N O T U L E N VAN DE VERGADERING VAN 8 JULI 2008. Voorzitter: Griffier: Wethouders:
de heer R.J.G. Bandell, burgemeester. de heer J.G.A. Paans. de heren drs. A.T. Kamsteeg, J.H. Lagendijk, F.J. van den Oever, J.W. Spigt en D.A. van Steensel.
In deze vergadering zijn aanwezig geweest 34 leden en wel: de dames J.L.M. van Benthem, Y.A.J. van den Berg-Pupovic en J. van den Bergh-Wapperom, de heren J.C.C. Bruggeman, D.G.E. Cobelens, J.J.W. van Dongen en A.G. Hoogerduijn, mevrouw D. Koppens-van Leeuwen, de heer W. van der Kruijff, mevrouw C.M.L. Lambrechts, de heren M.P.P.M. Merx, H. Mostert, W.J.M. Nederpelt en J.C. Rakhorst, de dames M.C. Ruisch, K.M. Rusinovic en K.J. Schellekens-v.d. Meijde, de heren D.F.M. Schalken-den Hartog en P.H. Sleeking, mevrouw N. de Smoker-van Andel, de heren O. Soy, W. van der Spoel, B. Staat, S. Tasgin, H.J. Tazelaar, C.A. van Verk en D.E. Vermeulen, mevrouw V.I. Versluis, de heren H.P.A. Wagemakers en H.S. Weidema, de dames S.M. WemmersWanrooij, E.C. van Wenum-Kroon en G. Yanik alsmede de heer A.G. van Zanten. Afwezig zijn: mevrouw J. Heijmans, de heer A. Karapinar, mevrouw L.J. Kuhlemeier-Booij, de heer D. Pols en mevrouw C. Safranti. Mevrouw Y.A.J. van den Berg-Pupovic is afwezig vanaf 20.05 uur. De heer D.F.M. Schalken-den Hartog is aanwezig vanaf 20.05 uur. 1.
OPENING EN VASTSTELLEN AGENDA
De VOORZITTER: Dames en heren. De vergadering is geopend. Ik heet u allen hartelijk welkom bij deze laatste vergadering voor het reces. Van een tweetal leden van de raad hebben wij bericht van verhindering ontvangen wegens ziekte. Mevrouw Joke Heijmans is nog ziek en dat geldt ook voor de heer Pols. Mevrouw Kuhlemeier, mevrouw Safranti en de heer Schalken hebben ons gemeld dat zij vandaag verhinderd zijn. Ik heb begrepen dat de heer Bruggeman en mevrouw Lambrechts iets later zullen komen. Van de heer Karapinar hebben wij geen bericht ontvangen. Hij zal waarschijnlijk iets later komen. Met betrekking tot de agenda wil ik een tweetal voorstellen doen. Er is vanmiddag een bijeenkomst geweest over een raadsinformatiebrief betreffende de oprichting van een B.V. ter overname en voorlopige exploitatie van een theatercafé in schouwburg Kunstmin. Mijn voorstel is deze brief als agendapunt 33 te behandelen. Het stuk zal worden gekopieerd. Ik kijk even in de richting van het college. Op het stuk staat ‘Vertrouwelijk’, maar die vertrouwelijkheid moet nu worden opgeheven. Ik stel vast dat geen der leden van het college daartegen bezwaar heeft. Wij zullen dit besluit in de besluitenlijst van het college doen opnemen. Dit stuk is nu openbaar en als het nodig is, kan eruit worden geciteerd. GroenLinks heeft mij een verzoek tot het houden van een interpellatie doen toekomen. Ik stel de raad voor de interpellatie toe te staan en als punt 34 te agenderen. Aldus wordt besloten. De VOORZITTER: Mijn voorlopige inschatting is dat wij er niet in zullen slagen alle agendapunten voor zes uur te behandelen. 2.
MEDEDELINGEN EN INGEKOMEN STUKKEN Mededelingen:
De VOORZITTER: Ik deel de raad mede, dat wethouder Kamsteeg van 9 tot en met 12 september op studiereis zal zijn met de G27 fysiek en sociaal en met de top van VROM en WWI in Manchester en Liverpool zal verblijven. Op uitnodiging van de burgemeester van Varna zal ik met de medewerker internationaal en mijn echtgenote van 13 augustus tot 18 augustus in Varna verblijven ter gelegenheid van de viering van de Dag van Varna.
1
II.
Ingekomen stukken:
A.
BETREKKING HEBBEND OP DE BEVOEGDHEDEN VAN DE RAAD
SO/08/4286 a. Antwoorden van het college van burgemeester en wethouders op vragen ex art. 42 van het Reglement van Orde van de fractie B.V. DORDT over Vrieseweg 80. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder a genoemde brief voor kennisgeving aan te nemen, met dien verstande dat het onderwerp als bespreekpunt voor de raad van 8 juli 2008 is geagendeerd. SBC/08/645 b. Brief van drs. L.W. Verhoef over de jaarrekening 2007 van de gemeente Dordrecht. MO/08/1613 c. Jaarrekening 2007 van het Stedelijk Dalton College. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder b en c genoemde brieven om advies in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen. B.
BETREKKING HEBBEND OP DE BEVOEGDHEDEN VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS
PM/08/1308 d. Brief van een aantal bewoners van de Museumstraat over het niet informeren van de vestiging van “anti-kraak”-bewoners in de straat. Mevrouw VAN WENUM-KROON: Wij willen graag een afschrift van het antwoord op brief d in de commissie ontvangen. De heer SLEEKING: Dat geldt ook voor ons, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Wij zullen het antwoord aan alle leden van de commissie sturen. SO/08/3918 e. Afschrift van een brief van de Verontruste Dubbeldammers over de verkeerssituatie in hun wijk. De heer WAGEMAKERS: Mijnheer de voorzitter. Op 20 mei is in de commissie door de wethouder medegedeeld, dat wij nog voor de zomer een stuk over de ontsluiting van de provinciale weg zouden ontvangen. Er was sprake van een verschil van inzicht tussen de leden van de commissie en de wethouder en de afspraak is gemaakt dat dit onderwerp vandaag als bespreekpunt geagendeerd zou worden. Ik kan mij voorstellen dat het stuk wellicht nog niet gereed is, maar verzoek u wel toe te zeggen dat wij hierover kort na het reces, voor de vergadering van september, zullen spreken. De VOORZITTER: Volgens mij wil de wethouder niets liever dan dat. SBH/08/2669 f. E-mail van de heer J.A. Kieboom over de onduidelijke situatie betreffende de speelplaats ter hoogte van Kinkelenburg 177. De heer TASGIN: Mijnheer de voorzitter. Wij willen uw antwoord op deze e-mail graag ontvangen. De VOORZITTER: Ik stel vast dat ook de heer Nederpelt dat wenst. Dat zal gebeuren. SBH/08/2567 g. Brief van de Belangenvereniging Funderingsproblematiek Dordrecht over de gang van zaken bij de rioolrenovatie.
2
De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Wij willen graag een afschrift ontvangen van uw antwoord op brief g en brief i. De VOORZITTER: Dat zeg ik toe. GRIF/08/566 h. E-Mail van de heer P. van Kuyk over de onveilige situatie op het voetpad in het Sterrenburg Park. SBH/08/2551 i. Verzoek van de heer A. den Dekker namens de bewoners tot deelname aan een Pilot Grondwaterbeheer aan de Kromhout 177 t/m 213. MO/08/1590 j. Afschrift van een brief van de heer J. Bozuwa waarin bezwaar wordt geuit tegen het voorgenomen besluit over de tijdelijke huisvesting van scholen in Dubbeldam. SO/08/4109 k. Brief van dhr/mw. M. van der Plank over de uitvoering van de trillingsonderzoeken. SO/08/4140 l. E-mail van een omwonende over het gebruik van een parkeerterrein. SBH/08/2676 m. E-mail van mevrouw H. Boonstra over het onderhoud van de groenvoorziening aan de Nagtegaalplaats. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Ook van het antwoord op deze brief willen wij graag een kopie ontvangen. De VOORZITTER: Dat zeg ik u toe. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder d t/m m genoemde brieven ter beantwoording in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen. SO/08/4125 n. Verzoek om planschadevergoeding inzake de toekomstige moskee aan de Reeweg-Zuid van de heer en mevrouw Langeweg. SCD/08/866 o. Brief van de LOGA over het voorkomen van agressie en geweld tegen ambtenaren. SO/08/4104 p. Verzoek tot financiële bijstand/medewerking bij het te realiseren grootonderhoudplan van de VEE Vliegenstraat 1 t/m/55. PM/08/1383 q. Brief van de heer A. Stal over de onbereikbaarheid van het Achterom in noodsituaties. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder n t/m q genoemde brieven ter behandeling in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen. SO/08/4142 r. Brief van St. Het Wantij over o.a. de ecologische functie van de Wantijoevers in relatie tot de nota “Stedelijke Ecologische Structuur”. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de brief onder r ter behandeling in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen en indien de raad
3
het nodig acht te betrekking bij de commissiebehandeling van de SES-nota op een nader te bepalen datum. SO/08/3910 s. Kopie van een brief van de heer L. Straver over een hernieuwd uitstel onderzoek en schadebeperkende maatregelen in de Prinsenstraat. Mevrouw SCHELLEKENS: Wij ontvangen graag een kopie van uw antwoord, mijnheer de voorzitter. De heer NEDERPELT: Bij dat verzoek sluiten wij ons aan. De heer SLEEKING: Dat geldt ook voor BVD. De VOORZITTER: Akkoord. Als drie fracties daarom vragen, gaat een kopie van het antwoord naar de gehele commissie. Anders wordt het logistiek te ingewikkeld. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de brief onder s voor kennisgeving aan te nemen. C.
OVERIGE
GRIF/08/590 t. Raadsbesluiten inzake ROM-D, realisatiestrategie Ruimte geven, Jaarrekening 2007 van de GR Drechtsteden en de conceptbegroting 2009 van de GR Drechtsteden. GRIG/08/562 u. Lijst van ter inzage liggende documenten voor de raad van 8 juli 2008. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de besluiten onder t en de lijst onder u voor kennisgeving aan te nemen. 3.
VASTSTELLEN VAN DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD VAN 10 EN 24 JUNI 2008 EN VAN DE ADVIESCOMMISSIE VAN 20 MEI 2008 EN DE BESLOTEN ADVIESCOMMISSIE VAN 20 MEI 2008.
De notulen van de raadsvergadering van 10 juni worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd vastgesteld. De notulen van de raadsvergadering van 24 juni worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd vastgesteld. De notulen van de adviescommissie van 20 mei worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd vastgesteld. De notulen van de besloten adviescommissie van 20 mei worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd vastgesteld. 4.
BENOEMEN VAN DE HEER H.P.A. WAGEMAKERS TOT LID VAN DE COMMISSIE VAN TOEZICHT OP HET OPENBAAR ONDERWIJS M.I.V. 1 SEPTEMBER 2008.
De heer Wagemakers wordt met 30 stemmen voor, 2 stemmen tegen en 1 blanco stem benoemd tot lid van de commissie van toezicht op het openbaar onderwijs met ingang van 1 september 2008. A.
Bespreekpunten
5.
KADERNOTA (597, 558) Debat over de Kadernota 2009, gevolgd door besluitvorming over de Kadernota en de Prognose Grondbedrijf 2008. De raad wordt gevraagd de brief over de projectkosten
4
Stedenbanden hierbij te betrekken en te spreken over de geuite wens hiervoor in de Kadernota middelen te reserveren. De VOORZITTER: In het u toegezonden ontwerpbesluit staat onder beslispunt 2 abusievelijk ‘de Kadernota en alle daarin opgenomen besluiten vast te stellen’. Dat is uiteraard niet de bedoeling. U wordt gevraagd de Kadernota 2009 en de daarin opgenomen twaalf uitgangspunten vast te stellen. De heer WEIDEMA: Mijnheer de voorzitter. Voor ons ligt de Kadernota 2009. Bij de behandeling van de begroting 2008 heeft de PvdA-fractie een aantal onderwerpen naar voren gebracht, die zij belangrijk vindt als aanvulling op de voorstellen van het college. Wij hebben onder andere aangegeven het belangrijk te vinden dat de gemeente de kaders schept, die het voor iedere Dordtenaar mogelijk maken kansrijk en initiatiefrijk te zijn. De belangrijkste thema’s waarop wij toen onze woordvoering hebben geënt waren ondernemerschap, wijken en kwetsbare groepen en wij hebben net zoals andere fracties voorstellen, al dan niet in de vorm van moties of amendementen, ingediend. Op een aantal daarvan heeft het college positief gereageerd en bij een aantal heeft het college aangegeven daarop nog eens te willen studeren. Bij de bestudering van de Kadernota 2009 hebben wij natuurlijk bekeken of de voor ons belangrijke thema’s daarin zijn verzilverd. Kunnen wij nu oogsten? Zijn de afspraken in concrete taken en maatregelen omgezet en is het daarvoor benodigde geld daarvoor uitgetrokken? Wij hebben geconstateerd dat dit voor een belangrijk deel is gebeurd, maar voor een deel nog niet. Zo dadelijk zal ik daarop terugkomen. Voor de PvdA is bij alle voorstellen de vraag van belang wat de burgers en ondernemers in onze stad, in onze wijken – van Krispijn tot Stadspolders – daaraan hebben. Iedereen heeft baat bij een stad met goede voorzieningen, een stad die kansen biedt, ook aan kansarmen, en nieuwe initiatieven beloont, zodat de stad sterker en socialer wordt voor degenen die daarin wonen en werken. In de afgelopen jaren hebben wij, mede dankzij het financiële beleid van dit college, veel extra inkomsten gehad, die wij aan de stad hebben kunnen besteden. Deze extra opbrengsten zijn afkomstig van de mensen uit onze stad en moeten dus ook terugvloeien naar de mensen in onze stad. Ik kom bij een aantal beleidsintensiveringen en zal met de door het college voorgestelde beleidsintensiveringen beginnen. Dordrecht wil een stad zijn die aantrekkelijk is om in te wonen en te bezoeken. Cultuur en culturele voorzieningen dragen in hoge mate bij aan een aantrekkelijk verblijfsklimaat in de stad. De aantrekkelijkheid van de culturele voorzieningen voor een stad zoals Dordrecht is op dit moment niet hoog doordat daarin naar onze mening jarenlang te weinig is geïnvesteerd. Het gevolg hiervan is dat in de komende jaren extra geld naar de cultuursector moet om de stad op een aanvaardbaar cultureel niveau te brengen en te houden. Wij hebben hiervoor diverse argumenten. Als wij bijvoorbeeld kijken naar de Atlas van de 50 grote gemeenten, zien wij dat Dordrecht gemiddeld op de 26e plaats staat terwijl Dordrecht qua grootte de 20e gemeente is. Deze plaats is te danken aan de aanwezigheid van kwalitatief goede musea en rijksmonumenten in onze stad. Zonder deze musea en monumenten zou Dordrecht naar de 29e plaats dalen. Het museum zal verbouwd worden, waardoor het in de komende jaren opnieuw een bijdrage zal kunnen leveren aan deze positieve score. Ons theater, het alom geliefde Kunstmin, voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd, niet in arbeidstechnische zin en niet in culturele zin. Ik zal een ander voorbeeld noemen: in Dordrecht ontbreekt een commerciële bioscoop. Het Poppodium, Bibelot, zorgt voor overlast in de buurt, doorgaan op de huidige plaats kan tot sluiting leiden. Om die reden zien wij een plek in het Energiehuis heel erg zitten. Op dit moment zijn er onvoldoende podia voor de in de stad aanwezige professionele en amateuristische kunstenaars. Wij zijn het dan ook eens met de voorgestelde investeringen, zoals de investering in de verbouwing en modernisering van het museum. Wel roepen wij het college op de kosten goed in de gaten te houden. Onlangs hebben wij in de krant gelezen dat in de gemeenten Rotterdam en Amsterdam de verbouw van een aantal belangrijke musea flink uit de klauw is gelopen, wat wij hier natuurlijk niet willen zien gebeuren. Verrast waren wij over het voorstel betreffende de stadsboerderij. Het enthousiaste betoog van wethouder Van Steensel hierover in de commissie is op ons overgeslagen. Wij wachten met spanning de concrete voorstellen hierover af.
5
Het voorstel over de tweede uitrukpost voor de brandweer kwam voor ons niet als een verrassing. Wel verrassend vonden wij de hoogte van het bedrag dat het college voor zo’n extra uitrukpost wil uittrekken, namelijk bijna € 16 miljoen, naast de bijdragen die wij daarvoor van andere overheden zullen krijgen. Kijkend naar wat dergelijke voorzieningen elders kosten, vinden wij dat een hoog bedrag. Wij doen een dringend beroep op het college met een zo sober en doelmatig mogelijk ontwerp te komen, dat minder kost dan nu wordt aangegeven. De fractie van de PvdA kan voor het overige instemmen met de voorgestelde beleidsintensiveringen. Wij hebben nog wel een aantal eigen wensen. De PvdA ondersteunt de in bijlage 2a van de Kadernota genoemde doelstellingen: meer initiatief van de stad, verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving, verbreden van de economische structuur, stimuleren economische concurrentiepositie en vergroten van de aantrekkingskracht van Dordrecht. Ook ondernemers willen gezamenlijk activiteiten organiseren en hierin investeren om hun eigen gebied aantrekkelijker te maken en daarmee de aantrekkingskracht van Dordrecht te vergroten. Eén van de knelpunten daarbij is dat in de praktijk niet alle ondernemers meedoen en meebetalen, maar wel meeliften. Dit is het probleem van de zogenaamde freeriders, dat zij al eerder aan de orde hebben gesteld. Dit legt een druk op de collectieve activiteiten, met name in de oudere winkelgebieden en op oudere bedrijfsterreinen. Dat is jammer, want de gebieden waar de ondernemers wel gezamenlijk actief zijn, blijken economisch succesvoller. Bij de algemene beschouwingen hebben wij de motie over de freeriders aangekondigd, waarin over een BVG-zone wordt gesproken die dit probleem zou kunnen helpen oplossen. De PvdA heeft deze motie aangehouden, omdat de raad eerst over de mogelijkheden voor een dergelijke zone geïnformeerd wilde worden. Op 16 mei jl. is voor de raad, het college en de ondernemers in onze stad een seminar over de BVG-zones gehouden. Er komt een wet die de ondernemers in gemeenten instrumenten in handen zal geven, die het mogelijk zullen maken gezamenlijk activiteiten te organiseren en te financieren. Simpel gezegd: ondernemers maken een plan en de overheid helpt met de financiering daarvan door de ondernemersbijdrage te innen en ter beschikking te stellen aan de ondernemers, die zich daartoe in een rechtspersoon verenigen. Op deze informatieavond kwam naar voren, dat het organiseren van een meerderheid van ondernemers in een gebied en het afbakenen van een gebied redelijk complex zijn en de wetgeving nog niet gereed is. De PvdA wil, vooruitlopend op deze wet, ondernemers die zich nu al voor hun eigen gebied willen inzetten stimuleren zonder al te veel bureaucratie aan het begin. Daartoe komen wij met het volgende voorstel, dat wij in een amendement uitwerken. De PvdA wil ondernemers die met goede en uitvoerbare plannen komen, die erop zijn gericht hun gebied aantrekkelijker te maken en de aantrekkingskracht van Dordrecht vergroten, financieel tegemoetkomen en hiervoor in 2009 en 2010 een ondernemerskrediet van maximaal € 100.000,per jaar reserveren. Dit bedrag kan bijvoorbeeld worden gefinancierd uit de middelen voor economische ontwikkeling, onderdeel van de economische structuurversterking. De plannen en het daarbij behorende krediet worden door de gemeenteraad vastgesteld. De ondernemers, verenigd in een rechtspersoon, verplichten zich de plannen uit te voeren en daarover verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad. Intussen moet de gemeente de gemeentelijke taken wel blijven uitvoeren: zorgen voor ‘schoon, heel en veilig’ in het openbaar gebied en blijven investeren in de openbare ruimte. De heer MERX: Heb ik goed gehoord dat u hebt gezegd, dat de door u voorgestelde regeling niet bureaucratisch moet zijn? Kunt u ingaan op de voorwaarden die u aan de ondernemers wilt stellen? U hebt gezegd dat zij een rechtspersoon moeten oprichten, ze moeten naar de raad toe, ze moeten van alles en nog wat gaan doen. De heer WEIDEMA: Als u zegt dat u dit idee op zichzelf wel aardig vindt, maar u het wat minder bureaucratisch zou willen maken door dit of dat weg te laten, is dat voor ons bespreekbaar. De heer MERX: Daarop komen wij zeker terug. De heer WEIDEMA: Tijdens de algemene beschouwingen en daarna heeft de PvdA ingezet op het stimuleren van de wijkeconomie. Wij zijn er verbaasd over dat daarover in de voorstellen in de Kadernota niets is terug te vinden. Wij overwegen hierover, eventueel samen met andere partijen,
6
een amendement in te dienen. Wij zullen dat niet doen als het college ons nu de harde toezegging doet dat het bedrag van € 300.000,- waarover wij gesproken hebben alsnog beschikbaar zal komen voor de uitvoering van het plan van aanpak wijkeconomie. In de adviescommissie hebben wij het voorstel gedaan te komen tot een regionale klantenregeling voor de Wmo. Het goed ondersteunen van kwetsbare burgers is een speerpunt van het sociaal beleid en de uitvoering van de Wmo via het zorgloket. Om de kwaliteit van het zorgloket en de rechtszekerheid van de hulpvragende burger te kunnen garanderen, is een goede klachtenregeling noodzakelijk. Momenteel is zo’n regeling er niet en er is geen onafhankelijke klachtencommissie. De PvdA is van mening dat voor de uitvoering van de Wmo een dergelijke onafhankelijke klachtenregeling en klachtencommissie nodig zijn. Daarbij denken wij aan een regeling die alle prestatievelden van de Wmo omvat. Het is belangrijk dat de doelgroep die met de Wmo moet worden geholpen niet in een lange klachtenprocedure terechtkomt, niet van het kastje naar de muur wordt gestuurd en een klacht kan worden ingediend bij een instantie die onafhankelijk is van de instantie waarop de klacht betrekking heeft. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: U hebt aangegeven dat u denkt aan een klachtencommissie die het gehele taakveld van de Wmo omvat. Doelt u ook op de huishoudelijke zorg? De heer WEIDEMA: Ja. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik wijs erop dat wij op dat gebied al het een en ander hebben opgetuigd, dat wij bij de Sociale Dienst hebben ondergebracht. De heer WEIDEMA: Wij hebben geen onafhankelijke geschillenregeling, geen onafhankelijke commissie die… Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Die hebben wij wel! Dat is in het kader van de Drechtsteden geregeld. De heer WEIDEMA: Dan zouden die aandachtgebieden eventueel kunnen worden uitgesloten. Er is geen geschillencommissie voor het totale gebied van de Wmo… Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Dat begrijp ik, maar dat onderdeel heeft een heel ander perspectief dan de andere vlakken van de Wmo. Dan hebben wij het daadwerkelijk over voorzieningen die aan mensen worden verstrekt. Het lijkt mij logisch dat wij dat aspect eruit halen. De heer WEIDEMA: Wij willen dat iedereen die een klacht aangaande de Wmo heeft de mogelijkheid heeft die klacht in te dienen, waarna de klacht op een onafhankelijke manier zal moeten worden beoordeeld. Een aantal andere zaken. De PvdA vindt het jammer dat het zo lang duurt voordat wij de nota ‘Dordt fietst door’ definitief in de raad kunnen bespreken. De nota is in oktober 2007 in de commissie behandeld en zou daarna de inspraak ingaan. De vorige week hebben wij in de adviescommissie van wethouder Van Steensel, die zijn collega Van den Oever verving, de toezegging gekregen dat deze nota in september zal worden besproken. Het heeft lang geduurd en wij zijn benieuwd of de nota zoals die destijds aan ons is voorgelegd ervoor zal zorgen, dat het fietsbeleid in Dordrecht er goed vanaf zal komen. De PvdA heeft eerder aangegeven dat zij het belangrijk vindt, dat fietsers in Dordrecht veilig van de ene plek naar de andere kunnen fietsen, het liefst met een goede doorstroming. Wij verwachten dat er voldoende dekking zal zijn voor het daadwerkelijk uitvoeren van de voorgestelde maatregelen en zullen het voorstel daarop kritisch beoordelen. Het openbaar vervoer. De PvdA heeft net zoals andere partijen de laatste jaren aangegeven voorstander te zijn van experimenten met gratis openbaar vervoer. Dat is een manier om de mobiliteit van ouderen te vergroten. Uit verschillende proeven, onder andere in Tilburg, is gebleken dat het sociaal isolement van ouderen daardoor kan worden verminderd. Een belangrijke reden waarom wij het stimuleren van het openbaar vervoer belangrijk vinden en voorstanders zijn van experimenten met gratis openbaar vervoer is, dat het stimuleren van het openbaar vervoer de maatschappelijke participatie van ouderen bevordert. Door het gebruik van het openbaar vervoer te
7
stimuleren, doen wij ook een poging het autoverkeer in de stad terug te dringen en wordt een bijdrage geleverd aan verbetering van de luchtkwaliteit. De heer MERX: De participatie van ouderen is het eerste doel van dit voorstel van de PvdA. Dat betekent dat ouderen nu niet overal naartoe kunnen gaan en een aantal ouderen thuis achter de geraniums zit. Ik begrijp niet waar de door de heer Weidema genoemde vermindering van het autoverkeer vandaan moet komen. De heer WEIDEMA: Wij hebben een cumulatie van wensen en streven een cumulatie van idealen na. Het is niet of/of, het is en/en. Wij denken dat door gerichte stimulering van het openbaar vervoer, wat mogelijk is door het openbaar vervoer voor alle mensen betaalbaar en voor sommigen zelfs gratis te maken, een aantal doelstellingen kan worden verwezenlijkt. De heer MERX: Ik wil niet in herhaling vervallen, maar ‘gratis’ bestaat niet. Nu verval ik toch in herhaling! De heer WEIDEMA: Die grap kennen wij al lang. ‘Gratis’ bestaat wel voor de mensen die niet behoeven te betalen als zij in de bus stappen. De heer MERX: Wij kunnen daarover een lange discussie hebben, maar dat moeten wij omwille van de tijd nu niet doen. Niemand verbiedt u idealen te hebben en die idealen na te streven. Dat is de reden waarom wij hier zitten. De heer WEIDEMA: Ik ben er blij om dat u ons dat niet verbiedt! Gaat u verder… De heer MERX: Ik zal de laatste zijn die u dat verbiedt, maar ik zet wel een vraagteken bij uw argumentatie. Uw voorstel is gericht op de ouderen… De heer WEIDEMA: Nee, ons voorstel is niet op de ouderen gericht. Wij noemen als één van de voordelen van onze voorstellen dat de maatschappelijke participatie van de ouderen daardoor zal toenemen. Ik stel u voor goed te luisteren naar wat ik te vertellen heb, dan wordt een en ander u waarschijnlijk duidelijker. De heer MERX: Dan houd ik nog even mijn mond dicht. De heer WEIDEMA: Mijnheer de voorzitter. Het college heeft in zijn beleidsdoelstelling de wens opgenomen het openbaar vervoer te stimuleren. Tot nu toe hebben wij van het college nog weinig vernomen over hoe het dit wil doen. Voor zover ik heb kunnen nagaan zijn alle initiatieven voor het op dit terrein verrichten van onderzoek uit de raad gekomen. De raad is onlangs tot een zevental varianten gekomen en wilde graag weten hoe hoog de kosten van de invoering daarvan zullen zijn. Het college heeft daarnaar onderzoek gedaan en heeft geconcludeerd dat het: veel te duur is. Die conclusie vinden wij onacceptabel, wij zijn niet onder de indruk van het argument dat het college jaarlijks al € 800.000,- aan het openbaar vervoer uitgeeft en zijn het niet eens met de opvatting van het college dat op dit gebied al voldoende gebeurt. Wat ons betreft komt het college niet weg met de stellingname, dat het op dit gebied niets extra’s wil doen. De heer MOSTERT: Ik stel vast dat u het over het college hebt, waarin ook PvdA-wethouders zitting hebben. Staan de PvdA-wethouders achter het pleidooi dat u zojuist hebt gehouden? De heer WEIDEMA: Ik ga ervan uit dat het voorstel, dat wij in de stukken hebben gelezen door het gehele college wordt gedragen. Om die reden richt ik mij tot het college in zijn geheel. De heer MOSTERT: Ik denk dat dit binnenskamers nogal wat stof heeft doen opwaaien. Of niet? De heer WEIDEMA: Ik wil u daarover onder vier ogen best eens iets vertellen, volgens mij is de raad hiervoor niet het juiste podium. De raadsfractie van de PvdA moet constateren, dat het college een standpunt heeft ingenomen waarmee zij het niet eens is.
8
Als argument is aangedragen dat er geen dekking is en de additionele kosten te hoog zijn. Naar onze mening heeft het college niet de moeite genomen de ogen te openen voor de voordelen die in verschillende steden in Nederland al zijn gebleken. De PvdA wil graag dat het college serieus werk maakt van het onderzoeken van de mogelijkheden voor het aanbieden van gratis openbaar vervoer. De PvdA zal daarover samen met enkele andere partijen een amendement indienen, waarin wordt gepleit voor verregaande experimenten met gratis openbaar vervoer. De heer VAN DER KRUIJFF: Ik snap dat de PvdA gratis openbaar vervoer wil realiseren. De heer Weidema heeft dat al eerder gezegd. Wij willen daarover graag meedenken en ik vind het voorbarig als de PvdA daarover nu al een amendement indient zonder dat wij daarover, zoals afgesproken, fatsoenlijk op inhoud hebben kunnen discussiëren. De heer WEIDEMA: Als het college volmondig instemt met hetgeen door de raad naar voren wordt gebracht, zullen wij uiteraard bekijken of het nodig is een amendement in te dienen. Gelet op het aan de raad voorgelegde voorstel overwegen wij vooralsnog dat op deze manier te doen, al is het maar om het college… De heer VAN DER KRUIJFF: De heer Weidema heeft het over het college. Ik zou willen dat hij de raad serieus neemt en in de gelegenheid stelt in discussie te gaan over wat hij wel of niet wil, voordat hij een amendement indient. Als die discussie tot een voorstel leidt waarin hij zich niet kan vinden, heb ik er begrip voor dat hij een amendement indient. De heer WEIDEMA: Door uit te spreken hoe wij hiernaar kijken geven wij de raad alle gelegenheid om hierover met ons in discussie te gaan. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Los van het standpunt van de PvdA: wij worden ook nog geconfronteerd met een extra raadsbesluit. Ik weet niet of u zich daarvan bewust bent … De heer WEIDEMA: Op welk besluit doelt u? Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik heb dat besluit net gevonden. Ons wordt gevraagd vandaag te besluiten dat wij geen extra proeven met gratis openbaar vervoer in de gemeente Dordt gaan uitvoeren anders dan de proeven die nu al worden uitgevoerd. De heer WEIDEMA: Om die reden overwegen wij een amendement in te dienen. Wij zullen dat niet doen als het college zegt dat dit besluit wordt ingetrokken. Als dat gebeurt, gaan wij natuurlijk kijken of het amendement nog wel valide is, maar op dit moment zien wij daar zeker nog niet vanaf. Nog een aantal overige opmerkingen voordat ik afsluit. De heer MERX: Sluit u uw bijdrage over het openbaar vervoer hiermee af? Ik wacht nog op het antwoord op mijn vraag waarop de PvdA zich wil richten. In wezen is dat ook de vraag die door de heer Van der Kruijff is gesteld. De heer WEIDEMA: Wij willen dat het college serieus werk maakt van het onderzoeken van de mogelijkheden gratis openbaar vervoer. Wij hebben een voorstel gezien waarin zeven alternatieven zijn uitgewerkt en het college is tot de conclusie gekomen, dat het geen van die alternatieven wil uitvoeren. Met die conclusie zijn wij het niet eens en daarom roepen wij het college op serieuzer werk te maken van het onderzoeken van de mogelijkheden dan het tot nu toe heeft gedaan. In 2004 zijn wij gestart met een onafhankelijke Rekenkamer met een budget van € 195.000,- per jaar voor gemiddeld twee onderzoeken per jaar. Inmiddels zijn wij een aantal jaren verder en is het budget als gevolg van jaarlijkse indexeringen tot € 260.000,- in 2008 gestegen. De PvdA vindt dit budget aan de hoge kant en stelt vast dat het aantal onderzoeken is toegenomen. Bij de evaluatie van de Rekenkamer zullen wij hierop terugkomen en eventueel zullen wij bij de behandeling van de begroting met voorstellen komen. In de prognose grondbedrijf lezen wij dat de positie van het grondbedrijf aan het veranderen is. Het grondbedrijf is primair verantwoordelijk voor het beheer van de grondexploitaties en de ontwikkeling ervan. De aankondiging dat het grondbedrijf voortaan jaarlijks bijgewerkte grondexploitaties zal
9
leveren vinden wij dan ook terecht en noodzakelijk. Bij de bespreking van de grote projecten, vooral bij Stadswerven, is gebleken dat actuele grondexploitaties soms ontbreken en dat mag niet meer voorkomen. Op pagina 12 en 16 lezen wij dat bij projecten nogal wat verslechteringen zijn opgetreden. Gezien de opmerking op pagina 26 dat de continuïteit van het verdienend vermogen van veel grondbedrijven momenteel in gevaar is en gelet op de stevige positie die het grondbedrijf wil innemen bij gebiedsontwikkelingen, willen wij na de vakantie in een adviescommissie de rol en de taken van het grondbedrijf en de te verwachten inkomsten voor strategische investeringen naar de toekomst toe bespreken. Tot slot enkele opmerkingen van financiële aard. De PvdA-fractie heeft kennisgenomen van een aantal onontkoombare uitgaven als het gaat om de loon- en prijsontwikkelingen. Gelet op de forse prijsstijgingen van de laatste tijd vragen wij ons af of het college deze stijgingen niet te positief heeft berekend. Zijn de berekeningen op de laatste bevindingen gebaseerd? De PvdA gaat akkoord met het principe van het verhogen van de tarieven met de trend en is tevreden over het weer niet stijgen van de afvalstoffenheffing en de relatief geringe stijging van de OZB. Hiermee blijft Dordrecht een gemeente met relatief lage woonlasten voor de burgers, dit in tegenstelling tot andere kosten voor levensonderhoud die van alle kanten op onze burgers afkomen. De PvdA is het eens met het uitgangspunt betreffende de kostendekkendheid van de bouwleges en het aanpassen daarvan conform de loon- en prijscompensatie over de laatste vier jaar. Aangekondigd wordt dat de parkeertarieven jaarlijks aan de kostenontwikkelingen zullen worden aangepast. De PvdA wil hierbij opmerken dat de berekening van deze tarieven volgens een transparant systeem zal moeten plaatsvinden. De financiële onderbouwing van de bedragen moet helder en volgens een vast en bekend indexeringsysteem plaatsvinden, zodat voor iedereen helder is hoe de tarieven tot stand komen en wat de groei is over een aantal jaren. In eerste termijn wil ik het hierbij laten. De VOORZITTER: Wilt u nu al amendementen indienen of wilt u het antwoord van het college afwachten? De heer WEIDEMA: Wij laten ons amendement door een andere partij indienen, mijnheer de voorzitter. De heer MERX: Mijnheer de voorzitter. Halverwege deze collegeperiode constateren wij dat forse stappen zijn gezet bij het bereiken van de doelen die wij ons hebben gesteld, maar er blijft natuurlijk altijd iets te wensen over en geheel zorgeloos zijn wij niet. In lijn met het collegeprogramma zijn weinig nieuwe initiatieven te ontdekken, het gaat om het uitvoeren van het in de vorige periode in gang gezette beleid. Ik zal ingaan op de financiën, grote projecten, bereikbaarheid, ‘schoon, heel en veilig’, de Wmo en het evenementenbeleid. Over het uitvoeren gesproken: wij hebben zorgen over de Stadswerven, het Energiehuis en het Hofkwartier. Hoewel veel werk is verzet, zijn wij onvoldoende in staat gebleken de snelheid erin te krijgen en te houden. De plannen voor de Stadwerven zouden voor het zomerreces klaar zijn, maar vooralsnog zijn die plannen met onduidelijkheid omgeven. Na het zomerreces praten wij er verder over en intussen tikt de renteteller verder: € 40.000,- per maand. De VVD wil bij het aanbieden van de begroting 2009 duidelijkheid hebben over al deze projecten. Financieel gaat het redelijk goed. In de loop van de jaren worden steeds minder incidentele meevallers ter dekking van structurele lasten ingezet. Hoe eerder wij dat op orde hebben, des te beter. ‘Niet boven je stand leven’ is ons devies. Dat de lasten voor de burgers alleen toenemen met de inflatiecorrectie steunen wij van harte. Een uitzondering daarop vormen de rioollasten, die met 4% toenemen. Met het oog op toekomstige grote uitgaven kunnen wij ons daarin vinden, mits dit geld voor dat doel wordt gereserveerd. Over de extra verhoging van de bouwleges hebben wij al vaker gesproken. Naar onze inschatting baseert u deze verhoging vooral op het verleden. Naar de toekomst kijkend zien wij geen tekorten.
10
Als u die wel ziet, dan graag een onderbouwing. Rotterdam, op een steenworp afstand, is nog steeds goedkoper dan Dordrecht en dat is slecht voor onze concurrentiepositie. De bereikbaarheid. De plannen voor het verbeteren van de aansluiting op de A16 en de N3 worden uitgewerkt. Snelheid is geboden in het belang van de bereikbaarheid van de industrieterreinen, de vestiging van nieuwe bedrijven en uiteraard de werkgelegenheid. Op de provinciale weg is dagelijks sprake van een verkeersinfarct. Alles staat stil: auto’s, fietsers en motoren. Dubbeldam is ongewild en onbedoeld een ontsluitingswijk geworden. De Hoven is nog niet klaar, voor Golf en Wonen – zo u wilt het Belthurepark – moet de eerste spa nog de grond in en wellicht komt er ook nog een wijk in de Zuidpolder. Wij spreken nog niet over de plannen voor de nieuwe Hollandse Biesbos met veel parkeerplaatsen bij de Kop van ‘t Land. Een klein lichtpuntje verschijnt aan de horizon: voor onderzoek naar de provinciale weg wordt € 100.000,- vrijgemaakt. Wij willen geen lichtpuntje, wij willen een schijnwerper! Wij zien het onderzoek naar de provinciale weg tegemoet, maar pleiten nogmaals voor het onderzoeken van de mogelijkheden voor een nieuwe, lees extra, ontsluiting. Bereikbaarheid mag niet de sluitpost zijn, maar moet een integraal onderdeel van nieuwe plannen zijn. Wat ons betreft: wordt de Copernicusweg doorgetrokken langs de Zuidendijk naar de provinciale weg of de Overkampweg doorgetrokken langs de Oudendijk, om de Middenhoeve heen en door de nieuwe wijk Zuidpolder – als die er komt – naar de provinciale weg. Over gratis openbaar vervoer heb ik niets opgeschreven. In de woordvoering van de heer Weidema heb ik weinig gehoord dat ons van mening zou kunnen doen veranderen. Wij steunen het voorstel van het college en zien het amendement van de PvdA en de andere partijen tegemoet. De heer SLEEKING: Ik stel vast dat het voor de fractie van de VVD gemakkelijk is een besluit te nemen over het doortrekken van de Copernicusweg tot aan de provinciale weg zonder dat daarnaar nader onderzoek is verricht en zonder dat de raad daarover heeft gesproken. De raad is al enkele jaren bezig met een poging een experiment met het openbaar vervoer uit te voeren en de VVD blijft dat proces traineren door steeds weer te vragen en te hengelen naar een verdergaande discussie daarover. Zo langzamerhand wordt het standpunt van de VVD daarover duidelijk: het bevorderen van de automobiliteit heeft voor de VVD verreweg de voorkeur boven het bevorderen van andere vormen van vervoer in onze stad, zoals het openbaar vervoer en de fiets. Ik denk dat het belangrijk is dit scherp te definiëren. Ik zou het jammer vinden als de VVD niet samen met de raad op zoek wil gaan naar de mogelijkheden om vormen van duurzaam vervoer in onze stad te versterken. De heer COBELENS: De heer Merx heeft zojuist een opmerking gemaakt over de Copernicusweg en erop gewezen dat Dubbeldam een ontsluitingswijk is geworden. Sinds de openstelling van de Zuidendijk in twee richtingen is het, als je de kaart van Dordrecht bekijkt, voor de mensen die in Sterrenburg of Stadspolders wonen aantrekkelijker geworden via Dubbeldam naar de andere wijken te rijden en door de openstelling van de zo vurig door de VVD gewenste doortrekking van de Copernicusweg zal dat zeker niet anders worden. Ik vraag mij af of de openstelling van de Copernicusweg niet meer sluipverkeer zal veroorzaken. De heer MERX: Ik zal eerst op de woorden van de heer Sleeking reageren. De heer Sleeking, die heeft gezegd dat de VVD het proces met betrekking tot het gratis openbaar vervoer traineert, dicht ons een veel grotere rol toe dan wij feitelijk hebben. De VVD heeft slechts zes zetels in deze raad. Als de heer Sleeking de overige raadsfracties denkt te kunnen overtuigen, moet hij dat vooral proberen te doen. De VVD ziet vooralsnog niets in gratis openbaar vervoer, gratis bestaat niet. Iemand zal de portemonnee moeten trekken. Wij wijzen er wel op dat wij de plannen voor ‘gratis’ openbaar vervoer rond de feestdagen altijd van harte hebben gesteund en twee weken geleden, toen wij de nota over het fietsen hebben besproken - één van de fractiegenoten van de heer Sleeking was daarbij aanwezig -, hebben wij ervoor gepleit de doorstroming voor de fietsers te optimaliseren. De heer SLEEKING: Dat heeft geleid tot de situering van de rotonde in de omgeving van het station, waar het autoverkeer voorrang krijgt op de fietsers. De VVD maakt daar heel nadrukkelijk een keuze. De heer MERX: Ja, wij maken inderdaad keuzen. U kunt ons niet verwijten dat wij dat niet doen.
11
De heer SLEEKING: De keuzes die uw fractie maakt gaan ten koste van andere weggebruikers, zoals voetgangers en fietsers. U kunt niet zeggen dat u daaraan veel aandacht geeft. Die zijn voor u ondergeschikt. De heer MERX: Nee, wij wegen constant belangen af en nemen daarbij een aantal aspecten mee. Ik zal onze woordvoering van de vorige week nu niet herhalen, kortheidshalve verwijs ik daarnaar. Zoals gezegd wegen wij een aantal belangen af. De vorige week heb ik ervoor gepleit ervoor te zorgen, dat het fietsverkeer uit de oostelijke stadsdelen zo ongehinderd mogelijk naar de stad toe kan. Dat zal er naar onze mening toe bijdragen dat mensen die niet met de auto naar de stad hoeven eerder de fiets zullen pakken, waardoor de mensen voor wie het wel noodzakelijk is met de auto naar de stad te gaan beter zullen kunnen doorstromen. Het is een mix van maatregelen, men moet daar niet één aspect uitlichten. De heer WEIDEMA: Mag ik de heer Merx een vraag stellen? De heer MERX: Zal ik eerst de vraag van de heer Cobelens beantwoorden? De VOORZITTER: Een opmerking van orde. Ik denk dat wij de commissievergadering over verkeer moeten beëindigen. De standpunten zijn duidelijk. Ik wil graag de juiste volgorde voor de interrupties handhaven. De heer Weidema heeft nu het woord voor een interruptie. Een interruptie is iets anders dan het afleggen van een verklaring. Weidema is altijd kort van stof! De heer WEIDEMA: Dat klopt, mijnheer de voorzitter. Ik juich het toe dat de fractie van de heer Merx voorstander is van het stimuleren van fietsverkeer. Wij gaan ervan uit dat de VVD goede voorstellen voor het daaraan besteden van geld zal ondersteunen. De heer MERX: U hebt ons nog nooit tegen goede voorstellen horen stemmen. De heer WEIDEMA: Een discussie daarover wil ik nog wel een keer met u voeren! De heer MERX: In antwoord op de vraag van de heer Cobelens over de Copernicusweg zou ik willen zeggen dat hij net doet alsof de invoering van tweerichtingsverkeer op de Zuidendijk al lang geleden heeft plaatsgevonden. Ook toen daar nog éénrichtingverkeer was, was in Dubbeldam sprake van enorm veel sluipverkeer. Er zijn namelijk meer wegen die naar Dubbeldam leiden. Ik ga verder met mijn betoog, mijnheer de voorzitter. De doorstroming van het autoverkeer is ook goed voor de luchtkwaliteit. Zie bijvoorbeeld de tunnel in de Laan der Verenigde Naties. Op die laan krijgen wij ook nog een dynamische groene golf, dynamisch in de zin van ‘hij doet het of hij doet het niet’. Ons voorstel is: maak van de Laan der Verenigde Naties een 70 kilometer per uur-zone. De vervanger van de wethouder voor verkeer en vervoer heeft ons ervan overtuigd dat met 50 kilometer per uur zo’n dynamisch verkeerssysteem niet mogelijk is. Dan moeten wij er dus 70 kilometer per uur van maken en kunnen variabele snelheidsadviezen worden gegeven met behulp van dynamische bordjes, waarop bijvoorbeeld staat ‘rijd 69 om bij het eerst volgende verkeerslicht groen licht te hebben’. De heer WEIDEMA: Ik wil hierover een vraag stellen. De heer Merx geeft aan dat een goede doorstroming van het autoverkeer goed is voor het milieu. De PvdA is er blij mee dat we in de VVD, waar het gaat om maatregelen die goed zijn voor het milieu, een goede partner hebben. Hoe verhoudt zich dat met het verhogen van de maximumsnelheid van 50 tot 70 kilometer per uur? Dat is niet goed voor het milieu. De heer MERX: Dat is wel goed voor het milieu. U weet net zo goed als ik dat afremmende, stilstaande en vervolgens weer optrekkende auto’s veel belastender zijn voor het milieu dan auto’s die in één stroom met een gelijkmatige snelheid kunnen doorrijden. Daarom pleiten wij voor de variabele adviessnelheden. De heer SLEEKING: Mag ik de heer Merx eraan herinneren dat wij dit verzoek het vorig jaar bij het college hebben gedeponeerd en de VVD-wethouder Van den Oever toen heeft aangegeven, dat
12
verhoging van de maximumsnelheid van 50 naar 70 kilometer op dit traject tot een zwaardere belasting van het milieu c.q. een zwaardere geluidsbelasting in dit gebied zal leiden en daarom door het college wordt ontraden? Het verbaast mij dat de VVD nu met hetzelfde voorstel komt. De heer MERX: Dat kan. Wij vinden dit nog steeds een aardig voorstel en wij horen wel welke consequenties het mogelijk zal hebben. De bewegwijzering is veel duidelijker geworden. Geen wijknummers meer, maar gewoon de namen van de wijken. Dit is een bijkomend effect van de omleidingen bij de bouw van de tunnel. Maak dit definitief, vervang de borden waarop nu nog witte stickers zitten. Dat is voor de bezoekers van de stad wel zo duidelijk. Wij vragen het college te onderzoeken welke kosten hiermee gemoeid zullen zijn. ‘Schoon, heel en veilig’. Een doorn in het oog van veel mensen is het vuil dat naast de bovengrondse containers wordt opgestapeld. Zorg voor voldoende afvoercapaciteit en ga dan handhaven. Overigens gaan wij ervan uit dat in de nieuwe woonwijken meteen het ondergronds containertransportsysteem wordt gerealiseerd. Gaarne een reactie van het college hierop. Over schoon, heel en veilig gesproken: de kwaliteitsslag met betrekking tot de gymzalen is hoog nodig en wij lezen in de stukken dat dit gaat gebeuren. Wij horen namelijk van sportdocenten, maar zien ook zelf als wij onze kinderen naar de sportzaal brengen, dat de sportzalen vies zijn – in ieder geval hangt er een zeer onaangename lucht – en in een aantal zalen ontbreken sportattributen. Een schone, hele en veilige stad is ook goed voor het ondernemersklimaat. Ondernemers hebben vaak goede ideeën – dit deel van mijn betoog loopt min of meer parallel met het betoog van de PvdA –, maar die ideeën kosten geld en de BVG brengt veel bureaucratie met zich mee. Ik moet het amendement nog lezen, het lijkt er echter op dat de PvdA nogal wat voorwaarden wil stellen. Ondernemers moeten vooral ondernemen. Wij stellen voor een jaarlijkse prijsvraag in het leven te roepen. Het idee daarachter is dat ondernemers ideeën kunnen indienen en gescoord wordt op vernieuwing, bijdrage aan ‘schoon, heel en veilig’ en draagvlak bij andere ondernemers. Daarvoor moet jaarlijks een budget van € 250.000,- beschikbaar komen. Wij zullen hierover een motie indienen. Mevrouw RUSINOVIC: Ik wil de heer Merx vragen in hoeverre dit idee afwijkt van het idee van de Dordtse Diamanten, dat inmiddels is goedgekeurd. De heer MERX: Wij zeggen dat de mensen in de binnenstad, maar ook in de buitenwijken, hiertoe geprikkeld moeten worden en de gemeente voor de uitvoering van goede ideeën een budget van € 250.000,- beschikbaar moet stellen. Het is mogelijk dat voor de uitvoering van meerdere ideeën geld beschikbaar wordt gesteld. Het gaat vooral om thema’s die in het kader van ‘schoon, heel en veilig’ de aantrekkelijkheid van de stad en de wijkwinkelcentra vergroten. Wij willen niet al te veel bureaucratie, wij stellen daarom voor dat de ideeën door een klein clubje van mensen zullen worden beoordeeld en zoals gezegd kan ook heel goed voor meerdere initiatieven worden gekozen. De gemeente zal de ideeën moeten uitvoeren en daarvoor zal jaarlijks € 250.000,- beschikbaar moeten zijn. Mevrouw RUSINOVIC: Naar mijn mening wijkt dit voorstel niet af van de uitwerking van de Dordtse Diamanten. Daarbij gaat het ook om het belonen van initiatieven van bewoners of ondernemers. De heer MERX: Ik kom bij het onderwerp veiligheid. Veiligheid kost geld. In 2007 is hiervoor een taakstelling van € 200.000,- opgenomen, maar de tekst op het format nog eens nalezend zijn wij tot de conclusie gekomen, dat daaruit spreekt dat onze BOA’s minimaal budgetneutraal moeten zijn. Dat wil zeggen: het mag geen geld kosten en zij moeten met hun bekeuringen feitelijk hun eigen salaris en organisatiekosten verdienen. De bestuurlijke boete zou zelfs geld gaan opleveren. Wij hebben daarover nagedacht en zijn tot de conclusie gekomen dat wij op die manier een verkeerd signaal afgeven. Een boete is een middel en geen doel. Wij pleiten voor voldoende BOA’s en stadswachten die opletten, mensen aanspreken en als het nodig is een boete uitschrijven, niet alleen in de binnenstad maar uiteraard in heel Dordrecht. Graag zien wij bij de begroting een voorstel dat uitgaat van de doelstelling ‘verhogen van de leefbaarheid en de veiligheid’, waarin ook de kosten
13
inzichtelijk zullen moeten worden gemaakt die daar tegenover staan. Dit hoeft voor ons niet budgettair-neutraal te zijn, het gaat uiteindelijk om de veiligheid. Als dat geld kost, is dat zo. Dat door het uitschrijven van boetes geld binnenkomt is leuk, maar dat is geen doel. De Wmo. Dordrecht heeft met de aanbesteding van de thuiszorg een ‘good practice’ neergezet, maar ook in Dordrecht dreigt bij de thuiszorginstellingen het ontslag van thuiszorgmedewerkers en hebben de huishoudelijke hulpen nog steeds geen goede arbeidsrelatie met de thuiszorginstellingen. Efficiënter en kosteneffectiever werken is uiteraard prima, maar niet ten koste van de gewenste kwaliteit en toegankelijkheid. Onze fractie vraagt zich af welke nadelige gevolgen dreigende ontslagen en het ontbreken van een goede arbeidsrelatie van de huishoudelijke hulpen met de thuiszorginstellingen zullen hebben. Wij verwachten van het college dat het daarin inzicht heeft en daarop toezicht houdt. Het mag niet zo zijn dat de gemeente nu geld overhoudt, terwijl de thuiszorg geld nodig heeft om kwaliteit en toegankelijkheid te kunnen leveren. Met het evenementenbeleid wil Dordrecht het aantal bezoekers aan de stad verhogen en Dordrecht op de kaart zetten. Het poppenfestival is één van de festivals die een vaste financiële bijdrage van de gemeente krijgen. Het aantal bezoekers aan dit festival – ongeveer 30.000 – is niet enorm groot. Het Big Rivers Festival trekt een aanmerkelijk groter aantal bezoekers, maar ontvangt desondanks geen structurele financiële bijdrage van de gemeente, wat betekent dat de verhoudingen wellicht scheef liggen. Wij vinden dat de bijdrage aan Big Rivers goed moet worden geregeld. Geef het Big Rivers Festival in afwachting van het evenementenbeleid een status aparte, zodat de organisatoren snel aan de gang kunnen gaan met de organisatie van dit festival in 2009. Kortom: wij vragen voor de behandeling van de begroting 2009 duidelijkheid over de Stadswerven, het Energiehuis en het Hofkwartier en een betere onderbouwing van de verhoging van de bouwleges. Wij zien graag een onderzoek en een voorstel voor een extra ontsluiting bij de aanpak van de provinciale weg; 70 kilometer per uur op de Laan der Verenigde Naties met een echt dynamische groene golf; een voorstel voor voldoende BOA’s en stadswachten en wat dat moet kosten; ondergrondse containers in de nieuwe wijken; een voorstel voor het afvaltransport in de nieuwe wijken en de aanpak van het vuil dat nu regelmatig bij containers staat opgestapeld. Voorts: een status aparte voor Big Rivers in afwachting van het nieuwe evenementenbeleid. Ons is gevraagd ook iets over de stedenbanden te zeggen. Wij stemmen daarmee van harte in, omdat wij vinden dat die zaken gelijk moeten worden getrokken. De VOORZITTER: Heb ik goed begrepen dat u een motie wilt indienen? De heer MERX: Dat klopt, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Door de fractie van de VVD is de volgende motie ingediend: ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 juli 2008; gehoord de beraadslagingen overwegende dat: - een schone, hele en veilige stad goed is voor het ondernemersklimaat en de aantrekkelijkheid van winkelcentra en binnenstad; - ondernemers veelal goede ideeën hebben die bijdragen aan een schone hele en veilige stad; - de BVG zo bureaucratisch is en de eisen dermate hoog zijn, dat dit niet de enige oplossing is; verzoekt het college bij de begrotingsbehandeling een voorstel in te dienen waarin het volgende wordt meegenomen: - een jaarlijkse prijsvraag organiseren waaraan de ondernemers uit de binnenstad en in de winkelcentra kunnen meedoen; - deze prijsvraag tot doel heeft ideeën te genereren die bijdragen aan ‘schoon, heel en veilig’ en het ondernemingsklimaat en het bezoek aan de wijkwinkelcentra en de binnenstad bevorderen; - de voorstellen te toetsen aan mate van vernieuwing, uitvoerbaarheid, draagvlak bij andere ondernemers en passendheid binnen het werkbudget van € 250.000,-; - het zo in te richten dat ook meerdere voorstellen die bij elkaar optellen tot € 250.000,kunnen worden gehonoreerd;
14
-
de wijze van indienen van voorstellen en het beoordelen daarvan zo min mogelijk bureaucratisch in te richten; en gaat over tot de orde van de dag.’ (1) Deze motie is ondertekend door de gehele fractie van de VVD. De tekst van amendement 1 van de fractie van de PvdA luidt als volgt: “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op dinsdag 8 juli 2008; gezien de voorstellen van het college van burgemeester en wethouders in de Kadernota 2009, onderdeel Ontwikkelen en herstructureren woonwijken en Ontwikkeling, beheer en herstructurering bedrijventerreinen, bijlage 1a, intensivering 26; overwegende dat: 1. het college van B&W en de gemeenteraad voor een grote opgave staan om de outcomedoelstellingen hier genoemd te realiseren, namelijk meer initiatief van de stad, verbeteren kwaliteit (leef)omgeving, verbreden economische structuur, stimuleren economische concurrentiepositie en vergroten aantrekkingskracht Dordrecht; 2. bij de realisering van deze doelstellingen ook de inzet van burgers en ondernemers noodzakelijk is; 3. Dordrecht een extra impuls kan gebruiken vanuit ondernemerszijde, die een welkome bijdrage kan leveren aan de verhoging van de aantrekkelijkheid van onze winkel- en bedrijfsgebieden en mede hierdoor onze concurrentiepositie kan worden versterkt; 4. een ondernemerskrediet van maximaal € 100.000,- voor 2009 en 2010 kan bijdragen om ondernemers te stimuleren gezamenlijk initiatieven te ontplooien die de aantrekkelijkheid van hun gebied vergroten en tegelijkertijd daarmee ook de aantrekkingskracht van Dordrecht versterken; 5. een beroep op dit krediet kan worden gedaan door een meerderheid van ondernemers in winkel- en bedrijfsgebieden, die met concrete en uitvoerbare plannen komt om de aantrekkelijkheid van hun bedrijfsomgeving te vergroten; 6. de plannen met daarbij behorende financiële bijdragen worden vastgesteld door de gemeenteraad en ook de financiële verantwoording hiervoor wordt afgelegd door de gemeenteraad; 7. uit de evaluatie na een jaar moet blijken of dit ondernemerskrediet inderdaad bijdraagt aan de verhoging van de inzet van ondernemers en aan de verbetering van de kwaliteit van de (leef)omgeving en zo ja, of een BGV-zone gewenst is; besluit bij bovengenoemd programma toe te voegen aan onderdeel investeringsclaim: 1. Een ondernemerskrediet van € 100.000,- per jaar te reserveren in 2009 en 2010 voor concrete en uitvoerbare initiatieven van een meerderheid van ondernemers in winkel- en bedrijvengebieden; 2. dit krediet te bekostigen uit EO1-middelen, Economische Structuurversterking Algemeen; en gaat over tot de orde van de dag.” (A1) Dit amendement is ondertekend door de fractie van de PvdA. U krijgt zo dadelijk zowel de motie als het amendement uitgereikt. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Dit is altijd een leuke tijd van het jaar: wij krijgen inzicht in de financiële stand van zaken van de gemeente en de mogelijkheden voor het plegen van verdere intensiveringen of investeringen op beleidsonderdelen en de raad kan aangeven, waarvoor hij nadere prioriteiten zou willen stellen die al dan niet nader zullen moeten worden uitgewerkt. De meeste beleidsintensiveringen in het door het college gegeven overzicht kunnen wij ondersteunen. Veel van die beleidsintensiveringen zijn onontkoombaar en er zitten er misschien nog wel een paar aan te komen die wij als financiële risico’s kunnen beschouwen. De omvang daarvan is nog niet bekend. Als positief ervaren wij het schrappen van de huisvestingstaakstelling van de bibliotheken, een project als ‘Energie op maat’, de verdere uitbreiding en de investeringen op het gebied van sport. Gebleken is dat Dordt het op sommige punten niet zo slecht doet, maar met name op sportief gebied en voor wat betreft de mate waarin jongeren daarbij worden betrokken mag er best een
15
tandje bij. Wij waarderen het dat het college daarop verder gaat inzetten en gebruik maakt van mogelijkheden die zich landelijk voordoen. Minder gelukkig zijn wij met een aantal voorstellen waarop in feite al een voorschot wordt genomen en waarvan wij de consequenties nog niet kunnen overzien. Ik denk onder andere aan de bouw van een multifunctionele stadsboerderij. Wij zijn niet overtuigd van de noodzaak van zo’n grootschalige voorziening. De huidige kinderboerderij maakt op ons een vriendelijke indruk. Het kan best zijn dat daar sprake is van achterstallig onderhoud, maar daar zijn wij zelf bij geweest. Wij hebben dat zelf laten gebeuren. Achterstallig onderhoud moet wat ons betreft worden voorkomen en mag er niet toe leiden dat wij op een gegeven moment besluiten een gebouw af te breken. Het kan best zijn dat wij op dit punt zullen willen investeren, maar wij willen de concrete voorstellen daaromtrent afwachten. De festivals en evenementen. Ook wij hebben veel sympathie voor het Big Rivers Festival, maar wij volgen in dezen het college, dat het evenementenbeleid eerst wil evalueren en daarna wil bekijken of het mogelijk is het Big Rivers Festival de hoogste status te geven. Dat brengt mij bij het doortrekken van de Copernicusweg, waarover de VVD laaiend enthousiast is. Ik moet u zeggen dat wij het licht hebben zien uitgaan op het moment waarop steeds sterker een relatie werd gelegd met de aanleg van het project Golf en Wonen, het Belthurepark, en wellicht nog andere nieuwbouwwijken in de stad. Oorspronkelijk waren wij van mening dat daar een knelpunt moet worden opgelost. Toegezegd is dat dit een beperkte oplossing zou worden en daaraan een dosering zou worden gekoppeld om te voorkomen dat dit een nieuwe sluiproute zal worden. In de nieuwe plannen is die dosering van de baan is en zal de 30 kilometer niet te handhaven zijn, wat ertoe zal leiden dat dit een nieuw stukje racebaan en een extra sluiproute naar en van Dubbeldam en de andere buitenwijken zal worden. Het museum. Wij zijn akkoord gegaan met fase A van het Hofkwartier. Bij alle andere grootschalige projecten hadden wij grote twijfels. Wij hebben onder andere onze bezwaren naar voren gebracht tegen het uitplaatsen van de Statenschool. Wij zijn akkoord gegaan met de investeringen die in het museum nodig zijn. Nu dient zich de situatie aan dat het allemaal heel lang heeft geduurd, dat het nog lang zal gaan duren en de kosten fors zijn opgelopen. Aangezien ons enthousiasme voor het volbouwen van het binnengebied van het museum toch al niet groot was – los van het feit dat daar ongetwijfeld mooie tentoonstellingen zullen kunnen worden georganiseerd – heb ik in het verleden al eens de suggestie gedaan een en ander in relatie tot de Stadswerven te bekijken. Wij zijn daar nu een publiekstrekker kwijt, namelijk het theater. Een faciliteit waar de hedendaagse kunst van onze gemeente en onze regio kan worden gepresenteerd zou volgens ons een mooie trekker kunnen zijn. Wij veronderstellen dat het realiseren daarvan niet goedkoop zal zijn, maar vinden het jammer dat er geen plan B is. Zo’n project wordt ontwikkeld en wij zien bij vrijwel alle projecten dat er vrijwel geen weg terug is. Wij staan met de rug tegen de muur en de kosten vliegen de pan uit. Het gaat echt om forse prijsstijgingen. Dat brengt ons ertoe te zeggen: kom eerst maar eens met een plan B voordat wij hieraan onze goedkeuring geven. Mevrouw VERSLUIS: De heer Sleeking geeft aan dat hij graag ziet dat het college voor wat betreft het museum met een plan B komt. Ik wijs erop dat het risico bestaat dat een en ander daardoor nog langer zal gaan duren en de kosten uiteindelijk nog hoger zullen uitvallen. Is de heer Sleeking bereid daarmee in te stemmen? De heer SLEEKING: Wij zijn natuurlijk altijd bereid in goede plannen te investeren. Mevrouw VERSLUIS: Bedoelt u te zeggen dat het plan dat er nu ligt naar uw mening geen goed plan is? De heer SLEEKING: Als wij die mening zouden zijn toegedaan, zouden wij niet met het plan hebben ingestemd. Wij zijn het erover eens dat het museum moet worden gerenoveerd en iets aan de klimaatbeheersing moet worden gedaan. Het gaat mij om de uitbreiding in het binnengebied. Ik heb mij vanaf het begin af aan afgevraagd of daarvoor geen alternatieve plannen zijn te bedenken die een meerwaarde voor een groter gebied kunnen hebben. Juist omdat zich die mogelijkheid nu bij de Stadswerven aandient – wij zouden daarnaar best eens kunnen kijken –, zien wij het als een gemiste kans dat dat niet gebeurt of niet kan gebeuren.
16
Mevrouw VERSLUIS: U hebt het over de Stadswerven gehad, maar wij kunnen net zo goed met elkaar besluiten dat wij dat niet doen en dan komen wij weer bij het uiteindelijke plan uit. Ik denk dat het daardoor langer zal gaan duren. Volgens mij hebben wij gezegd dat het plan dat er nu ligt een goed plan is. De gehele raad vindt het vervelend dat de kosten van uitvoering van het plan hoger zijn geworden, maar wij kunnen beter doorgaan met de uitvoering van een goed plan dan dat we een plan B verzinnen, waarvan wij niet weten of wij het daarover eens zullen worden. De heer SLEEKING: Als je volledig overtuigd bent van de goede kwaliteiten van een plan moet je dat plan zeker uitvoeren en moet je de hogere kosten ervoor over hebben. Overigens is niet gezegd dat wij er met die kosten zullen zijn. Onze fractie is van mening dat op verschillende punten een versterking, een intensivering, van het beleid noodzakelijk is. Op het gebied van duurzaamheid worden de nodige stappen gezet waarvoor wij waardering hebben, maar het sociaal beleid behoeft wat ons betreft een impuls. In de commissie hebben wij verschillende onderdelen genoemd, waaronder het benutten van de onderbesteding op het gebied van het minimabeleid. De gemeente Dordrecht ontvangt van de GR Drechtsteden een bedrag van € 460.000,- terug van het programma minimabeleid, waarbij sprake is van een onderbesteding van in totaal € 1,1 miljoen. Wij hebben eerder gepleit voor het ophogen van de norm voor bijzondere bijstand van 110 naar 115% van het sociaal minimum. Door de wethouder is toen aangegeven dat € 600.000,- nodig zou zijn voor een maximaal bereik van de doelgroep. Overigens hanteren de G27 als norm voor een laag inkomen 117% van het sociaal minimum en met 115% zitten wij daar dus nog onder. Wij zouden het college willen verzoeken nader onderzoek te doen naar de financiële consequenties van het ophogen van de norm voor bijzondere bijstand tot 115% van het sociaal minimum en de raad hierover in ieder geval voor de behandeling van de begroting 2009 te rapporteren, zodat een voorstel gedaan zal kunnen worden voor de besteding van de onderbesteding minimabeleid 2007. Er is een ander onderdeel van het sociaal beleid waarop wij al wat langer hameren. Wij hebben met lede ogen gezien dat de Dordtpas is verdwenen en hebben een motie ingediend die als doel had een Drechtstedenpas in te voeren. De portefeuillehouder heeft toegezegd de mogelijkheden te zullen onderzoeken en daarop in het eerste kwartaal van dit jaar te zullen terugkomen, maar tot op heden ontbreken de gegevens over de uitkomsten van dat onderzoek. Aangezien ook sprake is van andere onderbestedingen willen wij graag een poging doen – vanuit de raad van Dordt dan wel vanuit de Drechtraad – een Drechtpas linksom dan wel rechtsom alsnog te realiseren, inkomensgebonden, breed inzetbaar en indien mogelijk inclusief de faciliteiten van het SMS Kinderfonds. Wij hebben geen nieuwe motie voorbereid, maar willen wel van de portefeuillehouder vernemen wat de stand van zaken is en of wij mogen verwachten dat op dit gebied door het college dan wel het Drechtstedenbestuur initiatieven zullen worden genomen. Wij willen graag investeren in een aantrekkelijk woon- en leefklimaat in onze stad. De VVD heb ik zojuist een op de ondernemers gericht voorstel in het kader van ‘schoon, heel en veilig’ horen indienen. Het is de bedoeling dat ondernemers ideeën aandragen die bijdragen aan ‘schoon, heel en veilig’. Daaraan wil ik de discussie koppelen die wij hebben gevoerd over het gebied Kasperspad, Kromhout, Vrieseplein en omgeving. In de commissie heb ik aangekondigd dat wij daar zelf op pad zouden gaan en een enquête zouden uitzetten. Ik moet u zeggen dat daarop door de bewoners zeer positief is gereageerd, omdat zij van mening zijn dat de gemeente te weinig aandacht aan dit gebied besteedt en wij geschrokken zijn van de uitslag van de enquête. Vanzelfsprekend zullen wij het college, de commissie en de raad daarover nader rapporteren en met concrete voorstellen komen. Als wij denken aan investeringen op het gebied van ‘schoon, heel en veilig’, zullen wij ook goed in dit gebied moeten investeren, zeker voor wat betreft de handhaving en met betrekking tot veiligheid en leefbaarheid, om daarvan een omgeving te maken waarvan de mensen zullen zeggen ‘hier is het prettig toeven’ en ‘los van alle instellingen die er zijn, constateren wij dat de boel in control is en waarderen wij ons leef- en woongebied met tenminste een 7’. Ik kan u verklappen dat dit in ieder geval niet aan de orde is. Het cijfer 4, dat met betrekking tot het Vrieseplein in de Dordtenaar is vermeld, is niet conform het totaalbeeld dat wij hebben gekregen. De waarheid ligt natuurlijk ergens in het midden. Dit is echter wel een gebied waarop de mensen nu heel negatief reageren. De heer MERX: Kunt u zeggen wanneer wij die uitkomsten te zien krijgen?
17
De heer SLEEKING: Wij zijn bezig met het verwerken van de gegevens en het is de bedoeling kort na de vakantie de resultaten aan de commissie en het college voor te leggen. Wij zijn van plan na de vakantie een avond te organiseren waarop wij de resultaten zullen bespreken met de respondenten en iedereen die daarvoor belangstelling heeft, waarvoor wij ook de wethouder zullen uitnodigen. Enkele dingen zijn goed gegaan, maar veel dingen gaan nog steeds mis en wij zullen bekijken hoe wij daarin verbetering kunnen brengen. Ik nodig degenen die daarvoor belangstelling hebben graag uit voor die bijeenkomst. Het openbaar vervoer heeft al lange tijd onze speciale aandacht. Collega Weidema heeft aangegeven welke mogelijkheden er zijn en wat de meerwaarde is van het experimenteren met vormen van gratis openbaar vervoer. Die meerwaarde is er zeker voor wat betreft het uit een isolement halen van bepaalde groepen mensen. Aangetoond is dat dit soort vormen van openbaar vervoer ertoe leiden dat minimaal 40% van de mensen die anders de auto zouden nemen besluiten van het openbaar vervoer gebruik te maken. Gratis openbaar vervoer leidt wel degelijk tot een afname van het gebruik van de auto. Waar niet rechtstreeks aangetoond kan worden dat daardoor het milieu in de binnenstad zal verbeteren – met schonere bussen zal dat zeker het geval zijn –, is het natuurlijk voor de leefbaarheid van de stad veel beter als de bezoekers niet voortdurend met lange files worden geconfronteerd. Ongetwijfeld zal zich straks op de Spuiboulevard, als de nieuwe parkeergarage daar gereed zal zijn, filevorming gaan voordoen. Alles wat wij in onze stad kunnen ondernemen om te voorkomen dat wij nog meer parkeergarages zullen moeten gaan bouwen, zullen wij zeker ondersteunen. Maatschappelijke participatie en leefbaarheid zijn in dit kader van groot belang. Dat zijn ook de belangrijke zaken die uit het onderzoek van Tilburg naar voren zijn gekomen. De collega’s die roepen dat wij in de raad nog geen inhoudelijk overleg over gratis openbaar vervoer hebben gehad kan ik alleen maar volledig gelijk geven, maar wij hebben daarover op diverse momenten natuurlijk wel gediscussieerd. Wij hebben de notitie gekregen en kunnen kennisnemen van de ervaringen in de gemeente Tilburg. Wij hebben ook de zeven varianten laten doorrekenen, waarop iedereen al een eerste reactie heeft gegeven. Uit die eerste reacties heb ik voorzichtig de conclusie getrokken dat de meerderheid van de raad zich op de groep ouderen wil richten. Over de vraag of dat de groep 55+ of 60+ zal moeten zijn, zullen wij nog kunnen discussiëren. Het is ook van belang aandacht te besteden aan het gratis vervoer tussen de transferia en de rest van de stad om te bevorderen, dat mensen hun auto bij de transferia parkeren en vervolgens met de bus naar de stad gaan. In het amendement dat wij indienen hebben wij die specifieke onderdelen nog niet concreet benoemd. Ook wij vinden dat wij daarover nog een keer met de commissie in conclaaf moeten. Wij vinden het jammer dat aan de door de raad uitgesproken nadrukkelijke wens zo’n experiment met openbaar vervoer te houden in de Kadernota door het college op geen enkele manier gevolg is gegeven. Het college wijst het experimenteren met vormen van gratis openbaar vervoer volledig van de hand, maar wij zijn van mening dat er voldoende argumenten zijn om geld te reserveren voor één of meerdere experimenten met gratis openbaar vervoer in de komende twee kalenderjaren. Daarom stellen wij de raad concreet voor in de Kadernota op de pagina’s 23 en 24 een bullet toe te voegen, waarbij de raad vaststelt dat in 2009 en 2010 experimenten met gratis openbaar vervoer dienen te worden uitgevoerd en de onderhandelingen met de vervoerder voor de eerstvolgende begrotingsbehandeling dienen te zijn afgerond en dienen te leiden tot een concreet voorstel, dat recht doet aan de wensen van de raad. Tussen nu en de begrotingsbehandeling is er nog voldoende tijd om concreet aan te geven welke de kosten van die experimenten zullen zijn. Wij hebben stellig de indruk dat in het onderzoek dat nu is gepresenteerd de maximale kosten zijn aangegeven. In Tilburg is echter gebleken dat sommige kosten veel lager uitvielen, omdat de vervoerder geen extra bussen behoefde in de zetten en ook de kosten van het flankerend beleid afnemen, wat bijvoorbeeld ook zou kunnen gebeuren met de Drechthopper. Wij achten het zeker haalbaar binnen bedragen die wij daarvoor met elkaar redelijk vinden dergelijke experimenten uit te voeren. Zelf denken wij aan een bedrag van om en nabij de € 2 miljoen per jaar. Om iets op dit gebied te kunnen doen moeten wij natuurlijk wel onze portemonnee trekken, maar het lijkt ons niet goed dat de raad zich nu al op een bedrag vastlegt. Wij verwachten een brede raadsmeerderheid die hiermee verder wil gaan. Overigens heb ik recent vernomen dat Den Haag zeer ingenomen is met de resultaten van vormen van gratis openbaar vervoer. Misschien is het van belang dat de VVD op dit moment niet in het kabinet zit, dat heeft wellicht geleid tot meer enthousiasme voor dit soort experimenten. Ik heb
18
begrepen dat de minister heeft besloten extra middelen beschikbaar te stellen voor uitbreiding van experimenten met gratis openbaar vervoer en wij willen er dan ook bij het college op aandringen snel aan de bel te trekken en vooraan te staan bij het uitdelen van subsidies, die het uitvoeren van dit soort pilots kunnen vergemakkelijken. Door voorgaande sprekers is erop geweten dat er nog wel wat risico’s zijn waarvoor geen middelen zijn gereserveerd. Daarover komen wij later te spreken. De wethouder heeft bijvoorbeeld gezegd dat voor de gevolgen van de trillingshinder voorlopig een p.m.-post is opgenomen. Het college houdt er rekening mee dat in dat kader kosten zullen moeten worden gemaakt. Dat geldt ook voor andere investeringen. Het voorkomen van funderingsschade is een belangrijk punt dat wij nog eens willen benadrukken. Voor wat betreft de stedenbanden kan ik mij bij de woordvoering van de VVD aansluiten. Ook wij gaan daarmee akkoord. De VOORZITTER: Door de fractie van BVD is het volgende amendement inzake het openbaar vervoer ingediend: “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 juli 2008 ter bespreking van de Kadernota 2009; constateert dat: - in de raadsvergadering van 7 november 2007 unaniem steun is uitgesproken voor de voorbereiding van een proef met gratis openbaar vervoer in Dordrecht; - dit brede draagvlak is herbevestigd in de adviescommissie van 27 mei 2008, waarin gekozen is voor zeven mogelijke varianten van gratis openbaar vervoer; kennisnemend van het onderzoek Gratis openbaar vervoer in Dordrecht, waarin voor deze zeven varianten de financiële gevolgen zijn doorgerekend; overwegend dat: - in dit onderzoek de maximale kosten zijn aangegeven en in Tilburg is gebleken dat de kosten veel lager uitvallen omdat de vervoerder voor de pilot geen extra bussen behoefde in te zetten; - de participatie aan voorzieningen en evenementen in de stad voor de inwoners van Dordrecht door het inzetten van gratis openbaar vervoer zal toenemen, alsmede de leefbaarheid; - aan de nadrukkelijke wens van de raad aan een experiment met openbaar vervoer in Dordrecht door het college geen gevolg is gegeven in de Kadernota 2009; is van mening dat: er voldoende argumenten zijn om geld te reserveren voor één of meer experimenten met gratis openbaar vervoer in 2009 en 2010; besluit: - in de Kadernota 2009 bij 6.2 op de bladzijden 23 en 24 een bullet toe te voegen aan de eerste alinea met de volgende tekst: ‘De raad stelt vast dat in 2009 en 2010 experimenten met gratis openbaar vervoer dienen te worden uitgevoerd. De onderhandelingen met de vervoerder dienen voor de eerstvolgende begrotingsbehandeling te zijn afgerond en dienen te leiden tot een concreet voorstel dat recht doet aan de wensen van de raad’; en gaat over tot de orde van de dag.’’ (A2) Dit amendement is ondertekend door vertegenwoordigers van de fracties van BVD, GL, PvdA en VSP. Het is een kruising tussen een motie en een amendement, maar de intenties zijn helder. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 juli 2008 ter bespreking van de Kadernota 2009; overwegende dat: - op 6 en 7 november 2007 de motie “Uitvoering experiment gratis openbaar vervoer in daluren” is aangenomen; - onderzoek is verricht naar de varianten die mogelijk zijn in gratis openbaar vervoer; - subsidies zijn te verkrijgen bij de provincie Zuid-Holland voor experimenten met openbaar vervoer;
19
spreekt uit: om een goed beeld te hebben van de totale kosten, het wenselijk is dat onderzocht wordt hoe hoog de eventuele bijdrage van de provincie Zuid-Holland kan zijn voor dit experiment en verzoekt het college hiernaar te handelen en voor de begrotingsbehandeling de raad hierover te informeren; en gaat over tot de orde van de dag.” (2) Ook deze motie is ondertekend door vertegenwoordigers van de fracties van BVD, GL, PvdA en VSP. De heer MOSTERT: Ik ben een beetje verbaasd over de ondertekening van deze motie. Zojuist is door de heer Sleeking gezegd dat in de raad nog niet uitvoerig over dit onderwerp is gesproken. Gelet op de ondertekenaars van de motie heb ik de indruk dat daarover intern wel degelijk uitvoerig is beraadslaagd. Ik wil erop wijzen dat wij ook nog een Kamer hebben gehad waarin wij uitvoerig over het openbaar vervoer hebben gesproken. De zojuist door collega Van der Kruijff gemaakte opmerking vind ik volkomen juist en ik ben van mening dat dit in strijd is met hetgeen de heer Sleeking zojuist heeft opgemerkt. De VOORZITTER: Voorts is door de heer Sleeking een motie ingediend betreffende de benutting onderbesteding minimabeleid. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 juli 2008 ter bespreking van de Kadernota 2009; constaterend dat: - in de raadsvergadering van 5 december 2006 de harmonisatie van het minimabeleid aan de orde is geweest; - door de wethouder is aangegeven dat voor verhoging van de norm voor bijzondere bijstand van 110% naar 115% van het sociaal minimum € 600.000,- benodigd zou zijn bij een maximaal bereik van de doelgroep; - de Sociale Dienst Drechtsteden over 2007 op het programma minimabeleid een positief saldo van ruim € 1,1 miljoen heeft gerealiseerd; kennisnemend van de doelen van de SDD, waaronder het volledig besteden van de beschikbare budgetten voor bijzondere bijstand aan de daarvoor in aanmerking komende doelgroep; overwegend dat: - de gemeente Dordrecht vanuit de GR Drechtsteden een bedrag van € 460.000,- terug ontvangt op het programma minimabeleid uit de onderbesteding van € 1,1 miljoen; - de G27 als norm voor een laag inkomen 117% van het sociaal minimum hanteert; is van mening dat - naast bijstandsgerechtigden ook andere uitkeringsgerechtigden en mensen met een laag inkomen uit werk een beroep op bijzondere bijstand moeten kunnen doen; - de onderbesteding minimabeleid in 2007 benut moet worden aan de doelgroep met een laag inkomen; verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - nader onderzoek te doen naar de financiële consequenties van het ophogen van de norm voor bijzondere bijstand tot 115% van het sociaal minimum; - de raad hierover voor de begrotingsbehandeling van 2009 te rapporteren; - de raad een voorstel te doen voor de besteding van de onderbesteding minimabeleid 2007; en gaat over tot de orde van de dag.” (3) Deze motie is ondertekend door de fractie van BVD, Harry Wagemakers en Piet Sleeking. Ook deze motie is onderwerp van bespreking. De heer VAN DER KRUIJFF: Mijnheer de voorzitter. Waar staan wij halverwege deze raadsperiode? De vraag is waar er nog een tandje bij moet en waar het wellicht een tandje minder kan en welke kaders, ook vanuit financiële invalshoeken, wij u daarbij meegeven. De balans opmakend vindt het CDA dat de doelen, die wij ons twee jaar geleden in het meerjarenbeleidsprogramma gesteld hebben, nog steeds zeer terechte doelen zijn: het ondersteunen van de kwetsbare groepen, het voortvarend uitvoeren van de grote projecten die een enorme
20
opwaardering betekenen voor de voorzieningen in de wijken in onze stad en het doorgaan met het zorgen voor de schone, veilige en fatsoenlijke stad, het verkeer en de leefomgeving. Het ondersteunen van kwetsbare groepen. Deze prioriteit komt recht uit ons hart en de Kadernota lezend moeten wij constateren, dat daarvoor blijkbaar weinig extra nodig is. Wij zien dat van de 31 in de Kadernota voorgestelde beleidsintensiveringen slechts een viertal zich in deze categorie bevindt. Ik noem de uitbreiding van het algemeen maatschappelijk werk, de trainingsweekenden van de migrantenzelforganisaties, de maatschappelijke stages in het voortgezet onderwijs en het voortbestaan van de Stichting VIOZ voor de opvang van vluchtelingen en nieuwkomers. Op een totaalbedrag aan intensiveringen van ruim € 3 miljoen is dat ongeveer € 400.000,- per jaar extra. Dat is 10 à 15%. Het CDA kan met de voorgestelde intensiveringen instemmen, maar is wel van mening dat een aantal extra intensiveringen nodig is. Intensivering is nodig op het gebied van de schuldhulpverlening en op het gebied van inburgering. Onlangs hebben wij zowel op deze raad als op de Drechtraad een dringend appel gedaan extra financiële middelen voor de schuldhulpverlening beschikbaar te stellen. De formatie is daar te beperkt en meer en betere begeleiding en het preventief weerbaar maken van deze moeilijke groepen, zoals verslaafden, jonge scholieren, recidivisten en mensen met boete- en fraudeschulden, is echt hard nodig. Wij verzoeken het college in de begroting voor het volgend jaar extra geld vrij te maken om deze op Drechtstedenniveau georganiseerde activiteit mede mogelijk te maken. De heer COBELENS: In het kader van mijn werk kom ik nogal eens bij een Sociale Dienst, waar ik ook spreek met schuldhulpverleners, die vaak te kennen geven dat zij niet zozeer behoefte hebben aan extra geld maar vooral aan een betere wetgeving. De wetgeving op het gebied van schuldhulpverlening is nog steeds gebaseerd op een grote vrijblijvendheid van de mensen die daarvan gebruik maken. Ik vind het idee van de heer Van der Kruijff zeer sympathiek, maar vraag mij af of het niet ook zinvol zou zijn extra energie te steken in het bewegen van zijn eigen minister van Sociale Zaken tot het aanpassen van de wetgeving op dit gebied. De heer VAN DER KRUIJFF: Wij moeten langs meerdere sporen activiteiten ondernemen. Inderdaad moeten wij er ook landelijk voor zorgen dat de regelgeving zodanig is, dat zij goed kan worden uitgevoerd en het andere spoor is dat wij daartoe lokaal of op regionaal niveau de formatie en de mogelijkheden moeten hebben. Wij zien dat extra financiële middelen nodig zijn om dat goed te regelen, maar ik ben het volledig met de heer Cobelens eens dat ook energie moet worden gestoken in het tot stand komen van zo goed mogelijke regelgeving voor het aanpakken van deze problematiek. Ik zou willen zeggen: doet u dat met mij, wij komen elkaar op landelijk niveau ook tegen. Ook de activiteiten en de resultaten op het gebied van de inburgering behoeven dringend verbetering. Wij vragen het college alles op alles te zetten om dat voor elkaar te krijgen. Zo nodig – maar misschien hoeft dat niet eens – mag dat best iets extra kosten. Wij willen dat geld noch moeite wordt gespaard om het mogelijk te maken dat mensen die een nieuw leven in Nederland starten goed toegerust hun toekomst tegemoet gaan. Zij moeten de Nederlandse taal voldoende beheersen en voldoende kennis van ons land hebben, zodat zij in staat zijn met behoud van hun eigen identiteit goed in onze Nederlandse maatschappij mee te kunnen. In het bereiken van de doelstellingen, die te maken hebben met het voortvarend uitvoeren van de projecten ter verbetering van het voorzieningenniveau in deze stad, zal naar onze overtuiging in de komende jaren nog veel energie moeten worden gestoken. Dat zal zowel inhoudelijk als financieel nog veel van ons vragen. Wij zijn ervan overtuigd dat versterking van de stad Dordrecht nodig is. Investering in onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting, sportvoorzieningen en culturele voorzieningen worden breed door de raad en het college gedragen. Dordrecht bevindt zich in de fortuinlijke situatie dat jaar op jaar vele miljoenen extra investeringsgeld beschikbaar komen. Op een aantal van die majeure investeringsgebieden – ik denk bijvoorbeeld aan de Stadswerven, het Hofkwartier en het Maasterrras – houden wij er rekening mee, dat de thans gebudgetteerde investeringen onvoldoende zullen zijn. Het CDA vindt het daarom verstandig de vele miljoenen die wij nu vrij besteedbaar hebben als buffer voor tegenslag achter de hand te houden. Wij moeten ons niet laten verleiden tot het indienen van nieuwe boodschappenlijstjes onder het motto ‘er is geld genoeg’. Dat moet nog blijken.
21
Grote extra investeringen bovenop de toch al niet weinige gereserveerde miljoenen gonzen door de gangen: waar het bijvoorbeeld cultuurinitiatieven betreft rondom het Energiehuis, onder andere de middenzaal, het Museum van de Verbeelding en het Hofkwartier. Afgelopen weken hebben wij ons via gesprekken verdiept in en kennisgemaakt met de cultuurprogammatische kant. Eerlijk is eerlijk: wij werden aangenaam verrast door de kansrijke ontwikkelingen, die wij op dat vlak van de grond zien komen. Wij zien dat vele daarvan goed aansluiten bij het karakter van onze stad en bij onze inwoners en gedragen worden door toonaangevende mensen, die geraakt zijn door onze stad. Als voorbeelden noem ik het Bach-orgel, de ideeën met betrekking tot een Calvijn-tentoonstelling, ISH in Krispijn, de Brouwerdijk, de Reformatietentoonstelling EN de theaterproductie Rondom Dordt met Lotte van den Berg. Het CDA ziet in dat deze ontwikkelingen een stevige impuls kunnen leveren aan de gewenste ontwikkeling van de stad, maar tegelijkertijd bekruipt ons het gevoel dat de voorziene claims, die overigens nog niet van bedragen zijn voorzien, veelal op hardware, op de stenen, zijn gericht. Wij zien dat in de afgelopen twee jaar te weinig vooruitgang is geboekt voor wat betreft de programmatische kant. Het college kondigt in de Kadernota exploitatieclaims aan betreffende het Museum van de Verbeelding en het Energiehuis en een eventuele middenzaal. Het CDA verzoekt het college voor de behandeling van de begroting 2009 een notitie aan de raad te doen toekomen, uiteraard ook met de raad te bespreken, over de eventuele bijdrage van deze voorziene uitgaven of de beoogde maatschappelijke effecten ervan. Tevens willen wij graag inzicht hebben in eventuele afhankelijkheden tussen de nagestreefde programmatische ontwikkeling en wat daarvoor nodig is aan gebouwen en voorzieningen. Wij kunnen nu niet alle voorgestelde intensiveringen bespreken, dat komt vanzelf. Elk van de claims zal uiteraard afzonderlijk de raad passeren om definitief geaccordeerd te worden. Op dit moment willen wij een drietal onderwerpen apart noemen: het uitvoeringsprogramma sport, de multifunctionele stadsboerderij en de tweede uitrukpost voor de brandweer. Deze voorstellen vergen grote bedragen. Inhoudelijk komen deze voorstellen sympathiek op ons over, maar gezien de omvang en de impact wil het CDA over elk van deze onderwerpen graag een apart geagendeerde bespreking met raad en college voor de behandeling van de begroting 2009. Ook over het gratis openbaar vervoer willen wij kort na het zomerreces met de raad en het college van gedachten wisselen. In de Kadernota wordt hieraan geen aandacht besteed. Toch zou het goed zijn te bezien of gratis openbaar vervoer tussen parkeerterreinen en transferia en de binnenstad het bezoeken van de binnenstad op drukke dagen - op zaterdagen, op feestdagen of op koopavonden, als de parkeerdruk hoog en de file-irritatie en de milieuoverlast het grootst zijn - aantrekkelijker kan maken. Daar staan wij sympathiek tegenover. Door velen zijn op het gebied van het gratis openbaar vervoer en bijvoorbeeld het evenementenbeleid of de bijzondere bijstand al voorschotjes genomen. Wij zijn benieuwd naar de inzichten daarover en willen daarover graag in de adviescommissie inhoudelijk van gedachten wisselen. Naar ons oordeel zou het niet goed zijn daarover bij de behandeling van de Kadernota te midden van de vele onderwerpen die in dat verband aan de orde zijn besluiten te nemen. Wij geven er de voorkeur aan die besluiten stuk voor stuk inhoudelijk goed onderbouwd af te wegen. Met andere woorden: wij hebben tussen september en november nog iets te doen. Voor wat betreft de MJP-doelstelling ‘een schone, hele en veilige stad’ steunen wij de opvattingen van het college betreffende de campagne ‘Gewoon doen’, die een actieplan behelst om verloedering en verkeersoverlast in de woon- en leefomgeving tegen te gaan. Naast aandacht voor de woon- en leefomgeving in de woonwijken vragen wij uw speciale aandacht voor de gebieden rondom scholen en winkelcentra. Bij een vorige begrotingsbehandeling hebben wij € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor het opknappen van een aantal straten in Stadspolders. Graag vernemen wij hoeveel daarvan nog beschikbaar is en nog in dit kader kan worden ingezet. In die wijk hebben wij bijvoorbeeld gezien dat ook een opknapbeurt van de bestrating in winkelcentrum De Bieshof hard nodig is. Daarbij denken wij niet alleen aan het vervangen van de goot. Tenslotte het financieel perspectief. Wij zijn tevreden met de lastenverzwaring, die zeer beperkt is en ongeveer gelijke tred houdt met de inflatie. Daarnaast vinden wij het verstandig dat ondanks het
22
ruim voorhanden investeringsgeld niet ‘gesinterklaasd’ wordt. Zoals eerder gezegd verwacht het CDA in de komende jaren meer te moeten uitgeven aan een aantal reeds genoemde ontwikkelingen die al zijn opgestart en achten wij het raadzaam een spaarpotje voor financiële tegenvallers aan te houden. Inhoudelijk vinden wij het namelijk nog steeds belangrijk dat wij deze ontwikkelingen goed kunnen afronden. Daarom is het verstandig nu even geen nieuw hooi met nieuwe financiële verplichtingen op onze vork te nemen. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. De Kadernota 2009 is gericht op een beperkte actualisatie van het in het meerjarenbeleidsprogramma vastgestelde beleid. De Kadernota 2009 is de start van de bestuurlijke planning- en controlcyclus 2009. De kaders worden vastgesteld, de risico’s worden nader uitgewerkt en de financiële consequenties worden getrokken bij de besluitvorming over de begroting 2009. Dit is een financieel document met een politieke dimensie. Wij reserveren, maar de kredieten stellen wij pas bij de begroting vast. Uitgangspunt is dat de voorstellen leiden tot een structureel sluitend meerjarenperspectief. Bij belastingen en heffingen is in algemene zin alleen sprake van een inflatiecorrectie, terwijl de loon- en prijsstijgingen - de geld- en loonindex van 3,9% leiden tot een verwachte loonkostenstijging met € 1,5 miljoen vanaf 2009. Dit is dus vooral een financieel stuk. De Kadernota ziet er goed uit. het college en de verantwoordelijk wethouder verdienen daarvoor zeker een compliment, maar dat wil niet zeggen dat er geen financiële zorgpunten zijn voor de toekomst. Daarop komen wij in het vervolg terug. De modernisering van Drechtwerk moet leiden tot een gestage afname van de gemeentelijke bijdrage in het exploitatietekort. Deze bijdrage daalt van € 2,25 miljoen in 2009 naar € 1,5 miljoen in 2012. Dit ligt overigens wel boven het huidige niveau van circa € 1 miljoen jaarlijks. Hoewel dit mede afhankelijk is van rijksbeleid, vragen wij u hoe hard deze cijfers zijn. Het verleden heeft ons geleerd dat het beeld grillig is en bijna altijd op een jaarlijks extra tekort uitdraait. Graag een reactie van het college. In de meicirculaire 2008 zou het rijk de hoogte bekend maken van de algemene uitkering voor het komende begrotingsjaar. Is al bekend wat het financieel effect is van de besluitvorming naar aanleiding van de rijksvoorjaarsnota? In het kader van het weerstandsvermogen is de minimale omvang van de algemene reserve op € 10 miljoen vastgesteld. De algemene reserve moet worden aangevuld met € 3,4 miljoen uit het besteedbare rekeningresultaat. Wij kunnen ons daarin geheel vinden. Wij kunnen ons eveneens vinden in het feit dat aan de reserve strategische investeringen € 27,1 miljoen wordt toegevoegd uit het vrij besteedbare rekeningresultaat 2007. Wij hebben opgemerkt dat wij zouden terugkomen op de financiële zorgpunten die er naar onze mening zijn. Die zijn er wel degelijk, met name in de culturele sector is sprake van risico’s en onzekerheden. Over het museum is in commissieverband al genoeg gezegd. Een feit is dat de prognose veel te optimistisch is geweest, met name met betrekking tot de kosten. Het project is financieel behoorlijk uit de hand gelopen en dat niet alleen door oplopende bouwkosten. Wij gaan ervan uit dat dit financieel het eindplaatje is, hoewel je dit bij dergelijke projecten nooit met zekerheid kunt zeggen. Overigens past het beeld rondom het museum in het plaatje van de voortgang van het totale Hofkwartier. Wanneer doet de wethouder de eerder gedane toezegging gestand dat volledige opening van zaken zal worden gegeven over de stand van zaken en wanneer komt er meer duidelijkheid over de financiën en de tijdsplanning van het Energiehuis? Dit laatste ook in relatie met berichten over de invulling en de mogelijkheden van Kunstmin en een theaterzaal in het Energiehuis, inclusief renovatiekosten Kunstmin. Door de steeds oplopende prijzen in de bouw zijn wij er niet gerust op dat de diverse budgetten op den duur toereikend zullen zijn. Deelt u deze zorg? Het is u genoegzaam bekend, maar ook bij deze gelegenheid wensen wij in uw midden neer te leggen dat wij activiteiten – onder andere ook binnen, zelfs in de cultuursector – waarvan wij vinden dat zij strijdig zijn met Bijbelse uitgangspunten niet zullen steunen. Met genoegen kunnen wij instemmen met de reservering voor een tweede uitrukpost voor de brandweer. De realisering daarvan voorziet in een lang gekoesterde wens. Wij zien na de zomer een uitgewerkt voorstel, inclusief programma van eisen, tegemoet.
23
Het voorstel voor een multifunctionele stadsboerderij voor zo veel geld werd aanvankelijk door onze fractie niet erg enthousiast ontvangen. Dit voorstel kwam voor ons uit de lucht vallen. Bij ons leefde de vraag of een grote onderhoudsbeurt niet voldoende zou zijn. De heer Sleeking heeft daarover ook een opmerking gemaakt. Enig onderzoek en een goede onderbouwing door de wethouder hebben tot een positief standpunt van onze fractie geleid over het voorstel tot een geheel nieuwe stadsboerderij te komen, met uitbreiding van een functie natuur- en milieueducatie. Wij zijn benieuwd naar het beleidsvoorstel betreffende de indexering van de parkeertarieven. Ons is toegezegd dat wij dat voorstel in het derde kwartaal zullen ontvangen. Is deze toezegging nog steeds van kracht? Overigens kunnen wij instemmen met de claims die als onontkoombaar worden aangemerkt. In de Kadernota hebben wij gelezen dat de raad bij de behandeling van de begroting 2009 een voorstel kan verwachten over de professionalisering van het organisatieonderdeel monumentenzorg en archeologie. Bij de begrotingsbehandeling van het vorig jaar is door onze fractie een motie ingediend over het aanstellen van een bouwhistoricus bij het bureau monumentenzorg en archeologie. Door het college is toen toegezegd dat bij de Kadernota 2009 een voorstel tot professionalisering zou worden aangeboden. In het licht van die toezegging hebben wij onze motie aangehouden. Helaas moeten wij nu constateren dat aan de invulling van onze wens geen inhoud is gegeven. Waarom is dit voorstel niet in de Kadernota opgenomen en hoe denkt het college hiermee verder te gaan? Afhankelijk van uw reactie overwegen wij de het vorig jaar door ons aangehouden motie in te trekken en te vervangen door een nieuwe motie, die oproept tot het in gang zetten van de professionalisering van het bureau. Wij blijven ambitieus. Wij zijn bezig met veel grote projecten waaraan risico’s zijn verbonden. Eén groot project is al gesneuveld, laat het hierbij blijven. Daarom: vinger aan de pols. Bij dit alles is de betrokkenheid van de raad van belang, in gezamenlijkheid zal het ons hopelijk lukken. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Mijnheer de voorzitter. De Kadernota laat ons zien wat de ruimte in de exploitatie is en welke reserveringen en intensiveringen wij kunnen doen. Het college heeft aangegeven welke keuze het wil maken en de raad kan vandaag aangeven hoe hij daarover denkt en zijn eigen accenten aanbrengen. Ik zal kort ingaan op de keuzen van het college en de voorstellen van andere partijen. Daarna zal ik onze eigen voorstellen toelichten. Ten eerste de beleidsintensiveringen van het college. De keuze voor de multifunctionele stadsboerderij kan GroenLinks onderschrijven. Wel zouden wij liever in een vroeger stadium bij deze beslissing betrokken zijn geweest. Dat brengt mij op een ander punt: het geld voor het Productiehuis Dordt. Destijds heeft de gemeente € 100.000,- toegezegd, ervan uitgaande dat het Fonds Podiumkunsten daar € 900.000,- bij zou leggen. Inmiddels weten wij dat het Productiehuis Dordt € 350.000,- krijgt. Daarom vragen wij het college te garanderen dat het bij die € 100.000,- zal blijven. Wij vinden het prachtig dat het Productiehuis er is, maar wij hebben meer theatermakers in de stad die ook ondersteund willen worden. Ten aanzien van de stedelijke campagne ‘Gewoon doen’ hebben wij bedenkingen. Er wordt naar een actieplan verwezen dat wij niet kennen en er wordt gebruik gemaakt van de € 10 miljoen voor ‘schoon, heel en veilig’. Over dat bedrag wordt vaak gesproken. Het is natuurlijk veel geld, maar het is wel een keertje op. De wethouder heeft ons toegezegd ons na het reces een overzicht te zullen voorleggen waarin zal worden aangegeven waaraan het bedrag van € 10 miljoen zal worden besteed. Ik heb gezien dat onze collega’s ook grepen uit de kas willen doen. Het bevreemdt ons dat van dit geld bijvoorbeeld snelheidsmeters worden aangeschaft, die ook uit andere middelen kunnen worden betaald. Het meeste geld gaat naar management en communicatie. Kortom: wij vinden de claim slecht onderbouwd. Het gaat om een groot bedrag, namelijk € 630.000,-, en wij zien graag te zijner tijd een plan op grond waarvan wij zullen beoordelen of wij deze intensivering willen.
24
De voorstellen van andere partijen, ten eerste het openbaar vervoer. GroenLinks wil dat nu eindelijk werkelijk wordt gestart met een pilot gratis openbaar vervoer. De cijfers van het college over de kosten van zo’n pilot nemen wij met een korreltje zout. GroenLinks vindt het nogal doorzichtig dat projecten die het college graag wil realiseren altijd erg krap worden berekend, zodat er na de start geld bij moet. Onze collega’s weten daarover mee te praten, dan moet weer een extra krediet gevoteerd worden. Bij deze berekeningen heeft GroenLinks het idee dat wij veel geld zullen overhouden. Voor wat betreft het voeren van een discussie over deze voorstellen zijn wij van mening dat duidelijk is aangegeven, dat de raad graag een pilot wil starten. Over de vraag welke pilot dat precies zal moeten worden, kunnen wij het nog hebben. Dat brengt mij bij de intensiveringen van BVD met betrekking tot de Drechtpas en het minimabeleid. Het is alom bekend dat wij daarvan voorstanders zijn. De motie over het optrekken van het sociaal minimum naar 115% kunnen wij van harte ondersteunen. Deze week stond in de krant een bericht over de onwil van Dordrecht om met de Drechtpas mee te doen, dat ons in het verkeerde keelgat is geschoten. Collega Sleeking heeft het al gezegd: wij hebben het al jaren over de Drechtpas. Wij willen graag weten waar dat bericht over de onwil van Dordrecht vandaan komt. Geld kan het probleem niet zijn. Wij houden van de voor het minimabeleid gereserveerde middelen altijd geld over. Wij zijn benieuwd wanneer Dordrecht gaat meedoen met de Drechtpas. De heer WAGEMAKERS: Ik wil mevrouw Van den Berg een vraag stellen. Zij sprak zojuist over het optrekken van het sociaal minimum, maar het is onze wens dat de norm voor de bijzondere bijstand tot 115% van het sociaal minimum wordt opgetrokken. Het is niet onze bedoeling dat het sociaal minimum wordt verhoogd. Daar gaan wij niet over. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Dat weet ik, de doelgroep wordt groter. Over het fietsbeleid zeuren wij elke maand en daar gaan wij gewoon mee door. Wij vinden dat het veel te lang duurt voordat het beleid bij ons terug is met een uitvoeringsplan. De wethouder heeft toegezegd dat de nota in september aan de raad zal worden voorgelegd en in de € 10 miljoen voor ‘schoon, heel en veilig’ – daar komt dat bedrag weer! – voldoende ruimte zit om alle voorstellen te kunnen uitvoeren. U begrijpt dat wij niet kunnen wachten tot het zo ver is. De voorstellen van GroenLinks. Het jaarverslag is voor GroenLinks aanleiding op een aantal punten extra inzet te willen plegen. Eén van die punten is de jeugd, waarover wij ons zorgen maken. Daarbij denken wij met name aan wat Dordrecht de jeugd te bieden heeft vanaf preventief tot curatief en repressief, hoe je het ook noemen wilt. Wij willen extra aandacht vragen voor jeugd in de brede zin van het woord, jeugd waarmee het goed gaat, maar ook de jeugd die wij niet in beeld hebben en die onze zorg nodig heeft. Een belangrijke ambitie uit het MJP is het ondersteunen van kwetsbare groepen. Ook dit jaar is het aantal criminele jongeren weer gestegen in plaats van gedaald, wat wij ons ten doel hebben gesteld. Bij de begrotingsbehandeling in 2007 hebben wij aangegeven dat de weekendschool een mooie manier is om kinderen te laten kennismaken met werelden die zij niet kennen. Wij zien dat als een manier om aan de voorkant preventief bezig te zijn met de ontwikkeling van kinderen en zijn van plan voor de begrotingsbehandeling met een voorstel te komen over hoe en met wie wij in Dordrecht tot zo’n initiatief kunnen komen. Wij hebben ook aangegeven dat het goed zou zijn eens in Helmond te gaan kijken, waar een methode is ontwikkeld waarmee goede resultaten worden geboekt bij het begeleiden van criminele jongeren. Bij het gebruik maken van die methode is sinds 2003 sprake van 7% recidive. Wij zijn zelf niet zo goed in het begeleiden van criminele jongeren, in ieder geval zijn onze resultaten niet zo goed. Wij vragen ons af of het college al in Helmond is geweest dan wel informatie heeft ingewonnen. Misschien is het goed voor het gesprek dat wij met het veld zullen hebben informatie in te winnen, zodat wij met het veld over deze methode van gedachten zullen kunnen wisselen. De vrouwenopvang. In juli 2007 hebben wij samen met ECO-Dordt en D66 een motie ingediend waarin wij € 200.000,- vragen voor een aantal maatregelen binnen de vrouwenopvang. Een aantal zaken is inmiddels geregeld, zoals het Wijnie Jabaaij Centrum en de short stay. Wij zijn daar erg blij
25
mee. Er is ook meer geld beschikbaar gekomen voor het aannemen van HBO’ers. Tot nu toe waren de medewerkers voornamelijk MBO’ers. De pool van allochtone vrouwen is aan de GGD overgedragen en in de Kadernota is € 100.000,- opgenomen voor extra AMW, algemeen maatschappelijk werk, om onder andere de gevolgen van geweld in huis beter te kunnen aanpakken. Voor Aware, het alarmeringssysteem, hebben wij nu vijf plaatsen, maar dat blijkt te weinig te zijn. Er is daarvoor een wachtlijst. Wij verwachten dat, als straks de Wet Dader Uithuisplaatsing wordt ingevoerd, het Aware-systeem nog veel belangrijker zal worden. Het is belangrijk dat de vrouw in haar eigen huis kan blijven en snel alarm kan slaan als de dader op de stoep staat. GroenLinks wil daarom graag dat het aantal plaatsen wordt uitgebreid. Het laatste onderdeel van het pakket dat met vrouwenopvang te maken heeft is ‘Let op de kleintjes’. Dat is nu incidenteel voor twee groepen toegekend en wij denken dat dit onderdeel van een structurele aanpak moet worden, omdat preventie en weerbaarheid van kinderen voor ons prioriteit hebben. Wij verwachten dat met € 100.000,- extra - dan komen wij weer op de oude € 200.000,- - voor de maatschappelijke opvang deze twee onderdelen zullen kunnen worden uitgebreid en structureel kunnen worden gemaakt. Wij vragen dus om een extra intensivering van € 100.000,- voor maatschappelijk opvang bij het onderdeel vrouwenopvang, maar de ontwikkelingen gaan door. Er is nu een landelijke afspraak over de instroom bij vrouwenopvang, dit moet voor 1 oktober 2008 geregeld zijn. Deze afspraak houdt in dat de instroom altijd via de bestaande vrouwenopvang moet gaan. Bij een uitgebreide intake wordt bekeken of de vrouw direct in veiligheid kan worden gebracht. Vroeger moest het hele land rond gebeld worden. Met deze nieuwe aanpak kan crisisopvang, tijdelijke opvang, voor vrouwen of gezinnen worden gerealiseerd en zodra er plaats is worden zij naar een andere opvanginstelling doorgeleid. Dat betekent dat ook hier iets zal moeten gebeuren. Onze vraag aan de wethouder is of hieraan al ambtelijk wordt gewerkt om het mogelijk te maken, dat de instroom met ingang van 1 oktober ook in Dordrecht goed kan worden geregeld. De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter. De Kadernota 2009 lijkt leesbaar, maar is voor vele burgers een draaiboek met veel onzekerheden. Als hun huishoudboekje er zo zou uitzien, zouden zij twee keer een grote prijs in de Staatsloterij moeten winnen om hun dromen te verwezenlijken. Tussen alle geldverslindende projecten staan ook verstandelijke kaders vermeld. Laten wij er gelijk maar eens één noemen: uitgangspunt 11, de ramingen voor het ENECO-dividend. Hiervoor onze complimenten aan wethouder Van Steensel, die hiermee gelukkig heel verstandig omgaat. Dat geldt ook voor de ontwikkeling exploitatie. Met de voorgestelde verhoging van 3% prijscompensatie zijn wij het eens. Dat lijkt ons een goede compensatie voor de huidige exploitatiebedragen, omdat hiermee een reële prijsverhoging wordt ingedekt. De VSP vindt dat een goede zaak. De VSP is tegen een lastenverzwaring voor de burgers, maar meent dat een stijging van de rioolbelasting niet te vermijden is. Anders is het gesteld met de voorgestelde verhoging van 3% van de OZB. Wij zijn het daarmee beslist niet eens. Tot 2008 is de waarde van het onroerend goed flink gestegen en door deze waardestijging en door de verhoging van 3% worden de burgers dubbel gepakt. Neem daarbij de verhoging van de hypotheekrente door de banken en de lasten voor hun eigen huis zullen voor veel burgers een molensteen om de nek worden. De VSP vindt dat de OZB zeker met 1% verlaagd moet worden in plaats van met 3% verhoogd, zodat de burger ook eens een meevallertje krijgt. Dat zou getuigen van goed rentmeesterschap. Het voorstel de algemene reserves met 3,4% te verhogen heeft onze instemming, maar wij vragen ons af of dit gezien de te verwachten grote tegenvallers op de projecten – met name Stadswerven – voldoende zal zijn. Voor urban floodmanagement onder sector programma 15 wordt € 1 miljoen gevraagd. Waarom eigenlijk? Daaraan is toch een gedegen studieproject voorafgegaan? Dit heeft al heel veel geld gekost. Kunt u aangeven waarom deze resultaten niet voldoende zijn? Het is goed dat iedere Dordtenaar zijn stem kan uitbrengen, maar een lage opkomst wordt zeker niet veroorzaakt door te weinig stembureaus, ik heb bij een stembureau nog nooit een lange rij gezien. Dan maar later met de uitslag van de verkiezingen in Dordrecht. Laten wij het hiermee gemoeide
26
bedrag maar aan een campagne voor een betere opkomst besteden. Ook met de verhoging van de vergoedingen voor het zitting nemen in de stembureaus zijn wij het niet eens. Intensivering 25 heeft betrekking op de Stichting VIOZ. Volgens de VSP staat VIOZ voor ‘Veel Import Ook veel Zorgen’. De VSP is tegen de claim van € 100.000,- per jaar. Dit soort bureaus heeft een aanzuigende werking. De rijksoverheid en de Europese overheid zijn verantwoordelijk voor de toestroom van deze groepen, laten zij de kosten daarvan maar betalen. Wij vragen ons af met hoeveel geld u deze stichting al financiert. Is dat geen taak voor de Drechtsteden? De heer WEIDEMA: Denkt u dat Dordrecht, als dit een taak voor de Drechtsteden wordt, niet langer behoeft bij te dragen aan het in stand houden van deze stichting? Overigens wil ik aangeven dat ik het niet eens ben met hetgeen u in dit kader naar voren hebt gebracht. De heer TAZELAAR: Natuurlijk zal deze stichting ons dan minder gaan kosten. De € 100.000,- is een flink bedrag, dat jaarlijks beschikbaar moet worden gesteld. De heer WEIDEMA: Dat realiseren wij ons. De heer TAZELAAR: Wij ook. De heer WEIDEMA: Bent u er voorstander van dat een stichting zoals de Stichting VIOZ wordt opgeheven? De heer TAZELAAR: Dat heb ik niet met zoveel woorden gezegd, maar die conclusie kunt u inderdaad trekken. De heer WEIDEMA: Weet u wat de Stichting VIOZ doet? Bent u er wel eens geweest? De heer TAZELAAR: Zeker. De heer WEIDEMA: Vindt u dat werk niet nuttig? De heer TAZELAAR: Zo’n stichting heeft een aanzuigende werking. Ze weten dat er in Dordrecht een Stichting VIOZ is, daarom komen ze naar Dordrecht. Ze weten dat ze in Dordrecht misschien verder kunnen komen dan in andere plaatsen. De heer WEIDEMA: Mijn eigen ervaring is dat dat niet zo werkt, maar ik wil het hierbij laten. De heer TAZELAAR: Wij zijn er blij om dat wij onze mening hierover hebben kunnen geven. Ook met het indexeren van de parkeertarieven zijn wij het volstrekt oneens. De parkeertarieven laten stijgen met de kostenontwikkeling is volstrekte onzin en maakt het zeker niet aantrekkelijker naar de binnenstad van Dordt te komen. Wij zijn ook zeker niet gediend met deze onoverzichtelijke prognose. Een maximumstijging van 1% per jaar heeft onze voorkeur. Beheer openbare ruimte, herstructurering wijken en – niet onbelangrijk – communicatie en voorlichting en het winnen van het vertrouwen van de burger enzovoorts. Daar kunnen wij niet tegen zijn, daarmee gaan wij akkoord. Uw voorstel de bestaande reservering voor Stadswerven, punt 9, in afwachting van verdere besluitvorming te laten vrijvallen getuigt niet van deskundigheid. De VSP wil eerst een nieuw plan en besluitvorming en dan pas beoordelen of vrijval gerechtvaardigd is. Dat moet zeker gebeuren voor de behandeling van de begroting 2009. Met punt 8, de risico’s, gaan wij akkoord, maar wij zien wel graag dat de risicoparagraaf los van de begroting in de raad wordt behandeld opdat de voorstellen met betrekking tot de projecten in de begroting goed kunnen worden afgewogen.
27
De prognose grondbedrijf. Wij maken ons grote zorgen over de kwaliteit en de haalbaarheid in de toekomst. U geeft zelf aan dat niet voldoende gekwalificeerd personeel, onder anderen planeconomen, aanwezig is. De inschattingen zijn volgens de VSP te optimistisch, zeker gezien de economische ontwikkelingen in de wereld. Hoe denkt u de schaarste in de toekomst te kunnen opvangen? De grondexploitatie laat nu al een verslechtering zien. Daarom maken wij ons zorgen over de uitkomsten en de haalbaarheid van Stadswerven en straks misschien de Zuidpolder, zeker zo lang wethouder Spigt de touwtjes in handen heeft. Er wordt nog steeds omheen gedraaid en wij weten nog steeds niet precies hoe het zit en hoe het college denkt verder te gaan. Waarom neemt u onnodige risico’s? Dordrecht heeft zelfs een overschot aan woningen in de klasse boven € 600.000,-. Zie makelaarsbrochures en Funda. De verkoopprognoses zijn al flink bijgesteld en de grote doorlooptijden van de verkoop geven te denken. De rijken verkassen, maar de ontstane leegstand, alleen voor modaal, wordt niet verkocht en roept vragen op. Mensen die gekocht hebben zonder hun huidige woning te hebben verkocht, zitten nu met dubbele hypotheeklasten en zien hun rijkdom als sneeuw voor de zon verdwijnen. Door voortschrijdend inzicht zien wij nu ook twee keer modaal in de problemen komen. De bestuurlijke boetes en de stijging van de kosten met € 200.000,- per jaar vinden wij niet nodig, dit zeker niet gezien de betuttelende werking die daarvan uitgaat. Denkt u met deze boetes de kosten terug te verdienen en zelfs winst te kunnen maken? Dat is weer een extra lastenverzwaring voor de Dordtse burger. Wat te denken van de leefbaarheid? Het gaat de kant op van onze regering: extra belasting en veel boetes innen. Het museum is wat ons betreft akkoord. Het is jammer dat ook hierbij sprake is van een slechte begroting. Als er meer extra geld moet komen, moet u maar in de plannen schrappen. Wat het museum betreft is dit nu echt de laatste keer dat er geld bij kan komen, dat hebben meer partijen gezegd. De stedelijke begroting. Voor ‘Gewoon doen’ is extra campagnegeld nodig. Dit willen wij maar eens gewoon niet doen. Het geld moet maar uit de gewone programmabegroting komen, waar ieder jaar een overschot is, zoals blijkt uit de jaarbegrotingen. Energie op maat. De energiebesparende methode wordt reeds door de energiebedrijven gepromoot. Waarom moet de gemeente hierbij het voortouw nemen? Een bedrag van € 840.000,0 vinden wij veel te veel. De opzet was dat het voor de minder bedeelden bestemd zou zijn, maar het gaat nu over heel Dordrecht en dat gaat ons te ver. De maatschappelijke stages zijn naar onze mening gedoemd te mislukken, zeker nu grote zorginstellingen en ziekenhuizen hebben aangegeven dat zij geen personeel hebben voor de begeleiding van de stagiaires. Hoe denkt u hiermee om te gaan? Onze regering maakt zich zorgen over de aankomende stroom senioren en wil beleid ontwikkelen om deze grote doelgroep een leefbare toekomst te kunnen bieden. Helaas is in deze Kadernota hierover geen woord opgenomen. Is dit voor de meeste beleidsmedewerkers nog een ‘ver van mijn bedshow’? Laten wij onderzoeken wat de Dordtse toekomst te bieden heeft om ook deze groep binnen onze stadsgrenzen te houden. Dit zou eigenlijk een verlengstuk moeten zijn van het jongerenbeleid. Voor vele senioren hebben wij de lat te hoog gelegd. Aanpassingen in evenementen en cultuurgevoelige elementen zijn nodig, zodat ook werkelijk alle inwoners van Dordrecht kunnen meedoen. Verder missen wij in de Kadernota een financiële impuls voor de stadspromotie door middel van digitale televisie, verzorgd door de lokale zender. Een sterke financiële impuls voor de stadstelevisie moet de landelijke promotie voor Dordrecht toch mogelijk maken. Wij lopen hiermee achter. Laat Nederland en omstreken via dit medium maar eens zien wat Dordrecht te bieden heeft. Laat zien dat het hier goed wonen, werken en recreëren is en Dordrecht een stad is met goede economische mogelijkheden. Wij hopen dat zo te houden.
28
In de Kadernota missen wij ook aandacht voor dierenwelzijn en dierenleed. Maak hiervoor eens een goed beleid, laat zien dat dit in een goede, leefbare stad samengaat en mens en dier in Dordrecht gelukkig kunnen zijn. Dat brengt mij bij uw plan voor een multifunctionele stadsboerderij of verbouwde kinderboerderij. Wij missen een oplossing voor de jarenlange noodkreet van de Hans Petri School voor een goede locatie voor de lessen in dierenverzorging. Volgens de VSP ligt hier een kans om deze school een unieke leslocatie met een goede huisvesting voor de dieren te geven. Wij stellen u voor dit te realiseren bij deze verbouw of nieuwbouw, zodat deze toch al kansarme groep jongeren een betere kans krijgt. De vraag van de Hans Petri School loopt al jaren en er zijn toezeggingen gedaan voor een opleidingsboerderij, maar er is nog steeds niet gebeurd. Wij willen u hierover een motie aanbieden. De flyover richting Breda lost het probleem van de bereikbaarheid van de industrieterreinen niet op en het is ook nog maar de vraag of deze flyover de files richting Breda zal oplossen. Nadere studie is zeker gewenst en wel in samenwerking met en met inspraak van de ondernemers, die in de industriegebieden gevestigd zijn. Wij gaan daarmee dus niet akkoord. Het openbaar vervoer. Wij vinden het natuurlijk jammer dat de experimenten met gratis openbaar vervoer niet in de Kadernota zijn opgenomen. Ouderen, zeker ouderen met een mimimum-inkomen, moeten niet worden geïsoleerd, zij moeten ook eens een keer ontspanning hebben. Help gewoon mee aan een gezonde leefwijze, wij staan achter elke proef. Het is nu al een beladen onderwerp gratis openbaar vervoer. Er zijn partijen die zeggen dat gratis niet gratis is. Wij kunnen het beter anders noemen, wij kunnen beter zeggen dat wij bepaalde doelgroepen gewoon met de bus laten meerijden zonder dat zij daarvoor behoeven te betalen. Wij zien daarvoor in de begroting graag een financiële impuls opgenomen, eventueel ondersteund door overheidsgeld. Wij danken iedereen voor zijn bijdrage aan de Kadernota en hopen, dat onze bijdrage u tot een verhelderend en vernieuwend beleid mag aanzetten. De VOORZITTER: Door de heer Tazelaar is de volgende motie ingediend: “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 juli 2008; kennis genomen hebbend van de Kadernota intensivering 30, de plannen voor een nieuwe multifunctionele stadsboerderij waarbij het streven onder andere is meer Dordtenaren doen mee aan de samenleving en verbeteren innovatief vermogen; spreekt als zijn mening uit dat: in de plannen voor de verbouwing van de kinderboerderij of een nieuwe multifunctionele stadsboerderij een praktijklesruimte en ruimte voor dieren voor de Hans Petri School zou moeten worden opgenomen; overwegende dat: - de huidige lesruimte en dierenonderkomens niet voldoen om de beoogde kwaliteit van het onderwijs op dit gebied in de toekomst te kunnen garanderen; - aan een dergelijke voorziening is al jaren behoefte is; verzoekt het college: - bij de plannen voor de kinder/stadsboerderij rekening te houden met de behoefte van de Hans Petri School; - te zorgen voor een goede werk/leeromgeving voor deze kwetsbare groep jongeren; en gaat over tot de orde van de dag.” (4) Deze motie is namens de VSP ondertekend door de heer Tazelaar en mevrouw Wemmers. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Allereerst mijn complimenten aan de wethouder en het college voor deze Kadernota. Een aantal van de door ons in de afgesproken jaren gemaakte afspraken hebben wij daarin zien terugkomen. Ik denk bijvoorbeeld aan de lokale heffingen en bepaalde financieringsvormen. Op dit moment laat de Kadernota een gezonde exploitatie zien, maar of alle uitgangspunten ook in de toekomst toepasbaar zullen zijn zal moeten blijken. In dit kader noem ik de discussie over het ENECO-dividend. Een discussie over geld teruggeven aan de burgers zullen wij niet meer voeren. Het
29
college stelt nu voor het reële verwachtingspatroon voor 2009 en 2010 voor wat betreft het dividend in de exploitatie op te nemen. Aan de andere kant is de vorige week bekend geworden dat de aandelen eindelijk verkocht mogen worden. Graag willen wij het college vragen hoe het daarop reageert. Wij willen niet weten of de verkoop wel of niet doorgaat, maar vragen ons af of één van de grondslagen van de financiering nu onder deze Kadernota kan wegvallen. Wij hebben zorgen over de Gemeenschappelijke Regelingen. De inhoudelijke en financiële impact van de begrotingen van de Gemeenschappelijke Regelingen neemt toe. Steeds meer onderdelen worden immers bij Gemeenschappelijke Regelingen ondergebracht. Door de GR-constructie staat de raad meer op afstand en de raad moet dus aan de voorkant meer kaders meegeven. Dat moeten wij niet alleen doen op het moment waarop wij een GR met elkaar aangaan, wij moeten dat ook doen als wij de jaarlijkse begroting krijgen. Dat blijkt uit de lessen van het Rekenkamerrapport over Drechtwerk. Wij vinden dat de raad dit aspect in de P&C-cyclus, de Kadernota, de begroting en de jaarrekening, meer aandacht moet geven. Daarnaast vindt ECO-Dordt dat de vertegenwoordigers in de Gemeenschappelijke Regelingen niet alleen gevraagd maar ook wel ongevraagd verslag mogen uitbrengen over wat daar gebeurt. De raad moet meer gaan vragen, maar de informatie mag ook ongevraagd van de andere kant komen. De discussie bouwleges. De uitgangspunten van de gemeente Dordrecht zijn kostendekkendheid en het monitoren daarvan via de ontwikkeling van het voortschrijdend gemiddelde over de laatste vier jaar. Uit de bijlage blijkt dat wij nu de gerealiseerde lasten en de gerealiseerde inkomsten hanteren, maar de begrote cijfers zijn niet opgenomen. De gemeente vindt dat kennelijk minder relevant voor het bepalen van de kostendekkendheid. Het gaat om de definitie van ‘resultaat’. Bij ons gaat het bij resultaatbepaling om het verschil tussen begroting en realisatie, dus het verschil tussen de begroting en de jaarrekening, niet om wat wij bij de negen maandsrapportage gemeld krijgen. Als we met die definitie kijken naar wat nu wordt voorgesteld en terugkijken naar de afgelopen vier jaar, zien wij dat wij in de afgelopen twee jaar structureel in totaal € 2,2 miljoen hebben overgehouden. Gedeeld door vier is dat ruim € 500.000,- per jaar, maar u durft toch nog een stijging van 3,65% voor te stellen. Wij vinden dat onacceptabel. Het tarief zou op z’n minst kunnen worden bevroren of en zelfs licht kunnen dalen, zelfs met de buffer waarover de wethouder het in de commissie had. Hij stelde € 100.000,- à € 120.000,- armslag te willen houden. De bouwleges in Dordrecht komen op dit moment als de hoogste in Nederland uit de bus. Dat is volgens ons het gevolg van het hanteren van de systematiek die het college ons nu voorstelt. Een ander financieel punt is de indexering van de parkeertarieven. Dordrecht wil de parkeertarieven jaarlijks gaan indexeren, een jaarlijkse inflatiecorrectie en daarnaast een beperkte autonome groei om investeringen in parkeervoorzieningen mogelijk te maken. Wij willen deze methodiek graag eerst eens uitgebreid bespreken, in ieder geval voor de begrotingsbehandeling. Wij zijn het zat steeds een parkeergarage te moeten aankopen en een exploitatie te zien waarvan wij denken ‘het zal wel’ of ‘het zal wel niet’. Wij nemen nu steeds kleine stapjes en hebben het grote beeld niet meer voor ogen. Ik ga over naar de door het college voorgestelde intensiveringen. Wij zien dat in totaal aan exploitatieclaims ongeveer € 3,1 miljoen is opgenomen. Wij vinden het nog steeds jammer dat wij geen overzicht zien van alle claims die door de ambtelijke organisatie zijn ingediend en willen ook de claims zien die niet gehonoreerd zijn. Ik wil ook even ingaan op het handhaven van het festival- en het evenementenbeleid, investeringsclaim nummer 20. Dordrecht investeert relatief veel geld in het poppenfestival, dat nog weinig bezoekers trekt en relatief weinig bijdraagt aan de naamsbekendheid van Dordrecht. Gesteld wordt dat Dordrecht relatief veel geld aan kleinere evenementen uitgeeft. Was het maar waar! Big Rivers is volgens de definitie die wij hebben bepaald een kleiner evenement en de organisatoren van Big Rivers moeten ieder jaar weer hopen, dat wij voor een bijdrage een of ander potje vinden. Op deze manier houden wij hen al jarenlang aan het lijntje. Ik ben het eens met degenen die hebben gezegd dat zij de evaluatie van het evenementenbeleid willen afwachten, maar wij moeten daarover dan wel voor de begroting met elkaar spreken. Naar de mening van ECO-Dordt verdient Big Rivers de A+-status. Big Rivers is een evenement waarop wij trots mogen zijn.
30
Zorgen hebben wij over de gymzalen. Eerdere sprekers hebben daarover ook een opmerking gemaakt. De gymzalen zijn al lang afgeschreven en laten qua kwaliteit te wensen over. Herijking komt bij het volgende IAP. Wij gaan ervan uit dat wij de volgende herijking bij de begroting mogen verwachten. Voorts hebben wij zorgen over de prognose grondbedrijf. Wij vragen nadrukkelijk de aandacht voor verslechterde grondexploitaties zoals Crabbepolder, Admiraalsplein, Leerpark, Zuidpolder, Stadswerven, de risico’s van het Hofkwartier en het Energiehuis. In de Dordtse Kamers zullen wij daarover nog uitvoerig te spreken komen. Nog enkele punten van onszelf en een korte reactie op hetgeen vanmiddag door de overige fracties naar voren is gebracht. Het Museum 40-45. In januari hebben wij daarover in de Dordtse Kamers van gedachten gewisseld en de problematiek van het Museum 40-45 is toen uitvoerig toegelicht. De wethouder heeft in die bijeenkomst een toezegging gedaan en ik ga ervan uit dat deze toezegging in de begroting op papier staat, dat wij daarover in de begroting iets zullen terugvinden. Ik vind dat het allemaal erg lang duurt, vooral in aanmerking nemend dat het Museum 40-45 door vrijwilligers draaiende wordt gehouden. Wij moeten ervoor zorgen dat die vrijwilligers gemotiveerd blijven. Verkeersontsluiting Dubbeldam. Dordt slibt dicht, dat hebben wij al bij de behandeling van de begroting aangekaart. Wij hebben daarbij onze zorgen uitgesproken over de drukke wegen in de spitsuren. Wij ondersteunen alle pleidooien rondom de verontruste Dubbeldammers, die hebben aangegeven dat het zo niet langer kan in Dubbeldam. Wij pleiten voor oplossingen op korte termijn en verwachten na het reces de door de wethouder toegezegde voorstellen te zullen ontvangen. De wijkeconomie. Waartoe een motie ‘Groeibriljant’ niet kan leiden! Een prachtig plan van aanpak voor de wijkeconomie, dat eindelijk door de raad komt, weliswaar geamendeerd maar het plan is daardoor alleen maar beter geworden. Tot onze verbazing hebben wij de daarmee gemoeide bedragen niet in de Kadernota kunnen terugvinden. Wij willen graag van de wethouder vernemen of de € 300.000,- in 2009 en 2010 voor de wijkeconomie wel in de begroting zullen zijn terug te vinden. Zoals u hebt gehoord hebben wij hierover een amendement voorbereid dat wij wellicht zullen indienen. Kijkend naar de ingediende motie en het ingediende amendement moeten wij vaststellen dat de ondernemers zeer tevreden kunnen zijn. Het amendement van de PvdA – Ondernemers aan zet – en de motie van de VVD over de prijsvraag liegen er niet om. Van de wethouder wil ik graag horen hoe hij deze voorstellen wil benaderen. Tot slot het openbaar vervoer, waarover wij in deze raad nog volop in discussie zijn. Wij waren er verbaasd over bij de bij de Kadernota gevoegde stukken het collegebesluit te vinden waarin staat ‘geen extra proeven met gratis openbaar vervoer’. Ik dacht dat niet het college maar de raad de kaders vaststelt. Mij moet nog één vraag van het hart. Kunnen wij de volgende keer bij de bespreking van de Kadernota een spreektijd met elkaar afspreken? De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik het college complimenteren voor deze Kadernota. Ik heb nog nooit zo’n heldere en goed leesbare Kadernota gezien. Wij hebben de punten die ertoe doen er heel gemakkelijk uit kunnen halen. Uiteraard is het prima dat deze Kadernota een sluitend geheel is. Wij moeten wel zien dat dat bij de begroting zo blijft, want er staan in deze Kadernota enkele flinke claims terwijl wij in de gemeente Dordrecht al een hoog investeringsniveau hebben. Gelukkig kunnen wij die investeringen dankzij een jarenlang gezond financieel beleid bekostigen. Er zijn ook flinke structurele meevallers. Uitgangspunt 11 betreffende de ENECO-dividenden vind ik positief. Op die manier houden wij de centen in beeld, maar geven wij ze op voorhand niet uit. Dat is prima geregeld. Over de meeste door het college voorgestelde beleidsintensiveringen ben ik positief. De meeste zijn vrijwel onontkoombaar. Bij het evenementenbeleid wil ik echter even stilstaan. Om te beginnen
31
ondersteun ik hetgeen door de VVD en ECO-Dordt over het poppentheater en Big Rivers naar voren is gebracht. Wij zullen de evaluatie afwachten, maar willen Big Rivers wel voor de begrotingsbehandeling zekerheid bieden. Big Rivers is een belangrijk evenement, dat Dordrecht op de kaart zet. Intensivering 20 behelst de investering van extra gelden in de binnenstad. In het stuk is aangegeven dat de doelstellingen van deze intensivering al gehaald zijn of in ieder geval gehaald worden. Het zijn overigens heel belangrijke doelstellingen. Onlangs hebben wij de impulsen voor de binnenstad vrijgemaakt om ervoor te zorgen dat de binnenstad tijdens de verbouwing aantrekkelijk is. Nu is sprake van nog eens € 600.000,- voor een periode van vier jaar. Ik vraag mij af of dit niet uit het bestaande budget gefinancierd kan worden. Ik heb hierover twijfels. Verder heb ik een vraag over de overschrijding die als intensivering ten tonele wordt gevoerd. Ik doel op de verbreding van de Mijlweg. Ik vraag mij af hoe deze overschrijding tot stand is gekomen en hoe wij kunnen voorkomen dat de overschrijding toeneemt. De werkzaamheden worden alleen maar duurder. Ik sluit mij aan bij degenen die opmerkingen hebben gemaakt over het kostenniveau van de renovatie van het Dordts Museum. Het is inderdaad belangrijk dat wij daarbij geen zeperd halen. In veel andere steden is aangetoond dat dit gemakkelijk kan gebeuren. Let u hier alstublieft op de kosten. Bij de algemene beschouwingen en de behandeling van de begroting 2008 heeft mijn fractie een motie over de creatieve industrie ingediend, die raadsbreed is aanvaard. Deze Kadernota lezend heb ik mij afgevraagd wat het college met die motie heeft gedaan. De wethouder heeft in de commissie opgemerkt, dat het hem ontbreekt aan beleidscapaciteit om daarmee iets te doen. Als dat zo is, zou ik op zijn minst verwachten dat het college ons een voorstel voorlegt om de beleidscapaciteit uit te breiden en werk van die motie te maken. Mij is niet helder wat met deze motie is gebeurd. Een andere beleidsintensivering die mijn fractie voorstaat is nog eens goed kijken naar de innovatieve technieken als het gaat om de beheersing van de waterstand in relatie tot de paalrot, bijvoorbeeld het maken van kleiwanden. Dat is erg belangrijk om in de toekomst schade aan huizen te voorkomen. De wethouder heeft in de commissie toegezegd dat daarvoor in deze Kadernota in principe ruimte aanwezig is en ik verzoek hem dat vandaag te willen bevestigen. Ik sla een aantal dingen over die al ruimschoots door andere fracties zijn behandeld. Over het openbaar vervoer wil ik nog wel een opmerking maken. De daarover ingediende motie wordt breed door de raad gesteund. Ik vind het vreemd dat het college een besluit neemt over het doen van extra proeven met gratis openbaar vervoer zonder daarover met de raad van gedachten te wisselen. Je zou op z’n minst denken dat wij de mogelijke varianten in de adviescommissie uitvoerig met elkaar zouden hebben besproken. Dat is echter niet gebeurd. Aan de stukken is een besluit toegevoegd – naar mijn gevoel zelfs een beetje heimelijk – waarin wordt uitgesproken dat wij geen extra proeven met gratis openbaar vervoer in Dordrecht gaan doen en waaraan ook maar vast een conceptraadsbesluit is toegevoegd. Zo ver ben ik nog niet, met dat besluit ben ik het niet eens. Ik denk dat duidelijk is dat in deze raad de breed gedragen wens leeft wel proeven met gratis openbaar vervoer in Dordrecht te houden. In eerste instantie wil ik het hierbij laten. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Dank voor de brede steun voor de voor ons liggende Kadernota. De Kadernota geeft inderdaad een mooi perspectief. Samenvattend zou ik willen zeggen: we hebben incidentele rijkdom en structureel moeten wij op de centen passen. Daarom hebben wij de raad bij deze Kadernota een aantal voorstellen voorgelegd. Ik wil eerst op de door de VVD gemaakte opmerkingen over de gymzalen reageren. Wij zullen een aantal gymzalen vervangen. Ik verwijs naar de herijking van het IHP in bijlage 2. Het afval naast de containers in de binnenstad is inderdaad een probleem. De vorige week hebben wij besloten dat de ledigingfrequentie op een aantal punten omhoog zal gaan en waar dat niet meer
32
kan zullen wij ook in de binnenstad een aantal ondergrondse containers door grotere exemplaren vervangen, zodat het volume zal toenemen. Het is juist dat op een aantal plaatsen in de binnenstad te veel vuil wordt opgestapeld. Wij zullen die containers vervangen. Met de opmerking over de invoering van een ondergronds afvaltransportsysteem in nieuwe woonwijken wordt naar ik veronderstel op de ondergrondse containers gedoeld. Het beleid in Dordrecht is erop gericht niet overal ondergrondse containers in te voeren, omdat dat slecht is voor de afvalscheiding. Daarin wordt namelijk zowel afval uit de grijze als uit de groene bak gegooid terwijl wij gft-afval apart willen inzamelen. Eén woonwijkje zal binnenkort af komen, dat is Plan Tij. Dat is een bijzonder wijkje gezien de aard van de woningen, het wandelgebied daarvoor en de mini’s die voor op straat zouden moeten staan. Gisteren heb ik besloten de kopers een briefje te sturen, waarin wordt aangegeven dat zal worden onderzocht of daar ondergrondse containers kunnen worden geplaatst, maar de kosten daarvan zullen wel voor rekening van de ontwikkelaar dan wel de eigenaren zijn. Wij bekijken of wij er in overleg met de betrokkenen uit kunnen komen. Het is staand beleid dat wij in nieuwe woonwijken de mini’s introduceren, tenzij er bijzondere redenen zijn om dat niet te doen. Als daarvan sprake is, worden ondergrondse containers aangelegd. Ik vind het een uitstekend idee de multifunctionele kinderboerderij, de stadsboerderij, nog een keer apart te bespreken. De presentatie van aanstaande vrijdag, net voordat de barbecue begint, moet men niet in die zin opvatten, maar het lijkt mij goed dat wij er aan de hand van een voorstel met de raad over spreken. De suggestie van de fractie van de VSP te bezien of wij daar ook iets voor de Hans Petri School kunnen betekenen vind ik zeer charmant. Ik was mij er niet van bewust dat in het verleden toezeggingen aan de Hans Petri School zijn gedaan, maar ik kan de raad wel melden dat wij met de Hans Petri School in gesprek zijn over de mogelijkheid voor de tijdelijke situatie de school in te schakelen om voor de dieren te zorgen. Ik ben graag bereid met de directeur van de Hans Petri School te overleggen over de vraag hoe wij het in de motie gevraagde kunnen invullen. Dat brengt mij bij de opmerking over monumentenzorg en archeologie. In de richting van de heer Mostert wijs ik erop dat op bladzijde 17 is aangegeven, dat wij nog voor de begrotingsbehandeling met voorstellen zullen komen. De heer Weidema heeft gevraagd of de prijsstijgingen niet te positief zijn beoordeeld. Uit mijn hoofd zeg ik dat wij op bladzijde 6 hebben aangeven, dat wij een iets beperktere aanpassing hebben doorgevoerd dan de feitelijke prijsstijging. Wij vinden dat verantwoord omdat de nacalculatie naijlt in het gemeentefonds. Dat is ook aangegeven. Om die reden is de inflatiecorrectie in de tarieven iets getemperd. De heer Van Dongen heeft gevraagd of er ruimte is voor de pilot grondwaterbeheer. Die ruimte is er, zij het niet in deze Kadernota. Wij hebben daarvoor in de begroting van het vorig jaar al een bedrag van € 200.000,- gereserveerd. Ik heb aangegeven dat ik niet zal schromen de raad aanvullende voorstellen voor te leggen als zou blijken, dat wij hiervoor meer geld nodig hebben. De heer SLEEKING: Een opmerking van orde, mijnheer de voorzitter. Betekent dit dat de wethouder financiën vanavond niet aanwezig zal zijn? De VOORZITTER: Nee, wethouder Van Steensel zal vanavond aanwezig zijn. Wij zullen op zijn vroegst om kwart over acht beginnen en het is goed gebruik dat de wethouder financiën na de eerste termijn van de raad over de Kadernota als eerst antwoordt. Vandaar dat wij het zo hebben gedaan. De griffier, attent als altijd op de orde, heeft mij erop gewezen dat in de agendacommissie is afgesproken dat er nog een collegecarrousel zal zijn. Formeel doen wij dat niet in de raad. Daarom zal ik de vergadering nu schorsen om de gelegenheid te bieden voor een collegecarrousel. Dan hebben wij alles weer gehad. Ik neem aan dat u vanavond, aan het eind van deze vergadering, niet meer gemotiveerd zult zijn voor een collegecarrousel. De vergadering is geschorst. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend.
33
Wethouder SPIGT: Mijnheer de voorzitter. De heer Sleeking heeft een tweetal opmerkingen over het sociaal beleid gemaakt en zijn eerste opmerking over de onderbesteding van de bijzondere bijstand, althans het minimabeleid, heeft hij in een motie vervat. In antwoord op zijn vraag of wij niet zouden kunnen kiezen voor een generieke maatregel door de inkomensdrempel te verhogen, wil ik de volgende opmerkingen maken. In de commissie Werk, Zorg en Inkomen hebben wij afgesproken in september niet alleen over schuldhulpverlening, maar ook over het minimabeleid te zullen praten. Intensiveringen van het minimabeleid zijn aangekondigd, wij hebben gekeken naar de verschillende producten van de Sociale Dienst op het gebied van inkomensondersteuning en bezien op welke manier wij de onderbenutting van die verschillende producten kunnen tegengaan en ervoor kunnen zorgen dat de beschikbare middelen bij de doelgroepen terechtkomen. In dat kader is een aantal maatregelen aangekondigd. In de motie wordt voorgesteld de inkomensdrempel te verhogen en generiek te bekijken of meer mensen van de bijzondere bijstand gebruik kunnen maken. Tot dit moment is daarvoor niet gekozen. Wij hebben gekozen voor een meer specifiek beleid, bijvoorbeeld rondom het SMS Kinderfonds. Daarvoor geldt een andere drempel, namelijk 120% van het minimumloon. Dat betekent dat een veel grotere groep gebruik kan maken van de verstrekkingen van de Sociale Dienst. Voorts is een ziektekostenverzekering afgesloten, niet alleen voor de klanten van de Sociale Dienst maar voor een veel grotere groep, namelijk door mensen met lagere inkomens, ook mensen die werken. Dat betekent dat wij naar het bereik van de verschillende soorten maatregelen zullen moeten kijken. Als de raad zich op het standpunt stelt dat wij ook dit soort generieke maatregelen in de discussie zullen moeten meenemen, zouden de vertegenwoordigers van de fractie van de heer Sleeking dat in de commissie WZI kunnen overbrengen en kunnen wij een afweging maken met betrekking tot de intensiveringen die wij voorstellen. Volgens mij vergadert de Drechtraad op 17 september. Dat is de plek waar wij over dit onderwerp moeten debatteren, omdat het minimabeleid een gemeenschappelijk beleid van de zes gemeenten is. De heer SLEEKING: Ik dank de wethouder voor zijn antwoord. Het feit dat dergelijke maatregelen in een ander platform aan de orde moeten komen, ervaren wij zo nu en dan als een belemmering. Ik veronderstel dat de wethouder ons verzoek niet juist heeft geïnterpreteerd, wij vragen nu niet om een generieke maatregel. In de motie wordt het college gevraagd een onderzoek te doen naar de financiële consequenties van het ophogen van de norm, de raad hierover voor de begrotingsbehandeling te rapporteren en een voorstel te doen voor besteding van de onderbesteding minimabeleid 2007. Wat de wethouder zojuist heeft gezegd past wel in dit verzoek, maar wij verzoeken hem nadrukkelijk ook deze aspecten daarbij te betrekken, zodat wij zullen kunnen afwegen of dit reëel is. Wethouder SPIGT: Ik zeg toe deze aspecten te zullen meenemen. Als ik dat niet zou doen, kunnen uw vertegenwoordigers de aspecten natuurlijk meenemen. Het is inderdaad verstandig een berekening te maken, dat dan echter niet alleen voor de gemeente Dordrecht maar voor alle zes gemeenten. Wij kunnen zeggen dat deze vraag in de raad van Dordrecht is opgekomen en onderdeel moet uitmaken van de afwegingen. Wij kunnen een en ander tegen het voorstel van de bestuurlijke commissie afzetten en bezien hoe de specifieke maatregelen uitwerken. Mevrouw VAN BENTHEM: Ter aanvulling: op 17 september vergadert de Drechtraad en de week daarvoor vergadert de commissie Werk, Zorg en Inkomen. Het zou handig zijn als dit onderwerp in de week daarvoor in de Dordtse Kamers aan de orde zou worden gesteld. De VOORZITTER: Dat lijkt mij een goed idee. Wij zullen dat in de agendacommissie moeten bespreken. Wethouder SPIGT: Op 3 september zullen wij in de commissie WZI over de Drechtpas spreken aan de hand van de rapportages, waaronder het onderzoek naar de verschillende pasvormen die de regio kent en de kosten daarvan. Ik heb het nu niet over de verstrekkingen, maar over de feitelijke organisatie- en overheadkosten van de pas. Er is ook een onderzoek gedaan naar de mogelijke financiële drempels voor wat betreft toegangskaartjes voor de verschillende voorzieningen in de regio. Nagegaan is welke regelingen er op dat gebied zijn en of er behoefte is aan een generieke regeling. De bestuurlijke commissie zal uiteindelijk adviseren niet over te gaan tot het invoeren van
34
een Drechtpas, omdat de kosten daarvan erg hoog zijn en het netto-effect daar niet tegenop weegt, maar het debat daarover kan natuurlijk tot andere inzichten leiden. Bij dat debat zal het gaan om de vraag welke investering de Drechtraad wil doen om de invoering van een dergelijke pas mogelijk te maken. Het initiatief van de particulier die een Drechtpas heeft geïntroduceerd is een commercieel initiatief. Wellicht hebt u de website bekeken. Daarop staan allerlei winkels die hebben toegezegd, dat zij daaraan willen meedoen en bereid zijn kortingen te verlenen. Ook de Sociale Dienst is gevraagd mee te doen. De kosten bedragen € 5,- per maand per pas. Aan de hand van het aantal klanten van de Sociale Dienst kan men uitrekenen wat dat ongeveer per maand zal gaan kosten. Wij hebben het hierbij alleen over een pas die korting geeft in winkels met consumptieartikelen zoals een juwelier, de boekwinkel et cetera. Als het winkels zouden zijn die in de eerste levensbehoeften voorzien, zouden wij daarover wellicht kunnen nadenken, maar die hebben zich niet aan deze pas verbonden. Het is de vraag of die pas het antwoord is op onze wens financiële drempels weg te nemen om het mogelijk te maken, dat mensen met een laag inkomen aan allerlei activiteiten kunnen deelnemen. Op de discussie hierover komen wij nog terug. In de richting van de heer Van der Kruijff merk ik op dat wij hebben afgesproken in de maand september met de commissie WZI een avond te zullen organiseren, waarop wij specifiek op de schuldhulpverlening zullen ingaan. Hoe is de schuldhulpverlening georganiseerd? Hoe ziet het nieuwe beleid eruit? Wat betekent dat voor de formatie en op welke manier zouden wij het beleid willen bijstellen? De discussie daarover zal gevoerd worden in het licht van de extra middelen, die via het Gemeentefonds beschikbaar zijn gekomen om in een verbeterde schuldhulpverlening te kunnen investeren. De voorstellen hiervoor komen naar de raad toe. Ik denk dat wij daarmee een deel van het door de heer Van der Kruijff gesignaleerde probleem zullen kunnen oplossen. Daarbij denk ik vooral aan preventieve maatregelen waar het gaat om de samenwerking met organisaties zoals het APZ, de woningbouwcorporaties en ENECO. Dat zijn vaak de schuldeisers waarmee wij te maken hebben. De heer Mostert wijs ik erop dat wij vanavond over Drechtwerk zullen spreken. Misschien is het goed dat hij zijn vraag in dat kader opnieuw stelt. Zijn collega Staat heeft in de Dordtse Kamers ook een opmerking in deze richting gemaakt. Wij proberen de zaak bij Drechtwerk financieel op orde te krijgen, maar dat betekent niet dat wij aan de gemeenten geen bijdragen zullen vragen. De uitvoering van de WSW is, ook in financiële zin, een gezamenlijke inspanning van gemeenten en rijk. De heer MOSTERT: Wij hebben dit onderwerp bewust in dit verband aan de orde gesteld, omdat wij gezien de voorgeschiedenis van Drechtwerk twijfels hebben, maar onder andere de inhoudelijkheid zal later door mijn collega aan de orde worden gesteld. Wethouder SPIGT: Dank voor het feit dat u aandacht hebt gevraagd voor dit onderwerp. De heer Van der Kruijff heeft een vraag gesteld over de inburgering. Het is juist – wij hebben dit al eerder besproken – dat bij de uitvoering van de Wet Inburgering een enorme vertraging is opgelopen, maar daarin is inmiddels verbetering gekomen. In het tweede kwartaal zijn al veel meer mensen aangemeld, onder andere bij Da Vinci, wat alles te maken heeft met het feit dat Da Vinci een deel van de intakes doet. Wij nodigen de mensen uit, wij schrijven ze aan en sturen hen meteen door naar Da Vinci, waar een intakegesprek plaatsvindt, waarna zij geplaatst worden. Met het rijk en met de VNG in een wat breder verband is een discussie gaande over de desinvesteringskosten, die als gevolg van de latere instroom zijn ontstaan. De discussie daarover loopt nog en heeft nog niet opgeleverd dat wij de ROC’s in dit gebied kunnen compenseren, omdat dat niet past in het aanbestedingsbeleid dat wij hebben gevolgd. Mevrouw Vogelaar zal met maatregelen op dit terrein komen. Energie op Maat. Wij hebben in Krispijn een succesvolle pilot gehad, in de Dordtse Kamers hebben wij daarover gesproken. Het is de bedoeling dat dit project over de rest van de stad wordt uitgerold. De Kadernotaclaim, waarover een vraag is gesteld, heeft betrekking op het organiseren van de verbrede inzet van dit programma. In de richting van de heer Tazelaar, die een opmerking heeft gemaakt over de vrijval van de middelen Stadswerven, merk ik op dat het vrijvallen van deze middelen terecht is, omdat daarvoor
35
op dit moment in het programma nog geen bestemming is opgenomen. Zodra wij over het ambitieniveau van Stadswerven in relatie tot de kosten zullen hebben gesproken, zullen wij opnieuw een gesprek hebben over de reservering van middelen daarvoor. De Zuidpolder is onderdeel van de Structuurvisie, waarover wij in september of oktober uitvoerig zullen spreken. Dat brengt mij bij de Stichting VIOZ, waarvoor de heer Tazelaar een spitsvondige invulling heeft gevonden. De Stichting VIOZ is een uitgebreide organisatie met zeer veel kennis op het gebied van de ondersteuning en begeleiding van mensen die nieuw in Nederland zijn en de vele vrijwilligers rondom deze instelling doen veel goed werk. Inburgering is de eerste stap op weg naar integratie, waarvan ook de heer Tazelaar voorstander is. De heer TAZELAAR: Wij hebben niet willen zeggen dat deze stichting van de kaart moet. Wij zouden graag zien dat wordt geprobeerd het geld, dat wij jaar na jaar na jaar aan deze stichting geven, vergoed te krijgen van de rijksoverheid dan wel van Brussel, die dit beleid voorstaan. Het lijkt ons goed dat daartoe een poging wordt ondernomen. Als deze stichting moeilijk zit, kan zij van ons een voorschotje krijgen. Wethouder SPIGT: Voor deze instelling is geen andere financiering mogelijk dan de financiering die wij voorstellen. Wij vinden het absoluut de moeite waard in deze instelling te investeren. Onze burgers hebben deze stichting echt nodig. De heer TAZELAAR: Oké, dan vinden wij dat ook. De VOORZITTER: Het is een beetje rumoerig in de raad en op de tribune. Mag ik u om aandacht vragen? Als u behoefte hebt aan bilateraaltjes, wilt u die dan in de koffiekamer hebben? Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter. Ik heb geprobeerd de verschillende opmerkingen en vragen zoveel mogelijk te bundelen en wil eerst op mijn portefeuille economische zaken ingaan. Vervolgens zal ik reageren op de vragen over het grondbedrijf, toerisme, marketing en het evenementenbeleid en tot slot zal ik de over verkeer en vervoer gestelde vragen beantwoorden. Per onderdeel zal ik tevens op de ingediende moties en amendementen ingaan. Over de budgettering van de wijkeconomie zijn diverse vragen gesteld. Het vorig jaar heeft de raad het besluit genomen voor dit jaar € 300.000,- voor drie wijken vrij te spelen, wat heeft geleid tot een herlabeling die niet in de Kadernota zichtbaar is. Ik denk de vraagstelling daaruit voortkomt. Het bedrag van € 300.000,- is vrijgespeeld uit een herlabeling vanuit de strategische investeringen. De raad heeft ermee ingestemd ook voor de jaren 2009 en 2010, nadat een evaluatie over het eerste jaar zal hebben plaatsgevonden, eenzelfde bedrag vrij te spelen. In de Kadernota is dat niet zichtbaar, omdat wij hebben afgesproken te zullen zoeken naar een herlabeling binnen de bestaande middelen. De raad weet dat wij nog voor de begrotingsbehandeling een exercitie zullen doen naar de vrijval van middelen. Voorts heb ik er in de commissie op gewezen dat het ministerie van Economische Zaken in het kader van GSB III nog € 7,3 miljoen vrij besteedbaar heeft en onlangs is besloten deze middelen volledig in te zetten voor actieplannen van steden in het kader van wijkeconomie. Wij proberen de € 600.000,- voor de komende twee jaar in eerste instantie bij het rijk vrij te spelen. Mocht dat niet lukken dan wel mocht dat te lang duren, dan zullen wij op de ingeslagen weg verdergaan en tot herlabeling van de middelen voor de strategische investeringen overgaan. Dat is een toezegging aan de raad. De tweede toezegging is dat de middelen pas besteed zullen worden nadat de raad de middelen heeft vrijgegeven naar aanleiding van de evaluatie van de wijkeconomie, waarbij wij OudKrispijn hebben genoemd als de wijk waarop wij de evaluatie het best kunnen toepassen. De creatieve industrie. In de commissie heb ik de heer Van Dongen gemeld, dat het opstellen van de nota om een aantal door mij aangegeven redenen iets langer duurt dan werd voorzien. Ik zeg nogmaals toe, dat het college deze raadsbreed aanvaarde motie uiteraard zal uitvoeren en hoop dat de raad mij de tijd zal geven om het jaar 2008 daarvoor volledig te gebruiken. Ik zeg toe dat de desbetreffende nota uiterlijk in het vierde kwartaal aan de raad zal worden voorgelegd.
36
Over de wijze waarop wij omgaan met de ondernemers in de stad zijn veel opmerkingen gemaakt. Wij hebben al eerder discussies gevoerd over de vraag hoe wij de burgers en het bedrijfsleven beter aan de stad kunnen binden en op welke manier wij aan de participatie van de ondernemers met betrekking tot de initiatieven die er in de stad zijn kunnen vormgeven. In het verleden hebben wij via de Economische Adviesraad geprobeerd daarop in te spelen en nu ligt een tweetal voorstellen voor voor het verder versterken van de participatiegraad – zo interpreteer ik het amendement van de PvdA en de motie van de VVD – en te bekijken welke initiatieven er bij het bedrijfsleven zijn om vanuit het ondernemersgedachtegoed in het kader van ‘schoon, heel en veilig’ een bijdrage aan de stad te kunnen leveren. Ik kan het amendement van de PvdA en de motie van de VVD over de prijsvraag voor ondernemers niet anders dan als zeer sympathiek betitelen, met name omdat ze ertoe kunnen bijdragen dat ondernemers op tal van fronten meer betrokken zijn bij de stad en aangeven op welke manier zij invulling willen geven aan een aantal voor ons belangrijke thema’s, zoals de aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat en ‘schoon, heel en veilig’. Op dit moment loopt een aantal initiatieven. In het minidebatje dat vanmiddag heeft plaatsgevonden kwam dat enigszins aan de orde. In het urgentieprogramma voor de binnenstad, waarvoor wij twee keer € 500.000,- hebben vrijgespeeld, hebben wij twee keer € 100.000,- gelabeld ten behoeve van initiatieven vanuit de binnenstad. Wij hebben tegen de horeca en de winkeliers gezegd ‘kom met voorstellen voor de invulling van de € 100.000,- voor 2008 en 2009’. Dat wordt op dit moment voor 2008 uitgewerkt en ik heb begrepen, dat een en ander vanaf september zijn beslag zal vinden. In het kader van de wijkeconomie hebben wij rond de Dordtse Diamanten een voorstel gedaan dat door de raad is geaccordeerd. Daarbij gaat het om initiatieven met betrekking tot ondernemerschap, gericht op versterking van het ondernemerschap op individuele basis, maar het is ook mogelijk dat wat verder uit te rekken om de wijkeconomie in het algemeen te bevorderen. Voorts is er in het kader van bewonersinitiatieven een voorstel waarmee veel geld is gemoeid. Ik doel niet op de wijkbudgetten van wethouder Lagendijk, maar op de portefeuille van wethouder Kamsteeg. Dat voorstel betreft bewonersinitiatieven die ook te maken hebben met ‘schoon, heel en veilig’. Met betrekking tot het amendement en de motie zou ik willen voorstellen nog voor de begroting in een Kamer specifiek in te zoomen op wat wij op dit moment doen om initiatieven vanuit het bedrijfsleven daadwerkelijk voeding te geven. Volgens mij moeten wij de initiatieven die wij al genomen hebben daarbij nadrukkelijk betrekken. Laten wij met elkaar bespreken of dat voldoende is of dat er wellicht groepen ondernemers zijn die buiten de boot vallen. Vervolgens zal kunnen worden bezien of daarvoor een nadere invulling nodig is. Wellicht kunnen wij een evaluatiemoment invullen rond de € 250.000,- die wij op dit moment ter beschikking stellen voor de invulling van initiatieven vanuit het bedrijfsleven en zal het mogelijk zijn deze gelden niet incidenteel zoals nu, maar structureel in te zetten. De heer WEIDEMA: Is het voorstel dat u zojuist hebt gedaan niet tot een aantal wijken beperkt? U noemde de binnenstad. Van Krispijn zijn wij op de hoogte. Zal dit voor meer delen van de stad gelden? Wethouder VAN DEN OEVER: Mijn concrete voorstel is in een Dordtse Kamer te bekijken wat wij op dit moment al op dit gebied doen. Optellend kom ik tot € 250.000,-, dat bedrag dekt wellicht niet de volledige stad. Volgens mij is het goed dit eens te bespreken. Voor de binnenstad is € 100.000,beschikbaar en voor de wijken € 150.000,-, maar wellicht moet daar nog iets extra’s gebeuren. De ondernemersprijsvraag zit in de Dordtse Diamanten. De vraag is wat het effect daarvan is. Het impulsprogramma ligt meer in de lijn van het amendement van de PvdA. Ik noem de Stichting Centrummanagement en Horeca Nederland. Is dat voldoende invulling en zo ja, moeten wij daaraan een structurele invulling geven? Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: De wethouder heeft gezegd dat er plannen zijn voor de wijken. Ik meen dat er plannen zijn voor drie wijken en niet voor alle wijken. Dat geeft een iets ander beeld. Ik wil graag van de wethouder horen hoe wij in de Kamers over een amendement kunnen praten. Een amendement kan niet worden aangehouden, een amendement moet in stemming worden gebracht.
37
Wethouder VAN DEN OEVER: Dat is de techniek. Ik zou de PvdA en de VVD willen voorstellen het amendement en de motie boven de markt te houden en als dat niet kan, de motie en het amendement in te trekken. Vervolgens kunnen wij het debat voeren over de vraag of de initiatieven die wij op dit moment hebben voldoende zijn en waar wij mogelijk tekort schieten. Ik denk dat wij dat eerst met elkaar moeten bespreken, omdat wij op dit moment bij elkaar opgeteld al € 250.000,voor initiatieven inzetten. Als wij met elkaar concluderen dat een toevoeging nodig is, zullen wij dat in het kader van de begroting kunnen afwegen. Door meerdere fracties zijn opmerkingen gemaakt over de prognose grondbedrijf. In de richting van de heer Weidema zou ik willen zeggen dat wij al hebben afgesproken, dat wij het organisatieonderdeel zullen bespreken - over de versterking in organisatorische zin en de toezeggingen die wij in dat kader hebben gedaan - en op de prognose zullen inzoomen. Ik zou het prettig vinden daarover uitvoerig met de raad te praten, vooral ook omdat wij een aantal exercities hebben gedaan waarbij is bekeken of wij de prognose beter leesbaar kunnen krijgen. Wij willen weten of de prognose die wij dit jaar hebben opgesteld beter aan de verwachtingen van de raad voldoet. Ik kijk even naar de giffier, volgens mij is hiervoor al een datum geprikt. Het evenementenbeleid. Het voorstel van het college ligt bij de griffie en ik ga ervan uit, dat wij dat voorstel in september zullen bespreken. In dat kader zullen wij met elkaar de discussie moeten voeren over de vraag hoe wij willen omgaan met de criteria voor A+-, A-, B- en C-evenementen en moeten bespreken of het wellicht nodig is een aantal evenementen als het ware een status aparte te geven. De naam Big Rivers is meerdere malen gevallen. Bij de behandeling van het voorstel betreffende het evenementenbeleid kunnen wij daarover met elkaar van gedachten wisselen en keuzen maken. Gegeven de voorliggende notitie is dat mogelijk. Tot slot verkeer en vervoer. Over ‘Dordt fietst door’ is een aantal opmerkingen gemaakt. In de commissie heb ik erop gewezen, dat de inspraakperiode is afgerond en alle inspraakreacties zijn verwerkt. De reacties hebben niet tot fundamentele aanpassingen van de nota geleid, met dien verstande dat de raad heeft aangegeven geen genoegen te nemen met uitsluitend een beleidsnota en daaraan een actieplan gekoppeld wil zien. Om die reden achtte ik het niet verstandig de nota zonder actieplan naar de raad te sturen. Aan het actieplan wordt hard gewerkt en wij zullen met concrete voorstellen voor de nog ontbrekende schakels komen. Een- en ander zal worden bezien in het licht van de € 10 miljoen-lijst die een aantal keren is genoemd. In de richting van GroenLinks wijs ik erop, dat de raad deze lijst het vorig jaar heeft vastgesteld en ik de toezegging heb gedaan, dat de lijst na de vakantie zal worden geactualiseerd. Er is al veel uitgevoerd en daarin zit geen oneindige rek. Het CDA heeft daarvan een aantal voorbeelden gegeven. De voorstellen moeten wat het college betreft echt tot ‘schoon, heel en veilig’ leiden. Deze zomer zullen wij de rotonde als ‘black spot’ aanpakken en wij hebben met elkaar afgesproken, dat wij per jaarschijf ruimte zullen overhouden om op de actualiteit te kunnen inspelen. Mevrouw RUISCH: U hebt het een en ander gezegd over de nota ‘Dordt fietst door’. Ik heb begrepen dat de beleidsnota op de plank ligt en het actieplan in de maak is. Kunt u daarbij een termijn noemen? Wethouder VAN DEN OEVER: Mijn collega Van Steensel heeft u toegezegd dat de nota in september of oktober aan de raad zal worden voorgelegd en aan die toezegging voel ik mij gebonden. Nogmaals: in principe is alles klaar. De inspraakreacties zijn verwerkt, maar de raad heeft met alleen de nota geen genoegen willen nemen. De raad wil daaraan een actieplan met middelen zien toegevoegd en ik denk dat wij hiervoor middelen kunnen vinden. Mevrouw RUISCH: In september of oktober zullen wij dus over zowel de nota als het actieplan spreken. Wethouder VAN DEN OEVER: Ja, daarover zal in september of oktober kunnen worden gesproken. De VVD heeft een opmerking gemaakt over de notitie over de provinciale weg, die vertraging heeft opgelopen. Ook andere fracties hebben daarover opmerkingen gemaakt. De vertraging heeft te maken met het zoeken naar dekking voor het voorstel. De raad heeft in de Kadernota kunnen lezen dat wij daarvoor binnen de begroting naar dekking zoeken. Op dit moment wordt naar dekking
38
gezocht voor het voorbereidingskrediet van € 100.000,-. De VVD sprak in dit kader over een zoeklichtje, dat een schijnwerper moet worden. De voorstellen liggen er en uiteraard zijn daarin ook varianten zoals het doortrekken van de Copernicusweg en de Overkampweg betrokken. In dat stuk wordt helder aangegeven welke keuzen mogelijk zijn en welke keuzen het college maakt. Daarover komen wij nog te spreken. De groene golf hebben wij in drie fasen neergezet. In de richting van de heer Sleeking merk ik op dat ik inderdaad heb aangegeven dat 70 kilometer, met name vanwege de geluidsbelasting, geen haalbare kaart is. Op dit moment weet niemand wanneer de groene golf wel of niet functioneert, maar daarin zal op korte termijn verbetering komen. Bij de bespreking van de VRI-notitie is dat al medegedeeld. Nog dit jaar zal worden aangegeven wanneer de groene golf in werking is en welke snelheid men moet aanhouden. Het tweede deel, waarvoor de raad al een krediet heeft verstrekt, zal dit jaar worden gerealiseerd en het stuk van de Dokweg tot aan de afslag A16 zal in 2009 gerealiseerd worden. Om eventuele misverstanden te voorkomen lijkt het mij goed, dat wij alle voorstellen daarover nog een keer apart agenderen, zodat duidelijk zal zijn hoe een en ander precies in elkaar zit en hoe de onderzoeken lopen. Een deel is nu ingeregeld, maar het is volstrekt onduidelijk wanneer de groene golf wel of niet werkt en daaraan moeten wij op korte termijn iets doen. Dat heb ik na het gereedkomen van de tunnel al toegezegd. De bewegwijzering. Het in plaats van de wijknummers vermelden van de wijken was een tijdelijke maatregel in het kader van de omleidingsactie. Wij hebben daarop veel positieve reacties gekregen en het college heeft bekeken welke kosten aan het structureel maken hiervan zullen zijn verbonden. In dit verband moeten wij ook rekening houden met Rijkswaterstaat, omdat alle verwijzingen op de N3 de verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat zijn. Rijkswaterstaat vindt het prima als wij iets willen veranderen, maar de kosten zijn voor onze rekening. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij met Rijkswaterstaat een aantal exercities doen en bekijken wanneer vervangingsinvesteringen voorliggen. Wellicht kunnen wij deze aanpassingen dan meenemen. Als wij de bewegwijzering in één keer aanpakken, zijn wij meer dan € 200.000,- kwijt terwijl dit niet een eerste prioriteit is. Deze aanpassing is wenselijk, maar wij zullen bekijken of wij werk met werk kunnen maken. Bij de Mijlweg, waarover de heer Van Dongen een opmerking heeft gemaakt, zie ik geen overschrijdingen. Bij het knooppunt N3/A16 wordt meer gerealiseerd dan alleen een flyover, daar worden ook de op- en afritten richting Breda aangepakt. Alle onderzoeken zijn in een vergevorderd stadium en het komt nu op de uitvoering aan. In de Kadernota kan men lezen dat van de totale investering van circa € 41 miljoen slechts € 3 miljoen voor rekening van de gemeente Dordrecht komt. De overige kosten worden door onze partners betaald. Ik begrijp niet waar het woord ‘overschrijding’ vandaan komt, want de uitvoering van dit project moet nog van start gaan. Tot slot enkele opmerkingen over het openbaar vervoer. Ik hecht eraan te melden dat het nooit de bedoeling van het college is geweest er bij het debat over de Kadernota een raadsbesluitje doorheen te mangelen, waarin wordt bepaald dat geen proeven met gratis openbaar vervoer zullen worden gedaan. Gegeven de discussie van vanmiddag lijkt het mij zuiver het raadsvoorstel over het openbaar vervoer, gekoppeld aan de uitwerking van de zeven initiatieven, terug te nemen. Als wij dat niet doen, krijgen wij immers een vreemd debat. Over het voorliggende amendement hebben wij in het college indringend gesproken en… De heer SLEEKING: Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat dit voorstel op enig moment in het college besproken zal zijn en de wijze waarop dit in de Kadernota is geformuleerd op enig moment door een meerderheid van het college is gesteund. Of heeft wellicht een overijverige ambtenaar een voorschot genomen op de uitkomst van de discussie hierover? Wethouder VAN DEN OEVER: Er lag een enorme tijdsdruk op. De raad heeft het college de opdracht gegeven de zeven voorstellen uit te werken. De uitwerkingen kwamen toen de Kadernota al aan de raad was verstuurd, wij hebben de uitwerkingen in het college indringend besproken en vervolgens een besluit geformuleerd, maar het was niet onze bedoeling bij de behandeling van de Kadernota een raadsbesluit te forceren. Per slot van rekening is de behandeling van de Kadernota de opmars naar de begroting. Wij regelen nu niets definitief. Het lijkt er nu op dat dit raadsbesluit onderdeel zou moeten zijn van het Kadernotadebat, wat nooit de bedoeling van het college is geweest.
39
De heer SLEEKING: Het college heeft hiermee wel een negatief signaal afgegeven na al het werk dat hiervoor is verzet en na alle steun die alle voorstellen in de raad hebben gekregen. Wethouder VAN DEN OEVER: Om het debat zuiver te houden, stel ik voor het raadsvoorstel terug te nemen. De heer SLEEKING: Ik vraag mij af of het mogelijk is een onderdeel uit de Kadernota te lichten en net te doen of het niet bestaat. Wethouder VAN DEN OEVER: Dit is geen onderdeel van de Kadernota. In de Kadernota hebben wij geen voorstellen in het kader van het openbaar vervoer gedaan. Het verzoek van de raad nog voor de behandeling van de Kadernota de uitwerking van de zeven varianten voorgelegd te krijgen, fietste daar tussendoor. Het collegebesluit en het raadsvoorstel worden nu een op een betrokken bij dit Kadernotadebat, wat niet zuiver is. Daardoor lijkt het alsof wij er via het Kadernotadebat een raadsbesluit doorheen willen jassen, wat zoals gezegd nooit onze bedoeling is geweest. Het college heeft in de Kadernota geen voorstellen gedaan om tot een financiële claim rond openbaar vervoer te komen. Om vijf voor twaalf hebben wij de uitwerking van het bureau ontvangen, wij hebben daarover met elkaar gesproken en hebben bekeken wat wij nu al aan het openbaar vervoer uitgeven en hoe wij tegen deze uitwerkingen aankijken. Nogmaals: het is niet onze bedoeling dat de besluitvorming hierover onderdeel is van de behandeling van de Kadernota. De heer VAN DONGEN: Ik begrijp van de wethouder dat het desbetreffende raadsvoorstel wordt ingetrokken. Er zit ook een collegebesluit bij… Wethouder VAN DEN OEVER: Wij nemen dat besluit terug en zullen met een nieuw voorstel komen, omdat het niet zuiver is dat raadsvoorstel er in dit debat, in de beleving van de raad, doorheen te mangelen. Wij hebben vanmiddag goed naar de beraadslagingen geluisterd en willen de raad voorstellen ermee in te stemmen, dat wij voor de begrotingsbehandeling met een integraal voorstel te komen, waarin zal worden ingegaan op alle argumenten die vandaag zijn gewisseld met betrekking tot het amendement over het openbaar vervoer. Wij begrijpen dat het de vurige wens van deze raad is gefocust op een aantal onderdelen iets op dit gebied te doen. Dat zal op experimentbasis kunnen gebeuren en misschien te zijner tijd structureel. Wij hebben ons gerealiseerd dat wij ons bij de aanpak moeten focussen op de versterking van het aantal bezoekers aan de binnenstad, minder druk op de parkeergarages en ook het vraagstuk op het gebied van het sociaal isolement. Mogelijk kan het aanbod van gratis openbaar vervoer mensen helpen uit een sociaal isolement te komen. Verder is de het inzet de mobiliteit van een aantal doelgroepen te versterken, maar het openbaar vervoer kan wellicht ook een bijdrage leveren in het kader van het milieu en de luchtkwaliteit. Ervan uitgaande dat de raad dit amendement zal aannemen, stel ik de raad voor ermee akkoord te gaan dat het college met een integraal voorstel zal komen, waarin zal worden ingezoomd op de verschillende thema’s die vandaag bij de beraadslagingen zijn genoemd. Wij willen voorstellen een tandje verder te gaan. Eén van mijn collega’s heeft heel pakkend gezegd, dat we sociaal isolement niet kunnen oplossen door het mogelijk te maken dat iemand vanuit een wijk de bus neemt naar de binnenstad. Daarvoor zal meer moeten gebeuren. Wij zullen dan ook met een integraal verhaal komen. Het college zal de motie overnemen, omdat duidelijk is dat in het voorstel van het college ook een voorstel zal zijn vervat om tot een experiment met gratis openbaar vervoer te komen. Als het mogelijk is daarvoor externe financiering aan te boren, zullen wij dat uiteraard doen. De heer SLEEKING: In het amendement wordt het college ook gevraagd onderhandelingen met de vervoerder te voeren. Ook dat stukje zal in het traject moeten worden meegenomen, zodat helder zal zijn wat daar eventueel uit zal kunnen komen. Wethouder VAN DEN OEVER: Ik heb dat niet genoemd, maar uiteraard hoort dat erbij. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik heb de wethouder nog niets horen zeggen over het leed van de verontruste Dubbeldammers. Ik neem aan dat hij zijn toezegging gestand zal doen en voor de begroting met plannen daarvoor zal komen.
40
Wethouder VAN DEN OEVER: Absoluut, dat heb ik zojuist aangegeven. Ik had de raad dat voorstel graag al willen voorleggen, maar wij zijn nog even bezig met wat technisch zoekwerk naar dekking voor het benodigde budget. De VOORZITTER: Ik stel voor voortaan twee keer in de week Dordtse Kamer te houden! Als ik zie wat er allemaal moet gebeuren… Wij zullen ons er in de agendacommissie over moeten beraden hoe wij de zaken tot een goed einde kunnen brengen. Wethouder KAMSTEEG: Mijnheer de voorzitter. Toen mijn collega van verkeer en vervoer het zojuist over de wijkaanduidingen had, wilde ik voorstellen de meest aparte wijk, Dubbeldam, die een aparte voorgeschiedenis heeft, al bij voorrang met Dubbeldam aan te duiden, maar dat is vanwege het sluiprouteverkeer wellicht niet verstandig. Ik zal ingaan op een drietal kwesties die in mijn richting naar voren zijn gebracht. De fractie van de VVD heeft uitgesproken dat zij zorgen heeft over de financiële positie van de thuiszorginstellingen. Ik denk dat de thuiszorgorganisaties waarmee wij samenwerken als gevolg van onze manier van aanbesteden, met een vaste prijs die naar ons oordeel redelijk is, niets de klagen hebben. De thuiszorgorganisaties hebben in onze richting ook in heldere bewoordingen aangegeven, dat wij het in dat opzicht goed hebben gedaan. Vanwege de op handen zijnde wijziging met betrekking tot de alfahulpen et cetera zal vrij snel opnieuw moeten worden aanbesteed. Dat is vervelend, omdat dat veel werk met zich meebrengt. Het betekent dat wij voor de aanpak daarvan nieuwe uitgangspunten zullen moeten formuleren, maar vooralsnog hebben wij geen enkel signaal gekregen dat ons ertoe zou kunnen brengen het anders te doen dan de vorige keer. De klanttevredenheid voor wat betreft de keuzevrijheid is groot en de thuiszorgorganisaties zijn ook tevreden. Het enige waarover wij zelf niet tevreden zijn is de vulling van onze portemonnee. Wij hebben als reserve voor de volgende jaren een relatief gering bedrag overgehouden, wat niet in vergelijking staat tot wat gemiddeld is overgehouden. Wij vinden dat wij tot nu toe een verstandig beleid hebben gevoerd en zo lang wij dit beleid kunnen betalen uit de middelen die wij daarvoor krijgen, vinden wij het geen probleem dat wij minder overhouden dan andere gemeenten. Door GroenLinks zijn opmerkingen gemaakt over huiselijk geweld en vrouwenopvang. Volgens mij gingen deze vragen over een oude motie, die nog steeds wordt aangehouden. Misschien is het verstandig op enig moment een knoop door te hakken. In die motie, die niet is uitgedeeld, wordt voorgesteld een bedrag van € 200.000,- voor vrouwenopvanghuizen beschikbaar te stellen. In de Kadernota wordt € 100.000,- voor algemeen maatschappelijk werk gevraagd. Ik zeg erbij dat dit specifiek bestemd is voor de Dordtse klanten van het algemeen maatschappelijk werk. De gemeente Dordrecht is centrumgemeente voor dit onderwerp. Als andere gemeenten in Zuid-Holland-Zuid vanwege het grotere aantal mensen dat hulp nodig heeft ook een intensievere aanpak voorstaan, dienen zij daarvoor uiteraard zelf zorg te dragen. Het AMW-geld is nogmaals gezegd alleen voor Dordt bedoeld. GroenLinks stelt voor de € 100.000,- die overblijft bijvoorbeeld voor Aware, Let op de Kleintjes of Kindspoor in te zetten. Ik wil erop wijzen dat ons plan Maatschappelijke Zorg erin voorziet, dat de uitbreidingen van Aware en van Kindspoor tot het basispakket van de regioaanpak gaan behoren en die uitbreidingen gefinancierd zullen moeten worden. Het plan Maatschappelijke Zorg is vandaag in het college vastgesteld en zal hopelijk in september in een Kamer worden behandeld en vervolgens door de raad worden vastgesteld. Dat doen wij ook voor de regio. Over een eerdere versie daarvan, van voor de inspraak, heeft de raad overigens een presentatie gekregen. In dat plan zijn de voornemens vermeld. Ik denk dat het verstandig is dat GroenLinks voor wat betreft haar motie de knoop definitief doorhakt als de bespreking van dit onderwerp aan de orde is. In de nota was geprognosticeerd welke extra middelen wij in 2008 en volgende jaren van VWS zullen krijgen en dat is nu bekend. In de vakantieperiode zullen wij proberen in beeld te brengen of de middelen in verhouding staan tot de ambities die wij hebben geformuleerd. Onze ambities zijn behoorlijk hoog en daarbij zitten ook de uitbreidingen van de onderwerpen waarvoor GroenLinks aandacht heeft gevraagd. Mijn voorstel is daarop bij de behandeling van de nota terug te komen. Overigens voorzien wij in de nota dat wij in de regio geld tekort zullen komen voor een adequate uitvoering van het geheel en sluiten wij niet uit, dat wij in de regio om een verhoging van de inwonersbijdrage voor dit onderwerp zullen moeten
41
vragen. Dat geldt niet alleen voor Dordrecht maar ook voor de andere gemeenten. Ik ben er geen voorstander van – wij doen dat al vaak genoeg – dat Dordrecht als stad alleen betaalt voor taken die in de gehele regio Zuid-Holland-Zuid worden uitgevoerd. Ik ben van mening dat wij de andere gemeenten daarbij ook moeten betrekken. Mevrouw RUISCH: Er is ook een vraag gesteld over een nieuwe landelijke ontwikkeling die ertoe leidt, dat er een centrale intake moet komen voor mensen die bedreigd worden. Wethouder KAMSTEEG: Die is bij ons bekend. Mevrouw RUISCH: Hoe staat het daarmee? Volgens onze informatie zou dat punt in oktober gestalte moeten hebben gekregen. Wethouder KAMSTEEG: Daarover durf ik niets te zeggen. Ik zal dit aandachtpunt meegeven en erop wijzen dat dit op tijd geregeld moet zijn. De vragen over monumentenzorg en archeologie zijn al door de heer Van Steensel beantwoord. Wat hij daarover heeft gezegd zal ik niet herhalen, dit onderwerp zal in september in het college aan de orde komen. De dreiging van de heer Mostert dat hij de motie zal intrekken en een nieuwe, strengere motie zal indienen, is door mijn collega Van Steensel gepareerd. De heer MOSTERT: Het woord ‘strenger’ heb ik niet gebruikt. Wethouder KAMSTEEG: Dat klonk door in uw woorden. De heer MOSTERT: Wethouder Van Steensel heeft toegezegd dat ons bij de begroting een voorstel zal worden voorgelegd. Zegt u dat ook toe? Wethouder KAMSTEEG: Ja, wij spreken met één mond. Wethouder VAN STEENSEL: Ik heb niets toegezegd, ik heb letterlijk herhaald wat in de Kadernota staat. Wethouder KAMSTEEG: Het college zal deze claim begin september kunnen behandelen. Dat heeft de sector stadsontwikkeling toegezegd. Dan zal in het college worden besloten of wij dit wel of niet in het traject naar de begroting meenemen. Als dat gebeurt, voldoen wij ruimschoots aan uw motie. Als het niet gebeurt, staat het u uiteraard vrij bij de behandeling van de begroting een motie in te dienen. De heer MOSTERT: Wij zullen dus ruim voor de behandeling van de begroting van u horen of wel of niet aan het in onze motie gestelde zal worden voldaan. Wethouder VAN DEN OEVER: Ja. Als het college de begroting aan de raad heeft voorgelegd, weet u het zeker, maar ik sluit niet uit dat u via informele kanalen al voor die tijd te weten zult komen hoe het ermee staat. De heer MOSTERT: Ik weet wel een wethouder te vinden aan wie ik het kan vragen! Wethouder KAMSTEEG: Er geldt niet altijd een zwijgplicht en ik sluit niet uit, dat die wethouder daarover voor die tijd iets zinnigs zal kunnen zeggen. Dat brengt mij bij een moeilijker maar wel sympathieke vraag, namelijk de vraag over het in het leven roepen van een onafhankelijke klachtencommissie voor de uitvoering van de Wmo breed. De beantwoording van deze vraag is tamelijk ingewikkeld, omdat daarmee wordt geduid op een formele klachtenprocedure. Er is een formele klachtenprocedure voor de individuele verstrekkingen. Dat is bij Zuid-Holland-Zuid bij de Sociale Dienst geregeld. De heer WEIDEMA: Die procedure gaat toch over beschikkingen?
42
Wethouder KAMSTEEG: Voor beschikkingen geldt een bezwaar- en beroepprocedure. Dat is de juridische kant. Dat zijn besluiten waartegen je op grond van de wet bezwaar en beroep kunt aantekenen. Deze procedure geldt voor indicatiestellingen, bijstandsuitkeringen, beslissingen over het aantal uren huishoudelijke hulp en bijvoorbeeld de vraag of mensen wel of niet een rolstoel krijgen. De procedure geldt voor individuele beslissingen. Daarnaast is er een klachtenregeling bij de Sociale Dienst. Er is bijvoorbeeld ook een klachtenregeling voor de woonruimteverdeling. Die klachten kunnen gaan over zaken die de uitvoering van het beleid betreffen, maar de weg naar deze regeling wordt niet door iedereen gevonden. Als men bijvoorbeeld een klacht heeft over een rolstoel, dient men die klacht in bij de rolstoelboer, die de rolstoel over het algemeen – als het goed loopt – snel komt repareren. Er is echter ook een officiële klachtencommissie die de klachten over de uitvoering van individuele voorzieningen behandelt. Die commissie staat los van de beroepsprocedure. De heer WEIDEMA: Is dat een onafhankelijke klachtencommissie, die bijvoorbeeld op een onafhankelijke manier kan oordelen over de behandeling van mensen? Wethouder KAMSTEEG: Volgens mij is dat een onafhankelijke commissie. U gebruikt het woord ‘behandeling’, maar bij dit soort klachten gaat vaak om bejegening. Alle gemeentelijke diensten hebben klachtenprocedures en de klachten betreffen vaak de bejegening. Ik denk dat wij nog eens over uw vraag moeten nadenken, de Wmo breed is namelijk erg complex. Voor de individuele verstrekkingen zijn er vrij strakke regelingen, daarover bestaat helderheid. Vrijwilligersbeleid bijvoorbeeld heeft een geheel andere dynamiek en een geheel andere impact voor wat betreft de uitvoering. Wij stellen elk jaar een vrijwilligersprijs in en de toekenning daarvan stellen wij op een bepaalde manier vast. Daarover zou men een klacht kunnen indienen, maar dat is iets heel anders. Verder wil ik erop wijzen, dat de schaal waarop de Wmo wordt uitgevoerd nogal verschillend is. Voor een deel gebeurt dat lokaal, voor een deel op het niveau van de Drechtsteden en voor een deel Zuid-Holland-Zuid-niveau, waarbij het gaat om de prestatievelden 7, 8 en 9. Daarin zitten ongelijksoortige elementen, zoals preventie, verslavingszorg op scholen en dat soort dingen. Ik vind het heel belangrijk dat wij bij de uitvoering van de Wmo feedback krijgen. Ik heb het dan niet over formele klachtenprocedures, wij willen weten hoe de doelgroepen van de Wmo over de uitvoering denken. In dat kader is in de wet geregeld dat klanttevredenheidsonderzoeken moeten plaatsvinden. Het eerste klanttevredenheidsonderzoek over de uitvoering van de Wmo door de Sociale Dienst, dat recent is uitgevoerd, is door ons ontvangen en wij zijn uiteraard van plan – de wet schrijft dat ook voor – op tal van andere gebieden ook klanttevredenheidsonderzoeken te gaan doen. Wij hebben in de stadswinkel één loket voor de Wmo en het is belangrijk, dat de mensen die daarop een beroep doen daar hun verhaal kwijt kunnen als zij vinden dat iets niet goed is gegaan. Men kan daarover ook bellen. Deze mogelijkheid staat los van een formele klachtenprocedure, waarbij een commissie een uitspraak doet over de gang van zaken. Wij willen graag horen wat men van het beleid vindt en zullen dat zoals gezegd door middel van klanttevredenheidsonderzoeken ook gestructureerd onderzoeken. De Wmo wordt door diverse instellingen uitgevoerd, waaronder welzijnsorganisaties. Prestatieveld 1 gaat immers over welzijnsactiviteiten, over preventie van jongerenproblemen en het helpen van ouders met opvoedingsondersteuning. Dat zit allemaal in de Wmo als je het heel breed ziet. Overigens hebben professionele instellingen ook zelf een klachtenregeling. Ik meen dat dat verplicht is in dit land. Er zijn dus al veel regelingen en ik denk dat het handig is op enig moment in overleg met de raad te bezien wat de meest effectieve aanpak is. Wat willen wij precies weten en hoe maken wij de burgers duidelijk, dat zij met opmerkingen over de uitvoering van de Wmo bij ons terecht kunnen en wij daarop adequaat zullen reageren? Dat vind ik zelf het belangrijkste als het gaat om een klachtenregeling. Wethouder LAGENDIJK: Mijnheer de voorzitter. Door een aantal fracties zijn opmerkingen over het plan voor het museum gemaakt. Gezegd is dat het een mooi plan is dat wel veel geld kost. Daarmee ben ik het eens, in de commissie hebben wij hierover al uitvoerig gesproken. Voor mij is het belangrijk dat de tegenvaller fatsoenlijk verklaarbaar is. Met de index die wij er vanaf 2005 op hebben gelegd, de correctie op veronderstelde aanbestedingsvoordelen die op dit moment helemaal niet aan de orde zijn, de aanbesteding die 15 à 20% is tegengevallen en de correctie op de bijkomende kosten hebben wij naar mijn mening een redelijke verklaring voor deze tegenvaller, maar
43
ik realiseer mij dat het om veel geld gaat. Juist omdat de verklaring is zoals zij is, zie ik niet veel in het voorstel naar alternatieven te kijken. Ik ben het eens met één van de vragenstellers, die erop heeft gewezen dat wij daarbij het risico lopen dat wij met dezelfde problemen zullen worden geconfronteerd. Als wij het museum zouden opsplitsen en de oude collectie in het bestaande museum en de moderne kunst in een ander museum zouden onderbrengen, zal dat meteen doorslaan in de exploitatiekosten, omdat wij dan in allerlei functies dubbel zullen moeten investeren. Wij zijn er warme voorstanders van deze tegenvaller met frisse tegenzin – omdat het om veel geld gaat – voor onze rekening te nemen, in de verwachting dat wij met deze actie een schitterend museum zullen kunnen realiseren dat wij als een parel in onze stad zullen kunnen beschouwen. Omdat het om zoveel geld gaat, is door een aantal fracties uitgesproken dat zij de garantie willen hebben dat het hierbij zal blijven. Ik kan de raad garanderen dat wij… De VOORZITTER: Ik wil u erop wijzen dat het stuk betreffende het krediet als hamerstuk op de agenda staat en in de commissie voldoende is behandeld. Dat scheelt veel tijd! Wethouder LAGENDIJK: Akkoord, mijnheer de voorzitter. Ik dacht dat de raad hierover zeer bezorgd was, maar als u als spreekbuis van de raad zegt dat dat niet het geval is, ben ik er mooi klaar mee. De heer Van der Kruijff van het CDA heeft een warm pleidooi gehouden voor het cultuurbeleid van de gemeente. Zijn pleidooi, waarvoor ik hem hartelijk dankzeg, heeft mij zeer geroerd. De door hem aangegeven aandachtpunten worden uiteraard door mij onderschreven. Wij zoeken voortdurend naar een evenwicht tussen investeren in stenen, in voorzieningen die wij nodig hebben om activiteiten te kunnen doen, enerzijds en feitelijke activiteiten anderzijds. Wij hebben het gevoel dat wij met het Energiehuis en de discussie over de podia en het museum aan de kant van de stenen goede en mooie dingen doen en gezien de initiatieven rondom het Museum van de Verbeelding, de presentatie van 1572 en de budgetten voor brede programmering en culturele initiatieven ook aan de activiteitenkant van een heel goed evenwicht sprake is. De heer Sleeking heeft aangekondigd, dat hij zal komen met de resultaten van een eigen onderzoek dat zijn fractie in het kader van de leefbaarheid heeft gedaan. Het campagneplan ‘Gewoon doen’ is klaar en heeft als basis voor de Kadernota gediend. Dat stuk zal snel naar de raad komen, zodat de raad zal kunnen beoordelen of het maatregelen bevat die de moeite waard zijn. Ik stel mij voor dat de resultaten van het eigen onderzoek van BVD bij de toetsing daarvan en wellicht bij het aanscherpen van concrete acties zullen kunnen worden gebruikt. Dit is een actieprogramma dat twee jaar loopt en wij zullen tussentijds nog veel kunnen en moeten bijstellen. Mevrouw De Smoker, die heeft gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de discussie over het Museum 40-45, kan ik mededelen dat ik naar aanleiding van de bespreking die wij daarover eerder hebben gehad met het museum heb gesproken. Wij hebben verkend welke toekomstplannen het museum heeft, wat nodig is voor het kunnen realiseren van die plannen en wat de waarde van het museum voor de stad zou moeten of zou kunnen zijn. Wij hebben afgesproken dat wij een paar deskundigen – professor Klinkert van de Militaire Academie en Charles Jurgens van DiEP, van ons archief – om advies zullen vragen. Deze twee mensen hebben samen met de vrijwilligers en het bestuur van 40-45 deze week of de vorige week de collectie bekeken, beoordeeld wat de waarde daarvan is voor de stad en wat de verdere ontwikkeling van dit museum vraagt. Ik heb gehoord dat daarover al een rapportage is verschenen, maar de inhoud daarvan is mij nog niet bekend. Deze rapportage zal op korte termijn tot een nieuw gesprek met de mensen van het Museum 40-45 leiden, waarbij wij zullen bespreken welke de toekomstplannen zouden kunnen zijn. Ik ben uitgebreid rondgeleid en begrijp waarom men het museum wil uitbreiden, maar ik ben niet van mening dat sprake is van een noodsituatie. De ruimte die het museum nu heeft is niet groot, maar wordt uitermate efficiënt gebruikt en het museum ziet er netjes uit. Om die reden ben ik van mening dat wij nog wel even de tijd hebben om over de toekomst van het museum na te denken. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik dank u voor uw uitvoerige toelichting, maar mijn enige vraag was of wij voor de behandeling van de begroting 2009 iets kunnen verwachten. Wethouder LAGENDIJK: Dat denk ik niet.
44
Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Dat is jammer. Wethouder LAGENDIJK: Ik kan u over een maand of twee natuurlijk wel bijpraten en aangeven waar wij dan staan, maar ik denk eerlijk gezegd niet dat er voor de behandeling van de begroting 2009 al een uitgewerkt plan zal zijn op basis waarvan de financiële behoefte van het museum zal kunnen worden bepaald. Ik denk dat wij dat niet redden. Ik vind dit wel een belangrijk onderwerp, maar gelet op de huidige toestand van het museum is er geen urgentie en daarom acht ik het niet nodig, dat de plannen nog voor de begrotingsbehandeling met veel stoom en kokend water of tafel worden gelegd. Mevrouw Van den Berg heeft gevraagd naar twee initiatieven waarover wij bij de behandeling van de begroting hebben gesproken. De concrete vraag of ik al in Helmond ben gaan kijken moet ik met ‘nee’ beantwoorden. Bij een aantal intensiveringen van het jeugdbeleid, met name de aanpak van moeilijke groepen, hebben wij wel naar verschillende methodieken en ook naar de aanpak van het Bijzonder Jeugdwerk Brabant gekeken. Ik veronderstel dat dit dezelfde methodiek is. Daarbij wordt een combinatie gemaakt van groepswerk en een straffe individuele begeleiding. Bij de evaluatie van de deken-aanpak, die de raad waarschijnlijk nog niet heeft bereikt maar die al wel in het bestuurlijk overleg aan de orde is geweest, is een plusaanpak ontwikkeld waarbij met name de individuele begeleiding wordt versterkt. Voor Antillianen die uit detentie komen, hebben wij een specifieke individuele aanpak met coaches gecreëerd en wij hebben nog niet zo lang geleden de zogenaamde leer-werk-leef-aanpak voor bijzonder moeilijke groepen, die wij met de normale aanpak niet bereiken met de raad besproken en vastgesteld. Als zich de gelegenheid voordoet eens in Helmond te gaan kijken en ons te laten inspireren, ben ik daar uiteraard niet tegen. Aan het gedachtegoed dat we naast groepswerk ook een strakkere individuele aanpak moeten hebben om tot een goed evenwicht te komen, geven wij op dit moment al concreet inhoud. Ik moet bekennen dat de weekendschool is blijven liggen. Naar de situatie in het land kijkend, moeten we vaststellen dat de meeste weekendscholen uit particuliere initiatieven voortkomen. Vaak komen deze scholen voort uit bedrijven, combinaties van bedrijven of uit een project voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik heb begrepen dat GroenLinks overweegt op dit punt een concreet initiatief te nemen. Dat lijkt mij geweldig. Daarmee wil ik dit punt niet afdoen, ik wil aan dit idee best een bijdrage leveren, omdat ik het bestaan van weekendscholen een goede zaak vind. Zoals gezegd is dit idee onder de druk van andere punten blijven liggen, maar ik zou een initiatief op dit vlak bijzonder toejuichen. De VOORZITTER: Voor mij resteren drie korte punten. Bij de plannen voor de brandweerkazerne bouwen wij voort op het gestelde in de raadsinformatiebrief van december 2006, die begin 2007 uitvoerig is besproken. Het lijkt mij verstandig dat een uitgewerkt voorstel hiervoor onderwerp van bespreking in de raad zal zijn – de heer Van der Kruijff heeft daarom gevraagd – en het spreekt vanzelf, dat daarin het uitgangspunt sober maar doelmatig zal worden gehanteerd. De heer Weidema heeft zich ook in die zin uitgesproken. Voor wat betreft de BOA’s is volgens mij sprake van een misverstand. De heer Merx krijgt op een presenteerblaadje wat hij heeft betoogd. Een aantal jaren geleden hebben wij voor de BOA’s een taakstelling van € 200.000,- ingeboekt, dit in de verwachting – op basis van de toen voorliggende ontwerpwetgeving – dat van een substantiële opbrengst van de bestuurlijke boetes sprake zou zijn. Zoals u weet heeft de Eerste Kamer dat wetsontwerp behoorlijk uitgekleed, met name voor wat betreft verkeersovertredingen. De vraag is gewettigd of we aan het invoeren van het stelsel van bestuurlijke boetes wel geld overhouden, dit zeker als we beroep en bezwaar en incasso in eigen hand willen houden. In de politieregio is zo langzamerhand een meerderheid van de bestuurders van mening, dat de bestuurlijke strafbeschikking wellicht een beter middel is. Die genereert ook inkomsten, maar niet zodanig dat het gevoel kan ontstaan dat de burger voortdurend moet bloeden voor het betalen van functionarissen. De bestuurlijke boete is vooral bedoeld om de BOA’s de mogelijkheid te geven voor de kleine ergernissen die er zijn mensen daadwerkelijk te bekeuren. De € 200.000,- die is ingeboekt is bedoeld om de ingeboekte taakstelling ongedaan te maken. Die gelden komen uit de algemene middelen. Over dit onderwerp is ook door de heer Tazelaar gesproken.
45
Voorts een reactie op de over de stembureaus gemaakte opmerking. Wij gaan weer over op het ouderwets stemmen met het rode potlood, dat zal vooral bij de VSP tot grote bijval moeten leiden. Dat geeft herkenning. Ik behoor ook bij degenen die jarenlang de stembureaus hebben bemensd en heel lang hebben moeten tellen om te kijken of het allemaal klopt. Dat is precies de reden waarom wij niet op de helft van de dagvergoeding, maar op tweederde van de dagvergoeding zitten. Bij het gebruik van de computer was het helder: binnen twintig seconden hadden wij de uitslag. Dat duurt nu in het slechtste geval uren. Waar in de afgelopen jaren de openstelling van de stembureaus aanzienlijk is verruimd – wij beginnen vroeger en wij eindigen later, dat is een vrucht van de activiteiten van oud-minister Peper – zullen wij nu naar alle waarschijnlijkheid pas heel laat op de avond de eerste uitslagen krijgen. De stembureaus gaan immers pas om negen uur dicht. Om die reden moeten wij absoluut in twee ploegen gaan werken en wij vinden het redelijk, dat de mensen die de stembureaus bemannen tweederde van de huidige dagvergoeding ontvangen. Dat is een bruto bedrag, wat men daarvan netto overhoudt durf ik niet te vertellen. Dank voor de steun voor de projectkosten stedenbanden. De directeur van het Stadsbestuurscentrum heeft mij verzekerd, dat dit binnen de begroting en de middelen van het Stadsbestuurcentrum zal kunnen worden opgelost en het niet nodig zal zijn een beroep op extra middelen te doen. Het geld hiervoor zal gewoon worden gevonden. Dat geldt evenzeer voor de middelen die nodig zijn om elk jaar op Koninginnedag naast Boulevard of Dance op het Statenplein een taptoe te organiseren. De sector maatschappelijke ontwikkeling heeft beloofd ervoor te zullen zorgen dat het daarvoor benodigde bedrag van € 15.000,- zal worden gevonden. Tot zo ver de beantwoording voor wat mijn portefeuille betreft. Ik constateer dat het raadsvoorstel over het onderzoek gratis openbaar vervoer is ingetrokken. Wie mag ik in tweede termijn het woord geven? De heer WEIDEMA: Ik wil even op uw laatste opmerking terugkomen. Welk raadsvoorstel is ingetrokken? De VOORZITTER: Het aparte raadsvoorstel waarin het college de raad voorstelt te besluiten geen extra proeven met gratis openbaar vervoer in de gemeente Dordt uit te voeren anders dan de proeven die daarmee nu al worden uitgevoerd. Dat is voorstel SO 2008.4176. De heer WEIDEMA: Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik de collegeleden hartelijk dankzeggen voor hun uitgebreide beantwoording van alle vragen en hun reacties op hetgeen door de fracties naar voren is gebracht. Omdat het college uitputtend heeft gereageerd op hetgeen ik namens mijn fractie heb ingebracht, kan mijn tweede termijn kort zijn. Ik zal kort aangeven hoe wij tegen de ingediende moties en amendementen aankijken. Wij handhaven ons amendement A1, ‘Ondernemers aan zet’, zij het dat de toelichting die de wethouder daarop heeft gegeven daarin voor wat ons betreft kan worden meegenomen. Onze stellingname over de andere amendementen en moties is mede afhankelijk van de wijze waarop de indieners daarvan op de daarop door het college gegeven reactie zullen reageren. Ik weet bijvoorbeeld nog niet of de VVD-fractie tevreden is met het antwoord van de wethouder op haar motie over de ondernemersprijsvraag. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Wat is er mis mee nu aan te geven of je een bepaald gedachtegoed steunt of niet? Dat is toch niet afhankelijk van de vraag of een amendement of een motie in stemming wordt gebracht. Je staat toch ergens voor! De heer WEIDEMA: Jazeker, maar voordat wij aangeven of wij… Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Dan is die voorzichtigheid toch niet nodig? Je kunt toch gewoon zeggen of je een bepaald voorstel leuk of sympathiek vindt?
46
De heer WEIDEMA: Ik kan wel aangeven of wij wel of niet met een bepaalde motie of een bepaald amendement akkoord gaan, maar dat hangt ook af van de reactie van de indieners ervan. Ik begin achteraan, bij de motie Lesruimte voor Hans Petri Dierenverzorging op de stadsboerderij. Wij vinden dat een sympathieke motie en de wethouder heeft al gezegd dat hij de motie omarmt. Als de indienende partij… Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Bij interruptie: het enige wat ik probeer te voorkomen is dat wij acht of negen keer gaan moeten wat iedere partij van de moties en amendementen vindt en of ze wel of niet worden aangehouden et cetera. Maak een afweging, wees duidelijk en klaar. De heer WEIDEMA: Daarmee was ik begonnen. Ik heb aangegeven dat ik mij kan vinden in de door het college gegeven reactie op de motie over de ondernemersprijsvraag. De VVD zal moeten besluiten of zij die motie wel of niet intrekt. De motie over de subsidiëring van gratis openbaar vervoer zullen wij uiteraard steunen, die motie hebben wij mede ondertekend. Voor wat betreft de motie over het benutten van de onderbesteding minimabeleid kunnen wij ons vinden in het antwoord van het college. Wij zijn benieuwd hoe de indiener van deze motie, BVD, daarop zal reageren. De heer MERX: Heb ik goed begrepen dat de PvdA amendement A1 in stemming wil zien gebracht? De heer WEIDEMA: Dat klopt. De heer MERX: Dat brengt ons in een lastig parket. Wij vinden de woordvoering van de wethouder aannemelijk, in die zin dat wij overwegen onze motie aan te houden. Ik zal daarop zo dadelijk terugkomen. Wij vinden uw amendement nogal ingewikkeld. Als wij onze motie intrekken en u trekt uw amendement in, kunnen wij in de commissie met open vizier over dit onderwerp spreken en bekijken hoe wij er het best uit kunnen komen in het belang van de ondernemers, in het belang van ‘schoon, heel en veilig’ en in het belang van het ondernemersklimaat. Ik denk dat wij elkaar best zullen kunnen vinden. Als u uw amendement handhaaft, zien wij ons genoodzaakt onze motie ook te handhaven. De heer WEIDEMA: Dat is duidelijk, maar wij handhaven ons amendement. Als dit amendement van tafel gaat, blijft niets over van hetgeen wij in het amendement verwoord hebben. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Misschien kan ik de heren een hulpmiddel aanreiken. Ik stel de heer Weidema voor het woord ‘amendement’ in ‘motie’ te veranderen. Trek het amendement in, dien een nieuwe motie in en houd die motie net zoals de VVD aan. Dan hebben jullie allebei hetzelfde. Dan krijgen wij een goede discussie in de Kamers en een mooi resultaat. De heer WEIDEMA: Wij willen die discussie graag voeren. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Dwing de discussie dan nu niet op een onjuiste manier af! Dat is het hele punt. De heer MERX: Als dit voorstel wordt aangenomen – wij hopen dat dat niet zal gebeuren – krijgen wij straks een heel ingewikkeld iets, terwijl wij in de commissie kunnen bespreken hoe wij alle ondernemers in deze stad, ook in de buitenwijken, op een werkbare manier kunnen tegemoetkomen om ervoor te zorgen dat goede plannen in ontwikkeling worden gebracht. Dat is waarvoor wij staan. Als het nodig is onze motie in stemming te laten brengen, omdat u uw amendement handhaaft, zullen wij dat doen in de hoop dat de raad zo verstandig is met een iets simpeler motie akkoord te gaan en het amendement te verwerpen. De heer WEIDEMA: Gehoord deze discussie trekken wij ons amendement in. Mocht de discussie in de commissie niet tot het door ons gewenste resultaat leiden, dan zullen wij het amendement bij de behandeling van de begroting opnieuw indienen. Amendement 1 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen.
47
De VOORZITTER: Dat is duidelijk. Heb ik goed begrepen dat de heer Merx hiermee zijn woordvoering heeft gehad? De heer MERX: Bijna, in ieder geval voor wat betreft motie 1 en amendement 1. Wij trekken onze motie in en gaan ervan uit, dat in de commissie een goede discussie zal worden gevoerd. Voordat ik verder ga met de moties: hoe het met de groene golf zal gaan zullen wij nog horen. Ik heb begrepen dat de aanpassing van de borden € 200.000,- zal gaan kosten. U hoorde geen klap, ik viel daarvan niet achterover omdat ik dat bedrag, kijkend naar de begroting, niet schrikbarend hoog vind. Wij zullen daarover nog eens nadenken, maar het is misschien wel handig deze aanpassingen bij vervangingsinvesteringen door Rijkswaterstaat mee te nemen. Ik weet echter niet hoe lang dat nog zal gaan duren. Het voorstel betreffende de provinciale weg, inclusief de voor- en nadelen van het doortrekken van de Copernicusweg, krijgen wij nog. De reactie van het college op de over de Wmo gemaakte opmerkingen vinden wij prima, daarmee gaan wij akkoord. Voor wat betreft de BOA’s ben ik er blij om dat sprake is geweest van een misverstand. Ik weet nu zeker dat wij geheel op dezelfde lijn zitten. Dat brengt mij bij de moties. In mijn eerste termijn heb ik al gezegd dat de VVD niet per definitie tegen gratis openbaar vervoer is. Wij steunen niet voor niets de voorstellen betreffende gratis openbaar vervoer rond de feestdagen, dat wil ik vooropstellen. Het amendement vinden wij echter te breed en wij hebben er moeite mee dat aan het opstellen daarvan geen goede discussie is voorafgegaan. Het college biedt daarvoor nu de ruimte, daarom zullen wij dit amendement niet steunen. In dit kader is bijvoorbeeld het aspect van het sociale isolement van bepaalde groepen als argument naar voren gebracht. De vraag is of dat argument een middel is om het gratis openbaar vervoer er doorheen te drukken of dat het de indieners daadwerkelijk te doen is om het opheffen van het sociaal isolement van ouderen. Als dat zo is, is het nog maar de vraag of het beschikbaar stellen van gratis openbaar vervoer daarvoor de oplossing is. Gratis openbaar vervoer kan daaraan misschien een bijdrage leveren, maar wij vragen ons in gemoede af of gratis openbaar vervoer wel de oplossing is voor het sociaal isolement. Daarom is het belangrijk dat wij daarover een goede discussie met elkaar voeren. Dit amendement is naar onze mening te breed. De heer TAZELAAR: Gratis openbaar vervoer is niet dé oplossing, maar een aanzet tot een oplossing. De heer MERX: Het is wel erg dure aanzet, mijnheer Tazelaar, maar ik ben wel blij dat u reageert. U bent weliswaar geen ervaringsdeskundige op het gebied van sociaal isolement, maar… De heer TAZELAAR: Anderhalf jaar geleden is in Sterrenburg een onderzoek gedaan naar het isolement van ouderen. Als ik mij goed herinner heeft dat onderzoek bijna € 1 miljoen gekost. Uit dat onderzoek is gebleken dat enorm veel ouderen en ook jongeren, mensen die eenzaam zijn, in een sociaal isolement leven. U kunt dat bij allerlei stichtingen navragen. Als u daaraan twijfelt, moet u maar eens van deur naar deur gaan. De heer MERX: Daaraan twijfel ik niet, bij bepaalde groepen is zeker sprake van sociaal isolement. Dat geldt niet alleen voor ouderen, er zijn meer bevolkingsgroepen die daaronder lijden. De VOORZITTER: Ik stel u voor deze discussie verder te voeren naar aanleiding van hetgeen als vervolg op wat de wethouder heeft gezegd in de Dordtse Kamer zal worden besproken. De wethouder heeft gesproken over de bereikbaarheid van de binnenstad, de luchtkwaliteit en het doorbreken van het sociaal isolement. Ik ben van mening dat het niet nodig is daarop vanavond uitvoerig in te gaan.
48
De heer MERX: Dat is prima, mijnheer de voorzitter. Wij zien uit naar de discussie over amendement 2, wij willen daaraan graag meedoen. Dat geldt ook voor motie 2, die wij sympathiek vinden. Wij moeten alle wegen bewandelen die het mogelijk maken gelden te krijgen. Het maakt niet uit of dat voor openbaar vervoer is of voor welk ander beleidsonderwerp dan ook. Wij moeten altijd bekijken of wij ergens subsidie vandaan kunnen halen. Gelet op de relatie met het amendement laten wij dit nu even voor wat het is. Dat brengt mij bij de motie over het benutten van de onderbesteding minimabeleid. Naar onze mening ligt dit, zoals door de wethouder is verwoord, op het bordje van de Drechtsteden, waar overigens nog niet zo heel lang geleden de hele zaak is geharmoniseerd. Wij stellen voor dat op dat niveau terug te brengen als daaraan behoeft is. Volgens mij moeten heel goede argumenten op tafel komen om een nog niet zo lang geleden genomen besluit – wij hebben besloten de 110% te handhaven – te wijzigen en een verhoging tot 115% door te voeren. Wij luisteren altijd, zoals u bekend is. De motie van de VSP over de leerruimte is overgenomen. Als deze motie niet door het college zou zijn overgenomen, zouden wij haar zeker hebben gesteund. Motie 1 is ingetrokken en maakt geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Ik zal in tweede termijn ook kort zijn, hoewel wij geen spreektijd hebben afgesproken. Als ik de woordvoering van de heer Spigt goed heb begrepen, wordt de strekking van de door ons ingediende motie uitgevoerd en zullen wij inzicht krijgen in de mogelijke kosten van een opwaardering tot 115%. Ik heb de woorden van de wethouder in die zin geïnterpreteerd, dat hij de motie in feite overneemt en wij een en ander zullen kunnen beoordelen in het totaal van de voorstellen die zullen worden gedaan om de onderbenutting tegen te gaan. Als mijn interpretatie niet juist is, hoor ik dat wel. Als mijn interpretatie wel juist is, zullen wij de motie aanhouden totdat de rapportage beschikbaar zal zijn en als mijn interpretatie niet juist is, zullen wij de motie handhaven. Voor wat betreft de Drechtpas is bij ons sprake van een grote teleurstelling. Al aan het begin van dit jaar kregen wij signalen die erop duidden dat de Drechtpas al min of meer was afgeblazen. Ik heb begrepen dat men heeft besloten dat dit zo’n dure operatie zou worden, dat de invoering van de Drechtpas er niet meer in zit. Wij zullen proberen binnen de Drechtraad andere partijen hiervoor te mobiliseren en te bekijken wat op Drechtstedenniveau kan worden gedaan om in aansluiting op wat bijvoorbeeld in de Hoeksewaard gebeurt en in andere regio’s al veel langer gebeurt ook in onze regio weer te introduceren. Wij begrijpen best dat daarmee kosten zullen zijn gemoeid… Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Volgens mij is in de vorige raadsvergadering en in de Drechtraadvergadering de toezegging gedaan dat hiervoor met voorstellen zal komen, wat die ook mogen inhouden. De Drechtraad is uiteraard het podium om daarover te praten. De heer SLEEKING: Dat ben ik helemaal met u eens, ik heb echter begrepen dat er al een negatief advies is. Maar goed, de Drechtraad kan anders beslissen. Dat ben ik volledig met u eens. Wethouder Van den Oever is onder andere op verkeer en vervoer ingegaan. Ik vind het jammer dat de VVD niet heeft gereageerd op het negatieve advies naar aanleiding van haar voorstel op de Laan der Verenigde Naties een 70-kilometertraject in te voeren. Ik weet niet waarom de VVD daarop vandaag is teruggekomen. Naar mijn mening was al eerder duidelijk dat dit in verband met de milieubelasting in dat gebied niet mogelijk is. Het openbaar vervoer is een belangrijk punt. Het is prettig dat het college op de een of andere manier, om welke reden dan ook, tot inkeer is gekomen en het impliciet geformuleerde voorstel heeft teruggenomen. Dat is een stap in de goede richting. Ik ga ervan uit dat de raad erop zal toezien dat concrete plannen zullen worden uitgewerkt en uitgevoerd en het daarvoor benodigde geld beschikbaar zal komen. De wethouder is ervan uitgegaan dat het amendement en de motie zullen worden aangenomen. Daar gaan wij ook vanuit en daarom handhaven wij zowel het amendement als de motie. De overige amendementen of moties zijn volgens mij óf overgenomen óf ingetrokken, dus daarover behoef ik niets te zeggen.
49
De heer VAN DER KRUIJFF: Mijnheer de voorzitter. Wij constateren met genoegen dat het denken in het college voor wat betreft de schuldhulpverlening en de inburgering met onze gedachten daarover strookt en kijken vol vertrouwen uit naar de ontwikkelingen op dat gebied. Uiteraard zullen wij de vinger aan de pols houden. Dat brengt mij bij onze woordvoering over het cultuurbeleid. Ik heb gehoord dat niet alleen wij daardoor geroerd zijn, maar ook wethouder Lagendijk. Wat is het toch mooi vandaag! Wij hebben u in dit kader een vraag gesteld die nog niet is beantwoord. De wethouder zei ‘Ik denk’ of ‘Ik geloof’. Wij zijn meer van het geloven. De wethouder heeft gezegd dat voor wat betreft de stenen en de programmatische samenhang sprake is van een goede balans. Wij zouden daarvan graag een onderbouwing willen zien. Sterker nog, wij hebben gevraagd om een notitie op dat vlak, omdat wij inzicht willen hebben in de maatschappelijke effecten die door u worden beoogd en willen weten welke afhankelijkheden er zijn tussen de investeringen in de programmatische ontwikkeling en de gebouwen en voorzieningen die daarvoor nodig zijn. De wethouder kan denken of geloven dat de balans daartussen goed is, maar wij willen dat zeker weten. Zo zijn wij ook wel weer. Wij verzoeken u ons daarin in de komende periode concreet inzicht te geven. Wat hebben partijen die eigenlijk hetzelfde willen toch veel woorden nodig om elkaar toch maar in de haren te zitten! Volgens mij zal het in de komende periode met de ondernemers wel goed komen. De uitkomst van de bespreking daarover wachten wij af. Wij vinden de gedachten die daarover naar voren zijn gebracht sympathiek en doen uiteraard graag mee aan het gesprek daarover. Sprekend over het gratis openbaar vervoer hebben ook wij in onze woordvoering aangegeven dat wij bepaalde kansen zien en wij vinden het een goed idee daarover eens in een breed perspectief met elkaar te praten. In dit kader zijn inderdaad nogal wat vragen aan de orde. Hoe ga je met sociaal zwakkeren om, met het isolement van ouderen, met CO2, met bereikbaarheid, met files voor de parkeergarages en met een impuls voor evenementen? Het is nogal wat. Wij willen al deze aspecten graag met elkaar bespreken. Ik kan mij voorstellen dat BVD in haar amendement voorstelt hiervoor geld te reserveren, maar wij weten nog niet wat uit de discussie naar voren zal komen. Het kan zijn dat daarvoor € 100.000,- nodig zal zijn, maar het kan ook € 2 miljoen zijn. Ik heb er geen flauw idee van. Vanuit die invalshoek kunnen wij het amendement van BVD steunen. Over de ondernemersprijsvraag behoef ik het niet meer te hebben. De motie over het werven van subsidie. Als wij iets willen doen, is het natuurlijk altijd verstandig eerst te polsen of wij daarvoor elders geld kunnen verzamelen. Deze motie zullen wij dan ook steunen. Het is mij niet helder of de motie over de onderbesteding minimabeleid is aangehouden. Ik begrijp nu dat deze motie nog steeds voorligt, daarom zal ik ook daarover nog iets zeggen. De heer SLEEKING: Voor de duidelijkheid en om te voorkomen dat misverstanden ontstaan: wij hebben vastgesteld dat in de door ons ontvangen notitie over experimenten met openbaar vervoer van maximale kosten is uitgegaan. Ik denk dat niet alleen wij hebben opgekeken van de hoogte van de kosten die aan bepaalde experimenten gekoppeld zouden zijn. Ik heb een indicatief bedrag van om en nabij € 2 miljoen per jaar genoemd, maar dat kan best wat minder zijn. Dat weet ik niet. Een bedrag van € 100.000,- is naar mijn mening niet substantieel genoeg om het volgend jaar een pilot te kunnen uitvoeren. Als wij op dit gebied echt iets willen ondernemen, zal het daarvoor benodigde bedrag naar onze mening dichterbij de € 2 miljoen dan bij € 100.000,- liggen. In eerste instantie was ik er enigszins verbaasd over dat de wethouder met een positieve reactie op dit verhaal kwam. Ik wil voorkomen dat dit straks een luchtballon zal blijken te zijn die heel snel leegloopt, omdat alle middelen die nu nog beschikbaar zijn ineens belegd zullen blijken te zijn. Ik ga ervan uit dat het het college ernst is, dat het het door de raad afgegeven signaal dat wij op dit gebied iets willen doen goed heeft begrepen en wij de mogelijkheden daarvoor met elkaar op een serieuze manier zullen gaan afwegen. De heer VAN DER KRUIJFF: Ik geloof dat het niet nodig is op de interruptie van de heer Sleeking te reageren, mijnheer de voorzitter. Ik heb al aangegeven dat wij zijn amendement ondersteunen. Wij hebben daarbij een onderbouwing gegeven en dat blijft onze visie. Wij zullen wel zien hoe de besprekingen die wij daarover met elkaar zullen gaan voeren zullen uitpakken.
50
Ik kom terug op de motie onderbesteding minimabeleid. Het is voor ons geen doel op zich het voor minimabeleid beschikbare budget op te maken. Als geld overblijft, kunnen wij ook andere prioriteiten stellen. De heer WAGEMAKERS: Bent u zich ervan bewust dat het volledig benutten van het beschikbare budget voor de doelgroep één van de doelstellingen van de Sociale Dienst is? Ik stel vast dat u daarvan nu af ziet. De heer VAN DER KRUIJFF: Het is mijn politieke overtuiging dat het opmaken van een budget nooit een doel op zich kan zijn. Dat spreek ik hier uit. Ik wil bekijken of sprake is van knelpunten bij de realisering van hetgeen wij willen bereiken, welke prioriteiten wij willen stellen en waaraan wij ons geld vervolgens gaan uitgeven. Dat kan betekenen dat wij geld overhouden, wat de afgelopen jaren regelmatig is gebeurd. Ik zeg eerlijk dat ik op dit vlak liever geld te veel dan tekort heb. Ik weet dat wij ons inspannen om het budget zo goed mogelijk uit te nutten en dat moeten wij vooral blijven doen, maar het opmaken van het beschikbare geld door bijvoorbeeld de doelgroep te verruimen kan naar mijn mening geen doel op zich zijn. Ik ben van mening dat wij dat alleen moeten doen als wij vaststellen dat sprake is van een knelpunt. Overigens is het omgekeerde ook waar. Als wij vaststellen dat er bepaalde knelpunten zijn en wij voor het oplossen daarvan geld tekort komen, willen wij daarvoor meer budget beschikbaar stellen. Voor ons is het budget niet leidend, voor ons is leidend wat wij willen bereiken. In de adviescommissie willen wij daarover graag spreken. Het lijkt mij adequaat dat daarover op Drechtstedenniveau wordt gesproken. Het opschroeven van de norm van 110% naar 115% om bepaalde knelpunten op te lossen en effecten te bereiken die wij graag willen bereiken, kan een goede zaak zijn en wij vinden het prima dat de mogelijkheden daartoe onderzocht worden. Motie 4 van de VSP, die al door het college is overgenomen, vinden wij bijzonder goed en creatief. Super! De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. U hebt er terecht op gewezen dat het voorstel betreffende het museum een hamerstuk is. Ik wil echter toch nog een opmerking maken over het beeld met betrekking tot het museum, het plaatje van de voortgang en van het totale Hofkwartier. Wanneer zal de wethouder de eerder door hem gedane toezegging gestand doen door volledig opening van zaken te geven over de stand van zaken? Die vraag heb ik vanmiddag gesteld en ik ben erg benieuwd naar het antwoord daarop. Hij heeft dat inderdaad toegezegd en ik wil graag weten wanneer hij dat zal doen. Daaraan koppel ik een tweede vraag: wanneer krijgen wij duidelijkheid over de financiën en de tijdsplanning met betrekking tot het Energiehuis? Dat zijn hot items, ontwikkelingen die verschrikkelijk veel geld gaan kosten. Ik wil dat gewoon graag weten, mede in relatie met berichten over de invulling van en de mogelijkheden voor Kunstmin en een theaterzaal in het Energiehuis, inclusief de renovatie van Kunstmin. Daarover heb ik nog niets gehoord en ik maak mij daarover zorgen. Wij hebben over andere dingen gesproken, goede dingen, daarmee ben ik het helemaal eens. Dat is geen enkel probleem, maar dit zijn zaken die in de komende maanden zullen worden uitgewerkt en waarover wij definitieve besluiten zullen moeten nemen. Ik vind het jammer dat daarover weinig is gezegd. Dit wil ik gezegd hebben. De moties. Wij hebben de afspraak gemaakt dat het openbaar vervoer in een breed perspectief zal worden bezien. Daarin kan ik mij vinden. De heer MERX: U hebt gezegd dat het openbaar vervoer in een breed perspectief zal worden bezien. De woordvoerder van BVD, de indiener van het amendement, heeft zojuist naar aanleiding van de woordvoering van de heer Van der Kruijff een verduidelijking gegeven. Hij denkt aan een bedrag in de orde van grootte van € 2 miljoen. Steunt u het amendement met die strekking? De heer MOSTERT: Wij zullen een en ander zoals gezegd in een breed perspectief bezien en uit dat overleg zal naar voren komen welke middelen daarvoor nodig zullen zijn. Vandaar dat wij een onderzoek willen. Van wethouder Spigt heb ik begrepen dat ook voor wat betreft de onderbesteding op het gebied van het minimabeleid een onderzoek is toegezegd. Ik neem aan dat dit geen aanvulling meer behoeft. Met motie 4 over de stadsboerderij hebben wij geen enkel probleem.
51
Mijn dank aan wethouder Spigt voor zijn antwoord op mijn opmerkingen over Drechtwerk, dat nog aan de orde zal komen. Met de door u, mijnheer de voorzitter, gegeven toelichting op de plannen voor de brandweerkazerne ben ik erg blij. De tweede uitrukpost is noodzakelijk en wij zijn hiermee al jaren bezig. Wij kunnen ons in deze plannen volledig vinden. Ik wil nog één opmerking maken. Vanmiddag heb ik gezegd, dat het over financiële zaken gaat. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de bijdrage van wethouder Van Steensel heel mager vond. Ik kan het niet anders zeggen, maar het kan aan mij liggen. Ik heb van hem niet gehoord wat de Voorjaarsnota van het rijk te bieden heeft. Is mij dat ontgaan, heeft hij daarover niets gezegd of weet hij hett nog niet? Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. De motie van BVD over de minima vinden wij sympathiek. Wij horen dagelijks dat voor de mensen aan de onderkant het leven heel duur en zwaar is en daarom denken wij dat het goed is, dat wordt uitgezocht of het mogelijk is het percentage te verhogen. Over de ondernemers is al het nodige gezegd, daarop zal ik niet meer ingaan. De motie over de Hans Petri School zullen wij ondersteunen. Wij denken dat dit een geweldige stap zou zijn. Op het openbaar vervoer zal worden teruggekomen. Wij wachten dat rustig af. Ik wil ook nog even reageren op de antwoorden die wij hebben gekregen. Ten eerste de nota ‘Dordt fietst door’. De wethouder heeft medegedeeld dat alle inspraakreacties zijn verwerkt en de nota klaar is. Wij zijn erg benieuwd naar het actieplan, wij kijken daar met grote ogen naar uit. Huiselijk geweld. Wethouder Kamsteeg heeft toegezegd dat mogelijk € 100.000,- beschikbaar zal komen als straks het totale plan maatschappelijke zorg aan de orde zal komen, gericht op de onderdelen die wij hebben genoemd: de zorg voor de kinderen die te maken hebben of te maken hebben gehad met huiselijk geweld en de Aware-voorziening voor vrouwen die bedreigd worden. Ik wil hierbij één opmerking maken. Er komt inderdaad weer landelijk geld beschikbaar voor de aanpak van de problematiek van huiselijk geweld, maar als ik zie wat op dit gebied in deze stad gebeurt, moet ik vaststellen dat wij erg zuinig zijn. De gemeente Rotterdam trekt bijvoorbeeld € 5 miljoen uit om huiselijk geweld stevig aan te pakken. Wij zien ook hier dagelijks dat ernstige dingen gebeuren, maar wij gaan alleen met de landelijke verhogingen mee. Mijn partij betreurt dat. De wethouder heeft toegezegd dat de centrale intake huiselijk geweld wordt uitgezocht. Het resultaat daarvan wachten wij af. De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter. U zult begrijpen dat wij er verheugd over zijn dat onze motie raadsbreed wordt gesteund. Om de motie kracht bij te zetten, zouden wij graag zien dat u haar in stemming brengt. Wij zullen dan precies weten hoe de vork in de steel zit. Hartelijk dank voor de beantwoording van onze vragen en opmerkingen. Het gratis openbaar vervoer voor ouderen was al een wens van ons toen de VSP nog AOV/Ouderenunie heette. Dit onderwerp leeft nu geweldig in de raad en wij hopen dat deze kans zal worden benut. Amendement 2 ondersteunen wij uiteraard evenals motie 2. Het voorstel tot het benutten van de onderbesteding minimabeleid vinden wij sympathiek en ook die motie zullen wij ondersteunen, desnoods ook in de Drechtraad. Over de motie en het amendement betreffende de ondernemers komen wij nog te spreken. Ik dank iedereen voor de steun gegeven aan onze inzet. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Het enige waarover van ik de wethouder nog niets heb gehoord is het ENECO-dividend, maar de discussie daarover zullen wij ongetwijfeld voeren in het kader van de begroting. Daarbij zal het meerjarenperspectief aan de orde komen, zodat wij hierover meer duidelijkheid zullen hebben. Ik dank het college voor de gegeven antwoorden. Het mag overigens wel eens wat korter, er worden ook korte vragen gesteld.
52
Voor wat betreft de wijkeconomie zijn wij helemaal gerustgesteld. De daarvoor benodigde middelen zijn ergens, voor ons nog onzichtbaar, gelabeld. U kent ons: wij zullen hierop bij de begrotingsbehandeling terugkomen. Het amendement ligt al klaar. Over de moties en amendementen kan ik kort zijn: alle moties en amendementen die nog in stemming moeten worden gebracht steunen wij. Ik zal niet alle redenen herhalen. De raad wordt gevraagd nu ook de uitgangspunten van de Kadernota te onderschrijven. Ik moet u mededelen dat wij een tweetal uitgangspunten niet kunnen steunen. Voor wat betreft de heffingen en tarieven stemmen wij niet in met de bouwleges en bij dekking en financieel perspectief kunnen wij ons niet vinden in de parkeertarieven. Wij willen eerst een nota zien en dan pas hierover besluiten. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. Met inachtneming van de door mij in eerste termijn gemaakte opmerkingen ga ik akkoord met de vaststelling van de Kadernota. De discussie over het gratis openbaar vervoer wil ik nu niet opnieuw aanzwengelen, maar ik wil wel opmerken dat het mij heeft bevreemd dat het college, dat weet hoe de raad hierover denkt, een dergelijk besluit heeft genomen. Voor wat betreft de Mijlweg moet ik wethouder Van den Oever gelijk geven. Ik heb dat verkeerd gelezen. In het overzicht stond een tekort en een bepaald bedrag en ik dacht toen ‘hé, een tekort!’. Over de moties en amendementen kan ik kort zijn: de moties en amendementen die nog overeind staan steun ik. Wethouder SPIGT: Mijnheer de voorzitter. Een enkele opmerking. In navolging van hetgeen de heer Van der Kruijff over de motie van BVD over de onderbesteding op het minimumbeleid heeft gezegd, wil ik opmerken dat inderdaad de effectiviteit van het beleid telt en niet zozeer de bedragen die daarmee gemoeid zijn. In mijn reactie op de motie heb ik gezegd, dat een intensivering van het minimabeleid aan de orde is en wij er in die zin over zullen praten. Niet alle maatregelen zijn generiek, er zijn ook specifieke maatregelen die misschien wel tot een groter effect leiden dan een generieke maatregel, zoals de verhoging van het drempelbedrag. Wij zullen nagaan wat een verhoging tot 115% voor de Drechtsteden zal betekenen en de uitkomst van dat onderzoek zal in de commissie WZI onderwerp van debat kunnen zijn. Ik moet de raad ontraden de motie aan te nemen, omdat de daarin voorgestelde dekking niet mogelijk is. Het gaat daarbij om een eenmalig bedrag dat vrijvalt in de jaarrekening 2007, terwijl de verhoging van het drempelbedrag een structurele verhoging is, die niet met een eenmalig voordeel kan worden gedekt. In het licht van de door ons gemaakte afspraak lijkt de motie mij overbodig. In september zullen wij in de commissie WZI op dit onderwerp terugkomen. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. In de richting van de heer Mostert wil ik opmerken dat ik inderdaad wat snel was, maar daar was wel een reden voor. Ik ben de heer Mostert nog een antwoord verschuldigd op zijn vraag over de meicirculaire van het rijk. Ik kan hem melden dat er in de komende twee jaar, in 2009 en 2010, iets meer ruimte zal zijn, namelijk € 2 miljoen en € 1,1 miljoen, maar de ontwikkelingen in structurele zin zich rond de nul bewegen: in 2011 min € 300.000,- en in 2012 plus € 200.000,-. In structurele zin biedt dat niet zo veel soelaas bovenop de Kadernota en de uitgangspunten die wij hebben vastgesteld. Zonder een bijdrage te willen leveren aan het debat over het openbaar vervoer - dat doet mijn collega Van den Oever – wil ik nog wel het volgende opmerken. Wij proberen in deze gemeente vanuit de optiek van financiën met behoud van een verstandig financieel kader zo veel mogelijk dingen mogelijk te maken. Ik ben blij met de ruimhartige steun die daaraan altijd door de raad wordt gegeven. Wij hebben € 15 miljoen over waarmee wij nog een aantal dingen willen doen en daarin zit dus ook ruimte voor experimenten, maar experimenten doe je omdat je hoopt dat ze zullen slagen - dat geloof heb je aan de voorkant -, wat betekent dat je ze in structurele zin wilt omzetten. Als ik dan in dit verband bedragen van € 2 miljoen hoor, wordt het mij enigszins klam om het hart, want dat kan Bruin gewoon niet trekken. In de Kadernota is aangegeven dat € 1,5 miljoen zal moeten worden bezuinigd. Daarvoor hebben wij nog geen voorstellen ingediend, dat geld moeten wij nog vinden. Wij hebben daarvoor nog even de tijd, omdat de exploitatie voor de eerstkomende jaren er nog gezond
53
uitziet. Als daar bovenop nog eens € 2 miljoen voor het openbaar vervoer komt, zullen wij een ander type gesprek met elkaar moeten voeren en zal het niet alleen gaan om het erbij schuiven van zo’n experiment. Ik zeg dit nogmaals, niet om mij in de inhoudelijke discussie hierover te mengen, maar omdat ik het wel fair vind vanuit het financiële perspectief aan te geven hoe de vlag erbij hangt. Nogmaals: er is ruimt voor experimenten, maar gelet op de structurele kosten hoop ik dat het experiment niet zal slagen. De heer COBELENS: Ik kan mij voorstellen dat u als wethouder van financiën denkt in termen van ‘wat staat aan de ene kant van de balans en wat staat aan de andere kant van de balans?’. Als wij op het gebied van openbaar vervoer met experimenten beginnen, willen wij daarmee ook iets bereiken en ik zou mij kunnen voorstellen dat daaruit ook opbrengsten zullen voortkomen. Wellicht zal het mogelijk zijn elders besparingen door te voeren. Ik zou mij kunnen voorstellen dat daardoor effecten zullen worden bereikt, die maken dat bepaalde investeringen niet langer noodzakelijk zijn. In hoeverre wordt dat meegenomen? De heer MERX: Aan welke financiële voordelen denkt u? De heer COBELENS: Wellicht zal uit de experimenten blijken, dat het sociaal isolement van ouderen door gratis openbaar vervoer inderdaad vermindert. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Kunnen wij deze discussie niet ergens anders voeren, in de Dordtse Kamers bijvoorbeeld? De heer COBELENS: Ik zou mij kunnen voorstellen dat een effect van deze experimenten kan zijn, dat wij op andere gebieden minder behoeven te investeren. Wethouder VAN STEENSEL: Mijn opmerking was als een positieve bijdrage aan het debat bedoeld! Er is nog één vraag die ik niet heb beantwoord, de vraag van ECO-Dordt over het ENECO-dividend. Als wij zouden gaan verkopen – ik kan echter zeggen dat wij daartoe nog geen aanstalten maken -, krijgen wij daarvoor geld terug, geld dat wij - net zoals wij dat met de EZH-middelen hebben gedaan – op de bank kunnen zetten of verstandig kunnen beleggen om een deel van die dividendinkomsten te behouden, maar zo ver is het nog lang niet. In de krant heb ik bedragen gelezen die uit de lucht zijn gegrepen. In de komende jaren zal daarvan nog geen sprake zijn, maar het lijkt mij wel goed dat wij hierover in de raad een debat hebben om het gevoelen van de raad te peilen. Tot op heden was de strategie ‘wij willen de mogelijkheid hebben om te verkopen’. Die mogelijkheid is er nu en wij zouden nu eens met elkaar van gedachten kunnen wisselen over de vraag of wij dat inderdaad willen en zo ja, onder welke voorwaarden. Misschien willen wij dit helemaal niet. Het lijkt mij goed dat wij daarover een keer met elkaar van gedachten wisselen. Gelet op de agenda stel ik voor dat pas na de begrotingsbehandeling te doen. Wij hebben er de tijd voor. Wethouder LAGENDIJK: Twee punten nog, mijnheer de voorzitter. Allereerst een reactie op de tweede termijn van de heer Van der Kruijff. Toen ik over het cultuurbeleid sprak, heb ik mij kennelijk in termen van geloven uitgesproken. Dat spijt mij zeer, dat is het domein van de heer Van der Kruijff. Ik liet mij door zijn enthousiasme meeslepen, maar ik weet het zeker. Ik weet dat ik zeker weet dat ik moet geloven, dat het bijna niet anders kan dan dat cultuurinvesteringen cruciaal zijn voor de economische en sociale vitaliteit van de stad en zal de raad de notitie daarover ruim voor de begrotingsbehandeling toezenden. De vraag van de heer Mostert heb ik inderdaad niet beantwoord omdat ik ervan ben uitgegaan dat wij daarover in de commissie al voldoende hebben gesproken. Ik wil nog wel even herhalen wat ik in de commissie heb toegezegd met betrekking tot de investeringen die nodig zijn in het podiumbeleid, waar het gaat om Kunstmin en eventueel een aanvullend podium. In september/oktober zullen wij daarop terugkomen. Hetzelfde geldt voor het Energiehuis. In de commissie hebben wij uitgebreid stilgestaan bij de wijze waarop dat proces is verlopen en waarom wij daarmee bezig zijn zoals wij daarmee bezig zijn. Het voorlopige ontwerp zal ook in september of oktober aan de raad worden voorgelegd.
54
Aansluitend aan deze raadsvergadering was een vergadering gepland om met elkaar over het Hof te spreken, maar ik houd het voor mogelijk dat dat niet zal lukken. In ieder geval zullen wij de volgende week over de stand van zaken met betrekking tot het Hof spreken. Wij zullen dan kunnen discussiëren over de analyse die wij hebben gemaakt, over de vraag waar wij financieel en inhoudelijk staan en over de scenario’s om tot een oplossing te komen. Ik weet niet precies waar wij de 15e zullen eindigen, maar ik zal de raad in ieder geval een update toezenden, waarin ik zal aangeven waar wij in de discussie staan. Op dit moment ga ik ervan uit dat wij de raad rond de zomer een raadsinformatiebrief met relevante informatie zullen kunnen toesturen, zodat wij daarover in september met elkaar van gedachten zullen kunnen wisselen. Dat hebben wij de vorige week of de week daarvoor in de commissie besproken. De VOORZITTER: Ik stel de raad voor de beraadslagingen over de Kadernota te beëindigen. Ik constateer dat amendement 1 is ingetrokken. De fractie van de PvdA heeft aangekondigd dat zij, als de besprekingen daarover in haar ogen niet tot een vruchtbaar resultaat zullen leiden, dit amendement opnieuw zal indienen. Het amendement over het gratis openbaar vervoer wordt gehandhaafd. Amendement 2 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fracties van de PvdA, CDA, BVD, ECO-Dordt, GL, CU/SGP, VSP en D66. Tegen stemt: de fractie van de VVD. De VOORZITTER: Dan is nu de besluitvorming over de Kadernota zelf aan de orde. Ik stel vast dat alle fracties voor vaststelling van de Kadernota zijn, maar de fractie van ECO-Dordt een tweetal punten niet kan onderschrijven, namelijk de bouwleges en de parkeertarieven. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten, onder aantekening dat de fractie van ECO-Dordt de voorstellen inzake de bouwleges en de parkeertarieven niet kan steunen. De VOORZITTER: Motie 1, de motie over de ondernemersprijsvraag, is ingetrokken. Ik neem aan dat motie 2 over het werven van subsidie voor gratis openbaar vervoer wordt gehandhaafd. Motie 2 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met algemene stemmen aanvaard. De VOORZITTER: Aan de orde is de motie over het benutten van de onderbesteding minimabeleid. De heer SLEEKING: Gezien de beantwoording door de wethouder in tweede termijn en de door hem gedane toezegging lijkt het ons verstandig deze motie aan te houden. De VOORZITTER: Akkoord. Ik constateer dat deze motie wordt aangehouden. Motie 3 maakt, aangehouden zijnde, niet langer onderwerp uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Aan de orde is de motie over de lesruimte voor Hans Petri Dierenverzorging op de stadsboerderij. De heer SLEEKING: Ik wil graag een korte stemverklaring afleggen. Bij het bespreken van de Kadernota heb ik enkele opmerkingen gemaakt over de mogelijke vernieuwing van de stadsboerderij. In het verleden hebben wij voorgesteld te bekijken wat wij op gemeentelijk niveau kunnen doen aan het bevorderen van stageplaatsen op welk niveau dan ook en in die zin steunen wij dit initiatief van harte. Wat ons betreft kan het Welland College hierbij ook worden betrokken. Dit betekent niet dat wij impliciet akkoord gaan met het voorstel in de Kadernota, dit initiatief vinden wij sympathiek. De VOORZITTER: U meent dat deze motie, als de stadsboerderij er komt, zal moeten worden uitgevoerd. Motie 4 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met algemene stemmen aanvaard.
55
6.
AANKOOP PARKEERGARAGES GEZONDHEIDSPARK (594) In vervolg op de bespreking in de adviescommissie van 1 juli jl. debat over de voorstellen, waarbij centraal de vraag staat waarom op dit moment tot aankoop wordt overgegaan. Vervolgens besluitvorming ten aanzien van de wensen en bedenkingen en de beschikbaarstelling van het gevraagde krediet.
De heer VAN VERK: Mijnheer de voorzitter. Bij het Gezondheidspark wordt een aantal parkeergarages gebouwd voor de aldaar aanwezige voorzieningen. Het is in ieders belang dat die voorzieningen bereikbaar blijven en zijn, ook in financiële zin. Daarom is het belangrijk dat de gemeente grip houdt op de prijsvorming van de parkeertarieven. Overigens geldt dat niet alleen voor de Sportboulevard en omgeving, maar ook voor de rest van de stad. Dit betekent dat de PvdA het college steunt bij de aankoop van deze voorzieningen en verder geen wensen en bedenkingen heeft. De heer RAKHORST: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van het voorliggende stuk wil ik kort ingaan op een aantal elementen: de aankoop, de risico’s, het exploitatieoverzicht en de toegevoegde overeenkomsten. Ten eerste de aankoop. Het waarom is voor ons van belang. Aangegeven is dat de belangrijkste reden de wens is greep te houden op de tarieven. De VVD vindt het van belang dat wij daar redelijke tarieven kunnen heffen. Over het moment van aankoop zijn wij minder tevreden. Wij zouden liever hebben gezien dat de aankoop eerder zou hebben plaatsgevonden. Dat geeft voordelen bij de onderhandelingspositie, wat wij ook een beetje zien in de overeenkomsten. Wij vinden het jammer dat het zo is, maar het zij zo. De exploitatierekening, die vertrouwelijk is, hebben wij later gekregen. Toen wij hierover in de commissie spraken was de exploitatierekening nog niet aangeleverd. Mijn dank aan de griffie voor de snelle aanlevering. Wij zien dat de exploitatierekening sluitend is. Als je het over een periode van veertig jaar bekijkt, blijkt dat wij zelfs geld overhouden, maar de exploitatierekening is inderdaad moeilijk leesbaar. Wij delen de mening van mevrouw De Smoker, die om een transparanter beleid heeft gevraagd. Het is inderdaad moeilijk te beoordelen of de opbrengsten niet te hoog dan wel de kosten te laag zijn. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Omdat de heer Rakhorst het over een vertrouwelijk stuk heeft zal ik geen bedragen noemen, maar ik wil hem wel vragen mij zo dadelijk te laten zien waaruit blijkt dat sprake is van een gezonde exploitatie. De heer RAKHORST: Ik zal u dat zo dadelijk laten zien. Ik zal hierop terugkomen, dat bespreken wij bilateraal. Dat is wel leuk. De overeenkomst. Wij zien dat veel correcties zijn doorgevoerd en vinden het moeilijk te achterhalen wat de invloed van al die correcties is. Ik pleit ervoor dat dit in het vervolg duidelijker zal worden aangegeven en de nota duidelijk leesbaar zal zijn in combinatie met de bijlagen. Tot slot wil ik graag van de wethouder vernemen of de doorgevoerde correcties in het ons toegezonden exploitatieoverzicht zijn verwerkt. Kan hij bevestigen dat wij de goede cijfers hebben ontvangen? Onder voorbehoud van het laatste gaan wij akkoord met het voorliggende voorstel. De heer WAGEMAKERS: Mijnheer de voorzitter. Gisteren hebben wij de schriftelijke antwoorden gekregen op de vragen, die de vorige week in de commissie gesteld zijn. Mijn dank daarvoor. In de beantwoording van de vragen is het ons opgevallen, dat het voorstel ambtelijk al in 2007 is gemaakt. Mijn vraag aan de wethouder is wanneer dit voornemen bij het college in beeld is gekomen en of de raad niet eerder had kunnen, of sterker nog, had moeten worden geïnformeerd over dit voornemen. Kan de wethouder er duidelijkheid over geven wanneer de uitkomst van de aanbesteding bekend zal zijn en of hij met de uitkomst bij de raad zal terugkomen alvorens definitief te beslissen?
56
Voor wat betreft het al dan niet kostendekkend zijn van de exploitatie sluit ik mij aan bij mevrouw De Smoker. Wellicht kan collega Rakhorst ook mij daarin inzicht geven, ik ben daar heel benieuwd naar. Graag wil ik van de wethouder vernemen op welk moment de vertrouwelijkheid van de exploitatiegegevens zal worden opgeheven. Wij overwegen namelijk op dit document een second opinion te laten uitvoeren. Ik mis een uitleg met betrekking tot het aanvullend krediet van ruim € 2,8 miljoen voor de garages A en B. In de commissie heb ik uitgebreid stilgestaan bij de vraag of de gemeente niet voor een voldongen feit c.q. onoverkomelijke situatie is gesteld op het moment, waarop Multi afzag van het realiseren van de parkeergarage vanwege de financiële consequenties die daaraan voor Multi verbonden zouden zijn. Ik heb niet gesproken over een dreiging, maar wel aangegeven dat in de stukken expliciet wordt vermeld dat door Multi de mogelijkheid is genoemd uit de SOC te treden. Ik hoor daarover graag een verklaring van de wethouder. De heer BRUGGEMAN: Ik heb één opmerking en één vraag, mijnheer de voorzitter. Op pagina 2 van het voorstel staat dat de positieve en negatieve effecten van de exploitatie van de parkeervoorzieningen via de egalisatiereserve parkeervoorzieningen kunnen worden beheerst. Daaraan is al even gerefereerd. Volgens mij moeten wij daar lezen dat de wens in dit gebied een tariefbeleid te voeren, bijvoorbeeld om sporters en bezoekers van het ziekenhuis tegemoet te komen, ertoe leidt dat wij bereid zijn elders in de stad hogere parkeertarieven te accepteren om voordelige tarieven in dit gebied mogelijk te maken. Ik begrijp de overwegingen achter dit voorstel, maar realiseer mij ook dat wij mogelijk consequenties elders in de stad zullen moeten accepteren. Dat zal vanzelf in de raad nog aan de orde komen. Mijn vraag betreft de concrete aanleiding tot dit voorstel in algemene zin. Het stuk lezende is bij ons de vraag gerezen waarom wij deze sturingsambities niet al twee of drie jaar geleden, toen in eerste aanleg over deze plannen werd gesproken, voor ogen hadden. Kan de wethouder daarover kort iets zeggen? De heer HOOGERDUIJN: Mijnheer de voorzitter. Ook onze fractie vindt het gegeven de omstandigheden gewenst dat de parkeergarages in het Gezondheidspark in gemeentelijke handen komen. Daarbij is het vooral van belang dat wij greep houden op de omvang en de tariefstelling en een financieel gezonde parkeerexploitatie en grondexploitatie. Wij vragen ons wel af welke richting dit aangeeft voor de aanstaande discussie over privatisering van de Sportboulevard. Wat kunnen wij op dit punt verwachten of zal hierop donderdagmiddag worden ingegaan bij de start van de bouw van de Sportboulevard? De kosten van de aankoop van de parkeergarages, ruim € 16 miljoen, lijken ons redelijk en worden gedekt uit de parkeerinkomsten. De garages zijn volgens het college van burgemeester en wethouders door de gemeente kostendekkend te exploiteren. Omdat de stukken niet erg transparant zijn hadden wij daarover twijfels, maar gelet op de nagezonden stukken en de beantwoording door het college vinden wij dat sprake is van een voldoende basis. Rest de vraag wat er zal gebeuren als aanbesteding binnen de financiële kaders niet lukt. Je weet maar nooit tegenwoordig. Kan de wethouder toezeggen dat in dat geval tijdig met de raadscommissie zal worden overlegd over de wijze waarop zal moeten worden omgegaan met tekorten dan wel alternatieven met betrekking tot de aanbesteding of de bouw? Er zal in ieder geval iets moeten gebeuren, geparkeerd zal er moeten worden. Wij gaan akkoord met dit voorstel. De heer NEDERPELT: Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik het college dankzeggen voor de uitgebreide stukken die wij hebben gekregen. Voor ons is de hamvraag of wij een parkeergarage willen aanschaffen. In deze discussie is het ons opgevallen, dat vooral wordt gekeken naar de mate waarin wij grip kunnen krijgen op de parkeertarieven. Wij zouden graag zien dat dit ook voor de Sportboulevard aan de orde zou zijn, maar wij zien nu dat het publieke deel, de Sportboulevard, geprivatiseerd wordt terwijl de parkeergarage in gemeentelijke handen komt. GroenLinks stemt niet in met dit voorstel.
57
De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter. De VSP is van mening dat je niet voor je plezier ziek bent en ook niet voor je plezier op bezoek gaat bij iemand die ziek is. Hiervoor parkeergeld vragen vinden wij niet juist. Ook in het kader van het stimuleren van de sportbeoefening is het heffen van parkeergeld geen goede zaak. Daarom kan de VSP niet met het voorliggende voorstel instemmen. Wij zijn niet tegen het aankopen van de parkeergarages Gezondheidspark, maar gaan daarmee alleen akkoord als de parkeertarieven op nul worden gezet. Aangezien dat waarschijnlijk nooit zal gebeuren, zullen wij tegen dit voorstel stemmen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Ik wil eerst twee opmerkingen van procedurele aard maken. In de Dordtse Kamers werden wij geconfronteerd met stukken die niet compleet waren en als u dit raadsvoorstel zeer kritisch bekijkt, zult u kunnen constateren dat nogal wordt gegoocheld met de letters A, B, D of E. Er is een parkeergarage die ineens AI heet. Dat weten wij: dat is de parkeergarage Amnesty Internationalweg. Kortom: dit schept volop onduidelijkheid. In de Dordtse Kamers heb ik daarover een opmerking gemaakt, maar de wethouder heeft zich daarvan helaas niets aangetrokken en er zijn geen verbeteringen doorgevoerd. In de stukken is vermeld, dat wij hierover eigenlijk al voor een bepaalde datum in mei uitsluitsel hadden moeten geven. Heeft de gemeente met Multi een verlengde termijn afgesproken? Ik hoop dat het laatste het geval is. Wij hebben daarover geen duidelijkheid. Inhoudelijk de volgende opmerkingen. Wij moeten deze aankoop om twee redenen doen. Ten eerste omdat de gemeente daardoor grip zal hebben op de tariefstelling en de omvang. ECO-Dordt is het daarmee helemaal eens. Niet voor niets zijn wij tegen privatisering van de sportaccommodaties en tegen privatisering van de exploitatie ervan. Dat geldt ook voor de parkeervoorzieningen. Als de gemeente het belangrijk vindt dat exploitaties van voorzieningen betaalbaar blijven, zullen wij binnenkort een discussie moeten voeren over de Sportboulevard en zullen wij het zwembad of de ijshal niet moeten privatiseren. De tweede reden waarom wij deze aankoop moeten doen is, dat de exploitatie van de parkeergarage en daardoor ook de grondexploitatie van het Gezondheidspark gezond moeten blijven. Ik heb in deze raad veel geleerd, onder andere dat een parkeerexploitatie niets te maken heeft met een grondexploitatie. Waarom wordt dit zo gesteld? De gemeente is gewoon bang dat wat wij met elkaar in de SOK hebben afgesproken gebeurt,: dat Multi van de mogelijkheid gebruik maakt om zich terug te trekken. Om dat te voorkomen wordt nu dit voorstel gedaan. Onderzocht is of sprake is van staatssteun. Ik moet u zeggen dat de uitkomst van dat onderzoek ons absoluut niet geruststelt. Ik citeer: ‘In het geval de parkeergarage van Multi wordt gekocht en Europese aanbesteding achterwege is gebleven, bestaat een redelijke kans dat de gang van zaken aan de aandacht van het bevoegde gezag of belanghebbenden ontsnapt. Uitgangspunt is langdurig geweest de ontwikkeling van de parkeergarage door Multi en exploitatie door een derde. De gewijzigde opzet zal goedkeuring van de gemeenteraad vergen en er is een kans dat dit besluit in de publiciteit zal komen en aanleiding zal zijn voor nader onderzoek of nadere actie.’ Wij zitten echt niet op een onderzoek door een Europese commissie te wachten. Dat risico willen wij niet nemen. Het parkeerexploitatieoverzicht, waarover de heer Rakhorst een aantal opmerkingen heeft gemaakt, is vertrouwelijk. Dat is jammer, want dat betekent dat wij daarop niet dieper kunnen ingaan. Ik wil u wel zeggen dat het door ons ontvangen exploitatieoverzicht ons verre van geruststelt. Wij hebben dat overzicht anders gelezen dan de heer Rakhorst. Het woord ‘verlies’ betekent voor ons verlies. Wij moeten nu weer een discussie over parkeertarieven voeren zonder dat wij de inhoud van de nota kennen. Bij de behandeling van de Kadernota heb ik daarover ook een opmerking gemaakt. Twee maanden geleden, toen wij het over het Achterom spraken, was dat ook al het geval. Op deze manier raken wij het totale beeld kwijt, daarom hoeft dit van ons even niet meer. Om die reden zullen wij tegen dit voorstel stemmen. Tot slot moet ons van het hart – meerderen hebben dit al gezegd – dat we, als wij deze discussie vier jaar geleden zouden hebben gevoerd, als wij toen zouden hebben geweten dat wij eigenaar
58
zouden worden van vier parkeergarages, een geheel andere discussie over het Gezondheidspark en de Sportboulevard gevoerd zouden hebben. Dan zou het kostenplaatje waarschijnlijk € 60 tot € 80 miljoen hoger zijn geweest en zouden we de exploitatie in eigen handen hebben gehad. Ik vind het kwalijk dat wij achteraf, stukje bij beetje, weer een discussie als deze voor de kiezen krijgen. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie is er niet van overtuigd dat dit voorstel de beste oplossing is voor het gerezen probleem. Multi onderkent een risico en vervolgens koopt de gemeente de garages terug. De onderbouwing van dit voorstel is mijns inziens uiterst dun, ik verwijs naar de woordvoering van mevrouw De Smoker. Volgens mij levert dit voorstel financiële risico’s op voor de gemeente Dordrecht, die ik niet voor mijn rekening wil nemen. De exploitatie is niet sluitend. De heer Rakhorst mag ook mij laten zien waarom hij van mening is dat de exploitatie wel sluitend is. Voorts speelt bij ons de vraag of sprake is van ongeoorloofde overheidssteun. Het citaat uit de brief van de advocaat heeft ook mij geenszins gerustgesteld. Daarom zal ik dit voorstel niet steunen. Wethouder LAGENDIJK: Mijnheer de voorzitter. Er zijn inderdaad twee redenen voor het aankopen van de twee parkeergarages. De eerste reden is de discussie over de greep op de tarieven en de tweede reden is dat wij in het oorspronkelijke plan budgettair-neutraal in de grondexploitatie zaten en dat uiteindelijk geen houdbare situatie bleek te zijn. De vraag of de gemeente Dordrecht ernaar moet streven maximaal greep te houden op het gebruik van de schaarse openbare ruimte voor parkeren moet in het kader van het verkeersbeleid en het parkeerbeleid worden beantwoord. In de afgelopen periode heb ik zelf ervaren dat sprake is van voortschrijdend inzicht. Oorspronkelijk is dat in dit plan niet afgesproken. Los van de inhoudelijke overwegingen die wij kunnen hebben voor het greep houden op het parkeren en de parkeertarieven, moeten wij ons realiseren dat, als wij dit particulier willen organiseren, de kosten boven de verkoopopbrengsten zullen uitgaan, wat netto betekent dat wij de grondopbrengsten negatief zullen belasten. Dat is het grote verschil met de discussie over de aanbesteding van de exploitatie van de Sportboulevard, los van het feit dat dat geen eigendomskwestie is omdat die voorzieningen in eigendom blijven van de gemeente Dordrecht. Het cruciale verschil is dat wij ervan uitgaan dat de aanbesteding enkele honderdduizenden euro’s extra zal opleveren en de Sportboulevard op die manier goedkoper zal kunnen worden geëxploiteerd dan wanneer wij dat publiek doen. Voordat wij definitief gunnen – wij hebben dat afgesproken en die afspraak zal ik nakomen –, zullen wij met de berekeningen bij de raad terugkomen. Als blijkt dat er geen financieel voordeel is, is er veel voor te zeggen de Sportboulevard in gemeentelijke exploitatie te nemen. Die businesscase is ook al uitgewerkt. Ik begrijp dat een vergelijking is gemaakt, maar in die zin vind ik de vergelijking niet terecht. Er is echt een cruciaal verschil. Als wij het gevoel hebben dat het door commerciële partijen exploiteren van een voor de stad belangrijke voorziening voldoende kwaliteit oplevert, zou ik het vreemd vinden als wij zouden zeggen dat wij het toch liever gemeentelijk doen. Dat kan € 200.000,-, € 300.000,-, € 400,000,- of € 500.000,- schelen en dat is geld van de burgers, dat wij ook aan andere nuttige doelstellingen van de gemeente kunnen uitgeven. Mijn standpunt is uitermate pragmatisch. Als wij de exploitatie met behoud van onze kwaliteiteisen goedkoper op de markt kunnen realiseren, moeten wij dat in mijn ogen altijd doen omdat wij zo zorgvuldig mogelijk… Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Wij zouden met deze parkeergarages helemaal niet zelf de markt opgaan. Dat was ons uitgangspunt. Wethouder LAGENDIJK: Ik ga nu in op de vergelijking die met de exploitatie van de Sportboulevard is gemaakt. Het oorspronkelijke plan was dat wij niets met de parkeerexploitatie te maken zouden hebben. In de loop van de tijd – niet één op één aan het Gezondheidspark gerelateerd – heeft bij ons de opvatting postgevat dat wij, waar het om het parkeren gaat, als stad de boel zelf in de hand willen hebben. Of dat voor de afspraken die wij in het kader van het Gezondheidspark hebben gemaakt een doorslaggevende verandering is weet ik niet, maar wij zijn daartoe gekomen op het moment waarop wij de afspraak met Multi dat de grondwaarde op die plekken op nul zou worden gezet niet konden waarmaken. Er zijn dus twee samenhangende argumenten om het anders te doen. Betekent dit nu dat wij ons – vrij vertaald – door Multi Vastgoed hebben laten chanteren?
59
De heer WAGEMAKERS: De wethouder heeft in de commissie het woord ‘dreiging’ gebruikt en nu gebruikt hij het woord ‘chantage’. Daarmee legt hij een zware claim op dit verhaal. Multi heeft op een gegeven moment de mogelijkheid aangegeven dat het bedrijf uit de SOC zou kunnen stappen. Termen als ‘dreiging’ of ‘chantage’ vind ik verkeerd. Wethouder LAGENDIJK: Dat is ook zo, ik ben het daarmee eens. Ik probeerde de redenering van mevrouw De Smoker, dat wij onder druk bereid zouden zijn deze actie te ondernemen, te relativeren. Multi Vastgoed heeft op geen enkel moment tegen de gemeente gezegd ‘wij hebben er nog eens naar gekeken, bekijk het maar’. Dat niet omdat de mensen van Multi Vastgoed verliefd zouden zijn op de ambtenaren die zich met dit project bemoeien, maar omdat Multi grote ambities en hoge verwachtingen heeft van het concept van het Gezondheidspark. Dat geldt niet alleen voor deze ontwikkeling in Dordrecht, maar ook voor de manier van denken. Hoe kun je commerciële, gezondheids- en sportvoorzieningen met elkaar combineren? Het is Multi veel waard dat zo lang mogelijk vol te houden, Multi wil het bijltje er niet bij neergooien. Toen uit de marktconsultaties bleek dat wij niet kostendekkend kunnen opereren, is in goed overleg bekeken hoe wij dat zouden kunnen oplossen. Van beide kanten zijn toen bewegingen gemaakt, door Multi waar het gaat om de winstmarges en door de gemeente in die zin dat we zouden bekijken of wij tot een acceptabele exploitatie kunnen komen. Mijn oordeel is dat wij er heel goed zijn uitgekomen en alle partijen die erbij betrokken waren goede stappen hebben gezet. De heer Bruggeman, die een opmerking maakte over de egalisatiereserve, zou ik willen zeggen dat het uit de lengte of uit de breedte moet komen. Gesteld dat wij concluderen dat de tarieven op de Sportboulevard lager zullen moeten zijn dan elders, dan zullen wij twee conclusies kunnen trekken. Wij zouden kunnen zeggen dat dit typisch sportbeleid is. Dat is niet mijn favoriete redenering, maar deze redenering is wel mogelijk. Wij hebben een stedelijk tarievenbeleid, daarin zal een bepaalde differentiatie zitten, maar die differentiatie is vooral vanuit parkeren en parkeerregulering gemotiveerd. Als wij vinden dat wij de parkeertarieven in het licht van maatschappelijke doelstellingen moeten drukken, zouden de kosten daarvan uit het budget voor deze maatschappelijke doelstelling moeten worden betaald. Dat is een andere variant dan betaling uit de egalisatiereserve of de inkomsten van het parkeerbedrijf. De discussie hierover zullen wij naar ik veronderstel later nog uitgebreid voeren. De heer BRUGGEMAN: Moet ik uit uw antwoord begrijpen dat wat in het voorstel is verwoord niet volledig of iets te eng gedefinieerd is? In het voorstel wordt alleen de door u aangegeven tweede optie genoemd, de eerste optie wordt er niet in vermeld. Wethouder LAGENDIJK: Ik heb de tekst niet voor mij, maar het is zoals ik het heb gezegd. Wij kunnen kiezen voor differentiatie in de tarieven, dan wordt het binnen de parkeerexploitatie van de stad opgelost, maar als het de wens is speciale maatschappelijke doelstellingen te dienen kunnen de daaraan verbonden kosten ook uit de daarvoor beschikbare budgetten worden gehaald. Dat zou kunnen betekenen dat daarin naar compensatie wordt gezocht. Dat zijn de twee mogelijkheden waarover wij het hebben. De heer BRUGGEMAN: De discussie over dit punt zou kort moeten zijn en ik wil de discussie hierover niet met opmerkingen van technische aard vervuilen. Misschien kan de griffie of kunt u, mijnheer de voorzitter, een suggestie doen voor wat betreft de wijze waarop hiermee moet worden omgegaan. Ik moet vaststellen dat één van de door de wethouder genoemde mogelijkheden niet in de tekst is vermeld. Als anderen het anders zien, hoor ik dat graag. Dan kan dat punt wellicht van tafel, dat kan ook. Wethouder LAGENDIJK: Het punt van de staatssteun. Zoals de raad weet is deze kwestie ook bij een ander onderwerp aan de orde. Laat ik het zo zeggen: wij hebben daarover een discussie. Mijn ervaring is dat dat een tamelijk ingewikkelde aangelegenheid is. Het is belangrijk dat de adviseur, die we vragen naar de mogelijkheden te kijken, met het nodige gezag over de kwestie kan oordelen. Dat is in dit geval gebeurd. Het door mevrouw De Smoker aangehaalde citaat, waarin wordt verwezen naar de risico’s die met de Europese aanbesteding te maken hebben, is juist. Multi wil eigenlijk niet Europees aanbesteden, omdat het bedrijf dat nooit doet, maar men realiseert nu parkeergarages in opdracht van de gemeente en dat betekent, dat de verplichting die de gemeente heeft tot het bij dit soort bedragen Europees aanbesteden aan Multi wordt doorgegeven. Wij hebben daarover afspraken
60
gemaakt. Multi heeft zich te houden aan de Europese aanbestedingsregels, waaraan de gemeente zou zijn gehouden als zij de garages zelf zou ontwikkelen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: In het advies van Ten Holte staat niet dat Multi zich niet aan de Europese aanbestedingsregels zou houden, daarin wordt als risico genoemd dat dit mogelijk een verkapte vorm van staatssteun kan zijn. Dat is iets anders. Wethouder LAGENDIJK: Europese aanbesteding kan toch geen verkapte vorm van staatssteun zijn? Doelt u op de € 25.000,- die wij vergoeden voor de kosten die Multi extra moet maken voor een Europese aanbesteding? Dat lijkt mij niet het grootste probleem. U kijkt vertwijfeld, misschien begrijp ik u verkeerd. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik wil u adviseren de pagina’s 27-55 voor u te nemen en de tekst goed te lezen. Het voorstel dat wij u vertrouwend op uw blauwe ogen een besluit met dergelijke risico’s zouden moeten nemen … Wethouder LAGENDIJK: Het gaat om het eindadvies dat de juristen ter zake geven. Als wij de conclusie trekken dat geen sprake is van staatssteun, dat dit een verdedigbare optie is, zijn er nog wel risico’s, maar wij zijn bereid die risico’s te nemen. Toen de heer Wagemakers aan het woord was fluisterde wethouder Van den Oever mij iets in het oor, het is mogelijk dat ik daardoor een vraag van hem heb gemist. Als dat zo is, bied ik hem daarvoor mijn excuses aan en verzoek ik hem zijn vraag te willen herhalen. Ik meen alle vragen van de andere sprekers te hebben antwoorden. De heer WAGEMAKERS: Ik heb nog vier punten openstaan, mijnheer de voorzitter. In de gisteren door ons ontvangen schriftelijke beantwoording is aangegeven dat al in 2007 ambtelijk een voorstel is gemaakt. Mijn vraag is wanneer het college voor het eerst dit voornemen had en of de raad niet eerder had kunnen c.q. moeten worden geïnformeerd. Wanneer zal er duidelijkheid zijn over de uitkomst van de aanbesteding? Hebt u daarvoor al een planning en zult u daarmee naar de raad terugkomen? Over de kostendekkende exploitatie heeft de wethouder al iets gezegd. Ik zou graag willen weten wanneer de vertrouwelijkheid van dat stuk zal worden opgeheven. Ten vierde: kan de wethouder ons een uitleg geven over het aanvullend krediet van € 2,8 miljoen? De heer HOOGERDUIJN: Mijnheer de voorzitter. Een puntje in het verlengde van het laatste punt waarvoor door de heer Wagemakers aandacht is gevraagd, namelijk de aanbesteding. Wat zal er gebeuren als dat niet lukt binnen de financiële kaders? Onderaan bladzijde 1 van het raadsvoorstel worden daarover opmerkingen gemaakt. Wij hebben de wethouder gevraagd toe te zeggen dat hij in dat geval bij de raad zal terugkomen. Er moet natuurlijk geparkeerd worden. Zal dan sprake zijn van een andere aanbesteding of zullen de bouwplannen worden gewijzigd? Kan de wethouder daarover kort iets zeggen? Het is misschien een ‘worst case-scenario’, maar ik denk dat het goed is daarbij stil te staan. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik heb er geen behoefte aan dat de wethouder mijn woorden relativeert. Wat ik naar voren heb gebracht is het standpunt van mijn fractie. Ik heb opgeschreven wat er hierover in de commissie is gezegd: ‘Er was een dreiging dat de parkeergarages financieel geen uitkomst boden voor Multi. Toen is vanuit de gemeente het initiatief genomen dit aan te kopen.’ Toen het dreigende exploitatieprobleem van Multi naar voren kwam, was dat prachtig, toen was het probleem opgelost. Het gaat er bij mij niet in dat Multi zegt dat de exploitatie nooit kostendekkend kan zijn en de gemeente zich op het standpunt stelt, dat dat wel mogelijk is. Wethouder LAGENDIJK: In mijn ogen is uitstekend overlegd over de ingewikkelde situatie die ontstond toen de consultatie van de markt duidelijk maakte, dat er geen aanbiedingen zullen komen die voor wat betreft de bouw op z’n minst kostendekkend zouden zijn. Van beide zijden zijn uitgebreide pogingen ondernomen om dat probleem in financiële zin op te lossen. De stap van de gemeente is de aankoop van de garages. Uit het exploitatieoverzicht blijkt dat pas op de lange
61
termijn sprake zal zijn van kostendekkendheid en de raad zal zich kunnen voorstellen, dat dit voor een commerciële exploitant niet de meest ideale situatie is. De gemeente kan zich wat meer veroorloven. Ik ben maar bij een deel van de gesprekken met Multi betrokken geweest, maar ik ben van mening dat bij die gesprekken zeer constructief is bekeken hoe wij het probleem kunnen oplossen vanuit het besef, dat wij allebei stappen moeten zetten om dit project tot een goed einde te brengen. Ik ben daarover heel erg tevreden. Bestaat het risico dat het uiteindelijk niet zal lukken? Dat is mogelijk. Onder dit voorstel ligt een aantal afspraken, ten eerste de staffel van de eerste € 300.000,- en de tweede € 350.000,-. Deze tegenvallers worden op een bepaalde manier verdeeld over de gemeente en Multi Vastgoed. Wij hebben afgesproken dat wij, als de tegenvallers groter zullen zijn dan € 650.000,-, opnieuw om de tafel zullen gaan zitten om de situatie te beoordelen en te bespreken wat de beste oplossing is. Of een nieuw concept zal moeten worden gemaakt, of wij dingen zullen moeten uitstellen of voor een andere aanbestedingsprocedure zullen moeten kiezen, zal afhangen van de reden waarom het niet lukt. Als mocht blijken dat de aanbesteding niet oplevert wat wij ervan verwachten, komen wij uiteraard bij de raad terug om daarover te overleggen. Dat zal wellicht betekenen dat wij nieuwe afspraken zullen moeten maken. Wanneer is het balletje gaan rollen? De discussie over het wel of niet commercieel haalbaar zijn van de parkeerexploitatie in het gebied is in de tweede helft van 2007 actueel geworden. Dat weet ik zeker, omdat dat in mijn periode was. Daarvoor was op grond van de marktconsultatie al wel duidelijk dat er van alles aan de hand was, maar pas in de tweede helft van 2007 zijn wij daarmee flink aan de gang gegaan en in die periode is ook het idee geboren te bekijken of wij een goede aanbieding zouden kunnen doen voor de aankoop van de garages. Ik weet niet precies wat daarvoor met de raad is besproken. Ik weet wel dat wij een aantal keren, met name naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de heer Wagemakers, hebben medegedeeld dat wij bezig waren met een voorstel voor aankoop van de garages. Ik kan mij minstens twee raadsvergaderingen herinneren waarin dit in antwoord op vragen van de heer Wagemakers is medegedeeld. Dat is iets anders dan een uitgebreide bespreking in de commissie, maar dit voorstel is al wel een paar keer aangekondigd. Eerlijk gezegd weet ik niet wanneer de vertrouwelijkheid van het exploitatieoverzicht kan worden opgeheven. Ik ben ervoor, als het even kan, alle vertrouwelijke stukken openbaar te maken. Met die blik wil ik ernaar kijken, maar op dit moment kan ik die vraag niet beantwoorden. De heer WAGEMAKERS: Mijnheer de voorzitter. Kan ik met de wethouder de afspraak maken dat hij ons ervan in kennis zal stellen, zodra hij besluit de vertrouwelijkheid van het stuk op te heffen? De VOORZITTER: Uiteraard. Zodra het college daartoe besluit – dat is niet de bevoegdheid van de wethouder of de burgemeester – hoort u dat. Wij zullen bekijken in hoeverre een fractie, die kennis draagt van een vertrouwelijk stuk, de vrijheid moet hebben met handhaving van de vertrouwelijkheid – dat is een ingewikkeld vraagstuk – een derde de gelegenheid te geven, al dan niet via de privaatrechtelijke weg en zoals gezegd met handhaving van de vertrouwelijkheid, met een second opinion te komen. Dat moeten wij even nagaan. Het college zal daarover een besluit nemen. Wethouder LAGENDIJK: Het laatste punt. In de brief aan de raad wordt een poging gedaan, waar het gaat om de diverse garages, orde te scheppen in het alfabet. Op dit moment is al één garage gebouwd, garage B. Toen wij spraken over toestemming voor de bouw op de Sportboulevard, hebben wij het ook even gehad over het bouwen van parkeergarage A, de garage onder de Sportboulevard. Ten behoeve van dat bouwproces moet ook geld worden gevoteerd. In dit voorstel wordt de financiële situatie rond de parkeergarages B en A en de vervolgkosten die daarbij aan de orde zijn in beeld gebracht, wat in totaliteit tot meer dan € 10 miljoen leidt. Van dat bedrag is al ruim € 7 miljoen beschikbaar gesteld en het restant wordt nu aan de raad gevraagd. Voorts wordt de raad gevraagd zijn wensen en bedenkingen met betrekking tot de voorgenomen aanpak van de garages D en E kenbaar te maken. Het financiële voorstel daarvoor zal de raad later krijgen, op het moment waarop wij verder zullen zijn in het proces. In die zin is sprake van een aanpak in stappen. De VOORZITTER: De heer Bruggeman, die een vraag heeft gesteld over de kostendekkendheid van de exploitatie, verwijs ik naar pagina 2 van het raadsvoorstel waar duidelijk is vermeld dat de tarieven volgens de raming een kostendekkende exploitatie mogelijk maken, maar uiteraard zal dat
62
op termijn afhankelijk zijn van het tarievenbeleid. Als de gemeente voor een sluitende exploitatie de tarieven zou moeten verhogen of gelijk houden, maar ze om bereikbaarheidsredenen – dus om andere redenen – wil verlagen, zullen wij daartoe in de gelegenheid moeten zijn. Zo staat het er. Dan zullen wij binnen de begroting van de gemeente - dus niet binnen het parkeeregalisatiefonds, omdat daarvoor andere redenen gelden dan ontleend zijn aan de bedrijfseconomische exploitatie van de garage -, bijvoorbeeld binnen de sportbegroting, de middelen moeten vinden voor het sluiten van het gat in de exploitatie. Volgens mij is dat volstrekt helder. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten, onder aantekening dat de fracties van BVD, VSP, D66, ECO-Dordt en GL geacht wensen te worden te hebben tegengestemd. 7.
REGULERING KAMERVERHUURBELEID (573, 573a, 563) In vervolg op de bespreking in de adviescommissie van 1 juli jl. op verzoek van de fracties van B.V. DORDT en GroenLinks kort bespreekpunt om het standpunt over de aangepaste voorstellen kenbaar te maken. Vervolgens besluitvorming over: a. de vaststelling van de Verordening tot wijziging van Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht (3e wijziging) en b. de raadsinformatiebrieven van 8 april en 10 juni 2008.
De VOORZITTER: U hebt per e-mail een verbeterde versie van het besluit ontvangen, waarin de wet van Murphy is doorgegaan. In de verbeterde versie moet u niet lezen dat de verordening op 1 juli in werking treedt - dat kan natuurlijk niet -, de verordening zal op 17 juli in werking treden. Dit agendapunt is op verzoek van de fracties van BVD en GroenLinks geagendeerd en wij hebben afgesproken dat dit een kort bespreekpunt is. U hebt maximaal twee minuten per fractie om uw standpunt over de aangepaste voorstellen kenbaar te maken. Ik zal eerst het woord geven aan de fracties van BVD en GL en zal daarna bekijken of de andere fracties hierover ook nog iets willen zeggen. De heer SCHALKEN-DEN HARTOG : Ik zal het kort houden, mijnheer de voorzitter. Wij zijn er blij om dat de Huisvestingsverordening in verband met de regulering van het kamerverhuurbeleid wordt aangepast. Wij denken dat dit het goede moment is om de verordening zodanig te wijzigen, dat Dordrecht niet het afvoerputje van de regio zal worden, omdat er in onze omgeving andere gemeenten zijn waar de maatregelen tot regulering van de kamerverhuur veel verder gaan. BVD spreekt over ‘voorlopig’ omdat nieuw rijksbeleid in de maak is en zij graag wil ingaan op het in de laatste commissievergadering door één van de insprekers, mevrouw Van Dongen, gedane verzoek een werkconferentie te organiseren waarin wij met alle belanghebbenden, onder wie de huurders, verhuurders, buurtbewoners, handhavers, politie, de wethouders, de raad enzovoorts over het kamerverhuurbeleid van gedachten zullen kunnen wisselen. De uitkomsten van deze conferentie zullen wij als input voor een definitieve aanpassing kunnen gebruiken. Bij de eerste behandeling hebben wij aangekondigd dat wij een drietal amendementen hebben voorbereid, die ik kort zal kort toelichten. In het eerste amendement geven wij aan dat wij voor wat betreft het kamerverhuurbeleid graag 5% voor de hele stad willen. Dat is vooral omdat wij preventief beleid willen maken, dat wij in afwachting van het nieuwe rijksbeleid nu willen vaststellen. Kijk naar wat bijvoorbeeld vandaag in De Dordtenaar staat over de Vliegenstraat of naar de zorgelijke ontwikkelingen bij het voormalige Queenie-pand en een aantal panden in de Martinus Steijnstraat. Dat zijn allemaal straten die buiten het voorgestelde gebied vallen. In amendement 2 geven wij het college de mogelijkheid de raad te vragen of van de 5% kan worden afgeweken. Dat is vooral belangrijk met het oog op de oplossingen die in de toekomst zullen moeten worden gevonden voor huisvesting van de Midden- en Oost-Europese werknemers. Amendement 3 spreekt voor zich. Daarin vragen wij het college nader te beschrijven wat onder ‘goed huurderschap’ wordt verstaan. De VOORZITTER: Door de fractie van BVD zijn de volgende amendementen ingediend.
63
“De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 8 juli 2008; gelet op: het voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van de Verordening tot wijziging van de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht (3e wijziging); overwegende dat: - de nieuwe verordening nog ruimte laat voor ongewenste situaties in een straat en/of gebied; - het in afwachting van nieuw landelijk beleid noodzakelijk is nu een duidelijke voorlopige voorziening te treffen om ongewenste situaties te voorkomen; - de raad na het zomerreces bijeenkomst om de kaders die hij wil meegeven vast te stellen, waarna de definitieve aanpassing in de Huisvestingsverordening kan worden doorgevoerd; is van mening dat: preventief beleid de voorkeur geniet boven reactief beleid; besluit: 1. de gehele tekst van artikel I, lid 11 op pagina 1 van het ontwerpbesluit van “burgemeester en wethouders…” tot en met “…in lid 9 vast” te vervangen door: “Het percentage kamerhuurpanden per straat is nooit meer dan 5% van het aantal zelfstandige woningen en geldt voor de hele stad. Tevens zit tussen twee kamerverhuurpanden minimaal 3 panden of tenminste 18 meter en bij gestapelde woningen minimaal drie etages.” en gaat over tot de orde van dag.” (amendement A-1) “De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 8 juli 2008; gelet op: het voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van de Verordening tot wijziging van de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht (3e wijziging); overwegende dat: - de nieuwe verordening nog ruimte laat voor ongewenste situaties in een straat en/of gebied; - het in afwachting van nieuw landelijk beleid noodzakelijk is nu een duidelijke voorziening te treffen om ongewenste situaties te voorkomen; - de raad na het zomerreces bijeenkomst om de kaders die hij willen meegeven vast te stellen in de commissie, waarna de definitieve aanpassing in de Huisvestingsverordening kan worden doorgevoerd; is van mening dat: preventief beleid de voorkeur geniet boven reactief beleid; besluit: 1 de gehele tekst van artikel I, lid 10 op pagina 1 van het ontwerpbesluit van “een gebiedsaanduiding..” tot en met “…te wijzen” te vervangen door: “Een gebiedsaanduiding als bedoeld in lid 9 geldt voor onbepaalde tijd en het college voert een 2-jaarlijkse evaluatie uit betreffende de aantallen kamerverhuurpanden in het gebied en of er wel of niet overlast wordt ervaren middels de leefbaarheidmonitor. Burgemeester en wethouders kunnen de raad ook voorstellen in specifieke gevallen af te wijken van het in lid 11 genoemde percentage”. en gaat over tot de orde van de dag.” (amendement A-2) “De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 8 juli 2008; gelet op: het voorstel van burgemeester van wethouders tot vaststelling van de Verordening tot wijziging van de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht (3e wijziging); overwegende dat: - de nieuwe verordening nog ruimte laat voor ongewenste situaties in een straat en/of gebied; - het in afwachting van nieuw landelijk beleid noodzakelijk is nu een duidelijke voorlopige voorziening te treffen om ongewenste situaties te voorkomen; - de raad na het zomerreces bijeenkomst om de kaders die hij wil meegeven vast te stellen, waarna de definitieve aanpassing in de Huisvestingsverordening kan worden doorgevoerd; is van mening dat: preventief beleid de voorkeur geniet boven reactief beleid; besluit: 1. de volgende tekst toe te voegen aan artikel 11, lid d op pagina 2 van het ontwerpbesluit achter de zin die eindigt op “…een goed verhuurder gedraagt”;
64
“waarbij de definitie van een goed particulier verhuurder nader wordt omschreven door burgemeester en wethouder.” en gaat over tot de orde van de dag.” (amendement A-3) De amendementen zullen worden vermenigvuldigd en maken mede onderdeel uit van de besluitvorming. Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. Het stellen van de 5%-norm kamergewijze verhuur per straat is geen garantie dat de problematiek van overlast wordt uitgebannen. Denk hierbij aan overbewoning en slechte woonomstandigheden, veiligheid, geluidsoverlast en parkeerproblematiek. Daarom is GroenLinks voorstander van de SKW-certificering voor verhuurders. Het argument van de gemeente dat zij verhuurders niet op kosten wil jagen, vinden wij een non-argument, omdat een bonafide verhuurder zich door deze certificering graag van malafide verhuurders zal willen onderscheiden. De kosten gaan immers voor de baat uit. Daarnaast wil GroenLinks graag de discussie over de instroom van Midden- en Oost-Europese werknemers in een breder perspectief voeren, omdat zich in de komende jaren nieuwe groepen werknemers op onze markt zullen begeven. Denk hierbij aan de Roemenen en de Bulgaren. Wij willen af van het negatieve imago dat aan deze arbeidsmigratie kleeft, mede omdat deze mensen een wezenlijk aandeel leveren aan onze economie. Graag een reactie van de wethouder. Ook denken wij aan een informatiepunt voor deze werknemers, waar zij terecht kunnen met vragen over arbeidsomstandigheden, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg en hun rechten en plichten. Informatie hierover in de eigen taal is van groot belang. Tot slot vraag ik de reactie van de wethouder op de ideeën van mevrouw Van Dongen, één van de inspreeksters, die een conferentie of een discussieplatform voor alle betrokken partijen voorstelde. Dit idee past naar mijn mening prachtig in onze ideeën over de ‘civil society’. Mevrouw VERSLUIS: Mijnheer de voorzitter. Zoals ik in de commissie heb aangegeven ziet de PvdA het voor ons liggende stuk als een begin. Ik wil dat graag benadrukken, wij vinden het belangrijk dat er een integraal stuk komt. De wethouder heeft in de vorige commissievergadering aangegeven, dat hij met een beleidsstuk in het kader van logies zal komen. Daarover bestaat namelijk verwarring. In dat stuk zal worden aangegeven wat kamerverhuur en wat logies is. Wij juichen dat toe en hopen daarover in september met de wethouder te kunnen spreken. Voor de PvdA is de handhaving in dit verhaal erg belangrijk. Dat aspect missen wij in dit stuk en wij willen daarover graag verder doorpraten. Met mevrouw Ruisch van GroenLinks ben ik het eens dat voor de tijdelijke werknemers die wij in onze stad hebben een andere oplossing zal moeten worden gevonden. Ik verzoek de wethouder met de woningcorporaties om de tafel te gaan zitten om te bezien of wij voor deze mensen een nette woonomgeving kunnen creëren. Naar mijn mening moeten sommige van deze mensen wonen in omstandigheden die niet menswaardig zijn. Dat willen wij niet. Het voorstel van mevrouw Van Dongen met elkaar om de tafel te gaan zitten en in de tweede helft van dit jaar een conferentie te organiseren, wordt door ons ondersteund. Wij willen daaraan graag meedoen. Dat sluit aan bij onze wens met elkaar over een integraal stuk te praten. Dat is wat wij voorstaan. Daarnaast wil ik opmerken dat wij erg benieuwd zijn naar het nieuwe rijksbeleid op dit gebied. Wij hopen dat daar snel iets positiefs voor Dordrecht uit zal komen. De heer VERMEULEN: Mijnheer de voorzitter. Gezien de tijd sluit ik mij bij de woordvoering van mevrouw Versluis aan. Zij heeft terecht een aantal opmerkingen gemaakt over onderwerpen, die in de commissie aan de orde zijn gesteld en waarover wij een aantal malen hebben gesproken. Uiteraard houden wij de wethouder aan zijn toezegging dat dit stuk in de toekomst zal worden verbeterd. Het lijkt mij verstandig daarop constant te blijven sturen.
65
Ik moet de amendementen nog lezen, maar of het nu 5% of 10% of ‘whatever’ is, het gaat om handhaving. Hoe zullen wij daarmee omgaan? Wij willen het stuk uiteraard zo flexibel mogelijk houden met een uitbreiding tot alle door mevrouw Versluis aangegeven verbeterpunten. De heer TASGIN: Mijnheer de voorzitter. Het CDA is overtuigd van de noodzaak regulering van de kamerverhuur in te voeren. Wij hebben in het afgelopen jaar meerdere verzoeken hiertoe ontvangen. Naar aanleiding van het amendement van BVD over de 5%-regel voor de hele stad wil ik één opmerking maken. Ik vind het voorbarig te zeggen dat mensen die legaal in Nederland zijn, die hier legaal werken, in bepaalde delen van de stad wel mogen wonen en in andere delen van de stad niet. De heer SCHALKEN-DEN HARTOG: Iedereen mag van ons overal in de stad wonen, maar er moet wel een goede balans zijn. Wij sluiten niets uit. Als burgemeester en wethouders een goede locatie voor huisvesting van deze mensen vinden, kunnen zij daarmee naar de raad komen en kunnen wij zo’n locatie prima realiseren. De stad zit niet op slot, maar wij kunnen op deze manier wel ongewenste situaties voorkomen. De heer TASGIN: De wethouder heeft de vorige week gemeld dat elk signaal over kamerverhuur in relatie met overlast in het stadskantoor geturfd wordt en hij daarop snel zal reageren als er signalen zijn, die erop duiden dat de leefbaarheid onder druk komt te staan. De heer SCHALKEN-DEN HARTOG: Een laatste reactie, mijnheer de voorzitter. Ik weet niet of de heer Tasgin vandaag heeft gelezen wat bijvoorbeeld in de Vliegenstraat gebeurt. Dat is ook een ongewenste situatie. Als wij daarover op voorhand duidelijke afspraken maken, kunnen wij voorkomen dat de flatjes opgekocht worden. De heer TASGIN: De aanpak van een pand dat overlast geeft is iets anders dan het reguleren van kamerverhuur. De heer STAAT: Mijnheer de voorzitter. Vanwege leefbaarheidsaspecten is het noodzakelijk geworden te komen tot beleid op het gebied van kamerverhuur. In de adviescommissie hebben wij daarover de afgelopen weken twee keer gesproken, waarbij Insprekers een waardevolle bijdrage hebben geleverd. Met het thans aan de raad voorgestelde beleid gaat de fractie van de ChristenUnie/SGP akkoord. Een aantal punten vraagt nog om nadere uitwerking, zoals bijvoorbeeld het juridisch verschil tussen logies en wonen en de vraag die de vorige week in de adviescommissie aan de orde kwam, de vraag of een flat bij het vaststellen van een percentage als één woning telt of voor net zo veel woningen als er in de flat zijn. Wij zijn benieuwd wanneer de nadere uitwerking daarvan aan de raad zal worden aangeboden en vernemen hierop graag de reactie van de wethouder. Ik zal meteen op de door de BVD-fractie ingediende amendementen reageren. Onze fractie heeft geen behoefte aan de amendementen 1 en 2, wij kunnen instemmen met het door het college voorgestelde beleid. Ik ben benieuwd naar de reactie van de wethouder op amendement 3 inzake de omschrijving van wat een goede verhuurder is. De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter. Het is goed scherpe maatregelen in te voeren voor de kamerverhuur en de verenigingen van eigenaren van de inhoud van de verordening op de hoogte te stellen om zo een afhoudend klimaat te creëren en het mogelijk te maken, dat zij hun contracten eventueel aanpassen. Het maximaal toelaatbare percentage is 5% per straat. De verordening die nu is samengesteld is een eerste aanzet. Het is goed dat wij daarop na een jaar zullen terugkomen en de verordening dan eventueel zullen aanpassen. Wij hopen dat de handhaving strikt zal worden uitgevoerd. Elke verbetering in dezen ondersteunen wij, dus ook de amendementen. Wij vinden deze verordening beter dan geen verordening en hopen dat de verordening op 17 juli van kracht zal worden. Wethouder KAMSTEEG: Mijnheer de voorzitter. Ik zal eerst enkele opmerkingen van algemene aard maken en zal u misschien vragen de vergadering daarna te schorsen. Daarover moet ik nog even nadenken.
66
De insteek van alle partijen – niet alleen de politieke partijen, maar ook de bewoners en alle belanghebbenden – is dat kamerverhuur tot leefbaarheidsproblemen kan leiden. Dat hoeft niet, maar het kan wel en de kans daarop is groter als zich in een bepaald gebied een concentratie voordoet. Wij willen dat in de gaten houden en daaraan in gebieden die dreigen te vol te raken paal en perk stellen. Dat is de strekking van dit voorstel. Wij hebben overwogen op voorhand een bepaald percentage voor de gehele stad vast te stellen, maar dat lijkt ons niet opportuun. Wij zien daartoe geen enkele aanleiding, zeker niet op plekken waar woningcorporaties bezit hebben. Er is geen reden te veronderstellen dat zich daar concentraties zullen voordoen. De verordening voorziet wel in de mogelijkheid voor de gehele stad een percentage vast te stellen. Het quoteringsbeleid wordt in de verordening in formele zin geregeld en de gebiedsaanwijzing en de percentagevaststelling worden in aparte, afzonderlijke, artikelen mogelijk gemaakt. Dat brengt mij bij amendement 1, waarin wordt voorgesteld voor de gehele stad 5% als standaard in te voeren. Ik kan nu niet overzien welke consequenties dat zal hebben. Eerder heb ik betoogd dat er voor wat betreft kamerverhuurbedrijven kaf en koren is. Dordrecht is nog geen echte studentenstad, maar wij zouden wel graag zien dat Dordrecht dat in toenemende mate wordt. Zeker als wij in onze gemeente meer HBO krijgen, zouden wij graag willen dat hier meer jongelui komen wonen. Dat bevordert de gezelligheid. Als we zien welke percentages studentensteden hanteren, moeten we vaststellen dat men daar niet met 5% wegkomt. Ik vermag niet in te zien dat hetgeen in amendement 1 wordt voorgesteld verstandig zou zijn. Er is voor wat betreft de 5% wel een escape. In amendement 2 wordt geregeld dat burgemeester en wethouders… Mevrouw VERSLUIS: Ik kan het antwoord van de wethouder op amendement 1 volgen, dat was ook mijn eerste gedachte. Refererend aan het krantenartikel waarnaar de heer Schalken heeft verwezen, vraag ik mij af of wij in beeld hebben op welke plaatsen de kans bestaat dat het niet goed zal gaan. Volgens mij moeten wij ervoor waken achter de feiten aan te lopen en voorkomen, dat wij in een bepaald gebied te laat een quoteringsbeleid in voeren. Dat is mijn afweging. Moeten wij voor heel de stad van 5% uitgaan en een aantal gebieden daarvan uitsluiten, waartoe wij met elkaar kunnen besluiten, óf hebben wij zo’n goed systeem van handhaving – ik denk aan mensen die in de stad rondfietsen en bekijken waar het niet goed gaat – dat het mogelijk is op tijd een quotering aan te brengen? Wij moeten ervoor waken dat wij achter de feiten aan lopen, dat is mijn dilemma. Wethouder KAMSTEEG: Welk percentage wij ook in de regeling vastleggen, voor kamerverhuur dient een vergunning te worden aangevraagd. Als wij 5% vaststellen, zijn er ongetwijfeld eigenaren van woningen die geen vergunning aanvragen. Als zij wel een vergunning aanvragen en de 5% is bereikt, zal een volgende aanvraag worden afgewezen en als blijkt dat in panden zonder vergunning kamers worden verhuurd, kunnen wij die panden uiteraard sluiten. Dat is de regeling. Ik aarzel een beetje. Mijn eerste opmerking ging over de studentengebieden. Studenten zitten ook niet overal. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij voor bepaalde gebieden de 5%-regeling vastleggen met een door het college gemotiveerde afwijkingsmogelijkheid. Dat lijkt mij terecht want er kunnen daarvoor specifieke redenen zijn. Dat biedt het voordeel dat wordt voorkomen, dat zich in een gebied een te groot aantal kamerverhuurbedrijven vestigt, maar in de praktijk zal die situatie zich alleen bij niet vergunde panden kunnen voordoen. Als wij een aanvraag voor een vergunning krijgen en wij zien dat in de desbetreffende straat al 2 of 3% van het aantal woningen vergund is, gaat in het systeem een lampje branden en is het duidelijk dat pas op de plaats moet worden gemaakt. Het signaal wordt altijd gegeven aan de hand van het aantal vergunde panden. Mevrouw VERSLUIS: Als wij de 5%-regeling niet voor de gehele stad invoeren, is het mogelijk dat op bepaalde plaatsen, zonder dat wij dat door hebben… Wethouder KAMSTEEG: Dat kan, dat voorbeeld is in de raadscommissie aan de orde geweest. Ik denk dat die situatie zich niet vaak zal voordoen, maar het is mogelijk dat in één klap bijvoorbeeld tien panden in een bepaalde straat worden gekocht en daarvoor op één moment een vergunning wordt aangevaagd. Dan zijn wij te laat, dat klopt.
67
Mevrouw VERSLUIS: Volgens mij is wat wij vandaag in de krant hebben kunnen lezen een voorbeeld van zo’n situatie. Wethouder KAMSTEEG: In de Vliegenstraat is sprake van een gegroeide situatie. Die situatie is al lang in beeld en wij zijn al geruime tijd aan het bekijken hoe wij dat kunnen oplossen. Wij hebben deze situatie buiten de regeling gehouden, omdat in de Vliegenstraat een heel specifiek traject met Woonbron loopt. Dat staat niet in de krant. Ik weet niet waarom, maar dat hoeft ook niet. De heer SCHALKEN-DEN HARTOG: Nog een korte reactie, mijnheer de voorzitter. Wij stellen voor voorlopig 5% te hanteren. Als wij dadelijk een duidelijke splitsing tussen logies en kamerverhuur gaan maken, zal de situatie anders worden. Als het om kamerverhuur gaat, hebben wij het over mensen die waarschijnlijk zijn ingeschreven in de basisadministratie. Wij hebben het nu over zowel de kamerverhuur als de logiesfunctie. Wij zijn er voorstanders van nu preventief 5% in te voeren, totdat wij duidelijk op het netvlies zullen hebben hoe dat gedifferentieerd zal uitwerken. Dan kunnen wij met elkaar bekijken met welk ander beleid wij eventueel kunnen komen. Wethouder KAMSTEEG: U gebruikt het woord ‘eventueel’. Om die reden heb ik even nagedacht over de mogelijkheid om een schorsing te vragen, maar ik veronderstel dat een schorsing ons nu niet zal helpen. De raad stelt vandaag een verordening vast. Als het college tot voorstellen komt, wordt juridisch advies gevraagd en nagegaan of de formuleringen kloppen. Daarvoor is nu geen tijd, omdat u deze amendementen in de commissie niet hebt aangekondigd. Dat is jammer. Ik heb u, naar ik meen tot twee maal toe, het advies gegeven contact met ons op te nemen als u van plan zou zijn amendementen in te dienen, om het mogelijk te maken, te laten checken of uw amendementen in juridische zin in de verordening passen. Helaas gebeurt het maar al te vaak – ook bij wetgeving die door de Tweede Kamer wordt vastgesteld – dat in wetsvoorstellen amenderingen worden doorgevoerd, die qua formulering niet deugen. Ik zeg niet dat dit bij deze amendementen aan de orde is, maar ik wil er wel op wijzen dat ik het erg onlogisch vind in artikel 10 te regelen dat het percentage in artikel 11, dat u op 5% stelt, gewijzigd kan worden. Ik zou zeggen: zet dat in artikel 11. Het percentage wordt door de raad vastgesteld, ik neem aan dat u die bevoegdheid niet bij het college wilt leggen. Dat staat er overigens ook niet, maar goed. Ik denk dat dit erin zou moeten staan. Het percentage is nooit meer dan 5% en de raad kan – dat gebeurt dan altijd op voorstel van het college, dus dat behoeft er niet in te staan – ook een afwijkend percentage vaststellen. Dat zou ik logischer vinden. Wij hebben ook met rechtmatigheidsaspecten te maken, ik denk hierbij aan afstanden tussen woningen, bijvoorbeeld minimaal drie panden. Ik heb al eerder gezegd dat dergelijke randvoorwaarden mij niet erg bevallen. Het klinkt wel aardig, maar het is heel ingewikkeld. Ik vind het niet verstandig dergelijke details in de verordening op te nemen, omdat ik de reikwijdte daarvan, in juridische zin, niet kan overzien. Dergelijke details maken de verordening erg ingewikkeld. Om die reden vind ik het lastig nu met de amendementen 1 en 2 in te stemmen. Omdat ik de reikwijdte daarvan op dit moment niet kan overzien, adviseer ik de raad deze amendementen niet over te nemen. Of de formulering van amendement 3 klopt weet ik ook niet, maar ik heb al toegezegd dat er een beleidsregel zal komen waarin het college zal vaststellen wat daaronder dient te worden verstaan. Ik weet niet of dit in de verordening moet staan, dat is de vraag. De heer TASGIN: Mijnheer de voorzitter. De wethouder heeft in een lang antwoord aangegeven hoe hij dit wil gaan oplossen. Dat vind ik heel erg vreemd. Wij hebben twee keer uitvoerig over dit beleid gesproken en het invoeren van de 5%-regeling over de gehele stad is twee keer aan de orde geweest. De wethouder heeft twee keer gezegd dat hij daarvan geen voorstander is en nu doet hij alsof hij er wel voorstander van is, maar niet weet hoe hij het moet regelen. Wethouder KAMSTEEG: Nee, dat heb ik niet gezegd. Ik ben op het dilemma van de PvdA-fractie ingegaan en heb toegelicht dat het niet uitmaakt voor de kwestie die zij heeft uitgestipt. Aanvankelijk is door ons overwogen de 5%-regeling voor de gehele stad in te voeren, maar wij hebben daarvan afgezien omdat het in veel wijken niet opportuun is dit op voorhand te regelen. In
68
sommige wijken is dat ook niet verstandig, omdat wij daardoor ook anderszins kamerverhuur onmogelijk zouden maken. De heer WEIDEMA: Ik wil de wethouder een vraag stellen over de beleidsregel inzake het begrip ‘een goed verhuurder’, die hij heeft aangekondigd. Is het college van plan in die beleidsregel een andere definitie op te nemen dan de wettelijke definitie? Wethouder KAMSTEEG: Ik weet niet of er een wettelijke definitie is van het begrip ‘een goed verhuurder’. Het is mij wel bekend dat er regels zijn voor wat betreft een goede huurder. Overigens staat het woord ‘particulier’ niet in de verordening. Ik denk dat geen vaste beleidsregels bestaan voor het goed verhuurderschap, maar er zijn natuurlijk wel regels waaraan verhuurders zich dienen te houden. Het gaat hierbij om meer dan alleen goede huurcontracten et cetera. Wij moeten nog eens even nadenken over wat noodzakelijkerwijs in deze definitie geregeld zal moeten worden. Deze bepaling gaat namelijk vrij ver. De vergunning kan worden ingetrokken als een verhuurder zich niet als een ‘goed verhuurder’ gedraagt, maar daarvoor moeten wij wel goede redenen hebben. De insteek van dit hele verhaal is de leefbaarheid in de wijk. Ik denk dat de beleidsregel niet alleen op formele regels gericht moet zijn - die zijn eveneens belangrijk -, maar ook op gedrag en leefbaarheid. De corporaties maken zich druk over het gedrag van hun bewoners en dat behoren de particuliere verhuurders eveneens te doen. Als aansluiting kan worden gevonden bij wettelijke regels, zullen wij dat uiteraard doen, maar de beleidsregel zal specifiek op leefbaarheid gericht zijn. Amendement 1 ontraad ik om meer dan één reden. Ik vind het tweede deel erg ingewikkeld en voor het stadsbreed invoeren van de 5%-regeling zie ik geen aanleiding. Wat mij betreft betekent dit dat het tweede deel van amendement 2 komt te vervallen en tussen het eerste deel van amendement 2 en wat voorligt is materieel gezien geen verschil. In de commissie heb ik gezegd dat de aanwijzing voor drie jaar, met telkenmale een verlengingsmogelijkheid – misschien zelfs onafhankelijk van een leefbaarheidsonderzoek, want de leefbaarheid is ook niet altijd op straatniveau te constateren, daarbij gaan wij ook uit van andere indicaties –, materieel niet veel verschilt van hetgeen wordt voorgesteld. Ik ben dan ook van mening dat amendement 2 niets aan het voorstel toevoegt. De heer SCHALKEN-DEN HARTOG: In het voorstel van het college wordt niet over ‘onbepaalde tijd’ gesproken, in dit amendement wel en het tweejaarlijkse evaluatiemoment is ook niet in het voorstel van het college genoemd. Ik wil erop wijzen dat ik de tekst van de amendementen deels uit verordeningen van andere steden heb gehaald. Ik denk dan ook dat de formuleringen kloppen. Wethouder KAMSTEEG: De tekst moet consistent zijn met de tekst van onze verordening. Vaak kloppen zinnen op zichzelf wel, maar het verband moet ook kloppen en daarover heb ik twijfel. Ik ben geen jurist, maar ik zie vaak krakkemikkige formuleringen in verordeningen en daar houd ik niet van. Ik ben erg voor zorgvuldigheid. Misschien zeg ik dit wel gemakshalve, omdat wij anders de vaststelling van deze verordening moeten verdagen en daarin heb ik niet zo veel zin. Mede om die reden ontraad ik de amendementen 1 en 2, waarbij ik erop wij dat ik het gestelde in amendement 3 al heb toegezegd. Terecht is gezegd dat dit in zekere zin een begin van dit nieuwe beleid is. Over de kwestie logies of wonen zullen wij nog nadenken en wij zullen daarover op korte termijn tot een besluit moeten komen. Dat heeft ook te maken met een kwestie, die deze verordening niet raakt, maar vooral het handhavingsbeleid en het beheersen van het proces zal beïnvloeden. De VOORZITTER: Ik verzoek de wethouder zijn betoog af te ronden. Wij gaan ver over de twee minuten heen. Wethouder KAMSTEEG: De twee minuten spreektijd gold alleen voor de fracties, mijnheer de voorzitter. U bepaalt de spreektijd van de wethouders. Wij moeten ook in beeld brengen is het probleem in Dordrecht is. Mevrouw Ruisch heeft daarover een opmerking gemaakt. Wij moeten ons daarop goed bezinnen, gericht op beheersing van het probleem. Het probleem moet wel iets breder worden bekeken dan alleen uitgaande van hetgeen hier voorligt. Daarmee ben ik het van harte eens en ik heb al toegezegd, dat wij dat zullen doen.
69
De VOORZITTER: Is er behoefte aan een tweede termijn? Mevrouw VERSLUIS: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag reageren op de reactie van de wethouder op de amendementen en zal daarbij van achteren naar voren werken. Het is kwart over elf, ik doe het gewoon eens anders. Amendement 3 is door de wethouder overgenomen. Ik wacht de beleidsregel af. Amendement 2 is min of meer voor de helft door de wethouder overgenomen. Ik vind de koppeling aan de leefbaarheidsmonitor interessant. In de verordening is niet duidelijk vermeld welke de evaluatiecriteria zijn. Ik ben van oordeel dat wij nog eens moeten bespreken wat wij allemaal bij elkaar zullen moeten leggen om het besluit tot wel of niet verlengen te kunnen nemen. Dat is mijn aanvulling hierop. Voor wat betreft amendement 1 heb ik u ons dilemma voorgelegd. Laat ik het zo zeggen: ik houd dit in mijn achterhoofd. Ik vind het belangrijk dat wij de ontwikkelingen in het komende half jaar in het oog houden. Laten wij daarna verder discussiëren en bespreken wat handig is. In de commissie heb ik aangegeven dat ik met het oog op de huisvesting van studenten in principe geen voorstander ben van het invoeren van de 5%-regeling in de gehele stad. De heer SCHALKEN-DEN HARTOG: Wij handhaven onze amendementen, mijnheer de voorzitter. Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. Gehoord de beantwoording van de wethouder vind ik het erg lastig over de twee amendementen een besluit te nemen. Mijn fractie is geen voorstander van invoering van de 5%-regeling in de gehele stad. De argumenten daarvoor zijn genoemd. Evenals mevrouw Versluis vind ik de leefbaarheidsmonitor heel belangrijk. Ik wil dit ook als aandachtpunt meenemen bij de komende ontwikkelingen. De heer VERMEULEN: Mijnheer de voorzitter. Wij staan sympathiek tegenover de ingediende amendementen. Uiteraard voelen wij mee met de pogingen de tekst fijn te slijpen. Zo zie ik het. Fijn slijpen betekent echter niet dat alles in juridische zin goed wordt dichtgetimmerd. In zijn reactie op amendement 3 heeft de wethouder aangegeven kritisch te zullen bezien hoe het kan worden ingekleed. Ik kan mij voorstellen dat hij daarbij A1 en A2 in zijn achterhoofd zal meenemen en zal bekijken of de juiste weg wordt ingeslagen. Dat is ook bij andere onderdelen, zoals bijvoorbeeld de handhaving, het geval. Wij zullen niet met deze amendementen instemmen, omdat wij evenals de wethouder van mening zijn dat de verordening juridisch goed in elkaar moet steken en wij alle aspecten eerst op een rij moeten zetten voordat wij aan de fijnslijperij beginnen. Zoals door mevrouw Versluis is aangegeven, kunnen wij dan in het komende half jaar kijken of wij daadwerkelijk tot een goed eindresultaat kunnen komen. De heer TASGIN: Mijnheer de voorzitter. Op amendement 1 ben ik al ingegaan. Voor wat betreft de amendementen 2 en 3 sluit ik mij aan bij de woordvoering van de heer Vermeulen. De heer STAAT: Mijnheer de voorzitter. In mijn eerste termijn heb ik de amendementen 1 en 2 al verworpen, maar ik wil daarbij nog wel de kanttekening maken dat in amendement 1 een interessante koppeling met de leefbaarheidsmonitor wordt genoemd. Ik ben van mening dat wij dat specifieke aspect moeten vasthouden. Amendement 3 is in de adviescommissie door de wethouder overgenomen. De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter. De door de wethouder genoemde juridische toetsing van deze amendementen vinden wij een goede zaak. Als BVD deze amendementen aanhoudt, kunnen wij daarop later wellicht terugkomen. Ook wij willen graag eerst toetsen of het in de amendementen gestelde haalbaar is. Amendement 1 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemt: de fractie van BVD. Tegen stemmen: de fracties van GL, PvdA, ECO-Dordt, D66, VSP, CU/SGP, CDA en VVD. Amendement 2 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen.
70
Voor stemt: Tegen stemmen:
de fractie van BVD. de fracties van GL, PvdA, ECO-Dordt, D66, VSP, CU/SGP, CDA en VVD.
Amendement 3 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemt: de fracties van BVD en VSP. Tegen stemmen: de fracties van GL, PvdA, ECO-Dordt, D66, CU/SGP, CDA en VVD. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 8.
TOEKOMSTVISIE DRECHTWERK (453c, 444a) Kort bespreekpunt in vervolg op de bespreking in de adviescommissie van 1 juli jl. Na beantwoording door het college kunnen de fracties kort reflecteren op de toekomstvisie. De raad kan de aanbevelingen uit het Rekenkamerrapport “Mensenwerk” desgewenst hierbij betrekken. Vervolgens besluitvorming over de Toekomstvisie en de aanbevelingen uit het Rekenkamerrapport.
De VOORZITTER: De afspraak is gemaakt dat dit een kort bespreekpunt zal zijn. Wethouder Spigt zal als eerste het woord voeren, daarna hebben de fracties maximaal twee minuten beschikbaar om op de toekomstvisie van Drechtwerk in te gaan. Wethouder SPIGT: Mijnheer de voorzitter. Ik heb het verslag van de vorige bijeenkomst doorgelezen. Daaruit komt een viertal punten naar voren waarop ik nu kort wil ingaan. Voor wat betreft de rol van de raad is voorgesteld een klankbordgroep van de raad te introduceren, die wat nauwkeuriger betrokken zal zijn bij het wel en wee rondom de organisatie van Drechtwerk en het bestuur daarvan. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij bij het bespreken van het bedrijfsplan een afspraak maken over de momenten, waarop wij de raad zullen informeren over de prestaties van de organisatie. Ik denk dat het de raad daar om te doen is. Ik kan mij voorstellen dat wij in het bedrijfsplan – ik zal dat ook bevorderen – een aantal prestatie-indicatoren opnemen, waardoor het gemakkelijk zal zijn de resultaten van het bedrijf te beoordelen, zowel financieel, op bedrijfseconomische grondslag, als ten aanzien van de sociale doelstellingen. Ik denk dat beide scores van belang zijn om het functioneren van het bedrijf Drechtwerk goed te kunnen beoordelen. Mevrouw De Smoker heeft opgemerkt dat zij een klankbordgroep een te magere manier vindt om de betrokkenheid van de raad te organiseren. Ik kan mij dat voorstellen en ben bereid met de raad dan wel de griffie te bezien of een nauwkeuriger cyclische bijeenkomst van een aantal raadsleden, die zich zullen verdiepen in het wel en wee van Drechtwerk, beter aan de wens van de raad beantwoordt. Daarover moet de raad zelf een oordeel uitspreken, het is aan de raad die betrokkenheid verder vorm te geven. Meerdere fracties hebben opmerkingen gemaakt over de wachtlijsten. Op 1 januari zal de nieuwe wet van kracht worden en zal voor wat betreft de wachtlijsten niet langer van het fifo-principe – first in first out – behoeven te worden uitgegaan. Wij zullen eerst met elkaar over een verordening op de wachtlijst moeten spreken - wij zullen moeten afstemmen hoe aan die verordening vorm zal kunnen worden gegeven - en moeten overleggen over de vraag of wel of niet prioritaire groepen op de wachtlijst zijn aan te wijzen. Ik kan mij voorstellen dat de raad er behoefte aan heeft daarover een discussie te voeren. Dat hoeft nu niet te gebeuren, wij zullen een aantal suggesties voor de wijze waarop wij hiermee zullen kunnen omgaan op tafel leggen. Ik geef de raad het volgende mee: het toepassen van het fifo-principe is niet altijd goed, omdat sommige mensen daardoor te lang moeten wachten voordat zij bij Drechtwerk kunnen worden geplaatst. Op de wachtlijst staan bijvoorbeeld mensen die meerdere malen een aanbieding hebben gekregen, die zij hebben geweigerd. We kunnen ons afvragen of die mensen hoog op de wachtlijst moeten blijven staan. Wij zullen proberen een dynamischer systeem te bedenken, ik ga ervan uit dat wij daarover op een later moment met elkaar zullen kunnen spreken. De heer STAAT: Heb ik goed begrepen dat het fifo-principe niet kan worden losgelaten voordat de huidige verordening is gewijzigd?
71
Wethouder SPIGT: Dat is juist. Wij schonen de wachtlijst wel op, wij gaan na of de mensen die op de wachtlijst staan daarop willen blijven staan. De aanmelding is nog altijd vrijwillig. Door een aantal fracties zijn opmerkingen gemaakt over de competenties in relatie tot de bedrijfseconomische kant van het bedrijf en de medewerkers, dus de sociale doelstellingen. Hoe ga je daarmee om en hoe meet je een en ander? De competenties van de mensen zijn altijd het uitgangspunt. Het is niet zo dat wij van de mensen onmogelijke prestaties vragen. We kunnen er zeker van zijn dat de mensen op die manier worden beoordeeld. Aan de andere kant moeten wij ons realiseren, dat wij het mensen ook niet te gemakkelijk moeten maken en af en toe een prestatie moeten vragen die misschien niet voor de hand ligt, maar die na opleiding en na oefening wel haalbaar is. Op die manier wordt voldaan aan de doelstelling van het bedrijf, namelijk ervoor zorgen dat mensen zich zo veel mogelijk ontwikkelen. Dat brengt mij bij de haalbaarheid van de verdeling: 40% beschut binnen, 30% detachering en 30% begeleiding. Wij hebben zelf gezegd dat dit een doelstelling is die wij willen halen. Natuurlijk toetsen wij de competenties van de mensen, maar wij kijken wel naar de doelstelling van het bedrijf. Het bedrijf zal zichzelf zodanig moeten organiseren, dat veel meer mensen op de reguliere markt kunnen worden geplaatst. Met reguliere bedrijven moeten afspraken worden gemaakt over de inzet van mensen met een WSW-indicatie. Ik denk dat dit niet alleen goed is voor de mensen die binnen de WSW werkzaam zijn, maar ook voor het reguliere bedrijfsleven. De heer Wagemakers heeft een opmerking gemaakt over de deelname van gemeenten en de toekomst van de Gemeenschappelijke Regeling. De gemeenten Ridderkerk en Barendrecht oriënteren zich op het wel of niet blijven deelnemen aan de Gemeenschappelijke Regeling. Dat zij daarover nadenken is inherent aan een Gemeenschappelijke Regeling, gemeenten kunnen daartoe toetreden en ook uittreden. Als Barendrecht en Ridderkerk zullen besluiten uit de Gemeenschappelijke Regeling te treden, zullen onderhandelingen volgen over de kosten die dat besluit met zich meebrengt. De heer WAGEMAKERS: Dit weekend heb ik via de lokale media vernomen dat de gemeenten Ridderkerk en Barendrecht in dit opzicht al vergevorderde plannen hebben, dat daaraan ook een bedrag is gekoppeld – uit mijn hoofd gezegd voor Ridderkerk € 4 miljoen en voor Barendrecht € 1,5 miljoen – en besluitvorming nog voor de zomer zal plaatsvinden. Wethouder SPIGT: Dat kan zo zijn, maar dat zijn de berekeningen van Ridderkerk en Barendrecht. Wij zijn verantwoordelijk voor het bedrijf en de kosten van het bedrijf en het is heel goed mogelijk dat onze optiek een heel andere zal zijn. De heer WAGEMAKERS: Mijn opmerking was bedoeld om aan te geven dat de fase van oriëntatie voorbij is en het meer in de richting van een voorgenomen besluit gaat. Wethouder SPIGT: Op basis van hun eigen berekeningen. Barendrecht en Ridderkerk hebben gezegd zich op het losmaken van de Gemeenschappelijke Regeling te willen oriënteren, maar dat wil niet zeggen dat zij hiertoe zullen besluiten. Zij hebben immers verplichtingen ten aanzien van het bedrijf Drechtwerk, die verder gaan dan het als gemeente zelfstandig besluiten niet langer deel te willen uitmaken van de Gemeenschappelijke Regeling. Wij zullen de raad hierover informeren. In de toekomstvisie is aangegeven – daaraan is door een aantal fracties gerefereerd – dat de organisatorische vormgeving van het bestuur in het najaar bij de bespreking van het bedrijfsplan onderwerp van discussie zal zijn. Daarbij zullen vragen aan de orde komen als: hoe gaan wij dat doen en welke bestuurlijke aansturing van de organisatie Drechtwerk ligt het meest voor de hand, kijkend naar het bedrijfsbelang en naar het publieke belang dat Drechtwerk moet dienen? D heer Staat, die een vraag heeft gesteld over de taxatie van de huisvesting, wijs ik erop dat de huisvestingsproblematiek zal terugkomen bij de discussie over het toekomstplan en het bedrijfsplan van Drechtwerk. Het is heel wel mogelijk dat Drechtwerk op de huidige locatie gevestigd zal blijven en die locatie niet zal verkopen, maar zelf zal herontwikkelen. In dat geval ontstaat een nieuwe situatie. Om die reden hebben wij gezegd dat de kwestie van de huisvesting aan het bedrijfsplan
72
moet worden gekoppeld. Wij laten geen derde taxatie doen als wij nog niet zeker weten of vervreemding wel of niet zal plaatsvinden. Mevrouw Wemmers heeft er terecht op gewezen dat aandacht voor de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt van belang is. Dat is zo en dat blijft zo. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Mijnheer de voorzitter. Drechtwerk is geen regulier bedrijf, dat zal het ook niet worden en gemeenten of andere overheden zullen daaraan altijd een bijdrage moeten blijven leveren. Met het oog op de toekomst is het van belang dat de doelstellingen en uitgangspunten in de toekomstvisie in concrete acties vertaald worden. Wij verwachten dat dit in het bedrijfsplan zal gebeuren en daarna zullen wij als raad dichter op de ontwikkelingen bij Drechtwerk moeten zitten. De wethouder heeft daarover zojuist het een en ander gezegd. De discussie die wij afgelopen dinsdag gevoerd hebben, ging met name over de ontwikkeling van binnen naar buiten: een derde, een derde, een derde. De PvdA-fractie ondersteunt de doelstelling van binnen naar buiten, of dit uiteindelijk tot de verdeling “een derde, een derde, een derde” ofwel 40/40/20 zal leiden is voor ons minder belangrijk. Het belangrijkste is dat gekeken wordt naar de kwaliteiten van het personeel van Drechtwerk en mensen zoveel mogelijk bij reguliere werkgevers worden geplaatst, waarbij het van belang is altijd oog te houden voor de meest kwetsbare werknemers. Mevrouw VAN BENTHEM: Mijnheer de voorzitter. Om mijn bijdrage kort en overzichtelijk te houden volg ik in mijn woordvoering de lijn van het raadsbesluit. Dat betekent dat ik met de inhoud begin. Wij onderschrijven alle doelstellingen alsmede de voorgestelde wijze van operationalisering. Voor wat betreft de structuur gaan wij mee met de voorstellen voor aanpassing binnen de bestaande bestuursstructuur, inclusief de externe toezichtscommissie. Wij verwachten in het nog te maken bedrijfsplan ook een onderbouwing van de gewenste structuurvariant, die het meer marktgerelateerd maken van het bedrijf zal moeten ondersteunen. Wij zijn het eens met de wens van het college dat in de toekomst alleen de Drechtstedengemeenten zullen moeten deelnemen aan de Gemeenschappelijke Regeling. Dit versterkt onzes inziens het vormen van een keten aan de onderkant van de arbeidsmarkt en de samenwerking met de SDD. Voor wat betreft de financiën hebben wij nog één puntje openstaan. Met betrekking tot het onderdeel ‘Operatie schoon schip’ heeft de VVD-fractie u gevraagd de afwaardering van de vaste activa mee te nemen in de second opinion. Wat de uitkomst daarvan is en welk effect dit heeft gehad op de begrotingswijziging heeft de controller van Drechtwerk ons niet duidelijk kunnen maken en ook van wethouder Van Steensel hebben wij hierover nog geen uitleg gekregen. Met de overige twee punten kunnen wij instemmen. Ten aanzien van de rol van de raad is het duidelijk dat meer sturing vooraf gewenst is. Dat is beter dan achteraf geconfronteerd worden met begrotingswijzigingen, die erop neerkomen dat er meer geld bij moet, wat de afgelopen jaren structureel het geval is geweest. Wij nemen graag vooraf kennis van het bedrijfsplan, waarin wij heldere analyses verwachten van de uitgangspunten die daaraan ten grondslag liggen alsmede een dekkende risicoanalyse met bijbehorende financiële consequenties. Ook zullen evaluatiemomenten met de raad moeten worden ingebouwd, zodat de raad op haalbaarheid en realiteitsgehalte zal kunnen sturen. Wij kunnen ons vinden in het voorstel dat de wethouder zojuist heeft gedaan en wachten de uitwerking daarvan af. Het Rekenkamerrapport heeft terecht de naam ‘Mensenwerk’ meegekregen. Drechtwerk is een bedrijf dat in eerste instantie gaat over ontwikkeling van mensen en een menswaardige participatie aan de samenleving. Het blijft wat ons betreft ook ‘mensenwerk’ met de spagaat van het bedrijfseconomisch belang dat daarbij hoort van een bedrijf, dat een publiek en een sociaalmaatschappelijk belang dient. De heer WAGEMAKERS: Mijnheer de voorzitter. De toekomstvisie van Drechtwerk is een analyse van problemen en de opgaven waarvoor Drechtwerk staat. Vervolgens wordt een aantal concrete doelen en oplossingsrichtingen aangegeven. BVD deelt de uitkomsten van de analyse, maar voor
73
wat betreft de doelstellingen en de oplossingsrichtingen maken wij een voorbehoud, omdat de onderbouwing daarvan naar onze mening onvoldoende inzichtelijk is. Zojuist is gememoreerd dat minstens twee en mogelijk vier gemeenten uit de Gemeenschappelijke Regeling zullen treden, wat onherroepelijk consequenties zal hebben voor de organisatie. Daarom zijn wij zeer benieuwd naar het bedrijfsplan, waarin de doelen en oplossingsrichtingen nader zullen worden onderbouwd. Aan de hand daarvan zullen wij kunnen bekijken of de doelen haalbaar zijn. In het verleden zijn bij Drechtwerk te vaak doelen gesteld die achteraf niet realistisch bleken te zijn, enerzijds vanwege de bedrijfsvoering en anderzijds vanwege het weerbarstige veld waarin Drechtwerk actief is. Dat is wel een gegeven. Wij willen dan ook niet met doelen instemmen als daaraan geen deugdelijke onderbouwing ten grondslag ligt. Daarmee hebben wij moeite. Het rapport van de Rekenkamer is in de Kamer uitvoerig besproken. Naar ons oordeel zouden alle aanbevelingen in het rapport van de Rekenkamer moeten worden overgenomen en wij willen daartoe graag een amendement indienen. De VOORZITTER: Door de fractie van BVD is het volgende amendement ingediend: “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 juli 2008 ter bespreking van het rapport ‘Mensenwerk’ van de Rekenkamer; kennisnemend van aanbeveling 1 tot en met 9, zoals genoemd in hoofdstuk 10.4 van het Rekenkamerrapport; overwegende dat: - de commissiebehandeling in de Dordtse Kamers van het rapport van de Rekenkamer ertoe heeft geleid dat aanbeveling 1 uit hoofdstuk 10.4 niet door de meerderheid van de commissie werd overgenomen; is van mening dat: - aanbeveling 1 uit hoofdstuk 10.4 van het rapport van de Rekenkamer overgenomen moet worden, omdat deze aanbeveling de kern van de sociale werkvoorziening raakt, namelijk vooral ook aandacht besteden aan de relatief grote groep WSW’ers zonder duidelijk arbeidsperspectief; - de structuurdiscussie naar een later tijdstip verschoven kan worden in afwachting van de ontwikkelingen rond het naderend uittreden van tenminste Ridderkerk en Barendrecht uit de Gemeenschappelijke Regeling Drechtwerk; besluit: alle aanbevelingen uit hoofdstuk 10.4 van het rapport van de Rekenkamer over te nemen en het raadsvoorstel aan te passen door punt 3 van het besluit te schrappen en punt 2 dientengevolge te veranderen in “aanbevelingen 1 tot en met 9 uit hoofdstuk 10.4 van het Rekenkamerrapport te onderschrijven”. Dit amendement is ondertekend door de fractie van BVD, Harry Wagemakers en Piet Sleeking. Het amendement zal worden vermenigvuldigd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. Mevrouw VAN WENUM-KROON: Mijnheer de voorzitter. ‘Zo veel mogelijk mensen uit de doelgroep een passende werkplek bieden.’ Dat heb ik de vorige week genoemd als centrale doelstelling voor Drechtwerk. Als logisch vervolg op dat ‘zoveel mogelijk’ is het noodzakelijk aan de wachtlijst te werken. Inmiddels heb ik begrepen dat het lastig is de wachttijden substantieel te bekorten, omdat het aantal SW-plaatsen door het rijk wordt begrensd. Wij kunnen dus geen extra plekken creëren, maar wel kunnen wij mensen die op een SW-plaats wachten via een voortraject bij Drechtwerk onderbrengen. Dat traject zou via de Sociale Dienst of via het UWV kunnen worden bekostigd. De wachtlijst wordt daardoor niet korter, maar in de praktijk kunnen mensen wel gewoon aan de slag gaan. Het CDA zou graag zien dat er in aanvulling op de doelstelling “bekorten van de wachttijd” naar wordt gestreefd zoveel mogelijk die mensen op de wachtlijst staan een dergelijk voortraject aan te bieden, zodat mensen niet maandenlang werkloos thuis behoeven te zitten. Wij vragen de wethouder toe te zeggen, dat hij deze mogelijkheid aan het bestuur van Drechtwerk zal voorleggen en het bestuur zal vragen hiertoe in het bedrijfsplan voorstellen uit te werken en in rapportages inzichtelijk te maken hoeveel wachtenden in zo’n traject zitten. Is de wethouder daartoe bereid?
74
Wat het CDA betreft is het streven naar een verdeling 40/30/30 een middel om druk uit te oefenen op de doorstroming, zodat mensen een plek krijgen die aansluit bij hun capaciteiten. Leidend blijven echter de competenties bij de doelgroep. Ik heb begrepen dat die competenties nu in kaart worden gebracht. Pas als helder is welke mensen Drechtwerk in de kaartenbakken heeft, zal een realistische verdeling kunnen worden bepaald. Als daarover geen duidelijkheid is, bestaat het gevaar – zeker als het fifo-pricipe wordt losgelaten – dat mensen die op een beschermde omgeving zijn aangewezen onevenredig lang moeten wachten, wat het CDA onwenselijk vindt. Dat de beweging naar buiten op dit moment wordt ingezet is prima, maar wij willen het volgend jaar, als de competenties in kaart zijn gebracht en de eerste rapportages-nieuwe-stijl binnen zijn, op basis van de opgedane inzichten de verdeling opnieuw bezien en zo nodig bijstellen. Kortom, met de hiervoor door mij genoemde aanvullingen kunnen wij met dit raadsvoorstel instemmen, met uitzondering van punt 3 onder Structuur, de voorkeur die het college uitspreekt voor een overheids-b.v.. De vorige week heb ik daarover al het nodige gezegd. Op dit moment een voorkeur hiervoor uitspreken achten wij voorbarig, wij willen de marktverkenning op dat punt afwachten. De heer STAAT: Mijnheer de voorzitter. De Sociale Werkvoorziening Drechtwerk biedt werk aan circa 1750 WSW-geïndiceerden. Drechtwerk is voor die groep mensen een ankerpunt waarin voor hen zekerheid en stabiliteit is te vinden. Juist deze kwetsbare groep mensen is onze aandacht en financiële steun meer dan waard. De fractie van de CU/SGP zegt de Rekenkamer dank voor de analyse van Drechtwerk. Met uitzondering van aanbeveling 1 kunnen wij met de aanbevelingen van de Rekenkamer instemmen. Met de Rekenkamer zijn wij het eens, gesteund door de second opinion van PriceWaterhouseCoopers, dat nadere marktanalyses moeten plaatsvinden. Aan het einde van het derde kwartaal zal het bedrijfsplan worden gepresenteerd. Om de exploitatie te verbeteren en Drechtwerk klaar te maken voor de toekomst is door het bestuur de toekomstvisie opgesteld. Met deze visie wordt Drechtwerk aangepast aan de nieuwe Wet Sociale Werkvoorziening. Ik wil nu kort op de beantwoording door wethouder Spigt reageren. Ik kan mij vinden in zijn antwoord, dat het fifo-uitgangspunt zal worden gehandhaafd totdat een nieuwe verordening beschikbaar komt. Nu wordt uitgegaan van 50/30/20 en de wethouder heeft zojuist gezegd dat voor eind 2009 naar een verdeling 40/30/30 zal worden gestreefd. In de besluitvorming hebben wij kunnen lezen dat het streven erop is gericht uiteindelijk op een derde, een derde, een derde uit te komen. In dat opzicht sluit ik mij aan bij de woordvoering van mevrouw Van Wenum. Ook naar ons oordeel zou dat niet automatisch het uitgangspunt moeten zijn. In het antwoord op vragen over de betrokkenheid van de raad en de toezegging dat de raad zal worden gerapporteerd als sprake is van een mijlpaal, zoals bijvoorbeeld de presentatie van het bedrijfsplan, kunnen wij ons prima vinden. De heer WAGEMAKERS: Ik heb een tweetal vragen aan collega Staat. Wellicht kan ook collega Van Wenum hierop reageren. In punt 1 van het raadsbesluit wordt ons gevraagd in te stemmen met de doelstelling ‘verdeling 40/30/30’. U kunt wel zeggen dat dit voor u geen doel is, maar u wordt wel gevraagd daarmee in te stemmen. Mijn tweede vraag is of de CU/SGP-fractie kan aangeven waarom zij aanbeveling 1 van het rapport van de Rekenkamer niet wenst over te nemen. De heer STAAT: Wij denken dat de verdeling 40/30/30 met de huidige wachtlijst haalbaar is, maar de verdeling drie maal een derde zou naar onze mening de meest kwetsbare groep op achterstand kunnen zetten. Op dit moment is dat voor ons een stap te ver. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Nu begrijp ik het niet meer. In het raadsvoorstel staat ‘zo mogelijk’ een derde, een derde, een derde. Dit is geen harde eis te noemen. De heer STAAT: Daarom kan ik mij in die omschrijving prima vinden.
75
De heer WAGEMAKERS: Dat klopt. De heer Staat zegt van de meest kwetsbare groep te willen uitgaan. Dat is nu juist de groep waarop in aanbeveling 1 wordt toegezien. Door de focus te verleggen, haalt u uw eigen argument onderuit. De heer STAAT: De wethouder moet aanbeveling 1 zo dadelijk nog maar eens toelichten. In de adviescommissie is het daar niet van gekomen. Bij onze fractie leeft het beeld dat aanbeveling 1 ertoe zou kunnen bijdragen dat de meest kwetsbare groep op achterstand wordt gezet, wat wij niet willen. Als het tegendeel waar is, laat ik mij graag overtuigen en zal ik mijn besluitvorming aanpassen. Mevrouw VAN WENUM-KROON: Ik heb gezegd dat wij met het streven naar 40/30/30 instemmen om daarmee druk uit te oefenen op de doorstroming, die ervoor zorgt dat mensen een plek krijgen die aansluit bij hun capaciteiten. Dat moet leidend zijn. Ik heb ook gezegd dat het pas mogelijk zal zijn een realistische verdeling te maken als er inzicht zal zijn in de kaartenbakken. Daarom willen wij het volgend jaar, als dat inzicht er is, opnieuw naar de verdeling kijken. De VOORZITTER: De heer Nederpelt heeft het woord. De heer STAAT: Ik ben nog niet klaar, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Gaat u verder, maar ik herinner u er wel aan dat wij een spreektijd van maximaal twee minuten hebben afgesproken. In alle vriendelijkheid: het wordt tijd dat u uw betoog afrondt. De heer STAAT: Ik ben bijna klaar, mijnheer de voorzitter. Met de door mij gemaakte kanttekeningen kunnen wij ons in de voorliggende besluiten vinden, met dien verstande dat wij het voorbarig vinden ons nu al uit te spreken voor een bepaalde structuurvariant. De heer NEDERPELT: Mijnheer de voorzitter. Allereerst willen wij onze waardering uitspreken voor het feit dat wij nu eindelijk over Drechtwerk kunnen praten. Deze raad heeft vaak achteraf stukken vastgesteld, die eerder hadden kunnen worden besproken. In het amendement van BVD is aangegeven, dat aanbeveling 1 alsnog moet worden overgenomen, maar volgens mij is de vaststelling van het Rekenkamerrapport vanavond niet aan de orde. De VOORZITTER: Dat is wel aan de orde, kijkt u maar naar het ontwerpbesluit 2. De heer NEDERPELT: Mijn excuses, mijnheer de voorzitter. Wij zijn pertinent tegen het amendement, omdat de taakstelling landelijk wordt opgesteld. De taakstelling zegt niets over de omvang van de populatie van de WSW in Dordrecht. Als wij voor wat Drechtwerk betreft op de landelijke taakstelling focussen, zijn wij afhankelijk van andere steden en ontwikkelingen op landelijk niveau. Wij willen focussen op de ontwikkelingen in Dordrecht en niet afhankelijk zijn van de landelijke ontwikkelingen. Om die reden willen wij ons niet aan de landelijk opgelegde taakstelling conformeren. Wij zouden een grotere focus kunnen hebben dan de landelijke taakstelling. De heer WAGEMAKERS: Kan de heer Nederpelt mij zeggen waar de koppeling met de landelijke taakstelling wordt gelegd? Dat haal ik niet uit aanbeveling 1. De heer NEDERPELT: Ik zal de aanbeveling er even bij pakken. De zin is heel duidelijk: ‘richt de focus op het realiseren van de taakstelling van het rijk.’ Daarbij gaat het om het aantal SE’s, dat is heel duidelijk de landelijke taakstelling. Wij krijgen daar een stukje van, dat is afhankelijk van de landelijke ontwikkelingen. Als wij de taakstelling die het rijk aangeeft niet realiseren, zullen wij het jaar daarop een lagere taakstelling krijgen terwijl onze wachtlijst kan toenemen. Dat is niet wat wij willen bereiken. Om die reden willen wij niet voor de landelijke taakstelling, maar voor Dordrecht gaan. Ik hoop dat dit duidelijk is.
76
De heer WAGEMAKERS: Dat heeft als consequentie dat er, als wij er bijvoorbeeld voor kiezen te focussen op detachering, minder en wellicht onvoldoende aandacht komt voor beschut binnen. Dat is de consequentie die uw fractie neemt. De heer NEDERPELT: Dat heeft niets met elkaar te maken. De taakstelling staat los van een verdeling 40/30/30 of van welke verhouding dan ook wordt gekozen. Het gaat om de totale omvang van de populatie. Het mag duidelijk zijn dat wij ons evenals de fractie van het CDA zorgen maken over de wachtlijst. Mensen die te lang op de wachtlijst staan, kunnen competenties verliezen. Wij zouden het op prijs stellen als de wethouder met plannen of voorstellen zou komen om ervoor te zorgen, dat mensen die op de wachtlijst staan een nuttige tijdbesteding en misschien zelfs nieuwe competenties krijgen, waardoor zij – als zij kunnen instromen – snel een goede plek kunnen krijgen binnen Drechtwerk. Op die manier wordt aan de voorkant geïnvesteerd en niet pas als mensen in dienst komen. Ik wil het hierbij laten. Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: Ik zal het kort houden, mijnheer de voorzitter. De VSP is van mening dat de toekomstvisie voor Drechtwerk de oorspronkelijke plannen voor deze instelling geen recht doet. Het voorstel gaat uit van een volledig productiebedrijf, dat was niet de oorspronkelijke doelstelling van de sociale werkvoorziening. Bij het opstellen van de nieuwe plannen is vergeten dat er mensen zijn die niet productief kunnen werken. De voorzieningen voor deze groep, die de laatste tijd vrijwel geheel zijn afgebouwd, zullen volgens de VSP weer gecreëerd moeten worden. Hierin zit ook de wachtlijstverkorting. De regeling een derde, een derde, een derde heeft niet onze instemming, omdat veel mensen daardoor buiten de boot zullen vallen. Er moet veel meer worden bekeken waar mensen op hun plaats zitten en het beleid moet op twee richtingen gestoeld zijn: productie en re-integratie en sociale werkvoorziening in de vorm van therapie. Als dit extra geld moet kosten, dan moet dat maar. Voordat wij een oordeel geven willen wij eerst het bedrijfsplan beoordelen en daarom stemmen wij niet in met dit voorstel. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Om een bedrijfsplan te kunnen maken heb je een visie nodig. Ik wil naar aanleiding van de voor ons liggende toekomstvisie kort enkele opmerkingen maken. Wij geven u mee: werk aan de wachttijd. Een derde, een derde, een derde is voor ons geen harde eis, focus eerst op de mens. Maak alstublieft vanuit deze GR realistische begrotingen en ga pas de markt op nadat voldoende onderzoek is gedaan. Wek geen valse verwachtingen. Tot slot de betrokkenheid van de raad. Onze opmerkingen daarover zijn ingegeven door de nieuwe wet. Ik vind de suggestie van wethouder Spigt aardig, maar wil hem er wel op wijzen dat wij hebben afgesproken, dat een GR-lid de raad gevraagd en ongevraagd informeert. De suggesties die mevrouw Van Benthem ons heeft meegegeven vind ik heel zinvol en ik leg de bal daarvoor weer terug bij wethouder Spigt. Hij zal met een voorstel moeten komen, waarin hij aangeeft hoe hij, als wethouder en als voorzitter van de GR, de raad in de toekomst beter zal informeren. Wethouder SPIGT: Mijnheer de voorzitter. Als eerste wil ik een opmerking maken over de wachtlijst en de inzet van bijvoorbeeld middelen uit het W-deel ten behoeve van eerdere plaatsing in een beschutte of begeleide werksituatie. Dat doen wij al, het is mogelijk de middelen van het W-deel van de Sociale Dienst daarvoor in te zetten, waarbij het natuurlijk alleen gaat om klanten van de Sociale Dienst die een WWB-uitkering hebben. Wij kunnen het W-deel op dit moment bijvoorbeeld niet voor Wajongers inzetten, maar dat gaat veranderen. De commissie-De Vries zal halverwege deze maand met een advies komen over hoe om te gaan met kwetsbare groepen in de samenleving en in dit advies zal zeker het een en ander gezegd worden over de arbeidsmarkt en de relatie met de WSW. Ik hoop dat het participatiefonds ook wat leermogelijkheden zal geven, zodat wij voor wat betreft de wachtlijst voor de WSW meer zullen kunnen sturen. Zoals ik al eerder stelde zullen wij nog spreken over de wachtlijst en de principes van de wachtlijst, waaronder het fifo-principe. Als wij dat kunnen combineren, zullen wij kunnen proberen zoveel mogelijk mensen zo snel mogelijk op de werkplek te krijgen die zij nodig hebben. Ik denk dat dit een
77
goede ontwikkeling is en ben het met ermee eens, dat wij zullen moeten aangeven op welke wijze wij sturing met betrekking tot de wachtlijst zullen organiseren. De structuurdiscussie rondom Drechtwerk is wel degelijk aan de orde. De heer Wagemakers wijs ik erop dat in aanbeveling 1 van de Rekenkamer wordt gesteld, dat voorlopig niet over de structuur van het bedrijf behoeft te worden nagedacht, maar wij moeten nu juist wel goed nadenken over de structuur die wij voor het bedrijf willen organiseren. Misschien moet dat wel helemaal niet meer in het kader van een grote holding, maar kan het in kleinere units en in samenspraak met marktpartijen gebeuren, waardoor wellicht ook voor wat betreft de bedrijfseconomische doelstelling van het bedrijf een beter beheersbare situatie zal ontstaan. Daarom heeft het college gezegd aanbeveling 1 niet te willen overnemen, daarbij past namelijk de hiervoor door mij aangegeven nuancering. In die zin reageer ik ook op het ingediende amendement. De toekomst van de Gemeenschappelijke Regeling staat los van de discussie over de structuur van het bedrijf. De Gemeenschappelijke Regeling kent in- en uittredingsregels en als Ridderkerk en Barendrecht met het verzoek komen te mogen uittreden, zullen wij met elkaar praten over de kosten die daarmee gemoeid zullen zijn, maar verkoop of uittreding breekt geen arbeidsovereenkomst. Mensen uit Ridderkerk en Barendrecht die in dienst zijn bij Drechtwerk zijn beschermd, hun arbeidsovereenkomst met Drechtwerk zal worden gehandhaafd, met dien verstande dat daarvoor door Ridderkerk en Barendrecht zal worden betaald. Voor de mensen om wie het gaat is het mogelijk uit de regeling treden van Barendrecht en Ridderkerk niet van betekenis. De positie van Dordrecht in die discussie en de relatie met de Sociale Dienst zullen later dit jaar zeker nog aan de orde komen. Dat heeft alles met de ketenverbinding te maken, waarover je verschillend kunt denken. Zal een en ander in één organisatie moeten worden ondergebracht of is het belangrijk de Sociale Dienst met een aparte verantwoordelijkheid los te maken van een uitvoeringsorganisatie als Drechtwerk? Daarover is het laatste woord nog niet gezegd, uiteraard zal daarover nog worden gesproken. De heer Nederpelt heeft aangegeven dat wij meer kunnen doen dan de taakstelling slaafs volgen. Dat is juist en dat doen wij ook, dit heeft alles te maken met de vraag hoe wij de structuur van dat bedrijf willen doorontwikkelen. Wij proberen zo veel mogelijk mensen zo regulier mogelijk aan het werk te krijgen en derhalve mogen we van een bedrijf verwachten dat het zich inzet voor het begeleiden van mensen naar een zo regulier mogelijke plaatsing. Ik denk dat het belangrijk is dat wij het bedrijf daaraan binden. Daarom hebben wij opgeschreven dat de verhouding tussen beschut werken, gedetacheerd werken en begeleid werken een andere moet zijn, zonder de rigide vuistregel een derde, een derde, een derde toe te passen, maar door de verhouding te relateren aan de mogelijkheden van de mensen in het bedrijf en die mogelijkheden maximaal te benutten. Daarop zal het bedrijf zich maximaal moeten gaan richten en dat zal ook een eis zijn die wij aan het bedrijf stellen, zeker waar het gaat om het bedrijfsplan waarover wij in het najaar zullen spreken. Ik meen hiermee alle vragen te hebben beantwoord. Ik heb al gezegd dat wij het amendement afwijzen, omdat bij aanbeveling 1 enige nuancering past. De heer Van Steensel zal nog een vraag van de VVD beantwoorden. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. De VVD heeft een vraag gesteld over de second opinion over de centen. Daarbij gaat het om drie onderdelen die wij uit elkaar moeten houden: de vaste activa, de panden aan de Kamerlingh Onnesweg, de kassen, en de verkoop van het pand. Uit mijn hoofd zeg ik dat de activering van de vaste activa een verstandige beweging is, die dus ook wordt volgehouden in de begroting. Bij de verkoop van het pand en het betrekken van andere panden zijn vraagtekens te plaatsen en dat is dan ook op de lange baan geschoven in de voorstellen die nu voorliggen. Mevrouw VAN BENTHEM: In het licht van mijn woordvoering zal het duidelijk zijn dat wij het amendement niet steunen. De heer WAGEMAKERS: Wij handhaven ons amendement. Mevrouw VAN WENUM-KROON: Mijnheer de voorzitter. Ik ben blij met de steun van de wethouder, die heeft gezegd dat aan mensen die op de wachtlijst staan een plek wordt aangeboden. Ik ga ervan uit dat ik dat mag interpreteren als ‘waar mogelijk zullen wij dat doen of doen wij dat al’. Ik heb
78
begrepen dat het UWV een potje heeft waaruit dergelijke trajecten kunnen worden bekostigd voor de Wajongers, die niet onder de WWB vallen. Wij bevelen u aan daarnaar te kijken. Ik ben van mening dat het voorliggende conceptbesluit een goede weergave is van de discussie die wij de vorige week over dit onderwerp hebben gevoerd en heb er geen behoefte aan daarin iets te wijzigen. Wij zullen het amendement niet steunen. De heer STAAT: Mijnheer de voorzitter. Sinds 2002 zijn drie verbeterplannen aan de orde geweest, helaas tot nu toe met onvoldoende resultaat. Wij hopen dat de toekomstvisie wel het beoogde resultaat zal brengen, uiteraard in economisch opzicht, maar in de eerste plaats om het welzijn van de werknemers zo maximaal mogelijk te versterken. Wij stemmen in met de gevraagde besluiten en zullen het amendement van BVD niet steunen. De heer NEDERPELT: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn ook blij met de uiteindelijke ontwikkeling, de gang van zaken is de laatste jaren te rommelig geweest. Wij pleiten voor een goede bedrijfsvoering in de komende jaren en wensen geen creatieve bedrijfsvoering om de politiek iets voor te spiegelen. Wij ondersteunen uw voorstel. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Ik heb van de wethouder geen reactie gehoord op de bal die ik heb teruggekaatst. Ik ga ervan uit dat hij hetgeen ik heb gezegd heeft gehoord en zal uitwerken. Wij steunen het amendement. Het amendement van de fractie van BVD wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen: de fracties van BVD, D66, VSP en ECO-Dordt. Tegen stemmen: de fracties van GL, PvdA, CU/SGP, CDA en VVD. De VOORZITTER: Aan de orde is de besluitvorming over ontwerp-besluit I. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het ontwerpbesluit besloten. De VOORZITTER: Aan de orde is het ontwerpbesluit II, betrekking hebbend op het rapport van de Rekenkamer. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Wij steunen de beslispunten 1 en 2, maar zijn tegen beslispunt 3. De heer VAN DONGEN: Dat geldt ook voor mij, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Ik constateer dat dit voor alle fracties geldt die voor het amendement hebben gestemd. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform ontwerpbesluit II besloten, onder aantekening dat de fracties van BVD, D66, VSP en ECO-Dordt geacht wensen te worden tegen beslispunt 3 te hebben gestemd. 9.
VERZOEK OM INLICHTINGEN EX ARTIKEL 41 VAN HET REGLEMENT VAN ORDE Bespreking van de vragen van de heer P.H. Sleeking van de fractie van B.V. DORDT over Vrieseweg 80 en de antwoorden van het college daarop.
De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben kennisgenomen van de beantwoording van het college. Het begint er sterk op te lijken dat het lot van Vrieseweg 80 anders zal zijn dan het lot van Vrieseweg 78 en Vrieseweg 82. Wij denken dat het handhavingsbeleid en het aanschrijvingsbeleid in de afgelopen periode ernstig tekort zijn geschoten. Het feit dat dit pand jarenlang gigantisch is verwaarloosd, heeft heel veel mensen beziggehouden. Wij hebben er tot het laatst op toegezien dat procedures zorgvuldig zouden verlopen, vandaar dat wij deze vragen hebben gesteld. In haar brief van 5 juni aan de eigenaar en de belanghebbenden heeft de gemeente aangegeven, dat nog steeds geen sloopveiligheidsplan was aangeleverd en in strijd met de Bouwverordening werd
79
gehandeld. Het is immers verboden te slopen in afwijking van een door de gemeente verleende vergunning en zonder Bouwvergunning heeft men geen toestemming om bijvoorbeeld voor activiteiten gebruik te maken van de weg. Dat gebeurde echter wel. De gemeente geeft in deze brief aan, dat mogelijk wordt gesloopt in afwijking van de verleende sloopvergunning. Dat werd op enig moment wel duidelijk. Vervolgens is door het college een dwangsom opgelegd, die zou kunnen worden ingetrokken maar niet met terugwerkende kracht. Vanaf 2 juni werden bij de inspectie sloopwerkzaamheden geconstateerd en daarna is de dwangsom opgelegd. Tussen 10 en 12 juni werden stalen buispalen geslagen zonder toestemming van de belanghebbende buurman. De volgende verrassing vond plaats op 11 juni, toen de bouwvergunning werd aangevraagd. Of daaraan een bouwplan is gekoppeld is ons niet bekend, noch is ons bekend of een bouwplan door de welstandscommissie is besproken en is goedgekeurd. Een dag later werd de bouwvergunning verleend, soms kan het heel snel gaan in onze gemeente! Sommige mensen wachten jarenlang op antwoord op een brief, maar deze op 11 juni aangevraagde bouwvergunning is op 12 juni verleend en de dwangsom werd vervolgens, met terugwerkende kracht, ingetrokken. Wat is er precies gebeurd tussen 5 juni en 12 juni? Gebeurt het vaker dat bouwvergunningen binnen één dag worden verleend, zonder dat de aanvraag wordt gepubliceerd en zonder dat mensen in de gelegenheid worden gesteld tegen de aanvraag bezwaar te maken? Hoe kan een dwangsom met terugwerkende kracht worden ingetrokken terwijl bij brief wordt aangegeven dat dit niet zal gebeuren? Dat zijn merkwaardige feiten. Daarover zijn ook rechtszaken gevoerd waarmee wij ons niet willen bemoeien, maar ik kan u wel zeggen dat wij als belangstellende raadsleden af en toe voor grote verrassingen komen te staan als dergelijke beschikkingen plotsklaps op tafel komen. Tot zo ver onze aanvullende vragen. Dit is natuurlijk een gelopen race, er staat nog wel iets van het pand overeind, maar dat zal na de zomervakantie snel verdwijnen. Ik denk dat de vraag relevant is of een aanvraag voor een bouwvergunning is ingediend en of er al een goedgekeurd bouwplan is. Of blijft dit gewoon kaalslag en krijgt dit gebied bijvoorbeeld een verkeersbestemming? Wethouder KAMSTEEG: Mijnheer de voorzitter. Gezien het late uur zal ik mij beperken. De heer Sleeking heeft gevraagd wat tussen donderdag 5 en donderdag 12 juni is gebeurd. De belangrijkste feiten zijn de volgende. De preventieve dwangsombeschikking heeft als oogmerk iemand te dwingen te doen wat hij behoort te doen in het kader van vergunningverlening en handhaving. Zoals gezegd is dit een preventieve maatregel, waarmee wij beogen de vergunninghouder in beweging te krijgen om te doen wat hij behoort te doen. De heer SLEEKING: Dat bestrijd ik. Geconstateerd is dat in strijd met de Bouwverordening werd gesloopt. De vergunning was nog niet verleend en u hebt in uw brief gesteld, dat de dwangsom niet met terugwerkende kracht zou worden ingetrokken. Wethouder KAMSTEEG: Op 2 en 4 juni is geconstateerd dat asbestverwijdering plaatsvond, waarvoor de vergunninghouder toestemming had. Daarmee was al veel eerder begonnen en de gemeente was van oordeel, dat de overige werkzaamheden de constructieve situatie van het pand niet aantastten. Deze werkzaamheden waren nodig voor het aanbrengen van constructieve voorzieningen. Wij hebben dat toegestaan, het waren geen illegale werkzaamheden. DIt was voor ons geen probleem. Er is pas een preventieve dwangsom opgelegd toen duidelijk werd, dat geen vergunning werd aangevraagd voor de stutmaatregelen die nodig waren. De dwangsom is ook om een aantal andere redenen opgelegd, waarvan er één achteraf onjuist bleek te zijn. Die reden had met de Monumentenvergunning te maken, maar dat bleek achteraf een vergissing te zijn en daarvoor is later, in de intrekkingsbrief aan de vergunninghouder, excuus aangeboden. Op basis van de preventieve dwangsombeschikking heeft op dinsdag 10 juni overleg plaatsgevonden met de vergunninghouder. Toen lag er overigens al een bezwaar van de vergunninghouder tegen de beschikking, dat bezwaar loopt uiteraard nog. In het overleg op dinsdag 10 juni is door de vergunninghouder gezegd: ‘Ik ben het er niet mee eens want volgens mij is wat ik moet doen niet vergunningplichtig, maar ik zal daarvoor wel een vergunning aanvragen.’ Hij heeft toen ook toegezegd het sloopveiligheidsplan, dat naar zijn veronderstelling al in voldoende mate was aangegeven in eerdere documenten, alsnog te zullen aanleveren. Dat is op woensdag de 11e
80
gebeurd. Vanwege het feit dat in de dwangsombeschikking een fout stond en de tekst daarvan op een aantal onderdelen te stellig was geformuleerd, is bij het overleg op dinsdag, ook vanwege het lopende verschil van mening tussen de gemeente en de vergunninghouder, afgesproken dat de aanvraag snel zou worden beoordeeld, omdat de constructie in het verleden onderwerp is geweest van een debat bij de rechtbank. De buurman was ontevreden over de constructie en de gemeente oordeelde dat de constructie wel correct was. De hele rimram rondom de constructieve beoordeling had dus al plaatsgevonden, alleen in formele zin nog niet zodanig dat een bouwvergunning kon worden verleend. De bouwvergunning is binnen één dag verleend, omdat wij dat redelijk vonden met het oog op de fout die in de brief stond en de te stellige formulering van enkele onderdelen van de brief. De afspraken zijn op die dinsdag gemaakt, op woensdag zijn de aanvraag voor een bouwvergunning en het sloopveiligheidsplan aangeleverd en op donderdag is de vergunning verleend en kon de preventieve dwangsom worden ingetrokken. Die was toen niet meer aan de orde. De heer SLEEKING: Ik mis nog enkele antwoorden op vragen die ik heb gesteld. Hoe vaak wordt binnen één dag een bouwvergunning verleend zonder dat tot publicatie wordt overgegaan? Wethouder KAMSTEEG: Dat gebeurt gelukkig niet vaak. Omstandigheden als deze doen zich niet vaak voor. De heer SLEEKING: De belanghebbenden hebben nu geen gelegenheid gekregen bezwaar te maken. Zonder publicatie heb je geen poot om op te staan. Wethouder KAMSTEEG: De belanghebbenden hebben voldoende ruimte gekregen om voorlopige voorzieningen aan te vragen. Dat blijkt uit de praktijk. Zelfs op de 12e diende nog een rechtszaak en ik meen dat nog meer zaken dienden, waarbij de gemeente overigens niet betrokken is. Dat is een zaak van de buurman en… De heer SLEEKING: Ik moet vaststellen dat onzorgvuldig is gehandeld. Eerst had publicatie moeten plaatsvinden, mensen moeten de gelegenheid hebben kennis te nemen van zo’n aanvraag en daartegen bezwaar te maken dan wel naar de rechter te stappen en een voorlopige voorziening aan te vragen. Als mensen geen kennis kunnen nemen van de aanvraag voor zo’n verlengde bouwvergunning, hebben we weinig grond om te handelen. Wethouder KAMSTEEG: De buurman wist donderdag dat de vergunning verleend was. De heer SLEEKING: Daar kwam hij pas achter op het moment waarop de rechtszaak diende. Wethouder KAMSTEEG: Dat was op die donderdag. De heer SLEEKING: Het is natuurlijk buitengewoon merkwaardig als je er bij de rechter achter moet komen dat een bouwvergunning is verleend. Wethouder KAMSTEEG: U hebt zich erover verbaasd dat deze bouwvergunning binnen één dag is verleend, ik wil erop wijzen dat de omwonenden daarover binnen een paar uur zijn ingelicht. De heer SLEEKING: U hebt ook nog niet geantwoord op mijn vraag of al een bouwplan is ingediend en zo ja, of dat bouwplan al is gekeurd. Kunt u daarover al iets zeggen? Of blijft deze grond voorlopig braak liggen? Wethouder KAMSTEEG: Bedoelt u een bouwplan voor de plek waar nu gesloopt wordt? De heer SLEEKING: Ja. Wethouder KAMSTEEG: Dat heb ik niet nagevraagd, maar mij is niet bekend dat voor deze plek een definitief bouwplan is ingediend. Daartoe is er overigens ook geen noodzaak. De heer SLEEKING: Ik word daarover graag geïnformeerd.
81
Wethouder KAMSTEEG: Ik ben er ook zeer benieuwd naar. Een aantal jaren geleden is wel een bouwplan ingediend, dat door de welstandscommissie is goedgekeurd. De heer SLEEKING: Misschien moeten wij hierover in commissieverband nog eens spreken. Het is natuurlijk vreemd dat je in deze gemeente toestemming kunt krijgen voor het slopen van een gebouw en de grond vervolgens braak kan blijven liggen. Wij vinden dat een ongewenste situatie. Wethouder KAMSTEEG: Dat kan. Wij kennen alleen binnen het gebied van het beschermd stadsgezicht de bepaling, dat er een goedgekeurd bouwplan moet zijn voordat een sloopvergunning wordt verstrekt. Dit gebied valt niet of nog niet onder het gebied van het beschermd stadsgezicht. De heer SLEEKING: Dat is een reden te meer om daarin extra energie te stoppen. Het is jammer dat dit soort situaties… Wethouder KAMSTEEG: Dat proberen wij al jaren, dat ligt niet aan ons. De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslagingen over dit onderwerp op dit moment te beëindigen. B.
Hamerstukken
10.
BEKRACHTIGEN BESLUIT DRECHTRAAD INZAKE VASTSTELLING REALISATIESTRATEGIE RUIMTE GEVEN (601)
Mevrouw SCHELLEKENS-VAN DER MEIJDE: Mijnheer de voorzitter. In de Drechtraad heb ik aangegeven dat in deze strategie goede punten zitten, maar er ook punten in zitten op grond waarvan wij moeten tegenstemmen. Ik doel op Hollands Glorie, Zuidpolder, de Kil IV en het Belthurepark. De heer SLEEKING: Bij deze stemverklaring sluiten wij ons aan, mijnheer de voorzitter. De heer TAZELAAR: Dat geldt ook voor de VSP. De heer NEDERPELT: Dat geldt ook voor GroenLinks, met uitzondering van Hollands Glorie. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten, onder aantekening dat de fracties van ECO-Dordt, BVD, VSP en GL geacht wensen te worden te hebben tegengestemd. 11.
VASTSTELLEN VAN DE WIJZIGINGEN IN DE TEKST VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING WEGSCHAP TUNNEL DORDTSE KIL EN HET AANWIJZEN VAN DE HEREN D.A. VAN STEENSEL EN F.J. VAN DEN OEVER ALS LID VAN HET ALGEMEEN BESTUUR (605)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 12.
GEEN ZIENSWIJZEN INDIENEN OVER DE CONCEPTBEGROTING 2009 VAN REGIO ZUIDHOLLAND ZUID (607)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 13.
KENNISNAME VAN DE ONTWERP-JAARREKENING 2007 VAN REGIO ZUID-HOLLAND ZUID (608)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 14.
VASTSTELLEN VAN HET AANGEVULD BEKOSTIGINGSBESLUIT BELTHURE PARK (238E)
82
De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Aangezien wij de ontwikkeling van het Belthurepark niet steunen, verlenen wij geen steun aan voorstellen voor het mogelijk maken van realisatie van het plan. Mevrouw RUISCH: Daarbij sluiten wij ons aan, mijnheer de voorzitter. Mevrouw SCHELLEKENS-VAN DER MEIJDE: Dat geldt ook voor ECO-Dordt. De heer TAZELAAR: En de VSP! De her VAN DONGEN: En voor mij, mijnheer de voorzitter. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten, onder aantekening dat de fracties van BVD, ECO-Dordt, D66, GL en VSP geacht wensen te worden te hebben tegengestemd. 15.
VASTSTELLEN VAN DE BELEIDSNOTA VERKEERSLICHTEN “DORDACHT GEREGELD’ EN HET BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET (567)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 16
INSTEMMEN MET HET UITVOEREN VAN HET VRI-PROGRAMMA EN HET BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET EN INSTEMMEN MET HET AFSLUITEN VAN VRI KREDIETEN (567a)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 17.
VASTSTELLEN 4 VERZAMELWIJZIGINGEN BEGROTING 2008 (604)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 18.
BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET TEN BEHOEVE VAN DE VERHARDING VAN HET ACHTERLIGGENDE TERREIN VAN DE PWA-KADE (318a)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 19.
BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET VOOR DE VERHARDING VAN DE PWA-KADE (318b)
De VOORZITTER: Dit voorstel betreft alleen het beschikbaar stellen van het afgesproken krediet, de inhoudelijke kant van dit verhaal komt terug in de Kamer. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 20.
BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET VOOR HET PROJECT “FLY-OVER A16/N3” EN HET PROJECT “VERBREDEN MIJLWEG” (591)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten.
83
21.
BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET TEN BEHOEVE VAN DE RENOVATIE EN UITBREIDING VAN HET DORDRECHTS MUSEUM (592)
De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben zowel in de commissie als vanmiddag aangegeven, dat wij voor wat betreft de uitbreiding van het Dordts Museum graag pas op te plaats willen maken. De renovatie steunen wij, dus wij hebben geen probleem met het krediet daarvoor. De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter. Wij kunnen er niet onderuit, het museum moet een grote beurt krijgen. Wij stellen echter vast dat sprake is van een grote overschrijding. Zonder hoofdelijke stemmig wordt conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 22.
BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET VOOR HET DOORTREKKEN VAN DE COPERNICUSWEG (599)
De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Aangezien steeds duidelijker wordt dat het doortrekken van de Copernicusweg een sterke relatie heeft met de ontwikkeling van het Belthurepark en alle beperkende maatregelen geleidelijk aan zijn weggeveegd, stemmen wij niet in met het beschikbaar stellen van dit krediet. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten, onder aantekening dat de fractie van BVD geacht wenst te worden te hebben tegengestemd. 23.
BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET VOOR DE ALGEMENE PROJECTKOSTEN VOOR DORDRECHT WEST 2008 EN 2009 TEN LASTE VAN HET ISV (340b)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. C.
Stukken ter kennisneming
24.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER REGELS OMTRENT DE AMBTELIJKE ORGANISATIE (72a)
25.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER VOORTGANG VAN HET UITVOERINGSOFFENSIEF (588)
26.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER AFSLUITEN KREDIET TEN BEHOEVE VAN BOUW STADSDEPOT (602)
27
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER VERKOOP ACHTERWEG 4 (600)
28.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER AANLEG LEGALE GRAFFITIMUUR (611)
29.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER BESLUITVORMINGSPROCEDURE HONDENUITLAATVOORZIENINGEN DE HOVEN IN DE HOVEN (610)
30.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER MOTIE VERLICHTING FIETSPADEN (585)
31.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER ANTWOORD OP MOTIE TIJDELIJK GEBRUIK VASTGOED (568)
32.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER AANPASSINGEN DO STATIONSGEBIED TEN BEHOEVE VAN VERKEERSVEILIGHEID (224d)
Zonder beraadslaging wordt kennisgenomen van de onder de punten 24 tot en met 32 geagendeerde raadsinformatiebrieven. 33.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER DE OPRICHTING VAN EEN B.V. TER OVERNAME VAN
84
DE VOORMALIGE EXPLOITATIE VAN HET THEATERCAFÉ GEVESTIGD IN SCHOUWBURG KUNSTMIN. De VOORZITTER: In het bij deze raadsinformatiebrief gevoegde ontwerpbesluit staat ten onrechte dat het ontwerpbesluit in 2006 is vastgesteld. Dat moet “in de vergadering van 8 juli 2008” zijn. Om twaalf uur hebben wij de klok stilgezet, zoals u zult begrijpen. Mevrouw VERSLUIS: Mijnheer de voorzitter. Eerder vandaag, bijna twaalf uur geleden, hebben wij hierover in een kleiner verband met elkaar gesproken. In antwoord op de vraag of er nog wensen en bedenkingen zijn, kan ik u mededelen dat de PvdA geen wensen en bedenkingen heeft. De heer MERX: Mijnheer de voorzitter. Mijn woordvoering zal niet zo kort zijn als de woordvoering van mevrouw Versluis, omdat de VVD-fractie over dit voorstel verdeeld is. Dat zal ook zo blijven, twee leden van onze fractie zijn tegen dit voorstel en drie leden zijn daarvoor. Voor het voorstel pleiten de argumenten zoals verwoord in het vertrouwelijke stuk, dat nu openbaar is geworden. Kort gezegd: er moet een einde worden gemaakt aan dit lang slepende dossier en wij willen niet het risico lopen, dat de restaurantfunctie tijdelijk of misschien zelfs voor langere tijd gesloten zal worden. De onderhandelingen zijn ook al zo lang geleden ingezet, dat het onfatsoenlijk zou zijn daarvan, gelet op de gewijzigde omstandigheden, ineens af te zien. Wat pleit tegen dit voorstel? Een aantal leden van de VVD is ervan overtuigd dat de overheid niet als ondernemer moet optreden. De overheid moet geen noodlijdende ondernemers redden of behoeden voor wat hen boven het hoofd hangt door hun zaak over te nemen, ook niet als het gaat om een functie zoals een theaterrestaurant. Wij willen eerst zien welke de gevolgen kunnen zijn van alle onheil, zoals mogelijk een faillissement, en hoe heet de soep dan gegeten zal worden. Dat is het risico van het spel, dat is het risico van ondernemen, en de gemeente moet daar buiten blijven. Ik kan er nog een half uur over doorgaan, maar dat zal ik u niet aandoen. Dit zijn de argumenten op grond waarvan de VVD-fractie op dit punt verdeeld is en dus verdeeld zal stemmen. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. In beslotenheid hebben wij al twee keer over dit onderwerp gesproken en ik heb er geen behoefte aan hetgeen ik bij die gelegenheden heb gezegd nu te herhalen. Ik vind het ook niet kies de situatie van een individuele ondernemer hier uitvoerig aan de orde te stellen. In grote lijnen kan ik mij aansluiten bij de door de heer Merx aangevoerde argumenten van de tegenstemmers van zijn fractie. Ook wij vinden het ongewenst gemeenschapsgeld te stoppen in een noodlijdende ondernemer en willen wijzen op de precedentwerking die dit kan hebben. Wij zijn van mening dat de raad in dit traject veel eerder geïnformeerd had moeten en kunnen worden. Als dat zou zijn gebeurd, had de raad de kaders kunnen aangeven waarbinnen naar een oplossing had kunnen worden gezocht. De heer VAN DER KRUIJFF: Mijnheer de voorzitter. Ik kan mij in grote lijnen aansluiten bij de woordvoering van de heer Merx over de argumenten van de leden van zijn fractie, die voor dit voorstel zijn. Daaraan wil ik toevoegen dat Kunstmin een voorziening is die onze gemeente in financiële zin ondersteunt, een warm hart toedraagt en continuïteit wil bieden. De restaurantfunctie is in dat kader belangrijk en die functie willen wij dan ook graag veiligstellen. Als wij dat doen, is een b.v. de beste oplossing en daarom hebben wij bij dit voorstel geen wensen of bedenkingen. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. Dit is een uitzonderlijk voorstel, voorgaande sprekers hebben er al op gewezen dat het merkwaardig is als een overheid ondernemingen overneemt. Deze kwestie heeft een lange geschiedenis. Ook wij vinden het jammer dat wij zo laat over het te voeren proces zijn geïnformeerd. Daarover is vanmiddag ook al het een en ander gezegd, ik zal het daarom kort houden. Dat ons in een eerder stadium de dreiging van een faillissement werd voorgehouden, heeft het proces mogelijk versneld. De gemeente wil het zo ver niet laten komen. Wij vinden dat terecht, maar dit kost helaas wel weer veel geld. De verhoudingen waren niet goed, dat wisten wij al jaren, maar Kunstmin kan niet zonder horeca. Wij hebben navraag gedaan en vastgesteld dat op meerdere plaatsen in het land sprake is van eenzelfde constructie. De gemeente draagt in dezen een verantwoordelijkheid en dit lijkt ons voor het personeel de beste oplossing voor de korte termijn. Wij kiezen in dezen voor een voorlopige oplossing, waarbij het ten diepste de doelstelling is Kunstmin draaiende te houden. Ik heb het niet over de inhoudelijke activiteiten in Kunstmin, ik geef hieraan
85
een puur zakelijke invulling. In de diverse Kamers hebben wij hierover genoeg gezegd. Het zal u duidelijk zijn dat wij met het voorstel instemmen en geen wensen en bedenkingen hebben. Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. Wij zouden dit een langlopend hoofdpijndossier kunnen noemen en wij zijn er blij om, dat er nu een streep onder wordt gezet. Wij hebben hierover in onze fractie uitvoerig gesproken. Over de bedrijfsvoering van Sybold kan veel worden gezegd, maar dat zal ik nu niet doen. Naar de mening van onze fractie heeft ook de gemeente steken laten vallen. De beste oplossing lijkt ons nu voor korte tijd deze b.v.-functie op te zetten, zodat de horecafunctie, die voor ons theater van groot belang is, kan worden gegarandeerd. Wij hopen dat er een goede oplossing zal komen voor de langere termijn. De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter. Voor de VSP is financiering van dit project absoluut niet aan de orde. Ik zal het kort houden: wij verzoeken u de in Dordrecht gevestigde horeca op een vooraf door u vastgesteld eisenplan te laten inschrijven en daarmee de in de stukken vermelde overnamekosten te regelen. Wij zijn niet bang dat er in Dordrecht niemand zal zijn die deze horecalocatie zal willen uitbaten. Snelheid is geboden. Wij stemmen niet met dit voorstel in. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Wij nemen het het college kwalijk dat het de raad nu pas over deze situatie heeft geïnformeerd. Ik heb al eerder vandaag gezegd, dat het lijkt alsof u informatie geeft omdat het moet, omdat wij wensen en bedenkingen moeten uiten. Wij vinden dat dit geen goed doet aan onze verstandhouding. U zet ons daardoor niet alleen op afstand, maar ook op achterstand. Ondanks uw goede intenties die erop zijn gericht de horecafunctie bij Kunstmin te waarborgen, hebben wij zeer grote moeite met de door u voorgestelde stappen. Iedere ondernemer kent de risico’s van het vak, daar is hij ondernemer voor. Ik herinner de raad bijvoorbeeld aan de discussies die wij in het verleden over Ienieminie hebben gevoerd. Wie zegt dat bij een faillissement geen enkele ondernemer klaar zal staan voor een doorstart? Op deze manier zullen wij dat nooit weten. Wij staan voor eigen verantwoordelijkheid, zowel voor een ondernemer als voor de gemeente, en zeggen daarom ‘gemeente, blijf bij je leest en laat dit aan de markt over, met alle risico’s van dien’. Beter zuiver waarvoor wij staan, dan een gemeente als horecaondernemer of kroegbaas. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. Ook ik zal niet instemmen met dit voorstel, omdat ik eveneens van mening ben dat wij een noodlijdende onderneming niet op deze manier de helpende hand moeten toesteken. Dit bedrijf heeft een hele historie waarin wij dat wel gedaan hebben. Er kan een reden zijn waarom een gemeente een rol wil spelen in de exploitatie van een theatercafé en restaurant, maar ik ben ervan overtuigd dat er in deze stad genoeg ondernemers zijn die de boel willen overnemen. Het continuïteitsargument erken ik voor een deel, maar ik wijs erop dat theaterbezoekers en bezoekers van Cinode in de afgelopen jaren regelmatig voor gesloten deuren stonden. Wethouder LAGENDIJK: Mijnheer de voorzitter. Over het proces hebben wij in de commissie al gesproken en ik begrijp de naar voren gebrachte bezwaren. Ik heb de vergelijking gemaakt met een rijdende trein. Het proces heeft zich in een aantal stappen snel ontwikkeld, waardoor wij nu onder een heel vervelende druk staan. Dat spijt mij zeer. De heer Merx heeft de afwegingen voor en tegen dit voorstel uitermate helder onder woorden gebracht. Wij hebben in de commissie over de afwegingen van gedachten gewisseld. Of je naar de ene of naar de andere kant neigt, is een kwestie van risico’s afwegen, waarde hechten aan continuïteit of vertrouwen hebben in eventuele alternatieve routes die zich in dit proces kunnen voordoen. Die afweging heeft bij het college tot het thans voorliggende voorstel geleid. Ter relativering wil ik melden dat het college niet permanent kiest voor het exploiteren van een horecabedrijf, gekoppeld aan de schouwburg. Dat is overigens een constructie die elders in Nederland niet voorkomt, dit is in diverse grote gemeenten op deze wijze georganiseerd, maar zoals gezegd is dit een tijdelijke constructie. Wij zullen hierop voor het einde van het jaar bij de raad terugkomen en zullen de diverse varianten die er zijn om de horeca voor de toekomst in goede samenwerking met het theater verder vorm te geven aan de raad voorleggen, waarna zij in de periode daarna verder zullen kunnen worden uitgewerkt en geëffectueerd.
86
Het ontwerp-collegebesluit wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fracties van de PvdA, GL, CU/SGP en mevrouw Lambrechts, de heer Merx en mevrouw Van Benthem van de fractie van de VVD. Tegen stemmen: de heren Rakhorst en Vermeulen van de fractie van de VVD en de fracties van BVD, VSP, ECO-Dordt en D66. 34.
INTERPELLATIE FRACTIE GROENLINKS
De VOORZITTER: Aan de orde is het verzoek van de fractie van GroenLinks tot het houden van een interpellatie ex artikel 39 van het Reglement van Orde inzake het politieoptreden tegen demonstranten bij de actie tegen de G8-top op zaterdag 5 juli jl. Artikel 39 geeft aan dat de interpellant niet meer dan twee maal het woord voert en de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders, niet meer dan één maal, tenzij de raad hiertoe verlof geeft. Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. Ik vind het prettig dat wij op deze avond, op dit late tijdstip, nog de tijd nemen om hierover met elkaar te praten. Ik ben daar blij om, omdat ik wat zaterdag is gebeurd zeer ernstig vind. Naar onze informatie is een ludieke actie, die goed was voorbereid, volledig uit de hand gelopen door een confrontatie tussen demonstranten en de politie. Naar de mening van GroenLinks is de repressie, het optreden van de politie, niet in verhouding geweest tot de momenten waarover gezegd kan worden dat de demonstranten over de schreef zijn gegaan. Ik noem als voorbeeld dat in één van de straten graffiti is gespoten op een stoeptegel. Het gaat om een boodschap van 20 bij 20 centimeter en je hebt een vergrootglas nodig om het te zien. Naar aanleiding daarvan zijn acht mensen gearresteerd door een overmacht aan politieagenten. Daarbij was ook politie te paard aanwezig en alle omstanders vroegen zich af ‘wat is hier aan de hand, worden hier zware terroristen ingerekend?’. Voor ons is dat aanleiding u deze vragen voor te leggen. De actie, die in de vorm van een spel was neergezet, was bedoeld om een aantal strategische punten in de stad te bereiken. Eén van de doelen was het bereiken van de detentieboot. Naar onze informatie heeft hierover vooraf overleg plaatsgevonden en mochten de mensen tot aan het hek komen. Op het moment waarop zij bij het hek kwamen, werden zij daar echter ver vandaan gehouden. Er waren ook mensen die probeerden de detentieboot over het water te bereiken. Als je dat zag, het leek wel een film! De mensen kwamen aan varen in een rubberbootje met een vlag erop en werden door een grote overmacht aan politie tegengehouden, alsof zij werkelijk een bedreiging zouden zijn. Wij zijn daar woedend over. Als een actie naar ons idee goed is voorbereid en de politie aanwezig is om te handhaven, zou de politie terughoudend moeten zijn en de bereidheid moeten hebben te communiceren. Wij hebben de indruk dat de demonstranten door het grote machtsvertoon van de politie zijn geïntimideerd, wat nergens voor nodig was. Ik wil u een aantal vragen voorleggen. Ik heb u de vragen al toegezonden, maar ik zal de vragen voorlezen. Voorafgaand aan deze actie zouden de demonstranten posters plakken in de stad om aan te geven wat het doel van hun actie was. Toen zijn daarmee op 25 juni, een woensdagmiddag, bezig waren, zijn door negen politieagenten alle posters in beslag genomen, de posters konden pas een week later worden opgehaald, maar dit was geen commerciële plakactie, het was een ideële actie. Ik vraag mij af hoe zich dat verhoudt tot de afspraken die wij daarover in onze stad hebben gemaakt. Dit is mijn eerste vraag. Bij de behandeling van de begroting 2006 hebben wij afgesproken dat legale plaatsen zullen worden gecreëerd waar mensen affiches kunnen plakken en plakken, als het maar niet commercieel is, overal in de stad is toegestaan. Toch is op deze manier opgetreden – dat is overigens niet voor het eerst – en zijn de posters langer dan een week vastgehouden, waardoor in de stad niet bekend was wat speelde. Is het juist dat er vooraf uitgebreid overleg is geweest over de actie en hiervoor toestemming is verleend? Is het juist dat ook een cameraman met perskaart is opgepakt bij het uitoefenen van zijn functie? Wat is de reden dat een helikopter werd ingezet terwijl bekend was, dat het om een ludieke actie ging?
87
Wat gaat men doen met de gegevens die onder andere middels de SIM-kaarten zijn verzameld? Alle mensen hebben de SIM-kaart uit hun telefoon moeten inleveren en ook de videokaart van de filmer en de kaarten uit de camera’s zijn ingenomen. Wat gebeurt er met het filmmateriaal van de politie, die alle mensen – niet alleen de demonstranten, maar ook omstanders – uitgebreid heeft gefilmd? Kunt u mij zeggen wat het voor zin heeft vooraf uitgebreid te overleggen en spelregels af te spreken als vervolgens wijzigingen worden aangebracht en de politie repressief optreedt? Onze fractie heeft de indruk dat de gemeente Dordrecht geen ruimte wil geven aan politiek getinte acties. Mogelijk kunt u ons van het tegendeel overtuigen. De VOORZITTER: Ik verzoek de heer Weidema even op mijn stoel te gaan zitten. De heer BANDELL: Ik baseer mijn antwoord op informatie die ik heb gekregen van onze afdeling openbare orde en veiligheid en via die afdeling ook van de politie. Ik sluit niet uit dat ik op een enkel detailonderdeel niet volledig kan zijn… De VOORZITTER: Een opmerking van orde. In deze zaal mogen geen spandoeken worden gebruikt. Als u de spandoeken omlaag haalt mag u blijven zitten. Zo niet, dan moet u verdwijnen. De heer BANDELL: Omdat ik pas gisterenavond kennis heb genomen van deze vragen, heb ik alleen vandaag de gelegenheid gehad de door mevrouw Ruisch gevraagde informatie te vergaren. Naar aanleiding van het krantenbericht eerst wat algemene informatie. Over de te houden demonstratie heeft de gemeente actief contact gezocht met degenen die de demonstratie zouden gaan houden met het verzoek de te houden demonstratie conform de Wet openbare manifestaties en onze Algemene Plaatselijke Verordening te melden. Het initiatief is dus van de gemeente uitgegaan. Dat heeft geleid tot een e-mailbericht met zeer summiere informatie. Na enig aandringen heeft de organisator gehoor gegeven aan de oproep en de geplande actie nader toegelicht in een gesprek met een medewerker van openbare orde en veiligheid en de teamchef West van de politie. Dat gesprek heeft op 4 juli, de vorige week vrijdag, plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek, dat een prettig karakter had, gaf de organisator aan dat mede-organisatoren van buiten Dordrecht niet van zins waren afspraken met de overheid te maken, omdat zij daarin geen vertrouwen hebben. Wel werd duidelijk gezegd welke eigen spelregels en bedoelingen men had. De bedoeling was inderdaad een ludieke actie met als einddoel het plaatsen van een vlag op de detentieboot. Bij dat gesprek is gezegd dat de detentieboot een gevoelige locatie is, maar men was niet bereid van deze locatie als einddoel af te zien. Vervolgens is contact gelegd met de detentieboot. U zult begrijpen dat Justitie niet blij is met dit type acties, omdat het na vorige demonstraties lang onrustig is gebleven op de boot. Justitie vond dat die actie niet zou moeten plaatsvinden, maar de conclusie was dat toegelaten zou kunnen worden dat men aan de landzijde vlaggen aan het hek bij de toegangspoort tot de detentieboot zou kunnen bevestigen, dit om escalatie te voorkomen. Benaderen van de detentieboot over water was absoluut ongewenst in verband met onder meer de belangen van de bootbewoners, de kans op onbeheersbaarheid van de situatie en veiligheidsrisico’s voor de demonstranten. Vandaar dat een voorschrift 10 is opgenomen in het besluit dat de loco-burgemeester heeft genomen. U weet dat ik op dat moment niet in het land was. In totaal zijn achttien aanhoudingen verricht voor het spuiten van graffiti – het ging niet om één maar om vijf bekladdingen – en het overtreden van het voorschrift, dat men zich niet in de 2e Merwedehaven mocht bevinden. Mij is medegedeeld dat geen klappen zijn gevallen, de chef van dienst aan alle arrestanten heeft gevraagd hoe zij naar hun mening behandeld waren en door niemand een klacht is ingediend. Voor wat betreft de politie-inzet kan ik mededelen, dat naast de surveillancedienst die altijd in de stad aanwezig is en de mensen van de wijkteams dertien mensen in burger zijn ingezet. Er waren twee paarden ten behoeve van de surveillance, alleen in het Weizigtpark en er was één watersectie ME, die uit twintig mensen bestond. Die mensen bevonden zich op een boot van de KLPD. Enkele mensen die ochtenddienst hadden zijn wat langer gebleven en de avonddienst is wat eerder begonnen. Dat was het totaal aan politie-inzet.
88
Op de vraag op welke gronden de affiches op 25 juni in beslag zijn genomen, is mijn antwoord dat dit op een onjuiste grond is gebeurd. Mevrouw Ruisch heeft gelijk. Men heeft dat gedaan op grond van artikel 2.4.2 van de APV, het beroemde plak- en kladverbod, maar het plakken van posters die geen handelsreclame betreffen is op dit moment niet strafbaar, omdat het college nog steeds geen plakplaats heeft aangewezen. Ik heb begrepen dat het OM de zaak om die reden zou hebben geseponeerd, maar dat heb ik nog niet van het OM gehoord. De raad zal binnenkort het voorstel tot het aanwijzen van plakplaatsen ontvangen. Dat duurt net zo lang als het aanwijzen van een graffitimuur, waar legaal graffiti kan worden gesproken. Is het juist dat er vooraf uitgebreid overleg is geweest over de actie en was hiervoor toestemming verleend? Ik heb uitgelegd dat de gemeente de organisatoren heeft verzocht melding te doen van de demonstratie en hen vervolgens heeft uitgenodigd voor het geven van een nadere toelichting op de geplande acties. Dat gesprek heeft zoals gezegd in aanwezigheid van de teamchef West plaatsgevonden en naar aanleiding van deze bespreking heeft de locoburgemeester geoordeeld dat de manifestatie doorgang moest kunnen vinden, mits men zich zou houden aan de voorschriften die aan de demonstratie zijn verbonden. Formeel is nooit sprake van het verlenen van toestemming, maar naar aanleiding van een gedane kennisgeving kan – dat weet u – de burgemeester een demonstratie verbieden. Daartoe werd in dit geval geen aanleiding gezien en met de politie is afgesproken, dat zij met voldoende personeel aanwezig zou zijn om een en ander in goede banen te leiden. Het optreden van de politie was gericht op de-escalatie, het zo min mogelijk zichtbaar aanwezig zijn. Dat is bij het gevoerde gesprek aan de orde geweest. Is het juist dat ook een cameraman is opgepakt bij het uitoefenen van zijn functie? Ik heb begrepen dat iemand met een camera is opgepakt, die deel uitmaakte van een groepje betogers dat zich bezighield met het spuiten van graffiti. Alle betrokkenen zijn opgepakt op grond van artikel 14 Wetboek van Strafrecht. Dat artikel betreft openlijk geweld tegen goederen in vereniging gepleegd. Wat is de reden dat ook een helikopter is ingezet, terwijl bekend was dat het om een ludieke actie ging? De inzet van een helikopter was niet gepland, maar op enig moment waren er signalen die erop duidden dat zich in het riet rond de detentieboot personen zouden ophouden en toevallig was een helikopter in de buurt, die assistentie heeft aangeboden om de situatie in beeld te brengen. De helikopter is daarna weer verdwenen. Wat gaat men doen met de gegevens die onder andere middels de SIM-kaarten zijn verzameld? Er is een geheugenkaart van een camera in beslag genomen, maar die is onleesbaar omdat een demonstrant de kaart even snel kapot heeft gebeten. Ik heb niet de informatie gekregen dat SIMkaarten uit gsm’s in beslag zouden zijn genomen. In het algemeen geldt, dat voorwerpen die in beslag zijn genomen veilig worden gesteld om te dienen als bewijs in een strafzaak. Het OM beslist over eventuele teruggave. Wat gebeurt er met het filmmateriaal van de politie, die alle mensen – de demonstranten maar ook de omstanders – uitgebreid heeft gefilmd tijdens de actie? U weet dat wij een videoteam hebben, dat bijvoorbeeld altijd optreedt bij de Boulevard of Dance en bij de kermis. Dat team is duidelijk zichtbaar. Voor het gebruik van het materiaal van het videoteam gelden standaardprocedures. Normaal gesproken wordt dat materiaal na enige tijd vernietigd, maar vraag mij niet hoe lang dat duurt. In mijn hoofd zit een week, maar dat weet ik niet zeker. Omdat in dit geval strafbare feiten zijn gepleegd, wordt het materiaal gebrand op een cd-rom en bij het proces-verbaal gevoegd om als bewijs te dienen. Kunt u mij zeggen wat voor zin het heeft vooraf uitgebreid te overleggen en spelregels af te spreken als vervolgens wijzigingen worden aangebracht en de politie zeer repressief optreedt? Het overleg vooraf is primair bedoeld om een beeld te krijgen van de aard van de demonstratie en een inschatting te kunnen maken of en zo ja, in welke mate, de openbare orde, verkeersveiligheid of gezondheidszorg in het geding kunnen zijn. Op grond daarvan wordt door de burgemeester de keuze gemaakt of hij gebruik wil maken van zijn bevoegdheid op grond van de Wet openbare manifestaties om de demonstratie te verbieden of om voorschriften te geven en beperkingen te stellen. In dit geval is, mede naar aanleiding van overleg met het hoofd van de beveiliging van de detentieboot, onder meer gesteld dat het niet zou zijn toegestaan zich in of op het water van de Tweede Merwedehaven
89
te bevinden. Bij het overleg heeft de organisator van de demonstratie overigens te kennen gegeven, dat hij wel zijn bedoelingen met de gemeente en de politie wilde delen, maar geen afspraken wilde maken. Men was bijvoorbeeld niet bereid een ander doel dan de detentieboot te kiezen en ook op het voorstel alle deelnemende groepjes met een mobiele telefoon uit te rusten werd niet ingegaan. De organisator vond het maken van afspraken niet nodig, omdat men de wet kent en dus weet wat wel en niet is toegestaan. Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat de organisator impliciet heeft aangegeven dat de wet zou worden gerespecteerd, wat op de door mij genoemde onderdelen echter niet is gebleken. Ik doel op de graffiti en het zich op het water bevinden. Afgesproken was dat de politie op de achtergrond aanwezig zou zijn en zich terughoudend zou opstellen. Het optreden was gericht op het voorkomen van confrontatie en escalatie. Het aanbrengen van spandoeken op de Grote Kerk is bijvoorbeeld toegestaan. Er is pas ingegrepen nadat bleek dat strafbare feiten waren gepleegd: de vijf bekladdingen met verf en het feit dat demonstranten zich ondanks het verbod toch in de Tweede Merwedehaven op het water hebben begeven. Vraag 8 is wat meer principieel. ‘Wij kunnen ons niet aan de mening onttrekken dat de gemeente Dordrecht geen ruimte wil geven aan politiek getinte acties. Kunt u ons overtuigen van het tegendeel?’ Het grondrecht om te demonstreren is een groot goed, dat ook in Dordt dient te worden gerespecteerd en wordt gerespecteerd. Uitgangspunt bij demonstraties is altijd dat zij doorgang moeten kunnen vinden, maar wij wegen natuurlijk wel af welke beperkingen wij zouden moeten opleggen in het kader van de gezondheid, het belang van het verkeer en het bestrijden of voorkomen van wanordelijkheden. Van de organisator wordt een zekere inspanning gevraagd voor wat betreft het nemen van maatregelen om de demonstratie in goede banen te leiden. In aanvulling daarop is de afgelopen tijd bij diverse demonstraties behoorlijk wat politie-inzet georganiseerd. Ik heb in de acht jaar waarin ik in Dordrecht werkzaam ben nog nooit één demonstratie verboden en dat zal ook niet snel gebeuren. Dat is duidelijk, maar wij hebben in de afgelopen jaren wel een aantal demonstraties met een behoorlijke inzet van politie gehad. Er zijn drie demonstraties geweest tegen de detentieboot, een demonstratie tegen het dierenasiel Louter Bloemen en een aantal Turkse inwoners heeft tegen de PKK gedemonstreerd. Verder is er een demonstratie geweest voor het behoud van het paardenlandje en er waren mensen die betoogden, dat er in Dordrecht vooral geen moskee mag komen, met wie wij ook afspraken hebben gemaakt. Tot zo ver mijn beantwoording. Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. Ik dank de portefeuillehouder voor zijn antwoorden, zij het dat zij niet op alle punten voor mij bevredigend zijn. Dat is ook logisch, omdat ik andere informatie heb gekregen. Ik heb nog enkele vragen. De portefeuillehouder heeft aangegeven dat de gemeente het initiatief heeft genomen om tot overleg te komen. Hoe is de gemeente aan de informatie gekomen dat een demonstratie werd voorbereid? Dat lijkt mij heel merkwaardig. De heer BANDELL: Dat was via de media bekend gemaakt. Wij lezen ook de krant. Mevrouw RUISCH: U hebt aangegeven dat de helikopter toevallig in de buurt was en men is gaan kijken of zich in het riet rondom de boot mensen bevonden. Ik heb de informatie gekregen, dat een aantal demonstranten die zich in de binnenstad bevonden en richting De Staart gingen door de helikopter is gevolgd. Dat is andere informatie dan de informatie dat door de bemanning van de helikopter alleen is gekeken of zich in het riet mensen bevonden, maar waarschijnlijk kunt u mij op dit moment niet uit de droom helpen. De heer BANDELL: De aanleiding voor het vragen om de assistentie van de zich in Rotterdam bevindende helikopter was het gerucht dat zich in het riet mensen zouden bevinden. Die helikopter is uit Rotterdam aangevlogen en ik sluit niet uit dat hij ook even over de stad is gevlogen. Dat is gewoon boerenkoolverstand, zo gaat dat. Of zich daadwerkelijk mensen in het riet hebben bevonden
90
weet ik niet, daarover heb ik geen informatie. Ik weet wel dat zich op en in het water mensen bevonden. Mevrouw RUISCH: De SIM-kaarten, die uit de mobiele telefoons zijn gehaald, zijn later teruggegeven. Zoals wij allemaal weten staat op veel SIM-kaarten belangrijke informatie over mensen. Niemand weet of die informatie ergens is vastgelegd, daarover bestaat onduidelijkheid. De heer BANDELL: Dat is ook voor mij onduidelijk. Ik zal pogen te achterhalen wat daarmee is gebeurd. Tot nu toe heb ik dat niet kunnen achterhalen. Mevrouw RUISCH: Naar mijn informatie was de cameraman over wie ik heb gesproken gelieerd aan de groep demonstranten, maar had hij wel een perskaart. Het was niet iemand die alleen een camera bij zich had. De heer BANDELL: Dat weet ik niet. Mevrouw RUISCH: U hebt gezegd dat de politie de opdracht had terughoudend en de-escalerend op te treden. De verhalen die ik heb gehoord geven mij de indruk dat de situatie uit de hand is gelopen. Daarbij denk ik met name aan de mensen die in de binnenstad werden gearresteerd, ter plekke werden gefouilleerd en geboeid. Die aanpak getuigt niet van een de-escalerende en terughoudende opstelling van de politie. Ik heb gehoord dat de demonstranten absoluut geen aanleiding hebben gegeven voor een dergelijke aanpak door de politie. De afspraak dat de politie zich terughoudend en de-escalerend zou gedragen is naar mijn mening niet nagekomen. De heer BANDELL: De algemene lijn was dat het optreden van de politie terughoudend en deescalerend zou moeten zijn en de politie bij de start van de demonstratie niet manifest aanwezig zou zijn. Ik wil erop wijzen dat een landelijke oproep was uitgegaan en ons niet bekend was hoeveel mensen aan de demonstratie zouden deelnemen. Het ging niet alleen om Dordtse mensen en wij konden niet inschatten of de andere deelnemers andere bedoelingen zouden hebben dan alleen een ludieke actie in Dordrecht. Wij moeten met alle eventualiteiten rekening houden. Als arrestaties moeten worden verricht, is geen sprake meer van terughoudendheid en de manier waarop de arrestaties hebben plaatsgevonden kan tot een verschillende beleving leiden. In het licht van de evaluatie van wat er aan de hand is geweest, zal ik mij erover laten informeren hoe de arrestaties hebben plaatsgevonden. De VOORZITTER: Zijn er fracties die willen reageren? De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Ik heb waardering voor het feit dat de fractie van GroenLinks deze zaak aan de orde heeft gesteld. Als dergelijke feiten aan de orde zijn, is het goed dat wij daarover met elkaar spreken. Vroeger deden wij dat in de commissie ABA. De burgemeester heeft uitgebreid antwoord gegeven en ik neem aan dat nog overleg in de driehoek zal plaatsvinden over wat er is gebeurd en de vraag of wel verstandig is opgetreden. Ik heb van een en ander via de rapportage van RTV Dordt kennis genomen en op mij is de demonstratie als een vriendelijke demonstratie met een ludiek karakter overgekomen. Het was in ieder geval een geweldloze actie. Wij stellen vast dat de politie bij haar optreden is doorgeschoten. Waar wij u wel eens vragen strikter te handhaven, lijkt het erop dat in dit geval met veel machtsvertoon op een vrij onschuldige demonstratie is gereageerd. Overigens kan ik mij goed voorstellen dat men, met het oog op de veiligheid van de mensen die op de boot verblijven, in de directe omgeving van of zelfs op de detentieboot geen narigheid wil hebben. In de directe omgeving van de detentieboot moet een demonstratie echter wel mogelijk zijn. Wellicht kunnen wij hierop op een ander moment terugkomen nadat de burgemeester nadere informatie zal hebben ingewonnen. De heer BANDELL: Naar aanleiding van de in het kader van deze interpellatie gestelde vragen zullen wij natuurlijk met de politie en het OM terugblikken op de wijze waarop het politieoptreden heeft plaatsgevonden. Als uit dat overleg opzienbare zaken naar voren komen, die afwijken van hetgeen ik de raad nu heb medegedeeld, zal ik de raad daarover berichten.
91
De heer MERX: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben er waardering voor dat GroenLinks deze kwestie aan de orde heeft gesteld. Als iets je dwars zit, moet je dat kunnen uiten. Wij hebben ook waardering voor de beantwoording door de burgemeester. Ik begrijp dat er licht zit tussen hetgeen mevrouw Ruisch heeft verwoord en hetgeen de burgemeester zojuist heeft verteld. In onze optiek moet in dit soort situaties altijd een lastige afweging worden gemaakt. Je probeert afspraken te maken, maar niet iedereen is daartoe bereid. Je weet niet wat er zal gebeuren en zeker met een object zoals de detentieboot moet je uitermate voorzichtig zijn. Je kunt je natuurlijk allerlei scenario’s voorstellen. Er is nu relatief weinig gebeurd, maar wat zou er gebeurd zijn als zou zijn gezegd ‘we sturen twee wijkagenten en een stadswacht’ en half Nederland dat tegen de G8-top is voor een ludieke actie naar Dordrecht zou zijn gekomen? Mevrouw RUISCH: Er wordt steeds over de detentieboot gesproken, maar een groot deel van deze actie heeft in de binnenstad plaatsgevonden. Het laatste doel was de detentieboot. De arrestatie van de acht mensen heeft plaatsgevonden op de hoek van de Statenplaats en de Vriesestraat, daar zijn de mensen geboeid en in de auto gezet. Zij bevonden zich dus niet in de buurt van de boot. De heer MERX: Mijn argument is, dat je niet precies weet wat er op je af zal komen als een landelijke oproep wordt gedaan. Daarop kunnen 20 of 80 of misschien wel 180 mensen af komen. Als je dan maar twee wijkagenten en een stadswacht hebt klaar staan, wordt het een heel andere situatie, maar het blijft een lastige afweging. Mevrouw RUISCH: Dat ben ik met u eens, maar wij moeten vaststellen dat er in dit geval veel te veel politie aanwezig was. Men had kunnen zeggen ‘we zijn met z’n achten, maar het is zo’n klein clubje dat er wel vier in de auto kunnen gaan zitten’. De heer MERX: Het optreden van de politie moet proportioneel zijn. Daarover zijn wij het allemaal eens. De VOORZITTER: Ik sluit dit interpellatiedebat hiermee af. Het is geen traditie meer dat wij tot zo laat vergaderen. Vroeger gebeurde dat wel regelmatig. Velen van u zullen elkaar aanstaande vrijdag nog zien. Ik wens u een goede vakantie toe. Kom alstublieft uitgerust terug. Wij hebben donderdag nog een bijeenkomst van het presidium en vanaf 1 september zullen wij er weer vol tegenaan gaan. De vergadering is gesloten. (01.05 uur)
92