Afstudeeronderzoek
“Het verhogen van de verblijfskwaliteit voor kantoormedewerkers in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken.”
R. Schrijver
Enschede, juni 2013
Colofon Auteur: Rik Schrijver Tel: 06 2155 4491 Email:
[email protected] Begeleid door: Hogeschool van Hall - Larenstein Larensteinselaan 26a 6882 CT Velp Afstudeerbegeleider: Hans Jacobse
In opdracht van: Stichting Kennispark Twente Hengelosestraat 500 7521 AN Enschede Tel: 053 489 4118 Email:
[email protected]
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, film of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande toestemming van de auteur. De auteur aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Voorwoord Voor u ligt het afstudeeronderzoek “Het verhogen van de verblijfskwaliteit voor kantoormedewerkers in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken.” Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Hogeschool van Hall - Larenstein en Stichting Kennispark Twente. Stichting Kennispark Twente is een initiatief van Provincie Overijssel, gemeente Enschede, Universiteit Twente en Saxion. Binnen deze stichting draait het om het creëren van een optimaal klimaat voor innovatie en ondernemerschap, zowel fysiek als in ondersteuningsregelingen. Uiteindelijk leidt dit tot nieuwe hoogwaardige werkgelegenheid voor Twente. Hierbij zetten zij zich in op: Startups en groeiende ondernemingen, innovatieve ondernemingen en een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dit literatuuronderzoek wordt ondersteund met een referentiestudie, interviews en enquêtes met als doel een degelijk resultaat te krijgen dat onder andere toepasbaar is op Kennispark Twente. Met veel plezier en interesse heb ik aan dit onderzoek gewerkt. Graag wil ik Marjan Weekhout en Mike Verkouter bedanken voor de begeleiding vanuit Stichting Kennispark Twente. Mijn dank gaat ook uit naar Hans Jacobse voor de begeleiding vanuit Hogeschool van Hall - Larenstein te Velp. Tot slot bedank ik ieder die het mogelijk heeft gemaakt dit onderzoek uit te voeren en daar op zijn of haar manier een bijdrage aan heeft geleverd.
Rik Schrijver
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
Samenvatting De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor de (openbare) buitenruimte*. Vóór de economische crisis werd overal volop gebouwd. Zoveel mogelijk bebouwd oppervlak en zo vol mogelijke kavels met als doel snel veel geld verdienen. Door de crisis is er ondertussen veel leegstand ontstaan in onder andere de kantorenmarkt. De leegstand is daar opgelopen tot 13,2 miljoen m2, oftewel 27% van de markt! (AOS Studley, juni 2013) De kwalitatief, ruimer opgezette kantorenparken hebben minder last van leegstand. Een van de redenen hiervoor is het groen wat zorgt voor een beter vestigingsklimaat. Daardoor ontstond de vraag: Hoe verhoog je de verblijfskwaliteit voor kantoormedewerkers in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken? Om deze vraag te beantwoorden is dit onderzoek opgesteld. Als eerste is gekeken naar de waardering die kantoormedewerkers* geven aan de buitenruimte. Hieruit blijkt dat zij zowel bewust (recreatie), als onbewust (zicht), gebruik maken van de buitenruimte. Voornamelijk ruimtelijk opgezet groen met bloeiende gedeelten wordt gewaardeerd. Verdere waardering gaat uit naar gescheiden voet- en fietspaden waardoor de medewerkers verblijf in de buitenruimte als meer comfortabel ervaren. Tot slot ziet men graag voorzieningen als een bank of pinautomaat of lunchroom. Echter, kantoormedewerkers kunnen de buitenruimte wel waarderen maar niet gebruiken. Als vervolg is onderzocht wat gebruikers wel en niet motiveert om gebruik te maken van de buitenruimte. Kantoormedewerkers die wel wandelen maken gemiddeld een (lunch)wandeling van 15-30 minuten. Belangrijke motivaties voor een wandeling zijn de aanwezigheid van goede voetpaden en wandelroutes. Daarbij is de aanwezigheid van een parkje langs de route gewenst en moet de omgeving comfortabel zijn. Kantoormedewerkers maken een wandeling voor de ontspanning, frisse lucht en eigen gezondheid. Verder zien kantoormedewerkers in de buitenruimte graag bepaalde voorzieningen als een eetcafé of kleine supermarkt. Demotivatie om gebruik te maken van de buitenruimte komt vooral voort uit een onaantrekkelijke en oncomfortabele buitenruimte. Grote ergernissen hierbij zijn: het ontbreken van, of heel miniem aanwezig zijn van groen of een parkje en slecht onderhouden of het ontbreken van voetpaden. Veel gehoorde reden om niet gebruik te maken van de buitenruimte is tijdgebrek of de gewoonte om in de kantine te eten. Het ontbreken van een lunchroom of kleine supermarkt weerhoudt deze kantoormedewerkers dan ook van een wandeling. Doordat de waarderingen en (de)motivaties in beeld zijn gebracht, zijn de basisbehoeften opgesteld. Belangrijkste behoeften in de (openbare) buitenruimte om het verblijf te bevorderen zijn groen, voet- en fietspaden, en (sociale) veiligheid. Wanneer deze behoeften aanwezig zijn, zal men de buitenruimte sneller en vaker gaan gebruiken. De gebruikswaarde* neemt toe. Verder ziet de gebruiker graag meer interactie met personen of het gebied. De belevingswaarde* gaat stijgen. * zie begrippenlijst
Opvallend is dat uit de enquête, gehouden op het Kennispark Twente, geen blijk wordt gegeven aan de waarde van verlichting. Dit kan liggen aan de tijdsperiode van de gehouden enquête (juni 2013), waarbij het ‘s ochtends vroeg licht is en ‘s avonds laat donker en daardoor de behoefte aan verlichting op het kantorenpark dan in mindere mate aanwezig is. Zoals gebleken, zien de overheid, ondernemers en werknemers graag een goed onderhouden buitenruimte. Dit kan worden bereikt met publiek private samenwerking (PPS). Zowel ondernemers als de overheid hebben baat bij PPS. Wanneer dit goed wordt geregeld kan dit een positieve bijdrage leveren aan de openbare ruimte* en kan de toekomstwaarde* toenemen. Dit kan zowel op grote als op kleine schaal en heeft nagenoeg altijd een meerwaarde voor de buitenruimte. De samenwerking levert vaak een extraatje op die anders niet was bereikt. Indirect heeft deze verbeterde buitenruimte bovendien vaak positieve invloed op de vastgoed- en vestigingswaarde van een kantorenpark.
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
Inhoudsopgave Colofon Voorwoord Samenvatting Inhoudsopgave Hoofdstuk 1, Inleiding .................................................................................................................................... 8 Hoofdstuk 2, Onderzoeksopzet .................................................................................................................. 2.1 Probleemstelling ....................................................................................................................................... 2.2 Focus van het onderzoek ...................................................................................................................... 2.3 Onderzoeksmethodiek ........................................................................................................................... 2.4 Hypothese ..................................................................................................................................................
11 12 13 14 15
Hoofdstuk 3, Het onderzoek ........................................................................................................................ 3.1 Deelvraag 1, Wat waarderen kantoormedewerkers wel/niet aan de .................................... (openbare) buitenruimte? ............................................................................................. 3.2 Deelvraag 2, Wat motiveert kantoormedewerkers om (meer) gebruik ................................. te maken van de (openbare) buitenruimte? .......................................................... 3.3 Deelvraag 3, Welke basisbehoeften zijn gewenst om verblijf in de ........................................ (openbare) buitenruimte te bevorderen? ............................................................... 3.4 Deelvraag 4, Hoe kan samenwerking tussen publiek en privaat domein ............................ een positieve bijdrage leveren aan de buitenruimte? .........................................
17 18 22 26 28
Hoofdstuk 4, Conclusies en aanbevelingen ........................................................................................... 31 4.1 Conclusies ................................................................................................................................................... 32 4.2 Aanbevelingen ......................................................................................................................................... 34 Bijlagen ............................................................................................................................................................... 35 1. Referentiestudie Papendorp Utrecht 2. Interview; Thirza Peek, parkmanager Grontmij 3. Interview; Bert-Jan Woertman, marketing & communications director High Tech campus Eindhoven 4. Enquête; Kennispark Twente Bronnen .............................................................................................................................................................. 52 Begrippen ........................................................................................................................................................... 54
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
Hoofdstuk 1, Inleiding Dit onderzoek is geschreven naar aanleiding van de afstudeerfase van de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting met afstudeerrichting Management Buitenruimte. Stichting Kennispark Twente was op zoek naar een afstudeerder die zich met de inrichting van de langzaam verkeersverbinding tussen station Enschede Drienerlo en het O&O (onderwijs en onderzoek) plein op de campus van Universiteit Twente bezig ging houden. Deze as moet samenhang geven aan de drie settings in deze omgeving; de campus, het Business en Science (B&S) park en Twentevillage. Daarbij moet elk van deze gedeelten het eigen karakter behouden. Voor het B&S park betekent dit een uitstraling van kennis en innovatie. Op dit moment onderscheidt de buitenruimte van het Kennispark zich nog niet ten opzichte van andere kantoren- of kennisparken. De openbare ruimte bevat verschillende uitstralingen waaronder diverse soorten lantaarnpalen, banken of een plots eindigend trottoir. Doordat er weinig eenheid is, ontstaat er een rommelig beeld. De verbindingsas tussen station Enschede Drienerlo en het O&O plein moet niet alleen gerealiseerd, maar ook gebruikt worden, niet alleen door personen die zich van A naar B verplaatsen maar ook door kantoormedewerkers werkzaam in en rondom Kennispark Twente die (tijdens pauzes) gebruik maken van de buitenruimte van het Kennispark. Het is dus zaak goed te onderzoeken wat de gebruiker beweegt om daadwerkelijk gebruik te maken van deze buitenruimte. Om de voorliggende vraag te beantwoorden en tevens een houvast te geven aan andere kantoren en kennisparken is dit onderzoek opgesteld met als hoofdvraag:
Hoe verhoog je de verblijfskwaliteit voor kantoormedewerkers in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken? De hoofdvraag wordt beantwoord door de volgende deelvragen te beantwoorden: - Wat waarderen kantoormedewerkers wel/niet aan de (openbare) buitenruimte? - Wat motiveert kantoormedewerkers om (meer) gebruik te maken van de (openbare) buitenruimte? - Welke basisbehoeften zijn gewenst om het verblijf in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken te bevorderen? - Hoe kan samenwerking tussen publiek en privaat domein een positieve bijdrage leveren aan de openbare buitenruimte? Dit onderzoek is bedoeld voor de Stichting Kennispark Twente. Zij wil een langzaam verkeersverbinding creëren van station Enschede Drienerlo naar het O&O plein op de campus van de Universiteit Twente. Daarnaast kan dit onderzoek wellicht gebruikt worden bij ontwikkeling of revitalisering van andere kantorenparken.
8
Leeswijzer Op de volgende pagina gaat hoofdstuk twee in op de onderzoeksopzet waarin de probleemstelling van dit onderzoek wordt besproken alvorens op de focus van het onderzoek in te gaan. Vervolgens komt de onderzoeksmethodiek aan bod met aansluitend de hypothese van dit onderzoek. In hoofdstuk drie worden de deelvragen beantwoord. Dit wordt gedaan aan de hand van een literatuuronderzoek in combinatie met gehouden enquêtes, gevoerde interviews en een referentiestudie. Tot slot worden in hoofdstuk vier de conclusies en aanbevelingen gegeven aan de hand van de resultaten van dit onderzoek en wordt de hoofdvraag beantwoord.
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
9
10
Hoofdstuk 2, Onderzoeksopzet De eerste paragraaf van de onderzoeksopzet gaat in op de probleemstelling behorend bij dit onderzoek. De gekozen hoofdvraag en deelvragen worden hier onder andere toegelicht. Vervolgens wordt in paragraaf twee het onderzoek afgekaderd door de focus van het onderzoek op kantoormedewerkers, kantorenparken en de buitenruimte toe te lichten. Na de toelichting worden de drie gebruikte onderzoeksmethodieken behandeld in de derde paragraaf. Tot slot geeft paragraaf vier de hypothese van het onderzoek.
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
11
2.1 Probleemstelling Bedrijventerreinen* en kantorenparken* maken op dit moment diverse ontwikkelingen door. Er zijn steeds meer terreinen die verloederen en waar leegstand toeneemt. Oorzaak hiervan ligt vaak bij de huidige economische crisis, de verouderde gebouwen of uitstraling van het terrein of park. Terreinen en parken die minder last van de economische malaise lijken te hebben, bestaan vaak uit nieuwere gebouwen en/of hebben meer groen in de (directe) omgeving. Het verschil tussen de goede en slechte bedrijventerreinen en parken neemt sterkt toe (Ministerie I&M, 2011). Goede locaties moeten voor bedrijven interessant zijn en blijven om zich daar te vestigen. Een plek om alleen een pand te bouwen is in deze tijd niet meer voldoende. Er wordt steeds meer rekening gehouden met de werkomgeving voor de werknemers en het bedrijfsimago. In dit onderzoek luidt de hoofdvraag: Hoe verhoog je de verblijfskwaliteit voor kantoormedewerkers in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken? Het uiteindelijke doel is een helder beeld te verschaffen over hoe de verblijfskwaliteit verhoogd wordt en wat hiervoor de beweegredenen zijn. Zo wordt een houvast gecreëerd voor gemeenten en/of projectontwikkelaars. De hoofdvraag wordt beantwoord door de volgende deelvragen te beantwoorden: Wat waarderen kantoormedewerkers wel/niet aan de (openbare) buitenruimte? Met deze vraag wordt onderzocht wat de kantoormedewerkers juist wel en juist niet waarderen aan de (openbare) buitenruimte. Wanneer dit duidelijk is, kan hier tijdens de inrichting en/of het beheer op worden ingespeeld. Wat motiveert kantoormedewerkers om (meer) gebruik te maken van de (openbare) buitenruimte? Op het moment dat de (openbare) buitenruimte gewaardeerd wordt, kan het zijn dat deze om diverse redenen (nog) niet wordt gebruikt. Wanneer de motivatie van kantoormedewerkers en gebruikers bekend is kan het gebruik gestimuleerd worden. Welke basisbehoeften zijn gewenst om verblijf in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken bevorderen? Uit deelvraag één en twee komt naar voren wat kantoormedewerkers belangrijk vinden in de (openbare) buitenruimte van het kantorenpark. Door de basisbehoeften in kaart te brengen wordt een solide basis gelegd voor (nieuwe) kantorenparken. Hoe kan samenwerking tussen publiek en privaat domein een positieve bijdrage leveren aan de buitenruimte? Samenwerking op publiek en privaat domein kan meer identiteit aan het gebied geven. Een goede identiteit van een gebied geeft een prettig gevoel bij de gebruikers waardoor dit de verblijfskwaliteit kan verhogen. Hoe wordt dit bereikt en wat is de ervaring hiermee? * Zie begrippenlijst
12
2.2 Focus van het onderzoek Dit onderzoek richt zich specifiek op kantoormedewerkers. Zij voeren veelal bewegingsarm werk uit. Uit de voorstudie blijkt dat personen met bewegingsarm werk meer gebruik maken van de (openbare) buitenruimte dan personen met bewegingsintensief werk (TNO, 2003). Op het Kennispark Twente zijn veel laboranten en research & devolopers te vinden. Zij voeren veelal bewegingsarm werk uit en worden in dit onderzoek ook verstaan onder de noemer kantoormedewerkers. De meeste kantoormedewerkers werken op kantorenparken. Kantorenparken hebben in het algemeen een andere uitstraling dan bedrijven- of industrieterreinen. Met de ontwikkelingen van Kennispark Twente en de (in de toekomst) gevestigde kennisintensieve bedrijven in het achterhoofd, is voor kantorenparken als gebiedssituatie gekozen. De reden om de afweging tussen openbare en algemene buitenruimte mee te nemen komt vanuit de persoonlijke visie van de auteur. Hij verwacht dat een samenwerking tussen overheid en particulier een hogere kwaliteit geeft dan wanneer deze gescheiden opereren. De verwachting is dat hogere kwaliteit van de buitenruimte het gebruik stimuleert.
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
13
2.3 Onderzoeksmethodiek Binnen dit onderzoek zijn drie verschillende onderzoeksmethodieken gebruikt. Zij worden in deze paragraaf besproken. Literatuurstudie Het grootste deel van dit onderzoek is opgezet aan de hand van een literatuurstudie. Hierbij is de literatuur met grootste zorg op betrouwbaarheid gecontroleerd. Gebruikte bronnen vindt u achter in dit rapport. Referentiestudie Ter ondersteuning aan de gevonden literatuur is er ook een referentiestudie gedaan. Tijdens het bezoek aan deze referentie is er ook gesproken met betrokkene van het betreffende gebied. Bruikbare bevindingen uit studie zijn gebruikt bij het beantwoorden van de deelvragen. Verslaglegging vindt u achter in dit rapport in de bijlagen. Enquête Er zijn in het Kennispark enquêtes gehouden onder kantoormedewerkers en bezoekers van het park. Uitkomsten van deze enquêtes zijn gebruikt bij het beantwoorden van deelvragen waar nodig. Uitwerkingen en uitkomsten van de enquêtes vindt u achter in dit rapport in de bijlagen.
14
2.4 Hypothese De verwachting is dat de verblijfskwaliteit in de (openbare) buitenruimte voor kantoormedewerkers verhoogd kan worden door te zorgen voor een goede basis van voldoende groen (bomen, stuiken, etc.), fietspaden en wandelpaden om zo de motivatie om van de buitenruimte gebruik te maken te bevorderen. Hierbij moet het kantorenpark een ruime opzet hebben. Tevens is de verwachting dat waarde gehecht wordt aan voldoende zit- en ontmoetingsplekken in en rondom het groen. De aanwezigheid van diverse voorzieningen zal ook voor een hogere verblijfskwaliteit kunnen zorgen mits deze op de juiste plekken gevestigd zijn. Tot slot is de verwachting dat een kwalitatieve eenheid qua uitstraling van het gebied de verblijfskwaliteit ten goede komt. Kantoormedewerkers kunnen zich dan met het kantorenpark identificeren en niet alleen met het bedrijf op zich. Men moet gaan zeggen: “Ik werk op het Kennispark bij bedrijf X.” en niet “Ik werk bij bedrijf X in Enschede.“
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
15
Onrust achter me gelaten, versnelde adem komt tot rust. Spieren verslappen dempen de pijn. Gedachten verstommen hoor de wind weer fluisteren. Heerlijk hier weer terug te zijn!
16
Hoofdstuk 3, Het onderzoek In dit hoofdstuk wordt in elke paragraaf een deelvraag beantwoord. Vervolgens wordt in hoofdstuk vier de hoofdvraag: “Hoe verhoog je de verblijfskwaliteit voor kantoormedewerkers in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken?” beantwoord door het trekken van conclusies uit de deelvragen en worden aanbevelingen geschreven. Paragraaf één geeft antwoord op de vraag: Wat waarderen kantoormedewerkers wel/niet aan de (openbare) buitenruimte? Paragraaf twee beantwoordt de vraag: Wat motiveert kantoormedewerkers om (meer) gebruik te maken van de (openbare) buitenruimte? In paragraaf drie wordt de vraag “Welke basisbehoeften zijn gewenst om het verblijf in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken te bevorderen?” beantwoord. Tot slot geeft paragraaf vier antwoord op de vraag: Hoe kan samenwerking tussen publiek en privaat domein een positieve bijdrage leveren aan de buitenruimte?
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
17
3.1 Deelvraag 1
Wat waarderen kantoormedewerkers wel/niet aan de (openbare) buitenruimte? De waardering van kantoormedewerkers over de (openbare) buitenruimte is een belangrijk punt bij het beantwoorden van de hoofdvraag. Door te onderzoeken wat juist wel en wat juist niet wordt gewaardeerd is getracht een goed houvast neer te zetten betreffend de beleving van kantoormedewerkers in een kantorenpark. Waardering van de (openbare) buitenruimte is moeilijk te definiëren, immers iedereen heeft een andere perceptie van deze ruimte, welke ook per tijdsperiode kan verschillen (Löfgren, 1994). Waardering is dus persoon en tijdafhankelijk. Om deze vraag zo nauwkeurig mogelijk te beantwoorden is er specifiek gekozen voor kantoormedewerkers. Hier is passende literatuur bij gezocht. Ter ondersteuning is een eigen enquête gehouden op het Kennispark in Enschede.
“Wij zien wat we herkennen.” De waarneming en waardering van landschappen. (Coeterier, 1987)
Wat wordt er wel gewaardeerd? Er zijn weinig onderzoeken waarin de waardering van kantoormedewerkers op, vanuit of rondom de werkplek zijn behandeld. Uit onderzoek van Kaplan in 1993 blijkt dat kantoormedewerkers meer tevreden zijn met het uitzicht vanaf de werkplek wanneer deze zicht op groen heeft. Gelijk hieraan staat dat de onderzochte medewerkers beter scoren op punten als gezondheid, geduld, frustraties, uitdagingen op het werk en enthousiasme. Naast het kijken naar groen vanuit de werkplek is het belangrijk te weten wat er gewaardeerd wordt wanneer men zich in de (openbare) buitenruimte begeeft. Uit een studie van Nair in 1994 blijkt dat een veilige en comfortabele omgeving met trottoirs en rustig verkeer voor voetgangers meer toegankelijk is. Goede verlichting zorgt tevens voor een significante stijging van het aantal voetgangers in een gebied. Natuurlijke elementen en bijzondere plekken blijken een symboolwerking af te geven voor veel mensen. Zij krijgen binding en identificatie met een gebied. Dit betreft zich niet alleen in een natuurlijke omgeving, maar dit kan zich ook profileren in een meer stedelijke omgeving (Chenoweth et al. 1990). Het krijgen van binding en identificatie met een gebied kan worden gestimuleerd door deze bijzondere plekken of natuurlijke elementen te creëren. Kijkt men naar de werklocaties in het algemeen dan worden de woonwerk-locaties, de kennis en research & development parken het meest gewaardeerd door werknemers (Wesselink, 2005). Minst gewaardeerde werklocaties zijn de logistieke en distributie locaties. De ruimtelijke opzet, de uitstraling van een werklocatie en de daarbij behorende (openbare) ruimte is dus van grote invloed op de waardering van de kantoormedewerker.
18
Tevens blijkt uit het onderzoek van Wesselink dat de kleine ingrepen in de (openbare) buitenruimte het meest gewaardeerd worden. Zo zijn diverse soorten groen, bankjes en een bank of pinautomaat een graag geziene toevoeging. Gebruikers van het Kennispark gaven aan ook voorzieningen te waarderen in de buitenruimte. Hierbij sprak men vooral de behoefte uit voor een horeca gelegenheid waar men een broodje kan eten en een kop koffie kan drinken. Uit de enquête gehouden op het Kennispark Twente blijkt ook dat gebruikers van de buitenruimte voornamelijk het groen en goede voet- en fietspaden waarderen (afbeelding 3.1.1). Ruim 30% (N=107) zou zelfs meer buiten zijn als er meer groen is op het Kennispark. Uit recenter onderzoek van Kaplan (2007) blijkt dat bij groenvoorziening, meer bloemen veruit de meest gewenste verandering is. Meer bomen en een landschappelijke opzet worden ook duidelijk aangegeven als gewenste verandering. Bij werknemers al werkend in een landschappelijk opgezette omgeving komt vooral de vraag voor een ‘wilder’ uitziende omgeving naar voren.
6%
1% 4% 30%
59%
Afbeelding 3.1.1 - Waardering gebruikers Kennispark
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
19
Wat wordt er niet gewaardeerd? Vooral de groots opgezette en onpersoonlijke werklocaties worden niet gewaardeerd door kantoormedewerkers. Hierbij is het bijzonder dat dit geldt voor allerlei personen met diverse karaktereigenschappen. (Wesselink, 2005) Verder is uit de gehouden enquêtes gebleken dat gebruikers slechte voet- en fietspaden niet waarderen. Zij gaven hierbij aan dat het helemaal ontbreken van een voet- of fietspad een grote ergernis is, maar dat het niet scheiden van voet- of fietspaden hen tevens ook ergert, omdat dit een onveilig en niet ontspannen gevoel oplevert. Andere ergernis is het weinig aanwezig zijn van groen in het Kennispark. Dat groen een belangrijke rol speelt voor de gebruikers ziet men niet alleen terug in de waardering en de ergernissen maar ook in de motivatie (afbeelding 3.1.2) en behoeften (afbeelding 3.3.1) om meer buiten te zijn. Echter circa 15% gaf aan dat zij zich nergens aan ergert. Verder werd als ergernis genoemd; de uitstraling van enkele gebouwen, inspiratieloze omgeving en een slechte wegbewijzering.
23%
33%
15% 8%
21%
Afbeelding 3.1.2 - Motivatie om naar buiten te gaan
20
Conclusie Door het beantwoorden van de vraag: ‘Wat waarderen kantoormedewerkers wel/niet aan de (openbare) buitenruimte?’ kan hier in de toekomst op worden ingespeeld om de waardering van kantoormedewerkers te behouden en/of positief te beïnvloeden. Het is van belang dat de (openbare) buitenruimte een goede afstemming vindt in groen, infrastructurele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Het onbewust (zicht) en bewust (recreëren) gebruiken van het groen is een belangrijk punt, omdat dit een positief effect heeft op meerdere vlakken. Hierbij ligt de focus bij groen rondom kantorenparken voornamelijk op ruimtelijk en overzichtelijk opgezet groen met bloeiende gedeelten. De aanwezigheid van juiste infrastructurele voorzieningen zoals gescheiden fiets- en wandelpaden, zorgt ervoor dat kantoormedewerkers de (openbare) buitenruimte als comfortabel ervaren en meer gaan waarderen. Tot slot de recreatieve voorzieningen. Zowel in de literatuur als in de enquête komt terug dat kantoormedewerkers graag voorzieningen gekoppeld zien aan de buitenruimte. Enkele van deze voorzieningen zijn een bank of pinautomaat, restaurant of lunchroom.
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
21
3.2 Deelvraag 2
Wat motiveert kantoormedewerkers om (meer) gebruik te maken van de (openbare) buitenruimte? Kantoormedewerkers kunnen de (openbare) buitenruimte wel waarderen maar dit betekent niet dat zij hier ook werkelijk gebruik van maken. Met deze deelvraag wordt de motivatie van kantoormedewerkers behandeld om uiteindelijk het gebruik van de (openbare) buitenruimte te bevorderen. Het gebruik gemotiveerd Veel kantoormedewerkers maken gebruik van de (openbare) buitenruimte tijdens de lunchpauze. Volgens een onderzoek van TNO in 2003 blijkt dat circa 20% - 30% van de werknemers buiten wandelt tijdens de lunchpauze. Gemiddeld duurt het verblijf in een groene omgeving ongeveer 16-30 minuten. Hierbij varieert de frequentie van het bezoek van maximaal 25 keer per jaar (46%) tot 40 keer of vaker (40%)(Jókövi et al., 2000). Dit komt overeen met de gehouden enquêtes. Hierbij gaf 46% aan 15-30 minuten buiten te verblijven. Stimulans voor wandelen is de aanwezigheid van wandelpaden, wandelroutes of een park in de buurt (TNO, 2003 & Wolters, 2003). Dit wordt ook bevestigd door een Australische (Ball et al., 2001) en Europese (Rutten et al., 2001) studie waarin ook wordt benoemd dat wanneer mensen de omgeving als minder esthetisch of als minder comfortabel beoordelen, de kans op een wandeling in het algemeen kleiner is. Wandelroutes blijken niet alleen een motivatie te zijn om te gaan wandelen. Wandelaars gaan ook meer wandelen zodra er gemarkeerde wandelroutes aanwezig zijn. Bij lager opgeleiden heeft dit meer effect dan bij hogeropgeleiden (Brownson et al., 2000). Tijdens de enquête op het Kennispark is gebruikers gevraagd naar de motivatie die zij hebben om meer naar buiten te gaan. Hierbij kwamen groen, een parkje en een restaurant of lunchroom duidelijk naar voren. Andere motivaties waren een supermarkt, het meer uitstralen van het karakter van het gebied (op het Kennispark innovatie), prullenbakken en een pinautomaat. Deze behoefte aan onstpanning en groen ziet men weer terug in de literatuur. Motieven die daar worden genoemd om naar buiten te gaan zijn frisse lucht, ontspanning en natuur. Hierbij worden zowel bewegingsactiviteiten als andere activiteiten ondernomen. Van de kantoormedewerkers die naar buiten gaan onder werktijd gaat; 94% wandelen, 79% even bewegen, is 72% samen met anderen en luncht 67% (Jókövi et al., 2000). Hierbij kunnen meerdere activiteiten tegelijk worden ondernomen.
22
In 1997 is onderzocht of er een verband is tussen bewoners in de openbare ruimte en de hoeveelheid groen in de wijk. Uit dit onderzoek is geconcludeerd dat er een significante verhoging in het gebruik van de openbare ruimte optreedt wanneer er bomen aanwezig zijn (Coley et al., 1997). Een vervolgstudie door Kuo e.a. uit 1998 wijst uit dat de aanwezigheid en zicht op groene openbare ruimten een positief effect heeft op sociale binding. Het vermoeden bestaat dat door de groene openbare ruimte het aantal face tot face contacten toe neemt. Hierdoor groeit de sociale cohesie en nemen het aantal ontmoetingen toe. Er zijn ook aanwijzingen dat bewegen en de aanwezigheid van wandelpaden, parken en een natuurlijke omgeving samen een beter positief resultaat leveren dan bewegen en het aanwezig zijn van meer formele recreatieve mogelijkheden en sportvoorzieningen (Kaczynski & Henderson, 2007).
“ Wij ervaren de natuur met ons hele lichaam: onze neus ruikt de frisse lucht, onze huid voelt de streling van de wind en de warmte van de zon, en onze ogen en oren genieten van de mooie beelden en geluiden die de natuur te bieden heeft. “ Van buiten wordt je beter (Van den Berg, 2001)
Een andere reden om gebruik te maken van de buitenruimte is de eigen gezondheid. Bijna 80% van de Nederlandse bevolking vindt natuur een zeer belangrijk aspect van de gezondheid (Buijs & Volker, 1997). Een bijkomend voordeel is dat lichaamsbeweging het gebruik van medische diensten vermindert en tevens leidt tot minder arbeidsverzuim en een hogere arbeidsproductiviteit (Stam et al., 1996). Wij hoeven ons niet per sé in de natuur te bevinden om gezonder te worden. Zicht op groen leidt namelijk ook tot vermindering van zowel lichamelijke als fysieke klachten. Onderzoek van Ulrich in 1984 heeft laten zien dat de invloed van zicht op een natuurlijke omgeving positief bijdraagt aan de snelheid van het herstel van patiënten. Door patiënten met een soortgelijke leefstijl en gelijke aandoening te onderzoeken zijn de situaties goed vergelijkbaar. Hierbij zijn patiënten in een kamer met zicht op bomen en patiënten in een kamer met zicht op een muur vergeleken. Patiënten met zicht op bomen herstelden niet alleen sneller, ook bleken zij minder medicatie nodig te hebben.
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
23
Demotivatie van het gebruik Onder de hoger opgeleiden (HBO & WO) lag het aantal inactieve (geen enkele dag ten minste 30 minuten matig intensief bewegen) Nederlanders in 2008-2009 op 4.4%. Dit is 1.1% lager dan het gemiddeld aantal inactieve Nederlanders in dat jaar. Dit percentage lijkt zich te stabiliseren (TNO, 2010). Dit aantal kan nog verder omlaag gebracht worden door onder andere gebruik van de (openbare) buitenruimte te stimuleren. Nu is de vraag waarom bepaalde kantoormedewerkers geen gebruik maken van de (openbare) buitenruimte, om ze vervolgens te stimuleren. Redenen om geen gebruik te maken van de buitenruimte zijn tijdgebrek, werkdruk, het ontbreken van wandelpaden, wandelroutes of een park in de buurt (Jókövi et al., 2000 & Rutten et al., 2001). Het rapport ‘Wandelen tijdens de lunch’ (TNO 2003) benoemt tevens de gewoonte om in de kantine te eten, het ontbreken van extra tijd om te eten én te wandelen en de weersomstandigheden als belemmerende factoren. Tijdgebrek blijkt een grote belemmering te zijn om (meer) gebruik te maken van de (openbare) buitenruimte. Met 46% en 48% wordt dit aangegeven als de grootste belemmering (Jókövi et al. 2002; Wolters, 2003). Een onaantrekkelijke omgeving volgt hierop met 34% (Wolters, 2003). Andere redenen zijn het ontbreken van gezelschap of het niet aanwezig zijn van bepaalde voorzieningen. Dit wordt door de enquête op het Kennispark nogmaals bevestigd. Op de vraag “Ik zou meer buiten zijn als...” gaf 40% aan dat meer wandelroutes ervoor zorgen zij meer naar buiten gaan. Ook blijkt er behoefte aan meer groen en zitmogelijkheden te zijn. Daarnaast wordt bij groen niet alleen de behoefte voor groen uitgesproken maar ook het gebruik van bloeiende beplanting. Tot slot komt bij de optie anders en activiteiten naar voren dat gebruikers behoefte hebben een horeca voorziening en kennisdeling met andere bedrijven.
4% 7% 18% 32% 40%
Afbeelding 3.2.1 - Gebruikers van het Kennispark zouden meer buiten zijn als...
24
Uit onderzoek (Simons et al., 2012) bij een verhuizend bedrijf met een primitief bedrijfsrestaurant en een aantrekkelijke wandelomgeving, naar een minder aantrekkelijke omgeving met een modern bedrijfsrestaurant, blijkt dat wanneer een bedrijf een goed bedrijfsrestaurant heeft en geplaatst is in een minder aantrekkelijke omgeving, de werknemers minder gaan wandelen. Werknemers die voorheen één keer per week wandelden zijn 50% minder gaan wandelen. Werknemers die minimaal vier keer per week wandelden zijn zelfs 80% minder gaan wandelen. Het is dus van belang hier een juiste balans in te vinden. Conclusie Belangrijke motivaties voor een wandeling zijn de aanwezigheid van goede voetpaden en wandelroutes. Daarbij is de aanwezigheid van een parkje langs de route gewenst en moet de omgeving comfortabel zijn. Kantoormedewerkers maken een wandeling voor de ontspanning, frisse lucht en eigen gezondheid. Verdere zien kantoormedewerkers in de buitenruimte graag bepaalde voorzieningen als een lunchroom of kleine supermarkt. Demotivatie om gebruik te maken van de buitenruimte komt vooral voort uit een onaantrekkelijke en oncomfortabele buitenruimte. Hierbij zijn grote ergernissen het ontbreken van, of heel miniem aanwezig zijn van groen en/of een parkje en slecht onderhouden of het ontbreken van voetpaden. Veel gehoorde reden vanwege het niet gebruik maken van de buitenruimte is tijdgebrek of de gewoonte om in de kantine te eten. Het ontbreken van een lunchroom of kleine supermarkt weerhoudt deze kantoormedewerkers dan ook van het sneller maken van een wandeling. Om kantoormedewerkers meer gebruik te laten maken van de (openbare) buitenruimte is het verstandig om juist de focus te leggen op de (lunch)wandeling van 15-30 minuten. De gebruiker heeft behoefte aan wandelroutes en wil zich graag begeven in een comfortabele, groene, liefst bloeiende omgeving. Zo ontstaat er een juiste balans met goede buitenruimte, wat een zeer groot deel van de kantoormedewerkers motiveert om sneller naar buiten te gaan. De belevingswaarde* en gebruikswaarde* nemen dan toe. Extra stimulans zou het plaatsen van een lunchroom of kleine supermarkt kunnen zijn. De voorkeur voor een maaltijd in een bedrijfsrestaurant belemmert de motivatie om naar buiten te gaan. Een goede balans tussen restaurant en omgeving is dus noodzaak om kantoormedewerkers meer naar buiten te krijgen. Een lunchpakket voor, of lunchroom in de buitenruimte zou een oplossing kunnen zijn.
* Zie begrippenlijst
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
25
3.3 Deelvraag 3
Welke (basis)behoeften zijn gewenst om verblijf in de (openbare) buitenruimte te bevorderen? Voor het gebruiken van de (openbare) buitenruimte komen aan de hand van de vorige twee vragen een aantal (basis)behoeften naar voren. In deze paragraaf worden deze behoeften behandeld en toegelicht. De behoeften zouden aan de basis moeten staan om gebruik te bevorderen en bij te dragen aan de verblijfskwaliteit. Groen Groen heeft een gunstig effect op het humeur en de gezondheid. In vele onderzoeken met een relatie naar de (openbare) ruimte komt het groen (bomen, struiken, gras etc.) aan bod. Zo bleek onder andere bij deelvraag 2 dat (zicht op) groen een positieve bijdrage heeft op het herstel van patiënten in een ziekenhuis (Ulrich, 1984). Tevens werkt groen inspirerend en draagt het bij aan de gezondheid bij zicht, verblijf of beweging in het groen (Ten Wolde, 1999). Voet- en fietspaden Grote behoefte van voetgangers in de (openbare) buitenruimte is een voetpad. Een voetpad geeft hen een veilig gevoel waardoor ze op hun gemak een wandeling kunnen maken. Ditzelfde geldt voor de fietsers. Resultaten uit enkele studies (Ommundsen et al., 2006; Maas et al., 2008) suggereren dat het verkeersveilig maken van voet- en fietspaden in een gebied het aantal voetgangers en fietsers op korte én lange termijn laat toenemen. Voor fietsers is de aanwezigheid van fietsparkeervoorzieningen gewenst. Extra wens voor fietsers is een aantal interventies zoals een ‘groene golf’ (Parks & Kearns, 2001). (Sociale) veiligheid Het gevoel van sociale veiligheid begint al in de jeugd. Uit Engels onderzoek (Alton et al., 2007) onder 473 kinderen tussen de negen en elf jaar blijkt dat kinderen die veel lopen in de openbare ruimte zich minder druk maken om vreemden. Zij hebben ook meer oog voor parken en sportvoorzieningen. Tevens zien zij ook de negatieve kanten van de openbare ruimte zoals verkeersdrukte of onveilige straten. Deze negatieve kanten worden door ouders nadrukkelijk meegegeven aan de kinderen, maar dit heeft geen invloed op de loopafstand van de kinderen.
18%
8% 33%
40% 7%
Afbeelding 3.3.1 - Gebruikers van het Kennispark hebben behoefte aan voorzieningen als...
26
De identificatie met een gebied geeft een gevoel van binding. Natuurlijke elementen zoals bomen, water en bijzondere plekken, geven bij veel personen een emotionele binding met een plek of gebied. Dit gevoel, ‘sense of place’, kan al een symboolwerking geven bij het waarnemen van één van deze natuurlijke elementen (Chenoweth & Gobster, 1990). Gebruik van de openbare buitenruimte op kantorenparken door omwonenden speelt ook mee in het gevoel van sociale veiligheid en sociale controle. Meer dan de helft van de omwonenden (Jókövi et al., 2002) geeft aan het als prettig te ervaren wanneer de openbare ruimte ook door de medewerkers van bedrijven gebruikt wordt.
“Betekenisvolle openbare ruimten zijn plekken die de beleving versterken, maar ze worden tot leven gewekt door het gebruik van mensen, door het verloop van de tijd en door het ontstaan van een geheugen.” John Worthington (Stedelijk Interieur, juni 2012)
Het veiligheidsgevoel wordt versterkt door groen in de leefomgeving (Maas et al., 2008). Dit dienen open groene ruimten te zijn. Gesloten groene ruimten zorgen juist voor een onveilig gevoel. Een groene open en transparante omgeving zorgt er ook voor dat de kans op criminaliteit afneemt (Hanyu, 2000). Verlichting In donkere perioden geeft verlichting een gevoel van veiligheid. Vooral vrouwen hebben baat bij goede straatverlichting. Uit onderzoek (Nair, 1994) blijkt dat zij zich niet alleen veiliger voelen maar door verlichting ook meer gebruik maken van voet- of fietspaden. Interactie Communicatie over en weer is geen basisbehoefte maar geeft een extra dimensie aan de buitenruimte en maakt het verblijf prettiger. Het laat mensen de omgeving meer beleven en gebruiken. De keuze om deze interactie te bereiken is afhankelijk per locatie. Zo kan er in woonwijken bijvoorbeeld worden gekozen voor een verblijfsplek waar burgers kunnen samenkomen en kan er op kantorenparken worden gekozen voor meer visuele interactie. Conclusie Belangrijkste behoeften voor een solide basis van de (openbare) ruimte om het verblijf te bevorderen zijn groen, voet- en fietspaden, en (sociale) veiligheid. Wanneer deze behoeften aanwezig zijn zal men de buitenruimte sneller en vaker gaan gebruiken. De belevingswaarde* gaat stijgen. Opvallend is dat uit de enquête gehouden op het Kennispark Twente geen blijk wordt gegeven van de waarde van verlichting. Dit kan liggen aan de tijdsperiode van de gehouden enquête (juni 2013), waarbij het ‘s ochtends vroeg licht is en ‘s avonds laat donker wordt en de behoefte aan verlichting op het kantorenpark dan in mindere mate aanwezig is. Vooral onder de gebruikers van het Kennispark blijkt een behoefte aan interactie. * zie begrippenlijst
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
27
3.4 Deelvraag 4
Hoe kan samenwerking tussen publiek en privaat domein een positieve bijdrage leveren aan de openbare buitenruimte? Tijdens dit onderzoek bleek dat er vaak een harde scheiding tussen publiek en privaat domein bestaat op kantorenparken. Bedrijven vullen het perceel naar eigen wens in waardoor er een zeer divers beeld ontstaat tussen de private domeinen. De vraag rijst of samenwerking tussen publiek en privaat domein een positieve bijdrage kan leveren aan de openbare ruimte. Hoe en óf dit bereikt kan worden, wordt bij deze vraag beantwoord. Een publiek private samenwerking (PPS) is een specifiek proces. Waar de publieke partij zoals een gemeente vooral het algemeen belang dient, is bij private partijen commercieel belang vaak het belangrijkst. Toch is publiek private samenwerking een redelijk veel gebruikte constructie. Zo gebruikt één op de drie Nederlandse gemeenten PPS voor bouwprojecten (Moret, Ernst & Young, 1997). De winst door gebruik van PPS valt voor de overheid voornamelijk te behalen op innovatie en efficiëntie. Er wordt van de overheid verwacht dat zij zorgvuldig omgaat met haar (financiële) middelen. Deze zorgvuldigheid beperkt de innovatie. Door PPS kan zij hier een positieve slag behalen. De zorgvuldigheid zorgt er vaak voor dat de overheid minder efficiënt is dan een private partij. Overheden hebben minder belang bij bijvoorbeeld een winstmarge, omdat zijn onder andere collectieve diensten levert. Doordat een private partij vaak wel gericht is op innovatie en efficiëntie (wat zich vaak vertaalt naar de winstmarge), kan de overheid hiervan profiteren mits dit het algemeen belang niet schaadt. Publiek private samenwerking zorgt ervoor dat de overheid zich onder andere inzet op effectiviteit, innovatie en aanpassingsvermogen. Hierbij stelt zij echter wel het algemeen belang voorop, ook wanneer dit ten koste gaat van de efficiëntie (Smit & van Thiel, 2002). Publiek private samenwerking geeft een positieve bijdrage de openbare buitenruimte. Deze samenwerking ziet men vaak terug in de vorm van parkmanagement. Parkmanagement combineert inrichting en onderhoud van publiek en privaat domein. Bovendien kan parkmanagement ook worden uitgebreid met taken zoals gezamenlijke beveiliging, energie inkoop, gladheidbestrijding, afval inzameling etc. Tijdens dit onderzoek is er gesproken met Thirza Peek van Grontmij, parkmanager van kantorenpark Papendorp in Utrecht. Papendorp maakt gebruik van parkmanagement. Door de afstemming van publieke en private kavels is Papendorp een ruimtelijk geheel. Bedrijven en vastgoedontwikkelaars die zich op Papendorp vestigen worden automatisch lid van de ‘Vereniging Parkmanagement Papendorp’. Door deze vereniging is Grontmij aangesteld als parkmanager. Doordat de pandeigenaren een bijdrage betalen aan de Vereniging Parkmanagement Papendorp en de gemeente Utrecht de onderhoudsgelden voor Papendorp overhevelt naar de vereniging, is hier sprake van een publiek private samenwerking.
28
Met deze gelden kan Grontmij, namens de vereniging, taken uitvoeren. Het gebruik van parkmanagement heeft hier veel voordelen en de ervaringen zijn positief. Gebruikers van het gebied kunnen melding doen bij Grontmij, waarna deze actie onderneemt. Dankzij het parkmanagement worden door de regel spoedgevallen binnen 24 uur opgelost, andere gevallen binnen vijf werkdagen. Gesprekken met diverse ondernemers op het Kennispark Twente wijzen uit dat zij open staan voor een samenwerking. Dit kan zijn in de vorm van onderhoud van het gebied maar ook qua aanschaf van bepaalde benodigheden in de buitenruimte. Zij willen dat het personeel zich prettig voelt zodat zij zo goed mogelijk hun werk kunnen uitvoeren. Conclusie De overheid en ondernemers zien graag een goed onderhouden buitenruimte. Dit kan worden bereikt met publiek private samenwerking. Zowel ondernemers als de overheid hebben baat bij PPS. Wanneer dit goed wordt geregeld kan dit een positieve bijdrage leveren aan de openbare ruimte en de toekomstwaarde toenemen. Dit kan zowel op grote als op kleine schaal en heeft nagenoeg altijd een meerwaarde voor de buitenruimte. De samenwerking levert vaak een extraatje op dat anders niet was bereikt. Indirect heeft deze verbeterde buitenruimte vaak positieve invloed op de vastgoed en vestigingswaarde van een kantorenpark.
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
29
30
Hoofdstuk 4, Conclusies en aanbevelingen In het vorige hoofdstuk zijn alle deelvragen uitvoerig beantwoord. Dit hoofdstuk vat al de antwoorden van de deelvragen samen tot een complete conclusie waarmee de hoofdvraag ‘Hoe verhoog je de verblijfskwaliteit voor kantoormedewerkers in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken?’ wordt beantwoord. Na het beantwoorden van de hoofdvraag en het trekken van een complete conclusie worden er in paragraaf twee aanbevelingen gegeven met betrekking tot de hoofdvraag.
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
31
4.1 Conclusies Dit onderzoek is gericht op de hoofdvraag: “Hoe verhoog je de verblijfskwaliteit voor kantoormedewerkers in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken?”. Om deze vraag te beanwoorden zijn vier deelvragen opgesteld. In deze paragraaf worden de antwoorden op deze deelvragen samengevoegd en wordt er uit de gewonnen informatie, antwoord op de hoofdvraag gegeven. Verblijfskwaliteit voor kantoormedewerkers in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken wordt verhoogd door: - Veel (openbaar en bloeiend) groen; - Gescheiden voet- en fietspaden; - Voldoende voorzieningen zoals een parkje en/of lunchroom; - Wandelroutes; - Eenheid van de buitenruimte; - Interactie met de buitenruimte en de gebruikers. Voor het verhogen van de verblijfskwaliteit dient men te weten wat de kantoormedewerker waardeert, motiveert, waar deze behoefte aan heeft en tot slot waar een meerwaarde te behalen valt. De gestelde deelvragen hebben hier antwoord op gegeven. Kantoormedewerkers maken bewust en onbewust gebruik van de buitenruimte. Het onbewust (zicht) en bewust (recreëren) gebruiken van het groen is een belangrijk punt, omdat dit een positief effect heeft op meerdere vlakken zoals gezondheid en creativiteit. Hierbij ligt de focus van het groen rondom kantorenparken voornamelijk op ruimtelijk en overzichtelijk opgezet groen met bloeiende gedeelten. Het aanwezig zijn van juiste infrastructurele voorzieningen zoals gescheiden fiets- en wandelpaden zorgt ervoor dat kantoormedewerkers de (openbare) buitenruimte als comfortabel ervaren en meer gaan waarderen. Tot slot de waardering voor recreatieve voorzieningen. Zowel in de literatuur als in de gehouden enquête komt terug dat kantoormedewerkers graag voorzieningen gekoppeld zien aan de buitenruimte. Enkele voorzieningen zijn een bank of pinautomaat, restaurant of lunchroom. Wanneer men naar de motivatie kijkt om gebruik te maken van de buitenruimte, zijn er al overeenkomsten te zien met de waardering. Belangrijke motivaties voor een wandeling in kantorenparken zijn de aanwezigheid van goede voetpaden en wandelroutes. Daarbij is de aanwezigheid van een parkje langs de route gewenst en moet de omgeving comfortabel zijn. Motivatie voor kantoormedewerkers om een wandeling te maken is voor de ontspanning, frisse lucht en eigen gezondheid. Verder motiveert het kantoormedewerkers wanneer bepaalde voorzieningen in de buitenruimte als een lunchroom of kleine supermarkt aanwezig zijn waardoor zij nog een doel hebben om naar buiten te gaan.
32
Demotivatie om gebruik te maken van de buitenruimte komt vooral voort uit een onaantrekkelijke en oncomfortabele buitenruimte. Hierbij zijn grote ergernissen het ontbreken van of heel miniem aanwezig zijn van groen en/of een parkje en slecht onderhouden of het ontbreken van voetpaden. Een veel gehoorde reden om niet gebruik te maken van de buitenruimte is tijdgebrek of de gewoonte om in de kantine of bedrijfsrestaurant te eten. Het ontbreken van een lunchroom of kleine supermarkt weerhoudt deze kantoormedewerkers dan ook. Nogmaals kort benoemd wordt de verblijfskwaliteit voor kantoormedewerkers in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken verhoogd door het toepassen van veel (bloeiend) groen op publiek en privaat terrein, gescheiden en goed begaanbare voet- en fietspaden, de aanwezigheid van voldoende voorzieningen en wandelroutes, het uitstralen van een eenheid en het stimuleren van interactie tussen gebruikers onderling en gebruikers en de buitenruimte. Concrete actiepunten worden besproken bij de aanbevelingen.
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
33
4.2 Aanbevelingen Om de verblijfskwaliteit voor kantoormedewerkers in de (openbare) buitenruimte van kantorenparken te verhogen zijn er diverse ingrepen mogelijk. Deze paragraaf geeft aanbevelingen om de verblijfskwaliteit te verhogen en kantoormedewerkers te stimuleren om gebruik te maken van deze buitenruimte. Om kantoormedewerkers meer gebruik te laten maken van de (openbare) buitenruimte is het verstandig om juist de focus te leggen op de (lunch)wandeling van 15-30 minuten. De gebruiker heeft behoefte aan wandelroutes en wil zich graag begeven in een comfortabele, groene, liefst bloeiende omgeving. Zo ontstaat er een juiste balans waarbij er een goede buitenruimte is, welke een zeer groot deel van de kantoormedewerkers motiveert om sneller naar buiten te gaan. Extra stimulans zou het plaatsen van een lunchroom of kleine supermarkt zijn. De voorkeur voor een maaltijd in een bedrijfsrestaurant belemmert de motivatie om naar buiten te gaan. Een goede balans tussen restaurant en omgeving is dus noodzaak om kantoormedewerkers meer naar buiten te krijgen. Een lunchpakket voor of lunchroom in de buitenruimte zou een oplossing kunnen zijn. Belangrijkste behoeften voor een solide basis van de (openbare) ruimte om het verblijf te bevorderen en de verblijfskwaliteit te verhogen is (bloeiend) groen, voet- en fietspaden (sociale) veiligheid. Wanneer deze behoeften aanwezig zijn zal men de buitenruimte sneller en vaker gaan gebruiken. Meerwaarde valt niet alleen te behalen door te zorgen dat de basisbehoeften aanwezig zijn. Echte meerwaarde zit hem in publiek private samenwerking (PPS). De overheid en ondernemers zien graag een goed onderhouden buitenruimte. Dit kan worden bereikt met publiek private samenwerking. Zowel ondernemers als de overheid hebben baat bij PPS. Wanneer dit goed wordt geregeld kan dit een positieve bijdrage leveren aan de openbare ruimte. Dit kan zowel op grote als op kleine schaal en heeft nagenoeg altijd een meerwaarde voor de buitenruimte. De samenwerking levert vaak een extraatje op die anders niet was bereikt. Winst valt voornamelijk te behalen op uitstraling en effectief vlak. Er wordt door PPS meer eenheid aan de buitenruimte toegebracht wat de uitstraling en identiteit van het gebied ten goede komt. Bij PPS neemt zeer vaak de effectiviteit van het onderhoud toe. Doordat er meer te beheren areaal is en vaak grotere vakken worden beheerd, kan er effectiever met het onderhoud worden om gegaan.
34
Bijlagen
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
35
1. Referentiestudie; Papendorp Utrecht Op 15 april 2013 is er een bezoek gebracht aan kantorenpark Papendorp in Utrecht. Papendorp is ontworpen door Wissing stedebouw en West 8. Het kantorenpark heeft in 2009 de Rietveldprijs gewonnen. De Rietveldprijs wordt toegekend aan een architect die een bijzonder gebouw heeft neergezet in de stad Utrecht. Papendorp is een hoogwaardig kantorenpark met goede bereikbaarheid en een parkachtige uitstraling. Parkeren gebeurt hier veelal uit het zicht. Verder vindt men op dit complex een kleine horeca gelegenheid, kinderopvang, sportvereniging en een volkstuinencomplex. Sinds de realisatie van Papendorp wordt er gewerkt met parkmanagement. Kavels worden uitgegeven in erfpacht. Bij het tekenen van de erfpacht overeenkomst, tekent men direct als lid van de Vereniging Parkmanagement Papendorp. Het parkmanagement heeft betrekking op privaat domein en onderhoud op het publieke domein. Er is voor deze referentiestudie gekozen, omdat Papendorp een bekend en succesvol kantorenpark is. De parkmanagement organisatie die door de Vereniging Parkmanagement Papendorp is aangesteld, Grontmij, is ook op dit park gevestigd. Een interview met de parkmanager, Thirza Peek, is te lezen in bijlage 2. Welke voor- en nadelen heeft het parkmanagement hier, waar doen of deden zich problemen voor, hoe zijn deze opgelost, etc. Dit met als uiteindelijke doel om op zoek te gaan naar mogelijkheden van publiek private samenwerking en tevens naar de mogelijkheden voor Kennispark Twente. Wat opviel was de ruimtelijke opzet van het park en het grotendeels uit het zicht parkeren. Dit wordt gedaan onder het gebouw, verdiept achter een haag of achter een grondwal. Deze combinatie met moderne bebouwing zorgt voor een verzorgd uiterlijk van het park. De ervaringen van gebruikers en de parkmanager komen terug in de uitwerking van het interview met Thirza Peek van Grontmij.
Afbeelding 1 - Volkstuinencomplex tussen de kantoren
36
Afbeelding 2 - Ruim opgezette lijnen van wegen, water en groen
Afbeelding 3 - Duidelijke bewegwijzering
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
37
2. Interview; Thirza Peek, parkmanager Grontmij Op 15 april 2013 is er tijdens het bezoek aan kantorenpark Papendorp in Utrecht tevens een interview gehouden met Thirza Peek, parkmagager van Grontmij. Dit gesprek had betrekking op parkmanagement en de ervaringen hiermee. Onderstaand de uitwerking van dit gesprek. Utrecht heeft met de komst van kantorenpark Papendorp en bedrijvenpark De WeteringHaarrijn twee hoogwaardige bedrijventerreinen willen realiseren. Om het hoogwaardige karakter te behouden is de verplichting van parkmanagement geïntroduceerd om verpaupering en verloedering te voorkomen. De kavels op deze terreinen worden uitgegeven in erfpacht. Wanneer investeerders zich op dit hoogwaardige kantorenpark willen vestigen en zij de erfpachtovereenkomst tekenen, tekent men direct ook voor het parkmanagement (parkmanagement is een artikel dat in de erfpachtovereenkomst is opgenomen). Als men deze overeenkomst bij de notaris tekent, is men automatisch lid van de Vereniging Parkmanagement Papendorp. Hiervoor betaalt men €1.50 per vierkante meter BVO (bedrijfsvloeroppervlak) per jaar. Deze gelden komen terecht bij de opgerichte Vereniging Parkmanagement Papendorp. De gemeente hevelt het budget voor het openbaar gebied (groen en grijs) ook over in deze pot. De Vereniging Parkmanagement Papendorp heeft Grontmij aangesteld als beheerorganisatie, om de parkmanagement activiteiten uit te voeren. Met elke nieuwe erfpachter wordt een kennismakingsgesprek gehouden. Er wordt aan hen uitgelegd wat zij van het parkmanagement kunnen verwachten, maar ook wat het parkmanagement van hen verwacht. Het parkmanagement in Papendorp bestaat uit het privaat domein en onderhoud op het publieke domein (openbare ruimte). Bij de opstart van Papendorp en parkmanagement zijn een aantal grote bedrijven voor het parkmanagement op privaat domein gaan liggen omdat zij al beschikten over concernbrede afspraken. Huidig staat deze verplichting ter discussie omdat bij leegstand niet iedere erfpachter/beheerder dezelfde eisen stelt aan de groenvoorziening om zijn/haar pand. Voor het bewaken van de architectonische en stedenbouwkundige voorwaarden heeft de gemeente de Vereniging Parkmanagement Papendorp het mandaat gegeven om te kunnen optreden als zich zonder overleg aanpassingen voordoen op de private kavel en/of ongewenste reclame-uitingen worden toegepast. Indien nodig kan er een boete tot maximaal €10.000 worden opgelegd. Zo is er een goede stok achter de deur om te zorgen voor een goed uitziende buitenruimte. Vanaf de ontwikkeling van Papendorp is hiervoor gekozen om een hoogwaardig kantorenpark te realiseren en te behouden. Op het kantorenpark zijn onder andere een voetbalvereniging, kinderopvang, horeca voorziening en volkstuinen aanwezig. De ervaringen met de kinderopvang, horeca en volkstuinen zijn positief. Zij zorgen voor meer leven in het park en ook voor meer sociale controle. Met de voetbalvereniging zijn helaas negatieve ervaringen. Hier zijn onder andere criminele activiteiten geweest. Voor verdere veiligheid in het park wordt er veel overleg gepleegd met de wijkagent en de BOA (Buitengewoon opsporingsambtenaar).
38
De gelden voor het openbaar gebied zijn door de gemeente Utrecht overgeheveld naar de Vereniging Parkmanagement Papendorp met de CROW norm A met cijfer 8. Door dit beheer wordt de levensduur van het bedrijventerrein enorm verlengd (revitaliseren en herstructureren worden uitgesteld) en is daarmee een ultieme vorm van duurzaamheid. Het parkmanagement verzorgt richting de opdrachtgever een kwartaalrapportage met de werkzaamheden en de bevindingen. In 2012 heeft vanuit de gemeente een externe schouw plaatsgevonden voor het in kaart brengen van de kwaliteit van de openbare ruimte. Deze uitkomsten waren conform de afgesproken prestatie-eisen. Gebruikers/bewoners vinden het prettig om te ervaren dat de openbare ruimte er goed uit ziet. Beheer en onderhoud wordt door Grontmij uitgevoerd. Gebruikers/bewoners van het park kunnen bij constateringen melding doen bij Grontmij over de openbare ruimte. Dit kan via de website, email of persoonlijk. Normaliter worden spoedgevallen binnen 24 uur opgelost, andere gevallen binnen vijf werkdagen. Dankzij het verborgen parkeren bij de kantoren wordt de openbare ruimte als veel meer ruimtelijk ervaren. Lege kavels worden nog door de gemeente onderhouden (niet openbaar). Deze kavels worden vaak twee of drie keer per jaar gemaaid (klepelen). Hierdoor staat de vegetatie hier een groot deel van het jaar zeer hoog wat afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het park. Het parkmanagement ziet graag dat dit vaker gemaaid wordt en heeft voorgesteld om dit onderhoud samen met de gemeente uit te voeren, ondanks dat deze taak niet aan hen is. Vaker klepelen (6x per jaar) heeft positieve gevolgen voor de beeldkwaliteit én ook voor de veiligheid op het park. De ervaringen met het parkmanagement zijn positief. Enkele voorbeelden die werden gegeven waren de collectieve beveiliging die goed werkt (zeer lage inbraakcijfers), betere vindbaarheid door eenduidige bewegwijzering en de gladheidbestrijding (het strooien van zout op het park, schone wegen voor 08.00 uur). Zo is het in 2009 voorgekomen dat bij de gemeente Utrecht het zout op was, maar dat dankzij het parkmanagement op Papendorp ‘gewoon’ gestrooid was, waardoor gebruikers weinig overlast van de sneeuwval en ijzel ondervonden. Communicatie met de gebruikers blijft zeer belangrijk. Het regelmatig versturen van een nieuwsbrief en het up-to-date houden van de website zijn belangrijke instrumenten. Er wordt getracht het mailbestand zo goed mogelijk up-to-date te houden. Verder is er twee maal per jaar een Algemene Leden Vergadering (ALV) en komen politie, brandweer, gemeente, beveiliging en het parkmanagement vier maal per jaar bij elkaar voor besprekingen van het KVO (Keurmerk Veilig Ondernemen). Elke twee jaar wordt een hercertificering aan de ALV gekoppeld. De parkmanager werkt voor de erfpachters maar de werkelijke klanten zijn de gebruikers/huurders. Het is dus van belang dat beslissingen goed gecommuniceerd worden naar alle betrokken stakeholders. Tevens wordt bij de hercertificering van het KVO een enquête gehouden onder de bewoners van Papendorp, echter is het hier
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
39
Vervolg - Interview Thirza Peek, parkmanager Grontmij altijd lastig een respons te krijgen van minimaal 30%. Eén van deze oorzaken is dat mensen sneller reageren wanneer zij dit met iets negatiefs associëren en minder snel/vaak reageren wanneer iets goed gaat en vanzelfsprekend is. Dankzij het parkmanagement is er nu op het park een duidelijke bewegwijzering aanwezig. Nu is duidelijk waar welke wegen op het park zijn. Er wordt aan gewerkt om een uniform beeld van bedrijfsborden op het park gerealiseerd te krijgen. Alle nieuwe ruimtelijke ingrepen in het park worden in overleg gepleegd met de landschapsarchitect van de gemeente Utrecht. De gemeente zorgt voor de inrichting, het parkmanagement voor beheer en onderhoud. Er zijn nog verbeteringen te behalen in het afstemmen van inrichting en onderhoud. Het komt soms voor dat de gemeente groot (ondergronds) onderhoud uitvoert aan de openbare ruimte en dit daarna, in mindere kwalitatieve staat, weer oplevert. Het afstemmen van deze activiteiten met het parkmanagement kan nog verbeterd worden. Doordat de gevestigde bedrijven minder afhankelijk zijn van andere huurders op het park, is er minder behoefte om met elkaar in contact te komen. Deze betrokkenheid is op gemengde bedrijventerreinen groter. Zo is er getracht een aanzet te geven voor het opzetten van een Business Club, om binding en contact tussen huurders op het park te vergroten. Helaas is dit tot op heden nog niet van de grond gekomen. De afgelopen jaren is Papendorp in de vastgoedbranche een minder interessante vestigingsplaats geworden gezien de mobiliteitsproblematiek (beperkt openbaarvervoer en parkeerproblematiek), ontbreken van sociale cohesie en de voorkomende leegstand. Verkoop van kavels is gestagneerd, maar staat desondanks niet stil. Om Papendorp weer meer op de kaart te zetten is de vereniging bezig met de uitvoering van een herpositioneringplan waarbij een 20-tal uiteenlopende betrokkenen wordt geïnterviewd. Hieruit wordt een tal van beleidsplannen geformuleerd waaruit voor de nabije toekomst en voor langere termijn concrete acties worden opgesteld die ook zoveel mogelijk tot uitvoering worden gebracht. De gelden voor deze plannen komen uit de terugvordering van de bijdrage van de erfpachters en beheerders (opslag op de OZB) aan het Ondernemersfonds. Het ondernemersfonds is in het leven geroepen om wijk-/gebiedsbreed initiatieven te ontplooien voor aanpassingen en verbeteringen in gebieden/wijken in Utrecht. Tevens worden deze gelden gebruikt voor marketingcampagnes. Doordat Papendorp dit al geregeld heeft via parkmanagement kon de vereniging op basis van het herpositioneringplan aanspraak maken op de gelden vanuit het ondernemersfonds. Door Papendorp weer meer op de kaart te zetten, wordt de aantrekkelijkheid voor beleggers/ontwikkelaars en ondernemers om zich daar te vestigen vergroot en zal dit een indirect gevolg hebben voor de waardestijging van het onroerend goed in Papendorp.
40
Parkmanagement is in feite een verlenging van de levensduur van een bedrijven- of kantorenpark. Door parkmanagement in te zetten voorkomt men vroegtijdige revitalisering en herstructurering van deze parken. In duurzaam opzicht is parkmanagement dan ook een goede keus. Afhankelijk van de binding van de erfpachters en huurders op een park kan dit ook verder gaan. Zo is er op park De Wetering gestart met duurzame mobiliteit. Er kan daar via een database inzichtelijk worden gemaakt waar men gebruik kan maken van onder andere E-taxi’s en er kunnen E-bikes worden geleend. Handhaving op het park wordt gedaan door de wijkagent en de BOA. Dankzij de korte lijnen tussen de partijen verloopt de handhaving goed. Het parkmanagement deelt mee aan de bedrijven dat zij alle gevallen van criminaliteit op het park moeten melden, omdat de politie surveilleert aan de hand van het aantal meldingen en aangiftes in een gebied. Voor bestaande parken is het moeilijker parkmanagement door te voeren zegt Thirza. Het is moeilijk om elke stakeholder te bereiken en deze te laten in zien wat de waarde is van parkmanagement. Het kan helpen om de stakeholder te overtuigen van parkmanagement door alle collectieve voordelen te benadrukken. Voordelen van de publiek private samenwerking zijn dat werkzaamheden beter worden uitgevoerd dan wanneer de gemeente dit zelfstandig doet. Lijnen met de overheid zijn korter, waardoor er onder andere voordelen zijn te behalen qua tijd. Thirza over parkmanagement: “Je probeert de achterban te ontzorgen in de breedste zin van het woord, zodat zij zich kunnen richten op hun core business . Een mooi voorbeeld is de medeoprichting van de Business Club van bedrijvenpark De Wetering. Hierdoor spreken wij maandelijks onze achterban en bestaan er zeer korte lijnen. “
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
41
3. Interview; Bert-Jan Woertman, marketing & communications director, High Tech Campus Eindhoven Datum: 11-6-2013 Locatie: Enschede Interviewer: Rik Schrijver Onderwerp: Het algehele ecosysteem van de High Tech Campus Hoe is er rekening gehouden met de gebruiker in de buitenruimte? Het hele landschap is ingericht vanuit de eindgebruiker. De eindgebruiker staat voorop. Er is naar gekeken in welke omgeving de eindgebruiker wil verblijven en bewegen met in het achterhoofd de kenniswerking van het gebied. Er is in sportfaciliteiten geïnvesteerd omdat kenniswerkers dat graag doen en mensen daar elkaar makkelijk leren kennen. Dit levert een bijdrage aan creëren van informele netwerken op de Campus en stimuleert ontmoetingen en kennisdeling. Stimuleren jullie kennisdeling vooral vanuit evenementen binnen of organiseren jullie ook evenementen buiten? Deze vraag kan goed beantwoord worden met behulp van een online artikel. Op de High Tech Campus gaat het om de volgende punten: Innovate.
Connect.
Do business
Het artikel heet ‘Campus community builds connections’ en is te vinden op de volgende website: www.hightechcampus.com/news-528/article/innovate__connect__do_business/ Merken jullie dat het in contact brengen van kennisintensieve bedrijven wat moeilijk gaat? Nee, we organiseren de evenementen altijd met partners vanuit een gemeenschappelijk en gedeeld belang waardoor we weten dat er behoefte is en commitment vanuit het netwerk. Wanneer er geen behoefte is aan een evenement, heeft het weinig nut om dat te organiseren. Evenementen worden op de Campus ook bottom up door vrijwilligers georganiseerd en medewerkers kunnen tevens ideeën aandragen. Wij zullen er alles aan doen om hen maximaal te steunen en te faciliteren om er een succes van te maken. Stellen jullie de producten die uit ontmoetingen op evenementen komen ook ten toon, om bijvoorbeeld de kennisdeling meer te stimuleren? Wij hebben geen tentoonstellingsruimte waar producten staan. Er zijn wel bedrijven die een eigen tentoonstelling hebben. Hebben jullie in de buitenruimte ook bepaalde locaties die voorbereid zijn op evenementen etc? Belangrijk bij ons is The Strip, gelegen in het midden van het campusterrein. Uit de oude gebouwen zijn kantines en vergaderruimten gesloopt en nieuwe gebouwen hebben deze nooit gekregen. Daarvoor in de plaats is The Strip gekomen.
42
The Strip is met recht het kloppend hart van de Campus te noemen. Het 400 meter lange gebouw is ontworpen om mensen bij elkaar te brengen en samenwerking en kennisdeling te stimuleren. Alle sociale faciliteiten van de Campus komen samen in The Strip: drie restaurants, twee cafés, een Conference Center met auditorium, verschillende winkels en diensten en het Campus Wellness Center. Bewoners en bezoekers van de Campus ontmoeten elkaar dagelijks in The Strip, tijdens de lunch, een intensieve workout of tijdens een van de 150 netwerkbijeenkomsten en technische conferenties die er ieder jaar plaatsvinden. The Strip is het centrum van ontmoeting, inspiratie en creativiteit. Je krijgt nooit 8000 man ineens bij elkaar. Daarom organiseren we diverse evenementen groot en klein. Dit varieert in diverse soorten evenementen als, sport, sociaal, technologie en business. Doordat de personen elkaar op verschillende evenementen ontmoeten bouwen zij een band en vertrouwen op. Door dit vertrouwen zijn zij eerder bereid kennis te delen. Het organiseren met deze diversiteit is van belang omdat elk bedrijf maar ook elk mens anders is. Zijn er regelmatig gesprekken met de bedrijven over de buitenruimte en wat de wensen van de gebruiker zijn? Ja, elk jaar is er een enquête onder de CEO’s en medewerkers van de bedrijven waarbij we vragen wat zij er van vinden, hoe dingen anders moeten en welke ideeën zij hebben. De CEO’s worden ook geïnterviewd voor meer diepgang. Hoe kan High Tech Campus Eindhoven bijdragen aan hun succes. Wij stellen bij alles wat de doen de eindgebruiker voorop. Op de Campus ontwikkelen wij geen vastgoed, maar een high tech ecosysteem.
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
43
4. Enquête; Kennispark Twente In juni 2013 zijn er enquêtes afgenomen op Kennispark Twente. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. Verder is er onderscheid gemaakt tussen personen die negatief antwoorden op de vraag “de buitenruimte op het Kennispark is” en personen die hier positief op antwoorden. Voor het totaal zijn deze ook positieve en negatieve invullingen ook samengevoegd.
44
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
45
Vervolg - Uitslagen enquête Kennispark Twente
46
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
47
Vervolg - Uitslagen enquête Kennispark Twente
48
Overige gemaakte opmerkingen door respondenten of voorbijgangers: - - - - - - - - - -
Twentevillage is echt verschrikkelijk, geen sfeer, spreekt niet aan Ik mis een horeca gelegenheid voor een broodje, kop koffie of een ijsje Er is te weinig groen Bij ‘The Gallery’ is het inrit gevaarlijk wanneer men vanuit Hengelo komt. Men moet een tweerichtings busbaan oversteken, daarna een éénrichtingsweg en vervolgens een fietspad. Een sportveldje is een gemis, universiteitsterrein is voor mij te ver weg. Het nieuwe stationsplein heeft geen rood fietspad, de stenen worden glad in de winter en schitteren erg bij felle zon. Het fietspad van het nieuwe stationsplein bevat gleuven waar mijn banden van de wielerfiets in blijven steken. De fietstoegang naar de campus vanuit richting Enschede is zeer minimaal. Op de rotonde Auke Vleerstraat verlenen weinig auto’s voorrang aan fietsers. Wij zouden graag meer prullenbakken in het gebied zien.
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
49
Bronnen Alton D, Adab P, Roberts L, Barrett T. Relationship between walking levels and perceptions of the local neighbourhood environment. (2007) Ball K, Bauman A, Leslie E, Owen N. Perceived environmental aestetics and convenience and company are associated with walking for exercise among Autralian adults. (2001) Brownson R.C, Housemann R.A, Brown D.R, Jachson-Thompson J, King A.C, Malone B.R, Sallis J.F. Promoting physical activity in rural communities: walking trail access, use and effects. (2000) Buijs A.E. & Volker C.M. Publiek draagvlak voor natuur en natuurbeleid. (1997) Chenoweth R.E. & Gobster P.H. The nature and ecology of aesthetic experiences in the landscape. (1990) Coley R.L, Sullivan W.C, Kuo F.E. Where does community grow? The social context created by nature in urban public housing. (1997) Draijer W.M. Succesfactoren van intergemeentelijke samenwerking. (2011) Hanyu, K. Visual properties and affective appraisals in residential areas in daylight. (2000) Jókövi E.M, Bervaes J, Böttcher S. Recreatief gebruik van groene bedrijventerreinen. Een onderzoek onder werknemers en omwonenden. (2000) Löfgren, O. Die wahre landschaft ist im Kopf. (1994) Louw E, Needham B, Olden H, Pen C. Planning van bedrijventerreinen. (2009) Kaczynsky A.T. & Henderson K.A. Environmental correlates of physical activity: A review of evidence about parks and recreation. (2007) Kaplan R. The role of nature in the context of the workplace, Landscape and Urban Planning. (1993) Employees’ reactions to nearby nature at their workplace: The wild and the tame. (2007) Kuo F.E, Sullivan W.C, Coley R.L, Brunson L. Fertile ground for community: Inner-city neighborhood common spaces. (1998) Maas J, Spreeuwenberg P, Winsum-Westra M. van, Verheij R.A, Vries S. de, Groenewegen P.P. Is green space in the living environment associated with people’s feelings of social safety? (2008)
50
Maas J, Verheij R.A, Spreeuwenberg P, Groenewegen P.P. Physical activity as a possible mechanism behind the relationship between green space and health: a multilevel analysis. (2008) Ministerie van Infrastructuur en Milieu IBIS Werklocaties 2011. (2012) Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (1990) Moret, Ernst & Young Trends in uitbesteding. (1997) Nair G. In the dark, a taper better than nothing. (1994) Olden H. Uit voorraad leverbaar: De overgewaardeerde rol van bouwrijpe grond als vestigingsplaatsfactor bij de planning van bedrijventerreinen. (2010) Ommundsen Y, Klasson-Heggebo L, Anderssen S.A. Psycho-social and environmental correlates of location-specific physical activity among 9- and 15year-old Norwegian boys and girls: the European Youth Heart Study. (2006) Parkes A & Kearns A. The multi-dimensional neighbourhood and health: a cross-sectional analysis of the Scottish Household Survey. (2001) Rütten A, Abel T, Kannas L, Von Lengerke T, Lüschen G, Rodríguez Diaz J.A, Vinck J, Van Der Zee J. Self reported physical activity, public health, and perceived environment: results from a comparative European study. (2001) Simons M, Boer A de, Jans M, Hendriksen I.J.M. Het effect van omgevingsverandering op lunchwandelgedrag van werknemers (2012) Smit N. & Thiel, S. van De zakelijke overheid: publieke en bedrijfsmatige waarden in publiek-private samenwerking. (2002) Stam, P.J.A, Hildebrandt V.H, Velthuijsen J.W, Backx F.J.G. Sportief bewegen en gezondheidsaspecten. Een verkennende studie naar kosten en baten. (1996) TNO (Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek) Wandelen tijdens de lunch. (2003) Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2008-2009 (2010) Ulrich R.S. View through a window may influence recovery from surgery. (1984)
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
51
Wesselink J-W. Werknemers over werklocaties. (2005) Wolde, S.J. ten Recreatie en gezondheid: effecten van beweging en natuurbeleving op de gezondheid. (1999) Wolters F. Wandelen tussen kantooruren. (2003)
52
Internet: AOS Studley 14,6% verborgen kantorenleegstand in Nederland (Geraadpleegd; 7 juni, 2013) http://www.aos-studley.nl/fileadmin/nederlands/Persberichten/AOS_Studley_-_Persbericht_ Verborgen_leegstand.pdf
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
53
Begrippen Bedrijventerrein Bedrijventerreinen worden uitgegeven onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. Het verwerven en bouwrijp maken van de grond valt onder hun verantwoordelijkheid. Vervolgens verkopen zij de kavels aan ondernemers die er hun bedrijf realiseren (Louw et al., 2009). Belevingswaarde Kenmerkt zich door verscheidenheid van ruimtelijk gebruik, schoonheid, identiteit en (sociale) veiligheid (VROM, 1990). Buitenruimte De gezamenlijke ruimte van openbare en particuliere buitenruimten. Gebruikswaarde Kenmerkt zich door toegankelijkheid, herkenbaarheid, diversiteit en functionele samenhang (VROM, 1990). Kantorenpark Kantorenparken zijn parken waarbij private partijen als projectontwikkelaars en bouwmaatschappijen een grote rol spelen. Een deel van de kantoren wordt door hen op de vrije markt gebracht voor verkoop en verhuur aan gebruikers (Olden, 2010). Kantoormedewerkers Personen meestal werkzaam in een kantoorachtige omgeving. Zij hebben bewegingsarm werk en brengen de dag voornamelijk zittend of staand door. Hier worden ook laboranten en onderzoekers onder verstaan. Openbare ruimte De fysieke omgeving welke voor iedereen toegankelijk is en waar een groot deel van het publieke leven zich afspeelt. Toekomstwaarde Het op langere termijn beschikbaar houden van ruimte gericht op veiligheid, onderhoud, duurzaamheid, aanpasbaarheid en beheerbaarheid (VROM, 1990). Verblijfskwaliteit Een samenvoeging van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde (VROM, 1990).
54
Afstudeeronderzoek - R. Schrijver - Juni 2013
55