GEMEENTEBESTUUR 8300 KNOKKE-HEIST
GRONDREGLEMENT voor de gemengde brandweerdienst
AFDELING I : ORGANISATIE VAN DE BRANDWEERDIENST
AFDELING I
: ORGANISATIE VAN DE BRANDWEERDIENST
AFDELING II
: STATUUT VRIJWILLIGERS
AFDELING III
: ADMINISTRATIEF STATUUT BEROEPSPERSONEEL
AFDELING IV
: BIJZONDERE WERVINGS- EN BEVORDERINGSVEREISTEN BEROEPSPERSONEEL
AFDELING V
: GELDELIJK STATUUT BEROEPSPERSONEEL
AFDELING VI
: EXAMENPROGRAMMA’S EN EXAMENCOMMISSIES
INHOUDSTAFEL
DEEL I
: ORGANISATIE, TAAK EN SAMENSTELLING VAN DE BRANDWEERDIENST.
1
DEEL II
: PERSONEEL.
6
DEEL III
: GEBOUWEN.
7
DEEL IV
: MATERIEEL EN BEVOORRADING IN BLUSWATER.
7
DEEL V
: KLEDING EN UITRUSTING.
8
DEEL VI
: ADMINISTRATIEVE BESCHEIDEN.
9
DEEL VII
: INSPECTIES EN BEZICHTIGING.
11
DEEL VIII
: OVERGANGSBEPALINGEN.
12
DEEL IX
: SLOTBEPALINGEN.
12
DEEL I : ORGANISATIE, TAAK EN SAMENSTELLING VAN DE BRANDWEERDIENST Artikel 1 De brandweerdienst behoort tot de categorie Z. Hij is het centrum van de gewestelijke groep, zoals deze is vastgesteld door de Provinciegouverneur bij toepassing van artikel 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming. Hij is een gemengde dienst. Artikel 2 Onverminderd de bevoegdheden van de Burgemeester, wordt de dienst geleid door de Officier-dienstchef. Deze draagt in het raam van dit organiek reglement, van het reglement van orde en van de onderrichtingen die hem door de Burgemeester worden verstrekt, de verantwoordelijkheid voor de organisatie, de goede werking en de tucht van de dienst. Bij afwezigheid van de dienstchef worden zijn bevoegdheden door de aanwezige officier met de hoogste graad uitgeoefend. Bij gelijkheid in graad wordt het bevel gevoerd door de officier met de meeste graadanciëniteit. Artikel 3. §1. De brandweerdienst is belast met de brandbestrijding en de brandpreventie. Onder meer wordt de brandweerdienst belast met: -
vervoer van en zorgen aan een verstikte of aan een drenkeling; aanvoer van zuurstof; ontploffing; persoon die in een lift ingesloten is; op een dak gevluchte persoon (inzonderheid wanneer het om een zwakzinnige gaat); bevrijding van een onder puin of afbraak bedolven persoon; bevrijding van een onder een voertuig (tram, vrachtwagen enz...) geklemde persoon; bevrijding van een geëlektrocuteerde persoon; bevrijding van een rioolwerker (verstikking in riool) ophalen van een persoon uit put, kanaal, vijver enz...; belemmering op de rijweg, met gevaar voor personen of goederen; bevrijding van een persoon met één der ledematen geklemd in een machine; leegpompen van een kelder ingevolge overstroming of lekkage aan de waterleiding die onder de openbare weg geïnstalleerd is; interventie in een gebouw bij lekkage van schadelijke gassen; ontsnapping van stoom in een gebouw; oververhitte verwarmingsketel; luchtverversing van lokalen waar rook, gas, koud makend mengsel is binnengedrongen; interventie voor een vliegtuig dat in moeilijkheden verkeert; interventie bij overstroming of ramp; neutralisering van een laag koolwaterstofverbinding of zuur; opsporen van een radioactieve bron die gevaar voor de bevolking kan opleveren; onschadelijk maken of vernietiging van wespen- en bijennesten of zwermen die gevaar meebrengen voor personen; inrichting en organisatie van de werking van de eerstehulpposten op het strand; 1
- het ziekenvervoer; - de hulpverleningstaken krachtens bijzondere wettelijke reglementen, zoals vervat in: * de Wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening; * het Koninklijk Besluit van 28 februari 1963, houdende het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van ioniserende stralingen; * het algemeen reglement voor arbeidsbescherming; - de prestaties die eventueel het voorwerp uitmaken van (een) door de Gouverneur goedgekeurde overeenkomst(en) met (een) ander(e) brandweerdienst(en) van de gewestelijke groep; - de interventies voor hulpverlening bepaald in het Koninklijk Besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand; in algemene zin: alle dringende hulpverlening waar mensen of dieren in nood zijn of waar goederen kunnen schade lijden, voor zover deze hulpverleningen essentieel vallen binnen het raam van de organisatie van de hulpverlening zoals bepaald bij artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet. desgevallend kan in verband met internationale samenwerking, de brandweerdienst geroepen worden voor hulpverlening aan het buurland Nederland. - verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming zoals bepaald in het Koninklijk Besluit van 7 april 2003. §2. De leden van de brandweerdienst mogen als zodanig niet ingezet worden voor andere taken dan die welke voor de dienst vastgesteld zijn. Artikel 4. §1. De dienst wordt derwijze georganiseerd dat voldoende manschappen (personeel en kaders) te allen tijde klaar staan om binnen de kortst mogelijke tijd op te treden. §2. De leden van de dienst zijn, wat hun prestaties betreft, onderworpen aan één van de volgende regelingen: - het beroepspersoneel in operationele dienst en het personeel van de meldkamer:12 24-uren-dienst (= ploegendienst) - het beroepspersoneel in kaderfuncties, in de technische en administratieve diensten: 38 uren per week. (= dagdienst) - het burgerkader, bestaande uit kader- en niet-kaderleden in administratieve diensten, 38 uren per week (=dagdienst) §3. De dienstregeling wordt vastgesteld door het College van Burgemeester en Schepenen Artikel 5. §1. De leden van de dienst, met uitzondering van het burgerpersoneel kunnen door de officier-dienstchef of zijn plaatsvervanger opgeroepen worden in volgende gevallen: 1° voor hun theoretische en praktische opleiding, voor de oefeningen en voor de inspecties. Het aantal korpsoefeningen wordt jaarlijks door het College van Burgemeester en Schepenen vastgesteld. Dit omvat minstens 12 oefeningen 48 uur per jaar. 2
2° voor elke interventie of taak die tot de opdrachten van de brandweerdienst behoort. §2. Zij kunnen eveneens voor dienstnoodwendigheden door de Burgemeester worden opgeroepen. Artikel 6. De brandweerdienst omvat het volgend aantal voorziene personeel:
HOGER KADER : Officieren Categorieën
Graden
Dagdienst
OFFICIEREN operationeel uitvoerend
Officier–dienstchef Officier
Kapitein-Bevelhebber Luitenant-vrijwilliger Onderluitenant-vrijwilliger Onderluitenant of Luitenant Onderluitenant of Luitenant
Officier-geneesheer Totaal HOGER KADER
Aantal Beroeps
Aantal Vrijwilligers
1 0 0 2 0
0 1 2 0 1
3
4
Aantal Beroeps
Aantal Vrijwilligers
0
1
2 24
0 3
6
4
MIDDENKADER : Sergeant / Adjudant Categorieën Dagdienst Adjudant
Graden
ADJUDANT
Adjudant monitor L.O. Ploegendienst Onderofficieren
SERGEANT(-MAJOOR) operationeel uitvoerend
Sergeant-Majoor Sergeant – 1e sergeant Sergeant-majoor (graadbenaming) Totaal Binnen het operationeel kader wordt in de graad van sergeant(-majoor) een bezetting voorzien van max.6 EQV
3
Dagdienst Onderofficieren
SERGEANT(-MAJOOR) operationeel uitvoerend
Sergeant administratie (preventie/magazijn) of Sergeantmajoor administratie Sergeant - 1e Sergeant - Sergeantmajoor preventie/magazijn Sergeant - 1e Sergeant - Sergeantmajoor preventie/magazijn
1 10
0
0
Totaal
1
0
1
0
Binnen het uitvoerend-administratief kader wordt in de graad sergeant(-majoor) een bezetting voorzien van max.1 EQV
Dagdienst Onderofficieren
SERGEANT(-MAJOOR) operationeel technisch
Sergeant - 1e Sergeant - Sergeantmajoor mecanicien (graadbenaming) Totaal Totaal MIDDENKADER
1 8
0 4
BASISKADER : Brandweerman / Korporaal Categorieën
Graden
Aantal Beroeps
Aantal Vrijwilligers
2
4
Brandweerman-ambulancier of brandweerman-mecanicien
25 40
25
Brandweerman-ambulancier of brandweerman-mecanicien
6
0
46
29
Ploegendienst KORPORAAL operationeel uitvoerend
Korporaals
Korporaal BRANDWEERMAN operationeel uitvoerend
Brandweermannen Dagdienst Brandweermannen Totaal
Binnen het operationeel kader wordt binnen de graad van korporaal/ brandweerman een bezetting voorzien van max. 40 EQV
max. invulling 2 korporaals
Ploegendienst KORPORAAL operationeel centrale
Korporaal–centralist Totaal Totaal BASISKADER
Korporaal-centralist
4 4 50
0 0 29
4
BURGERKADER : Administratie Categorieën Dagdienst Preventionist Coördinator administratie Administratief medewerker Brandweerman Medewerker Hydrantencontrole Totaal
Graden
Aantal
A1-A3 niveau B1-B3 niveau C1-C3 niveau Brandweerman-administratie E1-E3/D1-D3 niveau
1 1 1 10 1 4
ALGEMEEN TOTAAL brandweerpersoneel HOGER KADER MIDDENKADER BASISKADER Totaal
Beroeps 3 8 50 61
ALGEMEEN TOTAAL administratie BURGERKADER
Administratie 4
Vrijwilligers 4 4 29 37
Vermelde beroepseffectieven gelden voor een 38 58 u/week regime. Indien een ander stelsel wordt toegepast zullen deze effectieven aangepast worden aan de desbetreffende coëfficiënt, bepaald door de Minister van Binnenlandse Zaken.
5
DEEL II : PERSONEEL Indeling Beroepspersoneel - Vrijwilligers Artikel 7 §1 Het brandweerkorps is samengesteld uit beroeps-, en vrijwilligers- en burgerpersoneel §2. Het beroepspersoneel en burgerpersoneel heeft de hoedanigheid van gemeentepersoneel. §3. Het vrijwilligerspersoneel heeft die hoedanigheid niet. Artikel 8 : Beroepspersoneel §1. De werving, bevordering en loopbaan van het beroepspersoneel worden bepaald in afdeling III “Administratief statuut” en afdeling IV “Bijzondere wervings- en bevorderingsvereisten”. §2. De bepalingen betreffende de beëindiging van het ambt, de plichten, onverenigbaarheden en hiërarchie van het beroepspersoneel worden bepaald in afdeling III “Administratief statuut”. §3. Het geldelijk statuut van het beroepspersoneel wordt bepaald in afdeling V “Geldelijk statuut”. Artikel 9 : Burgerpersoneel §1. Het statuut van het burgerpersoneel wordt bepaald conform de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel Knokke-Heist. Artikel 10 : Vrijwilligerspersoneel §1. De werving, bevordering en loopbaan van het vrijwilligerspersoneel worden bepaald in afdeling II “Statuut vrijwilligers”, delen 2 t.e.m. 6 §2. De bepalingen betreffende de beëindiging van het ambt, de plichten, onverenigbaarheden en hiërarchie van het vrijwilligerspersoneel worden bepaald in afdeling II “Statuut vrijwilligers” in de delen 7 t.e.m. 9 §3. Het geldelijk statuut van het vrijwilligerspersoneel wordt bepaald in afdeling II “Statuut vrijwilligers” in deel 10
6
DEEL III : GEBOUWEN Artikel 10 De voor de goede werking van de dienst nodige gebouwen en lokalen worden door de gemeente ter beschikking van de dienst gesteld. Hij heeft het uitsluitend gebruik ervan. Artikel 11 De kazerne van de brandweerdienst moet gemakkelijk herkenbaar zijn. Daartoe moet bij de ingangen op borden of muren het woord "Brandweerdienst" onder een nachtverlichting worden aangebracht. Artikel 12 Het gemeentebestuur neemt de nodige initiatieven om het uitrijden van de hulpvoertuigen te vergemakkelijken en te beschermen. Artikel 13. De brandweerdienst moet aangesloten zijn op het openbare telefoonnet en over ten minste één oproepnummer, uitsluitend voorbehouden voor hulpoproepen beschikken. Deze oproepnummers moeten in de telefoongids vermeld staan onder de rubriek "BrandweerHulp". DEEL IV : MATERIEEL EN BEVOORRADING IN BLUSWATER Artikel 14 Het materieel wordt geplaatst in lokalen die door het gemeentebestuur uitsluitend daarvoor bestemd zijn. Het wordt bewaakt en onderhouden door het personeel onder toezicht van de dienstchef of van dezes gemachtigde. Het moet bestendig in goede staat en gebruiksklaar worden gehouden opdat het steeds voor interventies en oefeningen beschikbaar zou zijn. Het materieel mag, zelfs tijdelijk, niet voor andere doeleinden dan die van de dienst worden gebruikt. Artikel 15. De brandweerdienst is uitgerust met het materieel, voorzien in de bijlage 2 van het Koninklijk Besluit van 12 september 1977. In meer zal de brandweerdienst minstens uitgerust zijn met: -
1 1 1 1 1 1
autopomp tankwagen personeels- en gereedschapswagen bevrijdingswagen dienstwagen alle-terrein-wagen 7
-
-
1 draagbare motorpomp 3 draagbare motorpompen op aanhangwagen 1 aanhangmotorpomp groot vermogen 3 ledigingsmotorpompen 2 automatische ladders van 30 m 1 commandowagen 2 ambulancewagens 4 stroomaggregaten 6 schijnwerpers 4 blustoestellen per autopomp 1 blustoestel per ander voertuig 16 persluchttoestellen 5.500 m persslangen en koppelingen samen van 70 en 45 mm Radiofonische uitrusting: - 1 vaste post met codegever - 2 draagbare posten in elk interventievoertuig - individuele oproepontvangers volgens personeelsaantal + 3 reserve 2 rookventilatoren 1 overdrukgenerator 1 luchtcompressor voor vullen persluchtflessen 1 gasdetector 1 explosiemeter
Artikel 16 De op of onder de openbare weg geplaatste hydranten staan ter beschikking van de dienstchef of zijn gemachtigde die deze te allen tijde voor interventies en oefeningen mag gebruiken. Artikel 17 In al de gemeenten van de gewestelijke groep en inzonderheid in de gemeenten zonder watervoorzieningsnet, doet de dienstchef alle plaatsen waar water voorhanden is, opnemen. Hij stelt aan de bevoegde gemeentebesturen de nodige maatregelen en werken voor om het vinden, de toegang en het gebruik ervan te vergemakkelijken. Eventueel stelt hij het aanleggen van bijkomende waterwinplaatsen voor. Bij het leggen of de uitbreiding van een watervoorzieningsnet gaat de vooraf geraadpleegde dienstchef na of de ontworpen installaties in de behoeften aan bluswater kunnen voorzien. Eerst doet hij verslag aan de inspectie van de brandweerdiensten.
DEEL V : KLEDING EN UITRUSTING Artikel 18 Alle leden van de brandweerdienst ontvangen op kosten van de gemeente, een diensttenue, een branduitrusting en een uitgangstenue beantwoordend aan de voorschriften van het desbetreffend ministerieel besluit. Zij hebben tot plicht ze te onderhouden en in goede staat te bewaren.
8
Artikel 19 De kledings- en uitrustingsvoorwerpen, alsook de strikt onontbeerlijke persoonlijke voorwerpen van het lid van de dienst, welke tijdens en ter oorzake van de uitoefening van de dienst beschadigd of abnormaal bevuild zijn, worden hersteld, vervangen of schoongemaakt door toedoen van de gemeente. Artikel 20 De kledings- en uitrustingsstukken en de uitgangstenue mogen slechts bij de uitoefening van de dienst of ter gelegenheid van vergaderingen voor beroepsbelangen of officiële plechtigheden gedragen worden. Artikel 21 De diensttenue, de branduitrusting en de uitgangstenue vormen elk een geheel, waarvan de samenstellende stukken niet afzonderlijk mogen gedragen worden. Artikel 22 Alleen het dragen van eretekens verleend door de Belgische regering is toegelaten. Door buitenlandse regeringen uitgereikte eretekens mogen slechts worden gedragen, wanneer bij Koninklijk Besluit daartoe toelating is verleend. DEEL VI : ADMINISTRATIEVE BESCHEIDEN Artikel 23 De officier-dienstchef waakt erover dat in zijn eenheid de volgende bescheiden, al of niet geautomatiseerd, worden opgemaakt en bijgehouden overeenkomstig de ministeriële onderrichtingen ter zake: 1° Het immatriculatieregister of -kaartsysteem. Het bevat per lid van de dienst, één of meer bladen of kaarten, waarop inlichtingen van professionele aard staan vermeld en inzonderheid : -
identiteit, burgerlijke staat; gezinstoestand (o.m. de bij ongeval te verwittigen personen); bloedgroep; immatriculatienummer; aanduidingen om een dringende terugroeping naar de dienst mogelijk te maken.
2° Het register van de hulpoproepen. In dit register worden chronologisch en doorlopend aangetekend : - het uur en de herkomst van de oproep; - de aard en de localisering van de brand; - het uur en vertrek van de hulpgroepen en de samenstelling ervan; - het uur van aankomst ter plaatse; - het uur waarop eventuele versterkingen werden gevraagd en de herkomst van die versterkingen; 9
- het uur van terugkeer in de kazerne. 3° Het register of kaartsysteem van de inventarissen. Dit moet onderverdeeld worden volgens de noodwendigheden. Het dient inzonderheid precieze aanduidingen te behelzen omtrent de volgende rubrieken : -
materieel; uitrusting; kleding; meubilair; bureaumachines.
4° Het gebruiks- en onderhoudsboekje : Bij elk voertuig en toestel moet een boekje gaan. Daarin worden data en uren van gebruik, afgelegde afstanden, bestemming, bevoorrading in brandstof en smeermiddelen alsmede de onderhouds- en herstellingswerken vermeld. Voor de toestellen zoals pompen en aggregaten wordt de rubriek "afgelegde afstand" vervangen door "duur van gebruik". 5° Het aanwezigheids- en prestatieregister : In dat register worden de samenstelling der verschillende ploegen en hun prestatieuren opgetekend. Verder worden daarin dagelijks de afwezigheden en de redenen van afwezigheden vermeld. 6° De kaarten van de plaatsen waar bluswater voorhanden is : Het hoofd van de brandweerdienst waakt erover dat de gemeenten van de gewestelijke groep kaarten verschaffen, waarop klaar zijn aangeduid de wegen, de gebouwde zones en de juiste ligging van de waterwinplaatsen. Op die kaarten brengt hij alle dienstige vermeldingen aan omtrent de aard van de waterwinplaatsen (hydranten, waterlopen, reservoirs enz...), het debiet en de druk, de watervoorzieningsmaatschappijen en de gebruikte koppelingstypes met hun afmetingen. 7° Een persoonlijke steekkaart waarop alle tussenkomsten worden opgetekend waaraan het lid van de brandweer heeft deelgenomen, met vermelding van de gevaarlijke stoffen en van het besmettingsrisico waaraan het in voorkomend geval was blootgesteld. Het lid van de brandweer kan te allen tijde zijn persoonlijke steekkaart inzien en zijn opmerkingen erop noteren. Artikel 24 De Officier-dienstchef waakt erover dat de volgende verslagen, al of niet geautomatiseerd, naar het model vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken, worden opgemaakt: 1° Het interventieverslag: wordt opgemaakt in tenminste vier exemplaren; - één exemplaar wordt binnen de acht dagen aan de Burgemeester van de groepscentrumgemeente gezonden, - een tweede binnen dezelfde termijn aan de Burgemeester van de gemeente waar de interventie plaatsvond, 10
- een derde aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdienst, - een vierde exemplaar wordt in het archief van de dienst bewaard. 2° Het bijzonder interventieverslag : Dit bijzonder verslag dient opgemaakt voor elke brand die de dood van ten minste één persoon tot gevolg had of die het gezamenlijk optreden van twee of meerdere hulpdiensten vereiste. Het vervangt het interventieverslag. Het wordt opgemaakt in ten minste zes exemplaren: binnen vier dagen wordt één exemplaar van dat verslag gezonden aan de Burgemeester van de groepscentrumgemeente, aan de Burgemeester van de gemeente waar de interventie plaatsvond, aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten, aan de provinciegouverneur en aan de Minister van Binnenlands Zaken, een zesde exemplaar wordt in het archief van de dienst bewaard. 3° Het halfjaarlijks activiteitenprogramma: Dit is een overzicht van de tijdens het komend halfjaar te organiseren opleidingslessen en oefeningen. Het moet vóór de 10de januari en de 10de juli van elk jaar aan de Burgemeester van de groepscentrumgemeente en aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten worden gezonden. 4° Het jaarlijks activiteitenverslag: is de samenvatting van de activiteiten van de dienst gedurende het afgelopen kalenderjaar. Het wordt voor 31 januari toegezonden in één exemplaar aan de Burgemeester van elke gemeente van de gewestelijke groep, aan de Provinciegouverneur, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en in tweevoud, aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten. DEEL VII : INSPECTIES EN BEZICHTIGING Artikel 25 De dienst is aan de door de Koning georganiseerde inspectie onderworpen, bij toepassing van artikel 9 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming. Artikel 26 Afgezien van de inspectie bedoeld in artikel 25, inspecteert de Burgemeester of de gedelegeerde Schepen de brandweerdienst ten minste eenmaal per jaar. Zo ook inspecteert de officier-dienstchef geregeld de installaties alsmede het meubilair en het materieel van de brandweerdienst. Daartoe ziet hij de inventarissen na. Hij treft maatregelen om de vastgestelde vergissingen of verzuimen recht te zetten en te verhelpen. Artikel 27 Jaarlijks bepaalt de Burgemeester de datum waarop de overheden van de gemeenten van de gewestelijke groep de installaties en het materieel van de brandweerdienst kunnen bezichtigen en ter plaatse alle dienstige inlichtingen kunnen inwinnen, onder meer omtrent de werking van de brandweerdienst en de problemen die met de bescherming tegen brand in hun respectieve gemeenten gepaard gaan.
11
DEEL VIII : OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 28 De bepalingen van dit reglement mogen in geen geval enig nadeel berokkenen aan de personeelsleden in dienst op de datum van de vaststelling van dit statuut. DEEL IX : SLOTBEPALINGEN Artikel 29 Dit reglement wordt in drievoud, ter goedkeuring aan de Provinciegouverneur voorgelegd. Een behoorlijk gewaarmerkt afschrift ervan wordt ter beschikking gesteld van: -
de Minister van Binnenlandse Zaken; de Burgemeester van elke gemeente van de gewestelijke groep; de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten; ieder lid van de dienst.
Artikel 30 § 1. De wijzigingen vastgesteld bij het Gemeenteraadsbesluit van 26 oktober 2000 tot wijziging en hervaststelling van de bepalingen van het grondreglement voor de gemengde brandweerdienst, treden in werking vanaf de goedkeuring van de kaderwijziging door de toeziende overheid. § 2. De bepalingen van afdeling V - geldelijk statuut beroepspersoneel gelden met ingang van 1 januari 2001. § 3. De wijzigingen vastgesteld bij het Gemeenteraadsbesluit van ………..2014 tot wijziging en hervaststelling van de bepalingen van het grondreglement voor de gemengde brandweerdienst, treden in werking vanaf de goedkeuring van de kaderwijziging door de toeziende overheid en uiterlijk op 1 januari 2016.
12