Afsprakennota en jaarverslag 2011 WinAr & Agentschap Onroerend Erfgoed
2
Inhoudstafel 1. Overleg en samenwerking met actoren Doelstelling Omschrijving en verloop van de actie, doelgroepen en partners 1. Lokale belangengroepen en geïnteresseerden 2. Gemeentelijk beleid 3. Provinciaal beleid 4. Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaanderen 5. Nutsbedrijven en studiebureaus 6. Archeologische studiebureau’s en VIOE Concrete actiepunten Randvoorwaarden Tijdsinvestering Realisatie actiepunten Evaluatie tijdsinvestering Aanknopingspunten afsprakencluster Resultaatsverbintenis 2. Lokale archeologische advieskaart (LAA) Doelstelling Omschrijving en verloop van de actie Concrete actiepunten Randvoorwaarden Tijdsinvestering Doelgroepen en partners Realisatie actiepunten Evaluatie tijdsinvestering Aanknopingspunten afsprakencluster Resultaatsverbintenis 3. Uitstippelen beleid en beheer van de projectvereniging Doelstelling Omschrijving en verloop van de actie Concrete actiepunten Tijdsinvestering Doelgroepen en partners Realisatie actiepunten Evaluatie tijdsinvestering Aanknopingspunten afsprakencluster Resultaatsverbintenis 4. Sensibilisering Doelstelling Omschrijving en verloop van de actie Concrete actiepunten Randvoorwaarden Tijdsinvestering Doelgroepen en partners Realisatie actiepunten Evaluatie tijdsinvestering Aanknopingspunten afsprakencluster Resultaatsverbintenis
3
Ten geleide Begin december 2008 werd met WinAr de nieuwste telg in het rijtje intergemeentelijke archeologische diensten (IAD) in Vlaanderen opgericht. WinAr staat voor Wingense Archeologische Dienst en is een samenwerking tussen de gemeenten Rotselaar, Holsbeek en Tielt-Winge. Dit initiatief werd mee ondersteund door Regionaal Landschap Noord-Hageland. Tijdens de eerste vergadering werden de functies gekozen en verdeeld onder de leden. Hierbij werd Hilde Van Laer voorzitter, Jos Miseur secretaris en Jos Michiels penningmeester. Na het inrichten van de vereiste examens heeft WinAr Veerle Lauwers aangeworven als archeologe van dienst. In 2011 werd Jos Michiels vervangen door Yvette Duerinckx als penningmeester en trad ook Bekkevoort toe tot het intergemeentelijk archeologische samenwerkingsverband. Schepenen Benny Reviers en Wouter Lenaerts als ondervoorzitter, vervoegden de raad. De eigenlijke invulling van de functie van de intergemeentelijke archeologische dienst werd neergeschreven in de tussen WinAr en Onroerend Erfgoed afgesloten Resultaatsverbintenis. Dit document omvat onder andere een oplijsting van afspraken die door de IAD dienen ingevuld te worden. Het hoeft dan ook geen betoog dat deze resultaatsverbintenis als leiddraad werd gebruikt doorheen de afsprakennota. Deze laatste, opgesteld door WinAr in december 2010, kwam er als antwoord op de door het Agentschap Onroerend Erfgoed gestelde vraag naar een andere en meer concrete invulling van het jaarlijkse programma voor het volgende werkjaar. Zodoende kunnen bepaalde punten uit de resultaatsverbintenis meer belicht worden in de werking en wordt er de kans gecreëerd later het effectieve traject van de opgelijste acties uit te stippelen en te beschrijven. Teneinde een betere en objectievere evaluatie van de werking van de IAD door het Agentschap Onroerend Erfgoed te bekomen. Het plan zoals het nu voorligt werd goedgekeurd door de raad van bestuur van WinAr op 17 november 2010. De jaarwerking van WinAr in 2011 laat zich dus makkelijk vatten in de concretisering van de eerder gesteld doelen. Teneinde dit naar waarde te kunnen beoordelen is er dan ook voor gekozen geweest de uitwerking van de afzonderlijke acties ter vervlechten met de originele tekst (deze laatste kreeg een lichtere tint, waar de nieuwe teksten in het zwart gezet werden). Zodoende krijgt de lezer niet enkel zicht op de werking van WinAr in 2011, maar wordt er ook een middel geboden de eerder neergeschreven aspiraties en doelen te kunnen evalueren en naar volgende jaren bij te stellen. Dit jaarverslag werd goedgekeurd door de raad van bestuur van WinAr op 15 februari 2012.
4
1. Overleg en samenwerking met actoren Doelstelling In onze projectwerking streven we naar een grote betrokkenheid van de participerende doelgroepen. Overleg en communicatie zijn hierbij de sleutelwoorden. Naast het overleg in het kader van lopende projecten neemt WinAr deel aan vergaderingen en werkgroepen van derden. De integratie van de eigen visie met derden en actualiseren en verfijnen van deze visie staan hierbij centraal. Belangrijk hierbij is de opvolging van de verschillende aspecten bij de uitvoering van het Onroerend Erfgoed Decreet en de resultaatsverbintenis tussen het Agentschap Onroerend Erfgoed en WinAr
Omschrijving en verloop van de actie, doelgroepen en partners 1. Lokale belangengroepen en geïnteresseerden In het kader van de opstart van de Wingense Archeologische Dienst werd de basis gelegd voor een publiekswerking en uitbouw van een beleid voor de amateurarcheoloog. Uitgaande van de contacten die op die initiële vergaderingen zijn opgebouwd, wordt er in 2011 verder op ingezet. Niet enkel zal dit het luik van de verbreding van het maatschappelijk draagvlak ten goede komen, tevens wordt er zo een gestructureerde basis van socio- culturele, historische en landschappelijke kennis opgebouwd waarop WinAr een beroep kan doen. De samenstelling van de wetenschappelijke stuurgroep bij de studieopdracht ‘Kasteel van Wezemaal’ uitgeschreven door het Agentschap Onroerend Erfgoed in 2010 kan hier als voorbeeld genomen worden. Naar 2011 wordt er gepoogd een nieuwe, structureel verankerde samenwerking met heemkundekringen tot stand te brengen zoals HAGOK (heemkundige kring Haacht en omstreken), Holsbeekse Werkgroep Heemkunde en Oost-Brabant – de Hagelandse geschied- en heemkundige kring. In het kielzog van dergelijke uitwisselingen lijkt het ook opportuun zowel Overleg Toerisme Hageland, Toerisme Vlaams-Brabant vzw, de Gidsenbond, Regionaal Landschap Noord Hageland als IGO Leuven rond de vergadertafel te verzamelen. Deze instanties richten samen de 2 jaar durende streekgidsencursus in. Uit contacten met alumni van deze opleiding lijkt de nood aan een archeologisch luik groot. Zeker nu WinAr uit de startblokken vertrokken is en de organisatie een zekere naamsbekendheid begint te krijgen. Er zal dan ook aan de organiserende partijen voorgesteld worden (al dan niet in samenwerking met Portiva) een onderdeel ‘Archeologie van het Hageland’ aan de cursus toe te voegen. Het cursusmateriaal wordt vanzelfsprekend door de deelnemende IAD(s) aangeleverd en ook over andere opleidingsmodaliteiten dient gesproken te worden, als daar zijn het praktische lesgeven, het begeleiden van scripties, etc. Ook initiatieven als het ZOLAD+ platform rond metaaldetectie lijkt ons een lovenswaardig en te volgen traject. Er dient echter bij opgemerkt te worden dat dergelijke samenwerking tussen detector-amateurs en archeologische diensten een zeer groot wederzijds vertrouwen vergen en zoiets tijd kost om op te bouwen. Het zelfde kan gezegd worden van de informatie overdracht van de reguliere veldprospecties. In 2010 is WinAr er in geslaagd een groep amateurs met zeer grote kennis van de regio samen te brengen. Hoewel de toegang tot de collecties geen probleem vormt, is het vooral het geografische aspect dat met een mist van geheimzinnigheid bedekt wordt. Het uitbouwen van een netwerk dat zijn veldgegevens (waar-wat en hoeveel gevonden) doorgeeft ter ondersteuning van de opbouw van de lokale archeologische advieskaart (cfr. infra) is van groot belang. Vooralsnog zijn de prospectiegegevens van WinAr gelimiteerd tot de eigen observaties.
5
2. Gemeentelijk beleid Overleg met gemeentelijke mandatarissen, ambtenaren en burgers Op regelmatige basis is er persoonlijk overleg met zowel ambtenaren als schepenen. Op uitnodiging nemen wij ook deel aan vergaderingen als de GECORO en de cultuurraden. Voor de opmaak van deze afsprakennota voor werkjaar 2011 werden de drie verschillende gemeentes bezocht om de planning te overlopen en te informeren naar eventuele bijkomende verwachtingen t.o.v. de Wingense Archeologische Dienst. De resultaten van deze informatieronde werden teruggekoppeld naar de Raad van Bestuur van WinAr ( 17 november 2010) en worden verwerkt in deze afsprakennota in casu jaarprogramma 2011. Ook in 2011, voor de opmaak van de afsprakennota 2012, zullen we van deze methodiek gebruik maken. De lijst dossiers ter advisering wordt periodiek besproken door de intergemeentelijke archeoloog en de diensten RO van de respectievelijke gemeenten. De dossiers waar er daadwerkelijk tot advisering zal worden overgegaan worden door de archeoloog naar haar standplaats meegenomen en worden binnen een termijn van 30 dagen geadviseerd. Niet opgevraagde dossiers worden geadviseerd als ‘geen bezwaar’. Dit wordt gemeld aan de respectievelijke diensten die dit advies opnemen in de vergunning. Het advies (met voorwaarden) wordt opgenomen in de bouwvergunning. WinAr krijgt dan bericht wanneer de aanvraag vergund is. Bij de vergunning wordt de folder ‘Een intergemeentelijke archeologische dienst in jouw gemeente’ toegevoegd. Tevens is deze laatste verkrijgbaar bij de diensten RO van Rotselaar, Tielt-Winge en Holsbeek. Bovendien neemt WinAr ook contact op met de bouwheer om hem te melden dat er ‘archeologische’ bindende voorwaarden in de bouwvergunning staan. Met dit directe contact zorgt de IAD dat het bouwdossier geen vertraging oploopt en bouwovertredingen, of overtredingen ten het zorgplichtsprincipe (art. 4§2 van het decreet) vermeden kunnen worden. Ook RUP’s, MER’s en gerelateerde zaken worden voor (pre-)advies overgemaakt. Winar krijgt tevens bericht wanneer dossiers door de gemeenten naar het Agentschap Onroerend Erfgoed worden gestuurd. Door de intense samenwerking met de lokale diensten Ruimtelijke Ordening wordt het ook mogelijk pre-adviezen te verstrekken aan burgerlijke partijen zowel als gemeentelijke overheidsprojecten. Zo zal WinAr vb. verkavelingaanvragers in een zeer vroeg stadium duiden op de mogelijkheid tot het inwinnen van een pre-advies bij de intergemeentelijke archeologische dienst. Bij wat in een voorwaardelijk gunstig advies zal resulteren, wordt er zo kostbare tijd gewonnen door de mogelijkheid te creëren het archeologisch (voor)onderzoek reeds te laten plaatsvinden voor de eigenlijke aanvraag.
3. Provinciaal beleid Het overleg met de provinciale archeoloog en de diensten Cultuur van de provincie Vlaams Brabant beperkt zich, gezien de specificiteit van de respectievelijke bevoegdheidsdomeinen, eerder tot een faciliterende aard. Verder zetelde WinAr ook in de provinciale denktank rond ‘branding het Hageland’ en diens historische component. Naar de toekomst toe zal WinAr naar de provincie toe dergelijke ondersteunende/raadgevende rol blijven spelen.
4. Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaanderen Permanent overleg in het kader van de resultaatsverbintenis; niet enkel onder de vorm van de maandelijkse themadiscussies maar ook (en vooral) de contacten op wekelijkse basis met de buitendienst Leuven, waarbij niet alleen de dossiers onder advisering besproken worden maar ook de werking van de intergemeentelijke archeologische dienst en de algemene stand van zake. 6
In het kader van het overleg van dinsdag 23 november 2010 tussen WinAr, Portiva en het Agentschap Onroerend Erfgoed – Vlaams-Brabant dient opgemerkt te worden dat dossiers aangaande IADgebied, ingediend bij de buitendienst Leuven, qua dossierlast overgeheveld worden aan de respectievelijke IAD. De intergemeentelijke archeologen verbinden zich er toe de Bijzondere Voorschriften zo snel mogelijk na de advisering op te maken. In de praktijk betekent dit dan ook dat de feitelijke facilitering naar bouwheer/opdrachtgever en studiebureau/onderaannemer door de IAD gebeurt.
5. Nutsbedrijven en studiebureaus Door een netwerk van contacten uit te bouwen binnen het lokale organigram van nutsbedrijven en studiebureaus bleek het in het verleden mogelijk anticiperend op sommige projecten te werken. In 2011 zal er getracht worden nog meer aandacht aan deze relaties te schenken. Nutsbedrijven zoals Aquafin NV werken met regionaal verantwoordelijke projectleiders. De samenwerking tussen deze laatste en de intergemeentelijke archeoloog van WinAr die in het verleden (op informele basis) zijn vruchten heeft afgeworpen, dient naar ons aanvoelen beter structureel verankert te worden. Zo zullen deze regionaal gekende ingenieurs aangeschreven worden en uitgenodigd worden op een kennismaking met de intergemeentelijke dienst. Ook de studiebureaus die de traditie hebben in de streek grote aannemingswerken uit te werken (Libost, Infrabo, etc.) zullen dergelijk schrijven ontvangen, vermits in het verleden gebleken is dat archeologische werken best zo snel mogelijk in de werkplanning opgenomen worden (planologisch, structureel zowel als chronologisch). Het leidt geen twijfel dat de lokale diensten ruimtelijke ordening hier een belangrijke rol als partner vervullen.
6. Archeologische studiebureau’s en VIOE Het begeleiden van de aanvraag voor een opgravingvergunning, alsook in sommige gevallen het logistiek ondersteunen van opgravingen (vooral in communicatie tussen nutsbedrijven, gemeentes, bouwheren en archeologische studiebureaus) alsook het begeleiden op het veld is een tijdsopslorpende bezigheid. In het verleden bleek ook dat het schrijven van aanbestedingsdossiers voor opgravingen een zeer tijdsconsumerend gegeven is. Tegelijkertijd kan de lokale know how van de intergemeentelijke archeologische dienst nauwelijks overschat worden. Doch dient aangestipt te worden dat het uitschrijven van een gedetailleerd plan van aanpak voor opgravingen vaak een omzichtigheid met zich dient mee te brengen die in tijd moeilijk geroyeerd kan worden. Een zeer gedetailleerd lastenboek kan echter later veel misverstanden voorkomen.
Concrete actiepunten -Aanschrijven van heemkringen, bijwonen vergaderingen en zoeken naar eventueel gezamenlijke aandachtspunten of werkthemata. -Opvraag/opmaak van inhoud archieven heemkundige verenigingen -Aanschrijven instanties die streekgidsencursus organiseren. De cursus aanbieden en uitwerken. Eventueel cursisten begeleiden -Uitbreiden en verdiepen van amateursnetwerk door middel van samenwerking (op geregelde tijdstippen samen te prospecteren) en metaaldetectorristen de kans te geven, binnen vergunde omstandigheden hun hobby uit te oefenen. -Studiebureaus en grote opdrachtgevende bedrijven aanschrijven en uitnodigen op een infovergadering rond preventief archeologisch beleid, pré-advisering en de rol van de intergemeentelijke archeologische dienst daarin. -Wekelijks overleg met de diensten ruimtelijke ordening en openbare werken van de verschillende gemeentes (betreffende ingediende dossiers zowel als projecten in ontwikkeling) -Feitelijke dossieropvolging (oa contacten met bouwheren, studiebureaus en archeologische bedrijven) -Maandelijks overleg Ruimte en Erfgoed Brussel en zeer regelmatig overleg Ruimte en Erfgoed Vlaams-Brabant 7
Randvoorwaarden -De slaagkans van deze onderneming lijkt op de eerste plaats bepaald door de reputatie die WinAr zal opgebouwd hebben; vooral in het geval van de niet-beroepshalve geïnteresseerden. Het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de heemkundigen en amateur-archeologen is een moeizaam en precair proces. De basis hiervan is gelegd in 2010 maar een verdieping is nodig in 2011. Zo zal zeker het belang van de vondstplaats van een artefact aan de liefhebbers dienen duidelijk gemaakt te worden. Zodoende kunnen deze gegevens ook ingeschaald worden in het verder ontwikkelen van de lokale archeologische advieskaart (LAA) cfr.infra. -De waarde van de intergemeentelijke archeoloog wordt echter pas duidelijk voor de gemeente in de dagdagelijkse opvolging van dossiers. In een cultuur waar projecten openlijk besproken worden tussen diensten openbare werken, ruimtelijke ordening en de intergemeentelijke archeoloog wordt aldus de meerwaarde van de IAD ten volle gevaloriseerd. Op deze manier kan er ook al in een zeer vroeg stadium een dialoog tot stand komen tussen archeoloog en studiebureau/bouwheer en kunnen de grootste problemen aangepakt worden alvorens de studiefase van een project zijn eindfase bereikt of in het ergste geval, alvorens de bouw of verkavelingaanvraag het bureau van de erfgoedconsulent van Ruimte en Erfgoed bereikt.
Tijdsinvestering Deze moeilijke oefening zal een werk zijn dat gedurende de hele werkingsperiode tot stand komt en is daarom moeilijk in te schalen. Toch kan gesteld worden dat er werkelijks meerdere uren zullen gespendeerd worden aan overleg en samenwerking met de verschillende partners, alsook de daar uit volgende advisering en dossieropvolging. Een conservatieve inschatting lijkt ons 55% van de te besteden tijd daar aan te besteden.
Realisatie actiepunten -Aanschrijven van heemkringen, bijwonen vergaderingen en zoeken naar eventueel gezamenlijke aandachtspunten of werkthemata. -Opvraag/opmaak van inhoud archieven heemkundige verenigingen Geleidelijk aan begint WinAr een vaste waarde te worden binnen de culturele/erfgoedsector van het Hageland. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook WinAr aangeschreven wordt om als partner aan sommige projecten mee te werken. Zo werd er eind 2011 overeengekomen dat de archeologische kroniek (geschreven door WinAr) een vast onderdeel gaat worden van HOGT, het viermaandelijks tijdschrift van de HAGOK – de Haachtse Geschied- en Oudheidkundige kring. Zo kan het archeologische nieuws van de regio vrij snel verspreid worden, ook aan een publiek dat de website www.winar.be niet zo veel, of uitvoerig frequenteert. Niet enkel zal dit het luik van de verbreding van het maatschappelijk draagvlak ten goede komen, tevens wordt er zo een gestructureerde basis van socio- culturele, historische en landschappelijke kennis opgebouwd waarop WinAr een beroep kan doen. De samenstelling van de wetenschappelijke stuurgroep bij de studieopdracht ‘Kasteel van Wezemaal’ uitgeschreven door het Agentschap Onroerend Erfgoed in 2010 en uitgevoerd door RAAP in 2011 kan hier als voorbeeld genomen worden. Door Bart Minnen (historicus) en Willy Bollens (culturele kring Wezemaal) mee in werkgroep op te nemen werd een groot deel van de lokale geschiedkundige kennis rechtstreeks in het breder kader van het archeologisch evaluatief onderzoek verankerd. Ook de Werkgroep voor Aarschotse Geschiedenis, Documentatie en Informatie vond in WinAr een bereidwillige partner hun hoofdstuk rond de vroegste geschiedenis van de streek rond Aarschot voor 8
het boek ‘800 jaar Aarschot in woord en beeld’ te redigeren. Op deze manier kwam de intergemeentelijke archeologische dienst in contact met een zeer groot netwerk van geïnteresseerden. Ook de contacten met de heemkundige kring Oost-Brabant werden geïntensiveerd, wat uiteindelijk het verkrijgen van digitale kopieën van bepaalde kaartbladen van de Tiendekaart van Sint-Maartens-Tielt (1759) tot gevolg had. Verder werden de archieven van HAGOK bezocht, maar bij een verdere rondvraag bleek dat niet alle heemkringen over dergelijk orgaan beschikten. Dus lag de nadruk in 2011 vooral op het bezoeken van de Centrale Bibliotheek en de Bibliotheek van de Faculteit Letteren van de KULeuven (voor het consulteren van de volledige jaargangen van Het Oude Land van Aarschot, Oost Brabant, de Albums de Croÿ en andere werken aangaande heemkunde, locale geschiedenis of carthografie) ook de locale bibliotheken bleken een schat aan informatie te herbergen (vb. het erfgoedhoekje van de bibliotheek van Bekkevoort). Een deel van deze ingewonnen informatie werd reeds verwerkt en in de lokale advieskaart (cfr. infra) ingevoerd. Belangrijke werken zoals vb. M. Van Der Eycken, 2009, De commanderij Bekkevoort. De Duitse Orde te Bekkevoort en te Diest 1229-1796, Brussel of E. Van Ermen, 1998, De wandkaarten van het hertogdom Aarschot 1759-1775, (Cartografische bronnen voor de geschiedenis van het Vlaamse landschap) Brussel, werden, indien mogelijk aangekocht voor de WinAr bibliotheek. In de nasleep van de tentoonstelling ‘In ’t gelid’ te Mechelen werd WinAr de kans geboden ook in Werchter de opstelling rond de gefusilleerde boerenkrijgers (waaronder Pieter – Frans De Becker, op 10/5/1771 in Werchter geboren) te huisvesten. Er werd contact gezocht met mogelijke partners en het Davidsfonds Rotselaar stapte mee in het project. Hoewel de voorbereidingen startten in september 2011 zal de tentoonstelling pas naar Rotselaar komen in het weekend van 8 juli 2012. De Vlaamse feestdag zal dan opgeluisterd worden met – naast de tentoonstelling in het Monfortcollegeeen voordracht van de Mechelse stadsarcheoloog Bart Robberechts en een fietstocht naar de Abdij Van ’t Park waar het verhaal van prior Ottois (verwant van bekende Rotselaarnaar Willy Ottois) zal verteld worden. Deze overste van de abdij sloot zich aan bij de brigants en werd ter deportatie naar Guinee gevangengenomen door de Fransen. Als gevolg van deze samenwerking met het Davidsfonds kwamen er contacten tot stand met mensen die in het reeds vele jaren opgeheven Beatrijsgezelschap (heemkundige kring van Rotselaar) actief waren. De mondelinge informatie die zo gekregen werd, vond ook zijn plaats binnen de lokale archeologische advieskaart.
-Aanschrijven instanties die streekgidsencursus organiseren. De cursus aanbieden en uitwerken. Eventueel cursisten begeleiden In het kielzog van bovenstaande contacten en uitwisselingen leek het ons opportuun zowel Overleg Toerisme Hageland, Toerisme Vlaams-Brabant vzw, de Gidsenbond, Regionaal Landschap Noord Hageland als IGO Leuven rond de vergadertafel te verzamelen - deze instanties richten samen de 2 jaar durende streekgidsencursus in. Uit contacten met alumni van deze opleiding bleek de nood aan een archeologisch luik groot. Er werd dan ook aan de organiserende partijen voorgesteld om, in samenwerking met Portiva, een onderdeel ‘Archeologie van het Hageland’ aan de cursus toe te voegen en ook een bijscholing te verzorgen. Het cursusmateriaal (tekst in bijlage voor het gedeelte dat WinAr ex cathedra verzorgd, naast een initiatie met de Archeokit van de provincie VlaamsBrabant en meegebrachte vondsten) werd door de deelnemende IADs reeds aangeleverd. In de lente van 2012 zal de lessenreeks effectief doorgaan.
9
Uitbreiden en verdiepen van amateursnetwerk door middel van samenwerking (op geregelde tijdstippen samen te prospecteren) en metaaldetectorristen de kans te geven, binnen vergunde omstandigheden hun hobby uit te oefenen. De streek van het westelijke Hageland is in het verleden steeds intensief geprospecteerd geweest. Collecties als deze van Bolsens, Claes, Boschmans, Scheys, etc. vormen een rijk beeld van de Steentijd in het Hageland. Ook TESTA vzw (Tessenderlo) was erg actief in Bekkevoort. Hoewel deze laatste niet meer in werking is, wordt de traditie van veldkartering door enkele van haar leden intensief verder gezet. Robert De Cock, Ad Gommers en Jan Claesen vormen de spil waarrond het amateursnetwerk van WinAr draait. Niet enkel droegen ze in de loop van 2011 hun prospectiegegevens stelselmatig over aan WinAr met als doel deze in de CAI in te voegen. Ook werd WinAr bij belangrijke vondsten direct op de hoogte gebracht en gaven ze de medewerkers van RAAP toegang tot hun tienduizenden stuks grootte collectie lithische artefacten van de Hermansheuvel. Bovendien zorgden ze er voor dat ook de collecties van andere amateurarcheologen actief in de regio (vb. Richard Jamar) binnen het kader van de studieopdracht ‘Een middel-Neolithische nederzetting op de Hermansheuvel te Assent-Bekkevoort’ opengesteld werden voor onderzoek door de archeologen van RAAP. De communicatie met metaaldetectoristen is echter veel moeilijker vermits het vertrouwen langs beiden kanten vaak zoek is. Bovendien lijkt de ‘return on invest’ voor WinAr minimaal tot onbestaande. Het vertrouwen winnen van een groep mensen die hun collegae zelf niet vertrouwen lijkt een beetje absurd en WinAr heeft dan ook de beslissing genomen niet langer actief in te zetten op deze groep amateurs en te wachten op een nieuwe regelgeving binnen het nieuw Decreet Onroerend Erfgoed.
-Studiebureaus en grote opdrachtgevende bedrijven aanschrijven en uitnodigen op een infovergadering rond preventief archeologisch beleid, pré-advisering en de rol van de intergemeentelijke archeologische dienst daarin. Hoewel er weinig tot geen reactie kwam van de studiebureaus op de uitnodiging van WinAr tot infomoment rond intergemeentelijke archeologische diensten, mogen we toch spreken van een erg succesvol jaar aangaande de samenwerking tussen beide. Zo waren er verscheidene informele én formele contacten met Infrabel, Tritel-Technum en Libost-Gront mij rond concrete dossiers die geïnitieerd werden door de studiebureaus. Vermoedelijk moet men dit zien in licht van een dienst die reeds enkele jaren mee aan de vergadertafel in de werfkeet zit en erkend wordt als partner, maar ook door gemeentesecretarissen, politiek mandatarissen en ambtenaren die de werking van de dienst beter begrijpen en via diverse kanalen promoten. Bovendien werd WinAr door het Agentschap Onroerend Erfgoed uitgenodigd het concept van een intergemeentelijke archeologische dienst toe te lichten op de studiedagen rond ‘Archeologie voor MER deskundigen en Ruimtelijke Planners’ (17 en 24 juni te Leuven) en kreeg de dienst zo een boodschap, inhoud, (nut?) en gezicht voor de studiebureaus. Niet onvermeld mogen ook de projectleiders van de grote nutbedrijven blijven, actief in de streek, die WinAr vaak aanschrijven in de initiële planningsfase van hun projecten. In dit kader moet ook gesteld worden dat er een presentatie werd gegeven aan toekomstige landmeters en stedenbouwkundigen op invitatie van de Hogeschool Gent rond ‘Archeologie en het planningsproces’. Op deze manier zal de anno 2011 gebrachte boodschap aan deze studenten, hopelijk zijn vruchten afwerpen in de toekomst. Bovendien was er samen met Tim Vanderbeken van Zolad+ (Riemst, Lanaken, Voeren en Bilzen) een overleg met de Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten (Hilde Plas) betreffende de rol die intergemeentelijke archeologische samenwerkingsverbanden kunnen spelen binnen de planningsprocessen. Deze samenkomst resulteerde in een in 2012 door de VVSG te organiseren infosessie rond gemeentelijke inbreng in ruimtelijke planning en de belangrijjke rol die IAD’s hierin
10
kunnen spelen. Het hoeft geen betoog dat beide, bovenstaande afspraken resulteerde uit de media commotie rond Louis Tobback in het voorjaar 2011(cfr. supra)
-Wekelijks overleg met de diensten ruimtelijke ordening en openbare werken van de verschillende gemeentes (betreffende ingediende dossiers zowel als projecten in ontwikkeling) -Feitelijke dossieropvolging (oa contacten met bouwheren, studiebureaus en archeologische bedrijven) -Maandelijks overleg Onroerend Erfgoed Brussel en zeer regelmatig overleg Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant In 2009 en 2010 verliep de integratie van het archeologische onderzoek in het ruimtelijke ordeningsbeleid vaak nog retroactief, in de zin dat WinAr als raadgevend orgaan geconsulteerd werd door de diensten ruimtelijke ordening van de betrokken gemeentes. Het was dan onze taak de dossiers een voor een te evalueren en desgewenst bindende voorwaarden in de bouwvergunning te laten opnemen. Teneinde dit proces te stroomlijnen stelde WinAr in 2010 een afsprakennota op tussen de IAD en de betrokken gemeentes (bijlage). Hierin werd niet alleen beschreven in welke dossiers WinAr adviesbevoegdheid had, maar ook wat WinAr kon adviseren en concreet hoe de dossiers bij WinAr zouden terecht komen. Bovendien werd ook het concept ‘dossieropvolging’ gedefinieerd. Dit document opgesteld door de intergemeentelijke archeoloog, werd ter commentaar naar de verschillende diensten Ruimtelijke Ordening van de respectievelijke gemeentes en een juriste gestuurd én werd op de raad van bestuur van 17 november 2010 goedgekeurd. Ook de verschillende schepencolleges keurden het document in de loop van 2011 goed. Zodoende is de verankering van WinAr in het adviesbeleid verzekerd en is er een effectieve politieke ruggensteun. De groeiende contacten met de verschillende partijen in het veld maakte ook dat langs die weg vele dossiers, vaak nog in een vroeg stadium van het planningsproces ter advies aan WinAr werden voorgelegd. Hierbij waren de gemeentes, naast de studiebureaus ( die reeds in het verleden met WinAr hadden samengewerkt) hoofdzakelijk de instigerende factor. Dat WinAr in dergelijk vroeg stadium van het planningsproces wordt opgenomen, mag op zich al als een positieve evaluatie van de afsprakennota aangegaan met de gemeentes gezien worden. Daarbij dient gezegd te worden dat WinAr zelf in 2011 slechts 1 voorwaardelijk gunstig advies in een stedenbouwkundige vergunning uitbracht (Bekkevoort – Wissembeemd, dossier biogasinstallatie Van Dooren). Hieronder volgt echter een overzicht van de bijdrages die WinAr leverde in diverse dossiers in een vroeg stadium van het planningsproces:
•
Holsbeek: collector Winge fase 2 (via Aquafin)
Het tracé, met de bedoeling het onzuivere water van Holsbeek dorp naar en zuiveringsstation te Rotselaar te transporteren, doorsneed in een eerste fase van ontwerp een gebied waar men in het verleden veelvuldige had opgegraven (zie onderstaand inplantingsplan). De rijkdom en complexiteit van het bodemarchief in het plangebied is echter reeds lang gekend en werd ook zo onderkend in het betrokken MER. Deze archaeologicae vond men steeds op kleine zandige verhevenheden in of aan de rand van de alluviale vallei van de Winge. Kenmerkend hebben deze oeverwallen een onvoldoende tot slecht gedraineerde zandleem of lemige zandgrond met sterk gevlekte textuur B horizont.
11
Inplanting van het Winge fase 2 tracé vergeleken met de bodemkaart (bemerkt de centraal gelegen gele zandrug die de werken zouden doorsnijden) en reeds gekende/opgegraven sites uit de Centraal Archeologische Inventaris (oranje gearceerd).
Omwille echter van de zeer grote impact van de werken op een van deze oeverwallen en de exuberant hoge kost en tijdsinvestering die deze opgraving met zich mee zou brengen, werd in samenspraak met Aquafin en studiebureau Libost er voor geopteerd een alternatief tracé uit te denken dat bewaring in situ mogelijk maakt. Vermits echter het ook gaat om waardevol agrarisch en natuurgebied was dit geen evidente oefening waar er een modus vivendi diende gevonden te worden tussen de eisen van de gemeente, Aquafin, Agentschap voor Natuur en Bos en Agentschap Onroerend Erfgoed. Ook hier werd WinAr bij betrokken. Uiteindelijk werd er, na langdurig overleg met alle partijen eind 2011 beslist de leidingen in de wegkoffer van de Wingeweg te leggen om zo druk op milieu en archeologie te minimaliseren. Bijkomend werd de exacte ligging van zandrug archeologische en pedologisch gekarteerd (boringen uitgevoerd door de KULeuven) teneinde naar de toekomst toe een beter beeld krijgen van het micro-reliëf en bodemarchief.
•
Holsbeek: collector Winge fase 3 (via Aquafin)
In de nasleep van de samenwerking met Libost over het Holsbeek Winge Fase 2 dossier werd WinAr een gelijkaardig project doorgestuurd ter pré-advies. Het betrof de verbinding die diende gemaakt te worden tussen collectoren Winge fase 2 en 4. Verscheidene meldingen in de CAI, opgravingen gedaan op het deels parallel lopende VTN2 (Fluxys) tracé en gelijkaardige bodemkundige omstandigheden als bij Winge fase 2 (sequentie van droge zandruggen – fossiele oeverwallen van de Winge) doen ons vermoeden dat ook hier archeologische resten in de bodem kunnen aangetroffen worden. Vermits het geplande tracé het natuurgebied Dunbergbroek doorsnijdt dienen ook hier de eisen en verlangens van de agentschappen Natuur en Bos en Onroerend Erfgoed op mekaar afgestemd te worden. Alweer blijkt de dialoog tussen beiden niet altijd even makkelijk tot stand te komen. Bovendien dient ook de wisselwerking met de geschatte kost niet uit het oog verloren te worden, zo zal het preventief gebruik van rijplaten in de werfzone omwille van deze laatste, geen mogelijk preventief middel zijn. Door WinAr werden verschillende scenario’s uitgewerkt (het voorafgaandelijk pedo- en archeologisch beboren van het tracé om zo een onderbouwde risicoanalyse te kunnen bekomen en –eventueel- tot opgraving op bepaalde plaatsen over te gaan, strip en map van het gehele tracé gelijktijdig met de werken of het traditionele proefsleuvenonderzoek). Voorlopig beraden Libost en Aquafin zich over welke archeologische onderzoeksmethode er zal gebruikt worden. Het hoeft geen betoog dat WinAr de bouwheer en het studiebureau bijstaat als externe raadgever. 12
Inplanting van het Winge fase 3 tracé vergeleken met de drainageklassen kaart (bemerkt de gele/droge gelegen gedeeltes op die de werken zouden doorsnijden) en reeds gekende/opgegraven sites uit de Centraal Archeologische Inventaris (oranje gearceerd). Over de digitaal geografische informatie van de archeologische vondsten langs de VTN2 leiding beschikken we vooralsnog niet.
• • •
Holsbeek: collector Winge fase 4 (via Aquafin) Rotselaar: Beukenlaan Regastraat, Kastanjedreef, Olmendreef en Dennenlaan (via Libost) Rotselaar: Collectorwerken "aansluiting Vlasselaar” (op vraag van Aquafin)
Deze projecten werden aan WinAr ter pre-advies voorgelegd. Vermits deze drie tracés echter volledig in de reeds bestaande werkoffer zullen vervat zitten, werden er geen archeologische voorwaarden gesteld.
•
Rotselaar: sociale verkaveling Sint Jansstraat (via Sociaal Wonen Arrondissement Leuven)
Op vraag van de sociale bouw –en verhuurmaatschappij SWAL werden de kavels gelegen binnen de toekomstige verkaveling aan de Sint Jansstraat te Werchter reeds archeologisch gescreend. Gezien de nabijheid van een verdwenen site met ringgracht (CAI nr 1200), de totale oppervlakte van de verkaveling én de aanwezigheid van een intacte plaggenbodem werd er voor geopteerd een archeologisch vooronderzoek te vragen. De uitvoering hiervan zal echter afhangen van het verkrijgen van de verkavelingvergunning, maar gezien het vroege stadium van planning (de gronden zijn nog in privé bezit) kan dit nog ettelijke maanden duren.
13
• •
Rotselaar: Vernieuwde doorgang Aarschotsesteenweg (via Libost) Rotselaar: Vernieuwde doorgang Stationsstraat en Provinciebaan(via Libost)
Binnen het kader van de heraanleg van deze gewestwegen en de installatie van verschillende collectoren, werd op vraag van studiebureau Libost de archeologische potentie van de percelen gelegen aan de Aarschotsesteenweg, Stationsstraat en Provinciebaan geëvalueerd. Met deze ruwe dataset kon het studiebureau reeds in de initiële ontwerpfase rekening houden met de mogelijkheid tot aanwezigheid van archeologie. Zo werd de planner gewezen op de archeologische kwetsbare zones (rood omrande polygonen, naast de aangeduide straten); zones die niet overstromen (in tegenstelling tot het overstromingsgebied in donker bruine kleur), vaak Pleistocene zandruggen, al dan niet gelinkt aan de paleo-beddingen van Demer en Dijle. De appelblauwzeegroene puntbuffers zijn de nederzettingen (hypothetisch) gebaseerd op de Ferrariskaart (1771-1778) en het gereduceerd kadaster (ca 1850) waarbij de overlapping met de droge stroken logisch is. De oranje gearceerde vakken zijn eerder gedane archeologische waarnemingen. Op het bijgevoegde overzichtsplan ziet u dan een eerste, ruwe inschatting van de mogelijk aanwezigheid van bodemarchief langsheen de Provinciebaan, Aarschotsesteenweg en Stationsstraat. De rood omlijnde gebieden duiden op kwetsbare archeologische zones, groen duidt de herkende natuurgebieden aan. Het is belangrijk op te merken dat in dergelijk dossiers de dialectiek tussen beide partijen erg belangrijk is. Bovenstaande kaart is enkel een middel om de planners een ruwe inschatting te geven waar archeologie kan aanwezig zijn en zodoende de mogelijk in te planten collectoren in de minder kwestbare gebieden in te tekenen. In een tweede stadium zal er dan een concreet ontwerp ter evaluatie naar WinAr gestuurd worden. Afgaande op dat plan zal er een volwaardig pre-advies geformuleerd worden. Het is dan aan het studiebureau en de bouwheer om de afweging tussen kostprijs archeologisch onderzoek en kostprijs alternatief tracé te maken.
•
Rotselaar: Ontwikkeling Ter heide complex fase 2 (via locale administratie)
Het project is een uitloper van het in 2010 uitgevoerde vooronderzoek, waarbij WinAr de bouwheer aanspoorde het volledige plangebied in 1 keer te laten onderzoeken (ondanks het gefaseerde bouwproject). Zodoende kon de mogelijke archeologische potentie getest worden nog voor de bouwaanvraag ingediend werd. Op getoonde illustratie ziet u het plangebied, samen met de Winge en toren Ter Heide afgebeeld op de wandkaarten van het hertogdom Aarschot (1759-1775)1. Het Hof van Waterdijk (midden rechts) met de aangelegde omgrachting is duidelijk waarneembaar net als toren Ter Heide en Hof d’ Eynatten.
1
E. Van Ermen, 1998, De wandkaarten van het hertogdom Aarschot 1759-1775, (Cartografische bronnen voor de geschiedenis van het Vlaamse landschap) Brussel.
14
De proefsleuven voor Ter heide zuid fase 1 en 2 werden eind februari 2011 getrokken worden. De combinatie van deze beide ontwikkelingsfases in het archeologisch vooronderzoek is er echter gekomen na evaluatie van de LIDAR gegevens. Hieruit bleek duidelijk dat in het perceel belendend het plangebied van de 1ste fase (en bedreigd in een 2de fase) archeologische resten bewaard waren. Niet toevallig hadden pedologische boringen op de omliggende terreinen duidelijk gemaakt dat een dijk aanwezig moest geweest zijn. De aanwezigheid van architecturale resten en grachten werd gecorrobeerd door het uitgevoerde proefsleuvenonderzoek. Of we daadwerkelijk met het op de Ferrariskaart vermelde ‘Hof van Waterdijk’ te maken hebben moet verder onderzoek uitwijzen, gepland in zomer 2012. De gemeente heeft echter alvast enkel jaren geleden de trage weg die in de buurt van het perceel loopt, ‘Hof van Waterdijkpad’ genoemd. Binnen de percelen die op de wandkaarten van Aarschot, de Ferrariskaart en de kaart van Vandermaelen als bos aangeduid staan, werden er echter wel sporen uit de ijzertijd gevonden. Gezien deze binnen de bouwzone vielen, werd er in samenspraak met de bouwheer overeengekomen de sporen op te graven nadat de aannemer de teelaarde had afgehaald. Deze synergie (georganiseerd en gecoördineerd door WinAr) maakte dat de kraankost, zowel als de kost naar bemaling toe tot een minimum kon herleid worden en dubbel (zowel voor de archeologische opgraving als voor de aannemingswerken) kon renderen.
•
Rotselaar: Planologisch uitwerken van de compensatiemaatregelen, incl. Abenopad voor de Winge overstromingsgebieden (via locaal bestuur en Tritel)
De bovengenoemde ontwikkeling van de gemeentelijke sportzone ten zuiden van Toren Ter Heide was planologisch perfect mogelijk binnen de zone voor recreatie, maar door deze ontwikkeling moesten er belangrijke compensatiemaatregelen uitgevoerd worden (boscompensatie, compensatie voor het overstromingsgebied en het herleggen van voetweg 116 – Abenopad). Aangezien zowel het Agentschap Natuur en Bos (ANB) als de Vlaamse Milieu Maatschappij (VMM) in de directe omgeving het recreatiegebied ‘De Plas’ concrete plannen hebben, was de gemeente Rotselaar van mening dat een integrale benadering van de Wingevallei, en meer specifiek de zone begrensd door de Vakenstraat (in het noorden), de Steenweg op Wezemaal (in het zuiden), de Toren Terheidelaan (in het westen) en de waterloop de Winge (in het oosten), verschillende voordelen zou hebben. Zo kon op deze manier niet alleen een geïntegreerde oplossing uitgewerkt worden voor de noodzakelijke compensatiemaatregelen, ook vormt het een opportuniteit om de beeldkwaliteit en identiteit van de Wingevallei als geheel op te krikken. WinAr werd bij dit project betrokken als raadgever archeologie.
•
Rotselaar: bouw van rust-en verzorgingstehuis (via R&S Construct)
Reeds enkele jaren geleden bij het indienen van de eerste bouwvergunning voor het complex werd er van uit het toenmalige Agentschap van Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed (Sophie De Leeuw) geëist dat de achterliggende boomgaard uit de bouwzone werd gelicht en ingericht als park. Dit niet alleen om een fiets- en wandelontsluiting te creëren met de Rigessel wijk, maar ook (en vooral) om de begraven resten van het ooit imposante kasteel van de heren van Wezemaal te vrijwaren van blootlegging. 15
Om tegen te gaan dat de resten toch (ondoordacht) bedreigd zouden worden, verzocht WinAr het Agentschap van Onroerend Erfgoed een studieopdracht uit te schrijven om tot een zo goed mogelijk onderbouwd beschermingsdossier te komen. Deze aanvraag werd goedgekeurd en een aanbestedingsdossier werd opgesteld, waarbij WinAr in 2010 de status quaestionis van het dossier schreef Het Nederlands studiebureau RAAP voerde in de loop van 2011 deze opdracht uit en trachtte zo de kasteelsite te evalueren en te waarderen met behulp van een archiefstudie geofysisch en booronderzoek. Het fysieke testen van de gegevens door middel van proefsleuvenonderzoek kon echter niet gebeuren vermits de eigenaar van het perceel waarop het kasteel daadwerkelijk gelegen was, geen toestemming gaf. Aldus kan er vooralsnog geen beschermingsdossier opgestart worden. In de in begin 2011 afgeleverde bouwvergunning wordt er echter al rekening gehouden met de mogelijke uitkomst van de studieopdracht. Zo wordt er gevraagd de parkinrichting af te stemmen op de resultaten van het waarderingsonderzoek en behoort het terug openleggen van het grachtensysteem tot een mogelijkheid. Links afgebeeld ziet u Wezemaal in de tweede helft van de 17de eeuw2.
•
Tielt-Winge: Solveld (via locale administratie)
In samenwerking met Sociaal Wonen Arrondissement Leuven plant de gemeente Tielt-Winge een sociaal woonproject én de uitbouw van een sportcomplex op 7ha, gelegen aan het Solveld. De kavels bevonden zich centraal in het dorp - een driehonderd meter ten oosten van de O.L.Vrouwekerk van Tielt-Winge en in het oosten aansluitend op de verdwenen laat 17de-eeuwse schans zoals afgebeeld op de Tiendenkaart van Sint-Maartens-Tielt (1717). In de directe zuidoostelijke nabijheid vindt men de Butsberg, een vermoedelijke castrale motte uit de 11e eeuw terug (CAInr 3225). Bovendien werden er op de betreffende percelen in het verleden door verschillende amateurarcheologen aanzienlijke hoeveelheden Romeinse dakpannen, scherven van dolia en ander Romeins gebruiksaardewerk en ijzerslak gevonden. Op aanraden van WinAr werd er dan ook, alvorens de stedenbouwkundige studie werd aangevat, een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (januari 2012). Ondanks de vele indicaties bleek dit onderzoek echter geen archaeologicae op te leveren en de terreinen werden dan ook vrijgegeven.
•
Tielt-Winge: Collectorwerken Rillaarse Weg (via Aquafin)
Ook hier lag het te adviseren tracé volledig in een reeds bestaande wegkoffer en werd er bijgevolg een gunstig pre-advies geschreven.
2
E. Van Ermen, 1997, Het kaartenboek van Averbode 1650-1680 (Cartografische en iconografische bronnen voor de geschiedenis van het landschap in België), Brussel: 176-179
16
•
Instandhoudingsdoelstellingen voor speciale beschermingszones - BE 2400012 Valleien van de Winge en de Motte met valleihellingen (op vraag van de gemeentes Rotselaar, Tielt-Winge, Bekkevoort en Holsbeek)
De natura 2000 gebieden binnen de WinAr regio met daarin aangeduid de CAI polygonen
In het kader van de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000 gebied ‘Valleien van de Winge en de Motte met valleihellingen) ging WinAr, op vraag van alle 4 de gemeentes in op de uitnodiging tot het geven van commentaar op het toen voorliggende document. Gezien archeologie zeer summier en stiefmoederlijk behandeld werd, gaf de intergemeentelijke archeologische dienst een uitgebreid en goed geargumenteerd commentaar dat niet alleen betrekking had op het WingeMotte stroomgebied, maar ook annoteerde in de algemene delen – de generische hoofdstukken opgenomen in alle Vlaamse rapporten dienaangaand. De erkenning kwam in een daaropvolgende mail van het Agentschap Natuur en Bos aan WinAr: “De aangeleverde tekst geeft een helder overzicht van hetgeen belangrijk is mbt archeologie. We bekijken of we (stukken van) de tekst kunnen integreren in de algemene delen. Een probleem is dat we reeds verschillende rapporten zonder deze bijdrage hebben opgemaakt. De tekst is ook met een groot aantal mensen afgestemd en afgetoetst. Als we dus iets aan die tekst moeten wijzigen zijn we misschien vertrokken voor bijkomende reacties, commentaar, … Vandaar dat we normaal gezien de boot een beetje afhouden mbt het aanpassen van algemene teksten. Het is in ieder geval iets dat we hier intern verder verspreiden naar andere betrokkenen.”
•
Archeologische werkzaamheden (deels) uitgevoerd in 2011 alvorens de bouwvergunning voor het specifieke dossier werd aangevraagd
- Archeologisch vooronderzoek in 2010 door middel van pedologische en karterende boringen en analyse van de LIDAR beelden door Triharch op de terreinen rond toren Ter Heide te Rotselaar. Eind februari 2011 werden de proefsleuven getrokken worden. De hieruit resulterende opgraving gebeurde in april 2012 17
- Pedologisch, karterend en proefsleuvenonderzoek van het binnengebied ‘Solveld’ (sociale verkaveling en RUP sportaccomodatie) waar WinAr zéér vroeg in de planningsfase van de ontwikkeling betrokken werd en er besloten werd direct in te zetten op het archeologisch onderzoek.
•
Er werden in 2011 2 RUP’s en 1 MER (en 1 actualisatie) weerhouden waarbij archeologisch vooronderzoek tot één van de voorschriften behoorde.
-RUP Sport –en jeugdaccomodatie (Tielt-Winge) (MER- OHPL0893) -RUP Stelplaats De Lijn te Tielt-Winge (MER - OHPL1030) -Plan MER Regionaalstedelijk gebied Leuven (Rotselaar en Holsbeek) - (MER - PLIR0047) -Actualisatie MER studie 2006 Winge fase 2 aanpassing tracé naar archeologische noden
•
De andere dossiers waar advies werd in gevraagd waren:
-RUP Processieweg Rotselaar – onderzoek tot milieu effecten rapportage (MER- OHPL0618) -PRUP Weekendverblijven, campings en residentiële woonwagenterreinen (Rotselaar, Tielt-Winge, Bekkevoort en Holsbeek) -RUP Jeugd- en sportaccommodatie Houwaert Tielt-Winge (MER - OHPL0949) -PRUP Rock Werchter -Instandhoudingsdoelstellingen voor speciale beschermingszones - BE2400014 – Habitatrichtlijngebied 'Demervallei' - BE22223314 – Vogelrichtlijngebied 'De Demervallei' -Project MER Hervergunning en uitbreiding van de productie-eenheid en de uitbreiding van de grondwaterwinning van Danone NV (Rotselaar) -Gemeentelijk structuurplan Bekkevoort (op vraag van de gemeente) -Strategisch project Demer (op vraag van gemeente Rotselaar) WinAr heeft tevens inspraak in dossiers waarover de Leuvense afdeling van het Agentschap Onroerend Erfgoed zeggenschap heeft. Zo werden alle dossiers ter advies door Els Patrouille of Marlies Fret /Marc Brion aan WinAr voorgelegd. WinAr op zijn beurt stelt dan de bijzondere voorwaarden voor de archeologische prospectie met ingreep in de bodem en/of opgraving (vb. in bijlage) op. Er is dan ook op zeer geregelde tijdstippen contact tussen de twee diensten. Het register van deze pre-adviezen is opgenomen in de appendix. Tevens bijgevoegd (als aanvulling van het preadviezen register) is het register van vergunde archeologische werkzaamheden binnen het gebied van WinAr. Prospecties zijn hier niet in opgenomen vermits ze niet vergunningsplichtig zijn. Alle eerder opgelijste archeologische werkzaamheden in WinAr gebied werden door de intergemeentelijke archeologe opgevolgd. In het merendeel van de gevallen betrof het zelfs een volledige trajectbegeleiding, van het schrijven van de bijzonderdere voorschriften, het opstellen van de offerte, adviseren van de bouwheer inzake aanwerving van het archeologisch studiebureau, tot de eigenlijke opvolging van de werken op het terrein, het faciliteren in bepaalde noden van het archeologisch team en het becommentariëren van het conceptrapport. Hoofdzakelijk gaat de communicatie met externe experts (zij het voor het opstellen van de bijzondere voorwaarden, wetenschappelijke begeleiding op het veld of determinatie van bepaalde vondsten) ook via de intergemeentelijke archeologe. Niet-vergunningsplichtige of gemachtigde onderzoeksprojecten (het zg. noodonderzoek) werd, zoals dat voor een succesvol adviesbeleid betaamd, niet uitgevoerd. Bovendien verzorgt WinAr de contacten tussen bouwheer en archeologische uitvoerder, faciliteert bij aanbestedingen, is aanwezig op werfvergaderingen, doet de dagelijkse begeleiding van de sites en voert de communicatie naar bouwheer, studiebureau, geïnteresseerden, politiek verantwoordelijken, de pers en het grote publiek. Hieronder een overzicht van de dossiers die (cfr. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) ter advies aan het Agentschap Onroerend Erfgoed worden voorgelegd: 18
•
Archeologische werkzaamheden (deels) uitgevoerd in 2011
- Werfopvolging van wegenis- en rioleringswerken in de Heirbaan, Eekhoornlaan en Nachtegalenstraat door WinAr. Gezien de werken plaatsvonden in de nabijheid van een Brons- en IJzertijd grafveld op de Heikantberg, het enkel om een zeer beperkte werfopvolging ging (de verstoring van de eerder aangelegde wegkoffer was mogelijks te ingrijpend) én de gemeente Rotselaar bouwheer was, werd besloten de werken in house uit te voeren - Begeleid afhalen van de teelaarde van de percelen tussen de Rotselaarse baan en de Wingeweg in het kader van rioleringswerken door Aquafin. Deze opvolgingswerken, uitgevoerd door Triharch, resulteerden uiteindelijk in een opgraving die in maart 2011 uitgevoerd werd door de KULeuven. - Archeologische terreinverkenning bij de aanleg van de aardgasvervoerleiding Wilsele-Loenhout door Studiebureau Archeologie als voorbereidende stap in de uiteindelijke archeologische begeleiding van het Fluxys trace. - Opgraving van de aula in het kasteel van Horst (opgraven van de lagen onder de vloer van de ridderzaal waar in een latere fase een chauffagekelder zal uitgegraven worden), uitgevoerd door Archaeological Solutions in opdracht van Erfgoed Vlaanderen - Proefsleuvenonderzoek aan de Karthuizerstraat te Holsbeek, in opdracht van Interleuven uitgevoerd door Studiebureau Archeologie - Evaluerend onderzoek naar de kasteelsite van de heren van Wezemaal te Wezemaal (Rotselaar) uitgevoerd door RAAP in het kader van een door het Agentschap Onroerend Erfgoed uitgeschreven studieopdracht - Evaluerend en karterend booronderzoek in het kader van collector Winge fase 2 – alternatief tracé uitgevoerd door KULeuven in opdracht van Aquafin - Evaluerend onderzoek naar de Michelsberg nederzetting op de Hermansheuvels te Assent (Bekkevoort) uitgevoerd door RAAP in het kader van een door het Agentschap Onroerend Erfgoed uitgeschreven studieopdracht • Archeologische werkzaamheden die uitgevoerd zullen worden in 2012 - Begeleid afhalen van de teelaarde en proefsleuvenonderzoek op vooraf vastgestelde percelen aan de Rillaarseweg, Sint Annastraat en Walenbosstraat (Tielt-Winge) in het kader van de Aquafin werkzaamheden fase 1 - Proefsleuvenonderzoek van de percelen aan de Leuvensesteenweg (Tielt-Winge) die zullen ontwikkeld worden tot busstelplaats -Proefsleuvenonderzoek van de toekomstige verkaveling aan de Winkelveldbaan, Gildenstraat, Beversluis (Rotselaar). Wordt verwacht uitgevoerd te worden in maart 2012 door Aron -Proefsleuvenonderzoek aan de Sint Annastraat (Tielt-Winge) op de terreinen van het toekomstig dienstencentrum en service flats - Evaluerend onderzoek naar de IJzertijd nederzetting op de Kesselberg te Kessel-lo (Leuven) en Holsbeek (Holsbeek) uitgevoerd door CONDOR in het kader van een door het Agentschap Onroerend Erfgoed uitgeschreven studieopdracht Zoals eerder aangehaald heeft WinAr in 2011 slechts 1 voorwaardelijk gunstig advies gegeven (Wissembeemd Bekkevoort, biogasinstallatie Van Dooren). Hiervoor zijn verschillende redenen aan te halen. De vier gemeentes waarin WinAr actief is, houden zeer sterk aan het landelijk, groen karakter en trachten recentelijk lintbebouwing tegen te gaan door de binnengebieden meer te gaan ontwikkelen. Daardoor worden de verkavelingen groter en vallen deze al snel onder de bevoegdheid van Onroerend Erfgoed . Daarenboven zijn de grondprijzen zeer hoog. De kavels zijn dus klein en het daarbij horende grondverzet evenzeer. Bovendien is de urbane druk laag en ontbreekt het echt groot industrieel kapitaal vooralsnog in het Hageland. Ook grote land- of tuinbouw uitbatingen zijn zeldzaam. In combinatie met het ontbreken van doorslaggevende archeologische argumenten (als daar zijn vb. gekende aanwezigheid van een grafveld, etc.) om op dergelijke kleine percelen een archeologisch vooronderzoek te eisen, werd er dus in 2011 enkel gunstig geadviseerd op een grote semi-industriële uitbating die net onder de ondergrens van de dossierbevoegdheid van het Agentschap Onroerend Erfgoed viel. De andere (weinige) dossiers die effectief in aanmerking 19
kwamen voor een voorwaardelijk gunstig advies bleken kavels te zijn waar in het verleden al een dergelijk zware ingreep in de ondergrond had plaatsgevonden dat het bodemarchief volledig verstoord was. Vermits niet alle gemeentes binnen WinAr in het bezit zijn van een digitaal register en vaak de aanvragen nog met de hand in het boek worden ingevuld, zijn deze niet bijgevoegd. Om de relatieve lage bouwdruk te illustreren geven we graag een overzicht van de stedenbouwkundige gegevens betreffende de vier bij WinAr aangesloten gemeentes.
Bouwaanvragen Afgeleverde vergunningen Verkavelingsaanvragen (incl. wijzigingen) Afgeleverde verkavelingsvergunningen
Holsbeek 133 132 34 28
Tielt-Winge 117 87 31 15
Rotselaar 201 171 33 30
Bekkevoort 117 87 31 15
Verder wordt ook het register meegegeven van dossiers waarin WinAr de verkavelingsaanvraag ondersteund met een archeologische nota. Hierin wordt, net zoals het Besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een verkavelingsvergunning (BS 05/08/2009) het vraagt, een oplijsting gemaakt van het gebeurlijk reeds gekende archeologisch patrimonium of elementen vanuit de bodemgesteldheid die daarop kunnen wijzen (voorbeeld in bijlage). In samenspraak met het Agentschap Onroerend Erfgoed wordt deze dienst echter niet meer aangeboden voor ieder dossier maar enkel deze waar een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht kan worden (door WinAr of het Agentschap zelf).
-Varia WinAr werd ook als partner geconsulteerd bij de oprichting van het Cultureel Erfgoedconvenant Hageland en woonde in deze hoedanigheid verschillende vergaderingen bij (27 juli, 22 augustus, 4 oktober, 19 december). Bovendien betrok de provincie Vlaams-Brabant de IAD ook in de denktank rond het Leader + project ‘Branding het Hageland’ en werd WinAr zo enkele keren uitgenodigd om mee te denken rond het thema Erfgoed en cultuurbeleving (24 januari, 10 maart en27 juli). Overleg en informatie-uitwisseling met de collegae intergemeentelijke archeologische/onroerend erfgoeddiensten was er op regelmatige basis. Zo waren er maandelijkse thema namiddagen georganiseerd door het Agentschap Onroerend Erfgoed waar steeds een specifiek onderwerp geadresseerd werd (20 januari, 17 februari, 17 maart, 19 mei, 20 oktober en 17 november). Daar in boven organiseert het Agentschap tweemaal jaarlijks een overleg tussen alle IA/OED’s en de erfgoedconsulenten (7 maart en 12 september) naast de vergaderingen van de IA/OED’s onderling die op afroep bij een bepaalde probleemstelling gebeuren (17 maart – Brussel, 25 augustus – Ieper en 20 december – Gent). Bovendien is de intergemeentelijk archeologe ook nog lid van de Denktank Archeologisch Collectiebeheer (20 september, 29 november), en de stuurgroep van de Centraal Archeologische Inventaris (25 maart) Digitale Archeologisch Informatie Registratie (10 januari, 10 februari, 29 april, 1 juni en 5 juli) en woonde ze de vergadering bij van het Forum voor Vlaamse Archeologie (29 juni) en werd ze uitgenodigd deel te nemen aan het panelgesprek op de Contactdag van het Forum aan de VUB (16 april). Contact met de universiteiten was er voornamelijk in de vraag naar expertise (vb. prof. Vermeersch in het Winge fase 2 dossier, etc.) , maar de vraag naar thesisonderwerpen kwam er vanuit de KULeuven. Zo begeleide prof. Jan Elsen samen met Veerle Lauwers de bachelor paper van geologiestudent Robin Honlet die handelde over de herkomst van de gebruikte natuursteen in de abdij van Vrouwenpark (Rotselaar). -Gevolgde opleidingen: 15 februari en 1 maart (10-16u30) FARO: ‘Beleidsplan: van missie tot strategie’
20
-Bijgewoonde lezingen/congressen: 25 februari: dr. Mark Vanderlinden (Reading University) Agentschap Onroerend Erfgoed ‘How are things with developer-led archaeology?’ 5 september: Marie-Christine Laleman (Zwarte Doos-Gent) ‘Archeologie in de Gentse binnenstad’. 19 september VIOE - VIA rondetafel: ‘Technologische innovatie in de onroerende erfgoedzorg’ 29 september: Agentschap ANB: ‘De nieuwe biologische waarderingskaart’ 30 september: departement Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed: ‘Rondetafel rond het nieuwe erfgoeddecreet’ 8 oktober VIOE: ‘voorstelling van de Minimumnormen’ 13 oktober: Agentschap LNE: ‘Bodem als grond voor ruimtelijke beslissingen’ 8 december: Werner Wouters (Agentschap Onroerend Erfgoed): ‘De Vlaamse archeologie: clusterbom of bommentapijt’
Evaluatie van de tijdsinvestering Doorheen het werkjaar 2011 werd het snel duidelijk dat een conservatieve inschatting van 55% wel aan de erg lage kant was. Realistisch gesproken moet men toch, door de vele overlegmomenten en werfvergaderingen, bibliotheek- en archiefbezoeken, dossierlast en administratie aan een investering rond de 75% van de totale arbeidsduur.
Aanknopingspunten afsprakencluster Resultaatsverbintenis -2. Advisering -4. Veldwerk en deponering/archivering -5. Ontsluiting en publieksgerichtheid
21
2. Lokale archeologische advieskaart (LAA) Doelstelling Nu archeologie meer en meer in de planvorming en uitvoering van projecten dient opgenomen te worden, is de vraag naar dit soort predictie groter en groter. Om inzicht te krijgen in het onbekende deel van het bodemarchief wordt er van de intergemeentelijke archeologische dienst verwacht dat er een verwachtingskaart gemaakt wordt. Aan de hand van een aantal parameters zal er getracht worden de aanwezigheid van archeologische sites op bepaalde plaatsen in het contemporaine landschap te ‘voorspellen’. Dus om toch een greep te krijgen op het nog ongekende bodemarchief, zullen gegevens die wel gekend zijn, worden geëxtrapoleerd. Deze lokale archeologische advieskaart zal uiteindelijke een deel van het instrumentarium worden op basis van dewelke stedenbouwkundige adviezen worden verleent.
Omschrijving en verloop van de actie De parameters op basis van dewelke de predictiekaart zal opgemaakt worden zijn geomorfologisch, pedologisch en hydrologisch van aard. Deze gegevens worden afgezet tegen de tekende feiten uit opgravingen of prospecties, in Vlaanderen te consulteren via (geo-)databank van de Centraal Archeologische Inventaris (CAI) De Centraal Archeologische Inventaris kan echter, met andere woorden slechts als een indicatief gegeven in het adviseringsinstrumentarium meegenomen worden en dienen er tevens andere graadmeters in acht genomen te worden. Zo worden ook luchtfoto’s, historische kaarten en cartografische bronnen (de Croÿ, kaartenboek van Averbode, Ferraris, Vandermaelen, Popp, etc.) en gebruikt advisering, net als de vergelijking met parallelle landschappelijke situaties en de bijkomende kennis daar rond. Het resulterende kaartbeeld, bestaande uit een aggregaat van kaartlagen die allemaal voor een afzonderlijke parameter staan, zal een mozaïek vormen van kleuren, lees verwachtingswaarden (hoge, middelmatige en lage trefkans).
Concrete actiepunten -Verder bijwerken van GISkennis -Finaliseren redactie CAI (met vooral nadruk concrete GPS inmetingen van geregistreerde sites) al dan niet aangevuld met prospectiegegevens van amateurarcheologen en de intergemeentelijke archeologische dienst. -Actief op zoek gaan naar historische bronnen in bibliotheken, heemkringen, archieven en deze digitaal consulteerbaar maken (scannen, georefereren, etc.) -Actief op zoek gaan naar fysisch-geografische datasets (bodemkaart, watertoets, erosiekaarten, etc.) bij de geijkte instanties. -Project concreet finaliseren in GIS omgeving.
Randvoorwaarden -Voldoende vertrouwdheid met GIS pakket -Voldoende kennis van paleolandschap. (overleg met wetenschappelijke partners zal nodig zijn) -Voorhanden zijn van voldoende data -Voorzien van voldoende budget voor aankoop kaartenlagen en scans historische kaarten en eventueel expertise onderzoek door bodemkundigen, geomorfologen etc.
22
Tijdsinvestering Een inschatting van 30% van de tijd, lijkt ons acceptabel om dit project in 2011 te finaliseren. De studie van archieven zal zeker de volgende jaren doorgaan en als dusdanig is de LAA ook een organisch geheel dat constant dient aangepast te worden aan de dan voorhanden zijnde kennis. Toch dient opgemerkt te worden dat de grote tijdsinvestering in deze onderneming naar de toekomst toe zeker zijn vruchten zal afwerpen. Zo zal vb. het schrijven van adviezen veel sneller gaan wanneer alle data voorhanden zijn binnen 1 digitale omgeving. Ook het analyseren en synthetiseren van archeologische kennis uit het verleden zal via deze methode minder arbeidsintensief zijn.
Doelgroepen en partners -Studiebureaus -Aanvragers van (pre-) adviezen stedenbouwkundige of verkavelingvergunningen -Lokale en gewestelijke overheden -VIOE -Amateurarcheologen en heemkringen -Archieven, bibliotheken, etc. -Bodemkundigen en geomorfologen -Directie Informatica - Dienst Projecten en Ontwikkelingen, Provincie Vlaams-Brabant -AGIV, NGI en andere dataverstrekkende instanties.
Realisatie actiepunten -Voldoende vertrouwdheid met GIS pakket Gezien het absolute gebrek aan GIS kennis bij het initiëren van dit project was het helemaal niet evident tot een resultaat te komen. Het feit dat dergelijke kaart kan voorgelegd worden is het gevolg van maanden zelfstudie na de werkuren, gezien WinAr niet genoeg financiële armslag had de intergemeentelijke archeologe een cursus te kunnen aanbieden.
-Voldoende kennis van paleolandschap. (overleg met wetenschappelijke partners zal nodig zijn) Stelselmatig wordt er meer en meer aandacht besteed aan kennisopbouw rond het paleo-landschap van Rotselaar, Holsbeek, Tielt-Winge en Bekkevoort. Zo werden er binnen het kader van het project Ter Heide (Rotselaar) lange gesprekken gevoerd met prof. Roger Langohr en dr. Jari Mikkelsen rond de invloed van de Winge op de locale bodemgenese en micro-geomorfologie. Bovendien werd ook het fenomeen van afplaggen besproken. Prof. Gullentops sprak ettelijke keren bij terreinbezoeken over de geologische oorsprong en opbouw van het Diestiaans Hageland en de invloed van het Winge en Motte alluvium hierop. Meer kennis rond het Dijle alluvium en de sedimentatie problematiek werd opgedaan tijdens een masterclass op het terrein, georganiseerd door prof. Verstraeten op 22 september. Ook hier is kennisopbouw en kennisberging een werk van lange adem. Dit zal bovendien versterkt worden door de kruisbestuiving met archeologisch onderzoek en de kennis die voortvloeit uit de verschillende bodemprofielen die zichtbaar worden bij proefsleuvenonderzoek. In dit kader dient ook de overleg ronde met Jan Bastiaens (Agentschap voor Onroerend Erfgoed) op 21 oktober betreffende de historisch-geomorfologische vs. paleo-ecologische interpretatie van een specifiek profiel binnen de opgraving Ter Heide (Rotselaar) vermeld te worden.
23
-Voorhanden zijn van voldoende data -Voorzien van voldoende budget voor aankoop kaartenlagen en scans historische kaarten en eventueel expertise onderzoek door bodemkundigen, geomorfologen etc. Waar sommige diensten misschien zwaar moeten investeren, of administratieve achterpoortjes moeten gebruiken om een basisset van digitale kaartlagen te verkrijgen, kan WinAr gebruik maken van een zeer grote dataset GISbestanden, gratis aangeleverd door de provincie Vlaams-Brabant. Hierdoor kwam er meer geld vrij om te investeren in ortho-scans van historische kaarten. Vermits deze, steeds een zekere foutenmarge hebben, bleef geo-referering vaak een tijdsrovend en omslachtig werk dat bovendien niet altijd het gewenste resultaat behaalde. Er werd dan ook voorlopig geopteerd de kaarten niet langer te laten inscannen maar markante elementen (wegen, gebouwen, etc.) handmatig in een shapefile aan te brengen. Zo werd ook literatuur afgezocht naar relevante archeologische indicaties en werden deze ook spatiaal digitaal geduid. De gegevens worden aan de CAI steeds aangeleverd als shape file (de geogragische component) en als Excel tabel met daarin de nodige uitleg en bronvermelding betreffende de polygoon. Onderstaande files werden aangeleverd: -Oost Brabant: 57 archeologische indicaties, grotendeels komende uit het tijdschrift Oost Brabant (etc.), aangevuld met aanwijzingen op historische kaarten en mondelinge mededelingen, … Bovendien werden enkele redigeringen aan de CAI in deze file aangevuld. -Staat Spaanse linies: 6 indicaties naar verdedigingswerken uit literatuur, maar vooral waargenomen op de wandkaarten van het hertogdom Aarschot (1759-1775) en het kaartboek van de abdij van’t Park (1665), etc. Ook de intensivering van de contacten met de locale archeologie-beoefenaars bracht een schat aan kennis met zich mee. Zo worden volgende files overgedragen: -AdenRobert (shape file en Excel tabel): 18 vondstmeldingen (van rijke assemblages) gedaan door Ad Gommers en Robert De Cock aangevuld met 2 vondstmeldingen aangebracht door Louis Vander Meeren. Bovendien worden in deze files ook de meeste correcties en redigeringen aan de bestaande Centraal Archeologische Inventaris aangebracht -CAI2011 (Access databank): 2 vondstmeldingen (Werchter, Rotselaar) teruggevonden in de literatuur en 3 vondstmeldingen (Assent, Bekkevoort) ons gedaan door Ad Gommers en Robert De Cock. Vermits dit om unieke stukken ging, werden ze niet opgenomen in bovenstaande file AdenRobert -JanClaessen (5 Excel tabellen): 121 vondstmeldingen ons aangeleverd door Jan Claessen. De meldingen zijn geografisch (Zallaken-Rotselaar 21+16, Werchter-Rotselaar 11, Kwellenberg-Rotselaar 12+16, Holsbeek 29 en Betekom 16) en chronologisch (1ste tabblad steentijdvondsten, 2de tabblad overige periodes) gebundeld. Budget voor expertise-onderzoek door bodemkundigen of geomorfologen kon niet vrijgemaakt worden. Dit hiaat werd echter opgevangen door in de lopende projecten genoeg tijd te voorzien voor overleg met de natuurwetenschappelijke partners (cfr. supra communicatie met Langohr, Mikkelsen, Bastiaens, etc.).
-Opbouw van de advieskaart De beginpremisse bij de opbouw van een lokale predictiekaart is de expliciete (of impliciete) stelling dat de volledige natuurlijk organisatie van menselijke gedrag in het verleden ingegeven was door de eigenheid van de natuurlijke omgeving waarin de mens zich bewoog. Deze zuiver processuele stellingname impliceert bovendien dat deze unilaterale relatie tussen mens en omgeving kan samengevat worden in patronen die geëxtrapoleerd kunnen worden naar de hedendaagse (paleo)situatie. Deze voorspelling is dus met andere woorden gebaseerd op de presumptie dat de 24
organisatie van de mens in zijn milieu en de archeologische veruitwendiging daarvan tot een bepaald niveau voorspelbaar zijn. De kaart geeft evenwel uitdrukking aan de verwachting dat in een bepaalde zone archeologische verschijnselen aanwezig zijn die verband houden met de gemodelleerde gedragstypen. Deze gedragstypen hebben waarschijnlijk dan wel een belangrijke bijdrage geleverd aan de archeologische zichtbaarheid. Toch dient het in acht genomen te worden dat het juist omwille van deze archeologische zichtbaarheid is, dat de bijbehorende gedragstypen gemodelleerd kunnen worden. Men moet zich met andere woorden constant bewust zijn van het gevaar voor cirkelredeneringen. De parameters op basis van dewelke de predictiekaart zal opgemaakt worden zijn geomorfologisch, pedologisch en hydrologisch van aard. Deze gegevens worden afgezet tegen de tekende feiten uit opgravingen of prospecties, in Vlaanderen te consulteren via (geo-)databank van de Centraal Archeologische Inventaris (CAI) Deze inventaris heeft echter geen decretale verankering, noch een juridische vaststelling. De juridische basis wordt gevormd door het oprichtingsbesluit van het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE) waarin artikel 3 zegt: “Voor de uitvoering van het Monumenten-, Landschaps-, Archeologie en Varend –Erfgoeddecreet heeft het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed tot taak: 1° de inventarisatie en prospectie van het onroerend erfgoed”. Bovendien zijn er ook ondertekende samenwerkingsakkoorden tussen het VIOE en de verschillende actoren; de KULeuven, de RUG en de VUB en het Agentschap van Onroerend Erfgoed en de stedelijke en intergemeentelijke archeologische diensten. Deze laatste zijn ook door hun resultaatsverbintenis met hun subsidiërende overheid het Agentschap Onroerend Erfgoed ertoe verbonden de CAI voor hun gebied te redigeren en te actualiseren. Toch zijn er enkele interpretatieve problemen bij het gebruik van deze inventaris. Het is duidelijk dat de ‘verspreidingskaart van de gekende archeologische waarden’ (CAI) slechts het spreekwoordelijk topje van de ijsberg vormt. Bovendien is deze kaart niet alleen onvolledig, ze vertoont ook talloze vertekeningen, onder andere als gevolg van de mate van zichtbaarheid van archeologische verschijnselen. Vaak is het bodemarchief slecht kenbaar, door vb. de afdekking door plaggen, begroeiing met vegetatie, door ligging onder bebouwing, etc. Daarenboven is er de ongelijke onderzoeksintensiteit die deze kaarten vertonen. Sommige gebieden zijn zeer systematisch verkend door archeologische instituten of amateurarcheologen, andere zijn nog nauwelijks onderzocht. En is de informatie-doorstroom van de veldarcheoloog (de prospecteerder) naar de CAI vaak onbestaande. Bovendien reflecteert de CAI gekende waarden, sites die als het ware reeds opgegraven (lees: vernietigd) zijn en als dusdanig enkele een indicatie geven van ‘dingen die weg zijn’, in tegenstelling tot de hoofdbekommernis van de LAA – de mogelijke aanwezigheid van sites ontsluieren. Het euvel van het ontbreken van negatieve waarden in de CAI (archeologische vooronderzoeken die geen vondsten tot gevolg hadden) zal in de CAI2 verholpen worden. Tot slot is er een verschil in de kwaliteit van de documentatie van de archeologische waarden en waarnemingen. Van sommige sites is de exacte locatie gekend en zijn de vondsten uitgebreid geanalyseerd terwijl van anderen de plaatsaanduidingen globaal zijn en de vondsten niet beschreven en/of niet meer te bestuderen (lees verloren) zijn. De Centraal Archeologische Inventaris kan dus, met andere woorden slechts als een indicatieve parameter in het adviseringsinstrumentarium meegenomen worden en dienen er tevens andere graadmeters in acht genomen te worden. Zo worden ook luchtfoto’s en historische kaarten en bronnen (de Croÿ, kaartenboek van Averbode, Ferraris, Vandermaelen, Popp, etc.) en bronnen gebruikt binnen de advisering, net als de vergelijking met parallelle landschappelijke situaties en de bijkomende kennis daar rond. Bovenstaande bezwaren maakte dat de piste van predictiemodel verlaten werd en er voor geopteerd werd de gemeentes een kaart aan te bieden waar niet alleen fysisch-geografische data en gekende archeologische gegevens een structuur boden, maar ook de stedenbouwkundige realiteit 25
meegenomen werd in de beleidsvoering. Deze locale beleidsadvies kaart heeft als doel niet enkel de archeologische potentie te duiden, maar ook de archeologische plichten voor de ‘verstoorder’ te capteren. Zo worden oppervlaktedrempels gekoppeld aan de categorie van gebiedsaanduiding (typevoorschrift in ruimtelijke planning) vanuit de redenering dat de bestemming van een gebied de mate van verlies van of omgekeerd, van behoud van archeologisch erfgoed bepaalt. Zo blijft bij de opbouw van een lokale advieskaart (LAA) echter het samenspel van de verschillende geo(morfologische), pedologische, hydrografische en andere fysisch-geografische factoren en de indicatoren geleverd door de CAI, amateurprospecties, historische kaarten ect. van belang, maar blijft de inkleuring in het gewestplan het hoofdargumenten binnen de adviesverlening. Dit houdt in dat er niet alleen kennis wordt opgedaan van het huidige landschap en zijn dynamiek (erosie, waterhuishouding etc.), maar dat er ook een minimum aan besef is, hoe het paleo-landschap er uitzag en evolueerde gedurende het laat Pleistoceen en Holoceen. Het resulterende kaartbeeld, bestaande uit een aggregaat van kaartlagen die allemaal voor een afzonderlijke parameter staan, zal een mozaïek vormen van kleuren, lees verwachtingswaarden (hoge en lage trefkans). Toch dient men nu reeds, in het beginstadium enkele theoretische bemerkingen te maken. Zo betekent een hoge of lage trefkans dat verwacht wordt dat de relatieve dichtheid van archeologische verschijnselen groot of klein is. De categorie ‘gemiddeld wordt niet gebruikt omdat dat een kwantificatie vereist die niet kan gedaan worden op ongekend erfgoed. Een lage trefkans betekent echter niet dat het gebied archeologisch ‘leeg’ is. Naast de afwijkingen en standaardfouten die inherent zijn aan de gebruikte kaartlagen (vb. bodemkaart), kunnen bepaalde vormen van archeologische vindplaatsen (zg. off-site fenomenen) zoals depotvondsten, infrastructurele zaken (bruggen, vistrappen en fuiken, ...) etc. juist in deze gebieden met lage trefkans liggen (cfr. beekdaalarcheologie). Bovendien stelt het enigszins paradoxaal karakter van het huidige Vlaams beleid dat de bewijslast van de afwezigheid van archeologie bij de bouwheer ligt. Een perceel dat onderhevig is aan meer dan 2500m² oppervlakte (voor een harde bestemming) of met een grondverzet groter dan 700m² (voor een zachte bestemming) zal in Rotselaar, Bekkevoort, Holsbeek of Tielt-Winge met andere woorden steeds (op voorwaarde dat het niet recentelijk verstoord werd) onderzocht dienen te worden. Zelfs als de LAA een lage waarde aan de zone toekent. Daarenboven dient ook in acht genomen te worden dat de kaart uitsluitend een beeld geeft van de kans op het aantreffen van vindplaatsen en doet ze geen uitspraak over de kwaliteit van de aanwezige waarden. Zo is het dus mogelijk dat in gebieden met een hoge trefkans de kwaliteit van de aanwezige waarden zeer laag is, vb. door diepploeging. Omgekeerd kan natuurlijk in gebieden met een lage trefkans de kwaliteit van de sites en hun materiaal zeer hoog zijn. Concreet werd deze kaart in drie fasen opgevat met een generische onderlaag: De onderlaag: geeft een indicatie van de archeologische potentie op basis van fysisch-geografische gegevens. Hierbij wordt de combinatie gemaakt van de bodemkaart, de bodemgebruikkaart, de kaart van de overstroomde gebieden en de bodemerosie. De clusters ‘andere bebouwing, autosnelweg, gewestweg, en industrie & handelsinfrastructuur’ van de bodemgebruikskaart werden gepercipieerd als reeds verstoorde gebieden. Waar de anthropogene bodems en bodems bestaande uit nat zand, natte zandleem, natte leem, vochtige leem, natte klei en natte zware klei geïnterpreteerd werden als bodems met een lage archeologische trefkans (cfr. supra). Bodems waar geen indicatie is voor overstromingsgevaar, alluviatie, menselijke verstoring etc. worden dan in het algemeen beschouwd als hebbende een hoog indicatieve waarde voor archeologie. Toch dient hier ook met de erosiefactor rekening gehouden te worden. De archeologische doorsnede van deze leggers geeft een indicatie van: -verstoring van het bodemarchief -hoge tot zeer hoge erosiegraad (mogelijk verstoord) -een lage trefkans tot het aantreffen van archaeologica in de bodem -een hoge treftkans tot het aantreffen van archaeologica in de bodem 26
Kaart 1: maakt de combinatie met het gewestplan. De dualiteit tussen harde en zachte bestemmingen wordt hier vertaald naar het archeologisch beleidsveld. Onder harde bestemmingen wordt verstaan: woongebied (met cultureel, historisch of landelijk karakter), woonpark, woonuitbreidingsgebied, gebied voor gemeenschapsvoorzieningen, recreatiegebieden, gebieden voor dagrecreatie, gebieden voor verblijfrecreatie, ambachtelijke en KMO zones, ontginningsgebieden en militaire gebieden. Dit impliceert dat bij een drempelwaarde van 2500m² perceelsgrootte een archeologisch vooronderzoek gevraagd wordt (tenzij er indicaties zijn voor recente verstoringen van het bodemarchief). Bij zachte bestemmingen (‘parkgebied, bufferzones, groengebied, natuurgebied (met wetenschappelijke waarde), bosgebied, agrarisch gebied (van economisch belang) en landschappelijk waardevol gebied)’ is de perceelsgrootte geen afdwingende factor maar zal een grondverzet vanaf 700m² het doorslaggevend argument zijn tot het geven van een voorwaardelijk gunstig advies (tenzij er indicaties zijn voor recente verstoringen van het bodemarchief). Zachte bestemmingen worden niet als dusdanig op de kaart aangeduid vermits ze alles zijn wat niet als harde bestemming wordt aangeduid. ‘Woon- en industrieuitbreidingsgebieden’ worden apart weergegeven vermits deze vaak in hun geheel aangesneden worden en dus zo zeker een voorwaardelijk gunstig archeologisch advies krijgen (tenzij er indicaties zijn voor recente verstoringen van het bodemarchief). -harde bestemmingen -woon- en industrie-uitbreidingsgebieden -bebouwde percelen binnen de harde bestemmingen Kaart 2: geeft de authenticiteit van het landschap weer. Volgens de definitie zijn ankerplaatsen “complexen van gevarieerde erfgoedelementen die een geheel of ensemble vormen, dat ideaal typische kenmerken vertoont omwille van de gaafheid of representativiteit, ofwel ruimtelijk een plaats inneemt die belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving (vb. als blikvanger). Algemeen zijn dit de meest waardevolle landschappelijke plaatsen.3 “ Het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN gebieden) daar in tegen worden beschouwd als de mooiste stukken natuur binnen Vlaanderen. De Vlaamse regering heeft in het Natuurdecreet de basismaatregelen vastgelegd die in elk VEN gebied van kracht zijn. Zo is het oa. verboden om de vegetatie te wijzigen (dit mag wel als deze maatregel in een goedgekeurd beheerplan is opgenomen) of de structuur van de beken en rivieren te veranderen of veranderingen aan te brengen die invloed hebben op de stand van het grondwater of veranderingen aan te brengen aan het reliëf van het gebied. Omdat het de bedoeling is om de natuur binnen het VEN te beschermen en ontwikkelen, krijgt het bestaande landschap binnen VEN gebieden maximale bescherming. De combinatie van beiden in een kaartlaag, maakt dat er een overzicht gegeven wordt van landschappen met een hoge gaafheidfactor én die binnen het instrument van de ruimtelijke ordening ingekapseld en verankerd zijn en hierdoor gevrijwaard worden van grote stedenbouwkundige ingrepen. - ankerplaatsen -Vlaams Ecologisch Netwerk Kaart 3: de stedenbouwkundige en geo-fysische realiteit wordt geconfronteerd met de catalogus van gekende/vermoede erfgoed waarden. Dit houdt in dat de polygonen uit de Centraal Archeologische Inventaris toegevoegd worden, naast het beschermd en geïnventariseerd erfgoed en de historische kernen (gebaseerd op de kabinetskaart van Ferraris uit 1771-1778 en de kaart van Vandermaelen uit 1831). Bovendien werden de aanvullingen die WinAr in 2011 aan de CAI toevoegde ook zichtbaar gemaakt. Deze laatste zijn een verzameling van mondelinge mededelingen aan de intergemeentelijke archeologe, meldingen door metaaldetectoristen, mededelingen door amateurs, indicaties op historische kaarten (Wandkaarten van het hertogdom Aarschot uit 17593
E. Hofkens en I. Roosens (eds.) Nieuwe impulsen voor de landschapszorg. De landschapsatlas, baken voor een verruimd beleid (Monumenten en landschappen cachier 5), Brussel: 50.
27
1975, kadasterkaarten van Popp 1842-1879, Tiendenkaart van Tielt-Winge 1717, het cijnsboek van de abdij van ’t Park 1665, de albums de Croÿ 1595-1612, het kaartboek van Averbode 1650-1680 etc.) Bovendien werden ook de heemkundige publicaties van Oost-Brabant en Het oude land van Aarschot, naast de heemkundige werkboeken van de Oost-Brabantse werkgroep reeds grotendeels doorgenomen en waardevolle erfgoedindicaties geografisch vertaald. Het spreekt voor zich dat deze derde kaartlaag erg gelinkt is aan de voorhanden zijnde kennis en als dusdanig dus ook jaarlijks (meer nog dan de andere kaartlagen) gereviseerd en aangevuld zal dienen te worden. -centraal archeologische inventaris -aanvullingen WinAr 2011 -beschermd en/of geïnventariseerd erfgoed -historische kernen
Evaluatie tijdsinvestering Afgezien van het aspect ‘opleiding’ en de vele uren zelfstudie dat daarmee gepaard gingen niet binnen het mandaad van 1 VTE opgenomen worden, lijkt ons de inschatting van 30% van de arbeidsinvestering voor de opmaak van de kaart, correct.
Aanknopingspunten afsprakencluster Resultaatsverbintenis -1. Inventarisatie -2. Advisering -3. Beleid en beheer -5. Ontsluiting en publieksgerichtheid.
28
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
3. Uitstippelen beleid en beheer van de projectvereniging Doelstelling Als onderdeel van de resultaatsverbintenis, afgesloten tussen WinAr en het Agentschap van Ruimte en Erfgoed dient een meerjarenbeleidplan uitgewerkt te worden. De afsprakennota’s opgesteld door WinAr met het Agentschap als partner, voor de respectievelijke beleidsjaren zullen als concretisering van dit plan en finaal als jaarlijks beheersplan, gelden.
Omschrijving en verloop van de actie Een beleidsplan schrijven verplicht de organisatie om keuzes te maken en prioriteiten te stellen. Het beleidsplan geeft inzicht in wat de vereniging gaat doe en of het mogelijk is deze doelen te bereiken binnen het gegeven tijdsbestek. Men dient er zich wel bewust van te zijn dat het meerjarenplan een organisch geheel vormt, dat, ten allen tijde kan geëvalueerd en bijgesteld kan worden. Tevens geeft de aanwezigheid van een beleidsplan en het in de openbaarheid brengen ervan (door publicatie op de website, etc.) derden een helder beeld van wat de intergemeentelijk vereniging doet en wat het politiek en maatschappelijk draagvlak is waaraan de dienst appelleert. Bovendien is het ook een zeer informatief (kennismakings-)document naar gemeentes die eventueel geïnteresseerd zijn in een aansluiting tot de intergemeentelijke archeologische dienst. Het format waarin het meerjarenbeleidsplan ontwikkeld zal worden, kent een vijftal hoofdstukken met verschillende onderwerpen zoals de visie, missie en functiebeschrijving van de intergemeentelijke archeoloog. Verder zal de vereniging ook onderworpen worden aan een SWOT analyse (Strenghts-Weaknesses-Opportunities en Threats). Dit alles zal cumuleren in het formuleren van een aantal doelstellingen volgens het SMART principe (Specifiek; de doelstelling moet eenduidig zijn – Meetbaar; onder welke voorwaarden het doel is bereikt – Acceptabel; gaat de doelgroep deze doelstelling accepteren – Realistisch; de doelstelling moet realistisch zijn en Tijdsgebonden; wanneer moet het doel bereikt zijn). De vertaalslag naar de feitelijke jaarlijkse invulling dient vervolgens gemaakt te worden in de afsprakennota opgesteld tussen het Agentschap van Ruimtelijke ordening en WinAr. Hierin zullen de specifieke aandachtspunten die naar voor kwamen in het meerjarenbeleidsplan chronologisch opgesplitst worden en in verschillende actiepunten onderverdeeld worden. Zodoende ontstaat er enerzijds een makkelijk gebruikbaar werkdocument en valt anderzijds de werking van de IAD makkelijk te kwantificeren. Zodoende dient de afsprakennota opgesteld aan het begin van het werkjaar, na 12 maanden enkel aangevuld te worden met de concrete realisaties en kan het resultaat makkelijk geëvalueerd worden. Op deze manier wordt de administratie meer gecentraliseerd en valt het schrijven van een meer generisch jaarverslag en –programma weg.
Concrete actiepunten -Schrijven van meerjaren beleidsplan -Schrijven van jaarlijkse afsprakennota tussen WinAr en Agentschap van Ruimte en Erfgoed -Schrijven van jaarverslag voor het Agentschap van Ruimte en Erfgoed -Bijhouden boekhouding en communicatie met boekhouder, beheer van budget -Aanspreken in informeren van eventueel voor aansluiting geïnteresseerde gemeentes
Randvoorwaarden Tijdsinvestering 10% van de tijd wordt er voorzien om tot een meerjarenbeleidsplan te komen, de loonsadministratie van de intergemeentelijke archeoloog tot een goed eind te brengen, de financiën van de projectvereniging te regelen en eventueel nieuwe, geïnteresseerde gemeentes te informeren. Indien deze laatste daadwerkelijk tot een toetreding zouden overgaan, dient er veel meer tijd voor dit zuiver administratief luik voorzien te worden.
Doelgroepen en partners -Agentschap Onroerend Erfgoed -Deelnemende gemeenten
Realisatie actiepunten -Schrijven van meerjaren beleidsplan Gezien het tijdsgebrek, maar vooral gezien de wil van de raad van bestuur van WinAr om in 2012/2013 door te stoten naar een IOED, leek het ons niet opportuun een meerjarige beleidsvisie voor een IAD op papier te zetten. Het actiepunt is dan ook opgenomen in de afsprakennota 2012 met de bedoeling een meerjarenplan voor een onroerende erfgoeddienst uit te werken.
-Bijhouden boekhouding en communicatie met boekhouder, beheer van budget Winar is opgericht als projectvereniging – een onafhankelijke entiteit ten opzichte van de deelnemende gemeenten. Volgens het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, Afdeling 2, Artikel 16 wil dit zeggen dat: “De projectvereniging beschikt uitsluitend over een raad van bestuur. De deelnemers benoemen
rechtstreeks de leden van de raad van bestuur. Voor de gemeenten kunnen uitsluitend gemeenteraadsleden, burgemeesters of schepenen dit mandaat vervullen. Het voorzitterschap wordt steeds toevertrouwd aan een door een gemeente aangewezen bestuurder. De raad van bestuur, waarin alle deelnemende gemeenten vertegenwoordigd zijn en waarin iedere bestuurder beschikt over één stem, heeft uitsluitend de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen die hun expliciet door de deelnemers zijn opgedragen. De raad van bestuur is in elk geval bevoegd voor het personeelsbeleid. Aan de vergaderingen van de raad van bestuur wordt deelgenomen door een door iedere aangesloten gemeente aangeduide afgevaardigde, als lid met raadgevende stem. Deze afgevaardigden zijn steeds raadsleden in de betrokken gemeenten, verkozen op een lijst waarvan geen enkele verkozene deel uitmaakt van het college van burgemeester en schepenen of aangesteld is als voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. De werkingsmodaliteiten van de raad van bestuur worden vastgesteld in een bij de statuten gevoegd huishoudelijk reglement dat gewijzigd kan worden bij eenvoudige beslissing van de raad van bestuur. De afgevaardigden bedoeld in het vorige lid van dit artikel, tellen niet mee voor de berekening van een eventueel aanwezigheidsquotum. De controletaak op de financiële toestand wordt toevertrouwd aan een accountant benoemd door de raad van bestuur. De raad van bestuur stelt de jaarrekeningen vast en legt ze, samen met een activiteitenverslag en het verslag van de accountant, voor aan de deelnemers die hun goedkeuring verlenen overeenkomstig de procedure bepaald in de statuten.”
46
De raad van bestuur van WinAr is statutair als volgt samengesteld (de statuten, het huishoudelijk reglement en de concrete invulling van de raad van bestuur vindt U in bijlage): - de effectieve, stemgerechtigde leden: elke gemeente wordt vertegenwoordigd door een lid van het college van burgemeester en schepenen, gemeenteraad of zijn plaatsvervanger, daartoe aangeduid door de gemeenteraad aangevuld met de burgemeester. Elk stemgerechtigd lid kan zich laten bijstaan door en administratief lid zonder stemrecht. Uit deze leden werd Hilde Van Laer (Rotselaar) als voorzitter, als secretaris Jos Miseur (Holsbeek) en als penningmeester Yvette Duerinckx (Tielt-Winge) gekozen. Voor Bekkevoort treedt Wouter Lenaerts toe tot het dagelijks bestuur als ondervoorzitter. - de raadgevende leden: elke gemeente wordt vertegenwoordigd door een aangeduide afvaardiging van de oppositie, of zijn plaatsvervanger. Daarenboven wordt het Agentschap Onroerend Erfgoed vertegenwoordigd door een archeoloog met een raadgevende stem, net als de provincie VlaamsBrabant. - de intergemeentelijke archeoloog: wordt steeds op de vergadering uitgenodigd en vervult de taak van secretaris tijdens de vergaderingen. - verder kan de vergadering elke persoon wiens aanwezigheid zij nuttig acht, uitnodigen tot het bijwonen van de vergaderingen. Volgens de statuten dient de raad van bestuur een maal per kwartaal samen te komen. In 2011 is de raad 3 maal samen gekomen; op 17 maart, 28 april en 17 november. (De verslagen vindt U in bijlage). Voor 2011 werd een subsidie goedgekeurd in het Vlaams Parlement (aan te rekenen op begrotingsartikel ND0,NF115,4322 van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2011). Voor WinAr bedraagt de subsidie op jaarbasis 50.000€. De gemeentes dragen ook nog een deel van de werking bij, namelijk een variabel bedrag per hectare dat 0,5 euro per hectare/jaar bedraagt en een vast bedrag, namelijk 4.666 euro/gemeente. Deze bedragen zijn indexeerbaar. De raad van bestuur bepaalt de omvang en de samenstelling van de contributie. In realiteit komt dit overeen met 6.283 € voor Holsbeek, 6.244 € voor Rotselaar en 6.523 € voor Tielt-Winge. Vermits Bekkevoort vanaf 1 mei officieel toetrad tot het samenwerkingsverband werd er slechts 4.349€ bijgedragen. Zoals gestipuleerd in artikel 23 van het Decreet van 6 juli 2006 houdende de intergemeentelijke samenwerking, Afdeling 2, Artikel 23, wordt de boekhouding “gevoerd overeenkomstig de wetgeving op de boekhouding van de ondernemingen en met naleving van de richtlijnen die de overheid uitvaardigt met betrekking tot de boekhoudkundige verrichtingen. De jaarrekeningen worden na hun goedkeuring overeenkomstig de procedure, bepaald in de statuten, door toedoen van de raad van bestuur neergelegd bij de Nationale Bank van België.”
In concreto betekent dit dat de voorbereiding van de documenten voor de Nationale Bank uitbesteed wordt aan het boekhoudkantoor AenCo uit Hasselt. De balans- en jaarrekening 2010 werd door het dagelijks bestuur op 15 februari en door de raad van bestuur goedgekeurd op 17 maart 2011. In de loop van juni 2011 werden deze bij de Nationale Bank worden neergelegd (bijlage). De balans –en jaarrekening 2011 werd door het dagelijks bestuur en door de raad van bestuur van WinAr op 15 februari 2012 goedgekeurd (bijlage). In de loop van 2012 worden ook deze documenten bij de Nationale Bank van België neergelegd. Toch dient de aandacht er op gevestigd te worden dat de jaarlijkse inkomsten de uitgaven niet dekken. De loonkost (die niet volledig gedekt wordt door de subsidies van Onroerend Erfgoed ) in combinatie met de prijs die de gemeente Rotselaar aanrekent voor de logistieke ondersteuning en de huur van het kantoor en de verzekeringen maakt dat er slechts een kleine 8.000 € overblijft waarvan niet allen de onkosten van de archeoloog (verplaatsingskosten etc.) van dienen betaald te worden, maar ook het ereloon van de boekhouder, sociaal secretariaat en andere werkingsgerelateerde facturen. WinAr sloot boekjaar 2011 dan ook af met een verlies van 780,33 €. 47
Het effectieve, dagdagelijkse financiële beheer gebeurt in overleg tussen de archeologe en/of de (onder-)voorzitter en/of de penningmeester en/of de secretaris. WinAr dient echter ook te voldoen aan de wet op de overheidsopdrachten waarbij de drempel om te mogen toewijzen zonder brede offerte aanvraag op 5.500 € ligt. In 2011 heeft de projectvereniging in kwestie echter geen gunningen moeten doen die dit bedrag overschreden en die als dusdanig dienden gepubliceerd te worden. Bovendien waren de projectbudgetten van WinAr in 2011 nooit hoger dan 67.000€ en konden er als dusdanig onderhandelingsprocedures met bekendmaking gehanteerd worden als administratief apparaat. Leveranciers of studiebureaus werden zo snel mogelijk schriftelijk op de hoogte gebracht indien zij de opdracht toegewezen kregen. Kleine aankopen werden zo veel mogelijk binnen gegunde contracten van de gemeente Rotselaar gedaan.
-Schrijven van jaarlijkse afsprakennota tussen WinAr en Agentschap van Onroerend Erfgoed -Schrijven van jaarverslag voor het Agentschap van Onroerend Erfgoed Het verslag van het werkjaar 2010 werd door WinAr in februari 2011 geschreven (goedgekeurd door de raad van bestuur op 17 maart) en door het Agentschap Onroerend Erfgoed goedgekeurd op 1 juni 2011. Dit resulteerde in de uitbetaling van de laatste subsidieschijf van 10.000 € door het Agentschap Onroerend Erfgoed aan WinAr. De afsprakennota tussen het Agentschap en WinAr, werd in de loop van november door de laatste opgesteld en door diens raad van bestuur op 25 november goedgekeurd. Goedkeuring door het Agentschap Onroerend Erfgoed is er vooralsnog niet gekomen, wat ook het uitblijven van de eerste schijf subsidies van 2012 verklaard. Vanuit het Agentschap wordt er ons verzekerd dat deze vertraging te wijten is aan de administratie en geen waardeoordeel is.
-Aanspreken en informeren van eventueel voor aansluiting geïnteresseerde gemeentes Op aansturen van enkele vrijwilligers binnen de werking van WinAr -Ad Gommers en Robert De Cockzijn de voorzitster en de archeologe eind december 2010 de intergemeentelijke archeologische dienst gaan voorstellen aan het schepencollege van Bekkevoort. Op 10 februari heeft Bekkevoort de officiële aanvraag bij de raad van bestuur van WinAr tot toetreding gedaan en heeft de raad van bestuur op 17 maart haar positief over toetreding uitgesproken. Na positief oordeel van de 4 betrokken gemeenteraden is Bekkevoort sinds 1 mei 2011 een volwaardig lid van WinAr. Ook Haacht nodigde de intergemeentelijk archeologe -op initiatief van de cultuurbeleidscoördinator Lies Op De Beeck- uit voor een infosessie rond toetreding tot een intergemeentelijk archeologische dienst. Deze toelichting kreeg een positief gevolg met de officiële vraag tot toetreding die Haacht eind december 2011 naar de voorzitster van de raad van bestuur van WinAr stuurde.
Evaluatie tijdsinvestering Gezien de uitwerking van het eerste actiepunt niet gebeurde, was de inschatting van de tijdsinvestering (10%) naar administratieve druk zeker realistisch.
Aanknopingspunten afsprakencluster Resultaatsverbintenis -3. Beleid en beheer -6. Organisatie
48
4. Sensibilisering Doelstelling Een belangrijk draagvlak voor de intergemeentelijke archeologische dienst is het contact met geïnteresseerden. Niet enkel kan er zo een massa aan informatie (die in de meeste gevallen anders niet gekend is) ontsloten worden tevens vormt de steun van lokale vrijwilligers vaak een politieke verankering.
Omschrijving en verloop van de actie
Concrete actiepunten -Prospectiedag met amateurs -Opstelling kijkkast in de bibliotheek Rotselaar met ijzertijdvondsten afkomstig uit de opgravingen aan de winterdijk aan de Demer eventueel gekoppeld met informatieluik naar scholen. -Organisatie persmoment lente 2011 over archeologie in 2010 in Holsbeek, Rotselaar en Tielt-Winge. -Beheer van website -Rondsturen van nieuwsbrieven aan de WinAr ‘web community’. -‘Lage drempel politiek’: de intergemeentelijke dienst tracht een antwoord te geven op vragen en problemen van divers allooi
Randvoorwaarden Naast de activiteiten die de IAD zelf organiseert (vb. prospectietochten, persvoorstelling of lezing) zal, voornamelijk de persaandacht, zich concentreren op de feitelijke opgravingen. Ook het tot stand brengen van opensleuvendagen, kijkkasten, etc. zal afhangen van de archeologische bedrijvigheid van dat werkjaar.
Tijdsinvestering 5% van de tijd wordt in 2011 voorzien om, naast het overleg met lokale belangengroepen en geïnteresseerden (cfr. supra), activiteiten te organiseren om de werking van WinAr en de archeologische kennis van de streek, bij een groter publiek kenbaar te maken. Dit onderdeel haakt ook, zoals hierboven al aangegeven, sterk in op het overleg met andere actoren in het veld. Het bijstaan van bouwheren, kan als dusdanig ook als publiekswerking en sensibilisering aanschouwd worden, hoewel het hier niet strictu sensu mee bedoeld is.
Doelgroepen en partners -Lokale belangengroepen en geïnteresseerden (particulieren, zowel als erfgoedraden, heemkringen, etc.) -Lokale pers
49
Realisatie actiepunten -Prospectiedag met amateurs De samenwerking met bovenvermelde amateur archeologen situeert zich niet alleen op het vlak van advies en kennisoverdracht over sommige welbepaalde percelen, maar wordt ook vertaald in het opzetten van een vrijwilligerswerking. Met medewerking van Geert Andries, Jan Claessen en Robert De Cock werd een programma van prospectie dagen voor vrijwilligers ontwikkeld. Een eerste initiatief waar zich via de lokale pers en de website een dertigtal personen zich op hadden ingeschreven, was een archeologische verkenning rondom het Tolmerenveld in Tielt-Winge. Na een korte initiatie in de methodologie van prospectie en een kennismaking met de soorten te verwachten vondsten (lithisch materiaal, ceramiek, ijzerslak, etc.) zouden we dan lijnsgewijs het 3 ha grote veld afstappen. Vondsten zouden worden ingetekend en opgeraapt, terwijl concentraties zouden worden ingemeten met GPS en het materiaal verzameld. De IAD zou dan instaan voor het wassen van de vondsten en de verwerking van de ruimtelijke data. Dit zou dan worden teruggekoppeld naar de vrijwilligers op een latere samenkomst. Op zondag 6 februari (met initiatiemoment op vrijdag 4 februari 2011) werd de eerste prospectie ondernomen. Gevolgd door een tweede tocht op zaterdag 19 februari te Tielt-Winge nabij de Bremberghoeve (eertijds Iersch Pachthof) tevens met een dertigtal deelnemers. De vondsten werden volgens de regels van de kunst geregistreerd, gewassen en doorgegeven aan de CAI. Het plan de vondsten voor te stellen op een daartoe georganiseerde samenkomst met de deelnemers, werd uitgebreid tot twee volwaardige lezingen. Op woensdag 13 april kwamen te Holsbeek een 50tal mensen luisteren naar prof. Frans Gullentops voordracht ‘Kijk eens om je heen. Of hoe het Hageland ontstond’. Tevens bijgewoond door een 50tal geïnteresseerden gaf prof. Piet Vermeersch op donderdag 28 april in Rotselaar een lezing over de vroegste sporen van bewoning in het Hageland ‘Kijk eens naar de grond. Het Hageland in de prehistorie’. Op algemene vraag werd de powerpoint presentatie van deze laatste voordracht ook op de website www.winar.be geplaatst. Bovendien werden de bovengenoemde prospectievondsten op deze gelegenheden aan het publiek tentoongesteld en werden vragen er rond beantwoord. Realiter moet er echter wel melding gegeven worden van het feit dat eigenlijke, intense prospectie in en gebied als dat van de Wingense Archeologische Dienst weinig zin heeft, vermits de regio reeds vele jaren onderhevig is aan intense veldkartering door geïnteresseerden. Deze laatste registreren niet alleen alles zeer nauwkeurig (op plan, met coördinaten, maar tevens in veldboeken) maar bezoeken de velden ook in de verschillende seizoenen. Men zou dus kunnen stellen dat het weinig zin heeft voor de IAD om veel te investeren in de eigenlijke veldprospectie als er al zulk een massa aan data voorhanden is. Het lijkt ons dan ook beter de tijd te investeren in de uitbouw van de contacten met de ‘zoekers’ en zo inzagen in hun collecties en data te krijgen (cfr. supra). Isabelle Janssens van het Agentschap Onroerend Erfgoed is van deze strategie op de hoogte gebracht en stemt in met deze werkwijze.
-Opstelling kijkkast in de bibliotheek Rotselaar met ijzertijdvondsten afkomstig uit de opgravingen aan de winterdijk aan de Demer eventueel gekoppeld met informatieluik naar scholen. In navolging van de opgravingen aan toren Ter Heide en de Kwellenberg te Rotselaar die ook ijzertijdvondsten genereerden werd er voor geopteerd te wachten tot de vondsten van deze 3 opgravingen allemaal aan WinAr overgedragen zouden worden alvorens een kleine tentoonstelling te organiseren. Daar aan gekoppeld zou er dan ook een lezing over de IJzertijd in het Hageland kunnen gegeven worden. Misschien kan ook de studieopdracht over de IJzertijdversterking op de Kesselberg die in 2012 in opdracht van het Agentschap Onroerend Erfgoed door studiebureau Condor gaat uitgevoerd worden, toe bijdragen. 50
-Organisatie persmoment lente 2011 over archeologie in 2010 in Holsbeek, Rotselaar en Tielt-Winge. Het toetreden van de gemeente Bekkevoort tot WinAr werd met een persmoment, georganiseerd in de voetbalkantine van Holsbeek, aan de buitenwereld kenbaar gemaakt. Een dertigtal aanwezigen konden naast de officiële geplogendheden, ook lezingen bijwonen over de opgravingen naast het voetbalveld te Holsbeek (door Ann Van Baelen – KULeuven) en deze aan de Winterdijk aan de Demer te Rotselaar (Dirk Pauwels – VIOE). Bovendien zorgt het gekoppeld ontbijtbuffet ook steeds een aangenaam weerzien (en bedankingsmoment) met de amateurs die binnen de WinAr regio actief zijn. Het spreekt voor zich dat dergelijke netwerkmomenten op lange termijn renderen in vondstmeldingen, samenwerkingen, etc.
-Beheer van website -Rondsturen van nieuwsbrieven aan de WinAr ‘web community’. -‘Lage drempel politiek’: de intergemeentelijke dienst tracht een antwoord te geven op vragen en problemen van divers allooi De lage drempel politiek van WinAr, deels door de zetel in het administratieve centrum, deels door de website (die vaak vragen genereert) maakt dat amateurs en geïnteresseerden vaak de weg naar het bureau van de intergemeentelijke archeologe vinden. Bovendien blijkt ook de website heel wat ‘volgers’ te creëren. Momenteel staan er 48 namen geregistreerd die WinAr niet beroepshalve volgen en dan ook de trouwe kern van de publiekswerking uitmaken.
-Varia 2011 was voor archeologie een bewogen jaar. De uitspraken van de Leuvense burgemeester Louis Tobback in Humo nr 12 (25 maart) in combinatie met het artikel in De Morgen van 26 maart ‘Je gelooft je archeologen niet’ zorgden voor een ware media storm. Ook WinAr kon niet achterblijven, zeker niet wanneer bleek dat er verkeerde informatie over door WinAr begeleide projecten in de media verscheen. Een open brief –geschreven door de intergemeentelijk archeologe- die verscheen in Knack was het resultaat. WinAr kwam aan het woord in onderstaande media: Datum 2/03/2011 10/03/2011 17/03/2011 26/03/2011 26/03/2011 5/04/2011
Titel Archeologisch onderzoek voor bouwproject Solveld Archeologen spitten voetbalveld om te Holsbeek A-veld sportief Rotselaar omgespit Je gelooft je archeologen niet Interview met Dries Van Ysacker en Veerle Lauwers Open brief aan Louis Tobback Interview met Dirk Claes en Veerle Lauwers door 30/04/2011 Lea Van Hoeymissen 17/06/2011 Bekkevoort treedt toe toe WinAr Een oproep tot het nemen van verantwoordelijkheid voor okt/11 een betere waterkwaliteit
Medium Nieuwsblad Nieuwsblad Het Laatste Nieuws De Morgen 7u nieuws VTM Knack De wandelgangen - Radio 1 Het Laatste Nieuws Natuur en Landschap
Tenslotte maakte WinAr ook gebruik van de locale media om haar boodschap te laten overkomen. Verscheidene mededelingen werden in de gemeentelijke informatiebladen geplaatst. Ook groeide het bewustzijn van de aanwezigheid van een intergemeentelijk archeoloog in de scholen. Op uitnodiging van basisschool Het Anker te Nieuwrode ging de intergemeentelijke archeologe dan ook een namiddag vertellen over de archeologie van de streek. Naast reële artefacten uit recente opgravingen werd vooral gebruikt gemaakt van de archeokit om het oudheidkundig verhaal wat te stofferen en te illustreren voor de 5de en 6de klassers.
51
Evaluatie tijdsinvestering 5% van de totale arbeidsduur als investering in publiekswerking was –gezien de nederig gestelde doelen- een realistische schatting.
Aanknopingspunten afsprakencluster Resultaatsverbintenis -1. Inventarisatie -5. Ontsluiting en publieksgerichtheid
52
Cursustekst bijscholing streekgidsen
53
Inleiding Het Hageland, is een streek die grofweg begrensd wordt door de Demer in het noorden, de Dijle in het westen en de Velp in het oosten en zuidoosten en is in feite een overgangsgebied tussen de schrale zandige Kempen, ten noorden van de Demervallei, en het rijke Haspengouw. In het noorden van het Hageland komen dan ook lemige zandgronden voor die naar het zuiden (zuidoosten) overgaan in zandleem- en leembodems. Kenmerkend voor het oostelijke deel zijn de westzuidwest-oostnoordoost verlopende heuvelruggen die gescheiden zijn door brede depressies. Ruwweg kan men het Hageland in 3 landschaptypes onderverdelen: 1. Het noordelijke Hageland, tussen Demer, Dijle en het dal van Houwaart, dat wordt gekenmerkt door een reeks min of meer evenwijdig aan mekaar lopende heuvelruggen. Deze laatste bestaan uit grof zand dat op ongeveer 80 cm overgaat tot groen, sterk glauconiethoudend en kleiïg zand. Op grote diepten kan men sterk ontwikkelde ijzerzandsteenbanken onderscheiden. In de dalen, op de vlakkere stukken, ingesloten door de uitstekende ruggen, vindt men zandlemige bodems terug die als de beste landbouwgronden van het noordelijk Hageland kunnen geschouwd worden. Zeer typisch, vooral in het westelijk gedeelte, zijn de steile hellingen die nog steeds in kultuur zijn en nog duidelijk de sporen van vroegere uitbating als wijngaarden dragen (evenwijdig met de hoogtelijnen aangelegde bermen) 2. Het midden Hageland, gelegen tussen het dal van Houwaart en de lijn Molenbeek (Lovenjoel)-Velpe bestaat eigenlijk uit het vlak van Pellenberg met zijn vruchtbare landbouwgronden, het afwateringsgebied van de Demer (Winge, Motte en Begijnenbeek) en het afwateringsgebied van de Velpe dat gekenmerkt is door een reeks heuvelruggen opgebouwd uit Bolderiaan zand 3. Het zuidelijke Hageland, is met uitzondering van de streek Houtem-Vissenaken en het eiland van Ransberg een zeer vlak tot zwak golvend landschap tussen Velpe en Gete. Van Vissenaken tot Kersbeek word deze vruchtbare streek volledig door akkers ingenomen, terwijl de vlakke streek tussen Kersbeek en Kortenaken meer aansluit bij het aangrenzende vochtig Haspengauw
De vorming van het landschap Het Tertiair (circa 65 miljoen jaar geleden tot circa 2,4 miljoen jaar geleden) Bij de aanvang van het Tertiair, 65 miljoen jaar geleden, lag het noorden van België zeer nabij de kust of soms zelfs onderwater. De verdeling tussen land en zee verschoof in het Tertiair diverse malen (transgressies en regressies). Tijdens de belangrijke transgressies werden op de bodem van de Tertiaire zee enorme hoeveelheden zand en klei afgezet. De Tertiaire zeespiegelfluctuaties zijn toe te schrijven aan twee hoofdfactoren: tektoniek en klimaatverandering. Het Noordzeebekken daalde terwijl het Massief van Brabant omhoog kwam. Tevens werd het klimaat geleidelijk kouder, waardoor meer water in ijs werd omgezet en het zeepeil daalde. De kanteling naar het noorden (noord-noordoost) en de geleidelijke daling van de zeespiegel had als gevolg dat de transgressies langzaamaan minder diep in het zuiden doordrongen. Het Hageland heeft zijn huidige uiterlijk voor een groot deel te danken aan de afzettingen uit het Laat Mioceen (ca. 11,6 miljoen tot 5,5 miljoen jaar geleden) toen het voor een allerlaatste keer door de zee werd overspoeld. Tijdens deze transgressie werd de Formatie van Diest afgezet die uit fijn tot grof glauconiethoudend zand bestaat met veel dunne kleidraperingen. Langsheen de kusten van de zogenaamde Diestiaanzee heersten zeer sterke oost-noordoost georiënteerde getijdenstromingen. Deze stromingen vormden identiek georiënteerde, dikke getijdenzandbanken, terwijl ook diepe geulen geslagen werden in de oudere afzettingen.5 De grootste depressie, het dal van Hauwaart, doorsnijdt het gehele Hageland van west tot oost. Aan het einde van het Mioceen trok de zee weg uit het gebied en kwamen de glauconietzandbanken boven water te liggen. Glauconiet is zeer ijzerrijk en dit ijzer oxideerde door het contact met de lucht. Mede door het relatief warme klimaat van het Plioceen (ca. 5,5 miljoen tot 2,4 miljoen jaar geleden) ontstonden bodems met totale verwering van het glauconiet aan de oppervlakte. De uitgeloogde ijzerroest (limoniet) sloeg neer volgens de schuine gelaagdheid van het zand. Hier kitte het met zandkorrels aaneen en verhardde. De gelaagde limonietzandsteenbanken kenmerken zich als compacte bruin-zwarte platen. De ijzerzandsteenbanken vormden een moeilijk erodeerbare kap in het landschap die de zandbanken tegen verdere erosie beschermde 54
terwijl de sedimenten tussen de banken dieper werden geërodeerd. De basis van het heuvelachtige Hagelandse landschap was hiermee gelegd. De opheffing van het Massief van Brabant ging nog steeds verder. Hierdoor werd Vlaanderen a.h.w. naar het noorden-noordoosten toe omgekanteld. Bij het terugtrekken van de Diestiaanzee ontwikkelde zich op het noord/noordoost hellend landoppervlak een rivierpatroon van het opgeheven zuidelijk gebied naar de zee.7 Ook in het Hageland ontwikkelde zich een dergelijk afwateringspatroon van zuid naar noord. De bovenlopen van vele rivieren en beken, zoals de Dijle, hebben hierdoor nog steeds een zuid/zuidwest-noord/noordoost georiënteerde richting. Alleen de Winge maakt in het Dal van Hauwaart een westwaartse afbuiging. Het Pleistoceen (ca. 2,4 miljoen tot circa 10.000 jaar geleden) Gedurende het Pleistoceen overheersten over het algemeen de koude omstandigheden (ijstijden), maar er kwamen ook (relatief kortstondige) warme perioden voor. Mede door het oprijzende land is het Vroeg en Midden Pleistoceen eerder een periode van erosie waarbij de rivieren uitgestrekte rivierdalen uit de tertiaire lagen schuurden. Door de noord-zuid oriëntering van de diverse tertiaire lagen en de verschillen in erosiebestendigheid hiervan, bogen de rivieren zoals de Dijle maar ook de Demer in hun benedenloop af naar het westen, recht naar de Noordzee toe.8 Als gevolg van de opheffing en erosie verhieven de erosiebestendige Diestiaan zandbanken zich steeds hoger boven de tussenliggende depressies. Deze zandbanken zijn nu in het landschap herkenbaar als geïsoleerde getuigenheuvels en worden vaak aangeduid met het toponiem ‘berg’ of ‘heuvel’ (Wijngaardberg, Kesselberg, Pellenberg, Roeselberg, Hermansheuvel, etc.). Wegens de schaars begroeide bodem kreeg de wind gemakkelijk vat op de ondergrond en werden grote hoeveelheden zand en leem verplaatst. Het zwaardere zand kon zich niet zo ver verplaatsen en werd in Laag België afgezet. Het fijnere leem werd door de wind honderden kilometers zuidwaarts vervoerd en bedekte het landschap van Midden België.12 Grote delen van de drooggevallen dalen werden opgevuld. Op de getuigenheuvels zijn deze eolische afzettingen relatief dun of zelfs afwezig. Het Holoceen (circa 10.000 jaar geleden tot heden) Aan het einde van het Pleistoceen en met de komst van het Holoceen trad er een belangrijke klimaatsverbetering op. Het werd warmer en vochtiger en de koudeminnende, open vegetatie van het ijstijden maakte plaats voor een meer gesloten, warmteminnende vegetatiestructuur. Het vochtigere klimaat van het Holoceen zorgde ook voor een stijging van de grondwaterspiegel. De permanent bevroren ondergrond verdween, waardoor een deel van de neerslag in de grond kon insijpelen. De beken en rivieren kregen één meanderende loop. Al aan het einde van het Pleistoceen hadden de rivieren globaal hun huidig meanderend geulpatroon en positie ingenomen. In deze rivier- en beekdalen vonden nog erosie- en sedimentatieprocessen plaats. Bovendien hoopten zich door een stagnerende waterafvoer in de laagste en natste dalen afgestorven planten op en kon veen tot ontwikkeling komen. Belangrijke natuurlijke wijzigingen van het laat-pleistocene reliëf vonden echter niet meer plaats. De dichtere begroeiing ging verdergaande verplaatsing van het zand en leem tegen, waardoor bodemvorming kon optreden. Op de getuigenheuvels is het zandleemdek relatief dun en bevindt het Tertiaire substraat zich dikwijls op geringe diepte of zelfs direct aan het maaiveld. De mens heeft de erosie van het landschap in de hand gewerkt door het ontbossen van gebieden. Op de getuigenheuvels kreeg hierdoor de wind makkelijker vat op het landschap waardoor er verstuivingen voorkwamen. Bovendien houden bomen voor langere tijd water vast waardoor hevige, langdurige regenvallen niet direct leidden tot overstromingen. Door het ontboste landschap stroomde het water veel sneller via het oppervlak naar beneden en nam hierbij aanzienlijke hoeveelheden bodemmateriaal mee. Vanwege de reliëfverschillen nabij de getuigenheuvels is ook hier erosie opgetreden. Aan de voet van de getuigenheuvels is het (dikke) pakket colluviale of verspoelde materiaal afgezet. Bovendien kunnen de grote hoeveelheden sediment leiden tot loopsveranderingen van beken en rivieren. Zo hebben de Dijle en Demer hun huidig rivierpatroon ten noordwesten van het onderzoeksgebied pas gekregen als gevolg van de grote ontbossingen vanaf de Middeleeuwen.
De inrichting van het landschap Oud-Paleolithicum/Laat-Acheuleaan/Clactoniaan tot 80.000BP De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in onze streken dateren van meer dan 100.000 jaar geleden, vóór de Würm-ijstijd: verspreide vondsten zonder stratigrafisch verband op de Hagelandse heuvels, hooggelegen locaties die het landschap domineren. In ons land zijn de eerste mensen slechts op doortocht 55
wanneer het klimaat zacht genoeg is om hier te jagen. Typisch zijn dikke afslagen, vuistbijlen en een aantal boordschrabbers. Het is echter veelal niet duidelijk of de minder karakteristieke artefacten tot het LaatAcheuleaan, dan wel tot het Midden-Paleolithicum behoren. Midden-Paleolithicum/Mousteriaan 80.000-35.000BP Tijdens een eerste fase tot ca. 50.000 jaar geleden varieert het klimaat van koud en droog tot gematigd. In de tweede helft van de Würm-ijstijd heerst er in onze streken een marginaal, koud klimaat. In het zuiden van het land zijn heel wat sites van de neanderthaler of Homo neanderthalensis gekend in grotten en overhangende rotsen (abri), o.a. te Spy (provincie Namen) waar meer dan 150 jaar geleden een van de eerste ontdekkingen plaats vond van skeletresten van een neanderthaler. Ook in Laag-België zijn heel wat sporen van zogenaamde ‘open lucht’ middenpaleolithsiche sites ontdekt. Het dieet van deze groepen bestaat hoofdzakelijk uit vlees van mammoet, wolharige neushoorn, rendier en reuzenhert. De vuursteenindustrie wordt gekenmerkt door de productie van grote afslagen, onder meer geproduceerd met de zogenaamde Levallois-techniek. Bij zandwinningwerken te Rotselaar op de plaats Toren ter Heide kwamen artefacten en faunaresten (mammoet) uit deze periode aan het licht die wijzen op een middenpaleolitische slachtplaats. Jong-Paleolithicum/ Magdaleniaan 35.000-10.000BP Geen enkel spoor van de prehistorische mens in de eerste helft van deze periode, het Aurignaciaan en Perigoridaan (35.000-20000 jaar geleden), werd tot op heden in onze streek of elders in Vlaanderen aangetroffen. Misschien zijn de barre klimatologische omstandigheden van de laatste ijstijd hiervoor verantwoordelijk. Een dikke ijskap bedekt grote delen van de Europese vlakte ten noorden van België. Het jongpaleolithische landschap in onze streken kunnen we het best vergelijken met de huidige Siberische situatie. De Neanderthaler verdwijnt uit West-Europa en maakt plaats voor de moderne mens: de Homo sapiens. De monumentale grotkunst van o.a. Lascaux (F) en Altamira (ESP) wordt in de laatste fase van het JongPaleolithicum gesitueerd. Deze periode wordt gekenmerkt door de nomadische levenswijze van groepen rendierjagers – de wolharige neushoorn en de mammoet verdwijnen op het einde van deze periode-, de ontwikkeling van meer complexe socio-culturele systemen en een belangrijke technologische vooruitgang van de steen-en beenbewerking. De introductie resulteert in nieuwe, verbeterde jachttechnieken. Stenen werktuigen worden vooral geproduceerd op klingen, lange silexlamellen die vanaf nu, dankzij een groot inzicht in de eigenschappen van de grondstof kunnen worden afgehaakt. Langs de Kleine Gete, te Orp-le-Grand, ontdekte A. Boschmans een site uit het Magdaleniaan (20.000-10.000 jaar geleden) met 2 woonkernen. Ook te Mispelaar (Bekkevoort) werd een dergelijke site herkent door prof. Vermeersch. Epi-PaleolithicumFedermesser 11.000-10.000BP Het einde van de laatste ijstijd wordt gekenmerkt door een opeenvolging van koudere en zachtere fasen. Deze overgangsperiode, tussen het Pleistoceen en het warmere Holoceen met de huidige tussenijstijd, wordt het Laatglaciaal genoemd. De klimaatsveranderingen hebben tot gevolg dat o.a. het rendier onze streken verlaat en naar het koudere noorden trekt. De mens kan zich aan zijn nieuwe omgeving aanpassen door zijn jachtgewoontes te veranderen. Pijl en boog doen hun intrede, wat zich onder andere vertaalt in kleinere stenen werktuigen. De werktuigindustrieën sluiten echter in menig opzicht aan bij deze van de vorige periode. Ook de socio-economische organisatie van de laatste fase van het Jong-Paleolithicum blijft bestaan. In de Peel (Nederland), de Kempen en Zandig Vlaanderen kan men sporen van kleine nederzettingen aantreffen op duinruggen bij vennetjes en waterlopen. In het Hageland kennen we uit deze periode vooralsnog geen nederzettingen. Wel vinden we hier en daar een zeldzame strooivondst en het is niet uit te sluiten dat in de nabije toekomst wel sites zullen worden ontdekt. Mesolithicum/Oud-Mesolithicum 10.000-7.000BP Het klimaat is na de laatste ijstijd definitief zachter geworden. De schaars beboste steppe van de laatste ijstijd maakt plaats voor een open boslandschap. Het oerrund, het hert en het wilde zwijn hebben de plaats van de grote toendradieren ingenomen. De mens is, naast de jacht op deze en kleinere bosbewoners, ook in grote mate aangewezen op visvangst, het verzamelen van schelpdieren en het plukken van wilde gewassen en vruchten. Het zachtere klimaat en de ermee gelinkte rijkdom van het landschap resulteerde in een toename van de bevolking. De Mesolithische mens vestigt zich in onze streken bij voorkeur in de brede alluviale vlakten, steeds geassocieerd met de vochtige terreinen waar een hoge concentratie aan planten en wilde dieren te verwachten is. Een belangrijke mesolithische site, waar ook neolithische resten zijn aangetroffen, is de site 56
Holsbeek-Marrant. De site is onder meer gedateerd met behulp van pollenanalyse, omstreeks 9.500 jaar geleden, en kende dus een occupatie vanaf de vroegste fase van het mesolithicum. Karakteristiek voor het mesolithicum zijn de microlieten, erg kleine stenen werktuigen die als spits of weerhaak gemonteerd waren in pijlen. Neolithicum/Vroeg-Neolithicum Bandkeramiek en groupe de Blicquy 7.300-6.800 jaar geleden In het Hageland werden tot nu toe geen sporen van de vroegste neolithische boeren die tot de Bandkeramiek behoren (7000 jaar geleden) teruggevonden. Afkomstig uit Oost-Europa koloniseren ze slechts de vruchtbaarste, zacht hellende leemgronden ten zuiden van de meer zandige streken. Het eerste vaatwerk, voedingsgewassen en gedomisticeerde dieren worden geïntroduceerd. Typisch voor deze cultuur zijn de versieringsbanden op het aardewerk. Om plaats te maken voor akkers en nederzettingen wordt het eikenbos gerooid met behulp van stenen bijlen en dissels. Sikkels en maalstenen zijn nodig, respectievelijk voor het oogsten en het malen van graan. Naast runderen komen o.a. ook geiten, schapen en varkens voor in de veekraal. Centrum van alle activiteiten zijn de NW-ZO georiënteerde huizen, voorzien van een dakbedekking uit stro of riet, die gesteund wordt door houten palen en met leem bestreken wanden van vlechtwerk. Wetenschappers gebruiken de term ‘neolitische revolutie’ om de impact van de economische en culturele veranderingen aan te duiden. A. Boschmans prospecteerde te Omal, Saint-Georges-Dommartin en te Vaux-etBorset, alle in de provincie Luik, drie bandkeramische sites. Na de Bandkeramiek verschijnt een tweede vroegneolithische groep, op min of meer dezelfde locaties in de Belgische leemstreek: de zogenaamde ‘Groep van Blicquy’. Een twintigtal jaar geleden werd in Bekkevoort, op de Delberg, een site gevonden dat op een mogelijke aanwezigheid van mensen van de groupe de Blicquy wijst. Midden en Laat-Neolithicum/ Michelsbergcultuur Na een periode van tenminste 500 jaar waarvoor we geen neolithische bewoning kennen, verschijnt de Michelsbergcultuur (6.300-5.800 jaar geleden). Sporen van deze cultuur komen frequent voor, ook in het Hageland, voornamelijk in de vorm van concentraties lithisch materiaal die mogelijk wijzen op de aanwezigheid van kleine nederzettingssites. Op de Hermansheuvel te Assent (Bekkevoort, bij Diest) is echter ook een zogenaamd aardwerk van de Michelsbergcultuur gelegen, een mogelijke nederzetting die door twee of drie grachten is omgeven op een in het landschap opvallende locatie. De aanwezigheid van uitheemse silex van uitstekende kwaliteit, ontgonnen in vuursteenmijnen is kenmerkend voor deze periode. Het wordt op de nederzettingen ingevoerd in de vorm van bijlen en grote, brede klingen. Na het verdwijnen van de Michelsbergcultuur is er opnieuw een hiaat in bewoning vast te stellen. Van de daaropvolgende neolithische culturen, Hazendonk groep, VWS en Seine-Oise-Marne, Deûle-Escaut, en bekerculturen zijn geen sporen teruggevonden in onze regio. Bronstijd 2.000-750/650 v.Ch. De protohistorie, of voorgeschiedenis wordt op het Europese continent gekenmerkt door migraties en handelscontacten langs twee snijdende assen: Engeland-Balkan en Baltische Zee-Spanje. Een belangrijke invloed gaat uit van de complexere samenlevingsvormen in het Mediterraan gebied. Het bezit van metaal en de technologische kennis van de metallurgie is de katalysator. Een eerste fase, de Bronstijd, sluit wat onze kennis betreft aan bij het Laat-Neolithicum: veel onopgeloste vragen. De egalitaire samenleving maakt stilaan plaats voor de gecentraliseerde macht en rijkdom. Economische specialisatie resulteert in sociale verschillen tussen handelaars, boeren en ambachtslieden. Een nieuwe kaste van krijgslieden wordt geboren. Voorwerpen uit brons (een legering van koper en tin) worden ingevoerd uit rijke ertsgebieden. Aanvankelijk hebben de bronzen bijlen, eerder statussymbolen dan functionele werktuigen, dezelfde vorm als hun stenen prototypes. Metalen voorwerpen blijven echter tot het begin van de Romeinse periode een zeldzaam luxe-artikel. Het gereedschap van de gewone man bestaat in deze fase nog grotendeels uit silexwerktuigen, o.a. in Nieuwrode, langs de grens met Aarschot en langs de noordelijke helling van het Braambos te Holsbeek werd een depot van bronzen bijltjes gevonden. IJzertijd 750/650-50/25 v.Ch. De mediterrane culturen kennen in deze periode een hoogtepunt, evenals de nieuwe samenlevingsvormen die in de Bronstijd zijn ontstaan. Een duidelijke aristocratische toplaag staat in voor het beheer van de lokale grondstoffen en de controle van de internationale handelsroutes. IJzer wordt de basisgrondstof voor de productie van werktuigen en wapens. In West-Europa komt de Keltische beschaving tot volle ontwikkeling. Over de Hallstatt-periode (650-450 v.Ch.) in onze streken weten we weinig, over de La Tène (450-25 v.Ch) zijn 57
we beter ingelicht. Toch werden er recentelijk te Rotselaar, binnen twee verschillende opgravingen enkele kilometers van mekaar, duidelijke resten van een bewoning uit de vroege IjJzertijd aangetroffen. Waar het langs het Hellicht een mooi afgetekend woonerf betrof (blijkbaar gelinkt aan het urnegrafveld dat Boschmans in de jaren 50 enkele tientallen meters verder had opgegraven), waren de sporen aan Ter Heide echter minder duidelijk. Voorlopig werden er nog geen resten van structuren opgegraven, maar wordt de site gekarakteriseerd door honderden grote en middelgrote scherven van ruw handgevormd aardewerk al dan niet versierd met inkervingen (zogenaamd Harpstedt aardewerk). Voorlopig wordt dit alles, bij afwachting van verdere bewijsvoering als afvallaag geïnterpreteerd. Meer van dergelijke potten (maar intact) werden er reeds in de jaren 50 en 80 gevonden op de Heikantberg, waar er zich een urnengrafveld in de late Bronstijd – vroege Ijzertijd moet hebben bevonden. In het Hageland kan ijzer gewonnen worden uit Diestiaanse ijzerzandsteen van de getuigenheuvels. In Optielt en op de Chartreuzenberg te Holsbeek treft men kilo’s ijzerslak (het afvalproduct van de ijzersmelt) aan en op de Chartreuzenberg worden zelfs sporen gevonden van veldovens die gebruikt werden voor het smelten van ijzer. Volgens de gangbare opvattingen behoorde het grondgebied van de huidige gemeente Holsbeek tot de ste rand van het gebied van de Eburonenstam, gelegen ten oosten van de Dijle. In de eerste helft van de 1 eeuw v.Ch. is de Romeinse bedreiging voelbaar. Hoogtenederzettingen als deze op de Kesselberg te Kessel-Lo (vanaf vroeg La-Tènetijd 450-200 v.Ch.) zijn voorbereid om weerstand te kunnen bieden: de nu nog steeds zichtbare verdedigingswal is tot op een hoogte van 1.60m bewaard. De Kesselberg vormt door zijn ligging een uitstekend toevluchtsoord voor de lokale bewoners. De verschillende stammen zoeken moeizaam toenadering tot elkaar. De in Sint-Joris-Winge gevonden staters van de Morini (afkomstig uit een klein gebied met Cassel als hoofdplaats en Boulogne als zeehaven) getuigen van innige contacten tussen de verschillende groepen. Het verzet wordt geleid door Ambiorix. Toch slaagt Julius Caesar erin de ‘Oude Belgen’ aan zijn heerschappij te onderwerpen. Romeinse tijd 50/25 v.Ch.-400 n.Ch De gronden van het Hageland zijn voor de Romeinen iets minder interessant dan de vruchtbare leem van Haspengauw en het Brabants plateau, een tiental kilometer verder op naar het zuiden. De terreinen langs de nieuwe Romeinse wegen of heerbanen worden onderverdeeld in percelen van gelijke grootte en toegewezen aan veteranen, Romeinse gezagdragers en leden van de oude lokale aristocratie. In het verleden werd gedacht dat de bloei van de villae rusticae die na de pacificatie op deze gronden rijzen, aan het Hageland voorbij ging, maar de opgraving van de villa van Rotselaar aan de park en drive aan de Aarschotsesteenweg en de vondst van een heuse kelder van een villa in Wilsele, spreekt dit tegen. Mogelijk werd er te Rotselaar in 2010, op een zandrug langs de Demer, een deel van een boerderij opgegegraven.Bovendien lijken er ook villa uitbatingen geweest te zijn in Holsbeek (tussen kasteel Attenhoven en E314) en Tielt-Winge (Solveld en Cluyzenveld). De villae bestaan uit een hoofdgebouw, opgetrokken uit steen en vakwerk en voorzien van een pannendak, een badhuis en een verwarmingssysteem (hypocaustum), en enkele bijgebouwen (o.a. schuren en stallingen). Het zijn grote of middelgrote landbouwbedrijven die instaan voor de productie van graan dat bestemd is voor de militaire troepen die langs de Rijn – de grens tussen het Romeinse rijk en de Germaanse stammen – gestationeerd zijn. Langs de Romeinse wegen, ontstaan ook kleine agglomeraties of vici, zoals Tienen, Asse, of Elewijt. Deze dorpen fungeren als ambachtscentrum en als doorgeefluik voor de export van landbouwproducten en de import van luxeproducten als Keuls glas, Spaanse wijn en Italische keramiek (terra sigilata). Aan de economische bloei komt geleidelijk een eind vanaf 250 n.Ch. wanneer Germaanse stammen gebruik maken van de toenemende politieke onzekerheid om de Rijn over te steken en de rijke villae te plunderen. Voor de Romeinse bevolking in onze streek moeten we echter ook denken aan kleine inheemse hoeven, opgetrokken in hout en leem. Bij de werken aan de autosnelweg te Holsbeek ontdekte A. Boschmans een Romeinse afvalput en ook bij zijn archeologische werkzaamheden aan het kasteel van Attenhove werden er grote hoeveelheden Romeins materiaal gevonden In de Middeleeuwen 476-1453 n.Ch Het ontstaan van de huidige dorpen en steden Na de val van het Romeinse Rijk trad in eerste instantie een belangrijke bevolkingsafname op. Het landschap geraakte weer grotendeels bebost en het bewoonde gebied was ingekrompen tot de meest geschikte plekken, namelijk de rivier- en beekdalen. Vanuit de beekdalen werd het gebied geleidelijk weer bevolkt. Vooral de 10e t/m 13e eeuw vormden in heel Europa een periode van economische expansie. De bevolkingsgroei en agrarische hoogconjunctuur leidden overal in het Hageland tot ontginningen. De namen Sint Pieters Rode, Gelrode en Nieuwrode herinneren nog aan het rooien van de bossen die hier hebben plaatsgevonden. Omstreeks 1300 was het cultuurlandschap al in grote lijnen gevormd. Behalve gebieden die te nat, te 58
onvruchtbaar of te steil waren, was vrijwel het hele gebied aan het einde van de Middeleeuwen in cultuur gebracht. De streek tussen Winge, Demer en Velp behield globaal nog zijn beboste aanblik (vooral op de getuigenheuvels) maar hierbinnen waren grote cultuureilanden geschapen. De gehuchten en dorpjes groeiden veelal rondom een ‘dries’, een centrale open ruimte. Deze pleintjes waren gemeenschappelijk en dienden onder meer voor het verzamelen van het vee. Een vijver (poel) leverde drinkwater voor vee en zo nodig bluswater. Driesen hebben dikwijls een driehoekige vorm, waarbij vanuit de hoekpunten vertrokken wegen, voornamelijk veedriften. Vaak ligt ook de kerk op of nabij de dries.25 Op een figuratieve kaart uit 1598 is direct ten oosten van de kerk van Wezemaal een dergelijk driehoekig pleintje herkenbaar (figuur 8).26 Hieruit kan waarschijnlijk afgeleid worden dat ook Wezemaal van oorsprong een driesnederzetting was. De forse toename van de bevolking leidde in de Volle Middeleeuwen tot het ontstaan van diverse steden zoals Leuven, Aarschot, e Diest en Tienen. Leuven en Tienen dankten hun groei (11 eeuw) aan de ligging op de oude handelsroute van het Maasland naar Antwerpen, precies op die punten waar de Dijle en de Gete bevaarbaar werden. Aarschot en Diest groeiden uit tot handelsplaatsen op de Demer, een waterweg op de jongere oost-west-handelsroute tussen Brugge en Keulen (12e eeuw). Vanaf de 13e eeuw is Aarschot een economisch knooppunt. In de 14e eeuw kende de lakenhandel een hoogtepunt. De bloei van de steden zorgde er ook voor dat het platteland zich meer en meer op de stad ging richten. Als gevolg van de groeiende economie en bevolking gingen boeren zich steeds meer specialiseren: het Hagelandse vee, de Hagelandse kazen, het Hagelands hout en houtskool vonden afzet tot ver buiten Brabant. ‘Rijzende’ akkers Aan de voet van de getuigenheuvels lagen gunstig gedraineerde gronden die zeer geschikt waren als akker. In de Middeleeuwen kenmerkte het landbouwsysteem zich in eerste instantie door een weide-braakstelsel. Hierbij fungeerden de percelen binnen het akkerlandcomplex afwisselend als akker en weiland. Door een perceel tijdelijk als weiland in gebruik te nemen, kreeg de bodemvruchtbaarheid de kans zich weer te herstellen. Vanaf de Late Middeleeuwen werd naast de uitbreiding van het akkerareaal de landbouwproductie vergroot door een intensivering met behulp van bemesting. Hierdoor konden de akkers jaarlijks benut worden en hoefden ze niet meer braak te liggen. Humusrijk materiaal (zoals bosstrooisel, heide- en/of grasplaggen) werd gebruikt om de (vloeibare en vaste) dierlijke mest van het gestalde vee te binden.28 Dit mengsel (stalmest, plaggen/strooisel) werd vervolgens op de akker gebracht. Omdat het humusrijke materiaal behalve organisch afval ook veel minerale bestanddelen (zand en of klei, afkomstig van de plaggen) bevatte, ontstond ten gevolge van eeuwenlange, intensieve bemesting een dikke humushoudende bovenlaag. Dergelijke gronden worden ook aangeduid met de term ‘plaggenbodem’, de humeuze bovengrond als ‘plaggendek’. De natte gebiedsdelen en de getuigenheuvels De getuigenheuvels en de nattere gebiedsdelen waren minder geschikt voor een gebruik als akkerland. Deze gronden waren niettemin van groot belang voor de grotendeels agrarische bevolking. De natte gronden zoals de brede vallei van de Winge waren namelijk uitstekend geschikt als weiland voor het vee en als hooiland (zogenaamde beemden).30 De nabijheid van steden als Leuven en Aarschot maakte een intensieve veeteelt lonend. De opbrengst van het hooiland (wintervoer) bepaalde hoeveel vee men de winter kon doorhelpen. De hoeveelheid vee bepaalde vervolgens de hoeveelheid mest en daardoor ook de grootte van het akkerareaal. Een ideale ligging voor de boerderijen was op de overgang van de akkerlanden en de hooi- en weilanden. Het brede dal van de Winge wordt gekenmerkt door een dicht slotennetwerk. Waarschijnlijk werden al in de Middeleeuwen diverse ontwateringgrachten gegraven om dit zeer natte gebied te ontwateren en geschikt te maken als weide- en hooiland. Ook de bossen en heidegebieden op de getuigenheuvels konden gebruikt worden als extensief weidegebied. Vanuit de dries van Wezemaal kon men zowel de natte gebiedsdelen als de hoger gelegen getuigenheuvels relatief makkelijk bereiken. De steile zuidelijke hellingen van de getuigenheuvels met dagzomende glauconiet en een sterke oppervlakkige afwatering waren bovendien geschikt voor talrijke, door hagen afgebakende wijngaarden. Hoewel in het Hageland de wijnteelt vanaf de 13e en 14e eeuw bloeide, waren in Wezemaal echter weinig middeleeuwse wijngaarden aanwezig, een belangrijke 13e-eeuwse wijngaard van Arnold II van Wezemaal uitgezonderd. Door de opkomst en groei van steden in de late Middeleeuwen nam ook de vraag naar meel toe. De diameter van de molenstenen werd groter zodat de meelproduktie kon worden opgevoerd. Door de grotere omvang van de stenen kon de molen niet meer handmatig worden voortbewogen en werd meer en meer gebruik gemaakt van wind en stromend water. In de omgeving van Wezemaal zijn in de Middeleeuwen diverse watermolens bekend. Deze watermolens gingen veelal gepaard met ingrijpende veranderingen. Zo werd onder meer het water opgestuwd en werden molenvijvers aangelegd. In de Late Middeleeuwen werden diverse watermolens ook gebruikt ten behoeve van de opkomende lakenindustrie. Windmolens zijn bij voorkeur hoog gelegen. De windmolens van het Hageland stonden dan ook vaak op de top van een getuigenheuvel. 59
De natte gronden en de getuigenheuvels waren ook uitstekend geschikt voor de exploitatie van grondstoffen. Mest was van essentieel belang voor het boerenbedrijf, vooral voor de akkers op de zandgronden. Om de maximale hoeveelheid mest op te vangen, werden de dieren zoveel mogelijk op stal gehouden. In de stallen werden verschillende soorten strooisel gebruikt om de mest mee aan te maken. Dit strooisel werd veelvuldig gewonnen op de getuigenheuvels en de natte gebieden. Ook bouwmateriaal werd hoofdzakelijk in deze gebieden gewonnen. Op de getuigenheuvels en in de natte gebieden kwam relatief veel hout voor. Hout werd niet alleen gebruikt als brandstof, maar ook als bouwmateriaal voor bouwwerken, transportmiddelen, werktuigen, huisraad, etc. In de natte gebieden werd ook veen gewonnen als brandstof, stro voor daken en leem als bouwmateriaal. In de Middeleeuwen werden de wanden van de gewone huizen, woonvloeren en ovens gemaakt van leem. Voor de grotere gebouwen zoals kerken en kastelen werd op de getuigenheuvels ijzerzandsteen gewonnen die vanaf 1225 ondermeer zou leiden tot de zogenaamde ‘Demergotiek. Door de talrijke bosontginningen, het weiden van vee en het winnen van strooisel op de getuigenheuvels kon het bos plaatselijk niet regenereren en ontstonden uitgestrekte heidevelden die gevoelig warenvoor verstuivingen. Het gehucht Heikant ten noordwesten van Wezemaal herinnert hieraan. Wegenpatroon Het wegenpatroon hangt veelal samen met de ontginningen vanaf de Middeleeuwen. De wegen dienden vooral om de desbetreffende akkers of graslanden te bereiken, slechts enkele hadden een belangrijke doorgaande functie. De wegen werden aangepast aan de landschappelijke situatie en kenden tot in de 19e eeuw dan ook een slingerend verloop. Ze lagen voornamelijk op de drogere delen van het landschap, vaak op de grens tussen droog en nat. Vroeg of laat moest men ook de verkeersonvriendelijk beekdalen doorkruisen maar niet iedere plek was geschikt om het beekdal over te steken. De voorkeur ging uit naar een plek waar het beekdal relatief smal en het water niet te diep was. Om de Winge te doorkruisen waren niet zoveel geschikte overgangen aanwezig. Ten zuiden van Wezemaal is het dal van de Winge zeer breed. De hier aanwezige overgangen waren in de winter dikwijls onberijdbaar. Ten westen van Wezemaal (ten noorden van het Vrouwenpark) was wel een geschikte overgang aanwezig. Ten oosten van Wezemaal vormden de getuigenheuvels een hindernis die men volledig ten noorden of ten zuiden moest omzeilen. Er was echter ook één geschikte weg temidden van de heuvels. Op het kruispunt van deze wegen is uiteindelijk Wezemaal gelegen. Wezemaal lag hierdoor ook op een belangrijke doorgangsweg van Leuven naar Aarschot. Kastelen en abdijen Met het afnemen van het centrale gezag in de 10e eeuw kregen locale heersers mogelijkheden tot machtsontplooiing. Alleen de kapitaalkrachtigste heren konden een versterking bouwen om hun machtspositie te bevestigen. In de omgeving van Wezemaal waren in de Middeleeuwen diverse kastelen aanwezig die omwille van de verdedigende functie een nauwe relatie met het omringende landschap hadden.33 De meeste kastelen werden daarom gebouwd aan de rand van een moerassig gebied of waterloop. Door deze moeilijk toegankelijke ligging was het kasteel goed te verdedigen. Op het eerste zicht lijkt het kasteel van Wezemaal van een dergelijke ligging af te wijken. Het kasteel bevindt zich echter aan de rand van een uitgestrekt nat gebied. Door het graven van sloten konden de slotgrachten van voldoende water voorzien worden. Opdat men geen natte voeten kreeg, werd waarschijnlijk het kasteelterrein opgehoogd (figuur 3). Het is wel opvallend dat alleen het kasteel van Wezemaal, in vergelijking met de overige kastelen in de directe omgeving, zo goed als in de dorpskern was gelegen. Behalve kerken werd een bijzondere plaats in het middeleeuwse landschap ingenomen door abdijen en kloosters. In het Hageland vestigden zich vanaf de 12e eeuw diverse kloosterordes. De kloosters werden zowel gesticht in de steden maar ook op het platteland, soms in de complete wildernis. In het begin steunden de kloosters nog sterk op de locale aristocratie en grootgrondbezitters. Rond 1215 wordt door heer Arnold van Rotselaar een stuk grond geschonken voor een cisterciënzerabdij voor adellijke dames: het Vrouwenpark. Aangezien de cisterciënzers landbouw als belangrijkste inkomstenbron hadden en vaak temidden van de ongerepte wildernis leefden, werd de abdij gesticht in een afgelegen stuk bos, nabij de Winge. De abdij kende een snelle groei, dankzij vele schenkingen van gronden en hoeven in de streek rond Rotselaar, Wezemaal en Holsbeek maar ook en vooral in de streek rond Tienen. Op het einde van de 16de eeuw, toen ons land lange tijd in oorlog was met Spanje, moesten de nonnen de abdij verlaten, en verbleven zij in een "vluchthuis" binnen de veilige stadsmuren van Leuven. Pas rond het midden van de 17de eeuw verving een abdis van Spaanse afkomst een groot deel van de vervallen gebouwen door nieuwe gebouwen : van deze 17de-eeuwse "nieuwe abdij" bestaan nog het vroeger aissenhuis (nu het huis van de paters Montfortanen), de boerderijgebouwen (met jaartal boven de deur : 1671) en het sierlijke bakstenen huis van de proost.Vrouwenpark hield op te bestaan in 1796, tijdens de Franse Revolutie, toen de Fransen ons land bezet hadden en alle abdijen afschaften. 60
Ook te Gempe (Sint-Joris-Winge) wordt in 1219 een vrouwenklooster (Norbertinessen) gesticht. Het initiatief hiervoor wordt toegeschreven aan ridder Renier van Udekem, heer van Schaffen en Lubbeek. Volgens de legende zou de ridder uit financiële overwegingen en ertoe aangespoord door de Heilige Geest, beslist hebben zijn hof te Pellenberg om te vormen tot een vrouwenklooster, om een waardige toekomst te verzekeren aan zijn acht vrome dochters. De nieuwe instelling kwam zeer vlug in moeilijkheden met de abdij van Park te Heverlee: volgens de regels van Prémontré lag het klooster te dicht bij de abdij. Hendrik I, hertog van Brabant, redde het klooster van een verzekerde afschaffing door de Orde van Prémontré, doordat hij in 1229 12 bunder laag gelegen grond en een watermolen schonk, gelegen te Gempe onder SintJoris-Winge Het klooster verkreeg het tiendenrecht van drie parochies uit de omgeving, nl. Kortrijk-Dutsel, Nieuwrode en Sint-Joris-Winge. Devestiging te Gempe schonk geen voldoening: de toenmalige baan van Leuven naar Diest lag te dichtbij en de plaats was te vochtig. In 1252 verhuisde het klooster naar zijn definitieve vestigingsplaats op 600 meter ten zuiden van het gehucht Gempe, stroomopwaarts langs de Molenbeek. Het is niet duidelijk of de naam "'s Hertogen Eiland" van de eerste of de tweede vestiging te Gempe afkomtig is. De voor het klooster voorspoedige achttiende eeuw werd dramatisch beëindigd met de opheffing van de instelling in 1795 tijdens de Franse Revolutie. Alle bezittingen werden door de Franse overheerser in beslag genomen. Het klooster werd verkocht en afgebroken. Op de plaats werd in 1828 het kasteel van Gempe opgetrokken. De omheiningmuur en de stallingen van het klooster zijn nog bestaande
Deel Tom Debruyne
61
Overeenkomst tussen de gemeenten Rotselaar, Holsbeek, Tielt-Winge en Bekkevoort en WinAr inzake advisering en opvolging van stedebouwkundige dossiers
Goedkeuring raad van bestuur WinAr: 17 november 2010
62
Inhoudstafel Inleiding Advisering: juridisch kader Advisering: wie doet wat? Agentschap R-O Vlaanderen. Onroerend Erfgoed : Provincie Vlaams-Brabant : Intergemeentelijke Archeologische Dienst WinAr : Adviseringscriteria Wat kan WinAr adviseren? Paleo-landschappelijke boringen: Archeologische (pedologische) boringen: Karterende (archeologische) boringen: Proefsleuven: Gecontroleerde vlakdekkende afgraving Vlakdekkende opgraving Wanneer kan WinAr adviseren Dossieropvolging Ten slotte... Samengevat: de afsprakennota
63
Inleiding Met de implementatie van het zorgplicht principe uit het Decreet voor Onroerend Erfgoed uit 1993 en de (uiteindelijke) ratificatie in 2010 door de Vlaamse regering van het Verdrag van Malta uit 1992 werd de archeologische wereld in Vlaanderen op haar grondvesten geschud. Archeologie werd opgenomen in het beslissingsproces rond ruimtelijke ordening en urbanistische ontwikkeling en werd zo een van de vele te verkrijgen adviezen voor een bouwvergunning. Deze evolutie had de noodzakelijke commercialisering van de sector tot gevolg. Niet langer wordt het onderzoek uitgevoerd door wetenschappelijke staats- of universitaire instellingen, maar wordt het leeuwendeel van de projecten uitbesteed aan archeologische studiebureaus en verliest archeologie haar zuiver wetenschappelijk élan ten voordele van een meer praktische ‘publieke’ invulling. Bovendien verschuift de beslissingsmacht in de toekomst meer van het gewestelijk naar het regionale/lokale niveau. Ook in de conceptnota voor het nieuw onroerend erfgoeddecreet die nu op tafel ligt en door alle belanghebbende partijen is becommentarieerd worden de gemeentes meer en meer gestimuleerd het onroerend erfgoedbeleid lokaal op te nemen en zal de Vlaamse Overheid (inter)gemeentelijke initiatieven (mits officiële erkenning) geldelijk steunen. Het is dan ook de bedoeling dat de lokale besturen meer bevoegdheden gaan krijgen en opnemen. Beheerstaken zoals het formuleren van sommige adviezen en toelatingen zullen naar de lagere overheden overgedragen worden. Tevens zal de intergemeentelijke erfgoeddienst een loketfunctie krijgen en wordt zij een direct, lokaal aanspreekpunt voor de burger. Een dergelijke intergemeentelijke archeologische dienst (het kleine broertje van een intergemeentelijke erfgoeddienst) werd reeds in 2008 opgericht tussen de gemeentes Rotselaar, Tielt-Winge en Holsbeek en kreeg als naam WinAr - de Wingense Archeologische Dienst. In mei 2011 trad ook de gemeente Bekkevoort toe tot de projectvereniging. In de resultaatsverbintenis tussen WinAr en het Agentschap Ruimte en Erfgoed staat de archeologische advisering van stedenbouwkundige aanvragen als een van de kerntaken van de intergemeentelijke archeologische dienst (IAD) vermeld. In die optiek organiseerde WinAr eind 2009 een overlegronde met de diensten ruimtelijke ordening van de respectievelijke gemeentes. Na een evaluatieperiode van ongeveer een jaar kunnen de proefondervindelijk geëvalueerde procedures en geheel van afspraken rond de archeologische advisering in de vorm van een afsprakennota beschreven worden4. Na goedkeuring van de raad van bestuur van WinAr zal deze afsprakennota aan de schepencolleges van de gemeenten Holsbeek, Rotselaar,Tielt-Winge en Bekkevoort voorgelegd worden ter kennisgeving en goedkeuring.
4
Naar analogie met de ‘Beleidslijnen archeologische advisering dossiers, criteria, inhoud en impact’ en ‘Afsprakennota met de gemeenten inzake advisering en opvolging van dossiers’ van Zolad+, de intergemeentelijke projectvereniging voor het onroerend erfgoed (Riemst, Lanaken, Bilzen en Voeren) 64
Advisering: juridisch kader De rechtsgrond voor het adviseren door archeologen van stedenbouwkundige dossiers wordt gevormd door de ‘Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening5.’ Conform art. 4.2.19§1 kan de gemeente advies vragen aan WinAr. Bovendien kan de gemeente ook een pré-advies vragen aan de intergemeentelijke archeologische dienst voor aanvragen die conform het art. 4.7.16§1, respectievelijk 4.7.26§4, eerste lid, 2° die sinds 1 september 2009 voor advies inzake onroerend erfgoed moet voorgelegd worden aan het Agentschap van Ruimte en Erfgoed. Bovendien is omwille van de gemeenteraadsbeslissingen van de gemeentes Rotselaar, Holsbeek, Tielt-Winge en Bekkevoort toe te treden tot een intergemeentelijke archeologische dienst en de hierbij horende resultaatsverbintenis met het Agentschap R-O Vlaanderen, WinAr onder meer verplicht advies te geven bij stedenbouwkundige vergunningen en ruimtelijke planning. Het eigenlijke archeologische advies echter steunt vooralsnog op het ‘Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium6’ en in bijzonderheid op art. 4 § 2 het zorgplichtprincipe, waarin gesteld wordt: “De eigenaar en de gebruiker zijn ertoe gehouden de archeologische monumenten die zich op hun gronden bevinden te bewaren en te beschermen en ze voor beschadiging en vernieling te behoeden.” De zorgplicht is dus met andere woorden decretaal verankerd. De memorie van toelichting benadrukt dat deze zorgplicht geldt voor het wettelijk beschermd en het onbeschermd, het gekend en het ongekend archeologisch patrimonium: “Paragraaf 2 omschrijft de algemene verplichtingen t.o.v. elk archeologisch monument dat redelijkerwijze als dusdanig kan herkend worden en is dus niet beperkt tot die terreinen die in toepassing van dit decreet onder wettelijke bescherming geplaatst worden. Het moet een minimale waarborg bieden als instrument en behoud van nog onbekende archeologische monumenten die nog in de bodem bedolven zitten”. Reeds in 1993 werd er dus een ‘verstoorder betaalt-principe’ gewettigd dat ook ingeschreven is in het (Europees) Verdrag van Malta (la Valetta, 1992) dat in juli 2010 ook door de Vlaamse Regering werd geratificeerd.
5
Gewijzigd bij decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen (B.S. 3/7/2009) Gewijzigd bij decreet van 18 december 2009 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 (B.S. 30/12/2009) Gewijzigd bij decreet van 18 december 2009 houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009 (B.S. 29/1/2010) Gewijzigd bij decreet van 16 juli 2010 houdende aanpassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en van het decreet van 10 maart 2006 houdende decretale aanpassingen inzake ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed als gevolg van het bestuurlijk beleid (B.S. 9/8/2010) 6 gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999, 28 februari 2003, 10 maart 2006 en 27 maart 2009 (Belgisch Staatsblad 15.09.1993, 08.06.1999, 24.03.2003, 07.06.2006 en 15.05.2009) 65
Advisering: wie doet wat? Agentschap R-O Vlaanderen. Onroerend Erfgoed : Contactpersoon : Els Patrouille, Blijde Inkomststraat 103-105, 3000 Leuven
-
gewestelijke RUP’s
-
MER’s
-
Aanvragen van een publiekrechtelijk persoon of betrekking hebbend op werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang (Art. 127 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van Ruimtelijke Ordening)
-
Aanvragen die betrekking hebben op beschermde monumenten, stads-en dorpsgezichten,
landschappen
of
erfgoedlandschappen,
archeologische
monumenten of tot percelen die gelegen zijn in voorlopig of definitief beschermde archeologische zones. -
En bij uitbreiding de dossiers waartoe belast in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, als daar zijn (met betrekking tot de lokale archeologie) o
verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten;
o
groepswoningbouwprojecten
waarbij
ten
minste
tien
woongelegenheden ontwikkeld worden o
de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden:
o
aanvragen voor nieuwbouwprojecten met een bebouwd oppervlak van 500m² of meer in woongebieden en recreatiegebieden.
o
Aanvragen
voor
ontginningsgebieden
en
uitbreiding
van
ontginningsgebieden
Provincie Vlaams-Brabant : Contactpersoon : Hadewijch Degryse, Provincieplein 1, 3010 Leuven
-
provinciale en gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen
-
gemeentelijke en provinciale RUP’s (/BPA’s)
-
ruilverkavelingen op vraag van VLM
Aard van het advies van beide instanties : bindend, al dan niet voorwaardelijk gunstig advies dat, indien het Agentschap of de provincie het nodig acht, gebaseerd is op een niet-bindend advies door de intergemeentelijke archeoloog
66
Intergemeentelijke Archeologische Dienst WinAr : Contactpersoon : Veerle Lauwers, Provinciebaan 20, 3110 Rotselaar
-
pré-advies bij verkavelingsaanvragen, planologische / stedenbouwkundige attesten + hulp bij verkavelingsdossiers in de gemeentes voor inwoners
-
zeer vroeg stadium (startnota of voorontwerp) van gemeentelijke RUP’s (/BPA’s), MER’s, etc.
-
dossiers doorgestuurd vanuit het Agentschap Ruimte en Erfgoed ingediend door de gemeenten Holsbeek, Rotselaar, Tielt-Winge of Bekkevoort
-
dossiers doorgestuurd vanuit het Agentschap Ruimte en Erfgoed ingediend voor pré-advies door de bouwheer of studiebureau
-
projecten waarvan de gemeente dossierbeheerder is : bouwaanvragen van particulieren, met uitzondering van doorsnee privé woningbouw. In concreto in onderstaande gevallen:
o dossiers met bodemingrepen >= 1500m² o dossiers met bodemingrepen < 1500m² met duidelijke aanwijzingen voor een
risico
op
aanwezigheid
van
archeologisch
erfgoed
(cfr
adviseringsmethodologie) o verkavelingen >= 5 loten o verkavelingen < 5 loten met duidelijke aanwijzingen voor een risico op aanwezigheid van archeologisch erfgoed
Aard van het advies: bindend, al dan niet voorwaardelijk gunstig advies en niet-bindend advies op aanvraag van Agentschap RO & provincie
De lijst dossiers ter advisering wordt periodiek besproken door de intergemeentelijke archeoloog en de diensten RO van de respectievelijke gemeenten. De dossiers waar er daadwerkelijk tot advisering zal worden overgegaan worden door de archeoloog naar haar standplaats meegenomen en worden binnen een termijn van 30 dagen geadviseerd. Niet opgevraagde dossiers worden geadviseerd als ‘geen bezwaar’. Dit wordt gemeld aan de respectievelijke diensten die dit advies opnemen in de vergunning. Het advies (met voorwaarden) wordt opgenomen in de bouwvergunning. WinAr krijgt dan bericht wanneer de aanvraag vergund is. Bij de vergunning wordt de folder ‘Een intergemeentelijke archeologische dienst in jouw gemeente’ toegevoegd. Tevens is deze laatste verkrijgbaar bij de diensten RO van Rotselaar, Bekkevoort, Tielt-Winge en Holsbeek. Bovendien neemt WinAr ook contact op met de bouwheer om hem te melden dat er ‘archeologische’ bindende voorwaarden in de bouwvergunning staan. Met dit directe contact zorgt de IAD dat het bouwdossier geen vertraging oploopt en bouwovertredingen, of overtredingen ten het zorgplichtsprincipe (art. 4§2 van het decreet) vermeden kunnen worden.
67
Ook RUP’s, MER’s en gerelateerde zaken worden voor (pre-)advies overgemaakt. Winar krijgt tevens bericht wanneer dossiers door de gemeenten naar het Agentschap Ruimte en Erfgoed worden gestuurd.
Adviseringscriteria Het bodemarchief bestaat uit bekende en onbekende archeologische waarden. Die onbekende waarden zijn de archeologische resten die nog dienen te worden ontdekt. De gekende waarden staan binnen Vlaanderen opgelijst in de (geo-) databank van de Centraal Archeologische Inventaris (CAI). Deze inventaris heeft echter geen decretale verankering, noch een juridische vaststelling. De juridische basis wordt gevormd door het oprichtingsbesluit van het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE) waarin artikel 3 zegt: “Voor de uitvoering van het Monumenten-, Landschaps-, Archeologie en Varend – Erfgoeddecreet heeft het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed tot taak: 1° de inventarisatie en prospectie van het onroerend erfgoed”. Bovendien zijn er ook ondertekende samenwerkingsakkoorden tussen het VIOE en de verschillende actoren; de KULeuven, de RUG en de VUB en het Agentschap van Ruimte en Erfgoed en de stedelijke en intergemeentelijke archeologische diensten. Deze laatste zijn ook door hun resultaatsverbintenis met hun subsidiërende overheid het Agentschap van Ruimte en Erfgoed ertoe verbonden de CAI voor hun gebied te redigeren en te actualiseren. Toch zijn er enkele interpretatieve problemen bij het gebruik van deze inventaris. Het is duidelijk dat de ‘verspreidingskaart van de gekende archeologische waarden’ (CAI) slechts het spreekwoordelijk topje van de ijsberg vormt. Bovendien is deze kaart niet alleen onvolledig, ze vertoont ook talloze vertekeningen, onder andere als gevolg van de mate van zichtbaarheid van archeologische verschijnselen. Vaak is het bodemarchief slecht kenbaar, door vb. de afdekking door plaggen, begroeiing met vegetatie, door ligging onder bebouwing, etc. Daarenboven is er de ongelijke onderzoeksintensiteit die deze kaarten vertonen. Sommige gebieden zijn zeer systematisch verkend door archeologische instituten of amateurarcheologen, andere zijn nog nauwelijks onderzocht. En is de informatiedoorstroom van de veldarcheoloog (de prospecteerder) naar de CAI vaak onbestaande. Tot slot is er een verschil in de kwaliteit van de documentatie van de archeologische waarden en waarnemingen. Van sommige sites is de exacte locatie gekend en zijn de vondsten uitgebreid geanalyseerd terwijl van anderen de plaatsaanduidingen globaal zijn en de vondsten niet beschreven en/of niet meer te bestuderen (lees verloren) zijn. De Centraal Archeologische Inventaris kan dus, met andere woorden slechts als een indicatieve parameter in het adviseringsinstrumentarium meegenomen worden en dienen er tevens andere graadmeters in acht genomen te worden. Zo worden ook luchtfoto’s en historische kaarten en bronnen gebruikt bij advisering, net als de vergelijking met parallelle landschappelijke situaties en de bijkomende kennis daar rond. Bovendien worden ook pedologische (bodemkundige) en geomorfologische observaties net als de lokale topografie en hydrologie meegenomen in de redenering.
68
Wat kan WinAr adviseren? Op basis van de vermoedelijke aanwezigheid van archeologisch bodemarchief wordt een advies op maat van het dossier geschreven. Grosso modo komt dit echter neer op één of een combinatie van meerdere van volgende grote adviesgroepen, zijnde: - Paleo-landschappelijke boringen Wat – handboringen met een Edelman of Gutsboor (5 à 7cm brede boorkop) tot op een 3m diepte. Er wordt meestal 1 boring per ha gezet. De resulterende kern wordt op een 50tal parameters onderzocht Doel – volledige paleo-landschappelijke reconstructie Duur – 1 boring per 1.5 uur Wanneer – als de inplanting van het studieterrein een paleo-reconstructie vraagt voor een juiste inschatting van het onderzoeksproject (vb. oude oeverwallen, etc.). Kostprijs7 – ca. 750€ per hectare - Archeologische (pedologische) boringen Wat –handboringen met een Edelman of Gutsboor (5 à 7cm brede boorkop) tot op een 1.2m diepte. Er wordt meestal 20 boring per ha gezet (grid van 20*25m). Doel – snelle evaluatie van het terrein naar aanwezigheid van archaeologica en de diepte van de archeologische horizont. Duur – afhankelijk van de ondergrond een gemiddelde van 4 boringen per uur Wanneer – vaak als voorstudie bij een gecontroleerde afhaling van de teelaarde Kostprijs – ca. 900€ per hectare - Karterende (archeologische) boringen Wat – handboringen met een megaboor (15 à 20cm brede boorkop). De resulterende boorkern wordt versneden (bij kleigrond) of uitgezeeft (bij zand-leemgrond) op zoek naar artefacten. Er worden meestal 80 boringen per ha gezet (grid van 10*12.5m), bij gemiddelde parameters. Doel – opboren van archeologische artefacten Duur – 4 boringen per uur op zand, 2 per uur op klei Wanneer – wanneer het vermoeden bestaat dat de site van die aard (en/of ouderdom) is dat er geen grondsporen meer aangetroffen zullen worden maar er toch een matige of hoge vondstenspreiding is (meestal prehistorische sites, diepliggende sites, etc.) en het ‘duurder’ proefsleuvenonderzoek niet nodig is. Kostprijs – ca. 1600€ per hectare - Proefsleuven Wat – lange sleuven van ca. 2 m. breed, aangelegd in een regelmatig patroon. De afstand tussen de sleuven varieert, maar in de meeste gevallen is dat ca. 10 m. Er wordt gestreefd naar een dekking van 12%, dus 1200 m² sleuf per ha. Doel – snelle evaluatie van het terrein naar aard, ouderdom en kosten, voorafgaandelijk aan de werken; meestal in het kader van beleidskeuzes. Duur – 1,5 ha per dag onder ideale omstandigheden Wanneer – de ingreep (of de combinatie van ingrepen) is kleiner dan het totale perceel (bv. een verkaveling)
7
Kostprijs wordt steeds voor doorsnee gevallen gegeven. Dit zijn geen richtprijzen, maar hebben de bedoeling een indicatie van de kost te geven. 69
Kostprijs – ca. 4000 € per hectare (de kosten van het latere eventuele vlakdekkende onderzoek niet meegerekend) - Gecontroleerde vlakdekkende afgraving Wat – begeleiding van graafwerken door een archeoloog. De archeoloog geeft aanwijzingen. Aangetroffen sporen en/of concentraties worden direct opgegraven. Het afhalen van de teelaarde kan eventueel deels opgeschort worden (of vertraging oplopen) als de spoordensiteit van die grootte is dat er een apart ingeschaalde geconcentreerde opgraving dient te komen. Doel – evaluatie van het terrein, geschakeld in het bouwproces (kostenbesparend want grondwerken gebeuren toch) Duur – 500 m² per dag onder ideale omstandigheden Wanneer – de ingreep is quasi evenredig met het totale perceel (bv. ontginning) Kostprijs – afhankelijk van de vondsten, kraanmachinist, aantal archeologen. Bij afwezigheid van vondsten goedkoper en efficiënter dan proefsleuven, want kraankosten zijn bij bouwbudget gerekend. Kostprijs wordt grotendeels bepaald door sporendensiteit, aan-of afwezigheid van architectuur en welke vondsten er aangetroffen worden. - Vlakdekkende opgraving Wat – maximale registratie van de archeologische sporen Doel – behoud ex situ van de archeologische erfgoed Duur – Afhankelijk van vondsten, achtergrond, locatie – bij kleine sporendichtheid: 300m² per dag Wanneer – bij positieve evaluatie van een proefsleuvenonderzoek of gecontroleerde afgraving of bij ingrepen in stadscontext Kostprijs – doorstart na een proefsleuvenonderzoek is duurder dan na een gecontroleerde afgraving (grondwerk al gebeurd). Kostprijs wordt grotendeels bepaald door sporendensiteit, aan-of afwezigheid van architectuur en welke vondsten er aangetroffen worden. De keuze voor proefsleuven of vlakdekkende afgraving is ingegeven op basis van enkele afwegingen: risico op vondsten, kostprijs, dossierlast, tijdsdruk,…
Wanneer kan WinAr adviseren Hoewel de realiteit uitwijst dat het leeuwendeel van de adviezen gegeven worden bij ontvangst van de bouwvergunningsaanvraag, dient het toch benadrukt te worden dat WinAr reeds een pré-advies kan formuleren in de studiefase van een project. Zodoende kan, indien gewenst door de bouwheer, het hele archeologische proces in de planning naar voor geschoven worden en dienen de eigenlijke bouwwerkzaamheden geen vertraging op te lopen. Het is perfect mogelijk archeologisch onderzoek uit te voren zonder dat er een bouwvergunning is afgeleverd.
Dossieropvolging Voor alle zaken aangaande archeologie in de betrokken gemeentes stelt de intergemeentelijke archeoloog zijn diensten ter beschikking en mogen vragen naar haar doorverwezen worden (ook voor dossiers behandeld door het Agentschap Ruimte en 70
Erfgoed). Tevens werd er een website (www.winar.be) uitgewerkt en de brochure ‘Een intergemeentelijke archeologische dienst in jouw gemeente’ gepubliceerd om een antwoord te bieden op de meest voorkomende vragen aangaande de werking van de IAD (oa. Wet- en regelgeving rond het onroerend erfgoedbeleid en de decretale verankering). - Verder verleent de intergemeentelijke archeoloog advies aan en begeleidt zij de bouwheren. Zij schrijft de bijzondere voorwaarden (programma van eisen) voor het archeologisch (voor)onderzoek en vraagt desgewenst door de bouwheer offertes aan bij de studiebureaus. - De intergemeentelijke archeoloog faciliteert naar alle belanghebbende partijen en coördineert de werken. Zodoende kunnen eventuele overheadkosten die een hoofdaannemer voor de coördinatie van de archeologische werken zou doorrekenen, vermeden worden. Bovendien zal de intergemeentelijke archeoloog ook ter plaatse de werf bezoeken (al dan niet in de hoedanigheid van wetenschappelijke begeleider) en werfvergaderingen bijwonen. - Zij treedt op als leidend ambtenaar en zorgt in die functie voor het correcte administratieve verloop van de werken. Tevens geeft zij advies bij de finale rapportering van de uitgevoerde opdracht. - Tevens zorgt de intergemeentelijke archeoloog voor een duidelijke informatie-doorstoom naar de belanghebbend partijen en beheert zij het volledige archief (administratie rond advisering en opstart van de werken, alsook het eigenlijke opgravingarchief van velddocumentatie en vondsten – indien de feitelijke eigenaar daarmee instemt) van het project. - Waar kan maakt zij het grote publiek zoveel mogelijk vertrouwd met de werkzaamheden die binnen het grondgebied liggen, al dan niet tijdens de eigenlijke duur van het project.
Ten slotte... De bouwheer dient er zich van bewust te zijn dat na evaluatie van de resultaten van een archeologisch vooronderzoek (boringen of proefsleuven) door de bevoegde erfgoedconsulent(en) er kan overgegaan worden tot een verplichtend advies tot een volledige, vlakdekkende opgraving van het terrein of delen daarvan. Bij een negatieve evaluatie van de resultaten van het vooronderzoek worden de betrokken kavels met een aangetekend schrijven vrijgegeven. Het dient benadrukt te worden dat tijdens de archeologische werkzaamheden er geen andere, grondverstorende activiteiten op de werf mogen plaatsvinden. Ook mag er niet uit het oog verloren worden dat een archeoloog vergunningsplichtig is. Dit wil zeggen dat hij/zij voor iedere ingreep in de bodem (proefsleuven trekken of opgraven of met een metaaldetector prospecteren) op een bepaald perceel een vergunning moet aanvragen én zoiets kost tijd, gauw enkele weken. Wanneer er bij een boor-of proefsleuvenonderzoek sporen worden aangetroffen en er beslist wordt over te gaan tot opgraving, moet er dus niet alleen een nieuwe aanbestedingsprocedure gestart worden er moet ook een nieuwe opgravingsvergunning aangevraagd worden. Bovendien dient de aandacht er op gevestigd te worden dat waar boor-en proefsleufonderzoek steeds gebeurt voor de bouwwerkzaamheden plaatsvinden, er in samenspraak met het archeologisch team voor de eigenlijke opgraving ook een inpassing in of aanpassing van de oorspronkelijke werken kan beoogd worden.
71
Na opgraving van de percelen onder aanvraag, schriftelijke reportage hierover aan het Agentschap en WinAr en controle van de terreinen door de intergemeentelijke archeoloog of een medewerker van het Agentschap Ruimte en Erfgoed, worden de kavels vrijgegeven en ontvangt de bouwheer hieromtrent een aangetekend schrijven. Nu pas kunnen de eigenlijke werken aangevat worden.
72
Samengevat: afspraken tussen gemeentelijke diensten Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en de Wingense Archeologische Dienst Wat adviseert WinAr? -
pré-advies bij verkavelingsaanvragen, planologische / stedenbouwkundige attesten + hulp bij verkavelingsdossiers in de gemeentes voor inwoners zeer vroeg stadium (startnota of voorontwerp) van gemeentelijke RUP’s (/BPA’s), MER’s, etc. dossiers doorgestuurd vanuit het Agentschap Ruimte en Erfgoed ingediend door de gemeenten Holsbeek, Bekkevoort, Rotselaar of Tielt-Winge dossiers doorgestuurd vanuit het Agentschap Ruimte en Erfgoed ingediend voor pré-advies door de bouwheer of studiebureau projecten waarvan de stad of gemeente dossierbeheerder is : bouwaanvragen van particulieren, met uitzondering van doorsnee privé woningbouw. In concreto in onderstaande gevallen: o dossiers met bodemingrepen >= 1500m² o dossiers met bodemingrepen < 1500m² met duidelijke aanwijzingen voor een risico op aanwezigheid van archeologisch erfgoed (cfr adviseringsmethodologie) o verkavelingen >= 5 loten o verkavelingen < 5 loten met duidelijke aanwijzingen voor een risico op aanwezigheid van archeologisch erfgoed
Concrete afspraken met gemeentelijke diensten Ruimtelijke Ordening - lijst met dossiers (ook aankomende) wordt periodiek besproken met de ambtenaren - RUP’s, MER’s en gerelateerde zaken worden ter advies aan WinAr overgemaakt - in aanmerking komende dossiers, wordt door de archeoloog ter advisering (binnen de 30 dagen) meegenomen naar de standplaats - dit (gunstig) advies met voorwaarden wordt opgenomen in de vergunning en de folder ‘Een intergemeentelijke archeologische dienst in jouw gemeente’ wordt toegevoegd - WinAr krijgt bericht wanneer de aanvraag vergund is - WinAr neemt contact op met bouwheer met de melding van de ‘archeologische bindende voorwaarden’ in de bouwvergunning -WinAr krijgt op het einde van ieder kalenderjaar, per gemeente een digitaal overzicht van alle dossiers bij de dienst Ruimtelijk Ordening ter advies ingediend Concrete dossieropvolging in samenspraak met diensten Openbare Werken - deelnemen werfvergaderingen - werfbezoeken en wetenschappelijke begeleiding van de studiebureaus - verzorgen van communicatie met en tussen alle belanghebbende partijen - actief meewerken aan een optimale modus operantie voor alle partijen - een faciliterende rol naar de bouwheer, overheid, gemeente, aannemer en archeologen spelen
73
Voorwaardelijk gunstig advies gegeven door WinAr
74
Uw kenmerk:
Ons kenmerk: 2011/B/001 Vragen naar:
[email protected] 016/61 63 08 of 0472/19 63 80 Datum: 25-05-2011
Betreft Aanvrager: de heer VAN DOOREN Pieter, Wissenbeemd 9, 3460 Bekkevoort Ligging: BEKKEVOORT, Wissenbeemd 9, Sie F2, Nrs 119p, 119r, 122 Aard werken: verbouwen en nieuwbouw varkensstallen, nieuwbouw biogasinstallatie, aanleg sleufsilo’s en aanleg waterbekken
Geachte,
Gelet op: 1. de archeologische zorgplicht zoals gesteld in het decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999, 28 februari 2003 , 10 maart 2006 en 27 maart 2009 (Belgisch Staatsblad 15.09.1993, 08.06.1999, 24.03.2003, 07.06.2006 en 15.05.2009), , art. 4 § 2 2. de Vlaamse codex ruimtelijke ordening gewijzigd bij de decreten van 8 mei 2009, 18 december 2009 en 16 juli 2010 (Belgisch Staatsblad 3.07.2009, 30.12.2009, 29.01.2010 en 09.08.2010) 3. de gemeenteraadsbeslissing dd. 31/01/2011 van de gemeente Bekkevoort toe te treden tot een intergemeentelijke archeologische dienst en de hierbij horende resultaatsverbintenis met het Agentschap Ruimte & Erfgoed en overwegende
x x
x
x
het historische kaarten- en bronnenmateriaal de archeologische vondsten in de onmiddellijke omgeving (interne informatie) luchtfoto’s de Centrale Archeologische Inventaris eerdere archeologische vaststellingen de optimale bewaringsomstandigheden het geomorfologische en bodemkundige onderzoek het beschermde goed (Monument, Landschap of dorpsgezicht) de topografie de hydrologie de geëvalueerde potentie (in gelijkaardige landschappelijke situaties) andere:……………………………………………………………………….
bestaat er een kans dat er tijdens de geplande werken archeologische monumenten vernietigd kunnen worden. Bijgevolg geeft WinAr, de intergemeentelijke archeologische dienst verantwoordelijke voor de gemeente Bekkevoort een voorwaardelijk gunstig advies:
75
Hierbij is als eerste voorwaarde bij de bouwvergunning de volgende actie vereist:
x
Archeologisch onderzoek door middel van een gecontroleerde afgraving van de te verstoren oppervlakte Archeologische vooronderzoek door middel van veldprospectie x boringen x testputten geofysisch onderzoek proefsleuven andere: …………………………………………………… Definitieve archeologische opgraving Andere: …………………………………………………………….
Als bijkomende voorwaarden bij de bouwvergunning zijn ook nog van kracht: 1. Opdat de archeologische werkzaamheden zo vlot mogelijk zou verlopen en zou kunnen ingepast worden in de werfplanning, dient WinAr (adres bovenaan) uitgenodigd te worden op (of tenminste op de hoogte gebracht worden van de afspraken gemaakt op) alle vergaderingen waar de voortgang van de werken gepland en besproken worden. 2. Alle bij de werf betrokken partijen (architect, (onder)aannemer,…) worden op de hoogte gebracht van dit advies. 3. De begeleiding zelf staat onder wetenschappelijk toezicht van WinAr en wordt uitgevoerd door daartoe gekwalificeerde archeologen. 4. De vereiste tijd en middelen te voorzien om te voldoen aan de hoger gestelde voorwaarden 5. De vergunningstermijnen en de bijzondere voorwaarden bij de vergunning te respecteren Gelieve dit advies en de voorwaarden toe te voegen aan de bindende voorwaarden van de in de hoofding vermelde bouwvergunning
Met vriendelijke groeten
Veerle Lauwers Intergemeentelijk archeologe
76
Uw kenmerk:
Ons kenmerk: 2011/B/001 Vragen naar:
[email protected] 016/61 63 08 of 0472/19 63 80 Datum: 25-05-2011
Betreft Aanvrager: de heer VAN DOOREN Pieter, Wissenbeemd 9, 3460 Bekkevoort Ligging: BEKKEVOORT, Wissenbeemd 9, Sie F2, Nrs 119p, 119r, 122 Aard werken: verbouwen en nieuwbouw varkensstallen, nieuwbouw biogasinstallatie, aanleg sleufsilo’s en aanleg waterbekken
Geachte, Naar aanleiding van de plannen die U heeft op de in hoofding vermelde locatie, richten wij U dit schrijven. Bekkevoort maakt deel uit van WinAr, de intergemeentelijke dienst voor archeologie in de regio (samen met Rotselaar, Holsbeek en Tielt-Winge). Op basis van de bestaande wetgeving en door een actief samenwerken met de gemeente werkt WinAr ook in Bekkevoort aan een efficiënt en duurzaam beheer van het archeologische erfgoed. Op die manier wil WinAr voorkomen dat de onzichtbare, maar in de bodem aanwezige en door allerlei werkzaamheden bedreigde archeologische relicten ongedocumenteerd verloren gaan. Bij een positieve afhandeling van het bouwdossier door de gemeente, zullen de voorwaarden mbt. archeologie in de vergunningsvoorwaarden worden opgenomen. Met dit schrijven nemen wij tijdig contact met u op om het onderzoek te kunnen inpassen in uw en onze planning. Wij verzoeken u dan ook de details van deze voorwaarden (termijnen, startdatum, werkwijze en procedure) met ons te willen bespreken, bij voorkeur enige tijd vóór de bouwvergunning wordt verleend. Dit levert een aanzienlijke tijdsbesparing op. U kan ons voor het maken van de afspraak tijdens de kantooruren bereiken op bovenstaand nummer of via
[email protected] met vermelding van het adviesnummer. Meer informatie kunt u alvast vinden op www.winar.be.
Hopend u hiermee van dienst te zijn geweest,
Veerle Lauwers Intergemeentelijk archeologe
77
Attest opgesteld door WinAr, door aanvragen bij te voegen bij de verkavelingsaanvraag
78
Ons kenmerk: TW-VD/2011/002 Vragen naar:
[email protected] 016/61 63 08 of 0472/19 63 80 Datum: 19-07-2011
Betreft Aanvrager: FROONINCKX Paul, Dries 44, 3380 Glabbeek Ligging: TIELT-WINGE, Houwaart 2de afdeling, Sie B, nrs 333F, 334M, 336A en 338A Aard werken: creëren van 7 bouwloten, 7 achterliggende tuinloten en 1 perceel voor akkerland
Geachte, In het kader van het Besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een verkavelingsvergunning (B.S. 05/08/2009), verzocht u de intergemeentelijke archeologische dienst WinAr om advies in bovenstaand dossier. Dit dossier werd door onze dienst ontvangen op 18-07-2011.
Op de kavel onder aanvraag werden er in het verleden geen archaeologica aangetroffen. In de omgeving vermeldt de Centraal Archeologisch inventaris ook geen vondsten. Op de Ferrariskaart (1777) en het primitief kadaster (1858) kunnen echter wel sporen van bebouwing waargenomen worden. De inplanting van deze verdwenen hoeve en het hedendaags gebruik van het perceel laat echter vermoeden dat sporen van deze bewoning verloren zijn gegaan. Bovendien zullen de achterliggende percelen (loten 1b, 2b, 3b, 4b, 5b, 6b, 7b en 8) in de middellange toekomst niet bebouwd kunnen worden, gezien het hier niet over woon zone of –uitbreidingsgebied gaat.
De bodemkundige omstandigheden, Lcf(p) (Vochtige zandleem gronden met weinig duidelijke ijzer en/of humus B horizontl) op zich vormen geen doorslaggevende archeologische indicatie. En samen met het geringe grondverzet van de woningbouw en de subrecente verstoringen op de percelen in kwestie, lijkt het ons dan ook niet billijk een archeologisch vooronderzoek te adviseren. Toch wensen wij u te wijzen in het kader van het Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999, 28 februari 2003 , 10 maart 2006 en 27 maart 2009 (B.S. 15/09/1993, 08/06/1999, 24/03/2003, 07/06/2006 en 15/05/2009), , art. 4 § 2, op de zorgplicht van de eigenaar en de gebruiker om de archeologische monumenten die zich op hun gronden bevinden, te bewaren en beschermen en ze voor beschadiging en vernieling te behoeden. Indien u tijdens de werken toch op archeologische resten zou stoten, bent u volgens bovenstaand decreet verplicht dit zo snel mogelijk te melden. U kan dit doen op bovenstaand email-adres of via de eveneens vermelde telefoonnummers. Hopend u hiermee van dienst te zijn geweest,
Veerle Lauwers Intergemeentelijk archeologe 79
Statuten
80
IAD WINAR Intergemeentelijke Archeologische Dienst
Oprichtingsakte Heden, 20 februari 2009, Voor mij, Dirk Claes, burgemeester van de gemeente Rotselaar, zijn verschenen: Het gemeentebestuur van Rotselaar, hier vertegenwoordigd door Dirk Claes, burgemeester en Luc Vandijck, secretaris. Het gemeentebestuur van Holsbeek, hier vertegenwoordigd door Hans Eyssen, burgemeester en Henri Verreckt, secretaris. Het gemeentebestuur van Tielt-Winge, hier vertegenwoordigd door Chris DesaeverCleuren, burgemeester en René.De Keyzer, secretaris. Deze gemeentebesturen verklaren hierbij over te gaan tot het oprichten van de projectvereniging “ Intergemeentelijke Archeologische Dienst WINAR” volgens de modaliteiten opgenomen in onderstaande statuten.
STATUTEN I. Benaming, zetel, doel, duur Artikel 1: De projectvereniging draagt de naam Wingense Archeologische Dienst, met als afkorting: ‘ WinAr ’. Zij wordt beheerst door de bepalingen van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, en door deze statuten. Artikel 2: De maatschappelijke zetel van de vereniging is gevestigd te Rotselaar, Provinciebaan 20. Artikel 3: De vereniging heeft tot doel: het conserveren, het beheren, het onderzoeken en het ontsluiten van het archeologisch patrimonium op het grondgebied van de aangesloten gemeenten. De vereniging kan haar diensten enkel verlenen binnen de voormelde gemeenten. Artikel 4: De vereniging wordt opgericht voor de duur van de resterende looptijd van de huidige legislatuur en neemt een einde ten laatste op 30 maart 2013 of tot de nieuwe afgevaardigden zijn aangesteld. Indien de leden er mee instemmen, kan na afloop de termijn verlengd worden en dit opeenvolgende keren, telkens beperkt tot maximum zes jaar. Bij gebrek aan instemming van alle betrokken gemeenten of bij het uitblijven van één of meer beslissingen, wordt de projectvereniging ontbonden.
II. Leden Artikel 5: 81
Uitsluitend Hagelandse gemeenten, aangrenzende gemeenten en de provincie Vlaams-Brabant kunnen als lid aanvaard worden. De huidige leden zijn TieltWinge, Holsbeek en Rotselaar Elke wijziging met betrekking tot de leden wordt in het register der leden opgenomen dat aan de statuten is gehecht. Artikel 6: Te allen tijde kunnen nieuwe leden tot de projectvereniging toetreden. Daartoe dienen zij een aangetekend schrijven aan de voorzitter van de raad van bestuur te richten. De toetreding wordt dan als agendapunt op de volgende raad van bestuur ingeschreven waar wordt beslist over een voorlopige aanvaarding. Vervolgens moeten de deelnemende gemeenten of provincie de toetreding in hun respectievelijke raden bespreken en aanvaarden, waarop tijdens de eerstvolgende raad van bestuur de nieuwe leden definitief kunnen worden aanvaard. Een nieuw lid kan enkel definitief als lid van de vereniging aanvaard worden als alle leden van de vereniging daar mee instemmen. De toetreding gaat van start de eerste van de maand volgend op de raad van bestuur waarop de aanvaarding werd uitgesproken. De nieuwe leden worden toegevoegd aan het ledenregister dat aan de statuten van de vereniging is gehecht. Artikel 7: Eenmaal toegetreden is geen uittreding meer mogelijk totdat de termijn opgenomen in artikel 4 verstreken is.
III. Raad van bestuur Artikel 8: De gemeenten worden als lid in de raad van bestuur vertegenwoordigd door een lid van het college van burgemeester en schepenen, gemeenteraad of zijn plaatsvervanger, daartoe aangeduid door de gemeenteraad aangevuld met de Burgemeester. De provincie wordt als lid in de raad van bestuur uitsluitend vertegenwoordigd door een provincieraadslid of gedeputeerde of zijn plaatsvervanger, daartoe aangeduid door de provincieraad. Het mandaat van een bestuurder wordt beëindigd indien de respectievelijke raad die hij vertegenwoordigt zijn mandaat intrekt en in dezelfde raadsvereniging zijn vervanger aanduidt. Alle bestuurders zijn van rechtswege ontslagnemend bij verlies van hun openbaar mandaat, uitgezonderd in geval van algehele vernieuwing van de gemeenteraden en provincieraden. In voorkomend geval duiden de deelnemende gemeenten en provincies in de loop van de maand januari – februari, met als einddatum 30 maart, volgend op het jaar van de verkiezingen tot algehele vernieuwing van de gemeenteraden, de nieuwe bestuurders aan. Zij treden aan op 1 april daaropvolgend. In de tussenperiode (tussen vervallen openbaar mandaat en het aanstellen van een vervanger) blijft binnen het IAD het mandaat van de ontslagnemende vertegenwoordiger lopen. Artikel 9: stemgerechtigde leden De leden hebben recht op één bestuursmandaat waarbij elke bestuurder beschikt over één stem. Elk stemgerechtigd lid kan zich laten bijstaan door een administratief medewerker zonder stemrecht. 82
Artikel 10: raadgevende leden Aan de vergaderingen van de raad van bestuur wordt eveneens deelgenomen door een door iedere aangesloten gemeente aangeduide afgevaardigde uit de oppositie, door één archeoloog afgevaardigd door het Agentschap RO Vlaanderen Onroerend Erfgoed, als lid met raadgevende stem, en door één archeoloog afgevaardigd door de provincie Vlaams-Brabant, als lid met raadgevende stem. Artikel 11: De intergemeentelijke archeoloog wordt steeds op de vergaderingen uitgenodigd en vervult de taak van secretaris tijdens de vergaderingen. De raad van bestuur kan elke persoon wiens aanwezigheid hij nuttig oordeelt, uitnodigen tot het bijwonen van zijn vergaderingen. Hun aanwezigheid moet in de notulen worden vermeld. Deze personen hebben geen stemrecht. Artikel 12: De raad van bestuur kiest onder zijn leden een voorzitter, één ondervoorzitter, een secretaris en een penningmeester voor een periode van zes jaar of tot bij de ontbinding van de vereniging. Deze functies moeten dusdanig verdeeld worden dat per deelnemende gemeente of provincie niet meer dan één functie wordt toegewezen. Het voorzitterschap wordt steeds toevertrouwd aan een door een gemeente aangewezen bestuurder. Artikel 13: De raad van bestuur wordt voorgezeten door de voorzitter van de vereniging, bij zijn afwezigheid door een ondervoorzitter of tenslotte door het oudste lid van de raad van bestuur. Artikel 14: Om geldig te beraadslagen en te beslissen is een aanwezigheidsquorum vastgesteld op de gewone meerderheid van het aantal stemgerechtigde bestuurders. Van dit aanwezigheidsquorum wordt afgeweken voor een tweede vergadering die volgt op een onvoldoende samengestelde eerdere vergadering, en voor zover het gaat om punten die voor de tweede maal op de agenda voorkomen. Deze bepaling geldt niet voor de voorstellen tot statutenwijziging en aanvaarding van toetredingen. De voor de beslissingen vereiste meerderheid is steeds de gewone meerderheid die bereikt moet worden zowel in het geheel als in de groep van de door de gemeenten benoemde bestuurders. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Artikel 15: De vergaderingen van de raad van bestuur zijn niet openbaar. De gedetailleerde notulen worden ondertekend door de voorzitter. Deze notulen met bijgevoegd het stemgedrag van de individuele leden en alle documenten waarnaar in de notulen wordt verwezen, liggen ter inzage van de gemeenteraadsleden op het secretariaat van de aangesloten gemeenten en desgevallend van de provincieraadsleden van de aangesloten provincie op de griffie van het provinciehuis, onverminderd de decretale bepalingen inzake de openbaarheid van bestuur. Artikel 16: De raad van bestuur vertegenwoordigt en verbindt de vereniging in alle gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen, met inbegrip van de daden van beschikking, en voor alles wat tot doelstellingen van de vereniging behoort (zoals 83
o.m. algemene organisatie, benoeming, ontslag, bezoldiging van het personeel, uitvaardiging huishoudelijk reglement, vaststelling van de jaarlijkse contributie voor de werkende leden). Tegenover derden volstaat, opdat de vereniging geldig vertegenwoordigd zou zijn, de handtekening van één lid van de raad van bestuur, daartoe speciaal gemachtigd door de raad van bestuur. Artikel 17: Over het wijzigen van de statuten kan slechts geldig beraadslaagd worden wanneer twee derde van de leden aanwezig is. De beslissingen worden genomen met twee derde meerderheid van de uitgebrachte stemmen. De wijziging van de statuten kan slechts na voorafgaandelijke goedkeuring door de gemeenteraden en desgevallend door de provincieraad. Zij worden daartoe ten minste twee maanden voordien schriftelijk op de hoogte gesteld. De brief zal vergezeld zijn van een tekst met de nieuwe en/of vernieuwde artikels. Bij wijziging van het doel van de vereniging is een eenparige goedkeuring van de aanwezigen vereist. Indien het vereiste aantal niet aanwezig is, wordt een tweede raad van bestuur samengeroepen waarop geldig kan beslist worden (weerom met 2/3 meerderheid) over de punten die voor de tweede maal geagendeerd zijn, ongeacht het aantal aanwezigen. Artikel 18: Elk jaar worden ten minste drie vergaderingen gehouden, waarvan één voor de goedkeuring van de rekeningen van het afgelopen boekjaar en van de begroting van het volgende jaar. Deze laatste heeft plaats zo spoedig mogelijk na afloop van het vorig boekjaar en uiterlijk in de loop van de maand april. De controle op de financiële toestand wordt toevertrouwd aan een accountant benoemd door de raad van bestuur. De raad van bestuur stelt de jaarrekeningen vast en legt ze, samen met een activiteitenverslag en het verslag van de accountant, voor aan de leden die binnen de 2 maanden volgend op de kennisgeving hun goedkeuring verlenen. Tevens wordt het verslag samen met de jaarrekening ter kennisgeving voorgesteld aan de verschillende gemeenteraden, voor 1 juli. Artikel 19: De oproeping geschiedt door de voorzitter, op verzoek van de raad van bestuur of op verzoek van twee leden. Behalve in spoedeisende gevallen worden de oproepingen verzonden door de voorzitter ten minste acht dagen vóór de datum, vastgesteld voor de vergadering. De oproeping vermeldt de datum, het uur en de plaats van vergadering, en bevat de agenda. Het verslag van de vorige vergadering, eventueel de rekening en begroting met toelichting, het jaarverslag en eventuele andere documenten bij de vergadering worden voorafgaandelijk aan de leden en hun vertegenwoordigers bezorgd.
84
IV. Bijdragen Artikel 20: De leden betalen jaarlijks een contributie die opgebouwd is uit: een variabel bedrag per hectare dat maximum 0,5 euro per hectare/jaar bedraagt en een vastbedrag, namelijk 4666 euro/gemeente. Deze bedragen zijn indexeerbaar. De raad van bestuur bepaalt de omvang en de samenstelling van de contributie. Bij de opstart van het IAD worden deze bedragen vastgesteld voor de gemeenten op 4666 euro/gemeente en 0,42 euro per hectare/jaar.
In het jaar van oprichting betalen de leden een a rato deel van de contributie (jaarbedrag/12 * aantal maanden dat de vereniging werkzaam is).
V. Ontbinding, vereffening Artikel 21: Bij ontbinding van de vereniging zullen de in gebruik gegeven goederen, het in beheer gegeven archeologisch patrimonium en het in gemeenschap ingebrachte patrimonium worden teruggegeven aan de eigenaars, Bij vrijwillige ontbinding wijst de raad van bestuur één of meerdere vereffenaars aan en het bepaalt hun bevoegdheden, evenals de bestemming die aan het nettovermogen van het maatschappelijk bezit gegeven wordt. Er zal een bestemming worden gekozen die zoveel mogelijk overeenkomt met het doel van de vereniging. Indien een soortgelijke projectvereniging met een meerderheid van leden die ook van deze projectvereniging deel uitmaken wordt opgericht, dan worden de goederen, personeelsleden met behoud van rechten en het ingebrachte patrimonium bij voorkeur overgedragen aan deze nieuwe projectvereniging. Evenwel zullen binnen de nieuwe bestemming het roerend archeologisch patrimonium en het archeologisch archief (in de ruimste zin) op één locatie bewaard worden, en dit onder optimale bewaringsomstandigheden. Artikel 22: Voor al wat door deze statuten niet wordt geregeld, is het decreet van 6 juli 2001 van toepassing.
Namens de gemeenteraad van Rotselaar Goedgekeurd in zitting van 2 september 2008. De secretaris
De burgemeester
85
L.Vandijck
D.Claes
Namens de gemeenteraad van Tielt-Winge Goedgekeurd in zitting van 9 oktober 2008. De secretaris
De burgemeester
R. De Keyzer
C.Desaever-Cleuren
Namens de gemeenteraad van Holsbeek Goedgekeurd in zitting van 14 oktober 2008. De secretaris
De burgemeester
H.Verreckt
H.Eyssen
Maatschappelijke zetel: Gemeentehuis Rotselaar, Provinciebaan 20, 3110 Rotselaar
86
Huishoudelijk reglement
87
WINAR Wingense archeologische dienst huishoudelijk reglement Artikel 1. Maatschappelijke zetel en secretariaat De maatschappelijke zetel van de projectvereniging WINAR is gevestigd te Rotselaar, Provinciebaan 20. Het secretariaat van de projectvereniging, waaraan alle briefwisseling gericht wordt, is ook gevestigd op dit adres. De raad van bestuur kan beslissen om het adres van het secretariaat te wijzigen. Voor het ter beschikking stellen van het secretariaat kan de gastgemeente een kost doorrekenen aan WINAR. Artikel 2. Raad van bestuur §1: leden De raad van bestuur omvat steeds 3 leden per deelnemende gemeente zoals in artikel 8 t.e.m. 10 van de statuten wordt vermeld, nl. 1 stemgerechtigd effectief lid door de gemeenteraad aangeduid, 1 effectief lid met raadgevende stem, door de gemeenteraad uit de minderheid aangeduid, en automatisch de burgemeester, stemgerechtigd. In totaal zijn er per gemeente 2 stemmen. In geval van afwezigheid kunnen alle bovengenoemde leden zich laten vervangen; de plaatsvervanger heeft dan dezelfde bevoegdheid als de effectieve. Op uitnodiging kunnen nog andere personen met raadgevende stem de bijeenkomsten van de raad van bestuur bijwonen. De door de vereniging aangestelde archeoloog die bevoegd is met de uitvoering van de doelstellingen, zal steeds aanwezig zijn met een raadgevende stem. §2: functies: Zolang WINAR slechts uit 3 gemeenten bestaat, zal de functie van ondervoorzitter niet worden ingevuld. De archeoloog helpt de vergaderingen voorbereiden, is belast met de notulen, helpt de genomen besluiten uitvoeren en opvolgen.
88
Aanduiding van voorzitter, ondervoorzitter, secretaris en penningmeester: ° gebeurt uit de effectief afgevaardigden van de deelnemende gemeente ° de aanduiding gebeurt in onderling overleg; bij betwisting of in geval van meer dan één kandidaat voor dezelfde functie, gebeurt de aanduiding in geheime stemming
§3: taakomschrijving In aanvulling op art. 16 van het decreet op de intergemeentelijke samenwerking en art. 16 van de statuten van WINAR, behelst de taak van de raad van bestuur o.m.: - het waken over de doelstellingen en het totale beleid van de vereniging; - de goedkeuring van projecten en de stemming over de toegekende middelen; - het opmaken van een meerjaren beleidsplan, de jaarplanning met inbegrip van een jaarverslag van het voorbije werkingsjaar, jaarrekening en een budget voor het volgende werkingsjaar; - het ondertekenen van contracten van gelijk welke aard ongeacht of ze de vereniging geheel of gedeeltelijk binden; - instaan voor het beheer van de rekeningen van de projectvereniging; - opvolgen van het personeelsbeleid; - het vertegenwoordigen van de vereniging bij gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen; - het optreden als eiser of verweerder in rechtsgedingen en het beslissen over het al dan niet aanwenden van rechtsmiddelen; - het verzorgen van de interne en externe communicatie van de vereniging; - het oprichten en ontbinden van werkgroepen wanneer de noodzaak daartoe zich voordoet;
§4: presentiegelden De leden van de raad van bestuur ontvangen geen presentiegeld;wel kan een vergoeding toegestaan worden voor gemaakte onkosten (vervoer, telefoon, printkosten...); in dit geval dienen op de begroting de nodige kredieten voorzien te worden. §5: deontologie 89
Elke deelnemer en elk lid van de raad van bestuur onderschrijft bij zijn toetreding of afvaardiging of lidmaatschap van een werkgroep het huishoudelijk reglement van de vereniging. Zij verbinden er zich toe om actief mee te werken aan de verwezenlijking van het maatschappelijk doel van de vereniging zoals omschreven in artikel 3 van de statuten. Artikel 3. Vergaderingen §1. Oproeping De leden van de raad van bestuur worden minstens 8 dagen voor de vergadering opgeroepen om deel te nemen aan de vergadering. Beleidsplan, jaarrekening, budget, jaarverslag en jaarprogramma worden minstens 14 dagen voor de vergadering verstuurd. Dit gebeurt per elektronische post tenzij de leden expliciet per post wensen uitgenodigd te worden. In dat laatste geval vragen zij dit via de archeoloog van de vereniging. De oproeping bevat minstens de volgende zaken: * de aanduiding om welk soort vergadering het gaat, * de aanduiding van de plaats, de datum en het uur van de vergadering. De vergaderingen vinden plaats op het adres van de maatschappelijke zetel tenzij anders beslist door de voorzitter. * de agenda, * als bijlage: – het verslag van de vorige vergadering; – verslagen van werkgroepen die nog niet eerder verstuurd werden; – teksten die nodig zijn bij de bespreking van bepaalde agendapunten. §2. Agenda De voorzitter stelt de agenda samen in overleg met de door de vereniging aangestelde archeoloog. Agendapunten voorgesteld door minimaal 2 leden moeten minimaal 2 weken vooraf gemeld worden aan de voorzitter om te laten agenderen. §3. Notulen De notulen worden gemaakt door de archeoloog van de projectvereniging WINAR. De volgende zaken worden minimum opgenomen in de notulen van de raad van bestuur: * de datum en plaats van de vergadering, * de aanwezige, verontschuldigde en afwezige leden, volgens hun mandaat * de agenda van de vergadering, * een verslag van de bespreking van de verschillende agendapunten, * het stemgedrag * als bijlage: alle documenten waar de raad van bestuur oordeelt om ze toe te voegen aan de notulen.
90
Eventueel de vaststelling van de datum, plaats en uur van de volgende vergadering.
§4. Afwezigheden Indien een effectieve bestuurder en zijn plaatsvervanger drie maal na elkaar, zonder kennisgeving afwezig zijn op de vergaderingen van de raad van bestuur, wordt de effectieve bestuurder verondersteld ontslagnemend te zijn. Aan de gemeente wordt dan gevraagd om in zijn of haar vervanging te voorzien.
Artikel 4. Werkgroepen §1. Oprichting De raad van bestuur kan beslissen om werkgroepen op te richten. De werkgroepen worden steeds voorgezeten door een lid van de raad van bestuur of de archeoloog van de projectvereniging. §2. Samenstelling Werkgroepen worden samengesteld op voorstel van de raad van bestuur. Het aantal leden van een werkgroep is niet beperkt. Een werkgroep kan ook deelnemers bevatten die geen lid zijn. §3. Taken De opdrachten en taken van een werkgroep worden vastgesteld door de raad van bestuur. De werkgroepen houden de raad van bestuur op de hoogte van hun vorderingen en werkzaamheden zodanig dat de raad van bestuur steeds kan bijsturen waar nodig. Leden van werkgroepen kunnen op uitnodiging van de raad van bestuur gehoord worden, ze kunnen met hun expertise een bepaalde materie toelichten. §4. Activiteiten De werkgroep bepaalt zelf haar activiteiten zolang die tot doel hebben het verwezenlijken van de opdrachten en taken die haar door de raad van bestuur zijn toegekend.
Artikel 5. Aanbestedingen
De gezamenlijke uitvoering van werken, leveringen of diensten voor rekening van de projectvereniging gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur overeenkomstig de wet van 24 december 1993 91
betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
Artikel 6. Financieel beleid Bij de start van de werking van de projectvereniging opent de raad van bestuur een rekening bij een financiële instelling; volmacht tot verrichtingen wordt verleend aan de archeoloog en aan de voorzitter en penningmeester.
De debetverrichtingen worden door de raad van bestuur toevertrouwd aan de archeoloog. Deze krijgt handtekeningen volmacht tot een bedrag van 750 euro. Boven dit bedrag zijn twee handtekeningen vereist, die van de voorzitter en/of de penningmeester en/of de secretaris en/of de archeoloog. Maandelijks wordt een overzicht van alle financiële verrichtingen aan de penningmeester bezorgd. De controle op de financiële toestand wordt toevertrouwd aan een externe accountant door de raad aan te stellen. Het verslag van deze controle wordt voor 1 april overgemaakt aan de raad van bestuur. Het jaarlijks budget wordt in samenwerking met de archeoloog opgesteld door de raad van bestuur ten laatste in oktober van elk jaar. De raad van bestuur stelt de jaarrekening vast, die door de archeoloog wordt opgesteld samen met het activiteitenverslag. Deze jaarrekening wordt samen met het activiteitenverslag en het financieel verslag van de accountant ter kennisgeving overgemaakt voor 1 juli aan de gemeenteraden van de participerende gemeenten.
Artikel 7. Handtekenmacht De archeoloog mag aangetekende brieven namens de projectvereniging in ontvangst nemen. Artikel 8. Verzekeringen Bij de aanvang van de werking dient de raad van bestuur voor het personeel en de leden een ongevallenverzekering, een verzekering bestuurdersaansprakelijkheid en rechtsbijstand af te sluiten. 92
De bestuurders zijn niet persoonlijk gebonden door de verbintenissen van de projectvereniging. Zij zijn overeenkomstig het gemeen recht verantwoordelijk voor de vervulling van de hun opgedragen taak. Enkel de stemgerechtigde bestuurders kunnen aansprakelijk gesteld worden voor de tekortkomingen in de normale uitoefening van het bestuur, zij het zonder hoofdelijkheid. Artikel 9. Goedkeuring huishoudelijk reglement
Bij de opstelling van dit reglement kan de raad van bestuur rekening houden met adviezen van de colleges, de gemeenteraadsleden en deskundigen. Het huishoudelijk reglement wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Raad van bestuur.
Artikel 10. Inzage Het huishoudelijk reglement, de notulen van de vergaderingen en kasboek liggen ter inzage op het secretariaat van de projectvereniging.
Dit huishoudelijk reglement werd goedgekeurd op de raad van bestuur van 10 december 2008.
93
Samenstelling Raad van bestuur
94
Raad van bestuur Winar Tielt –Winge Christiane Desaever , burgemeester Kleerbeekstraat 37 3390 Tielt-Winge Yvette Duerinckx, effectief Optielt 61 3390 Tielt-Winge
Paul Delimon ,plaatsvervanger Glabbeeksesteenweg 128 3390 Tielt-Winge
Rudi Beeken , raadgevend Kraasbeekstraat 41 3390 Tielt-Winge
Marianne Demol, plaatsvervanger Tiensesteenweg 6 3390 Tielt-Winge
Piet Celis , administratief medewerker Holsbeek Hans Eysen, burgemeester, Sukkelpotweg 10 3220 Holsbeek
Rudy Janssens , plaatsvervanger Wingeweg 38 3220 Holsbeek
Jos Miseur , effectief Sint-Lambertusstraat 15 3221 Nieuwrode Philip Naert, raadgevend Meesberg 67 3220 Holsbeek
Herman Theys, plaatsvervanger Gildestraat 6 3220 Holsbeek
Sandra Boon, administratief medewerker Rotselaar Dirk Claes, burgemeester Benninksstraat 35 3111 Wezemaal Hilde Van Laer, effectief Vleugtweg 42 3111 Wezemaal
Werner Mertens, plaatsvervanger Wezemaalplein 5A bus 3 3111 Wezemaal
Nico Lodewijks, raadgevend Aarschotsesteenweg 158 3111 Wezemaal
Albert Tuerlinckx, plaatsvervanger Abdijlaan 28 3111 Wezemaal
Theo Peeters, administratief medewerker Bekkevoort Hans Vandenberg, burgemeester, Staatsbaan 331 3460 Bekkevoort
Benny Reviers , plaatsvervanger Witteweg 5 3460 Bekkevoort
Wouter Lenaerts, effectief Oude Leuvensebaan 111 3460 Bekkevoort Alex Vanbets, raadgevend Eugeen Coolsstraat 6 3460 Bekkevoort
Bruno Roten, plaatsvervanger Steenberg 13A bus 2 3460 Bekkevoort
Tamara Willems, administratief medewerker 95
Raadgevende leden: Els Patrouille, Marc Brion (beiden Agentschap Onroerend Erfgoed) en Hadewijch Degryse (provincie Vlaams-Brabant) Voorzitter: Hilde Van Laer Ondervoorzitter: Wouter Lenaerts Secretaris: Jos Miseur Penningmeester: Yvette Duerinckx.
96
Verslagen Raad van bestuur
97
Verslag WinAr – Raad van bestuur 17 maart 2011 – MENA Rotselaar, Provinciebaan 2, 2de verdieping Stemgerechtigden: Aanwezigen: Hilde van Laer (gemeente Rotselaar, voorzitter), Yvette Duerinckx (gemeente Tielt-Winge, penningmeester), Jos Miseur (gemeente Holsbeek, secretaris), Chris Desaever (Burgemeester Tielt-Winge), Verontschuldigd: Hans Eyssen (Burgemeester Holsbeek), Rudy Janssens (gemeente Holsbeek, plaatsvervanger), Dirk Claes (Burgemeester Rotselaar),
Adviserenden: Aanwezigen: Els Patrouille (Agentschap R-O Vl.), Nico Lodewijks (gemeente Rotselaar), Rudi Beeken (gemeente TieltWinge), Hadewijch Degryse (Provinciaal archeologe Vl;-Brabant), Herman Theys (gemeente Holsbeek, plaatsvervanger), Verontschuldigd: Sandra Boon (gemeente Holsbeek), Theo Peeters (gemeente Rotselaar), Philip Naert (gemeente Holsbeek), Piet Celis (gemeente Tielt-Winge), Albert Tuerlinckx (gemeente Rotselaar). Gast: Ann Van Baelen, zaakvoerster A&Co, Fiscaal en bedrijfsadvies (H. van Veldekesingel 150 b16, 3500 Hasselt)
Agenda van de vergadering: 1. Goedkeuring verslag raad 17 november 2010 (in bijlage) 2. Wijziging afgevaardigde Tielt-Winge 3. Aanvraag toetreding Bekkevoort 4. Bespreking jaarverslag (in bijlage) 5. Toelichting accountantsverslag door Ann Van Baelen (A & Co - Hasselt) (overzicht van de onkosten, afschrijvingstabel, grootboek van de rekeningen en van de leveranciers en jaarrekeningen voor en na toewijzing van de winst in bijlage) en in navolging daarvan brief van Zolad+ (op vraag van ondervoorzitter Jan Peumans) aan kabinet Bourgeois aangaande de subsidieregeling. 6. Nieuwe resultaatsverbintenis 2011 (in bijlage) en evaluatie van WinAr 2009 door het Agentschap Ruimte en Erfgoed 7. Stand van zake 8. Datum nieuwe vergadering raad
1. Goedkeuring verslag 17 november en opvolging besproken agendapunten Het verslag werd goedgekeurd 2. Wijziging afgevaardigde Tielt-Winge Omwille van het feit dat schepen Jos Michiels, penningmeester van WinAr, op pensioen gaat, zal hij worden vervangen door schepen van financiën, toerisme, middenstand en KMO Yvette Duerinckx, conform de beslissing van de gemeenteraad van Tielt-Winge van 10 februari 2011. 3. Aanvraag tot toetreding van de gemeente Bekkevoort tot WinAr De vraag werd unaniem goedgekeurd. Na het akkoord van de drie betrokken gemeentebesturen zal Bekkevoort vanaf 1 mei tot WinAr toegetreden zijn. 98
Gezien de uitbreidingsmodaliteiten van IAD naar IOED (Intergemeentelijke Onroerende Erfgoed Dienst) met bijkomende subsidiëring en personeelsuitbreiding (monumentenzorger en/of landschapszorgen met coördinerende archeoloog) dienen deze verzoeken tot toetreding zeker in overweging genomen worden. Doch meer concrete informatie rond uitbreiding van de geldelijke middelen van het Agentschap Ruimte en Erfgoed en rond de feitelijke gesprekken volgt later. Op 20 juni zal Veerle, op vraag van de cultuurbeleidcoördinator een voorstelling van WinAr gaan geven aan de Erfgoedraad te Haacht. De nood van deze gemeente situeert zich echter voornamelijk op het vlak van monumentenzorg. Het scenario van de IOED zou hier een oplossing kunnen bieden voor hun noden. 4. Bespreking jaarverslag Er zijn geen opmerkingen bij het jaarverslag en het document werd unaniem goedgekeurd. Het jaarverslag zal de leden van de raad worden toegestuurd. 5. Bespreking accountantsverslag Op vraag van de leden van de raad van bestuur werd Ann Van Baelen van het accoutantsbureau A&Co uitgenodigd om de jaarrekening en het resultaat van WinAr voor boekjaar 2010 toe te lichten. Net als alle andere IAD’s blijkt dat ook voor WinAr de subsidies die verleend worden door het Agentschap Ruimte en Erfgoed niet voldoende zijn om de volledige loonkost van 1 voltijdse VTE te dragen. De raad stelt dan ook voor een schrijven aan de colleges van de betrokken gemeentes te richten om zo meer subsidies te vragen. Te gelijkertijd zal er ook een schrijven aan minister Bourgeois gericht worden met de vraag of de subsidies van R&E zouden kunnen opgetrokken worden, teneinde de volledige loonkost van 1 voltijdse VTE te dragen (een dergelijke brief werd er reeds door Zolad+, met ondervoorzitter Jan Peumans, gestuurd). Zo kunnen de bijdragen van de gemeentes daadwerkelijk enkel voor werking besteed worden. In de situatie zoals ze nu is, blijft er na aftrek van loon, huur en verzekeringen van het totale budget slechts een kleine 2 .000€ over om een hele jaarwerking mee te bekostigen. Dat houdt dus in dat wanneer er specifieke activiteiten gaan georganiseerd worden zoals tentoonstellingen of de publicatie van een boek er geen reserve is. De vraag zal op die momenten dan ook aan de betrokken gemeentes gesteld worden deze specifieke projecten mee te financieren. Verder wees mevr. Van Baelen er ook op dat WinAr vooralsnog geen sociaal passief heeft. Ook hier zou in de toekomst over dienen nagedacht te worden hoe dit financieel te bufferen. Het financiënverslag werd unaniem goedgekeurd. 6. Nieuwe resultaatsverbintenis tussen het Agentschap Ruimte & Erfgoed en WinAr en de evaluatie van WinAr 2009 door het Agentschap Ruimte en Erfgoed Beide documenten werden ter kennisgeving aan de raad voorgelegd. Er zijn geen vragen of bemerkingen bij 7. Overzicht stand van zake - Tielt-Winge -Aquafin fase 1: proefsleuven in Sint Anna straat, Walenbosstraat en Rillaarse weg (nog uit te voeren 2011, maar bouwvergunning is nog niet verleend) -Busstelplaats Leuvense Steenweg: proefsleuven (nog uit te voeren 2011) -RUP sportaccommodatie, RUP jeugdaccommodatie en Sociaal woonproject Solveld zijn op vraag van de gemeente als 1 geheel behandeld. Het archeologisch vooronderzoek op het volledige gebied onder studie (7ha) zal zo snel mogelijk aanvatten. Teneinde de betrokken bouwheren zo veel mogelijk overlast en vertragingen te besparen (cfr. Het Nieuwsblad woensdag 2 maart). -De werken aan de Gempestraat (wegje naar de Gempemolen) kregen een gunstig advies (te kleine oppervlakte, te veel verstoring), maar Veerle zal ze toch opvolgen (uit interesse en voor alle veiligheid). 99
-De publiekswerkingdagen van 6 en 19 februari waren een groot succes. Alles bij mekaar kwamen er zo een 40 mensen mee prospecteren. De vondsten die we verzamelden op de percelen rond de Bremberghoeve zullen op donderdag 28 april door prof. Vermeersch besproken worden. (20u, Mena gebouw Rotselaar). Op woensdag 13 april zal prof. Gullentops het in Kortrijk-Dutsel (gemeentehuis, 20u) hebben over het Hagelandse landschap. Holsbeek -Fluxys (VTN2): archeologische begeleiding – afgelopen, vondsten en rapporten nog op te leveren -Aquafin Winge fase 1: booronderzoek & opgraving zijn afgelopen, vondsten en rapporten dienen nog opgeleverd te worden -Aquafin Winge fase 2: gezien de zeer grote archeologische kost, pré-advies en tracé verlegging in overleg met Aquafin en Libost -Aquafin Winge fase 3: pre-advies in ondersteuning van Libost -Aquafin Winge fase 3: pre-advies in ondersteuning van Libost -Karthuizersstraat: proefsleuven (nog uit te voeren 2011) -Kasteel van Horst: opgraving ridderzaal is afgelopen, finaal rapport en vondsten dienen nog opgeleverd te worden Rotselaar -Fluxys (VTN 2): archeologische begeleiding– afgelopen, vondsten en rapporten nog op te leveren -Fluxys (VTN 3): archeologische begeleiding nog volop in voorbereiding -Winterdijk: proefsleuven & opgraving (ca. 1ha) - afgelopen, vondsten en rapporten nog op te leveren (zou gebeuren in de loop van april) -Verdwenen kasteel van Wezemaal: studieopdracht R&E, onderzoek is in volle gang -Oliviersstraat: proefsleuven geadviseerd door WinAr, bouwvergunning nog niet verleend -Heikant berg: archeologische werfopvolging (door WinAr, nog tot juni 2011) -Ter Heide sportcomplex: boringen en proefsleuven zijn afgelopen, vondsten en rapporten nog op te leveren. Het deel dat in de ontwikkeling van het sportcomplex ligt zal in combinatie met de aannemingswerken opgegraven worden (resten van IJzertijd occupatie). Het perceel van het ‘Hof van waterdijk’ zal in een latere fase van ontwikkeling vlakdekkend opgegraven worden. -Ringgracht pastorie Wezemaal (door vriesweer werkzaamheden uitgesteld) -Rioleringsaansluiting Zallaken op Terheidelaan; pré-advies en tracé bemiddeling als ondersteuning van Libost Group -Verkaveling Winkelveldbaan, Gildenstraat, Beversluis (nog uit te voeren 2011) -Sociaal woonproject Sint Jansstraat Werchter pré-advies als ondersteuning van SWal en VMSW -Adviserende partner in het project ‘Wingevallei’ van de gemeente Rotselaar
8. Data nieuwe vergadering Woensdag 27 april 2011, 20u30 raadzaal van het gemeentehuis van Tielt-Winge 9. Varia -Prof. Gullentops heeft aan het WinAr archief de dagboeken van pastoor Valere Bols uit Rillaar gedoneerd. Dit is een serie van 6 losbladige schriften met daarin volle tekst en foto’s die handelen over de regionale archeologie, het landschap, de natuur en merkwaardige inwoners. Het zou een mooi gebaar zijn dit als eerste boek in de winAr reeks te kunnen publiceren… -WinAr zal ook dit jaar een lente-persconferentie (met de stand van zake) houden. Waar en wanneer wordt u later medegedeeld. Afsprakennota 1. Informatie inwinnen over de doorstart naar IOED (Veerle) 2. Schrijven van brief naar gemeentebesturen voor subsidieverhoging 3. Schrijven van brief naar minister Bourgeois voor subsidieverhoging
100
Verslag WinAr – Raad van bestuur 28 april 2011 – Kruisstraat 2
Gemeentehuis Tielt-Winge,
Stemgerechtigden: Aanwezigen: Hilde van Laer (gemeente Rotselaar, voorzitter), Jos Miseur (gemeente Holsbeek, secretaris), Chris Desaever (Burgemeester Tielt-Winge), Dirk Claes (Burgemeester Rotselaar), Verontschuldigd: Hans Eyssen (Burgemeester Holsbeek), Rudy Janssens (gemeente Holsbeek, plaatsvervanger), Yvette Duerinckx (gemeente Tielt-Winge, penningmeester), Adviserenden: Aanwezigen: Els Patrouille (Agentschap R-O Vl.), Rudi Beeken (gemeente Tielt-Winge), Hadewijch Degryse (Provinciaal archeologe Vl;-Brabant), Verontschuldigd: Sandra Boon (gemeente Holsbeek), Theo Peeters (gemeente Rotselaar), Philip Naert (gemeente Holsbeek), Piet Celis (gemeente Tielt-Winge), Albert Tuerlinckx (gemeente Rotselaar), Nico Lodewijks (gemeente Rotselaar),
Agenda van de vergadering: 1. Goedkeuring verslag raad 17 maart 2011 2. Aanvraag toetreding Bekkevoort 3. Bespreking reactie’s WinAr in de media 4. Toelichting nieuwe wetgeving, nieuw onroerend erfgoeddecreet en verdrag van Malta 5. Stand van zake 6. Persvoorstelling 7. Subsidiëringsproblematiek 8. Varia 9. Datum nieuwe vergadering raad
1. Goedkeuring verslag 17 maart en opvolging besproken agendapunten Het verslag werd goedgekeurd 2. Aanvraag tot toetreding van de gemeente Bekkevoort tot WinAr Na confirmatie op de raad van bestuur van het akkoord van de drie betrokken gemeentebesturen zal Bekkevoort vanaf 1 mei tot WinAr toegetreden zijn. Schepenen Wouter Lenaerts en Benny Reviers zullen de stemgerechtigde leden zijn voor de raad van bestuur. Het naam van het adviserend lid wordt nog doorgegeven. 3. Bespreking reacties WinAr in de media De verschillende initiatieven die er door Veerle werden genomen om de commentaar rond de opbraak van de voetbalvelden van Rotselaar en Holsbeek te weerleggen (in strictu sensu L. Tobback van antwoord dienen), werden mondeling toegelicht. 4. Toelichting nieuwe wetgeving, nieuw onroerend erfgoeddecreet en verdrag van Malta De verschillende implicaties van het Europees verdrag van Malta (La Valetta 1992) en het concept achter het nieuwe onroerend erfgoed decreet werden besproken 101
5. Stand van zake - Tielt-Winge -Busstelplaats Leuvense Steenweg: proefsleuven (nog uit te voeren 2011) -RUP sportaccommodatie, RUP jeugdaccommodatie en Sociaal woonproject Solveld zijn op vraag van de gemeente als 1 geheel behandeld. Het archeologisch vooronderzoek op het volledige gebied onder studie (7ha) zal zo snel mogelijk aanvatten. Teneinde de betrokken bouwheren zo veel mogelijk overlast en vertragingen te besparen (cfr. Het Nieuwsblad woensdag 2 maart). -De werken aan de Gempestraat (wegje naar de Gempemolen) kregen een gunstig advies (te kleine oppervlakte, te veel verstoring), maar Veerle zal ze toch opvolgen (uit interesse en voor alle veiligheid). - Holsbeek -Fluxys (VTN2): archeologische begeleiding – afgelopen, vondsten en rapporten nog op te leveren -Aquafin Winge fase 1: booronderzoek & opgraving zijn afgelopen, vondsten en rapporten dienen nog opgeleverd te worden -Aquafin Winge fase 2: gezien de zeer grote archeologische kost, pré-advies en tracé verlegging in overleg met Aquafin en Libost -Aquafin Winge fase 3: pre-advies in ondersteuning van Libost -Aquafin Winge fase 4: pre-advies in ondersteuning van Libost -Karthuizersstraat: proefsleuven (nog uit te voeren 2011) -Kasteel van Horst: opgraving ridderzaal is afgelopen, finaal rapport en vondsten dienen nog opgeleverd te worden Rotselaar -Fluxys (VTN 2): archeologische begeleiding– afgelopen, vondsten en rapporten nog op te leveren -Fluxys (VTN 3): archeologische begeleiding nog volop in voorbereiding -Winterdijk: proefsleuven & opgraving (ca. 1ha) - afgelopen, vondsten en rapporten nog op te leveren (zou gebeuren in de loop van april) -Verdwenen kasteel van Wezemaal: studieopdracht R&E, onderzoek is in volle gang -Oliviersstraat: proefsleuven geadviseerd door WinAr, bouwvergunning nog niet verleend -Heikant berg: archeologische werfopvolging (door WinAr, nog tot juni 2011) -Ter Heide sportcomplex: boringen en proefsleuven zijn afgelopen, vondsten en rapporten nog op te leveren. Het deel dat in de ontwikkeling van het sportcomplex ligt zal in combinatie met de aannemingswerken opgegraven worden (resten van IJzertijd occupatie). Het perceel van het ‘Hof van waterdijk’ zal in een latere fase van ontwikkeling vlakdekkend opgegraven worden. -Ringgracht pastorie Wezemaal (door vriesweer werkzaamheden uitgesteld) -Rioleringsaansluiting Zallaken op Terheidelaan; pré-advies en tracé bemiddeling als ondersteuning van Libost Group -Verkaveling Winkelveldbaan, Gildenstraat, Beversluis (nog uit te voeren 2011) -Sociaal woonproject Sint Jansstraat Werchter pré-advies als ondersteuning van SWal en VMSW -Adviserende partner in het project ‘Wingevallei’ van de gemeente Rotselaar
6. Persvoorstelling De persvoorstelling van 1 jaar archeologische bedrijvigheid binnen WinAr zal doorgaan op donderdag 16 juni in de voetbalkantine van FC Holsbeek (oh ironie) Sprekers van dienst zijn Hilde Van Laer (voorzitster), Dirk Pauwels (VIOE – Rotselaar, Winterdijjk), Ann Van Baelen (KULeuven – Holsbeek, Rotselaarsebaan), Wouter Lenaerts (Ondervoorzitter) en Veerle Lauwers (intergemeentelijke archeologe) 7. Subsidiëringsproblematiek In navolging van de brief die Zolad+ naar minister Bourgeois geschreven heeft en het daarop verkregen antwoord, blijkt dus dat het kabinet niet bereid is de subsidies op te trekken. 102
Alternatieve geldstromen zijn: verhoging van de premies van de gemeentes, eventueel provinciale subsidies (via kabinetten van Zelderloo en Swinnen?) en vooral de investeringssubsidies voor depotbeleid (waar eventueel een deel van de personeelskost kan op verrekend worden) lijken interessant. Gezien de uitbreidingsmodaliteiten van IAD naar IOED (Intergemeentelijke Onroerende Erfgoed Dienst) met bijkomende subsidiëring en personeelsuitbreiding (monumentenzorger en/of landschapszorgen met coördinerende archeoloog) dienen de verzoeken tot toetreding van gemeentes zeker in overweging genomen worden. Doch meer concrete informatie rond uitbreiding van de geldelijke middelen van het Agentschap Ruimte en Erfgoed en rond de feitelijke gesprekken volgt later.
8. Varia 9. Datum nieuwe vergadering raad
Afsprakennota 4. Informatie inwinnen over de doorstart naar IOED (Veerle) 5. Schrijven van brief naar gemeentebesturen voor subsidieverhoging 6. Schrijven van brief naar minister Bourgeois voor subsidieverhoging
103
Verslag WinAr – Raad van bestuur 28 april 2011 – Gemeentehuis Bekkevoort, Eugeen Coolstraat 17
Stemgerechtigden: Aanwezigen: Hilde van Laer (gemeente Rotselaar, voorzitter), Yvette Duerinckx (gemeente Tielt-Winge, penningmeester), Hans Vandenbergh (Burgemeester Bekkevoort), Wouter Lenaert (gemeente Bekkevoort, ondervoorzitter), Benny Reviers (gemeente Bekkevoort, plaatsvervanger), Werner Mertens (gemeente Rotselaar, plaatsvervanger), Paul Delimon (gemeente Tielt-Winge, plaatsvervanger), Rudy Janssens (gemeente Holsbeek, plaatsvervanger), Verontschuldigd: Hans Eyssen (Burgemeester Holsbeek), Dirk Claes (Burgemeester Rotselaar), Chris Desaever (Burgemeester Tielt-Winge), Jos Miseur (gemeente Holsbeek, secretaris),
Adviserenden: Aanwezigen: Els Patrouille (Agentschap OE Vl.), Marc Brion (Agentschap OE Vl.), Rudi Beeken (gemeente Tielt-Winge), Hadewijch Degryse (Provinciaal archeologe Vl;-Brabant), Nico Lodewijks (gemeente Rotselaar), Tamara Willems (gemeente Bekkevoort)
Verontschuldigd: Alex Vanbets (gemeente Bekkevoort), Sandra Boon (gemeente Holsbeek), Theo Peeters (gemeente Rotselaar), Philip Naert (gemeente Holsbeek), Piet Celis (gemeente Tielt-Winge), Albert Tuerlinckx (gemeente Rotselaar), Marianne De Mol (gemeente Tielt-Winge), Herman Theys (gemeente Holsbeek) en Bruno Roten (gemeente Bekkevoort)
Agenda van de vergadering: 1. Goedkeuring verslag raad 28 april 2011 2. Overzicht financiële structuur 3. Evaluatie afsprakennota Agentschap OE en WinAr 2011 4. Toelichting nieuwe afsprakennota Agentschap OE en WinAr 2012-02-10 5. Evaluatie persmoment 2011 6. Stand van zake archeologie 7. Erfgoedconvenant Hageland vs. WinAr 8. Datum en agenda nieuwe vergadering raad 9. Varia
1. Goedkeuring verslag 28 april en opvolging besproken agendapunten Het verslag werd goedgekeurd 2. Overzicht financiële structuur De kostensimulatie wordt meegestuurd in bijlage. Het is duidelijk dat de subsidies en de bijdragen van de gemeenten bijna niet meer volstaan om de werking te betalen. Er wordt dan ook voorgesteld een hoge subsidiebedrag aan de gemeentes te vragen (dit zal ingeschreven worden in de nieuw op te stellen statuten van WinAr bij hernieuwing van de projectvereniging in 2013). Tevens wordt er ook op gewezen dat, wanneer er doorgestoten wordt naar een Intergemeentelijke Onroerend Erfgoed Dienst (met monumentenzorg als tweede zuil), het verlies dubbel zo groot zal zijn, omdat er de loonkost (etc.) 104
van een twee personeelslid (niveau A) bijkomt). De vergadering vindt dit echter geen obstakel en spreekt nogmaals de voorkeur voor omschakeling naar IOED uit. Gezien de uitbreidingsmodaliteiten van IAD naar IOED met bijkomende subsidiëring en personeel (monumentenzorger en/of landschapszorger met coördinerende archeoloog) dienen de verzoeken tot toetreding van gemeentes zeker in overweging genomen worden. Doch meer concrete informatie rond uitbreiding van de geldelijke middelen van het Agentschap Onroerend Erfgoed en rond de feitelijke gesprekken volgt later.
3. Evaluatie afsprakennota Agentschap OE en WinAr 2011 -Actorenoverleg: ‘work in progress’ alles gaat zeer gestaag, maar goed. De samenwerking met locale amateurs ging goed wat betreft de studieopdrachten van het Agentschap Oe (Hermansheuvel en kasteel van Wezemaal). De communicatie met metaaldetectoristen blijft moeilijk en de ‘return on invest’ qua tijdsinverstering blijft minimaal. De afsprakennota met de diensten ruimtelijk ordening van de gemeentes wordt goed nageleefd en de doorstroming van dossiers is goed; voor Holsbeek werden er door Veerle twee dossiers opgevraagd, die beiden gunstig geadviseerd werden, voor Rotselaar waren het er 8, waarvan 1 een voorwaardelijk gunstig advies van Onroerend Erfgoed Vlaanderen kreeg (verkaveling Winkelveldbaan-Beversluis). Ook beide dossiers van Tielt-Winge werden gunstig geadviseerd. Het project van Van Dooren aan de Wissembeemd werd voorwaardelijk gunstig geadviseerd terwijl een ander Bekkevoort’s dossier geen voorwaarden in de bouwvergunning meekreeg. Ook de profilering naar de nutsbedrijven en studiebureaus begint zijn vruchten af te werpen, de voordracht van Veerle op de studiedagen voor MER planners (georganiseerd door OE) heeft daar zeker toe bijgedragen, net als de aanwezigheid van WinAr op vele werfvergaderingen. Communicatie met de archeologische studiebureaus en de archeologische sector in het algemeen, gebeurt niet alleen op de werfvergaderingen of met betrekking tot specifieke dossiers maar gebeurde ook op studiedagen (Romeinendag, Forum Vlaamse Archeologie, etc.) -Lokale Archeologische Advieskaart: er wordt de corona een voorlopige versie getoond van de kaart van Bekkevoort. Deze gegevens zullen in de loop der jaren nog verfijnd worden met nieuwe gegevens. De gebruikte methodologie zal in het actieverloop van de Afsprakennota opgenomen worden. -Beleid en beheer: Bekkevoort is probleemloos toegetreden tot het intergemeentelijke samenwerkingsverband. De nadruk wordt gelegd op de doorstoot naar IOED in 2012. -Sensibilisering: gebeurde in 2011 door het inrichten van een persmoment, enkele prospectietochten met vrijwilligers, enkele lezingen (door prof. Vermeersch en prof. Gullentops). Veerle op haar beurt ging een lezing geven bij de mensen van Homo et Natura in Heverlee en in Tielt-Winge op het feest van de Vlaamse Gemeenschap. Ook de polemiek met en rond dhr. Tobback en de daar uit voortvloeiende persaandacht moet in dit kader gezien worden 4. Evaluatie afsprakennota Agentschap OE en WinAr 2012 De afsprakennota werd goedgekeurd door de Raad 5. Evaluatie persmoment 2011 Het persmoment ging door in de voetbalkantine van FC Holsbeek. Er was relatief weinig volk (30 tal mensen) maar de reacties waren zeer positief. Ook de aanwezigheid van mevr. Karin Brouwers, volgt voor CD&V oa het onroerend erfgoedbeleid op, werd gesmaakt. 6. Stand van zake - Tielt-Winge -Busstelplaats Leuvense Steenweg: proefsleuven (nog uit te voeren 2012)? -RUP sportaccommodatie, RUP jeugdaccommodatie en Sociaal woonproject Solveld zijn op vraag van de gemeente als 1 geheel behandeld. Het archeologisch vooronderzoek is afgerond en leverde niets op.
105
-De werken aan de Gempestraat (wegje naar de Gempemolen) kregen een gunstig advies (te kleine oppervlakte, te veel verstoring), maar Veerle zal ze toch opvolgen (uit interesse en voor alle veiligheid). - Holsbeek -Fluxys (VTN2): archeologische begeleiding – afgelopen, vondsten en rapporten nog op te leveren -Aquafin Winge fase 2: gezien pré-advies en tracé verlegging in overleg met Aquafin en Libost is gebeurd. De stedenbouwkundige vergunning kan worden aangevraagd. -Aquafin Winge fase 3: pre-advies in ondersteuning van Libost -Aquafin Winge fase 4: pre-advies in ondersteuning van Libost -Karthuizersstraat: proefsleuven zijn uitgevoerd, maar er werd niets gevonden -Kasteel van Horst: opgraving ridderzaal is afgelopen, finaal rapport en vondsten dienen nog opgeleverd te worden Rotselaar -Fluxys (VTN 2): archeologische begeleiding– afgelopen, vondsten en rapporten nog op te leveren -Fluxys (VTN 3): rapport van het voortraject werd opgeleverd. In samenwerking met OE gaan er zones afgebakend worden die preventief dienen opgegraven te worden. -Verdwenen kasteel van Wezemaal: studieopdracht R&E is afgerond, het rapport kan gevonden worden op http://onroerenderfgoed.ruimteerfgoed.be/Portals/116/Bestanden/Archeologie/2010%20ARCHEO2%20Wezemaal.pdf en hopelijk binnenkort op de website van WinAr, de gemeente en in de bibliotheek! -Ter Heide sportcomplex: boringen en proefsleuven zijn afgelopen, vondsten en rapporten nog op te leveren. Het deel dat in de ontwikkeling van het sportcomplex ligt zal in combinatie met de aannemingswerken opgegraven worden (resten van IJzertijd occupatie). Het perceel van het ‘Hof van waterdijk’ zal in een latere fase van ontwikkeling vlakdekkend opgegraven worden. -Verkaveling Winkelveldbaan, Gildenstraat, Beversluis ( uit te voeren maart 2012) Bekkevoort -Hermansheuvel: studieopdracht R&E is afgerond, het rapport kan gevonden worden op http://onroerenderfgoed.ruimteerfgoed.be/Portals/116/Bestanden/Archeologie/2010%20ARCHEO5%20Hermansheuvel.pdf en hopelijk binnenkort op de website van WinAr, de gemeente en in de bibliotheek! Misschien met een tentoonstelling en boekvoorstelling, indien het agentschap zijn toestemming wil geven?!
7. Erfgoedconvenant Hageland vs. WinAr Veerle geeft tekst en uitleg bij de oprichting van het nieuwe erfgoedconvenant Hageland. Dit is een intergemeentelijk samenwerkingsverband gesubsidieerd door het Agentschap Kunsten en Cultuur (Schauvlieghe) en heeft in feite niets te maken met archeologie dat Onroerend Erfgoed (Bourgeois) is. Bovendien heeft WinAr een juridisch draagkracht (advies in een stedenbouwkundige aanvraag). Om de verschillen duidelijk te illustreren werd bijgevoegd diagram opgesteld. 8. Varia
9. Agenda en datum nieuwe vergadering raad 15 februari 2012, 20u30 te Rotselaar in de Mena
Afsprakennota 7. Informatie inwinnen over de doorstart naar IOED (Veerle)
106
107