DE BEVOEGDHEDEN VAN DE BURGEMEESTER IN HET KADER VAN DE OPENBARE SALUBRITEIT 1. BEGRIPSOMSCHRIJVING - ART. 135 NGW 1. De burgemeester beschikt over een discretionaire bevoegdheid wat betreft de openbare gezondheid of veiligheid in zijn gemeente. De uitoefening van de politiebevoegdheid die de burgemeester uit de Nieuwe Gemeentewet (NGW) haalt, is bijgevolg ondergeschikt aan geen enkel reglement, of dat nu algemeen, provinciaal of gemeentelijk is. Artikel 135, §2, 5° van de Nieuwe Gemeentewet (NGW) vormt de rechtsgrond die de burgemeester de bevoegdheid geeft gepaste maatregelen te nemen wanneer een gebouw de openbare gezondheid in gevaar brengt: Art.135.[…] §. 2. De gemeenten hebben ook tot taak het voorzien, ten behoeve van de inwoners, in een goede politie, met name over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen. Meer bepaald, en voor zover de aangelegenheid niet buiten de bevoegdheid van de gemeenten is gehouden, worden de volgende zaken van politie aan de waakzaamheid en het gezag van de gemeenten toevertrouwd: 1° alles wat verband houdt met een veilig en vlot verkeer op openbare wegen, straten, kaden en pleinen, hetgeen omvat de reiniging, de verlichting, de opruiming van hindernissen, het slopen of herstellen van bouwvallige gebouwen, het verbod om aan ramen of andere delen van gebouwen enig voorwerp te plaatsen dat door zijn val schade kan berokkenen, of om wat dan ook te werpen dat voorbijgangers verwondingen of schade kan toebrengen of dat schadelijke uitwasemingen kan veroorzaken; voor zover de politie over het wegverkeer betrekking heeft op blijvende of periodieke toestanden, valt zij niet onder de toepassing van dit artikel; […] 5° het nemen van passende maatregelen om rampen en plagen, zoals brand, epidemieën en epizoötieën te voorkomen en het verstrekken van de nodige hulp om ze te doen ophouden; […]
Hoewel art. 135 NGW de politie beoogt die verzekerd moet worden "op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen", heeft het Hof van Cassatie gepreciseerd dat de burgemeester maatregelen kan nemen gaande tot de oorzaken die liggen in de specifieke eigenheden en waarvan het insaluber effect, door de verspreiding erbuiten, de volksgezondheid schade kan toebrengen en plagen kan teweegbrengen.
2. Raad van State: salubriteit in de zin van de NGW ENKEL hygiënische criteria.
¾ Zo is een woning ongezond als men door er te wonen besmettelijke ziekten zou kunnen oplopen of verspreiden. ¾ Ook een woning die niet meer beantwoordt aan wat thans beschouwd wordt als het strikte minimum inzake hygiëne (bv. opeenstapeling van afval in de woning, aanwezigheid van ratten, ernstige vochtproblemen, afwezigheid van werkend sanitair, afwezigheid van verwarmingsmogelijkheden, viezigheid van de lokalen en gebrek aan onderhoud, afwezigheid van een individueel tappunt voor drinkbaar water, …), en dus, bij uitbreiding, niet alleen de gezondheid van eventuele bewoners bedreigt, maar ook de volksgezondheid in het algemeen, wordt beschouwd als ongezond.
Het doel van het besluit van de burgemeester inzake insalubriteit: ENKEL hygiënische overwegingen NIET het comfort van de inwoners noch de verbetering van de woonomstandigheden, of andere motieven van sociale, esthetische, ethische of administratieve aard. Maatregelen dienen NOODZAKELIJK en PROPORTIONEEL te zijn.
2. PROCEDURE IN GEVAL VAN ACCUUT GEVAAR 2.1 Melding accuut gevaar Kan door iedereen: particulieren: bewoner, familielid, passant, omwondende, politicus. lokale diensten: politie (recherche of wijkagent), brandweer, OCMW, onderzoeker vande gemeente, dienst ruimtelijke ordening, milieudienst, woonwinkel, huurdersbond,medisch milieukundige. De burgemeester kan uiteraard ook op eigen initiatief optreden. Belang van een nauwkeurige MELDINGSFICHE ! 2.2 De vaststelling van accuut gevaar ¾ Minstens één geschreven verslag van de vaststellingen ter plaatse, opgesteld door een bekwaam persoon. ¾ Wordt de gevaarlijke situatie gemeld door een deskundige ter zake na diens onderzoek ter
plaatse, dan kan een geschreven verslag over de acute risico’s van die dienst of instantie volstaan. ¾ In de andere gevallen moet de gemeente ervoor zorgen dat een deskundige de nodige vaststellingen doet. De burgemeester kan ook zelf ter plaatse gaan, maar als hij niet begeleid wordt door een deskundige (van binnen of buiten de gemeente), moet hij kunnen aantonen dat hij over de nodige expertise beschikt om de toestand zelf te beoordelen. ¾ De gemeente betrekt, voor zover dat haalbaar is, de eigenaar en de bewoner bij het vaststellen van de datum van onderzoek. Het principe van de onschendbaarheid van de woning moet zoveel mogelijk gewaarborgd worden. ¾ Als de gemeente zich tegen de wil van de bewoner toegang wil verschaffen tot een woning, moeten volgende voorwaarden voldaan zijn: Er zijn ernstige aanwijzingen dat de openbare veiligheid of openbare gezondheid in het gedrang is (bv. duidelijke uitwendige tekenen van verval, duidelijke klachten van buurtbewoners, …). Hiertoe zijn de indicaties van acuut gevaar, zoals beschreven in de meldingsfiche, belangrijk. Er dienen eerst voldoende pogingen te worden gedaan om met toestemming van de bewoner de woning te onderzoeken, liefst aangekondigd in een aangetekend schrijven (tenzij de tijd daartoe ontbreekt). De burgemeester heeft een toegangsbevel uitgevaardigd die de bewoner beveelt om toegang tot de woning te verschaffen. Doorgaans krijgt de burgemeester van de gemeentelijke administratie (op voorhand of gelijktijdig met het ontwerp van toegangsbevel) een verslag met daarin de argumenten om een toegangsbevel uit te vaardigen. In het toegangsbevel wordt een overzicht gegeven van de verschillende pogingen die zijn ondernomen om met toestemming van de bewoner toegang tot de woning te verkrijgen. De uitvoering van het onderzoek dient ook proportioneel te geschieden, bijvoorbeeld: overdag op een redelijk tijdstip en niet ’s nachts. als de gevaren die gesignaleerd zijn zich buiten de woning bevinden en er zijn geen aanwijzingen van inpandige acute risico’s, is het niet redelijk de woning met een toegangsbevel te betreden. Het geschreven verslag van de vaststellingen moet nauwkeurig zijn en er moet duidelijk uit blijken:
dat de woning ongezond of onveilig is; welke concreet vastgestelde gebreken een acuut veiligheids- of gezondheidsrisico inhouden; dat een onbewoonbaarheidsbesluit in verhouding staat tot de ernst van het probleem; welke maatregelen aanbevolen worden.
2.3 Hoorplicht ¾ Niet uitdrukkelijk opgenomen in artikel 135, § 2 Nieuwe Gemeentewet.
¾ Algemene beginselen van behoorlijk bestuur. ¾ Elke belanghebbende wordt op de hoogte gebracht van het geschreven verslag van de vaststellingen en de gevolgen ervan. ¾ Aan de betrokkenen moet de gelegenheid worden gegeven om op nuttige wijze voor hun belangen op te komen en om hun mening te doen kennen ten opzichte van de vaststellingen die in het geschreven verslag worden aangehaald en de voorgenomen maatregelen. ¾ Ingeval van hoogdringendheid is de hoorplicht NIET vereist. ¾ Er is (per definitie) geen sprake van hoogdringendheid indien er een te grote termijn zit tussen de vaststellingen en het uitvaardigen van het onbewoonbaarheidsbesluit.
2.4 Besluit onbewoonbaarheid op basis van art. 135 NGW 2.4.1 Accuut risico aantonen De burgemeester treedt op als een orgaan van de gemeente en moet beoordelen of de openbare veiligheid en openbare gezondheid dermate in gevaar zijn dat het noodzakelijk is om art. 135, §2 van de Nieuwe Gemeentewet in te roepen en een onbewoonbaarheidsbesluit te nemen. Hij moet hierbij het algemeen belang afwegen tegenover het individueel belang aan de bewoner of de eigenaar en moet daarbij de beginselen van behoorlijk bestuur (motiveringsplicht, evenredigheidsbeginsel) respecteren. Het onbewoonbaarheidsbesluit valt onder toepassingsgebied van de wet van 29 juli 1991 op de formele motiveringsplicht, dit wil zeggen dat de beslissing de motivering in rechte en in feite moet bevatten die tot de beslissing geleid hebben. De burgemeester moet dan ook in zijn besluit de elementen vermelden op basis waarvan hij zijn oordeel heeft geveld en op basis waarvan hij aanneemt dat er effectief een gevaar voor de openbare veiligheid en/of de openbare gezondheid is. Het onbewoonbaarheidsbesluit moet dus heel concreet de elementen omschrijven waaruit het gevaar voor de openbare gezondheid blijkt, bv. door de vaststellingen uit het verslag van het onderzoek weer te geven. In het besluit moet het risico voor de openbare gezondheid worden vastgesteld en moet worden aangetoond dat het onbewoonbaarheidsbesluit en de vastgestelde maatregelen redelijk verantwoord zijn. Als er een hoorzitting is doorgegaan (mondeling of schriftelijk), dan gaat de burgemeester eveneens in op de (tegen)argumenten die tijdens de hoorzitting naar voor zijn gekomen.
2.4.2. Maatregelen met oog op herstel van openbare veiligheid en gezondheid ¾ De burgemeester moet de nodige maatregelen nemen om het acuut gevaar weg te nemen. Bijvoorbeeld: - (een deel van) de woning afsluiten; - beveiligingswerken opleggen; - een bevel tot ontruiming uitvaardigen en een woonverbod opleggen; - concrete herstellingswerken opleggen om de acute gevaren weg te werken; - een bevel tot (geheel of gedeeltelijke) slopen van de woning uitvaardigen. ¾ Evenredigheidsbeginsel!
¾ De in het onbewoonbaarheidsbesluit opgelegde maatregelen mogen niet verder gaan dan wat nodig is om de veiligheid en de openbare gezondheid te verzekeren.
2.4.3. Herhuisvesting Eenieder heeft recht op een behoorlijke huisvesting. Als de woning ontruimd moet worden, neemt de burgemeester dat op in zijn besluit. In dat geval moet de gemeente de bewoners begeleiden en ondersteunen. Dat houdt onder meer in: hulp bieden bij het zoeken naar een andere huisvesting (tijdelijk of permanent, op de private of de sociale huurmarkt), juridische ondersteuning bieden (bvb. uitleg geven over de gevolgen van het onbewoonbaarheidsbesluit op de huurovereenkomst), de inboedel opslaan, administratieve ondersteuning,… Als de burgemeester, in toepassing van art. 1382 van het Burgerlijk Wetboek, de kosten die hij heeft gemaakt bij het herhuisvesten van de bewoners wil recupereren bij de eigenaar, neemt hij dat eveneens op in zijn besluit. Het is belangrijk hierbij redelijk te blijven, de nodige bewijsstukken bij te houden en aan de eigenaar te bezorgen. 2.4.4. Opname op inventarislijst vermelden + registratieattest opstellen In het besluit wordt best vermeld dat de betreffende woning op de datum van het onbewoonbaarheidsbesluit wordt opgenomen op de gewestelijke inventarislijst van ongeschikte en onbewoonbare woningen. De gemeente moet bovendien samen met het besluit tot onbewoonbaarverklaring een registratieattest bezorgen aan alle houders van het zakelijk recht. Dit zijn de houders van de volgende rechten: - volle eigendom - recht van opstal of van erfpacht - vruchtgebruik. Met een registratieattest worden de houders van het zakelijk recht officieel in kennis gesteld van de opname op de gewestelijke inventarislijst van ongeschikte en onbewoonbare woningen en de gevolgen ervan (heffing na twaalf maanden en voorkooprecht). 2.4.5. Beroepsmogelijkheden en klachtenprocedure vermelden Geen georganiseerd administratief beroep voorzien tegen een onbewoonbaarheidsbesluit op basis van artikel 135 Nieuwe Gemeentewet. Diegene die zich erdoor benadeeld voelt moet dus in principe een beroep tot schorsing en/of vernietiging instellen bij de Raad van State en dit binnen zestig dagen nadat hij in kennis is gesteld van het besluit van de burgemeester. Dat moet in het besluit zelf worden vermeld, zoniet begint de beroepstermijn niet te lopen. De procedure moet gevoerd worden tegen de burgemeester. Wel een algemene klachtenprocedure voor elke belanghebbende Het heffingsdecreet verwijst wel uitdrukkelijk naar de klachtenprocedure voorzien in het Gemeentedecreet.
In het onbewoonbaarheidsbesluit wordt dan ook best gewezen op de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de provinciegouverneur. Conform art. 34bis, §4 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 (het zogenoemde Heffingsdecreet) is de algemene toezichtsregeling vermeld in de artikelen 255 tot 258 van het Gemeentedecreet immers van toepassing. Zodra de houder van het zakelijk recht aantoont dat hij een klacht heeft ingediend bij de provinciegouverneur, wordt de opname op de inventarislijst geschorst en dit tot de klachtenprocedure volledig is afgerond. Na afloop van de klachtenprocedure wel administratieve beroepsmogelijkheid tegen de registratie in de gewestelijke inventaris voor de houders van het zakelijk recht Als de gouverneur een definitief antwoord over de klacht heeft bezorgd, kan de houder van het zakelijk recht desgewenst nog bij de minister in beroep gaan tegen de registratie (dit wil zeggen: tegen de opname in de gewestelijke inventarislijst van ongeschikte en onbewoonbare woningen). Hij moet dan een beroepschrift indienen binnen dertig dagen na ontvangst van het antwoord van de gouverneur. De minister moet vervolgens uitspraak doen binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift. 2.4.6 Kennisgeving besluit (+ registratieattest voor de houders van het zakelijk recht) Het onbewoonbaarheidsbesluit wordt - voor de houders van het zakelijk recht: samen met het registratieattest - aangetekend -verstuurd of tegen ontvangstbewijs overhandigd. Naast de schriftelijke kennisgeving aan de belanghebbenden, wordt het besluit opgenomen in het “register van afkondigingen” en uitgehangen op het gemeentehuis. De gemeente kan er ook voor opteren om het onbewoonbaarheidsbesluit op een goed zichtbare plaats aan te plakken tegen de woning.
2.7. Handhaving, sancties en gemeentelijk heffingsreglement Indien de in het besluit opgenomen maatregelen niet worden uitgevoerd, kan de burgemeester overgaan tot gedwongen uitvoering op kosten van de eigenaar (bijvoorbeeld door een stakingsbevel op te leggen met betrekking tot het gebruik van de gevaarlijke elementen en de gebreken zelf te (doen) herstellen om vervolgens de kosten voor dat herstel te verhalen op de eigenaar). De burgemeester vermeld dat dan best meteen in het onbewoonbaarheidsbesluit.
Pieter FILIPOWICZ