken. In de vergaderingen van het bestuur is twee maal naar het bezoek van VROM gevraagd en in januari 2007 zou het rapport besproken zijn. In mei 2009 wordt dit bevestigd, dit ondanks het feit dat het rapport niet aan het bestuur is verzonden. Bij punt 14 is vermeld dat het rapport niet in het bestuur aan de orde is geweest. Op basis van het rapport zouden maatregelen zijn genomen, maar specifieke maatregelen die de veiligheid van de werknemers borgen blijven in vaagheid hangen. Het plan van aanpak, het ontruimingsplan en de brandveiligheidseisen werden al in 2004 als prioriteit gesteld. In 2001 voldeed het gebouw al niet meer aan de huidige eisen, logistiek voor de brandveiligheid, gevels eerst renoveren voor de brandveiligheid. In 2007 werd al besloten dat de maatregelen in het kader van de brandveiligheid in verband met de nieuwbouw niet te veel geld mochten kosten. Mevrouw Van Benthem van de VVD gaf op 12 mei aan “Wij indiceren mensen om bij Drechtwerk te gaan werken.” Een omgeving, waar voor wat betreft de brandveiligheid geen progressie wordt gemaakt, genoemd in de brief van Drechtwerk aan VROM. Het ontruimingsplan is in 2009 geactualiseerd. Toen is pas aannemelijk gemaakt dat de mogelijkheid van vluchten bij een calamiteit gewaarborgd is. De heer Frijling gaf in zijn presentatie aan, dat de SW’er niet centraal staat. Dat was op 12 mei al duidelijk en na lezing van het feitenrelaas hebben wij daarover nog meer zorgen. “Wat staat wel centraal?” is onze vraag. Termijnen om te reageren op brieven van toezichthouders worden aan de laars gelapt, een cultuur binnen dit bestuur die geen vertrouwen geeft voor wat betreft het realiseren van het doel van Drechtwerk. Er zijn maatregelen genomen die niet tot het ontstaan van een gezond bedrijf hebben geleid. Het college werd niet bijgesproken en aan de raad werd niets gemeld over de brandonveilige situatie en de gebruiksvergunning. Ambtenaren handelden de VROM-rapportage af en borgen deze op. Misschien is dat sinds kort landelijk beleid: uitstellen en weer vergaderen zonder specifieke, doeltreffende maatregelen. De medewerkers van de kassen moesten verhuizen. Deze periode kan ik mij nog goed herinneren, omdat dit bij verschillende medewerkers nogal wat teweeg bracht. Achteraf is gebleken dat deze verhuizing niet nodig was. Sinds 1994 heeft Drechtwerk geen gebruiksvergunning. Op 15 oktober 2008 spreekt de heer Spigt met de heren Bandell en Kamsteeg over de gebruiksvergunning. Eerder is dit onderwerp niet aan de orde geweest in de communicatie tussen Drechtwerk en het college. De datum wekt verbazing, omdat de gebruiksvergunning vanaf 1 november 2008 verplicht is voor locaties waar overdag meer dan tien personen met een lichamelijke of verstandelijke handicap verblijven. De gebruiksvergunning is door VROM en door de Arbeidsinspectie aangehaald. Op het moment waarop deze maatregel gaat veranderen, gaat u hierover in gesprek. Gedogen is het motto. Gedogen, gedogen, gedogen. Handhaven staat toch ook in het Dordtse vaandel? Hier wordt in strijd met de overheidsregels gehandeld. Oftewel: een economisch delict. De artikelen 6 en 32 van de ARBO-wet zijn overtreden en het niet 80
naleven van bepalingen van de ARBO-wet levert een misdrijf op. Bij de vorige bespreking van dit onderwerp heb ik dit ook naar voren gebracht en ik blijf daarbij. Dit is nagetrokken door het Juridisch Loket. Ongelooflijk, feit na feit, zaken die niet aan de orde zijn, terwijl wij het hier over kwetsbare werknemers hebben die beschut werken. Er is geen verantwoordelijkheid genomen, ook niet ten aanzien van de informatie aan de raad. Het belang van de werknemers is uit het oog verloren door de brandveiligheid aan de laars te lappen. Er is geen gebruiksvergunning. Wij verzoeken de heer Spigt in dezen zijn verantwoordelijkheid te nemen. Wees een man! “Sorry” is voor ons niet genoeg. Misschien helpen de volgende woorden uit de oudheid wethouder Spigt bij het maken van de afweging welke stappen hij het best kan nemen ten aanzien van zijn voorzitterschap van Drechtwerk: “Om een zwaar gewicht te tillen, Sisyphus, zou ik jouw moed moeten hebben.” De heer KARAPINAR: Mijnheer de voorzitter. Omdat al veel is gezegd en besproken, zal ik mijn woordvoering kort houden. Na lezing van het feitenrelaas moet ik constateren dat het college en in het bijzonder wethouder Spigt in dit dossier steken hebben laten vallen. In het collegeakkoord en in het meerjarenbeleidsprogramma is investeren in kwetsbare groepen door het college als een belangrijke ambitie voor de komende raadsperiode aangegeven. Helaas constateren wij dat bij Drechtwerk, waar vooral kwetsbare mensen werkzaam zijn, keer op keer is nagelaten in een brandveilige werkomgeving te investeren. Dat was te duur. Mijn vraag aan het college is hoe deze handelwijze zich tot de zojuist door mij genoemde ambitie verhoudt. Ook al was de situatie al lang bekend, er zijn steeds andere prioriteiten gesteld dan eigenlijk de bedoeling was. In het renovatieplan van Drechtwerk is in april 2004 prioriteit gegeven aan de verbetering van het logistieke proces ten opzichte van achterstallig onderhoud. Dat het algemeen bestuur van Drechtwerk willens en wetens mensenlevens op het spel heeft gezet is, voor mijn fractie onacceptabel. Drechtwerk beschikt nog steeds niet over een gebruiksvergunning en het feitenrelaas toont aan, dat weinig is gedaan om een gebruiksvergunning te verkrijgen. Een ander belangrijk punt is de informatieverstrekking aan de raad. Door meerdere fracties is aangegeven dat de wethouder c.q. het college de raad niet heeft geïnformeerd. Meerdere fracties, waaronder BVD, hebben aangegeven dat het niet de eerste keer is, dat wethouder Spigt de raad niet of te laat heeft geïnformeerd. Met de heer Sleeking ben ik het eens dat de kwestie-Drechtwerk erger is dan de gang van zaken inzake Stadswerven en de bestuurscrisis bij Drechtwerk en ook ik acht de kans groot, dat dezelfde situatie zich in de toekomst zal herhalen. Ik wil eindigen met een vraag aan de wethouder. Mevrouw Van den Bergh van de PvdA noemde het verklaarbaar dat geen prioriteit is gegeven aan het opheffen van de brandonveilige situatie bij Drechtwerk. Ik vind dat juist onverklaarbaar. Mijns inziens is het bestaan van ufo’s gemakkelijker te verklaren dan het feit dat geen prioriteit is gegeven aan het opheffen van de brandonveilige situatie bij Drechtwerk. Wil de wethouder mij alsjeblieft uitleggen waarom in plaats van aan het beschermen van mensenlevens prioriteit is gegeven aan het oplossen van technische en onderhoudskundige problemen? Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ik heb inderdaad gezegd dat de gang van zaken verklaarbaar was, maar ik heb dat ook niet terecht genoemd. De heer KARAPINAR: U hebt over organisatieproblemen en bestuurlijke problemen gesproken en hebt gezegd de gang van zaken verklaarbaar, maar niet terecht te vinden. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Nee, dat was de verklaring. Het is niet terecht. De heer KARAPINAR: U hebt het woord ‘verklaarbaar’ gebruikt. De VOORZITTER: Ik wil de heer Weidema verzoeken op de stoel van de voorzitter plaats te nemen.
81
De heer Weidema neemt het voorzitterschap over van de heer Bandell. De heer BANDELL: Door meerdere fracties zijn vragen gesteld over de onder mijn verantwoordelijkheid vallende rol van de brandweer en de Milieudienst. Met de kennis van nu naar het dossier Drechtwerk kijkend is het duidelijk dat het vertrouwen van de brandweer en de Milieudienst, dat de bouwplannen snel tot uitvoering zouden worden gebracht, niet gerechtvaardigd is geweest. Dat is aanleiding geweest voor een zeer merkwaardige stap: wij hebben als overheidsinstelling een aanschrijving moeten doen, waarin wij Drechtwerk met bestuursdwang hebben gedreigd teneinde een aantal maatregelen te doen effectueren. Op 12 mei, bij het interpellatiedebat, heb ik dit ook gezegd. Dat dit moest gebeuren is uitzonderlijk, maar wel verklaarbaar. Toen de inhaalslag gebruiksvergunningen in 2004 van start ging, waren er in onze stad ongeveer 250 instellingen zonder een valide gebruiksvergunning. Destijds was bij Drechtwerk sprake van een bouwplan. Met het oog daarop is bekeken of het mogelijk was de situatie met verstand zodanig beheersbaar te houden dat het bouwplan, dat snel zou worden gerealiseerd, tot uitvoering zou kunnen worden gebracht. Als dat door ambtelijke instanties verantwoord wordt geacht is daar niets mis mee. Het bouwplan is getoetst, maar niet ten uitvoer gebracht – u kent het vervolg van de bouwplannen – en een en ander heeft uiteindelijk tot de aanschrijving geleid. De afronding van het project inhaalslag heeft nogal wat voeten in de aarde gehad, vandaar de verlenging met een half jaar. Destijds zijn medewerkers ingehuurd om dat project voor de brandweer uit te voeren en het op een goede wijze aan het werk krijgen van die mensen heeft eveneens veel voeten in de aarde gehad. Uiteindelijk, na de verlenging met een half jaar, kon gemeld worden dat het project inhaalslag was afgerond. Op 12 mei heb ik melding gemaakt van het feit dat nog een aantal situaties resteert, waarvan een aantal zeer recent is binnengekomen. Inclusief Drechtwerk waren dat negen situaties en voor acht daarvan zijn inmiddels gebruiksvergunningen verleend. De enige gebruiksvergunning die niet zal worden verleend voordat de nieuwbouw zal zijn gerealiseerd is de gebruiksvergunning voor Drechtwerk. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: In februari 2005 is het programma veiligheid van start gegaan. Wij hebben de doorlooptijd van dat programma met een half jaar verlengd en tevens het besluit genomen, dat alle gebruikers uiterlijk in juli 2006 in de fase zouden verkeren waarin de gebruiksvergunning zou kunnen worden verleend. In het jaarverslag 2006 is melding gemaakt van het feit dat de inhaalslag is afgerond. Hoe konden dat de raadsleden weten dat dat niet het geval was? De heer BANDELL: De inhaalslag was inderdaad afgerond. De 250 aanvragen die er lagen waren afgehandeld, slechts een beperkt aantal zaken was nog in behandeling. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Bent u het met mij eens dat de raad meer informatie had moeten krijgen? De heer BANDELL: Dat ben ik met u eens. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik heb bij lezing van het jaarverslag de conclusie getrokken dat de inhaalslag was afgerond. De heer BANDELL: Dat is zo. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Die lijn is in 2007 en in 2008 doorgezet. In het feitenonderzoek is aangegeven dat in ons eigen jaarverslag over 2007 niets is vermeld over panden waarvoor geen gebruiksvergunning is afgegeven. De heer BANDELL: De inrichtingen die een gebruiksvergunning moeten hebben worden in de normale werkvoorraad meegenomen. Op 12 mei heb ik een aantal situaties genoemd, waarvan enkele zeer recent. Bij het ziekenhuis, dat ik als voorbeeld heb genoemd, zijn voortdurend verbouwingen aan de orde, waardoor niet van een voltooide situatie kan 82
worden gesproken. Aanvankelijk is ervoor gekozen met het verlenen van de vergunning te wachten totdat alle werkzaamheden zullen zijn afgerond, maar nu is gezegd dat een vergunning kan worden verleend voor de onderdelen die zijn voltooid. Met het inzicht van nu zeg ik dat de gang van zaken bij Drechtwerk zeker anders had kunnen zijn. In 2005 is het verzoek ontvangen de aanvraag voor de gebruiksvergunning te mogen uitstellen, omdat de bouwaanvraag snel zou worden ingediend. De brandweer heeft in 2005 geadviseerd – in mei heb ik daarvan melding gemaakt – en met mevrouw Faassen van Drechtwerk afspraken gemaakt – u kunt dat in de notulen lezen –, die moeten waarborgen dat in de tussenliggende periode op een verstandige en veilige manier met het gebruik van het gebouw in de normale situatie en tijdens evenementen zal worden omgegaan. Al eerder heb ik gezegd dat de op 17 oktober door de Milieudienst verzonden brief als strekking heeft dat het geduld nu op is. Er is veel overleg geweest, maar de inhoud van die overleggen is vaak niet schriftelijk vastgelegd. Ook het college heeft met af en toe grote verwondering kennisgenomen van het totale feitenrelaas en die verwondering is aanleiding geweest met verantwoordelijke leidinggevenden over het schriftelijk vastleggen van zaken te spreken. Ik herhaal wat ik op 12 mei heb gezegd: noch door de ambtelijke adviseurs noch door de Inspectie van VROM is het signaal afgegeven dat bij Drechtwerk sprake zou zijn van een apert brandonveilige situatie. Daaraan wil ik toevoegen – ik heb dit ook op 12 mei gezegd – dat ik – dat geldt ook voor het college – wel voor minder word gebeld door inspecties. In een situatie waarin de Inspectie, de commandant van de brandweer of de verantwoordelijke voor bouwen en wonen van de Milieudienst van mening is dat sprake is van een onaanvaardbare situatie heb ik nog niet beleefd, dat het college niet wordt geïnformeerd met de mededeling dat een inrichting moet worden gesloten. Op 12 mei heb ik een aantal voorbeelden gegeven van situaties waarin wij direct hebben ingegrepen, omdat naar het oordeel van de brandweer of van bouwen en wonen sprake was van een onaanvaardbare situatie. Met betrekking tot Drechtwerk is dat signaal niet afgegeven, ook niet door de Inspectie, die na een jaar terecht een brief heeft gestuurd met de vraag om antwoord op de bevindingen. Als het signaal zou zijn gegeven dat de locatie van Drechtwerk terstond zou moeten worden gesloten, zou de locatie terstond gesloten zijn. Zo eenvoudig is dat. Over de communicatie met de raad heb ik op 12 mei ook al het nodige gezegd. Het is volstrekt ongebruikelijk dat er niet aan wordt gedacht de raad te informeren. De heer Sleeking refereerde aan de kabinetsnotulen, die de gebruikelijke vorm hebben. Over de vraag hoe uitvoerig of hoe summier de notulen zijn kan natuurlijk worden gesproken. Meestal zijn de notulen conform het voorstel dat de raad krijgt. In de kabinetsnotulen is te lezen dat door de verantwoordelijk portefeuillehouder voor Drechtwerk is opgemerkt, dat coördinatie van de communicatie nodig was. Dat heeft geleid tot het persbericht dat door Drechtwerk is verzonden. Bij de desbetreffende vergadering waren niet veel leden van het college aanwezig. Ik heb gemeld dat de aanschrijving is verzonden in de periode waarin ik in Amerika was om mijn nieuwe kleinzoon op te zoeken, die overigens binnenkort al weer één jaar wordt. Ik heb kennis genomen van het feit dat een aantal zaken formeel in gang was gezet, maar ik neem het mijzelf kwalijk dat ik niet op de notulen van die vergadering ben teruggekomen en niet heb gevraagd wat er precies met Drechtwerk aan de hand was. Met de opmerking over de coördinatie van de communicatie werd op dat persbericht gedoeld. + Geen van de leden van het college wil informatie bewust voor de gemeenteraad achterhouden. Dat zou hoogst ernstig zijn. Dat is niet de houding die wij proberen uit te stralen en die houding zit ook niet bij ons tussen de oren. Op 12 mei heb ik uitvoerig toegelicht hoe merkwaardig het is dat de rapportage van de Inspectie VROM niet bij mij op tafel is terechtgekomen en ik daarvan pas in een zeer laat stadium – zeer recent – in kennis ben gesteld. Aan hetgeen ik daarover heb gezegd heb ik niets toe te voegen. Natuurlijk heeft die gang van zaken geleid tot overleg met een aantal 83
ambtelijke leidinggevenden om te benadrukken dat dergelijke informatie wel op het bureau van de collegeleden terecht moet komen. Dat laat onverlet dat ik de verantwoordelijkheid draag voor het feit dat dit niet is gebeurd. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ik wil u een vraag stellen. Het COT heeft geen schriftelijke bevestiging kunnen vinden van de afspraken die met de brandweer en de Milieudienst zijn gemaakt. Is het in de handhavingswereld gebruikelijk dat afspraken niet worden vastgelegd en is het gebruikelijk dat niet wordt gecontroleerd of gemaakte afspraken worden nagekomen? Ik heb het nu niet alleen over Drechtwerk. De heer BANDELL: Bij de Biezelanden hebben wij ontdekt dat veel bezoeken werden afgelegd en nauwelijks werd gerapporteerd. Klaarblijkelijk was dat in 2005, 2006 en delen van 2007 nog wel eens het geval. Ik heb geen aanwijzingen die erop duiden dat de brandweer geen gesprekken met Drechtwerk zou hebben gevoerd, maar van die gesprekken zijn geen verslagen gevonden. Hierover zijn ook geen interviews met mensen gehouden, maar dat was ook niet de opdracht van het COT. Op mijn verzoek is nog eens goed gezocht en men heeft een afdelingsverslag van 2005 gevonden, waarin is vermeld dat bij een rondvraag aan de orde is geweest dat iemand van de brandweer een afspraak had met een vertegenwoordiger van een bureau dat Drechtwerk met het oog op het bouwplan van 2005 over de brandveiligheid zou moeten adviseren. Wij hebben van deze gang van zaken geleerd dat de dossiervorming absoluut moet verbeteren. Dit speelt al enige tijd. Door het COT en degenen die het COT bediend hebben is veel tijd besteed aan het op tafel krijgen van de benodigde gegevens. Dat is gewoon slecht, er moet een dossier zijn. Waar het gaat om de afspraak dat een bepaalde situatie wordt gedoogd, ben ik van mening dat die afspraak met bestuurlijke rugdekking moet worden vastgelegd teneinde te vermijden dat de gemaakte afspraak op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd. Wat is “op een verstandige manier omgaan met het gebruik van het hoofdgebouw”? Ik zal het voorzichtig zeggen: ik denk dat de wijze waarop hierover afspraken zijn gemaakt niet voldoende duidelijk is. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Ik heb de burgemeester in zijn hoedanigheid als portefeuillehouder een tweetal vragen gesteld die hij nog niet heeft beantwoord. De VOORZITTER: Kunt u uw vragen kort herhalen? Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijn eerste vraag ging over de schriftelijke antwoorden die wij van het college hebben ontvangen. Ik heb gerefereerd aan het antwoord op vraag 4, waarin staat dat het algemeen bestuur van Drechtwerk op de hoogte is geweest van de VROM-rapportage en geen aanleiding heeft gezien de deelnemende gemeenten daarover te informeren, versus feit nummer 14 van het onderzoeksrapport. Hoe kijkt de burgemeester na lezing van het onderzoeksrapport naar de beantwoording van vraag 4? De heer BANDELL: Ik ga niet over het algemeen bestuur van Drechtwerk. Die vraag kan ik niet beantwoorden. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Neemt u mij niet kwalijk, maar u hebt die brief namens het college ondertekend. Ik mag toch aannemen dat u die brief zorgvuldig hebt gelezen. Sterker nog: wij hebben gelezen dat de brief in het college is besproken. De heer BANDELL: Doelt u op de brief van het college in antwoord op de nadere vragen die in vervolg op de vragen van de fractie van BVD met het oog op het interpellatiedebat zijn gesteld? Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Nee, ik doel op de eerste brief. De heer BANDELL: De brief naar aanleiding van de artikel 40-vragen van BVD.
84
Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: U zet uw handtekening onder een brief… De heer BANDELL: Ik heb mijn handtekening gezet onder een brief die het college is gepasseerd. De inhoud van die brief is gebaseerd op informatie die ons door de ambtelijke organisatie is aangedragen. U kunt van mij en van de gemeentesecretaris niet verwachten dat wij ons afvragen of de informatie die ons wordt aangedragen wel juist is. Dat geldt voor alles. In het licht van het COT-rapport kan ik echter begrijpen dat u die vraag stelt. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Dank u wel. Ik heb in mijn achterhoofd dat u de fractie van BVD twee weken respijt hebt gevraagd om de juiste antwoorden te kunnen geven. De heer BANDELL: Dat heb ik gedaan omdat ik er, mede gelet op de berichten die inmiddels in de pers waren verschenen, na de van de brandweer en de Milieudienst ontvangen antwoorden behoefte aan had een aantal zaken nader uit te zoeken. Gelet op mijn verantwoordelijkheid wil ik niets voor het college en de raad weg houden. Ik wilde de rollen heel precies bekijken. Ik heb geen moment nagedacht over de vraag of de mededeling dat iets in een bestuur aan de orde is geweest wel juist zou zijn. Daar is geen beginnen aan. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Akkoord. Mijn andere vraag ging over de brief van de Milieudienst van 2 april 2009, de brief waarin de Milieudienst een deskundig advies formuleert en aangeeft, dat de te maken keuze maatschappelijk en politiek stof kan doen opwaaien en waarin wordt geadviseerd met de raad te communiceren. Mijn vraag is waarom u die brief niet bij het interpellatiedebat hebt genoemd. Ik was erg verbaasd toen ik in het onderzoeksrapport las dat de Milieudienst deze brief heeft geschreven. De heer BANDELL: Ik zou het niet weten. In die brief wordt geduid op het feit dat de acute sluiting van het hoofdgebouw van Drechtwerk maatschappelijk en politiek stof zal doen opwaaien, omdat dit tot gevolg zal hebben dat honderden mensen op straat komen te staan. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik wil nu niet inhoudelijk op de brief ingaan. U had in ieder geval het collegebesluit van 14 april kunnen noemen. De heer BANDELL: Absoluut, dat had gekund. Ik had nog meer feiten kunnen noemen. Mevrouw VAN WENUM-KROON: Mijnheer de voorzitter. Ik wil de burgemeester een vraag stellen over wat ik in mijn betoog ‘risicoafweging’ heb genoemd. De burgemeester heeft over met de brandweer gemaakte afspraken gesproken en de vraag gesteld wat onder ‘verstandig omgaan met het gebouw’ moet worden verstaan. Volgens mij gaat het daarbij om het afdekken van risico’s. Ik vraag mij af – mijns inziens zou ook de burgemeester die vraag moeten stellen – of de risico’s door de jaren heen voldoende in beeld zijn geweest. Ik doel op het feit dat de Milieudienst nu voor het instellen van brandwachten pleit om de veiligheid te garanderen. De heer BANDELL: Op 12 mei heb ik gezegd dat de VROM-rapportage mij pas heel laat ter kennis is gebracht. Vanaf 2004 tot 2007 zijn wel allerlei maatregelen getroffen. Het overzicht daarvan hebt u in de reactie van het college en in de stukken van het COT aangetroffen. Drechtwerk heeft niet stilgezeten. De brandwachten zijn mede ingesteld gegeven de maatschappelijke onrust, die ook bij de deelnemers is ontstaan, om ervoor te zorgen dat de mensen die bij Drechtwerk werken een subjectief gevoel van veiligheid krijgen. Op de vraag of de brandwachten absoluut noodzakelijk zijn, zou ik niet meteen een volledig positief antwoord kunnen geven. De mensen van Drechtwerk voelen zich door alles wat zich in de afgelopen periode heeft afgespeeld onzeker en de aanwezigheid van de brandwachten is een belangrijk element om ervoor zorgen, dat zij de overtuiging hebben dat zij zich veilig kunnen voelen. Dat is wat aan de orde is. Met de wetenschap van nu betreur ik dat er weinig momenten zijn geweest waarop ik persoonlijk ben geïnformeerd over de situatie waarvan bij de overheidsinstelling
85
Drechtwerk sprake is. Op 12 mei heb ik dit ook al gezegd, ik wil dat niet voortdurend herhalen. Mevrouw VAN WENUM-KROON: U hebt aangegeven dat u het betreurt dat u pas laat van de VROM-rapportage in kennis bent gesteld. Ik neem aan dat u er wel van op de hoogte was dat in november 2005 is besloten voor wat betreft de renovatie een pas op de plaats te maken. Of heeft daarover geen communicatie plaatsgevonden? De heer BANDELL: Daarover heeft geen communicatie plaatsgevonden. Ons is niet medegedeeld dat die activiteiten zijn stopgezet. De reële gang van zaken met betrekking tot Drechtwerk is pas een jaar of twee geleden min of meer aan de orde geweest en elke keer kwam het idee naar voren dat de renovatie en de nieuwbouwplannen zouden worden uitgevoerd en geen kosten op het sterfhuis moesten worden gemaakt. Het zou goed zijn geweest als wij bestuurlijk nadrukkelijk van de gang van zaken op de hoogte zouden zijn gesteld. Overigens ben ik ook van mening dat het niet mag gebeuren dat een VROM-rapport niet op de tafel van een bestuurder terechtkomt. Laat duidelijk zijn dat ik de daarover door de raad uitgesproken verbazing deel. Op 12 mei heb ik dit ook uitgesproken. Wij zijn daarvoor wel verantwoordelijk. Zo werkt dat nu eenmaal. De heer Bandell neemt het voorzitterschap van de vergadering over van de heer Weidema. Wethouder SPIGT: Mijnheer de voorzitter. Ik heb het feitenrelaas tot mij genomen en moet eerlijk zeggen dat een aantal van de daarin vermelde feiten anders is dan in mijn herinnering. In eerste instantie doel ik op de discussie over de vraag op welk moment de veiligheidssituatie bij Drechtwerk in het bestuur aan de orde is geweest. Ik kan mij niet herinneren dat daarover niet is gesproken. Voordat de inspectie door VROM werd uitgevoerd, hebben wij er in het bestuur natuurlijk uitvoerig over gesproken dat wij VROM over de plannen voor de herhuisvesting van Drechtwerk zouden informeren. Dat in het bestuur is medegedeeld dat de inspectie had plaatsgevonden, staat ook in het feitenrelaas. In de periode eind 2006-2007 is over de huisvestingssituatie gesproken en de veiligheidssituatie is in dat kader ook aan de orde geweest, maar ik heb dat evenmin als het COT in de notulen kunnen terugvinden. De heer SLEEKING: Is dat niet ongebruikelijk? Als zo’n rapport binnenkomt, mogen wij er toch van uitgaan dat het voor een vergadering van het bestuur wordt geagendeerd. Wij zijn slechts een zeer eenvoudige fractie in dit drukke land – bestuurlijk gezien –, maar ook wij werken evenals de andere fracties in deze raad met agenda’s en notulen. Bijna elk gezelschap in dit land werkt met een geregelde agendering en notulen. Ik kan mij niet voorstellen dat een dergelijk rapport in een organisatie zoals Drechtwerk niet wordt geagendeerd. Omdat daarover niets is terug te vinden, moeten wij tot de conclusie komen dat het rapport niet aan het dagelijks bestuur is aangeboden en ook niet is besproken. U kunt zich wel allerlei dingen herinneren, al dan niet correct… Wethouder SPIGT: Ik heb geprobeerd aan te geven dat ik weet dat het thema huisvesting binnen Drechtwerk al behoorlijk lang aan de orde is en binnen dat thema ook nadrukkelijk over de brandveiligheidssituatie is gesproken. De nieuwe huisvesting van Drechtwerk zou namelijk een oplossing bieden voor een aantal grote problemen die met de bouwkundige staat van het gebouw te maken hebben. Ik weet zeker dat de veiligheidssituatie in dat kader is besproken, maar de veiligheidssituatie is niet expliciet aan de orde geweest. Dat betreur ik zeer. Met de wetenschap van nu ben ik ervan overtuigd dat sprake is van een omissie. Natuurlijk had de veiligheidssituatie geagendeerd moeten worden en expliciet moeten worden besproken. In het kader van de huisvesting is de veiligheidssituatie wel degelijk uitvoerig aan de orde geweest en dat heeft ook geleid tot een aantal acties rondom huisvesting. Ik doel op het uitplaatsen van een aantal afdelingen, in 2006, 2007 en 2008, op een aantal plekken waar sprake was van een brandonveilige situatie. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: U heb aangegeven dat de veiligheidssituatie wel degelijk in het bestuur is besproken. Op woensdag 13 mei heeft het Drechtwerk-bestuur vergaderd. Hoe verklaart u de reacties van uw medebestuursleden? Die reacties zijn via de media tot 86
ons gekomen. Ik moet vaststellen dat zij een andere herinnering hebben dan u. Wat hebt u in die vergadering gezegd? Wethouder SPIGT: Een aantal bestuursleden weet dat de veiligheidssituatie in het kader van de huisvesting aan de orde is geweest en anderen geven aan zich die directe relatie niet een op een te kunnen herinneren. Het is jammer dat de notulen daarover geen uitsluitsel geven. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Wij hebben het niet over de notulen van één vergadering, wij hebben het over notulen van de vergaderingen die in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. Wethouder SPIGT: Nee, zeker niet. De huisvesting en de veiligheidssituatie zijn meerdere malen aan de orde geweest. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Dat zeg ik! In de notulen is daarvan nooit melding gemaakt. Wethouder SPIGT: Dat is wel degelijk in de notulen opgenomen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: In het COT-rapport is dat niet terug te vinden. Wethouder SPIGT: In de notitie over de huisvesting, die op 14 februari door de toenmalig directeur, de heer Kuipers, aan het bestuur is aangeboden, wordt gesteld dat het noodzakelijk is in het dossier huisvesting een aantal onomkeerbare stappen te nemen. Overigens betreft dat dossier niet alleen de nieuwbouw, maar ook de maatregelen die in de periode naar de nieuwbouw toe moeten worden genomen. De notitie huisvesting is gericht op het oplossen van een aantal veiligheidsvraagstukken. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Doelt u op de notitie huisvesting die is besproken in de bestuursvergadering waarin is besloten aan logistiek de voorrang te geven boven de huisvestingssituatie? Wethouder SPIGT: Nee, wij hebben de directeur in die vergadering de opdracht gegeven te gaan onderhandelen met een aantal partijen, die kandidaat zouden kunnen zijn voor het oppakken van de ontwikkelingsmogelijkheden op het gebied van de huisvesting. In de notitie is een aantal partijen genoemd waarmee gesprekken plaatsvinden en uiteindelijk wordt een koers uitgezet, die tot een bouwaanvraag zal moeten leiden. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Terug naar mijn vraag: het VROM-rapport is niet in het AB en het DB besproken. Wethouder SPIGT: Ik heb aangegeven dat het VROM-rapport niet integraal aan de orde is geweest. Dat is een omissie. Het VROM-rapport had natuurlijk aan de orde moeten worden gesteld, maar de inhoud van het rapport is wel besproken. De directeur Drechtwerk heeft daaraan nadrukkelijk gerefereerd en in het kader van het huisvestingsdossier is het VROMrapport uitvoerig aan de orde geweest. Natuurlijk had het rapport als zodanig voor de vergaderingen van het AB en het DB moeten worden geagendeerd. In de tussenliggende periode zijn op het operationele niveau door Drechtwerk wel maatregelen genomen, maar die maatregelen zijn niet in het bestuur aan de orde geweest. De afdeling KAM – de afdeling Kwaliteit, Arbeidsomstandigheden en Milieu –, die zorgt voor het oplossen van veiligheidsvraagstukken op de werkplek zelf, heeft al in 2006 van alle verschillende afdelingen risicorapportages gemaakt en actielijsten bijgehouden van de activiteiten die op de afdelingen zouden moeten plaatsvinden, waaronder acties die met de brandveiligheid te maken hebben, zoals het bijplaatsen van brandblussers, het ontruimingsplan, de brandslangen, het markeren van vluchtwegen en dat soort zaken. Dat zijn allemaal zaken die zoals dat hoort door de organisatie zijn uitgevoerd.
87
De heer MOSTERT: Ik heb u het ontruimingsplan horen noemen. Nu dat woord gevallen is, wil ik u vragen of wel eens met het ontruimingsplan is geoefend. Na lezing van de rapportage heb ik daarover bedenkingen. Kunt u deze vraag beantwoorden? Wethouder SPIGT: Er zijn wel oefeningen gehouden, maar niet consequent. Het ontruimingsplan, dat voor het gehele bedrijf van toepassing is en waarover met de brandweer is gecommuniceerd, dateert van eind 2006. De brandweer heeft een ontruimingsplan nodig. Mevrouw RUISCH: U hebt zojuist gezegd dat het rapport van VROM niet integraal aan de orde is geweest. Ik heb begrepen dat het rapport wel bij de afdeling KAM bekend was. Hoe beoordeelt u uw eigen verantwoordelijkheid voor de bespreking van een dergelijk rapport in het bestuur? Wethouder SPIGT: Ik heb aangegeven dat een groot deel van de discussie over het huisvestingsdossier over de volle breedte heeft plaatsgevonden. In dat kader zijn niet alleen de noodzakelijke maatregelen in preventieve zin aan de orde geweest, maar is ook gesproken over de noodzakelijke bouwkundige maatregelen om ervoor te zorgen dat het gebouw voldoet aan de eisen die bij het verlenen van een gebruiksvergunning gesteld worden. Waar wij over de huisvesting spraken, spraken wij niet alleen over de toekomst maar ook over de maatregelen die in het bedrijf moeten worden getroffen. Wij hebben dat echter niet uitgewerkt in een actielijst. Met de wetenschap van nu zeg ik dat ik op dat moment natuurlijk om een actielijst had moeten vragen en had moeten zeggen: “Beste directie, ik wil niet alleen dat u die acties uitvoert, maar ik wil ook dat u mij rapporteert over de maatregelen die wel en niet zijn uitgevoerd en over de wijze waarop u denkt de benodigde maatregelen te implementeren.” Achteraf kijkend naar hoe dit is gegaan, stel ik vast dat de directie zich op dat moment niet goed van haar taak heeft gekweten. De directie had aan het bestuur over de implementatie van de maatregelen moeten rapporteren. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: De directie heeft dat in april 2007 wel degelijk gedaan, ik heb dat in mijn betoog aangehaald. De directeur heeft in april 2007 aangegeven dat hij niet langer de verantwoordelijkheid kon dragen voor het voortduren van de situatie en het hoofd P&O heeft zich bij zijn standpunt aangesloten. Wethouder SPIGT: Dat klopt, daar zijn twee redenen voor. De belangrijkste reden is dat op dat moment het besluit moest worden genomen de nieuwbouw daadwerkelijk te gaan uitwerken. Naast het feit dat in de organisatie een aantal maatregelen op werkplekniveau moest worden genomen is dat een belangrijke beslissing, die door het bestuur is opgepakt. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Nee, het bestuur heeft die beslissing op dat moment niet opgepakt. In het rapport staat dat u kennis hebt genomen van die mededeling… Wethouder SPIGT: Nee… Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: … en contact zult opnemen met de burgemeester voor het afspreken van een deadline. Wethouder SPIGT: Ik doelde op de voortgang en de planning van de te realiseren nieuwbouw en het realiseren van een aanvaardbare situatie in het bestaande gebouw. Die aspecten wilden wij combineren in een plan van aanpak, waarin wordt aangegeven op welke wijze de nieuwbouw zal kunnen worden gerealiseerd. De heer MOSTERT: Ik heb het woord ‘nieuwbouw’ vele malen gehoord, maar mijn vraag waarom de beslissingen over de renovatie en de nieuwbouw steeds zijn herroepen is nog niet beantwoord. Wat is daarvan de reden? In het feitenrelaas heb ik daarover wel iets gelezen, maar ik heb niet kunnen achterhalen waarom de plannen keer op keer zijn doorgeschoven.
88
Wethouder SPIGT: Het renovatieplan is deels uitgevoerd. Dat plan ging verder dan alleen de renovatie van het gebouw in het kader van de veiligheid, er zat ook een vraagstelling bij in het kader van de platte daken. U zult zich herinneren dat het controleren van platte daken destijds actueel was. In het feitenrelaas hebt u kunnen lezen dat het bestuur de uitvoering van het vervolg van het renovatieplan heeft stopgezet op basis van een rapportage van de toenmalige directeur, die heeft voorgesteld over nieuwbouw na te denken omdat bij voortzetting van de huisvesting in het bestaande gebouw, waarvoor hoge kosten zullen moeten worden gemaakt, slechts ten dele aan de voorwaarden zal kunnen worden voldaan. Zijns inziens zou het verstandiger zijn voor nieuwbouw te kiezen. Daarop is in 2006 een visie ontwikkeld, de VROM-rapportage is toen ook aan de orde geweest en in februari 2007 is een integrale notitie inzake nieuwbouw aan de orde gesteld. Vervolgens is het besluit genomen de nieuwbouw verder door te ontwikkelen en de realisatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van het gebouw met partijen te bespreken. In februari 2008 is de bouwaanvraag goedgekeurd. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag terugkomen op de eerdere beantwoording van wethouder Spigt. Mijn collega Wagemakers heeft de wethouder tijdens het interpellatiedebat een concrete vraag gesteld over de bespreking van het onderzoeksrapport van de commissie VROM. De wethouder heeft op die vraag geantwoord dat het rapport in het dagelijks bestuur van Drechtwerk is besproken en het bestuur de directie naar aanleiding van het rapport heeft opgedragen een overzicht van de maatregelen te maken en daaraan een budget te hangen. Wij hebben al eerder te horen gekregen dat wel maatregelen zijn genomen, maar nooit een plan van aanpak is gepresenteerd en uitgevoerd. Ik stel vast dat het antwoord van de wethouder in strijd is met de waarheid. Het rapport is niet in het bestuur besproken. Wethouder SPIGT: Zojuist heb ik gezegd dat het rapport niet is geagendeerd, maar in het dagelijks bestuur in relatie tot het huisvestingsdossier wel over de resultaten van de VROMinspectie is gesproken. Dat is wat ik heb bedoeld te zeggen. Het feitenrelaas ondersteunt mijn antwoord niet, omdat dit in de notulen niet is vastgelegd en het rapport niet expliciet is besproken. Ik heb al gezegd dat het VROM-rapport expliciet had moeten worden besproken en een helderder verbinding had moeten worden gelegd tussen de beslissingen die in het kader van het bouwdossier zijn genomen en de wijze waarop wij de huisvestings- en veiligheidsproblematiek van Drechtwerk willen oplossen. Ik herinner mij dat het zo is gegaan, maar dit wordt in de notulen en andere verslagen niet bevestigd. De heer SLEEKING: U hebt verschillende malen gezegd dat het rapport van VROM, zoals van een bestuur mag worden verwacht, in het bestuur van Drechtwerk is besproken. Wethouder SPIGT: Nogmaals: wij hebben wel degelijk over de inhoud van het rapport gesproken. De heer Kuipers is zelfs bij de Inspectie geweest en heeft het bestuur medegedeeld tot welke resultaten het onderzoek van VROM heeft geleid en op welke manier daarop zou moeten worden gereageerd. De inhoud van het rapport is besproken, maar het rapport zelf is niet geagendeerd. Dat is een omissie, dat had zeker moeten gebeuren. Over de wijze waarop door mij, door het college, aan de informatieplicht is voldaan wil ik het volgende opmerken. In dit dossier zijn geen stukken geheim gehouden, maar het is wel de vraag of de stukken voldoende zijn verspreid en of iedereen die daarbij belang had daarvan kennis heeft kunnen nemen. Ik moet eerlijk zeggen dat dit niet het geval is. Via de normale cyclus hebben wij in de jaarrekeningen en de begrotingen aandacht besteed aan de problematiek van de huisvesting en de veiligheid, maar dat is te weinig expliciet gebeurd. De aard van de problematiek had veel duidelijker moeten worden omschreven. Er is geen enkele reden geweest om dat niet te doen. De heer SLEEKING: De vorige keer meldde u nog dat het rapport openbaar is en op de website van VROM kan worden gevonden. Die opmerking was niet juist. Bij VROM kun je alleen na heel veel googlen de algemene rapportage over het onderzoek naar de sociale werkplaatsen in het land vinden. De specifieke rapportage over Dordrecht is in de openbare stukken niet te traceren. 89
Wethouder SPIGT: Ik weet dat de VROM-rapportage inclusief alle bijlagen aan de Tweede Kamer is aangeboden en op de lijst van ingekomen stukken voor de Tweede Kamer staat en het ministerie daarover in de vorm van persberichten informatie heeft verspreid. Aan het bestaan van die rapporten is wel degelijk in de openbaarheid aandacht besteed. Het is mogelijk dat de rapporten nu, in 2009, niet meer op de website van VROM staan, dat heb ik niet geverifieerd. Dat spijt mij. Nadat Drechtwerk in oktober door de gemeente nadrukkelijk is aangesproken op het feit dat binnen het dossier veiligheid een aantal zaken nog steeds niet op orde was – dat was na de inspectie door de Milieudienst – hebben wij gezegd, dat dit heel belangrijk is en wij hieraan aandacht moeten besteden. Het persbericht – ik weet niet meer wie daarover een opmerking heeft gemaakt – is breed verspreid en is bij alle media terechtgekomen, maar wij hebben verzuimd het persbericht naar de raad te sturen. De vorige keer heb ik daarover al een opmerking gemaakt. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik heb er behoefte aan een door mij bij het interpellatiedebat van 12 mei gemaakte opmerking te herhalen: een persbericht is geen raadsinformatie. Een persbericht is een bericht voor de pers. Wethouder SPIGT: Dat ben ik geheel met u eens. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Dank u wel! Wethouder SPIGT: Dat wil echter niet zeggen dat wij over het feit, dat met het oog op de brandveiligheid maatregelen moesten worden genomen, niet hebben gecommuniceerd. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik kom vingers tekort om te tellen hoe vaak de wethouder niet heeft gecommuniceerd over de brandonveilige situatie bij Drechtwerk, mijnheer de voorzitter. Wethouder SPIGT: Ik wil nog een opmerking maken over het moment waarop de nieuwe directeur is aangetreden. Vanaf 2005 tot 2007 heeft Drechtwerk een interim-directeur gehad. In de zomer van 2007 is een sollicitatieprocedure doorlopen met als doel een directeur te werven die zich voor langere tijd aan het bedrijf zou verbinden, een directeur die wij een contract van vier jaar wilden aanbieden om de continuïteit van de bedrijfsvoering en de doorontwikkeling van de visie met betrekking tot de WSW verder handen en voeten te geven. Vlak na zijn aantreden heb ik tezamen met de nieuwe directeur een door mij gearrangeerd gesprek met de Milieudienst gehad. Bij dat gesprek heb ik gezegd dat in het kader van het huisvestingsdossier een aantal onomkeerbare stappen zou moeten worden gezet. Dat is langs twee lijnen gebeurd. Door de Milieudienst is gezegd dat een beoordeling zou worden gemaakt van de veiligheidsaspecten die aan de orde zouden moeten zijn en het bedrijf zou aan de hand daarvan een aantal maatregelen treffen. Dat het laatste te lang heeft geduurd, heeft geleid tot de brief die het college Drechtwerk in oktober heeft doen toekomen. In de periode oktober/december heeft die brief diverse activiteiten tot gevolg gehad met als doel een aantal van de gemelde feiten in orde te maken. In de rapportage van de Milieudienst kan men lezen dat een aantal zaken goed op orde was gebracht, maar niet alles adequaat is opgepakt. In de periode waarin wij daarover afspraken maakten, waarbij wij het idee hadden dat alle noodzakelijke maatregelen zouden worden geïmplementeerd, was sprake van een crisis in het management van Drechtwerk, die een groot deel van mijn aandacht opeiste. Er lag toen een brief van de toezichthoudende gemeenten, waarin werd aangegeven dat wij ervoor moesten zorgen dat de veiligheidssituatie op orde zou komen en ik neem het mijzelf kwalijk, dat ik op dat moment heb verzuimd na te vragen hoe het met de uitvoering van de maatregelen in het kader van de veiligheid stond. De organisatieproblemen en de problemen met het management hebben mij zeker tot maart beziggehouden. Dat is het moment waarop definitieve besluiten over het maatregelenpakket zijn genomen. Pas in maart konden wij na vele interviews tot de aanstelling van de huidige interim-directeur overgaan, kwam een
90
einde aan de managementcrisis en zijn maatregelen met betrekking tot de reorganisatie genomen. Mevrouw RUISCH: Ik vind het merkwaardig dat niet met een rappellijst is gewerkt. Er moet toch iemand zijn – dat zou een administratieve kracht kunnen zijn -, die in de gaten houdt of acties waarover afspraken zijn gemaakt inderdaad worden uitgevoerd. Ik zeg niet dat de voorzitter van het bestuur dat in de gaten moet houden, maar mijns inziens moet er wel iemand in de organisatie zijn die de gang van zaken adequaat volgt. Het verbaast mij dat daarvan geen sprake is geweest. Wethouder SPIGT: Dat de top van de organisatie op dat moment in een staat van wanorde verkeerde is de raad bekend. Dat heeft meerdere malen in de krant gestaan. Een aantal van de bij het huisvestingsdossier betrokken mensen was natuurlijk ook betrokken bij de problematiek van het management. Rond 8 april, vlak daarvoor, is door Drechtwerk een eerste veiligheidsplan opgesteld, dat in het kader van het handhavingstraject met de Milieudienst is besproken. Dat plan is geoperationaliseerd en er is een deskundige bij gehaald die ervoor heeft gezorgd dat de veiligheidssituatie bij Drechtwerk voor wat betreft het bestaande gebouw op orde is. Mevrouw Van Benthem heeft daarop terecht gewezen. Voorts is ten aanzien van de nieuwbouw een onomkeerbaar besluit genomen, wat inhoudt dat in september met de bouw zal worden gestart en er zal ook voor worden gezorgd dat de veiligheidssituatie in de nieuwbouw in orde zal zijn. De heer TAZELAAR: De opmerking van de wethouder dat de veiligheidssituatie bij Drechtwerk nu in orde is verbaast mij. Toen wij bij Drechtwerk waren hebben wij zelf ontdekt, dat de buitendeuren niet open gingen en de bestrating niet aangeheeld was, wat betekent dat mensen in een rolstoel eerst over een drempel moeten en vervolgens de tuin in donderen. De wethouder kan wel zeggen dat pijltjes en dergelijke zijn aangebracht en een ontruimingsplan is gemaakt, maar is dat ontruimingsplan wel goedgekeurd? Als een ontruimingsplan niet door oefeningen wordt ondersteund, is het niet goed. Wij hebben navraag gedaan bij mensen die het onderhoud doen en vernomen dat er regelmatig op is gewezen, dat de juiste aansluitingen moeten worden gemaakt en de deuren moeten functioneren. Daarvoor was echter geen geld beschikbaar. Dat de deuren niet open gaan en de aansluitingen niet goed zijn is gewoon in de doofpot gestopt. Ik ben van plan de volgende week eens bij Drechtwerk te gaan kijken en ik heb niet de verwachting dat alle straten en deuren dan wel in orde zullen zijn. Misschien kan de wethouder mij overtuigen, maar ik geloof er niets van. Wethouder SPIGT: Er is een goedgekeurd plan van aanpak en de maatregelen die daarin staan zijn successievelijk uitgevoerd of worden uitgevoerd. Daarbij zijn aannemers betrokken. De contracten met de bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de controle van de aanwezige blusmiddelen zijn op tafel gekomen en er heeft inmiddels een inspectie van de aanwezige blusmiddelen plaatsgevonden. Dat loopt allemaal. Een en ander gebeurt in goed overleg met de Milieudienst, die regelmatig inspecties uitvoert. De brandwachten spelen een belangrijke rol bij het toezicht houden als zich een calamiteit voordoet. De heer TAZELAAR: Kunt u aangeven of bij aannemers offertes zijn aangevraagd voor werkzaamheden aan deuren en ramen en brandvoorzieningen? Wethouder SPIGT: Wij hebben de raad een brief gestuurd waarin is aangegeven welke maatregelen zijn of zullen worden genomen. Voor het treffen van die maatregelen is een termijn gesteld. In de brief die het college aan Drechtwerk heeft gezonden is aangegeven, dat alle maatregelen voor 1 september moeten zijn getroffen. Dat betekent dat er ook voor zal moeten worden gezorgd dat de weg in orde komt. De brandwachten hebben tot taak er in geval van een calamiteit op toe te zien dat zalen op de juiste wijze worden ontruimd. Naarmate meer maatregelen zijn uitgevoerd, zullen minder brandwachten nodig zijn.
91
De heer KARAPINAR: U hebt zojuist gezegd dat de noodzakelijke maatregelen nu wel uitgevoerd zijn en de veiligheidssituatie is verbeterd. Is daarvoor extra geld beschikbaar gekomen? Waarom zijn de maatregelen nu wel uitgevoerd en in het verleden niet? Wethouder SPIGT: Wij hebben gewoon uitgevoerd wat wij moeten uitvoeren. De heer KARAPINAR: Heeft dat extra geld gekost? Wethouder SPIGT: Natuurlijk heeft dat extra geld gekost, maar dat is niet uw zorg. Dit zijn onontkoombare uitgaven. De heer KARAPINAR: Waarom zijn de noodzakelijke maatregelen niet eerder uitgevoerd? Wethouder SPIGT: In het verleden zijn wel degelijk maatregelen uitgevoerd. Zojuist heb ik… De heer KARAPINAR: Ik heb het over deze maatregelen. Wethouder SPIGT: Een aantal maatregelen is wel degelijk uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld het verplaatsen van afdelingen en het… De heer KARAPINAR: U hebt zojuist gezegd dat die maatregelen niet adequaat waren. Wethouder SPIGT: Die maatregelen waren slechts deels een oplossing voor het probleem. De heer KARAPINAR: Ik wil in beeld krijgen waarom nu wel prioriteit is gegeven aan het treffen van maatregelen ter verbetering van de veiligheidssituatie. Wethouder SPIGT: In het verleden hebben wij daaraan ook aandacht besteed. De heer KARAPINAR: “Aandacht besteden aan” komt neer op het tijdens een vergadering van een uur vijf minuten over deze problematiek spreken. Het gaat erom dat maatregelen adequaat worden afgehandeld. Wethouder SPIGT: Maatregelen zijn wel degelijk adequaat afgehandeld. Zojuist heb ik aangegeven dat binnen het bedrijf op werkplekniveau allerlei maatregelen zijn genomen. De heer KARAPINAR: U hebt zelf gezegd dat die maatregelen niet voldoende en niet adequaat waren. Mijn vraag is waarom nu wel adequate maatregelen worden genomen. Wethouder SPIGT: De Inspectie van de Milieudienst heeft er nadrukkelijk op gewezen dat Drechtwerk een aantal zaken in orde dient te brengen en wij hebben in deze raad een debat gevoerd, dat ertoe heeft geleid dat wij hebben gezegd dat niet langer… De heer KARAPINAR: In feite zegt u dat altijd geld kan worden gevonden voor het uitvoeren van noodzakelijke maatregelen. Wethouder SPIGT: Dit zijn onontkoombare uitgaven, die binnen het bedrijf en binnen de begroting moeten worden opgevangen. Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: Mijnheer de voorzitter. Ik ben van mening dat de heer Spigt goed kan praten en stel vast dat hij erg zijn best doet om hier onderuit te komen. De heer Spigt zegt altijd dat de mensen van Drechtwerk die in de kassen werkzaam zijn de bollen uit de grond kijken. Volgens mij praat de heer Spigt de bollen uit de grond. In het feitenrelaas staat duidelijk dat bij Drechtwerk sprake was van een brandonveilige situatie. Dat de heer Spigt daarop blijft terugkomen wekt bij mij verbazing. De wethouder zegt steeds dat de situatie nu, in 2009, op orde is. maar het is een feit dat de brandveiligheid bij Drechtwerk sinds 2001 niet op orde was. Ik verbaas mij erover dat de wethouder aan dat kleine stukje blijft vasthouden. Heeft de wethouder oogkleppen op? Wil 92
hij de realiteit niet zien? Wil hij misschien tot twaalf uur blijven doorpraten? Naar mijn mening heeft de wethouder ons niets nieuws verteld. De wethouder heeft herhaald wat hij op 12 mei heeft gezegd, maar het feitenrelaas geeft aan dat de feiten anders zijn. Wethouder SPIGT: U hebt mij niet horen ontkennen dat de brandveiligheid bij Drechtwerk een thema is dat al tijden speelt. Dat heeft niet alleen met allerlei veiligheidsvraagstukken op de werkvloer te maken. Er zijn natuurlijk ook regelmatig ARBO-rapportages geweest. In het feitenrelaas wordt daarvan melding gemaakt. Het in zijn geheel afdoende en adequaat oplossen van het veiligheidsvraagstuk is nu aan de orde geweest, maar de echte oplossing zal pas worden gerealiseerd als de nieuwbouw gereed is. Tot die tijd blijft voor het huidige gebouw een gedoogsituatie van kracht, omdat een aantal bouwkundige aspecten niet in orde is. Dat heeft voornamelijk met de veranderende regelgeving te maken, het heeft niet te maken met het feit dat het gebouw er slecht bij staat. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Met alle respect voor de staat van het gebouw – eigenlijk heb ik daarvoor geen respect – wil ik de wethouder in navolging van de interruptie van mevrouw Wemmers vragen welke conclusies hij zelf aan dit rapport verbindt. Wethouder SPIGT: Aan dit rapport verbind ik de conclusie dat een aantal zaken fout is gegaan. Terugkijkend zie ik dat een aantal zaken anders had moeten worden aangepakt. Er is echter wel degelijk een duidelijke lijn te ontdekken in de wijze waarop zaken zijn aangepakt. Ik moet eerlijk zeggen dat het bestuur er nadrukkelijker bovenop had moeten zitten en niet alleen afspraken had moeten maken over het huisvestingsdossier. Wij hadden met elkaar ook afspraken over de bedrijfseconomische kant van het bedrijf moeten maken, de discussies over de begroting en de toekomst van Drechtwerk waren wel degelijk ook aan de orde. Het bestuur heeft gefocust op de huisvestingsopgave, de verandering van de wetgeving, de visie op de toekomst van het bedrijf, de begrotingsproblematiek, de budgetdiscipline binnen de organisatie en de noodzaak tot het bezuinigen op een aantal kosten die mogelijkerwijs in de holding bleven zitten. Het bestuur wil ervoor zorgen dat een gezonde organisatie ontstaat. Dat zijn de thema’s die langs de lijn van het bestuur continu aan de orde zijn geweest. Die thema’s moeten in samenhang met elkaar worden bezien. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik heb u een aantal conclusies horen trekken en u in het laatste half uur ook een aantal dingen horen zeggen die ik niet in het onderzoeksrapport heb teruggevonden. Hoe is uw oordeel nu u door een motie van uw eigen fractie onder verzwaard toezicht wordt gesteld? Wethouder SPIGT: Ik vind het helemaal niet erg veel directer met de raad te praten over de vraag hoe de bestuursstructuur van een organisatie zoals Drechtwerk er uit zou moeten zien. Ik vind het prima dat daarin verandering wordt aangebracht en ik vind het uitstekend met elkaar te bekijken wat voor type bestuurder… Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik heb het niet over het bestuur, ik heb het over u. Wethouder SPIGT: Ik vind het prima met elkaar verscherpt naar Drechtwerk te kijken en maatregelen te treffen met het oog op de toekomst van de organisatie. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: U vindt het dus prima dat u onder curatele wordt gesteld. Wethouder SPIGT: Dat zijn uw woorden. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Nee, dat zijn de woorden van de VVD en de PvdA. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ik heb niet gezegd dat de wethouder onder curatele moet worden gesteld.
93
De heer WAGEMAKERS: Even recht op de man af: denkt de wethouder dat hij in staat zal zijn dit dossier in de komende tijd adequaat te volgen of heeft hij wellicht in zijn achterhoofd het idee, dat een ander lid van het college dit dossier gaat behartigen? Wethouder SPIGT: Ik heb het idee dat ik tezamen met het bestuur van Drechtwerk in staat zal zijn dit dossier op een goede manier te laten landen en ervoor te zorgen dat alle in het rapport naar voren gebrachte punten van zorg in orde worden gebracht, zodat wij uiteindelijk tegen elkaar zullen kunnen zeggen dat wij behoorlijke stappen vooruit hebben gezet. De heer KARAPINAR: Bent u het niet eens met de fractie van de PvdA, die gezegd heeft dat het huidige bestuur niet deugt? U zegt dat u samen met het huidige bestuur in staat bent adequaat goed werk te verrichten, maar de PvdA-fractie is een andere mening toegedaan. Wethouder SPIGT: De heer Wagemakers heeft naar mijn mening gevraagd. In antwoord op die vraag heb ik gezegd dat ik, gelet op wat ik zie terugkomen van de stappen die gezet zijn en de wijze waarop wij aan de slag zijn gegaan, ervan overtuigd ben dat ik in staat zal zijn samen met het bestuur… De heer KARAPINAR: U bent het dus niet eens met de PvdA-fractie. Wethouder SPIGT: Het bestuur heeft zelf aangegeven dat de bestuursstructuur van Drechtwerk wellicht niet meer van deze tijd is. Dat is niet aan ons voorbijgegaan. Bij een bedrijf zoals Drechtwerk zouden wij misschien een andere bestuursstructuur moeten nastreven. De heer KARAPINAR: Wat bedoelt u met ‘een andere bestuursstructuur’? Stelt u voor andere mensen in het bestuur te benoemen of wilt u de structuur van het bestuur veranderen? Wethouder SPIGT: Volgens mij heeft mevrouw Van Benthem over een raad van commissarissen-model gesproken, maar het scheiden van eigenaarschap en opdrachtgeverschap is ook aan de orde geweest. Als wij die twee functies uit elkaar trekken, lopen wij niet het risico met twee benen in één broekspijp terecht te komen. Ik doel op een situatie waarin de belangen van de gemeenten even zwaar wegen als de belangen van het bedrijf, waardoor de continuïteit van het bedrijf onder druk kan komen te staan. Misschien zou het goed zijn de governance-structuur, de bestuursstructuur, op een andere manier in te richten. Dit dossier leert ons dat het goed is daarnaar te kijken. Misschien zijn wij te lang met een verouderde traditie doorgegaan en is het nu zaak keuzes te maken die in de toekomst de bestendigheid van het bedrijf waarborgen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Doet deze situatie zich alleen voor bij de GR Drechtwerk en niet bij andere sociale werkplaatsen in het land? Hebben die een andere soort GR? Wethouder SPIGT: Ja, er zijn vele varianten. Niet alle gemeenten hebben een GR. Er zijn gemeenten met overheids n.v.’s, b.v.’s en joint ventures, er zijn zelfs stichtingen en gemeentelijke organisaties. Er is in Nederland een veelheid aan organisatievormen rondom de sociale werkvoorziening. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Wij hebben in onze motie niet alleen om een structuurverandering gevraagd, maar ook op het betrachten van de grootst mogelijke spoed aangedrongen. Ik wil graag weten hoe de wethouder daar tegenover staat. Mevrouw VAN BENTHEM: De vraag van mevrouw Van den Bergh wil ik in relatie tot de inhoud van de motie graag aanvullen. Het lijkt alsof de motie over het verzwaard toezicht alleen over de herinrichting van de bestuursstructuur van Drechtwerk gaat, maar ik wil benadrukken dat de motie ook gaat over het door de wethouder frequent verantwoording aan de raad afleggen over de voortgang van de aanpak van de problematiek van Drechtwerk. 94
Wethouder SPIGT: Op beide punten wil ik een toezegging doen. Ik zal daarvoor zorgen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: U hebt mijn vraag over de verzekering van Drechtwerk nog niet beantwoord. Wethouder SPIGT: Drechtwerk is geheel verzekerd. In de jaarverslagen en de begrotingen wordt daarvan melding gemaakt. Ik meen dat het om een bedrag van € 85.000,- of € 90.000,- gaat. In de polis is vermeld dat bij brand altijd wordt uitgekeerd, ongeacht de vraag of sprake is van gebreken aan het gebouw. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Keert de verzekering ook uit in een situatie waarin geen gebruiksvergunning is afgegeven? Wethouder SPIGT: Daarvan wordt in de polis geen melding gemaakt. In de polis staat dat bij brandschade zal worden uitgekeerd, ook al is sprake van gebreken aan het gebouw. De VOORZITTER: Ik stel voor deze ronde te beëindigen. Is er behoefte aan een korte schorsing? De heer VAN DONGEN: Wij hebben behoefte aan een korte schorsing. De VOORZITTER: Ik schors de vergadering voor vijf minuten. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: In de tweede termijn vernemen wij graag de reactie van de overige fracties op de door ons ingediende motie. Mevrouw VAN BENTHEM: Uit onze woordvoering zal al zijn gebleken dat wij de motie van de PvdA zullen steunen. Onze inzet was verscherpt toezicht in de vorm van frequent verantwoording afleggen aan de raad, zo lang als nodig is, zodat de raad erop zal kunnen toezien dat de situatie rondom Drechtwerk naar behoren wordt afgewerkt. De heer SLEEKING: Aan mijn eerdere woordvoeringen en uitspraken over het functioneren van de wethouder heb ik weinig toe te voegen. Gezien de opeenstapeling van feiten en de ernst van het dossier Drechtwerk is ons vertrouwen in de wethouder verdwenen. Ik heb begrepen dat één of twee moties zullen worden ingediend en kan u mededelen, dat wij die moties zullen steunen. Mevrouw VAN WENUM-KROON: Mijnheer de voorzitter. Gezien de feiten en gehoord de beraadslaging is naar het oordeel van mijn fractie maar één conclusie mogelijk: in dit dossier is niet adequaat gehandeld en de raad is niet adequaat geïnformeerd. Tegelijkertijd moeten wij constateren dat momenteel bij Drechtwerk ontwikkelingen aan de orde zijn die jarenlang zijn uitgebleven. In mijn eerste termijn heb ik daarover al iets gezegd. Er wordt doorgepakt op het gebied van veiligheid en op het gebied van huisvesting en er wordt een zware reorganisatie doorgevoerd, die een einde zal moeten maken aan de problemen binnen de managementcultuur. Bovendien worden plannen gemaakt om de bestuursstructuur van Drechtwerk te herzien. Deze ingezette beweging is kwetsbaar. In oktober vertrekt de heer Frijling weer en een nieuwe directeur zal het werk moeten voortzetten. Mijn fractie is van mening dat Drechtwerk, gezien deze situatie, op dit moment bij continuïteit gebaat is. Er gebeurt nu eindelijk iets en wij willen de voortgang niet frustreren. Wij zullen de motie van de PvdA steunen. Het is inderdaad nodig dat de bestuursstructuur van Drechtwerk wordt versterkt. Die conclusie is het vorig jaar in de toekomstvisie al 95
getrokken. De uitwerking daarvan is steeds weer uitgesteld en het is nu hoog tijd de noodzakelijke stappen te nemen. Frequente verantwoording, zoals in de motie is voorgesteld, lijkt ons gezien de ernst van dit dossier een goed idee. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. Kort drie zaken. In onze woordvoering hebben wij al naar voren gebracht dat de controle en de handhaving met betrekking tot de brandveiligheid voor ons essentieel zijn. Het toezicht daarop is van groot belang. De organisatorische consequenties zijn verwoord in de motie van de PvdA, die wij zullen steunen. De informatie naar de gemeenteraad toe is voor ons ook essentieel. Ook het belang daarvan willen wij onderstrepen. Wij hebben er geen behoefte aan wethouder Spigt weg te sturen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Kunt u begrijpen dat wij na lezing van dit rapport, waarin is uitgediept hoe een groot deel van de besluitvorming is verlopen, meer dan geschokt zijn? Uiteindelijk is door politieke discussies een essentiële voorwaarde uit het oog verloren, namelijk de veiligheid van honderden medewerkers van Drechtwerk. In de raadsvergadering over Stadswerven ben ik met de wethouder een discussie over competenties en vertrouwen aangegaan. Vertrouwen moet je verdienen en de kans daarop moet van beide kanten gegeven worden. In april 2008 hebben wij afspraken gemaakt over hoe het in de toekomst zal moeten gaan en wij moeten vaststellen, dat het een half jaar daarna met het directeursdebacle Drechtwerk wederom mis is gegaan en nu nogmaals. Wij weten niet meer op welke manier wij de wethouder tot het actief informeren van de raad kunnen aanzetten. Voor de fractie van ECO-Dordt/D66 is duidelijk dat deze situatie gevolgen dient te hebben. Wij steunen de motie van de PvdA niet. De structuurverandering is met de uitvoering van de toekomstvisie al in gang gezet en onzes inziens is geen motie nodig om het belang daarvan te onderstrepen. Het andere deel van de motie, dat het informeren van de raad betreft, behoort een natuurlijke eigenschap van de wethouder te zijn. Dit is nota bene een taak die in de Gemeentewet is vastgelegd. Gelet op de nog resterende raadsperiode – over ruim een half jaar zullen er verkiezingen zijn – en de mogelijke gevolgen voor de stad zullen wij een eventuele motie van wantrouwen niet steunen, maar de fractie van ECO-Dordt/D66 wil over dit handelen wel haar afkeuring uitspreken. Wij dienen een motie van verantwoordelijkheid in, waarin wij het college oproepen het voorzitterschap van Drechtwerk bij een ander collegelid onder te brengen, omdat wij onvoldoende waarborgen zien voor het actief informeren van de raad door deze wethouder. Het beeld van een betrouwbare en verantwoordelijke overheid is daardoor wederom verstoord en wij mogen dat verkeerde beeld wederom aan de bewoners van onze stad uitleggen. De VOORZITTER: Door de fractie van ECO-Dordt/D66 is de volgende motie ingediend: “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 7 juli 2009 ter behandeling van het Feitenonderzoek veiligheidssituatie Drechtwerk; kennisnemend van: - de brief van het college d.d. 28 april 2009 met betrekking tot het artikel 40-verzoek veiligheidssituatie Drechtwerk; - de antwoorden van het college d.d. 8 mei 2009 inzake de per interpellatie gestelde vragen over dit onderwerp; - het VROM-rapport 2006 en het rapport Milieudienst 2008; - het Feitenonderzoek veiligheidssituatie Drechtwerk; van mening zijnde dat: - in deze kwestie de portefeuillehouder in gebreke is gebleven door de raad niet direct te informeren over de veiligheidssituatie Drechtwerk; - deze handelwijze strijdig is met de actieve informatieplicht van het college jegens de raad; 96
- door deze kwestie het beeld van een betrouwbare en verantwoordelijke overheid verstoord is; spreekt hierover zijn afkeuring uit en spreekt tevens uit onvoldoende waarborgen te zien voor verdere voortzetting van het voorzitterschap van de Gemeenschappelijke Regeling door deze wethouder; roept het college op op korte termijn het voorzitterschap van de GR Drechtwerk bij een ander lid van het college onder te brengen en de raad hierover te informeren; en gaat over tot de orde van de dag.” (9) Ook deze motie maakt onderdeel uit van de beschouwing. Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. Ik zal het zo kort mogelijk houden, maar ik wil toch even de tijd nemen om onze besluiten toe te lichten. Wij danken beide portefeuillehouders voor hun reactie, maar ik moet zeggen dat hun antwoorden en argumenten ons niet hebben overtuigd en geen vertrouwen in de toekomst hebben gegeven. Om die reden zal ik namens de fractie van GroenLinks een motie van wantrouwen indienen, maar niet alvorens ik het standpunt van mijn fractie heb beargumenteerd. In het VNG Magazine van 26 juni is een interview geplaatst met Jacques Wallage, scheidend burgemeester van Groningen, over het toenemende aantal sneuvelende bestuurders. Ik citeer uit genoemd artikel: “Er bestaat verwarring over het afleggen van verantwoording. Dat betekent: alle inlichtingen verstrekken. Niet meer en niet minder. Daarna maakt de raad de afweging ‘heeft de wethouder het altijd goed gedaan en is dit een eenmalige misser?’. Het gaat niet om strafrecht, de bestuurder heeft geen misdaad begaan. Dat is onzin. Je moet verantwoording afleggen en vervolgens zien of je het vertrouwen nog hebt.” Zo dadelijk zal ik op dit citaat terugkomen. In de voorliggende situatie – de al jaren voortslepende kwestie van de onveiligheid bij Drechtwerk – hebben wij te maken met twee portefeuillehouders, de heer Spigt en de heer Bandell, die naar de mening van de fractie van GroenLinks steken hebben laten vallen. De heer Bandell heeft als portefeuillehouder veiligheid niet voldoende en niet adequaat gestuurd op de veiligheid van het bedrijf en ook de Milieudienst en de brandweer, waarvoor hij verantwoordelijk is, hebben naar ons oordeel niet de prestaties geleverd die van deze diensten mogen worden verwacht. Wij mogen niet uit het oog verliezen, dat Drechtwerk een beschermde werkplaats is voor mensen met een beperking. Veel te lang is de situatie bij Drechtwerk gedoogd. Zelfs toen steeds duidelijker werd dat veel mis was, een gebruiksvergunning ontbreekt en de Milieudienst met sluiting van de locatie dreigde, is slechts het hoogst noodzakelijke aan de veiligheid gedaan teneinde aan de minimale maatstaven te voldoen. Dat staat op bladzijde 30 van het rapport. Ik citeer: “Het streven is zo spoedig mogelijk weer in de gedoogzone te zitten.” De raad van Dordrecht werd hierover niet geïnformeerd. Ik kom bij de heer Spigt. Vaak wordt door derden, maar ook door mensen in de politiek en door mensen van het ambtelijk apparaat, gezegd dat deze wethouder/bestuurder in 2006 een vrijwel onmogelijke klus op zijn bord heeft gekregen. Het rammelde immers al jaren bij Drechtwerk. Drechtwerk was een financieel drama en het management was een steeds terugkerend probleem. Vanaf 2005 tot heden zijn er zes directiewisselingen geweest en is sprake geweest van een aaneenschakeling van problemen. De wethouder was hiervan op de hoogte bij zijn aantreden als voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur van Drechtwerk. Hij heeft jaren in de raad van Dordrecht gefunctioneerd, hij maakt al zeven jaar deel uit van het college en vanaf 2002 is hij lid van het bestuur van Drechtwerk. Wij zijn van mening dat een gewaarschuwd mens voor twee telt. Dan ga je er toch bovenop zitten? Daarvan hebben wij echter niets gemerkt. Als raadsleden hebben wij wel veel gehoord over de financiële situatie van Drechtwerk, maar de raad werd nooit geïnformeerd over de problemen waarover wij nu praten, problemen die al vele jaren voortslepen.
97
Bij de laatste confrontatie met de wethouder met betrekking tot Drechtwerk in oktober/november 2008, die nu als ‘managementcrisis’ is aangeduid, was deze bestuurder de eerste die riep “ik ga als bestuurder het management niet voor de voeten lopen”. Wij weten nu waartoe dit heeft geleid. De toenmalige interim-directeur moest verdwijnen en duidelijk werd, dat het complete management aan alle kanten rammelde. Ook de huidige interim-directeur spreekt over een cultuur die ziek is en waar rigoureus de bezem door moet. Op basis van het Feitenonderzoek veiligheidssituatie Drechtwerk van het COT en de politieke discussie die wij daarover vanavond hebben gevoerd, is mijn fractie er niet van overtuigd dat deze wethouder zal leren van deze en eerdere situaties. Daarbij duid ik tevens op het debacle Stadswerven. Ook de raden van andere gemeenten die deel uitmaken van deze Gemeenschappelijke Regeling zijn door de voorzitter van het dagelijks en het algemeen bestuur en de andere bestuurders van Drechtwerk, wethouders van andere gemeenten in de regio, op het verkeerde been gezet. Wij betreuren dit zeer, maar in de gemeenteraad van Dordrecht oordelen wij nu eenmaal over onze bestuurders en de wijze waarop zij zich ten opzichte van de raad verantwoorden. Ik kom nu terug op de tekst waarmee ik mijn betoog ben begonnen. Ik herhaal de laatste regels daarvan: “Het gaat niet om strafrecht, de bestuurder heeft geen misdaad begaan. Dat is onzin. Je moet verantwoording afleggen en vervolgens zien of je het vertrouwen nog hebt.” De wethouder heeft de fractie van GroenLinks vanavond niet kunnen overtuigen. Het in meerdere situaties niet adequaat en volledig informeren van de raad heeft voor ons de doorslag gegeven bij onze afwegingen. Alle fracties hebben vanavond in hun woordvoeringen scherp geoordeeld, maar de andere fracties hebben in hun eindconclusie gezegd geen stappen te willen nemen. GroenLinks is van mening dat deze keer de raad aan zet is. Ik wil u onze motie graag overhandigen. De VOORZITTER: Door de fractie van GroenLinks is de volgende motie ingediend: “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op dinsdag 7 juli 2009; kennis genomen hebbend van: - het rapport van COT “Feitenonderzoek veiligheidssituatie Drechtwerk”; - de beantwoording van de vragen naar aanleiding van dit rapport door de verantwoordelijk portefeuillehouder, de heer Spigt, (tevens voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur van genoemde organisatie) in deze vergadering, en de beantwoording door de portefeuillehouder veiligheid, de heer Bandell; is van mening dat: - de jarenlang bestaande onveilige situatie bij Drechtwerk bekend was bij het college van Dordrecht en het bestuur van Drechtwerk en geen adequate stappen zijn ondernomen om deze situatie te verbeteren; - hiermee een onacceptabel risico is genomen; - de verantwoordelijk wethouder en andere collegeleden verzuimd hebben de raad tijdig en volledig te informeren over de onveilige situatie; overwegende dat: - het de portefeuillehouder veiligheid te verwijten is dat hij geen passende maatregelen heeft genomen en de raad niet tijdig heeft geïnformeerd; - de portefeuillehouder Drechtwerk, de heer Spigt, recent en in meerdere situaties, te weten het project Stadswerven (oktober 2007) en managementproblemen bij Drechtwerk (november 2008) de gemeenteraad niet tijdig en volledig heeft geïnformeerd; constateert dat: - bij deze portefeuillehouder het gevoel van politieke urgentie ontbreekt, waardoor herhaling in de toekomst is te verwachten - de portefeuillehouder de gemeenteraad niet in staat stelt zijn verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de Dordtse burgers, in casu de medewerkers van Drechtwerk, waar te maken; spreekt uit dat: hierdoor het vertrouwen in deze wethouder onherstelbaar is geschaad; 98
draagt de wethouder op zijn portefeuille beschikbaar te stellen; en gaat over tot de orde van de dag.” (10) Deze motie is ondertekend door de leden van de fractie van GroenLinks en de heer Karapinar. Ook deze motie is onderwerp van beschouwing. Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: Mijnheer de voorzitter. De heer Spigt heeft naar aanleiding van het feitenrelaas geconstateerd dat het nu allemaal goed zal komen. Hij had de raad nodig om tot die conclusie te komen. De oppositiepartijen hebben de situatie zo goed verwoord, dat wij ons volledig bij hun woorden kunnen aansluiten. De motie van de PvdA zullen wij niet steunen. De heer KARAPINAR: Mijnheer de voorzitter. De gang van zaken in het dossier Drechtwerk vind ik zeer kwalijk. Het gaat om levens van kwetsbare mensen. Na alle besprekingen in de raad en alle feiten die tot ons zijn gekomen kan ik maar één conclusie trekken. Naar mijn mening is de wethouder nu aan zet. Het zou hem sieren als hij de eer aan zichzelf zou houden. Zo niet, dan zal de motie in stemming worden gebracht die ik mede heb ondertekend. Ik vind het jammer dat in Dordrecht een cultuur is ontstaan waarin je als wethouder keer op keer in de fout mag gaan zonder het vertrouwen van de meerderheid van de raad te verliezen. De VOORZITTER: Is er behoefte aan op de moties te reageren of zal ik de moties meteen in stemming brengen? Ik constateer dat er geen behoefte aan is op de ingediende moties te reageren. Motie 10 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen: de fracties van GL, BVD, VSP, de fractie-Karapinar en de heer Vermeulen van de VVD. Tegen stemmen: de fracties van de PvdA, CDA, ECO-Dordt/D66, CU/SGP en de fractie van de VVD met uitzondering van de heer Vermeulen. Motie 9 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen: de fracties van GL, ECO-Dordt/D66, VSP, BVD en de fractie-Karapinar. Tegen stemmen: de fracties van de PvdA, CDA, VVD en CU/SGP. Motie 8 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fracties van de PvdA, CU/SGP, CDA en VVD met uitzondering van de heer Vermeulen. Tegen stemmen: de fractie-Karapinar, ECO-Dordt/D66, GL, VSP, BVD en de heer Vermeulen van de fractie van de VVD. De VOORZITTER: Leden van de raad. Ik hoop velen van u te ontmoeten bij het afscheid van de raad voor het reces, vrijdagmiddag om half zes in Weizigt. Ik wens u allen wel thuis. De vergadering is gesloten. (00.05 uur)
99